Het niet publiceren van de Donorwet |
|
Femke Merel Arissen (PvdD) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Klopt het dat de Donorwet, zoals aangenomen door de Eerste Kamer der Staten-Generaal op 13 februari 2018, nog altijd niet gepubliceerd is in het Staatsblad, terwijl later aangenomen wetgeving (zoals de Wet terugvordering staatssteun) al wel gepubliceerd is?1
Ja.
Waarom bent u nog niet overgegaan tot publicatie? Kunt u een uitvoerige toelichting geven?
Anders dan bij een «gewoon» wetsvoorstel waarbij het initiatief van het kabinet komt, moet een initiatiefvoorstel voordat het kan worden bekrachtigd en gepubliceerd eerst in de ministerraad worden behandeld. Bij een wetsvoorstel waarbij het initiatief van het kabinet komt, zijn bijvoorbeeld zaken als financiën en communicatie al meegenomen in het voorstel. Dat is hier niet het geval en daarover zal dus in de ministerraad nog moeten worden gesproken. In reactie op het ordedebat van 13 maart jongstleden bevestig ik mijn voornemen om de financiële dekking van de kosten te betrekken bij de voorjaarsbesluitvorming over de begroting van 2019. Zoals aangegeven in mijn brief van 13 februari jongstleden2, stel ik alles in het werk om de wet tijdig en zorgvuldig te implementeren. Dat begint bij een goede voorbereiding in de ministerraad.
Daarbij hecht ik eraan zelf bij de bespreking in de ministerraad aanwezig te zijn omdat ik verantwoordelijk ben voor de uitvoering van de wet.
Kunt u aangeven wat de afgelopen jaren een gebruikelijke termijn tussen goedkeuring door de Eerste Kamer en publicatie in het Staatsblad was?
Op basis van een telling van de VWS (Rijks)wetten die in 2015 tot heden zijn gepubliceerd, exclusief de begrotingswetten, kom ik op 33 wetten met een gemiddelde van 30 kalenderdagen. Ik merk hierbij nog op dat het hier gaat om «reguliere» wetten die op initiatief van het Kabinet zijn opgesteld en niet om initiatiefwetten.
Realiseert u zich dat door verlate publicatie het organiseren van een wettelijk toegestaan raadgevend referendum gehinderd wordt?
De kwalificaties «verlate publicatie» en «bewust vertraagd» suggereren dat het kabinet niet op tijd is met vaststelling van het wetsvoorstel. Dat is niet aan de orde. De behandeling van de Donorwet heeft laten zien dat het hier om een onderwerp gaat dat met grote zorgvuldigheid moet worden behandeld en, zoals hiervoor al aangegeven, begint dit met een goede voorbereiding van de bespreking ervan in de ministerraad. Dit gezegd hebbende, zal het voorstel zo snel mogelijk geagendeerd worden in de ministerraad.
Kunt u zich maximaal inspannen om zo snel mogelijk over te gaan tot publicatie van de Donorwet in het Staatsblad, omdat nu de schijn ontstaat dat het publiceren van de Donorwet bewust vertraagd is om zo het organiseren van een referendum te bemoeilijken?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u, gegeven de tijdsdruk, deze vragen binnen een week beantwoorden?
Ja.
Vluchtende dieren door heliherrie |
|
Femke Merel Arissen (PvdD) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht in de Gelderlander «Koeien vluchten en geven minder melk door heliherrie» en de videobeelden die daarbij te zien zijn?1
Ja.
Bent u van mening dat er voldoende voorzorgsmaatregelen zijn genomen om boeren en omwonenden tijdig en juist te informeren over de mate van de geluidsoverlast en mogelijke impact? Zo ja, hoe heeft de communicatie hierover plaatsgevonden? Zo nee, waarom niet en wat zijn hier verbeterpunten?
Ja.
Om bekendheid te geven aan de vliegoefening zijn op 15 januari 2018 alle betrokken gemeenten en veiligheidsregio’s actief geïnformeerd, met het verzoek melding te doen van de oefening op de eigen website en/of via sociale mediakanalen. De betrokken gemeenten hebben aan dit verzoek ook daadwerkelijk gehoor gegeven.
Gemeenten, landeigenaren en omwonenden waar grond(radar)systemen zijn geplaatst, zijn hierover actief geïnformeerd door middel van presentaties en (huis)bezoeken.
Op 30 januari 2018 is het besluit waarmee toestemming is verleend voor het uitvoeren van militaire vluchten voor oefendoeleinden op zeer lage hoogte tevens in de Staatscourant gepubliceerd en is het verzoek aan de lokale overheden om de informatie verder te verspreiden herhaald. Met het oog op de mogelijke overlast, is via de website van Defensie, gemeenten en lokale media ook informatie verstrekt over waar omwonenden terecht kunnen met hun klachten en op welke manier zij op individuele basis op de hoogte kunnen blijven van oefeningen en activiteiten van de helikopters.
Informatie over vliegbewegingen en oefeningen zijn en worden ook bekend gesteld via de website van Defensie en NOS teletekstpagina 766. Via diverse sociale media-kanalen van de Koninklijke Luchtmacht is vanaf begin februari informatie over deze oefening verstrekt. Op de eerste ochtend van de oefening heeft een vertegenwoordiger van Defensie een interview gegeven bij Omroep Gelderland, om een toelichting te geven over de oefening.
Naar aanleiding van deze oefening wordt de communicatie verbeterd door LTO toe te voegen aan de lijst van te informeren instanties bij grootschalige vliegoefeningen.
Gezien in de beschikking van uw ministerie (MLA/005/2018, 30 januari 2018) staat dat aaneengesloten bebouwing, ziekenhuizen, sanatoria en dergelijke worden vermeden, vallen onder «en dergelijke» ook stallen, omheind gebied waar dieren zich in bevinden en natuurgebieden? Zo nee, waarom niet?
Nee.
Onder «aaneengesloten bebouwing» worden mede begrepen haven- en industriegebieden. Onder «en dergelijke» wordt bijvoorbeeld verstaan andersoortige zorginstellingen zoals psychiatrische inrichtingen en Tbs-klinieken. Voor bebouwing, waaronder begrepen stallen, geldt in het algemeen dat het overvliegen hiervan zoveel mogelijk wordt vermeden.
Wat is de afweging geweest om deze oefening boven dit gebied te houden en zijn er andere gebieden onderzocht om deze oefening te houden? Zo ja, wat is de reden dat deze andere gebieden het uiteindelijk niet zijn geworden?
Op 18 januari 2018 (Kamerstuk 34 775 X, nr. 77) is de Kamer geïnformeerd dat de meeste militaire operaties niet uitvoerbaar zijn zonder helikopters. Het vliegen op lage hoogte, zeker bij duisternis en onder dreiging van een tegenstander vergt specifieke training en ervaring. De vliegende bemanningen van de Nederlandse helikopters volgen een oefen- en trainingsprogramma om hen zo goed mogelijk voor te bereiden op een inzet. Het is niet mogelijk het oefenen met laagvliegen uit te stellen totdat vliegers en helikopters operationeel worden ingezet bij bijvoorbeeld crisisbeheersingsoperaties of humanitaire hulpoperaties. In dat geval is de tijd te kort en de training te veelomvattend om voldoende vliegers het trainingsprogramma te laten doorlopen.
Grootschalige oefeningen vinden gemiddeld een tot twee keer per jaar afgewisseld in Nederland dan wel in het buitenland plaats. In de Verenigde Staten wordt regulier vier maal per jaar gedurende een maand getraind. In zo’n maand vinden op meerdere momenten oefeningen van grotere omvang plaats.
Voor dit soort tactische oefeningen werd in het verleden gebruik gemaakt van het oefenterrein Spadeadam in Groot-Brittannië. Omdat oefeningen voor Britse eenheden daar voorrang krijgen voor oefeningen van buitenlandse eenheden, hebben Nederlandse oefeningen in het verleden niet altijd doorgang kunnen vinden. Daarom is besloten deze oefening in Nederland te houden. Dit is ook zo gebeurd in het voorjaar van 2017 in de omgeving van vliegveld Deelen. In het najaar van 2017 is er gedurende drie weken grootschalig geoefend in de omgeving van Grafenwöhr, Duitsland.
Bij de keuze van het oefenterrein is rekening gehouden met het kunnen plaatsen van radarsystemen op de grond, het gebruik van voor de helikopterbemanningen onbekend gebied, het vermijden van dichtbevolkte gebieden en het verdelen van de lasten voor de omgeving, die zijn verbonden aan dit soort oefeningen.
Wordt het geluid van een Apache helikopter, net als het geluid andere vliegtuigen zoals de F-16, «geëxporteerd» naar het buitenland? Zo ja, waarom is er in dit geval voor Nederlands grondgebied boven land gekozen? Waarom worden niet alle laagvlieg oefeningen van Apaches in het buitenland gehouden?
Voor een goede inzetbaarheid van helikopterbemanningen moet, vanwege de internationale veiligheidssituatie en vanwege de ondersteuning van civiele autoriteiten, ook in Nederland zelf worden geoefend. Op 18 januari 2018 (Kamerstuk 34 775 X, nr. 77) is de Kamer geïnformeerd dat laagvliegtraining al zoveel mogelijk wordt uitgevoerd in het buitenland en dat op het gebied van laagvliegen internationaal weinig winst meer valt te behalen, omdat de intensiteit ook daar al is gemaximaliseerd. Om de geoefendheid van helikopterbemanningen op peil te brengen en te houden zijn naast oefeningen boven of op de daarvoor aangewezen oefenterreinen in Nederland, ook incidenteel bijzondere oefeningen noodzakelijk waarbij niet de reguliere laagvlieggebieden worden gebruikt. Niet alleen om de hinder, die onmiskenbaar gepaard gaat met dit soort oefeningen, over Nederland te spreiden, maar ook om de oefenwaarde te vergroten.
Hoe is het mogelijk dat de vliegoefeningen al begonnen zijn in de periode dat het nog mogelijk was om bezwaar te maken tegen deze beschikking? Wanneer was bij Defensie bekend dat de vliegoefeningen in februari 2018 gepland zouden worden en waarom is de beschikking over de vlieghoogte in het oefengebied niet eerder gepubliceerd?
Een aanvraag voor een ontheffing voor laagvliegen wordt altijd zorgvuldig beoordeeld op verschillende aspecten. Deze beoordeling vindt eerst plaats door het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) en vervolgens door de Militaire Luchtvaart Autoriteit (MLA). De veiligheid van het luchtverkeer en de omgeving staat bij deze beoordeling voorop, maar ook aspecten zoals hinder voor derden en natuurwaarden worden afgewogen. Uit de beoordeling door de CLSK van de initiële aanvraag van 3 oktober 2017 bleek dat deze teveel beperkingen meebracht voor het overig luchtverkeer. Naar aanleiding hiervan heeft veelvuldig overleg plaatsgevonden tussen het Defensie Helikopter Commando, de Staf van het Commando Luchtstrijdkrachten en de Militaire Luchtvaart Autoriteit. Uiteindelijk heeft dit proces, waarbij is gelet op de omvang en inhoud van de geplande oefeningen en de bijkomende risico's, niet eerder kunnen leiden tot een beschikking dan op 30 januari 2018.
Beschikkingen waarmee grootschalige oefeningen bekend worden gemaakt, zullen voortaan in een zo vroeg mogelijk stadium en bij voorkeur uiterlijk 4 weken voor de aanvang van een oefening worden gepubliceerd. Er blijven altijd bijzondere omstandigheden waarbij dit niet mogelijk is, bijvoorbeeld bij een ongeplande of urgente oefen- of trainingsnoodzaak in verband met inzet.
