Het bericht 'Onzekerheid over vaccinatiedatum BES en CAS' |
|
Antje Diertens (D66) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Bent u bekend met het artikel «Onzekerheid over vaccinatiedatum BES en CAS»?1
Ja.
Kunt u aangeven wat de voorbereidingen van de verschillende scenario’s zijn voor het vaccineren op de BES (Bonaire, Sint Eustatius en Saba)- en CAS (Curaçao, Aruba en Sint Maarten)-eilanden en daarbij ingaan op de logistiek, benodigde infrastructuur, het personeel, eventuele koelfaciliteiten en de communicatie?
Sinds oktober wordt door en met alle eilanden gewerkt aan de voorbereidingen voor het leveren en toedienen van verschillende vaccins aan het Caribisch deel van het Koninkrijk. Zowel de landen als de openbare lichamen hebben uitvoeringsplannen opgesteld die rekening houden met de verschillende scenario’s en die bovengenoemde aspecten als logistiek, infrastructuur, personeel, etc. omvatten. Er is cold chain apparatuur aangeschaft voor -80 °C, -20 °C en 2 tot 8 °C, ter voorbereiding op de verschillende typen vaccins. Deze apparatuur wordt medio januari geleverd op de eilanden.
Als er nog geen plan is, op welke termijn kan de Kamer de vaccinatiestrategie voor de BES- en CAS-eilanden in dat geval tegemoet zien?
In de Kamerbrieven van de Minister van VWS van 4 januari jl. en 12 januari jl.2 is informatie gezonden over de vaccinatiestrategie voor de BES- en CAS-eilanden.
In deze brieven wordt vermeld dat beoogd wordt half februari te starten met het vaccineren van het zorgpersoneel op de eilanden en alle vaccinatiedoelgroepen op Saba en St. Eustatius, als het RIVM de uitvoeringsplannen en de opslaglocaties als voldoende heeft beoordeeld. Bij de inzet voor de Caribische delen van het Koninkrijk zal ook rekening gehouden moeten worden met het GR-advies om te starten met de mensen ouder dan 60 jaar. Mijn voornemen is dan ook om half februari te starten met het vaccineren van deze groep.
Hoeveel personeel verwacht u nodig te hebben voor het vaccineren op de BES- en CAS-eilanden?
De (ei)landen hebben uitvoeringsplannen opgesteld waarin personeelsplanning is meegenomen. Deze plannen worden momenteel beoordeeld door het RIVM. Mocht extra personeel nodig zijn, dan kan door de CAS-landen een bijstandsverzoek ingediend worden bij Europees Nederland. Mochten de BES-eilanden aanvullend personeel nodig hebben, kunnen zij uiteraard ook een verzoek aangeven.
Hoeveel personeel is beschikbaar voor het vaccineren op de BES- en CAS-eilanden?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel vaccins verwacht u beschikbaar te kunnen stellen aan de BES- en CAS-eilanden?
In de bijlage van de Kamerbrief van 12 januari jl. staan de precieze aantallen vaccins benoemd die ik verwacht beschikbaar te kunnen stellen. Er zijn voor de BES en de CAS genoeg vaccins aangeschaft om iedereen te vaccineren. De daadwerkelijke uitvoering en precieze tijdlijn wordt bepaald door de goedkeuring en levering van de verschillende typen vaccins.
Op welke termijn verwacht u te kunnen starten met vaccineren?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw reactie op het advies van de Gezondheidsraad over de prioritering van het vaccineren?
Net als in Nederland zal conform het advies van de Gezondheidsraad begonnen worden met het vaccineren van 60-plussers en zorgpersoneel. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Op welke wijze zal worden verzekerd dat ook de niet-geregistreerde personen, die 15% van de bevolking uitmaakt, worden gevaccineerd?
De eilanden en landen geven aan zich zeer bewust te zijn van het belang om ook deze mensen te vaccineren en hebben dit vraagstuk van niet-geregistreerde personen (ongedocumenteerden) meegenomen in de uitvoeringsplannen. Deze plannen worden momenteel getoetst door het RIVM.
Het bericht 'Ombudsman wil meer aandacht voor obstakels Caribische studenten' |
|
Antje Diertens (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het onderzoek «Kopzorgen van Caribische studenten»1 van de Nationale ombudsman en het bericht «Ombudsman wil meer aandacht voor obstakels Caribische studenten»2?
Ja, die zijn ons bekend. Ik heb over het rapport ook met de Nationale ombudsman gesproken. Op uitnodiging van de Nationale ombudsman heb ik samen met hem online een ontmoeting gehad met een tiental Caribische studenten die ons meenamen in hun eigen ervaringen als startend student in Nederland. Het was nuttig om in aanvulling op de diverse onderzoeksuitkomsten ook die persoonlijke ervaringen te horen en hun eigen ideeën over wat er beter zou kunnen in de voorbereiding en begeleiding van de Caribische studenten die besluiten in Nederland te gaan studeren.
Welke signalen van obstakels voor studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk waren voor het verschijnen van het onderzoek al bekend en welke stappen heeft u daarop ondernomen?
In 2018 werd vanuit het Nederlandse hoger onderwijs gemeld dat studenten met een vooropleiding uit het Caribisch deel van het Koninkrijk (hierna Caribische studenten) minder goede studieresultaten behalen in het Nederlandse hoger onderwijs. Onderzoek van mijn ministerie bevestigde dit beeld. Ik vind dit zorgelijk en onwenselijk, daarom werken we aan verbetermaatregelen. In de Monitor Beleidsmaatregelen Hoger Onderwijs 2018–2019 van sept 2019 is een separaat hoofdstuk opgenomen over de studieprestaties (instroom, switch, uitval en bachelorrendement) in Nederland van Caribische studenten. Naar aanleiding van de uitkomsten heb ik dit onderwerp aangekaart bij mijn collega-ministers van Onderwijs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten. In het Ministerieel Vierlandenoverleg Onderwijs en Cultuur hebben we in november 2019 afgesproken een gezamenlijk onderzoek uit te voeren naar de minder goede studieresultaten van Caribische studenten in het (Nederlandse) middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs, de oorzaken daarvan en mogelijke oplossingen daarvoor, opdat in gezamenlijkheid maatregelen kunnen worden getroffen om er voor te zorgen dat de Caribische studenten het in het (Nederlandse) vervolgonderwijs beter kunnen gaan doen. Dit onderzoek is afgerond en het concept rapport stond op de agenda van het Ministerieel Vierlandenoverleg Onderwijs en Cultuur dd. 7 januari 2021. In dat overleg hebben we hernieuwd afgesproken dat we ons gezamenlijk inzetten om ervoor te zorgen dat het studiesucces van Caribische studenten verbeterd wordt.
In 2020 heb ik over achterblijvend studiesucces van de Caribische studenten al intensief overleg gevoerd met het hoger onderwijs in Nederland. Dat heeft onder andere geleid tot een voorstel vanuit de Nederlandse Hogescholen een «regiegroep» te vormen met leden van betrokken organisaties aan beide zijden van de oceaan. In het Vierlandenoverleg hebben wij met de vier onderwijsministers besloten dit aanbod van de Nederlandse Hogescholen te aanvaarden en deze «regiegroep» te verzoeken een plan van aanpak op te stellen met een integrale aanpak voor de gewenste betere aansluiting: dat betekent uitwerken van verbetervoorstellen en opties, bijvoorbeeld van een overgangsjaar, met aandacht voor de praktische, juridische en financiële aspecten daarvan, rekening houdend met de individuele situaties van ieder land. De «regiegroep» wordt verzocht daarbij gebruik te maken van de aandachtspunten en suggesties die in de verschillende onderzoeken van het afgelopen jaar naar voren zijn gekomen, zoals taalachterstanden, studiekeuze, financiële situatie, zelfstandigheid, betere voorlichting aan leerlingen en ouders, het voorstel van de Universiteit van Utrecht voor een Koninkrijksmobiliteitsprogramma, loopbaan-oriëntatie en beroepskeuzeprogramma’s (LOB), (digitaal) afstandsonderwijs, praktische aangelegenheden als het verwerven van een BSN nummer, »matching» van toekomstige studenten aan professionals en studenten van gelijke studie en andere activiteiten om het studiesucces van Caribische studenten te verbeteren.
(zie ook antwoord bij vraag 16).
Wat is uw reactie op de opmerking van de Ombudsman dat de ondersteuning aan studenten uit het Caribische deel van het Koninkrijk achter blijft bij de ondersteuning aan andere internationale studenten?
De meeste Caribische studenten hebben de Nederlandse nationaliteit. Zij worden door de Nederlandse instellingen dan ook niet aangemerkt als internationale studenten. Zij komen daardoor niet automatisch in aanmerking voor de ondersteuning die aan internationale studenten wordt aangeboden. Ieder land in het Koninkrijk biedt echter aan de eigen studenten die van een van de eilanden naar Nederland gaan voor vervolgonderwijs een begeleidingstraject aan, meestal in samenhang met studiefinancieringsfaciliteiten. Deze begeleidingspakketten zijn niet gelijk voor de vier landen, niet in alle gevallen voor alle studenten toegankelijk en gebaseerd op vrijwillige deelname door de student. Bovendien kiezen in de praktijk veel studenten er voor zonder begeleiding de overstap van de Cariben naar Europees Nederland te maken. Nu uit diverse onderzoeken is gebleken dat de studieresultaten van de Caribische studenten in Nederland gemiddeld achter blijven bij de vergelijkingsgroepen is mijn conclusie dat aanvullende maatregelen nodig zijn.
Geldt het recht op een studiekeuzecheck ook voor studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk en zo ja op welk aanbod aan studiekeuzeactiviteiten horen zij te kunnen rekenen?
Ja, deze studenten moeten op het zelfde aanbod kunnen rekenen als elke andere student. Zij hoeven hiervoor niet naar de instelling af te reizen. Voor het geval het overbruggen van de afstand tussen woon- of verblijfplaats en de plaats waar de studiekeuzeactiviteiten plaatsvinden voor een aspirant-student tot overwegende bezwaren leidt, treft de instelling zodanige voorzieningen dat deze aspirant-student kan deelnemen aan de studiekeuzeactiviteiten zonder dat diens fysieke aanwezigheid is vereist.
Op welke wijze bereiden opleidingen studenten van buiten Europees Nederland voor op het (studenten)leven in Europees Nederland en zijn deze informatiebronnen of activiteiten ook toegankelijk voor studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk?
Op de websites van de opleidingen en de instellingen die deze opleidingen verzorgen wordt een overzicht gegeven van nagenoeg alle voorlichtingsactiviteiten die de instelling aanbiedt en worden in voorkomend geval ook de studenten- en belangengroepen genoemd die specifiek voor Caribische studenten actief zijn. Veel activiteiten worden online aangeboden zodat studenten niet in Nederland fysiek aanwezig hoeven te zijn. Deze activiteiten en informatiebronnen zijn ook toegankelijk voor studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk. Daarnaast is op de Nuffic website Studyinholland veel (Engelstalige) informatie bijeengebracht over het (studenten)leven in Nederland. Over het algemeen organiseren instellingen daarnaast kort voor de start van het studiejaar activiteiten voor alle nieuwe studenten om kennis te maken met de instelling, de stad en het studentenleven.
Kunt u aangeven hoe opleidingen met een beperkte opleidingscapaciteit in de praktijk invulling geven aan de plicht om rekening te houden met de belangen van aspirant-studenten afkomstig uit de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba onderscheidenlijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten.3
Voor deze aspirant-studenten is het, vanwege de afstand, praktisch gezien meestal niet mogelijk om mee te doen aan fysieke voorbereidings- en selectieactiviteiten voor de decentrale selectie. De instellingen zijn verplicht in hun selectieprocedures voor numerus fixusopleidingen rekening te houden met aspirant-studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk. Hoewel ik daar geen uitputtend overzicht van heb, is mij bekend dat instellingen vaak de mogelijkheid bieden de oriëntatie- en selectiegesprekken online te voeren.
Kunt u aangeven in hoeverre voldoende studenten van Aruba, Bonaire, Curaçao, Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba in Nederland geneeskunde kunnen studeren, opdat de eilanden niet afhankelijk worden van bijvoorbeeld Europese Nederlanders voor het voorzien in huisartsenzorg?
Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven is er in 2019 in het kader van de Monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijs onderzoek gedaan naar studieresultaten van Caribische studenten in het hoger onderwijs. Uit een aanvullende analyse (december 2019) blijkt onder andere dat er vanaf 2017 (dat is het eerste jaar met 100% decentrale selectie voor fixusopleidingen) jaarlijks minder dan 10 Caribische studenten een geneeskundestudie zijn gestart; in verband met privacyregels kan dit niet nader gespecifieerd worden. Hoeveel Caribische studenten uiteindelijk slagen voor de geneeskundestudie is niet bekend, noch hoeveel er terugkeren naar de eilanden om als arts te werken. Voortvloeiend uit de zorgen rondom de covid-19-pandemie zijn door de Staatssecretaris van VWS met Aruba, Curaçao en Sint Maarten afspraken gemaakt om gezamenlijk naar de organisatie van de zorg(capaciteit) te kijken. Mede in verband met de toenemende vergrijzing van de artsenpopulatie op de eilanden verdient opleidingscapaciteit daarin ook gezamenlijke aandacht.
Kunt u specifiek aangeven in hoeverre er sinds het afschaffen van de «ministersplaatsen» voor Antilliaanse geneeskundestudenten meer of minder plekken voor studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk zijn gekomen bij de geneeskundeopleidingen in Europees Nederland?
Volgens de aanvullende analyse (zie vraag 7) die in 2019 is uitgevoerd is er sinds het afschaffen van de ministersplaatsen een terugloop te zien in het aantal Caribische studenten dat een geneeskundestudie begint. Om hoeveel minder studenten het gaat is niet specifiek te zeggen, omdat het aantal onder de 10 studenten in de analyse niet gerapporteerd wordt vanwege privacyregels.
Overweegt u maatregelen om te voorkomen dat mettertijd het Caribisch deel van het Koninkrijk te weinig lokale artsen en medici heeft om in (een groot deel) van de zorgbehoefte te voorzien? Zo nee, waarom niet?
