Het bericht 'Paniek over veiligheid pensioenen APG: kritisch rapport legt problemen bloot' |
|
Luc Stultiens (GroenLinks-PvdA), Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Eddy van Hijum (CDA), Zsolt Szabó (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving over de kwetsbaarheid van de ICT bij APG en het Schuberg Phyllis-onderzoek waar dit uit bleek?1
Ja, hier ben ik mee bekend.
Is het bij u bekend of andere kritieke instellingen met zulke kwetsbaarheden te maken hebben?
Instellingen, zoals APG, laten periodiek testen en audits uitvoeren om IT-kwetsbaarheden en verbeterpunten aan het licht te brengen. Hieruit is gebleken dat de beveiliging van APG van zeer hoog niveau is. APG geeft echter aan dat er ook verbeterpunten zijn in de beveiliging van de IT-infrastructuur. Na deze constatering zijn er mitigerende maatregelen genomen tegen de IT-risico’s. Dit gebeurt in goed overleg met de belangrijkste stakeholder en toezichthouders. Pensioenuitvoerders staan via hun fondsen onder toezicht, en doen mee aan zeer ingrijpende cybersecuritytesten van DNB. Het doel hiervan is om eventuele kwetsbaarheden tijdig te onderkennen en deze adequaat op te lossen.
Deelt u de opvatting dat het veilighouden van álle kritische ICT-infrastructuur waar mensen afhankelijk van zijn, bijvoorbeeld voor hun pensioen, gezondheid of inkomen, een overheidstaak is?
De regering hecht waarde aan de vitaliteit van belangrijke (financiële) instellingen zoals pensioenfondsen. Tegelijkertijd zet de regering in de Aanpak vitaal in op het versterken van de weerbaarheid van vitale instellingen2. De vitale infrastructuur bestaat uit processen en diensten die essentieel zijn voor de Nederlandse samenleving, waarvan verstoring, uitval of manipulatie grote gevolgen kan hebben voor de Nederlandse economie en maatschappij. De Aanpak vitaal is gericht op het voorkomen van de verstoring van vitale processen en de weerbaarheid aanhoudend te verhogen. In de cyclus vitaal identificeren vakdepartementen welke processen en aanbieders vitaal zijn en welke dreigingen en risico’s er binnen de vitale processen bestaan.
Mocht de uitkomst van de Aanpak vitaal zijn dat sommige pensioenuitvoerders als vitaal worden aangemerkt, dan brengt dit rechten en plichten met zich mee. Zo krijgt een vitale aanbieder bij cyberincidenten ondersteuning van het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) in het geval van grootschalige uitval.
Hoe bent u betrokken bij het oplossen van de kwetsbaarheden bij APG, gezien het essentiële belang van deze instelling voor het uitkeren van pensioenen?
Vanuit mijn positie als Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ben ik niet rechtstreeks betrokken bij het oplossen van de kwetsbaarheden bij APG. APG is een private vergunninghoudende entiteit die onder toezicht staat bij de toezichthouders AFM en DNB. APG heeft in samenspraak met de twee toezichthouders zo spoedig mogelijk zelf mitigerende maatregelen getroffen om deze problemen zelf op te lossen.
Heeft De Nederlandsche Bank (DNB) als toezichthouder eerder deze kwetsbaarheden aangetroffen? Zo nee, hoe kan de toezichthouder beter in staat worden gesteld om op de ICT toe te zien?
Informatiebeveiliging en cybersecurity zijn de afgelopen jaren een belangrijk strategisch thema binnen het toezicht van DNB en AFM.
Pensioenuitvoeringsorganisaties staan via hun fondsen onder toezicht en doen mee aan zeer ingrijpende cybersecuritytesten van DNB, waaronder de TIBER-test. TIBER staat voor Threat Intelligence Based Ethical Red-teaming en heeft als doel om te testen hoe weerbaar organisaties zijn tegen geavanceerde cyberaanvallen3. Kwetsbaarheden, waar zichtbaar, worden gemitigeerd. Voor zover bij mij bekend zijn er geen gevallen waarbij de IT-veiligheid van pensioenuitvoerders niet op orde is. Er zijn geen signalen vanuit de toezichthouders dat de huidige manier van toezicht op de ICT van pensioenuitvoerders niet voldoet. DNB kan niet ingaan op vragen over individuele instellingen die onder toezicht staan.
Welk aandeel van het toezicht van de DNB wordt besteed aan cyberveiligheid van pensioenfondsen? Is dit toereikend om structurele kwetsbaarheden grondig te onderzoeken?
Vanwege toezichtvertrouwelijke informatie kan DNB geen uitlatingen doen welk aandeel van het toezicht besteed wordt aan cyberveiligheid van pensioenfondsen. Er zijn mij vanuit de toezichthouders geen signalen bekend dat de huidige capaciteit ontoereikend is om structurele kwetsbaarheden grondig te onderzoeken.
In zijn algemeenheid geldt dat cyberdreigingen toenemen. Dat ziet DNB terug in externe dreigingsanalyses van onder andere het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC). DNB heeft recent ook informatie gedeeld over cyberrisico’s voor de financiële stabiliteit in het Overzicht Financiële Stabiliteit (najaar 2024). Dat komt enerzijds door steeds verdergaande automatisering van bedrijfsprocessen die al jarenlang aan de gang is. Dat maakt instellingen potentieel kwetsbaar voor cybercriminaliteit. Anderzijds ziet DNB dat dreigingen toenemen als gevolg van geopolitieke spanningen. Dit maakt instellingen potentieel ook kwetsbaar voor verstoring/sabotage door statelijke actoren.
DNB geeft aan dat maatregelen gelijke tred moeten houden met eventuele toenemende dreigingen. Instellingen moeten voortdurend alert zijn dat hun beheersmaatregelen passend zijn en blijven. DNB vraagt daarvoor aandacht, onder andere met de DNB Good Practice informatiebeveiliging. DNB ziet risico-gebaseerd erop toe dat instellingen aandacht houden voor voortdurende verbetering en dat zij de effectiviteit van hun maatregelen ook regelmatig testen. Voorts heeft DNB binnen de divisie Toezicht Pensioenfondsen een expertisecentrum specifiek gericht op operationele en IT-risico’s.
Hoe zorgt u ervoor dat andere kritieke instellingen zo goed mogelijk lessen trekken uit het Schuberg Phyllis-onderzoek en de stappen die APG zet ter verbetering?
Instellingen moeten voortdurend alert zijn dat hun beheersmaatregelen passend zijn en blijven. DNB vraagt daarvoor aandacht, onder andere met de DNB Good Practice informatiebeveiliging. DNB ziet er risico-gebaseerd op toe dat instellingen aandacht houden voor voortdurende verbetering en dat zij de effectiviteit van hun maatregelen ook regelmatig testen. Voorts heeft DNB binnen de divisie Toezicht Pensioenfondsen een expertisecentrum specifiek gericht op operationele en IT-risico’s.
De regering hecht waarde aan de vitaliteit van belangrijke (financiële) instellingen zoals pensioenfondsen. Daartoe zet de regering in de Aanpak Vitaal in op het versterken van de weerbaarheid van vitale instellingen.4 Het doel hiervan is om de weerbaarheid van kritieke instellingen blijvend te verhogen.
Bent u bereid andere kritieke instellingen aan te moedigen al dan niet financieel te ondersteunen bij het uitvoeren van diepgravende analyses van hun ICT-kwetsbaarheden?
Organisaties zijn primair zelf verantwoordelijk voor hun ICT, zo ook de daaruit naar voren komende kwetsbaarheden. Vitale aanbieders dienen bij het in gebruik nemen van producten en diensten goed risicomanagement uit te voeren. Het analyseren van mogelijke risico’s is gestoeld op het in kaart brengen van (1) de te beschermen belangen, (2) de dreiging tegen deze belangen te identificeren en (3) de bestaande weerbaarheid van de organisatie te definiëren en (4) op basis van deze analyse aanvullende maatregelen treffen om de risico’s te beheersen. Het doel is om uiteindelijk tot een passend niveau van weerbaarheid te komen en de mate van risicoacceptatie te bepalen.
Pijler I van de Nederlandse Cybersecurity Strategie 2022–2028 ziet toe op het verhogen van de digitale weerbaarheid van de overheid, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Er worden verschillende acties uitgevoerd die de vergaande publiek-private samenwerking – hetgeen nodig is om deze ambitie te realiseren – te verdiepen en uit te breiden.
Het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) en het Digital Trust Center (DTC) hebben het afgelopen jaar diverse kennis- en adviesproducten ontwikkeld over cybersecurity in het risicomanagementproces, crisispreparatie en incidentrespons. Het gaat daarbij niet alleen om producten die relevant zijn voor organisaties die onder het toepassingsbereik van Cyber beveiligingswet vallen, maar ook voor alle andere organisaties. Daarnaast is er door het NCSC en het DTC een nieuwe set cybersecurity basisprincipes geschreven.
Om in publiek-privaatverband nog sneller en beter samen te werken heeft het NCSC gewerkt aan het digitaliseren van onder andere het delen van kwetsbaarheden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van kwetsbaarheidsregisters om zo organisaties snel van advies te kunnen voorzien. Dit gebeurt mede in samenhang met het programma Cyclotron.
Daarnaast is er in 2024 met het publiceren van de toekomstvisie voor het Cyberweerbaarheidsnetwerk (CWN) een belangrijke stap gezet naar het verdiepen en uitbreiden van publiek-private samenwerking op het gebied van cybersecurity.
Tot slot heeft de Cyberbeveiligingswet ook invloed. Organisaties die onder deze wet vallen moeten voldoen aan een zorgplicht, waarin risicomanagement een centrale rol speelt. De verwachting is dat het wetsvoorstel in Q4 2024 aan de Afdeling Advisering van de Raad van State kan worden aangeboden. Op 17 oktober 2024 is de kamer geïnformeerd over de huidige stand van zaken.
Welke voorzieningen staan er in de Cyberveiligheidswet die nog naar de Kamer komt, die onmisbare (publieke én private) instellingen als het APG zouden helpen?
De Cyberbeveiligingswet is de nationale wetgeving die voortkomt uit de Europese Network and Information Security Directive (NIS2-richtlijn). Het wetsvoorstel dat nog naar de Kamer komt heeft als doel om de digitale en economische weerbaarheid te versterken tegen toenemende dreigingen. De wet zal gelden voor bedrijven en organisaties die in specifieke «kritieke» sectoren actief zijn en een bepaalde omvang hebben. Voor financiële instellingen geldt de DORA, waarvoor het Ministerie van Financiën en DNB verantwoordelijk zijn.
De Cyberbeveiligingswet is horizontale wetgeving en schrijft voor de organisaties die daaronder vallen een zorgplicht voor. De zorgplicht verplicht organisaties zelf een risicoanalyse uit te voeren, op basis waarvan zij passende en evenredige maatregelen nemen voor de beveiliging van hun netwerk- en informatiesystemen die worden gebruikt voor de verlening van hun diensten. De leden van het bestuur van die entiteiten moeten de maatregelen goedkeuren en toezicht houden op de uitvoering ervan. Om dit goed te kunnen doen, dienen zij ook een opleiding te volgen.
De organisaties waarop de Cyberbeveiligingswet van toepassing is, moeten met advies en bijstand worden ondersteund door een CSIRT (Computer Security Incident Response Team). De ondersteuning vanuit de overheid kan verder bestaan uit informatie-uitwisseling, richtlijnen en kennisuitwisseling over maatregelen met als doeleinde het verhogen van cyberweerbaarheid.
Daarnaast zal worden toegezien op de naleving van de Cyberbeveiligingswet door de verantwoordelijke toezichthouders.
Erkent u evenals bronnen uit het artikel dat het versterken van de ICT-kennis in de besturen van grote instellingen direct bijdraagt aan de cyberveiligheid van die organisaties?
De leden van het bestuur van organisaties moeten de maatregelen in het kader van de risicoanalyse goedkeuren en toezicht houden op de uitvoering ervan. Om dit goed te kunnen doen, dienen zij ook een opleiding te volgen. Deze verplichting is onderdeel van de eerder benoemde NIS2-richtlijn en hier zal ook op worden toegezien.
Op welke manier gaat u ervoor zorgen dat er meer ICT-kennis komt aan de top van kritieke instellingen? Is het versterken van de rol van de functionaris gegevensbescherming hiervoor voldoende? Kan er desnoods vanuit het Rijk bijgesprongen worden met ICT-expertise als die expertise aan de bestuurstafel mist?
De NIS2-richtlijn schrijft het bestuur van organisaties voor dat zij een cybersecurity-opleiding volgt. We hanteren in Nederland het principe dat er met de vertaling van EU-richtlijnen naar Nederlandse wet- en regelgeving zo dicht mogelijk bij de richtlijn wordt gebleven.
Een functionaris gegevensbescherming kan indien nodig ingezet worden, als dit nodig wordt geacht vanuit toezicht & handhaving. De precieze invulling hiervan volgt uit de Cyberbeveiligingswet en de bijbehorende AMvB.
Organisaties zijn zelf verantwoordelijk en dus is het niet mogelijk dat de overheid deze rol aan de bestuurstafel overneemt. Wel kunnen organisaties indien nodig een beroep doen op bijstand en expertise van de CSIRT.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja.
Het beperken van de beloofde krimp van Schiphol |
|
Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het interview met dhr. Brouns (cfo van KLM) in Het Financieele Dagblad?1
Ja.
Wat zijn de consequenties van de latere levering van de nieuwe toestellen voor de geluidsproductieplafonds van Schiphol, bij een verder ongewijzigde operatie? Deelt u de mening dat de consequentie van achterblijvende resultaten op de hinderbeperkende maatregelen moet zijn dat er minder vluchten worden toegestaan?
In de brief van 4 september is de Kamer geïnformeerd dat er bindende afspraken gemaakt zullen worden met de KLM Groep en Schiphol, zodat zij zich committeren aan hun inzet om het geluidsdoel te behalen2. Er wordt momenteel overleg gevoerd over de inhoud en naleving van de afspraken. Zoals ook in de Kamerbrief van 4 september gedeeld kan het niet halen van het geluidsdoel in het uiterste geval betekenen dat er een nieuwe balanced approach-procedure moet worden gestart om te borgen dat het geluidsdoel alsnog wordt gehaald.
Hoeveel meer geluidsbelasting dan wel latere reductie van geluidsbelasting in afwachting van nieuwe toestellen, is volgens u aanvaardbaar? Is het wederom gedogen van overschrijdingen in afwachting van stillere toestellen in de toekomst in lijn met de uitspraak van de rechter en in lijn met de passage in het regeerprogramma over herstel van de rechtspositie van omwonenden?
Gedogen van overschrijdingen is niet aan de orde. Het maatregelenpakket inclusief capaciteitsreductie, zoals op 4 september aanvullend genotificeerd bij de Europese Commissie, gaat uit van een totaal doelbereik van 17% in november 2025. Het maximaal aantal vliegtuigbewegingen dat onderdeel uitmaakt van dat maatregelenpakket, wordt vastgelegd in een Luchthavenverkeerbesluit (LVB). Hier wordt vervolgens op gehandhaafd.
Daarnaast worden er afspraken gemaakt met de KLM groep en met Schiphol over de maatregelen die zij hebben toegezegd te zullen uitvoeren. De afspraken die momenteel worden gemaakt zijn dus ook gericht op de inzet van de KLM Groep en Schiphol om hun aandeel van deze gehele 17% te halen. Er vindt momenteel overleg plaats over de inhoud en naleving van de afspraken. Als de eerdere toezeggingen niet worden nageleefd, behoort sanctionering tot de opties.
Ook heeft het kabinet besloten om het daadwerkelijke effect van het maatregelenpakket een jaar te monitoren. Dit kan gevolgen hebben voor het resterende percentage van het geluidsdoel. Daarna wordt besloten welke verdere stappen gezet moeten worden. Zoals gezegd kan dit betekenen dat er een nieuwe balanced approach-procedure moet worden gestart om te borgen dat het geluidsdoel wordt gehaald.
Kunt u aangeven bij welke partij het risico behoort te liggen als een leverancier nieuwe toestellen te laat levert met een hogere geluidsbelasting voor de omwonenden als gevolg? Bent u het ermee eens dat het risico en de gevolgen van het risico van late leveringen door Airbus niet bij de omwonenden van Schiphol neergelegd kunnen worden?
Er worden afspraken gemaakt met de KLM Groep over de maatregel additionele vlootvernieuwing. Onderdeel van de gesprekken met de KLM Groep betreft de vraag wat moet worden gedaan als de geplande vlootvernieuwing zoals meegenomen in de berekeningen vertraagd plaatsvindt en het beoogde doelbereik van 17% in november 2025 daarmee niet behaald kan worden.
Middels de brief d.d. 3 september onderschrijft KLM deze verantwoordelijkheid specifiek ten aanzien van de maatregel vlootvernieuwing en de inzet van stillere toestellen in de nacht3. KLM heeft daarbij toegezegd dat wanneer onverhoopt blijkt dat het gestelde geluidsdoel in de praktijk niet wordt gehaald, omdat de KLM maatregelen onvoldoende reductie van de geluidsbelasting realiseren, zij bereid zijn voor het KLM deel aanvullende maatregelen te treffen in lijn met het nog op te stellen convenant. De gesprekken voor het vastleggen van dit convenant zijn momenteel nog gaande. Op deze manier wordt het risico van het behalen van het geluidsdoel met deze convenanten bij de sector belegd en wordt voor omwonenden de garantie geboden dat het geluidsdoel van 17% wordt behaald.
Deelt u de mening dat het hier gaat om een maatregel die door de luchtvaartsector zelf is ingebracht in de balanced approach en dat uitgestelde levering een bedrijfsrisico is dat hoort het runnen van een luchtvaartmaatschappij?
Zie antwoord vraag 4.
Kan KLM en/of Schiphol gekort worden in het aantal vluchten om zo toch onder de afgesproken geluidsplafonds te blijven?
De capaciteit van Schiphol wordt vastgesteld door de luchthavenexploitant. Schiphol dient met het wettelijk nationaal en Europees kader rekening te houden bij het vaststellen van de beschikbare capaciteit. Bij het opstellen van de beschikbare capaciteit moet de luchthavenexploitant onder andere rekening houden met milieufactoren, waaronder de grenswaarden voor geluid. Na implementatie van de maatregelen in het LVB, zal de Inspectie Leefomgeving en Transport het LVB handhaven. Het niet behalen van het totaal gestelde geluidsdoel kan ultimo leiden tot een nieuwe balanced approach procedure, eventueel met een impact op de maximale capaciteit van de luchtvaartmaatschappijen op Schiphol.
Hoe gaat u beoordelen of een toestel valt onder de autonome of onder de bovengemiddeld snelle vlootvernieuwing?
Er is gedetailleerd gekeken naar de vlootvernieuwing van de KLM Groep voor de komende periode. Met deze informatie is gerekend. Vervolgens is gekeken welk aandeel van de vlootvernieuwing aanvullend wordt doorgevoerd door KLM, bovenop de vlootvernieuwing die sowieso al wordt verwacht. Vervolgens is voor de maatregel additionele vlootvernieuwing alleen gerekend met de vlootvernieuwing die KLM extra doorvoert de komende periode.
De maatregel additionele vlootvernieuwing zoals onderdeel van het pakket gaat uit van de geplande additionele vlootvernieuwing tot en met de implementatiedatum van november 2025. In november 2025 zal daarom inzichtelijk zijn welk aandeel van de geplande vlootvernieuwing op dat moment geleverd is of waar vervangende maatregelen nodig zijn om het beoogde totale geluidsdoel van 17% te behalen.
Kunt u aangeven voor welke perioden er bovengemiddelde en ondergemiddelde vlootvernieuwing wordt verwacht? Op welke wijze gaat u in de balanced approach én in het Actieplan omgevingslawaai Schiphol 2024–2029 om met perioden van ondergemiddeld langzame vlootvernieuwing?
Zie antwoord vraag 7.
Welke consequenties zijn er verbonden aan het niet, te laat of onvoldoende nakomen of minder effectief blijken van maatregelen die de sector moet uitvoeren?
De gesprekken over de inhoud en naleving van de afspraken met betrekking tot het commitment van de KLM Groep en Schiphol zijn momenteel nog gaande. Zodra de uitkomst van deze gesprekken vast staat, wordt de Kamer hierover geïnformeerd.
Klopt het dat u convenanten gaat sluiten met KLM? Hoe gaat u de convenanten handhaven? Bent u bekend met de rapporten van voormalig staatsagent dhr. Kremers waarin hij laat zien dat KLM veel voorwaarden niet heeft nageleefd die aan het gerichte corona-steunpakket waren verbonden?
Zoals hierboven ook uit de antwoorden blijkt klopt het er convenanten worden gesloten met de KLM Groep en Schiphol. Daarnaast zijn de rapporten van voormalig staatsagent dhr. Kremers bekend. Zoals ook in de Kamerbrief van 4 september jl. gecommuniceerd, is het maatregelenpakket niet vrijblijvend. Daarom is het belangrijk dat hier duidelijke en bindende afspraken over worden gemaakt met de sectorpartijen.
Bent u bereid om deze schriftelijke vragen te beantwoorden voor het commissiedebat Luchtvaart op 24 oktober 2024?
Ja.
