Het bericht ‘Criminele Roma-families zetten eigen kinderen in’ |
|
Malik Azmani (VVD), Klaas Dijkhoff (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Criminele Roma-families zetten eigen kinderen in»?1
Ja.
Is het waar dat Roma-kinderen worden ingezet bij criminele activiteiten, zo ja, om welke activiteiten gaat het en om welke aantallen kinderen?
Uit onderzoek dat de Politieacademie in mijn opdracht verrichtte blijkt dat inderdaad het geval te zijn. Al vanaf jonge leeftijd blijken zowel jongens als meisjes betrokken bij het plegen van vermogensdelicten, zoals winkeldiefstal, zakkenrollerij en woninginbraken. Daarnaast is van (personen uit) deze gezinnen bekend dat zij zich bezighouden met bedrijfsinbraken, oplichting, fraude, afpersing en babbeltrucs aan de deur of bij pinautomaten. Binnen sommige families worden kinderen door familieleden van jongs af aan systematisch opgeleid in verschillende vormen van vermogenscriminaliteit. Deze kinderen vormen daarmee een belangrijke inkomstenbron. Daar komt een andere zorgwekkend aspect bij: de terugbetaling van de bruidsschat door meisjes die zijn uitgehuwelijkt. De bedragen zijn dermate hoog, dat deze meisjes zich gedwongen zien om dit via crimineel gewin terug te betalen. Ik heb geen inzicht in de aantallen en schaal waarop dit gebeurt.
Kunt u de waarde aangeven van het geld en van de goederen die worden ontvreemd met de inzet van deze kinderen bij strafbare feiten?
Nee, ik heb daar geen inzicht in.
Wat is de consequentie van het betrekken van deze kinderen bij strafbare feiten voor de slagingskans van de strafvervolging van de ouders? Is het waar dat deze kinderen kort na de aanhouding weer moeten worden vrijgelaten? In hoeverre bemoeilijkt dit de bewijsgaring?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 4 van de leden Marcouch en Oosenbrug (beiden PvdA) over de inzet door hun ouders van minderjarige kinderen voor het plegen van misdrijven (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 2280).
Deelt u de mening dat criminaliteit te allen tijde hard dient te worden aangepakt en bestraft en dat winsten uit criminaliteit moeten worden ontnomen en dat het niet zo kan zijn dat de inzet van kinderen bij strafbare feiten de vervolging van hun ouders en/of de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel bemoeilijkt?
Ja.
Welke maatregelen acht u nodig om de strafvervolging en/of de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in dit soort zaken te vergemakkelijken? Acht u deze maatregelen vanuit juridisch oogpunt haalbaar?
Voor de mogelijkheden om ouders te vervolgen die hun kinderen opdracht hebben gegeven om strafbare feiten te plegen verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 4 van de leden Marcouch en Oosenbrug (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 2280). Er zijn geen bijzondere moeilijkheden bij het ontnemen van wederrechtelijk verkregen voordeel in dergelijke zaken. Als de wederrechtelijk verkregen goederen in beeld zijn gebracht dan kunnen deze ook indien ze bij de ouders berusten worden ontnomen.
Is het waar dat het toezicht vanuit Nederland op deze Roma-kinderen niet effectief kan plaatsvinden, omdat de ouders van deze kinderen de kinderen uitschrijven uit de Gemeentelijke Basisadministratie en hen in het buitenland inschrijven? Zo ja, waar is een wijziging van regelgeving noodzakelijk?
Als kinderen bij de GBA zijn uitgeschreven maar feitelijk nog wel in Nederland wonen dan wordt de hulpverlening hierdoor inderdaad bemoeilijkt. Voor het uitschrijven van kinderen uit het GBA en een eventuele aanpassing van de wetgeving hierover verwijs ik naar het antwoord op vragen 7, 8 en 9 van de leden Marcouch en Oosenbrug (beiden PvdA) over de inzet door hun ouders van minderjarige kinderen voor het plegen van misdrijven (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 2280).
Is het waar dat het mogelijk is kinderen in het GBA in te schrijven die niet daadwerkelijk bestaan? Hoeveel geld wordt hiermee ten onrechte aan kinderbijslag en andere toeslagen uitgekeerd? Ziet u nog mogelijkheden die bedragen te verhalen op de ouders?
Het is voorgekomen dat er kinderen worden aangegeven bij de ambtenaar burgerlijke stand die niet bleken te bestaan. Waar deze gevallen zijn gesignaleerd zijn zij rechtgezet bij de burgerlijke stand en bij de GBA. De FIOD is ingeschakeld in verband met onterecht uitgekeerde kinderbijslag en andere toeslagen. Ik heb geen inzicht in de vraag hoeveel geld hiermee ten onrechte is uitgekeerd. Anders dan in de rapportage over Nieuwegein gesteld wordt, is het overigens volgens de wet op de burgerlijke stand verplicht om een verklaring van een arts of verloskundige te vragen bij het erkennen van een ongeboren vrucht of het opmaken van een geboorte akte. In de circulaire zal ik dit ook nogmaals onder de aandacht brengen van gemeenten.
Deelt u de mening dat het niet zo kan zijn dat Nederlandse regelgeving de inzet van kinderen bij criminele activiteiten faciliteert, althans ertoe bijdraagt dat deze kinderen niet tegen hun ouders kunnen worden beschermd, en dat de regelgeving desnoods moet worden aangepakt teneinde dit soort activiteiten te bestrijden?
Uiteraard moet onze wetgeving het mogelijk maken om kinderen tegen kwaadwillende ouders te beschermen en crimineel gedag aan te pakken. Het in antwoord op vraag 2 genoemde rapport, dat de Politieacademie in mijn opdracht heeft opgesteld, bevat veel kennis en aanbevelingen om de problemen met Roma-families aan te pakken. In een gezamenlijk programma met mijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gaan wij deze aanbevelingen omzetten in maatregelen. In antwoord op een verzoek van uw Vaste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 maart 20132 zal uw Kamer meer uitgebreid over dit programma geïnformeerd worden.
Welke maatregelen gaat u nemen naar aanleiding van dit nieuwsbericht en/of deze vragen?
Zie antwoord vraag 9.
Is het bekend of deze ouders in het bezit zijn van een Nederlandse nationaliteit of die van een andere EU lidstaat? Welke lidstaten zijn dit en om hoeveel personen gaat het?
Dat is mij niet bekend.
Wat zijn de mogelijkheden deze personen tot ongewenst vreemdeling te verklaren en/of een inreisverbod te geven? Gaat u van deze mogelijkheden gebruik maken?
Voor vreemdelingen geldt dat na een onherroepelijke veroordeling voor een misdrijf aan de hand van een glijdende schaal wordt getoetst of het verblijfsrecht kan worden beëindigd. De glijdende schaal legt een verband tussen de duur van het rechtmatig verblijf in Nederland en de opgelegde straf: hoe langer het rechtmatig verblijf in Nederland heeft geduurd, hoe hoger de opgelegde straf moet zijn om tot verblijfsbeëindiging over te gaan. Nadat het rechtmatig verblijf is beëindigd krijgt de vreemdeling een inreisverbod of wordt hij ongewenst verklaard, waarna hij uit Nederland wordt verwijderd. Overigens geldt voor veel Roma dat zij de Nederlandse nationaliteit of die van een andere EU-lidstaat hebben, waarmee het voorgaande niet op hen van toepassing is.
Het bericht ‘Jeugd naar Syrië gelokt voor djihad’ |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Jeugd naar Syrië gelokt voor djihad»?1
Ja.
Deelt u de zorgen die naar voren komen in het artikel ten aanzien van de Libanese en Syrische invloed op jongeren in Nederland?
Het kabinet maakt zich zorgen over de deelname van Nederlanders aan jihadistische zijde in de strijd in Syrië. Zoals beschreven in de beleidsopvolging van het DTN32 (29 754, nr. 217) intensiveren de operationele diensten hun inzet, waaronder op het beter zicht krijgen op reisroutes, rekrutering en beïnvloeding.
Wat vindt u van het feit dat vreemde mogendheden invloed proberen uit te oefenen op jongeren in Nederland? Deelt u van mening dat dit de integratie alleen maar belemmert en de afstand tussen verschillende etnische groepen vergroot?
Ik heb geen aanwijzingen dat er sprake is van ronseling voor de jihadistische strijd door vreemde mogendheden. Ook uit het aangehaalde krantenbericht blijkt geen inmenging van staten.
Deelt u de mening dat het totaal onacceptabel is dat vreemde mogendheden jongeren in Nederland ronselen voor een heilige oorlog? Zijn er mogelijkheden om hier iets tegen te ondernemen?
Zie antwoord vraag 3.
Is er zicht op om hoeveel jongeren het gaat? Zo ja, worden deze jongeren in de gaten gehouden, zodat bij eventuele terugkomst in Nederland er passende maatregelen genomen kunnen worden? Welke maatregelen kunnen dat zijn?
Ja, de AIVD houdt zoveel mogelijk zicht op Nederlandse jihadisten binnen en buiten Nederland. Indien mogelijk brengt de AIVD een ambtsbericht over individuele uitreizigers of terugkeerders uit aan het OM, lokaal bestuur of andere instanties om de risico’s te verminderen.
Ik verwijs u graag naar de brief aan uw Kamer met de beleidsopvolging op het 32e Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) (29 754, nr. 217). Daarin worden de maatregelen beschreven die ingezet worden tegen de dreiging van geradicaliseerde jihadisten.
Is er contact met de families van deze jongeren en met instanties zoals jeugdzorg?
Ik kan hier geen algemene uitspraken over doen. Per individueel geval wordt bekeken wat de meest geëigende aanpak is. De mate waarin ouders, jeugdzorg of andersoortige hulpverlening betrokken worden bij de casuïstiek zal per geval verschillen.
In het artikel valt te lezen dat de Marokkaanse overheid werkt met de-radicaliseringsprojecten om radicalisering van jongeren te voorkomen; bent u bereid te bezien of deze projecten succesvol zijn en wat Nederland hiervan eventueel zou kunnen leren?
In algemene zin kan ik melden dat er blijvende bereidheid is om de bestaande kennis te versterken op dit onderwerp.
Bij het ontwikkelen van het Nederlands contraterrorisme beleid is kennis genomen en lering getrokken van verschillende de-radicaliseringsprojecten in het buitenland, waaronder Marokko. Een belangrijke les daarbij is dat grote rechtstatelijke en contextuele verschillen de overdraagbaarheid van successen bemoeilijken.
Bent u bekend met het aantal predikers uit Libanon en Syrië dat in Nederland actief is? Zo ja, om hoeveel predikers gaat het en hoeveel daarvan hebben een predikverbod? Welke mogelijkheden zijn er om deze predikers de toegang tot Nederland te ontzeggen en het land uit te zetten?
Nee, dat is niet bekend.
Het recht op godsdienstvrijheid is een grondrecht dat is vastgelegd in de
Nederlandse Grondwet. Dat biedt voorgangers en gelovigen veel ruimte. Daarbij is een ieder gehouden aan de wet. Een imam of andere geestelijke die oproept tot geweld is als persoon strafbaar volgens het wetboek van Strafrecht. Het is aan het OM om strafbare uitingen te vervolgen en aan de rechter om daarover een oordeel te vellen.
De AIVD kan aan de IND een ambtsbericht uitbrengen wanneer wordt geconstateerd dat een persoon een gevaar vormt voor de nationale veiligheid. Op basis daarvan kan de verblijfsvergunning van personen worden ingetrokken, waarna eventueel uitzetting plaatsvindt.
Het bericht “Kamerleden nacht in ‘Vluchtkerk’” |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Kamerleden nacht in «Vluchtkerk»»?1
Ja.
Wat is uw mening over de handelwijze van de wethouder van Smallingerland over het opvangen van ex-asielzoekers? Om hoeveel asielzoekers gaat het hier en gedurende hoe lang is dit al gaande? Zijn er meer gemeenten waar dit gebeurt?
De gemeente Smallingerland heeft op 18 december 2012 besloten om gedurende de periode van 1 januari 2013 tot 1 mei 2013 eenmalig financiële middelen ter beschikking te stellen voor het uitvoeren van een noodopvang regeling.
Zoals ik heb geschreven in de beantwoording van eerdere Kamervragen2 over de handelwijze van de gemeente Smallingerland, vind ik het bieden van structurele noodopvang onnodig en onwenselijk. Structurele noodopvang is onnodig want de overheid heeft de afgelopen jaren werkende alternatieven ontwikkeld die structurele noodopvang overbodig maken. Ik stel vast dat de beoogde doelgroep van de opvang in Smallingerland onder meer vreemdelingen zijn die meewerken aan hun terugkeer. Precies voor deze groep heeft de rijksoverheid voorzien dat ze gedurende in beginsel 12 weken onderdak kunnen krijgen in een vrijheidsbeperkende locatie. Daarnaast vind ik structurele noodopvang onwenselijk omdat ik van mening ben dat zowel Rijk als gemeenten een verantwoordelijkheid hebben om consequent te zijn in het toekomstperspectief dat we de vreemdeling voorhouden. Het zonder meer verder faciliteren van een verblijf in Nederland terwijl hier geen perspectief op verblijf bestaat, vind ik niet verantwoord.
