De artikelen 'ASML’s China Chip Business Faces New Curbs From Netherlands' en 'Nederland past exportregels aan voor ASML, nu in lijn met VS' |
|
Laurens Dassen (Volt) |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het Bloomberg artikel «ASML’s China Chip Business Faces New Curbs From Netherlands»1 en het NOS artikel «Nederland past exportregels aan voor ASML, nu in lijn met VS»?2
Ja.
Klopt het dat de regering overweegt of van plan is om exportvergunningen op reserveonderdelen voor ASML-machines die al aan Chinese bedrijven verkocht zijn niet te verlengen? Welke overwegingen liggen hieraan ten grondslag?
Door middel van exportcontrole voorkomt het kabinet dat Nederlandse goederen of technologie met een bijzondere, strategische waarde, zowel militair als dual-use, op ongewenste wijze worden ingezet. Sinds de vergunningplicht voor uitvoer van geavanceerde halfgeleiderproductieapparatuur is ingesteld per 1 september 2023 wordt de uitvoer van specifieke productieapparatuur, onderdelen, software en technologie gecontroleerd. De uitvoer van dienstverlening, in de vorm van uitvoer van speciaal ontworpen onderdelen, software en technologie voor deze apparatuur, wordt daarmee ook gecontroleerd. Per 7 september 2024 is deze vergunningplicht uitgebreid naar (de uitvoer van) oudere types lithografiemachines, vanwege voortschrijdend inzicht dat dergelijke machines relevant zijn voor de productie van geavanceerde halfgeleiders die bij kunnen dragen aan geavanceerde militaire toepassingen, waardoor dergelijke uitvoer risico’s voor de nationale veiligheid met zich meebrengt. De uitvoer van dienstverlening, inclusief specifieke reserveonderdelen, wordt daarmee ook voor deze apparatuur gecontroleerd.
Hoe verhoudt zich dit tot de aangekondigde aanscherping van exportregels van hoogwaardige chipmachines?
Zie antwoord op vraag 2.
Wat is de precieze aanleiding om de vergunning voor reserveonderdelen niet langer te verstrekken? Welke wijzigingen zijn er in de situatie sinds het afgeven van de vorige vergunning?
De aankondiging van een vergunningplicht betekent niet dat vergunningen ook niet meer verstrekt worden. Per afzonderlijke vergunningaanvraag wordt het risico op ongewenst eindgebruik ingeschat op basis van de aard van de goederen, het opgegeven eindgebruik en de eindgebruiker. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 en 3 wordt met het uitbreiden van de vergunningplicht ook de uitvoer van dienstverlening, inclusief specifieke reserveonderdelen, voor minder geavanceerde productieapparatuur onder controle gebracht.
Bent u zich ervan bewust dat Chinese bedrijven alleen in staat zijn om geavanceerde chips te maken met de oudere generatie machines van ASML in combinatie met zeer geavanceerde Amerikaanse etching technology die Amerikaanse bedrijven mochten blijven exporteren naar China nadat de Amerikaanse overheid de Nederlandse regering onder druk had gezet om de exportvergunningen voor EUV-machines naar China niet te verlengen? En dat Amerikaanse etching technologie pas onderdeel werd van deexport control measuresvan oktober 2022 nadat Nederlandse bedrijven hierop hebben aangedrongen in het kader van een gelijk speelveld? Hoe verklaart u dit in het kader van nationale veiligheid als reden om de export van geavanceerde lithografie technologie naar China tegen te houden, terwijl geavanceerde Amerikaanse etching technologie geëxporteerd mocht blijven worden? Heeft u dit besproken met uw Amerikaanse counterpart?
Over de inhoud van gesprekken met buitenlandse partners doe ik omwille van vertrouwelijkheid geen uitspraken. We delen de zorgen van onze partners over ongecontroleerde export van geavanceerde halfgeleiderapparatuur. Daarnaast is het van belang om effectieve maatregelen en een gelijk speelveld na te streven. Uiteindelijk maakt ieder land zijn eigen afweging en neemt zelf maatregelen. Zo ook Nederland.
Op welke momenten is er contact geweest op ambtelijk en/of politiek niveau met de Amerikaanse autoriteiten over de exportvergunningen van reserveonderdelen voor machines van ASML? Op welke manier heeft dit meegewogen in de beslissing om de exportvergunning voor reserveonderdelen niet te verlengen en exportregels aan te scherpen?
Nederland onderhoudt intensief contact met Europese en niet-Europese partners over exportcontrolebeleid, omwille van het bevorderen van de effectiviteit van beleid en het waarborgen van een gelijk speelveld. Over de inhoud van gesprekken met buitenlandse partners doe ik omwille van vertrouwelijkheid geen uitspraken. Zie verder het antwoord op vraag 4 over de werking van een vergunningplicht.
Zijn er toezeggingen van de Amerikaanse autoriteiten gedaan aan de Nederlandse regering in ruil voor het sluiten van een belangrijke markt voor het belangrijkste bedrijf voor de Europese strategische autonomie? Zo ja, welke?
Over de inhoud van gesprekken met buitenlandse partners doe ik omwille van vertrouwelijkheid geen uitspraken.
Heeft u onderhandeld over de uitbreiding van de exportregels en wat was daarbij uw inzet? Indien u niet heeft onderhandeld met of er druk is gezet door de Amerikaanse autoriteiten, gelooft u dat deze exportmaatregelen de Nederlandse nationale veiligheid bevorderen en op welke manier?
Nederland onderhoudt intensief contact met Europese en niet-Europese partners over exportcontrolebeleid, omwille van het bevorderen van de effectiviteit van beleid en het waarborgen van een gelijk speelveld. Uiteindelijk besluit Nederland zelf over zijn exportcontrolebeleid, net zoals andere landen over hun exportcontrolebeleid besluiten.
Wat zijn de mogelijke economische en financiële gevolgen van het niet verlengen van of verlenen van de exportvergunningen aan ASML?
Het is aan ASML om de gevolgen van Nederlandse regelgeving op zijn bedrijfsprocessen te duiden.
Wat zijn volgens u de consequenties van het niet verlengen van de exportvergunning op de concurrentiepositie van Nederland en de EU op het gebied van chiptechnologie? Waarop is dit gebaseerd?
Iedere vergunningaanvraag wordt afzonderlijk beoordeeld. Veiligheidsbelangen geven daarbij de doorslag, maar Nederland heeft ook oog voor bedrijfsmatige belangen zoals een gelijk speelveld en zoveel mogelijk duidelijkheid voor betrokken bedrijven. Ook daarom onderhoudt Nederland intensief contact met Europese en niet-Europese partners, om zo het gelijke speelveld te waarborgen en te voorkomen dat een relatieve verslechtering van de concurrentiepositie optreedt. De precieze implicaties van de verlening of weigering van afzonderlijke vergunningen heb ik niet onderzocht en spelen geen rol bij de besluitvorming daaromtrent.
Met welke landen binnen de Europese Unie is er afstemming geweest voordat het besluit is genomen? Kunt u per land aangeven welke reactie is binnengekomen?
Nederland onderhoudt intensief contact met Europese en niet-Europese partners over exportcontrolebeleid, omwille van het bevorderen van de effectiviteit van beleid en het waarborgen van een gelijk speelveld. Uiteindelijk besluit Nederland zelf over zijn exportcontrolebeleid, net zoals andere landen over hun exportcontrolebeleid besluiten. Over de inhoud van gesprekken met buitenlandse partners doe ik omwille van vertrouwelijkheid geen uitspraken.
Op welke momenten heeft u in aanloop naar het besluit met de Europese Commissie gesproken? Wat was daarbij uw inzet? Wat was de reactie van de Europese Commissie?
Exportcontrole is een nationale competentie. De Europese Commissie speelt een faciliterende rol in EU-coördinatie van exportcontrole van dual use-goederen. Nederland onderhoudt op politiek en ambtelijk niveau nauw contact met de Europese Commissie. Over de inhoud van dergelijke gesprekken doe ik omwille van diplomatieke vertrouwelijkheid geen uitspraken.
Deelt u de mening dat ASML van groot strategisch en geopolitiek belang is voor Nederland en Europa? Op welke manier zijn het strategische belang van ASML in de geopolitieke en geo-economische ontwikkelingen meegewogen in dit besluit?
Ja. Nederland hecht groot belang aan de halfgeleiderindustrie in Nederland en de cruciale rol van ASML daarbinnen. In de Kamerbrieven «De Nederlandse inzet voor een sterk halfgeleiderecosysteem in geopolitiek uitdagende tijden»3 en «Investeringen in ondernemingsklimaat microchipsector»4 wordt daar verder op ingegaan. Bij de beoordeling van afzonderlijke vergunningsaanvragen geven veiligheidsbelangen de doorslag, maar wordt oog gehouden voor de belangen van bedrijven. De afgelopen periode zijn de contacten over exportcontrole met de betrokken bedrijven, waaronder ASML, verder geïntensiveerd.
Deelt u de analyse dat Europa ver achter loopt op de ontwikkeling van strategische technologie? Bent u zich ervan bewust dat ASML’s lithografie-technologie een van de weinige, dan wel de enige, technologie is waarvoor China van Europa afhankelijk is? Hoe weegt u het dilemma om China deze technologie te onthouden en daarmee te dwingen deze eigenstandig te ontwikkelen waardoor we deze «bargaining chip» niet meer in kunnen zetten om toegang te krijgen tot de vele technologieën waarin China ondertussen voor loopt op de EU?
Nederland heeft reeds op tal van technologische terreinen een sterke positie, maar gezien de toenemende wereldwijde concurrentie en gelet op het belang van ons eigen verdienvermogen en weerbaarheid acht het kabinet het van groot belang om sterker en gerichter in te zetten op behoud en verdere versterking van onze technologische positie. Voor gemaakte keuzes verwijst het kabinet naar de Nationale Technologie Strategie (NTS), waarin onder andere het gebied van halfgeleidertechnologie als sleuteltechnologie is aangewezen. Voor verder inzicht in de NTS verwijs ik u graag naar het beleidsrapport van 19 januari 2024.5 Ik neem kennis van uw visie op het belang van ASML’s technologie voor China. Ik hecht eraan om te benadrukken dat exportcontrole niet gelijk staat aan een uitvoerverbod en dat hier sprake is van een landenneutrale maatregel.
Kunt u de vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja
De zorgwekkende humanitaire situatie in Zuid-Soedan |
|
Derk Boswijk (CDA), Mpanzu Bamenga (D66) |
|
Marjolein Faber (PVV), Reinette Klever (PVV) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht en het radioitem «Ziekenhuizen in Zuid-Soedan liggen vol met ondervoede kinderen uit Soedan»?1
Ja
Herkent u de classificatie van het conflict in Soedan en de grensoverschrijdende gevolgen daarvan in Zuid-Soedan als een «vergeten crisis»?
Onder andere de Europese Unie en vertegenwoordigers van verschillende VN-organisaties classificeren zowel Soedan als Zuid-Soedan als een «vergeten crisis». Het Directoraat-generaal Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp (DG ECHO) definieert een «vergeten crisis» als «een ernstige, langdurige humanitaire crisis waarbij mensen onvoldoende of geen internationale hulp ontvangen. Er is vaak ook geen of niet voldoende politieke inzet om de situatie op te lossen, deels vanwege een gebrek aan media-aandacht.»2
Hoe schat u de humanitaire situatie in Zuid-Soedan op dit moment in? En welke rol speelt de Nederlandse humanitaire inzet in het verlichten van de noden in het grensgebied van Soedan en Zuid-Soedan?
Zuid-Soedan kent al jaren grote humanitaire noden door een samenkomst van omstandigheden, waaronder aanhoudende overstromingen, geweld en ontheemding. Sinds afgelopen jaar het conflict in Soedan uitbrak heeft het land meer dan 800.000 vluchtelingen moeten opvangen, wat extra noden oplevert. De humanitaire situatie wordt daar bovenop verergerd doordat de export van olie, de grootste bron van inkomsten voor Zuid-Soedan, vrijwel stil ligt en als gevolg het land met enorme inflatie en economische crisis kampt. Het coördinerende orgaan voor humanitaire zaken van de Verenigde Naties (OCHA) schat in dat in 2024 zo’n 9 miljoen Zuid-Soedanezen hulp behoeven.
Nederland biedt op verschillende manieren humanitaire hulp aan Zuid-Soedan. Zo is Nederland momenteel de grootste donor aan het landenfonds van de VN (South Sudan Humanitarian Fund) met EUR 10 miljoen en financiert Nederland een coalitie van Nederlandse en Zuid-Soedanese NGO’s middels de Dutch Relief Alliance met ongeveer EUR 7 miljoen over 2024. Ook draagt Nederland via ongeoormerkte financiering aan VN-organisaties, zoals het Wereld Voedselprogramma (WFP) en de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR, en de Rode Kruisbeweging bij aan hulpverlening in Zuid-Soedan. Met deze financiering wordt een breed scala aan humanitaire noden in Zuid-Soedan geadresseerd, inclusief het verlichten van de noden in het grensgebied van Soedan en Zuid-Soedan. Het centrale noodfonds van de Verenigde Naties, waarvan Nederland een van de grootste donoren is (Central Emergency Response Fund), maakte eerder al USD 10 miljoen vrij voor Zuid-Soedan, specifiek voor steun aan vluchtelingen die de grens met Soedan zijn overgestoken.
Bent u bereid om samen met andere donoren de haalbaarheid te onderzoeken van een donorconferentie voor Zuid-Soedan, om op deze manier als internationale gemeenschap de burgerbevolking die lijdt onder het conflict en de hongersnood te ondersteunen?
Tijdens de donorconferentie voor Soedan in Parijs van 15 april jongstleden is ook aandacht geweest en financiering gevraagd voor het regionale responseplan, voor hulp aan Soedanese vluchtelingen in de buurlanden, met name Zuid-Soedan en Tsjaad. De verwachting is niet dat een donorconferentie voor Zuid-Soedan enkele maanden na de donorconferentie van Parijs in een context waarbij de internationale aandacht momenteel uit gaat naar een aantal andere crises in de wereld tot substantiële extra financiële bijdragen voor het land gaat leiden. Uiteraard blijft Nederland in gesprek met de Verenigde Naties en andere partners over de besteding en prioritering van bestaande middelen, ook in Zuid-Soedan zelf, om de burgerbevolking zo veel mogelijk te ondersteunen.
Vindt u, gezien de fragiele veiligheidssituatie in Zuid-Soedan (het land staat bijna onderaan de Global Peace Index) en de structurele uitdagingen op het gebied van sociale ontwikkeling, het bieden van louter humanitaire hulp afdoende? Bent u van mening dat om die reden het verlichten van humanitaire noden in deze context gekoppeld moet worden aan initiatieven op het gebied van vredesopbouw en structurele ontwikkelingssamenwerking?
Het verlichten van humanitaire noden alleen is niet afdoende om Zuid-Soedanese burgers een lange termijn perspectief te geven. Daarom bestaat de huidige Nederlandse inzet in Zuid-Soedan uit een geïntegreerde aanpak die humanitaire hulp, vredesopbouw en duurzame ontwikkeling in samenhang met elkaar beschouwt.
Op welke manier kan Nederland bijdragen aan de hervestiging van de meest kwetsbare vluchtelingen uit Soedan, nu er geen besluit- en vertrekmoratorium meer geldt?
Hervestiging gebeurt uitsluitend op voordracht van de VN Vluchtelingenorganisatie (UNHCR) vanuit een land van eerste opvang buiten de Europese Unie. UNHCR selecteert daarvoor de meest kwetsbare vluchtelingen en draagt hen voor. Om in aanmerking te komen voor hervestiging naar Nederland is daarnaast nodig dat een persoon op grond van het geldende nationale asielbeleid in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning en dat geen sprake is van contra-indicaties.
Voor het bepalen van de hervestigingsinzet in een bepaalde periode wordt gekeken naar de prioriteiten van UNHCR, van de EU, en nationaal. Met betrekking tot de periode 2024–2025 is uw Kamer reeds geïnformeerd over de voorgenomen inzet onder het EU 2024–2025 Hervestiging- en humanitaire toelatingsprogramma.3 In lijn met genoemde prioriteiten zal hervestiging op grond van het nationale quotum worden uitgevoerd uit Libanon en/of Jordanië, Egypte, Kenia, Pakistan en/of Turkije, en uit het Emergency Transit Mechanism in Niger en/of Rwanda. Ook reserveert Nederland binnen het nationale quotum ruimte voor het hervestigen van een beperkt aantal individuele urgente zaken vanuit de hele wereld.
Nu er geen besluit- en vertrekmoratorium voor Soedan meer geldt, en voor zover in voornoemde landen sprake is van Soedanezen die volgens UNHCR in aanmerking komen om te worden voorgedragen voor hervestiging, is het op grond van het landgebonden asielbeleid in principe weer mogelijk voor UNHCR om kandidaten met deze nationaliteit voor te dragen voor hervestiging naar Nederland.
Aan welke initiatieven draagt Nederland, al dan niet in Europees of VN-verband, bij om een vreedzame oplossing voor het conflict in Soedan dichterbij te brengen?
Nederland en de Europese Unie ondersteunen de diplomatieke inspanningen van de Verenigde Staten, Saoedi-Arabië en Zwitserland in Genève. Daarnaast blijft de Europese Unie, via o.a. de Speciaal Gezant voor de Hoorn van Afrika, intensief engageren met alle betrokken partijen om een staakt-het-vuren te bewerkstelligen. Naast diplomatieke inspanningen, heeft de Europese Unie afgelopen jaar een sanctieregime ingesteld waarop momenteel zes bedrijven en zes personen staan.
Hoe staan de wereldwijd toenemende noden en het grote aantal humanitaire crises in verhouding tot de aangekondigde bezuinigingen op het Nederlandse BHO-budget, waar ook het humanitaire budget onder valt? Kunt u garanderen dat de financiële steun voor het bestrijden van conflict en hongersnood tenminste op hetzelfde niveau zal blijven als in 2024?
Over de effecten van de bezuinigingen uit het Hoofdlijnenakkoord in 2025 bent u bij de ontwerpbegroting 2025 geïnformeerd.
Het bericht 'Russen maken microchips met oude ASML-machines voor wapens'. |
|
Roelien Kamminga (VVD), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Reinette Klever (PVV), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Russen maken microchips met oude ASML-machines voor wapens»?1
Ja.
Herkent u het geschetste beeld dat sinds het begin van de oorlog in Oekraïne minstens 170 reserveonderdelen voor ASML-machines Rusland zijn binnengekomen?
Wij kunnen de in het artikel genoemde aantallen en inhoud van de zendingen niet bevestigen, maar herkennen in algemene zin het beeld dat goederen van strategisch belang ondanks de sancties nog steeds in Rusland terechtkomen.
Kunt u toelichten hoeveel ASML-machines Rusland op dit moment operationeel zijn? Hoeveel chips kunnen er potentieel met deze machines geproduceerd worden?
Het kabinet kan geen inzicht geven in het aantal en het soort ASML-machines in Rusland. De historische exporten van een bedrijf zijn bedrijfsvertrouwelijke informatie, waarover het kabinet zich niet kan uitlaten.
Heeft de Russische overheid naast de in het door Trouw gepubliceerde artikel beschreven ASML PAS 5500-machine nog meer (nieuwere) machines die door ASML zijn geproduceerd? Zo ja, hoe hoog acht u de kans dat met deze machines ook chips worden geproduceerd die in de oorlogsindustrie worden gebruikt?2
Zie ook het antwoord op vraag 3. Het is mogelijk dat deze machines ook chips fabriceren die bijdragen aan de Russische oorlogsindustrie, maar ons beeld is dat de oorlogsindustrie nog vrijwel volledig afhankelijk is van geïmporteerde (westerse) componenten. Een van de redenen hierachter is dat wapensystemen doorgaans gecertificeerd zijn op basis van specifieke componenten. Het exact namaken van dergelijke componenten is complex en vereist naast deze machines nog veel andere technologie.
Kunt u aangeven welke en hoeveel wapensystemen van Rusland gebruik kunnen maken van de microchips die met ASML-machines geproduceerd kunnen worden?
Voor de productie van chips is diverse apparatuur en technologie nodig, waaronder de hiergenoemde apparatuur. Welke en hoeveel wapensystemen gebruikmaken van microchips die gemaakt kunnen worden met de in het artikel beschreven productieapparatuur kan niet met zekerheid worden gezegd. De algemene indruk is dat De Russische militaire industrie voor de productie van wapensystemen nog steeds in hoge mate afhankelijk is van geïmporteerde westerse onderdelen.
Kunt u aangeven of er duidelijkheid bestaat over hoeveel reserveonderdelen voor ASML-machines er sinds het begin van de oorlog in Oekraïne zijn geïmporteerd in Rusland? Zo ja, hoeveel zijn dit er?
