Het ontlopen van strafvervolging na genitale verminking |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Hoe oordeelt u over het bericht «Het kanaal over voor een besnijdenis»?1
Ik vind het een zorgwekkend bericht dat Somaliërs uit Nederland zouden emigreren naar het Verenigd Koninkrijk (VK) om strafrechtelijke vervolging voor vrouwelijke genitale verminking (VGV) te ontlopen.
Somaliërs die inmiddels een nationaliteit van een EU-lidstaat hebben kunnen zich vanwege het recht van vrij verkeer van personen binnen de Europese Unie bewegen en vestigen. Asielstatushouders hebben in een andere EU-lidstaat een verblijfsvergunning nodig. Het is bekend dat Somalische gezinnen die in Nederland een asielstatus hebben gekregen soms emigreren naar het VK. Dit kan om verschillende redenen gebeuren, bijvoorbeeld vanwege de grote Somalische gemeenschappen in het VK of om economische redenen. Het is mij niet bekend dat Somalische statushouders verhuizen met als doel om strafvervolging voor het besnijden van hun dochters te ontlopen.
Bent u ervan op de hoogte dat ouders met hun kinderen naar het Verenigd Koninkrijk emigreren om zo strafvervolging na het besnijden van hun dochters te ontlopen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Is het u bekend dat door een maas in de wet ouders die geen permanente verblijfsvergunning hebben of Brits onderdaan worden niet kunnen worden vervolgd voor de besnijdenis van hun dochter(s)?
Naar aanleiding van de vragen van uw Kamer heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken contact opgenomen met de Britse autoriteiten. Uit dit gesprek is gebleken dat de aanname dat een dergelijke maas in de Britse wetgeving bestaat feitelijk onjuist is.2 In het Verenigd Koninkrijk is het – net als in Nederland – voor iedereen strafbaar om een meisje te besnijden. Nationaliteit, verblijfsstatus of verblijfplaats spelen alleen een rol indien de besnijdenis buiten het VK heeft plaatsgevonden. In het geval van besnijdenis in het buitenland is vervolging mogelijk indien de verdachte een Brits onderdaan is of langdurig verblijft in het VK. De definitie van langdurig verblijf is afhankelijk van de feiten van de zaak, maar wordt in elk geval ruim geïnterpreteerd: het betreft een verblijf dat niet van korte en tijdelijke duur is. Het is in deze definitie niet van belang of het verblijf legaal is.
Ouders die geen permanente verblijfsvergunning hebben of Brits onderdaan zijn, kunnen dus wel vervolgd worden voor de besnijdenis van hun dochter. Op basis hiervan, en de reeds gevoerde gesprekken, zal ik geen verder contact opnemen met mijn ambtsgenoot in het VK.
Kunt u een inschatting maken van het aantal gezinnen dat om deze reden naar het Verenigd Koninkrijk verhuist? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. Zoals aangegeven in de antwoorden op vragen 3 en 7 blijkt dat er geen sprake is van een dergelijke maas in de wet. Ik kan dan ook geen inschatting maken van het aantal gezinnen dat om die reden naar het VK is verhuisd.
Om een beeld te geven van het aantal Somalische gezinnen dat jaarlijks verhuist vanuit Nederland naar het VK, heb ik gegevens opgevraagd bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het CBS houdt bij hoeveel personen die zijn geboren in Somalië vanuit Nederland naar het Verenigd Koninkrijk zijn geëmigreerd. In de periode van 2015 tot en met 2019 gaat het jaarlijks om tussen de 365 en de 722 personen. De volledige tabel is ook gepubliceerd, waarin ook onderscheid wordt gemaakt naar leeftijd en geslacht.3
Bent u het met de mening eens dat alles op alles moet worden gezet om meisjesbesnijdenis te voorkomen?
VGV is een vorm van ernstige en – voor een deel van de slachtoffers – onomkeerbare mishandeling met grote gevolgen voor de mentale en fysieke gezondheid. Daarom zetten de Staatssecretaris van VWS en ik sterk in op het voorkomen van VGV. Het preventiebeleid bestaat uit een aantal generieke en specifieke maatregelen om VGV te voorkomen, bijvoorbeeld de inzet van sleutelpersonen en de verklaring tegen VGV. In de Actieagenda Schadelijke Praktijken zijn aanvullende maatregelen opgenomen om VGV te voorkomen.4De meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling is ook van toepassing bij het signaleren, bespreekbaar maken en melden van (vermoedens van) VGV.
Welke maatregelen kunnen worden genomen om te voorkomen dat ouders die hun dochter(s) genitaal laten verminken hun straf ontlopen?
Zoals aangeven in de antwoorden op vragen 3 en 7 blijkt dat er geen sprake is van een dergelijke maas in de wet. Ouders kunnen hun straf dus niet ontlopen door te verhuizen naar het VK.
Indien Veilig Thuis een melding krijgt dat er sprake is van reeds uitgevoerde VGV, zal Veilig Thuis hierover contact opnemen met de politie. De politie kan ook – in afstemming met het OM – ambtshalve opsporingsonderzoek doen. Het is vervolgens aan het Openbaar Ministerie (OM) om te bepalen of het opportuun is om te vervolgen. De expertise op het gebied van VGV is binnen de politie geborgd bij het Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld.
Specifiek voor VGV is het wettelijk ook mogelijk gemaakt voor het OM om vervolging in te stellen als de besnijdenis in het buitenland heeft plaatsgevonden, om te voorkomen dat de straf wordt ontlopen.5
Bent u bereid om contact op te nemen met uw ambtsgenoot uit het Verenigd Koninkrijk om deze maas in de wet te dichten en meisjes beter te beschermen tegen genitale verminking?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om aan te dringen op een Europese aanpak om te voorkomen dat op deze manier strafvervolging wordt voorkomen?
Uit onderzoek van het Europees Instituut voor Gendergelijkheid (EIGE) blijkt dat VGV in alle landen van de Europese Unie strafbaar is.6 Het ontlopen van strafvervolging binnen de Europese Unie is daarom niet mogelijk. Ik zie daarom geen reden om aan te dringen op een Europese aanpak met dit doel. In dit verband wijs ik nog op de Genderstrategie die de Europese Commissie op 5 maart jl. heeft gepresenteerd.7 Hierin staat dat de Europese Commissie maatregelen zal voorstellen om specifieke vormen van gendergerelateerd geweld, waaronder VGV, te voorkomen en te bestrijden.
Het nauwelijks openbaar maken van medicijnonderzoek |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat maar 3% van de resultaten van klinische medicijnonderzoeken openbaar gemaakt wordt? Wat is uw reactie?1
Ik heb het rapport «Clinical trial transparency in the Netherlands» gelezen dat aangeeft dat Nederland achter blijft bij registraties in het EudraCT en hiermee ook in het publiek toegankelijke EU Clinical Trials Registry.
Transparantie en publieke toegang tot de resultaten van klinische proeven, zowel positief als negatief, zijn fundamenteel voor de bescherming en bevordering van de volksgezondheid. Het verzekert proefpersonen dat hun vrijwillige deelname aan klinische onderzoeken nuttig is en dat de resultaten zijn verzameld en gerapporteerd in het belang van iedereen. Transparantie vergroot de wetenschappelijke kennis en helpt klinisch onderzoek vooruit te helpen en efficiëntere ontwikkelingsprogramma's voor geneesmiddelen te ondersteunen.
De resultaten van onderzoek worden na een grondige «peer-review» primair openbaar gemaakt door middel van publicatie in wetenschappelijke tijdschriften en open access platforms. Op die manier worden de zorgprofessionals bereikt die de bevindingen in de praktijk moeten brengen en doorvoeren in behandelrichtlijnen, waardoor patiënten kunnen profiteren van de onderzoeksresultaten. Dat neemt niet weg dat publicatie in openbare registers belangrijk is om de samenleving breder te informeren over de opbrengsten van onderzoek. Daarom vraagt de overheid om onderzoeksresultaten ook te registreren. Het is daarom dat – vooruitlopend op nieuwe Europese regelgeving op het terrein van klinisch onderzoek met geneesmiddelen – de vereisten voor het publiceren van samenvattende resultaten van klinische onderzoeken in de EudraCT zijn opgenomen in een Europees richtsnoer2. Dit richtsnoer legt de verantwoordelijkheid voor registratie bij de opdrachtgevers van het onderzoek, die als enige zicht kunnen houden op het verloop en de voltooiing van hun studies. Onder het richtsnoer ontbreekt de mogelijkheid om de verplichting tot publicatie juridisch af te dwingen.
Anders dan onder het richtsnoer biedt de inmiddels vastgestelde EU-verordening klinisch geneesmiddelenonderzoek3 wel deze mogelijkheid. Door vertraging van de ontwikkeling en oplevering van de benodigde EU-portaal en databank is evenwel een exacte datum van inwerkingtreding van de verordening helaas nog niet te geven. De verwachting is echter dat deze eind 2021 in werking treedt.
Wetenschappelijke instellingen zouden zich echter niet alleen daar waar vereist en juridisch afdwingbaar moeten inspannen om de resultaten van klinische studies zo veel als mogelijk openbaar te maken. Zeker ook in het licht van de Open Science ambities van het Nederlands kabinet en de ambities die door het Nederlandse veld hiervoor zijn uitgesproken, zou meer transparantie door registreren, publiceren en het zonder beperkingen beschikbaar stellen van de beschikbare informatie vanzelfsprekende aandacht moeten hebben van wetenschappelijke instellingen.
Waar publicatie in wetenschappelijke tijdschriften en open access platforms wel plaatsvinden, is het teleurstellend dat ook herhaalde vraag om aandacht -waaronder een gezamenlijke oproep door het Europees Geneesmiddelenagentschap en de hoofden van de nationale geneesmiddelenbureaus, gevolgd door de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek – nog niet heeft geleid tot een toename van de publicatie van onderzoeksresultaten in de openbare trialregisters.
Deelt u de mening dat patiënten gevaar kunnen lopen door het niet registreren van eerdere resultaten van klinische studies? Is dit voor u aanleiding ervoor te gaan zorgen dat resultaten voortaan wel geregistreerd worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat er sprake is van geldverspilling door het niet registreren van eerdere resultaten van klinische studies? Is dit voor u aanleiding ervoor te gaan zorgen dat resultaten voortaan wel geregistreerd worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u zich voorstellen dat het gunstig is voor sommige farmaceutische bedrijven, dat bepaalde resultaten van klinisch onderzoek niet openbaar gemaakt worden? In hoeverre speelt de farmaceutische industrie hierbij een rol?
De medisch-ethische toetsingscommissie dient de afspraken over de openbaarmaking/ publicatie van de onderzoeksgegevens mee te nemen bij de beoordeling van het onderzoeksprotocol. Daarbij is het uitgangspunt dat de resultaten van wetenschappelijk onderzoek met mensen zonder beperking openbaar gemaakt dienen te worden.
Het rapport «Clinical trial transparency in the Netherlands» lijkt daarbij eerdere constateringen door het Europees Geneesmiddelenagentschap te bevestigen dat universiteiten en non-profitorganisaties een zwakkere staat van dienst hebben op het gebied van publiceren van onderzoeksresultaten in EudraCT dan de industrie.
Wat vindt u van het verschil met landen als het Verenigd Koninkrijk waar 80% van de studieresultaten openbaar zijn, en Ierland waar dat zelfs in 100% van de klinische studies het geval is? Welke verklaring heeft u voor dit verschil ten aanzien van beleid, regelgeving en controle?
Vereisten met betrekking tot registratie in EudraCT volgen in beginsel Europese regelgeving. Eerdere publicaties over met name de registraties door Universiteiten in het Verenigd Koninkrijk geven helaas ook geen onverdeeld positief beeld.4
De eerder aangegeven vraag om aandacht van het Europees Geneesmiddelenagentschap voor de vereisten voor registratie in EudraCT is dan ook niet op specifieke landen gericht.
Waar en hoe is de Europese richtlijn uit 2014 geïmplementeerd die aangeeft dat resultaten van klinisch onderzoek binnen een jaar na afronding opgenomen moeten worden in een Europees register?
Het voorstel voor regelgeving uit 2014 betreft een verordening met in beginsel rechtstreekse werking. Het gaat hier om de EU-verordening klinisch geneesmiddelenonderzoek waar ik in mijn beantwoording van vraag 1,2 en 3 naar verwijs en die dus nog niet in werking is getreden.
Lidstaten zijn verplicht om regels vast te leggen voor sancties op het niet nakomen van voorschriften voor het publiek toegankelijk maken van informatie in de EU-databank5. Deze verplichting is geïmplementeerd in artikel 33a, van de Wet van 22 maart 2017 tot wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen en de Geneesmiddelenwet in verband met de uitvoering van verordening 536/2014 op het gebied van klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik.
In lijn met de vertraging de EU-verordening klinisch geneesmiddelenonderzoek -zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 1,2 en 3 – zal ook het in werking treden van deze wet naar verwachting niet eerder plaatsvinden dan eind 2021.
Welke instrumenten heeft u om universiteiten, onderzoeksinstituten en farmaceutische bedrijven in Nederland te verplichten om resultaten van klinische studies te registreren?
In het licht van de Open Science ambities van het Nederlands kabinet en ook de ambities die het Nederlandse veld hiervoor zijn uitgesproken, zouden wetenschappelijke instellingen zich moeten inspannen om ook de resultaten van klinische studies zo veel als mogelijk ook openbaar te maken in EudraCT.
Met het in werking treden van EU-verordening klinisch geneesmiddelenonderzoek en de Wet van 22 maart 2017 tot wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen en de Geneesmiddelenwet in verband met de uitvoering van verordening 536/2014 op het gebied van klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik, ontstaat de mogelijkheid om de verplichting tot publicatie ook juridisch af te dwingen.
Hoe is het toezicht door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) op het registreren van de resultaten van klinische studies in de praktijk geregeld?
In een eerdere versie van het rapport «Clinical trial transparency in the Netherlands» is ten onrechte het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen aangemerkt als de instelling die verantwoordelijk is voor het bijhouden van klinische onderzoeken die in Nederland worden uitgevoerd. Dit is niet het geval – het maakt geen deel uit van het mandaat van het CBG om klinische onderzoeken vast te leggen of op te volgen.
In de Wet Medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen is de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd aangewezen voor toezicht op naleving van de wet. Als de verordening klinisch geneesmiddelenonderzoek in werking treedt, krijgt de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd ook de mogelijkheid om sancties uit te oefenen als niet wordt voldaan aan de betreffende verplichtingen met betrekking tot openbaarmaking.
Bent u van mening dat Nederland, mede vanwege de vestiging van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA), het goede voorbeeld dient te geven? Zo ja, hoe gaat u dat doen?
