De berichten 'Cijfers onder de pet' en 'Stempel nationale veiligheid excuus' |
|
Lilian Helder (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Cijfers onder de pet» en «Stempel nationale veiligheid excuus»?1 Klopt de inhoud van deze berichten?
Met een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) heeft de Telegraaf op 6 februari 2017 gevraagd om cijfers over het aantal politieoptredens tegen migranten dat in 2016 per maand heeft plaatsgevonden, uitgesplitst naar de verblijfsstatus van de betrokken personen (verdachten dan wel staande gehouden personen), met daarbij de aard van de verdenkingen. Verder verzocht de Telegraaf om rapportages en andere beleidsstukken over dit onderwerp.
Op het WOB-verzoek van de Telegraaf heeft de politie geantwoord dat zij bij aanhoudingen en staandehoudingen de verblijfstatus van betrokkenen niet registreert. Dit feitelijk juiste gegeven is bepalend geweest voor een enge interpretatie en afdoening van het WOB verzoek. Een dergelijke interpretatie strookt niet met mijn beleid, en overigens ook dat van de korpschef, om WOB verzoeken – eventueel in overleg met verzoeker – ruim te interpreteren en waar mogelijk informatie te verstrekken.
Mede naar aanleiding van de publicaties van de Telegraaf heeft de politie in tweede instantie het WOB-verzoek breder geïnterpreteerd. Uit een daarop gevolgde naslag is gebleken dat er op basis van de wel beschikbare cijfers, nadere analyses zijn opgesteld die een relatie hebben met het WOB-verzoek. Om die reden beoordeelt de politie het WOB-verzoek met voorrang opnieuw.
Ik zal uw Kamer vanzelfsprekend informeren over de uitkomsten van deze beoordeling en de eventueel alsnog openbaar gemaakte documenten doen toekomen.
Het is te betreuren dat in de communicatie tussen de Telegraaf en de politie bij de krant het beeld is ontstaan dat men haar van publicatie wil afhouden. De korpschef heeft mij verzekerd dat dit nimmer de bedoeling was.
Deelt u de mening dat de Nederlandse bevolking in het algemeen en de Telegraaf in het bijzonder door of namens de nationale politie is voorgelogen door de mededeling dat geen gegevens worden verzameld over misdrijven gepleegd door asielzoekers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u daar aan doen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat deze gang van zaken de betrouwbaarheid en het gezag van de nationale politie aantast? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat ook burgemeesters in hun taakuitoefening worden belemmerd als zij dergelijke gegevens niet van de nationale politie krijgen, omdat de burgemeesters zo niet voldoende informatie hebben over het (eventuele) gevaar voor de openbare orde of de ingezetenen van hun gemeente? Zo ja, wat gaat u er aan doen? Zo nee, waarom niet?
Dat het gezag -waaronder de burgemeester- kan beschikken over de voor de uitoefening van zijn functie relevante informatie is wettelijk vastgelegd. Zoals van de politie verwacht mag worden, wordt alle relevante informatie met het gezag – waaronder de burgemeester – gedeeld. Dit zal veelal operationele informatie betreffen ten behoeve van een specifieke casus, maar kan ook overstijgende en statistische informatie zijn waarop lokaal beleid kan worden gebaseerd. Van dit laatste is het overzicht van incidenten rondom opvanglocaties van het COA dat de Staatssecretaris op 13 april 2017 aan uw Kamer heeft aangeboden een voorbeeld.2
Deelt u de mening dat informatie over de aard en omvang van criminaliteit per direct beschikbaar moet zijn voor belanghebbenden in het bijzonder en de Nederlandse bevolking in het algemeen? Zo nee, waarom niet?
Het informeren van uw Kamer en daarmee de Nederlandse samenleving, bijvoorbeeld over de aard en omvang en de resultaten van de aanpak van criminaliteit, zie ik als een belangrijk deel van mijn taak. Op tal van manieren geef ik hier dan ook actief invulling aan. Voor het (tijdig) delen van informatie met belanghebbenden ten behoeve van hun taak, of anderszins betrokken personen, gelden wettelijke regels. Informatie kan worden gedeeld, tenzij bepaalde belangen zich tegen (vroegtijdige) openbaarmaking of verstrekking van informatie verzetten.
Hoeveel criminele asielzoekers zijn er op dit moment in Nederland en hoeveel daarvan lopen (onverhoopt) nog vrij in de samenleving rond?
In algemene zin wordt hier dus geen zelfstandige registratie over bijgehouden. Het vergt het koppelen van verschillende gegevensbestanden om tot een inschatting te komen.
Er is een verschil tussen de politietaak bij de uitoefening van de basispolitiezorg en de specialistische taak van de politie in het kader van de Vreemdelingenwet. De verblijfstatus van een verdachte is geen standaard onderdeel van registratie voor de uitvoering van de eerstgenoemde taak. De Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) heeft in het kader van de vreemdelingenrechtelijke taak een aantal, bijzondere taken.
Vanuit de vreemdelingrechtelijke taak heeft de politie eigen informatie, alsook informatie van partners uit de vreemdelingenketen die noodzakelijk is voor de uitvoering van die taak. Deze informatie mag echter niet zonder meer gedeeld worden met politieambtenaren die niet belast zijn met het uitvoeren van de vreemdelingentaak, en wordt niet automatisch gekoppeld aan informatie waar de politie over beschikt in het kader van haar generieke taak. Politie kan deze gegevens wel gebruiken voor het maken van analyses en monitors.
Dat neemt niet weg dat er vanzelfsprekend wel degelijk scherpe aandacht is voor asielzoekers die strafbare feiten begaan. De te volgen werkwijze is vastgelegd in het protocol Vreemdeling in de strafrechtketen (VRIS-protocol). In 2015 zijn 1.830 overdrachtsdossiers aan de Dienst Terugkeer en Vertrek overgedragen als gevolg van een maatregel van bewaring of vanwege strafrechtelijke detentie.3 In 2016 waren dit er 1.810.
Deelt u de mening dat het nu opgevoerde excuus inhoudende het «belang van de opsporing» geen excuus is deze informatie helemaal niet te delen? Zo nee, waarom niet?
Het belang van de opsporing kan een geldige reden zijn om informatie niet te delen. Zolang geen specifieke informatie over lopende onderzoeken of specifieke personen wordt verstrekt, zal hyet opsporingsbelang in zijn algemeenheid onvoldoende reden zijn om helemaal geen informatie te delen. Bij de herbeoordeling van het WOB verzoek zal in deze zin het opsporingsbelang worden gewogen.
Kunt u er voor zorgen dat alle asielzoekers die een misdrijf hebben gepleegd nooit een verblijfsvergunning krijgen maar van straat worden gehaald en ons land worden uitgezet? Zo nee, waarom niet?
Nee, het wel of niet toekennen of intrekken van een verblijfsvergunning bij een misdrijf is afhankelijk van meerdere factoren, waaronder de aard van het misdrijf. Nederland dient in dit verband de internationale en Europese mensenrechtenverdragen te respecteren. In de Europese wetgeving is een ondergrens vastgesteld voor de situaties waarin een asielvergunning kan worden geweigerd of ingetrokken om redenen van openbare orde. Dit neemt niet weg dat het kabinet van mening is dat het vertonen van maatschappelijk onaanvaardbaar gedrag zoveel mogelijk gevolgen moet hebben voor een verblijfsvergunning, ook als dat een asielvergunning is.4 Verder is een pakket aan maatregelen getroffen om te kunnen optreden in geval asielzoekers overlast veroorzaken.5
Bent u bereid de Nederlandse grenzen voor alle asielzoekers te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Afgezien van de vraag of het hermetisch afsluiten van de Nederlandse grenzen praktisch en juridisch haalbaar is, is het kabinet van mening dat deze schijnbaar simpele oplossing niet alle risico’s voor de samenleving zal wegnemen. In plaats daarvan neemt het kabinet, zowel bilateraal als in EU verband, een groot aantal maatregelen om de risico’s ten aanzien van de veiligheid in Nederland te beperken en waarbij Nederland, conform EU en internationale verplichtingen, ook bescherming kan bieden aan asielzoekers die deze bescherming daadwerkelijk nodig hebben.
Het bericht dat een levenslang gestrafte op verlof mag |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «levenslang veroordeelde Moordenaar Edwin S. mag op verlof»?1 2
Ja.
Is het waar dat deze moordenaar op verlof mag?
Een verzoek om verlof van de betreffende levenslanggestrafte is door mij afgewezen. Hiertegen heeft betrokkene beroep ingediend bij de beroepscommissie van de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) die bij uitspraak van 12 april 2017 op het beroep heeft beslist. De RSJ onderstreept daarin het belang van deelname van levenslanggestraften aan resocialisatie-activiteiten. Tot deze activiteiten behoort volgens de RSJ ook verlof. De RSJ acht het niet langer redelijk om betrokkene verlof te onthouden, zeker nu het verlof ook onder bewaking of begeleiding plaats kan vinden. De RSJ vernietigt mijn afwijzing van verzoek om verlof en heeft mij opgedragen om binnen twee maanden na de uitspraak een nieuwe beslissing te nemen toegespitst op het verlof van betrokkene dat (in beginsel) binnen drie maanden na de datum van de uitspraak verlof moet hebben plaatsgevonden. Inmiddels is een nieuwe beslissing aan betrokkene uitgereikt. Na de uitspraak van de RSJ is bekend geworden dat de eerste volwaardige tussenrapportage over het verloop van de door het Pieter Baan Centrum geadviseerde gedragsinterventies pas in september 2017 wordt uitgebracht. Ik heb besloten dat betrokkene pas voor verlof in aanmerking komt indien uit de in september 2017 uitgebrachte rapportages blijkt dat er geen belemmeringen of risico’s kunnen voortvloeien uit verlofverlening. Ik acht dit nodig om zoveel mogelijk garantie te hebben dat het verlof zonder incidenten verloopt.
Hebben andere Europese landen die een levenslange gevangenisstraf kennen ook last van de uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)? Zo ja, welke maatregelen worden er in andere landen genomen tegen uitspraken van deze Europese wereldvreemde rechters?
Andere Europese landen die een levenslange gevangenisstraf kennen zijn ook geboden aan uitspraken van Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Indien een schending wordt vastgesteld, kunnen maatregelen worden genomen zoals wijziging van het beleid of aanpassing van wet- en regelgeving.
De in de vraag opgenomen kwalificatie van «wereldvreemde rechter» laat ik voor rekening van de vragensteller.
Deelt u de mening dat het onacceptabel en levensgevaarlijk is een moordenaar met nota bene een hoog recidiverisico weer in de maatschappij los te laten? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening van de vragensteller voor dat deel dat indien door professionals wordt ingeschat dat een levenslanggestrafte een direct hoog risico vormt, dat verlof op dat moment geen optie is.
Het nieuwe beleid ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf voorziet in een zorgvuldig proces om zoveel mogelijk te waarborgen dat alleen indien het verantwoord is, een levenslanggestrafte vrijheden krijgt. Het is van groot belang dat dit ook in de praktijk zo zorgvuldig mogelijk plaatsvindt. Het nieuwe beleid rondom de levenslange gevangenisstraf en de praktijk zijn zoveel mogelijk gericht op voorkoming van recidive en dus op een veilige samenleving. Voorafgaand aan de advisering door het Adviescollege Levenslanggestraften wordt een levenslanggestrafte geobserveerd en onderzocht middels diagnostiek en risicoanalyse in het Pieter Baan Centrum. Op deze wijze worden risico’s zo goed mogelijk ingeschat.
Met het nieuwe beleid is de uitvoeringspraktijk van de levenslange gevangenisstraf in Nederland EVRM-proof. Daarnaast biedt dit beleid voldoende houvast voor een zorgvuldig proces, waarin zowel de risico’s in kaart worden gebracht, als de belangen van slachtoffers en nabestaanden worden meegewogen. De wijzigingen in het beleid en daarmee de mogelijke terugkeer van een levenslanggestrafte in de maatschappij kunnen als ingrijpend worden ervaren door slachtoffers en nabestaanden. Ik hecht er dan ook aan dat de belangen van de slachtoffers en nabestaanden worden meegenomen in het advies van het Adviescollege Levenslanggestraften. Slachtoffers en nabestaanden kunnen worden gehoord door het Adviescollege Levenslanggestraften zodat hun standpunt wordt meegewogen in de uiteindelijke beslissing.
Beseft u dat u verantwoordelijk bent indien deze levenslang gestrafte moordenaar weer nieuwe slachtoffers maakt wanneer hij wordt losgelaten in de maatschappij? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe denkt u dat het voelt voor de nabestaanden van de slachtoffers als zij weten dat deze moordenaar weer vrolijk vrij rondloopt?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid geen gehoor te geven aan deze beslissing van de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) en maatregelen te nemen tegen dergelijke gevaarlijke uitspraken van dit clubje dat blijkbaar mijlenver van de maatschappij af staat? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen? Zo nee, waarom niet?
De RSJ is de hoogste rechter in penitentiaire zaken. Tegen een uitspraak van deze rechter staat geen hoger beroep open. Zoals ik hierboven reeds heb uiteengezet, is mijn doelstelling dat de Nederlandse strafrechters de levenslange gevangenisstraf kunnen blijven opleggen voor de zwaarste misdrijven. Daartoe heb ik een nieuw beleidskader naar uw Kamer gezonden. Ook hier laat ik de kwalificatie van de uitspraken van de RSJ voor rekening van de vragensteller.
De ICT-storing in het systeem van Amadeus waardoor overal ter wereld reserveringssystemen voor de luchtvaart uitvielen |
|
Cem Laçin , Maarten Hijink |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat een storing in het reserveringssysteem van Amadeus overal ter wereld voor overlast heeft gezorgd?1
Ik heb kennis genomen van het feit dat er een storing is geweest in het reserveringssysteem van Amadeus. Naar aanleiding van deze casus heb ik contact gehad met de luchtvaartsector. Uit de gesprekken blijkt dat er slechts sprake is geweest van een kortstondige verstoring die snel is verholpen.
Bent u bekend met de oorzaak van deze storing? Was hier sprake van het moedwillig platleggen van het systeem door hackers of was er een andere oorzaak?
Mij is uit informatie van betrokken partijen gebleken dat vanwege een lokaal hardware probleem in het data centrum bij Amadeus, de systemen bij Amadeus gedurende een korte tijd niet bereikbaar waren. Amadeus heeft hierop aan KLM bevestigd dat hier geen hack of een andere moedwillige actie aan ten grondslag lag. Hierbij is door Amadeus tevens aangegeven dat er door of als gevolg van de storing geen privacygevoelige informatie van reizigers of luchtvaartpersoneel in verkeerde handen is gevallen. Ook andere maatschappijen, voornamelijk in Europa, hebben last gehad van deze storing. Het verhelpen van storingen is uiteraard de verantwoordelijkheid van de eigenaar van desbetreffende systemen, zoals Amadeus.
Kunt u aangeven of tijdens of na de storing privacygevoelige informatie van reizigers of luchtvaartpersoneel in verkeerde handen is gevallen?
Zie antwoord vraag 2.