Wat het verbinden van consequenties aan het bieden van noodopvang door gemeenten betreft, zie ik meer heil in het aangaan van de dialoog met die gemeenten. In die dialoog kan de rijksoverheid gemeenten informeren over de mogelijkheden die de rijksoverheid biedt. Tegelijk biedt dit de rijksoverheid ook de gelegenheid begrip te creëren voor de complexe randvoorwaarden om een terugkeerproces te laten slagen zodat gemeenten een realistisch beeld hebben over wat ze kunnen en mogen verwachten van de zijde van de rijksoverheid. Eén van die belangrijke randvoorwaarden is de bereidheid en inzet van de vreemdeling zelf om terug te keren, zeker daar waar gedwongen terugkeer niet tot de mogelijkheden behoort. Terugkeer is nu eenmaal werken met mensen die ook eigen keuzes maken.
Die dialoog ga ik aan, enerzijds met de VNG, als belangenvertegenwoordiger van de Nederlandse gemeenten, anderzijds via de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) met de individuele gemeenten. De DT&V informeert gemeenten over de mogelijkheden tot terugkeer in individuele zaken en over de alternatieven die er zijn voor het bieden van noodopvang.
Bent u van mening dat de gemeente Smallingerland hiermee de afspraken over noodopvang van ex-asielzoekers in het Bestuursakkoord 2007 schendt?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zijn de instrumenten/maatregelen die u tot uw beschikking hebt om een einde te maken aan noodopvang van ex-asielzoekers in gemeenten?
Zie antwoord vraag 2.
Welke concrete maatregelen kunt en zult u nemen tegen de noodopvang van ex-asielzoekers in Smallingerland?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de ambassades van India en Pakistan weliswaar via hun ambassades meewerken aan een verzoek tot terugkeer, maar deze aanvraag tot terugkeer vervolgens jaren laten liggen? Zijn er meer landen waarbij dit het geval is? Om hoeveel personen gaat het hier? Welke maatregelen kunt en zult u hier tegen treffen?
Er zijn mij geen landen bekend die structureel weigeren hun onderdanen terug te laten keren als zij dat wensen. Ook zelfstandige terugkeer naar Pakistan en India is mogelijk en wordt door de Nederlandse overheid gefaciliteerd. De ervaring leert dat wanneer een Indiase of Pakistaanse vreemdeling Nederland daadwerkelijk wenst te verlaten, bijvoorbeeld met ondersteuning van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), door beide vertegenwoordigingen binnen afzienbare termijn een vervangend reisdocument wordt afgegeven om terug te keren, mits de vreemdeling voldoet aan de voorwaarden voor de afgifte van een dergelijk document. In 2011 en 2012 heeft IOM het vertrek gefaciliteerd van 35 personen naar Pakistan en van 40 personen naar India.
Moskee-internaten |
|
Malik Azmani (VVD), Keklik Yücel (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Kent u de artikelen «Ingrijpen? Dat geeft maar gezeur.»1 en «De gemeente zei dat het veilig was...»?2
Ja.
Wat is uw reactie op het gesprek van de Rotterdamse ambtenaren over de moskee-internaten?
Als minister laat ik mij niet uit over de gesprekken tussen ambtenaren op lokaal niveau. Het college van B&W is hiervoor verantwoordelijk en wordt democratisch gecontroleerd door de gemeenteraad. Ik verwijs daarom naar datgene wat door het college hierover aan de raad is gemeld.
Wat vindt u van het blijkbaar laks interpreteren van de handhavingsregels in de gemeente Rotterdam in het geval van dit moskee-internaat? Is dit ook bij andere moskee-internaten het geval?
Het is aan de lokale overheid om bouw- en bestemmingsvergunningen te verlenen en handhavend op te treden waar dat nodig is. In zijn brief aan de gemeenteraad van 15 januari 2013 (kenmerk 1108629) geeft het college van de gemeente Rotterdam het volgende aan: «Uit het onderzoek dat na 15 november 2012 is uitgevoerd, is gebleken dat bij ieder internaat toezicht is gehouden op de brandveiligheid. (...). In het algemeen worden bij controles (verschillende soorten) gebreken geconstateerd. Bij de onderzochte locaties is zodanig geacteerd dat er geen aanleiding was om tot sluiting over te gaan. De internaten waren en zijn dus voldoende brandveilig.» Ik heb geen reden om aan deze conclusie van de gemeente Rotterdam te twijfelen.
Op 26 februari 2013 heb ik, zoals in mijn eerdere antwoord d.d. 18 december 2012 (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2012–2013, nrs. 927, en 918)op Kamervragen van de leden Karabulut (SP), Bergkamp (D66) en Wilders en Van Klaveren (beiden PVV) aangekondigd, overleg gehad met een aantal betrokken gemeenten om te bezien of het beschikbare instrumentarium toereikend is om de veiligheid en het welzijn van kinderen te waarborgen. Ten aanzien van brandveiligheid en vergunningen hebben de aanwezige gemeenten aangegeven dat deze op orde zijn en dat ze over voldoende instrumenten beschikken om de fysieke veiligheid van kinderen te garanderen. Tijdens het overleg is verder geconstateerd dat er geen waarborgen bestaan ten aanzien van het pedagogische klimaat in de privaat gefinancierde internaten -zoals Turkse internaten- waar kinderen wonen en waarvoor geen toezicht is geregeld. Dat baart ons zorgen. Daarom is afgesproken dat rijk en gemeenten in afstemming met de betrokken internaten en eventuele andere partijen zullen komen tot een kwaliteitskader met aandacht voor onder andere het pedagogisch beleid, de veiligheid en het welzijn van kinderen op deze internaten. Daarbij zullen ook andere gemeenten betrokken worden waarin zich privaat gefinancierde internaten bevinden. Kortheidshalve verwijs ik u ook naar mijn brief van 26 februari 2013 (Kamerstuk II 33 400-XV, nr. 92).
Wat is er sinds het gesprek tussen de ambtenaren in september 2012 ondernomen door de gemeente Rotterdam en/of de nationale overheid in dit specifieke geval?
Zie antwoord vraag 3.
Is er bij u inmiddels meer bekend over het uitvoeren van lijfstraffen in moskee-internaten na het onderzoek van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) naar aanleiding van meldingen in 2011? Zo ja, wat zijn de uitkomsten? Zo nee, zult u hier een aanvullend onderzoek naar instellen en wat zullen de gevolgen zijn wanneer er inderdaad lijfstraffen plaatsvinden?
Zoals gemeld in mijn eerdere antwoord d.d. 18 december 2012 (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2012–2013, nrs. 927, en 918) op de vragen van het lid Karabulut (SP) heeft het AMK het onderzoek naar de meldingen uit 2011 afgesloten en zag het geen aanleiding voor verdere acties. Ik heb geen aanleiding om aan de juistheid van dit besluit te twijfelen.
Wat vindt u van de opmerking dat deze kinderen buiten de samenleving worden gehouden? Is hier sprake van? En zo ja, is dit volgens u integratiebelemmerend en werkt dit segregatie in de hand?
Zoals ik in de integratieagenda (Kamerstuk II 32 824, nr. 7) heb aangegeven mag Nederland geen land zijn van parallelle gemeenschappen, waarin de noodzaak lijkt te vervallen om elkaar te ontmoeten en elkaar te verstaan. Om een plek te vinden in Nederland is het van belang dat migranten in aanraking komen met mensen met andere denkbeelden of een andere levensstijl. Dat geldt zeker voor kinderen. Het is niet wenselijk dat zij opgroeien in afzondering van de rest van samenleving. Enkele gemeenten hebben aangegeven dat het voor hen niet inzichtelijk is hoe het er in de internaten aan toe gaat en voelen zich daarbij ongemakkelijk. De kinderen die in dit type internaten verblijven, gaan naar reguliere scholen. Desondanks vind ik het belangrijk dat kinderen ook buiten schooltijd in aanraking komen met de Nederlandse samenleving.
Wat zijn de mogelijkheden voor de regering om stappen te nemen tegen wantoestanden in moskee-internaten, zoals onveiligheid van gebouwen, het tegenwerken van integratie en het uitdelen van lijfstraffen, wanneer een gemeente niet in staat of niet bereid is bestaande regels te handhaven?
Degenen die zich schuldig maken aan het uitdelen van lijfstraffen kunnen strafrechtelijk, al dan niet ambtshalve, worden vervolgd, afhankelijk van het delict.
Zoals in mijn brief aangekondigd, dient het kwaliteitskader de internaatbesturen richtsnoeren te geven met betrekking tot de verwachte kwaliteit van de internaten. Voor de gemeenten biedt het kwaliteitskader een instrument om toezicht te kunnen houden. Overigens dient het kwaliteitskader aan de door overheid geformuleerde minimumeisen te voldoen. Het kader en het toezicht daarop zal zoveel mogelijk aansluiten op bestaande wetgeving en instrumentarium. Het kader en het voorstel voor toezicht zal mei van dit jaar klaar zijn. Ik zal vervolgens in afstemming met de betrokken gemeenten en in afstemming met de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bezien of het kwaliteitskader en het toezicht daarop afdoende geregeld zijn, en in het verlengde daarvan of wetgeving aangepast dient te worden.
Het toezicht op het fysieke domein (of domein leefomgeving) berust sinds de herziening van het interbestuurlijk toezicht bij de provincie. Ik kan daarom de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) niet opdragen een onderzoek uit te voeren.
Is het juridisch toelaatbaar dat ouders op deze wijze de opvoeding van hun kinderen overlaten aan dergelijke instellingen? Zo ja, wat gaat u doen om deze ontwikkeling (kinderen die buiten de samenleving worden gehouden) tegen te gaan?
Het staat ouders vrij om hun kinderen onder te brengen in internaten of logies.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7, is tijdens het genoemde overleg met de gemeenten geconstateerd dat het toezicht in de privaat gefinancierde internaten – zoals Turkse internaten – niet is geregeld en dat er waarborgen nodig zijn ten aanzien van het pedagogische klimaat, de veiligheid en het welzijn van kinderen in deze internaten. Om daarin alsnog te voorzien, wordt een kwaliteitskader ontwikkeld.
Komen er ook publieke middelen direct of indirect ten pas voor het financieren van deze internaten, zoals bijvoorbeeld dubbele kinderbijslag? Deelt u de mening dat dit ongewenst zou zijn? Zo ja, welke consequenties wilt u hieraan verbinden?
Op dit moment heb ik geen volledig beeld van subsidies die direct dan wel indirect worden verstrekt aan moskee gerelateerde internaten. Wat de kinderbijslag betreft, komt iedere ouder die verzekerd is in aanmerking voor kinderbijslag en als er sprake is van een laag inkomen, kan aanspraak ontstaan op kindgebonden budget. Als het kind niet bij de verzekerde woont, moet voor de kinderbijslag wel worden voldaan aan bepaalde voorwaarden. De voorwaarden gelden voor alle verzekerden en behelzen o.a. dat ouders meer dan € 416,– voor enkele, resp. € 1103,– per kwartaal voor dubbele kinderbijslag aan onderhoud bijdragen.
Wilt u de Kamer op de hoogte houden van de uitkomsten van het aangekondigde overleg met een aantal gemeenten over het beschikbare instrumentarium om de veiligheid en welzijn van de kinderen te waarborgen?
Zie antwoord vraag 8.
In december liet u weten dat binnen de huidige juridische kaders er geen mogelijkheden zijn? Bent u bereid om nieuwe (juridische) maatregelen te nemen?
Zie antwoord vraag 8.
Het bericht ‘Rel rond illegale Marokkanen’ |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de uitspraken van de Nederlandse ambassadeur in Marokko in het artikel «Rel rond illegale Marokkanen»?1
Ja.
Wat vindt u van de stellingname dat de illegaliteit van de genoemde groep Marokkanen hoofdzakelijk te wijten is aan tegenwerking van de Marokkaanse overheid?
Voordat ik inga op de samenwerking met de Marokkaanse autoriteiten wil ik voorop stellen dat er op vreemdelingen een wettelijke vertrekplicht rust. Zelfstandige terugkeer naar Marokko is altijd mogelijk en wordt door de Nederlandse overheid gefaciliteerd. De keuze voor een bestaan in de illegaliteit wordt gemaakt door het individu.
