De analyse van de Zweedse coronacrisisaanpak |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Hebt u kennisgenomen van de analyse van de Zweedse coronacrisisaanpak1 en de daaropvolgende stelling van CBS-statisticus Van Gaalen?2
Ja. Overigens is de tweet waarnaar in de vraag verwezen wordt inmiddels verwijderd, waarbij de auteur van die tweet heeft aangegeven dat de nuances uit het essay over de aanpak van de coronacrisis in Zweden niet goed in een kort bericht te vatten zijn.
Bent u het met de heer Van Gaalen eens dat het waarschijnlijk is dat de manier waarop Zweden de coronacrisis heeft aangepakt, heeft geleid tot minder (over)sterfte en minder maatschappelijke, economische en sociale schade dan de aanpak die de meeste andere landen hanteerden, met harde lockdowns en andere (zware) restrictieve maatregelen?
Maatregelen en de effectiviteit daarvan zijn lastig tussen landen te vergelijken omdat ze met meerdere factoren samenhangen, welke verschillen tussen landen. Voorbeelden hiervan zijn de opbouw van de bevolking qua leeftijd en gezondheid, bevolkingsdichtheid en de mate van vrijwillige en onvrijwillige gedragsaanpassingen naar aanleiding van de coronapandemie, waaronder de mate van veranderingen van gedrag ten aanzien van mobiliteit binnen steden en tussen huishoudens, in het OV, scholen of in het uitgaansleven. De stelling dat de maatregelen die in Zweden zijn genomen ter bestrijding van de coronacrisis, zouden hebben geleid tot minder (over)sterfte en minder maatschappelijke, economische en sociale schade als diezelfde maatregelen in andere landen zouden zijn toegepast, deel ik dan ook niet.
Om te kunnen leren van de aanpak van andere landen heb ik het RIVM gevraagd onderzoek te doen naar de effectiviteit van maatregelenpakketten en individuele maatregelen. Ook laat ik via ZonMw onderzoek uitvoeren naar de effectiviteit van maatregelen. Hierbij heb ik gevraagd om de effecten van maatregelen voor zover mogelijk individueel, maar ten minste in verschillende samenstellingen te evalueren. Ik verwacht de eerste resultaten nog dit jaar te ontvangen en zal uw Kamer hiervan op de hoogte houden.
Kunt u zich nog herinneren dat verschillende experts, waaronder medici, statistici, sociologen, economen etc., al vroeg in de pandemie wezen op de Zweedse aanpak en daarvoor pleitten? Zo ja, kunt u dan ook verklaren waarom heel lang werd volgehouden dat de manier waarop Zweden de coronacrisis aanpakte verkeerd en schadelijk was? Kunt u uitleggen waarop de stelligheid van deze hypothetische aannames was gebaseerd?
Het kabinet heeft zich tijdens de pandemie gebaseerd op de adviezen van onder andere het Outbreak Management Team (OMT). Naast de medisch inhoudelijke adviezen van het OMT ontving het kabinet ook adviezen van het Maatschappelijk Impact Team (MIT) en de gedragsunit. Voordat het MIT opgericht was, werd er altijd een sociaal-maatschappelijke en economische reflectie verricht ten behoeve van een brede afweging. Het OMT was op de hoogte van de laatste stand van de medische wetenschap en het RIVM heeft doorlopend contact gehad met een netwerk aan internationale collega’s. Daarbij is het niet eenvoudig om de effectiviteit van beleid tussen landen te vergelijken, zie ook het antwoord op vraag 2.
Waarom kon in Zweden wel een realistische kosten-baten analyse voor restrictieve en dwangmaatregelen gemaakt worden per bevolkings en/of risicogroep en was dat in Nederland steeds niet mogelijk? Vindt u niet dat het inmiddels duidelijk is dat de coronamaatregelen wel degelijk afzonderlijk moeten worden geëvalueerd, zodat getracht kan worden tot een netto-effect daarvan te komen, zowel in positieve als in negatieve zin?
Ik kan geen uitspraken doen over de inzet van evaluatie-instrumenten in het buitenland.
Kunt u uitleggen waarom de aanpak die Zweden hanteerde en de successen die het land daarmee boekte nauwelijks zijn geadresseerd door zowel de Nederlandse politiek als de Nederlandse media? Waarom zijn de evaluaties en analyses die Zweden zelf, bijvoorbeeld door de heer Anders Tegnell, aangaande het eigen beleid heeft gedaan uit zijn verband en uit de werkelijke context getrokken, door te verkondigen dat het land vond dat de gehanteerde aanpak gefaald had, terwijl dat niet is wat er daadwerkelijk door bij het Zweedse beleid betrokken experts en beleidsmakers werd beargumenteerd?
Ik onthoud mij van het geven van kwalificaties van de wijze waarop rapporten en uitspraken in de Nederlandse media en politiek zijn en worden behandeld. Politici en journalisten hebben daarin een eigen verantwoordelijkheid.
Weet u op welke epidemiologische en virologische data Zweden haar coronabeleid baseerde en waren deze data anders, of werden deze anders geïnterpreteerd, dan in Nederland? Zo ja, waarom, met welke verschillende (soorten) data opereerden beide landen en welke discrepanties zitten er tussen de interpretaties van en de gevolgtrekkingen uit deze data?
Het kabinet heeft zich laten adviseren door onder andere het OMT, waar alle relevante epidemiologische en virologische kennis aanwezig was. Zoals eerder aangegeven, is het RIVM onderdeel van een internationaal netwerk van experts. Het RIVM was op de hoogte van de laatste stand van de epidemie en de laatste stand van de wetenschap. De epidemiologische en virologische data werden en worden in internationaal in o.a. WHO-verband gedeeld. Ik beschik niet over een analyse van de gebruikte data en afwegingen per land.
Is het wat u betreft mogelijk dat de aanhoudende oversterfte in Nederland en veel andere landen een gevolg is van enerzijds «uitgestelde»/vertraagde natuurlijke sterfte van oude en zieke mensen door een infectie met een virus zoals SARS-COV-2, influenza en andere, als gevolg van bijvoorbeeld onnatuurlijke isolatie door de coronamaatregelen en anderzijds een negatief gevolg van de veel te strikte coronamaatregelen die hebben geleid tot schade op vele fronten, waarvan de langetermijneffecten in de vorm van sterfte veel groter zijn dan de kortetermijneffecten in de vorm van sterfte als gevolg van COVID-19? Kortom: is het mogelijk dat het Nederlandse coronabeleid contraproductief heeft gewerkt en nog lange tijd zal doorwerken met betrekking tot de sterfte in Nederland?
Ik heb geen aanwijzingen die de stellingname in vraag 7 onderbouwen. Ik wijs erop dat er al enige tijd geen sprake meer is van oversterfte in Nederland. Via ZonMw laat ik onderzoek verrichten naar de oorzaken van oversterfte in de periode 2020–2021. Eind dit jaar verwacht ik de resultaten van de nu nog lopende onderzoeken.
Onderschrijft u de analyse in bovengenoemd artikel dat het niet Zweden was die een «roekeloos en ongeëvenaard experiment» uitvoerde, maar juist de vele andere landen die overgingen tot zware restrictieve maatregelen, die grote schadelijke gevolgen hadden? Zo nee, waarom niet? Kunt u uiteenzetten waarom u nog altijd van mening bent dat de Nederlandse aanpak goed was en niet (deels) anders had gekund?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 2. Overigens klopt het niet dat ik van mening zou zijn dat de Nederlands aanpak niet deels anders zou hebben gekund, zoals wordt gesuggereerd in vraag 8. Het kabinet heeft veel evaluaties laten doen van de aanpak van de coronacrisis, juist met als doel om hiervan te leren. Dit heeft een groot aantal aanbevelingen opgeleverd die het kabinet ter harte heeft genomen. Ik verwijs hiervoor naar de diverse kabinetsreacties op onderzoeksrapporten, bijvoorbeeld die van de Onderzoeksraad voor Veiligheid.
Bent u van mening dat de negatieve gezondheidseffecten (niet alleen fysiek, maar ook mentaal, economisch, sociaal etc.,) voor de bevolking, die het Nederlandse coronabeleid heeft veroorzaakt, ondergeschikt zijn aan de collectieve gezondheidswinst van de maatregelen? Zo ja, kunt u dit onderbouwen, met een kosten-baten analyse gespecificeerd voor verschillende demografische groepen en leeftijdscohorten in de Nederlandse samenleving en de gemiddelde volksgezondheid?
Negatieve effecten zijn niet van ondergeschikt belang geweest ten opzichte van de collectieve gezondheidswinst bij de afweging van de maatregelen tegen COVID-19. De pijlers van de coronastrategie, zoals beschreven in de Kamerbrieven van 6 mei 20203 en 8 februari 20224, vormden de basis van de afweging van het Kabinet.
Voor het antwoord op uw verzoek om dit te onderbouwen met een kosten-baten analyse verwijs ik u naar mijn antwoord van 30 januari 2023 op vraag 8 van de door u eerder gestelde schriftelijke vragen5.
Kunt u een analyse geven van de vraag waarom de Zweedse bevolking uit eigen beweging bepaalde verantwoordelijkheden nam en keuzes maakte om verspreiding van het SARS-COV-2 virus te voorkomen, bijvoorbeeld door vrijwillige (tijdelijke) sociale distantie en gerichte bescherming van de kwetsbaren in de samenleving en waarom de Nederlandse overheid van mening was dat de Nederlandse bevolking hiertoe niet in staat en/of bereid was? Kunt u onderbouwen dat dit daadwerkelijk zo was, of was dit een aanname van de Nederlandse regering? Waarom was de Nederlandse regering van mening dat verregaande «gedragsbeïnvloeding» van de burgers nodig was om hen tot bepaalde handelingen te laten komen, of bepaalde gedragingen juist te doen laten?
De stelling dat de Nederlandse overheid van mening zou zijn geweest dat de Nederlandse bevolking uit eigen beweging niet in staat en/of bereid zou zijn tot gedragsverandering, deel ik absoluut niet. De aanpak is steeds gestoeld geweest op de basisadviezen, die veel Nederlanders hebben gevolgd en toegepast. Dat de Nederlandse bevolking hier grotendeels achter stond, wordt bevestigd door inzichten in draagvlak en naleving van de adviezen en maatregelen, die regelmatig zijn onderzocht gedurende de pandemie6.
Indien het inderdaad zo is dat de Nederlandse bevolking significant minder vertrouwen heeft in de overheid dan de Zweedse bevolking en dientengevolge minder bereid is om aanbevelingen van de overheid op te volgen, kunt u dan een analyse geven van de oorzaak daarvan en daarin vooral ook het eigen aandeel van de Nederlandse overheid meenemen? Erkent u dat de steeds groter wordende inmenging en controle van de overheid in/op het (individuele) leven van burgers, de verminderende levens- en voorzieningenstandaard en de hoge belastingdruk dit wantrouwen en deze afkeer jegens de overheid in de hand werken? Deelt u de mening dat daardoor een selffulfilling prophecy ontstaat, die leidt tot maatschappelijke risico’s?
De relatie tussen vertrouwen, draagvlak en naleving van adviezen en maatregelen van instituties is aanwezig, zoals ook bevestigd door onderzoek van het RIVM en SCP7. Het is echter complex om vergelijkingen te maken met andere landen door de grote verscheidenheid tussen landen.
Bent u voornemens om, bij een volgende gezondheidscrisis/pandemie de Zweedse coronacrisisaanpak als voorbeeld te nemen? Bent u bereid om de verankering van de coronamaatregelen in de Wet publieke gezondheid (Wpg) terug te draaien, nu steeds duidelijker wordt dat het Nederlandse coronabeleid en de maatregelen waarschijnlijk averechts hebben gewerkt? Zo nee, kunt u dit onderbouwd beargumenteren, aangezien de maatregelen nog altijd niet zijn geëvalueerd, de effectiviteit ervan dus niet is aangetoond, terwijl wereldwijde data inmiddels wel laten zien dat minder maatregelen hebben geleid tot minder (gezondheids)schade?
Ik acht de bevoegdheidsgrondslagen zoals opgenomen in de Wet publieke gezondheid van groot belang om een eventuele toekomstige pandemie te kunnen aanpakken. Zoals aangegeven in voorgaande antwoorden laat ik uitgebreid wetenschappelijk onderzoek verrichten naar effectiviteit van maatregelen. Ik de resultaten hiervan uiteraard met belangstelling tegemoet en zal uw Kamer hiervan op de hoogte houden.
De gevolgen van dure benzine voor de grensregio |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de waarschuwing van Ewout Klok, de voorzitter van de Belangenvereniging Energie- en Tankstations, die stelt dat dure benzine maar rampzalig is voor pomphouders en winkeliers in de grensstreek?1
Ja
Waarom laat u tientallen miljoenen euro’s wegvloeien naar Duitsland en België? Is het immers niet zo: hoe groter het prijsverschil, hoe meer mensen de grens overgaan om te tanken en als ze dan toch in het buitenland zijn, doen ze daar dan niet meteen hun andere boodschappen?
Op Europees niveau gelden er minimumtarieven voor de brandstofaccijns. Lidstaten zijn vrij om hogere accijnstarieven vast te stellen. De hoogte van accijnstarieven op brandstof zijn primair budgettair ingegeven. Daarnaast is de brandstofaccijns een belangrijk instrument om de externe kosten van het gebruik van brandstof te beprijzen. In het buitenland kan men bij het wegen van deze belangen een andere keuze maken dan Nederland waardoor de accijnstarieven op brandstof per land kunnen verschillen. De brandstofaccijns in omringende landen zijn niet bepalend voor onze accijnstarieven, maar wegen we wel mee bij het vormen van beleid.
In het algemeen geldt dat een groter prijsverschil leidt tot meer consumptie over de grens. Daarbij is het kopen over de grens normaal in een open economie. Voor de effecten van brandstofaccijns verwijs ik u naar het onderzoek grenseffecten brandstofaccijns.2 De vervolgresultaten van dit onderzoek zijn op Prinsjesdag met uw Kamer gedeeld.
Ten aanzien van de grenseffecten van boodschappen verwijs ik u naar de eerdere verkenning die ik met uw Kamer heb gedeeld.3 Daaruit volgt kort gezegd dat meer Duitsers en Belgen in Nederland boodschappen doen dan andersom en dat voor Nederlandse consumenten de nabijheid van de winkelvoorziening doorslaggevend is voor het doen van dagelijkse boodschappen.
Wilt u afzien van uw voornemen om per 1 januari de eerdere accijnsverlaging terug te draaien, daar dure benzine voor oneerlijke concurrentie zorgt en alles weer duurder wordt, aangezien de extra accijns niet alleen wordt doorberekend aan de automobilist?
Uw Kamer is op Prinsjesdag geïnformeerd over de maatregelen in het Belastingplan 2024 waarbij het verlengen van de lagere brandstofaccijns niet is opgenomen. Deze maatregel was bedoeld als een tijdelijke aanpassing in het kader van de hoge energieprijzen. Het kabinet is demissionair en een aanvullende verlaging van de brandstofaccijns zou gepaard gaan met een forse budgettaire derving die volgens de begrotingsregels gedekt moet worden.
Waar blijft de grenseffectentoets, waarbij de gevolgen van kabinetsbeleid voor de grensregio eerst in kaart gebracht worden, alvorens het beleid wordt?2
Het meenemen van grenseffecten is opgenomen in het integraal afwegingskader (IAK) en wordt ondersteund door de Leidraad Grenseffecten. Grenseffecten worden daarom altijd bij het maken van beleid meegenomen. Ten aanzien van de brandstofaccijns worden de grenseffecten op doorlopende basis gemonitord.5 Uit het eerste onderzoek blijkt dat het gedragseffect van 20% waarmee rekening is gehouden bij de ramingen voor de brandstofaccijns een accuraat beeld weergeeft. De vervolgresultaten van dit onderzoek zijn op Prinsjesdag met uw Kamer gedeeld. Hieruit volgen hogere grenseffecten dan uit het eerste onderzoek. Wel blijven de effecten binnen het gedragseffect van 20%.
Het bericht ‘Boerin Anje is piekbelaster en vreest toekomst’ |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink , Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht «Boerin Anje is piekbelaster en vreest toekomst»?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat u met het afpakken van vergunningen zowel gezonde boerenbedrijven als mensenlevens verwoest? Kunt u deze vraag gedetailleerd beantwoorden en meenemen dat bedrijven door uw toedoen niks meer kunnen, aangezien overname en of investering niet meer kan, want de bankt werkt daar niet aan mee?
Ondernemers die onder de aanpak piekbelasting vallen, kunnen vrijwillig door middel van (een combinatie van) extensiveren, innoveren, omschakelen en verplaatsen hun stikstofuitstoot reduceren. Ook kunnen deze ondernemers gebruik maken van een vrijwillige beëindigingsregeling. Onderdeel van de beëindigingsregeling betreft het (laten) doorhalen van de vigerende vergunningen. Ondernemers die onder de aanpak vallen, staan voor grote keuzes ten aanzien van de toekomst van hun bedrijf. Ik snap dat dit zorgen en vragen oproept. Door middel van gesprekken met zaakbegeleiders, kunnen deze zorgen geadresseerd worden. Ik hecht eraan te benadrukken dat deelname aan de aanpak piekbelasting vrijwillig is. Tegelijkertijd snap ik dat dit voor ondernemers niet altijd zo voelt. Ten aanzien van banken geldt dat in zijn algemeenheid niet geconstateerd kan worden dat zij niet meewerken. Desalniettemin herken en deel ik de zorgen op dit punt. Vanuit het team Uitvoering Aanpak Piekbelasting vinden er gesprekken plaats met banken.
Waarom beloont u bedrijven, zoals die van boerin Anje niet, in hun keuze om een duurzaamheidsslag te maken via bijvoorbeeld innovatie en toekomstbestendig te worden? Kunt u in uw antwoord meenemen waarom u niet ziet dat bedrijven onder andere speciale vloeren en machines hebben aangeschaft, die de stikstofuitstoot reduceren en het label groen hebben gekregen, maar door een onbetrouwbare overheid alsnog het mes op de keel krijgen?
Het kan voorkomen dat boeren hun bedrijf (in enige mate) hebben verduurzaamd en toch nog zoveel stikstofdepositie veroorzaken dat voldaan wordt aan de drempelwaarde van de aanpak piekbelasting. Ondernemers kunnen vrijwillig een afweging maken in de verschillende mogelijkheden binnen de aanpak piekbelasting, zoals geschetst in antwoord op vraag 2. Ondernemers kunnen in dit proces begeleid worden door een zaakbegeleider. Een ondernemer kan onderzoeken hoe verdere verduurzaming mogelijk is. In gesprekken die gevoerd worden met deze ondernemers zal gezocht worden naar passende oplossingen indachtig de motie-Thijssen en Bromet.2
Waarom wilt u een bedrijf sluiten dat enige tijd geleden door de Koning en Koningin via filmbeelden is meegenomen om in het buitenland te laten zien als een bedrijf dat klaar is voor de toekomst? Kunt u deze vraag gedetailleerd beantwoorden?
De aanpak piekbelasting werkt met een drempelwaarde. Het al dan niet voldoen aan die drempelwaarde bepaalt of een ondernemer onder de vrijwillige aanpak valt of niet. Ondernemers die onder de aanpak piekbelasting vallen, kunnen vrijwillig door middel van (een combinatie van) extensiveren, innoveren, omschakelen en verplaatsen hun stikstofuitstoot reduceren. Ook kunnen deze ondernemers gebruik maken van een vrijwillige beëindigingsregeling. Het is aan een ondernemer zelf om deze afweging te maken.
Bent u het eens dat het stikstofbeleid controversieel moet worden verklaard? Kunt u deze vraag gedetailleerd beantwoorden?
Het al dan niet controversieel verklaren van (onderdelen van) het stikstofbeleid is aan de Tweede Kamer. Ik vind het niet gepast om me uit te laten over de vraag welke dossiers controversieel zouden moeten worden verklaard.
Bent u bekend met het feit dat Professor-emeritus Han Lindeboom via een tweet op 13 augustus 2023 stelde: «Het RIVM heeft intern toegegeven dat ze een factor 200 te hoog zitten, maar dat de overheid maar moet beslissen of dat geïmplementeerd moet worden. Vervolgens blijkt in de Tweede Kamer dat ze de Minister niet van de juiste informatie voorzien. Wie houdt wie voor de gek?»?
Ja. In het bericht wordt gedoeld op het onderzoek naar het verschil tussen de berekende en gemeten hoeveelheid ammoniak in de duingebieden, het zogenoemde «duinengat». Hierover heb ik de Tweede Kamer op 27 juni 2023 geinformeerd.3
Wordt u voor de gek gehouden door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)?
Zoals aangegeven in de eerdergenoemde Kamerbrief is de huidige methodiek internationaal toonaangevend en wordt gebruik gemaakt van de best beschikbare wetenschappelijke kennis. Om deze reden handhaaft het RIVM de huidige methodiek en hou ik daar ook aan vast. Nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen worden wel gevolgd en, als er aanleiding voor is, doorvertaald naar nieuw beleid.
Welke stappen zijn er ondernomen tegen het RIVM nu u niet van de juiste informatie bent voorzien en welke gevolgen heeft dat voor de status van de AERIUS-berekening?
Zie antwoord vraag 7.
Als er sprake is van een factor 200 afwijking bij berekeningen volgens het AERIUS-model, hoe wilt u dan rechtvaardigen dat een bedrijf, zoals die van Anje Grin, die als piekbelasters is aangemerkt ook daadwerkelijk een piekbelaster is? Wanneer deze afwijking in AERIUS van een factor 200 wordt erkend, bent u dan ook van mening dat u met uw regeling bedrijven opzettelijk onherstelbare schade berokkent? Kunt u in uw antwoord het feit betrekken dat de banken zich terug trekken en agrarische ondernemers met de rug tegen de muur worden gezet door het label «piekbelasters»?