Meer of minder voldoen aan de vereisten met betrekking tot registratie in EudraCT moet los staan van de vestiging van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) in Nederland. Vooralsnog ga ik ervan uit dat de hernieuwde aandacht voor de nu al geldende vereisten ook Nederlandse wetenschappelijke instellingen doet voorsorteren op het in werking treden van de EU-verordening klinisch geneesmiddelenonderzoek. Dit ook in de wetenschap dat vanaf dat moment de verplichting tot registratie juridisch is af te dwingen.
Kunt u toezeggen dat u het CBG zult aanzetten om het naleven van de regels voor het registreren van klinische studies nu al streng te handhaven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u toezeggen dat het aantal meldingen van universiteiten, onderzoeksinstituten en farmaceutische bedrijven in Nederland voortaan wordt opgenomen in het jaarverslag van het CBG? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
De bedreiging van Nobelprijswinnaar Denis Mukwege |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Is het u bekend dat Nobelprijswinnaar Denis Mukewege opnieuw met de dood wordt bedreigd, nadat hij eind vorige maand zijn afschuw uitsprak over misdaden die zijn gepleegd in het Congolese dorp Kipupu?
Ja.
Is het u ook bekend dat de arts niet langer kan rekenen op bescherming van VN-militairen?
Het kabinet deelt de zorgen over de veiligheid van dokter Denis Mukwege, die helaas al veel langer het doelwit is van bedreigingen.
MONUSCO heeft gedurende enkele jaren de beveiliging van dr. Mukwege verzorgd via zogenaamde «formed police units» maar is intussen gestart met de overdracht van veiligheidstaken naar de nationale politie. In dat kader is MONUSCO al langer bezig met de training van Congolese politie-eenheden die specifiek – en in samenspraak met dr. Mukwege – geselecteerd zijn voor de beveiliging van dr. Mukwege en het Panzi-ziekenhuis. Daarnaast hebben de beperkte capaciteit – MONUSCO heeft slechts één politie-eenheid beschikbaar voor de provincie Zuid-Kivu – en COVID-19 (een fors aantal MONUSCO-politieagenten moest tijdelijk in quarantaine na een positieve COVID-test) invloed gehad op het beveiligingsniveau.
Nederland heeft via de Permanente Vertegenwoordiging bij de VN in New York actief contact gezocht met het VN-hoofdkwartier teneinde te bepleiten dat MONUSCO ook in de toekomst maximaal betrokken blijft bij de beveiliging van dr. Mukwege. Uit de contacten met de VN is duidelijk geworden dat MONUSCO ook in de toekomst zal blijven bijdragen aan de beveiliging van dr. Mukwege via voortdurende training van de Congolese politie-eenheden, de beschikbaarheid van een zogenaamd «early alert»-systeem dat direct naar MONUSCO is doorgeschakeld en waarmee een toegewezen «rapid response» eenheid kan worden ingezet, een operationele «safe room» op het Panzi-terrein, en gezamenlijke patrouilles met de Congolese politie in Bukavu waarbij ten minste twee maal per vierentwintig uur het Panzi-ziekenhuis zal worden aangedaan.
Het kabinet is de VN en MONUSCO erkentelijk voor het leveren van een belangrijke bijdrage aan de veiligheid van dr. Mukwege en ook voor de toezegging – zoals o.a. bevestigd door SGVN Guterres in contact met dr. Mukwege zelf en door SRSG Zerragoui in de DRC – dat MONUSCO zal blijven bijdragen aan adequate beveiliging. Tegelijkertijd is het met het oog op de toekomst en de gestage uitfasering van MONUSCO van groot belang dat de Congolese autoriteiten eigen verantwoordelijkheid nemen voor de bescherming van hun burgers, in dit geval specifiek van dr. Mukwege. Het is een positief signaal dat zowel president Tshisekedi als de gouverneur van Zuid-Kivu nadrukkelijk hebben aangegeven dat de autoriteiten die verantwoordelijkheid zullen nemen en daarbij samen zullen werken met zowel MONUSCO als dr. Mukwege.
Hoe vindt u het dat de dokter en zijn ziekenhuis sinds maart niet meer worden beschermd door militairen van de stabilisatiemissie van de VN in de Democratische Republiek Congo (MONUSCO) en de missie als gevolg van bezuinigingen geen mogelijkheid ziet om de bescherming te herstellen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de Nobelprijswinnaar, arts en activist moet worden beschermd?
Ja. Dr. Mukwege speelt als arts en prominente en uitgesproken mensenrechtenverdediger een belangrijke rol bij de bestrijding van seksueel geweld, het op medisch en geestelijk vlak bijstaan van vrouwen en meisjes die daarvan slachtoffer zijn geworden, en het tegengaan van straffeloosheid, allereerst in oost-DRC zelf maar ook ver daarbuiten. Het is van groot belang dat hij in veiligheid zijn werk kan blijven doen in het Panzi-ziekenhuis in Bukavu.
Nederland zet zich in voor de bescherming van mensenrechtenverdedigers wereldwijd en voor ruimte voor het maatschappelijk middenveld. Nederland zal aandacht vragen voor de situatie in de DRC in de mensenrechtenraad van de Verenigde Naties. Nederland steunt bovendien de oproep van de VN Hoge Commissaris voor Mensenrechten voor een onafhankelijk onderzoek naar de bedreigingen tegen dr. Mukwege.
Bent u bereid om er bij de VN op aan te dringen dat de beveiliging van Denis Mukwege en zijn ziekenhuis per direct wordt hersteld? Zo ja, welke stappen zult u daartoe ondernemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking had op 7 september jl. een telefonisch onderhoud met dr. Mukwege. De Minister sprak steun en betrokkenheid uit en liet dr. Mukwege weten dat Nederland de situatie rondom zijn veiligheid opnieuw bij de VN zou bepleiten.
Nederland heeft bij de VN aangedrongen op adequate bescherming voor dr. Mukwege. Medewerkers van de ambassade in Kinshasa, het ambassadekantoor in Goma, en de Permanente Vertegenwoordiging bij de VN in New York hebben die boodschap meerdere malen op hoog niveau bij zowel MONUSCO als het VN-hoofdkwartier afgegeven, waar het kon in gezelschap van gelijkgezinde landen. Nederland heeft daarbij met klem benadrukt dat de beveiliging van dr. Mukwege op elk moment adequaat moet zijn. Nederland heeft MONUSCO bovendien gewezen op de plicht om zorg te dragen voor een zorgvuldige en verantwoordelijke transitie en met klem verzocht actief toezicht te houden op het naleven van de toezeggingen door de Congolese autoriteiten. Nederland zal zowel MONUSCO als de Congolese autoriteiten blijven wijzen op hun verantwoordelijkheden.
Nederland onderhoudt ook regulier contact met het team van dr. Mukwege. Op 28 augustus jl. bezochten medewerkers van het ambassadekantoor in Goma dr. Mukwege in Bukavu en spraken met hem en zijn team over zijn persoonlijke veiligheid en de beveiliging van de ziekenhuiscompound. Dr. Mukwege was dankbaar voor de Nederlandse steun en belangstelling en voor het recente project waarmee Nederland, o.a. door het plaatsen van beveiligingscamera’s en een alarminstallatie, bijdroeg aan de beveiliging van de compound. Nederland staat klaar om door middel van een nieuwe bijdrage opvolging te geven aan dat eerdere project en onderzoekt op dit moment samen met het team van Dr. Mukwege en eventuele andere donoren de precieze mogelijkheden.
Vermogen van het Wit-Russische regime bij Nederlandse brievenbusfirma’s |
|
Henk Nijboer (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
Is het u bekend of het regime van de Wit-Russische president Loekasjenko vermogen heeft in belastingparadijs Nederland?
Nee, dat is mij niet bekend.
Acht u het ook onwenselijk dat Nederland via brievenbusmaatschappijen bijdraagt aan dictatoriale regimes als dat in Wit-Rusland?
Brievenbusmaatschappijen kunnen zowel een fiscale als een niet-fiscale achtergrond hebben. Als er sprake is van belastingontwijking- en ontduiking via brievenbusmaatschappijen dan is dat inderdaad onwenselijk en worden daar maatregelen tegen genomen.1 Over individuele gevallen kan ik geen uitspraken doen, zolang er geen sprake is van sancties die van toepassing zijn op die personen of regimes.
Daarnaast vindt het kabinet het van groot belang dat voorkomen wordt dat de diensten van (financiële) instellingen worden gebruikt voor witwassen en terrorismefinanciering en de onderliggende delicten, waaronder corruptie en fraude. Het cliëntenonderzoek en de doorlopende monitoring van transacties door poortwachters van het financiële stelsel is daarbij van groot belang. Het verhogen van de effectiviteit van het cliëntenonderzoek en het toezicht daarop is een van de pijlers in het plan van aanpak witwassen.2 Daarbij heeft het kabinet ook bijzondere aandacht voor de integriteitrisico’s die spelen bij de dienstverlening door trustkantoren. Zij beheren doelvennootschappen waarbij internationale geldstromen betrokken zijn. Het regelgevend kader voor trustkantoren is recent al aanzienlijk aangescherpt met de Wet toezicht trustkantoren 2018. Op enkele punten zal deze wetgeving op korte termijn verder worden aangescherpt, onder andere met een verbod om diensten te verlenen als de cliënt of de uiteindelijk belanghebbende van de cliënt woonachtig of gevestigd is in een derde land met hoge risico’s op witwassen.
Deelt u de mening dat zo snel mogelijk onderzoek moet worden gedaan naar het vermogen van het Loekasjenko-regime bij Nederlandse brievenbusfirma’s?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u ook dat deze tegoeden bevroren moeten worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Mede op aandringen van het kabinet, zijn de lidstaten van de Unie onmiddellijk na de bespreking in de ingelaste Raad Buitenlandse Zaken van 14 augustus gestart met de voorbereiding van gerichte sancties tegen personen die verantwoordelijk zijn voor de verkiezingsfraude en het geweld tegen demonstranten. Zodra de Raad hierover overeenstemming heeft bereikt, dienen de lidstaten maatregelen te nemen die garanderen dat beperkende maatregelen worden nageleefd. Het kabinet hecht groot belang aan zorgvuldige implementatie van overeengekomen sancties, waaronder de bevriezing van eventueel gestalde tegoeden van de betreffende personen.
Is het u bekend of andere dictatoriale regimes hun vermogen via Nederlandse brievenbusfirma’s hebben weggezet?
Op het moment dat de Raad besluit dat een buitenlandse overheid moet komen te vallen onder een Europees sanctieregime, dan wordt het vermogen van specifiek aangewezen personen of entiteiten die onderdeel zijn van die buitenlandse overheid bevroren. Dat betekent dat zij niet meer bij hun financiële tegoeden kunnen. Hiermee zorgt Nederland en de EU als geheel ervoor dat dergelijke gesanctioneerde buitenlandse overheden hun geld niet in Nederland kunnen wegzetten. De EU heeft op dit moment meer dan veertig van zulke sanctieregimes in werking. Een overzicht is te vinden via de EU sanctions map.3 Dit overzicht wordt zeer regelmatig geactualiseerd.
Bent u bereid om maatregelen te nemen om vermogens van dictatoriale regimes, zoals dat van Loekasjenko, te weren uit Nederland?
Ik verwijs u graag naar de beantwoording van vraag 3. Dergelijke maatregelen worden in EU-verband genomen. Op dit moment is het onder Nederlandse wetgeving niet mogelijk om unilateraal dergelijke maatregelen te nemen.
Daarnaast is het, zoals in antwoord op vraag 2 aangegeven, van groot belang dat de poortwachters van het financiële stelsel onderzoek doen naar hun cliënt, de zakelijke relatie doorlopend monitoren en ongebruikelijke transacties melden bij FIU-Nederland. Daarbij is van belang dat geen zakelijke relaties aangegaan kunnen worden als vermoedens van witwassen, waaronder middelen uit corruptie of fraude, bestaan, en dat bestaande zakelijke relaties bij dergelijke vermoedens moeten worden beëindigd. De dienstverlening door trustkantoren heeft daarbij bijzondere aandacht van het kabinet. In Nederland geldt al de strengste wetgeving binnen de Europese Unie voor trustdiensten en deze zal nog verder aangescherpt worden.
De wegverzakking in Kerkrade |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Woningen in Kerkrade ontruimd na wegverzakking»?1
Ja, ik ken het bericht.
Kunt u toelichten hoe de verzakking door een mijnschacht heeft kunnen plaatsvinden wanneer er juist onderzoek werd gedaan naar oude mijnschachten?
Ik begin mijn antwoord met een toelichting op het lopende onderzoek naar historische schachten en daarna zal ik ingaan op de recente wegverzakking.
In de periode van 2014 tot 2016 heeft een consortium van bedrijven en kennisinstellingen in mijn opdracht onderzoek gedaan naar de aard, omvang en risico’s van de na-ijlende effecten van de voormalige steenkolenwinning in Zuid-Limburg. Op 15 december 2016 is uw Kamer per brief2 geïnformeerd over de resultaten van dit onderzoek en de maatregelen die naar aanleiding hiervan zijn afgesproken met de regio. Het onderzoek en het pakket van maatregelen is vervolgens op 15 februari 2017 met uw Kamer besproken.
De voormalige steenkolenwinning in Zuid-Limburg kent twee perioden. Beginnend bij de historische steenkolenwinning, die loopt van de allereerste winning (meerdere eeuwen geleden) tot aan het einde van de negentiende eeuw. De tweede periode wordt de industriële steenkolenwinning genoemd en betreft de periode vanaf het einde van de negentiende eeuw tot aan de sluiting van de laatste mijn in 1974. Tijdens de industriële periode is op grote schaal steenkool gewonnen en zijn de ondergrondse werken zorgvuldig in mijnkaarten vastgelegd. Dit was echter anders tijdens de historische steenkolenwinning. De historische winningen en schachten brengen tot op de dag van vandaag specifieke risico’s met zich mee, omdat in veel gevallen niet bekend is waar de schachten exact liggen en op welke wijze de schachten destijds zijn achtergelaten.
Tijdens het bovengenoemde onderzoek zijn, met behulp van mijnkaarten en archiefstukken, 59 historische schachten in kaart gebracht. Deze liggen allemaal in de gemeente Kerkrade. De door onderzoekers gebruikte oude mijnkaarten en overzichten met de coördinaten van de historische schachten zijn echter niet altijd betrouwbaar en nauwkeurig. Het is in bepaalde gevallen ook niet zeker of een bepaalde historische schacht ook daadwerkelijk bestaat. Naar aanleiding van het onderzoek is met de regio afgesproken dat een programma wordt opgezet om de exacte locatie van deze schachten nauwkeurig te bepalen. Nadat de locatie is vastgesteld, kan het saneren van de schacht van start gaan. Hierbij geldt dat de sanering van de desbetreffende historische schacht een uitvoerbare en proportionele maatregel moet zijn die nodig is om de veiligheid van de leefomgeving te waarborgen. Met de regio is afgesproken dat het lokaliseren van de historische schachten en de sanering daarvan wordt uitgevoerd door de gemeente Kerkrade. Mijn ministerie voorziet in de financiering van dit programma.