Hoewel het ministerie intensief samenwerkt met partners om een compleet beeld te krijgen van sanctieomzeiling, geeft de beschikbare data niet voldoende detailniveau om hier met zekerheid iets over te zeggen. Signalen van sanctieomzeiling worden altijd opgevolgd met onderzoek.
Kunt u een inschatting maken van het type chips dat door Rusland geproduceerd kan worden met de ASML-machines waar zij over beschikken? Zo ja, om welke typen gaat het?
Zie graag het antwoord op vragen 3, 4 en 5.
Reserve-onderdelen worden zeer waarschijnlijk via buitenlandse tussenhandelaren geleverd, hoe zet u zich ervoor in om deze handel tegen te gaan? Bent u het ermee eens dat elke vorm van tussenhandel in chip-onderdelen onwenselijk is?
Ja. Nederland zet zich zowel nationaal als in internationaal verband in om omzeiling van EU-sancties tegen te gaan. Het wordt consequent aangekaart in bilaterale diplomatieke gesprekken, maar ook door de EU-sanctiegezant die hiervoor speciaal in het leven geroepen is. Daarnaast heeft de EU serieuze stappen gezet door handelsbeperkingen op te leggen aan meer en meer buitenlandse tussenhandelaren in derde landen die meewerken aan omzeiling. Tot slot werken we actief aan voorlichting aan bedrijven waarvan de goederen omzeild worden, om hen bewust te maken en te helpen bij het tegengaan hiervan.
Zijn er tussenhandelaren waarvan bekend is dat ze ASML-reserveonderdelen of andere Nederlandse chip-onderdelen aan Rusland leveren maar die nog niet gesanctioneerd zijn? Zo ja, waardoor komt dit en hoe kunnen zij alsnog gesanctioneerd worden? Zo nee, hoe blijft u dit principe waarborgen?
De sancties bieden een juridische basis om bedrijven in derde landen te sanctioneren wanneer zij actief meewerken aan het omzeilen van EU-sancties. Besluitvorming hierover vindt plaats op basis van unanimiteit. Een voorstel daartoe moet juridisch goed onderbouwd zijn en passen binnen de vooraf bepaalde escalatieladder ten aanzien van omzeiling zoals opgenomen in het 11e sanctiepakket tegen Rusland. Diplomatieke gesprekken met de EU-sanctiegezant vormen onderdeel van deze escalatieladder. Het doen van listing voorstellen vereist daarom tijd en capaciteit. Hierdoor kan er enige vertraging zitten in het verkrijgen van kennis over entiteiten die betrokken zijn bij omzeiling en het daadwerkelijk sanctioneren. Het tegengaan van sanctieomzeiling is en blijft een prioriteit van het kabinet.
Hoe zetten het Nederlandse kabinet en ASML zich op dit moment in om handel van Nederlandse onderdelen via tussenhandelaren tegen te gaan? Hoe kan dit beter?
Wat zijn de criteria om bedrijven op de sanctielijst te kunnen plaatsen? En geven deze voldoende handvaten om ook tussenhandelaars op de lijst te plaatsten? Zo nee, deelt u de mening dat er dan opnieuw naar de criteria moet worden gekeken zodat ook bedrijven die als tussenhandelaar fungeren en nog niet op deze lijst staan kunnen worden toegevoegd?
Zullen nieuwe maatregelen tegen sanctie-omzeiling opgenomen worden in een mogelijk 15e Europese Unie (EU)-sanctiepakket?
Heeft u contact gehad met bondgenoten die grote chipfabrikanten hebben, zoals de Verenigde Staten (VS), over dit probleem? Lopen zij tegen dezelfde problemen aan?
Hoe verloopt het contact tussen de Europese Unie en de VS over het uitwisselen van bedrijven op sanctielijsten? Wordt er actief informatie uitgewisseld over bedrijven die wel op de ene sanctielijst staan, maar niet op de andere?
Bent u bereid om meer in te zetten op harmonisering tussen de sanctielijst van de EU en die van de VS en andere bondgenoten? Zo nee, waarom niet?
Chinese dreigementen om ASML van Chinese markt te weren |
|
Joris Thijssen (PvdA), Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Reinette Klever (PVV), Beljaarts |
|
![]() ![]() |
Heeft u via officiële communicatiekanalen vernomen van de Chinese regering dat zij de Chinese markt dreigen te sluiten voor ASML? Zo ja, wat heeft de Chinese regering precies gecommuniceerd?1
Het kabinet kan niet ingaan op de inhoud van vertrouwelijke diplomatieke gesprekken.
Wat vindt u van deze dreigementen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de mogelijke impact voor ASML en voor Nederland als dit dreigement werkelijkheid wordt en de Chinese markt wordt gesloten voor ASML?
Het kabinet wenst niet te speculeren over de impact van maatregelen die andere landen al dan niet gaan nemen.
Wat is de mogelijke impact voor China als dit dreigement werkelijkheid wordt? Hoeveel minder geavanceerde producten zoals chips kan China in dat geval nu en in de toekomst produceren en wat betekent dat concreet voor de Chinese samenleving, export en strategische sectoren zoals defensie?
Zie antwoord vraag 3.
Welke additionele exportrestricties wil de Verenigde Staten dat Nederland neemt met betrekking tot de export van ASML-producten en diensten naar China? Hebben de Verenigde Staten en Amerikaanse bedrijven financieel voordeel bij deze mogelijke maatregelen?
Nationale exportcontrolemaatregelen (zoals op 6 september jl. gepubliceerd) zijn nationale besluiten genomen op basis van nationale veiligheidsoverwegingen. De maatregelen beogen risico’s voor de nationale veiligheid adequaat te adresseren met zo min mogelijk marktverstoring of impact op bedrijven en hun waardeketens. Over exportcontrolebeleid onderhoudt Nederland goed contact met Europese en niet-Europese partners, zoals de VS, omwille van onder andere de effectiviteit van het beleid en het waarborgen van een gelijk speelveld voor Nederlandse bedrijven. Uiteindelijk neemt Nederland zijn eigen besluiten. Het kabinet kan niet ingaan op de inhoud van vertrouwelijke gesprekken met internationale partners.
Wat vindt u van deze ideeën van de Verenigde Staten? Vindt u dat deze ideeën overgenomen moeten worden omdat de Verenigde Staten op vele manieren een grote bondgenoot is? Welke impact heeft het, bijvoorbeeld op onze relatie met de VS, als Nederland deze restricties niet oplegt?
Zie antwoord vraag 5.
Welke additionele exportrestricties overweegt u zelf om te nemen met betrekking tot ASML? Worden in EU-verband additionele exportrestricties overwogen? Wordt ASML zelf betrokken bij deze overwegingen?
Het Nederlandse exportcontrolebeleid ziet op het adresseren van nationale veiligheidsrisico’s die zouden kunnen ontstaan bij de ongecontroleerde export van bepaalde goederen of technologie. Doelstelling van het beleid is deze risico’s te voorkomen op een manier die proportioneel en chirurgisch is en markten zo min mogelijk verstoort. Technologische ontwikkelingen kunnen aanleiding geven tot aanpassingen van het exportcontrolebeleid. Hierbij wordt getracht deze aanpassingen in multilateraal verband te maken, bijvoorbeeld via de bestaande multilaterale exportcontroleregimes. Vanwege de verwevenheid met nationale veiligheid is exportcontrole in Europees verband een nationale competentie, waarbij lidstaten gehouden zijn aan de Europese verordening «producten voor tweeërlei gebruik» (Verordening (EU) 2021/821). Nederland heeft onlangs voorstellen2 gedaan om de Europese coördinatie van exportcontrolebeleid te versterken, zonder over te willen gaan tot overdracht van nationale bevoegdheden aan de EU. Het kabinet onderhoudt in algemene zin zeer nauw contact met het bedrijfsleven, en dit geldt ook ten aanzien van de totstandkoming van Nederlandse exportcontrolemaatregelen waarbij Nederlandse bedrijven (mogelijk) worden getroffen. Het kabinet zet zich actief in om de Nederlandse sterktes op het gebied van halfgeleiders verder uit te bouwen, zoals onder andere uiteengezet in de Kamerbrief «De Nederlandse inzet voor een sterk halfgeleiderecosysteem in geopolitiek uitdagende tijden».3 Met de Nationale Grondstoffenstrategie zet Nederland er onder andere op in om, in nauwe samenhang met de Europese Critical Raw Materials Act, de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen voor Nederland en Europa te verbeteren.
Wat is het doel van het opleggen van additionele exportrestricties? Gezien de sterke positie die China heeft opgebouwd op een terrein als toegang tot zeldzame aardmetalen, bent u van mening dat het verstandig is op andere terreinen, bijvoorbeeld in de chipsector, daar een sterke positie tegen te hebben en te houden?
Zie antwoord vraag 7.
Het wegschrijven van verwijzingen naar genderbeleid en SRGR in antwoorden op schriftelijke vragen |
|
Sarah Dobbe , Derk Boswijk (CDA) |
|
Reinette Klever (PVV), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Kloppen de wijzigingen die u volgens de bijgevoegde beslisnota’s heeft aangebracht in antwoorden op schriftelijke vragen van zowel het lid Dobbe1 en het lid Boswijk?2 Zo nee, kunt u deze beslisnota’s corrigeren?
Ja de wijzigingen zijn correct. In de beslisnota bij de Kamervragen van het lid Boswijk (CDA) over de Ukraine Recovery Conference staat «de referenties aan algemeen Nederlands genderbeleid zijn verwijderd in de beantwoording van de vragen 1 en 3». Dit had echter vraag 2 en 3 moeten zijn.
Volgens de beslisnota heeft u de zinsnede «investeert in mensen- en vrouwenrechten» vervangen door «heeft aandacht voor mensen- en vrouwenrechten» in antwoorden op het lid Dobbe3, waarom heeft u deze wijziging aangebracht? Wat betekent het als het ministerie slechts «aandacht heeft» voor mensen- en vrouwenrechten in plaats van dat het investeert?
De genoemde wijzigingen zijn tekstueel en houden geen wijziging van beleid in. Mensen- en vrouwenrechten inclusief gendergelijkheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) maken onderdeel uit van het Nederlandse buitenlandsbeleid. Dat komt ook naar voren in de Memorie van Toelichting voor 2025 die uw Kamer is toegegaan.
De prioriteiten binnen het mensenrechtenbeleid zijn ongewijzigd; vrouwenrechten en rechten van lhbtiq+ personen maken onderdeel uit van die prioriteiten. De komende maanden wordt het beleid voor Ontwikkelingshulp nader uitgewerkt. Over de plek die vrouwenrechten, gendergelijkheid en SRGR daarin innemen, wordt uw Kamer te zijner tijd geïnformeerd.
Volgens de beslisnota heeft u de zinsnede «inclusief het volledige spectrum van SRGR» laten verwijderen in antwoorden op het lid Dobbe4, Waarom heeft u deze wijziging aangebracht en wat betekent dit voor uitvoering van het beleid?
De aangebrachte wijzigingen zijn tekstueel en houden geen wijziging van beleid in. SRGR blijft benoemd in het antwoord.
Volgens de beslisnota heeft u het woord «gendergelijkheid» vervangen door «gelijkheid» in antwoorden op het lid Dobbe5, waarom heeft u deze wijziging aangebracht en wat betekent dit voor uitvoering van het beleid?
De aangebrachte wijzigingen zijn tekstueel en houden geen wijziging van beleid in.
Volgens de beslisnota zijn «conform uw verzoek» referenties naar algemeen Nederlands genderbeleid verwijderd in antwoorden op het lid Boswijk6, waarom heeft u dit verzoek gedaan? Wat betekent dit voor uitvoering van het beleid?
De aangebrachte wijzigingen houden geen wijziging van beleid in. Ook hier geldt dat mensen- en vrouwenrechten inclusief gendergelijkheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) onderdeel uitmaken van het Nederlandse buitenlandsbeleid zoals aangegeven in de Memorie van Toelichting voor 2025.
De prioriteiten binnen het mensenrechtenbeleid zijn ongewijzigd; vrouwenrechten en rechten van lhbtiq+ personen maken onderdeel uit van die prioriteiten. De komende maanden wordt het beleid voor Ontwikkelingshulp nader uitgewerkt. Over de plek die vrouwenrechten, gendergelijkheid en SRGR daarin innemen, wordt uw Kamer te zijner tijd geïnformeerd.
Volgens de beslisnota is «conform uw aanwijzing» het woord «cruciaal» vervangen door «belangrijk» in antwoorden op het lid Boswijk7, waarom heeft u deze aanwijzing gedaan? Wat is in deze context het verschil tussen «cruciaal» en «belangrijk»?
Omdat naast bescherming ook preventie van groot belang is in het kader van humanitaire actie, is het woord «cruciaal» aangepast naar «belangrijk».
Volgens de beslisnota is het zinsdeel «al dan niet genderspecifiek» vervangen door «specifiek» in antwoorden op het lid Boswijk8, waarom heeft u deze wijziging laten aanbrengen en wat betekent dit voor uitvoering van het beleid?
De aangebrachte wijzigingen zijn tekstueel en houden geen wijziging van beleid in.
Welk belang hecht u aan vrouwenrechten, gendergelijkheid en Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR)?
Binnen het mensenrechtenbeleid hanteert het kabinet naast vrijheid van religie en levensovertuiging, vrijheid van meningsuiting online en offline en bescherming van mensenrechtenverdedigers en maatschappelijke ruimte ook gelijke rechten voor vrouwen en meisjes en voor lhbtiq+ personen. Binnen BHO geldt het bevorderen van vrouwenrechten en gendergelijkheid als een algemene doelstelling, zoals ook verwoord in het antwoord op vraag 2.
Het kabinet hecht belang aan goede toegang tot SRGR en keuzevrijheid van vrouwen en meisjes zodat zij zeggenschap hebben over hun eigen lichaam, leven en toekomst. Dit is belangrijk voor de gezondheid, welvaart en stabiliteit van een samenleving. Dit is ook in het belang van Nederland. Zorg rond seksualiteit, zwangerschap en geboorte is een belangrijk aspect van basisgezondheidszorg en vaak de aanleiding dat mensen voor het eerst in een kliniek komen. Dit is daarom ook het moment waarop zij gevaccineerd kunnen worden of gediagnostiseerd op (infectie-) ziekten. Toegang tot basisgezondheidszorg met focus op SRGR, draagt bij aan het terugdringen van moedersterfte, lagere kindersterfte maar ook het tegengaan van infectieziekten en uiteindelijk pandemieën.
Zoals benoemd in het antwoord op vraag 4 wordt het beleid voor Ontwikkelingshulp de komende maanden nader uitgewerkt. Over de plek die vrouwenrechten, gendergelijkheid en SRGR daarin innemen, wordt uw Kamer te zijner tijd geïnformeerd.
Wat is uw reactie op de Sustainable Development Goal(SDG) Gender Index zoals gepubliceerd op 5 september 2024, waaruit blijkt dat wereldwijd ruim 1,1 miljard vrouwen in een land wonen waar de gendergelijkheid verslechtert of stagneert?9
De door Equal Measures gepubliceerde SDG Gender Index constateert dat verworven vrijheden en gelijke rechten van vrouwen in verschillende landen wereldwijd stagneren of verslechteren. Daarnaast stelt het rapport dat verschillende mondiale crises een negatieve impact hebben op het behalen van gendergelijkheid. Volgens het rapport raken druk op democratie, schaarste in middelen en toenemende conflicten vrouwen en meisjes disproportioneel.
Het kabinet herkent het beeld dat Equal Measures schetst. Dat beeld komt overeen met wat het kabinet constateert in het regeerprogramma, namelijk dat op veel plekken in de wereld de stabiliteit afneemt en de bestaanszekerheid verslechtert. Het kabinet wil middels conflictpreventie, wederopbouw, sociaaleconomische vooruitgang en bescherming van burgers in ontwikkelingslanden bijdragen aan de stabiliteit in kwetsbare landen.
Kunt u de vragen afzonderlijk en uitgebreid beantwoorden?
Ja.
Kunt u bevestigen dat de Nederlandse voorraad van mpox-vaccins ongeveer 100.000 is, zoals benoemd in het bericht van NU.nl «Geen Nederlandse mpox-vaccins naar Afrika vanwege «nationale paraatheid»» en in uw brief van 29 augustus?1
Ja.
Kunt u een overzicht geven van de landen en organisaties die mpox-vaccins doneren, hoeveel mpox-vaccins worden gedoneerd en aan welke landen?
In onderstaande tabel vindt u een overzicht van de meest recente tussenstand (d.d. 5 september 2024) van vaccindonaties. De grootste donateur is Japan met 3,5 miljoen vaccins, die aan de Democratische Republiek Congo (DRC) worden geleverd en die bedoeld zijn voor de vaccinatie van kinderen. Daarnaast zijn er ca. 670.500 vaccins toegezegd die alleen ingezet kunnen worden voor volwassenen. Het merendeel van vaccins die door de EU gedoneerd worden, worden via DG HERA (Europese Commissie) overgedragen aan het Afrikaanse Centre for Disease Control (ACDC) dat in samenspraak met de getroffen landen de vaccins zal verdelen volgens noodzaak en urgentie. Een aantal andere landen doneert via de Vaccine Alliance (GAVI) die tijdens de pandemie ook Covid-19 vaccins heeft verdeeld. De Verenigde Staten doneren rechtstreeks aan Afrikaanse landen via organisaties als USAID.
Landen/
Organisaties
(tussenstand 04/09)
Type vaccin1
Aantal uit
bestaande
voorraad
Aantal uit
nieuwe aankoop
Ontvanger
Europese Commissie
Imvanex2
Africa CDC
Frankrijk
Imvanex
100.000
Africa CDC
Duitsland
Imvanex
100.000
GAVI
Spanje
Imvanex
100.000
Africa CDC
Portugal
Imvanex
P.M.
Kroatië
Imvanex
P.M.
Oostenrijk
Imvanex
P.M.
België
Imvanex
P.M.
Luxemburg
Imvanex
P.M.
Malta
Imvanex
P.M.
Polen
Imvanex
P.M.
Japan
LC164
3.500.000
DRC
Verenigde Staten
Jynneos
60.000
DRC / Nigeria
Fabrikant
ACAM20005
50.000
Het gaat hier om het aantal vaccins conform de markttoelating van de fabrikant. Het Imvanex vaccin kan intramusculair ingezet worden, waarbij twee «flesjes» vaccin vereist zijn voor volledige vaccinatie. Het vaccin zou ook intradermaal ingezet kunnen worden waarbij er met 1 flesje vaccin 5 injecties kunnen worden gezet. Met 2 flesjes vaccins kunnen zo 5 personen volledig worden gevaccineerd.
Derde generatie pokkenvaccin, geschikt voor vaccinatie tegen het pokkenvirus en mpox.
Waarvan 40.000 gedoneerd door de fabrikant.
LC16 is een vaccin bedoeld voor vaccinatie van kinderen.
Tweede generatie pokkenvaccin.
Hoeveel vaccins zouden er minimaal in Nederland op voorraad moeten zijn, in het geval dat het mpox-virus iemand in Nederland blijkt te hebben besmet? Met welk tempo zouden deze vaccins moeten en kunnen worden ingezet? Is het mogelijk om de voorraden aan te vullen tijdens zo’n vaccinatiecampagne? Zo ja, in welk tempo kunnen de voorraden worden aangevuld door inkoop?
Zoals ik in mijn brief van 29 augustus jl. heb aangegeven, beschikt ons land over 99.700 zogenaamde derde generatie vaccins tegen het pokkenvirus en mpox virus. Deze voorraad is in 2019 door mijn ambtsvoorganger op advies van het RIVM aangekocht om snel ringvaccinaties te kunnen uitvoeren en/of zorgpersoneel te kunnen vaccineren bij een mogelijke (moedwillige) uitbraak van het pokkenvirus en voor uitbraken van het mpox virus in ons land.
De bestaande voorraad van 99.700 vaccins wordt beschouwd als een veilige voorraad voor onze nationale paraatheid.
Bestrijding van mpox bestaat in Nederland primair uit bewustwording en adviezen over preventief gedrag, herkenning van klachten, diagnose, bron- en contactonderzoek, isolatie en contactbeperkende maatregelen en gerichte vaccinatie. Als er in Nederland iemand besmet is met het mpoxvirus krijgen contacten van deze persoon een vaccinatie aangeboden door de GGD als er (hoog/matig) risico was op besmetting. Het aantal contacten dat per patiënt in aanmerking komt voor deze zogenaamde postexpositieprofylaxe (PEP) is beperkt tot enkele personen. Indien er een risicogroep is te omschrijven kan pre-expositie vaccinatie worden overwogen. In 2022 is de mpox-uitbraak teruggedrongen met deze standaard bestrijdingsmaatregelen en inzet van vaccin in de vorm van PEP ringvaccinatie. Preventieve vaccinatie was aanvullend hierop en is ingezet om transmissie verder te beperken en heropvlamming van circulatie in de risisogroep na herintroductie uit het buitenland te voorkomen. In de periode 2022/2023 werden voor deze vaccinatiecampagne ongeveer 40.000 vaccins gebruikt.