Het bericht ‘Belastingdienst sluit nieuwe vermogenstaks in 2027 uit’ |
|
Elmar Vlottes (PVV) |
|
Folkert Idsinga (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Belastingdienst sluit nieuwe vermogenstaks in 2027 uit»?1
Ja.
Klopt het dat invoering van de Wet werkelijk rendement box 3 per 1 januari 2027 niet meer mogelijk is? Zo ja, wat zijn hier de voornaamste redenen van?
De hersteloperatie naar aanleiding van de arresten van de Hoge Raad van 6 juni 2024 legt de komende periode een groot beslag op de capaciteit van de Belastingdienst. Hierdoor heeft de Belastingdienst niet voldoende capaciteit beschikbaar om het toekomstige stelsel in de huidige vorm volledig te implementeren per 1 januari 2027.
Klopt het dat uit de beslisnota van 9 augustus 20242 blijkt dat de inwerkingtredingsdatum van de Wet werkelijk rendement Box 3 per 1 januari 2027 al niet meer mogelijk was?
De Belastingdienst heeft destijds aangegeven dat niet voldoende capaciteit beschikbaar is om het toekomstige stelsel in de huidige vorm volledig te implementeren per 1 januari 2027.
Klopt het dat u dit nieuws pas in uw brief van 20 september 20243 met de Kamer heeft gedeeld? Zo ja, waarom heeft dit zo lang geduurd?
Het gegeven dat rechtsherstel impact kan hebben op de planning van het toekomstige stelsel is niet nieuw. In de kamerbrief van 15 april jl.4 is aangegeven dat de overgang naar een systeem van heffing over het werkelijke rendement een grote impact heeft op de uitvoeringsprocessen en de ICT van de Belastingdienst. Daarbij is ook aangegeven dat mogelijk aanvullende herstelwerkzaamheden naar aanleiding van te verwachten arresten van de Hoge Raad gevolgen kunnen hebben voor de benodigde werkzaamheden en inwerkingtreding van het nieuwe stelsel. Ook is in deze brief aan uw Kamer gemeld dat de herstelwerkzaamheden noodzakelijkerwijs voorrang krijgen en ten koste zullen gaan van ICT-capaciteit voor de modernisering die benodigd is voor de invoering van het nieuwe stelsel.
Nu de arresten van de Hoge Raad op 6 juni jl. zijn gewezen, is het duidelijk dat de nieuwe hersteloperatie de komende periode een groot beslag zal leggen op de capaciteit van de Belastingdienst. De exacte gevolgen van de hersteloperatie worden in kaart gebracht door middel van de Uitvoeringstoets. Wel is duidelijk dat aanpassingen nodig zijn in de vormgeving van het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 of in de planning daarvan. Daarom heb ik gevraagd te onderzoeken welke alternatieve invoeringsopties wel haalbaar zijn zodat samen met uw Kamer zorgvuldige besluitvorming over de opties kan plaatsvinden. Het onderzoek naar de alternatieven is nog niet afgerond. Daarmee is ook nog niet duidelijk welke alternatieven per wanneer uitvoerbaar zijn. Mijn voornemen is om uw Kamer te informeren zodra het onderzoek is afgerond en ik uw Kamer kan meenemen in de dilemma’s en voor- en nadelen van de verschillende opties. Met de brief van 20 september jl. heb ik uw Kamer alvast inzicht willen geven in het proces omdat hierover onduidelijkheden zijn ontstaan. Ik verwacht de uitkomsten van het onderzoek voor het einde van het jaar met uw Kamer te kunnen delen.
Kunt u aangeven wat de verwachte opbrengst en derving in 2027 zal zijn indien een nieuw box 3-stelsel niet operationeel is in 2027?
Als een stelsel op basis van werkelijk rendement pas na 2027 wordt ingevoerd, kan dit leiden tot een extra derving van circa 2 miljard euro per jaar. Dit komt door de juni-arresten van de Hoge Raad, als gevolg waarvan de huidige wetgeving, zolang deze niet gewijzigd wordt, minder opbrengt.
In uw interview van 17 september 2024 in het Financieel Dagblad stelt u dat het advies van de Raad van State mogelijk tot vertraging kan leiden4. Betekent dit dat er mogelijk nóg meer vertraging komt? Zo ja, hoeveel?
Ik heb in het interview verschillende scenario’s geschetst. Momenteel zijn we in afwachting van het advies van de Raad van State. Als het wetsvoorstel op bepaalde onderdelen gewijzigd moet worden, dan kost dat vanzelfsprekend tijd en kan dat leiden tot vertraging in het wetgevingsproces. De impact is sterk afhankelijk van het dictum en het advies van de Raad van State.
Kunt u een overzicht verstrekken van alle mogelijke opties om inwerkingtreding per 1 januari 2027 te realiseren?
In het onderzoek wordt onder meer gekeken of er manieren zijn om het stelsel gefaseerd in te voeren. Bij het onderzoek is van belang dat de Belastingdienst voor de aanvullende hersteloperatie werkt aan een formulier waarmee belastingplichtigen hun werkelijke rendement kunnen opgeven, het formulier «opgaaf werkelijk rendement». Er wordt daarom onder meer bekeken of de (ICT)-investeringen in dit formulier gebruikt kunnen worden bij de implementatie van een stelsel op basis van werkelijk rendement. Bij het onderzoek is aandacht voor de juridische houdbaarheid, de gevolgen voor de burger op bijvoorbeeld het vlak van doenvermogen, de maakbaarheid en inpasbaarheid en andere uitvoeringsaspecten.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat er niet nóg meer financiële tegenvallers komen en dat het nieuwe Box 3-stelsel per 1 januari 2027 kan worden ingevoerd?
Zoals gezegd worden momenteel alternatieve invoeringsopties onderzocht. Uitgangspunt van dit nog lopende onderzoek is dat per 1 januari 2027 een nieuw stelsel in box 3 wordt ingevoerd.
De hernieuwde fatwa van imam Jalali |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
van Weel , Schoof , Judith Uitermark (NSC) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de onlangs door de Haagse Rechtbank tot 14 jaar gevangenisstraf veroordeelde Pakistaanse imam Muhammad Ashraf Jalali zijn eerdere fatwa met daarin een oproep mij te vermoorden op 4 september jl. heeft herhaald en nogmaals heeft bekrachtigd?
Ja.
Bent u door de betrokken diensten Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) hierover geïnformeerd? Zo ja, wanneer?
Zoals bij uw Kamer bekend, kan er over de werkwijze van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, alsmede informatie over concrete dreigingscasuïstiek en beveiligingsmatregelen van personen, in het openbaar geen uitspraak worden gedaan. In het algemeen kunnen wij wel opmerken dat door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de politie doorlopend zowel desgevraagd als ongevraagd dreigingsproducten worden opgesteld. Op basis van de dreigingsproducten worden, indien daar aanleiding toe is, passende maatregelen getroffen.
Deelt u mijn mening dat deze nieuwe fatwa onaanvaardbaar is en opnieuw tot een stortvloed aan bedreigingen leidt?
Wij zijn ons ervan bewust dat het lid Wilders jarenlang wekelijks wordt geconfronteerd met ernstige bedreigingen. Wij realiseren ons terdege dat de impact op de persoonlijke vrijheid van de ontvanger van dergelijke bedreigingen enorm kan zijn. Het kabinet keurt de fatwa’s en bedreigingen ten zeerste af en wil benadrukken dat bedreigingen – en in het bijzonder gericht tegen volksvertegenwoordigers – absoluut geen plaats hebben in onze samenleving. Dat geldt ook voor deze nieuwe fatwa.
Het kabinet staat voor en blijft werken aan een veilige omgeving waarin bedreigingen tegen personen met publieke functies uiterst serieus worden genomen. Opsporings- en veiligheidsdiensten zetten zich continu in om bedreigingen van volksvertegenwoordigers te onderzoeken en waar mogelijk te vervolgen. Ook worden de benodigde beveiligingsmaatregelen getroffen.
Wat heeft u inmiddels gedaan om ervoor te zorgen dat betrokken imam achter de tralies verdwijnt?
Wanneer personen die verdacht worden van strafbare feiten of daarvoor veroordeeld zijn zich in het buitenland bevinden, zoals de betreffende Pakistaanse imam, zijn de Nederlandse autoriteiten voor de opsporing, vervolging, berechting en tenuitvoerlegging van een eventuele straf afhankelijk van de medewerking van andere staten.
Uiteindelijk is het aan het betreffende land zelf om te bepalen of en in hoeverre uitvoering kan worden gegeven aan verzoeken. Indien actie of reactie uitblijft, kan Nederland op diverse manieren bij het aangezochte land op uitvoering aandringen. Het uitblijven van een reactie in bepaalde gevallen is soms echter wel een – uitermate onbevredigende – realiteit.
De Minister van Buitenlandse Zaken blijft richting Pakistan het belang van de zaak en de adequate opvolging van de Nederlandse rechtshulpverzoeken benadrukken. En marge van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft de Minister van Buitenlandse Zaken zijn ernstige zorgen over de doodsbedreigingen geuit tegen de premier van Pakistan. Ook heeft hij de premier nadrukkelijk opgeroepen om mee te werken aan eventuele toekomstige rechtshulpverzoeken.
Wij verwijzen verder ook naar onze brief aan uw Kamer van 2 september jl. (Kamerstukken II 2023–2024, 28 479, nr. 94), waarin zowel het kader van internationale strafrechtelijke samenwerking wordt beschreven als de inspanningen tot nu toe in het geval waar het lid Wilders aan refereert.
Wat zijn de consequenties voor de relatie met Pakistan indien dat land blijft weigeren mee te werken, ook aan de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank Den Haag?
Wij willen nu niet vooruitlopen op wat de consequenties zullen zijn als Pakistan geen gehoor geeft aan een rechtshulpverzoek tot tenuitvoerlegging van het vonnis. Nederland zal in ieder geval duidelijk blijven maken aan Pakistan dat een reactie wordt verwacht. Uiteraard zullen beide landen met elkaar in gesprek moeten blijven, zodat ook daadwerkelijk resultaat kan worden geboekt.
Kunt u deze vragen nog deze week beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Het nieuws dat pro-Palestinademonstranten een bijeenkomt van Defensie en de NIDV op de Kromhoutkazerne hebben verstoord. |
|
Joeri Pool (PVV) |
|
Gijs Tuinman (BBB) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Demonstranten Kromhoutkazerne vertrokken, bijeenkomst Defensie afgelast»?1
Ja, ik ben bekend met het genoemde bericht.
Kunt u opheldering geven over deze demonstratie en waarom ervoor gekozen is de bijeenkomst af te gelasten? Zo nee, waarom niet?
In de ochtend van dinsdag 25 september verzamelden ongeveer 50 actievoerders zich bij de Kromhoutkazerne (KHK). Het doel van hun actie was om de vergadering van de stichting Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid (NIDV) zodanig te verstoren dat deze niet kon plaatsvinden of vroegtijdig beëindigd zou worden. Daartoe hebben enkele van deze actievoerders zich vastgeketend aan de toegangspoort van de KHK zodat de toegang tot de KHK geblokkeerd werd. Doordat de blokkade enige uren duurde, konden de deelnemers aan het evenement niet gemakkelijk op de juiste bestemming komen. Daarom is in samenspraak met NIDV besloten het evenement te annuleren. Niet veel later na dat besluit zijn de demonstranten vertrokken.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat de geplande bijeenkomst vanwege de demonstratie is afgelast? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het is zeer teleurstellend dat dit evenement afgebroken moest worden vanwege een demonstratie. Vooral omdat we daar voor de veiligheid van Nederland en onze bondgenoten de relatie met het bedrijfsleven koesteren. Evenementen als deze dragen bij aan gewenste kennisuitwisseling tussen krijgsmacht, industrie en kennisinstellingen.
Als er sprake is van een demonstratie rondom een militaire terrein dient door de burgemeester te worden bezien of er gronden bestaan om het demonstratierecht te beperken, in het bijzonder de vrees voor of bestrijding van wanordelijkheden. Bij de afweging of er sprake is van (vrees voor) wanordelijkheden wordt in voorkomende gevallen de nationale veiligheid betrokken. Voor Defensie is het daarbij in de huidige geopolitieke situatie van eminent belang dat de uitvoering van de grondwettelijke taken onverminderd doorgang kunnen vinden. Overigens is via het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) een onderzoek uitgezet naar de mogelijkheden voor een versteviging van het handelingsperspectief van alle betrokkenen en de bestendigheid van het wettelijke kader rond demonstraties. Dat onderzoek richt zich ook op demonstraties waarbij de nationale veiligheid in het gedrang kan komen.
Deelt u de mening dat toegeven aan dergelijke acties een aanmoediging kan zijn voor de actievoerders om door te gaan met deze (en mogelijk nog verdergaande) wijze van actievoeren? Zo nee, waarom niet?
Het besluit om de bijeenkomst af te lasten is in gezamenlijk overleg tussen de NIDV en Defensie genomen. Er is gekozen voor de veiligheid van de deelnemers. Bij een volgende bijeenkomst zullen we in gezamenlijkheid met de NIDV – voor zover dat passend is – de nodige maatregelen treffen, zodat de bijeenkomst doorgang kan vinden.
Bent u bereid alles in het werk te stellen om de afgelaste bijeenkomst met Defensie en de Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid (NIDV) zo snel als mogelijk alsnog plaats te laten vinden? Zo nee, waarom niet?
We zijn in overleg met de NIDV over een nieuwe datum voor de projectendag.
Het proefballonnetje van de minister |
|
Anne-Marijke Podt (D66), Kati Piri (PvdA) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() ![]() |
Klopt het dat in het Hoofdlijnenakkoord alleen staat dat de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt aangepast, zonder precieze bepaling van de nieuwe tijdsduur?
Ja.
Klopt het dat in het Regeerprogramma alleen staat dat de tijdsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt aangepast, zonder precieze bepaling van de nieuwe tijdsduur?
Ja.
Klopt het dat er na publicatie van het Regeerprogramma nog een formeel besluit moest vallen over de precieze bepaling van de nieuwe tijdsduur van de aangepaste verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd? Zo nee, wanneer is dat besluit genomen?
Ja.
Heeft het kabinet besloten om de duur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van vijf naar twee jaar te verkorten? Zo nee, waarom heeft u dit proefballonnetje dan al in de media losgelaten?
Als gezegd moet dat besluit nog worden genomen. Op vragen over wat ik meeneem van mijn bezoek aan Denemarken heb ik – desgevraagd – aangegeven dat dat ook de verkorting van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel is. Ik heb, ook weer desgevraagd, aangegeven dat ik op grond van de kennis die ik heb opgedaan bij mijn bezoek aan Denemarken zou willen inzetten op een duur van twee jaren voor vreemdelingen met een subsidiaire beschermingsstatus. Denemarken hanteert een streng asielbeleid en verstrekt kortdurende vergunningen.
Ik werk aan een breed pakket aan maatregelen om de asielinstroom te beperken en structureel tot de categorie lidstaten met de strengste toelatingsregels van Europa te behoren. De maatregel om de duur van de vergunning in te korten is daar onderdeel van en zal dus ook verder uitgewerkt worden, waarbij ook andere opties voor de geldigheidsduur in beeld worden gebracht.
Heeft u uw uitspraak gedaan namens het gehele kabinet, zoals de eenheid van kabinetsbeleid bepaalt?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u heel precies toelichten waarom u niet kiest voor een verkorting van de verblijfsduur naar één, tweeënhalf, drie of vier jaar, terwijl elk van deze opties ook past in de afspraken van het Hoofdlijnenakkoord en het Regeerprogramma?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk en vóór vrijdag 27 september 2024, 17.00 uur beantwoorden?
Ik heb de vragen zo spoedig mogelijk beantwoord. Enkel waar dat de beantwoording ten goede kwam, heb ik vragen samengenomen.
Het persbericht ‘Rusland bespioneert systematisch onze wateren’ |
|
Isa Kahraman (NSC), Olger van Dijk (NSC) |
|
Caspar Veldkamp (NSC), Ruben Brekelmans (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het persbericht d.d. 24 september 2024 «Rusland bespioneert systematisch onze wateren» van Pointer? (uitzending donderdag 26 september om 20:25 bij NPO2)1
Ja.
Heeft u een actueel en scherp beeld van hetgeen er op de Noordzee gebeurt?
Het Nederlandse deel van de Noordzee is ongeveer anderhalf keer zo groot als Nederland zelf en tevens een van de drukst bevaren gebieden ter wereld. Een actueel beeld opbouwen van al hetgeen wat er op een dusdanig groot gebied als de Noordzee gebeurd vraagt een enorme inspanning. Met het oog op het efficiënt en gericht inzetten van middelen, wordt daarom aan de hand van een informatie gestuurde aanpak doorlopend een actueel beeld van de dreiging op de Noordzee opgebouwd. Met dit doel houden verschillende organisaties vanuit verschillende taakstellingen de Noordzee in de gaten. De inlichtingen- en veiligheidsdiensten analyseren en duiden activiteiten van statelijke actoren die een mogelijk risico vormen voor de nationale veiligheid, zo ook op de Noordzee. De Koninklijke Marine voert dagelijks operaties uit op de Noordzee en ondersteunt de Kustwacht bij het maken van een actueel beeld van de dreiging en risico’s. De Kustwacht kijkt hier met extra aandacht naar. In het kader van handhavingstaken voert de Kustwacht patrouilles uit met varende en vliegende eenheden, zowel binnen de territoriale wateren als in de Exclusieve Economische Zone (EEZ). Ook wordt er actief informatie uitgewisseld met andere Noordzeelanden.
Om de beeldopbouw te verstevigen treft het kabinet verschillende maatregelen. Zo investeert Defensie in additionele waarnemingscapaciteit op de Noordzee, zoals sensoren.2 Ook wordt, in het kader van het interdepartementale Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur, extra geïnvesteerd in beeldopbouw op de Noordzee.3
Kunt u toelichten of er op dit moment adequaat en proportioneel gereageerd wordt op de Russische schepen?
Zoals toegelicht in de jaarverslagen van de MIVD, onderneemt Rusland heimelijke activiteiten die mogelijk een dreiging vormen voor onze vitale infrastructuur op zee. Wanneer nodig, neemt de Nederlandse overheid maatregelen om de heimelijkheid van deze activiteiten te verstoren en daarmee de activiteiten te ontmoedigen. Zo begeleidt onze Koninklijke Marine geregeld Russische schepen door de Nederlandse Exclusieve Economische Zone (EEZ) van de Noordzee. Dit gebeurt in nauwe coördinatie met de ons omringende landen wier wateren aan de onze grenzen. Hiermee laten Defensie en haar partners zien dat Russische schepen niet ongezien hun gang kunnen gaan op de Noordzee.
Het kabinet beschikt over verschillende manieren om op mogelijke dreigingen te reageren, waar het handelingsrepertoire van Defensie deel van uitmaakt. Het kabinet doet publiekelijk op voorhand geen uitspraken over hoe de Nederlandse overheid handelt bij specifieke voorvallen, om te voorkomen dat kwaadwillende partijen in hun handelen kunnen anticiperen op Nederlandse handelwijzen.
Kunt u aangeven welke gezamenlijke maatregelen met NAVO-partners genomen worden om systematische spionage op de Noordzee tegen te gaan?
Nederland werkt nauw samen met andere Noordzeelanden. Onze marine wisselt bijvoorbeeld informatie uit met marines van buurlanden en stemt het escorteren van Russische schepen met hen af. Ook in NAVO-verband wordt de samenwerking versterkt. Nederland is aangesloten bij de in 2023 opgerichte Critical Undersea Infrastructure Coordination Cell van de NAVO, die onder andere advies levert over het beschermen van onderzeese infrastructuur. Recent is bij het NAVO Maritieme Hoofdkwartier het Maritime Centre for the Security of Critical Undersea Infrastructureopgericht. Hier wordt een gedeeld beeld gemaakt van mogelijke dreigingen op en onder zee, waaronder de Noordzee. Dit beeld wordt gedeeld met bondgenoten. Ook kan het centre een rol spelen in het coördineren van acties.
Kunt u aangeven of de maatregelen geïntensiveerd worden met het oog op de toename van Russische dreigingen tegen de NAVO-landen?
Ja, vanuit het interdepartementale Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur worden extra maatregelen genomen om de weerbaarheid van de vitale infrastructuur op de Noordzee te verhogen. Het vorige kabinet heeft geïnvesteerd in het interdepartementale Actieplan strategie ter bescherming Noordzee infrastructuur voor de jaren 2024 en 2025. Ook het huidige kabinet is voornemens om extra te investeren in de bescherming van de Noordzee infrastructuur.4 Door middel van het Actieplan wordt onder andere de detectie en duiding van dreigingen op de Noordzee verbeterd, wat leidt tot een snellere reactie als zich verdachte situaties voordoen. Op korte termijn worden belangrijke stappen gezet, waaronder het inkopen van satellietbeelden en de inhuur van patrouillecapaciteit. Daarnaast wordt er onderzoek gedaan naar de meest kwetsbare infrastructuurpunten en het uitrollen van additionele sensoren op de Noordzee. Ook wordt er gewerkt aan de realisatie van een Alliantie tussen publieke en private partijen om informatie-uitwisseling te versterken voor een verbeterde bescherming van de infrastructuur op de Noordzee. Over dit Actieplan en de investeringen in de jaren 2024 en 2025 is uw Kamer per brief geïnformeerd.5 Eind dit jaar wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang hiervan.