Hoeveel bezwaren van belanghebbenden zijn er tegen de beschikking ingediend en wat was de aard van deze bezwaren?
Tot 5 maart 2018 zijn twee bezwaarschriften ingediend tegen de beschikking van 30 januari 2018. Het betreft bezwaren van omwonenden die zelf hinder of schade ondervinden of dieren hebben die hinder of schade ondervinden van de laagvliegende helikopters. Een van de bezwaren is ook gericht tegen de (wijze van) bekendmaking van de beschikking.
Hoeveel klachten zijn er binnengekomen naar aanleiding van deze oefeningen en is dit vergelijkbaar met andere (vlieg-)oefeningen van Defensie boven bewoond gebied? Hoeveel klachten daarvan gingen over gestreste, op hol geslagen of anderszins geschrokken dieren?
Tot 5 maart 2018 zijn 278 meldingen ingediend, waarvan 45 schadeclaims. Dit aantal is hoger in vergelijking met oefeningen die worden gehouden in de daarvoor aangewezen laagvlieggebieden. Voor oefeningen buiten de aangewezen laagvlieggebieden zijn geen cijfers beschikbaar om een vergelijking mee te kunnen maken.
Bent u bekend met wetenschappelijke onderzoeken naar de invloed van geluid op dieren, waaruit blijkt dat dieren over het algemeen gevoeliger zijn voor verstoring door geluid dan mensen, dat een relatief kortdurende en onvoorspelbare geluidsbron bij veel diersoorten werkt als een alarmsignaal die een vecht-of-vlucht reactie oproept en zich uit in een fysiologische stressreactie met allerlei negatieve gevolgen voor het dierenwelzijn?2 Zo nee, wilt u kennisnemen van dergelijke onderzoeken voor besluitvorming over toekomstige oefeningen? Zo ja, in hoeverre is deze kennis meegewogen in de besluitvorming over deze oefeningen?
Ja, hiermee ben ik bekend. Er kan niet in zijn algemeenheid worden gesteld dat geluid van luchtvaartuigen leidt tot reacties bij dieren. Dit hangt samen met verschillende factoren, waaronder de zichtbaarheid van, de afstand tot en de hoogte van het luchtvaartuig, de locatie van het dier (binnen of buiten), de gevoeligheid van het dier en de tijd van het jaar (bijvoorbeeld het broedseizoen), de regelmaat van passerende luchtvaartuigen, de omvang van het luchtvaartuig en de hoeveel geluid dat wordt geproduceerd.
Bij besluitvorming over een oefening worden verschillende aspecten meegewogen, waaronder hinder voor mens en mogelijke schade aan flora en fauna.
Wat is het aantal «Ke» (kosteneenheden) en/of dB(A) dat laagvliegende en/of stil hangende Apaches veroorzaken?
Kosteneenheid (Ke) is een eenheid om de geluidsbelasting rond vliegvelden te berekenen. Het aantal Kosteneenheden is de optelsom van een aantal factoren, die bepalend zijn voor de geluidsbelasting en wordt berekend over een periode van een jaar. Het aantal kosteenheden en/of dB(A) van een Apache kan niet generiek worden gegeven, dit is afhankelijk van de afstand in meters vanaf de waarnemer tot de geluidsbron, het aantal vliegdagen en het aantal toestellen.
Het aantal «Ke» (kosteneenheden) en/of dB(A) is bedoeld om geluidsoverlast te meten voor de mens. Is er ooit onderzoek gedaan naar het effect van geluidshinder veroorzaakt door (Defensie-)vliegtuigen of helikopters bij dieren met dezelfde «Ke» en/of dB(A) metingen, aangezien dieren gevoeliger zijn voor geluid dan mensen? Zo nee, bent u met de Partij voor de Dieren van mening dat hier onderzoek naar gedaan moet worden?
Defensie heeft in het verleden onderzoek laten uitvoeren en draagt bij aan onderzoek naar de effecten van geluid van militaire helikopters op dieren. Onder meer in 2010 door het NLR en WUR over de effecten op geiten3en in 2015 door Imares over de effecten op vogels4. De Koninklijke Luchtmacht draagt momenteel bij aan het onderzoek Cumulative Human Impact on biRd Populations (CHIRP) 5.
Zijn er door waarnemers ter plekke geluidsmetingen gedaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, zijn er geluidsoverschrijdingen geweest en in welke mate?
Nee, bij militaire laagvliegoefeningen worden geen geluidmetingen gedaan.
Gezien de videobeelden en berichtgeving over gestreste en van slag zijnde koeien, op hol geslagen en uitgebroken paarden, bent u met de Partij voor de Dieren van mening dat de laag vliegoefeningen boven dit gebied direct gestaakt dienen te worden? Zo nee, waarom niet?
Hinder en overlast is vervelend voor diegene die het treft, maar is onvermijdelijk bij dit soort oefeningen. Deze laagvliegoefeningen zijn noodzakelijk om de inzetbaarheid van de krijgsmacht op peil te brengen en te houden, in het belang van de veiligheid van Nederland. Naar aanleiding van de hinder bij stallen met dieren als gevolg van deze oefening, zijn afspraken gemaakt met vertegenwoordigers van LTO Noord, om de overlast bij stallen met dieren bij het vervolg van de oefening te beperken. Schade aan vee of andere eigendommen, die onverhoopt toch zou ontstaan, wordt vergoed. Claims in dat kader worden binnen Defensie afgehandeld conform de «Regeling melding verkeers- en oefenschade Defensie».
De uitzending van Rambam, waaruit blijkt dat trainers (politie)honden ernstig mishandelen. |
|
Femke Merel Arissen (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met de uitzending van Rambam van 18 januari 2018 over hondentrainingen?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de beelden van Rambam, die ondubbelzinnig aantonen dat bij de tiental bezochte particuliere politiehondenscholen sprake is van structurele en ernstige dierenmishandeling, met name bestaande uit het gebruik van voorwerpen om dieren te corrigeren, zoals elektronische halsbanden, slipkettingen en prikbanden, maar ook door honden te slaan en te schoppen?
Ik heb de beelden als schokkend ervaren. Het is nu al verboden om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen. Dit is strafbaar gesteld in art. 2.1, eerste lid, van de Wet dieren.
Het streven is om het wijzigingsbesluit per 1-7-2018 in werking te laten treden. Aangezien ik ook nadere regels wil stellen die het gebruik van de elektronische halsbanden verder inkaderen (eisen ten aanzien van de deskundigheid van de gebruiker en technische eisen ten aanzien van de elektronische halsbanden) zal het onderdeel waarin regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik van stroomhalsbanden later in werking treden.
Waarom is het Besluit tot wijziging van het Besluit diergeneeskundigen en het Besluit houders van dieren in verband met diverse wijzigingen op het gebied van dierenwelzijn (hierna: wijzigingsbesluit) na anderhalf jaar nog altijd niet in werking getreden, waardoor een verbod op het gebruik van voorwerpen om dieren op hardhandige wijze te corrigeren nog altijd niet in werking is getreden?2
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u, nu ook de Koninklijke Nederlandse Politiehond Vereniging (KNPV) aangeeft dat er behoefte is aan wetgeving om dieronvriendelijke trainingsmethoden te verbieden, aangeven op welke datum het dit wijzigingsbesluit van 1 juni 2016 in werking zal treden?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op het feit dat zelfs een politieagent in de uitzending van Rambam aangeeft bewust een naar zijn weten verboden voorwerp te gebruiken om honden te corrigeren?
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft de korpschef gevraagd om, indien het inderdaad een politiemedewerker betreft, diens handelen en uitlatingen te laten onderzoeken en te beoordelen.
Bent u bereid om de training van politiehonden niet langer onder te brengen bij particuliere hondenscholen waar een zeer gesloten cultuur heerst? Zo nee, waarom niet en deelt u de mening dat de beelden van Rambam voldoende aanleiding biedt om streng toezicht te houden op alle politiehondenscholen?
De politie koopt het merendeel van nieuwe honden van particuliere hondenscholen die bijna allemaal zijn aangesloten bij de Koninklijke Nederlandse Politiehond Vereniging (KNPV). Dit betreft jaarlijks ongeveer 80 honden. De honden volgen daarna, samen met de hondengeleider, binnen de politie voorgezette trainingen.
Ik kan een particuliere organisatie als de KNPV niet verbieden om bepaalde legale hulpmiddelen bij hondentrainingen te gebruiken. De KNPV heeft mij laten weten een aantal beelden die te zien waren in de uitzendingen van het programma RamBam en de in de uitzending gedane uitspraken ten aanzien van het omgaan met (politie)honden af te keuren. De KNPV heeft aangegeven dat wanneer er sprake is van misstanden wat betreft het dierenwelzijn, de KNPV sancties toepast ten aanzien van de betrokken vereniging (intrekken erkenning) of het betrokken lid (schorsing of ontzetting uit het lidmaatschap). De KNPV heeft verder laten weten dat tegen één lid de voorgenomen ontzetting uit het lidmaatschap van de KNPV is uitgesproken en dat er een onderzoek is ingesteld naar de leden en aangesloten verenigingen die in de televisie beelden te zien waren of genoemd zijn.
Bent u vanwege de beelden van Rambam bereid om de KNPV te vragen al haar leden per brief te gebieden om, in ieder geval totdat trainers de benodigde cursus hebben doorlopen, geen elektronische halsbanden, slipkettingen en prikbanden te gebruiken bij de training van (politie)honden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening van onder meer de Raad van Beheer dat er geen wettelijke uitzondering moet worden geboden voor het gebruik van de in het wijzigingsbesluit genoemde voorwerpen om dieren te corrigeren? Bent u bereid om de uitzondering voor het gebruik van deze voorwerpen, die is opgenomen in artikel 2, onder A onderdeel h van het wijzigingsbesluit te schrappen? Zo nee, waarom niet en hoe zal het toezicht op het gebruik worden vormgegeven?3
De mening van de Raad van Beheer dat er geen wettelijke uitzondering moet worden geboden, deel ik niet. Dit laat onverlet dat het goed is om vast te stellen dat de getoonde methoden strekken tot dierenmishandeling. Wat mij betreft ligt de verantwoordelijkheid voor het oordeelkundig en zorgvuldig opvoeden en trainen van honden primair bij de sector. Ik vertrouw er op dat de sector haar verantwoordelijkheid neemt om de notie dat bepaald gedrag en het onoordeelkundig gebruik van hulpmiddelen dierenmishandeling tot gevolg kan hebben en dus verboden is, uit te dragen en ter harte te nemen.
In de Wet Dieren is verder opgenomen dat misdrijven zoals dierenmishandeling die in uitoefening van beroep of bedrijf zijn gepleegd, zwaarder kunnen worden bestraft.
Gelet op de veelheid aan cursussen zal het toezicht op het gebruik van dit soort hulpmiddelen risicogebaseerd zijn en/of geschieden op basis van meldingen.
Ik zal bevorderen dat houders op voorhand al kunnen weten welke opvoedingsmethoden niet meer gebaseerd zijn op de laatste wetenschappelijke inzichten. In het kader van de uitwerking van en de communicatie over de kennis en vaardigheden die houders van (risico)honden moeten hebben, zal hier expliciet aandacht aan worden besteed. (Toekomstige) houders kunnen hierdoor bewuster kiezen voor een hondenschool en bij misstanden melding doen.
Ik zal de toezichthoudende diensten vragen zo mogelijk meer inzet te plegen op de opsporing van misstanden als hier aan de orde.