Welke stappen worden ondernomen om nieuwe storingen in de toekomst te voorkomen? Zijn de systemen van Amadeus in uw ogen voldoende beveiligd tegen hackers en voldoet de technologie nog wel aan de eisen van deze tijd?
De verantwoordelijkheid voor de informatiebeveiliging ligt in dit geval bij de eigenaar van systemen. In het openbaar worden over de veiligheid van individuele systemen geen mededelingen gedaan, juist gelet op de veiligheid. Wel kan ik u aangeven dat tussen de betrokken private partijen onderling sprake is van contractuele afspraken. In het contact met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is door KLM aangegeven dat storingen altijd samen met Amadeus geëvalueerd worden en er afspraken worden gemaakt over verbeterstappen. Deze specifieke storing is door Amadeus onderzocht en er zijn maatregelen genomen. KLM heeft contractuele afspraken met Amadeus over de beschikbaarheid van de systemen, inclusief boeteclausules als Amadeus daar niet aan voldoet.
Welke gevaren ziet u in de wereldwijde inzet van het reserveringssysteem van Amadeus? Is de gevoeligheid van het systeem niet te groot als een storing direct leidt tot vertraging en uitval van vluchten overal ter wereld?
Digitalisering is doorgedrongen in de haarvaten van de samenleving. Het is daarom onontkoombaar dat er een bepaalde afhankelijkheid van ICT-systemen ontstaat, echter het gebruik van dergelijke systemen heeft ook nadrukkelijke voordelen. Zo leidt het gebruik van Amadeus door wereldwijde inzet tot grotere uniformiteit en wordt daardoor de efficiëntie aanzienlijk vergroot. Vanwege de afhankelijkheid is het van groot belang dat door de eigenaar in het licht van de eigen verantwoordelijkheid reeds maatregelen zijn getroffen om de continuïteit van dit systeem te borgen.
Is er een inschatting te maken van de economische schade die deze storing heeft veroorzaakt? Welke gevaren voor de economie en voor reizigers ziet u voor de toekomst als een dergelijke storing zich opnieuw voordoet?
Een schatting is vanuit de overheid niet te geven. De economische schade heeft zich in ieder geval geuit in de vorm van tientallen vertraagde vluchten en een uur durende verstoring van de online ticketverkoop.
Klopt het dat luchtvaartmaatschappijen geen of weinig alternatieven hebben bij een grote uitval van digitale systemen? Hoe kwetsbaar maakt dit de hele sector in geval van toekomstige storingen?
In lijn met de conclusies in het Cybersecuritybeeld Nederland 20152 is het in algemene zin inderdaad zo dat er steeds minder fysieke alternatieven zijn op het moment dat digitale voorzieningen niet werken. Uiteraard maakt dit kwetsbaar. Dit is ook de reden waarom door de sector wordt gewerkt aan passende maatregelen. Zo zijn er draaiboeken om de negatieve gevolgen van grote verstoringen, zoals extreem weer, elektriciteitsstoring en uitval van
ICT-systemen, te beperken, alsmede contractuele afspraken tussen partijen onderling.
Ten overvloede wil ik benadrukken dat, zoals in antwoord op vraag 4 is aangeven, er in het geval van Amadeus geen sprake was van een aanval door een hacker, en dat het dus geen waarschuwing in die zin is. Het is echter wel een illustratie van de toegenomen afhankelijkheid van ICT-voorzieningen.
Op dit moment wordt door het Ministerie van Veiligheid en Justitie samen met de betrokken vakdepartementen gewerkt aan de totstandbrenging van de implementatiewetgeving betreffende de Netwerk- en informatiebeveiligingsrichtlijn (NIB-richtlijn), waarin voor aanbieders van essentiële diensten en digitale dienstverleners zorgplichten betreffende de continuïteit van hun dienstverlening alsook handhaving van de naleving daarvan zijn vastgelegd.
Hierover wordt uw Kamer, conform eerder toezegging, op reguliere wijze door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie geïnformeerd. Uiteraard staan we hierbij in nauw contact met de private sector. Dit in aanvulling op reguliere overlegstructuren.
In hoeverre is deze storing voor u een nieuwe waarschuwing dat onze samenleving steeds kwetsbaarder wordt voor ICT-storingen en acties van hackers? Zijn voor vitale infrastructuren voldoende off-line back-up voorzieningen aanwezig?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid extra maatregelen te nemen om cruciale digitale infrastructuur beter te beschermen en hierover in contact te treden met bedrijven en publieke organisaties die hiervoor verantwoordelijk zijn?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat de overheid een grotere rol zou moeten spelen in het verbeteren van de cybersecurity in ons land? Dient de bescherming van publieke belangen niet gepaard te gaan met een actievere rol van de overheid in de bescherming van onze digitale infrastructuur?
De overheid heeft de afgelopen jaren ingezet op het verhogen van de digitale weerbaarheid, ofwel de cybersecurity, van de vitale infrastructuur. Zoals reeds aangeven, wordt door de implementatie van de NIB-richtlijn tevens invulling gegeven aan het realiseren van een beveiligingsverplichting voor de vitale infrastructuur.
Het bericht dat tientallen medewerkers van het asielzoekerscentrum Ter Apel al maanden thuiszitten |
|
Cem Laçin , Jasper van Dijk |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat tientallen medewerkers van het asielzoekerscentrum in Ter Apel al maanden thuis zitten en dat dit mogelijk komt door giftige stoffen die in de bodem van het terrein zouden zitten?1
In Ter Apel zijn 185 medewerkers van het COA werkzaam. Daarvan zijn er op dit moment 17 die geheel of gedeeltelijk met ziekteverzuim zijn (stand 15 mei 2017). Op 15 maart van dit jaar waren er 19 medewerkers geheel of gedeeltelijk met verzuim. Niet in alle gevallen is precies bekend wat de reden of oorzaak is daarvan. Voor de betrokken medewerkers is dit een vervelende situatie en ik begrijp dat deze mensen ongerust zijn en behoefte hebben aan duidelijkheid en een verklaring voor hun klachten. Daarom hecht het COA er zeer aan dat de mogelijke oorzaken van de gezondheidsklachten worden gevonden. Het COA heeft dan ook besloten een onafhankelijke onderzoekscommissie in te stellen. De commissie wordt gevraagd om alle factoren en tot nu toe ondernomen acties te beoordelen en te komen met een concreet advies waarmee de gezondheidsklachten kunnen worden onderzocht en opgelost.
Is bekend welke bedrijven vroeger illegaal chemisch afval dumpten op het terrein van het asielzoekerscentrum? Zo ja, om welke bedrijven gaat het en hoe worden zij hiervoor verantwoordelijk gehouden?
Dat is mij niet bekend.
Waarom zijn alleen kleine delen van het terrein gesaneerd en is niet het hele terrein gesaneerd?
Bij de overdracht van het voormalige NAVO-terrein van het Ministerie van Defensie naar het toenmalige Ministerie van Justitie, zijn in 1996 de gronddepots met vervuilde grond opgeruimd en is de grond afgevoerd naar verschillende grondverwerkingsbedrijven. De gronddepots waren voorzien van een onder- en bovenafdichting van HDPE-folie. Volgens het rapport van ingenieursbureau DHV heeft de vervuiling van de grond die opgeslagen was in het depot door de onder – en bovenafdekkingen geen invloed gehad op de ondergrond2. Er is destijds op het gehele NAVO-terrein onderzoek verricht naar vervuilende stoffen en geadviseerd om drie locaties te saneren (grondwatersanering).
In het kader van het beoordelen van de bouwaanvraag zijn in het verleden in opdracht van de vergunningverlenende instanties ook bodemonderzoeken verricht op de plekken waar de bouw van de locatie was gepland, overeenkomstig de voorschriften die in Nederland van toepassing zijn op bouwaanvragen. Ook op het gehele terrein waar de nieuwbouw is gekomen, die onlangs op 19 april is geopend, heeft bodemonderzoek plaatsgevonden. In alle gevallen is de aangevraagde bouwvergunning verleend.
Het rapport waarin de resultaten staan beschreven van het meest recente bodemonderzoek is sinds 11 april 2017 te vinden op de website van het COA (www.coa.nl).
Is onderzocht of de bodem verontreinigd is toen het asielzoekerscentrum werd gebouwd? Zo ja, bent u bereid de onderzoeksresultaten daarvan met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet en bent u van mening dat dit wel had moeten gebeuren gezien de wijdverspreide bekendheid met het feit dat er veelvuldig chemisch afval is gedumpt?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) weigert inzage te geven in de resultaten van hun interne onderzoek en dit onderzoek nogmaals op grotere schaal uit te gaan voeren? Wat is hierop uw reactie?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid het COA te vragen de resultaten van hun onderzoek openbaar te maken en naar de Kamer te zenden?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom heeft het COA slechts een bodemonderzoek uitgevoerd op zes vierkante meter? Bent u van mening dat een onderzoek op een dergelijk klein perceel absoluut niet representatief is en daarop niet gebaseerd kan worden dat het hoge ziekteverzuim niet te maken heeft met de bodemverontreiniging?
De resultaten van de onderzoeken die in het verleden zijn verricht lieten zien dat er geen sprake is van bodemverontreiniging die tot gezondheidsklachten kan leiden. Het aanvullende bodemonderzoek dat onlangs is verricht vond plaats op het gedeelte van het terrein waar voormalige gronddepots met vervuilde grond aanwezig waren. De oppervlakte van dit terrein bedraagt ca. 6.000 m2. In november 1996 zijn deze gronddepots opgeruimd. De gezondheidsklachten zijn afkomstig van medewerkers die op dit gedeelte van het terrein werkzaam zijn geweest. Ook dit bodemonderzoek heeft aangetoond dat er in de bodem geen stoffen of materialen zijn aangetroffen die de oorzaak kunnen zijn van de medische klachten van medewerkers, dan wel waardoor medewerkers gezondheidsrisico’s lopen.
Bent u bereid het COA, de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND), de Koninklijke Marechaussee en alle andere instanties die werkzaam zijn in het asielzoekerscentrum te vragen een soortgelijk onafhankelijk grootschalig preventief medisch onderzoek te doen, op de wijze dat het COA intern en op kleine schaal heeft uitgevoerd? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Er zijn bij het COA geen bewoners bekend met gezondheidsklachten die vergelijkbaar zijn met de klachten van medewerkers.
Zijn er ook zieke asielzoekers met dezelfde klachten die, anders dan de medewerkers, permanent in het centrum verblijven? Zo ja, om hoeveel mensen gaat het? Bent u bereid onder hen ook een preventief medisch onderzoek te doen?
Zie antwoord vraag 8.
Het bericht dat vluchtelingenkinderen in Griekenland geen andere uitweg zien dan seks voor geld |
|
Jasper van Dijk |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat vluchtelingenkinderen geen andere uitweg zien dan seks voor geld?1
De berichtgeving over de positie van vluchtelingenkinderen in Griekenland blijft een ernstig punt van zorg. Nederland heeft nadrukkelijk oog voor de positie van kwetsbare groepen zoals kinderen, en heeft daarover meermaals gesproken met ngo’s, de Griekse autoriteiten, de Commissie en de VN.
Wat is uw reactie op de zes gedefinieerde risicofactoren in het rapport «Emergency within an emergency» van Harvard University?2 Kunt u per risicofactor afzonderlijk aangeven hoe deze factor wordt meegewogen in het werk dat Nederland, de EU en Griekenland zelf doen?
In het rapport «Emergency within an emergency» worden meer dan 30 aanbevelingen aan de Griekse overheid gedaan. Het is in eerste instantie dan ook aan de Griekse overheid om hierop te reageren. Wel kan ik u melden dat de Nederlandse standaarden ten aanzien van de opvang en begeleiding van minderjarigen hoog zijn. Veel van de aanbevelingen in het rapport brengt Nederland al in de praktijk.
Het is van groot belang het menselijk aspect niet uit het oog te verliezen bij de aanpak van de Europese vluchtelingenproblematiek. Er wordt hard gewerkt om bestaande faciliteiten waar nodig verder te verbeteren en ervoor te zorgen dat er voldoende opvangcapaciteit beschikbaar is in zowel Griekenland als langs de zogenoemde Westelijke Balkanroute (waar de vragen hieronder over gaan). De EU heeft bijzondere aandacht voor de belangen van kinderen in migratie, dit blijkt onder meer uit de onlangs door de Europese Commissie uitgebrachte mededeling over de bescherming van kinderen in migratie. Over de inhoud van de mededeling en het standpunt van het kabinet bent u op 24 mei jl. geïnformeerd. De Commissie heeft daarnaast binnen de herziening van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, waarover de lidstaten momenteel onderhandelingen voeren, veel aandacht voor de kwetsbare positie van kinderen. Ik verwijs u in dit verband naar de Kamerbrief van 16 januari 2017 waarin dit nader staat beschreven.
Wat is uw reactie op de verschillende aanbevelingen uit dit rapport? Kunt u per aanbeveling afzonderlijk uiteenzetten op welke wijze Nederland, de EU en Griekenland zelf hieraan werken en waar u ruimte ziet voor verbetering? Bent u bereid hierin het voortouw te nemen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met het rapport van Save the Children en the International Rescue Committee getiteld Out of sight, exploited and alone3 waaruit blijkt dat ook op de Balkanroute veelvuldig migrantenkinderen worden misbruikt? Wat is hierop uw reactie?
Ik ben bekend met het rapport en ben van mening dat misbruik van deze kwetsbare groep op alle mogelijke wijzen tegengegaan moet worden.
Wat is uw reactie op de verschillende aanbevelingen uit dit rapport? Kunt u per aanbeveling afzonderlijk uiteenzetten op welke wijze Nederland, de EU en de verschillende Balkanlanden zelf hieraan werken en waar u ruimte ziet voor verbetering? Bent u bereid hierin het voortouw te nemen?
Zie ook het antwoord op vraag 2 en 3. Voor wat betreft de in het rapport genoemde Lidstaten van de EU blijft het kabinetsstandpunt dat de behandeling van vluchtelingen, dus ook van minderjarige migranten, in lijn moet zijn met Europese verdragen en afspraken, waaronder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het Europese acquis, evenals internationaal vluchtelingenrecht. De Europese Commissie ziet als hoedster van de verdragen toe op de naleving van deze Europese verplichtingen. Het rapport onderschrijft het belang van het respecteren van de Europese regels op dit terrein.
Erkent u dat het sluiten van de Balkanroute en het ontbreken van een permanent Europees herverdeelsysteem de reden is dat deze kinderen nu vast zitten in Griekenland? Zo nee, wat is dan volgens u de reden?