Daarnaast neemt Defensie maatregelen om gereed te zijn voor haar oorlogstaak ter afschrikking van militaire dreigingen. Defensie neemt ook maatregelen om in vredestijd civiele autoriteiten te ondersteunen in het tegengaan van hybride dreigingen. Ten eerste investeert Defensie in additionele waarnemingscapaciteit op zee, in de vorm van sensoren en commerciële satellietcapaciteit.6 Ten tweede verwerft Defensie vaartuigen met kleine bemanning en onderwatercapaciteiten, die kunnen worden ingezet om dreigingen op zee op te sporen en nader te onderzoeken.7 Ten derde investeert Defensie in de ontwikkeling van nieuwe technologieën met de oprichting van het Seabed Security Experimentation Centre (SeaSEC). Tot slot verwerft Defensie in de komende jaren verschillende hoogwaardige capaciteiten, zoals mijnenbestrijdingsvaartuigen, hulpvaartuigen voor hydrografische taken, ASW-fregatten en NH90-helikopters. Deze capaciteiten hebben een bredere taakstelling, maar zijn ook geschikt voor de bescherming van de infrastructuur op de zeebodem en kunnen ook als zodanig worden ingezet.
Ziet u de noodzaak om de maatregelen tegen Russische spionage te verscherpen in het Nederlandse kustgebied en de Nederlandse havens?
Ja. Op de Noordzee geldt vrijheid van scheepvaart en spionage is onder het internationaal recht in de Exclusieve Economische Zone (EEZ) niet expliciet verboden. Ondanks de beperkte rechtsmacht van Nederland in de EEZ, zijn er wel mogelijkheden voor Nederland om te handelen, bijvoorbeeld door verdachte schepen te monitoren en escorteren. Daarnaast is het noodzakelijk om de verschillende weerbaarheid verhogende maatregelen vanuit het Actieplan Strategie ter bescherming Noordzee Infrastructuur uit te voeren. Denk aan het investeren in middelen om het beeld op de Noordzee te verbeteren, maar ook het verbeteren van de beveiliging en de bescherming van de vitale infrastructuur in samenwerking met de energie- en datasector.
Met de introductie van de aanpak statelijke dreigingen in 2019 is bovendien een werkwijze ontstaan waarbij alle relevante partijen op een blijvende en continue basis bijdragen aan de weerbaarheid tegen statelijke actoren.8 De landenneutrale aanpak richt zich op de gehele maatschappij en werkt volgens een vaste systematiek van belangen-dreiging-weerbaarheid: welke veiligheidsbelangen moeten worden beschermd, wat is de dreiging vanuit statelijke actoren en hoe kan de weerbaarheid worden vergroot? Voor de dreiging van spionage door statelijke actoren is tot op heden vooral ingezet op het verhogen van de weerbaarheid.
Op dit moment ligt een wetsvoorstel voor de uitbreiding van de strafbaarstelling van spionageactiviteiten voor in de Eerste Kamer. Dit wetsvoorstel moet ervoor zorgen dat, naast het delen van geheime informatie dat op dit moment al strafbaar is, ook het delen van niet geheime maar wel gevoelige informatie met een buitenlandse mogendheid of het verrichten van andere spionageactiviteiten strafbaar wordt. Dit wetsvoorstel strekt zich niet uit tot de EEZ, maar biedt wel meer mogelijkheden om strafrechtelijk op te treden bij spionageactiviteiten op Nederlands grondgebied.
Kunt u deze vragen een voor een onderbouwd beantwoorden binnen een termijn van drie weken?
Het rapport 'Onderzoek naar een sociaal veilige werkomgeving bij Defensie' |
|
Heite |
|
Gijs Tuinman (BBB) |
|
Herinnert u zich het rapport «Onderzoek naar een sociaal veilige werkomgeving bij Defensie»? (Kamerstuk 35 000 X, nr. 13)
Ja.
Kunt u aangeven wat er met elk van de aanbevelingen is gebeurd?
Uw Kamer is op verschillende momenten over (de implementatie van) de aanbevelingen geïnformeerd (Kamerstukken 35 000 X, nr. 75; 35 925 X, nr. 71 en nr. 88; 36 410 X, nr. 82). Daarom beperk ik mij in dit antwoord tot de hoofdlijnen, waarbij ik voor de volledigheid eerst de vijf aanbevelingen van de commissie Giebels weergeef.
Ter uitvoering van de eerste en derde aanbeveling biedt Defensie verschillende trainingen aan op het gebied van leiderschap, sociale veiligheid en integriteit aan leidinggevenden, medewerkers en organieke teams. Daarnaast zijn voor leidinggevenden trainingen over onder meer gesprekstechnieken beschikbaar. Deze trainingen dragen bij aan het bevorderen van een open aanspreekcultuur en mensgerichte aanpak. Verder loopt sinds 2019 bij alle defensieonderdelen een actieonderzoek, waarbij medewerkers zelf, onder professionele begeleiding, de gelegenheid krijgen het initiatief te nemen om voor hun onderdeel passende interventies op het gebied van sociale veiligheid te bedenken, te implementeren en te evalueren.
Op basis van de tweede aanbeveling is het meldproces vereenvoudigd en vertrouwelijker gemaakt. Voor medewerkers is het mogelijk om buiten het bevoegd gezag om een melding te doen. Meldingen en klachten worden sinds een aantal jaar in een apart systeem geregistreerd, waar alleen specifieke medewerkers toegang tot hebben.
Ten aanzien van aanbeveling vier is het beleid rondom functieroulatie aangepast. Bij nieuwe plaatsingen van militairen geldt als uitgangspunt een minimale plaatsingsduur van drie jaar en een maximum van zeven jaar. Dit is ook overeengekomen in de CAO 2021–2023.
Naar aanleiding van de vijfde aanbeveling stelde Defensie in april 2019 de Commissie Langlopende Zaken in. Deze commissie heeft geadviseerd over langlopende, vastgelopen zaken over sociale onveiligheid of vermoedens van misstanden tussen Defensie en (ex-)medewerkers. De commissie werd volgend op ontvangst van haar eindrapport op 21 oktober 2020 ontbonden. Er is blijvende aandacht voor langlopende en complexe zaken door de oprichting van het Cluster Individuele Casuïstiek.
Kunt u aangeven of het interne meldsysteem op orde is gebracht en volledig is?
Ik ben van mening dat ons meldsysteem in de basis op orde is. Tegelijkertijd zijn altijd verbeteringen mogelijk.
Sinds het uitkomen van het rapport van de commissie-Giebels heeft Defensie het interne meldsysteem verbeterd. Wel blijft Defensie doorlopend kritisch kijken naar de inrichting en uitvoering van het meldproces en voert zij frequent tussentijdse evaluaties uit naar delen van het meldsysteem. Mijn ambtsvoorganger heeft op 10 april van dit jaar de Kamer proactief geïnformeerd over waar nog winst te behalen is (Kamerstuk 36 410 X, nr. 82). Dit betreft het consequent toepassen van de menselijke maat gedurende het gehele proces, de-escalerend optreden en het ondersteunen van melders en leidinggevenden. Verder bereidt Defensie momenteel – in lijn met de toekomstige verplichting hiertoe uit de Wet bescherming klokkenluiders – de inrichting voor van het anoniem melden van vermoedens van misstanden.
Hoeveel mensen hebben in de afgelopen vijf jaar een klokkenluidersmelding gedaan? Kunt u dat per jaar uitsplitsen?
Een klokkenluider is een melder van een vermoeden van een misstand. Een misstand is een bijzondere categorie binnen de integriteitsschendingen. In de Wet bescherming klokkenluiders wordt beschreven wanneer hiervan sprake is. Wanneer de secretaris-generaal vaststelt dat er sprake is van een vermoeden van een misstand en een onderzoek hiernaar instelt, wordt de melder van dit vermoeden aangemerkt als klokkenluider.
In praktijk gaat een melding vaker om een (vermoeden van een) integriteitsschending in meer algemene zin dan om een (vermoeden van een) misstand. Bijvoorbeeld over ongewenst gedrag (onder andere (seksuele) intimidatie, discriminatie, agressie en pesten), fraude, corruptie of misbruik van bevoegdheid. Hieronder vindt u de cijfers die zien op meldingen die vallen binnen de definitie van een vermoeden van een misstand. De meldingen van vermoedens van een integriteitsschending zijn te vinden in het Jaarverslag Integriteit Defensie (Kamerstuk 36 410 X, nr. 85).
In totaal heeft Defensie in de periode 2019–2023 zes meldingen van een vermoeden van een misstand ontvangen:
Op het moment van versturen van deze Kamerbrief zijn er in het jaar 2024 nog geen meldingen van vermoedens van misstanden bij Defensie bekend.
Hoeveel van die meldingen zijn per jaar onderzocht?
Bij één van bovengenoemde meldingen is na een eerste analyse vastgesteld dat er geen sprake was van een vermoeden van een misstand, dan wel een vermoeden van een integriteitsschending. De overige vijf meldingen zijn wel als een vermoeden van een misstand beoordeeld en daarom onderzocht, conform de hiervoor geldende procedure.
Hoeveel mensen zijn in elk van die jaren erkend als klokkenluider? Kunt u, met inachtneming van de privacy, zoveel mogelijk informatie over de erkende zaken geven?
De melders van de vijf (als vermoeden van een misstand erkende) meldingen zijn door de secretaris-generaal aangemerkt als klokkenluider.
Defensie behandelt klokkenluidersmeldingen vertrouwelijk en conform de Wet bescherming Klokkenluiders. In het belang van de privacy van de individuele medewerkers doe ik geen uitspraken over de inhoud van de erkende gevallen. Vanwege de geringe aantallen zou informatieverstrekking namelijk tot herleidbaarheid naar de melder kunnen leiden.
Hoeveel werknemers zitten op dit moment langer dan twee jaar ziek thuis? Hoeveel van hen zijn erkend als klokkenluider?
Begin oktober 2024 zaten circa 146 medewerkers van Defensie langer dan twee jaar ziek thuis. Zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven, is sprake van een zeer beperkt aantal klokkenluiders. Informatie over hoeveel melders van vermoedens van misstanden ziek thuis zijn, dan wel op non-actief staan, is daarmee mogelijk herleidbaar naar individuen. In het belang van de privacy van melders doe ik daarom geen uitspraken over het gevraagde aantal.
Hoeveel mensen die erkend zijn als klokkenluider zijn op non-actief gesteld?
Zie antwoord vraag 7.
Hoeveel vaststellingsovereenkomsten zijn er gesloten zijn met Defensiepersoneel (burger en militair) waarin een geheimhoudingsclausule is opgenomen?
De bevoegdheid tot het sluiten van vaststellingsovereenkomsten is op verschillende commandantenniveaus in de organisatie belegd. Defensie houdt hier geen centrale registratie van bij. Daarom kan ik niet aangeven hoeveel van dit soort overeenkomsten zijn gesloten.
Defensie neemt in vaststellingsovereenkomsten met klokkenluiders geen geheimhoudingsverklaringen op over de tussen partijen gemaakte afspraken. Dit is in lijn met het verbod hierop in de Wet bescherming klokkenluiders.
Hoeveel vaststellingsovereenkomsten zijn er gesloten met Defensiepersoneel (burger en militair) na een periode van meer dan zes maanden ziekte, waarin een geheimhoudingsclausule is opgenomen?
Zie antwoord vraag 9.
Hoeveel van de melders hebben uiteindelijk een schikking met een zwijgbeding getroffen? Kunt u dat per jaar uitsplitsen?
Met één van de melders van de eerdergenoemde vijf meldingen is een vaststellingsovereenkomst gesloten. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 10 neemt Defensie in dergelijke vaststellingsovereenkomsten geen geheimhoudingsverklaringen op, in lijn met de Wet bescherming klokkenluiders.
Zijn er schikkingen met een zwijgbeding getroffen met melders na ingang van de nieuwe Wet bescherming klokkenluiders?
Zie antwoord vraag 11.
Is anoniem melden mogelijk bij Defensie? Zo ja, hoe werkt dat?
Vermoedens van integriteitsschendingen kunnen anoniem gemeld worden bij het Meldpunt Integriteit Defensie, een extern bemenst meldpunt, momenteel vanuit Stichting Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP). Een melding vervolgens volledig anoniem bespreken is in de praktijk lastig. Informatie moet namelijk gedeeld worden en deze is mogelijk herleidbaar naar de melder. Wel kan een (coördinator) vertrouwenspersoon als tussenpersoon optreden, zodat de melding zo vertrouwelijk mogelijk wordt besproken en de melder zelf hier niet direct betrokken hoeft te zijn.
Voor vermoedens van misstanden geldt nu nog het uitgangspunt dat vertrouwelijk kan worden gemeld. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3, bereidt Defensie momenteel de inrichting voor van het anoniem melden van vermoedens van misstanden.
Hoe omschrijft u de meldcultuur voor klokkenluiders bij Defensie?
Ik zie sociale veiligheid als een randvoorwaarde voor het voortzettingsvermogen van onze organisatie, te meer nu we vol inzetten op groei en ontwikkeling. Defensie werkt dan ook doorlopend aan een cultuur waarin de norm is dat wij elkaar aanspreken op ongewenst gedrag, fouten bespreekbaar maken en van en met elkaar leren. Een positieve meldcultuur, waarin medewerkers zich vrij voelen om te melden, is hier onderdeel van. Daarvoor is het noodzakelijk dat medewerkers vertrouwen hebben in de professionaliteit van de organisatie bij de behandeling van hun melding. Uit onderzoek blijkt dat dit vertrouwen bij veel medewerkers aanwezig is. Ik weet ook dat er melders zijn die geen positieve ervaringen aan het doen van een melding hebben overgehouden. Dat is een vervelende en onwenselijke situatie. Niet alleen voor de melders in kwestie, maar ook voor andere bij de melding betrokken personen. Daarom blijf ik werken aan verbeteringen, zoals genoemd in mijn antwoord op vraag 3.
Melders van vermoedens van misstanden melden over het algemeen over complexe situaties die (aanvullend) onderzoek vereisen. Hierdoor zijn de behandeltrajecten vaak langer. Dit is belastend voor zowel de melder als de andere betrokkenen. Ik wil deze melders zo goed mogelijk ondersteunen en beschermen. Daarom staan in de regel onze meest ervaren vertrouwenspersonen hen bij en voeren onze meest ervaren onderzoekers de vereiste onderzoeken uit of coördineren deze. Omdat elke melding uniek is, wordt maatwerk toegepast.
In de gevallen dat melders van (mogelijke) misstanden desondanks van mening zijn dat zij niet juist zijn behandeld door Defensie, kunnen zij dit intern kenbaar maken bij of het Huis voor Klokkenluiders.
Kunt u deze vragen ten minste drie dagen voor het wetgevingsoverleg Personeel/Materieel d.d. 21 oktober 2024 beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Ook PVV-Minister Klever geeft geld aan UNRWA in Gaza maar wel minder’. |
|
Roelien Kamminga (VVD) |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ook PVV-Minister Klever geeft geld aan UNRWA in Gaza maar wel minder»?1
Ja.
In het NOS-artikel wordt gesteld dat u naar eigen zeggen nog steeds zorgen heeft over UNRWA, klopt dit?
Ja.
Zijn de door u genoemde zorgen de reden dat het eerder gereserveerde bedrag van 3 miljoen euro naar Unicef gaat i.p.v. UNRWA?
Het kabinet heeft, net als meerdere andere landen, inderdaad zorgen over het goed kunnen borgen van de neutraliteit van UNRWA onder de huidige omstandigheden. Tegelijkertijd zien we dat aan verdere verbeteringen gewerkt wordt en wordt bovenal erkend dat de organisatie in de huidige situatie een essentiële rol vervult in het verlenen van hulp en basisvoorzieningen voor veel mensen in de regio. Het onderzoek onder leiding van de voormalige Minister van Buitenlandse Zaken van Frankrijk, Catharine Colonna, naar de neutraliteitsbeginselen van de organisatie en hoe deze beter verzekerd kunnen worden in de complexe situatie waarin UNRWA opereert is daarom zo belangrijk. De keuze voor UNICEF is ingegeven door de wens van het kabinet om onder deze omstandigheden, waarbij nog zorgen bestaan over UNRWA en gelijktijdig de noden enorm zijn, de hulpkanalen te diversifiëren, zoals gesteld in de Kamerbrief van 25 september jl.2
Welke aanvullende waarborgen heeft u ontvangen voor de onafhankelijkheid van UNRWA waardoor u nu voor volgend jaar al 19 miljoen euro in het vooruitzicht heeft gesteld?
Zoals al eerder aan uw Kamer gecommuniceerd betreft de EUR 19 miljoen de jaarlijkse reguliere bijdrage van Nederland aan UNRWA, die door het vorige kabinet tot en met 2025 is vastgelegd.
UNRWA werkt daarbij zoals alle humanitaire organisaties volgens de principes van neutraliteit, humaniteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid. Gezien de uiterst complexe situatie waarin UNRWA werkt heeft de organisatie bovendien additionele waarborgen in het systeem ingebouwd om toe te zien op naleving van die principes. Dit wordt ook zo gesteld in het Colonna-rapport dat onderzoek deed naar het brede neutraliteits- en integriteitsbeleid van de organisatie.
Helaas zijn zelfs met extra waarborgen misstanden niet te voorkomen. In geval van (het vermoeden van) incidenten geldt bij UNRWA het principe van zero tolerance for inaction. Met andere woorden: bij verdenkingen van misstanden wordt onmiddellijk actie ondernomen. Het kabinet verwacht dat ook. Mede om te voorkomen dat donoren steeds op individuele incidenten moeten reageren, is op verzoek van donoren en van de Secretaris-Generaal van de VN in het Colonna-onderzoek het bredere neutraliteitsbeleid onder de loep genomen. Alhoewel er zeker ruimte is voor verbetering en daartoe meerdere aanbevelingen worden gedaan, concludeert het onderzoek ook dat de organisatie beschikt over een «robuust raamwerk» om te acteren op neutraliteitsproblemen, en dat dit raamwerk beter is ontwikkeld dan van vergelijkbare VN-organisaties en/of ngo’s. De meeste effectieve manier voor Nederland toe te blijven zien op de neutraliteit en onafhankelijkheid van UNRWA is derhalve toezien op spoedige implementatie van de aanbevelingen uit het Colonna-rapport. Hierin trekt Nederland samen op met andere donoren.
Het belang van spoedige implementatie van alle aanbevelingen uit het Colonna-rapport heb ik nogmaals benadrukt in mijn gesprek met de Commissaris-Generaal van UNRWA, dhr. Philippe Lazzarini, tijdens mijn bezoek aan de Algemene Vergadering van de VN in New York. UNRWA heeft toegezegd alle aanbevelingen over te nemen en heeft daartoe een team samengesteld dat op implementatie zal toezien. Nederland volgt de implementatie nauwgezet met andere donoren, omdat het van belang is dat de organisatie alle mogelijke stappen zet om de kans op schendingen van de neutraliteitsprincipes te minimaliseren.
Ten aanzien van het onderzoek naar betrokkenheid van individuele UNRWA-medewerkers bij de aanslagen van 7 oktober 2023 heeft het kabinet kennisgenomen van het rapport van de Office of Internal Oversight Services van de VN (OIOS) en de opvolging daarvan. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld3, heeft OIOS de geanonimiseerde versie van het rapport gedeeld. Het kabinet waardeert deze stap en heeft begrip voor het behoud van bescherming van persoonsgegevens. Zoals gesteld in het OIOS-rapport kon bewijs niet onafhankelijk geverifieerd worden en kon op basis van die informatie niet met volledige zekerheid vastgesteld worden of UNRWA-medewerkers al-dan-niet betrokken waren bij de aanslagen van 7 oktober 2023. 19 medewerkers werden onderzocht waarbij 1 medewerker onschuldig bleek, in 9 gevallen bleek het bewijs onvoldoende om betrokkenheid bij de aanslagen te onderbouwen en in de 9 overige gevallen kan het bewijs, indien gevalideerd en bevestigd, mogelijk onderbouwen dat de beschuldigden betrokken waren bij de aanslagen. De medewerkers werden direct ontslagen, het ontslag van de medewerker wiens onschuld werd bewezen is teruggedraaid. Naar de 9 medewerkers waar onvoldoende bewijs werd gevonden voor eventuele betrokkenheid bij de aanslagen, loopt nu aanvullend onderzoek door UNRWA om vast te stellen of zij de bredere neutraliteitsbeginselen zoals Hamas-lidmaatschap hebben geschonden los van de vraag of ze een rol speelden in de aanslagen. Gelet op de ernst van de beschuldigingen vindt het kabinet het ontslag op staande voet een volstrekt logische conclusie.
Is er overwogen om voor de besteding van 19 miljoen euro ook diversificatie toe te passen, bijvoorbeeld door aan het Rode Kruis, dan wel een andere hulporganisatie te doneren?
Zoals in antwoord op vraag 3 gesteld is het de wens van het kabinet om onder deze omstandigheden, waarbij de noden enorm zijn en toegang niet vanzelfsprekend, de hulpkanalen zoveel mogelijk te diversifiëren.