Op dit moment zijn 18 historische schachten gelokaliseerd. Hiervan zijn tot op heden drie schachten gesaneerd, twee schachten worden op dit moment gesaneerd en spoedig zal men starten met de sanering van de schacht die mogelijk aanleiding heeft gegeven tot de recente wegverzakking in de Franciscanerstraat (Kerkrade).
Het onderzoek naar historische mijnschachten bestaat uit twee stappen. In de eerste stap wordt met behulp van lichte apparatuur tot 5 meter onder het maaiveld gezocht naar kenmerkende afwijkingen van de natuurlijke bodemopbouw. Daar waar een schacht is aangelegd, is de natuurlijke bodemopbouw verstoord. Indien een dergelijke verstoring wordt aangetroffen dan wordt ter plaatse dieper, tot circa 10 meter onder maaiveld, de bodemopbouw bekeken op afwijkingen. Als vervolgens blijkt dat het aangetroffen bodemmateriaal bijmenging vertoont van niet-natuurlijk voorkomend materiaal, maar bijvoorbeeld stukjes steenkool, kolengruis, hout, puin of andere specifieke bijmenging bevat, dan is het aannemelijk dat dit de historische mijnschacht in kwestie is.
In de tweede stap wordt met een grotere boorstelling de gelokaliseerde schacht schuin aangeboord op grotere diepte (ca. 40 meter onder maaiveld). Aan de hand van deze boring wordt onderzocht of en met welk materiaal de historische schacht is opgevuld. Ook wordt aan de hand van de boring de feitelijke afmeting van de schacht bepaald.
In mei 2020 is een historische schacht nabij de Franciscanerstraat in Kerkrade gelokaliseerd. Het betreft de historische schacht genaamd DOM-37. Op 22 juli 2020 zijn ter plaatse twee schuine boringen verricht tot een diepte van respectievelijk 39 en 54 meter. Daarbij is het materiaal uit de schacht verzameld en ook de afmeting ervan bepaald. Nadat deze boringen zijn uitgevoerd en voldoende informatie hadden opgeleverd, is de boorstelling ingepakt en stond deze klaar voor vertrek. De volgende ochtend trof men echter de verzakking in het wegdek aan. De verzakking heeft zich in de avond of nacht na afloop van de boorwerkzaamheden gemanifesteerd. Het is mogelijk dat de boorwerkzaamheden van invloed zijn geweest op de stabiliteit van de schacht en dat dat aanleiding is geweest tot het ontstaan van de verzakking.
Tijdens het aanboren van de reeds 18 gelokaliseerde historische schachten heeft zich dat niet eerder voorgedaan. Men is wel bekend met kleine zettingen tijdens de sanering van historische schachten. Mogelijk wordt tijdens het saneren van de DOM-37 schacht en wegverzakking informatie verkregen waaruit de oorzaak van de verzakking kan worden bepaald.
Welke voorzorgsmaatregelen zijn er getroffen om het verdere onderzoek en het stutten van de mijnschacht veilig uit te voeren? Waren deze voorzorgsmaatregelen voldoende om de betrokkenen te behoeden voor onveilige situaties? Zo ja, kunt u uitleggen waarom een bouwvakker gewond is geraakt toen een kraan in het verder ingezakte gat is gegleden?2
Het betreft hier twee gebeurtenissen die ter plaatse zijn voorgevallen. De eerste gebeurtenis is het ontstaan van de verzakking. Kort na deze verzakking is de grond provisorisch gestabiliseerd met cement-emulsie. De tweede gebeurtenis is dat een paar dagen later, op het moment dat een boorstelling in gereedheid werd gebracht om te beginnen met het saneren van de schacht, de boorstelling door een ondeugdelijke constructie in de bestaande verzakking is geschoven.
Om het saneren veilig te kunnen uitvoeren wordt de boorstelling boven de schacht geplaatst op een zogenoemde «veiligheidsbühne». Dit is een metalen/houten constructie die ervoor dient te zorgen dat, mocht een schacht gaan verzakken, de boorstelling op zijn plek blijft. In dit geval is de veiligheidsbühne tijdens het plaatsen van de boorstelling boven de bestaande verzakking bezweken. De boorinstallatie schoof daarbij in de verzakking waarbij één boormedewerker gewond is geraakt. De provisorisch gestabiliseerde grond in de verzakking bleek gelukkig voldoende draagkracht te hebben. De verzakking boven de schacht is daarbij niet dieper geworden. De Inspectie SZW heeft in afstemming met SodM onderzoek verricht. Op grond van de Arbowet is de werkgever verplicht te zorgen voor veilige en gezonde werkomstandigheden. De Inspectie SZW houdt toezicht op de Arbowet. Dit doet zij risicogericht en programmatisch.
Op welke manier wordt momenteel voorkomen dat er meer gewonden vallen en schade wordt aangericht op de plek van de wegverzakking?
Op grond van de Arbowet is de werkgever verplicht om de risico’s te inventariseren en bijbehorende maatregelen te treffen. De Inspectie SZW houdt toezicht op de Arbowet.
Wat betekent de instorting van deze mijnschacht voor het beleid aangaande soortgelijke historische en instabiele mijnschachten in regio? Ziet u hierin een rol voor de rijksoverheid?
In mijn antwoord op vraag 2 heb ik het bestaande beleid toegelicht. Dit beleid is in overeenstemming met de aanbevelingen van het destijds uitgevoerde onderzoek2. Conform het opgezette programma zoekt de gemeente Kerkrade naar de historische schachten en worden deze gesaneerd. Ik voorzie in de financiering daarvan. Voor zover bekend, zijn er geen instabiele schachten in Zuid-Limburg. Indien een instabiele schacht wordt aangetroffen dan zal deze met voorrang worden gesaneerd.
Met de gemeente Kerkrade is afgesproken om na de sanering van de DOM-37-schacht met de betrokken partijen te overleggen of deze gebeurtenis aanleiding geeft tot aanpassingen in het programma. Tijdens dit overleg zal besproken worden op welke wijze bij het lokaliseren en saneren van schachten de mijnbouwkundige risico’s vooraf beter in kaart gebracht kunnen worden zodat de veiligheid geborgd kan worden. SodM adviseert mij hierbij over de mijnbouwkundige aspecten.
Ik ben met SodM in overleg over de nazorg aangaande de voormalige mijnbouw in Nederland. SodM heeft aangegeven mij hierover voor het einde van het jaar te adviseren.
Hoe worden de circa 80 personen die hun huis uit moesten opgevangen, mocht het onderzoek nog langer voortduren? Is het buurthuis een houdbare oplossing of moet er naar andere plekken worden gezocht?
Er is geen sprake meer van opvang van personen in een buurthuis. Dit heeft enkel plaatsgevonden gedurende korte tijd na het ontstaan van de verzakking. Op dit moment is één woning in de straat gesloten. Deze woning is op dit moment en was ten tijde van de verzakking niet bewoond.
Hoe en binnen welk tijdsbestek wordt de financiële schade van de omwonenden gecompenseerd?
Voor zover er redelijkerwijs sprake is van geleden financiële schade door omwonenden zal deze in afstemming tussen betrokken overheden worden afgehandeld.
Het verbieden van intimidatie van vrouwen buiten abortusklinieken |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «gemeente mag posten bij abortuskliniek verbieden»?1
Ja
Deelt u de mening dat het rechterlijke oordeel waarmee het intimideren van vrouwen buiten abortusklinieken wordt geclassificeerd als een wanordelijkheid en niet langer valt binnen het demonstratierecht, betekent dat alle gemeenten dergelijke bufferzones moeten instellen? Zo nee, waarom niet?
In mijn eerdere commissiebrief en beantwoording van Kamervragen gaf ik al aan dat het op grond van de Wet openbare manifestaties (Wom) primair aan gemeenten (de burgemeester) is om demonstraties bij abortusklinieken in goede banen te leiden.2 , 3 , 4 , 5 Tot dusverre hebben gemeenten waar abortusklinieken zijn gevestigd steeds aangegeven dat zij over genoeg bevoegdheden beschikken om de demonstraties in goede banen te leiden.
Anti-abortus acties bij abortusklinieken in het hele land kunnen juridisch gezien niet allemaal op één lijn worden gesteld. Of maatregelen noodzakelijk en gerechtvaardigd zijn, is afhankelijk van alle relevante feiten en (plaatselijke) omstandigheden, en daarmee een beoordeling die alleen lokaal door de burgemeester kan worden gemaakt. De uitkomst van die afweging kan per geval verschillen. In dit concrete geval heeft de gemeente Heemstede beperkingen opgelegd en is zij door de voorzieningenrechter in het gelijk gesteld. Het oordeel van een voorzieningenrechter heeft overigens een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Het is niet aan mij om (verdere) consequenties te verbinden aan de uitspraak van de voorzieningenrechter of om gemeenten op te dragen beperkingen mee te geven aan een anti-abortus acties, zoals het op afstand van de kliniek plaatsen.
Bent u bereid wederom in contact te treden met de relevante gemeenten om te bespreken hoe zij zo snel mogelijk bufferzones gaan creëren aangezien dit rechterlijke precedent de situatie heeft veranderd? Zo ja, binnen welk tijdspad wordt dit gedaan?
Zoals ik eerder aan uw Kamer heb gemeld, ben ik over de situatie bij abortusklinieken en de actuele ontwikkelingen op dat terrein op regelmatige basis in gesprek met gemeenten en abortusklinieken. De uitspraak van de voorzieningenrechter is in dat kader ook gedeeld. Ik ben van mening dat gemeenten genoeg mogelijkheden hebben om maatregelen te treffen indien de lokale situatie dat vraagt. Dit is ook wat ik hoor van de gemeenten zelf en wat de ontwikkelingen in de gemeente Heemstede laten zien.
Bent u van mening dat deze uitspraak van de rechters u een handvat biedt om op nationaal niveau een einde te maken aan het intimideren van vrouwen buiten abortusklinieken?
Zie het antwoord op de vragen 2 en 3.
Wilt u zich hierbij uitspreken over de noodzaak bij elke abortuskliniek per direct een bufferzone te creëren, zodat vrouwen ongestoord de keuze kunnen maken die voor hen het beste is?
Vrouwen moeten in alle vrijheid een zwangerschapsafbreking kunnen overwegen en toegang hebben tot abortuszorg. In mijn eerdere antwoorden op Kamervragen en commissieverzoeken over anti-abortus demonstraties bij abortusklinieken heb ik aangegeven het zeer kwalijk te vinden als vrouwen die op het punt staan een abortuskliniek te bezoeken worden lastiggevallen 6 , 7 , 8. Het is echter aan de burgemeester om anti-abortus acties in goede banen te leiden.
Het bericht dat Polen zich wil terugtrekken uit het verdrag dat geweld tegen vrouwen bestrijdt |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Polen wil zich terugtrekken uit verdrag dat geweld tegen vrouwen bestrijdt»?1
Ja.
Maakt u zich ook ernstige zorgen over wat het betekent voor de veiligheid en gezondheid van vrouwen wanneer Polen uit de Istanbul Conventie stapt?
Geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld zijn overal ter wereld zeer ernstige en hardnekkige problemen. Het kabinet onderstreept het belang van de afspraken die zijn vastgelegd in de Istanbul Conventie voor de preventie en aanpak van deze vormen van geweld. Om die reden volgt het kabinet met zorg de oproep binnen het Poolse kabinet om zich uit de Conventie terug te trekken.
Tegelijkertijd stelt het kabinet vast dat er op dit moment geen Pools terugtrekkingsbesluit ligt. Daarover moeten eerst het Poolse kabinet, het Poolse parlement en de Poolse president nog een besluit nemen en het is niet duidelijk of er in al deze geledingen ook voldoende steun zal zijn voor opzegging. Dat zal mede afhangen van de uitspraak van het Constitutioneel Hof over de vraag of de Conventie – met name op het punt van het concept genderidentiteit – strijdig is met de Poolse Grondwet. Het is niet bekend wanneer het Hof uitspraak zal doen in deze zaak.
Daarop vooruitlopend heeft op 7 augustus jl. een gesprek plaatsgevonden bij het Poolse Ministerie van Buitenlandse Zaken om in een vroegtijdig stadium zorgen te uiten over de ontstane discussie, om het belang van de Conventie te onderstrepen en om Polen op te roepen daarbij partij te blijven. Aan deze zogeheten démarche van Frankrijk en Duitsland namen Nederland en nog negen andere landen deel.
Het kabinet blijft de zaak volgen en zal na de uitspraak van het Pools Constitutioneel Hof en een mogelijk besluit van de Poolse regering bezien of en welke verdere actie opportuun is en het meest effectief.
De rechten en positie van LHBTI-personen staan binnen en buiten Europa onder druk. Binnen de bescherming tegen geweld blijft daarom ook aandacht voor LHBTI- en gendergelijkheid belangrijk. Hard bevochten rechten van vrouwen, meisjes en LHBTI’s zijn nu binnen de EU en de VN opnieuw punt van discussie en dat is zorgelijk. Het kabinet blijft zich internationaal inzetten voor rechten van vrouwen en meisjes en gelijke rechten van LHBTI’s. Daarnaast is Nederland niet voornemens om zich terug te trekken uit de Istanbul Conventie. Integendeel, het is een zeer belangrijk instrument in de aanpak van geweld tegen vrouwen en meisjes en tegen huiselijk geweld.
Wilt u bevestigen dat het van onveranderd groot belang is dat geweld tegen vrouwen wordt bestreden en hier nog veel werk te doen ligt? Wilt u eveneens bevestigen dat Nederland onder geen beding van plan is het Poolse voorbeeld te volgen?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u contact opgenomen met uw Poolse collega’s in reactie op dit nieuws om te bespreken welke schadelijke gevolgen dit zal hebben naar mening van de Nederlandse regering? Zo ja, wat kunt u vertellen over dit gesprek of deze gesprekken? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid een reactie te formuleren (mogelijk in Europees verband) om kenbaar te maken dat de Nederlandse regering het gedrag van Polen afkeurt en om de noodzaak van het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen nogmaals te onderstrepen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u tevens bereid om, al dan niet in Europees verband, Poolse maatschappelijke organisaties die zich inzetten tegen geweld tegen vrouwen te ondersteunen? Zo ja, welke organisaties heeft u in gedachten hoe ziet dergelijke steun eruit? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is bereid om – in samenspraak met het Comité van Landen die de Istanbul Conventie geratificeerd hebben (Nederland is hier lid van) – deze steun te overwegen als daar voldoende aanleiding voor is.
Het bericht ‘Ngo’s: hele modewereld betrokken bij dwangarbeid Oeigoeren’ |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Ngo’s: hele modewereld betrokken bij dwangarbeid Oeigoeren»?1
Ja.