Op welke wijze zal de registratie van de «deskundigen» die de vereiste cursus hebben doorlopen worden vormgegeven?
De registratie van deskundigen voor de inzet van de elektronische halsband zal plaatsvinden bij het opleidingscentrum. Elke deelnemer die voldoet aan de vereiste kennis en kunde en de opleiding met goed gevolg heeft doorlopen krijgt een bewijs van het met goed gevolg doorlopen hebben van de cursus.
Bent u voornemens om de koop en verkoop van de in het wijzigingsbesluit verboden voorwerpen te verbieden? Zo nee, waarom niet? Waar zullen de volgens het wijzigingsbesluit verboden voorwerpen dan worden verkocht en op welke wijze zal worden gecontroleerd dat de koper/gebruiker de benodigde cursus heeft doorlopen?
Nee. Ook met een verbod op de verkoop van stroomhalsbanden in Nederland, voor zover dat al mogelijk zou zijn op grond van het EU-recht, blijven deze producten makkelijk verkrijgbaar, onder meer in de ons omringende landen.
Dit neemt niet weg dat iedereen met en zonder hond moet weten dat het onoordeelkundig gebruik van dit soort hulpmiddelen strafbaar kan zijn. Hier ligt ook een grote eigen verantwoordelijkheid bij de winkels die dit soort hulpmiddelen aanbieden, zoals dierenspeciaalzaken.
Verder verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 13.
Kunt u garanderen dat de verboden hulpmiddelen niet kunnen worden verkocht aan en gekocht door trainers of huisdiereigenaren zonder deskundigheid? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, deelt u de mening dat de uitzonderingen op dit verbod derhalve moeten worden teruggedraaid?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat het inzetten van deze verboden middelen voor de jacht niet voldoet aan de voorwaarde dat er sprake moet zijn van uitzonderlijke situaties waarbij geen andere oplossingen zijn dan de inzet van deze middelen? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Ook voor de jacht kan het voorkomen dat in uitzonderingsgevallen en alleen indien de dieren daadwerkelijk worden ingezet voor de jacht, het gebruik geïndiceerd kan zijn. Ik ben nog in overleg met de Koninklijke Nederlandse Jagers Vereniging (KNVJ) welke uitzonderingsgevallen dit dan zijn.
Wat gaat u doen om particuliere (zelfbenoemde) hondentrainers die mensen aanleren hun dieren te mishandelen keihard aan te pakken?
Ik verwijs u hiervoor naar het antwoord op vraag 8.
Bent u bereid om alle erkende hondentrainers te registreren?
Het beroep van hondentrainer (ook wel kynologisch instructeur) is geen erkend beroep. Er kan daarom niet gesproken worden van erkende hondentrainers of erkende kynologisch instructeurs en registratie ervan is dan ook niet mogelijk.
NL Jaagt aflevering 20 waarin les wordt gegeven in illegale dodingsmethoden |
|
Femke Merel Arissen (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met de YouTube-aflevering van NL Jaagt, genaamd «NL Jaagt Aflevering 20 Effectief doden van ziekgeschoten veerwild»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat hierin door een jager van Duke Faunabeheer les wordt gegeven in het doden van onder andere «ziekgeschoten» ganzen (aangeschoten ganzen die nog leven) door middel van het omdraaien van de nek ofwel cervicale dislocatie?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u bevestigen dat cervicale dislocatie van vogels van een omvang groter dan een eend verboden is sinds 1 januari 2017 en dat, gezien het feit dat aflevering 20 van NL Jaagt op 2 november 2017 op YouTube geplaatst is, deze jager lesgeeft in een illegale dodingsmethode?
Bij het verlenen van een ontheffing, vrijstelling of opdracht tot het bestrijden of beheren van vogels van soorten onder de reikwijdte van de Vogelrichtlijn dient te worden bepaald van welke middelen of methoden gebruik mag worden gemaakt (artikelen 3.3, vijfde lid, en 3.18, eerste lid, van de Wet natuurbescherming). Cervicale dislocatie kan enkel onder beperkingen worden toegestaan (artikel 3.9, negende lid, van het Besluit natuurbescherming). Uit deze beperkingen volgt dat deze methode niet kan worden toegestaan voor het doden van ganzen, aangezien die een grotere omvang hebben dan eenden.
Kunt u bevestigen dat in bovengenoemde instructievideo niets gezegd wordt over de aanvullende wettelijke eisen bij vogels van gelijke grootte of kleiner dan een eend namelijk, zoals in artikel 3.9, tweede lid, sub j, jo. negende lid van het Besluit natuurbescherming staat, te weten «De aanwijzing van cervicale dislocatie, bedoeld in het tweede lid, aanhef en onderdeel f, geldt alleen voor het doden van in nood verkerende, gewonde vogels van een omvang kleiner dan of gelijk aan eenden, door personen die aantoonbaar de nodige kennis en vaardigheden bezitten om deze taak humaan en doeltreffend uit te voeren, en ingeval er redelijkerwijs geen alternatief middel voorhanden is met minder mogelijke nadelige gevolgen voor het welzijn van het desbetreffende dier»?
Ja. Het is aan degene die handelt op basis van een ontheffing, vrijstelling of opdracht om te handelen overeenkomstig de daarbij gegeven voorschriften of regels, ook ten aanzien van de te gebruiken middelen of methoden.
Wat vindt u ervan dat een zelfbenoemd professional en beroepsmatig jager dergelijke instructies geeft en op YouTube (laat) zet(ten) als lesmateriaal voor andere plezierjagers?
Ik acht het niet juist dat er instructies worden gegeven en lesmateriaal wordt verspreid waarvan de inhoud op onderdelen niet aansluit bij wat in de wet- en regelgeving is voorgeschreven.
Kunt u bevestigen dat aan het bedrijf Duke Faunabeheer vanuit overheidswege nog altijd vergunningen verleend worden en zelfs op kosten van de belastingbetaler opdrachten worden gegeven om dieren te vangen en te doden, zoals bijgevoegde factuur aan de provincie Utrecht illustreert?2
Ontheffingen en opdrachten voor faunabeheer worden verleend door provincies. Het is aan provincies om te bepalen aan wie zij deze ontheffingen of opdrachten verlenen, en onder welke voorschriften, met inbegrip van de middelen en methoden, onder welke beperkingen mogen worden gebruikt. Ik beschik niet over informatie aan wie provincies ontheffingen en opdrachten verlenen en welke kosten daarmee zijn gemoeid.
Ik wijs erop dat de factuur waar in vraag 6 naar wordt verwezen, dateert uit de periode waarin de Wet natuurbescherming nog niet van kracht was. In de toenmalige Flora- en faunawet en daarop gebaseerde regelgeving werden geen beperkingen gesteld voor het gebruik van de methode cervicale dislocatie.
In vraag 8 lijkt te worden verwezen naar rechterlijke uitspraken waarin besluiten van provincies zijn vernietigd, omdat daarin het gebruik van de vangkraal en CO2 als vang- en dodingsmiddelen werd toegestaan en de toenmalige Flora- en faunawet volgens de interpretatie van de rechter daarvoor onvoldoende ruimte bood. Naar aanleiding van deze rechterlijke uitspraken is de wetgeving op dit punt aangepast.
Hoeveel belastinggeld is er tot nu toe vanuit overheidsorganen betaald aan Duke Faunabeheer, welke en hoeveel dieren heeft het bedrijf hiervoor gevangen/gedood en welke methoden zijn hiervoor gebruikt, gespecificeerd per diersoort?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat een jager die eerder met zijn bedrijf Duke Faunabeheer van de rechter moest stoppen met het gebruik van de toentertijd illegale vangkraal en vergassing van ganzen met CO2 en die nu andere jagers willens en wetens aanzet tot het hanteren van illegale dodingsmethoden per definitie geen vergunningen en/of opdrachten van de overheid zou mogen krijgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u aangeven in hoeverre en op welke manier er handhavend wordt opgetreden indien jagers illegale dodingsmethoden gebruiken?
Het is aan provincies, Openbaar Ministerie en andere relevante partijen om op dit punt invulling te geven aan het toezichts- en handhavingsbeleid.
Hoe wordt er opgetreden tegen jagers wiens jachtmisstanden en/of illegale dodingspraktijken op internet openbaar worden gemaakt en/of wiens instructie voor illegale dodingsmethoden op internet circuleert?
Ik ben voornemens de betreffende personen aan te spreken op de onjuiste inhoud van de instructies van aflevering 20 van NL jaagt.
Bent u ook van mening dat in bovengenoemde instructievideo sprake is van uitlokking van een strafbaar feit door het opzettelijk verschaffen van inlichtingen over hoe ganzen de nek omgedraaid kan worden, zeker nu in een bijzin door de jager opgemerkt wordt dat het jachtgeweer «de enige officiële dodingsmethode» is?
Ik ken niet alle feiten en omstandigheden van dit geval en kan derhalve niet beoordelen of er sprake zou kunnen zijn van uitlokking in de zin van het Wetboek van Strafrecht. Overigens kunnen krachtens artikel 3.9 van het Besluit natuurbescherming meer middelen en methoden worden toegestaan voor het doden van ganzen dan enkel het geweer.
Bent u ook van mening dat personen die niet aantoonbaar over de nodige kennis en vaardigheden beschikken om volgens de wet cervicale dislocatie toe te passen en te kunnen beoordelen of er redelijkerwijs geen alternatief middel voor handen is met minder nadelige gevolgen voor het welzijn van het desbetreffende dier, ook niet in staat mogen worden geacht om te jagen en geen jachtvergunning zouden moeten kunnen krijgen? Zo ja, hoe gaat u dit in de praktijk brengen? Zo nee, waarom niet?
Jachtaktes worden pas verstrekt als er met goed gevolg een jachtexamen is afgelegd. In artikel 3.18 van het Besluit natuurbescherming is voorgeschreven dat in het jachtexamen wordt getoetst op kennis van de in artikel 3.9 van het Besluit natuurbescherming genoemde middelen en methoden en het gebruik daarvan. Op deze wijze is geborgd dat jachtaktehouders over de benodigde kennis beschikken. In de faunabeheerplannen is omschreven hoe en op welke wijze de jacht moet worden uitgevoerd. Tegen overtredingen van de wettelijke voorschriften kan handhavend worden opgetreden. Dit vormt voldoende waarborg voor een correcte uitoefening van de jacht.
Bent u bereid om de handhaving op jachtmisstanden en illegale jacht- en dodingsmethoden verder aan te scherpen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van oordeel dat toezicht en handhaving op de uitoefening van de jacht afdoende is geregeld.
Het bericht dat jagers in 2018 wasberen mogen afschieten |
|
Femke Merel Arissen (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kent u het bericht «Jagers mogen ongewenste wasberen vanaf volgend jaar afschieten»?1
Ja.
Kunt u aangeven op basis van welk onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek de kwalificatie «ongewenst» berust?
De wasbeer is, na een Europese wetenschappelijke risicobeoordeling, geplaatst op de door de Europese Commissie vastgestelde Unielijst2 voor invasieve uitheemse soorten. Sinds 3 augustus 2016 geldt een Europees verbod op bezit, handel, kweek, transport en import van de wasbeer. Daarnaast geldt voor lidstaten van de Europese Unie de plicht om maatregelen te nemen tegen in de natuur aanwezige populaties. De wasbeer was onder de toenmalige Flora- en faunawet in de Regeling beheer en schadebestrijding dieren reeds aangewezen als diersoort ten aanzien waarvan gedeputeerde staten van provincies konden besluiten de stand te beperken ter voorkoming van schade aan de landbouw of flora en fauna en in het belang van de volksgezondheid of de openbare veiligheid. Wasberen kunnen een nadelig effect hebben op de biodiversiteit; niet alleen grondgebonden soorten zoals hagedissen en insecten worden gegeten, maar omdat wasberen goede klimmers zijn lopen ook nesten van (zang)vogels een risico. Vooral voor bedreigde soorten kan predatie een rol van betekenis spelen. Daarnaast kunnen wasberen schade veroorzaken aan de landbouw, en kunnen zij drager zijn van voor mensen en dieren schadelijke parasieten.