Tegelijkertijd zijn de vaste jaarlijkse bijdragen bedoeld om VN-organisaties in staat te stellen hun mandaat uit te voeren. Niet alleen speelt UNRWA een belangrijke rol bij humanitaire hulpverlening in de Gazastrook, het levert ook basisdiensten aan mensen in de hele regio. Indien UNRWA geen hulp of basisdiensten meer kan bieden aan Palestijnse vluchtelingen in de regio, waaronder de Westelijke Jordaanoever, Libanon, Jordanië en Syrië, kan dit negatieve gevolgen hebben voor de reeds zeer zorgwekkende regionale stabiliteit.
Bij eerdere verdeling van additionele bijdragen werd al rekening gehouden met diversificatie van hulporganisaties. Naast de jaarlijkse bijdrage aan UNRWA geeft Nederland in 2025 ook jaarlijkse bijdragen aan andere humanitaire organisaties die actief zijn in de Gazastrook, zoals WFP, UNICEF en het Internationale en Nationale Rode Kruis.
In hoeverre is het lesmateriaal dat UNRWA levert al neutraler en vrij van antisemitisme?
Centraal staat dat UNRWA-docenten zich aan de VN-principes moeten houden en dat haatspraak en antisemitisme niet toegestaan zijn. Hier heeft UNRWA een zero tolerance beleid op en wordt ingegrepen als er aantijgingen zijn over de neutraliteit van onderwijsmateriaal.
De noodzaak om streng toe te zien op de naleving van de neutraliteitsprincipes in het lesmateriaal is onlangs nog besproken met de Commissaris-Generaal van UNRWA. Het belang van neutraliteit in onderwijsmateriaal komt ook terug in de aanbevelingen van het Colonna-rapport. UNRWA werkt daarbij met het lesmateriaal van de lokale autoriteiten om instroom in het reguliere onderwijssysteem van het gastland mogelijk te maken. Dit is een best practicein onderwijs aan vluchtelingen. Indien in het lesmateriaal passages staan die niet in lijn zijn met de VN-principes, worden UNRWA docenten geïnstrueerd dergelijke passages niet te gebruiken. Ook is UNRWA actief in gesprek met de Palestijnse Autoriteit om de lesmaterialen waar nodig aan te passen.
Daarnaast is UNRWA bezig een digitale leeromgeving op te zetten om toezicht op welk lesmateriaal gebruikt wordt te kunnen versterken. UNESCO speelt daarbij een belangrijke adviserende rol om zeker te stellen dat het onderwijsmateriaal in lijn is met VN-principes.
Ziet u nog steeds risico’s voor ongewenste afhankelijkheid en connecties tussen terreurorganisatie Hamas en UNRWA?
UNRWA werkt in een uiterst complexe situatie die grote uitdagingen met zich meebrengt, ook rondom naleving van de neutraliteitsbeginselen. Dit wordt ook zo gesteld in het Colonna-rapport. Datzelfde rapport geeft aan dat UNRWA meer doet op dit terrein dan vergelijkbare VN-organisaties en/of ngo’s.
Zoals bekend werd op 30 september 2024 een Libanese Hamas-leider, Fateh Sherif, gedood bij een Israëlisch bombardement in Libanon. Tot maart 2024 was Sherif voor UNRWA actief in Libanon als directeur van een school en voorzitter van een UNRWA onderwijsvakbond. Direct gevolgd op aantijgingen in maart 2024 van mogelijke banden met Hamas werd hij door UNRWA op non-actief gesteld zonder behoud van salaris, conform het bovenbeschreven beleid van zero tolerance for inaction. Tegelijkertijd werd een onderzoek ingesteld dat, volgens UNRWA, naar alle waarschijnlijkheid zou hebben geleid tot zijn ontslag. Sherif kwam evenwel om het leven alvorens dit onderzoek kon worden afgerond.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Humanitaire Hulp op 9 oktober 2024?
Ja
Het bericht 'Grote zorgen over nieuwe regels voor toeristen in Spanje'. |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Eddy van Hijum (CDA) |
|
![]() |
Kunt u uiteenzetten op basis van welke Europese regelgeving Spanje deze registratie kan vormgeven?1
Het nieuwe informatieregister in Spanje werd ingevoerd als onderdeel van een koninklijk besluit in 20212. Het doel is om de veiligheid van burgers en de openbare orde te vergroten door potentiële dreigingen van terrorisme en andere misdrijven die verband houden met georganiseerde misdaad aan te pakken. Als onderdeel van deze nieuwe regelgeving moeten accommodaties, zoals hotels en toeristische platforms, gedetailleerde klantgegevens verzamelen, waaronder creditcardgegevens die worden gebruikt voor betalingen. De accommodaties vragen deze gegevens van de toeristen die bij hen verblijven en leveren het vervolgens aan bij het hiervoor ingestelde centrale register.
Ziet u in deze registratie enige overlap met het politiek en maatschappelijke debat om arbeidsmigranten uit de Europese Unie (EU) in Nederland beter en sneller te registeren? Zo nee waarom niet?
Ja, de overlap zit in het hebben van zicht op wie er in het land is. Het gaat echter wel om verschillende onderwerpen. De nieuwe Spaanse regelgeving gaat over regelgeving op grond waarvan accommodaties gegevens over hun klanten (toeristen) moeten verstrekken aan de overheid, met het oog op het tegengaan van terrorisme en andere misdrijven.
Het debat over arbeidsmigranten in Nederland gaat over het tegengaan van misstanden rondom arbeidsmigranten. Het gaat hierbij over onderwerpen als werkomstandigheden, huisvesting en registratie in de Basisregistratie Personen (BRP).
Verbetering van de positie van arbeidsmigranten in Nederland heeft voor dit kabinet prioriteit. Hier wordt onder andere aan gewerkt naar aanleiding van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten, waaronder de aanbeveling ter verbetering van registratie van arbeidsmigranten in de BRP. U wordt hier binnenkort via de gebruikelijke jaarrapportage nader over geïnformeerd.
Vanuit het Unierecht, de Verblijfsrichtlijn, geldt toch dat EU-arbeidsmigranten de eerste drie maanden niet verplicht kunnen worden zich te registeren? Hoe verhoudt zich dit tot deze verplichte registratie als toerist in Spanje?
Uit de Burgerschapsrichtlijn van de EU3 volgt inderdaad dat lidstaten bij een verblijf van korter dan drie maanden EU-burgers niet kunnen verplichten om zich te laten inschrijven bij de bevoegde autoriteiten van de plaats van verblijf. Dit volgt ook uit nader onderzoek in opdracht van het Ministerie van BZK dat in september 2022 richting de Kamer is gestuurd.4
Hier lijkt bij de in het bericht genoemde nieuwe Spaanse regelgeving geen sprake van. Toeristen verstrekken hierbij enkel hun gegevens aan bijvoorbeeld de accommodatie.
Bent u van mening dat dit een gerechtvaardigd verschil is of bent u van mening dat er geen verschil zou moeten zijn tussen de registratie van toerisme of arbeidsmigranten binnen de EU?
Ik zie geen ongerechtvaardigd verschil. De nieuwe regelgeving die in Spanje wordt geïntroduceerd met het oog op het tegengaan terrorisme en andere misdrijven heeft enige overlap met de verplichting die we in Nederland kennen voor het bijhouden van een nachtregister. Deze verplichting geldt voor personen die een nachtverblijf aanbieden. Het gaat voornamelijk om campings, hotels, vakantiehuizen en vakantieparken. Hierin moeten naam, woonplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek bijgehouden worden van de hoofdboeker. Het doel van deze administratieve verplichting is nader vastgesteld en hangt vooral samen met de openbare orde.
Zie u in deze verplichte registratie in Spanje mogelijkheden om dit ook van toepassing te verklaren op arbeidsmigranten uit de EU in Nederland dan wel om hierover in de EU opnieuw het debat te voeren over betere en snellere registratie van arbeidsmigranten uit EU in Nederland?
Zoals in de beantwoording op vraag vier is geschetst, kent Nederland op dit moment al een verplichting op het bijhouden van een nachtregister voor personen die een nachtverblijf aanbieden ten behoeve van de openbare orde. Het Ministerie van BZK verkent op dit moment in samenwerking met de VNG of gegevens uit het nachtregister gebruikt kunnen worden voor de verbetering van de registratie van arbeidsmigranten in de BRP. Daarnaast schrijft de VNG een instructie voor gemeenten over hoe ze onder andere kunnen omgaan met het delen van gegevens binnen hun gemeente.
Het accijnsbeleid |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Eelco Heinen (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de recente cijfers uit de accijnsmonitor, die aantonen dat de verkoop van tabaksproducten sinds juni fors is gedaald? Hoe verklaart u dit effect, terwijl het kabinet juist rekende op een stijging van de accijnsinkomsten?
Ik ben op de hoogte van de recente cijfers uit de Accijnsmonitor. De Accijnsmonitor is een initiatief van NSO (brancheorganisatie voor de tabaksdetailhandel) en TZN (brancheorganisatie voor de tabaks- en zoetwaren groothandel) en wordt gefinancierd door Phillip Morris Benelux en betreft dus geen door de Rijksoverheid uitgevoerde of geverifieerde analyse. Cijfers van de branche kunnen door ons niet geverifieerd worden. Op grond van het WHO-kaderverdrag is er voor de Rijksoverheid namelijk alleen ruimte voor contact met de tabakssector ten behoeve van de goede uitvoering van wet- en regelgeving. Daar is hier geen sprake van.
De daling van de verkopen van tabaksproducten in het eerste half jaar van 2024 is ook te zien in de opbrengsten van de tabaksaccijns. De accijnsopbrengsten nemen naar verwachting minder toe dan in eerste instantie was geraamd. Op basis van onder andere deze gegevens is de budgettaire raming van de tabaksaccijns in de Miljoennota 20251 aangepast ten opzichte van de budgettaire raming uit de Voorjaarsnota 20242.
Vooralsnog is nog onduidelijk welke factoren deze kleinere stijging in budgettaire opbrengst verklaren. De opbrengsten van de tabaksaccijns fluctueren namelijk sterk van jaar tot jaar. De effecten van verhogingen van de tabaksaccijns worden gemonitord. De resultaten van de onderzoeken zullen in het voorjaar van 2025 beschikbaar zijn.
Bent u op de hoogte van het fenomeen dat steeds meer Nederlanders hun sigaretten in het buitenland kopen, en acht u het wenselijk dat deze alternatieven aantrekkelijker zijn dan de aankoop van tabaksproducten in Nederland?
Ik behandel de vragen 2 en 3 gezamenlijk gezien de sterke samenhang van de beantwoording.
Ik ben op de hoogte van het fenomeen dat Nederlanders hun sigaretten in het buitenland kopen. Het staat consumenten vrij om over de grens aankopen te doen. Het doen van aankopen over de grens is op een interne markt met open grenzen, zoals de Europese Unie, heel normaal. Daarnaast is het mogelijk dat er op deze interne markt prijsverschillen ontstaan tussen de verschillende landen, wat tot gevolg heeft dat consumenten mogelijk kosten kunnen besparen door hun aankopen over de grens te doen. Dit is ook voor tabaksproducten het geval.
De verhoging van de tabaksaccijns per 1 april 2023 had als doel het bijdragen aan een rookvrije generatie per 2040.3 De verhoging van de tabaksaccijns maakt tabaksproducten minder aantrekkelijk doordat het de prijzen van daarvan laat stijgen, hetgeen een bewezen effectieve maatregel is om roken te verminderen. Afgelopen jaar heeft mijn voorganger een onderzoek uit laten voeren door de Douane en het RIVM naar de effecten van de accijnsverhoging van 1 april 2023. Uit het onderzoek van het RIVM komt naar voren dat na de verhoging van 1 april 2023 ongeveer 10% van de ondervraagde rokers is gestopt. Het onderzoek van de Douane, de Empty Pack Survey (EPS)4, laat echter ook een toename zien van het aandeel niet in Nederland veraccijnsde sigaretten van 15,3% in 2021 naar 25% in 2023. Dit percentage bestaat uit legale, in het buitenland gekochte sigaretten en illegale sigaretten. De toename van aankopen van tabaksproducten over de grens doet mogelijk af aan het hiervoor beschreven doel van de verhoging van de tabaksaccijns per 1 april 2023. Tabaksproducten die door consumenten niet meer in Nederland maar wel in andere landen worden gekocht, leveren immers geen gezondheidswinst op. De onderzoekers van het RIVM benadrukken daarom het belang van het streven naar verdere Europese harmonisatie van tabaksprijzen. Mijn ambtsvoorganger en de ambtsvoorganger van mijn collega, StasJPS, hebben per brief aangegeven zich hier in Europa verder voor in te zetten. Ik en mijn collega zetten dit beleid voort. Het blijft belangrijk dat de overheid roken zo snel en doeltreffend mogelijk terugdringt om de rookvrije generatie in 2040 te bereiken. Het is goed om bij iedere accijnsverhoging ook de grenseffecten en de gevolgen voor de aanpak van de illegale handel mee te wegen.
De tabaksaccijns is ook per 1 april 2024 verhoogd, deze verhoging had initieel eenzelfde doel als de verhoging per 1 april 2023, echter is de voorgenomen verhoging per 1 april 2024 uit het Belastingplan 2023 in het Belastingplan 2024 verder verhoogd om budgettaire redenen.5 De verhoging van 1 april 2024 is hiernaast ook per amendement verhoogd ten behoeve van een halvering van de voorgenomen verhoging van de alcoholaccijns.6 Ook de effecten van de verhoging per 1 april 2024 worden gemonitord. De resultaten hiervan verwacht ik in het voorjaar van 2025.
Hoe beoordeelt u de situatie waarin rokers honderden euro’s kunnen besparen door sigaretten te kopen in Oost-Europese landen, zelfs wanneer zij kosten maken voor reis en verblijf? Vindt u dit een realistische en wenselijke uitkomst van het accijnsbeleid?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het acceptabel dat er als gevolg van de accijnsverhogingen een daling van de Nederlandse accijnsinkomsten is, terwijl rokers bijdragen aan de economieën van andere landen? Welke concrete maatregelen overweegt u om deze verliezen te beperken?
Zoals aangegeven in mijn beantwoording van vraag 1 is er sprake van een lagere opbrengst dan initieel geraamd. De specifieke oorzaak hiervan is nog onbekend en moet blijken uit nadere monitoring dit najaar. Het is denkbaar dat toenemende aankopen van tabaksproducten over de grens hierin een rol spelen. De onderzoekers van het RIVM benadrukken daarom het belang van het streven naar verdere Europese harmonisatie van tabaksprijzen. Samen met mijn collega van VWS zet ik mij hier in Europa verder voor in.
Hoe beoordeelt u het feit dat de accijnsverhogingen niet leiden tot minder roken, maar wel tot meer smokkel, illegale doorverkoop en het spekken van de economie van andere Europese landen?
Zoals aangegeven in mijn beantwoording van vragen 2 en 3 laat onderzoek van het RIVM zien dat na de verhoging van 1 april 2023 ongeveer 10% van de ondervraagde rokers is gestopt. Hier tegenover staat dat uit het onderzoek van Douane een toename naar voren komt van het aandeel niet in Nederland veraccijnsde sigaretten van 15,3% in 2021 naar 25% in 2023. Het kabinet onderstreept het belang van het streven naar verdere Europese harmonisatie van tabaksprijzen en zet zich daar, net zoals voorgaande kabinetten, in Europees verband ook voor in.
Bent u bereid de accijnsverhogingen terug te draaien om de aantrekkingskracht van de aankoop van tabaksproducten in het buitenland te verminderen en de inkomsten voor de Nederlandse schatkist te beschermen, zodat Nederlanders zelf vrij kunnen kiezen om binnenlands tabaksproducten aan te schaffen?
In het hoofdlijnenakkoord is geen aanpassing van de tabaksaccijns opgenomen. Het kabinet is niet van plan om de tabaksaccijns te verhogen dan wel te verlagen.
Hoe het groene beleid van de Europese Unie kwalijke emissies buiten de EU veroorzaakt. |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Sophie Hermans (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het onderzoek «Global spillover effects of the European Green Deal and plausible mitigation options» van de Universiteit van Groningen?1
Ja. Het onderzoek bevat diverse herkenbare conclusies. Bijvoorbeeld dat de spillover-effecten van Europees duurzaamheidsbeleid een aandachtspunt vormen. Vervolgens stelt het rapport drie opties voor, met als doel om zulke spillover-effecten te beperken: (1) het verkleinen van de verschillen in gewasopbrengsten in ontwikkelingsregio’s, (2) het uitfaseren van op voedsel gebaseerde biobrandstoffen in de Europese Unie en (3) het aanpassen van het dieet op basis van de door de EAT-Lancet Commissie aanbevolen diëten.
Het kabinet heeft enkele opmerkingen bij het onderzoek. Zie daarvoor de beantwoording van de onderstaande vragen.
Herkent u de conclusies van het onderzoek?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het wenselijk dat landbouwgrond in de Europese Unie (EU) wordt omgezet tot bebossing om EU-doelstellingen te halen?
Het kabinet is van mening dat er zeer zorgvuldig moeten worden omgegaan met landbouwgrond en de conclusies uit het rapport onderschrijven dat standpunt. Mede in dat licht werkt het kabinet ook aan een nieuw kader voor het beter beschermen van hoogwaardige landbouwgrond. Dat sluit het behalen van doelstellingen op het gebied van natuur, biodiversiteit en klimaat echter niet uit.
Het kabinet is van mening dat een toekomstgericht voedselsysteem met een sterke landbouwsector hand in hand kunnen gaan met het realiseren van doelstellingen op het gebied van natuur, biodiversiteit en klimaat. Onderdeel hiervan is dat er in de EU meer bomen en bossen worden aangeplant en dat de EU de uitstoot van broeikasgassen drastisch vermindert, de effecten van klimaatverandering keert en biodiversiteit herstelt. De Green Deal geeft daar voor een belangrijk deel invulling aan.
Er zijn verschillende typen omgeving die in aanmerking komen voor de aanplant van bos of bomen, waaronder stedelijke parken, openbare en particuliere eigendommen, vergroening van gebouwen en infrastructuur, en landbouwgebied. Naar schatting is er in 2030 4,8 miljoen ha aan verlaten landbouwgrond in de EU. Deze gronden zijn in de EU-bossenstrategie aangemerkt als kans voor bosaanplant. Nederland heeft deze strategie verwelkomd. Hiermee wordt echter geen causaal effect onderbouwd tussen bebossing binnen de EU en de verplaatsing van voedselproductie naar buiten de EU.
Het genoemde onderzoek stelt dat het beleid van de Europese Green Deal voor bioenergiegewassen, de introductie van biologische landbouw, en bebossing in de EU mogelijk zouden kunnen leiden tot een toename aan landbouwgrond buiten de Europese Unie als aan de in het artikel gestelde voorwaarden wordt voldaan.
De impact op verschillende regio’s varieert aanzienlijk. In het genoemde artikel (p. 2) wordt aangegeven dat de uitbreiding van landbouwgebied buiten de EU vooral verwacht wordt in de rest van Europa, Rusland en Canada. Voor de rest van Europa betreft dit met name verwachte omzetting van weide en grasland naar akkerland. Voor Rusland en Canada wordt dit niet gespecificeerd.
Landbouwproductiviteit is op verschillende manieren te meten en verschilt ook binnen de EU per land en binnen landen per regio. Gemiddeld kan de EU als een regio met hoge landbouwproductiviteit worden beschouwd. De vergelijking van productiviteit met de rest van Europa, Rusland en Canada verschilt per EU-lidstaat.
Klopt het dat door de bebossing in de EU de voedselproductie naar buiten de EU verplaatst?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat deze uitbreiding vooral plaatsvindt in veelal natuurlijke ecosystemen buiten de EU?
Zie antwoord vraag 3.
Is de productiviteit per hectare in deze landen vergelijkbaar als in de EU?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het eens dat door dit spillover-effect de ambities van de EU teniet gedaan worden, de mondiale impact van de EU aanzienlijk blijft en onze voedselproductie onnodig geschaad wordt?
Verschillende mogelijke spillover-effecten van EU ambities worden door het kabinet meegewogen, daarbij wordt zowel rekening gehouden met voedselproductie als klimaatmitigatie. De studie laat zien dat mogelijke negatieve spillover-effecten effectief kunnen worden gemitigeerd. Dit geldt zowel binnen de EU als erbuiten, daar waar het handelen van de EU effect op heeft.
Wat zijn de gevolgen voor de Europese voedselzekerheid?
Het is van belang om goed oog te hebben en houden voor goed onderbouwde en breed gedeelde signalen over de verschillende mogelijke effecten, inclusief die op voedselzekerheid, van de Green Deal, maar ook van andere (toekomstige) initiatieven. Het behalen van afgesproken doelen, het borgen van voedselzekerheid en het behoud van een sterke landbouwsector is voor dit kabinet namelijk van essentieel belang. Vanwege ons klimaat, onze bodemgesteldheid en de complexiteit van productieketens voor bepaalde voedingsmiddelen is ook op regels gebaseerde handel met betrouwbare handelspartners buiten de EU van belang voor onze voedselzekerheid.
De Green Deal vraagt om een toename van biologische landbouw, heeft dit impact op de natuur buiten Europa? En zo ja welke invloed?