Na de uitbraak van mpox in de zomer/ het najaar van 2022 komt mpox nog sporadisch voor in Nederland, omdat een groot deel van de risicogroep immuniteit heeft door een doorgemaakte infectie of vaccinatie. Er worden op dit moment slechts enkele tientallen vaccinaties per maand gebruikt als PEP voor contacten.
Op dit moment worden door het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb, onderdeel van het RIVM) scenario’s ontwikkeld aan de hand van informatie over mogelijke transmissiepatronen en andere risicogroepen / seksuele netwerken dan die van de uitbraak in 2022 om een inschatting te maken van het aantal benodigde vaccins bij een grootschalige uitbraak in betreffende risicogroep. De verwachting is dat dit aantal vergelijkbaar of lager zal zijn, gezien de eerder genoemde immuniteit in een belangrijke risicogroep in Nederland.
De huidige uitbraak in Afrika vindt plaats in een setting met zwakkere publieke en curatieve gezondheidszorg, waar getroffenen beperkt toegang hebben tot zorg en preventie. Tevens vindt transmissie plaats in diverse groepen, waarbij crowding en beperkte mogelijkheden tot hygiëne een rol spelen, bijvoorbeeld bij verspreiding binnen huishoudens en naar kinderen. De eerder genoemde basale bestrijdingsmatregelen zijn in een dergelijke setting hierdoor minder effectief, waardoor vaccinatie een prominentere rol heeft in de bestrijding. Deze situatie is heel anders dan in Nederland waar het publieke gezondheidszorgsysteem reeds voorbereid is op en ervaring heeft met de bestrijding van een uitbraak van mpox.
Het tempo van aanvullen van vaccinvoorraden is sterk afhankelijk van de beschikbare voorraad bij de fabrikant. Momenteel is het vaccin uitverkocht. Indien er voorraad beschikbaar is, zal het aanvullen van de voorraad doorgaans binnen enkele maanden kunnen. Indien er geen voorraad beschikbaar is, is het tempo afhankelijk van de productieplanning van de fabrikant. Op dit moment geldt nog een Europees contract met de fabrikant, waardoor levering van de aanvulling die bedoeld is om vaccins waarvan de houdbaarheid in september 2025 verloopt in het eerste kwartaal van 2025 gegarandeerd is. Zodra de leverdatum bij mij bekend is, kan ik een beslissing nemen of ik vaccins zal doneren.
Hoe groot is de doelgroep die voor vaccinatie in aanmerking zou moeten kunnen komen, indien besmetting met mpox in Nederland een feit is? Over welke doelgroep(en) gaat het dan?
Dat is nu nog niet te zeggen. We zien in Afrika dat het virus onder andere groepen voorkomt dan de groep die in de uitbraak van 2022 in Nederland een risicogroep bleek. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 heb genoemd, worden op dit moment door CIb scenario’s ontwikkeld aan de hand van informatie over mogelijke transmissiepatronen en andere risicogroepen / seksuele netwerken dan die van de uitbraak in 2022.
Hoeveel vaccins en in welk tempo zijn deze ingezet bij de vorige uitbraak van mpox in Nederland in 2022? In welk tempo zijn de voorraden tijdens de vaccinatiecampagne aangevuld?
In 2022 zijn er ongeveer 40.000 doses uitgereden. De aanvulling van de voorraad heeft in het tweede kwartaal van 2023 plaatsgevonden en duurde ongeveer 4 maanden.
Hoeveel ziektelast is in Nederland met deze vaccinatiecampagne voorkomen?
De voorkomen ziektelast van mpox door vaccinatie in 2022/23 in Nederland is niet precies aan te geven. De ziektelast op landelijke schaal (uitgedrukt in voor invaliditeit of sterfte gecorrigeerde levensjaren) is waarschijnlijk beperkt, omdat de uitbraak van beperkte omvang was en het risico op overlijden of ziekenhuisopname zeer klein bleek. Achteraf gezien was de uitbraak in 2022 al op zijn retour bij aanvang van de vaccinatiecampagne, mede dankzij standaard bestrijdingsmaatregelen zoals boven beschreven. Hoeveel introducties en uitbraken zijn voorkomen door pre-expositievaccinatie is niet te bepalen.
Klopt het dat de vaccins met vervaldatum sep-2025 worden vervangen door nieuwe inkoop? Op welke termijn worden deze voorraden vervangen en is het mogelijk het tempo van vervanging te versnellen? Bent u bereid de voorraden versneld te vervangen, zodat vaccins beschikbaar kunnen komen voor Afrika?
De vervanging van de vaccins met vervaldatum september 2025 is momenteel in werking gezet. Vanwege toegenomen behoefte aan het vaccin, zijn bestaande voorraden bij de fabrikant uitverkocht, waardoor deze nieuwe productie moet opstarten. Omdat de productie van vaccins op bestelling gaat en er een minimaal productievolume nodig is, zal de bestelling vanuit Nederland voor het Imvanex vaccin meelopen met bestellingen vanuit andere EU-landen onder het gezamenlijke EU-inkoopcontract. Volgens dit contract dient de fabrikant uiterlijk aan het einde van het eerste kwartaal van 2025 te leveren. Het is echter mogelijk dat de productie sneller opgestart kan worden, waardoor de nieuwe vaccins eerder beschikbaar zijn. De fabrikant loopt hier echter niet op vooruit. Ik ben afhankelijk van de levertijd van de fabrikant. Hierdoor is een leverdatum nu nog onbekend.
Deelt u de mening dat het voorkomen van ziektelast door vaccinaties zowel in Nederland als bij de bron van mpox in Afrika van belang is? Zo ja, op welke wijze bent u van plan om deze aanpak bij de bron mogelijk te maken? Zo nee, wat is volgens u de beste manier om te voorkomen dat mensen in Nederland besmet raken met mpox?
Het is goed om te constateren dat voor fase 1 van de vaccinatiecampagne van de WHO, waarvoor 4 miljoen vaccins benodigd zijn, en waarvoor een half jaar nodig is, al voldoende vaccins uit bestaande voorraden beschikbaar wordt gesteld door onder andere Duitsland, Spanje, de VS, Japan en een fabrikant.
Ik ben niet tegen donatie. Ik wil voorzichtig zijn, we hebben op dit moment geen reserve boven de aanbevolen 100.000 vaccins. Ik onderschrijf het belang van vaccins tegen mpox voor Afrika en het belang van vaccins voor Nederland. Zoals ik ook in mijn brief van 16 augustus jl.2 heb aangegeven, kan donatie van vaccins helpen de overdracht van het virus in de ontvangende landen te voorkomen, wat de kans op verdere verspreiding van de ziekte daar en ook op internationale uitbraken vermindert. Voor een effectieve vaccinatiecampagne zijn niet alleen vaccins nodig, maar ook testen, naalden, effectieve distributie, registratie, communicatie en getraind medisch personeel. Om dit mogelijk te maken draagt Nederland EUR 3 miljoen bij aan het responsplan van de Wereldgezondheidsorganisatie voor effectieve vaccinatiecampagnes, transport van vaccins, testcapaciteit en het opleiden van medisch personeel.
Bent u bereid om mpox-vaccins naar de bron van de mpox-besmettingen te sturen in Afrika, om bij te dragen aan de aanpak van dit virus? Zo ja, hoeveel bent u bereid er te sturen en op welke berekeningen is dat gebaseerd? Zo nee, waarom niet en op welke berekeningen is dat gebaseerd?
Zoals ik eerder heb aangegeven, heb ik besloten nu geen mpox-vaccins doneren omdat de 100.000 vaccins die ik heb onze veiligheidsvoorraad zijn en levering van nieuwe vaccins pas in 2025 plaats zal vinden.
Het bericht ‘Nederland wil export ASML naar China verder beperken, meldt persbureau Bloomberg’ |
|
Claire Martens-America (VVD), Roelien Kamminga (VVD) |
|
Beljaarts , Reinette Klever (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederland wil export ASML naar China verder beperken, meldt persbureau Bloomberg»?1
Ja.
Kunt u bevestigen of de Nederlandse regering inderdaad de export van ASML naar China wil beperken? Zo ja, aan welke maatregelen wordt gedacht?
Nee. Het kabinet heeft uw Kamer eerder geïnformeerd over de nationale exportcontrolemaatregel voor geavanceerde productieapparatuur van halfgeleiders,2 die onlangs is aangepast.3 Deze landenneutrale exportcontrolemaatregel ziet toe op het controleren van uitvoer, niet het beperken daarvan. Uitvoer van dergelijke apparatuur wordt niet verboden maar vergunningplichtig gemaakt. Per afzonderlijke vergunningaanvraag wordt het risico op ongewenst eindgebruik ingeschat op basis van de aard van de goederen, het opgegeven eindgebruik en de eindgebruiker.
Zijn eventuele maatregelen om de export van ASML naar China te beperken enkel aanvullend vanuit Nederland of worden deze ook in EU-verband opgelegd? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is sprake van een landenneutrale exportcontrolemaatregel. Exportcontrole is een nationale competentie, waarbij de EU-lidstaten nauw samenwerken en afstemmen. Nederland maakt zich sterk voor meer Europese coördinatie op exportcontrole van dual-use items.4
Kunt u nader toelichten of en zo ja, welke rol de Verenigde Staten hebben gespeeld bij het eventueel opleggen van exportbeperkende maatregelen aan ASML in het kader van hun export naar China?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is sprake van een landenneutrale exportcontrolemaatregel. Over exportcontrolebeleid onderhoudt Nederland intensieve contacten met landen binnen en buiten de EU, waaronder ook de VS.
Kunt u aangeven welke risico’s worden gemitigeerd door verdere exportbeperkende maatregelen op te leggen aan ASML? Waar bestaan deze risico’s uit en ziet u in de toekomst nog risico’s die zich kunnen voordoen na het opleggen van eventuele exportbeperkende maatregelen?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is sprake van een exportcontrolemaatregel. Het Nederlandse exportcontrolebeleid is, ook ten aanzien van geavanceerde halfgeleiderapparatuur, landenneutraal en ziet op het adresseren van nationale veiligheidsrisico’s die kunnen ontstaan bij de ongecontroleerde uitvoer van hoogwaardige technologie. Het kabinet doet dit op een wijze die proportioneel en zo min mogelijk marktverstorend is. Ik verwijs u graag naar de hierboven genoemde Kamerbrief en de Staatscourant voor een verdere onderbouwing van het Nederlandse beleid. Risico’s voor de nationale veiligheid worden voortdurend gemonitord en kunnen aanleiding geven tot beleidsaanpassingen.
Zien eventuele exportbeperkende maatregelen alleen op ASML of betreft het ook andere fabrikanten en toeleveranciers? Zo ja, om welke andere bedrijven gaat het?
Exportcontrolemaatregelen worden altijd zo precies mogelijk gedefinieerd, zodat voor marktpartijen duidelijk is onder welke technische parameters het verplicht is een vergunning aan te vragen voor uitvoer van specifieke goederen of technologie. Deze maatregelen worden dus niet opgelegd aan bedrijven, maar zien op de producten die bedrijven willen exporteren.
Voorziet u naast het eventueel niet verlengen van exportvergunningen voor onderdelen van chipmachines nog andere maatregelen om de export van ASML en eventueel andere fabrikanten van chipmachines in het bijzonder, maar daarnaast ook andere ondernemingen in den brede, naar China te beperken? Zo ja, waar moet dan aan worden gedacht?
Voor een nadere uiteenzetting van het Nederlandse exportcontrolebeleid voor geavanceerde productieapparatuur van halfgeleiders verwijs ik naar eerder genoemde Kamerbrief van 8 maart 2023 en de eerder genoemde publicatie in de Staatscourant. In het algemeen geldt dat het kabinet risico’s voor de nationale veiligheid voortdurend monitort en beleid kan aanpassen als technologische ontwikkelingen daar aanleiding toe geven. Dit was bijvoorbeeld het geval bij de recente wijziging van de nationale maatregel voor geavanceerde halfgeleiderapparatuur van 6 september jl. Het kabinet benadrukt dat het exportcontrolebeleid uitsluitend ziet op het controleren van de uitvoer, niet het beperken daarvan.
Wat is de impact van het opleggen van eventuele exportbeperkende maatregelen aan ASML voor ASML? In hoeverre heeft dit impact op de totale export van ASML en de wereldwijde positie van ASML?
Het is aan ASML om de impact van het Nederlandse exportcontrolebeleid op haar bedrijfsvoering te duiden.
Kunt u aangeven hoeveel exportvergunningen voor onderdelen van chipmachines er in totaal lopen voor chipmachines in China? Hoeveel hiervan lopen dit jaar af?
Het kabinet doet geen uitspraken over individuele vergunningen naar specifieke bestemmingen.
Wat zou het beperken van de export van onderdelen van chipmachines aan China betekenen voor de wereldwijde productie van chips?
Het kabinet benadrukt allereerst dat de onderhavige maatregelen van 6 september jl. zien op het controleren van uitvoer, niet het beperken daarvan. In zijn algemeenheid kan het kabinet wel opmerken dat vanwege de alomtegenwoordigheid van chips in de gehele economie en de internationale verwevenheid van waardeketens de precieze impact op de uitvoer van halfgeleiderapparatuur naar China moeilijk is in te schatten. Zoals aan uw Kamer medegedeeld is de inzet van kabinet bij de vormgeving van het exportcontrolebeleid voor geavanceerde productieapparatuur van halfgeleiders om de impact op bedrijven, waardeketens en internationale markten zoveel mogelijk te beperken. Het kabinet houdt ontwikkelingen op het gebied van de wereldwijde halfgeleiderketen nauwlettend in de gaten en heeft de ambitie om de eigen halfgeleiderindustrie te versterken, zoals ook uiteengezet in de Nationale Technologie Strategie.
Is de overweging van de Nederlandse overheid om aanvullende exportbeperkende maatregelen te nemen besproken met ASML zelf? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is het standpunt van ASML over de overweging van de Nederlandse overheid?
Het Nederlandse exportcontrolebeleid is gebaseerd op het adresseren van nationale veiligheidsrisico’s die zich kunnen voordoen bij de ongecontroleerde uitvoer van dual-use technologie. Bij de totstandkoming van dit beleid wordt intensief geconsulteerd met relevante marktpartijen. Doelstelling van deze consultaties is om marktpartijen zoveel mogelijk duidelijkheid te verstrekken opdat bedrijven zich goed kunnen voorbereiden op de eventuele gevolgen van het Nederlands exportcontrolebeleid voor henzelf. Voor het standpunt van ASML verwijs ik naar ASML zelf.
Op welke wijze zorgt het kabinet ervoor dat het voor bedrijven en in dit geval ASML duidelijke en navolgbare beslissingen neemt, zodat zij hier op de lange termijn op voorbereid zijn?
Zie antwoord vraag 11.
In hoeverre draagt de overweging van de Nederlandse overheid om aanvullende exportbeperkende maatregelen te nemen bij aan een stabiel en lange termijn overheidsbeleid waar bedrijven en ondernemers zo erg naar snakken?
Het kabinet acht exportcontrole noodzakelijk om de nationale veiligheidsrisico’s van de ongecontroleerde uitvoer van dual-use technologie te kunnen adresseren. Hoewel het controleren van de uitvoer iets anders is dan het beperken van de uitvoer, is het kabinet zich er bewust van dat exportcontrolebeleid een impact kan hebben op bedrijfsprocessen. Bij de vormgeving van exportcontrolebeleid wegen veiligheidsbelangen het zwaarst. Tegelijkertijd waarborgt het kabinet dat marktpartijen goed geïnformeerd worden en gelegenheid krijgen om input te geven op beleid. Doelstelling van het kabinet is om nationale veiligheidsrisico’s adequaat te adressen op een wijze die marktverstoring zoveel mogelijk voorkomt en bedrijfsprocessen zo min mogelijk raakt.
In hoeverre draagt de overweging van de Nederlandse overheid om aanvullende exportbeperkende maatregelen te nemen bij aan de beleidsprioriteiten genoemd in de Kamerbrief «Nederlandse inzet ter versterking halfgeleiderecosysteem in geopolitiek uitdagende tijden» (Kamerstuk 33 009, nr. 138)?
Het Nederlandse exportcontrolebeleid voor geavanceerde productieapparatuur voor halfgeleiders is primair gestoeld op nationale veiligheidsoverwegingen en draagt bij aan het tegengaan van ongewenste kennis- en technologieoverdracht. Dit is een van de belangrijke beleidsprioriteiten genoemd in de Kamerbrief.
Vrouwenrechten in Afghanistan |
|
Roelien Kamminga (VVD), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Reinette Klever (PVV), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de recente besluiten van de Taliban om vrouwenrechten verder in te perken, onder andere door het verbannen van de stem van vrouwen in het openbaar? Deelt u de mening dat deze grove schendingen van vrouwenrechten ontoelaatbaar zijn?
Ja, daar hebben wij kennis van genomen. De nieuwe wet over «deugden en ondeugden» onderstreept de verdere grove ondermijning door de Taliban van vrouwen- en meisjesrechten in Afghanistan. Nederland heeft bilateraal en in EU verband deze wet ten sterkste veroordeeld en de Taliban opgeroepen mensenrechten en vrouwen- en meisjesrechten in het bijzonder in lijn met internationale verdragsverplichtingen te respecteren.
Hoe kijkt u naar de door de Verenigde Naties (VN) voorgestelde routekaart voor Afghanistan om o.a. voortgang te boeken op discussies over vrouwenrechten in het licht van de verdere inperking van deze rechten?
De internationale gemeenschap ziet zich geconfronteerd met het dilemma hoe zich tot de de facto autoriteiten in Afghanistan te verhouden. Het Taliban-regime is de huidige realiteit in Afghanistan. Tegelijkertijd erkent geen enkel land het regime formeel als de legitieme vertegenwoordiging van de Afghaanse bevolking. Het op 8 november 2023 aan de VN-Veiligheidsraad aangeboden rapport van de VN Speciaal Coördinator Feridun Sinirlioğlu biedt een startpunt om dit dilemma te adresseren. Het rapport suggereert onder andere een routekaart. Hierbij vormen de internationale verplichtingen van Afghanistan op het gebied van mensenrechten en rechten van vrouwen en meisjes, en de noodzaak van een intra-Afghaans politiek proces als uitgangspunt. Het kabinet verwelkomt het rapport en herkent de daarin beschreven impasse waarin de internationale gemeenschap zich bevindt ten aanzien van Afghanistan.
De routekaart beveelt onder andere meer coherent politiek engagement met Afghaanse stakeholders aan met als doel om Afghanistan te re-integreren in de internationale gemeenschap. Volgens de VN Speciaal Coördinator zou engagement moeten geschieden onder strikte criteria en voorwaarden, waaronder het waarborgen van en vooruitgang boeken op mensenrechten – in het bijzonder vrouwenrechten. Normalisatie van de betrekkingen kan alleen worden overwogen wanneer Afghanistan zijn verdragsverplichtingen op het gebied van mensenrechten daadwerkelijk nakomt. Denk hierbij aan verplichtingen onder het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW) en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (ICCPR). Een VN-geleid proces, zoals wordt voorgesteld in het rapport, kan hierbij mogelijkheden bieden om vooruitgang te boeken op discussies over onder andere vrouwenrechten en duurzame ondersteuning van de bevolking. Indien het Taliban-regime niet garant kan staan voor het waarborgen van mensenrechten, blijft Nederland evenwel terughoudend in het steunen van re-integratie van Afghanistan in de internationale gemeenschap.
Vindt u dat het op dit moment ongewenst is om de relaties tussen de Taliban en de internationale gemeenschap te normaliseren? Welke rol spelen vrouwenrechten in uw overwegingen omtrent deze normalisering?
Het is van belang dat stappen richting normalisering van de betrekkingen met de Taliban worden gekoppeld aan vooruitgang op het gebied van mensenrechten en een intra-Afghaans politiek proces. Nederland blijft zich hier in EU- en VN-verband voor inzetten. Zolang de Taliban doorgaan met het op grote schaal en op grove wijze schenden van de rechten van vrouwen en meisjes, is normalisatie niet aan de orde. Indien het Taliban-regime niet garant kan staan voor het waarborgen van mensenrechten, blijft Nederland terughoudend in het steunen van re-integratie van Afghanistan in de internationale gemeenschap. Nederland beschouwt respect voor de rechten van vrouwen en meisjes als fundamenteel. Deze schendingen gaan in tegen de kernwaarden waar Nederland voor staat. Desalniettemin onderhoudt Nederland operationele contacten met de de facto autoriteiten in Kabul om de Nederlandse belangen te behartigen. Deze contacten zijn belangrijk om voor de rechten van de bevolking op te komen. In de praktijk is er enige bewegingsruimte om positieve uitkomsten te realiseren, en blijken VN-instellingen en ngo’s binnen deze complexe context toch resultaten te kunnen bereiken.