De Staatssecretaris van VWS en ik zullen dit onderwerp nader beschouwen. Daartoe zullen we verkennen wat de problematiek precies is en hoe we dit kunnen aanpakken. Ook het herinvoeren van Ministersplaatsen is daarbij een mogelijkheid die we zullen bestuderen. Uiteraard doen we dit in nauwe samenspraak met de overheden van de Caribische Koninkrijksdelen.
Kunt u toelichten waarom studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk die in Nederland studeren uitgezonderd zijn van een Nederlandse zorgverkering en zorgtoeslag, en derhalve een internationale zorgverkering dienen af te sluiten?
Ingevolge het Besluit Uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (BUB) moeten inwoners uit Curaçao, Aruba en Sint Maarten die uitsluitend in Nederland komen studeren en dus geen (bij)baan hebben, een internationale zorgverzekering afsluiten, tenzij zij een zorgverzekering hebben op Curaçao, Aruba of Sint Maarten waarmee zij ook in Europees Nederland verzekerd zijn. Op grond van de BUB kunnen ze ook geen gebruik maken van zorgtoeslag. Inwoners uit Curaçao, Aruba en Sint Maarten die in Nederland komen studeren én ook in Nederland betaald stage lopen of werken zijn ingevolge de BUB wél verzekeringsplichtig en moeten een Nederlandse zorgverzekering afsluiten. Zij kunnen dan zorgtoeslag aanvragen.
Inwoners afkomstig uit Bonaire, Saba en Sint Eustatius die uitsluitend naar Nederland komen om te studeren kunnen ingevolge het Besluit Zorgverzekering BES een keuze maken of zij verzekerd willen blijven bij de zorgverzekering BES of dat zij een Nederlandse zorgverzekering willen. Indien zij kiezen voor dit laatste, kunnen zij ook zorgtoeslag aanvragen. Inwoners afkomstig uit Bonaire, Saba en Sint Eustatius die in Nederland naast hun studie ook een bijbaan hebben of betaald stage lopen, zijn verzekeringsplichtig en moeten een Nederlandse zorgverzekering afsluiten en kunnen dan zorgtoeslag aanvragen.
De Ministeries van VWS en SZW verkennen de mogelijkheid om het Besluit zorgverzekering BES en de BUB aan te passen, waardoor alle inwoners van de Caribische delen van het Koninkrijk tijdens hun studie in Nederland gebruik kunnen maken van een Nederlandse zorgverzekering en daarmee ook in aanmerking kunnen komen voor zorgtoeslag. Over de uitkomsten van deze verkenning en de gevolgen zult u nader worden geïnformeerd.
Welke hulp is er beschikbaar voor studenten uit het Caribische deel van het Koninkrijk bij het vinden van een passende woning wanneer zij naar Europees Nederland komen om te studeren?
Binnen het onder vraag 3 genoemde begeleidingsaanbod is in veel gevallen voorzien in het helpen vinden van een passende studentenkamer. Echter niet alle studenten komen hiervoor in aanmerking. Zoals ook in het antwoord op vraag 3 vermeld, kiezen in de praktijk veel van de studenten er vrijwillig voor zonder begeleiding de overstap van de Cariben naar Europees Nederland te maken. Naar schatting betreft dit circa 50% van het totaal aantal studenten dat naar Europees Nederland verhuist. Zij kiezen er dus voor zelf woonruimte te zoeken en kunnen gebruik maken van de reguliere mogelijkheden die er voor studenten in Nederland zijn om woonruimte te vinden.
Zijn de obstakels die studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk ervaren bij het terugbetalen van de studielening bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) bekend en zijn er mogelijkheden om passendere terugbetalingsregelingen op te stellen zodat studieleningen integraal afgelost kunnen worden en die recht doen aan de lonen op de eilanden?
Ja. Debiteuren van DUO kunnen ook vanaf de eilanden hun studieschuld terugbetalen naar draagkracht. Door de lagere lonen komen de debiteuren al gauw in aanmerking voor vermindering van de per maand terug te betalen termijn of hoeven zij zelfs niet af te lossen indien het inkomen onder de daartoe vastgestelde grens ligt. Waar de draagkrachtinformatie voor debiteuren in Europees Nederland automatisch bij de Belastingdienst wordt verkregen en zij daardoor standaard naar draagkracht terugbetalen, moeten Caribische debiteuren daartoe een aanvraag indienen en daarbij zelf de informatie over hun inkomen aanleveren aangezien er met de belastingdiensten op de eilanden geen structurele automatische gegevensuitwisseling plaatsvindt.
Met de Belastingdiensten van Caribisch Nederland en Curaçao heeft DUO afspraken om voor de jaren volgend op het eerste draagkrachtverzoek proactief het inkomen op te (kunnen) vragen. Alle debiteuren waarvoor deze mogelijkheid ontbreekt, dit betreft dus voornamelijk de debiteuren uit Aruba en Sint Maarten, krijgen na hun eerste draagkrachtverzoek jaarlijks een herinnering van DUO om opnieuw draagkracht aan te vragen en inkomensgegevens te verstrekken.
Ondanks intensieve communicatie over de mogelijkheid om naar draagkracht terug te betalen, wordt er op de eilanden relatief weinig gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Als gedurende de vastgestelde aflosperiode naar draagkracht is terugbetaald en er na die tijd nog een resterende schuld is, wordt deze kwijtgescholden.
Ik heb bij de onderwijscollega’s van de Landen in het Koninkrijk opnieuw onder de aandacht gebracht dat het zou helpen als de belastingdienst automatisch gegevens verstrekt.
Wat is de stand van zaken in gesprekken met de besturen van de BES-eilanden over het gaan verstrekken van burgerservicenummers (BSN) aan Nederlanders woonachtig in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba?
Sinds enige tijd vindt overleg plaats tussen het Ministerie van BZK, de Bestuurscolleges en de afdelingen Burgerzaken van Bonaire, Sint Eustatius en Saba over de door de Nationale ombudsman gesignaleerde problemen met het verkrijgen van het BSN voor ingezetenen van Caribisch Nederland. Dat overleg heeft onder andere geleid tot een nieuwe versie van het informatieblad voor studenten Caribisch gebied, dat op 23 september 2020 is gepubliceerd, waarin ook aandacht wordt geschonken aan deze problematiek. Zie ook het antwoord op vraag 14.
Kunt u aangeven wanneer u verwacht dat ook deze inwoners van Nederland standaard een BSN krijgen?
In zijn brief van 21 december 2020 geeft de Staatssecretaris van BZK aan dat op dit moment in overleg met de Bestuurscolleges en Rijksdiensten de bevindingen uit eerdere onderzoeken naar de invoering van het BSN nader worden uitgewerkt. Om het BSN in te voeren ter vervanging van het huidige ID-Nummer, dat in Caribisch Nederland in gebruik is, moeten diverse wetten worden aangepast, waarvan de Wet algemene bepalingen burgerservice-nummer, de Wet BRP, de Wet basisadministratie persoonsgegevens BES en de Wet identiteitskaarten BES de belangrijkste zijn. Nadat een dergelijk wetsvoorstel aanhangig wordt gemaakt, is de inwerkingtreding afhankelijk van het te doorlopen wetstraject.
Bent u bereid om conform de aanbeveling van de Nationale ombudsman te onderzoeken op welke wijze studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk voor aankomst in Nederland van een BSN kunnen worden voorzien? Zo nee, waarom niet?
Ja, de regering is bereid dat te onderzoeken, zoals de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties eerder aangaf in antwoord op vragen van de leden van de CDA-fractie in de Nota naar aanleiding van het verslag over wijziging van Wet BRP en Wet basisadministraties persoonsgegevens BES (Kamerstuk 35 648, nr. 6).
Wat is uw reactie op de aanbevelingen van de Ombudsman en op welke wijze zullen zij de aanbevelingen overnemen?
Ik heb mijn collega-ministers van onderwijs in het Koninkrijk gewezen op het rapport van de Ombudsman. Op het gebied van studie-aansluitingsproblemen van Caribische studenten zijn in 2020 nog twee andere onderzoeken uitgevoerd. Eind 2019 heb ik samen met de onderwijsministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten opdracht gegeven een onderzoek uit te voeren naar alle aansluitingsproblemen van alle Caribische studenten. Ook dat onderzoek is in 2020 uitgevoerd. Tenslotte heeft de Vereniging Levende Talen, sectie Papiaments in 2020 een onderzoek uitgevoerd naar de aansluitingsproblemen van de studenten specifiek afkomstig van de ABC-eilanden (Aruba, Bonaire en Curaçao). Onlangs is door de vier ministers van onderwijs in het Koninkrijk in het Ministerieel Vierlandenoverleg Onderwijs en Cultuur over de diverse aansluitingsknelpunten overleg gevoerd. Binnenkort ontvangt u van mij een brief met onder andere een reactie op de hierboven genoemde rapporten en de daarin gesignaleerde knelpunten voor Caribische studenten.
De Staatssecretaris van BZK zet in eerste instantie in op de invoering van het BSN in Caribisch Nederland en onderzoekt of en op welke wijze ook de studenten uit Aruba, Curaçao en Sint Maarten voordat ze in Nederland hun studie aanvangen van een BSN kunnen worden voorzien (zie ook de antwoorden op vragen 13, 14 en 15).
De Ministeries van VWS en SZW verkennen de mogelijkheid om het Besluit zorgverzekering BES en de BUB aan te passen, waardoor alle inwoners van de Caribische delen van het Koninkrijk tijdens hun studie in Nederland gebruik kunnen maken van een Nederlandse zorgverzekering en daarmee ook in aanmerking kunnen komen voor zorgtoeslag. (zie ook antwoord op vraag 10).
De vergelijking tussen hem en Escobar, Napoleon en Hitler |
|
Ronald van Raak |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Wat is uw waardering van de vergelijking die parlementariërs van Sint Maarten maken tussen u en de bloedige maffiabaas Pablo Escobar, de dictator Napoleon en de nazileider Adolf Hitler?1
Waarom hebt u met het oog op deze kwalificaties vertrouwen dat het parlement van Sint Maarten bereid is goed met u samen te werken in de miljoenen financiële steun die wij het eiland geven?
Deelt u de zorgen dat deze woorden aan u het begin zullen zijn van wederom een proces van frustreren door politici van alle hulp die Nederland de mensen op het eiland zo graag wil bieden?
De uitvoering van de compensatieregeling eHerkenning |
|
Helma Lodders (VVD), Jan Middendorp (VVD), Thierry Aartsen (VVD) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
Herinnert u zich de brief van 12 juni 2020 over «Kosteloos inlogmiddel voor de belastingaangifte in het bedrijvendomein» (Kamerstuk 34 972 nr. 47)?
Ja.
Herinnert u zich dat u aangaf dat de compensatieregeling zo simpel mogelijk gehouden moet worden en dat er een specifiek «eHerkenning Belastingdienst» inlogmiddel zou komen waarmee de ondernemer «alleen belastingaangifte kan doen en online de bijpassende compensatie kan aanvragen» (Kamerstuk 34 972 nr. 47)?
Ja.
Kunt u stap voor stap toelichten hoe ondernemers die vóór de introductie van het specifieke «eHerkenning Belastingdienst» inlogmiddel op 12 juni 2020 al eHerkenning hadden aangeschaft toch hun recht op compensatie kunnen benutten?
Het specifieke «eHerkenning Belastingdienst» inlogmiddel is op 18 februari 2020 als eerste op de markt gebracht door Digidentity. Kort na de brief van 12 juni zijn de andere vijf leveranciers gevolgd. Vanaf het moment dat het specifieke Belastingdienst EH3 inlogmiddel beschikbaar kwam (dus vanaf 18 februari 2020), konden organisaties kiezen voor zo’n specifiek inlogmiddel.
Er zijn zes erkende leveranciers, die in concurrentie met elkaar de inlogmiddelen aanbieden. De leveranciers hanteren hierbij verschillende voorwaarden en prijzen. Bij vijf van de zes leveranciers kan een volwaardig EH3 inlogmiddel dat is aangeschaft voor 12 juni 2020 kosteloos worden omgezet naar een Belastingdienst EH3 inlogmiddel (een zogenaamde «downgrade»). Bij Digidentity is dit niet van toepassing, omdat deze leverancier al vanaf 18 februari 2020 het beperkte Belastingdienst-inlogmiddel levert. Als eerste stap ruilt de ondernemer bij de bestaande leverancier het normale eHerkenning inlogmiddel om voor het specifieke «eHerkenning Belastingdienst» inlogmiddel. Als tweede stap vraagt de ondernemer met dit specifieke «eHerkenning Belastingdienst» inlogmiddel bij RVO de compensatie aan.
Met het specifieke Belastingdienst EH3 inlogmiddel kan sinds 30 november bij RVO de compensatie worden aangevraagd. Zie ook:
Kunt u een stand van zaken geven met betrekking tot de uitvoering van de compensatieregeling eHerkenning? Per wanneer konden ondernemers de compensatie bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) aanvragen? Hoeveel ondernemers hebben dit reeds gedaan en kunt u daarbij een splitsing maken tussen ondernemers die direct het «eHerkenning Belastingdienst» inlogmiddel hebben aangevraagd en de ondernemers die hun eerder aangevraagde eHerkenningssysteem moesten «downgraden» om de compensatie te kunnen aanvragen? Hoe werkt de «downgrade» precies, vanaf wanneer was dit mogelijk, en hoe kunnen ondernemers hun eHerkenningsmiddel ook weer «upgraden»? Welke kosten gaan gepaard met een «downgrade» en later weer een «upgrading»? Welke eisen stelt de RVO aan een aanvraag tot compensatie eHerkenning en waarom?
De regeling is op 30 november 2020 door RVO open gesteld. De maximale beschikkingsstermijn is 8 weken. In veel gevallen staat de EUR 24,20 echter binnen twee dagen op de rekening. Tot en met 25 januari 2021 zijn 1014 aanvragen ingediend en uitbetaald. RVO kan bij het inloggen met het specifieke «eHerkenning Belastingdienst» middel niet zien of dit eerst een generiek te gebruiken eH3 inlogmiddel is geweest. Een uitsplitsing is dus helaas niet te geven.
