Het bericht dat de Arubaanse premier Mike Eman in hongerstaking gaat |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Sybrand van Haersma Buma (CDA), Wassila Hachchi (D66), Alexander Pechtold (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Berust het bericht «Premier Aruba in hongerstaking» op waarheid?1 Is het waar dat de premier van Aruba in hongerstaking gaat uit protest tegen besluiten van de Rijksministerraad, die genomen zijn onder druk van de Nederlandse ministers daarin? Wat is uw reactie hierop?
De heer Eman heeft publiek verklaard dat het gerezen geschil tussen de Rijksministerraad en de regering van Aruba voor hem aanleiding was voor een hongerstaking. Toen ik hem gisteren belde heeft hij dat bevestigd.
Indien het bericht over de hongerstaking waar is, acht u het in dat geval, voor het internationaal aanzien van Nederland en het Koninkrijk als rechtstaat, niet schadelijk dat een minister-president van een land van het Koninkrijk geen andere mogelijkheid ziet dan een hongerstaking om te protesteren tegen onrechtmatige beslissingen van de Rijksministerraad? Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Kunt u een feitenrelaas geven over wie (zowel ambtenaren als bewindspersonen), wat, waar, wanneer heeft ondernomen? Wat heeft Nederland gedaan om deze situatie te voorkomen en welke stappen worden nu ondernomen?
De Rijksministerraad heeft op 11 juli 2014 de Gouverneur van Aruba gevraagd onderzoek te doen naar de realiteit van de begroting 2014 van Aruba.
Aan de beslissing in de Rijksministerraad is een lang proces voorafgegaan.
Al enkele jaren zijn de zorgen over de overheidsfinanciën onderwerp van gesprek met de regering van Aruba. Getracht is te bezien hoe Nederland aan de oplossing van de problematiek van Aruba kon bijdragen. Op 13 maart 2013 is met Aruba een protocol overeengekomen dat voorziet in de mogelijkheid dat Nederland inschrijft op openbare aanbiedingen van obligatieleningen in Aruba op voorwaarden vergelijkbaar met die ook voor Curaçao en St. Maarten gelden, te weten dat beoordeling plaatsvindt aan de hand van in het Koninkrijk en internationaal gehanteerde criteria van houdbare overheidsfinanciën en terugbetalingcapaciteit. Aan deze voorwaarden heeft Aruba niet voldaan.
Dezelfde zorgen die de Nederlandse regering heeft, zijn ook geuit in rapportages van het IMF, van de Raad van Advies van Aruba en de Centrale Bank van Aruba, en zijn ook gedeeld met uw Kamer, onder meer in mijn brief van 15 april 2014.
Naar aanleiding van de benodigde instemming van de Rijksministerraad voor het aangaan van buitenlandse leningen door Aruba (artikel 29 Statuut) zijn in de Rijksministerraad op 7 februari 2014 afspraken gemaakt met Aruba. Die afspraken behelsden «een uiterlijk 1 mei 2014 vastgestelde begroting 2014 met daarbij tevens een meerjarenraming (tot en met 2017) die ook in meerjarenperspectief structureel en materieel in evenwicht is, daarin verwerkt additionele maatregelen om het genoemde begrotingsevenwicht te herstellen met in ogenschouw de eerdere IMF advisering. De begroting en het meerjarig beeld door een onafhankelijke derde te laten beoordelen».
Vervolgens is in maart 2014 op hoogambtelijk niveau een bezoek gebracht aan Aruba, waarbij met de minister-president en de minister van Financiën uitgebreid is gesproken over de afspraken van de Rijksministerraad. Voorts zijn de met de minister-president en de minister van Financiën van Aruba besproken zorgen ook gedeeld met de Staten van Aruba, en diverse instanties op het eiland, zoals de Centrale Bank, de Algemene Rekenkamer en de Raad van Advies. Ter gelegenheid van dit bezoek heeft de regering van Aruba voorgesteld zelf een voorstel te doen voor de beoordeling door een onafhankelijke derde.
In april 2014 en ook nog onlangs, ter gelegenheid van bezoeken van de minister van Financiën van Aruba aan Nederland, is hetzelfde gespreksonderwerp uitgebreid met hem gedeeld. Op 28 mei 2014 heb ik schriftelijk de regering van Aruba andermaal gewezen op onze zorgen en op de eerder gemaakte afspraken binnen de Rijksministerraad. Aruba is er bij die gelegenheden telkens op gewezen dat aan de afspraken nog geen uitvoering was gegeven.
Op 3 juli 2014 zijn met de minister-president van Aruba afspraken gemaakt, neergelegd in een gezamenlijke persverklaring over het uitvoeren van een onafhankelijk onderzoek door het secretariaat van het Cft (zie bijgevoegd).2 In de verklaring is onder punt 3 het volgende opgenomen: «Op verzoek van Aruba en Nederland wordt dit onderzoek uitgevoerd in de vorm van een onafhankelijk secretariaatsrapport van een team bestaande uit deskundigen met ervaring in met overeenkomstige taken belaste organen in Koninkrijksverband». Voor de minister-president van Aruba, de minister-president van Nederland en mijzelf was het evident dat dit betrekking had op secretariaat Cft; dat is immers het enige orgaan binnen het Koninkrijk dat met een dergelijke overeenkomstige taak is belast. Met deze afspraak leek de noodzaak voor een aanwijzing aan de Gouverneur van de baan.
De regering van Aruba heeft evenwel vorige week via twee brieven, en in daarop volgende telefoonconferenties van minister-president Eman, met minister-president Rutte en mijzelf te kennen gegeven deze afspraken niet te willen nakomen. Dat heeft de Rijksministerraad aanleiding gegeven vrijdag 11 juli 2014 alsnog te besluiten tot het verzoek aan de Gouverneur van Aruba.
Het koninklijk besluit, dat is gebaseerd op artikel 15 jo. artikel 21 van het Reglement van de Gouverneur, is vandaag gepubliceerd in de Staatscourant. U ontvangt met deze antwoorden een afschrift van het koninklijk besluit.3
Samenvattend: er is toenemende zorg is over de realiteit van de overheidsfinanciën van Aruba. Er is de afgelopen jaren sprake van telkens grote tekorten op de begroting, met een oplopende staatsschuld, ook in de eigen ramingen van Aruba, die zonder afdoende actie nu snel onbeheersbaar kan worden. Een betrouwbare meerjarenbegroting ontbreekt, terwijl voorts jaar na jaar is gebleken dat de eigen ramingen van Aruba te optimistisch zijn: de noodzaak tot het telkens opstellen van suppletoire begrotingen slechts enkele maanden na het vaststellen van de begroting draagt aan dit beeld bij. Aan Aruba is herhaaldelijk geadviseerd een onafhankelijke, deskundige toets uit te voeren voordat de begroting 2014 bij de Gouverneur zou worden ingediend. De regering van Aruba heeft dit evenwel niet gedaan.
Voor het overige procesmatige en financieel-inhoudelijke feitenrelaas verwijs ik u naar de toelichting in het bijgeleverde koninklijk besluit.
Ten slotte: minister-president Eman stelt dat door toedoen van de Rijksministerraad geen geld meer geleend zou kunnen worden om uitkeringen en salarissen te betalen. Dat is niet het geval. Voor lopende uitgaven kan Aruba ook zonder ondertekening van de begroting geld lenen, op basis van een aparte landsverordening. Voor een eventuele lening op de buitenlandse markt is instemming van de Rijksministerraad vereist; een gemotiveerd verzoek daartoe zal de Rijksministerraad in behandeling nemen met medeneming van de begroting en de daarbij behorende liquiditeitsplanning.
Is het waar dat de aanleiding voor de hongerstaking van de premier van Aruba het besluit van de Rijksministerraad om de Gouverneur van Aruba te instrueren de eilandbegroting 2014 nog niet te tekenen betreft? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Handelt de Rijksministerraad met dit besluit niet in strijd met het budgetrecht van het Arubaanse parlement? Behoort de vaststelling van de begroting van een land tot de aangelegenheden van het Koninkrijk bedoeld in artikel 6, eerste lid, Statuut, of tot de eigen aangelegenheden bedoeld in artikel 41, eerste lid? Op grond van welke bepalingen in het Statuut en de daarop berustende uitvoeringsregelingen is de Rijksministerraad betrokken bij het proces van besluitvorming over de begroting van een land, anders dan op grond van de Rijkswet financieel toezicht, welke wet niet op Aruba van toepassing is aangezien dit land niet heeft geprofiteerd van schuldsanering zoals Curaçao en St Maarten?
Het budgetrecht berust bij Aruba. De opdracht aan de Gouverneur gaat niet in tegen het budgetrecht van het Arubaanse parlement. Het parlement heeft zonder inmenging van de Rijksministerraad de landsverordening kunnen behandelen. Ook de beslissing of de begroting 2014 naar aanleiding van het nu ingezette onderzoek wordt aangepast en zo ja, in welke zin, blijft bij de Arubaanse regering en Staten.
Echter, indien de Gouverneur een landsverordening in strijd acht met het Statuut, een internationale regeling, een rijkswet of een algemene maatregel van rijksbestuur, dan wel met belangen, waarvan de verzorging of waarborging aangelegenheid van het Koninkrijk is, stelt hij de landsverordening niet vast (artikel 21 van het Reglement voor de Gouverneur van Aruba). De beslissing over al dan niet vaststellen dient hij op grond van dit koninklijk besluit kortstondig aan te houden in afwachting van het door hem in te stellen onderzoek en een eventuele reactie van de Arubaanse regering. De aanwijzing bepaalt ook wanneer die aanhouding vervalt (zie artikel 2, tweede lid, derde lid, en vijfde lid).
De aanwijzing gebeurt op basis van artikel 15, eerste lid, van het Reglement van de Gouverneur: «De Gouverneur vertegenwoordigt de regering van het Koninkrijk overeenkomstig de bepalingen van dit reglement en met inachtneming van de bij of krachtens koninklijk besluit te geven aanwijzing. Hij is verantwoordelijk aan de regering van het Koninkrijk».
Deelt u de mening dat iedere twijfel of misverstand over de rechtmatigheid van de beslissingen van de Rijksministerraad voorkomen dan wel weggenomen dient te worden? Zo ja, kunt u aangeven wat u hier concreet mee gedaan heeft of gaat doen? Wat zijn de consequenties als Nederland door een vormfout niet conform het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden heeft gehandeld?
Ja. Zie ook antwoord op vraag 4 en 6.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de premier van Aruba dat het besluit van de Rijksministerraad onrechtmatig is en dat de Raad van State had moeten worden geraadpleegd? Heeft de gouverneur van Aruba de weigering om de landsverordening houdende vaststelling van de eilandbegroting 2014 goed te keuren voorgelegd aan de Rijksministerraad overeenkomstig artikel 21 Reglement voor de Gouverneur van Aruba en is de Raad van State van het Koninkrijk gehoord over het koninklijk besluit daarover? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 4. De gouverneur laat zich op dit moment informeren over de deugdelijkheid van de begroting alvorens te besluiten over het tekenen ervan. Mocht hij weigeren te tekenen dan zou hij inderdaad terstond hiervan kennis moeten geven aan de Koning, conform artikel 21 van het reglement.
Is het koninklijk besluit conform artikel 21 van het Reglement van de Gouverneur van Aruba in het officiële publicatieblad bekend gemaakt? Kunt u het koninklijk besluit per ommegaande naar de Tweede Kamer sturen?
Het koninklijk besluit is na tekening (11 juli 2014) in de Staatscourant gepubliceerd (15 juli 2014), en conform de regels via die weg publiek gemaakt. Een afschrift van het koninklijk besluit is ook bijgevoegd bij deze beantwoording.
Indien nog geen beslissing is genomen als bedoeld in artikel 21, welke beslissingen van de Rijksministerraad vormen dan de aanleiding voor de hongerstaking van de premier van Aruba? Bent u bereid deze beslissingen ter kennis van de Tweede Kamer te brengen?
Zie antwoord op vraag 4.
Is het waar dat Nederland de afspraak om tot een onafhankelijke commissie, niet zijnde het College financieel toezicht (Cft), te komen eenzijdig heeft veranderd en daarmee de afspraak geschonden heeft? Kunt u dit toelichten?
Nee, zie antwoord vraag 2. De afspraak (geciteerd in het antwoord op vraag4 is door Aruba eenzijdig opgezegd.
Indien verschil van inzicht over de rechtmatigheid van besluiten van de Rijksministerraad aanleiding vormt voor de hongerstaking van de premier van Aruba, bent u dan bereid om zo snel mogelijk duidelijkheid te verkrijgen over de rechtmatigheid van deze besluiten, zodat de premier van Aruba op grond daarvan kan besluiten zijn hongerstaking te beëindigen? Acht u het aanvaardbaar dat de hongerstaking voortduurt indien geconcludeerd moet worden dat de beslissingen van de Rijksministerraad onrechtmatig zijn zoals de premier van Aruba stelt, aangenomen dat de Rijksministerraad slechts rechtmatig beslist?
De beslissingen van de Rijksministerraad komen zorgvuldig en rechtmatig tot stand. De aanhouding van de beslissing inzake vaststelling van de begroting en het onderzoek dienen juist om te kunnen beoordelen of er sprake is van strijd met een belang waarvan de verzorging of waarborging koninkrijksaangelegenheid is. Het risico van een onbeheersbare staatsschuld met alle gevolgen van dien zou een situatie met zich mee kunnen brengen waarvan de verzorging een koninkrijksaangelegenheid is.