Heeft u al contact opgenomen met collegaministers in de Europese Unie (EU) en andere Westerse landen om te spreken over de recente ontwikkelingen omtrent vrouwenrechten in Afghanistan? Zo ja, zijn er stappen tegen de Taliban besproken bijv. op het gebied van sancties, reisbeperkingen en stoppen ontwikkelingsgelden?
Ja, er is nauw contact met Europese en internationale collega’s over deze zorgelijke ontwikkelingen in Afghanistan. We moeten gezamenlijk optreden en hebben ook middels een EU-verklaring duidelijk gemaakt dat deze schendingen door de Taliban onacceptabel zijn.1 In de Mensenrechtenraad en tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties zetten wij ons actief in voor bespreking van de situatie in Afghanistan. Op 25 september jl. heeft de Minister van Buitenlandse Zaken tijdens de ministeriële week van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties bekendgemaakt dat Nederland samen met Australië, Canada en Duitsland, Afghanistan aansprakelijk stelt voor het schenden van het Vrouwenverdrag (CEDAW).
Tijdens de derde internationale Doha-conferentie over de ontwikkeling van Afghanistan wilde de Taliban het niet over vrouwenrechten hebben, Afghaanse vrouwen waren ook niet uitgenodigd, deelt u de mening dat dit gebrek aan discussie zorgelijk is? Hoe gaat u zich er bij de aangewezen VN-gezant voor inzetten dat vrouwenrechten en Afghaanse vrouwen wel betrokken worden in het door het VN-geleide proces voor de ontwikkeling van Afghanistan?
Tijdens de laatste Doha-conferentie in juni 2024 stond de mensenrechtensituatie in Afghanistan – en in het bijzonder vrouwenrechten – niet expliciet op de agenda. Deze thema’s zijn wel uitgebreid aan de orde gekomen tijdens de interventies van gelijkgezinde landen. Het is zeer zorgelijk dat de Taliban blijft weigeren vrouwenrechten te bespreken en dat de inbreng van Afghaanse vrouwen wordt uitgesloten. Nederland was niet uitgenodigd en werd net als andere niet uitgenodigde EU-lidstaten vertegenwoordigd door de EU. Ook heeft Nederland zich (buiten de conferentie om) op bilateraal niveau ingezet bovengenoemde zorgen kenbaar te maken aan gesprekspartners bij zowel de EU, andere deelnemende landen, VN-instanties en de de factoautoriteiten. Mede door de druk van gelijkgezinde landen werd er een aansluitende bijeenkomst georganiseerd met het Afghaans maatschappelijk middenveld. Hoewel er tijdens de laatste conferentie wel is gesproken over het aanstellen van een speciale VN-gezant voor Afghanistan, is het tot op heden nog niet gelukt om een dergelijke afgevaardigde aan te stellen. Desalniettemin blijft Nederland zich hard maken voor de agendering van de mensenrechtensituatie in Afghanistan en de deelname van het maatschappelijk middenveld aan een volgende ronde van de conferentie.
Herkent u de signalen dat Talibanleden en/of diens familie nog steeds vrij door Europa reizen?
De Afghaanse Taliban als entiteit is niet geplaatst op een sanctielijst van de Europese Unie of de Verenigde Naties. Wel staan individuele Talibanleden op een sanctielijst van de VN waardoor ze de gevolgen ondervinden van bevriezingsmaatregelen en een inreisverbod opgelegd hebben gekregen. Deze VN-sancties gelden ook binnen de EU omdat ze zijn omgezet in een besluit van de Raad en een verordening. Daarnaast zijn individuele Talibanleden in 2023, mede op aandrang van Nederland, op de EU-mensenrechtensanctielijst geplaatst voor ernstige schendingen van vrouwenrechten. Een visumaanvraag wordt op grond van de Europese Visumcode onder andere getoetst op het reisdoel, en of de aanvrager wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid en op de ondersteunende documenten zoals gepersonaliseerde uitnodiging. Bij visumaanvragen wordt hier zorgvuldig op getoetst. Visumaanvragen van Afghaanse vertegenwoordigers voor Nederland ondergaan inmiddels een extra afweging ter beoordeling van mogelijk gevaar voor de openbare orde of de internationale betrekkingen.
Hoe zet Nederland zich in, na het incident met de Talibanvertegenwoordiger eind 2023 die een Nederlands visum kreeg voor een Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)-bijeenkomst, om Talibanleden en hun familie niet door Nederland en de EU te laten reizen?
Zie antwoord vraag 6.
Ziet u het als wenselijk om Talibanleden helemaal de toegang tot de EU te ontzeggen? Zo ja, wat zou hiervoor nodig zijn? Zo nee, waarom niet?
Nederland speelt een actieve rol in het plaatsen van individuen die zich schuldig maken aan mensenrechtenschendingen op de EU Mensenrechtensanctielijsten. Zo zijn – mede op initiatief van Nederland – verschillende Taliban-leden onder het EU mensenrechtensanctieregime gesanctioneerd vanwege hun rol in het schenden van vrouwen- en meisjesrechten in Afghanistan. Het plaatsen van Taliban-leden op een sanctielijst van de Europese Unie moet zorgvuldig worden afgewogen, maar wil het kabinet graag onderzoeken. Naast de benodigde juridische onderbouwing geldt hier ook het algemene uitgangspunt van EU-eenheid als noodzakelijke voorwaarde voor EU-besluitvorming. Sancties bestaan uit een tegoedenbevriezing, transactieverboden en voor individuen ook uit inreisverboden.
Herkent u de signalen dat kinderen, waaronder dochters, van Talibanleden nog steeds in Europa studeren? Bent u het ermee eens dat dit onwenselijk is aangezien de Taliban meisjes en vrouwen in Afghanistan onderwijs verbiedt?
Wij zijn niet op de hoogte van deze signalen, maar delen de zorg dat het wrang is dat de kinderen van Talibanleden wel onderwijs zouden genieten in Europa, terwijl meisjes in Afghanistan dit recht is afgenomen.
Kunt u een overzicht geven van de nood – en ontwikkelingsgelden die door Nederland en door de EU worden overgemaakt naar Afghanistan? Herkent u de signalen dat deze gelden vaak misbruikt worden door Talibanleden?
Wij hebben op dit moment geen indicatie dat hulpgeldstromen bij de Taliban terecht komen. Zoals eerder met de Kamer gedeeld, is de Nederlandse inzet op basisnoden en steun aan het maatschappelijk middenveld strikt voorwaardelijk: steun mag niet (direct of indirect) via de Taliban worden verstrekt; er mag geen inhoudelijke bemoeienis van de Taliban plaatsvinden m.b.t. beleid, uitvoering en management; en gelijke toegang tot hulp dient zeker gesteld te zijn voor vrouwen en meisjes (Kamerbrief langetermijnvisie, dd. 7 juli 2022 en Kamerbrief stand van zaken inzet Afghanistan, dd. 1 juli 2024). Nederland draagt via verschillende kanalen bij aan de humanitaire hulpverlening en basisnoden in Afghanistan, namelijk:
Daarnaast blijft Nederland ook mogelijkheden zoeken om mensenrechtenorganisaties te ondersteunen in Afghanistan. Zo steunt Nederland een project dat bijdraagt aan programmering door vrouwen op radiozenders en kansen biedt voor jonge vrouwelijke journalisten. Daarnaast zet Nederland in op verantwoording voor mensenrechtenschendingen door het ondersteunen van documentatie en monitoring.
Hoe zet Nederland zich op dit moment in om misbruik van nood- en ontwikkelingsgelden in Afghanistan door de Taliban tegen te gaan?
Voor inzet zoals hierboven beschreven is het van groot belang om hulpstromen te monitoren en om ervoor te zorgen dat hulp daadwerkelijk terecht komt bij de Afghanen die deze nodig hebben. Het kabinet zet, conform de motie-Kuzu over het ontwikkelen van een monitoringssysteem voor de hulpverlening aan de Afghaanse bevolking (motie 27 925, nr. 904), consistent in op monitoring van geldstromen binnen alle kanalen. Dit gebeurt op verschillende manieren, afhankelijk van het type (uitvoerings)partner.
Humanitaire hulp voor Afghanistan verloopt via betrouwbare, langdurige humanitaire partners. Deze partners verstrekken hulp volgens de humanitaire principes van neutraliteit en onpartijdigheid. Deze coördinatie vindt plaats onder leiding van de VN-noodhulpcoördinator en zonder tussenkomst van de de facto autoriteiten. Humanitaire partners monitoren de hulpverlening bovendien conform gemaakte contractuele afspraken. Ook zijn er protocollen en maatregelen van toepassing die het risico op financiële malversaties beperken. Nederland en humanitaire partners opereren volgens de humanitaire principes en strikte (interne) monitorings- en controlemechanismes.
Zoals in het antwoord op vraag 10 al genoemd, is de Nederlandse inzet op basisnoden en steun aan het maatschappelijk middenveld strikt voorwaardelijk: steun mag niet (direct of indirect) via de Taliban worden verstrekt; er mag geen inhoudelijke bemoeienis van de Taliban plaatsvinden m.b.t. beleid, uitvoering en management; en gelijke toegang tot hulp dient zeker gesteld te zijn voor vrouwen en meisjes. Uitvoerders, gelijkgezinde donoren, VN en Wereldbank letten nadrukkelijk op eventuele overschrijding van deze voorwaarden bij de uitvoering van hun activiteiten.
Hoe kijkt u naar het opleggen van maatstaven voor nood- en ontwikkelingsgelden aan Afghanistan die niet via humanitaire organisaties of grassroots organisaties lopen om misbruik tegen te gaan?
De Nederlandse nood- en andere steun wordt enkel via multilaterale organisaties, zoals de VN, en via betrouwbare humanitaire organisaties en NGO's overgemaakt.
Hoe staat u tegenover een volledige stop van Nederlandse en Europese nood- en ontwikkelingsgelden aan Afghanistan indien de Taliban blijvend meisjes en vrouwen onderwijs wil verbieden?
Op humanitair vlak heeft meer dan de helft van de bevolking een vorm van ondersteuning nodig, met name vrouwen en meisjes, gemarginaliseerde groepen en ontheemden. Zowel de economische als humanitaire situatie hebben mogelijke gevolgen voor migratiestromen, criminaliteit en bijvoorbeeld rekrutering voor terroristische groeperingen. Dit risico wordt versterkt door uitdagingen zoals de gedwongen terugkeer van Afghaanse migranten uit Pakistan, en regelmatige natuurrampen, zoals aardbevingen en overstromingen. Daarnaast heeft langdurige droogte in het land grote gevolgen voor de bestaanszekerheid. Het kabinet heeft zich gecommitteerd om de Afghaanse bevolking te blijven steunen, ook omdat een stabiel Afghanistan in Nederlands belang is.2
Een volledige stop van Nederlandse en Europese nood- en ontwikkelingsgelden zal naar verwachting dan ook enkel een negatief effect hebben voor de reeds moeilijke situatie van meisjes en vrouwen in Afghanistan.
Deelt u de opvatting dat gegeven de door de WHO uitgeroepen internationale noodsituatie inzake mpox, gegeven de risico’s verbonden aan internationale epidemieën en gelet op de geleerde lessen tijdens de COVID-epidemie, het verstandig is om, zoals de WHO ook oproept, de uitbraak van gevaarlijke virusziekten in de kiem te smoren – in dit geval dus door vaccins te sturen richting Afrika?
Het kabinet deelt de opvatting van de WHO dat het belangrijk is het mpox virus in de kiem te smoren. Dit is van belang voor de gezondheid in de landen waar een uitbraak is maar ook voor de gezondheid hier. Het virus kent immers geen grenzen. Tegelijkertijd is het van belang ook in Nederland zelf de responscapaciteit op orde te hebben.
In mijn brief van 29 augustus 2024 heb ik aangegeven dat ik er daarom voor kies om de huidige voorraad vaccins voor de nationale paraatheid van ons land op het huidige niveau van ongeveer 100.000 te behouden.1 Het is dan ook goed om te constateren dat voor de vaccinatiecampagne waarvoor 4 miljoen vaccins nodig zijn, en waarvoor een half jaar wordt uitgetrokken, reeds voldoende aan vaccins uit bestaande voorraden beschikbaar wordt gesteld door onder andere Duitsland, Spanje, de VS, Japan en een fabrikant.
Ik stel op dit moment geen vaccins beschikbaar voor donatie aan andere landen, omdat de voorraad in Nederland daarmee onder de nationale veiligheidsbuffer zou zakken. We staan daarin niet alleen. Ook Zweden, Tsjechië, Slovenië, en Estland doneren nu niet vanwege te weinig voorraad of om andere redenen en een aantal ander Europese landen heeft nog geen beslissing genomen. Daarnaast heeft een aanzienlijk deel van deze voorraad een houdbaarheid tot en met september 2025. Ik wil mij ervan vergewissen dat wij die vaccins ook daadwerkelijk kunnen vervangen voordat donatie overwogen kan worden.
Het kabinet wil tegelijkertijd bijdragen aan de internationale respons en bestrijden van mpox in de verschillende brandhaarden. Daarbij geldt dat voor een effectieve vaccinatiecampagne, niet alleen vaccins nodig zijn, maar ook testen, naalden, effectieve distributie, registratie, communicatie en getraind medisch personeel.
Daarom draagt Nederland EUR 3 miljoen bij aan het responsplan van de Wereldgezondheidsorganisatie voor effectieve vaccinatiecampagnes, transport van vaccins, testcapaciteit en het opleiden van medisch personeel.
Waarom kiest Nederland er, ondanks de oproep van internationaal specialisten er toch voor om te wachten met actie tot er zich een «importgeval» voordoet om daarna verdere spreiding te voorkomen?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom kiest Nederland er niet voor om, net als de VS en de EU, het advies van de WHO op te volgen en zo wellicht juist de import van het virus te voorkomen? Hoe heeft u deze risicoafweging gemaakt? Met welke parameters heeft u rekening gehouden en welke veranderingen moeten er optreden wil het voorlopige besluit heroverwogen worden?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u uiteenzetten hoeveel vaccins er momenteel in Nederland beschikbaar zijn? Hoeveel zijn er nodig voor een veilige voorraad en hoe lang het duurt voor hierover te beschikken?
Zoals ik in mijn brief van 29 augustus jl. heb aangeven, beschikt ons land over 99.700 zogenaamde derde generatie vaccins tegen het pokkenvirus en mpox virus. Deze voorraad is in 2019 door mijn ambtsvoorganger op advies van het RIVM aangekocht om snel ringvaccinaties te kunnen uitvoeren en/of zorgpersoneel te kunnen vaccineren bij een mogelijke (moedwillige) uitbraak van het pokkenvirus en voor uitbraken van het mpox virus in ons land.
De bestaande voorraad van 99.700 vaccins wordt beschouwd als een veilige voorraad voor onze nationale paraatheid.
Is er geen mogelijkheid om een voorraad in Nederland op peil te houden/aan te vullen en gelijktijdig een marge aanwezig van vaccins die naar Afrika gestuurd kunnen worden?
Nee. Het in Europa geregistreerde vaccin is uitverkocht. Omdat ons land in 2019 een van de eerste landen was die dit relatief nieuwe vaccin heeft aangekocht, nadert een flink deel van de huidige voorraad in september 2025 het einde van zijn levensduur en moet vervangen worden. Ik heb besloten nieuwe vaccins te bestellen ter vervanging van het deel van de huidige voorraad waarvan de houdbaarheidsdatum zal verlopen. Naar verwachting zullen deze vaccins in het voorjaar van 2025 aan Nederland geleverd worden.
Wanneer ik een leverdatum heb, kan ik een beslissing tot donatie nemen.
Is er overleg in EU-verband zodat, mocht er zich in een of meerdere lidstaten een uitbraak voordoen, er vaccins beschikbaar zullen worden gesteld door andere lidstaten?
Lidstaten kunnen elkaar onderling bijstaan via bilaterale samenwerking. In 2022 heeft ons land vaccins geleverd aan diverse lidstaten. Daarnaast kunnen lidstaten elkaar bijstaan via het Union Civil Protection Mechanism (UCPM), waarbinnen deelnemende lidstaten een beroep kunnen doen op onderlinge solidariteit en vaccins of andere medische producten kunnen delen. Ook kan via dit mechanisme
een beroep gedaan worden op Europese noodvoorraden onder rescEU. Sinds de uitbraak in 2022 hebben diverse EU-landen een nationale voorraad opgebouwd. Ons land zou bij de uitzonderlijke situatie dat er onvoldoende vaccins voorhanden zijn, derhalve een beroep kunnen doen op andere lidstaten
De mpox situatie wordt op EU-niveau nauwgezet gevolgd door het EU-gezondheidsbeveiligingscomité (HSC) waarin alle lidstaten vertegenwoordigd zijn onder voorzitterschap van de Europese Commissie en waar ook het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) en de Health Emergency Preparedness and Response Authority (HERA) aan deelnemen. Op basis van de zich ontwikkelende situatie kunnen er – net als in 2022 – maatregelen genomen worden, zoals (nood-) aankopen door de Europese Commissie.
Kunt u aangeven hoe andere EU-lidstaten zich in deze opstellen?
In onderstaande tabel vindt u een overzicht van de meest recente tussenstand (d.d. 5 september 2024) van vaccindonaties door EU-lidstaten. Zweden, Tsjechië, Slovenië en Estland hebben aangegeven geen vaccins te doneren omdat zij onvoldoende voorraad hebben. Een deel van de EU landen heeft nog geen beslissing genomen over donatie of dat nog niet openbaar gemaakt.
Landen/
Organisaties
(tussenstand 04/09)
Type vaccin1
Aantal uit
bestaande
voorraad
Aantal uit
nieuwe aankoop
Ontvanger
Europese Commissie
Imvanex2
Africa CDC
Frankrijk
Imvanex
100.000
Africa CDC
Duitsland
Imvanex
100.000
GAVI
Spanje
Imvanex
100.000
Africa CDC
Portugal
Imvanex
P.M.
Kroatië
Imvanex
P.M.
Oostenrijk
Imvanex
P.M.
België
Imvanex
P.M.
Luxemburg
Imvanex
P.M.
Malta
Imvanex
P.M.
Polen
Imvanex
P.M.
Japan
LC164
3.500.000
DRC
Verenigde Staten
Jynneos
60.000
DRC / Nigeria
Fabrikant
ACAM20005
50.000
Het gaat hier om het aantal vaccins conform de markttoelating van de fabrikant. Het Imvanex vaccin kan intramusculair ingezet worden, waarbij twee «flesjes» vaccin vereist zijn voor volledige vaccinatie. Het vaccin zou ook intradermaal ingezet kunnen worden waarbij er met 1 flesje vaccin 5 injecties kunnen worden gezet. Met 2 flesjes vaccins kunnen zo 5 personen volledig worden gevaccineerd.
Derde generatie pokkenvaccin, geschikt voor vaccinatie tegen het pokkenvirus en mpox.
Waarvan 40.000 gedoneerd door de fabrikant.
LC16 is een vaccin bedoeld voor vaccinatie van kinderen.
Tweede generatie pokkenvaccin.
Hoe verhoudt uw reactie op de oproep van de WHO zich tegenover het staande beleid dat de WHO versterkt moet worden en een spilfunctie heeft in het beheersen en terugdringen van pandemieën, zoals verwoord in de Internationale Gezondheidsstrategie van uw beider ministeries?
Het kabinet onderschrijft de centrale rol van de WHO op het terrein van mondiale gezondheid en het belang van een gecoördineerde aanpak bij preventie en beheersing van uitbraken van infectieziektes. Om die reden doneert de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp nu 3 miljoen euro aan de WHO voor de vaccinatiecampagne tegen mpox.
Het bericht 'Russisch staatsbedrijf sluist honderden miljoenen aan uraniumwinst door Nederland' |
|
Kati Piri (PvdA), Suzanne Kröger (GL) |
|
Sophie Hermans (VVD), Reinette Klever (PVV) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Russisch staatsbedrijf sluist honderden miljoenen aan uraniumwinst door Nederland»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat Rusland nog steeds honderden miljoenen euro’s verdient aan Europa met de handel en verwerking van uranium?