Indien de vreemdeling geen gevolg geeft aan zijn vertrekplicht, is gedwongen terugkeer aan de orde. Daarvoor is de medewerking van het land van herkomst vereist. Zoals de Nederlandse ambassadeur stelde in het genoemde artikel, laat de medewerking van Marokko duidelijk ruimte voor verbetering. Nederland wil graag dat verzoeken tot nationaliteitsvaststelling en afgifte van vervangende reisdocumenten sneller worden afgehandeld. Dit geldt in het bijzonder voor evidente, goed gedocumenteerde zaken waarin geen twijfel kan bestaan over de Marokkaanse nationaliteit en identiteit.
Welke financiële relaties onderhoudt Nederland met Marokko?
Nederland werkt op een groot aantal terreinen met Marokko samen. Op financieel terrein is dit hoofdzakelijk douane- en belastingsamenwerking.
Deelt u de mening dat deze tegenwerking consequenties moet hebben voor de onderlinge relatie tussen Nederland en Marokko?
Het mandaat voor onderhandelingen over een terug- en overnameovereenkomst met Marokko ligt bij de Europese Commissie. Dit beperkt de ruimte van de lidstaten voor het maken van formele, bilaterale afspraken inzake terugkeer.
De onderhandelingen over een EU- terug- en overnameovereenkomst zijn vastgelopen sinds 2010. De Europese inzet is om in de context van het eventuele mobiliteitspartnerschap met Marokko de onderhandelingen af te ronden. Nederland is nauw betrokken bij de onderhandelingen over het mobiliteitspartnerschap en benadrukt daarbij, samen met andere EU-lidstaten, het belang van het afronden van de onderhandelingen over de terug- en overnameovereenkomst.
Daarnaast is bilateraal de afgelopen jaren door mijn voorgangers, maar ook ambtelijk, intensief geïnvesteerd in de contacten met Marokko. Ik zet dit voort, samen met het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Vanzelfsprekend wordt het terugkeerdossier ook vanuit een breder perspectief bekeken. Waar aangewezen beziet het kabinet of koppelingen kunnen worden gelegd met andere dossiers, in het kader van de strategische landenbenadering. Zoals toegezegd zal ik uw Kamer over de strategische landenbenadering nader informeren.
Welke stappen bent u voornemens te ondernemen tegen de Marokkaanse overheid, bijvoorbeeld samen met uw collega van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, zodat deze meewerkt aan het vaststellen van de identiteit van de in Nederland verblijvende illegale personen?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht woningen speciaal voor Moslims in Amsterdam |
|
Malik Azmani (VVD), Barbara Visser (VVD) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten waarin wordt gesteld dat woningcorporatie Eigen Haard een wooncomplex met 188 appartementen in het stadsdeel Bos en Lommer geheel aanpast aan de woonwensen van moslims?1
Ja.
Klopt de berichtgeving dat de woningen zijn gerenoveerd met een inbouwkast voor de schoenen, extra waterleidingaansluitingen voor het ritueel reinigen voor het bidden, tussen de woonkamer en de keuken schuifdeuren om het traditionele mannen- en vrouwendomein te kunnen scheiden en dat ook satellietschotels voor 8 000 internationale zenders zijn geplaatst?
Nee, deze berichtgeving is niet correct. Ik zal de door u aangegeven vragen achtereenvolgens behandelen:
In hoeverre zijn er extra kosten gemaakt voor deze specifieke renovatiewerkzaamheden die voor een algemene renovatie niet zouden zijn gemaakt? Kunt u deze meerkosten aangeven ten behoeve van aanpassen van de woning aan de woonwensen van moslims? Wat waren de totale renovatiekosten en hoe verhouden deze tot de algemeen gangbare renovatiekosten? Vallen deze kosten onder de Diensten Algemeen Economische Belang? Zo ja, vindt u dit gerechtvaardigd? Zo nee, wat betekent dit voor de woningtoewijzing door Eigen Haard?
Het belangrijkste doel van het project van 188 woningen was om te komen tot energiezuinige woningen en hier zijn ook de meeste kosten in gaan zitten (de totale verbouwkosten betroffen ongeveer 183.000 euro per woning)3. De extra kosten per woning met betrekking tot de woonwensen betreffen alleen de kraantjes van 25 euro per stuk (materiaalkosten). Aangezien het een renovatieproject betreft van sociale huurwoningen zijn deze gerealiseerd als Dienst van Algemeen Economisch Belang en worden de woningen toegewezen overeenkomstig het reguliere toewijzingsbeleid. Dit betekent dat de woning in beginsel wordt toegewezen aan degene die aan de beurt is met een inkomen tot 33.665 euro.
In hoeverre is hierbij volgens u sprake van verspilling van maatschappelijke gelden die anders gebruik zou kunnen worden gemaakt voor extra sociale huurwoningbouw of andere renovatiewerkzaamheden in Amsterdam? Wat is uw opvatting daarover?
Het bedrag waar in dit geval sprake van is, is niet dermate hoog dat hier andere projecten van zouden kunnen worden bekostigd. Met het aanbrengen van het kraantje wordt de indruk gewekt dat hier vanwege de religie van een specifieke groep bewoners een voorziening is aangebracht.
Deelt u de opvatting dat woningcorporaties zich niet moeten bezighouden met het aanbieden van woningen die specifiek inspelen op woonwensen van diverse geloofsgroepen in dit land? Is er volgens u sprake van overschrijden van eigenlijke taken die toebehoren aan woningcorporaties? Zo ja, wat zou u daar tegen kunnen doen? Zijn er meer soortgelijke initiatieven van woningcorporaties in Nederland, dan wel bij Eigen Haard? Zo ja, welke?
Op grond van de regelgeving zoals deze in artikel 12 van het Besluit beheer sociale huursector (Bbsh) is vastgelegd draagt de corporatie zorg voor het bouwen van zodanige woongelegenheden of het treffen van zodanige voorzieningen daaraan, dat deze, gegeven de omstandigheden ter plaatse, zo goed mogelijk passen bij de te huisvesten personen. In dit kader past het om de wensen van de bewoners mee te nemen in de bepaling van de woonkwaliteit en de leefomgeving.
Specifiek religieuze wensen passen daar niet in. Ten aanzien van woningen die door corporaties zijn gerealiseerd en die inspelen op specifieke woonwensen van diverse groepen zijn vanaf rond 1990 diverse voorbeelden te vinden in Nederland. Zo is woningcorporatie Harmonisch Wonen in Lelystad gericht op bewoners die willen leven in de Vedische traditie. Daarnaast verhuren woningcorporaties bijvoorbeeld complexen aan woongroepen voor Nederlandse, Hindoestaanse, Antilliaanse, Chinese, Turkse en ook vegetarische ouderen. Deze woonvormen bieden ouderen de kans om met gelijkgezinden te wonen. Meestal zijn er bij deze woningen gemeenschappelijke ruimten gerealiseerd. Een deel van deze gemeenschappelijke ruimten zou kunnen worden gebruikt voor religieuze doeleinden. Ik vind het ongewenst dat met maatschappelijk bestemd geld woningen specifiek worden gebouwd voor en/of verhuurd aan religieuze groepen. Ik verwacht van woningcorporaties dat hun woningen toegankelijk zijn voor iedereen die hier op volkshuisvestelijke gronden voor in aanmerking komt. Ik zal hierover met Aedes in contact treden.
Deelt u de opvatting dat deze speciale woningen voor moslims segregatie verder in de hand werken en dat het apart wonen tevens belemmerend kan werken voor de integratie van moslims in de Nederlandse samenleving? Kunt u tevens voorstellen dat er moslims zijn in dit land die hier helemaal niet op zitten te wachten, die niet anders zouden willen worden behandeld dan alle andere Nederlanders, gelovig of niet gelovig?
Vanuit integratiebeleid staat voorop dat iedereen, ongeacht afkomst, participeert in de Nederlandse samenleving. Concentratie en/of maatschappelijke afzondering op basis van etniciteit is daarom een punt van aandacht. Er zijn echter geen aanwijzingen dat hier in casu sprake van is.
De 825.000 moslims in Nederland kennen een grote verscheidenheid qua etniciteit, opleidingsniveau, geloofsstroming en algemene opvattingen; ik kan mij dan ook goed indenken dat de meningen over deze kwestie onder de moslims in ons land wijd uiteenlopen.
Deelt u de opvatting dat gemeenschapsgeld in Nederland nooit gebruikt mag worden om voorzieningen te treffen die mannen en vrouwen van elkaar scheiden? Zo ja, welke conclusies kan en wilt u verbinden aan deze handelswijze van Eigen Haard?
Ik vind dat voorzieningen die ongelijkheid tussen mannen en vrouwen vergroten niet gefinancierd moeten worden met gemeenschapsgeld.
Alhoewel ik het in dit geval niet aan de orde acht, zal ik indien sprake is van betekenisvolle investeringen van corporaties gericht op de uitoefening van een bepaalde religie, deze corporaties daar op aanspreken en zo nodig het mij ter beschikking staande wettelijke instrumentarium inzetten.
Het bericht “Ministerie ziet een duidelijke toename arbeidsuitbuiting” |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Ministerie ziet een duidelijk toename arbeidsuitbuiting»?1
Ja
Deelt u de mening dat er zero tolerance-beleid moet worden gevoerd ten aanzien van fraudeurs en dat uitbuiting zeer ongewenst is en te allen tijde hard bestreden moet worden?;
Ja. Dit blijkt ook uit de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving. Daarin maakt de regering duidelijk dat er in ons land geen plaats is voor bedrijven die de wettelijke normen inzake arbeidsomstandigheden en arbeidsverhoudingen willen overtreden. In het kader van deze wet wordt derhalve een pakket aan maatregelen geïntroduceerd teneinde een effectieve invulling te geven aan het zero-tolerance beleid ten aanzien van werkgevers die herhaaldelijk de arbeidswetten overtreden. Tevens wordt geïnvesteerd in betere informatie-uitwisseling (tussen uitvoeringsorganen onderling en met publieke en private nutsbedrijven). Dit verhoogt de pakkans. Ten slotte vindt voorlichting plaats zodat burgers en bedrijven de regels kennen en ook weten wat de gevolgen zijn als zij die overtreden.
Welke overtredingen zijn bij de zes onderzoeken die al zijn afgerond geconstateerd?
De rechter heeft over deze zes afgeronde onderzoeken, waarbij mensenhandel (ex artikel 273f Wetboek van Strafrecht) ten laste is gelegd, nog geen uitspraak gedaan. Daardoor kunnen hierover geen mededelingen worden gedaan.
In hoeveel, en in welke, gevallen is er over gegaan tot het opleggen van boetes? In hoeverre is er op basis van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving en de motie Azmani-van den Besselaar2 overgegaan tot het innen van een dwangsom of het stilleggen van de werkzaamheden? Zo ja, in hoeveel gevallen? Zo nee, waarom niet?
Uit strafrechtelijke onderzoeken ex artikel 273 Wetboek van Strafrecht (mensenhandel) vloeien niet zozeer administratieve boetes voort, maar vooral gevangenisstraffen die de rechter in voorkomende gevallen kan opleggen. Omdat bij arbeidsuitbuiting sprake kan zijn van ernstige overtreding van arbeidswetten kan in voorkomende gevallen op basis van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving ook stillegging van alle of een deel van de werkzaamheden in het bedrijf aan de orde komen. Na de eerste ernstige overtreding wordt een waarschuwing tot preventieve stillegging gegeven, die bij de volgende overtreding wordt geëffectueerd. Dit is echter pas mogelijk nadat deze wet op 1 januari 2013 in werking is getreden. Deze wet voorziet overigens niet in de mogelijkheid een dwangsom op te leggen (zie ook: Kamerstukken II, 2011/12, 33 207, nr. 4).
In hoeverre betreft het hier bedrijven die al vaker in de fout gegaan zijn en is er dus sprake van recidivisme?
Zoals eerder aangegeven kunnen over strafrechtelijke onderzoeken pas mededelingen worden gedaan nadat de rechter een uitspraak heeft gedaan. Dat is bij deze zes afgeronde strafrechte-lijke onderzoeken nog niet het geval.
Wat gaat u er aan doen om in de toekomst arbeidsuitbuiting tegen te gaan en te voorkomen?
In het kader van de Task Force Aanpak Mensenhandel worden met de andere ketenpartners de nodige maatregelen getroffen om arbeidsuitbuiting tegen te gaan en te voorkomen. De maatregelen hebben betrekking op de kwaliteit van handhaving, versterking van de samenwerking, voorlichting en de opvang van slachtoffer. In het Meerjarenplan 2013–2014 van de Inspectie SZW heeft Arbeidsuitbuiting de hoogste prioriteit.
Werkloze jongeren die op reis gaan naar Schotland |
|
Malik Azmani (VVD), Ton Elias (VVD) |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD), Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Zeven werkloze jongeren op reis naar Schotland»?1
Ja.