Welke concrete stappen zijn gezet nadat u aangaf «zowel bilateraal als multilateraal aandacht te vragen voor de mensenrechten van Oeigoeren en andere moslimminderheden in China» in uw beantwoording op eerdere Kamervragen?2
In aanvulling op de concrete stappen die in de aangehaalde beantwoording van 27 maart jl. worden genoemd, heeft het kabinet op 30 juni jl. in een gezamenlijke verklaring in de VN-mensenrechtenraad met 27 andere landen opnieuw zorgen uitgesproken over arbitraire detenties, wijdverbreide surveillance en beperkingen die met name gericht zijn tegen Oeigoeren en andere minderheden in Xinjiang. Ook is in deze verklaring wederom aangedrongen op vroegtijdige en betekenisvolle toegang tot Xinjiang voor de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN.3 Tevens heeft Minister Blok op 26 augustus jl. in zijn gesprek met de Chinese Minister van Buitenlandse Zaken Wang Yi de zorgen van dit kabinet over de mensenrechten van Oeigoeren overgebracht.
Bent u van mening dat ondanks de verantwoordelijkheid van bedrijven zelf, de Nederlandse overheid tenminste in kaart moet brengen welke bedrijven profiteren van dwangarbeid?
Het kabinet blijft bedrijven wijzen op hun verantwoordelijkheid om internationaal maatschappelijk verantwoord te ondernemen, conform de OESO-Richtlijnen, en wijst bedrijven actief op de risico’s van zakendoen in China, bijvoorbeeld via de MVO risicochecker. Het toepassen van gepaste zorgvuldigheid is de verantwoordelijkheid van bedrijven.
Ondernemingen die opereren in een context met IMVO risico’s zoals dwangarbeid moeten bereid zijn tot openheid over hun besluit om in die context te blijven opereren en dat besluit kunnen motiveren. Zij moeten overwegen of ze daar verantwoord kunnen blijven opereren of inkopen.
Gegeven de ernstige verdenkingen beschreven in internationale rapportages en de beperkte mogelijkheden voor bedrijven om daar gepaste zorgvuldigheid toe te passen, kan beëindiging van de betrekkingen met een zakelijke relatie passend zijn.
Heeft u geïnventariseerd welke bedrijven gelinkt zijn aan de uitbuiting van Oeigoeren? Heeft u op basis van eerdere berichten hierover contact gehad met de industrie? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft geen overzicht van bedrijven die via hun toeleveringsketen zijn gelinkt aan de situatie in Xinjiang. Wel zal het Ministerie van Buitenlandse Zaken met andere belanghebbenden als VNO-NCW, MKB Nederland en RVO een kennissessie voor Nederlandse bedrijven organiseren over mensenrechten, ketentransparantie en risico’s bij het ondernemen in China. In verband met het coronavirus wordt nog bezien of deze sessie fysiek of virtueel plaats zal vinden.
Voor wat betreft de Nederlandse textielindustrie informeert het secretariaat van het Convenant Duurzame Kleding en Textiel bedrijven aan de hand van algemene nieuwsberichten over de situatie in Xinjiang en stelt het de situatie in Xinjiang aan de orde in jaarlijkse beoordelingsgesprekken met bedrijven.
Bent u bereid uw afkeuring kenbaar te maken richting de Chinese overheid in navolging van uw collega uit het Verenigd Koninkrijk?3
Nederland stelt de mensenrechten in China consequent bilateraal aan de orde. Zoals vermeld in het antwoord op vraag 2 heeft Minister Blok in zijn gesprek met de Chinese Minister van Buitenlandse Zaken Wang Yi op 26 augustus jl. de zorgen van dit kabinet over de mensenrechten van Oeigoeren overgebracht. Op 8 juli jl. heeft de Nederlandse ambassadeur in China de mensenrechtensituatie in Xinjiang opgebracht in een gesprek met de Directeur-Generaal voor Europese Zaken – een hoge ambtenaar binnen het Chinese Ministerie van Buitenlandse Zaken. Op 5 november 2019 heeft Minister Kaag in een gesprek met de Chinese assistent-minister voor Handel Ren Hongbin de zorgen van het kabinet overgebracht over het gebruik van technologie voor de surveillance van met name etnische en/of religieuze minderheden. Op 19 juni 2019 heeft Minister Blok in een gesprek met de Chinese Minister van Buitenlandse Zaken Wang Yi de mensenrechtensituatie in China aangekaart met specifieke aandacht voor de situatie van religieuze minderheden in Xinjiang en Tibet. Minister-President Rutte heeft op 29 mei 2019 de mensenrechten van de Oeigoeren opgebracht in zijn gesprek met de Chinese vicepresident Wang Qishan. Op 2 november 2018 heeft de Nederlandse ambassadeur in China met 17 andere ambassadeurs een brief aan de partijsecretaris van Xinjiang gestuurd waarin zorgen worden geuit over de behandeling van Oeigoeren in China. Minister-President Rutte heeft in zijn tête-à-tête met de Chinese premier Li Keqiang op 15 oktober 2018 de culturele en religieuze vrijheden van etnische minderheden in China aan de orde gesteld, in het bijzonder naar aanleiding van de zorgwekkende berichten over de situatie in Xinjiang. Op 17 september 2018 heeft Minister Blok in gesprek met Chinese viceminister Wang Chao van Buitenlandse Zaken zijn zorgen gedeeld over de situatie in Xinjiang.
Ziet u inmiddels wel reden om in overleg te treden met Europese collega’s om een gezamenlijke reactie te formuleren? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft er conform de motie Van Helvert c.s. (Kamerstuk 32 735, nr. 281) reeds voor gezorgd dat de EU op 10 maart jl. in de VN-Mensenrechtenraad zorgen over dwangarbeid door Oeigoeren heeft uitgesproken.5 Tijdens de meest recente sessie van de VN-Mensenrechtenraad heeft de EU op 30 juni jl. opnieuw aan deze zorgen gerefereerd.6
Op welke manier en met welk resultaat zijn krachtige internationale reacties gegeven in antwoord op de voortdurende uitbuiting van Oeigoeren, zoals u in uw antwoorden van 27 maart 2020 aangaf nodig te vinden?
De Chinese autoriteiten hechten sterk aan een positief internationaal imago van China. Het is aannemelijk dat kritische interventies door de internationale gemeenschap op zijn minst leiden tot het besef dat mensenrechtenschendingen niet onweersproken blijven. Specifiek wat Xinjiang betreft, heeft de druk van Nederland, de EU en andere gelijkgezinde landen er in ieder geval voor gezorgd dat China zich aangespoord voelt om zich te verantwoorden.
Welke additionele stappen gaat u zetten nu wederom blijkt dat de uitbuiting en dwangarbeid van Oeigoeren voortduurt en wijdverspreid is?
Zoals vermeld in de antwoorden op vraag 2 en 4 heeft Minister Blok in zijn gesprek met de Chinese Minister van Buitenlandse Zaken Wang Yi op 26 augustus jl. de zorgen van dit kabinet over de mensenrechten van Oeigoeren opnieuw overgebracht. In dit gesprek wees Minister Blok specifiek op het feit dat Nederlandse en Europese bedrijven moeite hebben om aannemelijk te maken dat bijvoorbeeld textiel uit Xinjiang zonder dwangarbeid of andere mensenrechtenschendingen worden geproduceerd. Het kabinet blijft de mensenrechten van Oeigoeren bilateraal, in EU-verband, en in de VN-Mensenrechtenraad aan de orde stellen.
Nederlanders die nog altijd vastzitten in Marokko |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Grenzen van Marokko zijn weer open maar Haagse Badr en zijn gezin kunnen nog steeds geen kant op»?1
Ja.
Is het u bekend dat ondanks dat de grenzen van Marokko zijn geopend het gezin van Badr Mesaad Marokko nog niet kan verlaten? Zo ja, sinds wanneer bent u hiermee bekend?
De Marokkaanse overheid heeft vergaande maatregelen genomen tegen de verspreiding van het coronavirus, waaronder sluiting van de grenzen voor regulier verkeer. Dit is nog immer de situatie. Wel maakt Marokko uitzonderingen voor specifieke groepen. Zo kunnen gestrande Nederlandse reizigers inmiddels via commerciële weg terugkeren naar Nederland.
Ik kan mij voorstellen dat het voor Nederlanders die de afgelopen maanden hebben willen terugkeren naar Nederland, erg lastig is geweest.
Uw Kamer is op o.a. 16 en 27 maart jl. geïnformeerd dat de consulaire dienstverlening aanzienlijk is gereduceerd vanwege COVID-19. Het ambassadegebouw in Marokko is door de COVID-19 pandemie en de maatregelen die de Marokkaanse overheid hiertegen heeft getroffen voor een korte periode gesloten geweest. Het ambassadepersoneel werkte vanaf dat moment overwegend vanuit huis. Dit betekende dat, behoudens noodgevallen, in de periode van 20 maart tot en met 12 juli jl. geen reguliere reisdocumenten konden worden afgegeven.
Het ministerie doet geen inhoudelijke mededelingen over individuele gevallen. In algemene zin kan ik u verzekeren dat de Nederlandse overheid zich sinds het begin van de COVID-19 crisis maximaal heeft ingespannen om gestrande Nederlandse reizigers in Marokko naar Nederland terug te laten keren.
Hoe vindt u het dat het jonge gezin Marokko niet kan verlaten omdat de baby door sluiting van de de Nederlandse ambassade nog geen geldig reisdocument heeft? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Sinds wanneer is het ministerie op de hoogte van de geboorte van de jongste dochter van het gezin? Wat is in de tussentijd ondernomen om het gezin bij te staan en het meisje van een Nederlands paspoort te voorzien?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de ambassade niet operationeel is, terwijl er juist zoveel Nederlanders vastzitten in Marokko die hulp nodig hebben? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Nederlandse ambassade in Rabat is op dit moment operationeel en is in de afgelopen maanden ook operationeel geweest. Echter, in de periode van 20 maart tot en met 12 juli jl. konden geen reguliere reisdocumenten worden afgegeven, vanwege de COVID-19 maatregelen van de Marokkaanse overheid.
Wat wordt ondernomen om dit gezin, en alle andere Nederlanders die op dit ogenblik nog in Marokko verblijven maar terug willen naar Nederland, bij te staan?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken spant zich in algemene zin in om Nederlanders, waar ook ter wereld, waar mogelijk van reisdocumenten te voorzien en consulaire bijstand te bieden. Dit geldt ook voor de Nederlanders die op dit moment in Marokko verblijven.
De Nederlandse regering heeft in de afgelopen maanden repatriëringsvluchten georganiseerd om gestrande Nederlandse reizigers in Marokko naar Nederland terug te laten keren. Op dit moment is het mogelijk voor gestrande Nederlandse reizigers om via commerciële weg terug te keren naar Nederland.
Zijn er meer Nederlanders die op dit ogenblik nog vastzitten in Marokko en het land niet kunnen verlaten als gevolg van een ongeldig of verlopen reisdocument? Zo ja, wat wordt ondernomen om hen zo snel mogelijk te helpen?
De Nederlandse ambassade in Rabat is niet bekend met Nederlanders die vastzitten in Marokko als gevolg van een ongeldig of verlopen reisdocument. Nederlanders die een reisdocument willen aanvragen of verlengen, kunnen een afspraak maken bij de Nederlandse ambassade in Rabat.
Onafhankelijk advies over welke lessen geleerd kunnen worden van de coronamaatregelen |
|
Maarten Hijink , Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Hoe geeft u uitvoering aan de aangenomen motie van de leden Asscher en Marijnissen over onafhankelijk advies welke lessen geleerd kunnen worden van de coronamaatregelen? Kunt u aangeven op welke manier de plannen voor de evaluatie zijn geïntensiveerd naar aanleiding van de aangenomen motie?1
Ik heb de Tweede Kamer op 15 juni, 24 juni, 21 juli en 1 september geïnformeerd over het Lessons Learned traject. Via dit traject intensiveert het kabinet het betrekken van externe deskundigen bij de aanpak van de coronacrisis, conform de aangenomen motie van de leden Asscher en Marijnissen. Ruim 90 externe deskundigen zijn bereid gevonden om mee te doen. Over de uitkomsten van dit traject heb ik uw Kamer op 1 september geïnformeerd.
Klopt het dat een kwartiermaker evaluatie en verantwoording Covid-19 bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid is aangesteld? Zo ja, kunt u toelichten wie als kwartiermaker is aangesteld?
Binnen het programma Directoraat-Generaal COVID-19 is per 6 juli 2020 een directeur Evaluatie en Verantwoording benoemd. De directie Evaluatie en Verantwoording richt zich op de voorbereiding van (externe) onderzoeken en verantwoording (zie www.abd.nl). Aangezien de projectorganisatie zich in een opstartfase bevond, was binnen deze directie ook een kwartiermaker aangesteld.
Minister van Justitie en Veiligheid, heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) op 1 mei 2020 mede namens het kabinet gevraagd om een onafhankelijke evaluatie van de Corona crisis aanpak uit te voeren. Op 7 mei 2020 heeft de OVV ingestemd met het uitvoeren van het onderzoek naar de evaluatie Corona crisis aanpak. De eerste fase van het onderzoek, de verkennende fase, is nu afgerond. In deze fase is de focus voor het verdere onderzoek bepaald. Het onderzoek zal onder meer betrekking hebben op de voorbereiding op een pandemie, de crisisbeheersing en -organisatie, de getroffen maatregelen en de uitfasering van deze maatregelen. Het doel van het onderzoek is om lessen te trekken voor eventuele toekomstige epidemieën.
Kunt u ingaan op het bericht dat de voorgestelde kwartiermaker een vertrouweling en partijgenoot is die openlijk haar stem op u heeft uitgebracht in de strijd om het lijsttrekkerschap van het CDA voor de Tweede Kamerverkiezingen van 17 maart 2021?2
Op berichten die betrekking hebben op (individuele) ambtenaren ga ik in beginsel niet in. Dat past niet in de staatsrechtelijke verhoudingen. Ik heb geen enkele twijfel over de professionaliteit waarmee de werkzaamheden (zullen) worden verricht.
Bent u het ermee eens dat de neutraliteit van de aangestelde kwartiermaker van groot belang is voor het vertrouwen in een kritische evaluatie van de corona-aanpak? Hoe oordeelt u over de neutraliteit van de aangestelde kwartiermaker?
Het is van groot belang dat de wijze waarop de evaluatie zal worden vormgegeven een kritische reflectie op de aanpak van de corona-crisis mogelijk maakt. Juist om die reden heeft de Minister van JenV, mede namens de Minister-President, per 1 mei 2020 gevraagd om een onafhankelijk onderzoek door de OVV. Over de wijze waarop evaluatie wordt vormgegeven en de resultaten ervan legt het kabinet verantwoording af aan uw Kamer.