Het kabinet is zich ervan bewust dat er in landen langs de Westelijke Balkanroute mogelijk een groep migranten is die niet kan doorreizen naar de door hun gewenste bestemmingen in Noordwest-Europa als gevolg van het sluiten van de Balkanroute. In dit verband wijst het kabinet er op dat het recht op asiel een recht is op bescherming, maar niet kan worden uitgelegd als een recht op verblijf in het land waaraan een asielzoeker de voorkeur geeft. Het is aan Griekenland zelf om de asielaanvragen van deze groep in behandeling te nemen. Die migranten die in aanmerking komen voor herplaatsing kunnen naar andere lidstaten worden herplaatst. Op basis van het Europese herplaatsingsmechanisme hebben lidstaten tot dusver gezamenlijk 12.707 migranten herplaatst uit Griekenland, maar de inspanningen van lidstaten op herplaatsing zijn helaas nog niet evenredig te noemen zoals blijkt uit het 12e voortgangsverslag van de Europese Commissie over herplaatsing en hervestiging.4 Nederland roept andere lidstaten herhaaldelijk op om hun herplaatsingsinspanningen structureler vorm te geven, en daarbij in het bijzonder ook aandacht te hebben voor de herplaatsing van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s). Zoals blijkt het genoemde voortgangsrapport zijn in Griekenland al 359 amv’s herplaatst van de in totaal 576 amv’s die in aanmerking komen voor herplaatsing. Nederland verleent bij het herplaatsen vanuit Griekenland prioriteit aan amv’s en steeds meer lidstaten volgen dit voorbeeld.
Deelt u de mening geuit in het rapport van Harvard dat er voorrang zou moeten worden gegeven aan het herverdelen van minderjarigen? In hoeverre kunt en gaat u hieraan voldoen?
Zie antwoord vraag 6.
Op welke wijze pakt het samenwerkingsverband EMPACT (European Multidisciplinary Platform Against Criminal Threats) mensenhandel en (seksuele) uitbuiting van kinderen aan en wat zijn de resultaten over de afgelopen jaren? Kunt u hierbij specifiek ingaan om hun werkzaamheden in Griekenland en de Balkanlanden?
Zoals eerder gemeld in de beantwoording van Kamervragen over amv’s die slachtoffer worden van mensenhandel en uitbuiting (23 januari 2017), doen aan EMPACT THB 25 lidstaten mee, twee niet-EU landen en daarnaast organisaties als Eurojust, Frontex, Cepol en Interpol. Het Verenigd Koninkrijk is de zogenaamde «driver» van EMPACT THB en Nederland de «co-driver». Griekenland en vier Balkanlanden (Kroatië, Slovenië, Roemenië en Bulgarije) horen bij de deelnemende lidstaten. Het geheel wordt ondersteund door Europol. Eén van de subprojecten van EMPACT THB betreft mensenhandel van minderjarigen, waar o.a. Nederland, Griekenland, Kroatië, Slovenië, Roemenië en Bulgarije aan deelnemen. In december 2016 heeft Spanje, de actieleider van dit subproject, een tweedaagse conferentie over mensenhandel van minderjarigen georganiseerd.
Er wordt binnen EMPACT ook aandacht besteed aan mogelijke slachtoffers van mensenhandel binnen migratiestromen en aan de kwetsbare positie van migrantenkinderen voor uitbuiting. Er wordt informatie en kennis uitgewisseld via Europol en er worden operationele acties en opsporingsonderzoeken geïnitieerd. In 2017 wordt daarnaast binnen EMPACT aandacht besteed aan opleidingen voor de opsporing om de uitbuiting van kinderen beter te kunnen onderkennen en multidisciplinair aan te kunnen pakken. Het Europees opleidingsagentschap voor opsporing (CEPOL) zal hieraan bijdragen.
Ik kan u alleen informeren over de samenwerking op het gebied van mensenhandel tussen Nederland enerzijds en de genoemde landen anderzijds. Wanneer bij een opsporingsonderzoek naar mensenhandel blijkt dat er verbanden zijn met een ander land, zoekt Nederland doorgaans samenwerking. Zo is er bij het onderzoek 13Oceans naar criminele uitbuiting van kinderen een gezamenlijk onderzoeksteam (JIT) opgezet met Bosnië-Herzegovina en Oostenrijk. Bij dit onderzoek is ook samengewerkt met Kroatië. De Koninklijke Marechaussee heeft onder andere een flexibele liaison officer (FILO) migratiecriminaliteit aangesteld die zich focust op Italië, Albanië en Oostenrijk. Daarnaast heeft de Koninklijke Marechaussee een thematische FILO Balkan aangesteld met een focus op migratiecriminaliteit. Ten slotte heeft de nationale politie een liaison officer in Servië geplaatst die zich met diverse vormen van voorkomende criminaliteit in Servië, Slovenië, Bosnië en Montenegro bezig houdt. Voor zover bekend heeft er geen samenwerking met betrekking tot mensenhandel plaatsgevonden met Griekenland.
Ernstige gezondheidsklachten bij medewerkers van het AZC in Ter Apel |
|
Henk Nijboer (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht en de uitzending 'Tientallen medewerkers AZC Ter Apel ziek»?1
Ja.
Hoeveel mensen die werkzaam zijn op het terrein van het asielzoekerscentrum (AZC) hebben gezondheidsklachten?
In Ter Apel zijn 185 medewerkers van het COA werkzaam. Daarvan zijn er op dit moment 17 die geheel of gedeeltelijk met ziekteverzuim zijn (stand 15 mei 2017). Op 15 maart van dit jaar waren er 19 medewerkers geheel of gedeeltelijk met verzuim. Niet in alle gevallen is precies bekend wat de reden daarvan is.
Begrijpt u dat de zieke medewerkers aanvullend medisch onderzoek wensen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De betrokken medewerkers zijn, net als het bestuur en het management van het COA, op zoek naar de oorzaak van de gezondheidsklachten. Het is niet altijd bekend waar de gezondheidsklachten vandaan komen. Het bestuur van het COA heeft daarom besloten tot het instellen van een onafhankelijke onderzoekscommissie met externe deskundigen. De commissie gaat onafhankelijk onderzoek doen naar de uitgevoerde onderzoeken en de ondernomen acties tot nu toe. Het verzoek aan de onderzoekscommissie is te komen tot een onafhankelijk advies met concrete vervolgstappen die moeten leiden tot een oplossing voor de gezondheidsklachten van medewerkers.
Deelt u de mening dat de uitkomst van het preventief medisch onderzoek dat het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) onder het eigen personeel heeft gehouden en waaruit blijkt dat 60% van de medewerkers gezondheidsklachten heeft, meer dan genoeg reden voor ongerustheid en verder onderzoek is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De 185 medewerkers die werkzaam zijn in Ter Apel zijn uitgenodigd deel te nemen aan een Preventief Medisch Onderzoek. Er zijn 117 medewerkers die aan dit onderzoek hebben deelgenomen door het invullen van een digitale vragenlijst. Uit het onderzoek blijkt dat 68% van deze medewerkers zich gezond voelt en 32% van de medewerkers klachten heeft. De klachten zijn van diverse aard. De meest voorkomende klachten liggen op het gebied van de luchtwegen en de huid. Het COA laat ook hier nader onderzoek naar doen. Zo moet duidelijk worden of er een algemeen geldende reden is te vinden voor de gemelde klachten, dan wel dat de reden meer individueel bepaald is. Het nadere onderzoek zal bestaan uit een onderzoek in enkele gebouwen naar de aanwezigheid van schimmels of bacteriën. Ook wordt opnieuw gekeken naar het klimaatbeheersingssysteem. Met medewerkers wordt daarnaast op individuele basis gesproken over de achtergrond van hun klachten.
Acht u het bodemonderzoek dat het COA heeft laten verrichten afdoende om aan te kunnen tonen dat er geen verband zou zijn tussen de gezondheidsklachten van de medewerkers en de bodemgesteldheid? Zo ja, waarom en hoe kunnen die gezondheidsklachten dan wel verklaard worden? Zo nee, waarom niet en welke conclusie trekt u daar uit?
In de loop der jaren zijn diverse onderzoeken verricht. De resultaten van deze onderzoeken lieten steeds zien dat er geen sprake is van bodemverontreiniging die tot gezondheidsklachten kan leiden.
Het aanvullende bodemonderzoek dat onlangs is verricht vond plaats op het gedeelte van het terrein waar voormalige gronddepots met vervuilde grond aanwezig waren. De gronddepots waren voorzien van een onder- en bovenafdichting van HDPE-folie.
In november 1996 zijn deze gronddepots opgeruimd. De gezondheidsklachten zijn afkomstig van medewerkers die op dit gedeelte van het terrein werkzaam zijn geweest. Ook dit bodemonderzoek heeft aangetoond dat er in de bodem geen stoffen of materialen zijn aangetroffen die de oorzaak kunnen zijn van de medische klachten van medewerkers, dan wel waardoor medewerkers gezondheidsrisico’s lopen.
Waarom is er alleen onderzoek gedaan op basis van oude rapporten?
Het onlangs verrichte onderzoek bevat een actueel onderzoek naar de bodemgesteldheid.
Waarom is er slechts in een beperkt gebied bodemonderzoek gedaan en zijn er niet over een groter gebied boringen verricht?
Het bodemonderzoek dat onlangs plaatsvond is een onderzoek dat aanvullend is op de eerdere bodemonderzoeken die in het kader van bouwvergunningstrajecten zijn verricht ten behoeve van de bouw en nieuwbouw in Ter Apel, overeenkomstig de voorschriften die in Nederland van toepassing zijn op bouwaanvragen. De vergunningverlenende instanties hebben steeds de benodigde vergunningen voor bouw en nieuwbouw afgegeven.
Het bodemonderzoek is op verzoek van medewerkers verricht op het gedeelte van het terrein waar voormalige gronddepots met vervuilde grond aanwezig waren.
De gezondheidsklachten waren namelijk afkomstig van medewerkers die op dit gedeelte van het terrein werkzaam zijn geweest. Zij hadden aangegeven dat op de betrokken onderdelen van het terrein lange tijd vervuilde grond (in folie) heeft gelegen. Niet alle medewerkers waren ervan overtuigd dat op dit deel van het terrein geen vervuilde grond was achtergebleven. Sommigen hadden het vermoeden dat hun klachten gerelateerd waren aan de bodemgesteldheid van dit onderdeel van het terrein. Het bodemonderzoek heeft tot zes meter diepte plaatsgevonden. Er is op 300 soorten vervuiling beoordeeld.
Deelt u de mening, onder andere van de in de genoemde uitzending aan het woord komende toxicoloog van de Universiteit Groningen, dat er een diepgaand onderzoek nodig is naar de oorzaak en gevolg van de klachten van de medewerkers van het AZC? Zo ja, hoe en op welke termijn gaat u hier voor zorgen? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Het bestuur van het COA heeft besloten tot het instellen van een onafhankelijke onderzoekscommissie met externe deskundigen. De commissie gaat onafhankelijk onderzoek doen naar de uitgevoerde onderzoeken en de ondernomen acties tot nu toe. Het verzoek aan de onderzoekscommissie is te komen tot een onafhankelijk advies met concrete vervolgstappen, die indien er aanleiding toe is, moeten leiden tot een oplossing voor de gezondheidsklachten van medewerkers.
De resultaten van de diverse onderzoeken die door externe deskundigen zijn verricht laten zien dat er geen sprake is van bodemverontreiniging die tot gezondheidsklachten kan leiden. Wat wel de oorzaak is is niet bekend. Het COA blijft de klachten van medewerkers uiterst serieus nemen en wil, net als de medewerkers zelf, de oorzaak achterhalen van de klachten. Ook om daarmee (verder) op zoek te gaan naar oplossingen ervoor. Om die reden is besloten tot het instellen van een onafhankelijke onderzoekscommissie.
Acht u het uitgesloten dat asielzoekers die langere tijd in het AZC verblijven geen extra gezondheidsrisico's lopen in Ter Apel? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Is hier onderzoek naar gedaan of gaat dat alsnog plaatsvinden?
Er zijn bij het COA geen bewoners bekend met gezondheidsklachten die vergelijkbaar zijn met de klachten van medewerkers.
Zijn het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) of de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) reeds bij enig onderzoek naar de gezondheid van medewerkers of asielzoekers op het terrein van het AZC betrokken? Zo ja, waar uit bestaat die betrokkenheid? Zo nee, waarom niet en acht dit alsnog gewenst?
Het RIVM en de GGD zijn betrokken geweest bij het analyseren, interpreteren en beoordelen, van de resultaten van het bodemonderzoek dat onlangs is verricht. Tevens zijn zij betrokken geweest bij het informeren van de medewerkers over deze resultaten. De GGD heeft ook eerder onderzoek gedaan naar de gezondheidsrisico’s van medewerkers op het terrein in Ter Apel, en heeft in juni 2016 hierover gerapporteerd2.
Het bericht 'Voortvluchtigen criminelen ontlopen gevangenisstraf' |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Voortvluchtige criminelen ontlopen gevangenisstraf»?1
Ja, ik ken het bericht evenals het rapport «Onvindbaren» van Politie en Wetenschap, dat de aanleiding vormde voor dit krantenbericht.
Klopt het bericht en zo ja, deelt u de mening dat geen enkele veroordeelde crimineel zijn straf dient te ontlopen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om deze criminelen zo snel mogelijk op te sporen zodat ze alsnog de opgelegde straf zullen uitzitten?
Ja, ik deel het standpunt dat geen enkele veroordeelde crimineel zijn straf dient te ontlopen. Wie veroordeeld wordt, moet de straf ook ondergaan. Dat is belangrijk voor het slachtoffer, de samenleving en ook voor een geloofwaardig strafrechtsysteem. Zoals bekend informeer ik u jaarlijks over de stand van zaken van de aanpak en ook de omvang van de openstaande vrijheidsstraffen.
Op dit moment wordt 90% van de opgelegde vrijheidsstraffen uitgevoerd binnen 24 maanden en wordt ongeveer 1% in het derde jaar na de onherroepelijke veroordeling ten uitvoer gelegd. Er resteert een groep, die niet via het reguliere opsporingsproces wordt aangehouden. Dit zijn voor een groot deel veroordeelden zonder verblijfsindicaties of met indicaties voor verblijf in het buitenland. In geval de resterende duur van de openstaande vrijheidsstraf minder dan 120 dagen betreft, staan deze personen ter signalering aangemerkt. Dat wil zeggen dat ze worden ingesloten, zodra ze in aanraking komen met de justitiële autoriteiten. De overige zaken komen in aanmerking voor actieve opsporing. Dat zijn de zwaardere zaken van 120 dagen of meer en de zaken met indicaties voor verblijf in Nederland. Politiecapaciteit kan zodoende gericht en ook efficiënt worden ingezet. Bij de zaken met een strafrestant van meer dan 120 dagen wordt FAST.NL ingeschakeld, een samenwerkingsverband tussen het Openbaar Ministerie en de politie, gespecialiseerd in het (internationaal) opsporen van veroordeelden met een buitenlands of onbekend adres.
Recent heeft u de kabinetsreactie op het rapport «Onvindbaren» van Politie en Wetenschap ontvangen, waarin wordt ingegaan op de aanbevelingen om de aanpak openstaande vrijheidsstraffen te versterken. Een uitgebreide stand van zaken ten aanzien van de aanpak en de verbetermaatregelen kunt u in mijn jaarlijkse voortgangsbrief «tenuitvoerlegging sancties» rond de zomer 2017 verwachten.
Wat gaat u doen om er voor te zorgen dat de opgelegde straf in ieder geval niet zal verjaren?