Klopt het dat dit project gefinancierd wordt vanuit het Leonardo Da Vinci project van het Europese programma «Leven Lang Leren» dat uitgevoerd wordt door het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap?
Ja. Het Leonardo da Vinci programma is onderdeel van het Europese programma «Leven Lang Leren». In dat programma bestaat binnen de subsidielijn transnationale mobiliteit de categorie «People on the Labour Market». De subsidielijn richt zich op pas afgestudeerden, schoolverlaters, werkenden en werkzoekenden. Het Nationaal Agentschap voor het programma een «Leven Lang Leren» heeft Leonardo-subsidie toegekend aan Werkcenter Nederland voor projecten voor «People on the Labour Market». Een eis om in aanmerking te komen voor een Leonardo-subsidie is dat de werkstage in een ander EU-lidstaat plaatsvindt.
Kunt u aangeven waarom deze werklozen op reis naar Schotland gaan? Waarom kunnen zij in Nederland geen «inspiratie» opdoen?
Het is niet het doel van dit project om inspiratie op te doen, maar om deelnemers te ondersteunen bij het verkrijgen van een start- of arbeidskwalificatie.
Deelnemers zijn werkloze probleemjongeren die veelal hun opleiding niet hebben afgemaakt. Gebleken is dat gedurende de periode van uitzending (waarbij de deelnemer uit de eigen omgeving is) er geen terugval plaatsvindt in oude patronen; een risico dat bij deze doelgroep aanwezig is. Dit neemt niet weg, dat het kabinet van mening is dat werkloze jongeren niet per se naar het buitenland behoeven te worden gestuurd om een positief resultaat te kunnen bereiken.
In hoeverre is het volgens u een taak van Europa om zich te bemoeien met projecten voor arbeidsdeelname in lidstaten?
De EU is bevoegd om een ondersteunende rol te spelen als het gaat om het bevorderen van werkgelegenheid (artikel 3 EU-verdrag en titel IX EU-werkingsverdrag).
Gelet op de snel stijgende jeugdwerkloosheid lanceerde de Commissie in december het «Kansen voor Jongeren»-initiatief. Bij het tegengaan van jeugdwerkloosheid is de inrichting van het werkgelegenheidsbeleid echter primair een taak van nationale overheden (zie ook Kamerstuk 22 112 nr. 1355).
De belangrijkste bijdrage vanuit de EU-begroting wordt geleverd via het Europees Sociaal Fonds (ESF). Maar vanwege de ernst van het probleem worden ook andere EU-fondsen ingezet, zoals het Leven Lang Leren Programma.
Valt deze aanwending van Europese middelen voor dit project door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en door de betreffende gemeente(n) onder de criteria van de Europese subsidieverstrekking?
Ja, de subsidie in het kader van de actielijn «People on the Labour Market» is toegekend door het Nationaal Agentschap voor het Leven Lang Leren Programma. Het project is door het Agentschap getoetst aan de criteria zoals deze zijn vastgesteld door de Europese Commissie in het kader van het Leven Lang Leren Programma. Het ministerie van OCW en de Europese Commissie houden toezicht op de uitvoeringsactiviteiten van het Nationaal Agentschap.
Hoe verhoudt een inspiratievakantie zich tot het beleid van de bewindspersonen van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat juist in beginsel gericht is op eigen verantwoordelijkheid van jongeren (of je gaat naar school, of je gaat aan het werk)?
Het kabinet onderschrijft dat jongeren in de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn voor het zoeken naar een baan c.q. een opleiding. Mochten zij hierin echter niet slagen, dan kunnen gemeenten jongeren hierbij ondersteunen, bijvoorbeeld met een werkstage in Nederland. Re-integratie van probleemjongeren valt onder de verantwoordelijkheid van gemeenten.
Gemeenten zijn daarbij verantwoordelijk om aan de hand van de individuele omstandigheden en de voorhanden zijnde mogelijkheden te bepalen op welke wijze (maatwerk) de werkloze jongere zo goed mogelijk ondersteund kan worden naar werk of naar scholing. De tegenprestatie is overigens niet primair gericht op arbeidsinschakeling, maar op het naar vermogen verrichten van onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden. Afhankelijk van de concrete werkzaamheden die worden verricht, zouden dergelijke werkzaamheden wel kunnen helpen om arbeidsritme op te doen.
Het kabinet onderschrijft dat gemeenten er verstandig aan doen de hun beschikbaar gestelde middelen zo effectief mogelijk in te zetten, waarbij de vraag gesteld kan worden of projecten in het buitenland aan dat criterium voldoen.
De gemeenteraad is echter in de eerste plaats verantwoordelijk om hierop toezicht te houden.
Deelt u de mening dat het voor jongeren veel beter is om arbeidsritme in Nederland op te doen, dan in het buitenland «inspiratie» op te doen? Is bijvoorbeeld de tegenprestatie naar vermogen niet een veel beter en goedkoper middel om langdurig werkzoekenden arbeidsritme te laten opdoen?
Zie antwoord vraag 6.
In hoeverre bent u bekend met andere voorbeelden van gemeenten die werklozen gratis op vakantie sturen?
Het kabinet is bekend met één eerder soortgelijk project dat eveneens vanuit het werkplein Eemsdelta was geïnitieerd. Ook daar is overigens geen sprake van een vakantie.
Deelt u de mening dat gemeenten er voor moeten zorgen dat werklozen hun vaardigheden en opleiding op niveau brengen en hen daar eventueel bij te helpen, in plaats van hen op vakantie te sturen?
Nee, jongeren zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het zoeken van een baan c.q. een opleiding. Als zij hiertoe niet in staat blijken, kunnen gemeenten jongeren hierbij ondersteunen.
Bent u bereid de middelen die aan de betreffende gemeente zijn verstrekt terug te vorderen nu zij er kennelijk «zinloze en averechtse» activiteiten van financieren?
Het betreft EU-middelen, die door het Nationaal Agentschap Leven Lang Leren worden beheerd en op grond van Europese subsidievoorwaarden zijn toegekend. Het is daarom niet mogelijk voor het rijk deze middelen terug te vorderen.
Aangezien het project nog loopt kunnen op voorhand geen conclusies worden getrokken over de resultaten van de werkstage.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat gemeenten langdurig werklozen niet meer belonen met een vakantie, maar hen er toe aanzetten om aan het werk te komen?
Zie antwoord vraag 10.
In het buitenland gedetineerde uitkeringsontvangers |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de brief «Jaarlijkse rapportage over Nederlandse gedetineerden in het buitenland» van de minister van Buitenlandse Zaken?
Ja.
Is het waar dat het ministerie van Buitenlandse Zaken registreert welke Nederlanders of buitenlanders met een Nederlandse verblijfsvergunning in het buitenland zijn gedetineerd, maar deze gegevens vervolgens niet op persoonsniveau mag delen met andere ministeries c.q. uitvoeringsdiensten? Kunt u dit toelichten?
Het is juist dat het ministerie van Buitenlandse Zaken Nederlanders en buitenlanders met een Nederlandse verblijfsvergunning in buitenlandse gevangenissen registreert, echter alleen indien de gedetineerde om consulaire hulp verzoekt. In het kader van de Wet bescherming persoonsgegevens is het niet toegestaan om deze gegevens met andere ministeries c.q. uitvoeringsdiensten te delen.
Klopt het dat het hierdoor niet mogelijk is uitkeringen in te trekken van personen, die volgens de wet eigenlijk geen uitkering meer zouden mogen krijgen?
Om uitkeringen in te kunnen trekken van personen die gedetineerd zijn in het buitenland, zijn uitkerende instanties afhankelijk van informatie daarover. Een uitkeringsinstantie kan er zelf, bij controlebezoeken in het buitenland, achter komen dat er sprake is van detentie in het buitenland. In deze situaties kan de uitkerende instantie de uitkering intrekken.
De wettelijk voorschreven inlichtingenplicht van de uitkeringsgerechtigde om de detentie te melden is hier onvoldoende. Burgers zullen immers niet voldoen aan deze plicht, als zij ten onrechte aanspraak willen maken op een uitkering. De detentie blijft zo verborgen voor de uitkeringsinstantie. De uitkering loopt dan ten onrechte door. Ik vind dit onacceptabel.
Kunt u -geaggregeerd per uitkeringssoort- toelichten hoeveel personen in het buitenland zijn gedetineerd, die nog steeds een Nederlandse uitkering ontvangen? Kunt u daarbij toelichten of het in een overgrote meerderheid gaat om drugsdelicten?
Gemeenten, UWV noch SVB houden van de stop gezette uitkeringen, vanwege detentie, de reden van detentie bij. Het feit dat uitkeringsontvangers in detentie verblijven is voldoende grond om de uitkering stop te zetten. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft ca. 2530 Nederlanders en buitenlanders met een Nederlandse verblijfsvergunning geregistreerd, die in buitenlandse detentie verblijven. Uit onderzoek is gebleken dat ca. 65% drugs gerelateerd is (Kamerstukken 2011–2012, 30 010, nr. 18). Of zij een uitkering hebben of niet is niet van belang voor het verlenen van consulaire bijstand. Het ministerie van Buitenlandse Zaken houdt dit niet bij.
Deelt u de mening dat het volstrekt onacceptabel is dat criminelen, die in het buitenland in de bak zitten, worden beloond met een Nederlandse uitkering?
In de sociale zekerheidswetten is vastgelegd dat gedetineerden die langer dan een maand in detentie verblijven, geen recht hebben op een uitkering. Voor de WWB en de Werkloosheidswet (WW) stopt het recht op uitkering vanaf de eerste dag van detentie. Dit geldt onverkort ook bij detentie in het buitenland. Wanneer gedetineerden in het buitenland in strijd met de wet een uitkering ontvangen, is dit onacceptabel.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat in het buitenland gedetineerde criminelen geen uitkering meer kunnen krijgen van de Nederlandse overheid? Zo ja, hoe gaat u dit regelen?
Zoals ik al in het antwoord bij vraag 5 aangaf hebben gedetineerden geen recht op een uitkering, ook niet bij detentie in het buitenland. Bij de handhaving van de uitsluitingsgrond is het knelpunt dat het de uitvoeringsorganen in de sociale zekerheid aan de wettelijke grondslag ontbreekt de gegevens van in het buitenland gedetineerde Nederlanders en buitenlanders met een Nederlandse verblijfsvergunning van Buitenlandse Zaken te ontvangen. Dit is conform de Wet bescherming persoonsgegevens. Buitenlandse Zaken wijst Nederlanders en buitenlanders met een Nederlandse verblijfsvergunning die in het buitenland in detentie verblijven erop dat zij de uitkerende instantie in Nederland zo snel mogelijk moeten inlichten over het feit dat men gedetineerd is.
Ik ben nu bezig met een wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en enige andere wetten in verband met fraudeaanpak door gegevensuitwisselingen en het effectief gebruik van binnen de overheid bekend zijnde gegevens. Hierin wordt de levering geregeld van gegevens van gedetineerden in het buitenland. Op basis van deze wettelijke grondslag kan de minister van Buitenlandse Zaken de gegevens van in het buitenland gedetineerde Nederlanders en buitenlanders met een Nederlandse verblijfsvergunning, waarover hij beschikt en die noodzakelijk zijn voor het recht op een uitkering, verstrekken aan gemeenten, SVB en UWV. Met de voorziene wettelijke grondslag kan de uitkering, in tegenstelling tot de huidige situatie, ook op basis van het signaal van Buitenlandse Zaken worden ingetrokken.
Met de onderhavige wetswijziging bereid ik ook regelgeving voor andere gegevensuitwisselingen voor zoals:
Het bericht 'Frauderende moeders moeten afval ruimen en het bericht 'Arme fraudeurs moeten vuilnis rapen |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Frauderende moeders moeten afval ruimen»1 en het bericht «Arme fraudeurs moeten vuilnis rapen»2? Zo ja, wat is uw reactie op deze berichtgeving?
Ja, ik heb kennis genomen van de berichtgeving. Deze berichtgeving is onjuist voor wat betreft het aantal vrouwen dat na acceptatie van een transactie onbetaalde arbeid (heeft) verricht ter voorkoming van strafvervolging. Het bericht spreekt van «honderden vrouwen», terwijl dit 38 vrouwen betreft.
Kunt u nagaan om hoeveel mensen het gaat in de berichtgeving? Voor welk bedrag er is gefraudeerd met de kinderopvangtoeslag door deze mensen? Zo ja, kunt u deze gegevens met de Tweede Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
De berichtgeving betreft twee grote strafrechtelijke onderzoeken naar georganiseerd misbruik van kinderopvangtoeslag.