Het RIVM-onderzoek naar het «duinengat» gaat over de bepaling van de totale (jaarlijkse) depositie op de natuur. Dit is iets anders dan individuele projectberekeningen die worden uitgevoerd bij bijvoorbeeld de aanpak piekbelasting. Zoals aangegeven wordt uitgegaan van de best beschikbare wetenschappelijke kennis en methodieken.
Vindt u, ondanks het feit dat AERIUS er met een factor 200 naast kan zitten, dat het bedrijf van Anje Grin mag worden gesloten en afgebroken op basis van een rammelende berekening in AERIUS(-check)? Zo ja, waarom bent u die mening toegedaan? Zo nee, welke stappen worden er dan ondernomen om de daadwerkelijke depositie van bedrijven (ook niet-agrarische!) vast te stellen om de zogenaamde «piekbelasters» gemeten en wetenschappelijk onafhankelijk vast te stellen?
Zoals eerder aangegeven wordt bij de berekeningen uitgegaan van actuele wetenschappelijke kennis en de best beschikbaar methodieken. Ik zie geen aanleiding om aan die methodiek te twijfelen of het te herzien.
Uiteraard is het wel van belang om de methodiek en modellen continu door te blijven ontwikkelen. Hier werkt het RIVM dagelijks aan.
Bent u bekend met het feit dat zowel uit persoonlijke gesprekken van ons met Anje Grin als uit de berichten over haar zaak in de media, naar voren komt dat de indruk door een ambtenaar van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is gewekt dat Anje Grin in aanmerking zou kunnen komen voor de «woest aantrekkelijke opkoopregeling» van de Europese Commissie en van u? Echter, wanneer we de tekst van de Europese regeling lezen staat daarin de volgende passage: «The schemes, which can run until 27 February 2028, are open to small and medium-sized livestock farmers in the Netherlands that voluntary close their breeding sites, provided that their current nitrogen deposition load exceed certain minimum levels.» Bent u van mening, aangezien het bedrijf van Anje Grin geen kleine of middelgrote veehouderij is, maar een veehouderij die in de categorie «groot» valt, met 250 melkkoeien, dat het bedrijf wel in de door de Europese Commissie aangegeven categorie valt?
Zowel de Landelijke Beëindigingsregeling veehouderijlocaties voor stikstofreductie (Lbv) als de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus) zijn door de Europese Commissie aangemerkt als geoorloofde staatssteun. In de goedkeuringsbeschikkingen die door de Europese Commissie zijn afgegeven staat dat deze regelingen openstaan voor kleine en middelgrote ondernemingen. De Europese Commissie definieert kleine en middelgrote ondernemingen niet op basis van het aantal gehouden dieren op een bedrijf of een veehouderijlocatie, maar op basis van het aantal werkzame personen en op financiële drempels (jaaromzet of balanstotaal). Tot de categorie kleine en middelgrote ondernemingen behoren ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet € 50 miljoen of het jaarlijkse balanstotaal € 43 miljoen niet overschrijdt4.
Veehouderijlocaties die voldoen aan de voorwaarden van de Lbv of de Lbv-plus kunnen in aanmerking komen voor subsidieverlening. Een voorwaarde is dat de veehouderijlocatie een stikstofdepositie op overbelaste en voor stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden moet veroorzaken die gelijk of hoger is dan de in de Lbv of Lbv-plus opgenomen drempelwaarde. Of de melkveehouderij van mevrouw Grin aan de drempelwaarde van de Lbv of Lbv-plus voldoet, moet blijken uit een berekening met de daarvoor speciaal ontwikkelde tool, AERIUS Check. Of de melkveehouderij van mevrouw Grin aan de overige voorwaarden van de Lbv of Lbv-plus voldoet wordt getoetst op het moment dat daadwerkelijk een subsidieaanvraag is ingediend.
Zo ja, waarom vindt u dat? Zo nee, kunt u dan verklaren waarom door ambtenaren van het Ministerie van LNV die indruk wel wordt gewekt? Kunnen we zelfs stellen dat Anje Grin mogelijk wordt misleid door ambtenaren van het Ministerie van LNV – zoals boeren die een Programma Aanpak Stikstof (PAS)-melding hebben gedaan ook misleid zijn door de overheid – en in de toekomst mogelijk de subsidie weer terug moet betalen?
Voor het antwoord op het eerste deel van de vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 11. Ondernemers die vallen onder de aanpak piekbelasting kunnen gebruik maken van een zaakbegeleider. Deze kan ondersteunen en faciliteren in het proces van de ondernemer in het maken van een vrijwillige keuze.
Welke – in beton gegoten – garantie geeft u aan boeren die mee willen doen aan de Europese opkoopregeling, dat ze in de (nabije) toekomst niet alsnog de door hen ontvangen Europese subsidie voor opkoop, terug moeten storten in verband met het verkeerd uitvoeren van de Europese subsidieregeling door u? Kunt u een gedetailleerd en juridisch verantwoord antwoord geven?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 11 zijn zowel de Lbv als de Lbv-plus aangemerkt als geoorloofde staatssteun. Dit betekent dat subsidie voor de definitieve en onherroepelijke beëindiging van de productie op veehouderijlocaties, die aan de voorwaarden van deze regelingen voldoen, is toegestaan. Om voor subsidieverlening in aanmerking te komen moet de veehouder die de aanvraag indient en de veehouderijlocatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd voldoen aan de voorwaarden van de subsidieregeling. Na de subsidieverlening moet een veehouder, om in aanmerking te komen voor subsidieverstrekking (uitbetaling), voldoen aan de vereisten uit de regeling. Indien een veehouder niet aan de vereisten voldoet of heeft voldaan, kan dit aanleiding geven om de subsidie gedeeltelijk of geheel terug te vorderen. Zolang een veehouder voldoet aan de voorwaarden en vereisten van de subsidieregeling, zal er geen aanleiding zijn om tot terugvordering over te gaan.
Wanneer u volhoudt dat het bedrijf van Anje Grin als zogenaamde piekbelaster moet verdwijnen, aan welke activiteiten wordt de daardoor open vallende stikstofruimte – naast natuur – daarna toegedeeld? Worden er andere agrarische PAS-melders mee gelegaliseerd? Kunt u een antwoord geven met daarin specifiek de naam en locatie van alle bevoordeelden waar de stikstofruimte terecht komt?
Indien een ondernemer besluit om zijn of haar bedrijf te beëindigen, zal de vrijgekomen stikstofruimte in eerste instantie ingezet worden om de natuur de kans te geven om te herstellen. De ruimte die ook gebruikt kan worden voor toestemmingverlening, zal met prioriteit worden benut om PAS-melders te legaliseren en vervolgens urgente maatschappelijke en economische ontwikkelingen mogelijk te maken.
De rapportagemaatregelen van de NPO voor Ongehoord Nederland |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van de eisen die de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) onlangs heeft gesteld aan Ongehoord Nederland?1
Onderschrijft u de eisen die de NPO heeft opgesteld voor Ongehoord Nieuws en de sancties die zijn verbonden aan het niet naleven van deze eisen? Zo ja, kunt u beargumenteerd onderbouwen waarom deze maatregel wat u betreft geoorloofd is?
Klopt het dat er geen wettelijke grondslag is waarop de eis van de NPO gestoeld is? Zo ja, hoe is het dan mogelijk dat de NPO dergelijke verplichtingen kan opleggen aan ON en op welke manier is het wat u betreft geoorloofd dat de NPO zich deze positie toe-eigent, op basis van welk mandaat?
Bent u er daarnaast van op de hoogte dat de NPO tot op heden weigert om ON van een wettelijke grondslag te voorzien om deze rapportage-eis te legitimeren en bent u bereid de NPO te dwingen ON van deze verantwoording te voorzien? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u van mening dat de NPO een dergelijke maatregel kan opleggen voordat het onderzoek naar en een beslissing is genomen over het al dan niet intrekken van de uitzendlicentie van ON, waartoe de NPO een verzoek bij u heeft ingediend? Bent u voornemens om de NPO terug te fluiten, aangezien dit onderzoek nog niet is afgerond?
Klopt het dat de NPO met deze maatregel de Mediawet overschrijdt, aangezien deze voorschrijft dat de NPO zich niet inhoudelijk met de programma’s van ON mag bemoeien, zolang ON zelf de wet niet overtreedt en de journalistieke code niet schendt, waarvoor vooralsnog geen bewijs is geleverd? Zo ja, wat bent u voornemens hieraan te doen?
Zie antwoord vraag 5.
Weet u aan welke door de NPO opgestelde criteria de programma’s van ON moeten voldoen op basis waarvan de geëiste tweemaandelijkse rapportages worden gemaakt en beoordeeld en door wie en op basis waarvan zijn deze criteria opgesteld en hoe worden deze getoetst?
Vindt u niet dat de NPO met deze maatregel eigenlijk censuur uitoefent op ON, aangezien zij hierdoor bepaalt welke informatie en programma’s wel en niet verspreid, gemaakt en uitgezonden mogen worden en zich het recht voorbehoudt om ON op non-actief te zetten als de informatie en de programma’s van ON de NPO onwelgevallig zijn?
Kunt u – nogmaals – uitleggen waarom het wat u betreft geoorloofd is dat de NPO eenzijdige en met enige regelmaat gekleurde en aantoonbaar onjuiste informatie en programma’s verspreidt, waarmee zij bovendien niet voldoet aan de eigen pluriformiteitseis die aan de (informatievoorziening van de) Publieke Omroep wordt gesteld, maar hiervan geen consequenties en/of sancties ondervindt, maar ON tegelijkertijd wel stelselmatig wordt bekritiseerd en gesanctioneerd voor het vertolken van het geluid en gedachtegoed dat bij de NPO structureel wordt genegeerd en gedemoniseerd, terwijl een aanzienlijk en groeiend aantal mensen in Nederland zich niet meer vertegenwoordigd voelt door de NPO, maar wel door ON en ON hiermee dus een belangrijke rol vervult in het voldoen aan de pluriformiteit- en diversiteitseisen van de NPO zelf?
Zie antwoord vraag 8.
Indien u van mening bent dat deze nieuwe rapportage-eis van de NPO geoorloofd is en dientengevolge niet voornemens bent ertegen op te treden, bent u dan wel bereid om de NPO te verplichten transparante, duidelijk gedefinieerde objectieve, onafhankelijke en wettelijk toetsbare normen en voorwaarden op te stellen waaraan de (inhoud van de programma’s) van ON waarover gerapporteerd moet worden, moet voldoen en op basis waarvan het oordeel van de NPO over deze informatievoorziening ook juridisch en onafhankelijk getoetst wordt? Zo ja, wie en/of welke organisatie moet volgens u dit juridische toetsingskader opstellen en controleren?
Kunt u reflecteren op het feit dat de NPO tot op heden weigert om om concreet te maken op welke manier ON precies de wet, de voorschriften van de NPO en de journalistieke codes en kwaliteitseisen overschrijdt en daarnaast ook verzaakt om ON te voorzien van een duidelijk gedefinieerd normen- en eisenkader waaraan de programma’s en de samenstelling van de mensen daarbij/daarin moet voldoen en structureel geen antwoord geeft op vragen van ON hierover, wat zorgt voor obstructie in het gewenste en geëiste verbeteringsproces? Waarom mag de NPO wel bepaalde eisen stellen, een handhavingsfunctie uitvoeren en verregaande consequenties en sancties opleggen, maar is zij kennelijk niet verplicht om haar eigen beleid te legitimeren, te verantwoorden en te definiëren?
Zie antwoord vraag 10.
Was u, of waren er andere (bewinds)personen binnen het Ministerie van OCW en/of het kabinet en/of de overheid betrokken bij (het invoeren van) deze rapportage-eis van de NPO en zo ja, welke personen waren dat, op welke manier waren zij hierbij betrokken en waarom en was dit op initiatief van de NPO, of van de overheid zelf?
Rol meesterdiplomaat Frans Timmermans bij vrijlating Venezolaanse drugsbaron Hugo Carvajal |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het feit dat Frans Timmermans, toenmalig Minister van Buitenlandse Zaken, Carvajal op 28 juli 2014 op Aruba, waar de drugsbaron drie dagen in de gevangenis had gezeten, vrijliet?1
Ik ben bekend met kwestie Carvajal en berichtgeving daarover in diverse media.
Bent u bekend met het feit dat de Verenigde Staten, de Drug Enforcement Administration (DEA), Peter Blanken, hoofdofficier van Justitie op Aruba, en de Arubaanse rechter-commissaris Yvonne van Wersch destijds verbijsterd en woedend reageerden? En dat hoofdofficier Blanken het besluit van Minister Timmermans «een novum» noemde en het volgende stelde: «Laat het duidelijk zijn dat deze beslissingen door Nederland zijn genomen. Het is vervelend dat Aruba hierop wordt aangekeken. Wij willen door Amerika niet als een onbetrouwbare partner worden gezien.»?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat drugsbaronnen en zware criminaliteit bestreden dienen te worden? Zo ja, hoe duidt u het lakse optreden destijds van Timmermans en deelt u de mening dat dit weinig goeds belooft als Timmermans het onverhoopt voor het zeggen krijgt? Graag een gedetailleerd antwoord.
Het Nederlandse offensief tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit bestaat uit een brede nationale aanpak: een combinatie van zowel preventieve als repressieve maatregelen om o.a. criminele netwerken en hun verdienmodellen aan te pakken. De focus ligt op voorkomen, verstoren van het verdienmodel, bestraffen en beschermen. Ook in internationaal verband wordt samengewerkt om de wereldwijd vertakte criminele netwerken, machtsstructuren en verdienmodellen te verstoren en te ontmantelen.2 Op de langere termijn moet dit ervoor zorgen dat Nederland een minder aantrekkelijke plek is voor de productie, invoer, doorvoer en export van illegale verdovende middelen en het witwassen en investeren van crimineel vermogen.
Heeft u de bereidheid om te onderzoeken waarom Timmermans, thans premierkandidaat, op eigen houtje plotseling besloot Carvajal vrij te laten? Graag een gedetailleerd antwoord, waarbij u ook aangeeft of u de rol van het Ministerie van Buitenlandse Zaken hierbij onderzoekt.
De heer Carvajal was de beoogd Venezolaans consul generaal op Aruba. Hij is destijds na aankomst in Oranjestad gearresteerd. Justitie is een autonome bevoegdheid van Aruba. Diplomatieke en consulaire relaties, inclusief immuniteit, zijn bevoegdheden van het Koninkrijk. Alleen de Minister van Buitenlandse Zaken is bevoegd daarover een beslissing te nemen. Op grond van internationaal recht (Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen uit 1963) moest de heer Carvajal worden vrijgelaten. Onduidelijkheid over zijn exacte status en immuniteit bij aankomst in Aruba ontstond doordat de nota van het Venezolaanse consulaat – generaal te Oranjestad waarin melding werd gemaakt van zijn aanwijzing als consul – generaal niet via de geëigende diplomatieke kanalen was ontvangen. Na juridische duiding van de feitelijke situatie is mijn ambtsvoorganger, na overleg met betrokken ambtsgenoten, tot de conclusie gekomen dat Venezuela er op mocht vertrouwen dat de heer Carvajal voorlopig, in afwachting van de verlening of weigering van het exequatur, tot de werkzaamheden van consul-generaal was toegelaten. Hij genoot derhalve de immuniteiten die voortvloeien uit de functie van consul-generaal. Op grond van artikel 23 van het eerder genoemde Verdrag van Wenen is de heer Carvajal vervolgens persona non grata verklaard en heeft hij het Koninkrijk verlaten.
De kwestie is, inclusief de rol van de Minister van Buitenlandse Zaken, in 2014 uitvoerig toegelicht aan de hand van antwoorden op Kamervragen.3
Het verkeerd informeren van de Eerste Kamer over de PCR-test tijdens de coronacrisis |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Hebt u kennisgenomen van de berichtgeving1 aangaande uw rol in het informeren van de Eerste Kamer over de interpretatie van polymerase chain reaction (PCR)-testen voor het inventariseren van geïnfecteerde en besmette mensen tijdens de coronacrisis?
Ja.
Waarom heeft u de PCR-data die is gebruikt voor het bepalen van de coronacijfers afgedaan als «irrelevant», terwijl deze data en de manier waarop die is gebruikt juist cruciaal zijn geweest voor het bepalen van de ernst van de pandemie en daarmee dus ook voor het beleid en de maatregelen die daarop gebaseerd werden?
Ik heb de PCR-data nooit irrelevant genoemd. Er is bij de besluitvorming over beleid en maatregelen steeds gebruik gemaakt van beschikbare wetenschappelijke data. Het aantal positieve PCR-testen is een van de databronnen die hierbij is meegewogen.
Waarom heeft u de Eerste Kamer niet volledig en juist geïnformeerd over de cycle threshold (Ct) die is gebruikt om te bepalen of iemand al dan niet een actieve coronabesmetting had en/of besmettelijk was? En waarom bent u ook niet eerlijk geweest over de amplificatie daarvan, terwijl het «opvoeren» van deze cycle threshold een aanzienlijk verschil heeft gemaakt in de hoogte van de coronacijfers?
Ik heb de Eerste Kamer meermaals volledig geïnformeerd over de onderbouwing van het testbeleid. Hierbij heb ik de relevantie van Ct-waarden en het gebruik van deze parameter bij het nemen van landelijke maatregelen toegelicht. Ook heb ik steeds aangegeven dat het testbeleid zijn basis vond in de (openbare en onafhankelijke) adviezen van het OMT en onderliggende wetenschappelijke studies.2
Kunt u uitleggen waarom u tegen de wetenschappelijke consensus bent ingegaan die stelt dat een cycle threshold hoger dan 38 eigenlijk per definitie zorgt voor onbetrouwbare testresultaten? Kunt u deze keuze gefundeerd, medisch-wetenschappelijk, onderbouwen?
Er is geen wetenschappelijke consensus dat een Ct-waarde hoger dan 38 zorgt voor onbetrouwbare testresultaten.
Hoe rijmt u de informatie die blijkt uit vrijgegeven Wob-documenten, onder andere met betrekking tot een uitbraak in Boxtel, waarin staat dat de hoge Ct-waarden waardoor positieve uitslagen werden gegenereerd betekenden dat er dus nauwelijks besmettelijkheid was, met de manier waarop de coronacijfers zijn gecommuniceerd en met hoe u als Minister de beide Kamers hebt geïnformeerd? Waarom hebt u bewust onjuiste en misleidende informatie verstrekt?
Bovenstaande stelling suggereert dat Ct-waarden absolute waarden zijn, die op zichzelf staand waardevol zijn. Dit is incorrect.
Was de Nederlandse overheid zich er vanaf het begin van de coronacrisis van bewust dat de Ct-waarde die werd gehanteerd bij de PCR-test voor het coronavirus (vaak) (veel) te hoog was? Zo ja, wie wisten dat en wat is er met deze informatie gedaan? Waarom heeft het kabinet ervoor gekozen door te gaan met deze manier van dataverzameling, terwijl dit niet wetenschappelijk juist en verantwoord was?
Het kabinet heeft bij de interpretatie geen rol. De interpretatie van een PCR-test wordt door experts op het gebied van diagnostiek en virologie gemaakt.
Was het OMT ervan op de hoogte dat Ct-waarden (vaak) (veel) te hoog waren en wat is hierover besproken in overleggen?
De suggestie dat Ct waarden (vaak) (veel) te hoog waren klopt niet.
Indien een lagere Ct-waarde was aangehouden bij de PCR-testen voor het coronavirus, hoeveel lager waren de coronacijfers dan geweest? Kunt u hiervan een berekening maken, voor alle vermeende «golven» die Nederland heeft doorgemaakt?
Zie antwoord vraag 5 en 6.
Gebaseerd op de correctie gevraagd in bovenstaande vraag, wat voor verschil had dit gemaakt voor het coronabeleid en de maatregelen die zouden zijn genomen? Was Nederland dan nog steeds meermaals in lockdown gegaan en waren andere verregaande maatregelen, zoals de mondkapjesplicht, de schoolsluitingen en de avondklok, dan ook ingevoerd? Zo nee, moeten wij dan dus concluderen dat Nederland een hele hoop maatregelen bespaard was gebleven als de PCR-testen op de juiste manier waren uitgevoerd en/of geïnterpreteerd?
Zie antwoorden op vragen 4 tot en met 6.
Waarom heeft het kabinet er bewust voor gekozen Nederland een hele hoop schade te berokkenen door maatregelen in te voeren die, gebaseerd op de werkelijke data, indien deze juist zou zijn geïnterpreteerd, dus helemaal niet nodig waren? Kunt u beargumenteren waarom deze keuze is gemaakt?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u inzichtelijk maken welke Ct-waarden tijdens de coronacrisis wanneer zijn gehanteerd en of dat bij ieder testcentrum/ziekenhuis en tijdens iedere golf hetzelfde was? Kunt u vervolgens ook verklaren wat hiervoor de overwegingen waren en wie daarvoor verantwoordelijk waren?
Zie antwoord op vraag 6.
Zijn voor gevaccineerde en ongevaccineerde mensen dezelfde Ct-waarden gehanteerd? En hoe zit dit bij (gevaccineerd) zorgpersoneel? Hoe kan het dat er, bijvoorbeeld, in het Radboud UMC, grotendeels gevaccineerd zorgpersoneel al positief getest werd bij zeer lage Ct-waarden? En wat betekent dit voor de effectiviteit van de coronavaccins, aangezien gevaccineerde mensen dus potentieel in sommige gevallen misschien wel veel besmettelijker waren/zijn dan ongevaccineerde mensen, die pas positief testen bij een (veel) te hoge Ct-waarde?