Indien de Koninkrijksregering daarover zou dienen te oordelen, wordt advies aan de Raad van State van het Koninkrijk gevraagd.
Kunt u deze vragen vóór dinsdag 15 juli a.s. 12.00 uur beantwoorden?
Ik heb u de antwoorden zo spoedig mogelijk toegestuurd.
Het bericht dat JSF’s aan de grond staan omdat ze zo gemakkelijk in brand vliegen |
|
Wassila Hachchi (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Alle Joint Strike Fighter aan de grond»?1
Een Amerikaans F-35A toestel heeft op 23 juni jl. de start afgebroken nadat zich een ernstige storing aan de vliegtuigmotor voordeed waardoor in de directe omgeving van de motor brand ontstond. Als voorzorgsmaatregel is direct besloten het vliegen met de F-35 (alle typen) tijdelijk op te schorten. De Amerikaanse luchtmacht heeft vervolgens een onderzoek ingesteld om de oorzaak van het incident te achterhalen. Hoewel het onderzoek nog niet volledig is voltooid, is intussen wel vastgesteld dat er sprake blijkt te zijn van een zeer specifieke combinatie van factoren die tot deze storing heeft geleid. Hierop is door de Amerikaanse luchtvaartautoriteiten geconcludeerd dat het verantwoord is om vluchten met de overige F-35»s te hervatten. Op 15 juli jl. hebben de Amerikaanse en Britse luchtvaartautoriteiten hun toestellen, met inachtneming van enkele voorzorgsmaatregelen, weer vrijgegeven voor vluchten. Zo worden de motoren tijdelijk vaker geïnspecteerd en mogen de toestellen tijdelijk niet aan hoge G-krachten worden blootgesteld. Totdat het onderzoek volledig is voltooid zullen deze voorzorgsmaatregelen van kracht zijn. Dit kan nog enkele weken tot maanden duren. De Nederlandse militaire luchtvaartautoriteit heeft de Nederlandse F-35 toestellen op vrijdag 18 juli jl. weer vrijgegeven. In de daarop volgende week zijn de vluchten met Nederlandse F-35»s hervat.
Hoe lang blijven de JSF’s aan de grond staan?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u inzichtelijk maken wat de consequenties zijn voor het opleverschema van de JSF?
Ik zie op dit moment geen directe relatie tussen dit incident en het leverschema van de Nederlandse toestellen. Op grond van de huidige planning worden de eerstvolgende Nederlandse toestellen in 2019 afgeleverd.
Kunt u aangeven of er ook financiële consequenties zijn verbonden aan het feit dat de JSF zo gemakkelijk in brand vliegt voor de levering van de Nederlandse JSF’s?
Er is op dit moment nog geen duidelijkheid over eventuele financiële consequenties van dit incident. Het onderzoek, en daarmee de oorzaken en de eventueel daaruit voortvloeiende maatregelen, moet eerst worden afgewacht.
Tijdens het Algemeen Overleg over de informatievoorziening inzake het project Vervanging F-16 van 1 juli jl. heeft het lid Sjoerdsma (D66) gevraagd in de voortgangsrapportages informatie te verstrekken over incidenten bij het F-35 programma en de eventuele consequenties daarvan. Ik heb toegezegd dit te doen. In algemene zin geldt dat ik incidenten en de consequenties daarvan, ook op financieel gebied, in de periodieke voortgangsrapportages zal melden, zodra bekend.
Bent u, ondanks de hoeveelheid incidenten en voortdurende tegenslagen met de JSF, zoals de software-problemen en het gemakkelijk in brand vliegen, er nog steeds van overtuigd dat u met een budget van ruim 4,5 miljard euro 37 JSF’s voor Nederland kan aanschaffen en gebruiken per 2019? Waarop baseert u dat vertrouwen?
Het F-35 programma bevindt zich nog in de ontwikkelfase waarbij technische testen aan het toestel worden uitgevoerd. Die fase is bedoeld problemen op te sporen en die op te lossen. Eerder geconstateerde problemen zijn of worden naar behoren opgelost. Ik vertrouw erop dat het F-35 Joint Program Office en de leveranciers ook een passende oplossing zullen vinden voor deze kwestie.
In aanloop naar het besluit de F-16 te vervangen door de F-35 is vastgesteld dat Defensie binnen de budgetten 37 toestellen kan aanschaffen en exploiteren. In de jaarrapportage die u in september ontvangt, zal ik opnieuw ingaan op de inpasbaarheid van 37 toestellen binnen het budget.
Het bericht dat de Libische mensenrechtenactiviste Salwa Bugaighis is vermoord |
|
Marit Maij (PvdA), Han ten Broeke (VVD), Harry van Bommel , Sjoerd Sjoerdsma (D66), Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Wassila Hachchi (D66), Michiel Servaes (PvdA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat de vooraanstaande Libische mensenrechtenactiviste Salwa Bugaighis op verkiezingsdag in haar huis in Benghazi door een groep gewapende mannen is vermoord?1
Ja.
Heeft u contact opgenomen met uw Libische collega om uw zorgen te uiten over de gewelddadigheden gedurende de verkiezingen in Libië in het algemeen, en de laffe moord op Salwa Bugaighis in het bijzonder? Zo ja, wat was zijn reactie? Zo nee, bent u bereid dit op korte termijn te doen?
In EU-verband is de moord op Salwa Bugaighis veroordeeld (d.d. 26 juni 2014) alsook de dood van drie politieagenten in Benghazi die een stembureau bewaakten. De Libische autoriteiten hebben in een verklaring de moord scherp veroordeeld (d.d. 25 juni 2014). Het kabinet is van mening dat de moordenaars van Salwa Bugaighis niet ongestraft mogen blijven. De Libische autoriteiten zijn primair verantwoordelijk voor een gedegen onderzoek naar haar moord. Dit punt zal zowel in bilaterale contacten als in EU-verband met de autoriteiten in Tripoli alsook met de Libische ambassade in Den Haag worden opgebracht.
Bent u bereid bij de Libische autoriteiten aan te dringen op een diepgaand onderzoek, nationaal en zo nodig internationaal, naar de moord op Salwa Bugaighis?
Zie antwoord vraag 2.
Kan Nederland, via de ambassade, een rol spelen in de bescherming van bedreigde vrouwenrechtenactivistes in Libië, bijvoorbeeld door de opzet van een hotline te ondersteunen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Uiteraard is bescherming van mensenrechtenverdedigers in eerste aanleg de verantwoordelijkheid van de Libische autoriteiten. Nederland zet zich in samenwerking met verschillende partnerorganisaties en de VN ervoor in dat de Libische autoriteiten deze verantwoordelijkheid ook nemen. Zo ondersteunt Nederland de organisatie Maan Nabneha, een nationaal netwerk in Libië dat druk zet op de overheid, inclusief lagere overheden, om VNVR resolutie 1325 te implementeren en met specifieke actieplannen voor de bescherming van vrouwelijke mensenrechtenverdedigers te komen. Momenteel onderzoekt Nederland verdere mogelijkheden om de veiligheid van vrouwelijke mensenrechtenverdedigers te ondersteunen. Ondersteuning van een hotline behoort tot de mogelijkheden die worden onderzocht.
Hoe beoordeelt u de actuele politieke situatie in Libië, mede in het licht van het offensief dat radicale Islamitische groepen in mei jl. startten en waaraan steeds meer eenheden van het regeringsleger lijken deel te nemen?
De huidige politieke situatie in Libië is zeer zorgelijk. Sinds enkele maanden vindt in Benghazi een strijd plaats tussen legereenheden en milities onder leiding van oud-generaal Hafter enerzijds en radicale islamistische milities zoals Ansar al-Sharia anderzijds. Hierbij zijn ook onschuldige burgers omgekomen. Tot op heden gaat deze strijd onverminderd voort.
Op welke wijze is Nederland, al dan niet in Europees verband, voornemens bij te dragen aan de ondersteuning van mensenrechtenverdedigers in Libië, in het bijzonder van vrouwen?
Nederland zet zich actief in ter versterking van de maatschappelijke positie van vrouwen in Libië om tegenwicht te bieden aan de verslechtering van hun positie sinds de revolutie. Zo steunt Nederland de Public International Law and Policy Group, een organisatie die vrouwen traint om een rol te spelen in de ontwikkeling van de grondwet. Daarnaast ondersteunt Nederland verschillende andere initiatieven op het gebied van capaciteitsopbouw en politieke participatie van vrouwen, onder andere het werk van de organisaties V-Day Karama en Shirkat Gah. Via de samenwerking onder het Nationaal Actieplan 1325 worden onder meer Libische jongeren- en vrouwenorganisaties ondersteund om hun weerbaarheid te versterken en 1325 op de agenda te krijgen. Lokale organisaties zoals het Libya Women Peace Platform (waarvan mw. Bughaighis bestuurslid was) ontvangen steun via het MENA-regio brede programma Women on the Frontline.
Bent u bereid, gezien de trend van politieke intimidatie van vrouwenrechtenactivistes in de regio Midden-Oosten en Noord-Afrika (MENA), hun situatie in VN-verband te agenderen?
Nederland zet zich in VN-verband sterk in voor de rechten van vrouwen en de bescherming van mensenrechtenverdedigers. Zo steunde Nederland resolutie 68/181 (2013) van de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de VN die lidstaten oproept om vrouwelijke mensenrechtenverdedigers de mogelijkheid te geven hun werk te doen. Daarnaast steunde Nederland tijdens de 25e Mensenrechtenraad in 2014 de resolutie over technische assistentie ter bevordering van de mensenrechtensituatie in Libië. Hierin werd ook opgeroepen tot bescherming van mensenrechtenverdedigers. Nederland ziet in VN-verband toe op follow-up en implementatie van deze resoluties. Wanneer de mogelijkheid zich aandient zal Nederland de bescherming van vrouwelijke mensenrechtenverdedigers verder aan de orde stellen.
Het bericht van “EU-onderzoek naar fraude op Bonaire” |
|
Wassila Hachchi (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «EU-onderzoek naar fraude op Bonaire»?1
Ja.
Is het OLAF (Europees Bureau voor fraudebestrijding) rapport inderdaad ter vertrouwelijke inzage aangeboden aan de Tweede Kamer? Kunt u toelichten wat de reden is dat dit rapport niet openbaar is gemaakt?
De Europese Commissie heeft op 17 januari 2014 mij het rapport beschikbaar gesteld onder de uitdrukkelijke voorwaarde dit vertrouwelijk te behandelen.
Dit is ook de reden dat ik het rapport bij brief van 21 februari jl. vertrouwelijk heb aangeboden aan de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties.
Op dit moment wordt naar aanleiding van het OLAF-rapport onder leiding van het openbaar ministerie (OM) op Bonaire oriënterend onderzoek verricht met het oog op mogelijk strafrechtelijk onderzoek. Openbaarmaking van het rapport zou dit oriënterend onderzoek kunnen schaden. Ik behandel het rapport daarom als vertrouwelijk.
Bent u bereid om het OLAF rapport alsnog openbaar te maken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u toelichten hoe het mogelijk is dat de Stichting Ontwikkeling Nederlandse Antillen (SONA) zegt het OLAF-rapport niet te kennen?
De Stichting Ontwikkeling Nederlandse Antillen (SONA) heeft, nadat ik daartoe toestemming heb verkregen van de Europese Commissie, het rapport in mei 2014 van mij ontvangen.
Kunt u toelichten waarom de mogelijke fraude pas aan het licht kwam na een verklaring van een ontslagen teamleider van SONA, de instelling die toezicht hield op het project? Waarom is dit niet eerder gesignaleerd?
Vanwege het hiervoor genoemde oriënterende onderzoek acht ik het niet gepast om op de feiten vooruit te lopen.
Kunt uiteenzetten of de problemen rondom het toezicht op de besteding van de subsidies, zoals geconstateerd door de Rekenkamer en de auditdienst Rijk, naar uw mening inmiddels zijn opgelost?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn antwoorden op de vragen van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties over het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag Koninkrijksrelaties 2013 (kamerstukken 2013–14, 33 942, nr. 5).
Op welke manier houdt u de Kamer op de hoogte van de beslissing van het Openbaar Ministerie om al dan niet een strafrechtelijk onderzoek in te stellen?
Over een oriënterend onderzoek worden in het algemeen – in het kader van het mogelijke opsporingsbelang – geen mededelingen gedaan. Een dergelijk onderzoek kan immers leiden tot een strafrechtelijk onderzoek, dat niet gediend is bij het voortijdig (vertrouwelijk) bekendmaken van (onderzoeks-)gegevens.
De intrekking van de ondersteuning van de jaarlijkse reünie van Indië-veteranen |
|
Wassila Hachchi (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met de jaarlijkse reünie van het 7e bataljon Grenadiers 1949–1951?
Ja.
Klopt het dat de steun van Defensie voor deze jaarlijkse reünie, te weten de militaire begeleiding van de herdenkingsceremonie en het vervoer van station Arnhem naar Schaarsbergen voor veteranen slecht ter been, vervalt?
Nee, de steun aan de jaarlijkse reünie van het 7e Bataljon Grenadiers blijft gehandhaafd. Wel wordt de coördinatie van de reünie voortaan door een ander landmachtonderdeel uitgevoerd. Dit is niet tot uiting gekomen in de brief van 11 maart jl. van commandant 11 Luchtmobiele Brigade (AASLT) «7 december» aan het bestuur van de reünievereniging.