In het eerste onderzoek is sprake van in totaal 65 verdachten. Zij worden verdacht van oplichting, valsheid in geschrifte en witwassen. Daaronder bevinden zich vijf verdachte tussenpersonen die een coördinerende rol hebben vervuld. Het onderzoek naar deze tussenpersonen is nog niet afgerond. Op basis van de huidige stand van het onderzoek, is het Openbaar Ministerie voornemens deze verdachten strafrechtelijk te vervolgen. Naast deze hoofdverdachten zijn 60 aanvragers van kinderopvangtoeslag als verdachte aangemerkt. Aan 49 van deze verdachten is een transactie aangeboden ter voorkoming van strafvervolging, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid. 38 verdachten hebben dit aanbod met de daarbij behorende wettelijke voorwaarden geaccepteerd. Naast de taakstraf moeten de verdachten ook de ten onrechte ontvangen kinderopvangtoeslag terugbetalen. De geschatte omvang van het fraudebedrag bedraagt volgens de berekening van de FIOD ruim € 3 miljoen. Het is aan de afdeling Toeslagen van de Belastingdienst om van alle personen die onterecht kinderopvangtoeslag hebben ontvangen dit geld terug te vorderen.
Het tweede onderzoek is een afsplitsing van het eerste onderzoek. Dit onderzoek is nog in volle gang.
Wat vindt u van het feit dat er taakstraffen worden opgelegd in plaats van boetes?
Deze zaak moet vanuit de huidige wet- en regelgeving worden bekeken. Iedere strafzaak vraagt om een separate beoordeling van wat de meest geëigende strafsoort en strafmaat zou moeten zijn. Daarbij houdt het Openbaar Ministerie (OM) rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachten, waaronder de draagkracht van verdachte. Bij de afdoening van deze zaak is aansluiting gezocht bij de huidige OM-richtlijn van strafvordering voor sociale zekerheidsfraude, waarbij een grensbedrag van € 30 000,- is gehanteerd. Indien het fraudebedrag die grens te boven gaat, komt een verdachte met de huidige regelgeving in beginsel niet voor een buitengerechtelijke afdoening in aanmerking. Het OM heeft gehandeld binnen de huidige mogelijkheden.
Op 10 maart 2011 heb ik de Tweede Kamer een brief gestuurd met daarin de voornemens om fraude op het sociaal zekerheidsdomein effectief aan te pakken (Kamerstukken II, 2010–2011, 17 050, nr. 403). Het kabinet wil meer lik-op-stuk beleid middels bestuurlijke afdoening. Daarnaast worden de bestuurlijke boetes verhoogd. In het wetsvoorstel «Aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving» (Kamerstukken II, 2011–2012, 33 207, nr. 1), dat ik op 20 maart jl. naar uw Kamer heb verzonden, staat het voornemen om de aangiftegrens van € 10 000 naar € 50 000,- te verhogen. Dit betekent dat er meer zaken bestuurlijk (met bestuurlijke boetes) afgedaan worden. Boven de grens van € 50 000 worden zaken in beginsel strafrechtelijk afgedaan. Samen met de Minister van V&J werk ik aan een aanscherping van de beleidsregels van het OM inzake het opsporings-, vervolgings- en strafvorderingsbeleid met betrekking tot fraude met uitkeringen, verstrekt krachtens de sociale zekerheidswetgeving (Stcrt 2008, nr. 249 en 2010, nr. 9578).
Ten aanzien van bestuursrechtelijke afdoening van fraude kan ik u melden dat de boetes bij fraude met de kinderopvangtoeslag reeds per 1 juli 2012 tot maximaal 100 procent van het benadelingsbedrag verhoogd zullen worden. Vanaf 1 januari 2013 zullen daarnaast ook de boetes in geval van recidive bij fraude met de kinderopvangtoeslag extra worden verhoogd (150 procent). Deze boetes bij recidive worden dan verrekend met het (toekomstige) recht op kinderopvangtoeslag. Op deze wijze treffen wij fraudeurs daar waar ze het meest gevoelig zijn: financieel. Met het wetsvoorstel «Aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving» worden ook de sancties voor fraude met onder andere bijstandsuitkeringen stevig aangescherpt.
In hoeveel gevallen is er een alternatieve straf opgelegd in de vorm van een taakstraf? Wanneer er geen taakstraf is opgelegd wat is dan de strafmaatregel geweest voor de fraudeur?
Van de 60 verdachten hebben 38 verdachten een transactie geaccepteerd ter voorkoming van strafvervolging, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid. 11 verdachten hebben de transactie niet geaccepteerd en zijn of worden alsnog gedagvaard. 11 verdachten zijn of worden gedagvaard omdat het grensbedrag van € 30 000 uit de huidige OM-richtlijn voor strafvordering voor sociale zekerheidsfraude is overschreden.
Uitgaande van de berichtgeving dat wanneer deze vrouwen de taakstraf niet volbrengen of zich niet melden ze alsnog worden veroordeeld door de politierechter tot een «gewone» straf naast het terugbetalen van het gefraudeerde bedrag zijn er gevallen bekend waarbij men zich niet heeft gemeld en er is overgegaan tot het opleggen van een «gewone» straf? Zo ja, kunt u aangeven wat deze «gewone» straf in die gevallen inhield?
Er zijn geen gevallen bekend waarin de opgelegde taakstraf niet is volbracht. Er zijn ook geen gevallen bekend waarin de verdachten zich niet hebben gemeld. Indien daar wel sprake van zou zijn, volgt dagvaarding en bepaalt de rechter of een verdachte veroordeeld wordt en zo ja welke straf passend is.
Uitgaande van de berichtgeving dat deze zogenoemde alternatieve straf alleen kan worden opgelegd bij fraudegevallen tot 30 000 euro, waar is deze grens op gebaseerd?
Dit is gebaseerd op de huidige OM-richtlijn voor strafvordering voor sociale zekerheidsfraude.
Wat vindt u van de gedachtegang bij Justitie die in de berichtgeving naar voren komt dat het opleggen van boetes zinloos is voor deze groep omdat ze vrijwel allemaal van een uitkering leven?
Fraude mag nooit lonend zijn, ook niet voor mensen met een uitkering. Er moet gekeken worden naar de meest effectieve sanctie. De mogelijkheden binnen de huidige wet- en regelgeving zijn anders dan de mogelijkheden die ik wenselijk vind. Hiertoe heb ik dan ook, mede namens de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het wetsvoorstel «Aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving» ingediend (zie ook beantwoording van vraag 3).
Deelt u de mening dat een taakstraf niet in verhouding staat met het frauderen voor tienduizenden euro’s en dat naast het in ieder geval terugvorderen van het gefraudeerde bedrag een boete op zijn plaats is? Deelt u de mening dat, wanneer deze boete niet betaald kan worden, er moet kunnen worden overgegaan tot vrijheidsbenemende maatregelen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zoals eerder aangegeven zijn de mogelijkheden binnen de huidige wet- en regelgeving anders dan de mogelijkheden die ik wenselijk vind. Het kabinet wil meer lik-op-stuk beleid middels bestuurlijke afdoening. Daarnaast worden de bestuurlijke boetes verhoogd. Samen met de Minister van V&J werk ik aan een aanscherping van de beleidsregels van het OM inzake het opsporings-vervolgings- en strafvorderingsbeleid met betrekking tot fraude met uitkeringen, verstrekt krachtens de sociale zekerheidswetgeving. Het aanscherpen van de strafeisen door het OM bij ernstige fraude is hier een onderdeel van.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van dit nieuwe regime?3 Behoren in het nieuwe regime de situaties zoals deze naar voren komen in de berichtgeving waarbij taakstraffen worden opgelegd bij fraude met tienduizenden euro’s, tot de verleden tijd?
Als de fraude in het nieuwe regime onder de € 50 000 valt, zal deze in het nieuwe regime in beginsel bestuurlijk worden afgedaan middels terugbetalen en een bestuurlijke boete (die bij recidive direct verrekend wordt). Als de fraude boven de € 50 000 komt, zal deze in beginsel strafrechtelijk worden afgedaan volgens de aangescherpte richtlijn die een indicatie geeft voor de te eisen straf dan wel de aan te bieden transactie.
Het bericht 'Grootschalige fraude met uitkeringsgeld jonggehandicapten |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht op de site van RTL nieuws «Grootschalige fraude met uitkeringsgeld jonggehandicapten»?1
Ja.
Wat is er van waar dat in ieder geval voor tonnen is gefraudeerd zoals het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV) heeft bevestigd tegenover RTL Nieuws? Om hoeveel bedrijven gaat het hier? En om hoeveel zaken? Voor welk bedrag zou er gefraudeerd zijn door de onderzochte jobcoach-bedrijven?
UWV heeft in het bedoelde onderzoek mogelijke fraude opgespoord van ten minste 200 000 euro. Het betreft hier de jobcoachdeclaraties van één bedrijf. Tot op heden zijn 51 dossiers van het betrokken bedrijf onderzocht, in ruim de helft van de gevallen zijn tot nu toe onregelmatigheden geconstateerd. In totaal zijn ruim 200 Wajongers verbonden aan de betrokken organisatie. De totale omvang van de fraude is nog onbekend.
Klopt het bericht dat het UWV niet heeft ingegrepen? Kunt u aangeven of het inderdaad waar is dat er al in 2006 interne signalen zijn afgegeven dat er werd gefraudeerd? Zo ja, waarom werd er toen niet ingegrepen door het UWV?
De Raad van Bestuur van UWV heeft in augustus 2011 een melding ontvangen over mogelijke fraude bij het gebruik van de jobcoachvoorziening door een jobcoachorganisatie uit Rotterdam. Dit signaal was eerder dit jaar lokaal aangeleverd en geregistreerd, maar leidde niet onmiddellijk tot een onderzoek. Na ontvangst van bovengenoemde brief heeft het UWV de validiteit van het signaal onderkend en is het gestart met het onderzoek.
UWV heeft mij gemeld dat er op dit moment geen aanwijzingen zijn van eerdere meldingen in 2006 van fraude bij jobcoachorganisaties waar niet op is gereageerd. UWV heeft, om uit te sluiten dat er nog oude signalen van fraude zijn die niet tot de gewenste actie hebben geleid, zowel intern als extern opgeroepen om fraudesignalen te melden. Mochten er nog signalen binnenkomen worden deze meegenomen in vervolgonderzoek.
Hoe verloopt de controle op de gedeclareerde uren van de jobcoach-bedrijven? Aan welke voorwaarden moeten de jobcoach-bedrijven voldoen?
Een jobcoach wordt ingezet om jonggehandicapten ondersteuning en begeleiding te bieden bij het verrichten van regulier werk. Het gaat hierbij om het aanleren van zowel sociale als werkgerelateerde vaardigheden. De jobcoach heeft ook een taak bij de begeleiding van de werkgever in zijn omgang met de Wajonger. Het doel is dat de Wajonger zelfstandig en zonder begeleiding bij de werkgever aan de slag kan.
Om de kwaliteit van de jobcoachorganisaties te borgen stelt UWV eisen aan de organisaties die de jobcoachregeling uitvoeren. Alleen bedrijven die door UWV erkend zijn worden ingezet. Bedrijven worden pas erkend wanneer ze aan een aantal opleidingscriteria voldoen, een keurmerk hebben en een goede beschrijving geven van hun jobcoachaanpak.
Hoe bent u van plan om te voorkomen dat in de toekomst jobcaoch-bedrijven kunnen frauderen met gedeclareerde uren ten koste van de kwetsbaren in onze samenleving? Hoe wordt de controle aangescherpt? Welke stappen worden ondernomen tegen de bedrijven die hebben gefraudeerd? Deelt u de mening dat elke gefraudeerde euro teruggevorderd dient te worden?
Voorop staat dat fraude niet mag lonen en dat dit hard wordt aangepakt. Daarom zal het UWV alles in het werk stellen om al het geld waarmee gefraudeerd is terug te halen. Dit geldt uiteraard ook voor mogelijk toekomstige gevallen.
Voor de acties die zijn genomen jegens het betrokken bedrijf en de vervolgacties die genomen zijn en worden ter bestrijding en voorkoming van soortgelijke fraude verwijs ik u naar de brief die ik uw Kamer over deze kwestie heb doen toekomen.
‘Te veel jongeren in de Wajong’ |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de nieuwsuitzending «Te veel jongeren in de Wajong»?1
Ja.
Zo ja, wat vindt u van de berichtgeving dat de afgelopen jaren gemeenten jongeren in een Wet investeren in jongeren (WIJ) of Wet werk en bijstand (WWB) uitkering hebben doorgesluisd naar de Wajong om financieel voordeliger uit te komen?
Dat er sprake is geweest van substitutie van de WWB naar de Wajong is niet nieuw. Dit effect komt ook naar voren in het CPB-rapport over doorstroom van de WWB naar de Wajong. Het vloeit voort uit het gegeven dat er twee regimes zijn voor jongeren met arbeidsmogelijkheden.