Ja, het kabinet deelt deze mening. Rusland levert nog aan kerncentrales in de EU, die zich nu nog gebonden weten aan leveringscontracten die zijn afgesloten vóór 24 februari 2022, de start van de oorlog in Oekraïne. Opzeggen van deze contracten kan vaak niet zonder nadelige consequenties, zolang er geen internationale sancties zijn afgekondigd. Het kabinet pleit conform de motie Klaver c.s. (Kamerstuk 36 476, nr. 3) in Europees verband voor sancties die het Russische verdienvermogen in het civiel-nucleaire domein raken.
Deelt u de mening dat al het mogelijke moet worden gedaan om alle activiteiten van Rosatom in Nederland en de Europese Unie zo snel mogelijk te stoppen? Zo ja, welke stappen onderneemt u hiertoe?
Het kabinet deelt die mening. In reactie op de Russische militaire agressie in Oekraïne heeft de EU beleid ingesteld om hiertegen op te treden.
Zowel Nederland als de Europese Unie onderzoeken alle potentiële maatregelen die het verdienvermogen van Russische staatsbedrijven ondermijnen, gegeven dat deze maatregelen geen disproportioneel negatief effect hebben op onze economie, internationale veiligheid of zwaarwegende humanitaire belangen. Urenco werkt bijvoorbeeld aan uitbreiding van de productiecapaciteit voor verrijkt uranium2, zodat op termijn alternatieven beschikbaar komen. De Europese Unie heeft middelen beschikbaar gesteld om de afhankelijkheid van Russische brandstof van een aantal kerncentrales in Oost-Europa te verminderen3.
Bent u bereid in EU-verband te pleiten voor sancties rondom uranium?
Het kabinet pleit conform de motie Klaver c.s. (Kamerstuk 36 476, nr. 3) in Europees verband voor sancties die het Russische verdienvermogen in het civiel-nucleaire domein raken, laatstelijk op de informele Raad Buitenlandse Zaken van 29 augustus jl.
Wat is de stand van zaken rondom de uitvoering van de aangenomen motie van het lid Klaver c.s. over in Europees verband pleiten voor beperkende maatregelen wat betreft import uit Rusland in het nucleair domein en van LNG (Kamerstuk 36 476, nr. 3)?
Het kabinet geeft voortdurend uitvoering aan de motie Klaver c.s. door tijdens alle sanctie-onderhandelingen te pleiten voor maatregelen die het Russische verdienvermogen op mondiale gas- en oliemarkten en in het civiel-nucleaire domein ondermijnen. Voor alle potentiële sancties is unanimiteit vereist. Mede met het oog hierop is het van belang dat nieuwe sanctiemaatregelen geen disproportioneel effect hebben op de leveringszekerheid in de EU. In het geval van sancties in het civiel-nucleaire domein geldt daarnaast ook dat sanctiemaatregelen geen bedreiging mogen vormen voor de mondiale nucleaire veiligheid.
Ook in het veertiende sanctiepakket van juni jl. is op dit vlak een aantal belangrijke stappen gezet. Zo is de overslag van Russisch LNG in de Europese Unie naar landen buiten de Unie verboden. Daarnaast zijn sancties opgelegd tegen Russische LNG-terminals in aanbouw verschillende bedrijven en schepen die betrokken zijn bij de ontwikkeling van deze en andere energieprojecten. De combinatie van deze gerichte maatregelen moet de verdere ontwikkeling van de Russische energiesector afremmen en daarmee het Russische verdienvermogen op de lange termijn ondermijnen. Ook voor wat betreft de versterking van het olieprijsplafond is een belangrijke maatregel getroffen. Als onderdeel van het veertiende pakket is een nieuw instrument gecreëerd waarmee direct sancties ingesteld kunnen worden tegen schepen die betrokken zijn bij het omzeilen van het olieprijsplafond. Hiermee wordt deze schepen de toegang tot Europese havens en dienstverlening ontzegd. Bij instelling van het instrument zijn sancties opgelegd tegen 27 schepen. Voorts spant het kabinet zich in voor de voortdurende aanvulling van deze sanctielijst. Binnen het civiel-nucleaire domein zijn in het veertiende sanctiepakket geen nieuwe stappen gezet. Het kabinet blijft zich hier echter voor inspannen. Als onderdeel van het tiende sanctiepakket zijn op 25 februari 2023 wel al sancties ingesteld tegen de Russische civiel-nucleaire vloot.
Het kabinet spant zich ook buiten het sanctiedomein in om de import van Russisch gas waaronder LNG terug te dringen. Het kabinet zet zich hierbij zowel in voor EU-brede maatregelen als voor duidelijke invulling door de Europese Commissie van de ruimte die individuele lidstaten krijgen om maatregelen te treffen, zodat die ingevoerd kunnen worden.
Deze inzet in EU-verband is ten eerste belangrijk omdat maatregelen het meest effectief zijn als ze op EU-niveau getroffen worden dan wel in de hele EU op gelijke wijze worden toegepast. Bij aanpak op EU niveau kan ook worden bewaakt dat maatregelen geen onaanvaardbare gevolgen hebben voor de EU-leveringszekerheid.
Ten tweede is de inzet van het kabinet ingegeven door het feit dat in Nederland alle maatregelen voor de beperking van Russisch gas die zij kon nemen al heeft genomen, en beperkt is in haar handelingsvrijheid om aanvullende maatregelen te treffen. Zo wordt in Nederland al voorkomen dat er nieuwe LNG-importstromen ontstaan via de nieuwe LNG-importcapaciteit die sinds 2022 is of nog wordt gerealiseerd. Dit is geregeld via de contracten voor het gebruik van deze nieuwe importcapaciteit. Er is echter nog geen mogelijkheid om de beperkte nog bestaande importstroom in te perken, die is gebaseerd op contracten uit het verleden. Er is nog geen EU-sanctiemaatregel die de import op basis van dergelijke historische contracten verbiedt. Het is ook nog niet duidelijk of Nederland deze reststroom zou kunnen inperken op basis van de nieuwe bepaling uit Verordening (EU) 2024/1789 (in het decarbonisatiepakket) die individuele lidstaten onder strenge voorwaarden de mogelijkheid geeft om tijdelijke maatregelen te treffen om de aanvoer van Russisch gas te beperken (toegelicht in Kamerstuk 29 023, nr. 494).
Tegen deze achtergrond werkt de Europese Commissie op verzoek van de Raad, mede op initiatief van Nederland, in het kader van RePowerEU aan een routekaart voor de verdere afbouw van de import van Russisch gas in de EU.
Concreet pleit Nederland ervoor dat in deze routekaart EU-breed de hiervoor genoemde maatregel wordt meegenomen, die al in Nederland is toegepast, dat nieuwe importstromen via nieuwe LNG-importcapaciteit worden voorkomen. Hiermee wordt een concrete dam opgeworpen voor de import van Russisch LNG via nieuwe LNG-terminals. Mogelijk zal de Commissie in de routekaart ook het belang van gezamenlijke inkoop via het Europese inkoopplatform onderstrepen, waarvan Russische partijen worden uitgesloten. Dit platform is immers een permanent instrument geworden in de EU. Het kabinet verwacht verder dat de Europese Commissie in de routekaart nadere invulling zal geven aan en duidelijkheid over de mogelijkheden voor individuele lidstaten om op basis van Verordening (EU) 2024/1789 tijdelijke maatregelen te treffen om import van Russisch gas te beperken.
Als de routekaart er is, schept dit voor EU lidstaten duidelijkheid over de volgende concrete stappen die zij kunnen zetten in het inperken van Russisch gas en de afbouw van Russische gas conform RePowerEU. Omdat in Nederland al proactief maatregelen zijn getroffen en Nederlandse bedrijven al actief deelnemen aan het gezamenlijke inkoopplatform, zal met name van belang zijn welke concrete stappen aanvullend genomen kunnen worden om de hiervoor genoemde nog resterende reststroom aan LNG-import op basis van Verordening (EU) 2024/1789 te kunnen aanpakken.
Hoe is dit te verenigen met de plannen voor nieuwe kerncentrales in Nederland? Hoe wordt verzekerd dat deze centrales op geen enkele manier afhankelijk zijn van Russische bedrijven, direct of indirect?
Nederland kent op dit moment geen directe afhankelijkheid van Rusland ten aanzien van de elektriciteitsproductie van kernenergie en is voornemens dit door te zetten bij nieuwe kerncentrales. Er is op dit moment nog wel een indirecte afhankelijkheid bij het hergebruik van uranium en de daarmee gepaarde vermindering van radioactieve afval en de inzet van natuurlijke grondstoffen. Er wordt onderzocht hoe we deze indirecte afhankelijkheid kunnen doorbreken zoals ook is aangegeven in de beantwoording van vragen van het lid Kröger (Aanhangsel Handelingen II 2023–2024, nr. 607). Wereldwijd is er op dit moment voldoende diversiteit qua aanbod van uranium om niet afhankelijk te zijn van Rusland bij de bouw van nieuwe kerncentrales. De grootste uraniumvoorraden bevinden zich in Australië, Canada en Kazachstan. De winbaarheid is afhankelijk van de prijs van uranium waarbij de voorraden in Kazachstan bijvoorbeeld al winbaar zijn onder de 40 dollar per kg uranium, terwijl de voorraden in Australië pas economisch winbaar zijn als de prijs stijgt naar boven de 80 dollar per kg.
Hoe kijkt u aan tegen de afhankelijkheid van Rusland in de medische sector?2 Wordt er gewerkt aan alternatieven voor medische isotopen? Wat zijn de mogelijkheden hiertoe?
In de medische sector bestaat een afhankelijkheid van Rusland als het gaat om de productie van het therapeutische isotoop lutetium-177. Dit medische isotoop wordt gebruikt voor de behandeling van uitgezaaide prostaatkanker. Voor de huidige productiemethoden van het therapeutische isotoop lutetium-177 is een bepaald bronmateriaal nodig, namelijk verrijkt ytterbium-176 (het stabiele isotoop). Dit stabiele isotoop wordt vervolgens bestraald in een reactor waardoor het radioactief wordt en kan worden gebruikt voor medische doeleinden. Op dit moment is Europa voor verrijkt ytterbium-176 afhankelijk van Rusland, waar verrijking plaatsvindt in zogeheten calutrons. Momenteel is er in Europa voldoende voorraad aanwezig van verrijkt ytterbium-176 om te voorzien in de huidige vraag naar lutetium-177. De inschatting is echter dat de vraag naar het bronmateriaal in de komende jaren sterk zal stijgen door de verwachte toename van behandelingen met therapeutische isotopen.
In 2021 heeft de Europese Commissie het SAMIRA Actieplan5 gepubliceerd als onderdeel van het Europees kankerbestrijdingsplan6. Onder dit Actieplan wordt prioriteit gegeven aan het afbouwen van ongewenste afhankelijkheden van landen buiten Europa voor bronmateriaal en de verrijking daarvan, zodat de toeleveringsketen van medische isotopen robuuster wordt. Ook is er een aantal partijen in Europa dat technologieën probeert te ontwikkelen waarmee de afhankelijkheid van Rusland voor o.a. bronmateriaal, in dit geval verrijkt ytterbium-176, kan worden afgebouwd. Daarnaast heeft het Amerikaanse bedrijf SHINE aangegeven dat het in de toekomst ook in lutetium-177 wil voorzien dat niet afhankelijk is van Rusland. Op dit moment is het nog onbekend of dit productieproces zal plaatsvinden in de nog te bouwen productielocatie in Veendam, Nederland.
De situatie in Bangladesh |
|
Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Reinette Klever (PVV), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met de aankondiging dat er een nieuwe interim-regering zal worden gevormd in Bangladesh, na het aftreden van premier Sheikh Hasina te midden van massale protesten in het land?
Ja. De civiele interim-regering is inmiddels aangetreden op 8 augustus 2024 onder leiding van dr. Mohammad Yunus.
Gezien de handels- en ontwikkelingsrelatie tussen Nederland en Bangladesh, welke stappen onderneemt Nederland nu om te helpen bij een ordentelijke en vreedzame overgang naar een democratische regering in het land? Hoe kan Nederland erop helpen toezien dat mensenrechten en democratische principes worden gerespecteerd?
De bescherming en bevordering van mensenrechten en de democratische rechtsstaat vormen een belangrijk onderdeel van het Nederlandse beleid ten aanzien van Bangladesh. Nederland heeft zowel bilateraal als in EU-verband de interim-regering opgeroepen om mensenrechten en democratische principes te respecteren. Ook voor het aftreden van voormalig premier Sheikh Hasina steunde Nederland verschillende mensenrechtenorganisaties en mensenrechtenverdedigers in Bangladesh. Nederland is voornemens deze steun voort te zetten in deze belangrijke tijd van transitie in Bangladesh. Daarnaast steunt Nederland het werk van het VN mensenrechtenkantoor (Office of the High Commissioner for Human Rights – OHCHR) dat recent benaderd is door de interim-regering van Bangladesh om onderzoek te doen naar mensenrechtenschendingen tijdens de recente protesten.
Onderschrijft u het belang dat de mensenrechtenschendingen van de afgelopen drie weken – die hebben geleid tot de dood van meer dan 300 mensen, duizenden gewonden en willekeurig gearresteerden – moeten worden onderzocht en de daders ter verantwoording geroepen?
Het kabinet onderschrijft het belang van waarheidsvinding, verzoening en accountability, zodat daders ter verantwoording kunnen worden geroepen. De Chief Advisor van de interim-regering heeft aangegeven dat dit een prioriteit is voor de interim-regering. Nederland verwelkomt het verzoek van de interim-regering in Bangladesh aan de VN voor steun aan het onderzoek naar mensenrechtenschendingen ten tijde van de protesten. De VN heeft in reactie op dit verzoek aangegeven een scoping mission van OHCHR naar Bangladesh te zullen sturen.
Ondersteunt Nederland op dit moment organisaties bij het monitoren en documenteren van de mensenrechtenschendingen? Zo nee, bent u bereid dit te doen?
Ja. Nederland ondersteunt verschillende mensenrechtenverdedigers en mensenrechtenorganisaties in Bangladesh die mensenrechtenschendingen monitoren en documenteren.
Gezien de omvang van de kledingindustrie in Bangladesh, deelt dit kabinet de wens dat textielarbeiders niet het gelag moeten betalen voor de politieke gebeurtenissen van de afgelopen weken? Hoe kan dit kabinet zich ervoor inzetten dat belanghebbenden in de kledingindustrie, zoals Europese ondernemers, ervoor zorgen dat de rechten van kledingarbeiders worden beschermd, dat zij betaald krijgen voor de tijd dat hun fabrieken onder dwang sloten, en dat bij heropening buitensporig overwerk en druk op de arbeiders wordt voorkomen?
Het kabinet deelt de zorg over de politieke situatie in Bangladesh en de mogelijke gevolgen daarvan voor de textielarbeiders in Bangladesh. Nederland zal, samen met gelijkgestemde donoren, het belang van verbetering van arbeidsomstandigheden in de textielindustrie onder de aandacht blijven brengen in gesprekken met de autoriteiten in Bangladesh. Nederland werkt samen met de International Labour Organisation, de International Finance Corporation, en gelijkgestemde donoren aan het verbeteren van arbeidsomstandigheden en -rechten van fabrieksarbeiders wereldwijd, waaronder in de textielsector in Bangladesh. Ook werkt Nederland via strategische partners als Fair Wear, IDH, Solidaridad, FNV en CNV aan het bevorderen van internationale standaarden van arbeidsrecht, het versterken van sociaal overleg, sociale zekerheid en milieu, in onder meer de textielsector in Bangladesh. Hiermee investeert Nederland in verantwoorde productie en stabiele handel met landen die die goederen produceren die belangrijk zijn voor de Nederlandse en Europese markt, en worden Nederlandse bedrijven en hun ketenpartners geholpen te voldoen aan Europese IMVO wetgeving. De recente gebeurtenissen in Bangladesh en het mitigeren van de gevolgen ervan staan binnen deze samenwerkingsverbanden hoog op de agenda. Het kabinet zal zich hiervoor in blijven zetten en verwacht dat de Nederlandse textielsector, ook na de recente onrust in het land, haar verantwoordelijkheid blijft nemen voor het mitigeren van risico’s in de productieketen, conform de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen.
Het onderzoek in hoeverre Chinese auto’s een veiligheidsrisico opleveren voor de nationale veiligheid |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Reinette Klever (PVV), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is van de uitvoering van de met algemene stemmen aangenomen motie Boswijk c.s. waarin het kabinet wordt verzocht op korte termijn een analyse te maken van de risico’s van Chinese elektrische auto’s voor de nationale veiligheid?1
De analyse van de technische risico’s van slimme (elektrische) voertuigen2 voor de nationale veiligheid is gestart. Momenteel worden de specifieke onderzoeksvragen voor de uitvoering van deze analyse vastgesteld, waaronder op het gebied van sabotage en spionage. Na afronding van de risicoanalyse zal er vervolgens een beleidsmatige analyse plaatsvinden om te komen tot opties om deze eventuele risico’s te mitigeren.
De uitvoering van motie Boswijk c.s. wordt breed interdepartementaal opgepakt. Deelnemende partijen aan de technische en beleidsmatige werkgroepen zijn de Ministeries van Infrastructuur en Waterstaat, Economische Zaken, Buitenlandse Zaken, Financiën, Justitie en Veiligheid, Defensie, alsmede voertuigenautoriteit RDW, de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), en de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). Voor het einde van het jaar zal de Kamer worden geïnformeerd over de eerste resultaten van deze werkgroepen.
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat verwacht wordt dat de Amerikaanse overheid vanwege de nationale veiligheid binnen een paar weken een verbod zal instellen op het gebruik van (o.a.) Chinese software in bepaalde typen auto’s? 2
Ja.
Was Nederland betrokken bij de bijeenkomst van woensdag 31 juli jl., waarin de Amerikaanse overheid de risico’s voor de nationale veiligheid met betrekking tot dergelijke software heeft besproken met bondgenoten en marktleiders? Zo ja, wat kunt u over deze bijeenkomst delen?3
Nederland was aanwezig bij de bijeenkomst. Dit was een vertrouwelijke bijeenkomst. Wij kunnen daarom niet ingaan op de inhoud van de besprekingen.
Bent u bijvoorbeeld door bovengenoemde bijeenkomst op de hoogte van de beperkingen die de Amerikaanse overheid zal opleggen aan het gebruik van Chinese software in auto’s?
Ten aanzien van aanstaande regelgeving voor cybersecurity van connected vehicles heeft de VS begin dit jaar een vooraankondiging gepubliceerd.5
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 3 kunnen wij niet ingaan op de inhoud van de besprekingen van 31 juli jl., gezien het vertrouwelijke karakter van de bijeenkomst.
Gaan deze eisen volgens u verder dan de eisen die de EU momenteel stelt aan cyberveiligheidseisen van voertuigen? Zo ja, waarin gaan deze eisen verder dan wat de EU eist?
Aangezien de maatregelen die de Amerikaanse overheid gaat nemen nog niet bekend zijn, is het niet in te schatten of deze eisen verder gaan dan de eisen die de EU momenteel stelt.
De cyberbeveiligingseisen voor voertuigen die op de Europese markt worden gebracht zijn vastgesteld in UNECE6-verband, specifiek UN Reglement R155 en R156. Deze reglementen zijn in EU verband overgenomen als typegoedkeuringseisen7 onder verordening 2019/2144/EU – de verordening betreffende de algemene veiligheid van voertuigen. Deze zijn van toepassing voordat voertuigen op de Europese markt mogen worden gebracht. In deze reglementen zijn geen maatregelen opgenomen die specifiek betrekking hebben op de nationale veiligheid. Maatregelen met betrekking tot de nationale veiligheid neemt iedere lidstaat zelf. Indien de te nemen maatregelen door de VS betrekking hebben op de nationale veiligheid van de VS, zal dit niet in UNECE-verband worden ingebracht. Aan de hand van de analyse die wordt uitgevoerd voor de uitvoering van motie Boswijk c.s., beschreven bij het antwoord op vraag 1, worden indien nodig nationale veiligheidsmaatregelen genomen.
Deelt u de mening dat als door de Verenigde Staten Chinese software in auto’s als een risico voor de nationale veiligheid gezien wordt, dit oordeel ook door Nederland en de EU overgenomen moet worden? Zo nee, waarom niet?
De uitkomst van de analyse van de Verenigde Staten wordt met belangstelling gevolgd, maar niet automatisch overgenomen. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 5 zijn de Amerikaanse maatregelen bovendien nog onbekend.
Nederland maakt een eigenstandige afweging met inzet van onze eigen nationale veiligheidsanalyses, -maatregelen en bijbehorend instrumentarium. Voor het maken van een goede analyse heeft Nederland vanzelfsprekend doorlopend contact met andere landen, waaronder de VS. Zoals genoemd in het antwoord op vraag 1, werkt het kabinet op dit moment aan een analyse van de nationale veiligheidsrisico’s die van slimme (elektrische) voertuigen uit kunnen gaan. Gezien geharmoniseerde typegoedkeuringseisen voor voertuigen binnen de interne markt van de Unie ligt het voor de hand om eventuele maatregelen in Europees verband te bepleiten.