De ondersteuning van de jaarlijkse reünie van het 7e Bataljon Grenadiers zal voortaan worden gecoördineerd door het Garderegiment Grenadiers en Jagers. Een contactpersoon hiervoor zal aan de reünievereniging bekend worden gesteld. Over de precieze invulling van de ondersteuning zal overleg worden gevoerd met de vereniging. Hiermee wordt zeker gesteld dat de ondersteuning uitvoerbaar is en past binnen het jaarprogramma van de ondersteunende eenheid.
Voor het ondersteunen van reünies kent Defensie de regeling reüniefaciliteiten. Daarnaast kunnen militaire ceremoniën en bijeenkomsten door Defensie personeel worden ondersteund, bijvoorbeeld door het leveren van vervoer en militaire begeleiding.
Hoe groot is de besparing van deze voorgenomen bezuiniging?
Er is geen sprake van een (voorgenomen) bezuiniging op reünies voor veteranen.
Wat is de noodzaak van deze voorgenomen bezuiniging?
Zie antwoord vraag 3.
Welke middelen staan u ter beschikking om alsnog steun te verlenen aan deze jaarlijkse reünie van het 7e bataljon Grenadiers 1949–1951?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u een overzicht geven van op welke (jaarlijkse) herdenkingen en reünies voor veteranen nog meer wordt bezuinigd en wat daarvan de financiële voordelen zijn?
Zie antwoord vraag 3.
De snelle slijtage van de nieuwe helikopters |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Wassila Hachchi (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Klopt het dat de NH-90 wordt geproduceerd door een zusterbedrijf van de fabrikant die ook verantwoordelijk is voor de bouw Fyra-treinen?1
De NH-90 is ontworpen door en wordt geproduceerd door NHIndustries, een consortium dat bestaat uit de bedrijven Airbus Helicopters, Airbus Helicopters Deutschland, Agusta Westland en Fokker. Deze bedrijven produceren de delen van de helikopter. Agusta Westland is in het geval van Nederland ook verantwoordelijk voor het samenstellen van de helikopter. Naast deze Italiaanse productielijn zijn er andere productielijnen voor het samenstellen van de NH-90, onder andere in Duitsland, Frankrijk en Spanje. De eigenaar van Agusta Westland is Finmeccanica. Dit bedrijf is tevens eigenaar van AnsaldoBreda, het bedrijf dat de Fyra-treinen bouwt. Dochterbedrijven van Finmeccanica zijn actief in de sectoren lucht- en ruimtevaart, defensie, ICT, energie en transport.
Hebben de problemen met de Fyra er toe geleid dat het productieproces en onderhoud van de NH-90 is heroverwogen? Zo nee, waarom niet?
Voor zover mij bekend heeft NHIndustries het productieproces van de NH-90 niet aangepast naar aanleiding van de problemen met de Fyra. Ook de onderhoudsinstructies zijn niet aangepast. Dat ligt ook niet in de rede. Er is immers geen relatie tussen de Fyra en de NH-90, anders dan dat Agusta Westland en AnsaldoBreda onderdeel van het Finmeccanica-concern zijn.
Klopt het dat de problemen met de NH-90 mogelijk een miljoenenstrop betekenen voor u?2 Zo nee, kunt u dan berekenen wat de financiële consequenties zijn voor u van de snelle slijtage van de NH-90?
Zoals ik u heb gemeld in mijn brief van 11 maart jl. (Kamerstuk 25 928, nr. 58) is een werkgroep ingesteld om de gevolgen van de problematiek voor Defensie in kaart te brengen. Naar verwachting zal deze werkgroep eind april meer inzicht hebben in de financiële gevolgen en de gevolgen voor de operationele inzetbaarheid. Zodra hierover meer bekend is, zal ik u nader informeren.
Klopt het dat de snelle slijtage van de NH-90 gevolgen heeft voor de operationele inzetbaarheid en dat er dus een nieuw hoofdstuk wordt toegevoegd aan dit «hoofdpijndossier»?
De operaties in 2014 worden uitgevoerd zoals gepland. Zoals gemeld in mijn brief van 11 maart jl. onderzoekt Defensie momenteel de eventuele gevolgen voor de operationele inzetbaarheid en de operaties in de toekomst. Ik zal de Kamer informeren zodra hierover meer bekend is.
Kunt u toelichten wat de consequenties zijn van de snelle slijtage van de NH-90 voor de Nederlandse deelname aan anti-piraterij missies?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u toelichten wat de consequenties zijn van de snelle slijtage van de NH-90 voor operaties in het Caribische gebied?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u toelichten wat de consequenties zijn van de snelle slijtage van de NH-90 voor de Nederlandse deelname aan toekomstige operaties?
Zie antwoord vraag 4.
Drones die huizen fotograferen |
|
Gerard Schouw (D66), Kees Verhoeven (D66), Wassila Hachchi (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het voornemen van het bedrijf Billionhomes om op korte termijn met drones over Nederland te gaan vliegen om huizen te fotograferen?1 Zo ja, wat vindt u van het voornemen van Billionhomes om zonder toestemming van bewoners huizen vanuit de lucht te fotograferen en publiek te openbaren zonder dat verwijdering van die openbare informatie mogelijk zal zijn?
Ja. Voor een reactie verwijs ik naar mijn antwoorden op de hierna volgende vragen.
In hoeverre is het verzamelen van Nederlandse vastgoedinformatie en het vervolgens openbaren daarvan, inclusief foto’s, toegestaan op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens?
In het algemeen kan worden gesteld dat de bepalingen uit de Wet bescherming persoonsgegeven (Wbp) van toepassing zijn wanneer sprake is van het verwerken van tot personen herleidbare gegevens. Bij foto’s van vastgoed is van herleidbaarheid tot personen niet zonder meer sprake. Het oordeel of in een concreet geval de Wbp van toepassing is, is evenwel niet aan mij maar aan het College bescherming persoonsgegevens (CBP).
Is sprake van een vergunningaanvraag voor de door Billionhomes voorgenomen activiteit in het Nederlandse luchtruim? Zo ja, aan welke criteria wordt een aanvraag voor een vergunning om een (kleine) drone voor commerciële doeleinden te laten vliegen boven Nederlands grondgebied, in algemene zin getoetst en worden privacy-aspecten daarin expliciet meegewogen?
Om een drone beroepsmatig te kunnen vliegen in Nederland is momenteel nog een ontheffing van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) nodig. Nieuwe regelgeving voor eenvoudige operaties van onbemande luchtvaartuigen wordt thans ontwikkeld wordt maar is nog niet gereed voor publicatie. Tot op heden heeft ILT geen ontheffing verleend aan Billionhomes, noch een aanvraag voor ontheffing ontvangen.
Wanneer een aanvraag wordt ontvangen beoordeelt de ILT of de aanvrager de operatie veilig kan uitvoeren, of de vliegers adequaat opgeleid zijn en of het onbemande systeem technisch betrouwbaar is. De operatie die toegestaan wordt moet op minstens 150 meter horizontale afstand van aaneengesloten bebouwing, (spoor)wegen en groepen mensen plaatsvinden. Deze eisen zijn opgenomen in het Informatiebulletin lichte onbemande luchtvaartuigen.
Bij de beoordeling van de aanvraag worden niet specifiek privacy-aspecten meegewogen, omdat deze aspecten geen onderdeel van een beoordeling op het gebied van luchtvaartveiligheid zijn. In het informatiebulletin wordt de aanvrager echter wel gewezen op de Nederlandse privacy wetgeving die voor drone-operators van belang is.
Deelt u de mening dat ten aanzien van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer het de omgekeerde wereld is als zonder toestemming van eigenaren woningen vanuit de lucht op beeldmateriaal kunnen worden vastgelegd en publiekelijk verspreid en huiseigenaren vervolgens zelf in actie moeten komen om hun woning bij Billionhomes op te eisen en beelden te laten verwijderen?
Nu er (nog) geen sprake is van een ontheffing(saanvraag) van Billionhomes om beroepsmatig met een drone te vliegen, en de precieze werkwijze van het bedrijf onbekend is, is deze vraag niet goed te beantwoorden. In algemene zin kan ik opmerken dat wanneer luchtfoto’s tot personen herleidbare gegevens bevatten het bedrijf dat deze foto’s maakt de relevante bepalingen uit de Wbp heeft na te leven. Het CBP ziet daarop toe.
Welke stappen bent u voornemens te zetten om ten aanzien van (commerciële) activiteiten met drones in het luchtruim de privacybescherming krachtiger te waarborgen, de regels hierover helder te communiceren aan commerciële partijen en privacy-inbreuken door middel van drones tegen te gaan?
Ik heb uw Kamer recent geïnformeerd over een onderzoek dat het WODC op verzoek van het kabinet uitvoert naar diverse vragen rondom onbemande luchtvaartuigen (UAS), met daarbij bijzondere aandacht voor de mogelijk negatieve effecten van het gebruik van onbemande luchtvaartuigen op de privacy en de wijze waarop die privacy het meest effectief kan worden gewaarborgd.2
Gezichtsherkenning door de Scan Eagle |
|
Wassila Hachchi (D66), Gerard Schouw (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat de Scan Eagle is gebruikt om zeehonden op het ijs te herkennen en te volgen?1
Ja.
Bent u er voorts van op de hoogte dat uit technische specificaties van de Scan Eagle blijkt dat deze nadrukkelijk is ontworpen voor gezichtsherkenning?2 Zo ja, kunt u toelichten in hoeverre en op welke wijze het is uitgesloten dat bij voorgenomen inzet van de Scan Eagle door justitie sprake kan en zal zijn van gezichtsherkenning?
Het is niet zo dat de Scan Eagle speciaal is ontworpen voor gezichtsherkenning. De website waar vraag 2 naar verwijst geeft generieke informatie over allerlei camera’s die op een Scan Eagle kunnen worden gezet. Met mijn brief van 15 augustus 2013 informeerde ik uw Kamer over de camera’s van de Scan Eagle die door Defensie worden gebruikt.3 De Scan Eagle kan met de camera’s waarover Defensie beschikt geen personen herkenbaar in beeld brengen op operationele vlieghoogte. Dit is uitsluitend mogelijk als het toestel erg laag vliegt en de persoon in kwestie omhoog kijkt. Opereren op een dergelijke lage hoogte is erg ongebruikelijk en in de meeste gevallen niet toegestaan met het oog op de veiligheidsvoorschriften. Er bestaan op dit moment geen plannen om de geavanceerde camera’s waarover de aangehaalde website bericht aan te schaffen. Zie verder het antwoord op vraag 4.
Kunt u toelichten wat de technische mogelijkheden van de Raven en Scan Eagle precies zijn ten aanzien van binnenlands gebruik, met welke type camera’s de Raven en Scan Eagle mogelijkerwijs kunnen worden uitgerust en op welke vlieghoogte in het Nederlandse luchtruim deze onbemande vliegtuigen zullen opereren?
De Raven en de Scan Eagle kunnen video-opnamen maken met een dag- of nachtcamera die voor de vlucht op het toestel wordt gemonteerd. De Raven opereert doorgaans op een vlieghoogte van ongeveer 300 meter. De Scan Eagle vliegt doorgaans op een hoogte tussen de 600 meter en 1.000 meter, tot maximaal 6.000 meter.
Bent u bereid bij voorbaat uit te sluiten dat drones en onbemande vliegtuigen die opereren in het Nederlandse luchtruim, zoals de Raven en de Scan Eagle, op een vlieghoogte worden ingezet waarbij gezichtsherkenning mogelijk is? Zo nee, waarom niet?
Omdat ik niet alle toekomstige doeleinden waarvoor een Raven of Scan Eagle zal worden ingezet kan voorzien, wil ik niet bij voorbaat uitsluiten dat deze ooit op lage hoogte zullen vliegen of dat zij ooit zullen worden voorzien van camera’s waarmee gezichtsherkenning mogelijk is. Eventuele inbreuken op de privacy die daarbij kunnen ontstaan zijn op zichzelf ook geen reden om dit bij voorbaat uit te sluiten. Van belang is dat wanneer hiertoe zou worden besloten de rechtmatigheid van dergelijke inbreuken is gewaarborgd doordat wordt voldaan aan de voorwaarden die aan een dergelijke inzet zijn verbonden.
Ik wil u in dit verband ook verwijzen naar de brief die ik uw Kamer recentelijk stuurde over een onderzoek dat het WODC op verzoek van het kabinet uitvoert naar onder meer de mogelijk negatieve effecten van het gebruik van onbemande vliegtuigen op de privacy en de wijze waarop die privacy het meest effectief kan worden gewaarborgd.4
Is het uitgesloten dat drones en onbemande vliegtuigen die opereren of gaan opereren in het Nederlandse luchtruim, zoals de Raven en de Scan Eagle, ten behoeve van opsporing en crowd control op enig moment wel worden voorzien van een camera waarmee gezichtsherkenning mogelijk is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het verschuiven van de waterschapsbelasting van boeren naar burgers |
|
Wassila Hachchi (D66), Gerard Schouw (D66) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het tv-item «Burger krijgt rekening waterschappen»?1
Ja
Kloppen de genoemde 65 miljoen euro vermindering aan waterschapslasten voor boeren en 650 miljoen euro lastenstijging voor burgers?