In de wet is gekozen voor een differentiatie van executieverjaringstermijnen, een systeem waar ik nog steeds achter sta. De executieverjaringstermijnen, die een derde langer zijn dan de vervolgingsverjaringstermijnen (art.76 Sr), zijn per 1 april 2013 verlengd naar ruim 26 jaar voor misdrijven waarop een gevangenisstraf is gesteld van acht jaar of meer. Voor misdrijven waarop een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer staat en ernstige zedenmisdrijven tegen minderjarigen zijn de executieverjaringstermijnen opgeheven. De tenuitvoerlegging van veroordeelden van die misdrijven verjaart dus niet.
Daarnaast kan de verjaringstermijn worden gestuit (dat wil zeggen dat deze opnieuw aanvangt), geschorst (dat betekent dat de verjaringstermijn tijdelijk niet loopt) of verlengd. Zo vangt de verjaringstermijn onder andere opnieuw aan wanneer een veroordeelde, die zijn straf in een inrichting ondergaat, ongeoorloofd afwezig is. En wordt de verjaringstermijn met twee jaar verlengd wanneer een geldboete bij een overtreding is opgelegd en er uitstel van betaling is verleend of een betalingsregeling wordt getroffen. Eerder heb ik in mijn brief van 29 november 2016 een toelichting gegeven2 op de verlenging van de executieverjaringstermijnen.
Deelt u de mening dat er een verschijningsplicht moet zijn voor verdachten, in die zin dat ze op de zitting, waar het vonnis wordt uitgesproken, aanwezig moeten zijn? Zo nee, waarom niet?
De officier van justitie kan nu al de verschijning van een verdachte vorderen en de rechter kan deze gelasten. Als de rechter een bevel tot medebrenging geeft, is de verdachte verplicht aanwezig te zijn bij de zitting.
Recent is de mogelijkheid van een vordering tot bevel tot medebrenging van de verdachte nogmaals met het OM besproken. Hierin is stil gestaan bij de ervaringen van slachtoffers. Gebleken is dat slachtoffers eerder opzien tegen de verschijning van de verdachte dan dat een slachtoffer behoefte heeft aan een verplichte verschijning. Mocht een slachtoffer echter wensen dat de verdachte verschijnt, kan de officier dit bij de rechter vorderen. Het invoeren van een wettelijke verschijningsplicht is dus in het algemeen niet in het belang van slachtoffers.
Daarnaast kan een wettelijke aanwezigheidsplicht ertoe leiden dat strafprocessen enorme vertragingen oplopen. De afweging om bij een verdachte een bevel tot verschijning ter zitting op te leggen wil ik dan ook graag per individuele zaak bij de rechter laten.
De redenatie, dat een verplichte aanwezigheid op de zitting er voor zorgt dat de straf niet wordt ontlopen, ondersteun ik niet. Iemand die in eerste aanleg is veroordeeld heeft tot twee weken na de rechterlijke uitspraak de mogelijkheid om in beroep te gaan. Pas na onherroepelijkheid van het vonnis kan de veroordeelde worden gedetineerd. Daarbij is het van belang dat 50% tot de zitting in eerste aanleg en 80% tot de behandeling van het hoger beroep in voorlopige hechtenis vastzit, veelal vanwege verdenking van zwaardere strafbare feiten. Dat betekent dat een verdachte aansluitend aan de voorlopige hechtenis zijn of haar straf ondergaat en dus niet zijn straf kan ontlopen.
Deelt u de mening dat een verplichte aanwezigheid op de zitting er voor zorgt dat ze de straf niet kunnen ontlopen, omdat ze dan na de uitspraak meteen naar de gevangenis gebracht kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het rapport «De onvindbaren» aantoont dat de zogenoemde zelfmeldplicht veel te vrijblijvend is en veroordeelden zo hun straf gemakkelijk kunnen ontlopen? Zo nee, waarom niet?
De zelfmeldprocedure is in mijn ogen een nuttige procedure, waarmee efficiënt omgegaan wordt met de beschikbare capaciteit in de executieketen.
Niet iedereen komt in aanmerking voor de zelfmeldprocedure. Ongeveer de helft van het totaal aantal opgelegde vrijheidsstraffen wordt ten uitvoer gelegd in aansluiting op de voorlopige hechtenis.
De zelfmeldprocedure is aan criteria verbonden. De zelfmeldprocedure is bedoeld voor veroordeelden tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf die niet of relatief kort in voorlopige hechtenis hebben gezeten. Een veroordeelde komt niet in aanmerking als bijvoorbeeld de bijzondere aard en ernst van het strafbaar feit waarvoor aan de veroordeelde een straf is opgelegd daaraan in de weg staan (o.a. bij zware geweldsmisdrijven) of als hij zich na een eerdere zelfmeldprocedure niet heeft gemeld. Niet iedereen, die in aanmerking komt, meldt zich ook (43,5% in 2016). Diegenen, die zich niet melden, worden via een arrestatiebevel door de politie opgehaald.
Deelt u de mening dat het zich niet zelfstandig melden bij de gevangenis om de straf te ondergaan, strafverhogend zou moeten zijn? Zo nee, waarom niet en wat gaat u dan ondernemen om er voor te zorgen dat veroordeelden aan de zelfmeldplicht voldoen als u deze makkelijk te omzeilen plicht wenst te behouden?
Nee, ik deel die mening niet. Het is uitsluitend aan de rechter om de duur van de opgelegde vrijheidsstraf te bepalen. Daarvan kan en mag niet worden afgeweken in de executie. Om te stimuleren dat veroordeelden die onder de zelfmeldprocedure vallen, zich daadwerkelijk melden, wordt overigens in de wijze van tenuitvoerlegging wel onderscheid gemaakt. Een zelfmelder die zichzelf meldt komt in een plusregime terecht, terwijl een zelfmelder die zich niet meldt, wordt gearresteerd met de consequentie dat hij of zij de eerste acht weken in een sober regime wordt geplaatst.
Indien er meer (opsporings)capaciteit nodig is bij de politie om de voortvluchtige criminelen op te sporen, bent u bereid om daar voor te zorgen? Zo nee, waarom niet?
De opsporing van de zwaardere executiezaken is een speerpunt van de politie. Daarvoor zijn binnen de eenheden de basisteams en de Diensten Regionale Recherche aan zet en op landelijk niveau voor de zwaardere zaken het team FAST.NL. De politie heeft het afgelopen jaar gekeken waar verbetering mogelijk is. Opsporingscapaciteit is altijd schaars. Daarom bezie ik met alle ketenpartners welke investeringen kunnen worden gedaan om de kwaliteit van de tenuitvoerlegging te verbeteren, waardoor de beschikbare capaciteit zo efficiënt mogelijk wordt ingezet. Zo hebben het OM, de politie en het AICE recent besloten om met elkaar een ketenregietafel in te richten. Deze tafel richt zich op het verbeteren van de kwaliteit van (verblijfs)gegevens, die door het OM en het CJIB aan de politie worden verstrekt, op basis waarvan de opsporing gericht door de politie kan plaatsvinden.
Twijfels bij het overlijden van een jongen in een instelling |
|
Lilian Helder (PVV), Fleur Agema (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de uitzending van RTL Late Night van 18 april 2017?1
Ja.
Is het in de uitzending besproken overlijden van een jongen in een instelling niet typisch een overlijden dat middels de NODO (Nader Onderzoek Doodsoorzaak)-procedure opgehelderd had kunnen worden, in plaats van dat men nu in het duister tast over de oorzaak van het overlijden van deze jongen? Zo nee, waarom niet?
We onderschrijven het belang voor nabestaanden/ouders om te weten waaraan een kind is overleden.
De NODO-procedure had tot doel gevallen van kindermishandeling op te sporen. In 2013 is de procedure geëvalueerd. Van de 40 onderzoeken die hebben plaatsgevonden via de NODO-procedure was er bij 38 sprake van natuurlijk overlijden. Bij de overige 2 gevallen was er geen sprake van kindermishandeling. Uit de evaluatie bleek dat de doelstelling van het opsporen van kindermishandeling tijdens de startfase van 1 oktober 2012 tot 1 oktober 2013 niet is behaald.
In de Voortgangsrapportage geweld in afhankelijkheidsrelaties van 16 december 20132 is medegedeeld dat per 1 januari 2014 gestopt zou worden met NODO-procedure.
Na het beëindigen van de NODO-procedure is samen met een groot aantal betrokkenen gekeken naar het ontstaan van mogelijke witte vlekken (oftewel of er gaten zouden ontstaan na de beëindiging van de NODO-procedure). Geconcludeerd is dat dat niet het geval was, behalve ten aanzien van de rouwverwerking van ouders.3 Met het oog hierop heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de subsidieregeling Nader onderzoek doodsoorzaken bij kinderen (NODOK) ingesteld. U bent hierover geïnformeerd bij brief van 30 juni 2016. De NODOK-regeling maakt nader onderzoek naar de doodsoorzaak bij overleden minderjarigen mogelijk op nadrukkelijk verzoek van de betrokken ouders in die gevallen waarin er in eerste instantie geen overtuigende verklaring voor het overlijden kan worden gevonden én er geen aanwijzingen zijn voor een niet-natuurlijk overlijden. De regeling is volledig gericht op de rouwverwerking van de ouders en heeft geen justitiële doelstelling. De regeling maakt onderzoek mogelijk van 1 augustus 2016 t/m eind 2018.
In deze zaak was geen sprake van onverklaard overlijden en is een niet-natuurlijk overlijden vastgesteld. Als er aanwijzingen zijn van een mogelijk strafbaar feit kan onderzoek plaatsvinden op justitiële gronden volgens de daarvoor gangbare procedures. Over nader onderzoek in deze specifieke situatie kunnen wij, in het kader van de privacy van de nabestaanden, geen mededelingen doen.
Deelt u de mening dat het onverteerbaar is dat de nabestaanden van deze jongen niet weten wat de precieze toedracht van het overlijden van deze jongen is?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe staat het met de financiering van de NODO-procedure? Welk ministerie is nu verantwoordelijk en neemt de verantwoordelijkheid ook? Hoe groot is het budget voor de NODO-procedure? Is dat toereikend?
Zie antwoord vraag 2.
Is in voornoemde casus de NODO-procedure overwogen danwel aangeboden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat in één dag 20 gevallen van een vermoedelijk niet natuurlijk overlijden door nabestaanden aangemeld zijn? Hoe gaat u deze onderzoeken begeleiden en mogelijk maken?
In de uitzending is aangegeven dat er op één dag 20 aanmeldingen zijn gedaan via de website doodsoorzaak onbekend. Dit betreft een particulier initiatief waarbij de ministeries niet zijn betrokken. Afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval kan bekeken worden of ze in aanmerking komen voor nader onderzoek via de reguliere procedures in het strafrecht of via de NODOK-procedure.
De concentratiekampen voor homoseksuelen in Tsjetsjenië |
|
Jasper van Dijk , Sadet Karabulut |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de berichten over martelkampen in Tsjetsjenië voor homoseksuelen?1
De berichten zijn zeer ernstig. Het kabinet veroordeelt deze grove schendingen van de rechten van mensen die homoseksueel zijn, of waarvan gedacht wordt dat zij homoseksueel zijn.
Om hoeveel gevangenen en doden gaat het? Zijn dit exclusief homoseksuele mannen?
Precieze cijfers zijn niet bekend maar verschillende media en ngo’s spreken van 160 personen die gevangen zijn gezet en minimaal 3 mannen die tijdens of na hun gevangenschap zijn overleden.
De mensenrechtensituatie in Tsjetsjenië is over het algemeen zeer zorgwekkend. Internationale mensenrechtenorganisaties zoals Human Rights Watch hebben in het verleden melding gemaakt van willekeurige arrestaties, slechte detentieomstandigheden en marteling. Niet alleen homoseksuele mannen of mannen waarvan gedacht wordt dat zij homoseksueel zijn, zijn hiervan slachtoffer.
Heeft u contact opgenomen met de Tsjetsjeense autoriteiten? Zo ja, hoe verliep dit gesprek? Welke maatregelen kunt u eventueel tegen Tsjetsjenië nemen? Zo nee, waarom niet en bent u bereid dit zo snel mogelijk vanuit Nederland en in EU-verband te doen?
Nederland heeft de kwestie op verschillende manieren, bilateraal, in EU-verband en met de Equal Rights Coalition, aangekaart bij de autoriteiten van Rusland, waar Tsjetsjenië deel van uitmaakt. De EU heeft op 6 april haar zorgen uitgesproken over deze ontwikkelingen en heeft tijdens de Permanente Raad van de OVSE twee verklaringen uitgedaan, mede op aandringen van Nederland. Als covoorzitter van de Equal Rights Coalition heeft Nederland een verklaring van deze Coalitie gecoördineerd, die door 23 leden is ondertekend. De Equal Rights Coalition is opgericht tijdens een Nederlandse-Uruguayaanse conferentie die in het teken stond van gelijke rechten voor LHBTI-personen en bestaat uit 33 landen van over de hele wereld. Minister Koenders heeft de zaak, samen met zijn ambtsgenoten van Duitsland, Frankrijk, het VK en Zweden, tevens aan de orde gesteld bij de Russische Minister van Buitenlandse Zaken, Sergej Lavrov. Daarnaast heeft Minister Ploumen de zaak aan de orde gesteld in een gesprek met de secretaris-generaal van de VN Gutteres en de hoge commissaris voor de Mensenrechten Zeid.
Wat is uw reactie op de stelling van woordvoerder van de Tsjetsjeense president Ramzan Kadyrov, Alvi Karimov, dat er geen LHBTI'ers2 in Tsjetsjenië bestaan?
De uitspraken van de Tsjetsjeense autoriteiten geven blijk van een vijandige opstelling tegenover LHBTI’ers en worden door het kabinet sterk veroordeeld. Nederland is van mening dat iedereen in vrijheid en in veiligheid moet kunnen uitkomen voor zijn of haar genderidentiteit en seksuele geaardheid. Daarom zijn gelijke rechten voor LHBTI’ers één van de topprioriteiten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid.
Wat is uw reactie op de uitspraken van het hoofd van de Tsjetsjeense Mensenrechtenraad dat mochten er wel lLHBTI'ers in Tsjetsjenië bestaan zij het beste opgesloten en vermoord worden, dat homoseksualiteit erger is dan oorlog en dat homoseksualiteit een kwaad is dat iedere Tsjetsjeen zal bestrijden?
Zie antwoord vraag 4.
Wat vindt u van het afschuiven van verantwoordelijkheid door Kremlin-woordvoerder Dimitri Peskov, die stelt dat dit geen kwestie voor het Kremlin, maar voor de lokale autoriteiten is?
Nederland is teleurgesteld over de reactie van de Russische autoriteiten. De Russische president Poetin heeft de kwestie weliswaar publiekelijk besproken met de Tsjetsjeense leider Kadyrov, maar dit heeft niet geleid tot verbeteringen in de situatie. Nederland heeft daarom op verschillende manieren, ondermeer via het statement van de 22 landen van de Equal Rights Coalition, opgeroepen de vervolgingen onmiddellijk te stoppen, de slachtoffers de juiste hulp te bieden, en de daders te vervolgen.