Zoals de auteurs in het rapport aangeven zou met biologische landbouw de biodiversiteit buiten Europa kunnen toenemen, maar om dit in beeld te brengen op een wereldschaal is ingewikkeld. Ten principale mag men verwachten dat een toenemende vraag naar biologische producten en biologisch areaal binnen de EU ook meer aanbod van biologische producten vanuit derde landen zal betekenen. Omdat de import van biologische producten uit derde landen aan de EU-standaarden moet voldoen, zou dit in die landen een positief effect op de biodiversiteit kunnen hebben. Op de kwestie of een groter oppervlak biologische landbouw in derde landen ook betekent dat er minder ruimte is voor de natuur, gaat het rapport niet in.
Klopt het dat de voorschriften van de Green Deal moeilijk te handhaven zijn?
De Green Deal is een breed koepelbegrip. Voorschriften zijn opgenomen in de vele verordeningen en richtlijnen die onder de Green Deal vallen. Het kabinet beoordeelt de handhaafbaarheid bij alle EU-voorstellen conform de daarvoor geldende procedures en informeert de Kamer hierover conform de EU-informatievoorziening.
Zo ja, waardoor komt dat voornamelijk?
Zie antwoord vraag 10.
Welke maatregelen gaat u op EU-niveau op korte, middellange en lange termijn nemen om deze spillover te reduceren en onze voedselproductie hier te houden, en efficiënter te maken?
Commissievoorzitter Von der Leyen heeft in haar Political Guidelines 2024–2029 aangekondigd om binnen honderd dagen van het aantreden van de nieuwe Europese Commissie een Vision for Agriculture and Food te presenteren. Hierin wordt een visie verwacht voor het Europese landbouw- en voedselsysteem op zowel korte als lange termijn. Het kabinet zal deze visie te zijner tijd beoordelen en uw Kamer hierover informeren.
De altijd weer enorme meevallers op de rijksbegroting |
|
Tjebbe van Oostenbruggen (NSC) |
|
Eelco Heinen (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de overheid een positief begrotingssaldo had van 7,9 miljard euro over de eerste zes maanden van 2024?1
Ja.
Herinnert u zich dat de miljoenennota over 2022 een tekort voorspelde van 21,3 miljard euro2 en dat het tekort uitkwam op 0 volgens de bijgesteld CBS cijfers?3
Ja.
Herinnert u zich dat de miljoenennota over 2023 een tekort voorspelde van 29,6 miljard euro4 en dat het tekort uitkwam op 3,5 miljard volgens het financieel jaarverslag rijk? 5
Ja.
Herinnert u zich dat de miljoenennota over 2024 een tekort voorspelde van 31,7 miljard euro, een tekort van 3%?6
Ja. Om precies te zijn raamde het kabinet Rutte IV in de Miljoenennota 2024 een begrotingstekort van 31,7 miljard euro, wat overeenkwam met een begrotingstekort van 2,9% van het bbp.
Herinnert u zich dat er zich in deze jaren ook aanzienlijke extra uitgaven voordeden zoals het energie prijsplafond (vooral in 2023) en extra corona-uitgaven in 2022, die in de aard natuurlijk lastig te begroten waren?
Ja.
Zijn de ramingen in 2022, 2023 en 2024 realistisch geweest of niet? Of is er bewust conservatief geraamd bij de begrotingen, bij zowel de inkomsten als de uitgaven?
Het uitgangspunt voor de ramingen van het begrotingssaldo is realistisch ramen, wat betekent dat de ramingen een zo goed mogelijke inschatting zijn van de uitgaven en inkomsten. Er is dus geen sprake van conservatief ramen. Het kabinet gaat in zijn ramingen altijd uit van de meest actuele en beschikbare gegevens op dat moment. Hierbij gebruikt het kabinet de uitgavenramingen van departementen, de inkomstenramingen van de belasting- en premie-inkomsten en de meest actuele macro-economische inzichten uit de ramingen van het Centraal Planbureau (CPB).
Hierbij moet wel bedacht worden dat ook de beste raming nog steeds fors kan afwijken van de realisatie. Bepaalde situaties maken het ingewikkelder om te ramen. Bijvoorbeeld in de gevallen van de coronasteunmaatregelen en het prijsplafond was sprake van een zeer grote onzekerheid.
Als dat zo is, wat is de omvang van dat conservatief ramen geweest in elk van de drie jaren?
Het kabinet raamt op basis van de meest recente en beschikbare gegevens zo realistisch mogelijk.
Hoe verklaart u dat de regering nu al drie jaar achter elkaar tientallen miljarden minder tekort heeft dan voorspeld, terwijl vergelijkbare ontwikkelingen zich vroeger nooit voordeden in Nederland en ook in omliggende landen het begrotingssaldo niet elk jaar 2% tot 3% beter uitvalt dan geraamd?
Het kabinet is zich ervan bewust dat in de afgelopen jaren de realisaties meermaals positiever uitvielen dan de ramingen. De oorzaak hiervan lag voor een deel in incidentele factoren. Zo waren er aan de uitgavenkant meevallers aan corona-uitgaven en aan het prijsplafond energie, terwijl zich aan de inkomstenkant een groter dan verwacht anticipatie-effect voordeed als gevolg van wijzigingen in box 2. Ook zorgde de onverwachte inflatiepiek voor volatiliteit in de ramingen en een groot noemereffect.
Hiernaast zijn aan de inkomstenkant herhaaldelijk meevallers opgetreden. Deze concentreren zich in het bijzonder bij de vennootschapsbelasting (vpb) en volgen vaak uit nabetalingen door hogere winstrealisaties dan waar tijdens het boekjaar vanuit is gegaan.7 In dit verband heeft ook het CPB aangegeven dat economische grootheden zich de laatste jaren lastiger laten meten en ramen.8
Tot slot is er de afgelopen jaren aan de uitgavenkant een spanningsveld ontstaan tussen een ambitieuze investeringsagenda en beperkingen zoals bijvoorbeeld de krappe arbeidsmarkt en restricties rondom stikstof. De investeringsagenda was achteraf te optimistisch en gereserveerde budgetten kwamen niet geheel tot besteding. Hierdoor ontstond zogeheten onderuitputting. Hierover is uw Kamer meerdere malen geïnformeerd via de budgettaire nota’s en het focusonderwerp bij het Financieel Jaarverslag Rijk 2023. Het kabinet heeft zich ten doel gesteld om de begroting realistischer te maken door middelen in een meer realistisch kasritme te plaatsen en te verschuiven naar latere jaren. In de Miljoenennota is bijvoorbeeld voor circa 7 miljard euro aan budget uit 2024 doorgeschoven naar latere jaren. Mede hierdoor is het geraamde begrotingstekort over 2024 bij Miljoenennota 2025 fors afgenomen ten opzichte van de Voorjaarsnota (van –2,5% naar –1,6%) en is het verschil met de raming van het CPB fors verminderd. Gezien de aanhoudende krapte op de arbeidsmarkt zal realistisch ramen ook de komende jaren een prioriteit blijven.
Hierbij wil ik benadrukken dat het ook de verantwoordelijkheid is van de vakministers om de ramingen op hun eigen begrotingen zo realistisch mogelijk te maken. Daarom is het ook goed dat in de departementale jaarverslagen aandacht is voor de gerealiseerde onderuitputting per begroting.
Heeft u intern een realistische raming van het overheidstekort?
De meest actuele en meest realistische inschatting van het EMU-saldo en de EMU-schuld die het kabinet op dit moment kan maken is gepubliceerd in de Miljoenennota 2025.
Zijn er dit jaar nog meevallers in de belastinginkomsten die u kunt melden aan de Tweede Kamer?
De meest actuele raming van de belasting- en premie-inkomsten is verwerkt in de Miljoenennota 2025. Op dit moment zijn er geen mee- of tegenvallers in de belastinginkomsten te melden aan de Tweede Kamer. Ontwikkelingen in de inkomsten- en uitgavenramingen over 2024 worden in de Najaarsnota met het parlement gedeeld.
Wat is volgens u de meest realistische huidige raming van het tekort in 2024, in 2025 en in 2026? Kunt u daarvan een update sturen voor de Algemeen Financiële Beschouwingen?
De meest actuele en realistische raming van het begrotingssaldo in 2024, 2025 en 2026 is opgenomen in de Miljoenennota en betreft respectievelijk –1,6%, –2,8% en –3,7% van het bbp.
Kunt u deze vragen een voor een en voor de Algemeen Financiële Beschouwingen beantwoorden?
Het bericht ‘Asielzoekers veroorzaken overlast in Grave: 'Mensen durven straat niet op'’ |
|
Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Asielzoekers veroorzaken overlast in Grave: «Mensen durven straat niet op»»?1
Ja.
Herkent u het beeld van toegenomen overlast door asielzoekers in Grave? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is hier de oorzaak van?
In deze periode heeft de politie een toename van het aantal meldingen gezien. Deze toename is gerelateerd aan twee gebeurtenissen. De politie ontving rondom 17 en 18 september jl. een twintigtal meldingen/aangiften van (pogingen tot) auto-inbraken en meldingen van verdachte situaties bij woningen. De politie heeft hiervoor twee verdachten aangehouden.
Daarnaast was er op 22 september jl. een ruzie op straat tussen een groep jongeren. Deze jongeren zijn staande gehouden en weggestuurd door de politie.
Deze gebeurtenissen stonden los van elkaar. Er is op dit moment geen sprake meer van een verhoogd aantal meldingen.
Klopt het dat de overlast sinds twee weken is toegenomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is er de afgelopen twee weken veranderd waardoor dit is gebeurd?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de toegenomen overlast inderdaad te maken met de overplaatsing van een groep asielzoekers van het asielzoekerscentrum (azc) in Budel naar Velp? Wat voor asielzoekers betreft dit met name? Gaat het bijvoorbeeld om kansarme asielzoekers en/of mensen die in een tweestatusstelsel als subsidiair zouden worden bestempeld en/of alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv's)?
Bij de inbraak en diefstal waren twee bewoners van het azc betrokken die zijn aangehouden. Om privacyredenen kan ik verder niet ingaan op de door u gevraagde informatie over deze personen.
Betreft het incident van afgelopen zondag vanaf de poort van azc Grave ook asielzoekers van andere azc’s? Zo ja, waar komen zij dan vandaan en op welke manier is het incident dan gecoördineerd?
Bij het incident voor de poort op 22 september jl. waren geen bewoners van het azc betrokken. De jongeren op straat kwamen uit diverse plaatsen in Nederland, onder andere uit Zuid-Holland, Noord-Brabant en Gelderland.
Deelt u de mening dat u een rol heeft in ervoor zorgen dat overlast door asielzoekers zoveel mogelijk wordt ingeperkt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Ja, daarom voert dit kabinet een lik-op-stukaanpak op overlast, intimidatie en geweld van asielzoekers. Ernstige overlastgevers kunnen uit reguliere opvanglocaties worden overgeplaatst naar de handhavings- en toezichtslocatie waar een vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd. Tegelijkertijd wordt ingezet op een snelle doorstart van de procesbeschikbaarheidsaanpak voor asielzoekers met een kansarme aanvraag (zie nadere toelichting in antwoord op vraag2.
Om criminele vreemdelingen te laten merken dat hun gedrag niet wordt getolereerd en verblijfsrechtelijke consequenties kan hebben, wordt een aanpassing van de glijdende schaal onderzocht, de ongewenstverklaring uitgebreid en gekeken hoe de lat voor verblijfsrechtelijke consequenties kan worden verlaagd. Daardoor kunnen de vergunningen van criminele vreemdelingen worden ingetrokken en kunnen zij worden uitgezet als er geen terugkeerbeletsel bestaat.
Ten slotte wordt ingezet op het intensiveren van het terugkeertraject voor overlastgevende asielzoekers van wie de asielaanvraag is afgewezen. Het speciaal hiervoor ingerichte Team overlastgevende vreemdelingen (TOV) zal deze aanpak coördineren. Doel is om overlastgevers in beeld te krijgen en houden, waarna actief aan hun terugkeerproces wordt gewerkt.
Welke maatregelen zijn getroffen om overlast te voorkomen en veiligheid van de inwoners van Grave en de medewerkers van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) te waarborgen? Wordt er door het COA aanvullende beveiliging of toezicht ingezet, bijvoorbeeld in en rondom het azc in Velp?
De politie heeft twee mannen van 27 en 47 jaar aangehouden naar aanleiding van de meldingen/aangiften van diefstallen uit auto’s.
Daarnaast is het toezicht door boa´s, de flying squad (boa´s met specialisatie op azc-bewoners), straatcoaches en de politie geïntensiveerd. Zij zijn meer aanwezig in het straatbeeld.
Het COA voert gesprekken met bewoners van het azc, die erg zijn geschrokken van de negatieve berichten op social media, en heeft het toezicht op de in- en uitgaande bezoekersstroom aangescherpt.
Welke maatregelen bent u verder nog van plan te nemen om de veiligheid van de inwoners van Grave en de medewerkers van het COA te waarborgen?
De lokale driehoek (burgemeester, politie en officier van justitie) is verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid, handhaving van de wet en het vervolgen van wetsovertreders. De burgemeester is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en de inzet hierop door de politie. De officier van justitie is verantwoordelijk voor de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde.
Tegelijkertijd werkt dit kabinet aan een structureel pakket aan asielmaatregelen. Startpunt voor de uitvoering is dat asielverzoeken van asielzoekers met kansarme aanvragen en overlastgevende asielzoekers die al in Nederland zijn, zo snel mogelijk worden afgewezen. Daartoe wordt gewerkt aan de doorstart van de procesbeschikbaarheidsaanpak, waar asielzoekers met een kansarme aanvraag of asielzoekers die overlast veroorzaken worden behandeld door de IND in een versoberd regime. De verwachting is dat die aanpak bijdraagt aan de afname van overlast. Omdat een relatief groot deel van de asielzoekers met een kansarme aanvraag voorkomt in de overlastcijfers, zal met deze inzet de overlast naar verwachting afnemen.
Bestaat de groep overlastgevers vooral uit asielzoekers van wie de aanvraag voor een verblijfsvergunning is afgewezen? Zo ja, waarom zijn deze asielzoekers nog niet uitgezet en wat gaat u doen om deze mensen zo snel mogelijk uit te zetten?
De groep overlastgevers die betrokken waren bij de onrust op 22 september kwamen uit andere delen van Nederland. De groep overlastgevers is staande gehouden en weggestuurd door de politie. Ik kan niet verder ingaan op individuele persoonsinformatie.
Wat zijn de huidige regelingen omtrent de overplaatsing van overlastgevende asielzoekers naar een locatie waar zij onder strenger toezicht staan? Kan deze groep overgeplaatst worden naar een handhaving- en toezichtlocatie (HTL)? Zo nee, waarom niet?
Het COA kan verschillende maatregelen opleggen aan overlastgevers, waaronder het overplaatsen naar een andere locatie voor een time-out. Aan asielzoekers die (ernstige) overlast, bedreiging of geweld veroorzaken, kan de htl-maatregel worden opgelegd. De htl-maatregel is een individuele maatregel die per individu moet worden gemotiveerd.
Deelt u de mening dat overlastgevende kansarme asielzoekers per direct in een vrijheidsbeperkende omgeving geplaatst zouden moeten worden, zoals een procesbeschikbaarheidslocatie (PBL)? Bent u bereid zo snel mogelijk een PBL te openen en daarbij een «one-strike-out» principe te hanteren dat zodra een kansarme asielzoeker overlast veroorzaakt deze per direct naar een PBL overgeplaatst kan worden? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat een heropende PBL aan de juridische juiste waarborgen voldoet? Zo nee, waarom niet? Wat gaat u dan wel doen om overlastgevers aan te pakken en het voor bewoners in Grave weer rustig te krijgen?
Met de doorontwikkeling van de procesbeschikbaarheidslocaties wordt beoogd de pilot te verbreden door te gaan werken met een procesbeschikbaarheidsaanpak. Die is in eerste instantie gericht op versterking van het zicht op de beschikbaarheid voor het asielproces van de vreemdeling door het instellen van een tweemaal daagse inhuisregistratie door het COA. Indien de vreemdeling niet beschikbaar blijkt bij de inhuisregistratie en/of wanneer sprake is van overlastgevend gedrag, zowel op de COA-locatie als daarbuiten, bijvoorbeeld bij (winkel)diefstal, zal worden beoordeeld of een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 56 Vreemdelingenwet aan de vreemdeling kan worden opgelegd.
Deze maatregel valt samen met een intensief dagprogramma, gericht op de afwikkeling van het asielproces, waar zelfstandige terugkeer met hulp van IOM wordt aangeboden. De oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel is een escalatiestap die wordt opgelegd indien het gedrag van de vreemdeling daartoe aanleiding geeft. Het is een middel dat beschikbaarheid voor de asielprocedure waarborgt, wat moet leiden tot het vlot en efficiënt afhandelen van de aanvragen van deze doelgroep.
Voor vreemdelingen die ernstige overlast veroorzaken (zowel op een reguliere opvanglocatie als op de PBL) blijft plaatsing op de handhaving en toezichtlocatie (htl) in Hoogeveen mogelijk.
Bij brief van 17 mei jl. is de Kamer geïnformeerd over de ontwikkelingen met betrekking tot de aangescherpte procesbeschikbaarheidsaanpak in Ter Apel.3 De wens van zowel mij als de gemeente Westerwolde is dat de procesbeschikbaarheidsaanpak zo snel mogelijk kan worden hervat in Ter Apel. Hiervoor is onder andere randvoorwaardelijk dat de situatie in Ter Apel normaliseert, zodat er voldoende opvangcapaciteit beschikbaar komt om asielzoekers in de PBL te kunnen plaatsen.
Met de gemeente Cranendonck wordt bezien op welke manier ook daar gestart kan worden met de hernieuwde procesbeschikbaarheidsaanpak. Ik blijf mij onverminderd inzetten voor het realiseren van meer van dit soort locaties.
De Kamerbrief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat |
|
Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Schoof , Chris Jansen (PVV) |
|
![]() |
Klopt het dat de brief van 24 september 2024 over het tv-optreden van de Staatssecretaris in afstemming is geschreven met de Minister-President?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat er staatsrechtelijk geen onderscheid is tussen de functie van Staatssecretaris en privépersoon?
Ja.
Waarom heeft u als Minister-President ingestemd met het feit dat de Staatssecretaris in zijn brief van 24 september 2024 aangeeft dat hij als Staatssecretaris afstand neemt van de «minder, minder»-uitspraak, maar dat hij als privépersoon nog steeds achter deze uitspraak staat?
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft gisteren per brief afstand gedaan van zijn uitspraken tijdens het mediaoptreden van maandagochtend jongstleden en zal deze dan ook niet meer herhalen. Persoonlijke opvattingen zijn bij de uitoefening van het ambt van bewindspersoon niet van toepassing.
Deelt u als Minister-President de opvatting dat de eenheid van kabinetsbeleid betekent dat bewindspersonen geen standpunten hebben die zich niet verenigen met het kabinetsbeleid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u als Minister-President deze eenheid vanaf nu waarborgen?
Ik heb met instemming kennisgenomen van het antwoord van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat waarin hij afstand neemt van gedane uitspraken.
Terecht wordt in de brief gesteld dat deze opvattingen op geen enkele manier het kabinetsbeleid reflecteren. Ik hecht eraan te benadrukken dat persoonlijke opvattingen bij de uitoefening van het ambt van bewindspersoon niet van toepassing zijn.
Voorkomen moet worden dat het uitspreken van persoonlijke opvattingen leidt tot verwarring over het kabinetsbeleid. Leidend voor mij is hierom dat de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat afstand heeft genomen van deze uitspraken en heeft laten weten deze niet meer te herhalen.
Vindt u het acceptabel dat een lid van uw kabinet achter een uitspraak staat waarvan tot in hoogste gerechtelijke instantie beoordeeld is dat deze uitspraak strafbaar is?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar vóór woensdagavond 25 september om 19.00 uur beantwoorden?
Gezien de samenhang in de vraagstelling heb ik ervoor gekozen de vragen 4 en 5 in gezamenlijkheid te beantwoorden.
Gaten in de beveiliging van defensiecomplexen |
|
Bart van Kent , Hanneke van der Werf (D66) |
|
Gijs Tuinman (BBB), Ruben Brekelmans (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het nieuws dat er (nog steeds) grote gaten zitten in de beveiliging van defensielocaties en dat insluiping op kazernes daardoor kinderspel is?1
Zodra het probleem met de tourniquets bij ons bekend werd, heeft Defensie meteen een noodmaatregel genomen, waardoor het insluipen nog voor de uitzending onmogelijk is gemaakt. Ook is direct aan de leverancier van de tourniquets opdracht gegeven een duurzame oplossing te ontwikkelen zodat insluipen op deze manier niet meer mogelijk is.
Deelt u de mening dat het levensgevaarlijk is dat toegangspoorten van diverse defensiekazernes eenvoudig te omzeilen zijn gezien de daar aanwezige wapens, explosieven en data?
Nee, deze mening deel ik niet. Het betreden van een defensieterrein door onbevoegden is verboden en strafbaar. Echter, ook na het passeren van de toegangspoort is er geen directe toegang tot wapens, explosieven en data. De beveiliging van defensieterreinen is ingedeeld in vier categorieën. Binnen deze categorieën zijn de zogenaamde te beschermen belangen (TBB) gedefinieerd. Hoe zwaarder het TBB weegt, hoe robuuster en zwaarder de beveiligingsmaatregel per TBB-categorie is. Op basis van risicomanagement wordt per categorie beoordeeld wat proportionele maatregelen zijn.