De cijfers die in de uitzending van Nieuwsuur zijn genoemd, zijn gebaseerd op cijfers van COELO (Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden). Bij de waterschapslasten is relevant dat er in principe sprake is van twee soorten heffingen: de watersysteem- en de waterzuiveringsheffing. De cijfers in onderhavig geval laten de ontwikkeling zien van de kosten van de watersysteemheffingen die sinds 2000 aan de betalende categorieën Ongebouwd, Gebouwd en Ingezetenen worden toegedeeld.
Ter nuancering op de wijze waarop de cijfers zijn gepresenteerd, kan worden opgemerkt dat het in de uitzending genoemde bedrag van € 65 miljoen vermindering geen betrekking heeft op agrarische grond alleen, maar op de totale betalende categorie Ongebouwd. Dit betekent dat in de uitzending enkele aspecten buiten beschouwing gebleven zijn:
Ook het in de uitzending genoemde bedrag van € 650 miljoen vermeerdering dat aan de burgers werd toegeschreven behoeft enige nuancering. Zo wordt een gering deel van de categorie Gebouwd betaald door de eigenaren van bedrijfspanden en dus niet door de burgers.
Klopt het dat boeren percentueel gezien in plaats van dertig procent, nu slechts tien procent van de belastingopbrengsten van de waterschappen zijn gaan betalen tussen 2000 en 2014?
De in het antwoord op vraag 2 bedoelde cijfers van COELO geven aan dat de categorie «Ongebouwd» in 2000 29,5% van de watersysteemheffing betaalde en in 2014 11,6% betaalt. Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, kunnen deze cijfers echter niet met elkaar worden vergeleken en wordt het aandeel Ongebouwd niet alleen betaald door boeren, maar ook door andere eigenaren van onbebouwde grond (en in 2000 ook nog door de eigenaren van bos- en natuurterreinen).
Bent u bereid bij de waterschappen navraag doen welke kostenposten er exact zijn die een dergelijk grote verschuiving van de lasten van boeren naar burgers rechtvaardigen en het resultaat daarvan aan de Kamer te sturen? Zo nee, waarom wilt u geen cijfers aanleveren die verificatie van het standpunt van de waterschappen, dat ze meer zijn gaan doen voor de stedelijke gebieden en de kostenverschuiving daarmee gerechtvaardigd is, mogelijk maakt?
Voor de watersysteemheffing geldt het principe dat belastingplichtigen betalen naar rato van het belang dat zij hebben bij de taken die via deze belasting worden bekostigd. Omdat het belang van de verschillende groepen belastingplichtigen in de afgelopen jaren is verschoven, is de wetgeving aangepast om de waterschappen de mogelijkheid te bieden de betaling weer in overeenstemming te brengen met dat belang.
Bij de genoemde aangepaste wetgeving is de kostenverdelingssystematiek vereenvoudigd en geüniformeerd, en werd de beleidsvrijheid van de waterschappen ingeperkt. De beleidsvrijheid die de waterschappen nog over houden zit in de bij amendement verkregen ruimte om het ingezetendeel, dat wordt bepaald door de inwonerdichtheid, met maximaal 10% te verhogen. En tevens in een in 2012 aangenomen amendement om het aandeel van wegen binnen de categorie Omgebouwd te kunnen verhogen door middel van tariefdifferentiatie (met ook als effect dat de boeren minder betalen).
De waterschappen stellen de watersysteemheffing dus vast binnen de wettelijke kaders, die zijn gebaseerd op taakverschuivingen. Ik verwijs hierbij tevens naar het antwoord op vraag 2 van de leden Van Gerven en Van Raak (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 1356).
Bent u van mening dat een dergelijke verschuiving in de waterschapslasten aantoont dat door middel van de geborgde zetels er geen representatie van specifieke belangen plaatsvindt, maar oververtegenwoordiging?
Dit lijkt mij voor de watersysteemheffing niet het geval. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 4 heb aangegeven is de bestaande wetgeving er op gericht een evenwichtige behartiging van belangen plaats te laten vinden in het waterschapsbestuur.
Waarom worden bij de waterschappen volksvertegenwoordigers, in tegenstelling tot wat verondersteld wordt op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau, niet in staat geacht moeten worden ook specifieke deelbelangen te vertegenwoordigen?
Uitgangspunt in de wetgeving is dat alle groepen belastingplichtigen worden vertegenwoordigd in het bestuur van het waterschap. Daarnaast ligt in de wet vast dat de bestuursleden die de geborgde zetels bezetten, de belangen vertegenwoordigen van categorieën die voor hun dagelijkse inkomen en functioneren rechtstreeks afhankelijk zijn van de taakuitoefening van het waterschap en daar ook specifiek voor betalen. Geborgde zetels kunnen worden bezet door vertegenwoordigers van de landbouw, de natuurbeheerders en de gebruikers van bedrijfsruimten.
Bent u bereid uw standpunt omtrent de geborgde zetels bij de waterschappen te herzien en deze alsnog af te schaffen om zodoende alle belangen weer evenredig vertegenwoordigd te krijgen?
Zoals ik heb toegezegd in debat met uw Kamer over het wetsvoorstel Wet aanpassing waterschapsverkiezingen (Tweede Kamer, 2013–2014, 33719), wordt het systeem met geborgde zetels betrokken in een evaluatie van de komende statenverkiezingen gecombineerd met waterschapsverkiezingen in 2015.
Brandende vaten zwavelijzer bij de ISLA-raffinaderij |
|
Bram van Ojik (GL), Wassila Hachchi (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u het bericht dat tijdens een brand op het terrein van de ISLA-raffinaderij vaten zwavelijzer hebben vlamgevat?1
Ja
Klopt het dat door deze brand een abnormale piek in de uitstoot van zwaveldioxide is veroorzaakt? Zo ja, is dit inderdaad, zoals SMOC beweert, een recorduitstoot sinds 2008?
Op basis van de gegevens van de GGD Amsterdam kan aangenomen worden dat de concentratie SO2 die op die dag gedurende ca. 2 uur gemeten is, hoger is dan alle uurgemiddelden die daarvoor gemeten zijn. Wat er totaal is uitgestoten is onbekend. Volgens de metingen bij het meetpunt te Kas Chikitu is bij de uitstoot op zaterdag 1 februari na de brand de door de WHO gestelde norm overschreden.
Wat zijn de precieze risico’s van een verhoogde uitstoot van zwaveldioxide? Zijn mens en milieu in gevaar gekomen door deze recorduitstoot?
Volgens de GGD Amsterdam kan kortdurende blootstelling aan SO2 leiden tot onder andere irritatie van slijmvliezen van de ogen, neus en luchtwegen. Daardoor kunnen mensen na blootstelling last krijgen van ogen en luchtwegen. Bij zeer hoge concentraties kan SO2 dodelijk zijn, maar dat soort concentraties zijn bij dit incident niet ontstaan.
Overigens neemt dit niet weg dat de reguliere uitstoot van SO2 door de Isla-raffinaderij hoog is. Op reguliere dagen ontstaan geregeld concentraties van een paar honderd µg/m3. Dergelijke concentraties zorgen niet altijd voor acute gezondheidseffecten maar kunnen bij herhaalde blootstelling wel gevolgen voor de gezondheid hebben.
Hoe hebben vaten zwavelijzer bij een afvalhoop terecht kunnen komen? Deelt u de mening dat dit van een onvoorstelbare onzorgvuldigheid getuigt? Zo ja, welke gevolgen verbindt u hieraan?
Bent u bereid om te laten onderzoeken hoe dit precies heeft kunnen gebeuren? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat de ISLA-raffinaderij schadelijk is voor mens en milieu op Curaçao en daarom zo snel mogelijk gesloten moet worden? Zo nee, waarom niet?
De regering van Curaçao is bezig met het opstellen van scenario’s voor de modernisering van de raffinaderij en eventuele sluiting van de raffinaderij. Het aanscherpen van de thans geldende milieueisen is daarbij één van de voorwaarden. De uiteindelijke beslissing voor modernisering of sluiting is de verantwoordelijkheid van de regering van Curaçao en is afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek van het door Curaçao ingestelde multidisciplinaire team dat verantwoordelijk is voor het uitwerken van de scenario’s.
Het bericht dat slechts negen procent van de door Defensie goedgekeurde dronevluchten van te voren bekend gemaakt is |
|
Gerard Schouw (D66), Wassila Hachchi (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Dronevluchten zelden vooraf bekend gemaakt» op NU.nl?1
Ja.
Klopt het dat in 2013 slechts negen procent van de door Defensie goedgekeurde vluchten vooraf bekendgemaakt is?
Nee. Wel zijn er in 2013 aanzienlijk minder inzetten van Unmanned Aerial Vehicles (UAV’s) gepubliceerd in de Staatscourant dan in voorgaande jaren. Dit komt doordat de aanvraagprocedure voor trainingsvluchten boven militaire oefenterreinen in 2012 is veranderd door mijn beschikking van 13 april 2012 (Instelling tijdelijke bijzondere luchtverkeersgebieden voor UAS-vluchten, EHR 50 tot en met EHR 57 Staatscourant, nr. 7878, 24 april 2012).
Tot 13 april 2012 werd voor elke UAV-inzet een aanvraag gedaan voor een Bijzonder luchtverkeersgebied (BVG). Dit gold voor de inzet van UAV’s op verzoek van civiele autoriteiten, maar ook voor oefen- en trainingsvluchten van Defensie boven militair oefenterrein. Het BVG wordt door de Minister van Defensie in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu per beschikking toegewezen en gepubliceerd in de Staatscourant. Voorts wordt de instelling van een BVG aan het overige luchtverkeer bekendgemaakt met een Notice to Airmen (NOTAM). Dit is een instrument dat overal ter wereld wordt gebruikt om bijzonderheden in het luchtruim te melden. Vliegers zijn verplicht voor hun vlucht de NOTAM’s te raadplegen.
Door de beschikking van 13 april 2012 hoeft Defensie niet langer voor iedere trainingsvlucht boven militair oefenterrein een BVG aan te vragen. Voor dergelijke vluchten wijst de beschikking een aantal BVG’en aan, die Defensie kan gebruiken na afkondiging van een NOTAM. Deze oefeningen boven militair oefenterrein worden dus niet meer afzonderlijk in de Staatscourant gemeld. Uitsluitend de aanvragen op verzoek van civiele autoriteiten en de inzet voor oefeningen of demonstaties door Defensie buiten de in de beschikking genoemde BVG’en, worden nog gepubliceerd in de Staatscourant.
Het bovenstaande verklaart het afgenomen aantal bekendmakingen in de Staatscourant. In 2013 waren er in totaal 12 inzetten van UAV’s die vermelding in de Staatscourant vereisten. Het betrof zes aanvragen voor een BVG op verzoek van de Officier van Justitie, drie aanvragen voor opleidingsdoeleinden buiten militaire oefenterreinen en twee aanvragen voor een demonstratie door Defensie. Voorts is in 2013 eenmaal een UAV van Defensie ingezet op verzoek van de burgemeester van Westervoort voor observatie tijdens een bomruiming in zijn gemeente. Hiervoor heeft Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) voorafgaand aan de vlucht een BVG afgekondigd in de Staatscourant. Ook de vijf genoemde inzetten door Defensie zijn vooraf bekendgemaakt in de Staatscourant. De zes vluchten op verzoek van de Officier van Justitie zijn na afloop van de inzet gepubliceerd in de Staatscourant.
Bij de inzet van een UAV op verzoek van het civiel gezag, beslist het civiel gezag tot publicatie in de Staatscourant voor of na de inzet. Met het oog op de vertrouwelijkheid en effectiviteit van strafrechtelijke onderzoeken is het doorgaans niet wenselijk vluchten voor de inzet aan te kondigen.
Is het niet verstandiger om dronevluchten van te voren bekend te maken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom hebben de aankondigingen desondanks in 91% van de gevallen toch pas achteraf plaatsgevonden?
Zie het antwoord op vraag 2.
Klopt het dat door middel van dronevluchten over de huizen van 3,2 miljoen Nederlanders gevlogen is?
Nee. Zoals beschreven in antwoord 2, worden de meeste vluchten van Defensie uitgeoefend boven militair oefengebied. UAV’s van Defensie worden alleen boven bewoond gebied ingezet op verzoek van het civiel gezag en in enkele gevallen voor oefenvluchten van Defensie. Deze inzetten betreffen een beperkt deel van het ingestelde BVG.
Zijn er van niet tevoren aangekondigde dronevluchten verkregen registraties bewaard gebleven? Zo ja, om welke data gaat het, in welke hoeveelheden en voor welke termijn gebeurt dit?
Van iedere UAV-vlucht boven militair oefenterrein worden de digitale loggegevens, logboeken, de NOTAM, meteoberichten, de frequentietoewijzing en het beeldmateriaal bewaard. Voor alle gegevens bestaat een bewaarplicht van drie maanden2, tenzij de veiligheid van de vlucht in het geding is geweest. Dan wordt de bewaarplicht verlengd tot een jaar ten behoeve van het veiligheidsonderzoek.