Waarom krijgen jagers een vrijbrief om de kwalificatie «ongewenst» naar eigen inzicht in te vullen en te hanteren?
De Europese Unie bepaalt op grond van wetenschappelijke risico-analyses samen met de Lidstaten welke uitheemse soorten als invasief worden bestempeld en dus ongewenst zijn. De Lidstaten bepalen vervolgens hoe deze soorten bestreden worden, waarbij afschot één van de beheersmaatregelen kan zijn.
Faunabeheereenheid Gelderland en de provincie Gelderland zijn hierover in gesprek. Van een vrijbrief voor jagers is geen sprake.
Kunt u onderbouwen welke grote problemen te verwachten zijn wanneer de wasbeer, waarvan er naar schatting hooguit twintig rondlopen in de regio Gelderland, niet bejaagd wordt in relatie tot het feit dat er in Duitsland miljoenen wasberen leven?
Ervaring leert dat bestrijding van invasieve exoten met name effectief is in een vroeg stadium van vestiging wanneer er nog weinig exemplaren aanwezig zijn. Uit onderzoek dat is uitgevoerd in opdracht van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit3 kan worden opgemaakt dat na vestiging van een populatie de aantallen wasberen sterk kunnen toenemen. In het antwoord op vraag 2 ben ik ingegaan op de nadelige effecten die wasberen kunnen hebben op de biodiversiteit.
Kunt u aangeven op welk onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek de gedachte gebaseerd is dat de populatie wasberen in Nederland gedecimeerd of zelfs tot nul zou kunnen worden teruggebracht via afschot?
In mijn antwoord op vraag 3 heb ik aangegeven dat de Europese Verordening invasieve uitheemse soorten de lidstaten verplicht om uitroeiings-, beheers- en herstelmaatregelen te treffen voor soorten die op de Unielijst zijn geplaatst.
De provincie Gelderland en de Faunabeheereenheid, waarin naast jagers ook natuurbeschermers, grondeigenaren en landbouwers zijn vertegenwoordigd, zijn thans in gesprek om een plan van aanpak voor de wasberen die in Gelderland voorkomen, op te stellen, waarmee invulling wordt gegeven aan de Europese verplichting.
Waarom zou vrij verkeer binnen de Europese Unie zich moeten beperken tot personen en goederen en niet gelden voor dieren?
Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) verbiedt belemmeringen van het vrije verkeer van personen, diensten, goederen en kapitaal. Deze vier vrijheden zijn naar hun aard niet van toepassing op in het wild levende dieren.
Hoe beoordeelt u het voorgenomen afschotbeleid ten aanzien van wasberen in relatie tot andere vanuit het buitenland komende dieren zoals de wolf?
De wasbeer is een soort die niet van nature voorkomt in Europa, en is opgenomen op de Europese Unielijst van invasieve uitheemse soorten.
De wolf is een soort die van nature voorkomt in Europa, en die beschermd is uit hoofde van opname op bijlage II en IV van de Habitatrichtlijn 92/43/EEG.
Ik zie dat als twee verschillende situaties.
Bent u bereid met de provincie Gelderland in overleg te treden teneinde het afschot van wasberen te voorkomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Ik ben als Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de bevoegde instantie om de verordening uit te voeren en belast met de uitvoering van de uitroeiings-, beheers- en herstelmaatregelen. Thans is een wijziging van de Regeling natuurbescherming in voorbereiding waarmee, met instemming van gedeputeerde staten van de provincies, de provincies worden belast met de uitvoering van uitroeiings-, beheers- en herstelmaatregelen ten aanzien van invasieve uitheemse soorten op hun provinciale grondgebied.
Zodra de Regeling natuurbescherming is gewijzigd, is het aan de provincies om zelf invulling te geven aan hun verantwoordelijkheid ten aanzien van prioritering of aard van de genoemde maatregelen. Ik zie daarom ook geen aanleiding om hierover in overleg te treden.
Moordaanslagen op Turkse burgers in Europa die in voorbereiding zouden zijn |
|
Han ten Broeke (VVD), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Sadet Karabulut , Martijn van Helvert (CDA), Femke Merel Arissen (PvdD), Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU), Raymond de Roon (PVV), Lilianne Ploumen (PvdA), Bram van Ojik (GL) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u het bericht «HDP MP says he received intelligence on assassination plans against Turkish citizens in Europe» over plannen voor moordaanslagen op Turkse burgers in Europa die voorbereid zouden worden?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de zorgwekkende beweringen in dit bericht?
Er is met aandacht gekeken naar de beweringen die in dit bericht worden gedaan. In diverse landen is dit bericht in de media gepubliceerd. De berichtgevingen kunnen zorgen voor spanningen en gevoelens van onveiligheid binnen de Turks-Nederlandse gemeenschap. Zoals eerder gemeld2 is de overheid hierop extra alert. Bedreigingen in welke vorm dan ook zijn ontoelaatbaar op Nederlands grondgebied. Het bestaan van plannen voor moordaanslagen op Turkse burgers kan ik niet bevestigen.
Bent u bereid uit te zoeken in hoeverre de beweringen kloppen en worden, indien nodig, extra veiligheidsmaatregelen genomen?
De overheid monitort de ontwikkelingen rond spanningen binnen de Turks-Nederlandse gemeenschap en de veiligheid van burgers. Indien nodig worden veiligheids- of andere maatregelen getroffen die bijdragen aan de veiligheid en/of vermindering van de eventuele spanningen. Personen die menen het slachtoffer te zijn van bedreiging, intimidatie of geweld roep ik nogmaals nadrukkelijk op om melding en/of aangifte te doen.
Het bericht dat de vingerafdruk op het Nederlandse paspoort nooit wordt gecontroleerd |
|
Femke Merel Arissen (PvdD) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Vingerafdruk in paspoort wordt nooit gecontroleerd»?1
Ja
Kunt u bevestigen dat vingerafdrukken in Nederlandse paspoorten nooit gecontroleerd worden op (inter)nationale luchthavens en slechts in zeer uitzonderlijke situaties door gemeenten of de politie? Zo ja, hoe is dat mogelijk? Zo nee, hoe vaak worden de vingerafdrukken in Nederlandse paspoorten gecontroleerd en in hoeveel gevallen was er sprake van identiteitsfraude?
Op dit moment worden vingerafdrukken in Nederlandse paspoorten niet gecontroleerd op (inter)nationale luchthavens. Nederland en andere lidstaten zijn wel bezig om dit mogelijk te maken. Het proces daartoe neemt veel tijd in beslag, omdat iedere lidstaat zijn vingerafdrukken beveiligd opslaat op het paspoort. De controlerende instantie kan de vingerafdruk alleen zien als hij beschikt over een digitaal certificaat van de lidstaat die het paspoort uitgeeft (een soort sleutel). Het uitwisselen van deze certificaten tussen lidstaten is een gevoelig proces. De Commissie heeft daaraan normen gesteld, zodat certificaten niet in onbevoegde handen kunnen komen.2 Pas als een lidstaat aan deze normen voldoet, zal Nederland zijn certificaten uitwisselen. Zoals in 2014 aan Uw Kamer is toegezegd, informeer ik u zodra de eerste certificaten aan andere lidstaten zijn verstrekt.3 Nederland verwacht zelf medio 2018 aan de alle eisen van de Commissie te voldoen.
Verder kunnen gemeenten de vingerafdrukken bij de uitreiking van een nieuw paspoort uitlezen als er twijfel is over de identiteit van de aanvrager. Ik houd geen administratie bij van hoe vaak dat gebeurt. Ook worden de vingerafdrukken incidenteel uitgelezen voor de identificatie van moeilijk herkenbare overledenen.
Deelt u de mening dat het opnemen van vingerafdrukken in Nederlandse paspoorten niet heeft bijgedragen aan het doel, namelijk het tegengaan van identiteitsfraude? Zo nee, kunt u dan uitvoerig toelichten hoe het opnemen van vingerafdrukken in Nederlandse paspoorten wel heeft bijgedragen aan het tegengaan van identiteitsfraude?
Verificatie van vingerafdrukken is een middel om meer zekerheid te krijgen of de identiteit van de houder overeenstemt met de gegevens in het paspoort. Een goede bijdrage aan de bestrijding van identiteitsfraude, bij bijvoorbeeld de Schengengrens, is mogelijk als de implementatie in de uitvoering is voltooid. Nederland en andere lidstaten zijn bezig om dit mogelijk te maken. Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 2.
Hoeveel de invoering van de vingerafdruk in het Nederlandse paspoort de samenleving heeft gekost? Kunt u een gespecificeerde berekening geven?
De kosten die uitsluitend betrekking hebben op de invoering van vingerafdrukken betreffen de aanschaf van vingerafdrukscanners en de benodigde software. Dit heeft in 2009 ongeveer € 2 miljoen gekost. Deze scanners zijn in 2014 éénmaal vervangen voor ongeveer € 1 miljoen. Verder leidde de invoering van de vingerafdruk er toe dat de afhandeling van de aanvraag van een paspoort iets langer duurt.
In de media is het beeld ontstaan dat de invoering van de vingerafdrukken € 32 miljoen heeft gekost. Dat is niet juist. Dit bedrag is in 2006 eenmalig gereserveerd voor de invoering van de chip op het paspoort, waarop ook andere gegevens staan, zoals de digitale pasfoto. De digitale pasfoto wordt gebruikt voor bijvoorbeeld de automatische gezichtsherkenning op luchthavens. Verder leidde in 2006 de invoering van deze chip tot een verhoging van het maximumtarief voor het paspoort met € 8,05.4
Deelt u de mening dat de Nederlandse overheid, wegens de Europese verplichting om vingerafdrukken op te nemen in het paspoort, het recht op privacy van Nederlanders burgers schendt en dat noodzaak en proportionaliteit ontbreken? Zo nee, waarom niet?
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in het arrest Schwarz geoordeeld dat de opname van vingerafdrukken de privacy van burgers raakt, maar wordt gerechtvaardigd door het doel om fraude met paspoorten te voorkomen.5 Het gebruik en de opslag van biometrische gegevens op het paspoort moeten bijdragen aan het voorkomen van de illegale binnenkomst van personen op het grondgebied van de Unie.
Deelt u de mening dat de Nederlandse overheid de bewegingsvrijheid van burgers ernstig beperkt door hen te verplichten vingerafdrukken af te geven, gezien het feit dat bij weigering vingerafdrukken te laten afnemen het paspoort niet meer wordt verlengd en zij zonder paspoort niet meer buiten Europa kunnen reizen? Zo nee, waarom niet?
Europese regels kennen twee uitzonderingen op de verplichting om vingerafdrukken af te geven. Namelijk voor minderjarigen jonger dan 12 jaren en voor personen bij wie het nemen van vingerafdrukken fysiek onmogelijk is. De regels laten geen ruimte aan lidstaten om andere uitzonderingen daaraan toe te voegen.
Bent u, afgezien van de verplichtingen uit de Europese richtlijn, voor- of tegenstander van het opnemen van vingerafdrukken in het Nederlandse paspoort?