De Ct-waarde van een positieve test zegt niets over hoe besmettelijk een persoon is. Er is dan ook geen verband met de vaccineffectiviteit tegen transmissie.
Waarom bent u tijdens de debatten over de wijziging van de Wet publieke gezondheidszorg Wpg) niet duidelijk en transparant geweest over deze bevindingen en deze data, terwijl dit een groot verschil had kunnen maken in de legitimiteit van het opnemen van de coronamaatregelen in deze wet?
Ik heb beide Kamers steeds juist en volledig geïnformeerd over de irrelevantie van Ct-waarden voor het nemen van maatregelen in de covid-crisis. Zie mijn antwoord op vragen 3 tot en met 6.
Welke Ct-waarden worden op dit moment gehanteerd bij coronatesten en hoe gaat de coronatestdata de komende tijd geïnterpreteerd en getoetst worden?
Zie mijn antwoord op vraag 6.
De expert opinie van dhr. Ocampo dat er sprake is van genocide tegen 120.000 Armeniërs in Nagorno-Karabach |
|
Jasper van Dijk , Sjoerd Sjoerdsma (D66), Kati Piri (PvdA), Thierry Baudet (FVD), Liane den Haan (Fractie Den Haan), Olaf Ephraim (FVD), Tom van der Lee (GL), Don Ceder (CU), Christine Teunissen (PvdD), Nilüfer Gündoğan (Volt), Caroline van der Plas (BBB), Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch), Pieter Omtzigt (Omtzigt), Laurens Dassen (Volt), Kees van der Staaij (SGP), Sylvana Simons (BIJ1), Wybren van Haga (BVNL), Derk Boswijk (CDA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de expert opinie van 7 augustus van dhr. Moreno Luis Ocampo, voormalig hoofdaanklager bij het internationaal strafhof in Den Haag, die schrijft: «There is an ongoing Genocide against 120,000 Armenians living in Nagorno- Karabakh, also known as Artsakh.The blockade of the Lachin Corridor by the Azerbaijani security forces impeding access to any food, medical supplies, and other essentials should be considered a Genocide under Article II, (c) of the Genocide Convention: «Deliberately inflicting on the group conditions of life calculated to bring about its physical destruction.»«?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat the International Association of Genocide Scholars Executive and Advisory Boards op 1 februari 2023 verklaarde dat er significante risicofactoren zijn voor genocide in de Nagorno-Karabach situatie met betrekking tot de Armeense bevolking?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het Red Flag Alert for Genocide op 22 juni 2023 van het Lemkin Instituut?2
Ja.
Deelt u de mening dat er ten minste een groot risico is op genocide in de regio Nagorno Karabakh en kunt u aangeven hoe u tot die conclusie gekomen bent?
Nederland is zeer bezorgd over de ontwikkelingen in de voormalige autonome oblast Nagorno-Karabach en de ernstige humanitaire situatie van de plaatselijke bevolking. Het ICRC gaf op 25 juli jl. aan dat het niet mogelijk is om humanitaire hulp naar de burgerbevolking van de voormalige autonome oblast Nagorno-Karabach kan brengen door de Lachin-doorgang of andere mogelijke routes. Medische evacuaties door het ICRC vinden in beperkte mate plaats.
Samen met andere EU lidstaten volgt Nederland de situatie nauwlettend, hoofdzakelijk door informatie verkregen door de EU Monitoring Mission in Armenia (EUMA).
De publicaties van dhr. Luis Moreno Ocampo, the International Association of Genocide Scholars Executive and Advisory Boards, het Lemkin Instituut en andere relevante publicaties zijn eveneens onderdeel van deze informatievoorziening.
Op welke wijze geeft de Nederlandse regering, al dan niet samen met Europese Unie (EU) landen, invulling aan de positieve verplichting om genocide te voorkomen, zoals die voortvloeit uit de door Nederland geratificeerde Genocide Conventie en zoals die door het Internationaal Hof van Justitie beschreven is in de zaak Bosnia and Herzegovina v. Serbia and Montenegro?
Het Genocideverdrag verplicht verdragspartijen tot het voorkomen en bestraffen van genocide. De verplichting om genocide te voorkomen richt zich primair op de staat waar de misdrijven worden gepleegd, maar is niet territoriaal begrensd. De reikwijdte van de verplichting voor andere staten om genocide te voorkomen hangt af van hun mogelijkheden om invloed uit te oefenen op mogelijke plegers van genocide. Uit jurisprudentie van het Internationaal Gerechtshof, waaronder de uitspraak van 26 februari 2007 in de bovengenoemde zaak, blijkt dat de verplichting om genocide te voorkomen een inspanningsverplichting is: een staat moet alle maatregelen nemen die redelijkerwijs beschikbaar zijn om genocide te voorkomen.
In lijn met deze inspanningsverplichting heeft het kabinet speciale aandacht voor situaties waar mogelijk sprake is van genocide en worden per situatie de verschillende mogelijkheden om dit te voorkomen bilateraal, in EU-verband en multilateraal besproken. Het gaat in dat kader bijvoorbeeld om de ondersteuning van de Speciaal Adviseur inzake de Preventie van Genocide van de VN, maar ook om de preventieve werking die uitgaat van de internationale strijd tegen straffeloosheid, waar Nederland onder meer aan bijdraagt door het steunen van internationale hoven en tribunalen en door het steunen van bewijsvergaringsmechanismen. Het kabinet wijst in dit verband ook op de gezamenlijke verklaring over het 75-jarig bestaan van het Genocideverdrag die op 4 juli jl. door Armenië is uitgesproken tijdens de 53ste zitting van de VN-Mensenrechtenraad. In deze gezamenlijke verklaring wordt onder meer gewezen op de rol van het VN-mensenrechtensysteem en de VN-Mensenrechtenraad bij het verzamelen van informatie over mensenrechtenschendingen en schendingen van het humanitair oorlogsrecht die tot genocide kunnen leiden. Het Koninkrijk heeft, net zoals een meerderheid van de EU-lidstaten, deze verklaring gesteund.
Heeft Azerbeidzjan uitvoering gegeven aan de interim- measure van het Internationaal Strafhof van 22 februari, namelijk: «The Republic of Azerbaijan shall, pending the final decision in the case and in accordance with its obligations under the International Convention on the Elimination of All Forms of Racial Discrimination, take all measures at its disposal to ensure unimpeded movement of persons, vehicles and cargo along the Lachin Corridor in both directions»?3
Het is van groot belang dat alle betrokken partijen aan het vredesproces toegewijd blijven en verdere escalatie wordt voorkomen. Dit betekent onder meer het naleven van de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof van 22 februari 2023 door Azerbeidzjan. Nederland en de EU blijven Azerbeidzjan hiertoe oproepen. Ook de andere uitspraken van het Gerechtshof aan de partijen moeten opgevolgd worden.
Kunt u uitgebreid motiveren welke stappen Nederland en de EU genomen hebben om ervoor te zorgen dat deze interim- measure uitgevoerd wordt?
Namens de EU spelen de Voorzitter van de Europese Raad, de Hoge Vertegenwoordiger en de Speciaal Vertegenwoordiger voor de Zuidelijke Kaukasus een actieve bemiddelende rol tussen Armenië en Azerbeidzjan, o.a. door het leiden van verschillende ontmoetingen tussen de leiders van Azerbeidzjan en Armenië. Nederland steunt hen daarin en zet zich in om dit onderwerp in multilateraal, Europees, en bilateraal verband te blijven agenderen. Mede op Nederlands aandringen sprak de Hoge Vertegenwoordiger, Josep Borrell, onlangs zijn zorgen uit over de situatie.4 Op 16 augustus jl. kwam de VN Veiligheidsraad bijeen om de situatie te bespreken. Ook de VS spelen een rol in de bemiddeling tussen Armenië en Azerbeidzjan. Nederland spoort de EU aan de inspanningen zo goed mogelijk af te stemmen met de VS.
Azerbeidzjan heeft aangeboden dat de route via Aghdam (Azerbeidzjan) gebruikt kan worden om de regio te bevoorraden. De EU heeft hier van nota genomen, maar aangegeven dat dit niet een alternatief kan vormen voor de opening van de Lachin route.
De situatie in de voormalige autonome oblast Nagorno-Karabach is op 16 augustus besproken door de VN-Veiligheidsraad. Ook in dit verband heeft de EU Azerbeidzjan opgeroepen tot vrije doorgang in de Lachin corridor.
Bilateraal spreekt Nederland alle betrokken partijen aan op hun betrokkenheid bij het vredesproces. Naar aanleiding van de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof van 22 februari 2023 heeft Nederland de Azerbeidzjaanse autoriteiten opgeroepen om de uitspraak na te leven en zal dit gezamenlijk met de EU blijven doen.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen twee weken beantwoorden?
Ja.
De goedkeuring van de FDA voor het voorschrijven van Ivermectine als behandeling tegen Covid-19 |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Doctors can prescribe Ivermectin for Covid-19: FDA lawyer»?1
Ja
Hoe reflecteert u, in het licht van de stelling van de Food and Drug Administration (FDA) dat artsen Ivermectine kunnen en mogen voorschrijven ter preventie en bestrijding van COVID-19, op het beleid en de communicatie van de Nederlandse overheid met betrekking tot Ivermectine als (preventieve) behandeling voor COVID-19?
In de Verenigde Staten gaat de zaak over de vraag of de FDA publieksvoorlichting mag geven over mogelijk nadelige effecten van (off-label) behandeling met geneesmiddelen, in dit geval ivermectine. Ivermectine is niet geregistreerd voor de behandeling van COVID-19, niet door de FDA, en niet door het Europees Medicijn Agentschap (EMA). De FDA, en ook het EMA, raden off-label gebruik van ivermectine voor de behandeling van COVID-19 af. Tevens ontbreken protocollen of standaarden vanuit de beroepsgroep die het voorschrijven van ivermectine voor de behandeling van COVID-19 mogelijk maken.
Kunt u uitleggen waarom de Nederlandse overheid Ivermectine als medicijn tegen COVID-19 stelselmatig heeft geclassificeerd als niet geschikt en niet effectief en potentieel zelfs gevaarlijk, terwijl dit medicijn al jaren is goedgekeurd voor de markt door de FDA, er geen noemenswaardige bijwerkingen van bekend zijn en er geen enkel bewijs was dat het niet effectief en/of potentieel gevaarlijk zou zijn wanneer het zou worden ingezet bij COVID-19?
Ivermectine is niet geregistreerd voor de behandeling van COVID-19 en het gebruik ervan wordt door de partijen die daarover gaan, zoals de medisch-wetenschappelijke beroepsverenigingen, niet gezien als een adequaat middel voor behandeling van COVID-19.
Vindt u, aangezien Ivermectine al jaren goedgekeurd is voor de medische markt, het nog altijd geoorloofd dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) actief hebben ingegrepen in de autonomie van artsen in de uitoefening van hun beroep, door hen te verbieden een geautoriseerd medicijn in te zetten naar hun eigen medisch-bevoegde inzicht? Zo ja, kunt u deze overweging onderbouwen, anders dan u te beroepen op de Geneesmiddelenwet, omdat die Ivermectine niet specifiek als behandeling voor COVID-19 registreert?
De IGJ is een onafhankelijke toezichthouder. Het is derhalve aan de IGJ om te beslissen om al dan niet op te treden op basis van de ontvangen signalen en meldingen. Verder verwijs ik u naar het antwoord onder vraag 3.
Is het niet zo dat veel medicijnen in de Geneesmiddelenwet niet voor behandelingen tegen specifieke aandoeningen staan geregistreerd, maar desondanks wel off-label worden voorgeschreven door artsen, indien zij reden hebben om aan te nemen dat een dergelijke behandeling potentieel succesvol zou kunnen zijn? Waarom is hier in het geval van Ivermectine bij COVID-19 een dusdanig groot probleem van gemaakt, niet in de laatste plaats omdat Ivermectine veel minder bijwerkingen geeft dan andere medicatie die wel off-label wordt voorgeschreven, terwijl er daarbij (ook) geen aanwijzingen zijn dat deze effectief zijn voor bepaalde aandoeningen?
Het uitgangspunt is dat artsen een geneesmiddel aan een patiënt voorschrijven in overeenstemming met de registratie van dat specifieke geneesmiddel. Het is echter mogelijk om voor individuele patiënten een geneesmiddel voor te schrijven dat niet geregistreerd is voor de betreffende klachten. Het gaat hier dan om off-label gebruik. Off-label gebruik is alleen toegestaan wanneer dit is gebaseerd op protocollen of standaarden die zijn ontwikkeld binnen een beroepsgroep.
Is het mogelijk dat het (preventief) inzetten van Ivermectine bij COVID-19 mogelijk zou kunnen hebben geleid tot (veel) minder ernstig zieken en dat het voor (een deel van) de kwetsbare bevolkingsgroep potentieel een adequaat middel was geweest om zichzelf te beschermen tegen een heftig verlopende COVID-19-infectie?
Partijen zoals het EMA en de beroepsgroepen concluderen dat beschikbare wetenschappelijke data het gebruik van Ivermectine bij de behandeling van COVID-19 niet ondersteunen.
Zo ja, was het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport destijds op de hoogte van de mogelijke effectiviteit van Ivermectine om de gezondheid en zorgcrisis te verlichten en indien dat het geval was, waarom is dan geen real time, dubbelblind onderzoek gestart naar de effecten van Ivermectine bij COVID-19-patiënten en de gevolgen daarvan voor de zorg? Is hierover gesproken in/door het Outbreak Management Team (OMT) en waren er leden van het OMT die het wel mogelijk achtten dat Ivermetine potentieel werkzaam was bij COVID-19? Welke adviezen/overwegingen/argumentaties zijn hierover door het OMT gecommuniceerd aan het kabinet en wat is hiermee gedaan op basis van welke overwegingen en wie waren hierbij betrokken/leidend?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u uitleggen waarom de Geneesmiddelenwet met betrekking tot het inzetten van Ivermectine tijdens de coronacrisis dusdanig strikt is nageleefd, terwijl dat daarvoor en voor vele andere medicijnen helemaal niet gebeurt? Wat waren hiervoor de overwegingen, afgezet tegen de zeer kleine risico’s van dit middel? Waarom is bewust gekozen om een potentieel effectief en ongevaarlijk middel tijdens een maatschappijontwrichtende gezondheidscrisis niet te gebruiken, als er een mogelijkheid was dat die ontwrichting (enigszins) had kunnen worden tegen gegaan/verlicht door deze vorm van preventie en behandeling?
Zoals ik eerder heb aangegeven werd de inzet van Ivermectine bij COVID-19 afgeraden door het EMA alsook de SWAB en de NHG. Zij hebben zich gebaseerd op alle relevante literatuur.
De IGJ heeft daarbij als onafhankelijk toezichthouder redenen gezien om op te treden op dit dossier. Ik verwijs u onder andere naar het bericht hierover van de IGJ op haar website (https://www.igj.nl/actueel/nieuws/2021/03/25/boete-voor-artsen-die-hydroxychloroquine-of-Ivermectine-voorschrijven-tegen-corona).
Was het dreigen met het afnemen van medische licenties van artsen die wel Ivermectine voorschreven aan patiënten met COVID-19 wel rechtmatig, aangezien de Geneesmiddelenwet in andere gevallen ook niet dusdanig strikt wordt gehandhaafd bij medicijnen die al jaren zijn goedgekeurd voor de medische markt? Zo ja, kunt u een juridische onderbouwing geven voor de uitgedeelde boetes van de IGJ aan artsen die Ivermectine voorschreven?
De IGJ heeft geconstateerd dat verschillende artsen ivermectine hebben voorgeschreven ter behandeling van COVID-19. Op grond van artikel 68, eerste lid, van de Gnw is het off-label voorschrijven van geneesmiddelen alleen geoorloofd wanneer daarvoor binnen de beroepsgroep protocollen en standaarden ontwikkeld zijn. Als de protocollen en standaarden nog in ontwikkeling zijn, is overleg tussen de behandelend arts en apotheker noodzakelijk. Ten tijde van de geconstateerde overtredingen waren er in Nederland geen protocollen of standaarden die het voorschrijven van de middelen hydroxychloroquine of ivermectine toestonden of waarin deze middelen werden aangeraden en waren deze ook niet in ontwikkeling. Integendeel, in de periode tot februari 2021 hebben de NHG en de SWAB in ieder geval een advies en een leidraad gepubliceerd met betrekking tot het gebruik en (off-label) voorschrijven van hydroxychloroquine en ivermectine ter behandeling van COVID-19 waarin het off-label voorschrijven van voormelde geneesmiddelen aan patiënten met COVID-19 door huisartsen werd afgeraden dan wel waarin werd aangegeven dat daarvoor geen plaats is. Desondanks hebben artsen ivermectine voorgeschreven voor de behandeling van COVID-19. De rechtbank Limburg heeft op 6 juli 2023 geoordeeld dat de IGJ hiervoor een boete mocht opleggen (Rechtbank Limburg, 6 juli 2023 ECLI:NL:RBLIM:2023:3995).
Gaat het voorschrijven van Ivermectine voor COVID-19 nu ook in Nederland officieel worden goedgekeurd, volgens de Geneesmiddelenwet?
Ivermectine is niet geregistreerd door het EMA voor de behandeling van COVID-19. De inzet van ivermectine bij COVID-19 wordt nog steeds afgeraden door het EMA alsook de SWAB en de NHG. Er is dus geen aanleiding het middel in Nederland officieel goed te keuren.
Deelt u de mening dat de communicatie vanuit de overheid over Ivermectine misleidend is geweest en mensen op het verkeerde been heeft gezet? Waarom heeft u voor deze communicatielijn gekozen, terwijl deze medisch niet juist was?
Nee, deze mening deel ik niet.
Deelt u de mening dat de overheid zich niet dient te bemoeien met de arts-patiëntrelatie en de (behandel)afspraken en overwegingen die daarbinnen worden gemaakt, zolang deze niet bewezen schadelijk zijn voor de gezondheid van de betreffende patiënt en de arts zich houdt aan de medische eed en gedragscodes? Waarom heeft het ministerie hierin dan wel actief ingegrepen en op welke manier raakt dat aan het recht op informed consent van patiënten en de integriteit van het lichaam, zoals gewaarborgd in de Grondwet?
De Rijksoverheid bewaakt de toelating, kwaliteit, werkzaamheid en risico's van geneesmiddelen en veilig gebruik. De overheid ziet het als haar taak om kennis en bewustzijn bij patiënten en zorgverleners te vergroten. Artsen dienen goede zorg te leveren, in samenspraak met de patiënt, die voldoet aan wet- en regelgeving en volgens de professionele standaard binnen de beroepsgroep.
De IGJ houdt toezicht op de kwaliteit, veiligheid en toegankelijkheid van de zorg. De inspectie voert haar taak onpartijdig en deskundig uit. Daarnaast bewaakt zij de rechten van patiënten en cliënten. Ze verder mijn reactie op vraag 8 en 9.
Het bericht ‘Alrijne Ziekenhuis: 'Geld verzekeraars op dus we sluiten operatiekamers' |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Bent u bekend met het bericht «Alrijne Ziekenhuis: «Geld verzekeraars op dus we sluiten operatiekamers»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het krijgen van goede zorg een basisrecht hoort te zijn in een welvarend land als Nederland? Zo ja, hoe duidt dan het feit dat het Alrijne Ziekenhuis in de maand oktober de operatiekamers sluit in de vestigingen in Leiden en Alphen aan den Rijn, omdat het geld van de verzekeraars op is? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
De zorg in Nederland is erop gericht dat iedereen die zorg nodig heeft die zorg ook krijgt. Zorgverzekeraars hebben een wettelijke zorgplicht, wat betekent dat hun verzekerden met een naturapolis binnen een redelijke tijd en reisafstand toegang moeten hebben tot alle zorg uit het basispakket. Zorgverzekeraars moeten daarom voldoende zorg inkopen voor hun verzekerden met een naturapolis om aan hun zorgplicht te kunnen voldoen. Voor verzekerden met een restitutiepolis moeten zorgverzekeraars de zorg vergoeden bij alle zorgverleners.
Als er in een bepaald ziekenhuis geen capaciteit beschikbaar is, moet de zorgverzekeraar ervoor zorgen dat de zorg elders beschikbaar is of vergoed wordt. De zorg hoeft niet persé ingekocht te worden bij een specifiek ziekenhuis, bijvoorbeeld het Alrijne. Als de zorgverzekeraar voldoende zorg heeft ingekocht bij ziekenhuizen in de buurt van het Alrijne, bijvoorbeeld het Groene Hart Ziekenhuis of het LUMC of bij zelfstandige klinieken dan voldoet de zorgverzekeraar aan zijn wettelijke zorgplicht.
Volgens het Alrijne ziekenhuis worden er geen operaties afgezegd – ook niet de al geplande operaties. Medisch urgente zorg gaat altijd door. Patiënten krijgen vanzelf een oproep voor hun operatie. Patiënten kunnen daarnaast altijd contact opnemen met hun zorgverzekeraar om wachtlijstbemiddeling aan te vragen. Dan kan de zorgverzekeraar nagaan of er elders een kortere wachttijd is bij een andere zorgaanbieder.
Daarnaast geven zorgverzekeraars aan het beeld dat geschetst is niet te herkennen en dat partijen met elkaar in overleg zijn.
Ik betreur de eventuele onrust bij patiënten die naar aanleiding van de berichtgeving is ontstaan.
