Doorvoer van militaire goederen via Schiphol en anderen Nederlandse havens |
|
Bram van Ojik (GL) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Herinnert u zich de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aan de Kamer over de herziening van de Europese dual use verordening waarin de Minister onderschrijft dat robuuste «due diligence» («gepaste zorgvuldigheid») van groot belang is bij de exportcontrole van dual use goederen?1
Ja.
Wat verwacht Nederland van bedrijven die dergelijke goederen uit- dan wel doorvoeren? Omvat dit ook de verplichting om de autoriteiten te informeren over de mensenrechtenrisico’s die de uitvoer of doorvoer met zich meebrengt?
Voor de uitvoer van strategische goederen is een exportvergunning altijd noodzakelijk. In sommige gevallen is dit ook het geval bij doorvoer, afhankelijk van het feit of het militaire of dual usegoederen betreft.
Bij een aanvraag voor vergunningen wordt getoetst of het aannemelijk is dat de goederen worden ingezet voor militair eindgebruik, proliferatiedoeleinden of mensenrechtenschendingen. Indien bedrijven beschikken over een globale vergunning dienen zij bovendien in het bezit te zijn van een door de overheid goedgekeurd Internal Compliance Program (ICP). Een toets op mensenrechten-schendingen is een van de criteria op basis waarvan een ICP wordt goedgekeurd.
Indien een exporteur er kennis van draagt dat niet-vergunningplichtige goederen ingezet zullen worden ten behoeve van militair eindgebruik of proliferatie dan is hij verplicht om dit te melden bij de overheid. Daarnaast zijn er momenteel enkele regelingen van kracht in Nederland op basis waarvan uit mensenrechtenoverwegingen een verbod of een vergunningplicht is ingesteld voor de export van niet-vergunningplichtige goederen.
Exporteurs zijn daarnaast verplicht alle informatie aan te leveren, die relevant is voor de beoordeling van een aanvraag voor een exportvergunning, waaronder mogelijke risico’s op mensenrechtenschendingen.
Tevens verwacht het kabinet van exporteurs dat zij de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen naleven. Exporteurs worden hier sinds kort ook schriftelijk op gewezen wanneer zij een exportvergunning ontvangen. Een algemene verplichting om autoriteiten over mogelijke mensenrechtenschendingen te informeren bestaat als zodanig niet.
Doorvoer van militaire goederen via Schiphol en anderen Nederlandse havens |
|
Sadet Karabulut |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Klopt het dat de afgelopen anderhalf jaar vijf luchtvaartbedrijven op Schiphol zijn beboet voor het illegaal uit- en vervoeren van strategische goederen: van drones tot straaljageronderdelen? Zo ja, kunt een overzicht geven van deze gevallen? Zo nee, hoe zijn dan de feiten? Kunt u een overzicht geven van de veroordelingen sinds 2013 die tegen vervoerbedrijven zijn uitgesproken?1
Sinds 2013 heeft de rechtbank in een aantal strafzaken veroordelingen uitgesproken wegens het (medeplegen van) doorvoeren van militaire goederen zonder de vereiste doorvoervergunning en in dat kader heeft de rechtbank boetes opgelegd. Een drietal uitspraken is door de rechtbank gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.2 Het is niet mogelijk een overzicht te geven van veroordelingen per branche (zoals die van vervoersbedrijven) dan wel een overzicht van het aantal onderzoeken per jaar, omdat het illegaal doorvoeren van militaire goederen niet als zodanig wordt geregistreerd in de systemen van het OM.
Kunt u een overzicht geven per jaar van het aantal onderzoeken sinds 2013 dat voor de rechter is gebracht over doorvoer van strategische goederen (militaire en dual-use goederen) door het openbaar ministerie (OM)?
Zie antwoord vraag 1.
Hebt u cijfers, van de Douane of andere opsporingsdiensten, van het aantal militaire of dual-use goederen dat wel degelijk is doorgevoerd in Schiphol of andere (lucht- of zee) havens zonder de daarvoor benodigde vergunningen? Kunt u deze aan de Kamer sturen?
Vanaf 1 januari 2014 tot heden is ten aanzien van twee zendingen militaire goederen bekend dat zij via een Nederlandse lucht- dan wel zeehaven zijn doorgevoerd, zonder dat de daarvoor benodigde vergunning aanwezig was. Het betrof hier in beide gevallen zendingen naar Saoedi-Arabië. Deze zendingen zijn naar aanleiding van een fysieke controle niet vrijgegeven voor doorvoer omdat de benodigde vergunning ontbrak. Daarna zijn deze zendingen toch zonder toestemming van de Douane weggevoerd voor de exporteurs. Tegen beide exporteurs is de Douane daarna opgetreden (voor een van deze twee zaken, zie vraag3.