Bij vijf van de zes leveranciers is een «downgrade» mogelijk. In die gevallen wordt zo’n downgrade kosteloos verzorgd bij de betreffende leverancier. Voor een «upgrade» gaat de klant naar zijn bestaande leverancier. Dit is echter niet kosteloos, omdat wordt overgestapt op een uitgebreidere dienstverlening met een andere prijs. De exacte prijs is afhankelijk van de leverancier en het gewenste dienstenpakket. Bij het «downgraden van een normaal EH3 inlogmiddel en het later weer «upgraden», is de eerste handeling kosteloos en moet voor de tweede handeling een meerprijs worden betaald.
RVO vraagt:
Een inlog met het speciale «eHerkenning Belastingdienst» waarmee het recht op compensatie bewezen wordt, en gegevens uit het Handelsregister opgehaald worden
Een IBAN-nummer (en bij buitenlandse rekeningnummers een BIC) voor het uitbetalen van de compensatie
Een e-mailadres voor het toezenden van de beschikking
Een vinkje als bevestiging voor het indienen van de aanvraag
Wij krijgen signalen dat alleen ondernemers die het vanaf augustus 2020 beschikbare speciale «eHerkenning Belastingdienst» inlogmiddel hebben aangeschaft direct in aanmerking komen voor compensatie en dat ondernemers die voor augustus eHerkenning hebben aangevraagd tegen kosten of een voucher het aanvraagmiddel kunnen «downgraden» en dan pas compensatie kunnen aanvragen; kunt u hierop reflecteren? Klopt het dat deze ondernemers dus om compensatie eHerkenning te krijgen een «downgrade» moeten aanvragen welke gepaard gaat met kosten die zij niet financieel gecompenseerd krijgen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, deelt u de mening dat dit voor ondernemers die voor augustus 2020 eHerkenning hebben aangevraagd onrechtvaardig voelt? Waarom is hiertoe besloten en wat is het marginale bedrag van 24 euro, maar bovenal het uiterst onwenselijke idee dat ondernemers moeten betalen voor het doen van belastingaangifte, waard wanneer de ondernemer door de «downgrade» toch extra kosten moet maken?
Het specifieke Belastingdienst EH3 inlogmiddel is sinds 18 februari 2020 verkrijgbaar bij Digidentity en medio juni ook bij de overige leveranciers. Iedereen die het speciale Belastingdienst EH3 inlogmiddel heeft aangeschaft of kosteloos omgeruild, kan zonder verdere kosten compensatie aanvragen bij RVO. De signalen die u heeft ontvangen hebben er mogelijk mee te maken dat er mensen zijn die met hun normale eHerkenning inlogmiddel bij RVO hebben geprobeerd de compensatie aan te vragen. Deze aanvragers hebben toen een foutmelding ontvangen bij het inloggen. Daarom wordt er nu nog nadrukkelijker op gewezen dat deze aanvragers eerst hun middel moeten «downgraden». De voucher is van toepassing bij aanbieder Reconi. Deze geeft klanten bij het downgraden een voucher ter waarde van het prijsverschil tussen het normale eHerkenning inlogmiddel en het speciale «eHerkenning Belastingdienst» inlogmiddel. Deze klanten kunnen hun middel dus kosteloos omzetten en krijgen daarnaast een voucher voor een langere looptijd van het specifieke Belastingdienstmiddel.
Herinnert u zich de opmerking dat «de uitwerking en het online aanvragen van de compensatie in augustus 2020 gereed zou kunnen zijn» (Kamerstuk 34 972, nr. 47)? Klopt het dat ondernemers die in september 2020 eHerkenning hebben aangevraagd, in tegenstelling tot genoemde maand onder vraag vijf, niet altijd het speciale «eHerkenning Belastingdienst» inlogmiddel ontvingen en dus ook een «downgrade» moesten aanvragen tegen een machtiging die kan oplopen tot vijftien euro? Zo ja, graag een toelichting op de datum en de genoemde kosten. Zo nee, waarom niet?
Ja, dat herinner ik mij. Het klopt niet dat ondernemers in september 2020 niet altijd het speciale «eHerkenning Belastingdienst» inlogmiddel ontvingen. Iedereen kon in september 2020 kiezen voor een volwaardig EH3 inlogmiddel of het speciale Belastingdienst EH3 inlogmiddel. Alle organisaties die dit laatste middel hebben aangevraagd, hebben dit ook geleverd gekregen. Er is mij wel één geval bekend waarbij de leverancier een fout had gemaakt, maar dit is inmiddels door de leverancier gecorrigeerd.
In uw Kamerbrief noemde u een groep van ongeveer 350 rechtspersonen die wel aangifteplichtig zijn in de loonheffing en vennootschapsbelasting (Vpb), maar zich niet kunnen inschrijven in het Handelsregister (Kamerstuk 34 972, nr. 47); hoeveel organisaties heeft de Belastingdienst aangeschreven? Hoeveel organisaties hebben een bedrag met een maximum van 450 euro gefactureerd bij de Belastingdienst, het maximumbedrag wat de Belastingdienst vergoedt aan organisaties die zich niet in het Handelsregister kunnen inschrijven en commerciële aangiftesoftware of een fiscaal dienstverlener moeten gebruiken voor het doen van aangifte loonheffing of Vpb? Heeft u zicht op het definitieve aantal rechtspersonen welke zich niet kunnen inschrijven in het Handelsregister, maar wel aangifteplichtig zijn?
De Belastingdienst heeft ongeveer 540 organisaties benaderd die zich niet kunnen inschrijven in het Handelsregister en hen gewezen op de mogelijkheid gebruik te maken van commerciële aangiftesoftware of een fiscaal dienstverlener. Zoals de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst en ik aan uw Kamer aankondigden1, heeft de Belastingdienst een compensatieregeling geïmplementeerd om rechtspersonen die aangifte loonheffing en vennootschapsbelasting moeten doen, maar hiertoe geen eHerkenning kunnen aanvragen, te compenseren voor het gebruik van commerciële aangiftesoftware of een fiscaal dienstverlener. Eind september is deze regeling in de Staatscourant gepubliceerd (Stcr 2020, 50702). Na bekendmaking van de regeling heeft de Belastingdienst nieuwsberichten geplaatst op de website van de Belastingdienst, het Forum Fiscaal Dienstverleners en op socialmediakanalen.
Er zijn 113 verzoeken tot compensatie ingediend (peildatum 4 januari 2021). Uiterlijk in maart 2021 zal de Belastingdienst alle organisaties aanschrijven die zij in beeld heeft als organisaties die vallen onder de reikwijdte van de beleidsregel en die op dat moment nog geen aanvraag voor compensatie hebben ingediend over kalenderjaar 2020. De organisaties kunnen tot eind 2021 hun aanvraag voor compensatie over kalenderjaar 2020 indienen.
Het definitieve aantal rechtspersonen dat zich niet kan inschrijven in het Handelsregister, maar wel verplicht is aangifte loonheffing en vennootschapsbelasting te doen staat niet vast. Dit komt allereerst doordat er rechtspersonen kunnen zijn of opgericht kunnen worden die aangifte moeten doen, maar dit nog niet eerder gedaan hebben en daarom niet bekend zijn bij de Belastingdienst. Daarnaast kunnen rechtspersonen opgeheven worden, als gevolg waarvan op enig moment geen aangifteplicht meer zal bestaan.
Klopt het dat de identificatie voor aanvraag eHerkenning fysiek moet plaatsvinden bij een erkende leverancier? Zo ja, deelt u de mening dat het digitaal aanleveren van gegevens ook mogelijk moet zijn gezien de huidige COVID-19 omstandigheden? Zo nee, kunt u toelichten hoe het dan wel zit en op welke manier een ondernemer naast de fysieke identificatie ook op andere manieren eHerkenning aan kan vragen?
Indien een organisatie eHerkenning aanvraagt, is identificatie een onderdeel van het controleproces van de leverancier. Een bevoegd vertegenwoordiger kan kiezen tussen een fysieke identificatie of online identificatie door gebruik te maken van een Identity Verificatie app. Het is dus niet zo dat identificatie uitsluitend fysiek mogelijk is. Indien gekozen wordt voor fysieke identificatie, dan gebeurt dit op een verantwoorde COVID-proof wijze. De controleurs die de personen fysiek identificeren moeten strikte COVID-protocollen volgen en fysiek contact is uitgesloten.
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Het bericht 'Zeventien illegalen ontsnappen uit detentie op Curaçao' |
|
Antje Diertens (D66) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat 17 migranten en vluchtelingen op 18 november uit de barakken van de SDKK op Curaçao zijn ontsnapt, nadat zij vanaf oktober zonder enig contact met de buitenwereld werden vastgehouden?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
In hoeverre is Nederland betrokken geweest, bijvoorbeeld door inzet van Defensie, bij de zoektocht naar deze personen?
Noch de autoriteiten van Nederland, noch het Ministerie van Defensie zijn betrokken geweest bij de betreffende zoektocht naar deze personen.
Hoeveel Venezolaanse vluchtelingen zitten momenteel nog vast in gevangenschap?
De Curaçaose autoriteiten hebben mij laten weten dat er op 12 december 2020 26 Venezolaanse vreemdelingen verbleven in de vreemdelingenbewaring van het SDKK.
Hoeveel van deze personen hebben toegang tot juridische bijstand?
Bent u bekend met het bericht dat er op 1 december een vliegtuig klaar stond om Venezolaanse migranten en vluchtelingen terug te brengen naar Venezuela, na afspraken met het Venezolaanse consulaat?
In hoeverre hebben deze mensen (onder druk) een vrijwillige vertrekverklaring ondertekend in het Nederlands?
In hoeverre zijn zij hier gewezen op hun recht op juridische bijstand of het recht om bescherming te vragen onder artikel 3? Zo nee, hoe is dit proces dan verlopen? Zo ja, om hoeveel personen ging het hier?
Kunt u bevestigen dat er bij de controle op de avondklok, ingesteld vanwege Corona, in november verschillende kwetsbare Venezolaanse migranten en vluchtelingen zijn opgepakt die geboeid zijn afgevoerd en bij aankomst bij de SDKK een Nederlandse vertrekverklaring hebben ondertekend? Zo nee, hoe is dit proces dan verlopen?
De autoriteiten van Curaçao hebben mij laten weten dat het Korps Politie Curaçao (KPC) toeziet op de naleving van de avondklok. Bij het handhaven van de avondklok zijn personen aangehouden die in overtreding waren. Deze personen zijn overgebracht naar het KPC. Tijdens het registratieproces heeft het KPC volgens de autoriteiten van Curaçao geconstateerd dat een aantal van deze personen onrechtmatig in Curaçao verbleef, hetgeen in strijd is met de Landsverordening Toelating en Uitzetting van Curaçao. Na voorgeleiding hebben deze personen een verwijderingsbeschikking ontvangen. Daarna is volgens de autoriteiten van Curaçao in afwachting van terugkeer aan deze personen een meldplicht opgelegd of zijn zij overgebracht naar de vreemdelingenbewaring.
De mogelijkheid voor ouders in het buitenland om een levenloos geboren kind bij te schrijven in de Basis Registratie Personen |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Onderschrijft u de mening dat het voor ouders heel belangrijk kan zijn om hun levenloos geboren kind bij te kunnen schrijven in de Basisregistratie Personen?
Ja, ik onderschrijf dat het voor ouders belangrijk kan zijn om hun levenloos geboren kind bij te kunnen schrijven in de Basisregistratie Personen.
Onderschrijft u dat het mooi zou zijn als het ook voor Nederlandse ouders die in het buitenland wonen mogelijk zou zijn om een levenloos geboren kind bij te schrijven in de Basisregistratie Personen?
Ja, zie verdere toelichting in het antwoord op vraag drie.
Kunt u aangeven in hoeverre het mogelijk is om een levenloos geboren kind bij te schrijven in de Basisregistratie Personen als één van de ouders of beide ouders de Nederlandse nationaliteit hebben en in het buitenland wonen? Als dat nu niet mogelijk is, bent u bereid om wet- en/of regelgeving aan te passen, waardoor deze mogelijkheid er wel is voor ouders? Zo ja, hoe en op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Elke ouder van een kind dat levenloos ter wereld is gekomen op het moment dat de ouder in Nederland woonde en als ingezetene van een gemeente was ingeschreven in de BRP, kan na emigratie alsnog verzoeken om gegevens over dat kind op zijn of haar persoonslijst in de BRP te vermelden.
Deze mogelijkheid is er niet als de ouder in het buitenland woonde op het moment dat het kind levenloos ter wereld kwam.
De reden is dat uit de huidige opzet van de BRP volgt dat op de persoonslijst van de ingeschrevene die na emigratie niet-ingezetene is geworden alleen gegevens over de niet-ingezetene zelf worden bijgehouden. Zo wordt een in het buitenland levend geboren kind ook niet opgenomen op de persoonslijst van de ouder die niet-ingezetene is. Het wetsvoorstel tot Wijziging van de Wet BRP en de Wet BES1 dat ik op 24 november 2020 aan uw Kamer heb aangeboden voorziet in een uitbreiding waardoor zij wel kunnen verzoeken om gegevens over dit kind op hun persoonslijst in de BRP op te nemen op het moment dat zij weer in Nederland komen wonen.
Zoals gemeld in mijn brief van 21 september jl. aan uw Kamer2, is het uitbreiden van de mogelijkheden van het bijhouden van gegevens van niet-ingezetenen opgenomen op de ontwikkelagenda van de BRP. Ik ben bereid om de omstandigheid dat er ouders zijn die in het buitenland wonen en wensen dat gegevens over hun levend en/of levenloos geboren kinderen in de BRP worden opgenomen, bij de uitwerking daarvan mee te nemen.
Kunt u aangeven in hoeverre het mogelijk is als één van de ouders of beide ouders de Nederlandse nationaliteit hebben, in het buitenland wonen en daar een levenloos geboren kind hebben gekregen en vervolgens één of beide ouders weer in Nederland woont of wonen (ingeschreven staan als ingezetenen) om hun levenloos geboren kind bij te schrijven in de Basisregistratie Personen? Zo ja, hoe en op welke manier? Zo nee, waarom niet en wilt u dit alsnog mogelijk maken?
Op dit moment is dit nog niet mogelijk. Ik wil dit wel mogelijk maken.