Deelt u de mening dat het totaal onwenselijk is dat de macht van verzekeraars zo ver reikt dat goede gezondheidszorg achterwege blijft? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Zoals in mijn vorige antwoord aangegeven, hebben zorgverzekeraars de plicht om ervoor te zorgen dat iedere verzekerde met een naturaverzekering de zorg krijgt die nodig is of om deze voor iedere verzekerde met een restitutieverzekering te vergoeden. De NZa houdt er toezicht op dat de zorgverzekeraars hun zorgplicht nakomen. Tot op heden zijn er bij de NZa geen signalen bekend over discontinuïteit van zorg bij het Alrijne. De NZa heeft mij verder laten weten dat partijen constructief met elkaar in overleg zijn. Zij zal de situatie monitoren en mij op de hoogte houden van relevante ontwikkelingen.
Het toenemend aantal explosies |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving over gewelddadige explosies, die schering en inslag dreigen te worden en de veiligheid van onze burgerij op het spel zetten?1, 2, 3, 4
Ja.
Kunt u duiden of de meeste explosies het gevolg zijn van ruzies tussen drugsbendes? Graag een gedetailleerd antwoord.
De politie en het Openbaar Ministerie kunnen op dit moment geen eenduidig beeld geven of de explosies het gevolg zijn van ruzies tussen drugsbendes. Enerzijds heeft dit te maken met het feit dat de explosies bij hen nog volop in onderzoek zijn. Anderzijds omdat de (bekende) dadergroep en aanleidingen voor de explosies heel divers van aard zijn en per politie-eenheid kunnen verschillen. Er kan dus (nog) niet vastgesteld worden of de meeste explosies het gevolg zijn van ruzies tussen drugsbendes. Ik wacht daarom de resultaten van de onderzoeken af.
Welke maatregelen neemt u als de explosies het gevolg zijn van ruzies tussen drugsbendes? Graag een gedetailleerd antwoord hoe u gemeenten (financieel) in de oorlog tegen drugs gaat steunen om deze nieuwe vorm van zware criminaliteit het hoofd te bieden, met daarbij uw steun aan gemeenten voor extra politie-inzet, mobiele toezichtsposten, extra cameratoezicht en pleinstewards in bepaalde wijken.
Het is op dit moment niet gezegd dat de meeste explosies het gevolg zijn van ruzies tussen drugsbendes. Mocht blijken dat inderdaad de meeste explosies het gevolg zijn van ruzies tussen drugsbendes, dan zal ik samen met betrokken partners, waaronder de politie en het Openbaar Ministerie, bezien welke aanvullende maatregelen nodig zijn. De brede aanpak van de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit zet ik met kracht voort. De ontwikkelingen rondom de explosies houd ik goed in de gaten, waar nodig wordt de brede aanpak aangescherpt.
Sinds mijn aantreden heb ik mij continu hard gemaakt voor een stevige aanpak van de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit, waarbij er rekening wordt gehouden met regionale behoeften en omstandigheden. In mijn Halfjaarbrief aanpak georganiseerde, ondermijnende criminaliteit5 heb ik uw Kamer over de voortgang geïnformeerd. Mijn aanpak richt zich op de strategische prioriteiten voorkomen, verstoren, bestraffen en beschermen. Ik wil de georganiseerde drugscriminaliteit vanuit verschillende kanten insluiten en oprollen. Daarom investeer ik fors in onder meer het vergroten van de veiligheid in de havens, de preventieve aanpak van criminaliteit en de regionale aanpak. Ik doe dit samen met alle betrokken partners. Hieronder ga ik in op een aantal projecten en maatregelen die ertoe moeten bijdragen dat drugscriminaliteit, en het geweld dat daarmee gepaard gaat, verminderd wordt.
Drugs en het geld dat daarmee wordt verdiend, is de grootste drijfveer voor criminelen. Om de toevoer van drugs in ons land een halt toe te roepen investeer ik structureel 16,5 miljoen euro in de Rotterdamse haven. Ik investeer in capaciteit en barrièrevorming in de haven, versterking van de weerbaarheid van personen en processen, het intensiveren van toezicht en handhaving en van (innovatieve) opsporing, versterking van de (onderlinge) informatiepositie en internationale samenwerking.
Naast het voorkomen van drugstoevoer, zet ik in op het voorkomen dat jongeren de drugscriminaliteit in worden getrokken. Ik investeer daarom fors in preventie met gezag. Naast het investeren in perspectief versterken we ook de gebiedsgerichte inzet van de gezagspartners zoals de politie, (jeugd)reclassering, Openbaar Ministerie, Raad voor de Rechtspraak en de Raad voor de Kinderbescherming. De preventieve gebiedsaanpak draait om perspectief bieden én grenzen stellen. Hiermee voorkomen we dat jongeren en jongvolwassenen in aanraking komen met criminaliteit of daar verder in doorgroeien.
Uit de Monitor bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit blijkt verder dat vrijwel alle gesprekspartners in zijn algemeenheid aangeven dat het bestuurlijk instrumentarium op dit moment geen verdere uitbreiding behoeft.6 Specifiek over de problematiek van explosies in wijken bespreek ik met gemeenten, OM en politie of naast de wijziging van artikel 174a Gemeentewet, het creëren van een meer specifieke wettelijke grondslag voor het sluiten van woningen na een aanslag, aanvullende ondersteuning nodig is.
Daarnaast zijn de Regionale Informatie- en Expertisecentra versterkt, die de partners ondersteunen bij de integrale aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit, bijv. met integrale handhavingsadviezen en (fenomeen)analyses. De regionale versterkingsprogramma’s stellen de samenwerkende partners – waaronder gemeenten – in staat om de specifieke problematiek in de regio aan te pakken, bijvoorbeeld door de inrichting van regionale bestuurlijke ondersteuningsteams.
Met deze aanpak beoog ik de drugscriminaliteit, en het geweld dat daarmee gepaard gaat, te verminderen. Een succesvolle aanpak kan er echter wel toe leiden dat criminelen die zich in het nauw gedreven voelen, om zich heen slaan. Een stijging van geweld kán dus ook een teken zijn dat de aanpak zijn vruchten afwerpt.
Met welk aanvalsplan gaat u het toenemend aantal gewelddadige explosies te lijf en welke (financiële) middelen heeft u hierbij tot uw beschikking? Graag een gedetailleerd antwoord.
Zie antwoord vraag 3.
De zaak Willem Engel |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft het Openbaar Ministier (OM) of Justitie initiatief genomen om stukken van het strafdossier Willem Engel in te zien? Zo ja, is als die stukken geheim moesten blijven, daarmee niet een eerlijk proces geschaad?
Zoals ik in de eerdere beantwoording ook aangaf, kan ik geen uitspraken doen over specifieke VOG-aanvragen.2 Bij de VOG-beoordeling wordt beoordeeld of het justitiële verleden van iemand een bezwaar vormt voor het vervullen van een specifieke taak of functie in de samenleving. Bij een VOG-aanvraag wordt het justitiële verleden van de VOG-aanvrager beoordeeld aan de hand van de functie die de aanvrager wil gaan vervullen. Justis raadpleegt hiervoor het Justitieel Documentatiesysteem (JDS). Naast justitiële gegevens kan Justis ook bij het openbaar ministerie inlichtingen inwinnen over strafzaken, als dit voor de beoordeling van de VOG-aanvraag noodzakelijk wordt geacht (artikel 36, derde lid, Wjsg). Justis doet dit als uit de gegevens in het JDS onvoldoende de context blijkt van die gegevens. Of er inlichtingen worden ingewonnen, is aan Justis om te bepalen.
Indien het OM op eigen initiatief stukken heeft gedeeld dan is dat beïnvloeding van de VOG-zaak (Verklaring Omtrent Gedrag), wat is de reden hiervoor?1
Zie antwoord vraag 1.
Heeft het OM ook instructies gedeeld? Of zijn er instructies gedeeld met Justitie omtrent de VOG-afwijzing op 23 maart?
Nee. Zoals ik in de eerdere beantwoording heb aangegeven is er binnen het proces van de VOG-beoordeling geen ruimte voor eventuele beïnvloeding of instructies door derden.3
Waarvoor is er afstemming geweest, gezien het feit dat er op 23 maart minimaal 4 (juridische) instanties zijn geweest die een beslissing hebben genomen over Engel (te weten het OM, Justitie, de bestuursrechter en het Gerechtshof)?
Zoals in eerdere beantwoording aangegeven4 ben ik niet bekend met enige afstemming tussen de door u genoemde instanties.
In het algemeen kan worden opgemerkt dat Justis inlichtingen kan inwinnen bij het openbaar ministerie over (lopende) strafzaken. Justis doet dit enkel ten behoeve van de duiding van aangetroffen justitiële gegevens.
Ten aanzien van de quarantaine kan ik in algemene zin opmerken dat gedurende de coronapandemie er in die periode sprake is geweest van een zogenaamde inkomstenprocedure voor nieuwe justitiabelen om verspreiding van het coronavirus zoveel mogelijk tegen te gaan. Plaatsing in quarantaine was in bepaalde gevallen onderdeel van deze procedure.5
Wie heeft die datum (23 maart) vastgesteld? En waarom? Had de timing van de quarantaine van Engel in de Penitentiaire Inrichting (PI) tot en met 23 maart 2022 hiermee te maken?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u het eens met de stelling dat een directeur van een PI geen politiek mag bedrijven? Zo ja, hoe duidt u het afgebroken bezoek van Van Meijeren en het geannuleerde bezoek van Van Haga?
Ik deel, zonder daarmee een oordeel te geven over de onderhavige casus, de opvatting dat het niet tot de taak van een directeur van een PI behoort om politiek te bedrijven. Ik ga ervanuit dat u met het antwoord van de PI doelt op de e-mail die door de directeur van de PI Rotterdam, locatie Hoogvliet, is gezonden aan het lid Van Haga op 28 maart 2022. Daarin heeft de directeur aangegeven dat dhr. Van Haga van harte welkom is in de inrichting om een aldaar verblijvende gedetineerde te bezoeken. Daarbij is randvoorwaardelijk dat de gedetineerde hiertoe het initiatief neemt. De directeur heeft hem geïnformeerd dat hij, als lid van de Tweede Kamer, volgens de Penitentiaire beginselenwet behoort tot de groep van geprivilegieerd bezoek en toegang heeft tot de gedetineerde op de in de huisregels vastgestelde tijd en plaats (art. 38.7 PBW). Het is daarmee niet zo dat leden van de Tweede Kamer te allen tijde toegang hebben tot een gedetineerde. Deze toegang is beperkt tot de reguliere bezoekuren.
Tijdens één van de genoemde momenten is een lid van de Tweede Kamer toegang tot de inrichting verleend, maar nadat bleek dat niet de juiste procedure was gevolgd omdat dit buiten de reguliere bezoekuren was, is het lid verzocht de inrichting te verlaten.
Deelt u de mening dat het antwoord van de PI laat zien dat er wel contact is geweest met derden? Deelt u voorts de mening dat door te insinueren dat de gedetineerde een verzoek voor hun bezoek moet indienen en dat zij tijdens het reguliere bezoekuur zouden moeten komen de status van geprivilegieerd bezoek wordt geannuleerd en het daarmee een schoffering van meerdere Kamerleden is?
Zie antwoord vraag 6.
Waarom was er sprake van een GRIP-registratie (Gedetineerden Recherche Informatiepunt)? Wie besluit tot een GRIP-registratie, gezien het feit dat Engel en zijn medestanders uitgesproken pacifisten zijn en door met een dergelijke registratie te werken eigenlijk karaktermoord word gepleegd?
Hoewel ik niet kan ingaan op individuele casuïstiek, kan ik in algemene zin aangeven dat informatieverstrekking vanuit DJI aan het GRIP zijn grondslag heeft in de beheersbevoegdheid die de directeur van de inrichting ontleent aan de Beginselenwetten, waarbij het onder meer gaat om orde- en veiligheidsbelangen en de voorkoming of de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Informatieverstrekking vanuit het GRIP aan de directeuren van de inrichtingen en aan DJI vindt zijn juridische grondslag in artikel 4:3, eerste lid, sub c, van het Besluit politiegegevens, juncto artikel 18, eerste lid van de Wet politiegegevens.
De door het GRIP ontvangen informatie wordt door het GRIP opgeslagen, bewerkt en veredeld en waar nodig gedeeld met de daartoe geautoriseerde partijen. Na onderzoek rapporteert het GRIP indien nodig zijn bevindingen aan de directeur in de vorm van een GRIP-rapport. Het GRIP-rapport komt tot stand onder verantwoordelijkheid van de Officier van Justitie van het Landelijk Parket.
Kunt u duiden waarom u op de hoogte werd gehouden, ook over de arrestatie? Was dit op uw eigen verzoek?
Zoals in eerdere beantwoording aangegeven6 wordt de Minister van Justitie en Veiligheid door het openbaar ministerie op hoofdlijnen geïnformeerd over het verloop van bepaalde strafrechtelijke onderzoeken voor zover de Minister dit nodig heeft, zoals wettelijk is geregeld in artikel 129 Wet op de rechterlijke organisatie. Door de Minister te informeren over de hoofdlijnen van een strafzaak – zoals een arrestatie – wordt zij in staat gesteld haar politieke verantwoordelijkheid te nemen voor de gedragingen van het openbaar ministerie. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft echter geen enkele betrokkenheid bij de inhoudelijke afwegingen die het openbaar ministerie in zaken maakt.
Ziet u in dat dit in combinatie met het feit dat u zich gedurende het onderzoek negatief heeft uitgelaten over de heer Engel persoonlijk, een probleem oplevert?
Het oriënterend onderzoek dat door het openbaar ministerie was ingesteld, waarnaar u verwijst, was eind januari 2022 al publiekelijk bekend. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft zich in haar tweet van 1 februari 2022 in persoonlijke bewoordingen uitgelaten over wat zij vindt van uitspraken die gedaan zouden zijn door de heer Engel, zonder daar strafrechtelijke kwalificaties op los te laten. Het is aan het openbaar ministerie om de strafrechter te vragen juridisch over de uitspraken van de heer Engel te oordelen.
Was u inhoudelijk op de hoogte van de strafzaak op 1 februari 2022?
Zie antwoord vraag 10.
Had u moeten weten dat er een onderzoek liep in ieder geval vanaf 21 januari 2022 en dat achteraf gezien uw tweet op 1 februari 2022 wellicht in strijd met een goede procesorde en het politieonderzoek was?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat in één van uw antwoorden begrippen worden verwisseld, gelet op de zinsnede «Het belang van de verdachte» dat in het geval van Engel niet hetzelfde als «het belang van de staat»? Kunt u daarbij duiden waarom u ook verwijst naar strafrechtelijke documenten en/of informatie, hetgeen doet vermoeden dat u wél inhoudelijk op de hoogte bent gebracht over de zaak? Zou u, in het belang van transparantie, alle stukken willen delen, desnoods met redactie van persoonsgegevens van andere dan u of Engel?
Uit uw vraag kan ik niet opmaken in welke antwoorden de door u genoemde zinsnede zou worden genoemd waardoor het antwoord op deze deelvraag onbeantwoord moet blijven. Voor de overige deelvragen verwijs ik u naar eerdere beantwoording en het daarin genoemde Kamerstuk 2001/02, 28 362, nr. 2 waarin nader wordt ingegaan op de reikwijdte van artikel 68 Grondwet.7
Waarom stelt u dat er geen contact is geweest tussen de Nationaal Coördinator Terrorismebestreiding en Veiligheid (NCTV) en het OM over de strafzaak, ook niet indirect? Is er contact geweest direct of via andere personen of instanties over de heer Engel en/of stichting Viruswaarheid?
Zowel voor wat betreft de NCTV als voor het openbaar ministerie en de Minister van Justitie en Veiligheid verwijs ik u naar de beantwoording van uw eerdere vragen.8
Het is mij verder niet duidelijk welke personen of instanties u bedoelt waardoor ik uw laatste deelvraag niet kan beantwoorden.
Sinds welke datum wordt de heer Engel en/of stichting Viruswaarheid (nu Voorwaarheid) in de gaten gehouden, gemonitord of gevolgd (zie WOO LIMC spotrep Viruswaanzin)? Welke juridische grondslag is hiervoor gebruikt?
De suggestie die in de vragen besloten ligt, herken ik niet. Wat betreft de referenties naar het LIMC, verwijs ik naar eerdere antwoorden van het kabinet hierover.9 De NCTV heeft de heer Engel en/of de stichting Viruswaarheid niet in de gaten gehouden, gemonitord of gevolgd.10 De inlichtingen- en veiligheidsdiensten doen in het openbaar geen uitspraken over de wijze waarop zij hun wettelijke taken uitvoeren.
Welke gegevens zijn opgeslagen? Waar worden deze bewaard?
Zie antwoord vraag 15.
Welke onderdelen zijn hier naast het Land Information Manoeuvre Centre (LIMC), de NCTV en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) bij betrokken?
Zie antwoord vraag 15.
Bent u op de hoogte van het lekken van informatie uit het dossier Engel naar de pers en naar derden?
Nee.
Bent u bekend met het feit dat op 20 januari 2022 en 3 maart 2022 tweets verschenen van Dikkeboom (een online belager van Engel), dit daags voor de officiële bekendmaking van het onderzoek (21 januari 2022) en de arrestatie (16 maart 2022)?
Ik was niet bekend met de in vraag 19 genoemde tweets of het door u aangehaalde artikel van Vandaag Inside van 1 februari 2023. Het is niet aan mij om in te gaan op wijze waarop Vandaag Inside aan zijn informatie komt en wanneer zij overgaan tot het publiceren daarvan. Mij is niet gebleken van een mediacampagne van het OM – in welke vorm dan ook – tegen de heer Engel.
Wat vindt u van het feit dat hiermee duidelijk is dat het OM derden gebruikt om een mediacampagne tegen Engel te voeren? Deelt u de mening dat dit een zeer kwalijke zaak is?
Zie antwoord vraag 19.
Bent u bekend met het feit dat op 1 februari 2023 Vandaag Inside al weet te melden dat het OM in hoger beroep gaat, een dag voor het persbericht van het OM? Deelt u de mening dat ook hieruit is af te leiden dat het OM niet alleen persberichten stuurt, maar een mediacampagne voert? Zo ja, deelt u de mening dat dit niet is toegestaan?
Zie antwoord vraag 19.
Waarom heeft mevrouw Kaag afgezien van een aangifte? Deelt u de mening dat het opmerkelijk is te noemen dat Dikkeboom een aanvullende aangifte deed namens Kaag wegens bedreiging (art 285 SR), daags nadat Kaag aangifte zou doen? Deelt u voorts de mening dat er hier sprake lijkt te zijn van verregaande afstemming?
Iedereen is vrij om een aangifte in te trekken of door te zetten, ik heb daar als Minister geen rol in en zal dan ook niet verder ingaan op uw vraag.
Bent u bekend met het feit dat er vragen over de financiële transparantie over mevrouw Kaag zijn geuit door Engel op Twitter op 9 januari 2022? Zo ja, in hoeverre is er contact geweest met Twitter over het Engel/Viruswaarheid-onderzoek vanuit de overheid?
Ik was niet bekend met de door u aangehaalde vragen die op 9 januari 2022 zouden zijn geuit.
Bent u bekend met het feit dat in 2020 de AIVD minimaal één persoon uit de directe omgeving van Willem Engel heeft geïnterviewd? Bent u voorts bekend met het feit dat dit naar aanleiding was van het lid zijn van de medische Whatsappgroep gelieerd aan Viruswaarheid? Waarom was dat?
De inlichtingen- en veiligheidsdiensten doen in het openbaar geen uitspraken over de wijze waarop zij hun wettelijke taken uitvoeren.
Bent u bekend met het feit dat deze persoon op Facebook is afgeschermd van Engel? Zo ja, in hoeverre werken social media samen met overheidsdiensten om te monitoren en af te schermen?
Hiermee was ik niet bekend.
Bent u bekend met het feit dat in de WOO over de massa-aangifte tegen Engel melding wordt gemaakt van de map Bekende Nederlanders? Wat vindt u van het feit dat in meerdere artikelen in het nieuws duidelijk is geworden dat politie en justitie burgers illegaal in de gaten hielden? En is dat hier ook het geval?
Voor het archiveren en het gemakkelijk terugvinden van meldingen die het openbaar ministerie naar mijn ministerie stuurt op grond van artikel 129 Wet op de rechterlijke organisatie zijn digitale mappen aangemaakt. De map «bekende Nederlanders» was onderdeel van een mappenstructuur die in 2022 gebruikt is om dergelijke meldingen te archiveren. Van het «illegaal in de gaten houden van burgers» is geen sprake.
Bent u bekend met het feit dat de politie de vergaarbak Viruswaarheid erkent, sterker nog dat na verwijdering er een nieuwe is aangemaakt? Bent u het ermee eens dat deze praktijken niet horen in een rechtstaat?
Het is niet aan de Minister van Justitie en Veiligheid als stelselverantwoordelijke of aan mij om in te gaan op individuele casuïstiek onder andere vanwege de privacygevoelige en operationele informatie die dit kan omvatten.
In zijn algemeenheid is het zo dat de politie als taak heeft de strafrechtelijke rechtshandhaving en het handhaven van de openbare orde. Het is noodzakelijk dat de politie informatie verzamelt om deze taken uit te kunnen voeren. Dit doet de politie onder andere op basis van artikel 3 van de Politiewet 2012, mits de vergaring niet meer dan een geringe inbreuk maakt op iemands persoonlijke levenssfeer. Hierover heeft de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer uitgebreider geïnformeerd in het Halfjaarbericht politie van juni jl.11 Het vergaren van informatie voor deze doelen is als zodanig dan ook niet illegaal en de Minister van Justitie en Veiligheid herkent zich niet in het beeld dat met deze vraagstelling wordt geschetst.