Ik vind het ongewenst dat niet de kortste weg naar werk, maar de vraag welke regeling voor betrokkene en/of uitvoeringsinstantie het meest gunstig is, centraal zou staan. Daarom ben ik voornemens het huidige stelsel aan te passen met de Wet Werken naar Vermogen (WWNV). Het CPB-rapport vormt daarmee ondersteuning voor de koers die het kabinet heeft gekozen met het voorgenomen wetsvoorstel Werken naar Vermogen.
Kunt u aangeven hoe dit mogelijk is geweest? Deelt u de mening dat de toegang tot de Wajong te vrijblijvend lijkt, omdat de instroom al jaren explosief is en ook in 2010 volgens het CPB circa 17 000 jongeren bedroeg?
In de huidige situatie verschillen de voorwaarden met de andere regelingen en ligt de uitvoering niet in één hand. Gemeenten voeren de WWB/WIJ en Wsw uit, terwijl UWV de wet Wajong uitvoert. Dit leidt ertoe dat nog te veel mensen met een arbeidsbeperking niet werken terwijl zij daar (deels) wel toe in staat zijn. Het kabinet heeft als doel om met de Wet werken naar vermogen meer eenheid en meer duidelijkheid aan te brengen in de manier waarop we mensen die nu in de WWB/WIJ, Wsw en Wajong zitten (waar het kan) aan de slag helpen en beschermen (waar het noodzakelijk is). In de toekomst kan iedereen met arbeidsvermogen een beroep doen op één regeling, de WWNV, waarvan de uitvoering in één hand komt te liggen, bij de gemeenten. Mensen met een arbeidsbeperking zullen in eerste instantie beoordeeld worden op hun mogelijkheden om (deels) te werken en de aanpak die erbij past om dat ook te realiseren. Voor jonggehandicapten die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn – en die dus niet kunnen werken – blijft de wet Wajong bestaan.
Welke rol heeft het Uitvoeringsorgaan werknemersverzekeringen (UWV) gehad om deze jongeren ook toe te laten tot de Wajong? Kunt u aangeven welk percentage van de Wajong-aanvragen daadwerkelijk wordt ingewilligd?
De rol van het UWV is om, als uitvoerder van de claimbeoordelingen Wajong, te toetsen aan de voorwaarden en criteria voor de Wajong. Als de jongere als jonggehandicapte kan worden beschouwd en volgens de regels en criteria (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt wordt bevonden is toelating tot de Wajong terecht. Het percentage nieuwe Wajongaanvragen dat wordt ingewilligd bedroeg in 2010 60%; in de afgelopen drie jaren bedroeg dat voor de oude Wajong 67%.
Heeft u ook zicht op het aantal jongeren dat door de gemeenten is doorgeleid naar de Wajong? Zijn er ook specifieke gemeenten die daarbij opvallen?
In onderstaande tabel worden de cijfers over de jaren 2004 tot en met 2009 gegeven (bron: eerste Wajongmonitor van het UWV, Kamerstukken II 29 817, nr. 57). Sinds invoering van de WWB is de doorstroom van WWB naar de Wajong toegenomen. Sinds 2008 is er een dalende tendens. Er is geen informatie bekend over de verdeling over de gemeenten.
Jaar
Aantal (absoluut)
percentage van de instroom in Wajong in dat jaar
2004
800
9%
2005
1 070
10%
2006
1 950
14%
2007
3 050
20%
2008
2 800
17%
2009
2 200
12%
Kunt u het beeld bevestigen dat gemeenten actief op zoek gaan naar redenen om jongeren uit de WIJ/WWB over te hevelen naar de Wajong? Deelt u de mening dat door de overheveling door gemeenten vanuit financiële beweegredenen er nu jongeren in de Wajong kunnen zitten die daar eigenlijk niet thuis horen? Zo nee, waarom niet?
De Wajong kent een claimbeoordeling door het UWV. Personen die nu in de Wajong zitten zijn volgens de huidige regels en criteria (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt bevonden en daarmee toegelaten tot de Wajong. Ik ben echter van oordeel dat de huidige systematiek met twee regimes voor jongeren met arbeidsmogelijkheden niet voldoende effectief is. Het kabinet heeft het voornemen om met de Wet Werken naar Vermogen te komen tot één regeling voor mensen met een beperking die wel arbeidsvermogen hebben maar een afstand tot de arbeidsmarkt (zie de hoofdlijnennotitie Werken naar vermogen, Kamerstukken II 2010/11, 29 544 nr. 297). Ik ben van oordeel dat de opgetreden doorstroom van WWB naar de Wajong van de laatste jaren de voornemens ten aanzien van de Wet Werken naar Vermogen ondersteunt. Hiermee wordt een regeling gecreëerd waarbij de taak om deze jongeren aan het werk te helpen eenduidig bij gemeenten wordt belegd. De nieuwe instroom in de Wajong wordt dan beperkt tot mensen die duurzaam geen arbeidsmogelijkheden hebben.
Deelt u de mening dat jongeren die in staat zijn om te werken hiermee verder van de arbeidsmarkt zijn geraakt door het stigma «arbeidsongeschikt» dat de Wajong met zich meebrengt, de hogere uitkering en de omstandigheid dat de regeling geen sollicitatieverplichting bevat? Hoe zorgt u ervoor dat jongeren die thans in de Wajong zitten, die in staat zijn om te werken ook daadwerkelijk gaan werken? Ook als zij geen sollicitatieverplichting kennen?
Inderdaad is het van belang dat jongeren die thans in de Wajong instromen en in staat zijn om te werken ook daadwerkelijk gaan werken. De eerste stap is daarvoor gezet in 2010 met de verbetering van de Wajong. Hierdoor wordt onderscheid gemaakt tussen Wajongers met en zonder arbeidsvermogen. Het vinden en behouden van werk en de ondersteuning daarbij staan centraal en niet de uitkering. Conform de afspraken in het regeer- en gedoogakkoord zal UWV gaan bekijken wie van de huidige Wajongers over arbeidsvermogen beschikt en wie niet. Voor Wajongers zonder arbeidsvermogen blijft de uitkering gebaseerd op 75% van het wettelijk minimumloon; Wajongers met arbeidsvermogen krijgen per 1 januari 2014 een lagere uitkering ter hoogte van 70% van het wettelijk minimumloon; de gebruikelijke norm bij sociale verzekeringen. Voor jongeren met arbeidsvermogen die vóór 1 januari 2012 in de Wajong zijn ingestroomd blijven de overige rechten en plichten ongewijzigd. Ik verwacht dat deze maatregel zal bevorderen dat ook huidige Wajongers meer zullen gaan werken.
Omdat met de komst van de Wet werken naar vermogen een einde zal komen aan deze praktijk van gemeenten, bent u bereid om in ieder geval erop toe te zien dat in de nieuwe situatie geen andere prikkels of mogelijkheden ontstaan om mensen door te sluizen naar andere uitkeringsregelingen welke gefinancierd worden door het Rijk, dan wel erop toe te zien dat deze kosten worden verhaald?
Ik zal dit aspect betrekken bij de nadere uitwerking van het wetsvoorstel Werken naar Vermogen.
Studiefinanciering voor studenten uit het buitenland |
|
Malik Azmani (VVD), Cora van Nieuwenhuizen (VVD), Anne-Wil Lucas-Smeerdijk (VVD) |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Kunt u aangeven hoeveel buitenlandse studenten tevens als migrerend werknemer worden aangemerkt en studiefinanciering ontvangen en welk percentage zij uitmaken van het totaal aan Europese studenten in Nederland en hoe dit percentage zich heeft ontwikkeld over de afgelopen 5 jaar?1
In onderstaande tabel is te lezen hoeveel studenten tevens als migrerend werknemer worden aangemerkt en volledige studiefinanciering ontvangen. Dit aantal is afgezet tegen het totale aantal studenten uit de Europese Economische Ruimte en Zwitserland dat in Nederland studeert.
Aantallen
2006
2007
2008
2009
2010
2011
migrerend werknemers met SF
1 509
2 028
2 663
3 388
4 186
4 823
Europese studenten (EER + CH)
24 457
27 604
31 351
35 681
38 397
41 845
Percentage
6.2%
7.3%
8.5%
9.5%
10.9%
11,5%
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel geld er jaarlijks aan studiefinanciering wordt uitgekeerd aan studenten uit het buitenland die tevens de status migrerend werknemer hebben?
Onderstaande tabel geeft een indicatie van de studiefinancieringsbedragen die sinds 2006 zijn uitgekeerd aan studenten die ook migrerend werknemer zijn.
Bedragen (indicatief)
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Uitgaven (x € 1 miljoen)
6
8
10
14
20
26
Kunt u aangeven op basis van welke Europese verplichting de beleidsregel inzake het controlebeleid migrerende werknemers is gebaseerd en in hoeverre er sprake is van een Nederlandse kop op het Europees beleid?
Studiefinanciering is door het Europese Hof van Justitie aangemerkt als een sociaal voordeel (zie de arresten in de zaak Bernini C-3/90 en Meeusen C-337/97). Om belemmeringen in de mobiliteit van werknemers zoveel mogelijk weg te nemen moeten alle burgers van de Unie die in het gastland economisch actief zijn («migrerende werknemers»), wat betreft de aanspraak op sociale voorzieningen, gelijk worden behandeld als de onderdanen van het gastland. Dit is onder meer opgenomen in artikel 7, tweede lid, van Verordening (EU) Nr. 492/2011 (verordening over het vrije verkeer van werknemers binnen de Europese Unie) en artikel 24 van Richtlijn 2004/38/EG (richtlijn over het vrije verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden).
Economisch actief houdt in: het in loondienst verrichten van reële en daadwerkelijke arbeid, gedurende een bepaalde tijd, voor een ander en onder diens gezag. Dit volgt uit verschillende uitspraken van het Europese Hof van Justitie. Voor de beoordeling van het «reële en daadwerkelijke» karakter van arbeid moet in beginsel de gehele arbeidsrelatie onder de loep worden genomen. Hierbij kunnen zaken zoals arbeidsloon en het aantal gewerkte uren een rol spelen. Omdat het voor de uitvoering veel werk zou zijn om in alle afzonderlijke gevallen de arbeidsrelatie in haar geheel te beschouwen, hanteert Nederland voor de toekenning van studiefinanciering tot nu toe een norm van minimaal 32 gewerkte uren per maand. Dit wordt gecontroleerd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Als er minimaal 32 uur per maand gewerkt is, wordt de status van migrerend werknemer over die maand zonder meer aangenomen.
Kunt u aangeven welke andere sociale voorzieningen openstaan voor studenten uit het buitenland die tevens de status migrerend werknemer hebben?
Studenten hebben de hierboven aangehaalde verordening over het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie niet nodig om een beroep te kunnen doen op andere sociale voorzieningen dan studiefinanciering.
Hoe vindt de controle plaats op het aantal gewerkte uren van de buitenlandse studenten met een status migrerend werknemer?
Bij de aanvraag van studiefinanciering moeten migrerende werknemers een passende arbeidsovereenkomst overleggen. DUO controleert de rechtmatigheid van de toegekende studiefinanciering. Bij de controle op het migrerend werknemerschap moeten studenten het door hen gewerkte aantal uren aantonen door middel van salarisstrookjes en een ingevulde werkgeversverklaring. Alle gevallen worden individueel beoordeeld.
Is er ruimte om de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de status migrerend werknemerschap voor studenten aan te scherpen?
Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven, geeft Europa niet één concrete norm voor de invulling van het begrip «reële en daadwerkelijke arbeid». In beginsel moet immers rekening worden gehouden met alle omstandigheden van de betreffende situatie in het desbetreffende land. Desondanks kan een basisurennorm voor de uitvoering van de studiefinanciering, zoals de Nederlandse, handig en toelaatbaar zijn, als daarnaast maar de mogelijkheid blijft bestaan om in individuele gevallen andere omstandigheden mee te wegen.
Voor de toepassing van het vreemdelingenbeleid bevat de Vreemdelingencirculaire een uitleg van het begrip «reële en daadwerkelijke arbeid». Uitgangspunt hierbij is dat het inkomen meer moet bedragen dan de helft van de bijstandsnorm die voor die persoon geldt. Aan de eis van reële en daadwerkelijke arbeid is in elk geval voldaan, als ten minste 40% van de gebruikelijke volledige arbeidstijd wordt gewerkt. Tot slot kunnen zowel de duur als de regelmaat van de werkzaamheden een rol spelen bij de beoordeling (bijvoorbeeld bij oproepcontracten).
De bij de studiefinanciering gebruikte Nederlandse 32-urennorm past binnen deze uitleg. Wel is deze basisurennorm destijds, om uitvoeringstechnische redenen, relatief laag gekozen ten opzichte van de hierboven aangehaalde 40% aan gebruikelijke volledige arbeidstijd. Dit heeft geleid tot een groot aantal migrerende werknemers met studiefinanciering. Dit aantal is in de loop der tijd toegenomen.