Hoe beoordeelt u de stelling van Kremlin-woordvoerder Peskov dat de slachtoffers klachten moeten indienen bij de lokale autoriteiten in het licht van de stelling van het hoofd van de Tsjetsjeense Mensenrechtenraad dat zij dergelijke klachten niet in behandeling zullen nemen? Deelt u de mening dat Peskov op deze manier weet dat hij mensen met een kluitje het riet instuurt?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe steunt Nederland onafhankelijke media in Tsjetsjenië waardoor zij ook over dergelijke kwesties kunnen berichten?
Nederland zet zich via het mensenrechtenfonds in voor de bevordering van vrijheid van meningsuiting en persvrijheid in Rusland.
Klopt het dat Nederland LHBTI-asielzoekers uit Tsjetsjenië als risicogroep behandelt en bent u gegeven de situatie en indien nodig bereid om een aantal Tsjetsjeense LHBTI'eers op uitnodiging in Nederland asiel te verlenen? Bent u bereid voor soortgelijke hervestigingsmogelijkheden te pleiten in andere EU-lidstaten? Zo nee, waarom niet?
Voor LHBTI’s afkomstig uit de Russische Federatie, waartoe ook Tsjetsjenië behoort, is het asielbeleid eind 2015 aangepast. Rekening houdend met de fragiele situatie van LHBTI’s in de Russische Federatie, zijn zij inderdaad benoemd tot risicogroep. Voor wat betreft de vraag om een aantal LHBTI»-ers in Nederland te hervestigen, is van belang dat hervestiging naar Nederland plaatsvindt op voordracht van de UNHCR vanuit een ander land dan het land van herkomst. Eerst wanneer een persoon zijn herkomstland heeft verlaten kan sprake zijn van vluchtelingschap. Alsdan selecteert UNHCR vanuit de totale vluchtelingenpopulatie personen die vanwege individuele kwetsbaarheden vallen binnen de zeven voordrachtcategorieën (o.a. legal and/or physical protection needs, survivors of violence and torture, lack of foreseeable alternative durable solutions) en in aanmerking komen om te worden voorgedragen voor hervestiging. In het algemeen kunnen LHBTI’s vallen binnen meerdere van deze categorieën. UNHCR beoordeelt daarnaast ook welk hervestigingsland gelet op de individuele omstandigheden het meest aangewezen is om een persoon aan voor te dragen. Nederland hecht eraan om de keuze welke zaken UNHCR voordraagt voor individuele dossierhervestiging te laten aan de UNHCR. UNHCR is ermee bekend dat Nederland in het algemeen LHBTI-zaken verwelkomt.
Op welke manier geeft u in deze kwestie invulling aan de Nederlandse voortrekkersrol op het gebied van LHBTI-rechten? Bent u bereid om in Europees verband als voortrekker deze kwestie blijvend te agenderen totdat de kampen gesloten zijn? Welke landen zijn hierbij medestander?
Als één van de topprioriteiten binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid, stelt Nederland gelijke rechten voor LHBTI's wereldwijd aan de orde. Nederland zet zich in internationale fora, via het mensenrechtenfonds en in bilaterale relaties stelselmatig in voor de afschaffing van de strafbaarstelling van homoseksualiteit, het tegengaan van discriminatie en de bevordering van sociale acceptatie van LHBTI’s. Ten aanzien van de situatie in Tsjetsjenië heeft Nederland zich ingezet om in multilateraal verband de schendingen aan de orde te brengen. Belangrijke medestanders hierin zijn de lidstaten van de Europese Unie en de leden van de Equal Rights Coalition.
Het bericht dat de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR wil dat Europese lidstaten stoppen met het terugsturen van asielzoekers naar Hongarije |
|
Kathalijne Buitenweg (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «UNHCR urges suspension of transfers of asylum-seekers to Hungary under Dublin»?1
Ja.
Stuurt Nederland nog mensen terug naar Hongarije onder de Dublin-akkoorden? Zo ja, waarom gebeurt dit nog?
Nederland draagt momenteel geen asielzoekers over aan Hongarije, in het kader van de Dublinverordening. Dat heeft onder andere te maken met een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State2, en de interpretatie van Hongarije van de artikelen in de Dublinverordening waarin staat omschreven welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Daarnaast roept de nieuwe Hongaarse wetgeving over de inrichting van asielprocedures, die op 28 maart 2017 in werking is getreden, vragen op over de verenigbaarheid met het Europese recht. De Europese Commissie is met Hongarije in gesprek om er voor te zorgen dat de Hongaarse wetgeving in lijn komt met het Europese asielrecht.3
Bent u bereid te stoppen met het toepassen van de Dublin-akkoorden met betrekking tot Hongarije zolang dit land niet voldoet aan de standaarden van het Europees- en internationaal recht? Zo ja, op wat voor termijn bent u bereid hiermee te stoppen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat Hongarije zich, ook in haar asielbeleid, aan Europees- en internationaal recht moet houden?
Ja.
Op welke wijze heeft Nederland zich in 2015/2016 in Europees- en bilateraal verband ingezet om ervoor te zorgen dat Hongarije haar beleid aanpaste, zodat het wel in overeenstemming zou zijn geweest met Europees- en internationaal recht?
Het is de taak van de Europese Commissie om toe te zien op naleving van het EU-recht door iedere lidstaat. Met betrekking tot de naleving van het EU-asielrecht door Hongarije heeft de Commissie inmiddels meerdere inbreukprocedures gestart, en is de Commissie met Hongarije in gesprek om er voor te zorgen dat de Hongaarse wetgeving in lijn komt met het Europese asielrecht.
Ook tijdens politieke en ambtelijke contacten met Hongarije komt dit onderwerp aan de orde. In deze contacten maakt Nederland duidelijk dat het meent dat Hongarije met dergelijke stappen niet handelt in de geest van fundamentele waarden van de Unie als rechtsstatelijkheid, eenheid en solidariteit. Meer specifiek sprak de Minister van Buitenlandse Zaken de Hongaren tijdens zijn bezoek in 2016 aan op hun Europese verplichtingen om vluchtelingen op te nemen. Eveneens wordt duidelijk gemaakt dat het kabinet zich blijft inzetten voor een constructieve en solidaire aanpak van het thema migratie en zich zal blijven uitspreken tegen initiatieven op migratieterrein die afbreuk doen aan genoemde fundamentele waarden.
Bent u bereid de inzet van Nederland in Europees- en bilateraal verband te vergroten om ervoor te zorgen dat Hongarije haar beleid aanpast, zodat het wel in overeenstemming is met Europees- en internationaal recht? Zo nee, waarom niet?
Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 5, is dit al de inzet van het kabinet.
Hoe beoordeelt u de voorstellen die de UNHCR in december presenteerde aan de Europese Unie, om het Europese asielsysteem te verbeteren?
Het kabinet vindt het huidige asielbeleid in de EU zeker voor verbetering vatbaar. Ook de Europese Commissie is zich bewust van de noodzaak hiervan. De Europese Commissie heeft daarom verschillende wetgevende voorstellen gepresenteerd tot herziening van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (GEAS). Bij de voorbereiding van deze voorstellen zijn ook partijen geconsulteerd die veel expertise hebben op dit vlak, zoals de UNHCR.
Net als de UNHCR is het kabinet van mening dat het migratievraagstuk een integrale aanpak vereist die zowel ziet op de interne dimensie van migratie (GEAS) als de externe dimensie van migratie (samenwerking met derde landen en opvang in de regio). Deze integrale aanpak heeft het kabinet uitgebreid beschreven in zijn brief aan de Tweede Kamer van 8 september 2015.4 De voorstellen van de UNHCR op het gebied van het GEAS bevatten elementen die onderdeel zijn van de inzet van het kabinet bij de bespreking van de Europese wetgevende voorstellen, zoals het streven naar efficiënte en gestroomlijnde asielprocedures. Met de UNHCR wordt ook van gedachten gewisseld over hun voorstellen en, daar waar standpunten in elkaars verlengde liggen, over een navenante vormgeving van het GEAS.
Deelt u de mening dat het huidige asielbeleid in de EU tekort schiet? Zo ja, in hoeverre bent u bereid serieus te kijken naar de alternatieven die door partijen met veel expertise, zoals de UNHCR, worden voorgesteld?
Zie antwoord vraag 7.
EU watertaxi's die 8500 migranten redden |
|
Geert Wilders (PVV), Vicky Maeijer (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «In drie dagen 8.500 migranten bij Libië gered»?1
Ja.
Hoeveel migranten zijn er de afgelopen drie dagen opgepikt door boten van respectievelijk Frontex, de Italiaanse kustwacht, particuliere hulporganisaties en vrachtschepen?
Uit gegevens die de Italiaanse overheid en Frontex openbaar hebben gemaakt, blijkt dat rond het paasweekend meer dan 8000 migranten zijn gered op de Middellandse Zee. Het aantal migranten dat is gered door schepen die zijn ingezet in Frontex operaties, bedraagt meer dan 1400. De rest van de migranten is gered door schepen van de Italiaanse autoriteiten, ngo’s en overige schepen in de buurt.
Hoe ver van de Libische kust werden de verschillende reddingsoperaties uitgevoerd?
Het kabinet beschikt niet over gedetailleerde informatie over alle reddingsoperaties die in het paasweekend door verschillende schepen zijn uitgevoerd. Het beeld van het afgelopen jaar is dat de meeste reddingsoperaties in de centraal Middellandse Zee uitgevoerd worden in het zoek- en reddingsgebied van Libië. Dit gebied beperkt zich niet tot de Libische territoriale wateren maar omvat voor een belangrijk deel ook internationale wateren. De Libische (reddings)autoriteiten hebben onvoldoende capaciteit om de migratieproblematiek het hoofd te bieden. De Libische kustwacht wordt daarom door de EU en individuele lidstaten ondersteund door middel van trainingen en capaciteitsopbouw.
Waar zijn de migranten aan land gebracht?
De migranten zijn aan wal gebracht in Italië.
Verblijven zij nu in besloten opvangcentra?
Migranten die aan land worden gebracht, worden volgens de hotspot-procedures geregistreerd, geïdentificeerd en opgevangen. In beginsel dient de identificatie, de registratie en een check op veiligheidsaspecten in nationale en internationale politiedatabases te hebben plaatsgevonden alvorens een migrant de hotspot verlaat. Na deze screening wordt dan bezien welk spoor de migrant moet volgen: instromen in de nationale asielprocedure, herplaatsingskandidaat naar een andere lidstaat of terugkeer, eventueel gepaard gaande met vreemdelingendetentie.
Kunt u uitsluiten dat er zich terroristen tussen deze migranten bevinden?
Er kan niet uitgesloten worden dat terroristen misbruik maken van illegale migratiestromen om de EU binnen te komen. Lidstaten nemen echter maatregelen om eventuele terroristen te identificeren. Migranten die de EU buitengrenzen illegaal oversteken en aan land komen, worden volgens de procedures in de hotspots geïdentificeerd en geregistreerd. Ook vinden er veiligheidschecks plaats. Lidstaten worden hierbij ondersteund door de Europese agentschappen. Zo heeft Europol medewerkers in de hotspots gestationeerd. Deze experts verzamelen in de uitvoering van hun werkzaamheden ook mogelijke signalen op terrein van terrorisme. In aanvulling op het werk van Frontex voeren de experts van Europol een tweede check uit op die migranten waarbij daar aanleiding toe bestaat. Tevens wordt geverifieerd of deze personen in de eigen database voorkomen.
Deelt u de mening dat dit EU-beleid een aanzuigende werking heeft omdat de migranten naar de EU worden gebracht in plaats van linea recta terug naar Libië te worden gestuurd?
Voor het kabinet is het evident dat mensen in nood op zee geholpen moeten worden in lijn met de verplichtingen onder het internationaal zeerecht. In de kern komt het er op neer dat alle schepen verplicht zijn mensen in nood aan boord te brengen en hen in de dichtstbijzijnde veilige haven aan wal te brengen. Dat kunnen havens in Italië zijn of aan de Noord-Afrikaanse kust. Zoals helaas blijkt, misbruiken de criminele mensensmokkelaars deze situatie door bijvoorbeeld bootjes met te weinig brandstof de zee op te sturen. Deze modus operandi brengt de levens van migranten ernstig in gevaar en leidt tot slachtoffers.
Op EU niveau wordt daarom op verschillenden kanalen inzet gepleegd om illegale migratie en smokkel vanuit Libië tegen te gaan. De samenwerking met Libië maakt onderdeel uit van een alomvattende aanpak die bestaat uit verschillende activiteiten en inspanningen langs de gehele migratieroute: in de herkomstlanden, transitlanden en de Noord-Afrikaanse landen van vertrek richting Europa. Activiteiten in Libië zijn vooral gericht op de versterking van de Libische autoriteiten en in het bijzonder de Kustwacht, versterking van het beheer van de zuidelijke grens, het verbeteren van de situatie van migranten in de Libische opvangcentra en het bevorderen van terugkeer vanuit Libië naar herkomstlanden. De Europese Commissie en EU-lidstaten werken hier nauw in samen met UNHCR en IOM.
Bent u voornemens om nu eindelijk de Nederlandse grenzen te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Afgezien de vraag of het hermetisch afsluiten van de Nederlandse grenzen praktisch en juridisch haalbaar is, vindt het kabinet dat deze schijnbaar simpele oplossing niet alle risico’s voor de samenleving zal wegnemen. In plaats daarvan neemt het kabinet, zowel bilateraal als in EU verband, een groot aantal maatregelen om de risico’s ten aanzien van de veiligheid in Nederland te beperken en waarbij Nederland, conform EU en internationale verplichtingen, ook bescherming kan bieden aan asielzoekers die deze bescherming daadwerkelijk nodig hebben.
De berichten dat een levenslanggestrafte opheldering krijgt over gratie |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten dat een levenslanggestrafte opheldering krijgt over gratie?1 2
Ja.
Deelt u de mening dat deze moordenaar, die een heel gezin heeft vermoord, waaronder een meisje van vijf jaar oud en een baby van nog geen half jaar oud, nooit meer vrij mag komen?
In onze rechtstaat is het aan de rechters om een strafmaat te bepalen. Levenslange gevangenisstraf is de zwaarste straf die rechters in Nederland kunnen opleggen. Soms is een misdrijf zo ernstig en is het risico dat de veroordeelde na invrijheidsstelling opnieuw een ernstig gevaar voor de samenleving zal vormen zo groot, dat blijvende uitsluiting uit de maatschappij noodzakelijk is.
Als gevolg van een aantal uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en het arrest van 5 juli 2016 van de Hoge Raad is de toepassing en tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf in relatie tot het verbod op onmenselijke behandeling en bestraffing (artikel 3 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)) in Nederland onder druk komen te staan. Het kernpunt is daarbij dat levenslanggestraften niet de kans mag worden ontnomen om ooit nog in vrijheid te worden gesteld, indien er sprake is van zodanige veranderingen aan de zijde van de veroordeelde en zodanige vooruitgang is geboekt in zijn of haar resocialisatie, dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf niet langer gerechtvaardigd is omdat daarmee niet langer een legitiem strafrechtelijk doel wordt gediend. Aan iedere levenslanggestrafte moet een perspectief zowel de jure als de facto worden geboden. Dat de rechter soms kiest voor blijvende uitsluiting uit de maatschappij door het opleggen van een levenslange gevangenisstraf, betekent ingevolge deze jurisprudentie dat de veroordeelde niet enige kans op vrijlating mag worden onthouden.