Het bij het antwoord op vraag 3 genoemde wetsvoorstel tot Wijziging van de Wet BRP en de Wet BES3 dat aan uw Kamer is aangeboden, voorziet daarom in een uitbreiding om registratie in de toekomst wel mogelijk te maken. De voorgestelde wetswijziging houdt onder meer in dat op de persoonslijst van een ouder die als ingezetene in de BRP is of wordt ingeschreven, gegevens kunnen worden opgenomen over een kind dat levenloos is geboren, dan wel vóór de (eerste) inschrijving van de ouder in de GBA of de BRP is overleden.
Dit betekent dat het niet meer relevant is of de ouder ten tijde van de geboorte van het kind als ingezetene was ingeschreven in de BRP. Ook als de ouder op het moment van de geboorte van het kind als niet-ingezetene was ingeschreven of in het geheel niet was ingeschreven in de BRP, kan deze verzoeken om registratie van het kind op zijn of haar persoonslijst. De enige voorwaarde is dat de ouder ten tijde van het verzoek als ingezetene in de basisregistratie is of wordt ingeschreven. De nationaliteit van de ouders is niet relevant.
Kunt u aangeven in hoeverre het mogelijk is als één van de ouders of beide ouders, die nu in het buitenland wonen, maar ingeschreven stonden in de Basisregistratie Personen op het moment dat hun kind levenloos werd geboren, zij hun kind bij kunnen schrijven in de Basisregistratie Personen? Zo ja, hoe en op welke manier? Maakt het in deze situatie nog uit of het kind in Nederland of in het buitenland geboren is? Zo nee, waarom niet en wilt u dit alsnog mogelijk maken?
Dit is in onder de huidige regeling al mogelijk voor ouders die als ingezetene van een gemeente stonden geregistreerd in de Basisregistratie Personen. Indien de geboorte van een kind dat levenloos ter wereld is gekomen, heeft plaatsgevonden op het moment dat de ouder als ingezetene van een gemeente was ingeschreven in de BRP, kan deze ouder na emigratie alsnog bij de laatste woongemeente verzoeken om gegevens over dat kind op zijn of haar persoonslijst te vermelden. Er worden geen eisen gesteld aan de geboorteplaats van het kind. Op de website www.nederlandwereldwijd.nl is hier meer informatie over opgenomen.
De uitzondering voor casino’s in de coronamaatregelen op Sint Maarten |
|
Ronald van Raak |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Deelt u de opvatting dat het risicovol is om vakanties naar Sint Maarten toe te staan?
Sint Maarten is zelf verantwoordelijk voor het nemen van mitigerende maatregelen in het kader van COVID-19. Zo kan het beperkt of niet toelaten van toeristen een maatregel zijn. Er zijn verschillende OMT-Cariben adviezen opgesteld om de landen te ondersteunen in het nemen van maatregelen. Deze adviezen geven aan welke maatregelen van belang zijn om COVID-19 verantwoord te bestrijden. Afgelopen zaterdag is het reisadvies van Sint Maarten aangepast naar geel (let op: er zijn veiligheidsrisico’s), het aantal besmettingen is afgenomen.
Deelt u de opvatting dat Sint Maarten daarom een goed coronabeleid zou moeten voeren?
Ja, ik deel de mening dat het voor Sint Maarten, net als voor ieder ander land, van belang is een goed coronabeleid te voeren. Wat het voeren van een «goed coronabeleid» inhoudt is voor ieder land anders en afhankelijk van verschillende factoren. Het RIVM adviseert wanneer daar om gevraagd wordt via het zogenaamde International Health Regulations (IHR)-netwerk of via het Ministerie van VWS over de te nemen maatregelen. Ook het OMT-Cariben geeft advies. Het is aan Sint Maarten zelf om maatregelen in te voeren.
Wat is in dit verband uw mening over het open houden van casino’s tot twee uur ‘s nachts?1
Zoals ook in het voorgaande antwoord aangegeven, adviseert het RIVM wanneer daar om gevraagd wordt via het IHR-netwerk of het Ministerie van VWS over de te nemen maatregelen en is het aan Sint Maarten zelf om maatregelen in te voeren of te versoepelen. Dat Sint Maarten ervoor kiest om voor casino’s een uitzondering te maken op de sluitingstijden is opmerkelijk. Ook heeft Minister-President Jacobs aangekondigd langzaam de openingstijden voor horecagelegenheden weer te willen verruimen. Het is aan de overheid van Sint Maarten om de volgorde waarin dit gebeurt te bepalen.
Hoe verklaart u deze uitzondering, anders dan door de nauwe banden tussen gokwereld en politiek?
Over vermeende banden tussen de gokwereld en de politiek kan ik geen uitspraken doen. Waar aantoonbaar sprake is van criminele activiteiten is een rol weggelegd voor het Openbaar Ministerie van Sint Maarten. Nederland ondersteunt Sint Maarten door middel van het financieren en het leveren van capaciteit voor het Recherche Samenwerkingsteam (RST), die lokale opsporingsbevoegdheid heeft op het gebied van onder andere grensoverschrijdende criminaliteit, fraude, witwassen en ondermijning.
Deelt u de mening dat in het kader van het toelaten van vakanties naar Sint Maarten deze uitzondering van tafel moet?
Voor het geven van een reisadvies wordt gekeken naar de mate waarin reizigers het risico lopen besmet te worden met COVID-19. Voor de Caribische delen van het Koninkrijk geldt sinds vorige week een nieuw afwegingskader. De criteria gaan over de epidemiologische situatie, zorgcapaciteit, opvolging van maatregelen, en eventuele reisbeperkingen, niet over wel of niet lokaal getroffen specifieke mitigerende maatregelen.
Het bericht “Olieplatform verbrijzelt koraalrif op Curaçao – en daarna werd het stil” |
|
Tjeerd de Groot (D66), Antje Diertens (D66) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Olieplatform verbrijzelt koraalrif op Curaçao – en daarna werd het stil»?1
Ja, ik ben bekend met het artikel.
Heeft de regering van Curaçao gevraagd om assistentie vanuit Nederland om onderzoek te doen naar de schade aan het koraal en de aansprakelijkheid van de veroorzaker van de schade? Zo ja, op welke manier gaat u Curaçao hierin ondersteunen? Zo nee, bent u bereid deze assistentie aan te bieden?
Er is via de vertegenwoordiging van Nederland op Curaçao contact geweest met de regering van Curaçao over het onderzoek en het verloop daarvan. Er is geen assistentie gevraagd aan Nederland. Volgens het Curaçaose Ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur is een onderzoek gaande. Assistentie is te overwegen mocht de regering van Curaçao een verzoek indienen.
Heeft u er bij de regering van Curaçao op aangedrongen om het onderzoek snel openbaar te maken en zo nodig juridische stappen te ondernemen om de schade te verhalen?
Nee, het is een aangelegenheid van de Curaçaose regering.
In 2017 heeft een soortgelijk incident plaatsgevonden; welke wijzigingen hebben er sindsdien plaatsgevonden in de voorschriften omtrent scheepvaartveiligheid om dit soort incidenten in de toekomst te voorkomen?2
Er zijn nog geen wijzigingen in de voorschriften voor scheepvaartveiligheid doorgevoerd. Het Curaçaose Ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur heeft aangegeven dat zij de zaken onderzoeken en stellen op basis daarvan een plan van aanpak op. Dat onderzoek loopt nog. De aard van de incidenten verschilt: in 2017 was sprake van schade door het slepen van het anker en kabels. In 2019 draaide de wind onverwacht van richting (wat zeer uitzonderlijk is) waardoor de normaal gesproken rustige zuidkust zeer ruw werd en het platform hard en snel naar de kust duwde. Het platform gebruikte toen de ankers bij wijze van noodrem om niet op de kust te slaan.
Bent u voornemens er bij de regering van Curaçao op aan te dringen om zo nodig betere voorschriften op te stellen? Bent u bereid om hierbij eventueel assistentie te verlenen?
Mocht de regering van Curaçao een verzoek hiertoe indienen, dan ben ik bereid om te kijken of assistentie verleend kan worden.
Liggen er nog andere boorplatformen in de buurt waarbij er een aannemelijk risico is op schade aan het koraal?
Bij mijn weten is dat op dit moment niet het geval.
Wat is de voortgang van het herstel van het koraal dat beschadigd is bij het incident in 2017 en het incident in 2019?
Carmabi, het maritiem onderzoeksinstituut op Curaçao, heeft mede op verzoek van de regering van Curaçao gekeken naar de schade en daar een assessment op gemaakt. Daarover heb ik vernomen dat de schade uit 2017 ernstig is en de kans op herstel klein. De getrokken sporen maken het moeilijk voor het rif om weer aan elkaar te groeien. Onmogelijk is het niet, maar het zal tientallen jaren duren voor de «wonden» aan het rif heel langzaam kunnen dichtgroeien, en zeker is dat niet.
De schade uit 2019 is nagenoeg onherstelbaar. Het olieplatform heeft een zeer groot deel van het rif weggeslagen, waardoor het rif niet meer aan elkaar kan groeien. De ondergrond is niet langer geschikt voor het koraal, want het kan niet op die bodem groeien. Herstelwerkzaamheden zijn nagenoeg onmogelijk.
Gesprekken met jongeren in Caribisch Nederland |
|
Nevin Özütok (GL) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Kent u het burgerinitiatief «Betrek jongeren», waarin jongeren in Caribisch Nederland ertoe oproepen om jongerenparticipatie bij de vormgeving van «het nieuwe normaal» te versterken?1 Zo ja, wat vindt u van dit initiatief?
Ja, ik ken het burgerinitiatief «Betrek jongeren». Ik ben blij met de betrokkenheid van burgers bij het politieke besluitvormingsproces en de jongeren die zich in dit geval middels dit burgerinitiatief uitspreken.
Deelt u de mening dat het van groot belang is om jongeren inspraak te geven bij de besluiten die hen raken? Zo ja, hoe betrekt u precies op dit moment Caribische jongeren bij de lopende overleggen en wie of welke organisaties zijn precies uw gesprekspartner?
Ik vind het van belang om in gesprek te zijn en blijven met jongeren uit Caribisch Nederland om hun stem te horen. Zelf heb ik tijdens mijn reizen in het gebied diverse keren gesproken met jongeren en jonge professionals. Zo heb ik tijdens mijn reis naar onder meer Bonaire op vrijdag 6 november jongstleden een bezoek gebracht aan het Liseo Bonariano en ben ik in gesprek gegaan met de scholieren. Ook mijn bijeenkomsten op Bonaire met de lokale deelnemers van het Talent Ontwikkel Programma (TOP Bonaire), de toekomst van Bonaire, zijn hier een goed voorbeeld van. Het kabinet neemt tevens initiatief door jongeren bij belangrijke gesprekken over bijvoorbeeld innovatie te betrekken. Zo heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) recent een Koninkrijksdialoog voor MBO, HBO en WO studenten uit het Caribisch gebied georganiseerd over de kansen voor de ABC-eilanden in de toekomstige luchtvaart.
Via de #MijnNieuweWereld online campagne, onderdeel van het UNICEF Caribisch Nederland Kinderrechten Programma 2019 – 2021, zijn jongeren tussen 13 en 18 op elk van de drie eilanden uitgenodigd om breed na te denken over allerlei issues op hun eilanden en wat voor hen de meest prangende zijn. De jongeren hebben per eiland een advies geformuleerd en overhandigd aan de openbare lichamen en de Nederlandse overheid. Voor deze activiteiten heeft UNICEF samengewerkt met lokale jongerenparticipatie experts en onderwijsdeskundigen. De betrokken jongeren werden direct via de middelbare scholen geworven om deel te nemen. Deze activiteiten vinden plaats met betrokkenheid van het kabinet.
Klopt het dat u nog niet gesproken heeft met Caribische jongeren over de huidige covid-19-crisis en de gevolgen daarvan voor jongeren in Caribisch Nederland? Zo ja, waarom niet? Deelt u de mening dat als u jongeren uitnodigt om mee te praten, dit dan ook gefaciliteerd moet worden voor jongeren in Caribisch Nederland? Zo nee, waarom niet?
Op 23 november a.s. heb ik een eerste gesprek gepland met jongeren uit Caribisch Nederland om via een online verbinding te spreken over de thema’s die bij hen leven. Covid-19 is hier een belangrijk gespreksonderwerp. Ik ben actief in gesprek met jongeren in Caribisch Nederland. Voor wat betreft het gesprek van 23 november zal ik de goede ideeën van de jongeren verder onder de aandacht brengen binnen het kabinet.
Welke initiatieven bent u van plan te nemen om de betrokkenheid van Caribische jongeren bij beleid- en besluitvorming inzake de (post-)covid-19-crisis te versterken? Bent u bereid om het gesprek aan te gaan met jongeren in Caribisch Nederland? Zo ja, hoe gaat u dit precies vormgeven?
Zie antwoord vraag 3.
De verkoop van paspoorten |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Chris van Dam (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennis genomen van het feit dat de Europese Commissie een formele infractieprocedure is begonnen tegen Malta en Cyprus over de «golden passport schemes» van die drie landen?1
Ja.
Kunt u aangeven of het schema van Curaçao, waarbij investeerders na vijf jaar het Nederlandse paspoort kunnen aanvragen, voldoet aan de eisen van de Europese Commissie? Kunt u dat antwoord toelichten?2
De betreffende eisen van de Europese Commissie3 zijn niet van toepassing op Curaçao. Daarnaast is het staatsburgerschap een Koninkrijkaangelegenheid. Curaçao beslist daar niet zelf over en tijdelijk verblijf op Curaçao geeft daar niet automatisch recht op.
Hoeveel mensen hebben de afgelopen jaren deelgenomen aan het programma in Curaçao?
Curaçao kan een eigen beleid voeren over het tijdelijk verblijf op het eigen grondgebied. Het is aan de Curaçaose regering om daarover verantwoording af te leggen.
Kunt u een overzicht geven van de golden passport en golden visa schema in het Koninkrijk der Nederlanden?
Er bestaat in het Koninkrijk geen regeling waarbij het staatsburgerschap verkregen kan worden bij het doen van een investering. Aan naturalisatie zijn strenge eisen verbonden. Er moet bijvoorbeeld sprake zijn van vijf jaar onafgebroken toelating (verblijfsrecht) en hoofdverblijf. Tevens dient sprake te zijn van toelating voor een permanent verblijfsdoel.