De bewaarplicht van drie maanden geldt ook voor gegevens die worden verzameld tijdens vluchten op verzoek van het civiel gezag, met uitzondering van het verzamelde beeldmateriaal. Na de inzet draagt Defensie het beeldmateriaal over aan de civiele autoriteiten, meestal de politie. De politie bewaart beelden uitsluitend voor zover ze relevant zijn voor een strafrechtelijk onderzoek. Mogelijk zijn deze beelden daarna, in combinatie met informatie die later tijdens het strafrechtelijk onderzoek beschikbaar komt, tot een persoon te herleiden. In dat geval zijn het persoonsgegevens die onder het regime vallen van de Wet politiegegevens of de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Dan zijn de bewaartermijnen in deze wetten van toepassing. Direct na overdracht van de gegevens aan de civiele autoriteiten worden alle bij Defensie aanwezige kopieën vernietigd, tenzij er door het gezag expliciet toestemming is verleend om de beelden voor opleidingsdoeleinden te gebruiken. Het gaat hierbij om gegevens die niet tot personen zijn te herleiden.
Op welke wijze ziet u proportionaliteit in het enerzijds veelvuldig niet-aangekondigd gebruik van drones en anderzijds het geringe opsporingseffect dat zij hebben?2
Het bevoegd gezag toetst bij alle verzoeken om militaire bijstand van defensiemiddelen de proportionaliteit van het gevraagde middel. Op 8 mei 2013 heeft de Minister van Veiligheid en Justitie u geïnformeerd over de wijze waarop de inzet van UAV’s tot vervolging heeft geleid (Handelingen TK 2012–2013, Aanhangsel nr. 2216). Afhankelijk van de aard van en ontwikkelingen in een strafrechtelijk onderzoek, kan de inzet van een UAV zeer nuttig zijn voor het vergaren van informatie ter ondersteuning van operationele beslissingen, bijvoorbeeld bij het doen van een inval of het verrichten van een aanhouding.
Bent u van mening dat het op deze manier inzetten van drones een verkeerd signaal aan de samenleving afgeeft voor wat betreft het respecteren van elkaars privacy?
Ik deel deze mening niet. Met mijn brieven van 13 mei 2013 (Kamerstuk 30 806, nr. 13), 13 juni 2013 (Handelingen TK 2012–2013, Aanhangsel nr. 2566) en 4 oktober 2013 (Kamerstuk 30 806 nr. 14) heb ik u eerder geïnformeerd over de procedure die wordt gevolgd bij de inzet van defensiemiddelen voor militaire bijstand ter ondersteuning van civiele autoriteiten. Het bevoegd gezag toetst de proportionaliteit en subsidiariteit van de inzet van het gevraagde middel. Overigens leveren de camera’s van de ingezette UAV’s geen beelden op waarop personen herkenbaar in beeld zijn.
Kunt u toezeggen dat over 2014 honderd procent van de dronevluchten die door Defensie goedgekeurd worden tevoren in de Staatscourant gepubliceerd worden? Zo nee, waarom bent u daar niet toe bereidt? Zo ja, hoe gaat u daar zorg voor dragen?
Zie het antwoord op vraag 2.
Het bericht dat zeemansgraven worden geschonden |
|
Wassila Hachchi (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Schending zeemansgraven aangepakt»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het hier gaat om feitelijke grafschennis, dan wel om ontoelaatbare verstoring van de grafrust, aangezien de bemanning van Hr.Ms. O-16 in het scheepswrak haar laatste rustplaats heeft gevonden?
Op 21 oktober 2013 zou een Cambodjaans vaartuig met hijskraan gesignaleerd zijn boven de positie van een wrak van een Nederlandse onderzeeboot in de Zuid-Chinese Zee. Vanwege de ligging van twee in het gebied gezonken onderzeeboten, kan het gaan om het wrak van de O-16 of de K-17. Vermoedelijk betreft het de O-16. Men heeft de hijskraan van het vaartuig niet in bedrijf gezien. Wel is uit eerdere meldingen bekend dat (in de Zuid-Chinese Zee) wrakken worden gelicht om (schroot-)metalen van de zeebodem op te halen. Nadat in december jl. bekend werd dat er sprake was van een mogelijke schending van Nederlandse wrakken, zijn de Cambodjaanse autoriteiten verzocht opheldering te verschaffen over de activiteiten van het Cambodjaans schip in het betrokken gebied. Een reactie hierop is nog niet ontvangen.
Indien er door het vaartuig delen van de O-16 naar boven zijn gehaald, is dat een onrechtmatige verstoring van de laatste rustplaats van de bemanning van de Nederlandse onderzeeboot. Staatsschepen, waaronder oorlogsschepen, genieten te allen tijde soevereine immuniteit. Die immuniteit blijft ook na het zinken van kracht, zolang het schip door de vlagstaat als staats- of oorlogsschip wordt beschouwd. Dat is voor Nederlandse staats- en oorlogsschepen het geval. Het vernietigen of weghalen van (delen van) een gezonken oorlogsschip is daarom, naast het verstoren van de laatste rustplaats van de bemanning, tevens het vernietigen of stelen van eigendommen van de staat. Het spreekt vanzelf dat het verstoren van de laatste rustplaats eveneens ontoelaatbaar is in het geval van koopvaardijschepen.
Kunt u aangeven of u weet wat er met de stoffelijke resten van de opvarenden is gebeurd? Zo nee, bent u bereid stappen te ondernemen om dit te achterhalen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid, gelet op het feit dat er verschillende Nederlandse marine- en koopvaardijschepen tijdens de Tweede Wereldoorlog tot zinken zijn gebracht en het gevaar bestaat dat deze zeelieden-oorlogsgraven (ook) worden geschonden, om gezamenlijk met landen als Australië, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, die eveneens met deze problematiek kampen, de nodige stappen te ondernemen om deze schendingen op zo kort mogelijke termijn internationaal rechtelijk strafbaar te stellen en naar vermogen te voorkomen? Zo ja, welke concrete maatregelen stelt u voor? Zo nee, waarom niet?
Van strafbaarstelling is reeds sprake. Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 3. Dit bekent dat in voorkomende gevallen via internationale strafrechtelijke rechtshulpprocedures kan worden samengewerkt met buitenlandse autoriteiten. Een specifiek verdrag is voor het in de praktijk kunnen bieden en vragen van internationale rechtshulp niet noodzakelijk.
Via de ambassades in Australië, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten is de vraag uitgezet welke acties deze landen hebben ondernomen bij vlagstaten van de bergingsvaartuigen en/of kuststaten na de constatering van een (mogelijke) schending van een scheepswrak met de status van een oorlogsgraf.
Dit is een eerste stap om in overleg te treden met andere betrokken landen, waaronder Australië, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, over de bescherming van scheepswrakken van oorlogsschepen in de Zuid-Chinese Zee, ongeacht of die tevens de laatste rustplaats zijn van de opvarenden. Voor een effectieve bescherming is het echter van belang dat niet alleen de betrokken vlagstaten (zowel de vlagstaten van de wrakken als die van de plunderaars) daarbij betrokken worden, maar ook de betrokken kuststaten (in de Zuid-Chinese Zee).
De problematiek omtrent het verschroten van dergelijke scheepswrakken beperkt zich overigens niet tot de Zuid-Chinese Zee; ook op de Noordzee hebben zich incidenten voorgedaan.
Kunt u een overzicht geven van in de Tweede Wereldoorlog door vijandelijke handelingen gezonken Nederlandse marine- en koopvaardijschepen met, voor zover bekend, hun locaties?
Een dergelijk overzicht is niet als zodanig beschikbaar. Wel bestaan er verschillende overzichten van de in de Tweede Wereldoorlog gezonken marineschepen en van wrakken van koopvaardijschepen. Deze overzichten bevatten doorgaans globale aanwijzingen over de posities van de wrakken. Het zal een zeer tijdrovende en arbeidsintensieve inspanning vergen om de bestaande informatie te aggregeren tot een overkoepelend overzicht. Daarbij is het openbaar maken van een dergelijk overzicht niet opportuun, omdat daarmee juist meer incidenten zouden kunnen worden uitgelokt. Het feit dat zich de afgelopen jaren voor zover bekend nauwelijks of geen schendingen van Nederlandse WOII-koopvaardijwrakken hebben voorgedaan, hangt wellicht samen met het ontbreken van een dergelijk overzicht.
De ongelijke behandeling van Defensie medewerkers die geen vakbondslid zijn bij het kandideren voor de Ondernemingsraad |
|
Steven van Weyenberg (D66), Wassila Hachchi (D66) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Klopt het dat Defensie op grond van artikel 53A van de Wet op de Ondernemingsraden aparte regels kent rondom de verkiezingen voor de betreffende ondernemingsraden? Voor welke andere organisaties geldt een vergelijkbare uitzondering?
De Wet op de Ondernemingsraden (WOR) is niet van toepassing op het Ministerie van Defensie en de daaronder ressorterende instellingen. De reden hiervan is gelegen in de bijzondere taakstelling van het Ministerie en de eisen die dit stelt aan de inzet van het militaire personeel. Defensie beschikt over eigen regels op het gebied van medezeggenschap, die zijn vastgelegd in het Besluit Medezeggenschap Defensie (BMD). Deze regels sluiten zoveel mogelijk aan bij de WOR en wijken alleen af indien en voor zover dit nodig of wenselijk wordt geacht. Deze beslissing is een uitkomst van het overleg tussen Defensie en centrales van overheidspersoneel. In het BMD is bijvoorbeeld aanvullend geregeld dat het besluit niet van toepassing is in bepaalde situaties, zoals onder buitengewone omstandigheden, bij de uitoefening van taken die door toepassing van het besluit zouden worden belemmerd en tijdens oefeningen. Bij het opstellen van het BMD in 2008 zijn de regels ten aanzien van verkiezingen analoog aan de op dat moment geldende regels in de WOR geformuleerd.
De WOR is evenmin van toepassing op de in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek bedoelde openbare academische ziekenhuizen, Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en Koninklijke Bibliotheek, de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek, de rechterlijke ambtenaren werkzaam bij de Hoge Raad, de leden van de Raad van State, de leden van de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman en substituut-ombudsmannen.
Klopt het dat artikel 12, lid 1a van het Besluit Medezeggenschap Defensie eist dat medewerkers die geen lid zijn van een vakbond eerst 30 handtekeningen moeten verzamelen voordat zij een kandidatuur mogen indienen voor de ondernemingsraad?
Artikel 12, lid 1a handelt over het kandideren van werknemers door een centrale van overheidspersoneel. Artikel 12, lid 1b bepaalt dat werknemers, die niet bij een centrale zijn aangesloten, een kieslijst kunnen indienen, mits deze wordt gesteund door ten minste een derde van het aantal bij het onderdeel werkzame kiesgerechtigde personen. Dit lid bepaalt tevens dat met dertig handtekeningen kan worden volstaan. De bepaling over dertig handtekeningen heeft alleen betrekking op relatief grote organisatieonderdelen.
Deelt u de mening dat er hiermee sprake is van een ongelijke behandeling van Defensie medewerkers die geen lid zijn van een vakbond? Vindt u dat wenselijk?
De bepaling beoogt te waarborgen dat een medewerker over draagvlak beschikt onder het personeel van het organisatieonderdeel voordat deze zich beschikbaar kan stellen. Voor kandidaten die door een vakbond op de kieslijst worden gezet, geldt een vergelijkbaar mechanisme. Een vakbond draagt alleen kandidaten voor als zij de steun van hun vakbond hebben. Bij de vaststelling van het BMD in 2008 is op dit punt volledig aangesloten op de destijds vigerende bepaling in de WOR.
Nu de bepaling in artikel 9, lid 2b van de WOR deze zomer is vervangen door de bepaling dat iedere in de onderneming werkzame kiesgerechtigde persoon of groep van personen, niet zijnde lid van een vereniging zich verkiesbaar kan stellen, zal ik in overleg met de centrales van overheidspersoneel bezien of de bepaling in het BMD eveneens aanpassing behoeft. Ook de medezeggenschap zal ik bij dit proces betrekken. Andere wet- en regelgeving binnen Defensie wordt niet geraakt door het aangenomen amendement.
Deelt u de mening dat de formulering van het Besluit Medezeggenschap Defensie niet overeenkomt met de geest van het door een ruime meerderheid in de Kamer aangenomen amendement Van Weyenberg (Kamerstuk 33 367, nr. 7), dat regelt dat werknemers die geen lid zijn van de vakbond gelijke rechten krijgen met betrekking tot de kandidaatstelling voor de Ondernemingsraad?
Bent u bereid het Besluit Medezeggenschap Defensie aan te passen zodat het op dit punt aansluit bij de lijn van dit aangenomen amendement, voor de eerstvolgende verkiezingen voor de betrokken ondernemingsraden? Bent u bereid hetzelfde te doen voor eventuele andere wet- en regelgeving die niet aansluit op het genoemde amendement?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn er andere voorbeelden waar het Besluit Medezeggenschap Defensie leidt tot een ongelijke behandeling van werknemers bij Defensie die geen lid zijn van een vakbond?
Nee. Het BMD bevat geen andere bepalingen die leiden tot ongelijke behandeling van werknemers die geen lid zijn van een centrale van overheidspersoneel.
Vervalt het Besluit Medezeggenschap Defensie wanneer onderdelen van de Defensie organisatie samengevoegd worden met andere onderdelen van de Rijksoverheid, zoals bijvoorbeeld bij de fusie van de Dienst Vastgoed Defensie met het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB)?