Bent u bereid binnen de EU te pleiten voor het zo spoedig mogelijk overnemen van de Amerikaanse maatregelen tegen het gebruik van Chinese software in auto’s? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
De humanitaire situatie in Soedan. |
|
Sarah Dobbe |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Bent u bekend met het artikel «Ernstige honger in door burgeroorlog geteisterd Soedan bereikt dieptepunt, officieel hongersnood vastgesteld»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de Integrated Food Security Phase Classification (IPC) officieel een hongersnood in Soedan heeft vastgesteld? Zo ja, wat is uw reactie op dit feit?
De Famine Review Committee van het IPC heeft op 1 augustus jl. gerapporteerd over een vastgestelde hongersnood in Zamzam vluchtelingenkamp in Noord Darfoer in Soedan. Deze feitelijke vaststelling is schokkend maar niet onverwacht gegeven eerdere prognoses en analyses van de situatie in Soedan, bijvoorbeeld van het Clingendael instituut van mei 2024 en het IPC rapport van 27 juni jl.
Kunt u reageren op de bewering in het artikel en het rapport waar het artikel naar verwijst dat er sprake is van «opzettelijke belemmeringen opgelegd door partijen betrokken bij het conflict» vanuit het Soedanese regeringsleger?
Het belemmeren van toegang van onpartijdige humanitaire hulp tot bevolking in nood is in strijd met het humanitair oorlogsrecht en niet acceptabel.
Als bovenstaande bewering klopt, heeft dit effecten in de diplomatieke betrekkingen tussen de Nederlandse en Soedanese regeringen? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Reeds voor het uitbreken van het conflict in april 2023 was er geen directe samenwerking met de de facto overheid van Soedan, die aan de macht kwam na een staatsgreep in oktober 2021. De vaststelling van hongersnood heeft dan ook geen effecten op de diplomatieke betrekkingen tussen de Nederlandse en Soedanese regeringen. Waar mogelijk, geeft Nederland wel de politieke boodschap af dat het verlenen van humanitaire toegang cruciaal is, zoals ook tijdens de humanitaire conferentie in Parijs in april jl.
Deelt u de constatering dat het belemmeren van humanitaire hulp in strijd is met het humanitair oorlogsrecht?
Ja, volgens het humanitair oorlogsrecht moeten partijen in een conflict snelle en ongehinderde doorgang van humanitaire hulp voor mensen in nood, die een onpartijdig karakter heeft en waarbij geen onderscheid gemaakt wordt, toestaan en faciliteren.
Op welke manieren roept u de strijdende partijen op zich aan humanitair oorlogsrecht te houden? Kunt u dit toelichten?
Nederland blijft op verschillende momenten en in diverse fora, al dan niet in EU verband, oproepen tot het respecteren van het humanitair oorlogsrecht (IHL) en het naleven van de Jeddah-agreement, die beide partijen hebben ondertekend en waarin het naleven van IHL en ongehinderde toegang voor humanitaire organisaties zijn afgesproken.
Op welke manieren draagt het kabinet bij aan het toegankelijk maken van humanitaire hulp? Kunt u dit toelichten?
Tijdens de humanitaire conferentie in Parijs van 15 april jl., georganiseerd door Frankrijk en de EU met deelname van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, is een declaration of principles ondertekend waarin o.a. wordt opgeroepen humanitaire toegang te verbeteren. De EU zet zich in voor verbetering van humanitaire toegang via diplomatieke inzet van met name de EU Speciaal Gezant voor de Hoorn van Afrika. Daarnaast is Nederland in gesprek met verschillende VN organisaties, waaronder World Food Programme en de Food and Agriculture Organization, in New York, Geneve en Rome om de urgentie van de situatie te bespreken, inspanningen waar mogelijk te vergroten, en mogelijke acties te identificeren en coördineren. En Nederland is in contact met andere landen (inclusief leden van de VN-veiligheidsraad) om te bezien welk instrumentarium de VN kan inzetten, bijvoorbeeld via resoluties, om hulp in gebieden te krijgen die niet toegankelijk zijn. De diplomatieke inzet wordt versterkt door het EU sanctieregime. De EU bereidt momenteel additionele sancties voor om de druk op beide strijdende partijen verder op te voeren.
Welke maatregelen heeft u genomen sinds het kabinet in april van dit jaar 10 miljoen euro voor het World Food Program ten gunste van Soedan heeft toegezegd? Volgen er nog extra middelen? Zo nee, waarom niet?
Nederland droeg EUR 10 miljoen extra aan WFP bij voor Soedan en Soedanese vluchtelingen in Tsjaad. Een groot deel van de Nederlandse bijdrage aan de humanitaire hulp verloopt via flexibele financiering aan vaste partners zoals VN-organisaties, het Nederlandse Rode Kruis (NRK), de Dutch Relief Alliance en het Sudan Humanitarian Fund van de VN bij aan de humanitaire crisis in Soedan. Deze middelen kunnen zij direct inzetten daar waar de nood het hoogste is. In aanvulling daarop zijn er sinds april via vaste partners enkele specifieke allocaties gedaan voor de respons in en rond Soedan. Zo heeft de Dutch Relief Alliance (DRA) met een bedrag van EUR 3 miljoen een acute response opgezet in Tsjaad ter ondersteuning van de opvang van Soedanese vluchtelingen, en een allocatie gedaan van EUR 3 miljoen voor een acute response in Darfoer. Via het Nederlandse Rode Kruis (NRK) is recent bijna EUR 1,2 miljoen toegekend aan de Soedanese Rode Halve Maan voor inzet op water en sanitatie (WASH).
Het Central Emergency Response Fund (CERF) van de VN, waarvan Nederland met EUR 55 miljoen in 2024 een van de grootste donoren is, heeft dit jaar al USD 41 miljoen beschikbaar gesteld aan humanitaire actoren in Soedan.
Op dit moment is het vooral belangrijk de toegangsbelemmeringen weg te nemen die hulpverlening naar de meest kwetsbare gemeenschappen tegenhouden en onze humanitair-diplomatieke inspanningen zijn met name hierop gericht.
Kunt u toezeggen dat, ondanks de geplande bezuinigingen op uw ministerie, er voldoende geld voor humanitaire hulp beschikbaar blijft? Zo ja, hoeveel? Zo nee, waarom niet?
Het merendeel van de humanitaire bijdragen is meerjarig vastgelegd. Dat geldt voor de bijdragen aan verschillende VN-organisaties, het Internationale Rode Kruis (ICRC) en ook voor de subsidieovereenkomsten met de Dutch Relief Alliance en het Nederlandse Rode Kruis. Voor 2024 bedraagt het totale budget voor humanitaire hulp EUR 535 miljoen. Over de effecten van de bezuinigingen uit het Hoofdlijnenakkoord in 2025 wordt u bij de ontwerpbegroting 2025 geïnformeerd.
Deelt u de mening dat ontwikkelingshulp en -samenwerking een belangrijke rol spelen in het voorkomen van dit soort rampzalige conflicten? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot de voorgenomen bezuinigingen op Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp? Zo nee, waarom niet?
Effectieve hulp kan bijdragen aan ontwikkeling en stabiliteit. De Nederlandse ontwikkelingshulp zal mede daarop worden ingezet. In het Hoofdlijnenakkoord kiest het kabinet ervoor te bezuinigen op ODA-middelen in de jaren 2025 en daarna. Over de effecten van deze bezuinigingen in 2025 wordt u bij de ontwerpbegroting 2025 geïnformeerd.
Kunt u een stand van zaken geven over de uitvoering van de gewijzigde motie van het lid Dobbe c.s. over via alle mogelijke kanalen hulpgoederen aan de bevolking van Soedan leveren zolang dat niet voldoende via land kan? (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2886)
Het vergroten van toegang over land is verreweg de meest effectieve wijze om hulp bij de bevolking van Soedan te krijgen op de schaal die onmiddellijk nodig is. Daar zijn de afgelopen maanden de inspanningen rond het verbeteren van humanitaire toegang op gericht geweest. De de facto autoriteiten laten inmiddels weer humanitaire transporten door via de Adré-grensovergang met Tsjaad. Deze grensovergang is cruciaal voor bevoorrading van Darfoer en andere delen van het door RSF bezette gebied.
Kunt u een stand van zaken geven over de uitvoering van de motie van het lid Dobbe over bij de Europese Unie pleiten voor het aan banden leggen van wapenleveranties aan landen die doorleveren aan strijdende partijen in Sudan? (Kamerstuk 32 735, nr. 389)
Nederland bespreekt de zorgwekkende situatie in Soedan onder andere met de regionale partners en benadrukt daarbij de noodzaak tot een einde aan het geweld en het belang van naleving van het VN wapenembargo. Voorts is Nederland voornemens tijdens de eerst volgende bijeenkomst van EU raadswerkgroep Export van Conventionele Wapens (COARM) in september aandacht te vragen voor het risico op omleiding van wapens naar de strijdende partijen in Soedan.
Kunt u de bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het nieuwe Oxfam-rapport Water War Crimes van 17 juli |
|
Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Reinette Klever (PVV), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapportWater War Crimes van Oxfam van 17 juli dat concludeert dat Israël watergebrek als oorlogswapen in Gaza gebruikt?1
Ja.
Bent u bekend met de constatering dat de toegang tot veilig en schoon drinkwater in Gaza sinds 7 oktober met 94% is afgenomen, van 82,7 liter naar 4,7 liter per persoon per dag?
Ja.
Bent u bekend met: de WHO-standaard van minstens 100 liter per persoon per dag; de schatting dat in Israël en in de Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever het gemiddelde verbruik per persoon per dag ongeveer 247 liter bedraagt; en de humanitaire standaard voor noodsituaties van minstens 15 liter per persoon per dag?
Ja, ik ben bekend met de betreffende standaarden. De humanitaire Sphere-standaard hanteert een minimumhoeveelheid van 7,5 tot 15 liter water per dag.
Bent u het ermee eens dat, vergeleken met deze internationale cijfers, 4,7 liter per persoon per dag volledig onacceptabel is?
Het lijdt geen twijfel dat toegang tot 4,7 liter water per persoon per dag ruim onvoldoende is. Nederland maakt zich ernstig zorgen over het tekort aan water waar mensen in Gaza mee kampen.
Bent u bekend met de vierde voorlopige voorziening getroffen door het Internationaal Gerechtshof op 26 januari 2024, die Israël verplicht onmiddellijke en effectieve maatregelen te nemen om de toegang tot eerste levensbehoeften in Gaza te garanderen?
Ja.
Op basis van het rapport van Oxfam, constateert u dat Israël sinds 26 januari 2024 voldoende toegang tot veilig drinkwater heeft gegarandeerd? Zo nee, bent u van mening dat Israël handelt in strijd met de bindende uitspraak van het Internationaal Gerechtshof?
Nederland roept alle partijen op om de verschillende voorlopige maatregelen van het Internationaal Gerechtshof te respecteren en ook uit te voeren. Een onmiddellijk staakt-het-vuren is cruciaal, en humanitaire hulporganisaties moeten vrije, veilige toegang krijgen om hun onmisbare werk (waaronder activiteiten op gebied van water en sanitaire voorzieningen) uit te kunnen voeren. Nederland blijft in bilateraal contact met Israël wijzen op het belang van onmiddellijke en volledige naleving van de voorlopige uitspraken van het Internationaal Gerechtshof. Het is uiteindelijk aan de rechters om een definitief oordeel te vellen over schendingen van het internationaal recht.
Klopt het dat tijdens de ministeriële bijeenkomst (DMM) van de G20-landen op 22–25 juli jl., u zich heeft ingezet voor wereldwijde toegang tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen?2
Ja.
Bent u op basis van deze uitgesproken Nederlandse inzet als «kampioen op het gebied van watermanagement», die ook in het Hoofdlijnenakkoord is vastgelegd, van plan om Israël aan te spreken op het feit dat zij watertoevoer naar Gaza afsluit, sinds het begin van de oorlog elke 3 dagen WASH (Water, sanitation and hygiene) infrastructuur vernield of vernietigd heeft, en opzettelijk hulp tegenhoudt die watervoorzieningen zou herstellen? Zo ja, hoe? Zo nee, hoe verhoudt dit zich tot u inzet op toegang tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen voor iedereen?
Nederland roept Israël in bilateraal verband op om de door het Internationaal Gerechtshof opgelegde voorlopige maatregelen na te leven. Dat geldt ook voor de verplichting om zorg te dragen voor voldoende en ongehinderde toegang voor humanitaire hulp in heel Gaza, inclusief hulpactiviteiten op gebied van water en sanitaire voorzieningen. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft dit bij zijn recente bezoek aan Israël nog gedaan. Het is evident dat de professionele, gemandateerde hulporganisaties zoals de VN en de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging toegang moeten hebben om mensen in nood van water en andere humanitaire hulp te kunnen voorzien, en dat zij in staat moeten worden gesteld om, ongehinderd en in veiligheid, te helpen met het herstel van kritieke (water)infrastructuur. Hier zal Nederland in contact met de Israëlische autoriteiten op blijven wijzen.
Verder draagt Nederland, zowel via projectfinanciering als ongeoormerkte steun, bij aan diverse hulporganisaties waaronder de Dutch Relief Alliance, ICRC, het Nederlandse Rode Kruis en UNICEF, die zich richten op het lenigen van de acute noden of de structurele verbetering van water en sanitaire voorzieningen in Gaza.
Verbindt u consequenties aan Israëlische nalatigheid, wanneer de toegang tot veilig drinkwater niet onmiddellijk verbetert? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet onderkent de urgentie om toegang tot veilig drinkwater in Gaza te verbeteren. Nederland ziet diplomatieke inzet richting Israël, zowel bilateraal als multilateraal, in samenhang met de onder antwoord 8 genoemde financiering en steun aan hulporganisaties, op dit moment als de meest effectieve manier om resultaten te bereiken.
Het bericht ‘Wc-papier komt vaak uit de ‘groene woestijn’ van Brazilië’ |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Wiersma , Reinette Klever (PVV) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat de groene claims van het Braziliaanse papier- en pulpbedrijf «Suzano» onterecht zijn, aangezien de eucalyptusplantages de natuur beschadigen en indirect ontbossing aanjagen, wat wordt beweerd in het onderzoek van «Environmental Paper Network (EPN) International»?1 2
Het kabinet heeft kennisgenomen van het onderzoek van EPN International. Het is bekend dat investeringen in bosbouwbedrijven bepaalde risico’s met zich meebrengen. FMO, die betrokken is bij het Suzano deelproject Cerrado3, heeft aangegeven dat zij de risico’s die in het onderzoek genoemd worden herkent. Conform het beleid van FMO worden dergelijke risico’s voorafgaand aan een investering in kaart gebracht, gemitigeerd, en afgewogen tegen de verwachte impact van de investering. Dat is hier zorgvuldig gedaan met inachtneming van Internationale Standaarden op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen.
FMO heeft het kabinet tevens laten weten dat de groene claims die worden gedaan door Suzano worden bevestigd door certificering van de FSC.4 Het FSC-keurmerk streeft ernaar dat grondstoffen voor hout- en papierproducten worden gewonnen uit verantwoord beheerde bossen. Om FSC-gecertificeerd te worden moet een bedrijf aantonen dat het voldoende mitigerende maatregelen neemt om de negatieve effecten van een plantage op onder andere de biodiversiteit te voorkomen. Het kabinet is zich bewust dat er discussies lopen over FSC, die volgen we als ministerie, maar steunt de inzet van FMO om conform deze certificering te opereren.
FMO opereert op afstand van de Staat, binnen de kaders en randvoorwaarden die de Staat en FMO hebben afgesproken, bijvoorbeeld in de Overeenkomst tussen de Staat en FMO en de criterianota.5 FMO is zelf verantwoordelijk voor haar investeringskeuzes. Potentiële investeringen worden door FMO grondig onderzocht om een goed begrip te hebben van risico’s en kansen. Daarnaast publiceert FMO, afhankelijk van het risicoprofiel van de klant, dertig of zestig dagen voor contracteren of voor de aanvang van een project de voorgenomen investering op haar website en wordt de reactie van partijen hierop meegewogen in de investeringsbeslissing. De projecten en klanten van FMO dienen aan strikte eisen te voldoen.6 Zo legt de criterianota vast dat FMO strenge en internationaal geaccepteerde standaarden, richtlijnen en principes hanteert, zoals de IFC Performance Standards. Als beleidsverantwoordelijk departement ziet het Ministerie van Buitenlandse Zaken erop toe dat FMO zich houdt aan afgesproken kaders en randvoorwaarden.
Kunt u toelichten hoe de lening van 40 miljoen euro aan Suzano, verstrekt door de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO, bijdraagt aan de doelstelling van de FMO om «inclusieve en duurzame welvaart» te bevorderen? Hoe verhoudt dit zich tot de claims van EPN International dat Suzano schade aanbrengt aan de natuur en de inheemse bevolking?3
FMO helpt bedrijven in ontwikkelingslanden om op een transparante, milieuvriendelijke en sociaal verantwoorde manier te werken en te groeien. Op deze manier probeert FMO bij te dragen aan werkgelegenheid en toekomstbestendige economische ontwikkeling in deze landen. Volgens FMO draagt de investering in het Cerrado project van Suzano bij aan deze doelstelling. De vraag naar papier en andere houtproducten neemt wereldwijd sterk toe. Om aan die vraag te kunnen voldoen zijn er meer aangeplante en verantwoord beheerde bossen nodig, zodat er zo min mogelijk natuurlijke bossen worden gekapt. Dit helpt bij het behoud van CO2-opslag en het beschermen van de biodiversiteit in natuurlijke bossen. Daarnaast creëert het project 3000 directe en indirecte banen in een economisch kwetsbare regio van Brazilië.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 moet de mogelijke impact worden afgewogen tegen de risico’s. Daarom wordt er altijd een zorgvuldig en uitgebreid klant- en investeringsonderzoek (due diligence) gedaan bij investeringen van FMO. In het geval van Suzano is dit onderzoek uitgevoerd door de International Finance Corporation (IFC), als leidende investeerder, en door FMO aangevuld met eigen onderzoek. Dit klant- en investeringsonderzoek is gebaseerd op internationale standaarden, zoals de IFC performance standards, en dient negatieve impact op mens en milieu zoveel mogelijk inzichtelijk te maken. Verder heeft het kabinet van FMO vernomen dat er in het onderzoek geconcludeerd is dat er maatschappelijke steun is voor het project op basis van interviews met onder andere de lokale gemeenschap, de unie van boeren en maatschappelijke organisaties.
Als een investering vervolgens verantwoord wordt geacht, zoals hier het geval, maar specifieke risico’s op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen met zich mee brengt, wordt als vast onderdeel van de contractuele afspraken een Milieu- en Sociaal Actieplan opgesteld. Hierin worden de risico’s van het project benoemd en worden afspraken vastgelegd over hoe deze risico’s gemonitord en gemitigeerd dienen te worden. Een voorbeeld is het verbeteren van Suzano’s procedure om land aan te kopen, waarbij beter rekening moet worden gehouden met historische landrechten. Suzano heeft zich tot dusver gehouden aan het Milieu- en Sociaal Actieplan, waarbij ze wordt ondersteund door IFC en andere specialisten
Kunt u toelichten hoe het kan dat de FMO tot radicaal andere conclusies komt dan EPN International op het gebied van mensenrechten, natuur en klimaat in relatie tot de werkzaamheden van Suzano?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 heeft FMO aangegeven dat ze de risico’s die worden benoemd in het rapport van EPN International erkent heeft meegewogen in haar investeringsbeslissing. FMO heeft op basis van het klant- en investeringsonderzoek en de positieve impact van het project de conclusie getrokken dat het Cerrado project bijdraagt aan inclusieve en toekomstbestendige welvaart. Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 2 baseert FMO zich op zorgvuldig en uitgebreid klant- en investeringsonderzoek. Hierin zijn verschillende partijen geconsulteerd en is hun inbreng meegenomen. FMO en IFC delen de zorgen van EPN maar niet de conclusie. Zij zijn ervan overtuigd dat met passende maatregelen, onder meer vastgelegd in het Milieu- en Sociaal Actieplan, deze investering goede resultaten kan boeken voor mens en milieu.
In welke mate zijn de Ministeries van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN, voorheen LVN) en Klimaat en Groene Groei (KGG, voorheen EZK) betrokken bij het opstellen van het duurzaamheidsbeleid van de FMO?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 opereert FMO op afstand van de Staat, maar binnen de kaders en randvoorwaarden die de Staat en FMO hebben afgesproken. Naast het Ministerie van Buitenlandse Zaken, die een beleidsrol vervult, is ook het Ministerie van Financiën als aandeelhouder actief betrokken bij de kaderstelling en het toezicht hierop.