Wel bestaan er in het gehele Koninkrijk regelingen waarbij investeerders onder voorwaarden in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 voert Curaçao, net als Sint Maarten, Aruba en Nederland, een eigen vreemdelingen- en migratiebeleid. Ten aanzien van de verblijfsregelingen in Europees en Caribisch Nederland kan ik het volgende melden:
Europees Nederland
Over de verblijfsregeling voor investeerders heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid uw Kamer eerder geïnformeerd.4
Caribisch Nederland
De regeling voor investeerders staat een maximaal verblijf van 120 dagen per jaar toe. Dat is per definitie onvoldoende om in aanmerking te komen voor het staatsburgerschap (dat vijf jaar onafgebroken hoofdverblijf vereist).
Pensionado’s en renteniers kunnen een verblijfsvergunning krijgen voor de duur van een jaar. Deze kan jaarlijks verlengd worden. Er bestaat dus de mogelijkheid na vijf jaar onafgebroken hoofdverblijf een naturalisatieverzoek in te dienen.
Hoeveel mensen wonen in Nederland, met een paspoort dat zij via Malta, Cyprus of Bulgarije gekocht hebben? Heeft u speciale zorgen over deze groep mensen?
Burgers uit deze lidstaten mogen zich op grond van de richtlijn vrij verkeer overal binnen de Unie bewegen en vestigen. Van hen die zich in Nederland hebben gevestigd is niet bekend op welke wijze zij aan hun staatsburgerschap zijn gekomen.
Voor wat betreft de speciale zorgen over deze groep mensen verwijs ik naar de brief aan uw Kamer van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 5 november 20195. Daarin is vermeld dat het zorgelijk is indien de Maltese regeling (en ook van andere lidstaten met vergelijkbare paspoortregelingen) risico’s oplevert voor de (nationale) veiligheid en de openbare orde in andere EU-lidstaten.
Kunt u deze vragen een voor en binnen drie weken beantwoorden?
In verband met de afstemming tussen betrokken departementen en het land Curaçao vindt de beantwoording later plaats dan verzocht.
Een onderzoek van de Raad voor de rechtshandhaving naar de bejegening van in bewaring gestelde vreemdelingen in Curaçao en het AIV-rapport ‘Veiligheid en rechtsorde in het Caribisch gebied’ |
|
Antje Diertens (D66), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het onderzoek van de Raad voor de rechtshandhaving naar de bejegening van in bewaring gestelde vreemdelingen in Curaçao1 en het AIV-rapport «Veiligheid en rechtsorde in het Caribisch gebied»?2
Ja.
Wat wordt er gedaan met de aanbevelingen van de Raad voor de rechtshandhaving? Worden alle aanbevelingen overgenomen? Zo niet, wilt u per maatregel uiteen zetten waarom deze niet wordt overgenomen? Wilt u van de aanbevelingen die u wel overneemt aangeven wanneer u verwacht dat deze worden uitgevoerd? Welke rol ziet u voor zichzelf bij de opvolging en uitvoering bij deze aanbevelingen?
Op basis van de Rijkswet Raad voor de Rechtshandhaving is het aan de autoriteiten van Curaçao om te bepalen of de aanbevelingen uit het betreffende inspectierapport worden overgenomen. Dit neemt niet weg dat ik bij de autoriteiten van Curaçao blijf aandringen op het doorvoeren van maatregelen om het regime voor de specifieke doelgroepen substantieel te verbeteren. Hierover heb ik uw Kamer meerdere malen geïnformeerd.3 4 5 Naar verwachting besluit Curaçao deze maand over een project- en implementatieplan vreemdelingenbewaring, dat mede op basis van een advies van de Dienst Justitiële Inrichtingen is opgesteld. In dit plan heeft Curaçao een aantal maatregelen opgenomen die in lijn zijn met aanbevelingen van de Raad voor de Rechtshandhaving. Deze maatregelen zien toe op werving en opleiding van personeel, bejegening en medische screening. Daarnaast heeft Nederland aan verschillende ketenpartners van Curaçao, waaronder de Sentro di Detenshon i Korekshon Kòrsou (SDKK), de training hostmanship gegeven. In deze training staat de bejegening en omgang met vreemdelingen centraal. Nadat de Minister van Justitie van Curaçao over het project- implementatieplan een besluit neemt, zal Nederland op verzoek van Curaçao betrokken blijven bij de uitvoering. De Dienst Justitiële Inrichtingen en het Rijksvastgoedbedrijf zullen Curaçao dus blijven adviseren.
Wat is uw reactie op de uitspraken van ombudsman Keursly Concincion dat hij zich niet serieus genomen voelt, onder andere omdat aanbevelingen zelden worden overgenomen?3 Welke oplossingen ziet u hiervoor en hoe ziet u hierin uw eigen verantwoordelijkheid?
Ik ben niet van plan in deze interne aangelegenheid van Curaçao te treden. Het is aan de autoriteiten van Curaçao om te bepalen of aanbevelingen van onafhankelijke instituten zoals de Ombudsman van het land Curaçao worden overgenomen. Zoals de heer Concincion opmerkt, zouden de Staten van Curaçao hierbij een belangrijke rol kunnen vervullen.
Hoe komt het dat 58 Venezolanen die nu in de barakken van SDKK verblijven geen toegang hebben tot sociale hulp of rechtsbijstand? Waarom krijgen NGO’s en juridische experts zoals van Human Rights Defence nog steeds geen toegang tot deze mensen? Kunt u zich inspannen, in samenwerking met de Curaçaose autoriteiten, om te zorgen dat zij deze toegang wel krijgen, en dat vreemdelingen in de barakken altijd toegang hebben tot dergelijke hulp? Zo nee, waarom niet?
Over rechtshulp aan vreemdelingen heb ik uw Kamer meerdere malen geïnformeerd.7 8 9 Het bieden van sociale hulp of rechtshulp aan vreemdelingen of mogelijke hulp van NGO’s is een aangelegenheid van het land Curaçao.
Klopt het dat er momenteel ook twee minderjarigen verblijven in de barakken van de SDKK? Hoe zijn zij er aan toe? Krijgen zij extra bijstand, ondersteuning of bijvoorbeeld psychosociale hulp? Acht u de barakken een geschikte plek voor minderjarigen? Zo nee, wat kunt u er aan doen om hen te helpen? Zo ja, waarom wel?
Ik acht de vreemdelingenbewaring bij de SDKK niet geschikt voor minderjarige vreemdelingen, wanneer zij hier zonder hun ouder(s) zouden moeten verblijven. Curaçao heeft mij laten weten dat het beleid is om alleenstaande minderjarige vreemdelingen niet in bewaring te stellen. Hierop kunnen volgens Curaçao alleenstaande minderjarige vreemdelingen in de leeftijd van 16 tot 18 jaar kortstondig van worden uitgezonderd, indien er een aannemelijk risico is op onttrekking aan uitzetting. Ook hebben de Curaçaose autoriteiten mij laten weten dat er op dit moment geen minderjarigen in de vreemdelingenbewaring bij de SDKK verblijven. De uitleg van Curaçao is als volgt: volgens de betreffende autoriteiten kon één van de twee personen niet meteen worden geïdentificeerd. Bij identificatie bleek deze persoon volgens Curaçao tijdens zijn verblijf in de vreemdelingenbewaring de leeftijd van 18 jaar te hebben bereikt. De minderjarige – de andere persoon – is volgens Curaçao na advies van de Voogdijraad door de kinderrechter onder toezicht van de overheid gesteld en ondergebracht in de Justitiële Jeugd Inrichting Curaçao. De autoriteiten van Curaçao hebben mij verzekerd dat de toestand van beide personen goed is.
Wat vindt u van de aanbeveling van de AIV om een Human Rights Institute in te stellen? Gaat u deze aanbeveling opvolgen? Zo nee, waarom niet?
Begin 2021 zal uw Kamer een kabinetsreactie op het betreffende AIV-advies ontvangen, aangeboden door de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie. Ik acht het niet opportuun om op deze reactie vooruit te lopen. Daarom zeg ik u namens het kabinet toe dat de beantwoording van vraag 6, 7 en 8 in deze reactie aan de orde komt.
Kunt u concreet ingaan op de constateringen van de AIV dat het Koninkrijk niet voldoet aan internationaal geaccepteerde mensenrechtennormen wat betreft het (toezicht op) de asielprocedures, te lang heeft geaccepteerd dat met name de omstandigheden bij detentie ver onder de maat zijn en er misstanden plaatsvinden bij de repatriëring van Venezolanen? Deelt u de mening, ook van de AIV, dat de waarborgfunctie van het Koninkrijk (artikel 43 lid 2 Statuut) door Nederland te veel als een laatste redmiddel wordt beschouwd en dat dit een te marginale benadering is, en dat de waarborgfunctie zich ook zou moeten uitstrekken tot preventie?4 Zo nee, waarom niet? Welke les trekt u dan uit het AIV-rapport en met name deze specifieke aanbeveling?
Zie antwoord vraag 6.
Gelet op de conclusies van de AIV, de Raad van de rechtshandhaving en de ombudsman over de tekortkomingen rondom het opvolgen van aanbevelingen en de effectiviteit van maatregelen, welke stappen gaat u, samen met de autoriteiten op Curaçao, zetten om het toezicht op de eilanden effectiever te maken en te borgen dat aanbevelingen van instanties daadwerkelijk opgevolgd worden?
Zie antwoord vraag 6.
Wat kunt u zeggen over de recente brand5 in de SDKK? Hoe zijn de vreemdelingen er aan toe? Zijn er gewonden? Wat is de staat van de barakken na de brand? In hoeverre is het nog verantwoord om vreemdelingen te laten verblijven in deze barakken?
De autoriteiten van Curaçao hebben mij laten weten dat er geen gewonden zijn gevallen door de brand. Ook hebben zij mij laten weten dat de schade aan de cellen meeviel, en dat er na een grondige schoonmaak, in nauw overleg met de inrichtingsarts, is besloten om de cellen weer in gebruik te nemen.
Het bericht dat overheden regels voor toegankelijke websites aan hun laars lappen |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Overheden lappen regels voor hun toegankelijke websites aan hun laars»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de uitkomst van het onderzoek van onafhankelijk adviseurs, waaruit blijkt dat slechts 1% van de overheidswebsites aantoonbaar toegankelijk is, bedroevend is?2
Het beeld is juist dat de toegankelijkheid van overheidswebsites op dit moment nog niet op het gewenste niveau is. Het beeld dat wordt geschetst in het bericht van de NOS behoeft echter enige toelichting. In het antwoord op de vragen 4, 5 en 6 wordt daarop nader ingegaan.
Bent u van mening dat de overheid het zich niet kan veroorloven om afgesloten verdragen onder de maat na te leven, zoals het VN-verdrag voor de rechten van mensen met een beperking, de Europese richtlijn uit 2016 inzake de toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties en het tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid overheid uit 2018?
Ja. Daarom heb ik de afgelopen jaren werk gemaakt van digitale inclusie. Want iedereen moet kunnen meedoen, óók in de informatiesamenleving. Het kabinetsplan voor digitale inclusie is in december 2018 gepresenteerd. De toegankelijkheid van de online informatie en dienstverlening van de overheid maakt deel uit van dat plan en de uitvoering ervan is in volle gang.2
Kunt u aangeven hoe het kan dat het bovenstaande besluit uit 2018, dat verplichtte dat in ieder geval vanaf 23 september 2020 alle overheidswebsites aan internationale toegankelijkheidseisen moeten voldoen, na twee jaar voorbereidingstijd nog steeds niet volledig wordt nageleefd?
De wettelijke verplichting die op 23 september 2020 is ingegaan voor alle overheidswebsites houdt in dat overheidsinstanties «de noodzakelijke maatregelen» moeten nemen om hun websites toegankelijker te maken. Tevens dienen overheidsinstanties daarover verantwoording af te leggen in een openbare, gestandaardiseerde toegankelijkheidsverklaring. Deze verklaringen bieden een beeld van de mate van toegankelijkheid van websites. Enkel bij verklaringen met de status «voldoet volledig» wordt aan alle toegankelijkheidseisen voldaan. Inmiddels is voor 20184 websites een toegankelijkheidsverklaring gepubliceerd. De waarde van de verklaringen is dat het heeft geleid tot aanzienlijk meer inzicht in de mate van toegankelijkheid van overheidswebsites. Gevolg van dat inzicht is dat overheidsinstanties doelgerichter maatregelen kunnen nemen om de toegankelijkheid verder te verbeteren. Doel is het bereiken van genoemde status «voldoet volledig»; de statussen «eerste maatregelen genomen» en «voldoet gedeeltelijk» zijn de tussenstappen op weg naar het einddoel. Vermeldenswaardig is dat de openbare verklaringen belanghebbenden in staat stellen om actief bij te dragen aan de verbetering van de toegankelijkheid. Een aansprekend voorbeeld hiervan is de Toolkit toegankelijke gemeentewebsites die is ontwikkeld door Ieder(in), het netwerk voor mensen met een beperking of chronische ziekte.5
Sinds de publicatie van de Europese webtoegankelijkheidsrichtlijn in 2016 is veel werk gemaakt van het vergroten van bewustwording rondom toegankelijkheid. Zo is de nieuwe verplichting op verschillende manieren bij overheidsinstanties onder de aandacht gebracht; via informatiebijeenkomsten, workshops, webinars, publicaties, antwoorden op veel gestelde vragen en een informatieve website www.digitoegankelijk.nl. Ook is actief gestuurd op publicatie van toegankelijkheidsverklaringen vóór 23 september. Dit heeft niet het gewenste resultaat gehad, want nog niet alle overheidswebsites hebben een toegankelijkheidsverklaring. In de praktijk blijkt er niet zozeer sprake te zijn van onwil om toegankelijkheidsproblemen te verhelpen, maar van belemmeringen die worden ervaren. De meest voorkomende redenen die worden opgegeven waarom websites nog niet (volledig) toegankelijk zijn, zijn te weinig kennis, beperkt organisatorisch vermogen, beperkte middelen en te weinig bestuurlijke betrokkenheid.6 Door meer prioriteit te geven aan digitale toegankelijkheid zijn de genoemde belemmeringen weg te nemen.
Na 23 september is in kaart gebracht welke overheidsinstanties nog geen invulling hebben gegeven aan de wettelijke verplichting. Dat overzicht wordt door het Ministerie van BZK actueel gehouden aan de hand van de nieuw gepubliceerde verklaringen op www.toegankelijkheidsverklaring.nl.