Het gebruik van vingerafdrukken kan bijdragen aan het beter beveiligen van het paspoort tegen fraude. In het bijzonder kan het bijdragen aan de vaststelling dat een paspoort wordt gebruikt door een onbevoegd persoon, die uiterlijk veel gelijkenissen toont met de werkelijke houder van het paspoort (de zogenaamde look-alike fraude). Met het oog daarop wil de Koninklijke Marechaussee de vingerafdrukvergelijking dan ook aan de grens toepassen.
Kunt u bevestigen dat het uitwisselen van cryptografische sleutels binnen Europa vermoedelijk binnen een aantal jaar gerealiseerd wordt? Zo ja, waarop baseert u dat?
Het uitwisselen van de sleutels tussen Unielanden gebeurt bilateraal. De Europese Commissie heeft daarvoor beveiligingseisen gesteld, om te voorkomen dat de sleutels niet in verkeerde handen vallen. Op basis van de vorderingen die lidstaten hiermee maken, verwacht ik dat binnen een aantal jaar diverse Unielanden aan de gestelde eisen voldoen. Met die landen kan Nederland de sleutels uitwisselen. Nederland verwacht medio 2018 aan de gestelde eisen te voldoen. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat het uitwisselen van cryptografische sleutels met landen binnen of buiten Europa zeer onwenselijk is? Zo nee, waarom niet?
Om illegale binnenkomst van personen op het grondgebied van de Unie te voorkomen, is het wenselijk dat Unielanden, bij twijfel over de echtheid van het paspoort of over de identiteit van de houder, de vingerafdrukken op alle Uniepaspoorten kunnen verifiëren. Hiervoor is het noodzakelijk dat de sleutels uitgewisseld worden.
Welke andere Europese landen controleren op dit moment op luchthavens wel grootschalig de vingerafdrukken in de paspoorten van hun eigen of buitenlandse burgers, en welke Europese landen doen dat niet?
Ik beschik niet over een actueel overzicht van Unielanden waar vingerafdrukken in paspoorten daadwerkelijk worden geverifieerd. Mij is wel bekend dat in bijvoorbeeld Duitsland en Frankrijk vingerafdrukken uit paspoorten worden uitgelezen ten behoeve van de verificatie van de houder. De vingerafdrukken in Nederlandse paspoorten worden nog niet door andere Unielanden uitgelezen. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
De arrestatie in een zaak van illegale hondenhandel |
|
Femke Merel Arissen (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Drie mensen opgepakt in Hapert om illegale handel in honden»?1
Ja.
Is het waar dat de politie dit drietal al ruim een jaar in beeld had in verband met illegale hondenhandel, bezit van illegale diergeneesmiddelen, belastingfraude en valsheid in geschriften? Zo ja, kunt u toelichten waarom de arrestatie van de drie betrokkenen zo lang op zich heeft laten wachten?
In het geciteerde artikel wordt gerefereerd aan een controle van de NVWA die op 11 april 2016 onder leiding van het Functioneel Parket heeft plaatsgevonden in het kader van de bestrijding van hondenhandel2. De NVWA heeft bekend gemaakt dat in dit strafrechtelijk onderzoek recent drie personen zijn gearresteerd. Voor wat betreft het overige kan ik geen nadere mededelingen doen over lopende strafrechtelijke onderzoeken.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat de illegale handel in honden al die tijd door heeft kunnen gaan, terwijl al was geconstateerd dat er sprake was van ernstige misstanden en in april vorig jaar al is vastgesteld dat het bedrijf in strijd handelde met het bestemmingsplan? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom was het niet mogelijk de handel direct stil te leggen?
Zie antwoord vraag 2.
Herkent u de belemmeringen die de gemeente hierbij heeft ondervonden? Op welke wijze bent u voornemens deze belemmeringen in de toekomst weg te nemen?
De gemeente handhaaft de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht waarbij de gemeente bij bestuursrechtelijke handhaving de hierbij geldende termijnen en procedures in acht dient te nemen. In lijn met het antwoord op de vragen 2, 3, 4, 6 en 7 kan ik over deze specifieke zaak geen nadere mededelingen doen.
Hoeveel honden zijn er gedurende de tijd dat deze malafide handelaar in beeld was bij de politie door hem gefokt, geïmporteerd en verkocht en op welke wijze is er toezicht gehouden op de gezondheid van deze honden?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u toelichten via welke groothandel de honden werden verkocht en hoe het mogelijk is dat dit zo lang heeft kunnen plaatsvinden met vervalste papieren?
Zie antwoord vraag 2.
Welke lessen trekt u hieruit met betrekking tot de beleidsplannen op dit gebied en de handhaving hiervan?
De NVWA is primair verantwoordelijk voor het toezicht op de misstanden in de hondenhandel. Dit betreffen namelijk veterinaire en welzijnsovertredingen.
Met betrekking tot het beleid van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op het terrein van hondenhandel, verwijs ik u naar de antwoorden van 23 november 2017 op de Kamervragen over puppyhandel3, waarin een aantal maatregelen staat genoemd waaraan gewerkt wordt om de illegale handel in honden beter tegen te gaan. De maatregelen betreffen onder andere een verplicht paspoort voor honden, een witte lijst van handelaren, het intelligenter maken van het systeem van identificatie en registratie van honden en het intensiveren van de samenwerking met andere lidstaten.
Daarnaast maken de NVWA en het OM jaarlijks kwantitatieve en kwalitatieve afspraken over de opsporingstaak van de NVWA. Deze werkwijze zal onverminderd voortgezet worden.
Zodra er sprake is van een combinatie van veterinaire overtredingen met bijvoorbeeld georganiseerde criminaliteit of agressieve daders, kunnen de Landelijke Inspectiedienst (hierna: LID), de NVWA en de gemeente in samenspraak met het OM en politie bekijken welke partij of partijen de meest gerede is of zijn om te zorgen voor een betekenisvolle interventie. Door het maken van nieuwe samenwerkingsafspraken tussen de LID, NVWA en politie, beoog ik de samenwerking bij de aanpak van dierenmishandeling en -verwaarlozing verder te verbeteren. Het traject dat hiervoor reeds is ingezet, loopt. Hierover bent u onder meer geïnformeerd middels de brief van 17 mei 20174. Tevens vindt op verschillende niveaus (strategisch, tactisch, operationeel) overleg plaats tussen handhavers.
De ondergrondse puppyhandel |
|
Femke Merel Arissen (PvdD) |
|
Henk Kamp (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van Follow the Money naar de hondenhandel als de meest lucratieve clandestiene handel na de drugshandel?1
Ja.
Kunt u garanderen dat met het door u aangekondigde beleid, waaronder de witte lijst voor hondenhandelaren, een einde komt aan het gesjoemel met papieren en chipcodes? Zo nee, kunt u dit toelichten?2
Het is niet mogelijk om garanties te geven op het uitbannen van misstanden. Er zullen helaas altijd handelaren zijn die regels weten te ontduiken, en kopers die dieren van deze handelaren kopen. Ik beoog met mijn beleid frauderen lastiger te maken en tegelijkertijd potentiële kopers te waarschuwen voor misstanden bij handelaren via voorlichting. Zo zal ik voorstellen voor een witte lijst van bonafide hondenhandelaren uitwerken met als doel kopers van pups een verantwoorde fokker of handelaar te helpen kiezen. Ook ga ik het paspoort voor alle honden verplichten en werk ik aan het verbeteren en intelligenter maken van de identificatie en registratie van honden. Op die manier wordt de kans op frauderen en de daar uit voortvloeiende risico’s voor het welzijn van honden en de gezondheid van mensen zo veel mogelijk verkleind.
Hoe zal de handhaving van dit beleid worden vormgegeven, zowel nationaal als internationaal, gericht op de import van honden voor de handel?
De NVWA is de primaire toezichthouder. De Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) en de politie zijn belangrijke partners van de NVWA bij de aanpak van misstanden in de hondenhandel.
Indien illegale hondenhandel gepaard gaat met andere criminaliteit dan is samenwerking met de politie aangewezen. De LID kan problemen constateren tijdens reguliere controles en werkt met regelmaat samen met de NVWA.
Samen met de Belgische, Duitse, Deense en Zweedse autoriteiten probeer ik de problematiek te agenderen op Europees niveau. Met deze landen hoop ik een discussie te initiëren binnen het EU-platform voor dierenwelzijn om gezamenlijk te zoeken naar verbetermogelijkheden op het terrein van ook de handhaving. Ik denk hierbij onder andere aan intensievere samenwerking met deze en andere lidstaten bij het toezicht op de hondenhandel. De eerste stappen zijn hierin al gezet door het aanwijzen van «contactpoints» per lidstaat bij de toezichthoudende autoriteiten. Misstanden kunnen hierdoor eenvoudiger worden gedeeld tussen de lidstaten.
Deelt u de mening dat elke hondenfokker in Nederland zich aan dezelfde welzijnsregels moet houden, inclusief inteeltbeperking? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Elke fokker dient zich inderdaad aan dezelfde regels te houden. De bepalingen in het Besluit houders van dieren die zijn gericht op het tegengaan van schadelijke effecten in de fokkerij bevatten geen specifieke maatregelen, omdat alleen per ras is te beoordelen hoe fokkerij verantwoord plaats kan vinden. Inteelt is verboden op grond van het Besluit indien dit binnen een specifiek ras leidt tot negatieve gevolgen voor het welzijn en de gezondheid van de nakomelingen.
Welk percentage van de hondenfokkers is aangesloten bij de Raad van Beheer voor de Kynologie in Nederland, om hoeveel fokkers gaat het en hoeveel van de jaarlijks in Nederland geboren pups worden geboren bij hondenfokkers die zijn aangesloten bij de Raad van Beheer?
Hondenfokkers zelf zijn niet aangesloten bij de Raad van Beheer, zij kunnen aangesloten zijn bij rasverenigingen. Rasverenigingen kunnen weer aangesloten zijn bij de Raad van Beheer. Jaarlijks worden er ca. 38.000 stamboompups geboren, die worden gecontroleerd, geïdentificeerd en geregistreerd door de Raad van Beheer. Deze pups worden gefokt door ca. 4.500 fokkers. Omdat alleen bedrijfsmatige fokkers een uniek bedrijfsnummer (UBN) dienen aan te vragen, kan het aandeel rashondenfokkers niet in een percentage worden weergegeven. Wel wordt geschat dat ongeveer één derde van de in Nederland geboren pups een stamboomhond is.
Is het waar dat de Raad van Beheer geen middelen heeft om aangesloten rasverenigingen te dwingen om uitsluitend honden te fokken zonder inteelt-problemen en zonder raskenmerken die een negatieve invloed hebben op het welzijn van deze dieren? Zo ja, welke conclusies verbindt u hieraan?
De Raad is een private organisatie en kan regels opstellen waar de bij haar aangesloten rasverenigingen aan gehouden zijn. De Raad is initiatiefnemer van het plan Fairfok. Met het plan Fairfok wordt beoogd het welzijn van zowel rashonden als honden zonder stamboom in de toekomst verder te borgen. De Raad kan dit niet afdwingen bij niet aangesloten verenigingen.
Het Besluit houders van dieren stelt eisen aan alle fokkers van honden. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen fokkers van honden met stamboom en fokkers van honden zonder stamboom. De bepalingen opgenomen in dit besluit gelden voor iedere fokker.