Burgers kunnen, wanneer zij hiertoe aanleiding zien, gebruik maken van het zogenaamde «inzage en correctierecht». Dat betekent dat burgers een schriftelijke aanvraag kunnen doen bij politie om een overzicht van persoonsgegevens die de politie over hen heeft vastgelegd. Als een burger van mening is dat de opgeslagen informatie onjuist is, kan er een correctieverzoek worden ingediend. Vanwege privacyredenen kan iemand alleen voor zichzelf een inzage en/of correctieverzoek doen. Via de politiewebsite zijn de contactgegevens van de privacydesks per regio te vinden.12
Erkent u dat politie en justitie illegaal burgers in de gaten hield?
Zie antwoord vraag 27.
Zijn deze praktijken nog gaande?
Zie antwoord vraag 27.
Zijn deze inmiddels gelegaliseerd? Zo niet, wat is er gedaan om deze vergaarbakken te verwijderen? En wat kunnen individuele burgers doen om uit deze bakken te worden gehaald?
Zie antwoord vraag 27.
Plattelandsbewoners die onevenredig hard worden geraakt door rekeningrijden |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat plattelandsbewoners onevenredig hard worden geraakt door rekeningrijden1?
Ja.
Hoe kunt u rekeningrijden willen invoeren als het openbaar vervoer (OV) in de meeste P10-gemeenten (netwerk van grote plattelandsgemeenten) op het platteland erbarmelijk slecht geregeld is, waardoor er geen alternatief voor de auto is? Graag een gedetailleerd antwoord.
De Staatssecretaris van IenW heeft uw Kamer op 13 juni jl. per brief geïnformeerd over het voornemen om maatregelen te onderzoeken die het regionaal OV kunnen versterken,2 conform de motie Slootweg/Kuiken3. Daarbij benadruk ik nogmaals het belang dat het kabinet hecht aan voldoende bereikbaarheid voor alle mensen in heel het land, ook in dunner bevolkte gebieden. Vanwege snel stijgende kosten en langzamer terugkerende inkomsten maken de voor het regionaal OV verantwoordelijke decentrale overheden keuzes ten aanzien van het OV-aanbod. Bij de invulling van de motie is het van belang uit te gaan van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de decentrale overheden en het Rijk én ook om de effectiviteit van maatregelen en het financiële kader zorgvuldig mee te wegen. Het is het streven van de Staatssecretaris om de Kamer nog voor de begrotingsbehandelingen van de Ontwerpbegroting 2024 per brief te informeren over de eventuele mogelijkheden.
Over het bieden van voldoende regionaal OV-aanbod is de Staatssecretaris van IenW daarnaast doorlopend in gesprek met de verantwoordelijke decentrale overheden. Het is aan decentrale overheden met hun vervoerders om de lokale reisvraag te bedienen en maatwerk te bieden. De provinciale staten en regionale consumentenvertegenwoordigingen zien toe op de besluiten die regionaal genomen worden. Bij de invulling van de motie Slootweg/Kuiken worden mogelijkheden verkend die het kabinet heeft bij het versterken van het regionaal OV.
Deelt u de mening dat de overheid niet aan de basis mag staan om ongelijkheid tussen burgers te creëren, te weten wel en geen (voldoende) aanbod van openbaar vervoer? Zo ja, hoe kan het dat bewoners op het platteland onevenredig hard op kosten worden gejaagd als rekeningrijden wordt ingevoerd door gebrek aan goed OV? Graag een gedetailleerd antwoord.
P10 neemt aan dat bewoners van plattelandsgemeenten vanwege de grotere afhankelijkheid van de auto bij invoering van BnG ook duurder uit zullen zijn dan onder de huidige motorrijtuigenbelasting. Dit blijkt niet uit onderzoeken die Staatssecretaris Van Rij en ik naar de Tweede Kamer hebben gestuurd.
De gevolgen van het invoeren van Betalen naar Gebruik zijn namelijk voor een aantal varianten voor de tariefstructuur voor landelijk en stedelijk gebied in beeld gebracht. Uit onderzoek dat Staatssecretaris Van Rij en ik op 17 november 2022 naar de Tweede Kamer hebben gestuurd blijkt dat het gemiddelde jaarkilometrage van een auto in landelijk gebied met 12.400 km per jaar iets lager is dan in sterk of zeer sterk stedelijk gebied (13.000 km per jaar).4 In de vervolgonderzoeken die op 26 juni 2023 zijn gedeeld met de Tweede Kamer wordt deze uitkomst bevestigd.5 Door het hogere autobezit betalen mensen in landelijk gebied per huishouden nu gemiddeld meer motorrijtuigenbelasting (mrb) dan in stedelijk gebied. Gegeven de bovengenoemde jaarkilometrages is het niet te verwachten dat bij invoering van Betalen naar Gebruik een lastenverschuiving optreedt van automobilisten in stedelijk gebied naar automobilisten in landelijk gebied.
Hoe de invoering van Betalen naar Gebruik precies uitpakt voor mensen in stedelijk en landelijk gebied hangt af van de precieze tariefstructuur die gekozen wordt, en de tarieven daarbinnen. Het kabinet heeft daarover nog geen besluit genomen.
Zie met betrekking tot het openbaar vervoer het antwoord op vraag 2.
Waarom is uw beleid erop gericht om automobilisten, die al zwaar belast worden, met kilometerheffing nog meer te belasten? Graag een gedetailleerd antwoord.
De Tweede Kamer is op 1 juli 2022 geïnformeerd over de hoofdlijnen van Betalen naar Gebruik.6 In deze brief is toegelicht dat door het huidige systeem om te vormen van een belasting op bezit naar een belasting op gebruik, de lasten van automobiliteit rechtvaardiger worden verdeeld. Automobilisten die weinig rijden, gaan dan minder betalen. Zij belasten het wegennet en de omgeving immers minder dan automobilisten die meer kilometers maken. Daarbij is aangegeven dat het uitgangspunt is dat de opbrengsten van de autobelastingen in het voorziene jaar van invoering, 2030, op het niveau van 2025 blijven.
Wilt u, nu het kabinet gevallen is, alle voorbereidingen en/of besluiten rondom het rekeningrijden per direct stopzetten? Graag een gedetailleerd antwoord.
De Tweede Kamer bepaalt welke onderwerpen controversieel verklaard worden.
Het opslaan van medische gegevens van Nederlanders door externe softwareleveranciers |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Zonder hun medeweten worden de medische dossiers van miljoenen Nederlanders gekopieerd en «ergens» opgeslagen» van NRC?1
Ja.
Aangezien de Autoriteit Persoonsgegevens al in 2018 onderzoek deed naar het kopiëren van de medische gegevens van Nederlanders naar een commercieel systeem, kan dan geconcludeerd worden dat u al jaren op de hoogte was van deze grootschalige en mogelijk juridisch oneigenlijke dataverzameling in de Nederlandse zorg? Zo ja, kunt u dan uitleggen waarom hieraan niet eerder ruchtbaarheid is gegeven? Waarom is het Nederlandse volk hierover niet eerder grootschalig ingelicht?
Ik ben ervan op de hoogte dat de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) in 2018 een vooronderzoek heeft uitgevoerd. De AP zag destijds geen aanleiding tot vervolgonderzoek. De reden om geen vervolgonderzoek te doen was tweeledig. De AP constateerde dat de geëxtraheerde gegevens meteen automatisch worden versleuteld en alleen toegankelijk zijn voor de huisarts (die de sleutel heeft). De softwareleverancier en de ketenzorggroep hebben geen sleutel. Daarnaast worden medische gegevens niet met externen gedeeld, voor bijvoorbeeld wetenschappelijk onderzoek of statistiek.
Ten aanzien van het geven van ruchtbaarheid ligt de verantwoordelijkheid voor het informeren van betrokkenen over gegevensverwerkingen – in het algemeen en in deze casus – bij de betrokken huisartsen. Zij zijn verwerkingsverantwoordelijken in de zin van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Verwerkingsverantwoordelijken moeten richting betrokkenen en desgevraagd aan de AP – als onafhankelijke toezichthouder op de naleving van het gegevensbeschermingsrecht – kunnen aantonen dat zij in overeenstemming met de AVG persoonsgegevens verwerken.
De AP is een onafhankelijk zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) en dat betekent onder meer dat zij niet verplicht is om mij te informeren over bepaalde gegevensverwerkingen waarnaar al dan niet onderzoek wordt verricht. Daarnaast gaat de AP zelf over de openbaarmaking van bij haar berustende informatie over bijvoorbeeld onderzoeken die naar bepaalde verwerkingen plaatsvinden.
Kunt u uitleggen waarom in de Nederlandse (huisartsen)zorg op een dusdanig grootschalige manier gebruik wordt gemaakt van deze software(leveranciers), terwijl de medische privacy van mensen hierdoor in het geding komt en er juridische onduidelijkheid is over de validiteit van deze manier van dataverzameling?
De Nederlandse zorgsector is gefragmenteerd, waardoor ook de zorg-ICT-markten gefragmenteerd zijn. Mede hierdoor is een beperkt aantal leveranciers actief op de markt voor EPD/ECD-systemen in de eerstelijnszorg. Bovendien komen patiënten in hun zorgpad vaak veel verschillende zorgverleners tegen. Dit vereist dat artsen en zorgverleners de nodige patiëntgegevens makkelijk met elkaar kunnen delen en uitwisselen, iets wat in veel van hun ICT-systemen (nog) niet mogelijk is. Daarom kiezen steeds meer regionale samenwerkingsverbanden van huisartsen gezamenlijk voor VIPLive, een ICT-systeem dat informatie automatisch en eenvoudig uitwisselt, wat bovendien ook de administratieve lasten voor huisartsen verlaagt. De AP houdt als onafhankelijk toezichthouder toezicht op hoe VIPLive patiëntgegevens opslaat en deelt. Het is niet aan mij om te beoordelen of onderhavige gegevensdeling onrechtmatig is.
Zijn er geen andere manieren om medische gegevens, indien nodig voor de behandeling van een patiënt, te delen met lokale behandelaars? Is er actief werk gemaakt van het onderzoeken van deze mogelijkheid en zo ja, welke analyses en afwegingen kwamen daaruit? Zo nee, waarom is er niet gezocht naar alternatieve methoden om de zorg voor patiënten in de regio anders te organiseren?
Binnen de ketenzorg werken meerdere zorgverleners vanuit verschillende organisaties samen aan de behandeling van één patiënt (bijvoorbeeld voor diabetes en COPD). Iedere organisatie heeft een eigen informatiesysteem, maar voor een integraal patiëntbeeld moet men ook de informatie van elkaar hebben. Er zijn verschillende methoden om medische gegevens te delen met andere behandelaars.
Regionaal en sectoraal zijn daardoor in de afgelopen jaren verschillende zorginfrastructuren ontstaan, waarbinnen medische gegevens worden uitgewisseld en opgeslagen. Deze zorginfrastructuren hebben zelf afspraken gemaakt over de wijze waarop de wet- en regelgeving wordt ingevuld. Op basis van hun rol van verwerkingsverantwoordelijke in de zin van de AVG is het aan de betrokken zorgaanbieders om te boordelen en vast te stellen of de gekozen oplossing – in dit geval Topicus/Calculus – voldoet aan de geldende wetgeving en normen ten aanzien van de AVG en informatiebeveiliging, dat Topicus/Calculus beschikt over de benodigde certificeringen voor de NEN 7510 en ISO 27001 en voldoet aan de normen van de NEN 7512 en NEN 7513.
Waarom worden op een dusdanig grootschalige manier medische gegevens van zoveel Nederlanders opgeslagen, terwijl de gegevens van veel van deze mensen helemaal niet verzameld en gedeeld hoeven worden, aangezien daar geen medische noodzaak voor is? Waarom kan dit niet gerichter gebeuren en is de Nederlandse overheid hierover niet in gesprek gegaan met de partijen die aan dergelijke dataverzameling en opslag doen?
In het NRC-artikel wordt benoemd dat de patiëntgegevens uit VIPLive worden gekopieerd. In de moderne en «digitale» huisartspraktijk van nu is het digitaal werken en de bijbehorende centrale opslag van data nodig om het dagelijks werk en de patiëntenzorg goed en effectief uit te voeren. De nodige zorgvuldigheid in de omgang en het gebruik van patiëntengegevens is een aspect waar medewerkers in de zorg en ik ons dagelijks bewust van zijn. De desbetreffende data wordt opgeslagen in verschillende datacenters binnen de Europese Economische Ruimte (EER). Daarbij wordt data per praktijk strikt gescheiden opgeslagen.
Het is niet aan mij om te beoordelen of Topicus/Calculus voldoet aan de geldende wetgeving en normen ten aanzien van de AVG en informatiebeveiliging. Dit oordeel behoort toe aan de AP (en eventueel aan de rechter).
Hoe worden de medische gegevens die worden opgeslagen door deze leverancier(s) beschermd? Weet u wat er met deze gegevens gebeurt, wat de betrokken investeringsmaatschappij precies doet en op welke manier zij kan beschikken over de medische gegevens die worden verzameld, waar deze precies zijn opgeslagen, om hoeveel en welke gegevens het precies gaat en of deze gegevens wellicht ook met andere partijen worden gedeeld, verkocht worden aan derden, of voor andere doeleinden worden gebruikt?
Nederlandse zorginstellingen zijn wettelijk verplicht om te voldoen aan de norm voor informatiebeveiliging in de zorg, de NEN 7510. De NEN 7510 geeft richtlijnen voor controlemaatregelen en stelt eisen aan het informatiebeveiligingssystemen. Bij de inzet van ICT-producten die medische gegevens verwerken, eisen zorgaanbieders van de softwareleveranciers van deze ICT-producten dat ook zij voldoen aan de NEN 7510 en de AVG. Voor de NEN 7510 dienen softwareleveranciers dit aan te tonen door middel van het hebben van een certificaat. Aan het voldoen aan de eisen van de AVG wordt invulling gegeven door het sluiten van een verwerkersovereenkomst, waarin duidelijk gezamenlijk is vastgelegd hoe de softwareleverancier de medische gegevens verwerkt en dat deze verwerking voldoet aan de AVG. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de AP houden hier toezicht op.
Hoe reflecteert u op de kritiek en de zorgen die artsen uiten over deze manier van dataopslag door een commerciële partij, zonder dat huisartsen daar per patiënt en per medisch dossier invloed op kunnen uitoefenen? Vindt u het geoorloofd dat de autonomie over deze datasharing niet bij de behandelaar, maar bij een softwareleverancier ligt?
Over het algemeen is het acceptabel dat zorgaanbieders commerciële softwareleveranciers – als verwerkers in de zin van de AVG – inschakelen die ten behoeve van de verwerkingsverantwoordelijke persoonsgegevens verwerken. In dat kader moeten verwerkersovereenkomsten met de softwareleveranciers worden gesloten, waarin gezamenlijk afspraken worden gemaakt over de bescherming en beveiliging van persoonsgegevens (artikel 28 AVG). Uiteraard geldt daarbij ook dat verwerkers zich moeten houden aan de AVG. Dat betekent onder meer dat verwerkers (hier: de softwareleveranciers) de persoonsgegevens niet voor eigen/andere doeleinden mogen gebruiken. Op grond van de AVG blijft de arts – als verwerkingsverantwoordelijke – de zeggenschap houden over de wijze waarop de verwerking plaatsvindt.
Hoe rijmt u deze grootschalige medische dataopslag, die ook nog plaatsvindt zonder informed consent van de patiënt, met de privacywetgeving, die voorschrijft dat er juist zo weinig mogelijk gevoelige persoonsgegevens verzameld en opgeslagen mogen worden? Kunt u uitleggen waarom dergelijke bedrijven blijkbaar wordt toegestaan om buiten de wet te handelen?
Het is niet aan mij om een oordeel te geven over de rechtmatigheid van de gegevensverwerkingen die hier aan de orde zijn. Dat vergt onder meer een gedegen onderzoek naar de feiten en omstandigheden en hoe die zich verhouden tot het relevante wettelijke kader. Dat is aan de AP, als onafhankelijke toezichthouder op de naleving van het gegevensbeschermingsrecht.
Vindt u het geoorloofd dat commerciële softwareleveranciers met elkaar concurreren om privacygevoelige, medische data van mensen? Vindt u niet dat er hierdoor perverse prikkels en belangen ontstaan, ten koste van burgers, die hierdoor niets meer te zeggen hebben over hun eigen medische gegevens?
In Nederland is bewust gekozen voor een vrije markt, zodoende ook in de zorg-ICT. Ik ben van mening dat dit de ontwikkeling van innovatieve oplossingen ten goede komt. Zonder commerciële partijen zou het nodige ontwikkel- en innovatieklimaat niet bestaan. De commerciële softwareleveranciers zijn – net als niet-commerciële partijen – gebonden aan privacywetgeving. Ten aanzien van de inspraak die de patiënt behoort te hebben, is vastgelegd dat zorgverleners hun patiënten informeren dat hun medische gegevens worden opgeslagen en moeten zij hier tevens toestemming aan de patiënt voor vragen.
Waarom kan het opslaan van medische gegevens om de zorg voor (chronisch) zieke mensen te verbeteren en (regionaal) te stroomlijnen niet gebeuren via een overkoepelend systeem van het Rijk, waarop alle zorgverleners in Nederland kunnen worden aangesloten? Vindt u niet dat dit een publieke voorziening zou moeten zijn, in plaats van dit over te laten aan de markt?
In de nationale visie is vastgesteld dat we naar een integraal georganiseerd gezondheidsinformatiestelsel moeten groeien, waarin data beschikbaar, bereikbaar en bruikbaar moet zijn voor preventie, het primaire zorgproces en secundair datagebruik. Daarvoor moeten burgers, zorgverleners, zorgaanbieders, onderzoekers en beleidsmakers vertrouwen hebben in elkaar en in het zorgvuldig gebruik van data. Om dat vertrouwen een rotsvaste basis te geven is regie vanuit VWS nodig.
Om deze basis te creëren zet ik in op de standaardisatie van taal en techniek en de implementatie van generieke functies. Standaardisatie maakt het mogelijk de huidige en nieuwe infrastructuren te verbinden waardoor een landelijk dekkend netwerk ontstaat. Voor een uitgebreide uiteenzetting van mijn beleidslijn om te
komen tot een landelijk dekkend netwerk van infrastructuren verwijs ik u graag naar mijn Kamerbrief van 13 april 2023 «Landelijk dekkend netwerk van infrastructuren».2
Nu u weet dat de manier waarop medische gegevens worden opgeslagen voor veel huisartsen een (moreel) bezwaar is, bent u dan van plan om toch een vervolgonderzoek te laten doen naar deze dataverzameling?
De AP heeft in 2018 een vooronderzoek uitgevoerd. De AP zag destijds geen aanleiding tot verder onderzoek. De redenen hiervoor zijn in de beantwoording al eerder door mij benoemd. Het is uitdrukkelijk niet aan mij om aanvullend onderzoek te doen naar de rechtmatigheid van de gegevensverwerkingen die hier aan de orde zijn. Dat is aan de AP. Ik kan de AP ook niet vragen om dat onderzoek te doen, omdat de AP als onafhankelijke toezichthouder zelf beslist of zij al dan niet onderzoek doet naar bepaalde gegevensverwerkingen.
Wat gaat u doen om Nederlanders actief op de hoogte te brengen van het feit dat hun medische gegevens op grote schaal worden verzameld door externe partijen? Indien u niets gaat doen, kunt u dan uitleggen waarom u dit niet nodig acht?
Ten aanzien van het geven van ruchtbaarheid ligt de verantwoordelijkheid voor het informeren van betrokkenen over gegevensverwerkingen – in het algemeen en in deze casus – bij de betrokken huisartsen. Zij zijn verwerkingsverantwoordelijken in de zin van de AVG. Verwerkingsverantwoordelijken moeten richting betrokkenen en desgevraagd aan de AP – als onafhankelijke toezichthouder op de naleving van het gegevensbeschermingsrecht – kunnen aantonen dat zij in overeenstemming met de AVG persoonsgegevens verwerken.
Gaat u zorgen dat er duidelijke juridische kaders komen voor dergelijke medische dataverzameling en bent u voornemens om daarin op te nemen dat alleen medische gegevens die strikt noodzakelijk zijn voor de behandeling van een patiënt heel gericht verzameld en opgeslagen mogen worden en dat er duidelijke doeleinden worden verbonden aan het gebruik daarvan en wie daarover beschikking mogen hebben?
Er is al wet- en regelgeving die vereist dat medische gegevens goed worden beschermd. Zo is er de AVG en de Uitvoeringswet AVG (UAVG), op basis waarvan gezondheidsgegevens niet zomaar mogen worden verwerkt en waarin is geregeld dat betrokkenen in beginsel op de hoogte moeten worden gehouden van de verwerking van hun persoonsgegevens. Daarnaast stelt genoemde wetgeving eisen aan de verwerking van persoonsgegevens, zoals dat de verwerking rechtmatig, behoorlijk en transparant moet zijn.3 Ook bepaalt de AVG dat er passende technische en organisatorische waarborgen moeten worden getroffen, zodat de gegevens zijn beschermd tegen ongeoorloofde of onrechtmatige verwerking en tegen onopzettelijk verlies, vernietiging of beschadiging. Dit laatste is in nationale wet- en regelgeving nader ingevuld. Zo is in het Besluit elektronische gegevensverwerking door zorgaanbieders bepaald dat zorgaanbieders moeten voldoen aan de informatiebeveiligingsnormen NEN 7510, NEN 7512 en NEN 7513. De AP houdt toezicht op de naleving van de AVG en andere (nationale) privacywetgeving in Nederland.