Enkele voorbeelden per TBB zijn:
TBB-1: jachtvliegtuigen, cryptosleutels en STG-Zeer geheim gerubriceerde informatie;
TBB-2: helikopters, marineschepen, voertuigen en wapens;
TBB-3: niet-operationele gevechtsvoertuigen, pepperspray en medische voorraad;
TBB-4: defensieterreinen.
Op de delen van defensieterreinen die onder het beveiligingsregime van TBB 4 vallen en waar geen hogere TBB’en aanwezig zijn, zijn de reguliere beveiligingsmaatregelen van toepassing. De door u genoemde wapens, explosieven en informatiesystemen waarmee hoog gerubriceerde informatie wordt verwerkt, vallen binnen de zwaarst beveiligde categorieën, TBB-2 en TBB-1, met bijbehorende beveiligingsmaatregelen. De inhoud van deze maatregelen kan ik niet delen in het openbaar omdat dit hoog gerubriceerde informatie betreft.
Op hoeveel en bij welke defensielocaties zijn nog tourniquetpoorten in gebruik die insluiping mogelijk maken?
Zie antwoord onder vraag 4.
Kunt u toezeggen dat voor het eind van dit jaar alle tourniquetpoorten die insluiping mogelijk maken zijn vervangen? Kunt u daarnaast toezeggen dat op alle defensielocaties de ruimte naast de tourniquetpoortjes die insluiping mogelijk maakt per direct worden gedicht?
Insluipen via het tourniquet is niet meer mogelijk. Er zijn direct noodmaatregelen genomen op alle betreffende tourniquetpoorten op alle Defensieterreinen, waarbij de laatste aanpassing op zaterdag 14 september jl. gereed was, voor de uitzending op die zondag (zie eveneens antwoord bij vraag 1). De leverancier zorgt voor een duurzame aanpassing van de bestaande tourniquets die insluiping permanent onmogelijk maakt. De leverancier is reeds begonnen om de aanpassing te realiseren. Alle betreffende tourniquets zijn voor het eind van het jaar structureel aangepast. De aanpassingen zijn voldoende en complete vervanging van de betreffende tourniquets is niet nodig.
Wat is er sinds de herhaaldelijke infiltraties van undercoverjournalisten ondernomen om het veiligheidsbewustzijn bij defensiepersoneel te verhogen?
Er wordt continu gewerkt aan het beveiligingsbewustzijn van defensiemedewerkers. Dat gebeurt onder andere met behulp van campagnes gericht op verhoging van het beveiligingsbewustzijn, voorlichtings- en themadagen en het uitvoeren van testen. Hierbij wordt onder andere ingezet op het versterken van de aanspreekcultuur en het vergroten van kennis over specifiek objectbeveiliging. Ook is het zichtbaar dragen van een defensiepas verplicht.
Welke risico’s loopt defensiepersoneel, werkzaam op de diverse defensielocaties, als gevolg van de gaten in de beveiliging van defensiecomplexen?
Veiligheid van ons personeel heeft onze hoogste prioriteit. Daarom zijn direct maatregelen genomen (zie het antwoord op vraag 1). Het risico dat defensiepersoneel als gevolg van de gaten in de tourniquets loopt, is laag, maar elk beveiligingsrisico is onwenselijk.
Kunt u aangeven wat er is gedaan met de waarschuwingen van de Algemene Rekenkamer over het niet op orde zijn van de beveiliging van militaire objecten, de zogenoemde te beschermen belangen (TBB)? (Kamerstuk 36 360 X, nr. 2)
Naar aanleiding van de onvolkomenheid die de Algemene Rekenkamer heeft toegekend, is een projectofficier aangesteld. Er is een oorzakenanalyse in uitvoering en op basis daarvan wordt een plan van aanpak verder uitgewerkt en voor het eind van 2024 aan de Algemene Rekenkamer aangeboden. Er wordt ingezet op digitale beveiligingsmaatregelen en het aanstellen van extra bewakingspersoneel. Een Red Team test de beveiliging met inbraakpogingen. Tevens is een defensiebreed onderzoek uitgevoerd naar de beveiligingsbewustwording van het defensiepersoneel. Dat wordt omgezet in een communicatieplan, in aanvulling op de maatregelen, zoals verwoord in het antwoord op vraag 5.
Is sinds het uitbrengen van het rapport van de Algemene Rekenkamer getest of de geldende beveiligingsmaatregelen zorgen voor een adequate beveiliging van militaire objecten, zoals is aanbevolen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke inzichten en acties heeft dit opgeleverd?
Ja, onze beveiliging wordt regelmatig getest. Deze testen worden uitgevoerd door de defensieonderdelen zelf en ook door een extern bedrijf. Indien een test punten oplevert die kunnen worden verbeterd, wordt een verbeterplan opgesteld en in uitvoering genomen. De testen worden de komende jaren verder geïntensiveerd.
Welke maatregelen gaat u nu treffen om toekomstige infiltratie onmogelijk te maken?
De toegangspoorten dienen in orde te zijn en daar ligt de focus op. Daar blijf ik op toezien. Hierbij vormt ook het gedrag van de defensiemedewerkers zelf een belangrijke schakel in de naleving van de regelgeving. Ook het gedrag draagt bij aan het succes van de getroffen beveiligingsmaatregelen. Met de aanpassing op de tourniquets sluiten we uit dat insluiping op deze manier mogelijk is.
Zoals u in deze beantwoording heeft kunnen lezen, hanteert Defensie verschillende beveiligingsniveaus. Wat betreft de algemene toegang tot een defensieterrein, kan ik niet garanderen dat niemand binnen kan komen. Dat betekent niet dat indringers ook meteen bij zeer belangrijke eigendommen (TBB’en), zoals wapens, explosieven en data kunnen komen. Defensie maakt de afweging welke beveiligingsmaatregel proportioneel is ten opzichte van het risico dat Defensie loopt. Hoe zwaarder het te beschermen belang is, des te robuuster en zwaarder de beveiligingsmaatregelen zijn.
Verschillende vormen van woonegoïsme |
|
Henri Bontenbal (CDA), Inge van Dijk (CDA), Eline Vedder (CDA) |
|
Mona Keijzer (BBB), Judith Uitermark (NSC) |
|
![]() |
Zou u willen reageren op de bevindingen in het bericht «Hoe een volhardende buurvrouw protesteert tegen een bouwproject op de Müllerpier en zich voor 400.000 euro laat afkopen: «Holy shit 4 ton»» van RTV Rijnmond?1
Ja.
Hoe beziet u het indienen van bezwaarschriften of het aantekenen van beroep tegen bouwprojecten met als doel het opstrijken van een afkoopsom of met een ander individueel belang?
In het geval een bezwaar- of beroepsprocedure wordt gevoerd met als enige doel dat diegene daar zelf financieel beter van wordt, dan keur ik dat af. Dit komt de versnelling van de woningbouw niet ten goede. Of het zo is dat belanghebbenden de mogelijkheid van bezwaar en beroep gebruiken met als enige doel om daar zelf financieel beter van te worden, is echter moeilijk tot niet te beoordelen.
Zou u in kaart willen brengen hoe vaak er de afgelopen jaren sprake was van een afkoopsom of schikking rondom bouwprojecten?
Het is niet mogelijk om te achterhalen hoeveel bezwaar- en beroepschriften de afgelopen jaren vanwege een dergelijk vermoeden zijn ingetrokken. Dit wordt niet geïnventariseerd en is ook niet te achterhalen. Het betreffen privaatrechtelijke overeenkomsten tussen de betrokken partijen die bovendien vaak vertrouwelijk zijn.
Zou u in kaart willen brengen hoeveel bezwaarschriften en beroepsprocedures de afgelopen jaren zijn ingetrokken, waarbij het vermoeden bestaat dat er sprake is van een afkoopsom of schikking?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre en op welke manier ziet u in de samenleving een ontwikkeling van het (dreigen met het) indienen van een bezwaar ten gunste van eigen gewin, maar ten koste van het belang van een ander, het gemeenschappelijk belang en/of het algemeen belang?
Het indienen van een bezwaar- of beroepschrift enkel en alleen om er financieel beter van te worden vind ik uiteraard niet wenselijk. Hoe vaak dit voorkomt, is niet bekend.
Deelt u de in dit artikel gemaakte analyse dat hier sprake is van «een hoogopgeleide bezwaarmaker die juridische kennis inzet als macht en ten faveure van het individuele belang»? Zo ja, hoe reflecteert u op deze analyse?
Het betreft hier een privékwestie van een ambtenaar. Ook ambtenaren mogen bezwaar maken of beroep instellen tegen plannen in hun omgeving of hierover afspraken maken met betrokken partijen. Zolang de integriteit van de ambtenaar niet in het geding en er is geen relatie met het werk, acht ik dat niet onwenselijk. Ambtenaren hebben dezelfde rechten (en plichten) als iedere andere inwoner van Nederland. De beginselen van de democratische rechtsstaat brengen mee dat het voor belanghebbenden zoals omwonenden altijd mogelijk is om voor hun rechten en belangen op te komen, ongeacht hun functie of beroep.
In hoeverre en op welke manier is er in deze casus sprake van een omkering van het principe achter ethisch hacken – bij ethisch hacken worden opgedane ervaringen ten goede van de publieke zaak ingezet – terwijl in deze casus de ervaringen die tijdens het werken voor de publieke zaak zijn opgedaan juist worden aangewend voor een individueel belang dat de publieke zaak schaadt?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe beziet u de voorgaande vraag vanuit het perspectief dat de Rijksoverheid juist investeert in menselijk kapitaal?
Zie antwoord vraag 6.
Zou u willen reflecteren op de vraag hoe de verschillende gedragingen in deze casus zich verhouden tot de eed die ambtenaren afleggen?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de opvatting dat het handelen in deze casus op gespannen voet staat met het idee achter de beweging «van woningmarkt naar volkshuisvesting»?
Nee. Ik zet in op het versnellen van bouwprocedures en als onderdeel daarvan ook op het verkorten van beroepsprocedures. Daarbij moet het voor belanghebbenden zoals omwonenden wel altijd mogelijk blijven om voor hun rechten en belangen op te komen. Het is een verantwoordelijkheid van initiatiefnemers zoals ontwikkelaar en gemeente om de omgeving goed mee te nemen in de planvorming.
Welke ambities heeft u om deze beweging verder vorm te geven op het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening? Hoe gaat u dezelfde mate van volharding, en het liefst nog meer, aan de dag leggen voor de beweging «van woningmarkt naar volkshuisvesting» als de genoemde ambtenaar van uw ministerie heeft laten zien voor haar eigen belang?
Eind 2024 organiseer ik een Woontop waar ik met onder andere medeoverheden, investeerders, marktpartijen en woningcorporaties concrete, landelijke afspraken maak over de woningbouw. Daartoe behoren afspraken over gezamenlijke inzet en bijbehorende investeringen vanuit de verschillende partijen, zo wordt volkshuisvesting een verantwoordelijkheid van ons allemaal.
Waarom hebben in het regeerprogramma en in het voorstel voor de begroting van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (halverwege september 2024) nog geen uitwerking plaatsgevonden van een van de belangrijkste volkshuisvestelijke ambities uit het hoofdlijnenakkoord (halverwege mei 2024), namelijk het verkorten en versoberen van woningbouwprocedures, anders dan het beleidsvoornemen dat het kabinet parallel plannen als «nieuwe norm» wil gaan hanteren, iets dat al was opgenomen in het al in de vorige kabinetsperiode gepresenteerde Plan van aanpak versnellen processen en procedures woningbouw? Voor wanneer bent u van plan dit verder uit te werken?
In mijn brief aan uw Kamer van 18 oktober informeer ik u over het opstarten van het programma STOER («Schrappen Tegenstrijdige en Overbodige Regelgeving») waarbij, in overleg met de sector en medeoverheden, onderzocht wordt waar mogelijkheden zijn om de regeldruk te verminderen. Nu, en ook voor de middellange termijn, geldt dat de inzet moet blijven om bij belemmeringen eerst na te gaan hoe het wel kan.
Daarnaast voorziet het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting in het versnellen van de beroepsprocedure bij de rechter. Dit zet ik nader uiteen bij vraag 14.
Deelt u de urgentie tot versnelde invoering van het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting? Zo nee, waarom niet, gezien dit voorbeeld?
Zeker deel ik die urgentie. Ik hoop op een spoedige behandeling van het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting2 door het parlement.
Zou u in inzichtelijk willen maken welke mogelijkheden er zijn tot verdere aanscherping van, aanvullend beleid bij of versnelde invoering van het voorstel in het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting tot beperking van het aantal lange beroepsprocedures door de mogelijkheid om naar de rechter te stappen te beperken naar maximaal één keer?
In het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting, dat sinds dit voorjaar bij uw Kamer ter behandeling ligt3, is een grondslag opgenomen op basis waarvan een aantal versnellingen in de beroepsprocedure van toepassing kan worden verklaard op besluiten voor categorieën projecten waarvan de versnelde uitvoering noodzakelijk is vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen. Zo geldt voor die aangewezen besluiten beroep in één instantie bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, een termijn voor het doen van uitspraak van zes maanden, versnelde behandeling van beroep, indiening van beroepsgronden binnen de beroepstermijn en het uitsluiten van de mogelijkheid om pro forma beroep in te stellen (de redenen van het beroep moeten binnen de beroepstermijn zijn ingediend). In het ontwerpbesluit versterking regie volkshuisvesting, dat bij uw Kamer zal worden voorgehangen, wordt een aantal besluiten voor woningbouwprojecten van 12 of meer woningen aangewezen. Zo is veel sneller duidelijk of een plan kan doorgaan. De tijdwinst kan oplopen tot een jaar.
Zou u willen nagaan of het in deze casus genoemde woningbouwproject aan de voorwaarden voldoet waarmee het na invoering van het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting tot de categorie «zwaarwegend maatschappelijk belang» zou behoren, waardoor versnelde uitvoering mogelijk wordt en de bestuursrechter binnen zes maanden een uitspraak doet? Zo nee, zou u hiervan een beredeneerde inschatting willen maken?
In het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting4 is een grondslag opgenomen voor het bij AMvB tijdelijk kunnen aanwijzen van besluiten voor categorieën projecten waarvan de versnelde uitvoering noodzakelijk is vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen, waarop verschillende procedurele versnellingen van toepassing zijn. Zie ook het antwoord op vraag 14. In het ontwerpbesluit versterking regie volkshuisvesting, dat bij uw Kamer zal worden voorgehangen, zullen woningbouwprojecten van 12 of meer woningen worden aangewezen waarop deze versnellingen van toepassing zijn. Het genoemde woningbouwproject op de Müllerpier betreft een woningbouwproject van meer dan 12 woningen. Voor dat project zou na invoering van de Wet versterking regie volkshuisvesting en het Besluit versterking regie volkshuisvesting zoals nu voorgesteld, versnelde uitvoering mogelijk zijn geweest.
Zou u inzichtelijk willen maken of een beredeneerde inschatting willen maken van hoeveel woningbouwprojecten straks, na invoering van het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting, tot de categorie «zwaarwegend maatschappelijk belang» zouden behoren?
Zoals ook is vermeld in vraag 15 is in het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting5 een grondslag opgenomen voor het bij AMvB tijdelijk kunnen aanwijzen van besluiten voor categorieën projecten waarvan de versnelde uitvoering noodzakelijk is vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen waarop verschillende procedurele versnellingen van toepassing zijn. In het ontwerpbesluit versterking regie volkshuisvesting worden woningbouwprojecten van 12 of meer woningen aangewezen waarop deze versnellingen van toepassing zijn. Uit onderzoek dat is verricht door prof. mr. dr. A.T. Marseille van de Rijksuniversiteit Groningen naar de procedures die in de afgelopen jaren bij rechtbanken en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over woningbouwprojecten zijn gevoerd6 komt naar voren dat de aanwijzing van 12 of meer woningen voor de Afdeling bestuursrechtspraak leidt tot een toename van 27 zaken per jaar.
Zou u de mogelijkheden willen verkennen tot het oprekken en verbreden van deze categorie en zou u van de verschillende opties hiertoe ook de voor- en nadelen in kaart willen brengen?
In het bestuursprocesrecht is beroep in twee instanties het uitgangspunt in verband met het waarborgen van de rechtsbescherming van rechtzoekenden. Dit is uitgewerkt in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bij het afwijken van dit uitgangspunt moet vooraf dragend worden gemotiveerd waarom die afwijking gerechtvaardigd is en moet het gaan om een grote maatschappelijke urgentie en betekenis voor de samenleving.
Om de omvang van de aanwijzing te bepalen heb ik destijds onderzoek laten verrichten door prof. mr. dr. A.T. Marseille van de Rijksuniversiteit Groningen naar de procedures die in de afgelopen jaren bij rechtbanken en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over woningbouwprojecten zijn gevoerd.7 Op basis van dat onderzoek is een inschatting gemaakt van de te verwachten gevolgen van de aanwijzing voor de werklast bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Uit dat onderzoek komt naar voren dat de aanwijzing van 12 of meer woningen voor de Afdeling bestuursrechtspraak leidt tot een toename van 27 zaken per jaar; wanneer bijvoorbeeld één of meer woningen worden aangewezen leidt dit voor de Afdeling bestuursrechtspraak tot een toename van 119 zaken per jaar. Met het verlagen van het aantal woningen naar één of meer wordt de toename van de werklast voor de Afdeling bestuursrechtspraak ruim viermaal verhoogd. Dit zal gevolgen hebben voor de doorlooptijden van alle zaken die worden behandeld door de Omgevingskamer van de Afdeling bestuursrechtspraak. Voor de omvang van 12 of meer woningen is gekozen om de toename van de werklast bij de Afdeling bestuursrechtspraak te beperken en omdat de Afdeling hier ervaring mee heeft in het kader van de Crisis- en herstelwet, en om het criterium dat sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang te kunnen onderbouwen.
Hoewel bij het oplossen van het woningtekort elke woning er één is, kan tegelijkertijd het aantal woningen in dit verband ook niet te laag liggen. Dat zou leiden tot een te grote toename van het aantal zaken bij de Afdeling bestuursrechtspraak waarmee de beoogde versnelling onder druk komt te staan. Op dit moment is als gevolg van een tekort aan personele capaciteit bij de Afdeling bestuursrechtspraak al sprake van een (te) lange doorlooptijd van zaken. Bovendien zou het verlagen van het aantal woningen en daarmee het verhogen van de werkdruk de positieve aanpak teniet kunnen doen die Afdeling bestuursrechtspraak heeft ingezet door vooruitlopend op de Wet versterking regie volkshuisvesting meer prioriteit te geven aan zaken over woningbouwprojecten.
Daarbij is ook van belang dat in het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting een algemene grondslag is neergelegd: niet alleen categorieën woningbouwprojecten maar ook andere categorieën projecten kunnen bij AMvB worden aangewezen. Zo bereidt de Minister van Klimaat en Groene Groei voor energieprojecten eveneens een AMvB voor. Die AMvB zal ook gevolgen hebben voor het aantal beroepszaken bij de Afdeling bestuursrechtspraak.
Verder is vanuit verschillende hoeken ook wel een verlofstelsel aangedragen als mogelijke optie voor het versnellen van beroepsprocedures. Zo pleit de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI) er in zijn advies8 voor om te onderzoeken of zaken kunnen worden afgedaan door rechtbanken zonder de mogelijkheid van hoger beroep, eventueel gecombineerd met een verlofstelsel ten behoeve van de rechtseenheid.9 Een dergelijk stelsel, waarbij voor het instellen van hoger beroep eerst toestemming van een rechter nodig is, zou een fundamentele aanpassing betekenen van het bestuursprocesrecht in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor het einde van het jaar zal een kabinetsreactie op het advies van de RLI aan uw Kamer worden gezonden. In die kabinetsreactie zal ook worden ingegaan op de vraag of een onderzoek naar de invoering van een verlofstelsel zal worden ingesteld. Ik kan op dit moment niet op die kabinetsreactie vooruitlopen.
Wel attendeer ik erop dat de lagere rechter nu al bij een ingesteld beroep altijd de ontvankelijkheid toetst, en bij de beoordeling van de beroepsgronden inhoudelijk toetst of het beroep gegrond is. Bij de ontvankelijkheidstoets beoordeelt de rechter ook, als een soort voortoets, of er procedurefouten zijn gemaakt. Zaken die evident duidelijk zijn (kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond) kan de bestuursrechter vereenvoudigd zonder zitting afdoen, zonder daarvoor toestemming van partijen te vragen.
Zou u willen reageren op de verschillende bevindingen in het NRC-artikel «Voor 100.000 euro willen de omwonenden hun bezwaar wel intrekken»?2
Ja.
Hoe beziet u het feit dat de financiële risico’s voor bouwprojecten vaak zeer vergroot worden doordat zelfs als een bezwaar door zowel gemeente als rechtbank is afgewezen, de weg naar beroep bij de Raad van State nog openstaat, waardoor bouwprojecten vaak stilvallen? Hoe weegt u het belang van deze mogelijkheid ten opzichte van de woningnood en de daarmee samenhangende urgente problematiek?
Gelet op de urgentie van de woningnood is het belangrijk dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt dat een bouwproject doorgang kan vinden. Snelheid vermindert ook de kans dat een project uiteindelijk niet meer doorgaat. Daarom voorzie ik met het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting in versnelling van de afhandeling van beroepszaken tegen woningbouwprojecten door één gang naar de rechter, met versnelde behandeling.