Voor het overige verwijs ik u naar het antwoord op vraag 3.
Kunt u het zich voorstellen dat het aanstellen van een partijgenoot en vertrouweling niet bijdraagt aan het vertrouwen in het onderzoek? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe gaat u garanderen dat er voldoende ruimte is voor kritiek op het beleid en aanbevelingen voor het bestrijden van een eventuele tweede golf van coronabesmettingen?
Via het Lessons Learned traject hebben ruim 90 externe deskundigen lessen gedeeld op het gevoerde beleid en de uitvoering en zijn hierover in gesprek gegaan. De geschreven bijdragen van al deze deskundigen, alsook de gespreksverslagen van de expertsessies zijn op 1 september openbaar gemaakt. Deze aanpak onderschrijft dat het kabinet open staat voor nieuwe inzichten. Het kabinet is transparant over de ontvangen adviezen en de manier waarop nieuwe kennis wordt meegewogen.
Bent u bereid om de evaluatie geheel onafhankelijk te laten plaatsvinden en hier ook het rapport van KPMG en de VU bij te betrekken waarin wordt gesteld dat tijdens de eerste golf onvoldoende is gedaan om het virus daadwerkelijk in te dammen?3
Zoals reeds gesteld in antwoord op vragen 1 en 6, heeft het kabinet ruim 90 externe deskundigen bereid gevonden om inbreng te leveren in de vorm van geschreven bijdrages. Ook is aan de externe deskundigen gevraagd om een verklaring in te vullen die inzicht biedt in hun functie, eventuele nevenfuncties, en eventuele eerdere betrokkenheid bij VWS inzake de aanpak van de coronacrisis. Al deze schriftelijke bijdragen alsook de gespreksverslagen van experttafels zijn openbaar. Xander Koolman, een van de opstellers van het genoemde rapport, is ook geconsulteerd. Ik ben van mening dat deze werkwijze garandeert dat externe deskundigen onafhankelijk en transparant hun kritiek en lessen uiten.
Uitgevoerde doodvonnissen in Bahrein |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Is u het u bekend hoeveel doodvonnissen zijn uitgevoerd in Bahrein sinds 2017?1 Zo ja, kunt u een overzicht geven? En zo nee, waarom niet?
Volgens Bahreinse mensenrechtenorganisaties zijn er momenteel 18 personen veroordeeld tot de doodstraf sinds 2017. Omdat de autoriteiten deze personen als terroristen of supporters van terrorisme beschouwt, zijn er geen officiële cijfers beschikbaar.
In hoeveel gevallen heeft u in bilateraal verband bezwaar gemaakt tegen het uitvoeren van de doodstraf? En heeft u dat mondeling of schriftelijk gedaan?
Bezwaar tegen de doodstraf wordt zowel mondeling besproken in bilaterale contacten als schriftelijk gecommuniceerd. Op mondelinge wijze bijvoorbeeld tijdens de hoogambtelijke consultaties tussen Nederland en Bahrein die vorig jaar in april plaatsvonden. Voor het antwoord op uw vraag omtrent de schriftelijke correspondentie verwijs ik u graag naar het antwoord op vraag 7.
Deelt u de mening dat de situatie in de gevangenissen in Bahrein zorgelijk is en dat de verhalen over martelingen die naar buiten komen zeer zorgelijk zijn? En zo ja, heeft u die zorgen ook overgebracht in bilateraal verband? En is dat mondeling of schriftelijk geweest?
Zorgen over detentieomstandigheden en de mensenrechtensituatie in het algemeen in Bahrein worden in alle hoogambtelijke, diplomatieke en politieke contacten aan de orde gesteld. Het kabinet blijft zich hiervoor inzetten.
In welke gremia en op welk niveau in uw contacten met de overheid van Bahrein brengt u de mensenrechtensituatie ter sprake?
Het kabinet zet zich in internationale gremia, waaronder de VN-Mensenrechtenraad, in om zorgelijke mensenrechtensituaties waar ook ter wereld aan te kaarten. Nederland steunt actief de periodieke landen-examens van de VN op het gebied van de mensenrechten (de zogeheten Universal Periodic Review -UPR-) en volgt nauwlettend de opvolging van de aanbevelingen door de deelnemende landen. Bahrein werd tijdens de laatste UPR in 2017 stevig aangesproken op de krimpende ruimte voor het maatschappelijk middenveld, vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging en demonstratie, en opgeroepen tot de instelling van een moratorium op de doodstraf. De volgende UPR voor Bahrein staat gepland voor 2022.
Voor de verdere beantwoording verwijs ik u graag naar het antwoord op vraag 6.
In hoeveel gevallen laat u de rechtszaken tegen mensenrechtenverdedigers, journalisten en politieke gevangen volgen?
Het Koninkrijk der Nederlanden heeft geen diplomatieke vertegenwoordiging in Bahrein. De Ambassade in Koeweit is geaccrediteerd voor Bahrein en heeft regelmatig contact met ambassades van Europese landen en de EU Delegatie in Bahrein over de mensenrechtensituatie in dat land en specifiek de gevangenisomstandigheden, het recht op een eerlijk proces en de doodstraf. De Nederlandse Ambassade in Koeweit, de EU Delegatie en partnerambassades in Manama wonen ook rechtszittingen in Bahrein bij. Hiermee wordt een duidelijk signaal afgegeven dat Nederland en de EU waarde hechten aan een eerlijke procesgang en respect voor mensenrechten. Het kabinet blijft zich hiervoor inzetten.
Daarnaast wordt de mensenrechtensituatie in Bahrein besproken in EU-verband in de regionale Raadswerkgroep, de Raadswerkgroep voor mensenrechten en de informele mensenrechtendialoog tussen Bahrein en de Europese Dienst voor Extern Optreden, waarvan de meest recente in november 2019 heeft plaatsgevonden. Ook drukt de EU zich regelmatig via verklaringen uit over de mensenrechtensituatie in dat land. Zo sprak de EU zich dit jaar al tweemaal uit tegen het gebruik van de doodstraf (antwoord vraag 7). Tot slot bracht de EU de mensenrechtensituatie in Bahrein op in 2019 in de Mensenrechtenraad tijdens een speech over zorgwekkende landensituaties.
Heeft u contact met uw Europese collega’s over de mensenrechtensituatie in Bahrein, in het bijzonder over de martelingen, de omstandigheden waaronder mensen gevangen zitten en de uitvoering van de doodstraf? Zo nee, waarom niet? En zo ja, wat levert dit op?
Zie antwoord vraag 5.
In hoeverre bent u bereid zich in te spannen om te komen tot een gezamenlijke Europese oproep tot een moratorium op het uitvoeren van de doodstraf in Bahrein?
Nederland is principieel tegen de doodstraf, bepleit de afschaffing van de doodstraf onder alle omstandigheden wereldwijd en trekt hierin op in EU-verband. Deze welbekende positie wordt uitgedragen in bilaterale contacten met landen waar de doodstraf wordt toegepast, zoals Bahrein en in multilaterale fora zoals de VN. Mede op Nederlands aandringen zijn er begin dit jaar3 en recentelijk4 EU-verklaringen uitgegaan over recente doodsvonnissen in Bahrein waarin het gebruik van de doodstraf wordt veroordeeld en Bahrein wordt opgeroepen tot omzetting van alle veroordelingen tot de doodstraf en een moratorium op de uitvoering in te stellen als eerste stap naar algehele afschaffing. Het kabinet blijft de situatie aandachtig volgen en zal zich hiervoor blijven inzetten.
Is er een gezamenlijke EU strategie tegen grootschalige mensenrechtenschendingen in het Midden-Oosten? Zo ja, wat houdt deze in? En zo nee, zou die er moeten zijn?
De EU heeft een Actieplan voor Mensenrechten en Democratie opgesteld (2015–2019) evenals landenstrategieën. Het Actieplan voor de periode 2020–2024, momenteel in onderhandeling, bouwt daarop voort, en kent een centrale plaats toe aan de bevordering van burgerlijke en politieke vrijheden in derde landen. Jaarlijks rapporteert de EU over de uitvoering van het actieplan en de landenstrategieën5. De mensenrechtensituaties in de landen in het Midden-Oosten komen hierin uitgebreid aan bod. Daarnaast voert de EU een aantal formele en informele mensenrechtendialogen waaronder met landen in het Midden-Oosten en de Golfregio zoals Bahrein, Koeweit, de Verenigde Arabische Emiraten en Qatar.
Het bericht 'Tunisia: Two-Year Sentence for Homosexuality' |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Heeft u kennis genomen van het bericht «Tunisia: Two-Year Sentence for Homosexuality»?1
Ja
Heeft u, mede gezien de bijzondere ontwikkelingsrelatie die Nederland met Tunesië onderhoudt, contact opgenomen met uw Tunesische ambtsgenoot over de wijze waarop deze mannen zijn behandeld en de veroordeling die daarna heeft plaatsgevonden? En zo ja, hoe was de reactie? En zo nee, waarom niet?
Als onderdeel van het mensenrechtenbeleid volgt de Nederlandse ambassade in Tunis ontwikkelingen die de LHBTI-gemeenschap betreffen. Hieronder valt ook het genoemde proces, waarvan het hoger beroep niet op 8 juli heeft plaatsgevonden maar is uitgesteld tot een latere datum. De ambassade staat in nauw contact met de NGO die de twee veroordeelden bijstaat met juridisch advies en zal in samenspraak met betrokkenen besluiten of contact met Tunesische autoriteiten wenselijk is.
Heeft u ook uw zorgen overgebracht aan uw Tunesische ambtsgenoot over de wijze waarop de oorspronkelijke aanklacht is gebruikt om deze mannen over iets heel anders te vervolgen? En zo ja, wanneer? En zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening van het VN Comité tegen marteling dat (gedwongen) anale onderzoeken een vorm van marteling zijn? En zo ja, gaat u de Tunesische regering in bilateraal contact oproepen te stoppen met deze vorm van marteling? En zo nee, waarom niet?
Gedwongen anale onderzoeken van LHBTI personen op basis van hun seksuele oriëntatie of genderidentiteit gaan in tegen de menselijke waardigheid en integriteit en zijn onacceptabel. Nederland is actief lid van de Equal Rights Coalition die zich inzet voor de bescherming van gelijke rechten voor LHBTI’s wereldwijd. Via een gezamenlijke, publieke verklaring heeft Nederland aandacht gevraagd voor deze onacceptabele praktijken en regeringen wereldwijd opgeroepen daar een einde aan te maken.
Nederland brengt de positie van LHBTI personen op in jaarlijkse bilaterale consultaties met Tunesië. Ook in de laatste Universal Periodic Review (UPR) van Tunesië in de Mensenrechtenraad op 27 mei 2017 heeft Nederland de Tunesische autoriteiten opgeroepen om Artikel 230 van het wetboek van strafrecht van Tunesië, waarin homoseksualiteit strafbaar wordt gesteld, af te schaffen.
Deelt u de mening dat vervolging van seks met wederzijdse consensus tussen volwassenen het recht op privacy en non-discriminatie schendt zoals vastgesteld in het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (BUPO)? En zo ja, gaat u Tunesië in bilateraal verband hierop aanspreken? En in multilateraal verband? Zo nee, waarom niet? En zo ja, op welke wijze?
Nederland spant zich in voor de bevordering van gelijke rechten van LHBTI’s. Gelijke rechten zijn daarbij het uitgangspunt. Het non-discriminatiebeginsel, zoals verankerd in diverse mensenrechtenverdragen, ligt aan de basis van dat uitgangspunt.
Het kabinet staat pal voor het recht van LHBTI’s om te zijn wie ze zijn en de vrijheid om daar naar te handelen. Strafrechtelijke vervolging wegens seks met wederzijdse instemming tussen volwassenen van hetzelfde geslacht druist daar tegenin en is onaanvaardbaar. Bovendien is dit in strijd met de onder het BUPO-Verdrag gewaarborgde mensenrechten, zoals wordt geïllustreerd door de zienswijze van het VN-Mensenrechtencomité in de zaak Toonen v. Australië(488/1992). Het kabinet zal zich daarom blijven inzetten voor het decriminaliseren van seksuele oriëntatie en genderidentiteit.
Deelt u de opvatting dat dat seksuele geaardheid een status is die wordt beschermd tegen discriminatie op grond van de bepalingen in de het BUPO verdrag? En zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Gaat u in multilateraal verband draagvlak organiseren om de oproep te ondersteunen van Human Rights Watch om deze vorm van marteling te stoppen? En zo nee, waarom niet?
Via de eerder aangehaalde gezamenlijke, publieke verklaring van de Equal Rights Coalition heeft Nederland andere landen opgeroepen de onacceptabele praktijk van gedwongen anale onderzoeken van LHBTI’s te beëindigen. Waar opportuun zal Nederland aandacht voor deze kwestie blijven vragen in multilateraal verband.
Maakt u zich zorgen dat de koers van Tunesië zoals ingezet in 2018 met het instelling van de Commissie Individuele Vrijheden en Gelijkheid stagneert? En zo nee, waarom niet? En zo ja, heeft u deze zorgen overgebracht aan uw Tunesische ambtsgenoot?
Er lijkt op dit moment weinig voortgang te zijn op het gebied van de Commissie Individuele Vrijheden en Gelijkheid. Dit heeft verschillende redenen, waaronder een lange formatieperiode, die op moment van schrijven met het aftreden van de Minister-President opnieuw begint, en de COVID-19-crisis die voor de nieuwe regering eerste prioriteit was de afgelopen maanden. Nederland blijft het belang van snelle formele implementatie van de Commissie benadrukken bij de Tunesische autoriteiten.
Welke gevolgen heeft dit voor de bijzondere ontwikkelingsrelatie die Nederland met Tunesië onderhoudt?
De relatie tussen Nederland en Tunesië is breed en het contact intensief. Hierdoor is het mogelijk om ook moeilijke onderwerpen te bespreken waarover we van mening verschillen. Tunesië staat open voor deze dialoog.
Bent u voornemens namens Nederland het proces in hoger beroep, dat start op 8 juli aanstaande, te volgen? En zo nee, waarom niet? En zo ja, gaat u hierover verslag uitbrengen aan de Kamer?
Zie antwoord 2 en 3.
Een wetswijziging in Roemenië waarmee het recht om te zijn wie je bent wordt ondermijnd |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «International Call Against the Teaching of Gender Ban in Romania»1?
Ja.
Deelt u de opvatting dat iedereen overal binnen de Europese Unie veilig en vrij zichzelf moeten kunnen zijn?
Het onderhavige wetsinitiatief betreft een amendement op de Roemeense onderwijswet. De nieuwe wetstekst zou een verbod uitspreken op het behandelen van gender als een afzonderlijk concept van biologische sekse binnen het onderwijs. Dit amendement werd in juni aangenomen in het Roemeense parlement, maar treedt pas in werking wanneer de Roemeense president zijn goedkeuring heeft verleend. De president heeft het wetsvoorstel ter beoordeling voorgelegd aan het Constitutioneel Hof dat een uitspraak zal doen over de verenigbaarheid met de Grondwet. Tot die tijd zal het wetsvoorstel niet in werking treden.