Daarnaast geldt het medisch beroepsgeheim, dat met zich brengt dat een hulpverlener in beginsel moet zwijgen over alles dat aan hem door de patiënt wordt toevertrouwd. Het belang van het wettelijk beroepsgeheim wordt benadrukt door de strafbaarstelling van schending ervan. Voor softwareleveranciers die als verwerker ten behoeve van de zorgaanbieder persoonsgegevens verwerken, geldt een afgeleid medisch beroepsgeheim. Dat betekent dat voor hen dezelfde (geheimhoudings)regels gelden als voor hulpverleners. Al deze regels borgen dat commercieel gebruik van medische gegevens niet zomaar is toegestaan.
Deze regels moeten worden nageleefd. Het is primair aan zorgaanbieders om te zorgen dat voldaan wordt aan de internationale en nationale wet- en regelgeving en daar de nodige voorzieningen voor te treffen.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat huisartsen niet aansprakelijk kunnen worden gesteld voor oneigenlijk gebruik en verspreiding van de medische gegevens van hun patiënten die zijn opgeslagen, aangezien zij op dit moment eindverantwoordelijk zijn voor de medische gegevens van hun patiënten en de veiligheid en bescherming daarvan?
Dat is niet aan mij. Of een huisarts tuchtrechtelijk en/of civielrechtelijk of uit anderen hoofde aansprakelijk of aanspreekbaar is vanwege overtreding van bepaalde wet- en regelgeving, hangt af van de relevante wet- en regelgeving en de concrete feiten en omstandigheden. Daarin kan ik niet treden.
Overigens maak ik mij wel hard voor informatieveiligheid. Dit doe ik onder andere met het programma «Informatieveilig gedrag». Dit programma heeft als doel dat veel meer zorgorganisaties effectieve interventies kiezen om gedragsverandering bij zorgprofessionals te bereiken op het gebied van informatieveiligheid.
Aangezien veel huisartsen op dit moment niet eens op de hoogte zijn van het feit dat de medische gegevens van hun patiënten via het softwaresysteem op wekelijkse basis worden gekopieerd en opgeslagen bij een externe partij, gaat u alle huisartsen in Nederland hier actief over informeren? Bent u voornemens om het voor huisartsen makkelijker te maken over te stappen naar een andere leverancier en transparant en inzichtelijk te maken wat de verschillen zijn tussen de verschillende softwareleveranciers die diensten aanbieden voor dataverzameling- en sharing en op welke manier zij weer verbonden zijn met andere partijen, zoals bijvoorbeeld zorgverzekeraars?
Huisartsen zijn zelf verantwoordelijk voor welke ICT-systemen zij gebruikmaken. Ook zijn huisartsen verantwoordelijk voor het bewaren en beschermen van medische gegevens van hun patiënten. Overstappen naar een andere softwareleverancier is voor zorgaanbieders bovendien altijd ingrijpend. Met het Actieplan zorg-ICT-markt probeer ik de markt opener, eerlijker en toekomstgericht te maken. Meer specifiek wil ik door inrichting van een catalogus van zorg-ICT-systemen, zorgaanbieders en ICT-inkopers in staat stellen om ICT-producten en diensten met elkaar te vergelijken, bijvoorbeeld op basis van functionaliteiten of keurmerken. Bovendien zal ik brancheorganisaties als NHG en InEen vragen om opslag en uitwisseling van elektronische patiëntgegevens en ICT-inkoopbeslissingen bij hun achterban onder de aandacht te brengen.
Aangezien de handelwijze van Calculus in strijd lijkt te zijn met de privacywetgeving, omdat deze voorschrijft dat er niet op dusdanig grote schaal en op dezelfde plek dit soort gevoelige data opgeslagen mag worden, bent u voornemens om consequenties te verbinden aan deze gang van zaken? Zo ja, welke sancties gaat u stellen? Zo nee, waarom niet?
Dat er sprake is van overtreding van privacywetgeving staat niet vast, zolang de AP – als onafhankelijke toezichthouder – geen onderzoek heeft gedaan naar de relevante feiten en hoe die zich verhouden tot wet- en regelgeving inzake het gegevensbeschermingsrecht. Het verbinden van consequenties door mij is dan ook niet aan de orde. Als er sprake zou zijn van overtreding van privacywetgeving, dan is het aan de AP om al dan niet onderzoek in te stellen en/of eventueel handhavingsmaatregelen op te leggen.
Heeft u een risicoanalyse gemaakt met betrekking tot een mogelijk datalek, of een hack? En weet u wat de gevolgen zouden (kunnen) zijn als deze medische gegevens van burgers op straat komen te liggen, of in handen vallen van criminelen?
Het maken van risicoanalyses en het eventueel treffen van risicomitigerende maatregelen is aan de organisatie die verantwoordelijk is voor de grootschalige verwerking van patiëntgegevens (de verwerkingsverantwoordelijke) en/of de verwerker zelf. Deze organisaties zijn onder omstandigheden verplicht hiertoe een gegevensbeschermingseffectbeoordeling (DPIA) te verrichten. Hierin moeten de risico’s van de gegevensverwerking worden geïdentificeerd, evenals de maatregelen die moeten worden getroffen om die risico’s weg te nemen.
De gevolgen van een datalek kunnen ernstig zijn.4 Een gevolg hiervan kan financiële schade voor betrokkenen zijn, zoals identiteitsfraude en oplichting. Daarnaast kan een betrokkene als gevolg van een datalek immateriële schade lijden, wanneer gevoelige informatie over (mentale) gezondheid of problemen in de thuissituatie zijn gelekt.
Met betrekking tot het algemene dreigingsbeeld voor de zorgsector publiceert Z-CERT, het Computer Emergency Response Team voor de zorg, jaarlijks een cybersecurity dreigingsbeeld. In dit dreigingsbeeld worden trends, dreigingen en risico’s voor de Nederlandse zorgsector beschreven5. In het laatst gepubliceerde dreigingsniveau typeert Z-CERT het risico op een datalek als «medium». Het risico op een hack wordt aangemerkt als «hoog». Zorginstellingen zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk om deze risico’s te beperken en de impact van incidenten te mitigeren. Dit neemt echter niet weg dat ik me ook inzet op het verkleinen van de risico's en de impact hiervan. Dit doe ik door te zorgen voor meer bewustwording, duidelijke normen en kaders, en het ondersteunen van Z-CERT.
Worden er controles uitgevoerd op de systemen waarmee de medische gegevens van burgers worden verzameld, om de veiligheid van deze systemen te waarborgen en zo ja, is de Nederlandse overheid betrokken bij deze toetsing?
De softwareleveranciers van deze systemen zijn zelf verantwoordelijk voor de eigenschappen van het systeem voor wat betreft de informatiebeveiliging. Zij kunnen desgewenst hun systemen onafhankelijk laten toetsen aan gangbare normen op het gebied van informatiebeveiliging, zoals de ISO 27001 en de NEN 7510. Ook kunnen zij hiervoor desgewenst certificaten behalen, zodat zij kunnen aantonen dat zij volgens deze normen werken. Een certificering is niet verplicht. De certificerende partij moet daarvoor geaccrediteerd zijn door de Raad voor de Accreditatie, een private stichting.
Zorgaanbieders zijn zelf verantwoordelijk om te voldoen aan wet- en regelgeving op het gebied van gegevensbescherming (AVG) en informatiebeveiliging (o.a. de NEN 7510). De NEN 7510 stelt regels over informatiebeveiliging in leveranciersrelaties: alle relevante informatiebeveiligingseisen moeten worden vastgesteld en overeengekomen met elke softwareleverancier die informatie van de organisatie verwerkt en/of opslaat. De zorgaanbieder kan daarbij bijvoorbeeld eisen van een softwareleverancier dat een certificaat aanwezig is.
De AP ziet toe op de naleving van de AVG. De AP en de IGJ houden beide toezicht op informatiebeveiliging bij zorgaanbieders en gaan daarbij uit van de norm NEN 7510. De AP richt zich daarbij primair op gevallen waar het zwaartepunt op de verwerking van persoonsgegevens ligt. De IGJ richt zich primair op gevallen waar het zwaartepunt op de kwaliteit van zorgverlening ligt. De AP en de IGJ hebben samenwerkingsafspraken gemaakt en vastgelegd in een Samenwerkingsprotocol6.
Wat gaat u doen indien er naar aanleiding van dit onderzoek van NRC grootschalig klachten worden ingediend door burgers/patiënten, die niet willen dat hun medische gegevens zonder hun toestemming zijn verzameld en opgeslagen door een externe partij? Op welke manier gaat u huisartsen hierbij ondersteunen en beschermen?
Ik ben niet direct betrokken bij de behandeling van klachten aan het adres van zorgaanbieders. Klachten dienen betrokkenen direct in bij een zorgaanbieder of diens klachtenfunctionaris of functionaris voor gegevensbescherming. Daarnaast kunnen betrokkenen klachten indien bij de AP.
Verder zijn huisartsen en andere zorgverleners zelf verantwoordelijk voor de keuze voor en inkoop van ICT-systemen en horen daarom afwegingen te maken hoe en waar de elektronische patiëntgegevens op worden geslagen. Zoals eerder ook al benoemd zal ik bij brancheorganisaties als NHG en InEen vragen om de opslag en uitwisseling van elektronische patiëntgegevens bij hun achterban onder de aandacht te brengen.
De terugkeer en de gevaren van de wolf in Nederland |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met de onderzoeken van Bij12?1
Ja.
Bent u bekend met het onderzoek van Natuurmonumenten?2
Ja.
Bent u, in het licht van recente gebeurtenissen waarbij een wolf een agrarische ondernemer aanviel3, bereid om de wolf in Nederland nu wel aan te merken als een probleemdier en een bedreiging voor onze leefomgeving?
Er heeft een incident plaats gevonden en ik betreur dit ten zeerste. Ik ben me er van bewust dat dit incident een grote impact heeft op de betrokkenen en op de samenleving. Ik ben van mening dat er in Nederland geen sprake is van een «wolvenprobleem», maar dat er wel sprake is geweest van een aantal van probleemsituaties met wolven. Uit de Factfinding studie die in 2021 is uitgevoerd door Wageningen Environmental Research (Kamerstuk 33 576, nr. 251) blijkt dat wolven meestal van grote afstand vluchten als ze een mens herkennen.4 De studie geeft ook aan dat er situaties zijn waarin conflicten zich kunnen voordoen, bijvoorbeeld wanneer wolven mensen associëren met voedsel, wanneer er sprake is van provocatie of van wolven met hondsdolheid.
Bent u bereid om een onafhankelijke, deskundige partij te laten oordelen over aanvallen door de wolf en kunt u reflecteren op het feit dat er ondanks preventiemaatregelen herhaaldelijk aanvallen blijven plaatsvinden, recent dus zelfs tegen een mens? Wat vindt u van de stelling van Bij12, dat de preventiemaatregelen door ondernemers en burgers niet voldoende en/of adequaat genoeg worden genomen? Is het niet zo dat er simpelweg geen maatregelen zijn die volstaan, zonder dat de leefomgeving van mensen en de bedrijfsvoering van bijvoorbeeld agrariërs daar schadelijk onder lijdt?
Ik heb de Raad voor Dierenaangelegenheden, als onafhankelijke en deskundige partij, gevraagd om mij te adviseren over het samenleven met de wolf.
Het kan helaas nooit volledig worden uitgesloten dat een wolf beschermd vee aanvalt. Preventie is op dit moment het meest effectieve middel om wolven te weren. De provincies bieden waar mogelijk hulp aan veehouders aan, onder meer door de activiteiten vanuit de provinciale wolvencommissies: subsidieregelingen voor het inzetten van preventieve middelen, het geven van informatie en voorlichtingsactiviteiten, het ter beschikking stellen van zgn. noodrasters (tijdelijke uitleen van wolfwerende rasters), de inzet van wolvenconsulenten en preventieteams.
Bent u van mening dat de beschermde status van de wolf in Nederland nog altijd terecht en geoorloofd is, nu er steeds vaker incidenten met deze dieren plaatsvinden, die illustreren dat dit wilde dier niet (meer) thuishoort in de Nederlandse biodiversiteit? Vindt u niet dat de bescherming van onze huidige samenleving en leefomgeving moet prevaleren boven de bescherming van een dier dat in Nederland eigenlijk geen natuurlijke habitat meer heeft? Erkent u dat het Nederlandse landschap en de Nederlandse natuur heden ten dage niet meer te verenigen zijn met het cultiveren van een wild roofdier, zoals de wolf?
Doordat de wolf is teruggekeerd naar Nederland, is het vinden van een manier van samenleven met de wolf een gegeven. Zeker zolang het gaat om een Europees beschermde, inheemse soort. Daarmee is samenleven het uitgangspunt. Op grond van onder meer de Habitatrichtlijn gelden er strikte beschermingskaders. Tegelijkertijd leven we in een klein land waardoor wolf en mens en de dieren die gehouden worden door de mens dicht op elkaar leven. Er is de angst die leeft bij dierhouders en burgers over de aanwezigheid van een toenemend aantal wolven in Nederland. Tevens zijn er de gevallen waarbij vee wordt gedood door een wolf waarbij er ook de verplichting bestaat voor dierhouders om hun vee te beschermen. En recent was dus sprake van een bijtincident.
Ik ben me ervan bewust dat er in de samenleving uiteenlopende standpunten bestaan over de terugkeer van de wolf in Nederland. De uiteenlopende standpunten in de samenleving over de wolf vinden ook hun weerslag in de uitingen van uw Kamer. Zie bijvoorbeeld de aangenomen motie van het lid Van der Plas over het niet heilig verklaren van de beschermstatus van de wolf (Kamerstuk 33 576, nr. 338) en de aangenomen motie van het lid Vestering c.s. over een actieve inzet voor het beschermen van de wolf (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 69).
Deze dilemma’s, alsook de kaders van de Europese regelgeving wil ik graag onderdeel laten uitmaken van een gesprek met uw Kamer. Mocht uw Kamer, ook gezien de demissionaire status van het kabinet, een aanpassing in het beleid wensen, dan kan zij het kabinet daartoe oproepen. Uiteraard zijn wij daarbij gebonden aan Europese en nationale regelgeving.
Onderschrijft u dat de een wolf gemiddeld 200 vierkante kilometer natuur nodig heeft om te kunnen leven zoals dat gewenst en noodzakelijk is voor dit dier en dat Nederland beschikt over te weinig aaneengesloten natuurgebieden om een dusdanig geschikt leefgebied voor de wolf te waarborgen? Zo ja, vindt u dan niet dat wij de wolf geweld aan doen door dit dier in ons land te cultiveren en dat wij daarmee dus eigenlijk schade berokkenen aan de natuur, het milieu en onze biodiversiteit, onder andere omdat de wolf noodgedwongen over moet gaan tot onnatuurlijk gedrag?
De Factfinding studie geeft aan dat de gemiddelde omvang van een wolventerritorium in onze buurlanden circa 200 km2 bedraagt (variërend tussen 80–400 km2), afhankelijk van de hoeveelheid dagrustplaatsen, hoefdierdichtheid, onderlinge concurrentie en sociale status van de wolven. Een roedel heeft iets meer ruimte nodig dan een solitair dier en een territorium in een verzadigde regio is kleiner door onderlinge concurrentie dan in een nog leeg gebied. Wolven zijn zeer flexibele dieren en in cultuurlandschappen passen ze zich snel aan. Door die flexibiliteit kunnen ze in principe overal voorkomen waar wolven veilige dagrustplaatsen kunnen vinden en er voldoende voedsel is. Er is geen aanwijzing dat er sprake is van het aandoen van geweld.
Hoe bent u voornemens ervoor te zorgen dat Nederlandse landbouwdieren binnen de rasters blijven na een aanval van een wolf? Onderschrijft u het probleem dat deze dieren door de aanwezigheid van een wolf op hun terrein, of in hun nabije omgeving, in paniek raken, waarvoor de preventiemaatregelen niet afdoende zijn om ontsnappingen te voorkomen? Onderkent u ook dat er hierdoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan, bijvoorbeeld doordat de dieren de weg op rennen, waardoor er verkeersongelukken plaatsvinden? Als u van mening bent dat de wolf zich blijvend in Nederland moet kunnen vestigen, hoe gaat u dit probleem dan ondervangen?
Samenleven met de wolf kent een gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheid en samenleving. Het veilig huisvesten van dieren is primair de verantwoordelijkheid van de houder. Het uitgangspunt is daarbij dat hij zijn dieren beschermt tegen roofdieren. In het Besluit houders van dieren (Bhd) zijn hierover meerdere bepalingen opgenomen. Zo dient op grond van artikel 1.6 van het Bhd een dier, zo nodig, beschermd te worden tegen roofdieren en dient een houder ervoor zorg te dragen dat een dier niet kan ontsnappen uit een gebouw of kooi.
Ik ben me ervan bewust dat de aanwezigheid van de wolf tot lastige situaties kan leiden voor zowel de dieren als hun houders. Met het treffen van de juiste beschermingsmaatregelen moet het mogelijk zijn om op een goede manier samen te leven met deze dieren, waarbij het voorkomen van incidenten helaas nooit volledig is uit te sluiten. Naast wolfwerende rasters vormen kuddebewakingshonden een aanvullende mogelijkheid voor bescherming van vee.
Kunt u uitleggen waarom het niet mogelijk is om cijfers en gegevens te overleggen met betrekking tot de DNA-monsters met informatie over de zuiverheid van de wolf?
Zoals ik bij eerdere beantwoording van uw Kamervragen (kenmerk 2023Z08507) heb aangegeven, zijn alle DNA-analyseresultaten via de website van BIJ12 beschikbaar. Hieronder vallen ook de eventuele resultaten betreffende hybridisatie.
Zoals ik in de Verzamelbrief soortenbeleid (Kamerstuk 36 200, nr.120) heb aangegeven, wordt bij het DNA-onderzoek allereerst bepaald of de schade is veroorzaakt door een wolf of door een ander dier. Hierbij wordt ook bepaald of sprake is van een kruising van een wolf met een andere diersoort, een zogenaamde hybride wolf. Wanneer een landbouwhuisdier gedood zou worden door een wolf die een kruising is met een andere diersoort, krijgt BIJ12 hierover bericht van Wageningen Environmental Research. Tot nu toe is dit nog niet voorgekomen. In de Factfinding studie wordt een uitgebreide uitleg gegeven over het testen van DNA op hybridisatie.
Waarom is er geen (slachtoffer)hulp beschikbaar voor mensen en agrarische ondernemers die hun (gezelschaps)dieren verliezen als gevolg van een wolvenaanval? Erkent u dat een dergelijke aanval kan zorgen voor aanzienlijke financiële, economische en emotionele schade en trauma’s bij mensen?
Ik ben me ervan bewust dat dit incident impact heeft op de betrokkenen, de dieren en de samenleving. Er bestaan reeds diverse algemene instanties waar mensen terecht kunnen in het geval van verlies of bij nare gebeurtenissen, zoals Slachtofferhulp, Humanitas en MIND Korrelatie. Een specifiek loket voor (slachtoffer)hulp bij schade door de wolf is daarom niet nodig. Zoals eerder aan de Kamer gemeld (Aanhangsel Handelingen II 2022–2023, nr. 1413), kan men specifiek voor de financiële schade terecht bij BIJ12.
Nu er een persoon is aangevallen door een wolf, gaat u dan nu een risico- en handelingsprotocol maken met betrekking tot wolvenaanvallen, aangezien het in de lijn der verwachting ligt dat er de komende tijd meer aanvallen zullen plaatsvinden?
Het Interprovinciaal wolvenplan kent reeds diverse handelingsprotocollen die de verschillende situaties dekken waarin er conflicten met wolven kunnen plaatsvinden. Extra protocollen zijn daarom niet nodig. Verdere verbeteringen van de bestaande protocollen kunnen volgen uit het advies van de Raad voor Dierenaangelegenheden.
Welke stappen heeft u ondernomen na de recente aanval van de wolf op een persoon?
Op 13 juli 2023 heb ik telefonisch contact gehad met de betrokkene.
Bent u voornemens om werkbezoeken af te leggen bij agrarische ondernemers die in hun leef- en werkomgeving te maken krijgen met de nabijheid van wolven om ervaringen, zorgen en knelpunten uit de praktijk op te halen?
Medewerkers van mijn ministerie en ik hebben regelmatig contact met agrarische ondernemers en hun vertegenwoordigers over de dilemma’s bij het samenleven met de wolf in Nederland. Ook in het Landelijk Overleg Wolf worden de ervaringen, zorgen en knelpunten uit de praktijk regelmatig met LNV besproken.
Deelt u de mening van de kennis- en natuurorganisaties die stellen dat een onderzoek naar de raszuiverheid van de wolf in Nederland niet nodig is? Hoe weten wij zeker dat er in Nederland inderdaad geen zogeheten hybride wolven4 rondlopen, als de DNA-gegevens niet beschikbaar zijn en dus ook niet kunnen worden getoetst?
Zie mijn antwoord op vraag 8.
Indien er toch wel hybride wolven in Nederland leven, in hoeverre geldt de juridisch beschermde status dan nog voor deze dieren?
Hybriden van wolf en hond kennen dezelfde beschermde status als de wolf. De Europese Commissie adviseert lidstaten om voor hybriden een vastomlijnd beheersplan op te stellen met gebruikmaking van de meest actuele en betrouwbare veld-, laboratorium- en statistische procedures.6 In het interprovinciaal wolvenplan zijn hiertoe richtlijnen opgenomen. Omdat het lastig kan zijn om een hybridedier op afstand te herkennen, wordt DNA-onderzoek gebruikt om uitsluitsel te geven. Voor het verwijderen van een hybride dier uit de populatie is een provinciale ontheffing nodig op basis van artikel 3.8 lid 5 b1 van de Wet natuurbescherming.