Hoe gaat u om met het feit dat het aantal zaken zal groeien en daarmee de druk op de afdeling bestuursrechtspraak zal nemen, waardoor nog meer vertraging, financiële risico’s en stilvallende bouwprojecten zullen ontstaan?
Ik ben het eens dat het ook belangrijk is dat er voldoende capaciteit is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om zaken snel te behandelen. Ik zal met de Raad van State in gesprek gaan over de mogelijkheden.
Zou u de mogelijkheid willen bezien van de mogelijkheden tot invoering van een systeem waarbij een lagere rechter eerst toetst of een bezwaar gegrond is en er geen procedurefouten zijn gemaakt, waardoor wellicht minder zaken naar een hogere rechter hoeven te gaan en vertraging kan worden voorkomen?
De lagere rechter toetst nu al bij een ingesteld beroep altijd de ontvankelijkheid en toetst bij de inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden of het beroep gegrond is. Bij de ontvankelijkheidstoets beoordeelt de rechter ook, als een soort voortoets, of er procedurefouten zijn gemaakt. Zaken die evident duidelijk zijn (kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond) kan de bestuursrechter vereenvoudigd zonder zitting afdoen, zonder daarvoor toestemming van partijen te vragen.
Voor zover met de vraag wordt gedoeld op het zogenoemde verlofstelsel, waarover uw Kamer op 5 november jl. ook een motie aannam11, merk ik het volgende op. Een dergelijk stelsel, waarbij voor het instellen van hoger beroep eerst toestemming van een rechter nodig is, zou een fundamentele aanpassing betekenen van het bestuursprocesrecht in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Vanuit verschillende hoeken is een verlofstelsel wel aangedragen als mogelijke optie voor het versnellen van beroepsprocedures. Zo pleit de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI) er in zijn advies12 voor om te onderzoeken of zaken kunnen worden afgedaan door rechtbanken zonder de mogelijkheid van hoger beroep, eventueel gecombineerd met een verlofstelsel ten behoeve van de rechtseenheid. Voor het einde van het jaar zal een kabinetsreactie op dit advies aan uw Kamer worden gezonden. In die kabinetsreactie zal ook worden ingegaan op de vraag of een onderzoek naar de invoering van een verlofstelsel zal worden ingesteld. Ik kan op dit moment niet op die kabinetsreactie vooruitlopen.
Zou u de voor- en nadelen van een afkoopverbod in kaart willen brengen en daarbij in willen gaan op de handhaafbaarheid ervan?
Zie ook het antwoord op vraag 2. Als partijen overeenkomen te schikken, hebben zij daar kennelijk beide belang bij. Dit valt onder een van de beginselen van contractvrijheid. Hoewel ik het uitermate belangrijk vind om procedures rondom woningbouw waar mogelijk te versnellen, acht ik het niet gewenst om in te grijpen in de contractvrijheid die partijen genieten.
Als een belanghebbende stelt (plan)schade te lijden door een woningbouwproject, kan hij dat in bezwaar of beroep aanvoeren. Als partijen tevreden zijn met compensatie van die schade in plaats van het niet doorgaan van het project, is dat een gerechtvaardigde uitkomst van een procedure of van een overeenkomst ter minnelijke schikking. Een projectontwikkelaar is niet verplicht om een dergelijke overeenkomst te sluiten.
Het is onmogelijk om op voorhand onderscheid te maken tussen goedwillende belanghebbenden en belanghebbende die misbruik maken van hun recht. Er kan niet worden achterhaald of de belanghebbende puur uit financieel gewin handelt of dat daadwerkelijke sprake is van schade. Het betreffen privaatrechtelijke overeenkomsten tussen de betrokken partijen die bovendien vaak vertrouwelijk zijn.
Hoe gaat u zich inzetten om het aantal haakjes voor bezwaarprocedures te verminderen?
Rechtsbescherming is een wezenlijk onderdeel van de democratische rechtsstaat, waarbij een belanghebbende de door de overheid gemaakte belangenafweging desgewenst door een onafhankelijke rechter kan laten toetsen. Dit volgt onder andere uit het in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde recht op vrije toegang tot de rechter.
Het recht om bezwaar te maken en beroep in te stellen is echter niet onbeperkt. Het huidige recht kent mogelijkheden om misbruik van procesrecht tegen te gaan. Een partij dient het recht om bezwaar te maken en eventueel beroep in te stellen te gebruiken voor het doel waarvoor dat recht in het leven is geroepen, te weten de gerechtvaardigde behartiging van zijn belangen. Een bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard als de bevoegdheid om bezwaar te maken of beroep in te stellen wordt gebruikt voor een ander doel dan waarvoor de bevoegdheid is verleend op een zodanige wijze dat dit gebruik blijk geeft van kwade trouw. Dit blijkt uit jurisprudentie, zoals de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 oktober 2018 (ECLI:NL: RVS:2018:3151). In de Algemene wet bestuursrecht (artikel 8:75, eerste lid, derde volzin) is verder een voorziening opgenomen om een natuurlijk persoon in de proceskosten te veroordelen in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.
Omdat het onmogelijk is om op voorhand onderscheid te maken tussen goedwillende belanghebbenden en belanghebbenden die misbruik maken van hun recht, acht ik bij een verdere begrenzing van het recht om bezwaar te maken of beroep in te stellen, het risico te groot dat de rechtsbescherming wordt aangetast van partijen die voor hun gerechtvaardigde belangen opkomen.
Deelt u bij de voorgaande vragen de ambitie om de problematiek samenhangend met de woningnood mee te kunnen laten wegen, ook vanuit artikel 22 van de Grondwet, dat gaat over het feit dat de «bevordering van voldoende woongelegenheid» een «voorwerp van zorg der overheid» is? Zo ja, hoe gaat u deze ambitie vormgeven?
Ik onderstreep de versnelling van de realisatie van woningen. In het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting worden een aantal belangrijke stappen gezet om de woningbouw te versnellen. Verder zet ik samen met betrokken partners in op het komen tot vermindering van belemmeringen voor de woningbouw, door waar mogelijk de regels te vereenvoudigen, of zelfs te schrappen. In de Kamerbrief «Sneller bouwen, bestaande gebouwen beter benutten en voortgang bestuurlijke overleggen Woondeals» informeer ik u verder over de stappen die ik zet om de woningbouw te versnellen, de bestaande gebouwen en bijbehorende omgeving beter te benutten en actief regie te voeren op de voortgang van de woningbouw met de bestuurlijke overleggen Woondeals.
Zou u willen reageren op de bevindingen in de berichten «Villabewoners dwarsbomen komst hospice in droompand in Bloemendaal. Landhuis is schenking uit nalatenschap van vastgoedondernemer Theo Eichholtz»3 in het Haarlems Dagblad en «Villabewoners dwarsbomen komst hospice in droompand Bloemendaal: «Bang dat kinderen terminaal zieke mensen onder ogen krijgen»»4 in De Telegraaf?
Ja.
Hoe beziet u het feit dat omwonenden plannen voor de huisvesting van hulpbehoevende mensen proberen tegen te houden middels het indienen van bezwaren en/of het (dreigen met) procederen tot aan de Hoge Raad?
Rechtsbescherming is een wezenlijk onderdeel van de democratische rechtsstaat. Daarbij is van groot belang dat belanghebbenden overheidsbesluiten en de door de overheid gemaakte belangenafweging desgewenst door een onafhankelijke (bestuurs)rechter kunnen laten toetsen. De inhoud van een plan of project is daarbij niet van belang.
Wat vindt u ervan als daarbij ogenschijnlijk alle argumenten die van pas kunnen komen – van het schijnsel van bedlampjes tot aan bepalingen uit de 19e eeuw – worden aangegrepen zonder dat deze veel onderlinge samenhang vertonen, anders dan dat plannen daarmee gedwarsboomd kunnen worden?
In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een voorziening opgenomen die ervoor zorgt dat niet alle beroepsgronden die een belanghebbende aanvoert kunnen leiden tot vernietiging van een door een overheidsorgaan genomen besluit. Op grond van het relativiteitsvereiste, dat is neergelegd in artikel 8:69a van de Awb, vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. Dit houdt in dat een belanghebbende een besluit slechts met succes in rechte kan aanvechten als het concrete voorschrift dat volgens hem is geschonden, mede strekt tot bescherming van zijn belangen.
Zou u de voorgaande vragen ook willen beantwoorden in het licht van het feit dat de grote hoeveelheid procedures misschien wel het belangrijkste obstakel is bij de aanpak van de woningnood, en in het licht van de in het hoofdlijnenakkoord en in het regeerakkoord opgenomen ambities om het aantal procedures in te perken, deze procedures in te korten en het aantal beroepsmogelijkheden te beperken?
In het programma STOER («Schrappen Tegenstrijdige en Overbodige Regelgeving») ga ik, in overleg met de sector en medeoverheden, onderzoeken waar mogelijkheden zijn om de regeldruk te verminderen. Daarnaast wordt in het wetsvoorstel versterking regie op de volkshuisvesting beroep in één instantie voorgesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met een termijn voor het doen van uitspraak van zes maanden en uitsluiten van de mogelijkheid tot het instellen van pro forma beroep (de redenen van het beroep moeten binnen de beroepstermijn zijn ingediend). Zo wordt sneller duidelijk of een woningbouwplan door kan gaan.
Herkent u het beeld dat alleen al de dreiging of suggestie van het indienen van een bezwaar of de mogelijkheid van klagende omwonenden of potentieel toekomstig «Not In My Backyard»-gedrag zorgt voor het niet door kunnen gaan van plannen? Zo nee, waarom niet gezien onder andere deze casus? Zo ja, zou u, in afstemming met gemeenten, in kaart willen (laten) brengen hoeveel projecten jaarlijks om deze redenen niet doorgaan?
Het door u geschetste beeld herken ik niet. Het is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van initiatiefnemers, zoals projectontwikkelaars en gemeenten, om de omgeving goed mee te nemen in de planvorming. Participatie van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties in een vroegtijdig stadium van de voorbereidingsfase van een project of activiteit draagt bij aan de kwaliteit van besluitvorming en vergroting van het draagvlak en daarmee ook tot minder bezwaar- en beroepsschriften.
Verder is het zo dat bij ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving veel factoren en belangen een rol spelen. Mocht een project niet doorgaan dan zullen daaraan veelal meerdere oorzaken ten grondslag liggen. Of, en zo ja, hoe vaak een project geen doorgang vindt uitsluitend vanwege de dreiging van bezwaar of beroep, is mij niet bekend. Hierover zijn geen cijfers beschikbaar. Deze cijfers zijn ook niet te achterhalen.
Zou u willen reflecteren op de realiteit dat dit voor heel veel projecten vermoedelijk niet in kaart te brengen is, gezien het feit dat om genoemde redenen (de dreiging of suggestie van het indienen van een bezwaar, de mogelijkheid van klagende omwonenden, of potentieel toekomstig «Not In My Backyard»-gedrag) veel projecten al in de beginfase sneuvelen?
Zie antwoord vraag 29.
Deelt u de opvatting dat een deel van de oplossing voor het beperken van het aantal procedures, en dus het wegnemen van wellicht wel het belangrijkste obstakel voor aanpak van de woningnood, daarmee ligt in de beweging naar oog hebben voor de ander en rekening houden met het gemeenschappelijk belang?
Het is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van initiatiefnemers, zoals projectontwikkelaars en gemeenten, om de omgeving goed mee te nemen in de planvorming. Het desbetreffende overheidsorgaan moet bij het nemen van een besluit alle aan de orde zijnde belangen wegen. Vervolgens is het aan de bestuursrechter om als beroep is ingesteld tegen een besluit van de overheid, aan de hand van hetgeen in beroep naar voren is gebracht (de beroepsgronden) de uitkomst van de door het overheidsorgaan gemaakte belangenafweging (het besluit) te beoordelen.
Deelt u de opvatting dat het recht op een thuis, en in dit geval ook op liefdevolle zorg in de laatste levensfase, boven het recht op uitzicht zou moeten gaan? Zo ja, wat gaat u eraan doen dat deze opvatting concreet gestalte krijgt in hoe met bezwaren en procedures wordt omgegaan?
Zie ook het antwoord op vraag 31. Het is in eerste instantie aan het desbetreffende overheidsorgaan om bij het nemen van een besluit alle aan de orde zijnde belangen te wegen. Vervolgens is het aan de bestuursrechter om als beroep is ingesteld tegen een besluit van de overheid, aan de hand van hetgeen in beroep naar voren is gebracht (de beroepsgronden) de uitkomst van de door het overheidsorgaan gemaakte belangenafweging (het besluit) te beoordelen.
Het is onmogelijk is om op voorhand te bepalen welk belang in een concrete zaak voorrang zou moeten krijgen boven een ander belang. Daartoe moeten de omstandigheden van het geval worden gewogen.
Zou u willen reflecteren op de vraag of dit project vermoedelijk wel doorgang zou hebben kunnen vinden als de naar Kamer gestuurde Wet Versterking regie volkshuisvesting al was ingevoerd? Zo nee, deelt u dan de opvatting dat we dit wetsvoorstel zo snel mogelijk op een zodanige wijze zouden moeten versterken dat dit wel het geval zou zijn geweest? Indien u die opvatting deelt, welke acties verbindt u aan die opvatting?
Zie ook vraag 14 en 15.
In het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting15 is een grondslag opgenomen voor het bij AMvB tijdelijk kunnen aanwijzen van besluiten voor categorieën projecten waarvan de versnelde uitvoering noodzakelijk is vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen, waarop verschillende procedurele versnellingen van toepassing zijn. In het ontwerpbesluit versterking regie volkshuisvesting zullen woningbouwprojecten van 12 of meer woningen worden aangewezen waarop deze versnellingen van toepassing zijn. Bij een hospice gaat het niet om woningbouw. Daarom vallen hospices niet onder deze regels en ben ik ook geen voorstander om deze er alsnog onder te brengen.
Zou u als laatste willen reflecteren op de vraag hoe we, gezien de genoemde casussen, woonegoïsme het beste kunnen bestrijden? Welke plannen heeft u hiertoe?
De stem van woningzoekenden wordt nu nog onvoldoende gehoord. We ondersteunen daarom lokale initiatieven waar de stem van woningzoekenden structureel wordt verankerd bij woningbouw en bij het woonbeleid. Op landelijk niveau starten we een nieuwe Raad van woningzoekenden.
Het media-optreden van de staatssecretaris |
|
Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de beantwoording door de Minister-President van de Kamervragen over uw media-optreden van maandagochtend jl.?
De Kamerbrief van de Minister-President van 25 september jl.1 is mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat verzonden.
Bent u het met de Minister-President eens dat er geen onderscheid zit tussen het ambt van Staatssecretaris en uw privépersoon?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2 in de Kamerbrief van 25 september jl. die mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat is verstuurd, waarin staat dat er staatsrechtelijk geen onderscheid is tussen de functie van Staatssecretaris en de privépersoon van de bewindspersoon.2
Kunt u ter aanvulling op uw brief van dinsdag 24 september jl. onomwonden afstand nemen van de «minder, minder»-uitspraak, zonder onderscheid te maken tussen uw ambt van Staatssecretaris en uw privéopvatting? Zo nee, waarom niet?
In de brief van de Minister-President, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,2 wordt gesteld dat deze opvattingen op geen enkele manier het kabinetsbeleid reflecteren. Persoonlijke opvattingen bij de uitoefening van het ambt van bewindspersoon zijn niet van toepassing.
Voorkomen moet worden dat het uitspreken van persoonlijke opvattingen leidt tot verwarring over het kabinetsbeleid. Leidend hierin is dat ik als Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat afstand heb genomen van mijn uitspraken maandagochtend jl. bij WNL en heb laten weten deze niet meer te herhalen.
Kunt u deze vragen vóór woensdagavond 25 september 2024 18.00 uur beantwoorden?
Hierbij ontvangt u de antwoorden op de gestelde vragen.
Geld terugvorderen van fraudeurs door slachtoffers van online oplichting |
|
Songül Mutluer (PvdA) |
|
van Weel |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitzending van Pointer van 21 september 2024over slachtoffers van online oplichting die geld terugvorderen van fraudeurs?1
Ja, ik ben met deze uitzending bekend.
Herkent u zich in de conclusie van Pointer dat er te weinig gebruik wordt gemaakt van de regeling procedure begunstigde NAW-gegevens bij niet-bancaire fraude (PNBF)?
Met de Procedure non-bancaire fraude (PNBF) helpen Nederlandse betaaldienstverleners hun rekeninghouders die slachtoffer zijn geworden van oplichting en die in verband met die fraude geld hebben overgeboekt. Het primaire doel van de procedure is dat de betaler, in dit geval het slachtoffer van online fraude, in staat wordt gesteld om zijn geld terug te krijgen van de ontvanger. De NAW-gegevens van de ontvanger worden daarom alleen onder strikte voorwaarden verstrekt aan het slachtoffer. Slachtoffers kunnen daarmee een civiele rechtsprocedure starten om het overgemaakte geld terug te vorderen. Uit contact van banken met slachtoffers blijkt dat slachtoffers hiertoe besluiten op basis van de door hen ingeschatte slagingskans en kosten van een gerechtelijke procedure ten opzichte van het schadebedrag.
Een belangrijk onderdeel van de PNBF is dat de betaaldienstverlener van de betaler eerst aan de ontvanger verzoekt om het geld terug te boeken. Wanneer dit succesvol is, is de inzet van een civiele rechtsprocedure niet meer nodig. Het terugvorderen van geld via een rechter, een deurwaarder of andere bemiddelaar moet daarom worden gezien als een tweede poging om de ontvanger tot terugbetaling over te laten gaan.
Bemiddelingskantoren kunnen de PNBF niet aanvragen, dat kan alleen de rekeninghouder zelf doen bij diens eigen bank. De bemiddelingskantoren gaan aan de slag nadat de PNBF volledig is afgerond. Daardoor hebben die kantoren, waar Pointer voornamelijk de uitzending op baseert, geen volledig beeld van het gebruik van de PNBF. Betaaldienstverleners bevestigen dat de PNBF door gedupeerde klanten gebruikt wordt, maar spreken zich niet uit over aantallen. Het is gezien bovenstaande een te voorbarige conclusie om te zeggen dat de PNBF niet zou werken of onvoldoende gebruikt wordt.
Kunt u cijfers aanleveren van het aantal mensen dat sinds 1 januari 2021 een beroep heeft gedaan op de regeling PNBF en dat daadwerkelijk geld heeft teruggekregen van fraudeurs via een deurwaarder? Zo ja, kunt u deze cijfers delen? Zo nee, wat gaat u doen om deze cijfers boven tafel te krijgen?
De PNBF is geen regeling van de overheid, maar een regeling van de Nederlandse Betaaldienstverleners. Banken houden voor de PNBF geen centrale registratie bij. Voor de beantwoording van de vraag om een indicatie hoeveel verzoeken er zijn gedaan sinds 2021 kan geen antwoord worden gegeven binnen de gevraagde beantwoordingstermijn. Wel zeg ik u toe dat mijn ministerie met de Nederlandse Vereniging van Banken en Betaalvereniging Nederland in gesprek zal gaan om te bezien of het mogelijk is om dergelijke gegevens boven water te krijgen.
Wordt door Nederlandse banken en de Betaalvereniging Nederland geregistreerd hoeveel mensen gebruik maken van deze regeling en hoe vaak binnen drie weken geld is overgemaakt door de oplichter nadat die is benaderd door de bank? Kunt u dit uitgebreid en cijfermatig beantwoorden? Zo nee, bent u bereid om daar afspraken over te maken met banken en de Betaalvereniging Nederland zodat de effectiviteit van de regeling beter gemeten kan worden?
Zoals vermeld in mijn antwoord op vraag 3, is de regeling een private regeling van de banken en niet van de overheid. Betaaldienstverleners geven de NAW-gegevens pas op het moment dat aan de voorwaarden hiertoe is voldaan én duidelijk is dat de ontvanger het bedrag nog niet volledig heeft teruggeboekt op de uiterste betaaldatum die de betaaldienstverlener eerder vermeldde aan zowel de betaler als aan de ontvanger. Het verschil tussen het aantal aanvragen van de PNBF en het aantal NAW-verstrekkingen in het kader van deze procedure kan verschillende oorzaken hebben, bijvoorbeeld: voldeed de aanvraag om de PNBF te starten aan de voorwaarden, wil de betaler de NAW-gegevens wel ontvangen, of is er berusting bij het slachtoffer dat het terugbetaalverzoek van de betaaldienstverlener niet tot terugbetaling leidt? Zoals ik in het antwoord op vraag 3 heb toegelicht, er is geen centrale registratie voorhanden.
Worden slachtoffers van online fraude standaard op deze regeling gewezen? Zo ja, hoe vaak is dat gemiddeld jaarlijks sinds 2021 gebeurd door de politie, Slachtofferhulp, Helpdeksfraude, Consumentenbond en banken? Deelt u de mening dat dit staande praktijk zou moeten worden? Hoe gaat u daarvoor zorgdragen?