Aan de Tweede Kamer heb ik in diverse brieven (Kamerstuk 29 279, nrs. 325, 338 en 354) aangegeven op welke wijze invulling wordt gegeven aan de in de jurisprudentie gestelde eisen.
Kunt u maatregelen nemen zodat levenslang veroordeelden, die in Nederland in de gevangenis zitten, nooit meer vrij komen? Kunt u maatregelen nemen zodat deze levenslang veroordeelden geen recht hebben op (onbegeleid) verlof? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in het antwoord op de tweede vraag al heb aangegeven, hebben het EHRM en de Hoge Raad zich inmiddels uitgelaten over de verenigbaarheid van de levenslange gevangenisstraf met artikel 3 EVRM.
De hoogste penitentiaire rechter heeft inmiddels duidelijk gemaakt dat op grond van artikel 2, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (on)begeleid verlof een onderdeel dient te zijn van de resocialisatie van levenslang gestraften die zijn toegelaten tot de re-integratiefase. Om tegemoet te komen aan het oordeel van de hoogste penitentiaire rechter behoeft de ministeriële Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting aanpassing. Ik ben dan ook voornemens de regeling op dat punt aan te passen. Het Adviescollege levenslanggestraften adviseert mij of het verantwoord is dat een levenslanggestrafte in aanmerking komt voor de re-integratiefase en daarbij voor (on)begeleid verlof. Daarbij zal dit adviescollege toetsen aan het recidiverisico, de delictgevaarlijkheid, het gedrag en de ontwikkeling van de levenslanggestraften gedurende zijn detentie en de impact op de slachtoffers en nabestaanden en in de sleutel daarvan de vergelding.
Deelt u de mening dat dwaze rechters, via internationale verdragen, langzaam maar zeker de levenslange straf, die wij in Nederland kennen, proberen af te schaffen? Zo nee, waarom niet?
Die mening deel ik niet. Zoals ik in het antwoord op de vragen 2 en 3 heb aangegeven, staat het EVRM niet in de weg aan het opleggen van de levenslange gevangenisstraf, ook niet als deze daadwerkelijk levenslang ten uitvoer wordt gelegd. De in de vraag opgenomen kwalificatie van rechters laat ik voor rekening van de vragensteller.
Deelt u de mening dat niet rechters op basis van internationale verdragen Nederlandse wetten moeten maken, maar de democratisch gekozen leden van de Staten-Generaal? Zo nee, waarom niet?
Nee, ingevolge artikel 81 van de Grondwet geschiedt de vaststelling van wetten door de regering en Staten-Generaal gezamenlijk. Artikel 113 van de Grondwet draagt de berechting van strafbare feiten op aan de rechtelijke macht. Binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften vinden ingevolge artikel 94 van de Grondwet geen toepassing indien deze toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepaling van verdragen. Artikel 3 van het EVRM werkt rechtstreeks in de Nederlandse rechtsorde. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 5 juli 2016 naar aanleiding van een cassatieverzoek van een tot levenslange gevangenisstraf veroordeelde verdachte, de betekenis van artikel 3 van de het EVRM nader uiteengezet. Met het nieuwe beleidskader wordt ervoor gezorgd dat de executie van de levenslange gevangenisstraf verenigbaar is met artikel 3 van het EVRM.
Bent u bereid de verdragen waarop deze slappe en gevaarlijke rechters zich beroepen op te zeggen zodat wij in Nederland criminelen gewoon levenslang kunnen blijven opsluiten? Zo nee, waarom niet?
Nee, daar ben ik niet toe bereid. De bescherming tegen onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, zoals neergelegd in artikel 3 EVRM, is een van de belangrijkste grondslagen van een democratische rechtsstaat als Nederland. De aanpassingen in de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf die ik aan het uitwerken ben, maken het mogelijk om de levenslange gevangenisstraf op te blijven leggen en zo nodig ook ten uitvoer te leggen voor de rest van het leven.
De in de vraag opgenomen kwalificatie van rechters laat ik voor rekening van de vragensteller.
Het bericht ‘Dief met enkelband opgepakt voor verkrachting’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Dief met enkelband opgepakt voor verkrachting»?1
Ja.
Deelt u de mening dat een enkelband in dit geval een ongeschikte straf is geweest aangezien een vrouw is verkracht door een veroordeelde crimineel, die zijn straf in de cel had moeten uitzitten?
Momenteel wordt de betrokkene verdacht van een (poging tot) verkrachting. Een ernstig voorval dat ik ten zeerste betreur.
De enkelband is geen straf of een vervanger hiervan maar een ondersteunend instrument waarmee de voorwaardelijk in vrijheid gestelde kan worden gecontroleerd. Hiermee kan het toezicht in het algemeen effectiever worden ingevuld. Dit past binnen het systeem van voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.), omdat een gecontroleerde en gefaseerde resocialisatie aan het einde van een detentie in belangrijke mate bijdraagt aan recidivevermindering. Aan v.i. kunnen voorwaarden, zoals het locatieverbod of -gebod ter bescherming van slachtoffers, worden verbonden. De naleving hiervan kan worden gecontroleerd met behulp van de enkelband. In dit geval heeft het OM, mede gebaseerd op adviezen van de reclassering en DJI, geoordeeld dat na twee derde van zijn straf v.i. kon worden verleend met elektronische controle op de naleving van het gestelde locatiegebod.
Hoe kon het gebeuren dat deze crimineel met enkelband iemand heeft kunnen verkrachten? Werkte de enkelband niet?
In deze casus werd de enkelband ingezet om het naleven van het locatiegebod te controleren. Een locatiegebod houdt in dat de veroordeelde op afgesproken tijden aanwezig moet zijn op een specifieke locatie, zoals zijn of haar woonadres. Als een elektronisch gecontroleerd locatiegebod (of -verbod) niet wordt nageleefd, geeft de enkelband een melding door aan een meldkamer. Betrokkene heeft zijn locatiegebod niet overtreden, waardoor de band geen signaal heeft gegenereerd.
Bent u bereid de Kamer te berichten over het functioneren van enkelbanden?
De inzet van een enkelband wordt per casus zorgvuldig bekeken. Daartoe wordt door de reclassering een advies uitgebracht op grond waarvan de rechter beslist om elektronische monitoring wel of niet in te zetten. De elektronische enkelband kan worden ingezet om de naleving van de door de rechter of het OM opgelegde vrijheidsbeperkende voorwaarden, die recidivevermindering en het beschermen van slachtoffers of nabestaanden tot doel hebben, te controleren. Dit is de reden dat de enkelband, ongeacht het strafbare feit waarvan iemand wordt verdacht of waarvoor iemand is veroordeeld, een passend ondersteunend middel kan zijn binnen een toezicht. Er worden hoge eisen gesteld aan zowel de betrouwbaarheid als de beveiliging van de enkelband. Gelet op de vele voordelen die de enkelband biedt om toezicht te houden en het feit dat uit onderzoek2 is gebleken dat het instrument afdoende robuust is om op brede schaal in te zetten, acht ik het niet opportuun om met de enkelband te stoppen. Voorts verwijs ik naar mijn brief over (doorgeknipte) enkelbanden, waarin ik stilsta bij de werking ervan. Deze brief is gelijktijdig met deze set Kamervragen aan uw Kamer verzonden.
Deelt u de mening dat zolang niet duidelijk is of de enkelband werkt alle veroordeelden met een enkelband hun straf in de cel moeten uitzitten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Wanneer geeft u eens toe dat een celstraf volledig uitgezeten moet worden en de voorwaardelijke invrijheidstelling, waardoor gevangen automatisch na slechts tweederde van hun straf weer vrij rondlopen, afgeschaft moet worden?
Op dit moment wordt, ingegeven door de motie-Van Oosten3, onderzocht hoe het v.i.-systeem functioneert en of er aanleiding is tot het aanpassen van het systeem. Aan de hand van het onderzoek wordt bepaald hoe de v.i. als sluitstuk van de gevangenisstraf in de toekomst het beste kan worden vormgegeven. De heroriëntatie richt zich op het vergroten van het maatschappelijke rechtvaardigheidsgevoel én een zo groot mogelijke reductie van recidive.
Kunt u de Kamer, gezien het feit dat in het bericht staat dat deze verkrachter zeker twee weken vast zit, garanderen dat deze verkrachter vast blijft zitten tot en met het vonnis zodat hij tot zijn veroordeling geen nieuwe slachtoffers kan maken?
Of een verdachte in voorlopige hechtenis wordt gesteld en gehouden is afhankelijk van de aard en ernst van het strafbare feit waarvan iemand wordt verdacht en de omstandigheden van het individuele geval. Dit besluit is in ons staatsbestel niet toebedeeld aan de regering, maar aan de rechter die hiertoe bekwaam en bij wet bevoegd is.
Deelt u de mening dat criminelen die veroordeeld zijn voor een verkrachting of zedendelict nooit een enkelband mogen krijgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat veroordeelden voor verkrachting minimaal tien jaar onvoorwaardelijk in de cel zouden moeten doorbrengen? Zo ja, wanneer komt u tot het heldere inzicht om minimumstraffen invoeren? Zo nee, waarom niet?
Bij brief van 12 februari 20134 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer op de hoogte gesteld van de intrekking van het wetsvoorstel omtrent het invoeren van minimumstraffen voor recidive bij zware misdrijven. Deze intrekking vond plaats naar aanleiding van de afspraken die zijn gemaakt in het Regeerakkoord dat aan het huidige kabinet ten grondslag ligt. In lijn daarmee acht ik het invoeren van minimumstraffen onwenselijk. Dit delict is vreselijk, maar brengt mij er niet toe een ander standpunt in te nemen.
Het bericht dat hij vele afgewezen asielzoekers toch trakteert op een verblijfsvergunning |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het dat u in 31% van de gevallen die aan u zijn voorgelegd in het kader van eventuele gebruikmaking van de zogenaamde discretionaire bevoegdheid toch een verblijfsvergunning heeft verleend aan vreemdelingen wier verblijfsaanvraag (vaak herhaaldelijk) is afgewezen?1
Elke individuele zaak beoordeel ik op de eigen merites. Ik maak dus per zaak 100% wel of 100% geen gebruik van deze bevoegdheid. De genoemde 31% is enkel een momentopname en kan op elk willekeurig ander moment hoger danwel lager zijn.
Waarom is het nodig naast het vestigen van alle immigratie- en asielrecords ook nog op dit gebied een record te vestigen?
U vraagt naar het waarom van een door mij niet gedeelde stelling. Deze kan ik dan ook niet verklaren. Daarnaast is niet van al mijn voorgangers bekend in hoeveel procent van de gevallen zij hun discretionaire bevoegdheid hebben aangewend, een record kan dan ook niet worden vastgesteld.
Realiseert u zich dat u Nederland met dit structurele generaal-pardonbeleid een asielmagneet laat blijven?
Er is geen structureel generaal-pardonbeleid. Daarnaast ligt er geen magnetisch proces ten grondslag aan migratiebewegingen naar Nederland.
Realiseert u zich voorts dat u hiermee mensen beloont voor het negeren van hun vertrekplicht en dat hierdoor veel meer vreemdelingen tegen de regels in in Nederland blijven hangen?
Ik ben van mening dat het gebruikmaken van mijn discretionaire bevoegdheid op zichzelf niet iets goeds is. Het gaat in deze zaken altijd om een afweging van belangen. Daarbij is het inderdaad zo dat betrokkene op grond van het vreemdelingenrecht geen recht heeft in Nederland te verblijven. Dat argument weegt zwaar bij het beoordelen van verzoeken. Dat is dan ook de reden dat ik alleen in zeer specifieke en schrijnende omstandigheden van mijn discretionaire bevoegdheid gebruik maak en in de meeste gevallen dergelijke verzoeken afwijs.
In hoeveel van deze gevallen was sprake van bemoeienis van Kamerleden? Waarom kiest u voor deze oncontroleerbare achterkamertjespolitiek in het vreemdelingenbeleid?
Er is geen bemoeienis van Kamerleden bij de beslissing wel of niet gebruik te maken van de discretionaire bevoegdheid. Wel komt het voor dat kamerleden een verzoek hiertoe initieren danwel ondersteunen.
Het gebruik van de discretionaire bevoegdheid is vastgelegd in artikel 3.51, onder k, Vreemdelingenbesluit 2000.
Kunt u ophouden met dit stiekeme generaal-pardonbeleid? Zo nee, waarom niet?
Nee, aangezien er geen generaal-pardonbeleid is, kan ik daar ook niet mee ophouden.
Het bericht dat vluchtelingen worden mishandeld langs en binnen de grenzen van de Europese Unie |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het rapport A dangerous «game» – The pushbacks of migrants, including refugees, at Europe’s borders van Oxfam Novib?1
Ja.
Wat is uw oordeel over het feit dat er langs en binnen de grenzen van de Europese Unie een zorgwekkend patroon is ontstaan van mishandeling en zelfs marteling van vluchtelingen en andere migranten door politiebeambten, grensbewakers en andere ambtenaren?
Het kabinet veroordeelt iedere vorm van geweld tegen vluchtelingen. In Europese regelgeving, inclusief de Schengengrenscode, staan duidelijke richtlijnen hoe om te gaan met vluchtelingen en personen die om internationale bescherming verzoeken. Het EU-acquis, in het bijzonder de Procedurerichtlijn, is ook duidelijk wat betreft het bieden van de mogelijkheid om internationale bescherming aan te vragen en de garantie dat asielaanvragen individueel worden behandeld. Het kabinet benadrukt dit in de verschillende Europese overleggen en spreekt betrokken lidstaten daar op aan. Het is primair aan de Europese Commissie om toe te zien op de toepassing van het EU-acquis. De Commissie doet dit, getuige de verschillende procedures die de Commissie op dit gebied tegen Hongarije heeft gestart en die hebben geleid tot zaken voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. Indien de Commissie naar aanleiding van dit soort berichten aanleiding ziet om deze landen hierop aan te spreken, verwacht het kabinet van de Commissie dat zij dit zal doen.
Bent u op de hoogte van de uitspraken van EU-voorzitter Tusk dat het sluiten van de Westelijke Balkanroute een succes is gebleken en dat onder andere de «uitstekende wijze» waarop Bulgarije de grensbewaking heeft ingericht een voorbeeld is voor andere landen?2 Hoe rijmt u deze uitspraken met het rapport van Oxfam Novib?
Ja. Het feit dat Bulgarije de grens goed bewaakt, sluit niet uit dat er in incidentele gevallen sprake kan zijn van een onbehoorlijke behandeling van migranten die zich niet via de officiële grensposten als asielzoeker melden, maar illegaal de Bulgaarse grens oversteken met als doel verder te reizen. Meldingen van mishandeling worden regelmatig buiten Bulgarije gerapporteerd, ook in eerdere OxfamNovib-rapporten. Echter, klachten hierover worden volgens de Bulgaarse regering niet in Bulgarije zelf gemeld bij de daartoe bevoegde instanties. Het is daardoor volgens de Bulgaarse autoriteiten lastig aan te geven om hoeveel incidenten het gaat en maatregelen te nemen. Er is het kabinet geen informatie bekend dat gevallen van mishandeling voortkomen uit het Bulgaarse overheidsbeleid.