Uitgaande van het in de Vreemdelingencirculaire opgenomen uitgangspunt (40% van de gebruikelijke volledige arbeidstijd) is er ruimte om de 32-urennorm op te hogen naar een minimumaantal van 56 gewerkte uren per maand. Ik ben voornemens deze aanscherping met ingang van volgend kalenderjaar door te voeren. De nieuwe norm is daarmee in lijn met de Vreemdelingencirculaire.
De plannen van de gemeente Vaals om burgers zonder inkomen te weren en de reactie van de EU daarop |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «EU wil opheldering over plannen Vaals1» en het bericht dat Vaals EU-burgers zonder inkomen wil weren2? Zo ja, wat is uw reactie op deze berichten?
Ja, ik heb kennis genomen van deze berichten. De Europese Commissie heeft mij een brief gestuurd, waarin de Commissie aangeeft zich zorgen te maken over het voornemen van de gemeente Vaals om EU-burgers die niet kunnen voorzien in hun eigen inkomen, geen verblijfsrecht meer toe te kennen.
De situatie zoals beschreven in de door u genoemde artikelen over de gemeente Vaals is een voorbeeld van de knelpunten die ik in mijn brief van 14 april 2011 heb geschetst over het vrij verkeer werknemers uit de nieuwe EU lidstaten3. In deze brief heb ik een breed pakket aan maatregelen aangekondigd om deze tegen te gaan.
Wat vindt u van de omstandigheid dat in de gemeente Vaals een onevenredig groot deel van de bevolking een beroep doet op het sociale vangnet van de gemeente (ongeveer driehonderd mensen op een bevolking van een kleine tienduizend mensen) en dat negen procent van de nieuwe inwoners meteen een bijstandsuitkering aanvraagt? Wat vindt u verder van de omstandigheid dat het in 40% van de gevallen om burgers van lidstaten van de Europese Unie (EU) gaat, vooral om Polen en Roemenen?
Situaties zoals geschetst in uw vraag zijn onwenselijk. De Wet Werk en Bijstand (WWB) biedt een tijdelijke inkomensondersteuning in een situatie waarin dit echt noodzakelijk is. Zoals bekend is het een van de speerpunten van dit kabinet om de eigen verantwoordelijkheid van bijstandsgerechtigden en hun deelname aan de arbeidsmarkt te vergroten. Met de gemeente Vaals wordt onderzocht hoe het beroep op bijstand teruggedrongen kan worden.
Zijn er aanwijzingen dat het Nederlandse sociale stelsel een aanzuigende werking heeft op personen uit Midden- en Oost-Europese landen (MOE-landers) Zo ja, wat gaat u hier aan doen?
Om de migratie uit de MOE-landen nu en in de toekomst in goede banen te leiden en een beroep op het Nederlandse sociale stelsel te beperken, heb ik in mijn brief van 14 april een breed pakket van maatregelen aangekondigd.
Begrijpt u dat de gemeente Vaals zoekt naar oplossingen om deze instroom van EU-burgers die een beroep willen doen op het sociale vangnet in te perken? Wat is uw opvatting over het voornemen van Vaals om per 1 september 2011 alleen nieuwe inwoners in de gemeente in te laten schrijven, indien men kan aantonen dat men in het eigen levensonderhoud kan voorzien met een beroep op een Europees richtlijn uit 2004?
Het zoeken naar oplossingen door de gemeente Vaals om de instroom van EU-burgers in de bijstand te beperken past in het beleid dat ik in mijn brief 14 april heb uiteengezet om de regels voor verblijfsbeëindiging bij een beroep op bijstand aan te scherpen. Thans informeren de gemeenten de IND achteraf indien een vreemdeling bijstand is toegekend; de IND beoordeelt vervolgens of dit beroep op bijstand gevolgen heeft voor de rechtmatigheid van het verblijfsrecht. Ik bereid een wetsvoorstel voor dat regelt dat – in voorkomende gevallen – vreemdelingen (EU-burgers en vreemdelingen van buiten de EU) pas in aanmerking komen voor bijstand, nadat de rechtmatigheid van het verblijfsrecht – juist vanwege het beroep op bijstand – door de IND is vastgesteld. Totdat er duidelijkheid is over de rechtmatigheid van het verblijfsrecht wordt de aanvraag van bijstand aangehouden.
Ik ben, samen met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND), in gesprek met de gemeente Vaals in hoeverre maatregelen die ik in de brief van 14 april heb aangekondigd nu al kunnen worden ingezet om de gesignaleerde problemen het hoofd te bieden. In het bijzonder betreft dit de regels over verblijfsbeëindiging bij een beroep op bijstand. Belangrijk hierbij is dat gemeenten bijstandsverlening aan vreemdelingen melden bij de IND, zodat de IND kan onderzoeken of de bijstandsverlening gevolgen heeft voor het verblijfsrecht. Tot dusverre heeft de IND van de gemeente Vaals circa 10 meldingen ontvangen van EU-burgers die een bijstandsuitkering genieten.
Wat vindt u van het feit dat de EU Nederland meteen om opheldering vraagt, terwijl de Belgische gemeente Plombières al langere termijn de Europese richtlijn hanteert dat nieuwe inwoners zich alleen kunnen inschrijven als ze in het eigen onderhoud kunnen voorzien?
Ik begrijp dat de gemeente Plombières in nauwe samenspraak met de Europese Commissie een inschrijvingsbeleid voert dat blijft binnen de grenzen van de richtlijn inzake het vrij verkeer van personen. In dit verband is het niet bijzonder dat de Europese Commissie ook interesse toont in de ontwikkelingen in Vaals.
Deelt u de mening dat het ongewenst is dat iemand die niet of nauwelijks heeft bijgedragen aan de Nederlandse economie toch recht kan krijgen op een levenslange uitkering in de vorm van bijstand? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid belemmeringen hiervoor op te heffen en zich in te spannen om het EU-verdrag hiervoor aan te passen?
Ik deel uw mening en ben bereid waar mogelijk te voorkomen dat in het genoemde geval een recht ontstaat op een levenslange uitkering in de vorm van bijstand. Een wijziging van het EU verdrag is hiervoor niet nodig. In de brief van 14 april heb ik aangegeven Europees in te zetten op aanpassing van de richtlijn inzake het vrij verkeer van personen (2004/38).
Deelt u daarnaast de opvatting dat het ongewenst is als iemand, die slechts een beperkt deel van zijn totale arbeidsverleden in Nederland gewerkt heeft, toch een werkloosheidsuitkering kan krijgen op Nederlands niveau? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid belemmeringen hiervoor op te heffen en indien nodig u in te spannen om het EU-verdrag hiervoor aan te passen?
Ja, ik deel uw mening. Zoals toegezegd in mijn brief van 14 april zal het kabinet nader onderzoeken of het wenselijk is de samentellingsbepaling uit Verordening 883/2004 betreffende de coördinatie van de sociale zekerheidsstelsels en de daarmee verbonden berekeningssystematiek voor de hoogte van de uitkeringen in Europees verband te bespreken.
Oost-Europeanen die frauderen om een uitkering te krijgen |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat in België tweederde van de Roemenen, Polen en Bulgaren die een werkvergunning als zelfstandig ondernemer aanvragen, dat doen om vervolgens een uitkering aan te vragen?12
Ja.
Zijn er aanwijzingen dat dit ook in Nederland het geval zou kunnen zijn? Zo nee, waarom niet, wat maakt Nederland anders dan België?
Op 1 januari 2011 stonden er 18 227 personen uit Midden- en Oost-Europa ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, waarvan 7 831 uit Bulgarije en Roemenië. Inschrijving bij de Kamer van Koophandel is echter geen voorwaarde om als zelfstandige actief te zijn in Nederland: men kan ook zijn ingeschreven in het land van herkomst. Het werkelijke aantal zelfstandigen uit Midden- en Oost-Europa is niet exact bekend. De laatste schatting dateert van 1 januari 2009 en bedroeg toen 23 300.3
Uit de momenteel beschikbare CBS-cijfers blijkt dat ultimo 2009 690 bijstandsontvangers afkomstig waren uit Midden- en Oost-Europa. Dit is 0,22% van het totaal. Deze cijfers bevatten geen onderscheid naar ex-werknemers en ex-zelfstandigen. Naar verwachting komen in de loop van de zomer de CBS-cijfers over 2010 beschikbaar.
Gedurende de eerste 3 maanden van verblijf hebben EU-burgers in Nederland geen recht op bijstand. Na deze periode van 3 maanden geldt het volgende. Een EU-burger komt alleen in aanmerking voor bijstand als hij rechtmatig (dus: met een EU-verblijfsrecht) in Nederland woont en dus ingezetene van Nederland is. Dit betekent dat EU-burgers die tijdelijk naar Nederland komen om te werken, hoe dan ook niet in aanmerking komen voor bijstand.
Verder kan een beroep op bijstand gevolgen hebben voor het verblijfsrecht. In mijn brief ´Maatregelen arbeidsmigratie Midden- en Oost-Europa´ van 14 april jl.4 is een aantal maatregelen opgenomen ter aanscherping van zowel de toegang tot de bijstand als de verblijfsbeëindiging bij een beroep op bijstand door EU-burgers die niet (meer) economisch actief zijn, zoals neergelegd in de Vreemdelingencirculaire 2000.
Een belangrijk verschil tussen Nederland en België is dat sommige Belgische steden al vanaf de eerste dag dat een EU-burger zich meldt bij de gemeente een financiële voorziening toekennen die vergelijkbaar is met bijstand.
In Nederland vergroot het ingeschreven staan als zelfstandige op zichzelf niet de kans op een toekenning van een bijstandsuitkering. Op dit moment herken ik dan ook niet het misbruik zoals dat in België mogelijk voorkomt. Ik zie geen aanleiding hier nu onderzoek naar te doen.
Bent u bereid te onderzoeken of dit in Nederland voorkomt? Zo ja, op welke schaal denkt u dat misbruik voorkomt?
Zie antwoord vraag 2.
Wat gaat u er aan doen om te voorkomen dat EU burgers zich inschrijven in Nederland als zelfstandige om vervolgens een uitkering aan te vragen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat hard optreden, zoals dat succesvol plaatsvindt in België, van belang is om een einde te maken aan dit soort praktijken?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel Oost-Europeanen schrijven zich per jaar in als zelfstandige in Nederland? Wanneer kunnen zij aanspraak maken op de bijstand? Op welke schaal maken zij gebruik van dit recht?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verloopt de controle op de als zelfstandig ingeschreven Oost-Europeanen? Bent u van mening dat het hier een risicogroep betreft? Zo ja, hoe wordt hier in de controle rekening mee gehouden?
Sinds de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie op 1 januari 2007 kunnen Bulgaren en Roemenen wel zonder beperking als zelfstandige werken in Nederland, maar niet als werknemer. Werkgevers hebben voor Bulgaren en Roemenen een tewerkstellingsvergunning nodig. Het komt voor dat Bulgaren en Roemenen zich als zelfstandige voordoen, terwijl zij dit feitelijk niet zijn. Hier treedt het kabinet tegen op met een aantal maatregelen. Voor een overzicht van deze maatregelen verwijs ik u kortheidshalve naar mijn eerder genoemde brief over arbeidsmigratie uit Midden- en Oost-Europa van 14 april jl.
Het feit dat door toedoen van de arbeidsinspectie goedwillende ondernemers in de problemen komen |
|
Malik Azmani (VVD), Erik Ziengs (VVD) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Despotisme»?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat er signalen vanuit de werkgevers zijn dat de informatievoorziening vanuit de overheid wat betreft het in dienst nemen van een buitenlandse werknemer als onvolledig en verwarrend wordt ervaren?
Ik ken deze signalen. Ik ben echter van mening dat de overheid werkgevers afdoende informeert over het in dienst nemen van buitenlandse werknemers. Het aan de slag gaan met buitenlandse arbeidskrachten is vanaf het begin een deelcampagne in de SZW campagne «voorkom problemen, weet hoe het zit». Zo zijn er in 2009 en 2010 radiospotjes uitgezonden over het aan de slag gaan met buitenlandse arbeidskrachten. Verder heeft de werkgroep identificatie2 (De werkgroep bestond uit vertegenwoordigers van de ministeries van Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid, centrale werkgeversorganisaties en branche-organisaties) in 2010 een stappenplan ontwikkeld aan de hand waarvan werkgevers de identiteit van buitenlandse werknemers kunnen verifiëren. Dit stappenplan is ook onder de aandacht gebracht door middel van de SZW campagne. Bovendien zijn er diverse websites waarop relevante informatie beschikbaar is over het werken met buitenlandse arbeidskrachten, zoals www.wetarbeidvreemdelingen.nl, www.weethoehetzit.nl en www.arbeidsmigratie.nl. Ook op de websites van de Arbeidsinspectie en het UWV Werkbedrijf is informatie te vinden over het werken met buitenlandse arbeidskrachten. Deze informatie is eenduidig en op elkaar afgestemd.