De ontwikkelingen in Roemenië tonen opnieuw aan dat aandacht voor LHBTI- en gendergelijkheid belangrijk blijft, ook voorbij de Nederlandse grenzen. De rechten en positie van LHBTI’s binnen en buiten Europa staan onder druk. Invloeden zoals onderhavig wetsvoorstel, die een bedreiging kunnen vormen voor de realisatie van gendergelijkheid, gelijke rechten voor LHBTI’s, vrouwenrechten en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, worden als zorgelijk beschouwd. Het nog lopende wetstraject, alsmede de maatschappelijke discussie daarover in de Roemeense samenleving, hebben daarom de aandacht van het kabinet. Het kabinet blijft zich internationaal en in EU-verband inzetten voor rechten van vrouwen en meisjes en gelijke rechten van LHBTI’s.
Deelt u de opvatting dat deze wetswijziging een directe schending is van de vrijheid om te zijn wie je bent en in het verlengde daarvan de positie van LHBT-personen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting dat deze wetswijziging een ernstige inbreuk is op de autonomie van universiteiten? Erkent u dat dit potentiële (in)directe negatieve en gevaarlijke gevolgen heeft voor het gedachtegoed van een opgroeiende generatie en samenleving?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe ziet u deze stap die Roemenië zet in verhouding tot eerdere ontwikkelingen van vergelijkbare aard in Polen en Hongarije, ook in het licht van een uitspraak van een Roemeense senator tegenover Euronews2?
Een toenemende conservatieve druk op gendergelijkheid, gelijke rechten voor LHBTI’s, vrouwenrechten en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten in Roemenië is niet eenduidig aantoonbaar. Er vinden uiteenlopende ontwikkelingen plaats die gepaard gaan met een breed maatschappelijk debat. Zo werd bij een referendum in 2018, waarin voorgesteld werd de gender-neutrale grondwettelijke definitie van het huwelijk te wijzigen naar «een huwelijk tussen man en vrouw», de kiesdrempel niet behaald en werd in maart een wetsvoorstel aangenomen dat seksuele voorlichting een vast onderdeel van het Roemeense onderwijsaanbod maakt.
Wat is uw mening over de wijze waarop de Europese Unie en de Europese Commissie tot nu toe op deze ontwikkelingen hebben gereageerd?
Het tegengaan van discriminatie op basis van seksuele oriëntatie en genderidentiteit is een belangrijk onderwerp voor de Europese Commissie. In delen van Europa gaan de wettelijke bescherming, gelijke behandeling en sociale acceptatie van LHBTI’s zienderogen vooruit, maar elders in Europa krimpt die ruimte. Dat onderstreept het belang van een voortdurende inzet op dit onderwerp binnen de Europese Unie. Met het uitkomen van de genderstrategie op 3 maart jl. heeft de Europese Commissie gendergelijkheid weer op de Europese agenda gezet en geconstateerd dat gendergelijkheid een kernwaarde van de Unie is. Voorts heeft de Europese Commissie in haar werkprogramma aangekondigd dat zij in het najaar van 2020 met een specifieke strategie komt voor de gelijke behandeling van LHBTI’s binnen de EU. Het kabinet verwelkomt deze strategieën die een basis vormen voor verdere dialoog over deze onderwerpen in EU-verband.
Samen met gelijkgestemde Europese landen zal Nederland steun blijven bieden aan Europese LHBTI-netwerkorganisaties, zoals ILGA-Europe en IGLYO-Europe, en de onderlinge uitwisseling van goede wetgevings- en praktijkvoorbeelden blijven stimuleren. Op initiatief van Nederland ondersteunen nu ook andere overheden in Europa de Europese LHBTI-netwerken. Ten slotte zet de Nederlandse ambassade in Boekarest zich op verschillende manieren in ten behoeve van het bevorderen van vrijheden en rechten van LHBTI’s in Roemenië.
Wat gaat u doen om uw afkeuring over deze wetswijziging kenbaar te maken en op welke termijn?
Zie antwoord vraag 6.
Welke mogelijkheden ziet u om met andere Europese ministers die verantwoordelijk zijn voor wetenschap en/of de positie van LHBT-personen samen op te trekken en het gesprek met deze drie landen aan te gaan en/of een internationaal statement af te geven ter versterking van de inspanningen van de Europese Commissie?
Zie antwoord vraag 6.
Schadelijke behandelingen tegen autisme |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met de berichten over potentieel schadelijke behandelingen tegen autisme1 2 3?
Ja.
Hoe vindt u het dat homeopaten claimen dat zij autisme kunnen genezen?
Ik ben bekend met behandelingen als CEASE-therapie, HDT en HP.
In Nederland hebben mensen de vrije keuze om voor een bepaalde behandeling te kiezen en zijn behandelaren -onder voorwaarden- vrij om alternatieve behandelingen aan te bieden. Er mag geen sprake zijn van titelmisbruik of van voorbehouden handelingen die alleen door bevoegd zorgpersoneel mogen worden uitgevoerd en de behandeling mag geen schade veroorzaken.
In het algemeen is het niet toegestaan om onbewezen medische claims te doen voor geneesmiddelen, dit geldt ook voor homeopathische producten. Zorgaanbieders mogen niet stellen dat de door hen gebruikte producten aantoonbaar werken als dat niet zo is. Als onderdeel van de regels voor reclame voor geneesmiddelen mag bijvoorbeeld ook niet gesuggereerd worden dat de producten beter zijn dan andere geneesmiddelen, als daar geen bewijs voor is. Alternatieve behandelaren mogen de reguliere zorg niet in de weg staan en moeten in het kader van een goede zorgrelatie aan de patiënt ook een beeld schetsen van de behandeling in het reguliere zorgcircuit, zodat de patiënt een goed geïnformeerde keuze kan maken. (zie ook Kamervragen, maart 2020)4.
De claim dat homeopathische behandelaars autisme kunnen genezen vind ik onacceptabel om verschillende redenen. Ten eerste geeft het een beeld van autisme als een aandoening die volledig genezen zou kunnen worden. Daarnaast wordt autisme toegeschreven aan factoren van buitenaf (zoals vaccins, medicijnen, toxische stoffen) of ziekten. Hiervoor bestaat geen wetenschappelijk bewijs. Ik vind het dan ook onwenselijk dat homeopathische behandelaars claimen dat zij autisme, een in veel gevallen ernstige en ingrijpende aandoening, effectief kunnen behandelen, terwijl hiervoor geen wetenschappelijk bewijs bestaat. Ik denk dat door een dergelijke claim ouders misleid kunnen worden en kinderen daarmee blootgesteld aan onnodige en onbewezen alternatieve geneesmiddelen en therapie.
Bent u bekend met de behandelingen CEASE-therapie, HDT (Homeopathic Detox Therapy) en HP (Homeopathische Profylaxe)? Hoe oordeelt u over deze behandelingen?
Zie antwoord vraag 2.
Op hoeveel plekken in Nederland worden deze behandelingen aangeboden?
Er zijn veel homeopathische behandelaars die informatie op hun website zetten, maar daarbij niet precies aangeven of ze deze therapie inzetten. Daarnaast is er een (onbekend) aantal, door de bedenker van de CEASE-therapie opgeleide, CEASE-therapeuten. Ik heb geen beeld van het totale aantal beoefenaren.
Zijn er wetenschappelijke bewijzen over de werking van deze behandelingen? Zo ja, welke? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee.
Alle homeopathische geneesmiddelen die geregistreerd zijn, hebben als indicatie vermeld «homeopathisch geneesmiddel toegepast zonder specifieke therapeutische indicatie». Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) beoordeelt aanvragen voor homeopathische producten onder de Geneesmiddelenwet op kwaliteit (bijvoorbeeld van de gebruikte grondstoffen) en veiligheid, maar het CBG velt geen oordeel over de werking of het doel waarvoor deze middelen worden toegepast. Dit berust op Europese wetgeving voor homeopathica. Profylactische homeopathische middelen zijn niet voor wetenschappelijke toetsing voorgelegd aan het CBG. Het is verboden dergelijke middelen als geneesmiddel in de handel te brengen zonder beoordeling en goedkeuring door het CBG.
Zijn er wetenschappelijke onderzoeken die wijzen op schadelijke gevolgen door genoemde behandelingen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, voor zover bekend is hier geen wetenschappelijk onderzoek naar gedaan.
Deelt u de mening dat onderzoek moet worden gedaan naar het voorkomen van deze therapieën?
Hoe vaak er precies gebruik van gemaakt wordt is niet bekend, maar het is niet op grote schaal. Het RIVM krijgt af en toe vragen over homeopathische middelen die bereid worden op basis van vaccins. Homeopathische vaccinatie of profylaxe komt wel eens ter sprake in contacten van ouders met de JGZ.
Ik ben van plan om, samen met IGJ en CBG, te kijken naar mogelijke (wettelijke) ingangen, waardoor de aanpak van mogelijk schadelijke homeopathische behandelingen of profylaxe kan worden verbeterd. Dit is door de coronacrisis helaas vertraagd, maar zal na de zomer weer worden opgepakt.
Welke andere behandelingen die niet evidence-based zijn worden in Nederland toegepast?
Alle alternatieve behandelingen of complementaire behandelingen zijn per definitie onbewezen. Naar schatting zijn er in Nederland, op basis van de inschrijvingen in de KvK, 40.000 tot 50.000 alternatieve behandelaars die niet evidence-based behandelingen aanbieden.
Bent u van mening dat de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) gewijzigd moet worden naar de situatie van voor 1998?
De Wet BIG is gericht op de kwaliteit van individuele gezondheidszorg en is gestoeld op een combinatie van vrijheid en bescherming. Bepaalde risicovolle handelingen mogen uitsluitend worden verricht door of onder verantwoordelijkheid van bevoegde zorgverleners. Overige handelingen kunnen vrij door eenieder verricht worden. Alternatieve genezers hebben dus wettelijk veel vrijheid in het aanbieden van behandelingen, ongeacht of zij in bezit zijn van een BIG-registratie.
Het veranderen van dit systeem is pas aan de orde als zou blijken dat er niet voldoende wettelijke mogelijkheden zijn om op te treden tegen schadelijke effecten. Ook als een behandelaar de beperkingen van de Wet BIG ten aanzien van toegestane handelingen respecteert, dan nog kan in voorkomende gevallen strafrechtelijke vervolging plaatsvinden.
Er zijn andere kaders waarbinnen handhaving mogelijk is. Alternatieve behandelaren moeten ook voldoen aan de voorwaarden voor «andere zorg», bepaald in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz, zie Kamervragen 11–2018)5. «Andere zorg» mag niet tot risico’s voor de gezondheid leiden, de rechten van de cliënt moeten zorgvuldig in acht worden genomen en de cliënt moet met respect worden behandeld. Het onderwerp «andere zorg» (en de handhaafbaarheid daarvan) is onderwerp van de evaluatie van de Wkkgz (in 2021).
Onbewezen medische claims voor homeopathische producten worden aangepakt. Onlangs heeft de IGJ 7 eigenaren van websites om deze reden een boete opgelegd. Nepnieuws of oneigenlijke berichten op dit terrein in de (sociale) media worden actief weerlegd door een Denktank van externe experts in contact met VWS. Beschikbaarheid van goede informatie hierover is ook van belang; deze kan nog verbeterd worden, bijvoorbeeld op de websites van RIVM en rijksoverheid. Ook persoonlijke voorlichting aan ouders, zoals de gesprekken op consultatiebureaus met ouders die twijfelen over vaccineren kan hierin een rol spelen.
Zoals bovengenoemd (Antwoord 7) ben van plan om, samen met IGJ en CBG, te kijken naar mogelijke (wettelijke) ingangen om de aanpak van mogelijk schadelijke homeopathische behandelingen of profylaxe te verbeteren. Naar verwachting kan ik de Tweede Kamer later dit jaar hier nader over informeren.
Op welke manier zou de Wet BIG aangepast kunnen worden? Op welke andere manier kunt u de bevolking beschermen tegen dit soort praktijken?
Zie antwoord vraag 9.
Het bericht dat Nederland geen gebruik maakt van Europese mondkapjes |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nederland laat EU mondkapjes links liggen»?1
Ja.
Klopt het dat Nederland geen aanspraak heeft gemaakt op de Europese strategische voorraad van medische uitrusting aangeboden via het RescEU-programma?
Ja.
Waarom heeft Nederland – ondanks een tekort aan mondkapjes in ons land – geen gesubsidieerde mondkapjes aangevraagd via het RescEU-programma? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vanwege de grote mondiale schaarste in persoonlijke beschermingsmiddelen, en het feit dat de RescEU medische voorraden uit het Europese civiele beschermingsmechanisme pas na 19 maart 2020 werden opgebouwd, was er maar een beperkte voorraad mondmaskers beschikbaar via het RescEU.
De Commissie heeft – vanwege de grote vraag in de piekperiode van de pandemie en het beperkte aanbod van mondmaskers – daarom moeten beslissen bij welke landen de nood het hoogst was en waar de beschikbare hulp naar toe zou moeten gaan.
Nederland zou in die hoogtijdagen van de crisis geen aanspraak hebben kunnen maken op persoonlijk beschermingsmateriaal via het RescEU medical stockpile. Binnen andere lidstaten, zoals Italië, waren bijvoorbeeld hogere besmettingsgraden en een groter gebrek aan medische zorgcapaciteiten. Nederland heeft daarom geen verzoek om ondersteuning vanuit het Europese civiele Beschermingsmechanisme (rescEU) ingediend.
Hoe oordeelt u in het licht van de leveringen aan andere lidstaten over de eerdere inschatting dat RescEU Nederland niet snel kon helpen aan beschermingsmiddelen?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat in aanvulling op de inspanningen van het Landelijk Consortium Hulpmiddelen alle mogelijke manieren moeten worden aangegrepen om de Nederlandse voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen aan te vullen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, ik deel deze mening. Er is ook gebruik gemaakt van Europese initiatieven om de Nederlandse voorraden van persoonlijke beschermingsmiddelen aan te vullen. Nederland heeft zich bijvoorbeeld ingeschreven voor de Europese aanbestedingen van (onder andere) persoonlijke beschermingsmiddelen. Snelle leveringen heeft dit echter niet opgeleverd. Inmiddels is wel een individueel contract gesloten met één van de leveranciers voor 2 miljoen FFP3-maskers. De eerste zending van 100.000 FFP3 maskers wordt eind juli verwacht. Nederland heeft zich via het Emergency Support Instrument ook aangemeld voor een gift van mondmaskers en een gift van schorten. Het is nog niet bekend wanneer deze mondmaskers en schorten verdeeld zullen worden. Alles wat via deze instrumenten binnen zal komen, is aanvullend op wat het Landelijk Consortium Hulpmiddelen al heeft ingekocht of nog inkoopt.