De Douane houdt toezicht op het (EU) grensoverschrijdende goederenverkeer. Met haar toezichthoudende en controlerende taak handhaaft ze de voor dit verkeer geldende wet- en regelgeving, waaronder die voor strategische goederen (militaire of dual-use goederen). De Douane handhaaft risicogericht. Dat wil zeggen dat niet iedere zending fysiek wordt gecontroleerd, maar alleen die zendingen die op basis van risicoanalyse voor een dergelijke controle zijn geselecteerd. Bij een controle op strategische goederen kan de Douane constateren dat het verboden is om de goederen in- uit of door te voeren of dat er een vergunning ontbreekt of een verplichte melding niet heeft plaatsgevonden. In dat geval worden de goederen niet vrijgegeven door de Douane.
«Niet vrijgeven» betekent dat de goederen niet mogen worden weggevoerd, in afwachting van de resultaten van een onderzoek. Dit wil niet zeggen dat de Douane de goederen onder haar beheer neemt; het betekent dat het verantwoordelijk bedrijf geen toestemming krijgt tot wegvoering van de goederen. Het verantwoordelijk bedrijf is verplicht ervoor zorg te dragen dat de goederen niet worden weggevoerd zo lang de Douane hier geen toestemming heeft gegeven.
Wanneer er ernstige vermoedens of aanwijzingen zijn dat de goederen mogelijk worden onttrokken aan de stopzetting bestaat de mogelijkheid voor een strafrechtelijk beslag op de goederen. In dit geval wordt gezorgd dat de goederen aan de macht van de exporteur/aangever worden onttrokken. Dit is een maatregel die slechts zelden wordt genomen.
Klopt het dat het OM heeft gekozen voor een hardere aanpak? Wanneer is dat beleid ingezet, wat was de directe aanleiding? Wat zijn de gevolgen van deze aanpak? Welk doel hebt u hiermee gesteld?
Het is niet zo dat het OM recentelijk heeft gekozen voor een hardere aanpak. De huidige aanpak is staand beleid sinds 2013. In 2017 zijn de afspraken nog eens bevestigd. Handhaving van de wetgeving op het gebied van strategische goederen en sancties bestaat enerzijds uit toezicht door de Douane en anderzijds uit strafrechtelijk optreden. Bij toezicht door de Douane staat het bevorderen van de naleving in beginsel voorop. In een aantal gevallen kan de Douane bij geconstateerde onregelmatigheden volstaan met een schriftelijke waarschuwing namens het OM, bijvoorbeeld in het geval dat er geen vergunning is aangevraagd, maar wel zou zijn verleend als een aanvraag zou zijn gedaan. Als sprake is van recidive of opzettelijke overtredingen, wordt het OM betrokken en volgt in principe een strafrechtelijk onderzoek.
Kunt u bevestigen dat op 16 juli 2017 militaire goederen, namelijk onderdelen van het Dagaie-raketafweersysteem, naar Saoedi-Arabië zijn doorgevoerd? Zo ja, hebt u daarover nog stappen genomen? Zo ja, welke? Hoeveel zendingen aan Saoedi-Arabië zijn onderschept sinds 2013?
Ja dit klopt, dit betrof één van de in vraag 3 bedoelde zendingen. Voor wat betreft de stappen die vervolgens zijn genomen: na de vaststelling dat deze goederen toch waren verzonden heeft de betrokken onderneming (in overleg met de Douane) stappen ondernomen om de goederen vanuit Saoedi-Arabië terug te halen naar Nederland. Vervolgens zijn deze goederen met een Nederlandse uitvoervergunning geretourneerd naar de exporteur in Frankrijk. Voor nadere informatie verwijs ik naar de gepubliceerde uitspraak in de betreffende zaak.4.
Vanaf 1 januari 2014 tot heden zijn negentien zendingen van militaire goederen naar Saoedi-Arabië in Nederland door de Douane gestopt. In onderstaand overzicht is het totaal aantal van deze stopzettingen van doorvoerzendingen militaire goederen naar Saoedi-Arabië weergegeven met daarbij de wijze van afhandeling.
Jaar
Aantal stopzettingen doorvoer
Alsnog vergunning
Niet-vergunning-plichtig
Retour afzender
Wegvoering zonder toestemming
2014
1
0
0
0
1
2015
2
2
0
0
0
2016
6
0
0
6
0
2017
4
0
0
3
1
2018
6
0
3
3
0
In twee gevallen was het mogelijk alsnog een vergunning aan te vragen. In drie gevallen bleek het niet om militaire goederen te gaan en was er dus achteraf gezien geen sprake van een vergunningplicht. In de meeste gevallen is desbetreffende zending retour afzender gegaan.
Uit het overzicht valt aan de stijging van het aantal stopzettingen af te leiden dat met ingang van 9 juli 2016 het Nederlandse beleid ten aanzien van doorvoer van militaire goederen van bondgenoten naar Saoedi-Arabië is aangepast. Tot dat moment konden zendingen van militaire goederen van bondgenoten onder een algemene vergunning worden doorgevoerd. Voor de eindbestemmingen Saoedi-Arabië, Jemen, Qatar en V.A.E. moet sindsdien een individuele doorvoervergunning worden aangevraagd. Op deze wijze is het Ministerie van Buitenlandse Zaken in staat om ook doorvoerzendingen van bondgenoten naar Saoedi-Arabië zorgvuldig op individuele basis te toetsen en, wanneer strijdig met het strikte Nederlandse exportcontrolebeleid ten aanzien het conflict in Jemen, de aanvraag voor een doorvoervergunning af te wijzen.