Is het waar dat de Raad van Beheer geen mogelijkheden heeft om hondenfokkers die niet zijn aangesloten bij deze vereniging regels op te leggen met betrekking tot fokbeleid, dierenwelzijn en het voorkomen van aangeboren schadelijke raskenmerken? Zo ja, welke conclusies verbindt u hieraan?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat de vrijblijvende aanpak van misstanden in de fokkerij in het verleden al lang heeft aangetoond dat dit niet werkt? Zo ja, wanneer kan de Kamer maatregelen met een verplichtend karakter verwachten? Kunt u toelichten waarom u nu wel het vertrouwen heeft dat deze aanpak gaat werken?
Ik ben van mening dat het doorgeven van schadelijke raskenmerken of erfelijke gebreken op dit moment nog te vaak voorkomt in de fokkerij. Mijn voorganger heeft daarom ook de Faculteit Diergeneeskunde onderzoek laten uitvoeren naar erfelijke gebreken. Dit onderzoek is eind november 2016 afgerond. Het rapport3 geeft een goed beeld (nulmeting) van de aandoeningen die bij 38 honden- en 2 kattenrassen voorkomen. Om de representativiteit van de cijfers verder te verbeteren wordt gewerkt aan de verhoging van het aantal deelnemende dierenartsen aan het onderzoek van de Faculteit Diergeneeskunde. Zij leveren via de eigen praktijk gegevens aan voor het onderzoek. Het onderzoek moet in de eerste plaats fokkers in staat stellen erfelijke gebreken te voorkomen. Ook kan onderzoek mogelijk een bijdrage leveren aan de handhaving van de bepalingen die misstanden in de fokkerij beogen tegen te gaan.
Daarnaast is uw Kamer in een brief over dierenwelzijn van 17 mei jl. geïnformeerd over het starten van een pilot, waarbij enkele rasverenigingen enkele jaren wetenschappelijk begeleid wordt om rasgebonden gezondheidsproblemen ook daadwerkelijk te laten verdwijnen (Kamerstuk 28 286, nr. 909). Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wil deze pilot ondersteunen.
In aanvulling op deze maatregelen onderzoek ik nu hoe ik artikel 3.4 beter handhaafbaar kan maken.
Deelt u de mening dat er strafmaatregelen moeten kunnen worden opgelegd wanneer er willens en wetens wordt gefokt op uiterlijke kenmerken met dierenleed en erfelijke gebreken als gevolg? Zo nee, kunt u dit toelichten? Zo ja, kunt u toelichten welke handhavingsmogelijkheden er zijn wanneer er slechts sprake is van een inspanningsverplichting die niet wordt nageleefd?
Ja. Zoals ook aangegeven in antwoord op de vragen over de problemen bij de raskatten (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 259) onderzoek ik momenteel hoe dit artikel beter handhaafbaar gemaakt kan worden. Indien overtredingen van het artikel beter kunnen worden vastgesteld, zullen ook eenvoudiger bestuursrechtelijke en strafrechtelijke sancties opgelegd kunnen worden. Mijn beleid is hierop gericht.
Bent u bereid een verbod in te stellen op de handel in huisdieren via internet, omdat de herkomst van de aangeboden honden niet altijd kan worden achterhaald? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Nee, ik acht een verbod niet zinvol, omdat een verbod op de handel van dieren op internet mogelijk zal leiden tot een toename van andere, niet altijd wenselijkere manieren om dieren te verhandelen, zoals bijvoorbeeld een toename van de handel op beurzen en markten. Wel zet ik graag in op een goede regulering van de handel, goede voorlichting en afspraken met online handelsplaatsen zoals Marktplaats, teneinde overtredingen tegen te gaan en potentiële kopers te helpen de goede fokkers en handelaren van de slechte te onderscheiden. Zoals aangegeven in mijn brief van 31 augustus 2017 (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 2577) vindt er nu constructief overleg met Marktplaats plaats waarbij gekeken wordt naar de informatie die een verkoper moet verstrekken voor het kunnen plaatsen van een advertentie. De handel via Marktplaats zal daarmee transparanter gemaakt worden. Zoals ook in die brief aangegeven zal ik uw Kamer op korte termijn nader informeren over de afspraken die daarover worden gemaakt.
Het door Shell georganiseerde festival Generation Discover 2017 |
|
Lammert van Raan (PvdD), Femke Merel Arissen (PvdD) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD), Henk Kamp (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kunt u uiteenzetten waaruit het partnerschap van het Ministerie van Defensie bij het door Shell georganiseerde festival Generation Discover 2017 bestaat?
Bij het door Shell gezamenlijk met haar partners georganiseerde Generation Discover festival worden circa 35.000 jongeren in contact gebracht met wetenschap en technologie. Het partnerschap tussen Shell en Defensie is bij het Generation Discover festival gericht op het interesseren, inspireren en enthousiasmeren van jeugdigen voor techniek. Dit partnerschap sluit aan bij de structurele behoefte van Defensie aan technisch geschoold personeel en bij het speerpunt om zoveel mogelijk aan te sluiten bij rijksbrede initiatieven, maar ook bij het bedrijfsleven en bij publiek-private samenwerkingsverbanden.
Indien er sprake is van financiële steun, om welke bedragen gaat het?
Er is geen sprake van financiële rijkssteun in de vorm van bijvoorbeeld subsidie. Wel heeft Defensie een stand gehuurd op het festival. Defensie betaalt marktconform voor deze deelname welke onder meer bestaat uit de huur, inrichting en faciliteiten behorende bij de stand op het festivalterrein.
Kunt u uiteenzetten waaruit het partnerschap van de nationale politie bij het door Shell georganiseerde festival Generation Discover 2017 bestaat?
De politie is onderdeel van het programma dat zich afspeelt in de zogenoemde Cyberdome. In deze dome is een show van 20 minuten waarin een groep van 50 kinderen het evenement als het ware «moeten redden» van een hacker. Dat doen ze door twee opdrachten succesvol af te ronden. Opdracht 1 is het hacken van een wachtwoord (hierbij krijgen ze uitleg over en inzicht in het belang van een veilig wachtwoord en hoe ze dit kunnen maken). Bij opdracht 2 gaan de kinderen aan de slag met programmeren. De kinderen werken in groepen van 8 en worden begeleid door medewerkers van de politie, Ministerie van Defensie, ABN Amro en KIVI. Ook is er een collega van de politie op het evenemententerrein aanwezig als aanspreekpunt voor kinderen als zij informatie over cybercrime willen hebben of als zij vragen hebben over de politie.
Indien er sprake is van financiële steun, om welke bedragen gaat het?
Er is geen sprake van financiële rijkssteun in de vorm van bijvoorbeeld subsidie. Wel heeft politie net als Defensie een stand gehuurd op het festival. Politie betaalt marktconform voor deze deelname welke onder meer bestaat uit de huur, inrichting en faciliteiten behorende bij de stand op het festivalterrein.
Deelt u de mening dat Shell het evenement Generation Discover zonder publieke middelen kan organiseren? Zo nee, wat is volgens u de meerwaarde van het financieren uit publieke middelen, mochten nationale politie en het Ministerie van Defensie een bijdrage (geldelijk of anders) geleverd hebben?
Zoals aangegeven in de antwoorden op bovenstaande vragen is geen sprake van financiële rijkssteun vanuit het Ministerie van Defensie, politie of het Ministerie van Economische Zaken.
De samenwerking tussen Shell en Defensie voldoet volledig aan de doelstelling om jongeren op een speelse manier kennis te laten met techniek en Defensie, door op jonge leeftijd al te zien hoe geweldig techniek is en dat Defensie daar een rol in speelt. De politie ziet dit evenement als een mogelijkheid om bij te dragen aan de bewustwording van kinderen over cybercrime en veilig internetten.
Bent u bereid het Ministerie van Defensie en de nationale politie aan te sporen hun steun aan Generation Discover in te trekken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid zich in te zetten voor het voorkomen van publieke steun aan toekomstige edities van Generation Discover en andere door multinationals georganiseerde greenwashing? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bekend met het door Shell opgestelde lesmateriaal (voor Generation Discover) waarin onder andere wordt gesteld dat we a) nog heel lang afhankelijk zullen blijven van fossiele brandstoffen, b) aardgas wordt gezien als een deel van de oplossing van het klimaatprobleem en c) dat Carbon Capture and Storage de ergste klimaatverandering kan voorkomen?
Het staat Shell en andere partijen vrij om hun visie op technieken voor de opwek van energie te geven. Dit doet Shell in dit geval bovendien op een evenement dat het bedrijf zelf heeft georganiseerd zonder financiële bijdrage van de overheid.
Het staat overigens ook scholen en leerlingen vrij om deel te nemen aan een festival als Generation Discover.
Voor de visie van dit kabinet op de uitfasering van fossiele brandstoffen, aardgas en CCS, verwijs ik naar de Energieagenda, die ik uw Kamer op 7 december 2016 heb doen toekomen (Kamerstuk 31 510, nr. 64).
In algemene zin moedig ik de aandacht die Shell met het evenement wil vestigen op de noodzaak van voldoende technisch opgeleid personeel aan. Via onder andere het Techniekpact doen meerdere sectoren hun best om leerlingen in basisonderwijs en voortgezet onderwijs te interesseren voor techniekstudies. Shell en de rijksoverheid nemen hier beiden aan deel. Het kabinet beschouwt de beschikbaarheid van voldoende technisch getraind personeel van groot belang voor het welslagen van de energie- en klimaattransitie.
De energie- en klimaattransitie vraagt om inzet van zowel bestaande bedrijven als nieuwkomers, en ook van burgers, kennisinstellingen en overheden. Dat bedrijven als Shell hier ook een rol in hebben te spelen blijkt bijvoorbeeld uit de deelname van Shell aan het consortium dat het windpark op zee Borssele III en IV gaat ontwikkelen. Ik verwacht dan ook dat kennis over fossiele opwek van energie een belangrijke bijdrage gaat leveren aan de energietransitie. Een voorbeeld hiervan is de inzet van kennis van onze ondergrond voor bijvoorbeeld geothermie of de kennis van chemie voor bioraffinage.
Deelt u de mening dat naarmate het succes van de boodschap van dit lesmateriaal groter is, het des te langer duurt voordat de energie transitie voltooid is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de mening dat deze stellingnames op zijn minst getuigen van weinig ambitie op het gebied van een snelle transitie naar een duurzame energievoorziening? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u, in het kader van de diverse ambitieuze duurzaamheidsverplichtingen waar Nederlands zich aan heeft gecommitteerd, de mening dat het onwenselijk is dat dergelijke ideeën worden verspreid onder jonge en dus sterk beïnvloedbare kinderen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
De ontheffing die is verleend voor het houden en laten meereizen van een olifant bij een circus |
|
Femke Merel Arissen (PvdD) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kunt u toelichten waarom Circus Freiwald een ontheffing heeft gekregen voor het laten meereizen, verplaatsen en op het circusterrein houden van een olifant, waardoor deze olifant nog tot en met juni 2020 moet meereizen met dit circus, terwijl dit sinds twee jaar verboden is?1
Drie deskundige dierentuindierenartsen hebben geconcludeerd dat Buba mentaal en fysiek in staat is om herplaatst te worden. Er is, rekening houdend met de specifieke situatie van Buba, gezocht naar een geschikte opvangplek. Deze bleek niet beschikbaar in Europa en daarom heeft Circus Freiwald voor Buba een tijdelijke ontheffing ontvangen.
Kunt u toelichten hoe het verlenen van deze ontheffing zich verhoudt tot de overwegingen die hebben geleid tot de invoering van het verbod op het houden van wilde dieren in circussen, namelijk de ernstige aantasting van het welzijn van deze dieren?