Zoals ik bij de beantwoording van Kamervragen (kenmerk 2022Z19121) heb aangegeven, is er in Nederland nog nooit een hybride wolf aangetroffen. Ook in Duitsland zijn er in de afgelopen 20 jaar slechts enkele gevallen van hybridisatie bekend. De Factfinding-studie geeft aan dat uit recente genetische studies blijkt dat hybridisatie in de alpiene, Centraal-Europese en Scandinavische populaties zeer zeldzaam is (minder dan 1% van de onderzochte gevallen). Nederland kent bovendien geen loslopende zwerfhonden. Het risico op langdurig innig contact tussen wolf en hond is daardoor zeer klein. Ik acht de kans op hybridisatie in Nederland verwaarloosbaar.
Deelt u de mening dat er onderscheid gemaakt zou moeten worden tussen een «lustaanval» en een «roofaanval» bij wolvenaanvallen?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 heb aangegeven, kunnen er verschillende redenen zijn voor een incident tussen wolf en mens. Een onderscheid tussen lustaanval en roofaanval wordt hierbij niet gemaakt.
Bent u bereid om de provinciale subsidieaanvraag voor preventieve maatregelen tegen wolvenschade voor ondernemers, bedrijven en terreineigenaren te verhogen, aangezien inmiddels is gebleken dat de 20.000 euro die beschikbaar wordt gesteld vaak niet toereikend is?
Het beleid rond subsidiering van wolfwerende maatregelen is een provinciale bevoegdheid. Het is derhalve aan de provincies om te besluiten over de hoogte van de tegemoetkoming hiervoor.
De wereldwijd dalende geboortecijfers en de mogelijke oorzaken daarvoor |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Bent u op de hoogte van de – wereldwijde – berichtgeving en statistieken aangaande dalende geboortecijfers, sinds het begin van 2022?1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
Ja.
Zijn er, anders dan waarschijnlijkheidshypotheses, inmiddels wetenschappelijk onderbouwde verklaringen voor de dalende geboortecijfers in een groot deel van de wereld en meer specifiek voor Nederland? Zo nee, gaat er hiernaar (internationaal) breed onderzoek gedaan worden? Indien dat niet het geval is, bent u dan bereid om hier in Nederland een onderzoek naar te starten?
De trend van dalende geboortecijfers past in de theorie van de demografische transitie, een empirische wetmatigheid hoe zowel geboorte als sterfte zich ontwikkelen in de tijd, in vier fasen:
Er wordt wereldwijd al decennialang vanuit verschillende onderzoekdisciplines onderzoek gedaan naar de verschillende redenen waarom het geboortecijfer daalt tijdens de transitie van hoog geboorte- en sterftecijfer naar een laag geboorte- en sterftecijfer.9 Hieruit blijkt dat het geboortecijfer daalt als gevolg van complexe en onderling verbonden sociaaleconomische factoren die de voortplantings-beslissingen beïnvloeden. Omdat daar al veel onderzoek naar is en wordt gedaan, ga ik niet een nieuw onderzoek starten.
Houdt u rekening met de mogelijkheid dat het coronabeleid (bijvoorbeeld omdat vrouwen in de vruchtbare leeftijd hun kinderwens hebben uitgesteld) en/of de coronavaccinaties invloed hebben (gehad) op de geboortecijfers? Zo ja, kunt u dan uiteenzetten op welke manier(en) het beleid en de vaccinaties volgens u zouden kunnen hebben bijgedragen aan de afname van het aantal (levend)geborenen in Nederland en daarop reflecteren? En bent u voornemens om een impactanalyse te maken van de (mogelijke gevolgen) van het coronabeleid op de geboortecijfers in Nederland?
Ondanks een dalende trend in de geboortecijfers was er volgens het CBS in 2021, midden in de COVID-19-pandemie, juist een toename van het aantal geboortes.10 Zoals aangegeven in mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) van 31 augustus 202211, verlaagt vaccinatie tegen COVID-19 daarnaast het risico op ernstige (levensbedreigende) zwangerschapscomplicaties door COVID-19. Diverse internationale onderzoeken tonen aan dat COVID-19-vaccinatie tijdens de zwangerschap veilig is voor zowel moeder als kind. Ook laten buitenlandse onderzoeken geen negatieve effecten van de coronavaccins op de vruchtbaarheid zien.12 Ik zie dan ook geen aanleiding om een impactanalyse te maken van de gevolgen van het coronabeleid voor de geboortecijfers in Nederland.
Aangezien de European Medicines Agency (EMA) heeft onderkend dat de coronavaccinaties cyclus- en menstruatieproblemen kunnen veroorzaken8, zoals bijvoorbeeld hevige menstruatiebloedingen, is het dan mogelijk dat deze menstruatieproblemen resulteren in een afname van de algemene vruchtbaarheid in Nederland? Zo nee, waarom niet, aangezien verstoringen van de menstruatiecyclus inherent zijn aan verminderde vruchtbaarheid?
Het Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) van het EMA concludeerde dat er een aanneembare mogelijkheid is dat hevig vaginaal bloedverlies kan worden veroorzaakt door vaccinatie met de vaccins van BioNTech/Pfizer en Moderna.14 Dit is daarom als mogelijke bijwerking aan de bijsluiters toegevoegd. Het PRAC geeft aan dat menstruatiestoornissen in het algemeen veel voorkomen door uiteenlopende oorzaken, en dat er geen aanwijzingen zijn dat deze bijwerking een negatief effect heeft op de vruchtbaarheid.
Heeft u zicht op het percentage vrouwen in Nederland dat waarschijnlijk te maken heeft gekregen met verstoringen in hun menstruatiecyclus na coronavaccinatie en wat de (lange termijn) gevolgen daarvan zijn voor de Nederlandse geboortecijfers?
Bijwerkingencentrum Lareb ontving tot eind oktober 2022 in totaal ruim 27.000 meldingen van diverse menstruatieklachten na coronavaccinatie op ongeveer 19,8 miljoen gegeven vaccinaties aan vrouwen. De verstoringen die kunnen optreden herstellen meestal binnen enkele maanden en hebben geen invloed op de vruchtbaarheid.15
Weet u of er op dit moment nog (lange termijn) studies gaande zijn naar de mogelijke neonatale en maternale gevolgen van coronavaccins? Zo ja, wat zijn de laatste bevinden op dit gebied? Zo nee, vindt u dat dergelijke studies opgestart zouden moeten worden, teneinde in kaart te brengen wat de coronavaccins mogelijk voor invloed hebben (gehad) op de vruchtbaarheid?
Met het zwangerschapsregister Moeders van Morgen onderzoekt Lareb de veiligheid van de coronavaccins tijdens de zwangerschap. De eerste analyses van meer dan 4.000 zwangere vrouwen die zijn gevaccineerd, duiden niet op een verhoogd risico op het optreden van een miskraam, het vroegtijdig bevallen of het ontwikkelen van ernstige aangeboren afwijkingen bij het kind. Deze resultaten zijn in lijn met de internationale literatuur waar ook geen aanwijzingen zijn gevonden voor een verhoogd risico op nadelige uitkomsten op de zwangerschap of het kind na een COVID-19-vaccinatie tijdens de zwangerschap.
Onderschrijft u nog altijd de stelling dat er geen aanwijzingen zijn dat de dalende geboortecijfers en coronavaccinatie met elkaar in verband gebracht zouden kunnen worden? Zo ja, hoe onderbouwt u dat, aangezien de wetenschappelijke consensus ook is dat er nog heel erg weinig bekend is over de invloed van deze vaccins op de maternale en neonatale gezondheid en over de menstruatiecyclus en verstoringen daarvan en de gevolgen daarvan op de vruchtbaarheid in het algemeen?
Ja, zie mijn antwoorden op vragen 3, 4, 5 en 6.
Hoe reflecteert u op de openbaargemaakte data van vaccinproducenten, waaruit blijkt dat een significant aantal zwangere vrouwen na hun coronavaccinatie te maken kregen met het intra-uteriene verlies van hun baby’s, doodgeboortes, ernstige zwangerschapscomplicaties zoals het losraken van de placenta, of kinderen baarden met (ernstige) aandoeningen of misvormingen?
Zie mijn antwoord op vraag 6.
Heeft u inzicht in het percentage zwangerschappen in Nederland dat sinds de gedocumenteerde daling van het geboortecijfer is geëindigd in een miskraam, een vroeg en/of doodgeboorte, of de geboorte van een kind met gezondheidsproblemen? Zo ja, is hierin een verandering te zien ten opzichte van de jaren daarvoor en hoe verhouden zich deze percentages tot de procentuele daling van de geboortecijfers in Nederland? Is het dalende geboortecijfer hiervoor gecorrigeerd, of moeten deze percentages hiermee nog worden verrekend?
Perined is de landelijke organisatie voor perinatale registratie. Zij publiceren jaarlijks de landelijke geboortezorgcijfers, waaronder enkele van de gevraagde aspecten zoals sterftecijfers, cijfers over vroeggeboorte en aangeboren afwijkingen. Cijfers over het jaar 2022 zijn op dit moment nog niet bekend.
Heeft u vanuit (een deel van) de medische gemeenschap signalen gekregen dat er reden tot zorg over onderzoek naar de geboortecijfers en/of de maternale en neonatale gezondheid in Nederland is? Zo ja, welke partijen hebben hierover constateringen gedaan en gemeld en op welke manier is hieraan gevolg gegeven?
Nee.
Indien er meer miskramen, vroeg en/of doodgeboortes zijn en meer kinderen met aandoeningen en afwijkingen worden geboren sinds de gedocumenteerde daling van het geboortecijfer, weet u dan wat hiervan de oorzaken zijn, of is dit vooralsnog onduidelijk? Zo ja, gaat u hierover informatie ophalen bij maternale en neonatale experts en onderzoek doen?
Zie mijn antwoord op vraag 9.
Indien de geboortecijfers de komende jaren niet meer op het oude niveau terugkeren, vindt u dan dat er onderzoek gedaan moet worden naar de oorzaak van de blijven de stagnatie?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Indien het geboortecijfer in Nederland niet aantrekt, wat zijn daarvan dan de lange termijn gevolgen voor de Nederlandse samenleving?
In 2020 zijn door het NIDI en het CBS zeven nieuwe bevolkingsvarianten doorgerekend. De resultaten van deze bevolkingsvarianten zijn gepubliceerd in het deelrapport Bevolking 2050 in beeld: drukker, diverser en dubbelgrijs. Het kabinet heeft dit rapport op 7 juli 2020 aan uw Kamer aangeboden.16
Wat gaat u doen als niet alleen het geboortecijfer Nederland niet aantrekt, maar ook blijkt dat de collectieve vruchtbaarheid van de Nederlandse populatie blijvend en toenemend daalt?
Door het kabinet is de Staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050 ingesteld die begin 2024 advies zal uitbrengen over scenario’s, mogelijke beleidsopties en handelingsperspectieven met betrekking tot de maatschappelijke gevolgen van de demografische ontwikkelingen.
Indien er de komende jaren meer zwangerschappen eindigen in een miskraam en/of een vroeg en/of doodgeboorte, en/of er blijvend meer kinderen met gezondheidsproblemen geboren worden in Nederland, welke stappen gaat u dan zetten om de oorzaak daarvan te achterhalen?
Het geboortezorgbeleid is gericht op integrale geboortezorg. Ik investeer daarbij in kennis- en kwaliteitsontwikkeling via programma’s van ZonMw voor en door de betrokken zorgprofessionals in de sector.
Milieu- en klimaatvervuiling door mondneusmaskers tijdens de coronacrisis |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers , Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van RIVM, waaruit blijkt dat de milieubelasting door mondneusmaskers tijdens de coronacrisis heel groot was?1
Ja. Dit onderzoek is uitgevoerd door het RIVM in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Hoe reflecteert u op de aanzienlijke schade aan het milieu die de gigantische hoeveelheid mondkapjes die tijdens de coronacrisis in Nederland zijn gebruikt heeft veroorzaakt?
Elke schade aan het milieu is te betreuren. De overheid roept burgers er altijd toe op om afval niet op straat te gooien. Dit geldt ook voor mondkapjes.
Vanwege de samenhang in de vraagstelling van de vragen 3, 6, 7, 8 en 9 wordt de beantwoording van deze vragen samengenomen.
Erkent u dat de schade aan het milieu die de mondkapjes hebben aangericht negatieve effecten (zullen gaan) hebben op de volksgezondheid?
Het inzetten van een maatregel vraagt altijd om een afweging tussen de voor- en nadelen van die maatregel. Deze afweging heeft het kabinet ook gemaakt en geoordeeld dat de positieve effecten van een mondkapjesplicht, ter bescherming van de volksgezondheid, opwogen tegen de nadelen. Het kabinet heeft in het najaar van 2020 diverse debatten met uw Kamer gevoerd over de inzet van mondkapjes. Zo is hier in het debat met uw Kamer van eind september 2020 uitgebreid over gesproken. Dit heeft geleid tot de invoering van het dringende advies (dd. 2 oktober 2020) om mondkapjes te dragen in publieke binnenruimtes. In november 2020 is dit advies, met name met het oog op duidelijkheid, een plicht geworden. Het Nederlandse mondkapjesbeleid was in lijn met de internationale praktijk en met de adviezen van bijvoorbeeld de WHO.
Ten tijde van het nemen van het besluit is er niet voor gekozen om een milieu-impactanalyse te maken en waren het kabinet geen waarschuwingen bekend over de gevolgen van de inzet van mondneusmaskers voor het milieu. Er is voor gekozen om achteraf de effecten van mondkapjes op het milieu te laten onderzoeken. Het onderzoek van het RIVM is hiervan het resultaat.
Zo ja, erkent u dan ook dat het inzetten van mondkapjes en een mondkapjesplicht tijdens de coronacrisis niet alleen weinig tot niet effectief was voor de bestrijding van het coronavirus, maar zelfs contraproductief heeft gewerkt, aangezien de mondkapjes juist voor een verslechtering van de volksgezondheid, in plaats van voor bescherming daarvan hebben gezorgd?
De mening van het lid Van Haga dat de mondkapjesplicht weinig tot niet effectief was voor de bestrijding van het coronavirus en contraproductief heeft gewerkt op de volksgezondheid, deel ik niet. Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoorden op eerdere vragen van het lid Van Haga over dit onderwerp (zie o.a. antwoorden op Kamervragen dd. 24 maart 2023, kenmerk 2023Z02343).
Gaat u naar aanleiding van dit onderzoek van het RIVM in kaart brengen hoe groot de schade voor het milieu is, hoe die schade er precies uitziet en welke neveneffecten – voor de volksgezondheid, de economie en het klimaat – daarvan waarschijnlijk het gevolg zullen zijn? Zo ja, op welke manier gaat u dit doen en wanneer kan de Kamer de resultaten van dit onderzoek verwachten?
Ik heb het RIVM al gevraagd om onderzoek te doen naar het effect van persoonlijke beschermingsmiddelen op het milieu. Het rapport van het RIVM, naar aanleiding waarvan het lid Van Haga deze set Kamervragen heeft gesteld, is hiervan het resultaat.
Ik betreur het uiteraard dat er mondkapjes als zwerfvuil in het milieu terechtgekomen zijn. Zwerfvuil is echter een breder probleem en ik zie geen aanleiding tot het doen van onderzoek specifiek naar de effecten van mondkapjes in het zwerfafval, temeer omdat er inmiddels al geruime tijd geen mondkapjesplicht meer van kracht is. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zet in op het tegengaan van zwerfafval in het algemeen en specifiek op bepaalde onderwerpen (ter illustratie van dit laatste: de vervuiling door sigarettenfilters in het zwerfafval vormt jaarlijks een groter probleem dan het zwerfafval van mondkapjes die volgens het rapport van het RIVM in de periode tussen maart 2020 en maart 2022 in het milieu terechtgekomen is).
Kunt u uitleggen waarom er tijdens de coronacrisis is gekozen voor het inzetten van (wegwerp)mondneusmaskers op deze schaal en middels een plicht, terwijl verschillende experts in binnen- en buitenland al heel snel waarschuwden voor de vervuilende effecten van deze medische hulpmiddelen voor het milieu en er hierover ook verscheidene wetenschappelijke publicaties zijn verschenen?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u dat de inzet van (wegwerp)mondneusmaskers op deze schaal strookt met de klimaatplannen- en doelstellingen van dit kabinet?
Zie antwoord vraag 3.
Is er in het begin van de coronacrisis een impactanalyse gemaakt voor het inzetten van (wegwerp)mondneusmaskers zoals dat gedaan is? Zo ja, welke conclusies kwamen daar uit en was toen niet ook al duidelijk dat mondkapjes een grote negatieve impact op het milieu zouden hebben? Zo nee, waarom is een dergelijke analyse niet gemaakt? Heeft het kabinet hierover wel informatie ingewonnen bij experts?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u en/of is het kabinet op enig moment tijdens de coronacrisis door officiële (internationale) adviserende en/of beslissingsbevoegde gremia gewaarschuwd voor de gevolgen van de inzet van mondneusmaskers op deze manier? Zo ja, door welke gremia, wanneer en wat is er met die informatie gedaan?
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel vertraging bij het behalen van de klimaatdoelstellingen voor 2030 loopt Nederland op als gevolg van de milieubelasting door het mondneusmaskerbeleid tijdens de coronacrisis en welke (financiële) gevolgen heeft dat?
De coronacrisis heeft weliswaar geresulteerd in extra productie van mondkapjes maar vooral ook in een afname van economische activiteiten, waardoor de totale uitstoot is afgenomen. Er is geen effect van mondkapjes in zwerfafval te verwachten op de voortgang van het beleid gericht op de langere termijn voor de uitstoot in 2030.
Op welke manier gaat het kabinet deze vertraging inhalen, dan wel compenseren?
Zie antwoord vraag 10.
Welke stappen gaat u ondernemen om de naar schatting 60.000 kilo zwerfafval die als gevolg van het mondkapjesbeleid in het milieu terechtkwam op te ruimen en de milieuschade die daardoor nu al is opgetreden te compenseren?
In Nederland gaan we uit van een brede aanpak van zwerfafval, waarbij verschillende partijen een rol spelen in het voorkomen van vervuiling, schoonmaken en schoonhouden van de openbare ruimte. Via communicatie van o.a. Milieu Centraal en de Rijksoverheid zijn burgers (tot op 10 januari 2022 het advies van het OMT kwam om medische mondneusmaskers type II of IIR te gebruiken) aangespoord om herbruikbare mondkapjes te gebruiken en eenmalige mondkapjes in het restafval te gooien. Daarnaast ondersteunt de Rijksoverheid gebiedsbeheerders, zoals gemeenten, die verantwoordelijk zijn voor het schoonhouden van de gebieden die onder hun beheer vallen. Met deze instrumenten is een bijdrage geleverd aan het tegengaan van mondkapjes in het zwerfafval.
Op welke manier gaat het kabinet de gevolgen van de CO2-uitstoot door mondkapjesbeleid compenseren?
Het kabinet is niet voornemens specifiek de CO2-uitstoot veroorzaakt door productie van mondkapjes te compenseren. Zie ook het antwoord op vraag 10.
Bent u van mening dat het geoorloofd is om Nederlandse huishoudens klimaatregels- en beperkingen op te leggen, zoals het installeren van een warmtepomp, het oproepen tot verminderd drinkwatergebruik en andere ingrijpende maatregelen te nemen uit naam van de klimaatverandering- en bescherming, zoals het sluiten van kolencentrales, het opvoeren van de brandstofprijzen en het heffen van meer belasting bij een «te hoog» energieverbruik, terwijl de overheid zelf actief en bewust beleid voert dat schadelijk is voor milieu en het klimaat? Zo ja, kunt u dat beargumenteren?
De mening van het lid Van Haga dat de overheid Nederlandse huishoudens op deze manieren beperkingen oplegt, deel ik niet. Een oproep om bewust om te gaan met drinkwater is immers geen verplichting en de stimulansen die het kabinet burgers en bedrijven biedt om klimaatvriendelijke maatregelen te treffen zijn dat evenmin. Dat neemt niet weg dat ik het zeer toejuich dat burgers en bedrijven maatregelen nemen die gunstig zijn voor milieu en klimaat en dat dat ook geldt voor de overheid.
Weet u wat de gevolgen zijn van de milieubelasting door de mondkapjes voor de druk op de zorg en de zorgkosten, aangezien naar verwachting meer mensen last zullen krijgen van gezondheidsklachten door omgevingsfactoren veroorzaakt door mondkapjesvervuiling? Indien u dit niet weet, gaat u hiervoor dan een impactanalyse maken?
In het onderzoek van het RIVM zie ik geen aanleiding om te veronderstellen dat een impactanalyse nodig is. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 12.
Gaat u, net zoals voor Post Covid, onderzoek doen naar welke klachten en aandoeningen mogelijk worden veroorzaakt door milieubelasting door mondkapjes en welke middelen worden daar dan voor vrijgemaakt? Komt er voor mensen met hieraan gerelateerde klachten ook een behandeltraject? En komt er een compensatiefonds voor mondkapjesslachtoffers, waar kunnen deze patiënten dan aanspraak op maken en wat zijn hiervoor dan de criteria? Zo nee, waarom komt een dergelijk fonds er niet, aangezien de gezondheidsschade door omgevingsfactoren aanzienlijk kan zijn?
Zorg voor mensen met klachten die mogelijk veroorzaakt worden door zwerfafval, of door andere zaken die spelen in de leefomgeving, is onderdeel van de algemene gezondheidszorg in Nederland.
Hoe gaat u bij een eventuele volgende pandemie zorgen dat de milieubelasting door medische hulpmiddelen zoals mondneusmaskers niet meer zo groot is? Welke concrete maatregelen ter bescherming van milieu en klimaat gaat u hiervoor nemen?