Daarnaast heeft Nederland ook andere Europese instrumenten benut. Wij hebben bijvoorbeeld gebruik gemaakt van de cofinanciering van transport om gestrande burgers uit het buitenland op te halen.
Indien zich in de toekomst weer een noodsituatie voordoet en Nederland kan de crisis niet zelf het hoofd bieden, dan zal ik zeker – waar dat mogelijk is – een beroep doen op RescEU middelen of andere instrumenten binnen (of buiten) het Europese civiele beschermingsmechanisme.
Bent u van plan om in de toekomst gebruik te maken van deze RescEU-middelen? Zo ja, is inmiddels een aanvraag gedaan? Zo nee, kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Het niet vergoeden van explantatie van borstimplantaten |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Bent u ermee bekend dat het afgelopen jaar fors meer meldingen zijn binnengekomen over bijwerkingen van implantaten1?
Ja.
Hoe vindt u het dat patienten nog steeds veel problemen ondervinden bij krijgen van de vergoeding van de explantatie van borstimplantaten?
Het is te betreuren dat patiënten problemen ondervinden. Ik zou deze patiënten dan ook willen aansporen om bij klachten hun huisarts te consulteren zodat deze, indien nodig, de patiënt door kan verwijzen naar de medisch specialist. Wanneer er sprake is van medische noodzaak zoals ik in een eerdere brief2 richting de Kamer heb omschreven, valt de explantatie binnen het verzekerde basispakket van de Zorgverzekeringswet.
Hoe vindt u het dat een patiente meerdere keren een afwijzing kreeg van de verzekeraar terwijl er sprake is van jarenlange systematische klachten, implantaten die zichtbaar in volume zijn afgenomen, en verklaringen van een immunoloog en endicrinoloog die niet uitsluiten dat de borstimplantaten de oorzaak zijn voor deze klachten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Eerst wil ik benadrukken dat ik het vervelend vind voor mevrouw dat zij klachten heeft ervaren. Verder wil ik benadrukken dat het niet aan mij is om in een individueel geval te treden. Wel wil ik graag de rol van de zorgverzekeraar bij vergoedingsvragen bij individuele verzekerden nader toelichten. Het is primair de taak van zorgverzekeraars om te bepalen welke zorg tot verzekerde zorg gerekend mag worden. Zij beoordelen of de declaraties die worden ingediend voldoen aan de wettelijke criteria voor verzekerde zorg vanuit het basispakket.
De wettelijke criteria worden door individuele zorgverzekeraars toegepast om te bepalen of zij een declaratie mogen vergoeden uit hoofde van het basispakket.
Dit betreft in principe per casus een individuele beoordeling.
Zorginstituut Nederland heeft in 20183 een standpunt uitgebracht over situaties waarin sprake is van medische noodzaak voor het verwijderen van borstimplantaten en de verwijdering binnen het verzekerde basispakket van de Zorgverzekeringswet valt. In de beantwoording van uw Kamervragen4 met betrekking tot de explantatie van borstimplantaten op 22 januari 2019 en op
17 april 2020 heb ik reeds naar dit standpunt van het Zorginstituut verwezen.
Of sprake is van een situatie als omschreven in het standpunt van het Zorginstituut is ter beoordeling aan de zorgverzekeraar. Als de zorgverzekeraar in een individuele casus tot de conclusie komt dat dit niet het geval is, zal hij dat goed moeten motiveren.
Hoe oordeelt u over de casus van een jonge vrouw die na het plaatsen van borstimplantaten veel klachten heeft gekregen waaronder CVS, fibromyalgie, slaapstoornis, huiduitslag, concentratieproblemen en pijn aan de borsten, en waarvan een internist en plastisch chirurg haar ondersteunen in verzoek tot vergoeding van explantatie, dit verzoek afgewezen ziet worden door de zorgverzekeraar? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 3. Het is aan de zorgverzekeraar om in individuele gevallen te toetsen of er sprake is van een medische indicatie die voor vergoeding op grond van de Zorgverzekeringswet in aanmerking komt.
Hoe vindt u het dat vrouwen met aangetoonde systemische klachten hun explantatie niet vergoed krijgen door de verzekeraars en dat zieke vrouwen daardoor zijn genoodzaakt tot het voeren van lange bezwaarprocedures om de voor hen juiste behandeling af te dwingen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 3 & 4. Als de verzekerde het niet eens is met de beoordeling van de zorgverzekeraar, dan kan deze zich tot de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ) wenden. Zij beoordelen onafhankelijk en onpartijdig in specifieke casuïstiek of het besluit van de zorgverzekeraar terecht is geweest.
Bent u het eens dat het onwenselijk is dat vrouwen op deze manier onnodig lang met de implantaten rondlopen met mogelijke gevolgen voor de gezondheid van dien?
Ik kan mij voorstellen dat vrouwen met klachten die mogelijk voortkomen uit hun implantaten dit zo snel mogelijk laten onderzoeken en zich hiervoor melden bij hun huisarts en indien nodig hun medisch specialist. De arts kan het beste bepalen of de borstimplantaten leiden tot gezondheidsproblemen en of deze gevolgen behandeld kunnen en dienen te worden.
Deelt u de mening mening dat de arts gaat over de beoordeling van de medische noodzakelijkheid van explantatie en niet de zorgverzekeraar? Zo ja, bent u dan ook van mening dat de explantatie van borstimplantaten moet worden vergoed wanneer artsen oordelen dat daar een medische noodzaak toe is? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Zorgverzekeringswet heeft als doel om individuele verzekerden te verzekeren tegen de kosten van noodzakelijke en effectieve medische zorg. Om een behandeling voor vergoeding in aanmerking te laten kunnen komen moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. De zorgverlener kijkt aan de hand van medische criteria naar de gezondheidsklachten van de patiënt (artikel 14 Zvw) en stelt de medische indicatie vast. Vervolgens bekijkt de zorgverlener of de klachten van de patiënt dusdanig zijn, dat de patiënt redelijkerwijs op een bepaalde behandeling is aangewezen (artikel 2.1 Besluit Zorgverzekering). Ten slotte toetst de zorgverzekeraar of de declaratie rechtmatig en doelmatig is.
Ik vind het van belang dat duidelijk is waarom de behandeling al dan niet in aanmerking komt voor vergoeding vanuit het basispakket. Ik zal er bij zorgverzekeraars op aan dringen met het Zorginstituut in gesprek te gaan over de omstandigheden waarin de explantatie van borstimplantaten verzekerde zorg is. Bij dit gesprek dienen de inzichten van beroepsgroepen betrokken te worden.
Het bericht ‘Roemenië schrapt seksuele voorlichting’ |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Roemenië schrapt seksuele voorlichting»?1 2
Ja.
Hoe vindt u het dat onder druk van de orthodoxe kerk het Roemeense parlement zwichtte om seksuele voorlichting geen verplicht schoolvak te laten zijn in Roemenië?
In 2018 werd een wetsinitiatief ingediend, dat beoogde seksuele voorlichting als een standaard onderdeel van het Roemeense onderwijs curriculum in te voeren. Dit voorstel werd begin dit jaar aangenomen met steun vanuit parlementariërs van nagenoeg alle partijen. Deze nieuwe wet vormt een grote vooruitgang voor de toegankelijkheid van seksuele voorlichting in Roemenië, gezien deze tot op heden geen vast onderdeel van het onderwijsaanbod vormde.
Het amendement waarover in juni gestemd werd, voegt ouderlijke toestemming als voorwaarde voor deelname aan de voorlichting toe. Dit amendement treedt pas in werking wanneer de Roemeense president zijn goedkeuring heeft verleend. De president heeft het wetsvoorstel ter beoordeling voorgelegd aan het Constitutioneel Hof. Zij zullen een uitspraak doen over de verenigbaarheid met de Grondwet. Tot die tijd zal het wetsvoorstel niet in werking treden.
Maakt u zich net als wij zorgen over de toenemende invloed die conservatieve krachten uitoefenen op vrouwen en lhbti’ers in Roemenië en de omliggende regio? Bent u het eens dat dit niet past binnen de waarden van de Europese Unie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het kabinet beschouwt invloeden die een bedreiging kunnen vormen voor de realisatie van vrouwenrechten, seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, en gelijke rechten voor LHBTI’s als zorgelijk, en volgt de ontwikkelingen daarover wereldwijd, ook binnen de EU, met aandacht. In het Verdrag inzake de Europese Unie is in artikel 2 neergelegd dat onder meer eerbied voor de menselijke waardigheid en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren, de waarden zijn waarop de Unie berust. Dat geldt evenzeer en onverkort voor vrouwen en LHBTI’s.
Dergelijke initiatieven vinden in Roemenië overigens niet vanzelfsprekend weerklank bij de meerderheid van de bevolking. Zo werd in 2018 bij het referendum over de grondwettelijke definitie van het huwelijk – waarbij voorgesteld werd de gender-neutrale tekst te wijzigen naar «een huwelijk tussen man en vrouw» – de kiesdrempel niet behaald.
Deelt u daarnaast de mening dat seksuele voorlichting van groot belang is in het tegengaan van tienerzwangerschappen en seksuele overdraagbare aandoeningen, juist in een land met het op een na hoogste aantal tienerzwangerschappen van Europa? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. De International Technical Guidance on Sexuality Education3 van de Verenigde Naties concludeert dat seksuele voorlichting onder meer bijdraagt aan verminderd risicovol seksueel gedrag, en frequenter gebruik van condooms en andere anticonceptiemiddelen. Dit heeft weer effect op het verminderen van tienerzwangerschappen en verspreiding van seksueel overdraagbare aandoeningen. Nederland bepleit dan ook toegang tot seksuele voorlichting als onderdeel van haar inzet op seksuele en reproductieve gezondheid en rechten.
Hebt u uw zorgen over de invloed van conservatieve krachten uitgesproken tegen uw Roemeense ambtsgenoot? Hebt u zich hierover uitgesproken in EU-verband? Bent u van plan dit op korte termijn te doen? Zo ja, hoe en wanneer? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven beschreven volgt het kabinet de ontwikkelingen op seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, vrouwenrechten en gelijke rechten van LHBTI’s nauwlettend.
De onderhavige wetswijzing ligt op dit moment ter beoordeling bij het Roemeense Constitutionele Hof. Ook is de wetswijziging onderwerp van het debat tussen de Roemeense regering en het maatschappelijk middenveld. Het kabinet waardeert de betrokkenheid van de diverse Roemeense spelers hierin en acht het in dit stadium aan hen om de koers voor Roemenië te bepalen.
In bredere zin zet de Ambassade in Boekarest zich in samenwerking met het maatschappelijk middenveld actief in voor vrouwenrechten en gelijke rechten voor LHBTI’s. Meest recentelijk door een bijdrage aan een publiek statement met like-minded landen ter gelegenheid van de Internationale dag tegen homofobie, bifobie en transfobie (IDAHOT).
De Inclusieve Vaccin Alliantie |
|
Henk van Gerven , Corinne Ellemeet (GL), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Hoe verhouden de verschillende parallelle initiatieven, waar Nederland haar steun heeft toegezegd, wat betreft het delen van informatie en steunen van kansrijke vaccins voor Covid-19 zich tot elkaar, te weten de covid pool1, de Inclusieve Vaccin Alliantie2 en de «Access to Covid-19 Tools» (ACT)?3
Ik ben van mening dat er verschillende paden bewandeld moeten worden om zo snel mogelijk een veilig en effectief vaccin tegen COVID-19 beschikbaar te maken. Van belang daarbij is dat een mogelijk vaccin wereldwijd toegankelijk en betaalbaar zal zijn. De genoemde initiatieven dragen daar op verschillende wijze aan bij.
De Access to Covid-19 Tools (ACT) is een oproep van een aantal internationale organisaties, filantropen en NGO’s om samen te werken bij de ontwikkeling en productie van gezondheidstechnologieën inzake de bestrijding van COVID-19. De door mij ondertekende Call to Action met betrekking tot de Technology Patent Pool roept op tot het beschikbaar stellen van data, kennis en intellectueel eigendom en is complementair aan ACT. Met de Inclusieve Vaccin Alliantie kunnen we sneller een toegankelijk, beschikbaar en betaalbaar vaccin realiseren voor de Europese bevolking en daarbuiten. Inmiddels is er een samenwerkingsovereenkomst gesloten met AstraZeneca, waarover u in mijn brief van 12 juni jl. bent geïnformeerd. De op 17 juni presenteerde EU Strategie voor COVID-19 vaccins volgt eenzelfde benadering als de Alliantie. Daarin trekken we gezamenlijk met de Europese Commissie op.
Hoe zorgt u ervoor dat Nederland koploper blijft in het steunen van de covid pool als de landen van de Inclusieve Vaccin Alliantie dit initiatief niet steunen en exclusieve licenties daarmee de overhand krijgen?
Nederland heeft steun toegezegd aan een vrijwillige COVID-19 pool, evenals de 37 andere landen die zich achter de Solidarity Call to Action hebben geschaard. Het vrijwillig delen van intellectueel eigendom, kennis en data is een potentieel belangrijke, maar niet de enige manier om een wereldwijd toegankelijk en betaalbaar vaccin te realiseren. Nederland stelt zich solidair op, zowel naar landen binnen de EU als daarbuiten. Zowel in de Memorandum of Understanding (MoU) over de Inclusieve Vaccin Alliantie als in de EU Strategie wordt duidelijk gesteld dat de inzet is om ook kwetsbare landen te ondersteunen bij het verkrijgen van een COVID-19 vaccin. Die solidariteit blijkt ook uit de financiële toezeggingen die door een aantal Europese lidstaten, waaronder Nederland, en de Europese Commissie voor CEPI en GAVI zijn gedaan.
Erkent u het risico dat regionale initiatieven, zoals de Inclusieve Vaccin Alliantie, de internationale solidariteit met landen buiten de Europese Unie (EU) kunnen ondermijnen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de complementariteit van de Inclusieve Vaccin Alliantie ten aanzien van covid pool?
Beide initiatieven dragen bij aan het breed beschikbaar maken van een veilig en effectief vaccin tegen COVID-19 dat toegankelijk en betaalbaar zal zijn.
In hoeverre ondermijnt een benadering gericht op het realiseren van toegang allereerst in Europa (de Inclusieve Vaccin Alliantie) de realisatie van een mondiaal plan voor wereldwijde toegang op basis van behoefte (de covid pool)? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ook binnen de Inclusieve Vaccin Alliantie en de EU Strategie zijn er afspraken gemaakt om kwetsbare landen, ook buiten de Europese regio, van vaccins te voorzien. Zowel landen uit de Inclusieve Vaccin Alliantie als de EU Vaccin Strategie zetten zich gezamenlijk in om de productiecapaciteit van vaccins in Europa en daarbuiten te maximaliseren. Juist die productiecapaciteit is van belang wereldwijde toegang te bewerkstelligen. Daarmee kunnen de verschillende initiatieven elkaar versterken.