Beschikken het OM, de douane dan wel andere relevante diensten over voldoende capaciteit om illegale doorvoer te voorkomen? Zo nee, wat hebt u nodig?
De Douane handhaaft de wet- en regelgeving inzake strategische goederen in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Douane maken jaarlijks afspraken over de handhaving. De Douane voert deze handhaving samen met al haar andere taken uit met de aan haar toegekende middelen op de begroting van het Ministerie van Financiën.
Het OM beschikt over voldoende capaciteit om in voorkomende gevallen verdachten te vervolgen. Er is gerichte aandacht en prioriteit voor de problematiek.
Wat zijn de formele afspraken die de douane heeft met overslagbedrijven?
Voor dit soort bedrijven gelden onverkort de formaliteiten van het Douane Wetboek van de Unie (DWU). De hier bedoelde bedrijven, zoals luchtvaartmaatschappijen, vrachtafhandelaars (luchtvracht), cargadoors en (container)terminals (zeevracht), zijn «direct of indirect betrokken bij het vervullen van douaneformaliteiten of douanecontroles», als bedoeld in artikel 15 DWU. Op grond van dit artikel zijn zij verplicht om, onder andere alle nodige bijstand te verlenen voor het vervullen van die formaliteiten en controles.
Dit betekent dat als de Douane een zending wil controleren, desbetreffend bedrijf verplicht is ervoor zorg te dragen dat deze controle verricht kan worden. En ook in situaties, waarin de Douane geen toestemming geeft tot wegvoeren van de goederen, is het desbetreffend bedrijf verplicht ervoor zorg te dragen dat de respectievelijke zending niet weggevoerd wordt.
Deelt u de vrees van een bevoegde officier van justitie dat het van kwaad tot erger gaat, uitgedrukt als «straks zitten we hier over een half jaar weer omdat er chemicaliën naar Syrië zijn uitgevoerd»? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen neemt u om de taken die bedrijven hebben bij het opsporen van illegale doorvoer te verbeteren? Kunt u dat toelichten?
Nee, deze vrees wordt niet gedeeld. In het artikel in de Groene Amsterdammer wordt geciteerd uit een requisitoir van de desbetreffende officier van justitie. Deze officier van justitie heeft in het requisitoir de rechtbank voorgehouden dat als vervoerders de ladingen niet goed controleren, het risico bestaat dat situaties ontstaan die de wetgever juist heeft willen voorkomen, zoals het hypothetische voorbeeld van uitvoer van chemicaliën naar Syrië.
Om het bedrijfsleven op de hoogte te houden van de exportcontroleregelingen geven het Ministerie van Buitenlandse zaken en de Douane in aanvulling op de officiële bekendmakingen, regelmatig voorlichting aan bedrijven over hun maatschappelijke verantwoordelijkheid om illegale export en doorvoer tegen te gaan. Deze voorlichting wordt onder meer gegeven tijdens reguliere controle-onderzoeken, exportcontroleseminars die voor het bedrijfsleven worden georganiseerd, tijdens symposia voor de defensie-industrie, via trainingen voor bedrijven in samenwerking met Fenex-TLN (Nederlandse organisatie voor expeditie- en logistiek) en door beantwoording van specifieke vragen van bedrijven of personen over de van toepassing zijnde wetgeving.
Hongerlonen en schendingen van arbeidsrechten in H&M’s productieketen |
|
Achraf Bouali (D66), Chris Stoffer (SGP), Kirsten van den Hul (PvdA), Joël Voordewind (CU), Esther Ouwehand (PvdD), Isabelle Diks (GL) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Kent u het bericht van de Schone Kleren Campagne over «Hongerlonen en schendingen van arbeidsrechten in H&M’s productieketen»?1
Ja.
Wat vindt u van het bericht? Vindt u het ook ernstig dat in Bulgarije werknemers minder dan 10% krijgen van een leefbaar loon? Bent u bereid om H&M Nederland op de uitkomsten van dit onderzoek aan spreken?
Leefbaar loon is een mensenrecht en het kabinet zet zich hiervoor in. Ik ben daarom van mening dat leefbare lonen met kracht bevorderd moeten worden. Overheden hebben de verantwoordelijkheid zorg te dragen voor lonen waarmee mensen in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Modemerken hebben een eigen verantwoordelijkheid voor de bevordering van leefbare lonen in hun productieketen, conform de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen.
H&M heeft aangegeven dat uit hun audits niet is gebleken dat een aantal fabrieken die produceren voor de H&M-groep geen minimumloon betalen. Indien de lonen in de onderzochte kledingfabriek in Bulgarije toch zo laag zijn als in het rapport van de Schone Kleren Campagne vermeld, zou dit voor H&M reden moeten zijn voor onmiddellijke actie. Op zijn minst moet het minimumloon gerespecteerd worden. Tevens zou H&M zich moeten inspannen om stappen naar een leefbaar loon in Bulgarije te bevorderen. Ik ben bereid hierover in gesprek te gaan met H&M.