FMO is verantwoordelijk voor het opstellen van haar eigen beleid en strategie. Als beleidsverantwoordelijk ministerie ziet het Ministerie van Buitenlandse Zaken toe op de maatschappelijke missie van FMO en dat het IMVO- en duurzaamheidsbeleid van FMO vooruitstrevend is en in lijn met de afgesproken kaders en randvoorwaarden. De Staat kan niet zelf het IMVO- en duurzaamheidsbeleid van FMO wijzigen of aanscherpen.
Tegelijkertijd zullen nieuwe ontwikkelingen en inzichten weer aanleiding zijn voor FMO om haar beleid aan te passen, zoals ook gesteld in de laatste FMO-evaluatie en de beleidsreactie hierop. Het ministerie is daarover in doorlopende dialoog met FMO. In deze gesprekken worden ook recente ontwikkelingen en signalen vanuit het maatschappelijk middenveld meegenomen. Het ministerie laat zich indien nodig informeren of bijstaan door relevante experts. Dit kunnen experts zijn binnen of buiten het Ministerie van Buitenlandse Zaken; bijvoorbeeld van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) of Klimaat en Groene Groei (KGG).
Ziet u naar aanleiding van deze berichtgeving noodzaak om het duurzaamheidsbeleid aan te scherpen, gezien het meerderheidsbelang van de staat bij de FMO? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe gaat u voorkomen dat de FMO in de toekomst schadelijke investeringen doet in de industriële plantagesector?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is doorlopend in gesprek met FMO over haar IMVO- en duurzaamheidsbeleid. FMO’s investeringen in en beleid ten aanzien van bosbouw zijn onderdeel van deze gesprekken, evenals bijvoorbeeld biodiversiteit en landrechten. Bosbouw is een complex thema waarbij (internationale) regelgeving en markten constant veranderen. Daarom is het van essentieel belang dat, zoals bij deze investering, FMO risico’s goed en tijdig in kaart brengt bij voorgenomen financieringen, mitigerende maatregelen afspreekt, en bestaande risico’s zorgvuldig monitort bij lopende financieringen.
Deelt u de mening dat het een onwenselijke situatie is dat geldstromen niet aan dezelfde transparantie en duurzaamheidseisen worden gehouden in vergelijking met grondstoffen en producten van buiten de Europese Unie (EU), zoals nu het geval is door de Verordening ontbossingsvrije producten ((EU) 2023/1115)?
Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven, waaronder financiële instellingen, dat zij handelen conform de internationale standaarden voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen: de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen (OESO-richtlijnen) en de United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s). Conform deze internationale standaarden moeten risico’s voor mens en milieu in de waardeketen, zoals het risico op ontbossing, worden geïdentificeerd en aangepakt.
In het kader van de Verordening ontbossingsvrije producten (EUDR) worden op dit moment geen wettelijke acties genomen om geldstromen aan banden te leggen. De EUDR is in de huidige vorm geen geschikt instrument voor het controleren van financiële stromen omdat deze zich richt op het controleren van toeleveringsketens van fysieke producten. Om geldstromen te controleren zullen naar verwachting andere of aanvullende mechanismen nodig zijn.
De Europese Commissie dient op uiterlijk 30 juni 2025 een effectbeoordeling voor te leggen waarbij onder andere gekeken wordt naar de rol van financiële instellingen bij het voorkomen van geldstromen die direct of indirect aan ontbossing en bosdegradatie bijdragen.8 De Commissie beoordeelt daarbij of het nodig is om financiële instellingen, rekening houdend met relevante bestaande wetgeving, via EU-wetgeving specifieke verplichtingen op te leggen. Op basis van deze effectbeoordeling zal het kabinet opnieuw kijken of deze verordening als instrument geschikt is voor het beperken van financiële stromen die bijdragen aan ontbossing, of dat er aan andere instrumenten moet worden gedacht.
Deelt u de mening van het vorige kabinet dat deze Verordening in de huidige vorm geen passend instrument is voor het controleren van financiële stromen (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2023–2024, nr. 713)? Zo ja, wat acht u wel een passend instrument om de financiële sector aan dezelfde eisen te laten voldoen als de vele ondernemers in Nederland en Europa?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u toezeggen dat Nederland een leidende rol zal innemen in de EU om werk te maken van adequate Europese wetgeving omtrent geldstromen die ontbossing bevorderen?
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 7 en vraag 8 zal het kabinet op basis van de effectbeoordeling in de context van de EUDR opnieuw kijken naar de wenselijkheid van het beperken van financiële stromen die bijdragen aan ontbossing, en zo ja, op welke wijze dit dient te gebeuren. Het kabinet vindt het belangrijk dat de effectbeoordeling inhoudelijk juist wordt uitgevoerd en zal dit op meerdere niveaus bij de Europese Commissie onder de aandacht brengen.
Het bloedbad bij studentenprotesten in Bangladesh |
|
Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Reinette Klever (PVV), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Ondanks bloedbad gaan studenten in Bangladesh door met demonstraties» van het NRC van 21 juli jongstleden?
Ja.
Wat is uw analyse van de repressie in Bangladesh, waar meer dan honderd jonge demonstranten zijn gedood nadat grenstroepen en paramilitaire eenheden op demonstrerende studenten zijn afgestuurd? Hoe beïnvloedt de situatie de stabiliteit in een land met een bevolking van 170 miljoen?
De studentenprotesten, in eerste instantie gericht tegen een quotum voor overheidsbanen voor familie van vrijheidsvechters uit de onafhankelijkheidsoorlog, en de daaropvolgende reactie van de Bangladeshi autoriteiten hebben geleid tot veel onrust en geweld. Het kabinet veroordeelt het geweld dat is gebruikt door de Bangladeshi autoriteiten in hun pogingen om de protesten onder controle te brengen. Dit lijkt te hebben geleid tot verdere escalatie met naar schatting driehonderd doden tot gevolg.
Op 5 augustus werd bekend dat premier Sheikh Hasina is afgetreden en haar kabinet is ontbonden. Het leger heeft een interim-regering aangesteld. Het is op dit moment nog onduidelijk wat dit op langere termijn zal betekenen voor de stabiliteit in Bangladesh. Er is sprake van brede maatschappelijke onvrede onder de bevolking vanwege hoge inflatie en werkloosheid. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Nederlandse ambassade in Dhaka volgen de ontwikkelingen op de voet.
In de chaos in de eerste dagen na het aftreden van Sheikh Hasina was er sprake van geweld tegen religieuze en andere minderheden. Hierbij krijgt met name geweld tegen de Hindoe minderheid veel aandacht op social media en vooral van Indiase media. Meerdere bronnen stellen dat er sprake is van online desinformatie over het geweld tegen Hindoes. Het is daarom moeilijk vast te stellen wat de schaal van het geweld was en of dit geweld van religieuze aard was tegen religieuze minderheden (Hindoes en Christenen) of vanwege de politieke affiliatie van de getroffenen met de Awami League, de partij van Sheikh Hasina.
Klopt het dat wifi en mobiele data niet meer werken en er sprake is van een communication shut-down?
Het klopt dat er sprake was van regelmatige communication shut-downs vanaf vrijdag 19 juli 2024. Vanaf 5 augustus zijn internet en telefonie verbindingen langzaam weer hersteld.
Is er momenteel nog communicatie met het land?
Ja, er is momenteel communicatie met het land. De communicatie met personen die in Bangladesh verblijven was bijna niet mogelijk tijdens de communication shut-downs.
Wat is de diplomatieke, financiële en economische relatie tussen Nederland en Bangladesh, een van de focuslanden van ons handels- en ontwikkelingssamenwerkingsbeleid?
Nederland behoort tot de eerste groep landen die Bangladesh na de onafhankelijkheidsoorlog erkende (1971) en is één van de oudste ontwikkelingshulppartners van Bangladesh. In het bijzonder op het terrein van water en voedselzekerheid is er sprake van nauwe samenwerking. Daarnaast liggen er handelskansen voor Nederlandse bedrijven op het gebied van watermanagement, landbouw, voedselvoorziening, tuinbouw, scheepvaart, scheepsbouw, energie, circulaire textiel en ICT. Verder is Bangladesh een prioriteitsland binnen het combi-track beleid van de Nederlandse Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp.
In 2024 draagt Nederland totaal EUR 21,1 miljoen bij in Bangladesh op hoofdzakelijk de thema’s water (EUR 15,3 miljoen) en private sector ontwikkeling (EUR 3 miljoen).
In 2022 importeerde Nederland voor EUR 1,3 miljard uit Bangladesh (hoofdzakelijk ready-made garments) en in exporteerde Nederland voor EUR 335 miljoen naar Bangladesh (hoofdzakelijk restijzer).
Gezien onze relatie, welke stappen onderneemt Nederland nu om te zorgen dat wordt gehandeld in lijn met de rechtsstaat en de democratische vrijheden? Welke stappen kan Nederland verder ondernemen om verdere escalatie te voorkomen?
Nederland en de EU hebben het geweld van de Bangladeshi autoriteiten richting vreedzame demonstranten onmiddellijk sterk veroordeeld en opgeroepen tot bescherming van vreedzame demonstranten. Daarnaast dringt Nederland aan op een vreedzame transitie naar een democratisch gekozen regering, respect voor mensenrechten en (religieuze) minderheden, vrijlating van arbitraire gevangenen en onafhankelijk onderzoek naar het geweld dat leidde tot de dood van vele demonstranten. Deze boodschap is zowel in Dhaka in EU+ verband overgebracht aan de Bangladeshi autoriteiten, als aan de voormalig Bangladeshi Minister van Buitenlandse Zaken Mahmud tijdens zijn bezoek aan het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken op 29 juli jl. voor de depositie van akte van het Apostille Verdrag.
Bent u op de hoogte van verdere diplomatieke stappen door de Europese Unie, naast de recente verklaring van de Woordvoerder van de EU voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid?
Nederland werkt in nauwe coördinatie met de EU, de EU delegatie in Dhaka en andere EU lidstaten aan het vormgeven van diplomatieke stappen ten aanzien van de huidige situatie in Bangladesh. Zo heeft de EU Hoge Vertegenwoordiger de voorgenomen onderhandelingen voor een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst (partnership and cooperation agreement, PCA) om de politieke relaties tussen de EU en Bangladesh verder te ontwikkelen en verdiepen, tijdelijk stopgezet. Ook heeft de EU het geweld van de Bangladeshi autoriteiten sterk veroordeeld, bijvoorbeeld op 31 juli tijdens het gesprek tussen EDEO Secretaris-Generaal Sannino en de voormalig Bangladeshi Minister van Buitenlandse Zaken Mahmud tijdens diens bezoek aan Brussel, en op 27 jl. bij het gesprek tussen EU Hoge Vertegenwoordiger Borrell met voormalig Bangladeshi Minister van Buitenlandse Zaken Momen die als vertegenwoordiger voor Bangladesh aanwezig was bij het ASEAN Regional Forum in Laos. Op 5 augustus heeft de EU Hoge Vertegenwoordiger in een verklaring opgeroepen tot een vreedzame en democratische transitie. Het kabinet heeft deze verklaring onderschreven.
De veroordeling van milieuactivisten in Cambodja |
|
Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Reinette Klever (PVV), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Experts condemn conviction of environmental activists in Cambodia» van 4 juli jongstleden?1
Ja.
Hoe oordeelt u over de politiek gemotiveerde uitspraak van de Cambodjaanse rechtbank jegens tien leden van milieuorganisatie Mother Nature, die zich inzet voor een schoner leefmilieu en tegen overheidscorruptie?
Nederland respecteert de nationale rechtsgang in andere landen. Tegelijkertijd is het van belang dat de rechtsgang plaatsvindt met inachtneming van internationale standaarden. Volgens de betrokken UN Speciaal Rapporteurs is daar in dit geval niet aan voldaan. Dat is zorgwekkend.
Bent u bereid via diplomatieke kanalen en in internationale fora de mensenrechtensituatie in Cambodja aan te kaarten en erop aan te dringen dat de Cambodjaanse autoriteiten deze milieuactivisten onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrijlaten?
Nederland volgt de kwestie vanuit onze ambassade te Bangkok, tevens geaccrediteerd in Cambodja. De ambassade staat in nauw contact met betrokken mensenrechtenorganisaties en gelijkgestemde partners, waaronder de EU en landen die een vertegenwoordiging in Phnom Penh hebben. Nederland zal de kwestie blijven volgen en zich uitspreken waar dat mogelijk en passend is. Daarnaast benadrukt Nederland, bijvoorbeeld tijdens bilaterale politieke consultaties en de Universal Periodic Review van de mensenrechtensituatie in Cambodja, het belang van mensenrechten en ruimte voor het maatschappelijk middenveld.
Bent u het eens dat dit opnieuw een onacceptabel voorbeeld is van de wereldwijde trend dat de ruimte voor het maatschappelijk middenveld onder druk staat, en organisaties worden gecriminaliseerd en te maken krijgen met steeds meer repressie?
Het is van belang dat autoriteiten handelen in lijn met nationale en internationale mensenrechtenwetgeving en fundamentele normen zoals de vrijheid van vereniging, vergadering en meningsuiting respecteren.
Uit monitoring blijkt dat de ruimte voor het maatschappelijke middenveld wereldwijd krimpt. Volgens de CIVICUS monitor staat de ruimte voor het maatschappelijk middenveld in Cambodja al jaren onder druk.
Het is zorgwekkend dat het werk van maatschappelijke organisaties en mensenrechtenverdedigers, waaronder activisten, in veel landen ernstig wordt belemmerd.
Blijft de versterking van het maatschappelijk middenveld en bevordering en bescherming van de politieke ruimte voor maatschappelijke organisaties onder het nieuwe kabinet een speerpunt van het Nederlandse buitenlandbeleid?
Hierover zal in de komende maanden een besluit worden genomen waarover uw Kamer wordt geïnformeerd.
De steun voor een verklaring over UNRWA |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Reinette Klever (PVV), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met de verklaring van meer dan 100 landen, waaronder Duitsland en vele andere Europese Unie (EU)-lidstaten, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, die de kritieke rol van UNRWA in de hulpverlening aan Palestijnse vluchtelingen erkent?1
Ja.
Klopt het dat Nederland de verklaring nog niet heeft getekend? Zo ja, waarom niet?
Ja. Nederland kon zich niet op alle punten vinden in de verklaring en heeft daarom besloten niet mee te tekenen. Onder meer het punt dat UNRWA onvervangbaar is, gaat in tegen de Nederlandse wens om hulpkanalen te diversifiëren. Voor het kabinet is het van belang dat de organisatie bewust is van de steun die zij vanuit Nederland geniet. Nederland heeft meerdere malen tegenover UNRWA bevestigd dat de organisatie een belangrijke rol speelt in Gaza in deze fase van het conflict. Het al dan niet ondertekenen van de verklaring verandert dit niet.
Staat u niet meer achter het standpunt van de Europese Raad die, zoals door het kabinet beschreven in het verslag van de laatste bijeenkomst, «benadrukte dat de diensten die UNRWA in Gaza en in de hele regio levert van essentieel belang zijn»? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet staat net als alle EU-lidstaten achter de aangenomen conclusies van de Europese Raad waarin de rol van de organisatie inzake Gaza wordt onderstreept.2
De implementatie van de sanctiepakketten tegen Rusland |
|
Isa Kahraman (NSC), Pieter Omtzigt (NSC) |
|
Caspar Veldkamp (NSC), Reinette Klever (PVV), Barry Madlener (PVV) |
|
![]() |
Kunt u een overzicht geven van alle sanctiemaatregelen die van kracht zijn tegen Rusland en per sanctiemaatregel aangeven vanaf welk moment de maatregel van kracht is en of de maatregel wordt gehandhaafd en zo ja, door wie namens de Nederlandse overheid en sinds welk moment?
Alle beperkende maatregelen die zijn vastgesteld in Europese sanctieregelgeving worden nationaal geïmplementeerd. Hoewel sanctieverordeningen rechtstreekse werking kennen, d.w.z. dat personen en bedrijven verplicht zijn deze rechtstreeks na te leven, is het noodzakelijk om de nationaal bevoegde autoriteiten aan te wijzen en overtreding van beperkende maatregelen nationaal strafbaar te stellen. Dit gebeurt via (wijzigingen van) nationale sanctieregelingen door de Minister van Buitenlandse Zaken in overeenstemming met de Minister wie het mede aangaat. Overigens is het zo dat veel maatregelen slechts één keer implementatie behoeven, waarna nieuwe plaatsingen op lijsten (bijv. gerichte sancties tegen personen of entiteiten en goederensancties) onder de bestaande implementatie vallen en daarmee niet opnieuw implementatie behoeven.
Door opname van de beperkende maatregelen in sanctieregelingen wordt het in strijd handelen daarmee strafbaar gesteld.1 Met de strafbaarstelling kunnen de (bijzondere) opsporingsdiensten en het Openbaar Ministerie optreden tegen schendingen van deze maatregelen. Naast de strafbaarstelling worden in sanctieregelingen de in Nederland bevoegde autoriteiten aangewezen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering en naleving van specifieke maatregelen, bijvoorbeeld voor het ontvangen van meldingen (bijv. bevriezingen) en het afgeven van ontheffingen- of vrijstellingen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken publiceert, na relevante wijzigingen, een overzicht met alle bevoegde autoriteiten in Nederland waarin per verordening, per maatregel wordt aangegeven welke autoriteit in Nederland bevoegd is.2 Daarnaast publiceert het Ministerie van Buitenlandse Zaken ook een overzicht van alle geldende sanctiemaatregelen per regime.3 Deze overzichten zijn na het 14e Rusland sanctiepakket zoals gebruikelijk aangepast.
Met betrekking tot de beperkende maatregelen die van kracht zijn tegen Rusland wordt de naleving geregeld via de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014.4 Na elke wijziging van de Europese sanctieverordeningen tegen Rusland, bijv. de aanname van een nieuw sanctiepakket, wordt de sanctieregeling daarop nagelopen en zo nodig, in afstemming met betrokken miniseries en uitvoeringsorganisaties, aangepast. Ondanks dat sanctiepakketten inzake Rusland omvangrijk zijn, de aanpassingen van de regeling juridisch handwerk is en de afstemming tijd kost, wordt gestreefd naar een zo kort mogelijke tijd tussen de officiële publicatie van een sanctieverordening en de wijziging en vankrachtwording van de sanctieregeling. In de bijlage is een overzicht opgenomen van de Rusland sanctiepakketten, de daarin genomen maatregelen en de momenten waarop de regelingen zijn aangepast waaronder 14epakket.5 Daarnaast is er een overzicht opgenomen van de betrokken overheidsinstanties en een omschrijving van hun rol.
Zijn er maatregelen waarop de Nederlandse overheid niet handhaaft of niet effectief handhaaft? Zo ja welke van de sancties?
Uitgangspunt van het kabinet is het strikt naleven van alle sancties, en het kabinet deelt dus ook niet het beeld dat er maatregelen zijn die niet gehandhaafd worden. Het is een Rijksbrede verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de maatregelen zo goed mogelijk nageleefd en gehandhaafd worden. De Minister van Buitenlandse zaken is hierin coördinerend richting andere departementen en uitvoeringsinstanties die verantwoordelijkheid dragen voor de naleving op hun beleidsterreinen. Die verantwoordelijkheden worden verdeeld tussen de verschillende overheidsinstanties, middels aanwijzing in de nationale regelingen, rekening houdend met hun taken en de bestaande capaciteit.
Uitvoeringsinstanties dragen zelf zorg voor de handhaving en stellen zij daarin prioriteiten in samenspraak met de verantwoordelijke departementen. Door de snel toegenomen omvang van de sanctiepakketten en de opname van nieuwe maatregelen moeten de betrokken departementen en uitvoeringsorganisaties zich voortdurend aanpassen. De bestaande capaciteitsvraagstukken bij uitvoeringsorganisaties vragen daarbij steeds om herprioritering. Waar nodig worden er tijdelijke oplossingen gevonden om deze vraagstukken op te vangen, zoals het bijspringen door betrokken departementen en andere uitvoeringsorganisaties, zie antwoord vraag 5. Daarbovenop wordt er hard gewerkt aan het versterken van de structurele capaciteit bij verschillende organisaties. Tenslotte blijft handhaving van sanctiemaatregelen – net als handhaving op andere terreinen – een kat en muisspel.
Deelt u de mening dat Nederland alle sancties prompt en effectief moet uitvoeren?
Ja, het uitgangspunt van het kabinet is het strikt naleven van alle sancties en in het bijzonder die tegen Rusland. Daarom worden alle sancties prompt geïmplementeerd en wordt per maatregelen gezorgd voor een goede uitvoering.