Om zo snel mogelijk alsnog alle overheidsorganisaties een toegankelijkheids-verklaring te laten publiceren, worden in elk geval de komende maanden alle gemeenten, waterschappen, provincies en rijksoverheidsorganisaties zonder een (geldige) verklaring benaderd door toegankelijkheidsteams van de overheid en het expertisecentrum Digitoegankelijk. De teams wijzen de organisatie op de wettelijke verplichting dat voor elke website ten minste een toegankelijkheidsverklaring moet worden gepubliceerd. De benaderde overheidsinstanties dienen in kaart te brengen hoeveel websites onder hun verantwoordelijkheid vallen, dienen voor elke in kaart gebrachte website de belangrijkste verbetermaatregelen te benoemen en vervolgens een toegankelijkheidsverklaring op te stellen.
Ook de overheden die een verklaring hebben gepubliceerd met status «voldoet niet» worden benaderd. Ook zij worden aangespoord om verbetermaatregelen te nemen en op basis daarvan hun toegankelijkheidsverklaring bij te werken. Deze toegankelijkheidsteams gaan overheden niet alleen aanjagen om de toegankelijkheid te verbeteren, maar zullen ook adviseren over het wegnemen van de organisatorische obstakels die het volledig voldoen aan de eisen in de weg staan. Het effect van de inzet van deze teams zal nog voor het einde van dit jaar zichtbaar worden bij mijn eigen ministerie en bij andere onderdelen van de rijksoverheid en voor medeoverheden in de eerste maanden van 2021.
Kunt u verklaren waarom 78% van de 7000 websites die de onderzoekers hebben geanalyseerd, niet over een toegankelijkheidsverklaring beschikken, terwijl zo’n verklaring, nog onafhankelijk van de mate van toegankelijkheid, verplicht is? Bent u bereid om te zorgen dat deze overheidswebsites zo snel mogelijk over een toegankelijkheidsverklaring beschikken waarin staat hoe de websites concrete maatregelen kunnen nemen om hun toegankelijkheid te kunnen verbeteren, inclusief planning?
Bij het opgegeven getal van 7000 is het onduidelijk of dit alleen afzonderlijke websites zijn of dat het ook de webadressen omvat van onderdelen van de websites, zogeheten subsites. Zo kunnen websites bestaan uit meerdere subsites, die een eigen webadres hebben dat afwijkt van de hoofdwebsite. Voor deze subsites is geen afzonderlijke toegankelijkheidsverklaring nodig. Ik heb de onderzoekers van de Digimonitor 2020 gevraagd om de onderbouwing van het aantal van 7000 te delen. Dat laat onverlet dat er nog steeds een te groot aantal overheidswebsites niet beschikt over een toegankelijkheidsverklaring. Zoals reeds aangegeven in antwoord 6 wil ik hier graag zo snel mogelijk verandering in brengen.
Bent u van mening dat een website als politie.nl voor iedereen toegankelijk moet zijn, vooral omdat iedereen aangifte moet kunnen doen, en dat het een slechte zaak is dat deze website geclassificeerd is in niveau E, de laagst mogelijke classificatie?
Ik deel de mening dat ook een website als Politie.nl voor iedereen toegankelijk moet zijn. In juli 2019 heb ik de korpsleiding een brief7 gestuurd over het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid overheid en gevraagd om de politieorganisatie te informeren over de gevolgen ervan. Daarbij heb ik tevens aangegeven dat de bijdrage vanuit de Politie belangrijk is, omdat het alleen via gezamenlijke inzet lukt om een digitale overheid te realiseren die niemand buitensluit.
Het in de vraag genoemde niveau E houdt in dat voor een website nog geen toegankelijkheidsverklaring is gepubliceerd die voldoet aan de Europese eisen voor dergelijke verklaringen. Op de webpagina https://www.politie.nl/algemeen/toegankelijkheid.html is wel een verklaring beschikbaar, inclusief de mogelijkheid om toegankelijkheidsproblemen te melden. Politie.nl heeft desgevraagd aangegeven dat inmiddels een toegankelijkheidsverklaring is gepubliceerd in het register op basis van een onderzoek dat is uitgevoerd door stichting Accessibility in november 2018. Ook is opdracht gegeven voor een vervolgonderzoek.
Beschikt u over een lijst van cruciale websites, zoals bijvoorbeeld politie.nl, die ver onder de maat zijn en spoedig verbeterd moeten worden? Zo nee, bent u bereid zo’n lijst samen te stellen en zo snel mogelijk werk te maken van het verbeteren van de toegankelijkheid?
Na een motie8 en in overleg met belangenorganisaties is in 2006 een top-10 prioriteitenlijst samengesteld. Ook Politie.nl staat op deze lijst.
Ik zie een nieuwe en geactualiseerde versie van deze top 10-prioriteitenlijst als een geschikt middel om belangrijke websites waarvan de toegankelijkheid nog niet op orde is te kunnen monitoren. Ik zal de gezamenlijke belangenorganisaties voor personen met een functiebeperking uitnodigen om dit jaar nog een voorstel te doen voor een nieuwe top-10 die op de website van het expertisecentrum Digitoegankelijk zal worden geplaatst.
Bent u bereid om de aanbevelingen uit het onderzoek van Digimonitor over te nemen, waarin wordt gepleit voor specifieke opleiding, bewustzijn over verantwoordelijkheid, goede afspraken met leveranciers, communicatie en bewustwording, en het centraal stellen van de gebruiker?
De aanbevelingen uit de Digimonitor 2020 komen in hoge mate overeen met de aanbevelingen uit de eerdergenoemde nulmeting uit 2019, waarbij de initiatiefnemers van de Digimonitor nauw waren betrokken. De aanbevelingen zijn gericht op de eigenaren van websites en bieden bruikbare informatie aan overheden die de toegankelijkheid van hun online informatie en dienstverlening dienen te verbeteren. Deze aanbevelingen worden door het expertisecentrum Digitoegankelijk en de community Gebruiker Centraal onder de aandacht gebracht bij de eigenaren van websites.9
Hoe voorkomt u dat de toegankelijkheid van mobiele apps, waarvoor de deadline 23 juni 2021 is, ook zal worden beoordeeld met een laag niveau?
Overheidsorganisatie moeten uiterlijk op 23 juni 2021 een toegankelijkheidsverklaring publiceren over de maatregelen die zij nemen of hebben genomen om de toegankelijkheid van hun mobiele applicaties te borgen. Het expertisecentrum Digitoegankelijk en de in het antwoord op vraag 5 genoemde toegankelijkheidsteams zullen overheden ook wijzen op de aanstaande verplichting voor mobiele applicaties.
Kunt u in een gedetailleerde tijdlijn aangeven hoe u van plan bent om de huidige problematiek rondom de ontoegankelijkheid van de overheidswebsites te verhelpen?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht 'Protestmars bij grens met Saint Martin' |
|
Antje Diertens (D66) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Zijn de Staatssecretaris van BZK en de Minister van Buitenlandse Zaken op de hoogte van de recente ontwikkelingen rondom de grens tussen Sint Maarten en Saint Martin, zoals beschreven in het artikel «Protestmars bij grens met Saint Martin»?1
Ja.
Kunnen de Staatssecretaris en de Minister de Kamer informeren over de meest recente ontwikkelingen rondom de grens tussen Sint Maarten en Saint Martin?
Op 16 september hebben de Franse autoriteiten bij monde van de prefectuur van Saint Barthélemy en Saint – Martin de eenzijdige grenscontroles opgeheven.
Kunnen de Staatssecretaris en de Minister toelichten waarom de Franse autoriteiten de grens gesloten hebben?
De Franse autoriteiten hebben verklaard de grenscontroles per 1 augustus te hebben ingevoerd om de circulatie van Covid-19 tegen te gaan, in reactie op het besluit van de premier van Sint Maarten om weer vluchten vanuit de VS toe te laten. Op dat moment waren reizigers uit de VS niet welkom in de EU, waar Saint Martin onderdeel van uitmaakt. Daarnaast speelde het snel oplopende aantal besmettingen aan de Nederlandse kant en de wens om verkeer tussen de Franse eilanden mogelijk te houden eveneens een rol in het besluit tot invoering van grenscontroles.
Het Franse deel is als een zogenaamd ultra perifeer gebied (UPG) onderdeel van de EU. Als overzees gebied van Frankrijk valt het bovendien rechtstreeks onder het centrale bestuur in Parijs. Saint Martin volgt derhalve het Franse beleid inzake inreisbeperkingen als gevolg van de COVID-19 crisis. Sint Maarten bepaalt als autonoom land binnen ons koninkrijk eigenstandig hoe hiermee om wordt gegaan.
Wat vinden de Staatssecretaris en de Minister van de unilaterale afsluiting van de grens door de Franse autoriteiten?
Er is geen sprake geweest van een afsluiting van de grens, maar van grenscontroles op het Franse deel van het eiland. Nederland respecteert het Franse besluit tot invoering van deze controles, maar acht een dergelijke situatie op lange termijn niet wenselijk. Daarom is Nederland in gesprek getreden met Frankrijk over dit onderwerp.
Nederland is tevreden dat de grenscontroles inmiddels zijn opgeheven.
Kan de Minister aangeven op welke manier hij in gesprek is met zijn Franse collega om de grens zo snel mogelijk weer te openen?
De grenscontroles zijn per 15 september weer opgeheven, na een periode van frequent contact met de autoriteiten op het eiland en in Parijs.
Op welke manier werkt de Minister samen met zijn Franse collega om de aanpak van de corona op beide delen van het eiland op elkaar af te stemmen?
Er is op uitvoerend niveau vanaf het begin van de COVID-19 pandemie nauw contact geweest tussen de gezondheidsdiensten. Momenteel wordt gewerkt aan een uitbreiding van de testcapaciteit en het koppelen van de systemen zodat informatie beter en sneller kan worden uitgewisseld. Hiertoe zijn gesprekken gaande op het eiland, waarbij onder meer wordt gekeken naar een gemeenschappelijk testcentrum. Sint Maarten voert deze gesprekken met de prefectuur die in eerste aanleg verantwoordelijk is voor de gezondheidszorg op Saint – Martin. Nederland is bereid steun te overwegen mits een degelijk gezamenlijk voorstel wordt voorgelegd.
De besmettingen met COVID 19 in het Caribisch deel van het Koninkrijk |
|
Attje Kuiken (PvdA), Antje Diertens (D66) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Protest tegen «dubbele standaard» NL-bestuur Sint-Eustatius» d.d. 11 september jl.?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de uitzonderingen die het bestuur van Sint-Eustatius maakt op de verplichte veertien dagen quarantaine voor mensen uit niet-veilige landen? Zo ja, vindt u dit een goede zaak?
Ja, ik ben op de hoogte van het beleid dat Sint-Eustatius voert voor essential workers in de medische, publieke en private sector uit medium- en high-risk-landen.
Het reis- en quarantainebeleid van Sint Eustatius is gebaseerd op een risico-classificatie van landen in low-, medium- en high-risk. Het classificatiesysteem is gezamenlijk vastgesteld door de diensten publieke gezondheid in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Het beleid van Sint Eustatius biedt de mogelijkheid om binnen de quarantaine-verplichting essentiële werknemers uit medium- en high-risk-landen toch werkzaamheden te laten verrichten, zodat vitale functies, zoals de drinkwatervoorziening, op het eiland gedurende de crisis gecontinueerd kunnen worden. Zij doen dit onder een strikt protocol dat vooraf met alle betrokkenen is vastgelegd. Gedurende de quarantaineperiode van 14 dagen mogen deze werknemers hun quarantainelocatie verlaten voor het verrichten van deze vitale werkzaamheden. Tijdens het werk zijn deze werknemers zoveel mogelijk gescheiden van andere werknemers en dragen zij gezichtsmaskers. Anderen die mogelijk in de nabijheid van deze werknemers komen dienen aan strenge hygiëne-eisen te voldoen.
De mogelijkheid om onder strikte voorwaarden tijdens de quarantaineperiode essentieel werk uit te voeren, is er sinds 12 augustus 2020 en is sindsdien ten behoeve van 35 personen toegepast.
Het is van groot belang dat vitale functies van een samenleving ook in tijden van crisis gecontinueerd worden. Op Sint Eustatius is het niet altijd mogelijk om het geschikte personeel hiervoor lokaal of in de regio te vinden. Deze crisis laat zien dat risico-classificaties snel kunnen veranderen. Omdat het ingewikkeld is om gekwalificeerd personeel te vinden, moeten de snel wisselende risico-classificaties geen barrière vormen in het aantrekken van geschikt personeel. Ik stel vast dat het openbaar lichaam bij het aantrekken van personeel uit de regio hier in samenspraak met de lokale GGD zorgvuldige en weloverwogen keuzes in maakt.
Heeft u contact opgenomen met het bestuur van Sint-Eustatius om te vragen hoe vaak, voor wie en waarom er vrijstelling is verleend? Zo ja, kunt u die informatie delen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is het u bekend waar en wanneer de inspecteur van coronatesten die positief bleek te zijn en vorige week landde op Sint-Eustatius met vrijstelling voor quarantaine is getest op corona?
In mijn antwoord ga ik ervan uit dat de Kamerleden doelen op de microbioloog die op 3 september 2020 op Sint Eustatius arriveerde. De dag voor aankomst (2 september) was zijn testuitslag negatief. De dag na aankomst (4 september) is hij opnieuw getest met opnieuw een negatief resultaat. De testuitslag van de test op 6 september was uiteindelijk positief.
Deelt u de mening dat de vrijstelling van quarantaine zonder voorafgaande test ongewenste gezondheidsrisico’s meebrengt en door de strengere maatregelen en een ingestelde avondklok andere ongewenste nevengevolgen heeft op Sint-Eustatius? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om het gebruik van vrijstelling van quarantaine door het bestuur van Sint-Eustatius te beperken?
Zoals toegelicht in het antwoord op de vragen 2 en 3 geeft het openbaar lichaam geen vrijstellingen af, maar kunnen er binnen de quarantaineperiode onder strikte afspraken essentiële werkzaamheden verricht worden. Bovendien laat de praktijk zien dat bijna alle personen die aankomen op het eiland een testresultaat overleggen.