Bent u ervan op de hoogte dat H&M sinds 2013 bezig is met leefbare lonen voor arbeiders en de doelstellingen beoogde te bereiken in 2018?2 Erkent u dat met de tegenvallende resultaten van H&M de doelen van het Convenant Duurzame Kleding en Textiel op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) verder uit zicht raken? Bent u voornemens om deze resultaten te bespreken met de ondertekenaars van het IMVO-convenant textiel? Bent u bereid de resultaten van het gesprek met de Kamer te delen?
Ja, ik ben op de hoogte van de belofte van H&M. H&M is geen lid van het Nederlandse convenant en heeft daarmee geen invloed op specifieke doelen van het convenant. Het zou goed zijn als internationale merken zoals H&M en de Nederlandse convenantspartijen zoveel mogelijk samen optrekken om een leefbaar loon in de textielsector te realiseren.
Binnen het Convenant Duurzame Kleding en Textiel wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan het stimuleren van een leefbaar loon voor textielarbeiders. Zo zal in 2019 een trainingsprogramma over leefbaar loon, sociale dialoog en inkooppraktijken van start gaan voor aangesloten bedrijven en hun producenten. Tevens vormt leefbaar loon een vast onderdeel van het jaarlijkse gesprek tussen deelnemende bedrijven aan het Convenant en het SER-secretariaat over de plannen van aanpak. Tot slot hebben de convenantspartijen recentelijk, samen met de Fair Wear Foundation, een brief gestuurd aan de premier van Bangladesh om een verhoging van het minimumloon voor kledingarbeiders aan te moedigen. Hiermee wenden partijen hun gezamenlijke invloed aan om bij te dragen aan een nationale context ten behoeve van het realiseren van een leefbaar loon in productielanden. Over de voortgang op het gebied van leefbaar loon wordt uw Kamer middels de jaarlijkse publieke rapportage van het Convenant geïnformeerd.
Vindt u het ook ernstig dat veel arbeiders zich niet durven aan te sluiten bij een onafhankelijke vakbond? Ziet u het belang van de vrijheid van vereniging en vergadering, bijvoorbeeld via de vakbonden, voor het verbeteren van de arbeidsomstandigheden en het onderhandelen over lonen?
Het is belangrijk dat werknemers zich kunnen aansluiten bij vakbonden. Vrijheid van vakvereniging en collectieve onderhandeling behoren tot de fundamentele arbeidsnormen en dragen bij aan het verbeteren van arbeidsomstandigheden en het bewerkstelligen van een leefbaar loon. Partijen binnen het Convenant Duurzame Kleding en Textiel hebben samen vakbondsvrijheid vastgesteld als een van de negen thema’s binnen het Convenant. Hier wordt op diverse manieren aandacht aan besteed. Vakbonden FNV en CNV geven aangesloten bedrijven concreet advies over hoe zij een positieve rol kunnen spelen bij de bevordering van vakbondsvrijheid in de toeleveringsketen. Zo heeft in november een bijeenkomst plaatsgevonden met vakbondsvertegenwoordigers uit Bangladesh, Cambodja en Indonesië waarin ervaringen uit betreffende landen werden gedeeld. Ook de vakbondsvrijheid staat als vast onderdeel op de agenda van het jaarlijkse gesprek tussen deelnemende bedrijven aan het Convenant en het SER-secretariaat over de plannen van aanpak. Over de voortgang op het gebied van vakbondsvrijheid wordt uw Kamer middels de jaarlijkse publieke rapportage van het convenant geïnformeerd.
Aangezien de partijen van het convenant zich reeds goed bewust zijn van het belang van vakbondsvrijheid en dit ook oppakken in concrete activiteiten, zie ik geen meerwaarde in een apart gesprek over dit onderwerp.
Bent u voornemens om met de ondertekenaars van het IMVO-convenant textiel in gesprek te gaan over de vrijheid van vereniging en vergadering en het belang van vakbonden? Bent u bereid de Kamer hierover te informeren?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe ver bent u met het maken van een roadmap voor een internationale uitbreiding van de convenanten?
Ter bevordering van een gelijk speelveld voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen zet het kabinet stappen om nationale initiatieven op te schalen. Zo vindt er verkennende coalitievorming plaats met gelijkgestemde landen en heb ik de Europese Commissie deze zomer in een brief gevraagd te sturen op gebundelde Europese IMVO-initiatieven. Tevens nam ik 30 oktober jl. als key note speaker deel aan een conferentie die het Ministerie van Buitenlandse Zaken samen met het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) en de Sociaal Economische Raad (SER) organiseerde, ter ondersteuning van verdere stappen op het gebied van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen binnen de EU. Tijdens deze conferentie werd ook opvolging gegeven aan de kick-off bijeenkomst van een Europese Roadshow op 4 juni jl., ter promotie van de Nederlands-Duitse multistakeholder aanpak op het gebied van textiel. Bij het natuursteenconvenant in wording wordt samenwerking gezocht met de Vlaamse overheid.