Ja, banken hebben mij laten weten dat zij in de regel iedere klant die daarvoor in aanmerking komt op de regeling van de PNBF wijzen. Slachtoffers die (online) aangifte doen bij de politie ontvangen via de statusupdate van hun aangifte standaard informatie over deze regeling en worden doorverwezen naar de Betaalvereniging Nederland en Slachtofferhulp voor meer informatie en uitleg over de procedure. Ook de Fraudehelpdesk bevestigt dat melders standaard worden gewezen op de mogelijkheid van de PNBF.
Klopt het dat slachtoffers in geval van online aangifte niet automatisch een bericht krijgen van de politie dat van deze regeling gebruik kan worden gemaakt? Zo ja, hoe gaat u hier wel voor zorgen?
Nee dit klopt niet. Slachtoffers worden in het geval van online aangifte wel automatisch geïnformeerd over de mogelijkheden van de regeling PNBF. Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 5.
Hoe wilt u ervoor zorgen dat de regeling PNBF meer bekendheid geniet?
Op dit moment worden slachtoffers van online fraude actief gewezen op de mogelijkheden van de regeling PNBF door banken, politie en de meldpunten. Het is aan de banken om hun gedupeerde rekeninghouders te helpen en ook actief door te verwijzen naar de politie en de PNBF. Het is niet aan de overheid om de communicatie over particuliere schaderegelingen zoals de PNBF over te nemen, wel stimuleert mijn ministerie de ketenpartijen binnen de integrale aanpak online fraude om slachtoffers actief door te verwijzen. Met de meldpunten worden afspraken gemaakt over de warme doorverwijzing naar gespecialiseerde hulp en ondersteuning van slachtoffers. Het belang van deze vuistregels is dat slachtoffers snel geholpen kunnen worden.
Wanneer wordt de regeling geëvalueerd? Bent u bereid om daar afspraken over te maken met banken en de Betaalvereniging Nederland?
Zoals toegelicht in mijn antwoord op vraag 3, is de procedure van de betaaldienstverleners een particuliere regeling. Deze regeling bestaat in aanvulling op de mogelijkheid die het Wetboek van Strafvordering, boek 1, artikel 126nc biedt.2 Leden van Betaalvereniging Nederland bieden deze procedure belangeloos en kosteloos aan. Zoals toegezegd in mijn antwoord op vraag 3, zal ik in gesprek gaan met de Betaalvereniging Nederland, daar zal ik ook aandacht vragen voor het evalueren van de regeling. Of en op welke wijze de Betaalvereniging en banken daar opvolging aan willen geven is verder aan hen.
Hoe staat het met de uitrol van de pilot van de politie om fraude bij online handel tegen te gaan waarin 87 procent van de 211 slachtoffers die meededen een resultaat hadden?2
De politie heeft een kleinschalige pilot uitgevoerd waarbij het ging om fraudezaken waarbij iemand iets online had besteld en vervolgens geen product ontving. De fraudegevallen werden direct na aangifte met instemming van de slachtoffers behandeld door de Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders (LAVG), en de Service Organisatie Directe Aansprakelijkstelling (SODA). Die organisaties stelden vervolgens de verdachten namens het slachtoffer aansprakelijk. Zo konden slachtoffers via een civiele procedure hun geld terugkrijgen. Op deze manier wilde de politie zorgen voor een betekenisvolle afhandeling voor slachtoffers en tegelijkertijd (mogelijke) daders ontmoedigen. Binnen deze pilot had niet 87, maar 47 procent van de 211 slachtoffers een resultaat. Momenteel voert de politie in samenwerking met het Openbaar Ministerie een pilot uit die is uitgerold in drie eenheden, namelijk de eenheid Noord-Holland, de eenheid Midden-Nederland en de eenheid Limburg. Deze pilot staat los van de PNBF procedure.
Voorts doet de Haagse Hogeschool op dit moment onderzoek naar een toekomstbestendige civielrechtelijke afdoening van online fraude. Daarbij wordt gekeken naar drie verschillende routes: 1. Via de betaaldienstverlener (o.a. de PNBF-procedure); 2. Via de civiele rechtsvertegenwoordiger; en 3. Via de politie.
Als het gaat om de pilot directe aansprakelijkheid wordt nader onderzocht of de doelen van de pilot daadwerkelijk worden behaald. Het onderzoek bestaat uit 7 deelonderzoeken. Deelonderzoek 1 en 4 zijn opgeleverd en openbaar.4 Voor de zomer van 2025 zullen de eerste zes deelonderzoeken naar verwachting zijn opgeleverd en zal de balans kunnen worden opgemaakt door mijn ministerie, de politie en andere betroken partijen.
Kan de regeling ook worden uitgebreid naar payment providers als Mollie, Adyen en Paypal? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze, onder welke voorwaarden en binnen welk termijn?
Het is aan de betaaldienstverleners om deze particuliere regeling uit te breiden.
Kunt u aangeven wat er is gebeurd met de projecten die zijn beloofd in de Kamerbrief over de voortgang samenwerking banken en politie bij de aanpak van internetoplichting en daarbij ook specifiek ingaan op de onderstaande vragen?3
In 2023 is de integrale aanpak online fraude met private en publieke partijen van start gegaan. Vanuit deze aanpak zijn enkele van de activiteiten zoals benoemd in de Kamerbrief Integrale aanpak online fraude in gang gezet.6 Zo hebben de banken de PNBF-regeling opgesteld en is de politie samen met het Openbaar Ministerie begonnen met de pilot directe aansprakelijkheid van fraude bij online handel. Daarnaast kunnen slachtoffers via de checkfunctie op politie.nl relevante informatie ophalen en wordt er in preventiecampagnes van onder andere de banken en politie voorlichting gegeven om te voorkomen dat burgers zich laten gebruiken als geldezel.
Wat heeft het onderzoek naar de mogelijkheden voor slachtoffers van internetoplichting om hun schade gecontroleerd te laten verhalen op de fraudeur en naar ondersteuning hierbij door banken en politie opgeleverd?
Zoals in mijn antwoord op vraag 9 is toegelicht, is de pilot directe aansprakelijkheid verder uitgerold. Ook loopt er nog onderzoek door de Haagse Hogeschool in opdracht van de politie naar de ervaringen van slachtoffers bij het verhalen van schade. Dit is één van de zeven deelonderzoeken. De uitkomsten zal ik betrekken bij de beleidsontwikkeling.
Is er daadwerkelijk gezorgd voor betere detectie van fraude in het transactieverkeer van banken, onder andere door het delen van modus operandi van criminelen tussen politie en banken t.b.v. een slimme monitoring van dat transactieverkeer? Zo ja, waar blijkt dat uit?
Banken werken continu aan het verbeteren van hun fraudedetectie. Een van de signalen die hiervoor wordt gebruikt, zijn de meldingen van het Landelijk Meldpunt Internetoplichting wanneer er (minimaal) drie keer een aangifte is gedaan waarbij een rekeningnummer van een van de Nederlandse banken is betrokken. Deze informatie wordt actief gebruikt om onderzoek te doen naar de rekening van een klant. Daarnaast werken de banken en de politie samen in de Electronic Crime Taskforce en wisselen met elkaar modus operandi uit, zodat de opsporing gericht wordt ingezet en om te komen tot vervolging van de betrokken criminelen.
Is er gezamenlijk wetenschappelijk onderzoek gedaan door banken en politie in samenwerking met de Universiteit Twente naar de factoren die leiden tot slachtofferschap, het vergroten van de meldingsbereidheid door slachtoffers en handvatten voor het voorkomen van fraude? Zo ja wat waren de belangrijkste conclusies, en hoe zijn die opgevolgd?
Ja, in 2022 is dit onderzoek genaamd «Victimisatie in Nederland» gepubliceerd. Het onderzoek is uitgevoerd door de Universiteit Twente in gezamenlijke opdracht en met financiering van Verzekeraars, de NVB, ICS en de politie. De belangrijkste conclusies (voor het peiljaar 2020) zijn dat de totale schade door de onderzoekers werd geschat op 2,75 miljard, dat aankoopfraude de meest voorkomende vorm was, dat fraude bij de politie en andere private partijen niet vaak gemeld werd en dat het aantal slachtoffers zou kunnen dalen als burgers beter op de hoogte zijn van de modus operandi van fraudeurs. Deze bevindingen worden betrokken bij de integrale aanpak online fraude. Dit licht ik nader toe in antwoord op vraag 20.
Welke acties zijn ondernomen om de vindbaarheid, het gebruik en de effectiviteit van de checkfunctie op politie.nl te verbeteren? Is dat effectief gebleken? Zo ja, waaruit blijkt dat?
Verschillende publieke en private organisaties, zoals de consumentenorganisaties en financiële instellingen, verstrekken informatie over deze checkfunctie. In 2024 hebben er tot eind september naar schatting 210.000 burgers gebruik gemaakt van deze checkfunctie.
Wat is de uitkomst van de betere detectie van geldezels op basis van profielen en indicatoren die zou plaatsvinden?
Het Centrum voor Criminaliteitsbestrijding en Veiligheid (CCV) zet op verzoek van het Ministerie van Justitie en Veiligheid vanuit de City Deal Lokale Weerbaarheid Cybercrime in op de lokale aanpak van geldezels. Dit gebeurt binnen vier pilots die worden uitgevoerd binnen Preventie met gezag-gemeenten. In deze aanpak wordt zoveel mogelijk kennis gebundeld vanuit wetenschap en praktijk en wordt samenwerking gestimuleerd tussen partners zoals politie, Openbaar Ministerie, Zorg- en Veiligheidshuizen, onderwijs, jongerenwerk en andere lokale partners.
Hoe heeft u de afgelopen tijd gezorgd voor het bewustmaken van doelgroepen om te voorkomen dat zij ten prooi vallen en geldezel worden? Hoe verklaart u dat het aantal geldezels is toegenomen?
Criminelen proberen op alle mogelijke manieren anoniem te blijven en verzinnen steeds weer nieuwe manieren om hun illegale geld te verstoppen. Het blijft van groot belang om de weerbaarheid van alle doelgroepen te vergroten, zowel offline (bijvoorbeeld op scholen) als online (via een social media campagne). Geldezels zonder criminele antecedenten worden ervan doordrongen dat een misstap niet moet leiden tot verder crimineel gedrag. Hierbij wordt nagegaan wat hen ertoe leidde om als geldezel op te treden en wordt geprobeerd die oorzaak weg te nemen. Tot slot worden interventies ingezet voor de aanpak van geldezels met meerdere antecedenten, zoals stopgesprekken door politie en de inzet van een persoonsgerichte aanpak. De resultaten van de pilots van het CCV worden in het tweede kwartaal van 2025 verwacht. Aan de hand daarvan is de verwachting dat er een gevalideerde aanpak landelijk kan worden geïmplementeerd.
Wat zijn de uitkomsten van het onderzoek naar de versterking van de gegevensdeling tussen de politie en de banken in het kader van de samenwerking binnen het Landelijk Meldpunt Internetoplichting?
Er is een samenwerking tussen het Landelijk Meldpunt Internetoplichting (LMIO) en de banken als het gaat om notificaties aan een bank wanneer er meerdere keren aangifte is gedaan tegen een rekeninghouder. Het LMIO heeft samen met Surepay onderzocht hoe de initiërende bank zijn rekeninghouder kan beschermen als die een transacties verricht waarbij de begunstigde rekeninghouder voorkomt in de database van het LMIO. Hiermee kan in een vroeg stadium fraude worden voorkomen, door een overboeking naar een frauduleuze bankrekening te voorkomen. De eerste resultaten lijken positief, met name voor overboekingen naar bankrekeningen in het buitenland. Er worden momenteel verkennende gesprekken gevoerd met meerdere banken om deze interventie op kleine schaal te testen.
Er zijn initiatieven genomen door een tweetal banken om proactief het LMIO te benaderen om slachtoffergegevens te verkrijgen zodat zij «bevroren» gelden op een rekening van een fraudeur, en afkomstig van fraude, terug te kunnen storten naar de bankrekening van het slachtoffer. Verder heeft één bank contact gezocht met het LMIO om actief malafide webwinkels, dan wel als er een verdenking is dat het een webwinkel malafide is, te melden aan het LMIO, zodat door de politie onderzoek gedaan kan worden en de webwinkel offline kan worden gehaald.
Welke acties zijn ondernomen ten aanzien van de inrichting en uitvoering van gezamenlijke communicatie ten behoeve van preventie en met welke uitkomst?
In 2023 is mijn ministerie samen met de Ministeries van Financiën en Economische Zaken en enkele publieke en private partners, waaronder banken, gestart met de integrale aanpak online fraude. Binnen deze aanpak is preventie één van de belangrijkste pijlers. Gezamenlijk wordt er gezorgd voor een communicatiestrategie waarbij er zoveel mogelijk kansen worden benut om burgers en bedrijven weerbaarder te maken tegen online fraude en om (herhaald) slachtofferschap te voorkomen. Zo wordt er onder andere voor gezorgd dat burgers en bedrijven worden voorgelicht op relevante beurzen, wordt er gewerkt aan een zelfhulptool voor slachtoffers, worden er folders en online informatie ontwikkeld en wordt ervoor gezorgd dat politie, banken en meldpunten slachtoffers zo goed mogelijk informeren en voorlichten over modus operandi van online fraudeurs. De Fraudehelpdesk voert in de decembermaand de voorlichtingscampagne «Eerst checken dan bestellen» uit. En scholieren.com start een campagne om jongeren meer bewust te maken van veilig internetgedrag.
Welke acties zijn ondernomen om de samenwerking, tussen banken, Collecting Payment Service Providers, online handelsplatforms, de politie en het Openbaar Ministerie te versterken en hierbij te werken aan de ontwikkeling van innovatieve wijzen om nog meer gezamenlijk op te treden bij de bestrijding van Internetoplichting en ondersteuning van fraudeslachtoffers, zoals uw voorganger beloofde in de Kamerbrief?4
Deze genoemde partijen, behalve de payment service providers, zijn betrokken bij de integrale aanpak online fraude. Hierbij wordt onder andere onderzoek gedaan naar technische barrières en interventies. Technologie maakt veel mogelijk, maar partijen geven ook aan dat zij ervaren dat de mogelijkheden worden beperkt door kaders voor gegevensdeling. Daarom wordt binnen de integrale aanpak ook de mogelijkheden voor gegevensdeling uitgewerkt en bezien of hier wetgeving nodig is om de gewenste interventies en innovatie meer ruimte te kunnen bieden.
Kunt u deze vragen voorafgaand aan het commissiedebat over cybercrime in oktober beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Paniek over veiligheid pensioenen APG: kritisch rapport legt problemen bloot’ |
|
Agnes Joseph (NSC) |
|
Eddy van Hijum (CDA), Zsolt Szabó (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Paniek over veiligheid pensioenen APG: kritisch rapport legt problemen bloot»?1
Ja, hier ben ik mee bekend.
Bent u, evenals De Nederlandsche Bank (DNB), op de hoogte van de uitkomsten van het onderzoek van de consultants van het bureau Schuberg Philis naar de kwetsbaarheid van pensioenuitvoerder APG voor cyberaanvallen?
Naar aanleiding van de berichtgeving in De Limburger heb ik hierover contact opgenomen met APG. Uit deze contacten is gebleken dat APG en andere pensioenuitvoerders met regelmaat laten onderzoeken wat de impact is van een significante cyberaanval. Uit het meest recente onderzoek is gebleken dat de beveiliging op hoog niveau is. Op een aantal punten heeft het rapport geleid tot verdere aanscherpingen. Deze werkwijze is in lijn met de wettelijke taak om te zorgen voor een beheerste en integere bedrijfsvoering. Hier wordt ook door DNB en AFM in hun respectievelijke verantwoordelijkheden toezicht op gehouden.
In het bericht staat dat APG voor vier miljoen mensen pensioenen regelt, kunt u aangeven hoeveel mensen momenteel via APG een maandelijkse pensioenuitkering ontvangen?
APG verzorgt op dit moment voor circa 4,6 miljoen mensen hun pensioen (jaarverslag APG 2023). Op het moment van schrijven ontvangen ruim 1,4 miljoen mensen een maandelijkse pensioenuitkering via APG.
Hoe kijkt u naar de uitkomst van het onderzoek van Schuberg Philis dat APG mogelijk zes tot twaalf maanden nodig zou hebben om de digitale infrastructuur weer op de rit te krijgen in een zogenoemde «no-IT-situatie», een situatie waarin hackers alles platleggen?
Hoe kijkt u aan tegen het geschetste scenario dat een groot aantal mensen in Nederland in geval van zo’n «no-IT-situatie» bij APG mogelijk plots – tijdelijk – geen aanvullende pensioenuitkering ontvangen en daardoor bijvoorbeeld de huur niet meer kunnen betalen?
Wat is uw visie op de stelling in het bericht dat de huidige kwetsbare situatie niet alleen een bedreiging is voor APG en APB, maar zelfs voor de «BV Nederland»?
Vindt u het in dat licht ook zorgelijk dat uit het onderzoek naar voren komt dat de grootste kwetsbaarheden in de IT-beveiliging in de programma’s en applicaties zitten waar dagelijks mee wordt gewerkt bij APG?
Is bij u bekend of er andere pensioenuitvoerders zijn waarbij de IT-veiligheid niet op orde is? Zo ja, hoe gaat u pensioenuitvoerders aansporen om die IT-veiligheid te verbeteren?
Pensioenuitvoeringsorganisaties, zoals APG, laten periodiek testen en audits doen om IT-kwetsbaarheden en verbeterpunten aan het licht te brengen. Wanneer daaruit blijkt dat er verbeterpunten zijn, worden maatregelen genomen om de IT-risico’s te mitigeren. Na deze constatering heeft APG maatregelen genomen om de IT-risico’s te mitigeren. Dit gebeurt in goed overleg met de belangrijkste stakeholders en toezichthouders. Pensioenuitvoerders staan via hun fondsen onder toezicht, en doen mee aan zeer ingrijpende cybersecuritytesten van DNB, waaronder de bovengenoemde TIBER-test.
Bent u van mening dat het in het grootste belang is dat een pensioenuitvoerder zoals APG zo snel mogelijk weer operationeel kan zijn in het geval van een cyberaanval?
Hoe beoordeelt u de uitkomst van het onderzoek dat de back-ups van APG op dit moment niet zodanig zijn ingericht dat APG weer snel operationeel kan zijn in het geval van een cyberaanval?
Wat kunt u vanuit uw rol als bewindspersoon doen om bij te dragen aan een oplossing voor deze kwetsbaarheid in de IT-systemen van APG, nu uit het bericht blijkt dat er veel discussie is over hoe de problemen opgelost moeten worden?
Bent u van mening dat het van groot belang is dat de regie over IT-systemen en digitale infrastructuur zoveel mogelijk intern blijft ten opzichte van uitbesteding aan externe partijen/experts? Zo niet, waarom niet?
Deelt u de observatie uit het bericht dat het een enorme impact heeft, en zelfs maatschappelijk ontwrichtend werkt, als het misgaat door bijvoorbeeld een cyberaanval bij een instelling als APG? Zo niet, waarom niet?
Hoe gaat u zich vanuit uw rol als bewindspersoon inzetten om dit risico zoveel mogelijk te minimaliseren?
Hoe beoordeelt u tenslotte dit bericht over kwetsbaarheden in de IT-systemen van een grote pensioenuitvoerder in het licht van de druk op de IT-systemen van pensioenuitvoerders in de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel?
De transitie naar het nieuwe pensioenstelsel vraagt veel van de sector. Om deze reden houdt mijn ministerie een vinger aan de pols tijdens de stelseltransitie. Met behulp van signalering, gesprekken met de sector, de monitoring en de onafhankelijke adviezen van de regeringscommissaris wordt gewogen of de transitie haalbaar blijft binnen de voorgestelde termijnen. De regeringscommissaris heeft in haar eerste advies gesignaleerd dat in het kader van de transitie rekening moet worden gehouden met een realistische planning en commitment van de betrokken partijen aan die planning, waaronder ICT-leveranciers. In de Wtp staat vastgelegd dat tijdens de transitie van pensioenuitvoerders wordt verwacht in het implementatieplan op welke wijze en in welk tijdspad de pensioenuitvoerder voorbereidingen treft voor de uitvoering van de nieuwe pensioenregeling, op welke wijze er invulling zal worden gegeven aan de uitvoering van de nieuwe pensioenregeling en de wijze waarop zal worden omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten.
In het implementatieplan gaat de pensioenuitvoerder onder meer in op de technische uitvoerbaarheid, de kosten en de risico’s van de uitvoering van de pensioenregeling en de risicobeheersingsmaatregelen die getroffen worden.
In het bijzonder wordt door de pensioenuitvoerder aandacht gegeven aan de datakwaliteit voor, na en tijdens de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel, en aan de geschiktheid van het pensioenadministratiesysteem. Voor datakwaliteit en de risico’s daaromtrent zijn extra waarborgen gesteld in de Wtp. Aanvullend is er ook het «Kader Datakwaliteit» van de Pensioenfederatie dat tot doel heeft te faciliteren dat pensioenuitvoerders die wensen in te varen op een consistente en aantoonbare wijze de datakwaliteit onderbouwen en borgen.6 Deze wettelijke kaders dragen bij aan het zo klein mogelijk houden van de risico’s op het gebied van IT-veiligheid en datakwaliteit.
Er zijn naar mijn weten geen signalen bekend dat IT-systemen van pensioenuitvoerders niet tijdig gereed zullen zijn om de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel te maken.