In de ideale situatie zouden alle wilde dieren onmiddellijk na de inwerkingtreding van het verbod op wilde dieren in het circus zijn opgevangen in een opvangcentrum. De praktijk is dat er momenteel geen plaats is in een opvangcentrum binnen Europa voor de Afrikaanse olifant Buba. Daarom is een tijdelijke ontheffing verstrekt.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat de betreffende olifant door deze ontheffing nog steeds wordt vervoerd en bij het circus wordt gehouden en er daardoor nog altijd sprake is van dagelijkse welzijnsaantasting?
Zie antwoord vraag 2.
Is er volgens u door Circus Freiwald voldoende gezocht naar een geschikte opvanglocatie voor deze olifant? Zo ja, waarop baseert u dat? Welke acties zijn ondernomen in het kader van deze zoektocht? Zo nee, welke conclusies verbindt u hieraan?
Het Ministerie van Economische Zaken heeft via de Nederlandse Vereniging van Dierentuinen, die tevens is aangesloten bij de European Association for Zoos and Aquaria, navraag gedaan voor opvangadressen voor olifant Buba. Een dierentuin in België leek in eerste instantie de olifant te kunnen opvangen, maar dat bleek later toch niet het geval. De conclusie is dan ook dat er op dit moment geen opvangplaats voor de olifant is.
Op welke wijze houdt u toezicht op de naleving van de voorschriften die zijn verbonden aan de ontheffing, zoals het voorschrift dat de olifant niet contact komt met het publiek en het voorschrift dat bepaalt dat de olifant niet mag optreden in een circus of voorstelling in Nederland en daarbuiten? Heeft u met betrekking tot het tweede voorschrift contact met handhavende instanties in het buitenland?
De NVWA is belast met het toezicht op de naleving van de regelgeving die bij of krachtens de Wet dieren is gegeven. De NVWA voert dat toezicht uit op basis van een risicoanalyse. De afweging om in een concrete situatie een inspectie bij het circus uit te voeren, laat ik over aan de NVWA. Over het optreden in het buitenland zijn geen nadere afspraken gemaakt.
Wat verstaat u concreet onder het voorschrift «de olifant komt niet direct in contact met het publiek»? Welke criteria hanteert u hierbij?
Met direct contact wordt met name het aanraken van de olifant bedoeld.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is als de olifant wordt gebruikt als publiekstrekker voor het circus en dat boven alles moet worden voorkomen dat de verleende ontheffing wordt gebruikt voor dit doeleinde? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens hiertegen te ondernemen? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Aan de ontheffing is niet expliciet de voorwaarde verbonden dat de olifant niet als publiekstrekker gebruikt mag worden. Het geheel afschermen van de olifant van het publiek, bijvoorbeeld door haar in een tent te plaatsen, is zeker niet in het belang van het welzijn van de olifant. Ik meen dat het welzijn van de olifant voldoende is gediend met een verbod op optreden en een verbod op direct contact.
De grote medische problemen in de raskattenfokkerij |
|
Femke Merel Arissen (PvdD) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de lancering van de RaskattenWijzer, waarin een overzicht is opgenomen van alle erfelijke medische aandoeningen die zich voordoen bij het fokken van diverse kattenrassen?1
Ja.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat door inteelt en door het nastreven van een onnatuurlijk, extreem uiterlijk zieke katten worden gefokt die hun leven lang lijden aan diverse aandoeningen? Zo niet, kunt u dit toelichten?
Ja.
Deelt u de mening dat er onder andere bij het fokken van de kattenrassen Pers, de Sfinx en de Exotische korthaar sprake is van het benadelen van het welzijn en de gezondheid van het ouderdier en de nakomelingen en van het fokken op uiterlijke kenmerken die schadelijke gevolgen hebben voor het welzijn of de gezondheid van de dieren? Zo ja, op welke wijze wordt hierop gehandhaafd, aangezien dit verboden is middels het Besluit houders van dieren? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Bij het fokken van kattenrassen kan het inderdaad voorkomen dat katten lijden onder – aan hun ras gebonden – erfelijke ziekten of schadelijke raskenmerken. Dit is onder andere gebleken uit incidentieonderzoek. De NVWA en de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) zien toe op de naleving van artikel 3.4 van het Besluit houders van dieren. Dit artikel beoogt schadelijke gevolgen van fokken tegen te gaan.
In een aantal opzichten blijkt beoordeling of fokkers hun inspanningsverplichtingen op grond van het Besluit voldoende nakomen complex, omdat het hier om een open norm gaat. Op dit moment onderzoek ik dan ook in samenspraak met de NVWA, de LID en enkele NGO’s, hoe het op een schadelijke manier fokken van dieren beter handhaafbaar te maken is.
Deelt u de mening dat maatregelen als voorlichting aan geïnteresseerden, begeleiding van huisdiereigenaren en fokkers en richtlijnen voor dierenartsen zonder een verplichtend karakter onvoldoende zijn als er sprake is van dierenleed? Zo ja, welke conclusies verbindt u hieraan? Zo nee, kunt u toelichten op welk moment u zult overgaan tot andere maatregelen?
Ik ben van mening dat het doorgeven van schadelijke raskenmerken of erfelijke gebreken op dit moment nog te vaak voorkomt in de fokkerij. Daarom heb ik de Faculteit Diergeneeskunde onderzoek laten uitvoeren naar erfelijke gebreken. Dit onderzoek is eind november 2016 afgerond. Het rapport2 geeft een goed beeld (nulmeting) van de aandoeningen die bij 38 honden- en 2 kattenrassen voorkomen. Om de representativiteit van de cijfers verder te verbeteren wordt gewerkt aan de verhoging van het aantal deelnemende dierenartsen aan het onderzoek van de Faculteit Diergeneeskunde. Zij leveren via de eigen praktijk gegevens aan voor het onderzoek. Het onderzoek moet in de eerste plaats fokkers in staat stellen erfelijke gebreken te voorkomen. Daarnaast moet het de handhaving beter in staat stellen fokkers aan te spreken op hun verplichtingen.
Daarnaast is uw Kamer in een brief over dierenwelzijn van 17 mei jl. geïnformeerd over het starten van een pilot, waarbij een aantal rasverenigingen enkele jaren wetenschappelijk begeleid wordt om rasgebonden gezondheidsproblemen ook daadwerkelijk te laten verdwijnen (Kamerstuk 28 286, nr. 909). Het Ministerie van Economische Zaken beoogt deze pilot te ondersteunen.
Kunt u toelichten hoe de handhaving van het Besluit houders van dieren is vormgegeven? Hoeveel uren heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) hiervoor beschikbaar?
De NVWA is voor wat betreft het Besluit houders van dieren met name belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen op het terrein van landbouwhuisdieren.
Daarnaast houdt de NVWA toezicht op de handel in honden. De LID houdt primair toezicht op de regels voor (bedrijfsmatig) gehouden gezelschapsdieren. NVWA en de LID stemmen onderling af en werken samen bij het toezicht op de hondenhandel. Ook de politie speelt hier een rol. Meldingen over noodhulp voor dieren worden in eerste instantie door de lokale politie ontvangen. De politie ondersteunt de NVWA en de LID bij hun handhavingstaken.
Inspecties door de NVWA vinden plaats binnen de jaarlijks beschikbare capaciteit voor de aanpak van misstanden in de bedrijfsmatige gehouden dierenhandel. In 2014 en 2015 was dit 5.512 uur, in 2016 8.268 uur. De capaciteit wordt risico-gericht ingezet. Meldingen over import van honden en katten uit landen met een hoog rabiës-risico hebben daarbij prioriteit.
De LID heeft in 2016 in totaal 31.940 uur besteed aan de handhaving van het Besluit houders van dieren (inclusief artikel 3.4 m.b.t. fokken) en de meldingen mishandeling en verwaarlozing van gezelschapsdieren.
Hoeveel controles hebben er sinds 2014 plaatsgevonden in het kader van Besluit houders van dieren en wat zijn hierbij de bevindingen geweest?
Het toezicht op de naleving van het Besluit houders van dieren vindt plaats binnen de jaarlijks beschikbare capaciteit van de NVWA voor de aanpak van misstanden in handel en fokkerij van gezelschapsdieren. Het toezicht op de fokkerij is in eerste instantie gericht geweest op de hondenfokkerij.
In 2016 heeft een pilot plaatsgevonden hoe toezicht gehouden kan worden op uitvoering van artikel 3.4 – regels m.b.t. het fokken van gezelschapsdieren – van het Besluit houders van dieren door de fokkers. Er zijn 6 controles bij hondenfokkers uitgevoerd door twee gemengde inspectieteams van NVWA en LID. Bij de helft van de uitgevoerde inspecties was het oordeel «niet akkoord». Deze fokkers hebben een waarschuwingsbrief ontvangen. Daarnaast heeft naar aanleiding van een handhavingsverzoek ook een inspectie bij andere hondenfokkers plaatsgevonden. Ook bij deze fokkers was het oordeel «niet akkoord». Ook zij hebben een schriftelijke waarschuwing ontvangen. Hercontroles zijn gepland maar nog niet uitgevoerd.
Deelt u de mening dat inteelt in de raskattenfokkerij valt onder het benadelen van het welzijn en de gezondheid van het ouderdier en de nakomelingen? Bent u bereid inteelt binnen de raskattenfokkerij te verbieden? Zo nee, kunt u dit toelichten?
De bepalingen in het Besluit houders van dieren die zijn gericht op het tegengaan van schadelijke effecten in de fokkerij bevatten geen specifieke maatregelen omdat alleen per ras is te beoordelen hoe fokkerij verantwoord plaats kan vinden. Inteelt is verboden op grond van het Besluit als die binnen een specifiek ras leidt tot negatieve gevolgen voor het welzijn en de gezondheid van de nakomelingen.
Bent u bereid de chipplicht voor honden uit te breiden naar katten? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Nee, zoals eerder aan uw Kamer medegedeeld komt er geen verplichte identificatie en registratie van katten vanwege de daarmee samenhangende administratieve lasten. Ik verwijs hierbij naar de brief van 7 juli 2016 (Kamerstuk 28 286, nr. 884).
Lange afstandswedstrijden in de duivensport, waarbij meer dan de helft van de dieren uitvalt. |
|
Femke Merel Arissen (PvdD), Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Helletocht voor de sterkste duiven», waarin wordt omschreven hoe tijdens een jaarlijkse lange afstandswedstrijd duizenden duiven de eindstreep niet hebben gehaald, omdat ze gedesoriënteerd raken door onweer of storm, temperaturen van ver boven de 30 graden moeten trotseren en in één ruk meer dan duizend kilometer moeten afleggen?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat van de Belgische duiven slechts 32,5% is teruggekeerd voor het sluiten van de registratie (2.577 van de 7.907 dieren)? Hoe groot is het percentage van de 4.492 Nederlandse duiven dat de helletocht van Barcelona naar Nederland niet heeft overleefd of dat vermist is geraakt?
Wanneer de snelste 25% van de duiven is geregistreerd, is de wedstrijd afgelopen en hoeft er niet meer geklokt te worden. Ook na het sluiten van de tijdsregistratie komen duiven nog thuis, maar dat wordt niet meer gemeld. Het is daarom, voor zover ik heb begrepen, niet bekend hoeveel duiven er thuis zijn of uiteindelijk nog thuis zullen komen.
Hoe oordeelt u over het dierenwelzijn voor wat betreft dit soort slopende tochten van soms meer dan duizend kilometer?