Maatregelen van Duitsland, Frankrijk en het VK om Amerikaanse secundaire sancties te omzeilen |
|
Mustafa Amhaouch (CDA), Erik Ronnes (CDA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «EU will US-Sanktionen gegen Iran umgehen»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de plannen van de ministers van financiën van Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk (VK) om een faciliteit op te richten om Amerikaanse secundaire sancties te om zeilen? Zo nee, kunt u hiernaar informeren en de Kamer daarover inlichten?
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat het nieuwe instituut geen bank moet zijn, maar de juridische vorm moet hebben van een zogenaamd «special purpose vehicle»? Kunt u toelichten welke status deze organisatie heeft in zowel het Nederlands recht als internationaal of Europees recht?
Een «Special Purpose Vehicle» (SPV) is geen bijzondere juridische vorm, maar kan elke «gewone» rechtspersoon zijn, die is opgericht voor het uitvoeren van specifieke activiteiten. Het is niet ongebruikelijk dat bedrijven bepaalde activiteiten onderbrengen in een dochtermaatschappij, bijvoorbeeld in een bv. Zo’n dochtermaatschappij vervult dan de functie van een SPV.
In dit verband is de term «Special Purpose Vehicle» een werktitel voor een instelling met een specifieke taak, namelijk het uitvoeren of faciliteren van het betalingsverkeer tussen Europa en Iran.
Gaat u Nederlandse bedrijven aanraden om zich aan te sluiten bij deze nieuwe faciliteit, aangezien de nieuwe faciliteit open staat voor bedrijven uit alle lidstaten van de Europese Unie (EU)?
Nederland blijft gecommitteerd aan het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA) en de daarbij behorende economische voordelen voor Iran als zij zich aan het nucleaire akkoord blijven houden. Over de Nederlandse inzet hiertoe wordt het bedrijfsleven in reguliere bijeenkomsten en via RVO.nl geïnformeerd. Het is aan bedrijven zelf om een afweging te maken of zij van deze eventuele faciliteit gebruik willen gaan maken.
Is dit volgens u een effectieve manier om secundaire sancties te omzeilen?
Zie antwoord vragen 10 en 11.
Zal Nederland zich aansluiten bij dit initiatief van Duitsland, Frankrijk en het VK en zo meebeslissen over hoe deze faciliteit er uit moet komen te zien?
Sinds juni 2018 wordt er door de Europese Unie en de lidstaten gewerkt aan maatregelen om het verlies aan economische kansen te kunnen compenseren ten gevolge van de Amerikaanse terugtrekking uit het JCPOA. Nederland ondersteunt deze maatregelen.
Onderdeel van deze maatregelen is het onderzoeken van mogelijkheden voor een Special Purpose Vehicle (SPV) om het betalingsverkeer met Iran in stand te kunnen houden, ondanks het vertrek van de VS uit het JCPOA en de herintroductie van Amerikaanse sancties tegen Iran. De E3 (Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk) hebben hier een leidende rol, en ook Nederland levert een bijdrage met expertise vanuit het Ministerie van Financiën.
De SPV heeft tot doel om transacties ten behoeve van handel met Iran te helpen faciliteren, omdat dit vanwege de ongewenste extraterritoriale werking van de Amerikaanse sancties via het reguliere bancaire verkeer moeilijker zal worden. Op dit moment zijn de gesprekken over nadere invulling van de SPV nog gaande. Nederland zal deelnemen aan een, door de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) op te zetten technische werkgroep. Via deze werkgroep ondersteunt Nederland de E3 in hun leidende rol om de tegenmaatregelen uit te werken. Indien goed uitgewerkt zal Nederland t.z.t. participeren in de op te zetten SPV.
Er volgt een separate brief aan de Tweede Kamer waarin wordt ingegaan op de gevolgen van de terugtrekking van de VS uit het JCPOA voor het Nederlandse bedrijfsleven.
Heeft Nederland inmiddels zelf actie ondernomen om het eigen bedrijfsleven te beschermen tegen de Amerikaanse secundaire sancties?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u betrokken bij gesprekken tussen Europese ministers om een manier te vinden waarop EU-bedrijven Amerikaanse sancties tegen Iran kunnen omzeilen? Heeft u hierover contact gehad met uw Duitse collega?
Zie antwoord vraag 6.
Staan de Brexit-onderhandelingen samenwerking met het VK op dit dossier in de weg?
Nee.
Hoe effectief acht u deze maatregelen, gezien het geringe effect dat deze faciliteit heeft op bedrijven die ook zaken doen binnen de Amerikaanse markt? Hoe gaat u bedrijven beschermen die zowel in Iran als op de Amerikaanse markt zaken doen?
Voor Europese bedrijven die actief zijn in Iran kan een SPV een uitkomst bieden om transacties van en naar Iran mogelijk te maken. Het betalingsverkeer is al meerdere jaren een knelpunt in de handelsbetrekkingen.
Europese bedrijven die zowel in Iran als de VS actief zijn, kunnen voor zover het hun activiteiten in de VS betreft, door de VS gedwongen worden te voldoen aan Amerikaanse regelgeving, inclusief de sancties. De SPV is daarvoor geen oplossing. Hiervoor zijn andere maatregelen zoals de antiboycotverordening opgezet.