Op welke manier gaat u er binnen de Inclusieve Vaccin Alliantie voor zorgen dat het vaccin tegen een redelijke prijs beschikbaar worden gesteld?
In de samenwerkingsovereenkomst met AstraZeneca zijn afspraken gemaakt over de prijsstelling. AstraZeneca zal de vaccins tegen kostprijs leveren. Bij verdere onderhandelingen met andere farmaceutische bedrijven is een redelijke prijsstelling uiteraard ons uitgangspunt.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de drie andere landen om voorwaarden te verbinden aan publieke financiering die gaan over de betaalbaarheid en toegankelijkheid van vaccins wereldwijd alsook over deelname aan de covid pool?
In het MoU dat Nederland, Duitsland, Frankrijk en Italië hebben gesloten, is reeds opgenomen dat de doelstelling van de Inclusieve Vaccin Alliantie is om te onderhandelen met farmaceutische bedrijven over een redelijke prijs die gelijk is voor alle landen die deelnemen aan overeenkomsten die de Inclusieve Vaccin Alliantie sluit. Ook is afgesproken dat de landen van de Alliantie zich inzetten voor betaalbaarheid en beschikbaarheid van vaccins voor kwetsbare landen, thans samen met de Europese Commissie.
Deelt u de mening dat de Inclusieve Vaccin Alliantie er niet op gericht mag zijn om «Europa eerst» te voorzien van een vaccin en alleen wanneer er iets over is dit te verstrekken aan lage inkomenslanden, maar dat landen waar het vaccin het hardst nodig is het eerst aan bod komen als er nog niet genoeg is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het zal lastig zijn te bepalen welke landen een vaccin het hardst nodig hebben en hierover mondiale overeenstemming te bereiken. Er zijn verschillende initiatieven die erop gericht zijn ook lage inkomenslanden van vaccins te voorzien. CEPI heeft bijvoorbeeld met AstraZeneca een vergelijkbare overeenkomst afgesloten als de Alliantie heeft gedaan. Ik wil daarnaast wijzen op de initiatieven van de Bill and Melinda Gates Foundation en GAVI. De Alliantie heeft afspraken gemaakt waarbij EU-lidstaten kunnen aansluiten, maar er is nadrukkelijk bepaald dat er solidariteit met lage - en middeninkomenslanden moet zijn.
Hoe schat u het risico in dat farmaceuten landen en regio’s (zoals de Verenigde Staten en de EU) tegen elkaar uitspelen (en prijzen voor vaccins worden opgedreven) wanneer er in plaats van internationale samenwerking ingezet wordt op «eigen regio eerst beleid» en regionale onderhandelingen met farmaceutische bedrijven? Kunt u uw antwoord toelichten en aangeven hoe gaat u dit voorkomen?
Op het moment dat er veilige en effectieve vaccins beschikbaar komen, zal er schaarste zijn en dit kan tot prijsopdrijving leiden. Door juist nu – in een vroegtijdig stadium – goede afspraken te maken over prijsstelling, het aantal te leveren vaccins en het opschalen van productiefaciliteiten kunnen we prijsopdrijving voorkomen. Dit zijn de doelstellingen waarop we in de Alliantie en met de Europese Commissie samenwerken.
In hoeverre worden farmaceuten waarmee de Inclusieve Vaccin Alliantie spreekt ook aangespoord om hun kennis en technologieën te delen in de covid pool?
Dit is onderwerp van gesprek. Ik benadruk dat er meerdere manieren zijn om te werken aan brede beschikbaarheid van vaccins. Het maken van afspraken over grote volumes (kandidaat-)vaccins draagt daaraan bij.
De impact van racisme op de gezondheid. |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Racisme maakt letterlijk ziek»1?
Ja.
Is het u bekend dat institutioneel racisme naast invloed op de kansen op goed onderwijs, een baan en een woning ook invloed heeft op de gezondheid?
Ja.
Bent u bekend met het proefschrift van Umar Ikram dat ingaat op etnische gezondheidsverschillen in Nederland2?
Ja.
Hoe vindt u het dat in Nederland etnische minderheden veel discriminatie ervaren en daardoor meer last hebben of zullen krijgen van hart- en vaatziekten en psychische problemen?
Ik betreur het zeer dat mensen discriminatie ervaren op grond van etniciteit. Het is zeer onwenselijk dat hierdoor gezondheidsverschillen ontstaan. De realiteit laat helaas ook breder zien dat zich verschillen in gezondheid voordoen tussen verschillende groepen mensen in onze samenleving die samenhang vertonen met sociaaleconomische factoren als inkomen en opleidingsniveau. Zo leven onder andere hoogopgeleide mensen gemiddeld zes jaar langer dan laagopgeleide mensen. Ook het ervaren van discriminatie kan gevolgen hebben voor zowel de fysieke als mentale gezondheid. Het kabinet streeft naar (kansen)gelijkheid in onderwijs, werk, wonen, zorg en sport. Er zijn dan ook verschillende initiatieven om discriminatie in deze gebieden tegen te gaan. Hiervoor verwijs ik u naar de brief van Minister Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, d.d. 15 juni 2020 (Kamerstuk 30 950, nr. 185).
Om gezondheidsachterstanden tegen te gaan is het onder andere van belang om mensen te bereiken met goede voorlichting over gezonde voeding en leefstijl die bijdragen aan de fysieke en mentale gezondheid. Het vroegtijdig onderkennen van psychische problematiek is belangrijk, omdat door vroegtijdig ingrijpen erger kan worden voorkomen. De inzet van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is er dan ook onder andere op gericht om het taboe dat rust op psychische klachten en aandoeningen zoveel mogelijk te doorbreken. Dat doen we onder andere met de publiekscampagne «Hey, het is ok», waarmee we trachten psychische klachten bespreekbaar te maken en het stigma dat op psychische klachten rust, terug te dringen.
Erkent u het verband tussen discriminatie en mentale gezondheidsproblemen? Kunt u uw antwoord toelichten? Zo ja, waarom wordt op de website van de Mental Health Foundation geen melding gemaakt van discriminatie als een van de risicofactoren voor mentale gezondheidsproblemen?
Ik betreur ten zeerste dat het ook in Nederland uitmaakt welke huidskleur je hebt, wat je achternaam is en waar je ouders of grootouders vandaan komen. Racisme en discriminatie, bewust of onbewust, kunnen niet en mogen niet. Maar toch hebben veel mensen hier regelmatig mee te maken. Dit is een probleem dat ons allemaal aangaat, want we zijn allemaal onderdeel van dezelfde samenleving. Het gaat hier in de kern om het principe van gelijkwaardigheid en kansengelijkheid in onderwijs, werk, wonen, zorg en sport. Het gaat om recht doen aan een grote groep mensen die zich op basis van hun huidskleur regelmatig buitengesloten voelt of, nog erger, ook daadwerkelijk buitengesloten wordt.
Het ervaren van stress en uitsluiting als gevolg van discriminatie kan consequenties hebben voor de mentale gezondheid. Het kabinet maakt zich er sterk voor om dit zoveel mogelijk tegen te gaan. Met betrekking tot de organisatie Mental Health Foundation merk ik op dat deze organisatie van het Ministerie van VWS gedurende 2016–2017 een projectsubsidie ontvangen heeft ter uitvoering van een aantal activiteiten waaronder het organiseren van een Depressiegala. De organisatie gaat echter zelf over de inrichting en de geboden informatie op haar website.
Hoe oordeelt u over de uitspraak van Glenn Helberg dat «etnische minderheden en hun klachten binnen de medische wereld niet worden erkend, omdat de witte man nog steeds centraal staat in de (geestelijke) zorg en medisch onderzoek»?
De focus bij medisch wetenschappelijk onderzoek heeft helaas lange tijd gelegen op jonge mannelijke deelnemers. Ik vind het van groot belang dat alle Nederlanders kunnen vertrouwen op goede evidence based zorg. Ik juich het dan ook toe dat er inmiddels in medisch wetenschappelijk onderzoek steeds meer aandacht komt voor diversiteit. De toegenomen wetenschappelijk kennis (genomics, biomarkers, lifestyle, imaging) zorgt voor een nieuwe ontwikkeling van op de individuele patiënt toegesneden preventie en behandeling (personalised medicine). Persoonskenmerken als gender, leeftijd en etniciteit maken hier onderdeel van uit.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat er etnische gezondheidsverschillen bestaan als gevolg van discriminatie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Vindt u ook dat er in de zorg meer aandacht moet komen voor culturele diversiteit en discriminatie? Zo ja, welke maatregelen zult u nemen om dit te bewerkstelligen?
Het is bekend dat de impact van uitsluiting en (minderheids)stress gevolgen kan hebben voor de mentale gezondheid en dat ook culturele verschillen kunnen maken dat er met die gevolgen anders wordt omgegaan. Dit betreur ik ten zeerste. We zetten ons in om psychische problematiek bespreekbaar te maken en open te zijn over hoe het met je is, ook als het iets minder goed gaat. Daar werken we hard aan met de campagne «Hey, het is ok». Ook is er zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6 in medisch wetenschappelijk onderzoek is steeds meer aandacht voor diversiteit en personalised medicine. Tevens steef ik er naar bij het uitzetten van onderzoeken een breed samengestelde onderzoeksgroep als uitgangspunt te hanteren, zodat (culturele) diversiteit in het onderzoek meegenomen kan worden.
Hoe gaat u voorkomen dat de voorspelling gedaan in het proefschrift uitkomt, namelijk dat de gezondheid van etnische minderheidsgroepen de komende dertig jaar zal verslechteren, daar die van autochtone Nederlanders stabiel zal blijven?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de mening dat er nader onderzoek moet worden gedaan naar de impact van discriminatie op zowel fysieke als mentale gezondheid?
Zie antwoord vraag 8.
De dood van George Floyd als gevolg van racistisch politiegeweld |
|
Sadet Karabulut , Bram van Ojik (GL), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nieuwe beelden: drie agenten hielden George Floyd tegen de grond bij arrestatie»?1
Ja.
Hoe oordeelt u over de arrestatie en moord op George Floyd?
De kniewurging van George Floyd is een schokkende gebeurtenis die nooit had mogen gebeuren. De beelden van zijn dood zijn zeer aangrijpend. Het kabinet beschikt niet over het complete feitenrelaas.
Zoals ook blijkt uit de wereldwijde reacties, is racisme niet alleen een Amerikaans probleem. Ook in Nederland en elders in de wereld speelt deze problematiek. Het is begrijpelijk dat dit veel losmaakt.
Het kabinet vertrouwt erop dat de Amerikaanse democratische rechtstaat de dood van George Floyd zal onderzoeken en dat recht zal worden gesproken. In dit verband wijs ik erop dat alle vier de betrokken agenten inmiddels zijn ontslagen, aangeklaagd en gearresteerd.
Tijdens de video-conferentie van de RBZ met Secretary of StatePompeo op 15 juni heb ik aangegeven dat de recente ontwikkelingen in de VS, Nederland en wereldwijd eraan herinneren dat de gezamenlijke strijd tegen racisme en discriminatie nog niet voorbij is. Nederland heeft daarbij benadrukt dat inspanningen noodzakelijk blijven om het gezamenlijke doel voor het uitbannen van racisme en discriminatie wereldwijd te behalen (conform de motie van de Leden Van Helvert en Koopmans, kamerstuk 21 501-02, nr. 2172).
Er is op ambtelijk niveau contact met de Amerikaanse autoriteiten over de situatie, ook met de Amerikaanse ambassadeur in Nederland.
Hebt u naar aanleiding van de moord op George Floyd uw zorgen geuit over het grensoverschrijdende politiegeweld en racisme in het Amerikaanse politiekorps in de Verenigde Staten (VS) bij uw Amerikaanse ambtsgenoot? Kunt u uw antwoord toelichten? Zo nee, bent u bereid dit te doen?
Zie antwoord vraag 2.
Is het u bekend dat journalisten zijn gearresteerd tijdens hun werk, het verslaan van de protesten naar aanleiding van de moord op George Floyd in Amerikaanse steden2?
Ik ben bekend met deze berichtgeving.
Deelt u de mening dat journalisten altijd in vrijheid en zonder angst voor vervolging hun werk moeten kunnen doen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De veiligheid van journalisten is van groot belang voor een vrije pers. Journalisten moeten hun werk onafhankelijk en veilig kunnen doen. Vrijheid van meningsuiting en de veiligheid van journalisten gelden als een prioriteit binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Nederland maakt zich hier wereldwijd hard voor.
Naast mijn interventie in de RBZ, heeft de Nederlandse mensenrechtenambassadeur naar aanleiding van de situatie in de VS reeds via sociale media aandacht gevraagd voor het belang van vrijheid van meningsuiting en de veiligheid van journalisten.
De VS zijn een democratische rechtsstaat. Ik ga ervan uit, zie ook het debat binnen de eigen Amerikaanse instituties, dat de incidenten in de VS onderzocht en opgehelderd zullen worden en, indien nodig, ook tot vervolging overgegaan zal worden.
Hebt u uw zorgen over de gang van zaken geuit bij uw Amerikaanse ambtsgenoot? Zo nee, bent u bereid dit zo snel als mogelijk te doen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u het geweld tegen vreedzame demonstranten? Deelt u de zorgen van Amnesty International3 over onnodig en excessief geweld?
Nederland volgt de ontwikkelingen in de VS op de voet en spreekt zich uit voor het recht op vreedzame demonstraties. Hoewel de meeste demonstraties in de VS vreedzaam zijn verlopen, zijn op meerdere plekken demonstraties uitgemond in geweld. Daarnaast is er soms sprake geweest van plunderingen. De VS heeft als democratische rechtstaat met een robuuste Grondwet alle benodigde instrumenten om de situatie tot een goed einde te brengen, inclusief het al dan niet inzetten van het leger binnen de kaders van de rechtstaat en het doen van nader onderzoek.
Hoe beoordeelt u de inzet van het leger tegen demonstranten? Deelt u de opvatting dat dit uitermate onwenselijk is?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de opvatting dat in plaats van repressie tegen demonstranten juist ingezet moet worden op het tegengaan van de grondoorzaken van racistisch geweld in de VS?
Racisme is geen uniek Amerikaans probleem, maar komt wereldwijd voor, ook in Nederland. Racisme is nooit acceptabel en dient altijd te worden tegengegaan. Nederland draagt dit actief uit. Het is aan de Amerikaanse samenleving en overheid om te bepalen hoe daar racisme wordt bestreden.
Bepleit u een onafhankelijk onderzoek naar het geweld tegen vreedzame demonstranten?
Zie het antwoord op vragen 7 en 8.