Het BMD is van toepassing op werknemers van Defensie en de daaronder ressorterende instellingen. Bij reorganisaties waarbij onderdelen van Defensie worden samengevoegd met andere onderdelen van de Rijksoverheid, hebben defensiemedewerkers zeggenschap bij de oprichting van de nieuwe organisatie via maatwerkafspraken met de andere betrokken organisatie(s). Dit kan worden vastgelegd, bijvoorbeeld in de vorm van een convenant. Tot aan het moment van overgang van het personeel blijft de medezeggenschap in de bestaande organisatie gewaarborgd via het BMD.
Klopt het dat er in het Besluit Medezeggenschap Defensie is opgenomen dat werknemers zich verkiesbaar mogen stellen, nadat zij zes maanden in dienst zijn? Klopt het dat in de Wet op de ondernemingsraden een termijn van één jaar wordt gehanteerd?
Ja. Volgens het BMD zijn defensiewerknemers verkiesbaar als zij op het moment van de verkiezingen ten minste zes maanden bij Defensie in dienst zijn. De WOR hanteert daarentegen een termijn van een jaar, waarvan eventueel bij reglement kan worden afgeweken. Het doel van de verlaagde eis bij Defensie is de betrokkenheid van het personeel bij medezeggenschap te vergroten en de continuïteit van de medezeggenschap te waarborgen. Daaraan is behoefte gezien het specifieke karakter van Defensie en de daarmee verband houdende roulatie van militairen.
Deelt u de mening dat de termijn van één jaar in de Wet op de ondernemingsraden wel erg lang is? Deelt u de analyse dat bijvoorbeeld flexwerkers hierdoor weinig kansen hebben om zich kandidaat te stellen? Hoeveel werknemers worden hierdoor uitgesloten? Bent u bereid om te bevorderen dat de termijn waarna werknemers zich mogen kandideren in de Wet op de ondernemingsraden wordt verkort?
De WOR kent een drempel voor allen die voor het eerst binnen een onderneming aan het werk gaan. Hiervan kan bij reglement worden afgeweken. Hierover worden geen gegevens bijgehouden. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal dit punt onder de aandacht brengen van de SER, aangezien de SER-commissie Bevordering Medezeggenschap zich richt op deze en andere vragen omtrent innovatie van de medezeggenschap.
Het bericht dat de minister “persoonlijk sorry” heeft gezegd tegen haar Indonesische collega |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Wassila Hachchi (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Klopt het dat u «persoonlijk sorry» heeft gezegd tegen uw Indonesische collega over de manier waarop de onderhandelingen tussen Nederland en Indonesië over Leopard-tanks verliepen?1
Ik heb desgevraagd tijdens de ontmoeting met de pers gezegd de gang van zaken rondom de voorgenomen levering van tanks aan Indonesië persoonlijk te betreuren, omdat het geen recht doet aan de vriendschappelijke relatie tussen Nederland en Indonesië. Formele excuses zijn niet aan de orde. Een Kamermeerderheid had bezwaren tegen de voorgenomen levering, waarop Indonesië besloot de tanks in Duitsland te verwerven.
Wat is het verschil tussen een persoonlijk sorry, een formele spijtbetuiging en formele excuses?
Zie antwoord vraag 1.
Sprak u dit persoonlijke sorry uit namens het kabinet? Is deze uitspraak voor het bezoek aan Indonesië afgestemd in het kabinet?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn er andere ministers of staatssecretarissen die in het verleden een persoonlijk sorry hebben uitgesproken? Zo ja, om wie ging dit? Zo neen, is dit nieuw beleid?
Zie antwoord vraag 1.
Betekent deze uitspraak een verandering in het wapenexportbeleid richting Indonesië?
Nee.
Bent u bereid iedere vraag afzonderlijk en dus niet in één antwoord samengevoegd te beantwoorden?
Nee.
Het bericht dat onbestuurbare drones uit de lucht kunnen vallen bij regen of wind |
|
Wassila Hachchi (D66), Gerard Schouw (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Drones geen hoogvliegers»?1
Ja
Wat is uw reactie op het feit dat uit het verzoek van PowNews op grond van de Wet openbaarheid van bestuur is gebleken dat negen Ravens uit de lucht zijn komen vallen en dat het neerstorten van dit type drones niet meer als incident aan te merken is?2
Er is geen sprake van het neerstorten van negen Ravens. Op 15 augustus jl. is uw Kamer geïnformeerd over een onderzoek naar een incident met de Raven (Handelingen TK 2012 2013, aanhangsel 2985). Dit betrof de ongecontroleerde voorzorgslanding van een Raven op 25 januari jl. in de Rijkerswoerdse Plassen bij Arnhem vanwege een defect aan het toestel. Bij het onderzoek naar dit incident zijn acht andere vluchten met de Raven betrokken waarbij de bedienaar eveneens over afwijkend vlieggedrag van het toestel rapporteerde. Eén hiervan betrof eveneens een ongeluk en ook over dit incident is uw Kamer met de eerder genoemde brief van 15 augustus jl. geïnformeerd. Bij de overige zeven vluchten werd een gecontroleerde voorzorgslanding uitgevoerd vanwege een technische storing of weersomstandigheden. Dit onderzoek heeft niet geleid tot twijfels over de luchtwaardigheid en de veiligheid van het toestel.
Hebben de neergestorte Ravens schade of letsel veroorzaakt? Wie draagt bij schade of letsel door neergestorte drones verantwoordelijkheid? Is dat de eigenaar van de drone of degene die besluit tot het inzetten ervan? Is het Rijk verzekerd tegen schade of letsel door neergestorte drones?
Bij geen van de voorvallen was er sprake van personele of materiele schade voor derden. Wel was er in een aantal gevallen geringe schade aan het toestel zelf.
Op 4 oktober jl. bent u geïnformeerd over de verantwoordelijkheid bij schade door de inzet van UAV’s (Kamerstuk 30806 nr.3. In het algemeen berust de juridische aansprakelijkheid voor het gebruik van een UAV bij de bedienaar van het toestel, de mission operator (de gezagsvoerder) en de eigenaar van dit luchtvaartuig. Wanneer een UAV van Defensie op verzoek van de minister van Veiligheid en Justitie wordt ingezet, is afgesproken dat deze laatste de aansprakelijkheid voor schade ten gevolge van de inzet aanvaardt, behalve bij opzet of grove schuld aan de zijde van Defensie.
Heeft u in kaart gebracht of het vliegen met andere drones, zoals de recent aangeschafte Scan Eagles, even onveilig is met slecht weer zoals bij de Raven het geval is?
Voor ieder vliegtuig, bemand of onbemand, gelden specifieke gebruikscondities en limieten waarbinnen een veilig gebruik van een vliegtuig mogelijk is. Deze condities en limieten, onder andere voor weersomstandigheden, worden door het ontwerp bepaald. UAV’s worden, net als alle vliegtuigen, alleen ingezet binnen de geldende limieten. Een operatie wordt afgebroken voordat de limieten worden overschreden.
Voor de Raven en de Scan Eagle geldt dat de toestellen niet zijn gecertificeerd voor het vliegen in «icing condities» (ijsvorming in of op het toestel) en bij een bepaalde (zware) mate van regenval.
Kunt u aangeven welke schade het neerstorten van een grotere drone, zoals een Scan Eagle, op een auto of een voetganger zou veroorzaken?
Bij de inzet van een UAV staat de veiligheid voorop. Eventuele schade of letsel bij neerstorten zal logischerwijs ernstiger zijn naarmate het gewicht en de omvang van een UAV toenemen. Er wordt voldaan aan de door de Militaire Luchtvaart Autoriteit gestelde eisen. Dat maakt de kans op neerstorten klein.
Hoe zou een drone scoren wanneer deze getoetst zou worden door de Inspectie Leefomgeving en Transport aan de eisen die gelden voor vliegtuigen met mensen aan boord?
De Inspectie Leefomgeving en Transport richt zich op de naleving van de eisen die aan de civiele luchtvaart worden gesteld. De controle op naleving van de eisen die worden gesteld aan militaire vliegtuigen, zoals de Raven, is belegd bij de Militaire Luchtvaart Autoriteit. Evenals voor civiele vliegtuigen gelden voor militaire toestellen strikte eisen op het vlak van certificering, opleiding en training van het betrokken personeel.
Het systeem voldoet aan de militaire certificatie-eisen en de daarin gestelde veiligheidsvoorschriften. Voor onbemande vliegtuigen, zoals de Raven of de Scan Eagle, zijn geen civiele luchtwaardigheidseisen gepubliceerd. Deze civiele eisen zijn van toepassing op de bemande luchtvaart met grote aantallen passagiers en zijn niet toe te passen op UAV’s. Voor de certificering van onbemande vliegtuigen hanteert Defensie door de Navo ontwikkelde standaarden.
Vanaf welk moment is het u bekend geworden dat drones van het type Raven bij slecht weer een gevaar vormen voor de omgeving wegens het risico op neerstorten?
Zie antwoord vraag 4.
Bij welke hoeveelheid regen is een Raven niet meer inzetbaar? Is motregen al teveel, een hagelbui of een stortbui?
Zie antwoord vraag 4.
Welke beperkingen acht u nodig om het onveilig gebruik van drones bij slecht weer tegen te gaan?
UAV’s worden alleen ingezet in overeenstemming met de geldende gebruikscondities en limieten. De inzet wordt afgebroken indien het weer tijdens een inzet verslechtert waardoor limieten dreigen overschreden te worden.
Naar aanleiding van het eerdergenoemde onderzoek naar de Raven, zijn de procedures en gebruikscondities verder aangescherpt.
Beschikte u ten tijde van de aanschaf van de Ravens over informatie van uw Duitse collega’s die wijst op problemen bij bestuurbaarheid of gebruik?
Duitsland beschikt niet over een UAV van het type Raven.
Hoe verhoudt het neerstortgevaar zich tot de ideeën om drones te gebruiken voor het in de gaten houden van mensenmassa's?
Ook bij de uitvoering van civiele taken wordt een UAV alleen ingezet als de omstandigheden dit toestaan en na de proportionaliteits- en subsidiariteitsafweging door het bevoegd gezag. Als de weersomstandigheden de inzet onmogelijk maken, wordt bekeken wat het beste alternatief is. Hierbij kan gedacht worden aan een helikopter met waarnemingsmiddelen.
Het milieuprobleem veroorzaakt door oude boten in havens |
|
Wassila Hachchi (D66), Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Oude bootjes zijn afvalprobleem»?1
Ja.
Klopt het dat er ongeveer 25.000 verwaarloosde zeil- en motorjachten in de Nederlandse jachthavens liggen?
Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de beheerder van een jachthaven om bij te houden hoeveel en wat voor soort vaartuigen in de haven liggen, wie de eigenaar is van een vaartuig, enz. Het is niet de taak van de Rijksoverheid om dit soort gegevens te verzamelen of te beheren.
Klopt het dat de eigenaren van deze verwaarloosde boten vaak niet te achterhalen zijn, waardoor deze boten gewoon blijven liggen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid een landelijk registratiesysteem in te voeren voor Nederlandse zeil- en motorjachten om het afvalprobleem van boten in de toekomst te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Er zijn momenteel twee registratiesystemen voor (plezier)vaartuigen:
Ik zie geen noodzaak om als Rijksoverheid aanvullend aan deze twee systemen een nieuw systeem in te voeren of een van de twee systemen om te bouwen tot een verplicht landelijk systeem voor alle pleziervaartuigen.
Bent u bereid een verwijderingsbijdrage in te voeren bij aanschaf van een boot, om op die manier het opruimen van deze boten in de toekomst te kunnen financieren? Zo nee, waarom niet?
Het invoeren van een verwijderingsbijdrage op een bepaald product is de verantwoordelijkheid van de producenten en importeurs van dat product, niet van de Rijksoverheid.
Een toepasselijk voorbeeld in dit kader is de autobranche. Producenten en importeurs van auto’s in Nederland hebben in 1995 Auto Recycling Nederland (ARN) opgericht. ARN is onder meer belast met het beheren van het fonds dat wordt gevuld door de verwijderingsbijdrage (heet voor auto’s nu recyclingbijdrage) die op elke nieuwe auto moet worden betaald. Het fonds wordt gebruikt om auto's aan het eind van hun levensduur duurzaam te verwerken.
De producenten en importeurs van pleziervaartuigen kunnen zelf een vergelijkbaar systeem als voor auto’s opzetten, eventueel in samenwerking met beheerders van wateren waar pleziervaartuigen varen. Branche- en belangenorganisaties als Hiswa Vereniging en Nederlandse Jachtbouw Industrie (NJI) zouden gezamenlijk het initiatief kunnen nemen voor het invoeren van een verwijderingsbijdrage en het vormen van een fonds, waarmee de verwerking van afgedankte en/of verwaarloosde pleziervaartuigen kan worden gefinancierd.
Deelt u de mening dat er een fonds moet worden opgericht voor het opruimen van de grote hoeveelheid verwaarloosde boten die nu in de jachthavens ligt? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in het antwoord op vraag 5 heb aangegeven, zie ik het oprichten van een fonds voor het opruimen en verwerken van verwaarloosde vaartuigen als een verantwoordelijkheid van producenten en importeurs van pleziervaartuigen en van overkoepelende branche- en belangenorganisaties. Ik zal geen initiatief nemen voor het oprichten van een dergelijk fonds.
Welke oplossing stelt u voor om de vele verwaarloosde boten die nu in de jachthavens van Nederland ligt op te ruimen?