In hoeverre zou deze faciliteit in ieder geval nuttig kunnen zijn voor het Nederlandse midden- en kleinbedrijf om de Amerikaanse sancties te ontlopen?
Zie antwoord vraag 10.
Herinnert u zich uw antwoorden op schriftelijke vragen waarin u aangeeft dat er in samenwerking met EU-landen gezocht moet worden naar mogelijkheden om het betalingsverkeer met Iran te blijven faciliteren?2 Is dit een dergelijke mogelijkheid? Zo niet, welke andere mogelijkheden heeft u inmiddels gevonden?
Ja. Zie antwoord vragen 6, 7 en 8.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg RBZ/Handel op 3 oktober 2018?
Deze vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
De Nederlandse financiële stromen naar Nicaragua |
|
Sadet Karabulut |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Klopt het dat de Nederlandse Ontwikkelingsbank FMO recent een nieuwe lening aan de Nicaraguaanse bank BanPro heeft verstrekt?1 Wat is daarop uw reactie?
Ja, dat klopt. Banpro is een bank die zich richt op het midden en kleinbedrijf en op de consumentenmarkt die geen banden heeft met de overheid. Deze investering is zelfstandig gedaan vanuit FMO en is geen onderdeel van een van de overheidsfondsen.
Het kabinet is bezorgd over de crisis in Nicaragua die sinds april jl. heerst en stelt zich daarom op het standpunt dat er geen directe samenwerking plaatsvindt met de overheid van Nicaragua. Particuliere en zakelijk contacten met gewone Nicaraguanen blijven mogelijk. (zie ook antwoorden op vragen 4, 5 en 6).
Klopt het dat er twee Stan Patrols 4207 door scheepsbouwconcerrn Damen aan Nicaragua zijn geleverd?2 Wat is daarop uw reactie?
Damen Shipyards heeft op 16 oktober jl. twee schepen aan de kustwacht van Nicaragua leveren. Voor de levering en financiering van deze twee schepen heeft de staat – zoals staat vermeld op de website van Atradius Dutch State Business – een exportkredietverzekering verstrekt. Bij het verstrekken van een exportkredietverzekering wordt onder andere gekeken naar de betalingscapaciteit van de afnemer en of een exportvergunning is vereist. Omdat het in dit geval om onbewapende schepen gaat, is geen exportvergunning vereist. De betalingscapaciteit werd als voldoende beoordeeld.
Is aan Damen een exportkredietvergunning door Atradius Dutch State Business (ADSB) voor deze levering verleend? Wat waren hierbij de overwegingen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe zijn deze leningen door de FMO en exportkredietverzekering te verenigen met de opstelling van Nederland in de Veiligheidsraad en de mensenrechtencommissie ten aanzien van de situatie in Nicaragua?
Nederland heeft in de VN Veiligheidsraad en de VN Mensenrechtenraad de mensenrechtenschendingen door overheidsfunctionarissen en paramilitaire groeperingen, gelieerd aan de overheid sinds 18 april jl. veroordeeld. Ook heeft Nederland opgeroepen de nationale dialoog te reactiveren en om samen te werken met internationale organisaties.
Zoals medegedeeld in de beantwoording van de Kamervragen gesteld door het lid De Roon (PVV) op 13 juli jl., heeft Nederland een ontwikkelingsproject waarin sprake was van samenwerking met de Nicaraguaanse regering opgeschort. De lening aan Banpro betreft een lening aan de private sector. Ook bij andere activiteiten van FMO in Nicaragua is er geen sprake van kredietverlening aan de Nicaraguaanse overheid.
Op het moment van toekenning van de exportkredietverzekering aan Damen Shipyards voldeed de transactie aan het vigerende landenbeleid. Ondertussen is naar aanleiding van de situatie in Nicaragua het landenbeleid voor het verlenen van exportkredietzekeringen op Nicaragua bekeken en aangepast (zie vraag 6).
Hoe heeft de politieke situatie met zware mensenrechtenschendingen in Nicaragua meegewogen in het besluit van de FMO en het besluit om een exportkredietverzekering te verlenen en waarom is besloten tot toekenning over te gaan?
Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de FMO lening aan Banpro kan leiden tot een verhoogd risico op mensenrechtenschendingen. FMO hanteert bij haar investeringen procedures en richtlijnen op het gebied van milieu en sociale impact, waaronder de mensenrechtensituatie. De OESO richtlijnen voor multilaterale ondernemingen en de IFC Performance Standards zijn hierbij leidend. Daarnaast werkt FMO nauw samen met de klant in het opstellen van een Environmental en Social Action Plan voor de klant. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken onderhoudt nauw contact met FMO over de politieke ontwikkelingen.
Wat betreft de exportkredietverzekering zie antwoord bij 4.
Wat is het huidige risicoprofiel voor leningen van de FMO en het verlenen van exportkredietverzekeringen voor investeringen in Nicaragua? Bent u van mening dat de recente ontwikkelingen reden geven voor aanscherping? Zo ja, op welke manier en zo nee, waarom niet?