Natuurlijk brengt het toelaten van personen risico’s met zich mee en het openbaar lichaam zal stringent blijven optreden bij het toestaan van het verrichten van werkzaamheden door mensen in quarantaine. Tegelijkertijd wordt hiermee voorkomen dat de samenleving niet geheel tot stilstand komt met alle gevolgen van dien.
Heeft u eveneens kennisgenomen van het bericht: «Ziekenhuis Aruba kan coronazorg niet aan» d.d. 11 september jl.2, alsmede het bericht: «Coronagolf overspoelt Aruba» d.d. 13 september jl.3?
Ja.
Heeft u contact gehad met de Arubaanse overheid over de problemen met betrekking tot de coronabesmettingen en de coronazorg? Zo nee, waarom niet?
Samen met het RIVM heb ik sinds het begin van deze crisis frequent overleg met de Arubaanse overheid en het lokale ziekenhuis over de crisisaanpak. Om de coronazorg te versterken is de IC-capaciteit met beademingsapparatuur uit Nederland uitgebreid tot twaalf bedden, met de mogelijkheid om verder op te schalen. Het benodigde personeel is via een internationaal medisch uitzendbureau door VWS ingehuurd. Het RIVM heeft in september een arts en twee verpleegkundigen gestuurd om de dienst publieke gezondheid te versterken. Een bijstandsverzoek om het bron- en contactonderzoek te versterken met acht verpleegkundigen is door VWS gehonoreerd. En tenslotte worden er structureel persoonlijke beschermingsmiddelen naar Aruba gestuurd. De situatie wordt nauwlettend in gaten gehouden, zodat in samenspraak met de Arubaanse overheid meer ondersteuning geleverd kan worden wanneer dat nodig is.
Ziet u mogelijkheden waarmee u Aruba zou kunnen ondersteunen om deze crisis door te komen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Welke gevolgen heeft de situatie op Aruba voor de gezondheidszorg op Bonaire, dat nog steeds geen actieve Intensive Care Units (ICU’s) heeft voor corona, noch zelf kan over testcapaciteit beschikt?
Anders dan de vraag veronderstelt, zijn er wel IC-beademingsplekken op Bonaire beschikbaar. In het ziekenhuis van Bonaire zijn zes extra IC-beademingsplekken gerealiseerd waardoor er nu in totaal zeven IC-beademingsplekken beschikbaar zijn. Hier bovenop kan het ziekenhuis 26 bedden vrijmaken voor covid-zorg. De personele medische capaciteit is versterkt via Nederlandse uitzendbureaus. Wat betreft de testcapaciteit is deze op Bonaire voor urgente gevallen in beperkte mate beschikbaar: bij twee verschillende labs is er apparatuur beschikbaar met een klein volume. De rest van het testmateriaal wordt naar Curaçao gestuurd.
Is de inzet van de Zr. Ms. Karel Doorman ter ondersteuning van de medische zorg op Bonaire en de andere landen van het Koninkrijk overwogen? Zo ja, wat is hiervan de uitkomst? Zo nee, waarom niet?
Zoals benoemd in de brief aan uw Kamer van 9 april jl.4 is Zr.Ms. Karel Doorman vanaf eind april voor een periode van ongeveer drie maanden ingezet in het Caribisch gebied om ondersteuning te kunnen bieden aan de lokale civiele autoriteiten bij het bestrijden van het coronavirus. Het schip is flexibel inzetbaar en kan afhankelijk van de behoeften voorzien in een breed scala aan ondersteuningsactiviteiten op het gebied van zee- en luchttransport (zoals goederen en voedsel), versterking van de maritieme grensbewaking ter ondersteuning van de Kustwacht Caribisch Gebied en versterking van de ondersteuning bij het handhaven van openbare ordemaatregelen. Ook beschikt het schip over de medische faciliteiten om de lokale gezondheidszorg te ondersteunen bij spoedeisende zorg, die geen betrekking heeft op covid-19. Zr.Ms. Karel Doorman heeft daarmee een waardevolle aanvulling gevormd op de ondersteuning, die het Ministerie van Defensie in het kader van covid-19 reeds in het Caribisch gebied heeft geleverd.
Vooralsnog ziet het Ministerie van Defensie in samenspraak met Bonaire en de Landen geen noodzaak tot hernieuwde inzet van Zr.Ms. Karel Doorman. Wel is op aanvraag van Curaçao haar medische testcapaciteit voor drie maanden ondersteund middels de inzet van verpleegkundigen. De ontwikkelingen worden nauwlettend in de gaten gehouden, waarbij er voortdurend een dialoog is met de Landen om te ondersteunen waar nodig.
Ziet u mogelijkheden om de medische capaciteit op Bonaire dusdanig te versterken dat Bonaire zelf in de intensieve medische (corona)zorg kan voorzien? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
In de beantwoording van vraag 9 ben in ingegaan op de wijze waarop de medische capaciteit op Bonaire tot nu toe is versterkt. Vanwege de kleine schaal van het eiland is het niet realistisch om in te zetten op zelfvoorzienendheid in intensieve medische zorg. Kansrijker acht ik het verbeteren van de samenwerking van de ziekenhuizen op de verschillende eilanden onderling. Daar wordt nu ook aan gewerkt. Het doel is om daarmee de kwaliteit en beschikbaarheid van zorg binnen het Caribisch deel van het Koninkrijk te vergroten en de afhankelijkheid van zorg (medische uitzendingen) buiten het Koninkrijk te verkleinen.
Ziet u mogelijkheden om Bonaire te voorzien van een zelfstandige testcapaciteit zodat zij zelf haar bewoners volledig kan testen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn denkt u dit gerealiseerd te hebben?
Zie het antwoord op vraag 9.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de aangenomen motie Jetten c.s. die het mogelijk maakt dat Bonaire een negatieve coronatest verplicht mag stellen als voorwaarde voor bezoek aan het eiland?4
Op grond van de Wet publieke gezondheid (hierna: Wpg) kan een negatieve coronatest als voorwaarde bij inreizen nu niet verplicht worden gesteld. De Wpg geldt zowel in Caribisch Nederland als in Europees Nederland. Invoering van de mogelijkheid tot het afdwingen van een test vergt een wijziging van de Wpg. De bij de Tweede Kamer aanhangige wijziging van de Wpg voorziet hier niet in. Ik beraad mij nu over de wenselijkheid om alleen voor Caribisch Nederland te voorzien in een wettelijke basis voor het verplicht overleggen van een testresultaat aan bezoekers van de eilanden.
Deelt u de mening dat Bonaire zich beter kan beschermen tegen het risico op import van besmettingen als aan alle reizigers een negatieve coronatest verplicht kan worden gesteld als voorwaarde voor bezoek aan het eiland? Zo ja, bent u bereid om ook mogelijk te maken dat Bonaire deze voorwaarde kan stellen aan bezoekers uit landen buiten het Koninkrijk?
Een negatieve testuitslag helpt bij het verminderen van het risico op introductie. Maar enkel de testuitslag is onvoldoende om Bonaire te beschermen tegen introductie van het virus. Een testuitslag is slechts een momentopname. Een negatieve testuitslag brengt het risico met zich mee schijnveiligheid te geven. Daarom moet een testuitslag altijd gepaard gaan met aanvullende maatregelen, zoals een quarantaine-verplichting.
Kunt u een overzicht geven van de stand van zaken in het Caribisch deel van het Koninkrijk m.b.t. de ontwikkelingen ten aanzien van besmettingen met COVID-19?
De laatste gegevens van het Caribisch deel van het Koninkrijk laten het volgende besmettingsbeeld zien:
Bonaire
St. Eustatius
Saba
Curaçao
Aruba
Sint Maarten
Aantal actieve COVID patiënten (cumulatief)
57 (113)
8 (13)
0 (5)
220 (452)
517 (4079)
85 (679)
Aantal actuele ziekenhuisopnamen (op de IC)
2 (0)
0
0 (1)
2 (1)
33 (10)
2 (0)
Aantal patiënten overleden
2
0
0
1
30
22
Het bericht ‘Nog steeds doodverklaard: verwisselingsfout van drie jaar terug blijft Fred Marree achtervolgen’ |
|
Jan Middendorp (VVD), Harry van der Molen (CDA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Nog steeds doodverklaard: verwisselingsfout van drie jaar terug blijft Fred Marree achtervolgen»?1
Ja.
Is het waar dat de gemeente Rotterdam bij de aangifte van een overlijden in het najaar van 2017 de naam van een overledene heeft verwisseld met die van haar eerste contactpersoon, de heer Fred Marree?
Ja.
Welke consequenties heeft deze fout gehad voor de betrokkene? Is het waar dat zijn zorgverzekering is beëindigd, zijn paspoort en rijbewijs ongeldig zijn verklaard en zijn pensioen is stopgezet?
Naar aanleiding van uw vragen heb ik navraag laten doen bij de gemeente Rotterdam. De aangifte van het overlijden zette het gegevensverkeer in werking, waardoor de gegevens automatisch naar afnemende instanties gingen, met alle gevolgen van dien. Van de gemeente begreep ik dat zij de instanties direct na de fout hebben benaderd om de fout en gevolgen zo snel mogelijk recht te trekken.
Welke stappen heeft de gemeente Rotterdam gezet nadat deze fout aan het licht was gekomen?
Van de gemeente Rotterdam vernam ik dat de afnemende instanties direct na de fout door de gemeente zijn gebeld om de fout en gevolgen recht te trekken. Volgens de gemeente heeft de heer Marree zich bij een aantal instanties zelf gemeld met een door de gemeente afgegeven zogeheten «attestatie de vita».
Op welke wijze is de gemeente Rotterdam de betrokkene tegemoetgekomen in de schade als gevolg van deze fout?
Zoals ik bij de beantwoording van vraag vier schreef, vernam ik van de gemeente Rotterdam dat zij zich direct na de fout hebben ingespannen om de fout en gevolgen zo snel mogelijk recht te trekken. Ook begreep ik van de gemeente dat de heer Marree op kosten van de gemeente een nieuw reisdocument heeft ontvangen en dat deze bij hem is thuisbezorgd.
Deelt u de mening dat, waar de overheid een fout maakt in een van de basisregistraties, diezelfde overheid niet alleen de fout moet corrigeren, maar ook de nadelige gevolgen van de fout voor de betrokkene moet oplossen?
Als de overheid een fout maakt, dan moet de overheid die fout herstellen. In de Agenda NL DIGIbeter2 gaf ik aan dat ook de gevolgen van het gebruik van een onjuist gegeven snel moeten worden hersteld. In mijn brief over Regie op Gegevens van 11 juli 20193 liet ik aan uw Kamer weten dat een integrale en persoonlijke benadering nodig is om de gevolgen van onjuiste gegevens te herstellen. Het kabinet stimuleert en ondersteunt de onderlinge samenwerking en de uitwisseling van kennis en ervaring tussen overheidsorganisaties bij het oplossen van problemen. Daarom heb ik vorig jaar een toolbox «Maatwerk met de Awb» laten ontwikkelen waarmee ambtenaren maatwerk kunnen bieden bij het herstellen van fouten4. Voor de overheid moet steeds de burger en zijn of haar specifieke situatie leidend zijn bij het oplossen van deze problemen.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het inrichten van een gezaghebbend centraal meldpunt waar burgers/geregistreerden terecht kunnen voor het melden en oplossen van problemen met de basisregistraties, zoals gevraagd bij de Kamerbreed aangenomen motie-Van der Molen/Middendorp (Kamerstuk 26 643, nr. 630)?
In vervolg op mijn brief van 25 november 2019 (Kamerstuk 32 761, nr. 153) heb ik de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens opdracht gegeven om in samenwerking met de beheerders van de basisregistraties het centraal meldpunt op te zetten. Bij het opzetten van het meldpunt betrek ik nadrukkelijk de ervaringen en verwachtingen van burgers en de ervaringen die zijn opgedaan met het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude, dat ook wordt beheerd door de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens. Mijn verwachting is dat het meldpunt voor basisregistraties begin 2021 van start kan gaan.
Voorwaarden van noodsteun en de brief aan de Kamercommissie KR (11 augustus 2020) over het ontwerp consensus rijkswet houdende regels omtrent de instelling van de Caribische hervormingsentiteit in Aruba, Curaçao en St. Maarten. |
|
Antje Diertens (D66), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van berichten over de onvrede over de totstandkoming van de noodsteun en de CHE?1
Hoe beoordeelt u het bericht in Trouw van de ombudsmannen van Nederland, Curaçao en Sint Maarten dat om te voldoen aan de voorwaarden voor steun het tijdspad veel te krap is? Bent u bereid in overleg te treden om het tijdspad te versoepelen? Zo nee, waarom niet?
Onderschrijft u de stelling van de ombudsmannen dat bepaalde voorwaarden voor de liquiditeitssteun de negatieve effecten op de sociale en economische ongelijkheid binnen het Koninkrijk vergroten? Zo ja, bent u bereid om de suggestie van de ombudsmannen op te volgen en in overleg met de regeringen ruimte te creëren om weloverwogen beslissingen te nemen?
Wat is uw oordeel over de proportionaliteit van de voorliggende Rijkswet en de lokale democratische legitimiteit? Wat is naar uw mening nodig om deze legitimiteit te borgen, alsmede de rechtsbescherming?
Bent u het er mee eens dat het budgetrecht van de Staten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten wordt verzwakt door de instelling van de CHE en de aan dit college toekomende bevoegdheden? Zo ja, in hoeverre is er dan nog voldoende sprake van lokale democratie en zeggenschap?
Hoe verhoudt naar uw mening de instelling van de CHE zich tot de in het Statuut vastgelegde autonomie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten, mede gelet op het feit dat door verschillende organen in die Landen (waaronder de Raad van Advies van Curaçao en de Staten van Aruba) is aangegeven dat de beoogde Rijkswet met deze inhoud onaanvaardbaar is?
Wat is naar uw mening de inhoud van het consensus-vereiste dat voor een Rijkswet op grond van artikel 38 Statuut noodzakelijk is, gelet op het hierboven genoemde?
Kunt u aangeven in hoeverre de instelling van de CHE consequenties heeft of zou kunnen hebben voor de op grond van de EU-verdragen geldende LGO-status van de drie Landen?