Bent u ervan op de hoogte dat als gevolg van de onvolledige informatievoorziening werkgevers geconfronteerd zijn met een boeteoplegging door de Arbeidsinspectie, terwijl zij onbewust de wet hebben overtreden ten aanzien van het in dienst nemen van een buitenlandse werknemer? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Voor de naleving van de Wet arbeid vreemdeling en andere arbeidswetgeving is het niet relevant of werkgevers bewust of onbewust de wet hebben overtreden. Een werkgever heeft de plicht om al het mogelijke te doen om illegale arbeid te voorkomen door bijvoorbeeld bij de juiste instantie informatie in te winnen. De overheid is hierbij behulpzaam door relevante informatie beschikbaar te stellen en door te blijven werken aan een goede afstemming binnen de keten van instanties die zich met (arbeids-)migratie bezighouden.
Deelt u de mening dat door een onvolledige informatievoorziening de beboete werkgevers in mindere mate verwijtbaar zijn? Zo ja, hoe gaat u in deze gevallen om met de boeteoplegging? Zo nee, waarom niet?
Indien na constatering van een overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen blijkt dat een werkgever zich voldoende heeft ingespannen om een wetsconforme uitvoering te bewerkstelligen en hij aannemelijk kan maken dat hem voor de geconstateerde overtreding geen enkel verwijt treft, dan zal ook geen boete worden opgelegd. Indien de overtreding in mindere mate verwijtbaar is, dan wordt de boete gematigd. De omstandigheden die voor matiging van belang zijn hangen onder meer samen met aard, duur, omvang en frequentie van de werkzaamheden alsmede met de wijze waarop de opdrachtgever daar op toeziet. De beoordeling daarvan is mede afhankelijk van alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.
Bent u bereid te bekijken hoe de (integrale) informatievoorziening kan worden verbeterd? Zo ja, kunt u aangeven op welk termijn dit zal gebeuren?
Ik verwijs hierbij naar mijn antwoord op vraag 2. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is voortdurend bezig met het voorlichten van werkgevers in het kader van de campagne «voorkom problemen, weet hoe het zit». In 2011 start een campagne gericht op goed ondernemerschap met wederom extra aandacht voor de regels betreffende het werken met buitenlandse arbeidskrachten. Bij de opzet van de campagne zijn ondermeer brancheorganisaties, de Belastingdienst, de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en het UWV Werkbedrijf betrokken.
Deelt u de mening dat van overheidsinstanties mag worden verwacht dat zij vragen die te maken hebben met de ketenproblematiek wat betreft de eisen voor het tewerkstellen van een buitenlandse werknemer moeten kunnen herkennen en indien nodig werkgevers door moeten kunnen verwijzen naar het juiste loket? Zo nee, waarom niet?
Ik deel deze mening en kan u meedelen dat de diverse ministeries, de Arbeidsinspectie, het UWV WERKbedrijf en de Immigratie- en Naturalisatiedienst regelmatig overleg hebben en daar waar nodig hun werkprocessen en voorlichtingsactiviteiten op elkaar afstemmen.
Bent u hierbij bereid te kijken naar een mogelijkheid om, in zaken waar geen sprake is van financieel gewin of uitbuiting, een lagere boete op te leggen?
Werkgevers die gebruik maken van buitenlandse arbeidskrachten, hebben een eigen verantwoordelijkheid om zorg te dragen dat de arbeid die wordt verricht ook daadwerkelijk conform de Wet arbeid vreemdelingen wordt verricht. Voor zover een werkgever betoogt dat de overtreding niet aan hem kan worden verweten omdat hij handelde met de beste bedoelingen, dient hij aan te tonen dat hij niet verwijtbaar heeft gehandeld. Voor de mogelijkheden tot het matigen van de boete, verwijs ik verder naar mijn antwoord op vraag 4, evenals naar mijn antwoord op de kamervragen van de leden Ortega-Martijn en Slob (beiden ChristenUnie) van 24 januari 20113.
Roemeense seizoensarbeiders in West-Brabant |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Roemenenstop» treft tuinders hard?1
Ja.
Is het waar dat het Uitvoeringsorgaan werknemersverzekeringen (UWV) de voorwaarden om Roemeense seizoensarbeiders naar Nederland te halen flink heeft aangescherpt, dan wel besloten heeft de voorwaarden strenger na te leven? Zo ja, per wanneer?
Voor de afgifte van tewerkstellingsvergunningen gold en geldt de hoofdregel dat in het geval van vacatures gekeken dient te worden naar prioriteitsgenietend aanbod uit Nederland of de EU. Daarna komen pas eventuele tewerkstellingsvergunningen aan de orde. Die voorwaarden zijn ongewijzigd.
UWV verscherpt, zoals beschreven in mijn begeleidende brief, bij aanvragen van werkgevers om een tewerkstellingsvergunning de controle op de beschikbaarheid van binnenlands aanbod en op de alternatieven binnen de EU.
Indien er sprake is van beschikbaar prioriteitsgenietend aanbod, dan kan geen vergunning worden verleend. Een toegekende aanvraag in een eerder jaar, houdt uiteraard niet in dat als er in een volgend jaar voor seizoensarbeid wel prioriteitsgenietend aanbod is, daaraan voorbijgegaan kan worden
De werkgever is primair verantwoordelijk voor zijn personeelsvoorziening. Hierbij moet hij eerst putten uit het prioriteitsgenietend aanbod van arbeidskrachten. In de voorlichting aan werkgever over een tewerkstellingsvergunning, wijst UWV de werkgever er op dat hij eerst gebruik moet maken van het beschikbare prioriteitsgenietend aanbod van arbeidskrachten, alvorens een tewerkstellingsvergunning aan de orde is.
Is het waar dat deze Roemenen sinds jaar en dag in Brabant werkzaam zijn, de nodige kennis en ervaring hebben en dat de ondernemers juist nu in de piektijd geconfronteerd worden met deze «Roemenenstop»?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn de ondernemers tijdig op de hoogte gebracht van het aanscherpen van het regime van het UWV? Hebben de ondernemers voldoende gelegenheid gehad om tijdig op zoek te gaan naar werknemers uit Nederland, ze tijdig te scholen zodat er ook nu in de piektijd tijdig kan worden geoogst? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, deelt u de mening dat een overgangsperiode alleszins redelijk is om te voorkomen dat bedrijven hierdoor nu in de piektijd in de problemen komen?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u van de opvatting in het artikel dat geschikte seizoenskrachten in Nederland amper te vinden zijn?2 Deelt u de mening dat het opmerkelijk is dat er slechts 13 kandidaten konden worden aangeleverd door het UWV en dat er van deze 13 kandidaten slechts één heeft gereageerd?
Indien er arbeidskrachten nodig zijn in de land-en tuinbouw dan geldt dat het aanbod op de arbeidsmarkt in ogenschouw moet worden genomen. Dat aanbod bestaat uit mensen met een uitkering die kunnen werken en uit mensen zonder een uitkering die kunnen werken en hun arbeid aanbieden, ongeacht of het werkzoekenden zijn uit Nederland of uit andere EU landen die hier zonder tewerkstellingsvergunning kunnen werken.
Gezien dit enorme aanbod kan ik mij niet vinden in de opvatting dat er amper geschikte seizoenskrachten in Nederland te vinden zouden zijn.
In dit specifieke geval hebben 12 van de 13 kandidaten een andere baan gevonden en zich op andere wijze richting de arbeidsmarkt begeven. Dit is uiteraard geen slecht signaal.
Alle partijen zullen de periode tot 1 juli moeten benutten om te wennen aan de extra inzet die wordt gevergd om prioriteitsgenietend aanbod te vinden, aan te spreken en te werven.
Werkgevers zijn primair verantwoordelijk om zich in te spannen en op zoek te gaan naar prioriteitsgenietend aanbod. UWV en gemeenten zullen de werkgever daarbij wijzen op het beschikbare aanbod van arbeidskrachten.
Deelt u de mening dat werk boven uitkering gaat en dat sancties zoals het stopzetten van een uitkering gepast zijn bij het weigeren van werk? Zijn de wettelijke mogelijkheden daartoe ook voldoende aanwezig?
Werkgevers en werknemers dienen zich aan hun plichten te houden. Ik deel de zienswijze dat werk boven uitkering gaat. Indien je kan werken en er is werk, dan is het niet logisch en ook niet goed als er gebruik wordt gemaakt van een uitkering. Zowel in de WW als de bijstand dient bij het weigeren van een passend werkaanbod de overeenkomstige sanctie te worden toegepast, te weten het intrekken van de uitkering.
Deelt u de opvatting dat haast is geboden bij het vinden van een passende oplossing en wilt u ook daarna handelen?
Zoals verwoord in mijn begeleidende brief, heb ik begrip voor het feit dat werkgevers tijd nodig hebben om in te spelen op de gewijzigde situatie op de arbeidsmarkt en heb ik UWV verzocht een overgangsperiode in acht te nemen tot 1 juli a.s.
Diyanet |
|
Cora van Nieuwenhuizen (VVD), Malik Azmani (VVD) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het rapport van de Universiteit Utrecht en de Vrije Universiteit Amsterdam «Diyanet – the Turkish Directorate for Religious Affairs in a changing environment»?1
Ja.
Is het waar dat het merendeel van de Turkse Imams in Nederland in dienst is van Diyanet en dus niet worden aangesteld vanuit Nederland, maar vanuit Turkije? Kan voorts worden uiteengezet hoeveel van de Turkse imams in Nederland in dienst zijn van Diyanet?
De Rijksoverheid houdt geen cijfers bij van het aantal moskeeën in Nederland en heeft ook geen zicht op het aantal imams en het soort dienstverband dat zij hebben. Het is niet uitgesloten dat een deel van de Turkse gemeenschap op dit moment gebruik maakt van de door Diyanet opgeleide imams.
Deelt u de mening dat buitenlandse overheden zich niet dienen te bemoeien met de integratie danwel geloofsbelijdenis van mensen die in Nederland wonen en dat als dit wel gebeurt dit contraproductief is voor de integratie? Zo nee, waarom niet?
Nederland bepaalt zelf de integratievoorwaarden voor migranten. Voor migranten die zich in Nederland vestigen is het van belang om in te burgeren en de Nederlandse taal te leren. Als het gaat om de wijze waarop mensen hun geloof belijden, kan en wil het kabinet met het oog op de scheiding tussen kerk en staat geen oordeel vellen. Vanuit datzelfde principe heeft het kabinet zorgen over het feit dat een Turkse overheidsorganisatie imams werft, opleidt en uitzendt. Het kabinet stelt zich op het standpunt dat de contacten tussen een vreemde mogendheid en haar (voormalige) onderdanen in Nederland louter op basis van vrijwilligheid mogen plaatsvinden. Het is uiteindelijk aan Turkse Nederlanders zelf om te bepalen in welke mate zij contacten met de Turkse overheid of hieraan verwante instellingen willen houden. Dit standpunt wordt door Nederland regelmatig in contacten met de Turkse overheid onderstreept.
Deelt u de mening dat om de integratie van Turken in Nederland te bevorderen, imams vanuit Nederland moeten worden aangesteld en niet vanuit Turkije? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen bent u van plan te ondernemen, zoals bijvoorbeeld een arbeidsmarkttoets?
Het kabinet acht het van belang dat imams de integratie en participatie van Turkse Nederlanders in de Nederlandse samenleving niet belemmeren. Het kabinet bevordert dat er Nederlandse opleidingen voor islamitische theologie beschikbaar zijn, zodat de moskeeën alhier hun voorgangers meer en meer kunnen betrekken uit in Nederland opgeleide geestelijken. Het kabinet beziet dit onderwerp in het kader van de voorgenomen wet arbeid vreemdelingen.
Hoeveel Turkse moskeeën in Nederland onderhouden banden met Diyanet?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre is de Gülenbeweging betrokken bij de mede door Diyanet georganiseerde activiteiten?
Uit het onderzoek naar de Gülenbeweging dat op 14 december 2010 (kamerstuk: 32 500 VII, Nr. 71 aan uw kamer is verzonden, blijkt niet dat er sprake is van samenwerking tussen de Gülenbeweging en Diyanet.
Deelt u de mening dat de subsidies die worden gegeven aan organisaties die banden onderhouden met Diyanet moeten worden gestopt, omdat dit zich tegen de integratie van Turken in Nederland richt?
Het is niet vastgesteld dat organisaties die met Diyanet samenwerken zich keren tegen de integratie van Turkse Nederlanders. Vanuit het rijk worden er geen subsidies verstrekt aan organisaties die integratiebelemmerende activiteiten ondernemen.