Het kabinet is van mening dat het beleid en de werkwijze van FMO voldoende waarborgen bevat om het risico op mensenrechtenschendingen bij haar investeringen in Nicaragua te mitigeren. Deze investering is zelfstandig gedaan vanuit FMO en is geen onderdeel van een van de overheidsfondsen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken gaat niet over individuele investeringsbeslissingen. Ook het Ministerie van Financiën is als aandeelhouder niet betrokken bij individuele investeringsbeslissingen voor zover deze onder de grens van EUR 350 miljoen liggen.
Voor de exportkredietverzekering geldt dat de dekking op Nicaragua momenteel is opgeschort. De risico-inschatting van de betalingsmogelijkheden in Nicaragua is door de verslechterde economische situatie dermate veranderd dat momenteel geen dekkingsmogelijkheden geboden worden voor nieuwe aanvragen van exporteurs.
Zijn er ontbindende voorwaarden in de lening van de FMO en de exportkredietverzekering opgenomen? Zo ja, welke?
In elke overeenkomst die FMO sluit met haar klanten zijn voorwaarden opgenomen, zo worden er o.a. afspraken gemaakt op het gebied van milieu, sociaal en goed bestuur. Ook ontbindende voorwaarden, bijvoorbeeld op het gebied van bedrijfseconomische situaties, maken deel uit van de overeenkomsten. De staat als aandeelhouder is zoals bij het antwoord op vraag 6 vermeld niet betrokken bij individuele leningen die FMO verstrekt. Voor details over specifieke investeringen verwijs ik u graag door naar FMO.
In een polis voor een exportkredietverzekering worden geen ontbindende voorwaarden opgenomen.
Het bericht dat Japan de commerciële walvisjacht weer wil invoeren |
|
Femke Merel Arissen (PvdD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht «Japan launches bid to end ban on commercial whaling», waaruit blijkt dat Japan de commerciële jacht op walvissen wil toestaan?1
Ja.
Bent u bekend met het voornemen van Japan om tijdens de International Whaling Commission (IWC), die plaatsvindt van 4 tot en met 14 september 2018, dit voorstel in stemming te laten brengen?
Ja.
Op welke wijze gaat u tijdens de IWC invulling geven aan het door de regering officieel ingenomen standpunt tegen Japanse dolfijnslachtingen en de walvisjacht, en aan de meermaals gedane toezegging zich daar blijvend tegen te verzetten, mede naar aanleiding van verschillende aangenomen moties?2
De IWC-vergadering heeft plaatsgevonden vóór deze vragen waren binnengekomen. De Nederlandse inzet voor deze vergadering was, conform het EU standpunt, er op gericht het voorstel van Japan niet te steunen. Nederland blijft actief tegenstander van commerciële walvisjacht en daarmee tegenstander van elke wijziging die het moratorium zal doen verzwakken. De jacht op dolfijnen is niet aan de orde gekomen en valt ook buiten de reikwijdte van het ICRW-verdrag, maar is door Nederland, zoals eerder aan uw Kamer gemeld, bij eerdere gelegenheden aan de orde gesteld.
Wanneer kan de Kamer het verslag van uw inspanningen tijdens de IWC tegemoet zien conform uw eerdere toezegging op dit punt?3
Dit verslag zal uw Kamer uiterlijk binnen twee maanden worden toegestuurd.
Kunnen we erop rekenen dat de Nederlandse delegatie tegen dit voorstel van Japan stemt en actief andere landen hier ook toe aanzet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u uiteenzetten hoe u zich hiervoor heeft ingespannen?
Ja. De Nederlandse delegatie heeft zich zeer actief opgesteld om het voorstel van Japan niet te laten slagen, zowel voorafgaand als tijdens de plenaire vergadering. De delegatie heeft de Oostenrijkse EU-voorzitter op dit punt ondersteund in de EU coördinatie en daarbuiten in het overleg met zogenaamde like-minded landen.
Op welke wijze heeft u zich actief ingespannen om tijdens de IWC een betere bescherming van walvisachtigen te bevorderen?
Nederland is actief voorstander van de (langzame) beweging die de IWC maakt richting bescherming van walvisachtigen, door deel te nemen aan het Conservation Comittee en door financieel en als deelnemer bij te dragen aan initiatieven als het Onderzoeksfonds voor kleine walvisachtigen, het Bijvangst Mitigatie Initiatief, de Operationele Effectiviteitswerkgroep en als voorzitter van de werkgroep over marien zwerfvuil. Nederland heeft binnen de EU actief meegewerkt aan de voorbereiding van de met consensus aangenomen resoluties over antropogeen onderwatergeluid en de onafhankelijke evaluatie over de organisatie van de IWC. Ook heeft Nederland andere resoluties over bescherming actief ondersteund, zoals de resoluties over de Florianopolis Declaratie, het tegengaan van «spooknetten» en de rol van walvissen in het ecosysteem.