Verwaarloosde vaartuigen liggen vooral in wateren die worden beheerd door gemeenten, waterschappen en private ondernemingen. Deze beheerders zijn daarom verantwoordelijk voor het opruimen van de verwaarloosde vaartuigen. De kosten daarvan zullen de beheerders normaliter verhalen op de eigenaren van de vaartuigen. Als er geen eigenaren bekend zijn of ze zijn niet meer aanspreekbaar, dan zullen de beheerders de kosten zelf moeten betalen en het geld hiervoor zelf moeten genereren, bijvoorbeeld via een opslag op de lig- of havengelden. Ook een fonds zoals beschreven in het antwoord op vraag 5 kan een oplossing bieden, al zal dat waarschijnlijk niet op korte termijn voldoende gevuld zijn.
Overigens vormen de verwaarloosde vaartuigen naar mijn mening op dit moment geen milieuprobleem gelet op de omvang en het gegeven dat de waterkwaliteit niet nadelig wordt beïnvloed door deze vaartuigen.
Welke oplossing stelt u voor, waarbij er recht wordt gedaan aan het principe van «de vervuiler betaalt», om te voorkomen dat het milieuprobleem veroorzaakt door verwaarloosde boten in de toekomst zal toenemen?
Zie de antwoorden op de vragen 5 tot en met 7.
Het bericht dat justitie “superdrones” mag lenen van defensie |
|
Wassila Hachchi (D66), Gerard Schouw (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het bericht dat Justitie gebruik mag maken van de nieuwe «drone», de zogenoemde ScanEagle, die onlangs in twaalfvoud door Defensie is aangeschaft?1
In beginsel kunnen alle beschikbare defensiecapaciteiten worden ingezet bij verzoeken van civiele autoriteiten om militaire bijstand. Dit geldt dus ook voor de Scan Eagle.
Het zal nog enige tijd duren totdat de Scan Eagle gereed is voor ondersteuning van civiele autoriteiten. De nieuwste versie van de Scan Eagleis op 26 juni jl. door Defensie in gebruik genomen. Het betreft twee systemen met elk een grondstation en drie vliegtuigen. Deze versie mag wel boven Nederland vliegen maar het bedienend personeel is hiervoor nog niet gekwalificeerd. Zodra dit wel het geval is, wordt in overleg met de civiele autoriteiten bezien of de Scan Eagleeen geschikt middel is voor strafrechtelijke opsporing of handhaving van de openbare orde. De huidige juridische kaders voor de inzet van onbemande vliegtuigen, ook voor ondersteuning van de civiele autoriteiten, volstaan.
Klopt het dat deze geavanceerde «drone» veel langer en op veel grotere hoogte kan vliegen en uitgerust is met een daglicht- en infraroodcamera?
De Scan Eagle beschikt over een infrarood- of een daglichtcamera. De daglichtcamera is van betere kwaliteit dan die van de Raven. Dit is nodig vanwege de grotere hoogte (tot maximaal 6.000 meter) waarop de Scan Eagle opereert. De Scan Eagle kan vliegend op de operationele hoogte personen niet herkenbaar in beeld brengen. Als de Scan Eagle erg laag vliegt en de persoon in kwestie omhoog kijkt, is dit mogelijk wel het geval. Opereren op een dergelijk lage hoogte is echter zeer ongebruikelijk en in de meeste gevallen niet toegestaan uit veiligheidsoverwegingen.
Bent u van plan dit geavanceerde type «drone» in te zetten voor opsporing door de politie? Zo ja, waarvoor en onder welke voorwaarden?
Zie antwoord vraag 1.
Is het risico voor de privacy groter bij de inzet van dit type geavanceerd onbemand spionagevliegtuig, waarmee 16 uur non stop onopgemerkt op 5 kilometer boven Nederland kan worden gevlogen en dat uitgerust is met een daglicht- en een infraroodcamera, gelet op het feit dat u eerder de Kamer liet weten dat de privacy niet in het geding was doordat met de bestaande Raven «drones» slechts kort kan worden gevlogen en geen haarscherpe beelden kunnen worden gemaakt?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat bij toenemende technische mogelijkheden het des te belangrijker wordt om de inzet van «drones» goed en transparant te reguleren en dat de bestaande wetgeving op dit punt onvoldoende is om de inzet van de ScanEagle «drone» van goede kaders te voorzien? Zo ja, wanneer kan de Kamer een (wets)voorstel tegemoet zien?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid in het belang van transparantie over de inzet van «drones» boven Nederlands grondgebied alle evaluaties over de inzet van onbemande vliegtuigjes door justitie openbaar te maken en aan de Kamer te sturen?
Het is niet een standaardprocedure voor de politie om iedere inzet van een Raven van Defensie met een evaluatie af te sluiten. Voor zover dergelijke evaluaties wel zijn gemaakt, lenen zij zich bovendien niet voor openbaarmaking omdat zij veelal informatie bevatten over de opsporingsonderzoeken waarbij de Raven is ingezet.
Bent u bereid in nieuwe regelgeving af te zien van toestemming voor de inzet van «drones», tenzij deze inzet plaatsvindt op basis van een verzoek vooraf door het bevoegde gezag en met een onderbouwing van de subsidiariteit en proportionaliteit naar de gemeenteraad?
In de bestaande regelgeving is reeds opgenomen dat bijstand door Defensie aan de civiele autoriteiten alleen geschiedt op grond van een voorafgaand verzoek door het bevoegd gezag. Dit is de burgemeester indien een UAV wordt ingezet in het kader van de handhaving van de openbare orde en de officier van justitie indien een UAV wordt ingezet in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Hiervoor is dus geen nieuwe regelgeving vereist. Voorafgaand aan het verzoek om inzet van een UAV in het kader van bijstand door Defensie aan de civiele autoriteiten beoordeelt het bevoegd gezag onder meer de proportionaliteit en de subsidiariteit.
In hoeverre kunt u garanderen dat de inzet van de ScanEagle boven Nederlands grondgebied geen veiligheidsrisico vormt voor verstoring van het radioverkeer van vliegtuigen boven Nederland en dat hiermee de veiligheid van het vliegverkeer en van mensen op de grond op geen enkele wijze in het geding komt?
Indien uw vraag doelt op de datalink-communicatie tussen het grondstation en de Scan Eagle is het van belang onderscheid te maken tussen de analoge en de digitale versie van de Scan Eagle. De analoge versie is verworven voor de antipiraterijmissie en is vorig jaar ingezet vanaf de Zr. Ms. Rotterdam. Dit systeem bestaat uit een grondstation en zes vliegtuigen. Vanwege mogelijke interferentie met civiele telecommunicatie mag deze analoge versie van het systeem niet boven Nederland worden ingezet. Defensie heeft de digitale versie van de Scan Eagle op 26 juni jl. in gebruik genomen. Deze versie maakt gebruik van een andere frequentieband waardoor geen verstoringen kunnen optreden en kan mogelijk op termijn wel boven Nederland worden ingezet ter ondersteuning van civiele autoriteiten. Zie hierover ook het antwoord op vragen 1, 3 en 5.
Op welke plekken in Nederland kan op 5 km hoogte gevlogen worden zonder overlast en zonder verkeersleiding, gezien het drukke luchtruim van Nederland?
Een luchtverkeersleidingsinstantie controleert al het verkeer boven een hoogte van ongeveer twee kilometer. Eventuele overlast is sterk afhankelijk van de locatie, de duur en het tijdstip van de vlucht. Dit geldt ook voor de combinatie van civiele en militaire bemande luchtvaart. Militaire luchtvaart die vanwege de aard van de vluchtuitvoering niet kan worden gecombineerd met regulier civiel luchtverkeer, vindt plaats in tijdelijk gesloten luchtruim ten behoeve van militaire oefeningen.
Kan eventuele hinder voor het vliegverkeer betekenen dat de ScanEagle op lagere hoogte ingezet zal worden?
De Scan Eagle heeft een maximale vlieghoogte van 6.000 meter en kan op een lagere hoogte worden ingezet. De keuze hiervoor is sterk afhankelijk van het type operatie, aard van de vluchtuitvoering, locatie, duur en tijdstip van de inzet. De inzet van de Scan Eagle wordt in alle gevallen gecoördineerd met de verantwoordelijke luchtverkeersdienstverleningsorganisaties die in het Nederlandse luchtruim de veiligheid borgen en de overlast voor het overige vliegverkeer minimaliseren. Net als bij andere militaire luchtvaartactiviteiten vindt nauwe afstemming plaats om een veilige en efficiënte afhandeling van het verkeer in het luchtruim te verzekeren.
Welke afspraken zijn gemaakt met Luchtverkeersleiding Nederland over de inzet van de ScanEagle?
Met de Luchtverkeersleiding Nederland worden afspraken gemaakt over vluchten met de Scan Eagle, in een tijdelijk gesloten luchtruim dat onder controle van de Luchtverkeersleiding Nederland valt. Deze procedure is gelijk aan de wijze waarop ook de inzet van de Raven buiten militaire oefengebieden is geregeld.
Hoeveel Nederlandse «drones» zijn de afgelopen vijf jaar verongelukt en wat was daarvan de oorzaak?
Defensie heeft in de afgelopen vijf jaar de beschikking gehad over vier verschillende typen UAV’s. Dit zijn de Sperwer, deAerostar 2, de Raven en sinds kort de Scan Eagle.
Tijdens de inzet van de Sperwer in Afghanistan van 2008 tot 2009 hebben zich vijf incidenten gerelateerd aan de landing of lancering voorgedaan. In alle gevallen was er alleen sprake van materiële schade aan het eigen systeem. De Sperwer is inmiddels uitgefaseerd.
Sinds 2009 zijn er vijf incidenten geweest met de Raven, een kleine UAV (spanwijdte 1,37 meter, gewicht 2,1 kilo), die kunnen worden aangemerkt als ongeluk. Deze incidenten zijn in drie gevallen veroorzaakt door bedieningsfouten en in twee gevallen door een technisch mankement. Naar aanleiding van één incident heeft Defensie nader onderzoek ingesteld. Dit betrof een voorval op 25 januari jl. waarbij een Raven na een defect een voorzorgslanding heeft uitgevoerd in de Rijkewoerdse Plassen bij Arnhem. In afwachting van de uitkomsten van het onderzoek is destijds het vliegen met de Raven door Defensie tijdelijk gestaakt. Dit onderzoek heeft niet geleid tot twijfels over de luchtvaardigheid en de veiligheid van het toestel en de vluchten zijn daarna hervat. In alle gevallen was er geen sprake van personele of materiele schade.
Bent u bereid een vliegverbod af te kondigen voor dit nieuwe type «drone» totdat u met de Kamer van gedachte heeft kunnen wisselen over de nieuwe regels over de inzet van spionagevliegtuigjes?
Ik zie geen reden om een vliegverbod af te kondigen. De huidige juridische kaders voor de inzet van onbemande vliegtuigen, ook voor ondersteuning van de civiele autoriteiten, volstaan. Bovendien is de Scan Eagle een militaire capaciteit die primair bedoeld is voor de ondersteuning van militaire operaties op het land en op zee (bijvoorbeeld ter ondersteuning van de antipiraterijmissie). Hiertoe moet het gehele systeem oefenen en trainen om over de juiste kwalificaties te beschikken. Een vliegverbod zou betekenen dat missies niet kunnen worden ondersteund.
Zoals vermeld in antwoord op vragen 1, 3 en 5 is de inzet van de Scan Eagle ter ondersteuning van civiele autoriteiten vooralsnog niet aan de orde.
Bent u bereid de Kamer bij de begrotingsbehandeling jaarlijks te informeren over het aantal malen dat «drones» zijn ingezet en voor welke doeleinden evenals over de kosten die gepaard gaan met de inzet door justitie en de bekostiging daarvan?
Hoofdstuk 4 van het jaarverslag en de slotwet van Defensie bevat een uitgebreide uiteenzetting over de vele vormen van inzet door de krijgsmacht. Dit hoofdstuk bevat ook een tabel met een weergave van de inzet van alle militaire capaciteiten ter ondersteuning van civiele autoriteiten, waaronder de inzet van UAV’s. Dergelijke inzet geschiedt onder gezag en verantwoordelijkheid van de civiele autoriteiten. In veel gevallen worden de resultaten van UAV-inzet gebruikt voor lopend justitieel onderzoek en kunnen daarover in beginsel geen mededelingen worden gedaan. De uitgaven die samenhangen met het verlenen van deze militaire bijstand worden verrekend op grond van het Convenant inzake de Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht (FNIK). Hiervoor hebben het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het ministerie van Veiligheid en Justitie en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten structureel een bedrag ter beschikking gesteld aan het ministerie van Defensie. Het ministerie van Defensie verantwoordt deze additionele uitgaven onder artikel 1 – Inzet van de defensiebegroting.
Nederlandstalige beleidsplannen die niet vertaald worden voor Bonaire, St Eustatius en Saba |
|
Wassila Hachchi (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Is het waar dat het recent aan de Kamer verstuurde Natuurbeleidsplan voor Caribisch Nederland alleen in het Nederlands is verschenen en niet in de andere talen die op de BES-eilanden gesproken worden (Engels en Papiaments)?
Het Natuurbeleidsplan voor Caribisch Nederland zal medio augustus in het Engels verschijnen. Het Ministerie van Economische Zaken zal geen Papiamentstalige versie van het Natuurbeleidplan uitbrengen.
Waarom is er niet voor gekozen om het plan in de lokaal gesproken talen te vertalen, zodat bewoners en natuurbeheerders het ook kunnen lezen?