De Nederlandse duivenorganisaties dienen zich, zoals elke houder van dieren, te houden aan de van toepassing zijnde algemene welzijnsvoorschriften van de Wet dieren en het Besluit houders van dieren. Zo is het verboden bij dieren onnodig lijden te veroorzaken of de gezondheid onnodig te benadelen. Ik heb begrepen dat voor de langere afstanden duiven worden ingezet die robuuster zijn en langere vluchten aan kunnen. Dat neemt niet weg dat, mochten er overtredingen geconstateerd worden omdat niet wordt voldaan aan de dierenwelzijnsregels, ingegrepen kan worden. Het is aan de toezichthouders om dergelijke overtredingen te constateren.
Deelt u de mening dat bij dierenwedstrijden, waar grote prijzen aan zijn verbonden, het risico op benadeling van het welzijn van de dieren wordt vergroot? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u een overzicht geven van het aantal wedstrijden dat jaarlijks plaatsvindt in de duivensport, opgesplitst in korte afstand en lange afstand, het aantal duiven dat hiervoor wordt gebruikten de hoogte van de uitval onder de duiven? Zo nee, waarom niet?
Ik beschik niet over de gevraagde gegevens met betrekking tot de georganiseerde evenementen met duiven in Nederland. Een aantal gegevens, waaronder het tijdstip en de locatie van inkorven en lossen bijvoorbeeld, moet worden gemeld om het toezicht mogelijk te maken. De NVWA kan per melding besluiten een controle uit te voeren. Het aantal meldingen staat niet gelijk aan het aantal wedstrijden (meerdere meldingen per wedstrijd zijn mogelijk). Deze meldingen worden niet standaard bewerkt tot totaaloverzichten omdat dit niet nodig is voor het toezicht. Gezien de verschillende wijzen waarop de meldingen aangeleverd mogen worden, is het niet mogelijk een totaaloverzicht te genereren.
Welke dierenwelzijnsrichtlijnen gelden er voor het inzetten van duiven bij trainingen en wedstrijdvluchten en door wie zijn deze richtlijnen opgesteld? Acht u deze richtlijnen voldoende om het welzijn van de duiven te waarborgen? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, op welke wijze bent u voornemens hier verandering in te brengen?
Vanuit mijn ministerie zijn geen richtlijnen opgesteld voor het inzetten van duiven bij trainingen en wedstrijdvluchten. Wel zijn er algemene dierenwelzijnsnormen opgenomen in het Besluit houders van dieren. Daarnaast is er diergezondheidsregelgeving vastgesteld met betrekking tot diergezondheid, in de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s. Vanuit deze regeling vloeit de verplichting voort dat duiven die mee doen aan een vliegwedstrijd, tentoonstelling of show, minimaal twee weken voor deelname gevaccineerd dienen te worden tegen Newcastle Disease (NCD). Dit is een besmettelijke dierziekte waar een bestrijdingsplicht voor geldt.
De Nederlandse Postduivenhouders Organisatie heeft ook eigen reglementen opgesteld met daarin dierenwelzijnsvoorschriften. Aan deze reglementen zijn de verenigingen die wedstrijden organiseren onder de auspiciën van de Nederlandse Postduivenhouders Organisatie, gehouden.
Op welke wijze en door welke instantie wordt er toezicht gehouden op de uitoefening van trainingen en wedstrijden met duiven en op de naleving van eventuele richtlijnen? Acht u dit toezicht voldoende? Welke rol ziet u hierbij weggelegd voor de (landelijke) overheid?
De Nederlandse Postduivenhouders Organisatie houdt toezicht op de wedstrijden. Op basis van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s, artikel 55, derde lid, moet het verzamelen van wedstrijdduiven gemeld worden aan de NVWA. De NVWA kan de duiven aldaar inspecteren. Tot slot kunnen welzijnsovertredingen gemeld worden via 144 red een dier. De politie, LID of NVWA kan deze melding opvolgen en zo nodig een proces-verbaal of rapport opmaken.
Deelt u de mening dat een verbod op lange afstandswedstrijden nodig is om het welzijn van duiven te beschermen? Zo ja, bent u bereid tot het instellen van een verbod op deze langeafstandswedstrijden met duiven?
Zolang de Nederlandse Postduivenhouders Organisatie en de onder auspiciën van de Nederlandse Postduivenhouders Organisatie werkende verenigingen laten zien zich in te zetten voor de waarborging van zowel de gezondheid als het welzijn van de aan de wedstrijdvluchten deelnemende duiven en zich houden aan de eigen reglementen, zie ik geen reden een verbod in te stellen op wedstrijdvluchten.
Welk verband bestaat er tussen uitval bij dit soort lange afstandsvluchten en duivenoverlast in steden? Deelt u de opvatting dat verdwaalde duiven terecht kunnen komen in steden, waar ze voor overlast kunnen zorgen? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid hiertoe onderzoek naar te laten doen?
Er bestaat geen aantoonbaar verband tussen duivenoverlast in steden en lange-afstandsvluchten. Ik zie geen aanleiding om hier onderzoek naar te laten doen.
De vorming van de ‘Stichting Aanmoedigingsfonds van de Koninklijke Facultatieve’ |
|
Femke Merel Arissen (PvdD), Lammert van Raan (PvdD) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Kent u het artikel op onderzoekssite Follow The Money (FTM) d.d. 24 april 2017 waarin de ontmanteling van een vereniging wordt besproken?1
Ja.
Is het waar dat de Koninklijke Vereniging voor Facultatieve Crematie (KVvFC) 17 miljoen euro, ruim 10.000 euro per verzekerde heeft geschonken aan een goededoelenstichting, die werd bestuurd door dezelfde bestuurders als de vereniging, waarmee de 1678 veelal hoogbejaarde leden de zeggenschap verloren over hun omvangrijke verenigingskapitaal? Zo nee, in welk opzicht vormt het artikel op FTM een onjuiste weergave van de feiten? Zo ja, heeft er een algemene ledenvergadering plaatsgevonden waarin deze overdracht op statutair correcte wijze heeft plaatsgevonden?
Op grond van artikel 48 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is het bestuur van een vereniging verplicht binnen zes maanden na afloop van het boekjaar of na verlenging van deze termijn door de algemene vergadering, een bestuursverslag uit te brengen over de gang van zaken in de vereniging en over het gevoerde beleid en de staat van baten en lasten met een toelichting ter goedkeuring voor te leggen aan de algemene vergadering. De gedeponeerde jaarstukken kunnen worden verkregen bij de Kamer van Koophandel.
Het kabinet heeft geen bemoeienis met het eigenaarschap en de zakelijke transacties van afzonderlijke private ondernemingen en organisaties, tenzij dit ingevolge de wet een taak van een van de leden van het kabinet is. Ten aanzien van de Koninklijke Facultatieve is dat laatste niet het geval. Om deze reden spreek ik mij niet uit over de door FTM gestelde feiten.
Acht u het een correcte gang van zaken dat bestuurders van een vereniging die voornamelijk bestaat uit hoogbejaarde leden, grote bedragen onttrekken aan het verenigingsvermogen? Zo ja, om welke reden? Zo nee, waarom niet?
In het algemeen geldt dat de algemene vergadering de staat van baten en lasten dient goed te keuren. Het bestuursverslag bevat informatie over eventuele giften. Het is aan de algemene vergadering om hierover te beslissen. Ieder lid is, ongeacht de leeftijd, gerechtigd zijn stemrecht uit te oefenen.
Deelt u de mening dat, gelet op de in behandeling zijnde wet bestuur en toezicht rechtspersonen, waarvan het kabinet als reden aangeeft dat het toezicht in kwestie verbetering behoeft, onafhankelijke toetsing in zaken als deze van groot belang is?2 Zo nee, waarom niet?
Het wetsvoorstel bestuur en toezicht rechtspersonen voorziet in de behoefte om de taken en bevoegdheden van bestuurders en commissarissen van verenigingen in een aantal opzichten te verduidelijken. In de algemene bepalingen van Boek 2 BW wordt neergelegd dat bestuurders en commissarissen zich bij de vervulling van hun taak richten naar het belang van de rechtspersoon en de daaraan verbonden onderneming of organisatie (artikel 2:9 lid 3 en artikel 2:11 lid 4). Hiermee wordt verduidelijkt dat deze norm ook geldt voor bestuurders en commissarissen van verenigingen en stichtingen. Daarnaast wordt voor verenigingen en stichtingen een tegenstrijdig-belangregeling geïntroduceerd langs de lijnen zoals die reeds geldt voor naamloze en besloten vennootschappen. Deze houdt in dat bestuurders met een tegenstrijdig belang niet mogen deelnemen aan de beraadslaging en besluitvorming over het betreffende onderwerp.
Deelt u de mening dat de directe en persoonlijke betrokkenheid van bij het landsbestuur betrokken personen bij de KVvFC, een onafhankelijk onderzoek noodzakelijk maken, teneinde de vertrouwenskloof tussen burgers en politiek niet verder te vergroten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze wilt u een dergelijk onafhankelijk onderzoek bewerkstelligen?
De aanleiding voor deze Kamervragen is een private aangelegenheid tussen een vereniging en een stichting. Ik hecht eraan te benadrukken dat het niet aan het kabinet is om zich in dergelijke private aangelegenheden te mengen. De leden van een vereniging hebben, mede op grond van het Burgerlijk Wetboek, diverse mogelijkheden om op te treden indien zij het niet eens zijn met de gang van zaken.
Bent u bereid het openbaar ministerie opdracht te geven te bezien in hoeverre sprake is van verwaarlozing van taken door de bestuurders in kwestie en hun accountants? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
De Minister van Veiligheid en Justitie kan volgens de Wet op de Rechterlijke Organisatie algemene en bijzondere aanwijzingen geven betreffende de uitvoering van de taken en bevoegdheden van het Openbaar Ministerie. Met betrekking tot individuele zaken betracht de Minister in verband met de bijzondere positie van het Openbaar Ministerie in het strafproces grote terughoudendheid (Kamerstukken II, 1996/1997, 25 392, nr. 3). Er is geen aanleiding om van deze lijn af te wijken.
Kunt u inzicht geven in het vigerende toezichtprotocol (bij onder andere de verdeling van de aanwezige baten en lasten) dat gebruikt wordt bij de omvorming van niet-commerciële rechtspersonen naar commerciële rechtspersonen, zoals bijvoorbeeld nutsinstellingen en onderlinge verzekeringsmaatschappijen? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
Met betrekking tot het toezichtsprotocol leg ik de vraag als volgt uit: Wat is de werkwijze van De Nederlandsche Bank (DNB) indien een onderlinge waarborgmaatschappij wordt omgezet in een naamloze vennootschap (NV)? Bij een dergelijke omzetting beoordeelt DNB of de NV aan de prudentiële eisen van de Wet financieel toezicht voldoet. Dit vindt plaats in het kader van het lopend toezicht op deze verzekeraar. De risicodrager wijzigt immers niet door deze omzetting. Het besluit van de onderlinge om zich om te zetten in een NV is aan de deelnemers, daar ligt geen taak voor DNB.
Op grond van artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek kunnen verenigingen en stichtingen zich omzetten naar bijvoorbeeld een naamloze of besloten vennootschap. Omzetting vereist een besluit van de algemene vergadering tot omzetting en tot statutenwijziging, genomen met een meerderheid van ten minste negen tienden van de uitgebrachte stemmen. Voor de omzetting van een stichting in een andere rechtspersoon is bovendien rechterlijke machtiging vereist. Na omzetting van een stichting moet uit de statuten blijken dat het vermogen dat zij bij de omzetting heeft en de vruchten daarvan slechts met toestemming van de rechter anders mogen worden besteed dan voor de omzetting was voorgeschreven (het zogenoemde beklemde vermogen).