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Nederlandse Kustwacht voert sancties tegen Rusland niet uit»?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de woordvoerder van de kustwacht in dat artikel stelt: «Wij handhaven alleen sanctiepakket één tot en met tien, zo is dat afgesproken met onze opdrachtgevers.»?
Ja, bovengenoemde stelling vertelt echter niet het hele verhaal. Het kabinet hecht waarde aan een strikte naleving van de sancties, in het bijzonder die tegen Rusland, en werkt voortdurend aan de versterking van de structurele capaciteit van betrokken uitvoeringsorganisaties. Met de Kustwacht is afgesproken prioriteit te geven aan een zo goed als mogelijke uitvoering van de eerste tien sanctiepakketten voor zover de maatregelen daaruit op hun terrein liggen (zie bijlage), dit in het licht van de beperkte beschikbare capaciteit. Daarom is er bij opvolgende pakketten een oplossing gevonden voor het capaciteitsvraagstuk bij de Kustwacht door elders capaciteit bij te zetten en in te zetten op effectievere sancties. Zodat alle maatregelen goed worden uitgevoerd.
Voor wat betreft de maatregelen uit het 11e pakket zijn, met betrekking tot het tegengaan van de schaduwvloot, beheersmaatregelen genomen door taken te beleggen bij het maritieme sanctieteam en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW). In de uitvoeringspraktijk bleken deze sancties lastig uitvoerbaar omdat een havenverbod is opgelegd aan schepen, waarvan instanties «redelijkerwijs vermoeden» dat zij illegale «ship-to-ship» transfers hebben uitgevoerd met Russische olie. De bewijslast om deze vermoedens te staven vergt veel capaciteit. Mede daarom is ingezet op nieuwe en effectievere sanctiemaatregelen in de aanpak van de Russische schaduwvloot, waarbij tijdens het ontwerp zo goed mogelijk rekening is gehouden met de uitvoerbaarheid. Nederland heeft zich in dat kader, conform de motie van 20 maart 2024 van de Tweede Kamerleden Koekoek en Dassen (Volt)7, ingespannen om aanvullende maatregelen te treffen tegen de Russische schaduwvloot in de vorm van een lijst met schepen, die de toegang tot Europese havens en dienstverlening wordt ontzegd. Deze maatregel vormt een onderdeel van het 14e sanctiepakket van afgelopen juni.
Door Europa-breed te werken met een eenduidige lijst met gesanctioneerde schepen, is de implementatie van deze sanctiemaatregel eenvoudiger. Deze gesanctioneerde schaduwvlootschepen worden door de Nederlandse zeehavens opgenomen in de haveninformatiesystemen en op deze wijze kunnen deze schepen per direct de toegang tot de haven worden ontzegd. Deze lijst bestaat nu uit 27 schepen en kan in de toekomst voortdurend uitgebreid worden. Het 12e en 13e sanctiepakket bevatten geen nieuw te implementeren maritieme sanctiemaatregelen.
Wie is de opdrachtgever van de kustwacht voor de sancties?
Het Ministerie van IenW is opdrachtgever aan de Kustwacht voor de sancties met betrekking tot de maritieme sector. De uitvoering van de Europese sanctiepakketten heeft het Ministerie van IenW gedeeltelijk belegd bij de Kustwacht. IenW is coördinerend opdrachtgever voor de Kustwacht. De Kustwacht is een samenwerkingsverband van zes ministeries die gezamenlijk taken laten uitvoeren door de Kustwachtorganisatie in beheer bij Defensie. Het Ministerie van IenW is (coördinerend) opdrachtgever van twee van de drie hoofdtaken, namelijk dienstverlening en maritieme security. De derde hoofdtaak handhaving wordt gecoördineerd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV).
Kunt u alle opdrachten die het afgelopen jaar aan de kustwacht zijn gegeven aangaande sancties aan de Kamer doen toekomen?
De Kustwacht heeft, na de inval van Rusland in Oekraïne, begin 2022 de incidentele opdracht gekregen van IenW en de Douane om een informatieproduct op te leveren van door de EU afgekondigde sanctiemaatregelen Rusland. Deze opdracht heeft inmiddels een structureel karakter gekregen en is opgenomen in het Gecombineerd Jaarplan 2025 van de Kustwacht. In dit plan staan alle opdrachten aan de Kustwacht. Er ligt echter een capaciteitsvraagstuk bij de Kustwacht en moeten er hierdoor prioriteiten gesteld worden ten aanzien van de handhaving. Uiteindelijk zijn er ondertussen alternatieven gevonden voor de naleving van bepaalde maatregelen (zie vraag 5).
Kunt u aangeven of en zo ja waarover en wanneer u de Europese Commissie of de Europese Raad heeft meegedeeld dat Nederland sancties niet of niet volledig implementeert?
Implementatie is een nationale aangelegenheid en bevoegdheid. Nederland heeft geen bericht ontvangen van de Europese Commissie of Raad over de nationale implementatie van sancties in algemene zin. Het kabinet heeft desondanks doorlopend nauw contact met de Commissie over algemene nalevingskwesties en acteert actief op individuele signalen.
Indien er sancties zijn die niet volledig geïmplementeerd zijn, wilt u er dan voor zorgen dat dat onmiddellijk wel gebeurt? Welke acties neemt u daartoe?
Het uitgangspunt van het kabinet is het strikt naleven van alle sancties. Dit vergt constante aandacht en capaciteit van alle betrokken partijen. Hier acteert het kabinet constant op door (nieuwe) pakketten prompt te implementeren via een nationale regeling en voortdurend af te stemmen met betrokken departementen, uitvoeringsinstanties en de Europese Commissie.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen drie weken beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het bericht Burkina Faso volgende Afrikaanse land dat homoseksualiteit strafbaar wil maken |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Roelien Kamminga (VVD) |
|
Caspar Veldkamp (NSC), Reinette Klever (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Burkina Faso volgende Afrikaanse land dat homoseksualiteit strafbaar wil maken»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de voorgestelde wetswijziging waarmee homoseksualiteit strafbaar wordt ongewenst is?
Ja.
Kunt u een nadere specificatie van de implicaties van deze wet geven?
Het verslag van de Burkinese minsterraad verwijst naar de strafbaarstelling van homoseksualiteit. Het door de Burkinese ministerraad goedgekeurde wetsvoorstel betreft echter een wijziging van de personen- en familiewet die bepaalt dat het huwelijk uitsluitend tussen man en vrouw mogelijk is. Deze wetswijziging treedt pas in werking na goedkeuring door het Burkinese transitieparlement.
De juridische gevolgen voor de Burkinese lhbtiq+-gemeenschap zijn nog onduidelijk. Deze hangen grotendeels af van mogelijke codificatie van strafbaarstelling in het strafrecht en de mate van navolging. Desalniettemin is het kabinet bezorgd omdat de goedkeuring in de ministerraad al heeft geleid tot toenemende dreiging tegen de lhbtiq+-gemeenschap in Burkina Faso.
Op welke wijze draagt Nederland bij aan het verbeteren van de mensenrechtensituatie in Burkina Faso, waaronder de fundamentele rechten van lhbti+’ers?
Nederland steunt het beschermen van de maatschappelijke ruimte, inclusief de ruimte om op te komen voor gelijke rechten voor lhbtiq+-personen, en werkt samen met organisaties zoals CIVICUS om deze ruimte te monitoren en activisten en lokale organisaties te versterken. Binnen het beleidskader «Versterking maatschappelijk middenveld», dat is ingezet door het vorige kabinet, zijn er diverse partnerschappen die zich inzetten voor de mensenrechtensituatie in Burkina Faso.
Is het mogelijk voor Nederlandse en internationale hulporganisaties om hulp te verlenen aan de lhbti+-gemeenschap in Burkina Faso? Zo ja, op welke manieren? Zo nee, hoe kan worden gewaarborgd dat deze gemeenschap niet alleen komt te staan?
Nederland bereikt de lhbtiq+-gemeenschap in Burkina Faso via partnerschappen gericht op seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Vanwege de gevoeligheid van het onderwerp wordt de lhbtiq+-gemeenschap op indirecte wijze ondersteund.
Ontvangen organisaties in Burkina Faso, via Nederlandse dan wel Europese gelden voor ontwikkelingshulp, steun voor lhbti+’ers?
Ja, de Nederlandse inzet wordt genoemd in het antwoord op vraag 4 en 5. Ook de EU ondersteunt de lhbtiq+-gemeenschap op indirecte wijze via programma’s op het gebied van tegengaan van ongelijkheid.
Is het kabinet dan wel de ambassade in contact getreden met het regime in Burkina Faso naar aanleiding van de voorgenomen wet? Zo ja, wat is er uit dit contact voortgekomen? Zo nee, bent u bereid dit zo snel mogelijk te doen?
De Nederlandse ambassade heeft deze kwestie met de Burkinese autoriteiten besproken. Tijdens dit gesprek zijn verschillende inzichten uitgewisseld en heeft de Nederlandse ambassade aandacht gevraagd voor universele rechten zoals vrijheid van seksuele oriëntatie.
De Nederlandse ambassade in Ouagadougou onderhoudt daarnaast contact met verschillende (Burkinese) ngo’s en met de lhbtiq+-gemeenschap en volgt hun advies op om behoudend te reageren.
Bent u voornemens om het regime in Burkina Faso op te roepen om de wetgeving te herzien? Zo ja, op welke termijn en op welke manier zal u dit doen?
Vanwege de kwetsbare positie van lhbtiq+-personen in Burkina Faso, de gevoeligheid van het onderwerp, en het scherpe publieke debat, bekijkt het kabinet voortdurend bij welke steun en benadering de lhbtiq+-gemeenschap in Burkina Faso het meeste gebaat is. Hierbij staan uiteraard de belangen, de veiligheid en het welzijn van de lhbtiq+-gemeenschap in Burkina Faso voorop.
De huidige inschatting is dat publieke uitspraken door Nederland en andere gelijkgezinde landen (zoals die verenigd in de Equal Rights Coalition) in deze fase van het wetgevingsproces averechtse consequenties zou kunnen hebben.
Hebben vertegenwoordigers namens de Nederlandse overheid contacten met het regime van Burkina Faso en/of parlementsleden die dit beleid hebben geïntroduceerd? Zo ja, bent u het ermee eens dat deze relaties per direct verbroken moeten worden?
Het kabinet maakt zich zorgen over de ontwikkelingen in Burkina Faso. Nederland, en de EU, heeft belangen in het land en de bredere Sahel-regio op het gebied van migratie, veiligheid en het behalen van de SDG’s. Het kabinet verwijst hierbij naar de Kamerbrief over de Nederlandse inzet in de Sahel.
Het onderhouden van relaties met de regimes in de Sahel is in het Nederlands en Europees belang. Nederland blijft daarom in dialoog met de autoriteiten van Burkina Faso om zo gevoelige kwesties, zoals in dit geval deze wetgeving, aan te kaarten.
Kunt u voor 2023 en 2024 inzichtelijk maken hoeveel geld Nederland aan ontwikkelingssteun heeft gegeven aan Burkina Faso en aan welke projecten dit was?
Nederland geeft ontwikkelingshulp vorm met een focus op de bevolking en het maatschappelijk middenveld. Nederland wil aan de bevolking van Burkina Faso laten zien dat Nederland en de EU een aantrekkelijker en meer duurzaam alternatief bieden op de midden en lange termijn dan concurrerende geopolitieke spelers zoals Rusland.
Voor 2023 was het gerealiseerde bedrag aan ontwikkelingssteun (ODA) aan Burkina Faso EUR 51,9 miljoen. Dit bedrag bestaat uit het gedelegeerde budget, waarvoor de ambassade verantwoordelijk is, van EUR 27,1 miljoen en een deel van de centrale budgetten die aan Burkina Faso kunnen worden toegerekend voor een bedrag van EUR 23,8 miljoen. Bij de centrale middelen gaat het om programma’s die vanuit Den Haag worden beheerd. Sommige programma’s zijn bijvoorbeeld bijdragen aan organisaties die wereldwijd actief zijn, waaronder in Burkina Faso. Het is daarom niet mogelijk om precies te zeggen welk gedeelte hiervan in Burkina Faso terecht komt. Voor 2024 is de verwachting op dit moment dat er EUR 61,2 miljoen uitgegeven zal worden in Burkina Faso, waarvan 30,6 miljoen uit het gedelegeerde budget.
Het gaat hierbij met name om projecten op het gebied van voedselzekerheid, SRGR en HIV/Aids, water, private sector ontwikkeling en veiligheid en rechtsorde. Ook gaat er vanuit het Mensenrechtenfonds financiering naar Burkina Faso.
Bent u naar aanleiding van deze berichtgeving voornemens ontwikkelingsgelden aan de overheid van Burkina Faso stop te zetten? Zo ja, per wanneer? Zo nee, waarom niet?
Er gaan geen Nederlandse OS-middelen direct naar de overheid van Burkina Faso. De OS-inzet loopt via ngo’s, multilaterale instellingen, financiële instellingen en fondsen.
Deelt u de mening dat het een zorgwekkende trend is dat Burkina Faso, na Oeganda en Ghana, voornemens is om homoseksualiteit strafbaar te maken? Ziet u ontwikkelingen elders in de wereld die erop wijzen dat de wetgeving daar steeds negatiever is voor lhbtqi+-rechten? Op welke wijze gaat u zich inspannen om deze trend internationaal te keren en invulling te blijven geven aan de voortrekkersrol die Nederland altijd heeft gehad?
Het kabinet deelt de analyse dat gelijke rechten voor iedereen onder druk staan. Er is er een trend zichtbaar waarbij bestaande discriminerende wetgeving wordt aangescherpt. Voorbeelden hiervan zijn het strafbaar stellen van uitingen van zogenaamde «lhbtiq+ propaganda», een verbod op financiering voor mensenrechtenorganisaties die zich inzetten voor lhbtiq+, inperking van familierechten voor niet-heterokoppels, een meldplicht bij verdenkingen dat iemand tot de lhbtiq+-gemeenschap behoort, of een verbod op het zichzelf identificeren als lhbtiq+-persoon. We zien in verschillende landen wereldwijd dat dergelijke anti-lhbtiq+ wetgeving wordt aangenomen, zowel binnen Europa als daarbuiten. Dit is een zorgelijke trend die lijnrecht tegen de gelijke rechten van alle mensen ingaat zoals vastgelegd in internationale mensenrechtenverdragen en de Nederlandse Grondwet.
Nederland spant zich met een brede groep gelijkgezinde landen in om weerstand te bieden aan deze trend, bijvoorbeeld via de Equal Rights Coalition.
Ziet u mogelijkheden om (in Europees verband) in gesprek te gaan met bijvoorbeeld de Afrikaanse Unie nu blijkt dat in maar liefst 32 van de 54 landen in Afrika homoseksualiteit op enige manier is verboden?2 Zo ja, hoe kan hier invulling aan worden gegeven? Zo nee, waarom niet?
De EU en de AU delen veel gemeenschappelijke belangen en prioriteiten, waaronder een gedeelde waardenagenda. Deze werd opnieuw bevestigd tijdens de laatste EU-AU Top in 2022. In de slotverklaring van deze Top werd onder meer naar de bescherming van mensenrechten voor iedereen als centraal onderdeel van het EU-Afrika Partnerschap verwezen. Mede om deze reden houden de EU en AU een reguliere mensenrechtendialoog.
Ten aanzien van de bescherming van mensenrechten, is het relevant om naast de afspraken in VN-kader, te verwijzen naar het Handvest van de Grondrechten in de EU, dat rechtsgeldig werd in 2000, en het Afrikaanse handvest, het African Charter on Human and Peoples» Rights, dat rechtsgeldig werd in 1986. Voor wat betreft die laatste, is de African Commission on Human and Peoples» Rights (ACHPR) het orgaan van de Afrikaanse Unie dat sinds 1987 is belast met de naleving van het Afrikaanse handvest. In 2014 sprak deze commissie zich op basis van het handvest sterk uit tegen de toename van geweld tegen personen op basis van hun (vermeende) seksuele oriëntatie en genderidentiteit, en riep haar lidstaten op dergelijk geweld te voorkomen. Het tegengaan van geweld (op welke grond dan ook) is reeds een gedeelde waarde, het Afrikaanse Charter spreekt echter niet expliciet over vrijheid van vervolging op basis van seksuele oriëntatie en gender identiteit als (mensen)recht.
Gelet op deze achtergrond, en de actuele ontwikkelingen rondom de bescherming van gelijkheid voor lhbtiq+-personen in zowel de EU als in Afrika, zien wij mogelijkheden om hierover in gesprek te gaan met de regeringen van deze landen. Als Nederland brengen we reeds bilateraal onze zorgen over deze ontwikkelingen onder de aandacht bij betreffende landen zowel binnen de EU als in Afrika. Voor wat betreft de Afrikaanse Unie ligt het inderdaad voor de hand om dit in Europees verband te doen, bijvoorbeeld tijdens een van de volgende EU-AU bijeenkomsten, of als onderdeel van de eerstvolgende EU-AU Mensenrechtendialoog. Het kabinet zal zich daarvoor inzetten.
De Sahelregio is ontzettend instabiel waardoor veel vormen van samenwerking vanuit Nederland en de EU in de regio gepauzeerd zijn, hoe neemt het kabinet de verslechterende mensenrechtensituatie in de regio mee binnen de afweging om wel of niet actief te zijn in de regio?
Uiteraard geeft het kabinet de voorkeur aan samenwerking met landen waarmee een inzet op mensenrechten wordt gedeeld, maar Nederland blijft in gesprek met de machthebbers in de Sahel vanwege de eigen Nederlandse en Europese belangen op het gebied van veiligheid, migratie en duurzame ontwikkeling, alsmede om overwegingen van geopolitieke aard, zoals uiteengezet in het Nederlands Sahelbeleid.
Nederland dringt in diplomatieke contacten met de autoriteiten in de Sahel aan op de naleving van mensenrechten en ondersteunt tal van initiatieven op dat gebied.
Hoe kijkt het kabinet naar de groeiende invloed van Rusland in de Sahelregio en in het specifiek naar de grote rol van Rusland binnen de Alliantie van Sahel-landen (Burkina Faso, Mali en Niger)? Op welke manier wil Nederland zich er concreet voor inzetten om de invloed van Wagner en Rusland in de regio tegen te gaan?
Het kabinet maakt zich zorgen over de groeiende invloed van Rusland in Afrika, en met name in de Sahelregio. De inzet van zogenaamde «Private Military Companies» (PMC’s) als de Wagner Group/Africa Corps in gewapende conflicten zorgt in veel gevallen voor buitenproportioneel geweld, wat leidt tot verdere destabilisering en risico’s voor de naleving van mensenrechten en het internationaal humanitair recht. Tevens ziet het kabinet dat Russische PMC’s in deze landen als betaling voor hun diensten toegang krijgen tot grondstoffen zoals goud, die weer gebruikt kunnen worden om onder andere de oorlog in Oekraïne en destabiliseringscampagnes te financieren. De groeiende destabiliserende werking van deze PMC’s heeft ook een averechts effect op het tegengaan van fundamentalisme en jihadisme in de regio.
Dit is een ontwikkeling die moeilijk te keren is. De Nederlandse inzet is er niet op gericht de landen van de Sahel te dwingen een keuze te maken, maar om de EU en Nederland als constructieve samenwerkingspartners te positioneren in de Sahel en te laten zien dat Nederland en de EU een aantrekkelijker en duurzamer alternatief bieden. Daarom zet Nederland in op het aanpakken van grondoorzaken van instabiliteit, het behalen van internationaal erkende ontwikkelingsdoelen en het verlenen van humanitaire hulp. Nederland wil nadrukkelijk ook een betrouwbare partner zijn voor de (jonge) bevolking in de Sahel – 3 van de 4 mensen is jonger dan 34 – en zet daarom onder andere in op jongerenwerkgelegenheid en betekenisvolle jongerenparticipatie.
Het kabinet werkt samen met partners om buitenlandse inmenging en Foreign Information Manipulation and Interference (FIMI) in de Sahel tegen te gaan. Dit betreft o.a. de doorlopende uitwisseling van informatie via het European Centre of Excellence for Countering Hybrid Threats en het NAVO Strategic Communication Centre of Excellence. Met het recent opstarten van StratCom Task Force Sub-Sahara Africa geeft de EU gehoor aan de oproep van onder meer het kabinet om EU-inzet op het tegengaan van FIMI in Afrika te versterken. Het is belangrijk het lokale bewustzijn over desinformatiecampagnes gericht tegen de EU te vergroten. De EU zet hiertoe in op versterking van de eigen communicatie, en tevens op steun aan professionele en onafhankelijke media in de regio.