Als EU-lidstaat is Bulgarije gehouden aan de toepassing van het EU-acquis, en naar indruk van het kabinet nemen de Bulgaarse (grens)autoriteiten effectieve maatregelen om illegale migratie via gezamenlijke buitengrenzen tegen te gaan. Zij worden hierbij geholpen door Europese agentschappen zoals Frontex. Zowel de nationale grenswachters van Bulgarije als personeel dat onder de vlag van Frontex wordt ingezet, zijn gebonden aan regels betreffende bescherming van fundamentele rechten zoals vastgelegd in het Vluchtelingenverdrag en Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Bent u bereid om via de Europese Unie de EU-lidstaten Kroatië, Hongarije en Bulgarije aan te spreken op hun verplichtingen om de rechten van vluchtelingen en andere migranten te respecteren, waaronder het recht op een individuele behandeling van hun asielaanvraag? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid deze landen ook aan te spreken op het wangedrag van politie, grensbewakers en andere ambtenaren ten aanzien van vluchtelingen en andere migranten, en deze landen aan te sporen diegenen te berechten die zich schuldig hebben gemaakt aan misdrijven tegen vluchtelingen en andere migranten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om via de Europese Unie politieke druk uit te oefenen op Servië en Macedonië, en om een humane en mensenrechtelijke behandeling van vluchtelingen en andere migranten onderdeel uit te laten maken van gesprekken over mogelijke toetreding van niet-EU landen? Zo nee, waarom niet?
Zoals aan uw Kamer geschreven3, biedt de EU Servië en Macedonië als kandidaat-lidstaten de nodige ondersteuning op migratieterrein in het kader van het toetredingsproces. Via o.a. het instrument voor pretoetredingssteun zijn verschillende projecten gestart en uitgevoerd om de asiel- en migratiewetgeving in lijn te brengen met het EU-acquis. Via een (lopend) twinningproject adviseert Nederland de Servische migratieautoriteiten.
Deelt u de mening dat de EU meer en betere veilige en reguliere routes om asiel aan te vragen moet garanderen, onder andere via een ruimhartiger uitnodigingsbeleid voor kwetsbare vluchtelingen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet zet zich Europees en internationaal in voor een betere verdeling van verantwoordelijkheid met betrekking tot de opvang van vluchtelingen. Het kabinet meent dat vluchtelingen in de eerste plaats gebaat zijn om zo dicht mogelijk bij huis, in de regio van herkomst, te worden opgevangen. Daarom spant het kabinet zich in voor het verbeteren van de opvang in de regio en het bieden van steun aan gastgemeenschappen. Ook biedt de EU grootschalige financiële steun. Daarnaast dient het instrument van hervestiging ertoe de meest kwetsbare vluchtelingen uit de regio’s van eerste opvang (bijv. Turkije, Libanon, maar ook elders in de wereld een duurzame oplossing te bieden. Hiermee wordt de druk op de gastgemeenschappen verlicht. In de visie van het kabinet moet dit, samen met investeren in opvang in de regio, het aanpakken van grondoorzaken en de bestrijding van mensensmokkel, leiden tot een vermindering van gevaarlijke overtochten naar Europa, inclusief doorreis via de Westelijke Balkan.
Het kabinet is het met u eens dat een verdere en bredere inzet op hervestiging in EU-verband van belang is voor een betere, meer eerlijke verdeling van verantwoordelijkheid. Daarom steunt het kabinet ook het voorstel van Europese Commissie te komen tot een EU-hervestigingskader.4 Het blijft echter aan de lidstaten te bepalen hoeveel mensen zij via hervestiging toelaten. Het kabinet hamert met regelmaat op het belang van hervestiging en roept EU-lidstaten en andere landen op meer gebruik te maken van dit instrument. Uit de voortgangsrapportages van de Europese Commissie blijkt dat een toenemend aantal lidstaten meewerkt aan hervestiging.
Het bericht ‘Boodschappen doen op afstand in gevangenis Nieuwegein’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Boodschappen doen op afstand in gevangenis Nieuwegein»?1
Ja.
Deelt u de mening dat gedetineerden moeten eten wat de pot schaft in plaats van dat gedetineerden online of via een supermarkt hun boodschappen kunnen bestellen, omdat hier een totaal verkeerd signaal van uit gaat naar de maatschappij in het algemeen en de slachtoffers van deze criminelen in het bijzonder? Zo nee, waarom niet?
De Dienst Justitiële Inrichtingen heeft een lijst vastgesteld met producten die te bestellen zijn door gedetineerden. Hier kunnen onder meer ingrediënten voor de bereiding van een simpele maaltijd worden aangeschaft, maar ook andere basisproducten zoals bijvoorbeeld shampoo. Buiten deze lijst om kan niet worden besteld. Er is geen sprake van het online of bij een lokale supermarkt bestellen van producten door gedetineerden.
De Penitentiaire Inrichting in Nieuwegein heeft op dit moment een interne winkel, die door een externe toeleverancier wordt geëxploiteerd. Vanaf 1 juli 2017 neemt de Dienst Justitiële Inrichtingen de belevering van de externe leverancier over. Vanaf die datum worden alle bestellingen van gedetineerden geleverd vanuit zes gedetineerdenwinkels in Nederland en wordt niet meer met externe exploitanten gewerkt.
Wat zijn de regels omtrent de vrije keuze van voeding van gedetineerden in andere landen?
Er zijn grote verschillen wat betreft de keuze van voeding van gedetineerden in andere landen. Meestal is er sprake van een beperkt aanbod van eten waaruit de gedetineerden een keuze kunnen maken.
Vindt u ook dat het doel van een gevangenisstraf vergelding is en dat een gevangenis daadwerkelijk een gevangenis moet zijn en dus niet een verkapt hotel met roomservice? Zo nee, waarom niet?
Ja, daarom is van dat laatste ook geen sprake.
Deelt u de mening dat gedetineerden van het geld dat ze verdienen met werken binnen de gevangenismuren zouden moeten bijdragen in de kosten van hun detentie (waar thans de Nederlandse belastingbetaler voor opdraait) in plaats van tonijn te bestellen? Zo nee, waarom niet?
Ja, maar tijdens de behandeling van het wetsvoorstel bijdrage voor verblijf in een justitiële inrichting heeft het kabinet geconstateerd dat hiervoor te weinig draagvlak was. De Ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën hebben uw Kamer daarom bij brief van 20 november 2015 (Kamerstuk 34 300 VI, nr. 23.) gemeld het wetsvoorstel in te trekken.
Bent u bereid maatregelen te treffen om dit soort bizarre vrijheden van gedetineerden in te perken en gedetineerden gewoon te laten eten wat de pot schaft? Zo nee, waarom niet?
Gelet op het voorgaande ben ik niet voornemens om de huidige regels ten aanzien van het kopen van benodigdheden in Penitentiaire Inrichtingen te veranderen.
Het bericht ‘Gesmokkelde telefoons kwamen via andere gevangenis’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Gesmokkelde telefoons kwamen via andere gevangenis»?1
Ja.
Deelt u de mening dat er alles aan gedaan moet worden om te voorkomen dat criminelen hun activiteiten vanuit de cel kunnen voortzetten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen?
De aanwezigheid van contrabande (verboden goederen zoals drugs, telefoons en wapens), niet-integere gedragingen van het personeel en het voortzetten van crimineel handelen door gedetineerden tijdens hun detentie, ondermijnen de orde en veiligheid in de inrichting.
Binnen de inrichtingen heeft het handhaven van de orde en veiligheid prioriteit, zowel voor de medewerkers als de gedetineerden. De directeur van de inrichting bepaalt welke maatregelen worden genomen om contrabande tegen te gaan.
Om contrabande tegen te gaan heb ik het wetsvoorstel «binnenbrengen verboden voorwerpen in justitiële inrichtingen» in voorbereiding. Met dit wetsvoorstel, wordt het naar binnen brengen van contrabande in inrichtingen strafbaar gesteld. Dit is door mij op 20 april jl. in consultatie gebracht. De strafbaarstelling strekt zich uit over in de vrije maatschappij legale, maar in de inrichting verboden, voorwerpen, zoals mobiele telefoons of informatiedragers.
Om te voorkomen dat criminelen hun activiteiten vanuit de cel kunnen voortzetten zijn maatregelen getroffen waaronder:
Ik heb inmiddels het rapport van de Inspectie Veiligheid en Justitie «binnen de muren niet toegestaan» ontvangen en bestudeerd. Dit rapport ziet op VCHD, integriteit van medewerkers en contrabande binnen pi’s. In dit rapport wordt een aantal aanbevelingen gedaan. Ik zal dit rapport vergezeld van een beleidsreactie snel aan uw Kamer toezenden.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat in elke gevangenis extra maatregelen worden getroffen om het binnensmokkelen van spullen zoveel mogelijk te voorkomen, overeenkomstig de extra maatregelen die worden getroffen in gevangenis De Geerhorst in Sittard zoals het plaatsen van extra detectiepoortjes? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Een mogelijke Libiëdeal |
|
Jasper van Dijk |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het waar dat er wordt gewerkt aan een zogenaamde «Libiëdeal», vergelijkbaar met de Turkijedeal? Hoe oordelen de verschillende EU-lidstaten hierover?1
Vanuit de Europese Unie wordt de samenwerking met Libië geïntensiveerd om de migratiestromen via de centrale Middellandse Zeeroute beter te beheersen, het cynische verdienmodel van mensensmokkelaars te doorbreken en om levens te redden.
Het is evident dat de situatie in Libië complex is. Zoals onder andere ook in de algemene overleggen met uw Kamer ter voorbereiding van de JBZ- en RBZ-raden is gewisseld, is er dan ook geen sprake van een «deal» naar voorbeeld van de EU-Turkije Verklaring.
De samenwerking met Libië maakt onderdeel uit van een alomvattende aanpak die bestaat uit verschillende activiteiten en inspanningen langs de gehele migratieroute: in de herkomstlanden, transitlanden en de Noord-Afrikaanse landen van vertrek richting Europa. De Europese Commissie en EU-lidstaten werken hier nauw in samen met UNHCR en IOM. Een belangrijk onderdeel van deze Europese aanpak is het verbeteren van de situatie van migranten in Libië en het bevorderen van de vrijwillige terugkeer vanuit Libië naar herkomstlanden. Het kabinet is al langer van mening dat de migratiesamenwerking met Noord-Afrikaanse landen, inclusief Libië, moet worden versterkt.
Voor een appreciatie van deze samenwerking en de verwachtingen van het kabinet verwijs ik u kortheidshalve naar het BNC-fiche naar aanleiding van de Commissiemededeling inzake migratie langs de centrale Middellandse Zeeroute2 en de geannoteerde agenda en het verslag van de informele Europese Raad van 3 februari jl.3
Welke zaken zijn voor u zwaarwegend om een dergelijke deal te laten slagen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe reëel acht u de kans dat Libië op korte termijn zaken dusdanig op orde krijgt waardoor een deal met dit compleet verdeelde land uitvoerbaar zou worden?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe is tot dusverre het Europese geld dat ter beschikking is gesteld voor de Libische kustwacht besteedt en bij wie is dit terechtgekomen?
De Europese steun aan de Libische kustwacht heeft tot nu toe bestaan uit trainingen en activiteiten gericht op capaciteitsopbouw, door EUNAVFOR MED Sophia, IOM en individuele lidstaten waaronder Italië. Nederland heeft in 2016 een substantiële bijdrage geleverd aan EUNAVFOR MED Sophia met de inzet van Zr. Ms. Rotterdam.
Wat is uw reactie op de meldingen van mishandeling en beschietingen van vluchtelingen door medewerkers van de Libische kustwacht? Welke stappen gaat u ondernemen om dit te verifiëren en wat moet volgens u de consequentie hiervan zijn?
Het kabinet deelt uw zorgen over dergelijke berichten. In de verschillende Europese overleggen over de Europese aanpak van de migratiestromen benadrukt het kabinet telkens weer de noodzaak dat alle activiteiten en inspanningen, zowel vanuit de Europese Unie als aanvullende bilaterale inspanningen, in overeenstemming moeten zijn met geldende verdragen en mensenrechten. In de verschillende contacten van zowel de Europese Commissie als die van individuele lidstaten, wordt ook op politiek niveau bij de Libische autoriteiten hierop aangedrongen. Door de complexe situatie in Libië is het echter niet altijd mogelijk om dergelijke signalen adequaat te verifiëren. Tijdens de training van de Libische kustwacht door EUNAVFOR MED Sophia en andere internationale actoren wordt expliciet aandacht besteed aan respect voor mensenrechten, onder andere bij reddingsoperaties.
Wie houdt er controle en toezicht op de besteding van dit Europese geld, hoe wordt gegarandeerd dat dit geld niet in handen komt van lokale milities die mensenrechten schenden?
In het algemeen geldt dat de besteding van Europese fondsen gehouden is aan duidelijke voorwaarden. Ook moeten organisaties, zowel overheden als (internationale) non-gouvernementele organisaties, die met deze fondsen activiteiten uitvoeren in detail aan de Europese Commissie rapporteren over het gebruik van deze fondsen. Dit geldt ook voor de projecten die in Libië worden uitgevoerd via bijvoorbeeld het EU noodtrustfonds voor Afrika (EUTF).4 In dit geval wordt met name samengewerkt met betrouwbare organisaties als nationale ontwikkelingssamenwerkingsagentschappen, zoals GIZ (Gesellschaft für Internationale Zusammenarbeit) en internationale organisaties als IOM en UNHCR. Gelet op de complexe situatie in Libië dringen lidstaten, waaronder ook Nederland, er bij de Europese Commissie op aan om extra alert te zijn met welke partijen wordt samengewerkt en dat goede monitoring wordt gegarandeerd.
Wie kan besluiten over het al dan niet stopzetten of terugvorderen van dit Europese geld? Op welk moment zou dit volgens u gedaan moeten worden?
Zie antwoord vraag 6.
Hoort het verbeteren van de slechte omstandigheden in de opvangcentra bij een eventueel te sluiten Libiëdeal? Zo ja, op welke manier gaat u Libië hierbij helpen? Zo nee, op welke manier is het in lijn met het Vluchtelingenverdrag om mensen naar een land terug te sturen waar hen een onmenselijke behandeling te wachten staat?