Er is om die reden voor gekozen het plan in het Engels te vertalen. Overigens is tijdens het afstemmingsproces ook met een Engelstalige versie gewerkt.
Bent u bereid om het Natuurbeleidsplan voor Caribisch Nederland op korte termijn te laten vertalen, zodat de bewoners en natuurbeheerders er kennis van kunnen nemen voordat de parlementaire behandeling plaatsvindt?
Zie vraag 1. De parlementaire behandeling is voorzien na het zomerreces.
Worden andere beleidsplannen die door de vakministers gemaakt worden voor de BES-eilanden, standaard vertaald in Engels/Papiaments? Zo nee, kunt u aangeven waarom dat niet het geval is?
In de Invoeringswet Bonaire, Sint Eustatius en Saba (I-BES) staan regels over het gebruik van Papiaments op Bonaire en Engels op Eustatius en Saba. Dat betreft uitsluitend de communicatie, zowel schriftelijk als mondeling tussen de eilandbewoners en de bestuursorganen, de eilandsraad, de rijksvertegenwoordiger en de personen die werkzaam zijn in de openbare lichamen onder verantwoordelijkheid van de centrale overheid.
In het onderling schriftelijk verkeer maken de bestuursorganen alleen gebruik van het Nederlands (artikel 4f). daarvan mag worden afgeweken als het doelmatiger is in het Papiaments of Engels te communiceren en de belangen van derden daardoor niet worden geschaad.
Er bestaat dus geen wettelijke verplichting dat beleidsplannen die gelden voor Caribisch Nederland in het Engels of Papiaments moeten worden vertaald. Ieder beleidsdepartement dient afzonderlijk die afweging te maken.
Zijn de publicaties van bijvoorbeeld andere Nederlandse overheidsinstanties, Planbureaus, de rechtspraak en hoge colleges van staat als de nationale Ombudsman, naar uw mening voldoende toegankelijk voor inwoners van Bonaire, St. Eustatius en Saba?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht “Afghaanse tolk vreest bijltjesdag” |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Wassila Hachchi (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Afghaanse tolk vreest bijltjesdag»?1
We hebben kennis genomen van het artikel.
Heeft u onderzocht of Afghaanse tolken en andere medewerkers gevaar lopen na het transitieproces en de terugtrekking van de internationale aanwezigheid in algemene zin en de Nederlandse aanwezigheid in Kunduz in specifieke zin?
Hoe de situatie zich na de terugtrekking van de internationale, inclusief Nederlandse, aanwezigheid zal ontwikkelen, valt op dit moment niet te voorzien. Ook is onzeker welk gevolgen dat heeft voor de veiligheid van de Afghaanse medewerkers. Wel zijn al enkele veiligheidsmaatregelen getroffen voor Afghanen die voor Nederland werken en is een inventarisatie gemaakt van Afghaans personeel dat voor Nederland gewerkt heeft (zie ook antwoord op vraag2.
Hoeveel Afghanen werken met Nederland samen in Kunduz onder Nederlands contract?
Vier Afghanen hebben een tijdelijk contract met de Nederlandse ambassade in Kaboel als monitors van door Nederland gefinancierde projecten. Bij het vertrek van Nederland uit Kunduz wordt hun contract overgenomen door het Duitse Gesellschaft für Internationale Zusammenarbeit (GIZ). Daarnaast is één chauffeur die in Kunduz werkt formeel in dienst van de Nederlandse Ambassade in Kaboel.
De zestien Afghaanse tolken die werk verrichten voor de Nederlandse missie staan onder contract van de Duitse administratie.
Zijn er in het kader van dit samenwerkingsverband asielaanvragen gedaan? Zo ja, hoeveel? Zo neen, verwacht u deze?
Voor zover bekend hebben de in antwoord 3 genoemde Afghanen die onder Nederlands contract in Kunduz werken geen asielaanvragen gedaan. Overigens registreert de IND informatie niet op dit niveau.
Bent u van mening dat deze Afghanen, mochten zij een asielaanvraag doen, het reguliere proces moeten doorlopen of is er een lichter regime van kracht? Wat zijn de kenmerken van dit mogelijke lichtere regime?
Mensen die in levensgevaar verkeren omdat zij voor de Nederlandse missie gewerkt hebben, moeten op steun kunnen rekenen. Asielaanvragen worden op individuele basis beoordeeld, waarbij de specifieke situatie van de betrokken Afghaan, mede in relatie tot zijn werkzaamheden voor Nederland in Afghanistan, beoordeeld wordt tegen de achtergrond van de actuele situatie in Afghanistan. We zien geen aanleiding voor een bijzondere (collectieve) regeling.
Heeft u contact met uw Duitse collega over de bescherming van de positie van deze Afghanen na de transitie en terugtrekking? Zo ja, wat behelst dit contact?
Hierover is contact met Duitsland omdat Afghaans personeel dat voor Nederland werkt of heeft gewerkt een Duits contract heeft. Duitsland heeft bevestigd verantwoordelijk te zijn voor al het personeel dat een Duits contract heeft en neemt elk verzoek afzonderlijk in beschouwing.
De inzet van onbemande vliegtuigjes (drones) zonder toestemming van de gemeente door de Koninklijke Marechaussee en de politie in Soesterberg |
|
Gerard Schouw (D66), Wassila Hachchi (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Heeft de Koninklijke Marechaussee op eigen initiatief met de politie in Soesterberg onbemande vliegtuigjes («drones») ingezet voor verkeerscontroles zonder dat het lokaal bestuur hiervan op de hoogte was gesteld?
Op 25 oktober 2012 is een geplande, multidisciplinaire, verkeerscontrole uitgevoerd op het Zeisterspoor te Soesterberg. Hiervoor is geen specifieke aanvraag ontvangen. Bij de controle werd de parkeerplaats van de «Soldaat Ketting Olivier» kazerne gebruikt als op- en afrit voor de te controleren voertuigen. Naast de Koninklijke Marechaussee (Kmar) en het (toenmalige) Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD) waren daar de Regiopolitie, de Douane en de Belastingdienst bij betrokken.
Op verzoek van de KMar is een onbemand vliegtuig van het type Raven van Defensie ingezet. De inzet van de Raven diende om de doorstroming van het verkeer op de autosnelweg A28 te monitoren. De eenheid die met de verkeerscontrole was belast kon zo snel de controledruk verminderen om te voorkomen dat het verkeer op de A28 werd gehinderd en er onveilige situaties zouden ontstaan.
Met Kamerstuk II 30 806, nr. 13 bent u geïnformeerd over de praktische inzet van de Raven. Het systeem kan op verzoek en onder gezag van civiele autoriteiten worden ingezet na het doorlopen van de bijstandprocedure. Bij deze verkeerscontrole is dit niet gebeurd. De aanvrager (Kmar) veronderstelde dat de procedure niet hoefde te worden gevolgd omdat de verkeerscontrole werd uitgevoerd op een militair terrein. De eenheid die de Raven opereert, het Joint Intelligence, Surveillance, Target Acquisition and Reconnaissance Commando, ging er wel van uit dat het een aanvraag voor militaire bijstand betrof en heeft vervolgens de vergunningen aangevraagd om ter plekke met de Ravente mogen vliegen. Doordat de bijstandprocedure niet is gevolgd, is het gezag niet toegekomen aan de subsidiariteit- en proportionaliteitsvraag.
Alle betrokkenen zijn inmiddels geïnstrueerd dat bij iedere inzet ten behoeve van civiele autoriteiten, dus ook bij een inzet zoals in Soesterberg, de bijstandsprocedure moet worden doorlopen.
Kunt u bevestigen dat het lokaal bevoegd gezag in Soest niet vooraf is geïnformeerd over de inzet van deze «drones» boven Soesterberg? Zo ja, waarom is dit niet gebeurd? Hoe verhoudt dit zich tot de uitspraak in de brief aan de Kamer van 13 mei 2013, waarin gesteld wordt dat de inzet van militaire UAV’s («unmanned aerial vehicles») boven Nederland geschiedt op verzoek en onder gezag van civiele autoriteiten en dat het aan het bevoegd gezag is om te bepalen wanneer de inzet van de UAV proportioneel is?1
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u voorafgaande aan de inzet van deze «drones» een aanvraag voor verkeerscontroles ontvangen? Zo ja, van wie kwam dat verzoek? Is er een specifieke bijstandsaanvraag voor de inzet van «drones» opgesteld?
Zie antwoord vraag 1.
Wie heeft de inzet van «drones» voor verkeerscontroles binnen uw ministerie goedgekeurd? Zijn er alternatieve middelen overwogen? Op grond waarvan is beoordeeld of de inzet passend was, gelet op de aard en omvang van de activiteiten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe zijn de twee in uw eerdere brief omschreven uitgangspunten dat andere (reguliere) middelen tot nu toe niet tot de gewenste resultaten hebben geleid (subsidiariteit) en dat van de inzet van de Raven bepaalde resultaten kunnen worden verwacht (noodzakelijkheid/ doeltreffendheid) gewogen? Vindt u dat de weging ten aanzien van subsidiariteit en noodzakelijkheid bij de inzet van «drones» schriftelijk zou moeten worden vastgelegd?
Zie hiervoor ook het antwoord op de vragen 1, 2, 3, 4 en 8. De inzet van defensiemiddelen voor militaire bijstand ter ondersteuning van de civiele autoriteiten wordt schriftelijk aangevraagd namens de minister van Veiligheid en Justitie. In een dergelijke aanvraag wordt de noodzaak van de inzet van het gevraagde middel schriftelijk vastgelegd. Namens de minister van Defensie wordt schriftelijk bevestigd dat de gevraagde bijstand wordt verleend.
Zijn er beelden door de «drones» gemaakt? Zo ja, wat is daarmee gebeurd? Wat zijn de regels voor wie de beelden mag bekijken en wat mag ermee gedaan worden?
Het beeldmateriaal dat in het kader van militaire bijstand is verkregen of verwerkt, wordt uiterlijk bij beëindiging van de bijstand overgedragen aan het bevoegd gezag, met inachtneming van de regels ten aanzien van informatiebeveiliging. Indien de gegevens relevant zijn voor een onderzoek naar een ongeval of incident, moeten deze in overleg met het bevoegd gezag worden bewaard. Direct na overdracht van de gegevens aan het gezag vernietigt Defensie alle kopieën, tenzij er expliciet toestemming is verleend om de beelden voor opleidingsdoeleinden te gebruiken. In dit specifieke geval zijn de beelden niet overgedragen maar na beëindiging van de inzet vernietigd.
Zijn de weggebruikers geïnformeerd over de inzet van «drones»?
De weggebruikers zijn niet op de hoogte gesteld van het gebruik van de UAV bij de verkeerscontrole.
Hoe verhoudt deze inzet van «drones» zich tot artikel 58 van de Politiewet 2012, waarin is geregeld dat de inzet voor opsporing en openbare orde en veiligheid alleen kan plaatsvinden door middel van een aanvraag door de burgemeester dan wel door de officier van justitie bij de minister van Veiligheid en Justitie en in overeenstemming met de minister van Defensie?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het bevoegd gezag altijd vooraf geïnformeerd zou moeten worden over de beoogde inzet van drones door de marechaussee en de politie?
De inzet van defensiemiddelen zoals de Raven voor militaire bijstand geschiedt op verzoek van het bevoegd gezag. Voor de inzet van defensiemiddelen voor interne opleidingen en militaire oefeningen hoeft het bevoegd gezag niet altijd te worden geïnformeerd. In dit geval was er geen sprake van een oefening door Defensie en had de procedure voor militaire bijstand gevolgd moeten worden.
Maakt het voor de strekking van relevante bepalingen van de Wet bescherming persoonsgegevens en de Politiewet uit of «drones» boven de openbare weg of de bebouwde kom worden ingezet?
In het kader van de Wet bescherming persoonsgegevens en de Politiewet is het niet van belang of de UAV wordt ingezet binnen of buiten de bebouwde kom.
Heeft de Koninklijke Marchaussee vaker «drones» ingezet voor verkeerscontroles of andere doeleinden zonder dat het bevoegd gezag ter plaatse vooraf geïnformeerd werd? Kunt u toelichten onder welke omstandigheden de inzet voor «drones» voor verkeerscontroles naar uw mening proportioneel is?
In 2011 is een aanvraag gedaan voor de inzet van een UAV ter ondersteuning van de uitvoering van een verkeerscontrole. Deze inzet kon niet doorgaan wegens de weersomstandigheden. Destijds is evenmin de vereiste bijstandsprocedure doorlopen.
Zoals in de beantwoording van de vragen met kenmerk (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 2216) van de leden Schouw en Berndsen-Jansen is gemeld, wordt een politiebrede visie ontwikkeld op de inzet van onbemande vliegtuigen. De eisen van proportionaliteit en subsidiariteit zullen vanzelfsprekend bij deze visie worden betrokken2.
Wordt bij de inzet van zwaardere «drones» dan de in Soesterberg gebruikte Raven anders omgesprongen met de goedkeuring van de inzet, de weging van de proportionaliteit daarvan en de omgang met de verzamelde gegevens?
De Raven is momenteel de enige UAV die kan worden ingezet voor militaire bijstand op verzoek van het bevoegd gezag. Ik verwijs in dit verband tevens naar mijn brief van 26 maart jl. (Kamerstuk II 30 806, nr. 11).