Het is belangrijk om de negatieve impact op het klimaat en de milieu-impact van (het gebruik van) medische hulpmiddelen zo veel mogelijk te voorkomen. Het kabinet werkt daarom samen met de sector aan het verduurzamen van (publieke) zorg en welzijn. Mocht in een eventuele toekomstige pandemie de grootschalige inzet van mondneusmaskers overwogen worden, zal bekeken worden of het mogelijk is om dit aspect extra mee te laten wegen.
Hoeveel gaat de milieubelasting door het mondkapjesbeleid tijdens de coronacrisis en de (lange termijn) gevolgen daarvan de Nederlandse belastingbetaler kosten? Kunt u gespecificeerd inzichtelijk maken welke gelden daarvoor op welke manier en voor welke doeleinden worden aangewend? En hoe worden de resultaten van deze uitgaven gemonitord, gemeten en getoetst?
Het opruimen van mondkapjes in het zwerfafval is onderdeel van de algemene zwerfafvalaanpak. Het is niet mogelijk om de kosten hiervan per afvalsoort uit te splitsen en inzichtelijk te maken.
De overlast van asielzoekers in Maarheeze |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving over de gevolgen van de overlast van asielzoekers in Maarheeze, zoals de sluiting van de Jumbo1 en de wens van machinisten om het station in Maarheeze over te slaan?2
Ja.
Wat is uw reactie op deze gevolgen door overlast van asielzoekers in Maarheeze?
Iedere vorm van overlast veroorzaakt door asielzoekers is onacceptabel, zo ook in Maarheeze. Onze gastvrijheid mag nooit ten koste gaan van onze veiligheid. Ik zet mij daarom met COA en andere ketenpartners en in overleg met de gemeente Cranendonck in om met verschillende maatregelen de rust weer terug te laten keren in de gemeente. Deze worden hieronder toegelicht.
Waarom is er vorig jaar niet ingegrepen toen inwoners en winkeliers in Maarheeze aangaven zich nog steeds onveilig te voelen in hun eigen dorp?3
Er zijn verschillende maatregelen getroffen in en rondom het azc in de gemeente Cranendonck. Zo heeft het COA het hekwerk rondom het terrein aangepast om mensen buiten te houden en is het toezicht op gebouw F16, waar de overlastgevende bewoners worden opgevangen, verscherpt.
Om verblijf op het azc-terrein voor de asielzoekers aantrekkelijker te maken wordt het naastgelegen terrein geëgaliseerd en ingericht als sportveld, wordt planmatig onderhoud uitgevoerd aan de buitenzijde van de gebouwen, zijn overtollige units verwijderd en is een mobiele winkel gerealiseerd die op doordeweekse dagen door bewoners van het azc druk wordt bezocht. Er wordt bekeken of het assortiment kan worden vergroot. Ten behoeve van plaatsing van permanente camera’s op het azc-terrein is een plan in ontwikkeling. Hierbij is ook uitvoerig onderzoek gedaan naar de impact op privacy.
Daarnaast is er sinds maart 2023 in samenwerking met de Coördinator Nationale Aanpak Overlast en de ketenmariniers een toezichtteam gestart in de gemeente Cranendonck. Met hun zichtbaarheid en aanwezigheid zetten de toezichthouders zich in om bepaalde vormen van overlast te voorkomen. Door persoonlijk contact met de asielzoekers, weten zij in situaties waar onrust heerst of onenigheid dreigt, vaak de angel eruit halen voordat de spanning escaleert. Daarnaast onderhouden zij nauw en frequent contact met de lokale bewoners, winkeliers en ondernemers, de politie, het COA en vervoerders.
Bent u bekend met de maatregelen die de Nederlandse Spoorwegen (NS) heeft genomen als reactie op de wens van de machinisten?4
Ja. Ik ben doorlopend in gesprek met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en vervoerders over maatregelen om de overlast die door asielzoekers in het openbaar vervoer wordt veroorzaakt terug te dringen. De voortgang hierop wordt maandelijks met de gemeente besproken. Een van de aanvullende maatregelen die wordt uitgewerkt is de inzet van COA-hosts op station Maarheeze. Het COA en de NS zijn hier reeds over in gesprek. Dergelijke hosts zijn actief op het station van Emmen, waar ze een belangrijke preventieve werking hebben.
Daarnaast kunnen vervoerders een reis- of verblijfsverbod opleggen aan personen, waaronder ook asielzoekers, die veelvuldig overlast veroorzaken. Met het verbod kan de toegang tot een station of een bepaald traject worden ontzegd.
Wat gaat u eraan doen om ervoor te zorgen dat inwoners van Maarheeze zich weer veilig voelen in hun dorp en dat het niet verandert in een spookdorp? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Zie antwoord vraag 3.
Worden de overlastplegers gestraft en daarna als de wiedeweerga teruggestuurd naar het land van herkomst? Indien dit niet het geval is, waarom blijven ze ongestraft?
Het uitgangspunt van het openbare-ordebeleid is dat vreemdelingen die misdrijven plegen niet in aanmerking komen voor verblijf in Nederland.
Op grond van Europese regelgeving kan de IND de vluchtelingenstatus of een subsidiaire beschermingsstatus echter alleen weigeren of intrekken op grond van openbare orde indien de vreemdeling (onherroepelijk) is veroordeeld voor een (bijzonder) ernstig misdrijf. Hiervan is sprake als een straf is opgelegd van minimaal zes maanden («ernstig misdrijf» in geval van subsidiaire bescherming) of tien maanden («bijzonder ernstig misdrijf» bij een vluchtelingenstatus). Ook moet er sprake zijn van een gevaar voor de gemeenschap, in artikel C2/7.10.1 van de Vreemdelingencirculaire (Openbare orde als afwijzingsgrond) is een verdere invulling van dit begrip gegeven. Daarnaast dient voor een intrekking van een reeds verleende vergunning gekeken te worden naar de zogenoemde glijdende schaal in het kader van de openbare orde (art. 3.86 Vb). Hoe langer de vreemdeling rechtmatig in Nederland verblijft, hoe hoger de straf moet zijn om tot beëindiging van het verblijfsrecht over te kunnen gaan.
Een veroordeling voor een (bijzonder) ernstig misdrijf kan dus grond zijn om geen verblijfsvergunning te verlenen. Na een afwijzend besluit van de IND start de DT&V het terugkeerproces. Dit kan ook vanuit strafdetentie of vreemdelingenbewaring.
De komst van azc op vakantiepark De Lindenberg in Holten |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de reacties van omwonenden van vakantiepark De Lindenberg?1
Ja.
Wat is uw reactie op de onvrede vanuit de buurtbewoners?
De emoties die naar voren komen zijn begrijpelijk. Tegelijkertijd is de urgentie voor nieuwe opvangplekken onverminderd hoog. Het is belangrijk dat er wordt opengestaan voor de zorgen en vragen van de buurtbewoners. Een constructieve dialoog, transparante communicatie en passende maatregelen om de zorgen aan te pakken kunnen helpen om de spanningen te verminderen. Ik blijf mij onverminderd inzetten om eventuele overlast te voorkomen en de veiligheid van bewoners, medewerkers en omwonenden te garanderen. Dit doe ik onder andere met de maatregelen die ik uiteen heb gezet in de Kamerbrief van 9 mei jongstleden. Tegelijkertijd doet het mij deugd om te horen dat een deel van de buurtbewoners ook de noodzaak van het opvangen van asielzoekers erkent.
Hoe komt het dat een groot gedeelte van de buurtbewoners niet is ingelicht over de komst van het asielzoekerscentrum (azc)?
De gemeente laat mij weten dat ervoor is gekozen om de inwoners schaalbaar te informeren over het voorgenomen besluit. In eerste instantie hebben de direct aanwonenden, in een straal van 300 meter rond de opvanglocatie, alle grond- en woningeigenaren, een brief ontvangen. Vervolgens is op dinsdag 4 juli 2023 voor deze aanwonenden een inloopavond georganiseerd waar inwoners in gesprek konden gaan met bestuurders, ambtenaren en COA-medewerkers. Naar aanleiding van de grote interesse in deze inloopavond, heeft de gemeente besloten om 2 extra inloopmomenten te organiseren. Op zaterdagochtend 8 juli en woensdagavond 12 juli zijn deze inloopmomenten geweest. Ten slotte is op 10 juli 2023 een openbare raadsvergadering geweest over dit onderwerp. Tijdens deze vergadering hebben de buurtbewoners de kans gekregen om in te spreken. Hier hebben 10 mensen gebruik van gemaakt. De vragen die door de insprekers zijn gesteld, zijn verwerkt in de rubriek «meeste gestelde vragen» op de website van de gemeente Rijssen-Holten.
Snapt u de angst die omwonenden hebben, en dat ze nadenken over «flinke maatregelen» zoals camera’s en een groot, elektronisch hek?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Bent u van plan om, als de gemeenteraad in meerderheid de komst van het azc afwijst, af te zien van de transformatie van het vakantiepark naar een azc? Indien dit niet geval is, waarom bent u bereid om de lokale democratie te ondermijnen en de zorgen van omwonenden te negeren, voor het opvangen van 250 asielzoekers? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
De gemeente laat mij weten dat er op 10 juli een openbare raadsvergadering heeft plaatsgevonden waar de raad en insprekers hun wensen en bedenkingen konden uitten over het aan te kopen vakantiepark. De gemeente laat weten dat in de besluitenlijst van de vergadering van 10 juli is opgenomen dat de gemeenteraad positief staat tegenover het voornemen om het park te kopen en te verhuren aan het COA.
De berichten dat AEB (Amsterdams afvalverwerkingsbedrijf) door de gemeente Amsterdam opnieuw in de verkoop is gezet |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met de berichten dat AEB (Amsterdams afvalverwerkingsbedrijf) door de gemeente Amsterdam opnieuw in de verkoop is gezet?
Ja, daar ben ik mee bekend.
Bent u bekend met de financiële reserveringen voor maatwerkafspraken met afvalcentrales om onder andere CO2 te reduceren?
Ja, ik ben bekend met deze reservering in het kader van de voorjaarsklimaatbesluitvorming.
Klopt het dat uw ministerie (op termijn) de capaciteit van afvalenergiecentrales wil beperken? Kunt u iets vertellen over de voortgang hiervan?
Zoals opgenomen in Nationaal Programma Circulaire Economie is de inzet om afvalverbranding terug te dringen en daarmee op termijn ook de totale landelijke afvalverbrandingscapaciteit te beperken. In mijn brief van 18 juli jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over het beëindigen van de gesprekken met de sector die naar aanleiding van de motie Mulder werden gevoerd. Hierin werd tevens aangekondigd wat de nieuwe inzet is op afvalverbranding in het kader van de klimaatbesluitvorming. Zo wordt onder meer de CO2-heffing voor afvalverbrandingsinstallaties aangescherpt en worden de mogelijkheden bezien om circulaire initiatieven te belonen onder de heffing. Inzet van het gehele pakket is ook om meer handelingsperspectief te bieden voor bedrijven richting een klimaatneutrale en circulaire economie. Aan de hand van de verwachtingen over de toekomstig benodigde verbrandingscapaciteit wordt een routekaart naar 2050 opgesteld. De sector zal betrokken worden bij de uitwerking van deze routekaart. Vervolgens kunnen, in lijn met de routekaart, in het kader van het maatwerktraject met grote CO2-uitstoters afspraken worden gemaakt met afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) waar onder andere ook afbouw van capaciteit onderdeel van zou kunnen zijn. Voor de maatwerkafspraken met AVI’s zijn, zoals u in uw vorige vraag opmerkt, middelen gereserveerd binnen het Klimaatfonds. Over de exacte invulling van het klimaatpakket en de besteding van deze middelen wordt nog separaat met uw Kamer gecommuniceerd.
Bent u bekend met de berichten in het Parool over AEB en over de verkoop van AEB door gemeente Amsterdam?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Stel dat de verwerkingscapaciteit van AEB uit de markt wordt gehaald en de centrale stopt, hoeveel draagt dit bij aan uw doelstelling tot het verminderen van capaciteit?
Bij AEB wordt op jaarbasis ongeveer 1.325 kiloton aan afval verwerkt in de afvalverbrandingsinstallaties van het bedrijf. Dat komt neer op ongeveer 18% van de totale landelijke hoeveelheid afval die bij afvalverbrandingsinstallaties wordt verwerkt.
Hoeveel verwerkingscapaciteit gaat uit de markt als AEB zal sluiten, zodat er geen of minder afval geïmporteerd zal worden?
Zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven, wordt er in de afvalverbrandingsinstallaties van AEB jaarlijks ongeveer 1.325 kiloton afval verwerkt. De vergunde capaciteit bij AEB is 1.350 kiloton (bron: Afvalverwerking in Nederland, gegevens 2021). Dit is ongeveer 16% van de totale vergunde afvalverbrandingscapaciteit in Nederland. Bij AEB mag daarnaast ook 160 kiloton zuiveringsslib worden verbrand.
Kunt u aangeven wat de mogelijkheden zijn om AEB als publiek bedrijf – dat te koop staat – door de rijksoverheid, bijvoorbeeld met de gereserveerde middelen uit het klimaatfonds, te benutten om direct capaciteit uit de markt te halen, bijvoorbeeld door het te kopen met als doel te sluiten?
In de huidige aanpak is niet voorzien dat een bedrijf wordt gekocht met als doel het te sluiten. Dit is niet waar de genoemde middelen voor zijn gereserveerd. Het kopen van een bedrijf met als doel het te sluiten, valt buiten de scope van de gereserveerde middelen uit het klimaatfonds.
Als het antwoord op de vorige vraag negatief is, kunt u uitvoerig uitleggen waarom u deze capaciteit van een publieke organisatie, niet uit de markt kan halen?
Het Klimaatfonds is een belangrijk instrument om financiering mogelijk te maken voor maatregelen die bijdragen aan verduurzaming van de verschillende sectoren, zodat het doel van ten minste 55% CO2-reductie in 2030 wordt behaald. Het fonds kan aangewend worden om bedrijven te ondersteunen bij het opbouwen van een duurzame werkwijze, zoals het ontplooien van meer circulaire activiteiten. Het kopen van een bedrijf met als doel het te sluiten valt echter buiten de scope. De reservering voor maatwerksubsidies voor de afvalverbrandingsinstallaties zijn in beginsel geoormerkt voor de verduurzaming van deze installaties, maar zullen pas in beeld komen als bestaand instrumentarium, zoals de SDE++, VEKI, DEI en NIKI, niet toereikend is.
Stel dat u deze capaciteit niet uit de markt denkt te kunnen halen, kunt u aangeven wat het principiële verschil is met andere manieren om capaciteit uit de markt te halen?
Wanneer capaciteit niet versneld met overheidsgeld uit de markt wordt gehaald, is een andere optie bijvoorbeeld om dit via een meer natuurlijk verloop te realiseren. Deze route zou het geleidelijk afschalen van verbrandingscapaciteit kunnen behelzen naar gelang de behoefte daaraan afneemt, waarbij het afvalverwerkende bedrijf geleidelijk opschaalt naar meer hoogwaardige verwerkingstechnieken. De rijksoverheid zou hier een stimulerende rol in kunnen spelen door ondersteuning te bieden in de ontwikkeling van de benodigde infrastructuur en door het bestaande subsidie-instrumentarium hierop aan te passen. Het principiële verschil tussen deze route en de route van versneld uit de markt halen van verbrandingscapaciteit is de mate van overheidsingrijpen.
Stel dat u deze capaciteit niet uit de markt denkt te kunnen halen, kunt u een overzicht geven van alle argumenten die tegen het sluiten van AEB pleiten? Kunt u aangeven welke van deze argumenten niet gelden voor andere manieren om capaciteit uit de markt te halen?
Een argument tegen acute volledige sluiting van een grote afvalverbrandingsinstallatie zoals AEB is dat er op korte termijn niet voldoende alternatieven zijn voor de verwerking van al het afval dat nu door AEB wordt verwerkt. De afvalverbrandingscapaciteit bij AEB wordt voor langere periodes volgepland met zowel binnenlands als buitenlands afval. Al dit afval moet dan elders «tussendoor» verwerkt worden. Dit kan dan voor stagnatie binnen de afvalbeheerketen zorgen. Een ander argument zou kunnen liggen in het feit dat AEB momenteel energie in de vorm van elektriciteit en warmte levert aan woningen en bedrijven. Als deze energiebron plots wegvalt, bestaat de mogelijkheid dat er tijdelijk moet worden teruggevallen op een «grijzere» bron. Vooralsnog kiest het demissionaire kabinet voor het op een geleidelijke manier afschalen van de afvalverbrandingscapaciteit, zodat dergelijke effecten uitblijven en op een gecontroleerde manier kan worden toegewerkt naar meer hoogwaardige afvalverwerking.
De publicatie ‘Rare link between coronavirus vaccines and Long-Covid-like illness starts to gain acceptance’. |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Rare link between coronavirus vaccines and Long-Covid-like illness starts to gain acceptance»?1
Ja.
Kunt u bevestigen of de Nederlandse regering op de hoogte is van het opkomende onderzoek naar «Long Vax», de aandoening die lijkt op Long Covid, maar mogelijk verband houdt met COVID-19-vaccinaties?
Alle relevante wetenschappelijke onderzoeken rondom COVID-19, de COVID-19-vaccins en vermoedelijke bijwerkingen van deze vaccins worden zowel internationaal als nationaal nauwlettend in de gaten gehouden. In Nederland gebeurt dit onder andere door Bijwerkingencentrum Lareb, het CBG en het RIVM.
Welke stappen heeft de regering tot nu toe ondernomen om het potentiële verband tussen COVID-19-vaccinaties en symptomen van «Long Vax», die sommige mensen ervaren, te onderzoeken en begrijpen?
Bijwerkingencentrum Lareb doet op dit moment onderzoek naar meldingen van vermeende langdurige klachten na vaccinatie. Daarbij wordt gekeken naar patronen van combinaties van langdurige klachten zoals vermoeidheid, benauwdheid, spierpijn, niet goed kunnen concentreren en vergeetachtigheid. Daarnaast voert Lareb momenteel een vragenlijstonderzoek uit bij 27.000 gevaccineerden. In dit onderzoek zijn gevaccineerden gedurende een half jaar gevolgd om inzicht te krijgen in het optreden van bijwerkingen na de COVID-19-vaccinatie.
Is er momenteel een inspanning vanuit de Nederlandse gezondheidsautoriteiten om gegevens te verzamelen over gevallen van «Long Vax» (in Nederland) en om eventuele patronen en/of correlaties met specifieke COVID-19-vaccins en/of specifieke batches daarvan te analyseren?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft de regering samengewerkt met medische experts en onderzoekers om studies specifiek gericht op het onderzoeken van de relatie tussen «Long Vax»-symptomen en COVID-19-vaccinaties te ontwerpen en te financieren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Welke maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat zorgverleners op de hoogte zijn van de mogelijkheid van «Long Vax»-symptomen en dat zij dergelijke gevallen op de juiste manier rapporteren en behandelen?
Het is belangrijk dat vermoedens van bijwerkingen gemeld en zorgvuldig onderzocht worden. Zoals ik op 25 augustus 2022 in reactie op schriftelijke vragen van het lid Van Haga2 heb aangegeven zijn mensen via verschillende kanalen, zoals de website van de rijksoverheid, het RIVM en bijvoorbeeld Thuisarts.nl, geattendeerd op de mogelijkheid om eventuele bijwerkingen na vaccinatie te melden bij Lareb. Dit is ook onder de aandacht gebracht via posters en flyers bij de vaccinatielocaties. Zorgverleners bij wie patiënten met mogelijke bijwerkingen zich melden, zijn tevens goed op de hoogte van de mogelijkheid om een melding bij Lareb te doen. Op de website van Lareb is ook informatie over verschillende bijwerkingen te vinden.
Zijn er plannen om het publiek bewust te maken van het mogelijke risico van «Long Vax» en de bijbehorende symptomen om vroegtijdige meldingen en effectief beheer te bevorderen?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe denkt de regering om te gaan met de zorgen die door onderzoekers zijn geuit over de mogelijke impact van «Long Vax»-studies op de perceptie van het publiek en de vaccinatiebereidheid?
Feitelijke en toegankelijke informatie over de COVID-19-vaccins speelt een belangrijke rol bij het vertrouwen in vaccinatie. Het kabinet zet daarom in op open en transparante communicatie over de werking van vaccins en mogelijke bijwerkingen. Deze informatie wordt ook altijd aangepast naar de meest recente wetenschappelijke bevindingen. Het doel hiervan is om burgers in staat te stellen een weloverwogen keuze te maken.
Heeft de Nederlandse regering advies ingewonnen bij internationale gezondheidsorganisaties of experts die inzicht kunnen geven in «Long Vax» en de mogelijke relatie met COVID-19-vaccinaties?
Zie mijn antwoorden op vraag 2 tot en met 5 en 8.
Welke stappen worden ondernomen om open en transparante communicatie met het publiek te bevorderen over de onzekerheden rondom «Long Vax»?
Zie antwoord vraag 9.
Erkent u de mogelijkheid dat personen die last hebben van symptomen die op dit moment worden toegeschreven aan waarschijnlijke Long Covid, deze klachten misschien niet hebben ontwikkeld als gevolg van een doorgemaakte Covid-19 infectie, maar als gevolg van coronavaccinatie? Zo nee, waarom behoort dat volgens u niet tot de mogelijkheden?
Klachten na COVID-19 komen zowel bij gevaccineerden als ongevaccineerden voor. Op dit moment is er geen wetenschappelijk bewijs waaruit een verband tussen langdurige klachten en de COVID-19-vaccinatie blijkt. Ook op basis van meldingen van langdurige klachten heeft Lareb geen patroon kunnen vinden op basis waarvan conclusies te trekken zijn over een relatie tussen de klachten en de COVID-19-vaccins.