Zoals aangegeven in het antwoord op vragen 1 tot en met 3 is geen sprake van een deal met Libië. Ook stuurt de EU geen migranten terug naar Libië. Wel is sprake van uitbreiding van een aantal door de EU ondersteunde programma’s in het land. De inzet van de EU is erop gericht om samen met IOM en UNHCR, maar ook met andere organisaties zoals de Rode Halve Maan, de omstandigheden in Libische opvang- en detentiecentra te verbeteren. Hiervoor zijn extra middelen beschikbaar gesteld (€ 90 miljoen uit het EU Noodfonds voor Afrika (EUTF) ten behoeve van de bescherming van vluchtelingen en migranten in Libië en het bevorderen van sociaaleconomische ontwikkeling van gastgemeenschappen en verbeteren lokaal bestuur). IOM en UNHCR hebben goede toegang tot de ruim twintig centra die onder controle staan van DCIM (Directorate for Combatting Illegal Migration). De migranten die worden gered door de Libische kustwacht worden in principe naar deze centra gebracht. Mede door inzet van genoemde en andere internationale organisaties zijn de omstandigheden in de door DCIM beheerde centra het afgelopen jaar verbeterd, onder meer op het gebied van voedselvoorziening, maar er is nog een lange weg te gaan voordat deze voldoen aan Europese en internationale kaders. In lijn met de motie Voordewind5 zal het kabinet consequent blijven pleiten voor het ontwikkelen van humane opvang voor migranten. De vrijwillige terugkeerprogramma’s van IOM naar herkomstlanden worden uitgebreid, mede om migranten een uitweg te geven uit de detentiecentra. Mede dankzij Nederlandse steun heeft IOM in 2016 bijna 2.800 migranten vrijwillig terug laten keren naar hun herkomstland. Dit jaar wil IOM dat met Europese steun opschalen tot maximaal 10.000 migranten.
Wat is uw reactie op het bericht dat Italië een deal heeft gesloten met een zestigtal stammen en milities in het zuiden van Libië om het aantal vluchtelingen te beperken?2
Zoals ook in de Verklaring van Malta van de leden van de Europese Raad van 3 februari 2017 wordt benadrukt, onderstrepen de 28 lidstaten de noodzaak om – naast een Europese aanpak – ook gebruik te maken van bilaterale inspanningen van individuele lidstaten. De Europese Raad heeft daarom in dezelfde verklaring ook de samenwerking tussen Italië en de Libische autoriteiten verwelkomd. Het kabinet acht het van belang dat deze inspanningen elkaar ondersteunen en complementair aan elkaar zijn.7
Wat is de precieze inhoud van het twaalfpuntenakkoord tussen Italië en Libië? Wat is op elk van deze punten uw reactie?
Het kabinet steunt de bilaterale inspanningen van Italië om de migratiestromen langs de centrale Middellandse Zeeroute onder controle te krijgen. Dat geldt ook voor activiteiten die zijn gericht op het versterken van de grenzen in het zuiden van Libië, waartoe ook wordt opgeroepen in de Verklaring van Malta.
Het is het kabinet bekend dat de inspanningen van Italië en de Libische regering van nationale eenheid hebben geleid tot een vredesakkoord tussen een aantal stammen die het gebied rond de zuidelijke grenzen van Libië controleren. Italië is bereid om materieel en middelen te leveren voor het beter beheren van de grenzen. Daarnaast worden projecten ontwikkeld die zijn gericht op het versterken van de lokale economie en specifiek op het bieden van alternatieve inkomsten voor mensenhandel en -smokkel en andere vormen van smokkel. Ook wordt gekeken naar mogelijke heropening van de luchthaven van Sabha en wordt de grensoverschrijdende samenwerking met zusterstammen in Tsjaad en Niger bevorderd.
Het kabinet onderschrijft dat dit een belangrijke stap kan zijn in het bereiken van stabiliteit in Libië en het tegengaan van ongecontroleerde migratiestromen. De succesvolle uitvoering van deze overeenkomst kan voorts bijdragen aan de bestrijding van terrorisme en jihadisme.
Wat is de achtergrond van de verschillende milities en stammen met wie deze afspraken zijn gemaakt en wat is de achtergrond van deze groeperingen? In hoeverre respecteren zij de internationale mensenrechten?
Aan het door Italië gefaciliteerde overleg namen de grootste stammen in Zuid-Libië, de Toeareg, Tebu en Awlad Suleiman, deel. Het overleg was mede gericht op het bereiken van verzoening tussen deze stammen. In een context van vrede en stabiliteit zullen naar verwachting meer mogelijkheden zijn om te werken aan migratiemanagement aan de Libische zuidgrens. Ik ga ervan uit dat Italië zorgvuldig zal monitoren hoe eventuele middelen besteed zullen worden en dat mensenrechten worden gerespecteerd.
Deelt u de brede zorg dat deze milities en stammen de vluchtelingen op brute wijze zullen tegenhouden? Zo ja, bent u dan bereid hierover met uw Italiaanse collega in gesprek te gaan en te pleiten voor het ongedaan maken van deze afspraken?
De samenwerking met Libische autoriteiten, mede als onderdeel van de uitvoering van de Verklaring van Malta, wordt met grote regelmaat besproken in de JBZ-Raad, de Raad Buitenlandse Zaken en de Raad Algemene Zaken. Daarbij wordt ook stilgestaan bij de bilaterale inspanningen van individuele lidstaten, zoals Italië. Vooralsnog ziet het kabinet geen reden om bij de Italiaanse partners erop aan te dringen de zeer recente pogingen om de migratiestromen onder controle te krijgen te staken.
Het bericht dat bedrijven nog te weinig doen aan digitale veiligheid |
|
Maarten Hijink |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Bedrijven doen nog te weinig aan digitale veiligheid» van de Cyber Security Raad (CSR)?1
Ja.
Welke inspanningen onderneemt u nu om bedrijven op de hoogte te stellen van hun zorgplichten ten aanzien van digitale veiligheid?
Op 5 april jl. heeft de Cyber Security Raad de handreiking Ieder bedrijf heeft digitale zorgplichten gepubliceerd. Deze handreiking bevat een overzicht van generieke zorgplichten die bedrijven hebben op het gebied van cybersecurity. Deze handreiking geeft mij aanleiding om, in aanvulling op eerdere voorlichting over veilig internetten, bedrijven nog eens via diverse kanalen expliciet op de hoogte te stellen van deze zorgplichten. Hierover zal actief worden gecommuniceerd, onder andere via brancheorganisaties, het ondernemersplein en veiliginternetten.nl.
Welke middelen heeft u om deze zorgplichten te handhaven en in welke mate maakt u hiervan gebruik?
De Cyber Security Raad maakt in haar handreiking een onderscheid tussen zorgplichten op het gebied van de veilige verwerking van persoonsgegevens, zorgplichten betreffende het gebruik van ICT en zorgplichten in verband met producten of diensten met een ICT toepassing. Indien een bedrijf persoonsgegevens verwerkt, heeft het zorgplichten op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens. Op de naleving van deze plichten wordt krachtens dezelfde wet toezicht gehouden door de Autoriteit Persoonsgegevens.
De krachtens het Burgerlijk Wetboek (BW) bestaande zorgplichten op het gebied van het gebruik van ICT en zorgplichten in verband met producten of diensten met een ICT toepassing kunnen door (private) partijen via de rechter worden afgedwongen. De Autoriteit Consument en Markt ziet toe op de naleving van de wetten en regels op het gebied van consumentenrecht.
Overigens bestaan er ook sectorspecifieke zorgplichten. Bijvoorbeeld wordt nu gewerkt aan de totstandbrenging van de implementatiewetgeving van de Netwerk- en informatiebeveiligingsrichtlijn. Daarin worden voor aanbieders van essentiële diensten en digitale dienstverleners zorgplichten betreffende de continuïteit van hun dienstverlening alsook handhaving van de naleving daarvan geregeld. Hierover wordt de Kamer op reguliere wijze door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie geïnformeerd.
Welke middelen heeft u om bedrijven op hun zorgplicht te wijzen en welke middelen gebruikt u om bedrijven hierbij te ondersteunen?
Hiervoor wordt verwezen naar het antwoord op vraag 2.
Hoe heeft u opvolging gegeven aan het in oktober 2016 verschenen advies Verhagen van de CSR?2 Is hierbij ruimte gecreëerd voor sturing vanuit de overheid?
Tijdens de behandeling van de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is toegezegd opvolging te gegeven aan het advies van Verhagen.3 Middels het organiseren van een aantal ronde tafels wordt het gesprek aangegaan met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en andere relevante maatschappelijke actoren, zoals aanbevolen door Verhagen. Deze gesprekken dienen om publiek-private samenwerking op het gebied van cybersecurity te bevorderen, waarbij sturing vanuit de overheid een aandachtspunt is. De uitkomsten van de gesprekken worden betrokken bij de doorontwikkeling van de cybersecurity strategie.
Hoeveel bedrijven negeren bewust hun verantwoordelijkheden voor wat betreft cybersecurity? Hoeveel van deze bedrijven wentelen de aansprakelijkheid via ontsnappingsclausules af? Hoe handhaaft u op dergelijke, volgens de CSR, illegale ontsnappingsclausules?
Er bestaat geen inzicht in het aantal bedrijven dat hun verantwoordelijkheid voor wat betreft cybersecurity bewust negeert of ontsnappingsclausules hanteert. In het antwoord op vraag 3 is ingegaan op de handhaving van zorgplichten.
Welke mogelijkheden hebben consumenten en ondernemers om verwijtbare schade te verhalen op leveranciers? In welke mate wordt hiervan gebruik gemaakt en tot welke schadevergoedingen leidt dit?
Een leverancier die een product levert dat niet voldoet aan de overeenkomst, is hiervoor jegens de koper aansprakelijk. Consumenten en ondernemers kunnen in dit geval op grond van het Burgerlijk Wetboek aanspraak maken op herstel, vervanging of schadevergoeding. Komen partijen hier onderling niet uit, dan kunnen ze zich zo nodig tot de rechter wenden. Er bestaat geen inzicht in welke mate hiervan gebruik wordt gemaakt en tot welke schadevergoedingen dit leidt.
Verwacht u dat zelfregulering afdoende is om ervoor te zorgen dat bedrijven hun zorgplichten serieus neemt? Zo nee of indien dit niet voldoende blijkt te zijn, bent u bereid aanvullende wettelijke maatregelen te nemen om de risico’s voor burgers en bedrijven in te perken?
Uit onderzoek komt naar voren dat het stimuleren van zorgplichten effectiever is dan strikte handhaving.4 Met het actief onder de aandacht brengen van de door de Cyber Security Raad gepubliceerde handreiking Ieder bedrijf heeft digitale zorgplichten wordt afnemers en leveranciers inzicht gegeven in de bestaande generieke zorgplichten en hoe zij hier in de dagelijkse praktijk invulling aan kunnen geven. Transparantie hierover is een belangrijke eerste stap om zelfregulering te stimuleren. Zoals in het antwoord op vraag 3 aangegeven, gaat het niet alleen om zelfregulering maar bestaan er ook wettelijke zorgplichten.
Hoe groot is de bekendheid van bedrijven met de meldplicht datalekken? Hoe vindt toezicht op en handhaving van naleving van deze meldplicht plaats? Is de Autoriteit Persoonsgegevens in staat om meldingen van datalekken snel en zorgvuldig te verwerken en te monitoren?
De meldplicht datalekken is per 1 januari 2016 in werking getreden. Deze meldplicht houdt in dat organisaties en bedrijven binnen 72 uur een melding moeten doen bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) zodra er sprake is van een inbreuk op de beveiliging met ernstige nadelige gevolgen (of de aanzienlijke kans daarop) voor de bescherming van persoonsgegevens. De AP heeft daar een meldloket voor ingericht. Ook moet de betrokkene van een inbreuk in kennis worden gesteld, indien deze inbreuk waarschijnlijk ongunstige gevolgen heeft voor diens persoonlijke levenssfeer.
Om de meldplicht datalekken breed onder bedrijven bekend te stellen, is over de meldplicht geregeld gecommuniceerd via diverse kanalen, waaronder veiliginternetten.nl en het ondernemersplein. Tevens heeft de AP beleidsregels uitgebracht. Deze beleidsregels zijn bedoeld om organisaties te helpen bij het bepalen of er sprake is van een datalek dat zij bij de AP, en eventueel aan betrokkenen, moeten melden.
Vanaf de inwerkingtreding monitort de AP de effecten van de invoering van de meldplicht datalekken. Daarbij wordt bezien in hoeverre de meldplicht extra capaciteitsinzet van de AP zal vergen. De uitkomsten van de monitoring tot nu toe laten zien dat de met de meldplicht datalekken gemoeide werklast binnen het huidige budget van de AP kan worden opgevangen. Overigens voorziet de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), die in mei 2018 werking zal krijgen en in de plaats van de Wet bescherming persoonsgegevens zal treden, ook in een meldplicht bij datalekken. De AP heeft adviesbureau AEF de opdracht gegeven de gevolgen van de implementatie van de AVG, waaronder de daarin opgenomen meldplicht datalekken, in kaart te brengen.
De handel in gestolen spullen door asielzoekers |
|
Geert Wilders (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Asielzoekers verhandelen gestolen spullen op het Asielzoekerscentrum (AZC) Delfzijl»?1
Ja, het bericht is mij bekend.
Hoe is het mogelijk dat asielzoekers de mogelijkheid krijgen een zwarte markt op te richten in een AZC? Waarom worden deze stelende nepvluchtelingen niet onmiddellijk opgepakt en uitgezet?
Een opvanglocatie van het COA hoort geen plek te zijn waar gestolen goederen worden verhandeld. Wanneer dit wel gebeurt is dit niet acceptabel en worden er gepaste maatregelen genomen. In het algemeen geldt uiteraard dat als medewerkers van het COA concrete signalen of vermoedens hebben van een strafbaar feit of andere misstanden binnen een opvanglocatie zij direct melding of aangifte doen bij de politie.
Bij medewerkers van het COA werkzaam in de opvanglocatie in Delfzijl waren voor de publicatie van het bericht, waar in vraag 1 naar wordt verwezen, geen signalen bekend van de verkoop van gestolen goederen. Ook de gesprekken die het COA sindsdien heeft gevoerd met de bewoners hebben vooralsnog niet geleid tot signalen die voldoende concreet zijn voor de politie en het openbaar ministerie om onderzoek te doen.
Ik heb het COA gevraagd om bewoners van de opvanglocaties te wijzen op de in Nederland geldende regels over de verkoop van gestolen goederen. Het COA in Delfzijl blijft met bewoners in gesprek om te achterhalen of er concrete informatie en aanwijzingen zijn over de verkoop van gestolen goederen in die locatie. Als hier concrete aanwijzingen uit naar voren komen dan zal dit worden gedeeld met de politie. Daarnaast heb ik het COA gevraagd om extra scherp te zijn op de toepassing van het bezoekersreglement dat binnen iedere opvanglocatie wordt gehanteerd.
Hoe legt u aan de Nederlandse bevolking uit, dat u voor de opvang van een asielzoeker jaarlijks ongeveer € 3.6000 belastinggeld vraagt, waarna u laat gebeuren dat de asielopvang wordt omgetoverd in een roversnest?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe is het mogelijk dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) de problemen ontkent, terwijl journalisten bijvoorbeeld gestolen iPhone’s, sportschoenen en laptops krijgen aangeboden in genoemde AZC? Hoe lang gaat u deze struisvogelpolitiek nog voortzetten?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de Nederlandse grenzen te sluiten voor asielzoekers? Zo nee, waarom niet?
Tot een asielstop ben ik niet bereid. Ik hecht aan een zorgvuldig asielbeleid dat bescherming biedt aan degenen die dat nodig hebben. Overigens zou een asielstop strijdig zijn met de internationale en verdragsrechtelijke verplichting tot het in behandeling nemen van een asielaanvraag. Tegelijk tref ik gerichte maatregelen als ik constateer dat oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van het asielrecht door personen die evident geen bescherming nodig hebben.