In het artikel «Plan voor economisch herstel naar Nederland» wordt gesproken over de introductie van een Garantie Ondernemersfinanciëring (GO-regeling) die ondernemers kan helpen; ziet u mogelijkheden om ook voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten een dergelijk fonds te introduceren vergelijkbaar met de RVO Rijksdienst NL zoals die ook voor de BES-eilanden geldt? Zo nee, waarom niet?
In een artikel in de Amigoe wordt de suggestie gedaan, naar voorbeeld van de EU die geld ter beschikking stelt om landen uit de crisis te slepen, een bepaald percentage van die steun om te zetten in een donatie; bent u bereid een percentage vast te stellen als donatie? Zo ja, aan welk percentage denkt u dan? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat de urgentie tot handelen zo hoog is dat niet gewacht kan worden met hulp verlenen omdat de honger, werkloosheid en de economische malaise daarvoor veel te groot is?
Deelt u de mening dat de juridische vragen over de rijkswet en de CHE wel beantwoord dienen te worden maar dat beantwoording niet moet leiden tot vertraging van de hierboven beschreven noodzakelijke hulpverlening en steun? Als u hiermee instemt, bent u dan bereid de juridische vragen te incorporeren in de adviesaanvrage aan de Raad van State bij het wetsvoorstel?
Bent u bereid om na ontvangst van de antwoorden van de Raad van State deze met spoed ter beoordeling aan de Rijksministerraad voor te leggen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u uitleggen wat de relatie tussen de Commissie (Aruba) financieel toezicht (C(A)ft) en de CHE zal zijn? Vindt u dat in het wetsvoorstel voldoende duidelijk blijft wat de onderscheiden taken van de verschillende colleges zijn? Zou het geen aanbeveling verdienen om de beoogde taken van de CHE neer te leggen bij het C(A)ft door middel van een wijziging van de Rijkswet financieel toezicht en de Landsverordening Aruba financieel toezicht? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid direct na ommekomst van de komende RMR de antwoorden op deze vragen aan de Kamer toe te zenden? Wilt u deze vragen gelijktijdig en afzonderlijk beantwoorden?
De toegankelijkheid van sociale zekerheid op de eilanden van Caribisch Nederland. |
|
Antje Diertens (D66) |
|
Bas van 't Wout (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Covid-19 legt positie Cariben pijnlijk bloot» uit Medisch Contact?1
Bent u op de hoogte van de impact van covid-19 op de gemeenschap van Bonaire?
Bent u bereid om te onderzoeken welke personen minder goed bereikt worden door het systeem van sociale zekerheid?
Bent u bereid om te onderzoeken welke extra inspanningen nodig zijn om het ijkpunt sociaal minimum te bereiken voor de inwoners van Bonaire, Saba en Sint Eustatius, ondanks de impact van covid-19?
De rol van het Rijksvastgoedbedrijf bij door Covid-19 getroffen huurders |
|
Jessica van Eijs (D66) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Ondernemerskring Veenhuizen wil af van pandhuur tijdens coronacrisis»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het past bij de voorbeeldfunctie van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) om coulant om te gaan met de huren van door COVID-19 maatregelen getroffen ondernemers? Zo ja, kunt u uiteenzetten hoe het RVB met deze voorbeeldfunctie omgaat?
Het Rijksvastgoedbedrijf gaat zeer zorgvuldig om met de belangen van de huurders in algemene zin en specifiek voor de locatie Veenhuizen door de betrekkelijk geïsoleerde ligging in een krimpgebied. Rond de COVID-19 ontwikkelingen is in Veenhuizen gekozen voor maatwerkgesprekken met de individuele ondernemers. Waar uitstel van huurbetaling is gevraagd, is dat gehonoreerd.
Een huurbetalingsuitstel is in eerste instantie gegeven voor een periode van drie maanden aan vijf individuele ondernemers met een hoofdfunctie horeca en tien overige huurders. Er vinden individuele gevolggesprekken plaats met de ondernemers en afstemming met de gemeente. Op basis van de meest recente gesprekken wordt voor drie ondernemers aanvullend huuruitstel verleend voor een tweede periode van drie maanden. Naast het huuruitstel worden per ondernemer als coulance zo nodig middels maatwerkafspraken een terugbetalingsregeling overeengekomen.
Kunt u toelichten hoeveel panden het RVB in bezit heeft die worden verhuurd ten behoeve van horeca? In hoeveel van deze panden heeft het RVB een regeling getroffen met de huurders en hoe verhoudt dit aantal zich tot andere verhuurders?
Voor wat betreft Veenhuizen zijn het vijf huurders/ondernemers met een hoofdfunctie horeca of een groot aandeel horeca in hun bedrijfsvoering. Met deze vijf huurders/ondernemers en de andere huurders zijn afspraken gemaakt, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft circa 40 huurcontracten in Veenhuizen.
In hoeveel van deze panden gaat het dan om een verlaging of (gedeeltelijk) kwijtschelden van de huur en in welk deel is er sprake van uitstel van betaling?
Thans is op basis van de maatwerkgesprekken binnen Veenhuizen uitstel van betaling gegeven voor een eerste periode van drie maanden. In een aantal gevallen is betalingsuitstel verleend voor een tweede periode en worden zo nodig via maatwerkafspraken terugbetalingsregelingen overeengekomen. Van verlaging of (gedeeltelijk) kwijtschelden van de huur is nu geen sprake.
In hoeverre ontvangt u signalen dat het niet kwijtschelden maar slechts uitstellen van de huur voor huurders bij het RVB tot financiële problemen leidt?
Bij drie ondernemers vindt vanwege de individuele financiële situatie opvolging van de maatwerkgesprekken plaats waarbij een tweede uitstelperiode van betaling helpt met een nog nader te bepalen terugbetalingsregeling. De gesprekken worden vervolgd in september 2020 waarbij nadrukkelijk individueel contact wordt gehouden met de ondernemers binnen Veenhuizen.
Welke andere oplossingen voor maatwerk voor betalingen van de huur aan het RVB ziet u en in hoeverre zijn deze reeds geïmplementeerd?
Tot op heden heeft uitstel van huurbetalingen geholpen voor de huurders/ondernemers in Veenhuizen. De situatie voor de huurders/ ondernemers wordt zorgvuldig gevolgd en er wordt, zoals aangegeven in antwoord op vraag 5, individueel contact onderhouden met de huurders/ondernemers. Voor de andere oplossingen voor maatwerk voor betalingen verwijs ik naar het antwoord op vraag 4.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De kosten voor niet-digitale aanvragen bij gemeenten |
|
Ronald van Raak |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat sommige gemeenten een prijsverschil hanteren voor digitale aanvragen van uittreksels en aanvragen die bijvoorbeeld aan de balie worden gedaan, waarbij soms meer dan 2,5 keer zoveel wordt gevraagd voor een niet-digitale aanvraag?1 2 3 4 5
Ja.
Deelt u de mening dat, ook voor mensen die geen computer kunnen of willen gebruiken en liever persoonlijk contact hebben, het aanvragen van gemeentelijke documenten en uittreksels goed toegankelijk zou moeten zijn? Zo ja, hoe verhoudt z’n prijsverschil zich daartoe volgens u?
Het vaststellen van de tarieven van gemeentelijke dienstverlening behoort tot de gemeentelijke autonomie. Het is dan ook aan de gemeenteraad om te oordelen over de hoogte van de tarieven. De gemeenteraad kan het best beoordelen wat lokaal een passend tarief is. Het is niet aan mij om hierin te treden.
De leges die een gemeente vraagt voor burgerzaken mogen maximaal de kosten dekken die de gemeente maakt. Of de inkomsten de kosten niet overstijgen wordt niet bepaald op het niveau van een individuele dienst, maar op het niveau van alle diensten binnen de legesverordening.
In het algemeen kan nog gesteld worden dat bij een digitale aanvraag minder kosten komen kijken dan bij een niet-digitale aanvraag.
Bent u bereid om een einde te maken aan deze soms zeer grote prijsverschillen tussen digitale aanvragen en aanvragen die aan de balie worden gedaan of die per post worden opgestuurd voor hetzelfde document? Zo ja, welke maatregelen gaat u daarvoor nemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht ‘Verstrekken van leningen/kredieten zonder vergunning is strafbaar’ |
|
Chris van Dam (CDA), Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Verstrekken van leningen/kredieten zonder vergunning is strafbaar»?1
Ja.
Klopt het dat het Korps Politie Caribisch Nederland (KPCN) een onderzoek is gestart naar het op grote schaal en zonder vergunning uitlenen van geld tegen woekerrentes?
Ja. Dit onderzoek heeft reeds plaatsgevonden en is ook door de rechter in eerste aanleg behandeld waarbij de verdachten veroordeeld werden voor dit feit.
Hoe heeft deze vorm van criminaliteit zich de afgelopen jaren ontwikkeld?
Uit een signaalrapportage van de Criminele inlichtingen Eenheid (CIE) van het KPCN, gesprekken met ketenpartners en genoemd opsporingsonderzoek ontstaat het beeld dat deze vorm van criminaliteit al langere tijd bestaat en zich uitbreidt, in ieder geval op Bonaire. De oorzaak lijkt mede gelegen in de sociaaleconomische situatie van sommige inwoners van Bonaire.
Op welke wijze is de bescherming van consumenten tegen dit soort wanpraktijken in Caribisch Nederland georganiseerd?
Het verstrekken van leningen en kredieten is gebonden aan regels. Zo is in de Wet financiële markten BES, die geldt in Caribisch Nederland, vastgelegd dat hiervoor een vergunning nodig is (artikel 2:3 eerste lid) en dat er geen onverantwoord krediet mag worden verstrekt (artikel 5:14). Ook zijn de vergoedingen (rentepercentages) over krediet gemaximeerd in de Regeling verlaging maximale kredietvergoeding BES. Ten behoeve van zorgvuldige en betaalbare kredietverstrekking en de wettelijke bescherming van consumenten worden verschillende maatregelen genomen.2 Ten eerste heb ik de maximale kredietvergoeding verlaagd die kredietaanbieders in rekening mogen brengen voor consumentenkredieten. Hiertoe heb ik de Regeling verlaging maximale kredietvergoeding BES aangepast. Daarnaast bereid ik op dit moment een wetswijziging voor om onwenselijke vormen van koppelverkoop bij kredietverlening tegen te gaan en consumenten beter inzicht in de kosten van kredieten te verschaffen. Samen met de AFM monitor ik of deze maatregelen voldoende zijn om zorgvuldige en betaalbare kredietverstrekking in Caribisch Nederland te realiseren.
Hoe beoordeelt u de zinsnede in het bericht, «dat het gebruikelijk is binnen sommige culturen om leningen of een krediet elders te verkrijgen», mede in het licht van de National Risk Assessment BES uit 2018 waar onvergunde kredietverstrekking als één van de grootste risico’s op witwassen wordt aangemerkt?
In de NRA BES uit 2018 worden de informele leencultuur en informele handelsstromen ook gesignaleerd. Het risico over onvergunde kredietverstrekking uit de NRA BES en onderhavig onderzoek van het KPCN over onvergunde leningen laten zien dat het van belang is blijvend aandacht te hebben voor de bescherming van consumenten tegen deze praktijken.
Zijn de instanties die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de Wet financiële markten BES adequaat toegerust?
De Wet financiële markten BES biedt verschillende bevoegdheden voor opsporing, vervolging en toezicht. Zo kunnen de toezichthouders De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) die belast zijn met het toezicht op de financiële markten op de BES-eilanden een aanwijzing geven of een bestuurlijke of bestraffende sanctie, een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom opleggen. Tot slot zijn er in de Wet financiële markten BES strafbepalingen opgenomen. Het opzettelijk verstrekken van leningen of kredieten zonder vergunning kan worden gestraft met een geldboete of zelfs gevangenisstraf. Daarnaast wordt de bestrijding van ondermijning en van financieel economische criminaliteit ook op Caribisch Nederland geïntensiveerd. Met de door de Minister van Justitie en Veiligheid extra beschikbaar gestelde middelen om ondermijning tegen te gaan is een extra officier van justitie aangetrokken die zich speciaal zal richten op financieel economische criminaliteit. Met deze middelen wordt verder in het kader van de bewustwording op het gebied van financieel-economische criminaliteit geïnvesteerd in opleidingen voor medewerkers in de basispolitiezorg, voor medewerkers in de opsporing en voor leidinggevenden van KPCN. Daarnaast wordt in Caribisch Nederland gewerkt aan de verbetering van de informatiepositie van de handhavings- en opsporingsdiensten. Ook dit draagt bij aan de bestrijding van deze vorm van criminaliteit.
Kunt u in uw antwoord op de vorige vraag het advies meenemen van de Afdeling advisering van de Raad van State, waarin is vermeld dat financiële instellingen steeds minder actief zijn in het Caribisch gebied waardoor er in de praktijk ook minder poortwachters aanwezig zijn en minder instellingen zijn om leningen en kredieten te verstrekken?2
Zoals ook is aangegeven in het nader rapport bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State, vormen de terugtrekkende bewegingen van banken uit het Caribisch gebied, ofwel de-risking, een uitdaging voor de financiële sector in Caribisch Nederland en de Caribische landen binnen het Koninkrijk. Het gaat hier vooral om buitenlandse instellingen die als correspondent-bank optreden voor Caribisch-Nederlandse financiële instellingen. Voor de toegang tot het dollar betalingsverkeer zijn zij van deze buitenlandse instellingen afhankelijk. Over het algemeen wordt tot de-risking besloten omdat de correspondent-bank in kwestie de integriteitsrisico's bij een tegenpartij als te hoog inschat. Redenen daarvoor kunnen specifieke risico's bij de instelling zelf zijn alsmede dat de regelgeving en het toezicht in de jurisdictie waar de instelling zich bevindt niet van het vereiste niveau zijn. De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES (Wwft BES) wordt nu aangescherpt om te voldoen aan de FATF-standaarden, die wereldwijd gelden als voorwaarde voor een integere financiële sector. Versterking van de regelgeving en het toezicht als gevolg van dit wetsvoorstel kan een gunstig effect hebben op de-risking.
Bent u bereid tot extra inzet tegen deze wanpraktijken, juist nu veel inwoners van Caribisch Nederland als gevolg van de coronacrisis in financiële problemen dreigen te raken?
Zie antwoord vraag 6.