Kunt u concreet uiteenzetten hoe het kabinet, conform eerdere toezegging, het vrijhandelsverdrag tussen de Europese Unie (EU) en Japan heeft benut en wat er momenteel in het reeds getekende verdrag opgenomen is, voor een moratorium op de walvisjacht en de een beëindiging van de dolfijnslachtingen?4
Het kabinet is verheugd dat het handelsakkoord ambitieuze afspraken over duurzaamheid bevat 5 en hoopt dan ook op een spoedige inwerkingtreding van het akkoord. De EU en Japan hebben immers in het akkoord al hun multilaterale milieuafspraken herbevestigd en er is afgesproken dat de partijen elkaar mogen aanspreken op de naleving en implementatie van deze afspraken, waaronder bijvoorbeeld de International Convention for the Regulation of Whaling. Daarnaast kunnen NGO’s straks formeel meepraten over de gevolgen van het handelsakkoord op duurzaamheidsgebied. Het is de eerste keer dat Japan een dergelijk recht voor NGO’s opneemt in een handelsakkoord. Japan en de EU hebben daarnaast afgesproken om jaarlijks in dialoog te treden over de uitvoering van de duurzaamheidsafspraken. Het kabinet is zeer kritisch op de Japanse walvisvaart en spreekt Japan consequent aan op haar internationale verplichtingen in dit kader. Het kabinet zal na inwerkingtreding van het handelsakkoord binnen de EU pleiten voor het aankaarten van deze kwestie in het kader van het duurzaamheidshoofdstuk.
Welke voorwaarden zijn er door de EU concreet gesteld aan het vrijhandelsakkoord met Japan op het gebied van een volledig moratorium op de walvisjacht en een beëindiging van de dolfijnenslachtingen?
Zie het antwoord op vraag 7.
Kan verondersteld worden dat er aan die voorwaarden is voldaan, aangezien u eerder heeft benadrukt dat het handelsakkoord zonder een ambitieus hoofdstuk over duurzaamheid en dierenwelzijn niet op uw instemming kan rekenen en het verdrag inmiddels is ondertekend door de EU op 18 juli 2018?5 6
Zie het antwoord op vraag 7.
Wapenleveranties aan Oekraïne |
|
Sadet Karabulut |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Washington Quietly Increases Lethal Weapons to Ukraine»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de Amerikaanse wapenleveranties aan Oekraïne? Deelt u zorgen hierover dat het bij kan dragen aan verscherpte tegenstellingen op het Europese continent? Zo nee, waarom niet?
Conform de antwoorden op uw vragen d.d. 29 maart 2018 (kamerstuknummer 2018D20452) blijft het kabinet van mening dat het conflict in het oosten van Oekraïne alleen via politieke weg kan worden opgelost. Wapenleveranties aan Oekraïne dragen naar de mening van het kabinet niet bij aan een vreedzame oplossing van het conflict. Het Kabinet heeft dit standpunt sinds het begin van het conflict in Oost-Oekraïne uitgedragen.
Tegelijkertijd heeft Oekraïne een legitieme veiligheidsbehoefte en het recht zijn territoriale integriteit te beschermen. Verschillende andere landen, waaronder de Verenigde Staten, maken op basis hiervan een andere afweging ten aanzien van wapenleveranties aan Oekraïne.
Het kabinet is voorts van mening dat verscherpte tegenstellingen op het Europese continent eerst en vooral veroorzaakt worden door Russische inmenging in het oosten van Oekraïne en illegale annexatie door Rusland van de Krim. VS en Europa zijn eensgezind van mening dat volledige naleving van de Minsk akkoorden door alle partijen de weg richting vreedzame beslechting van het conflict is.
Hoe verhouden wapenleveranties aan Oekraïne zich tot de Minsk Akkoorden? Staat dit niet ten minste op gespannen voet met de geest van die afspraken?
De Minsk Akkoorden leggen geen restricties op wapenleveranties aan Oekraïne. Bepaalde zware wapens dienen teruggetrokken te worden van de zogeheten «contactlijn» tussen de zelfverklaarde volksrepublieken van Donetsk en Luhansk en het door de centrale overheid gecontroleerde gebied in Oost-Oekraïne. De speciale monitoringsmissie van de OVSE controleert de naleving van dit voorschrift.
Welk beleid hanteert Nederland met betrekking tot wapenleveranties aan Oekraïne? Wordt hier terughoudend in opgetreden? Zo nee, waarom niet?
Met betrekking tot Oekraïne hanteert Nederland hetzelfde wapenexportbeleid als tegenover alle landen niet behorend tot de NAVO- en EU-lidstaten en daarmee gelijkgestelde landen (Australië, Nieuw-Zeeland, Japan, Zwitserland). Dat houdt in dat alle aanvragen voor exportvergunningen zorgvuldig worden getoetst aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport. Per geval wordt een risico-inschatting gemaakt van de eindbestemming, het eindgebruik en de aard van het goed.
Vanwege het conflict in het oosten van het land wordt bij de toetsing van aanvragen die betrekking hebben op Oekraïne extra aandacht besteed aan criterium 3 en 4, welke respectievelijk gaan over interne conflicten en regionale stabiliteit. Als niet kan worden uitgesloten dat de goederen gewapende conflicten uitlokken, verlengen of bestaande spanningen of conflicten in het land van eindbestemming vergroten, wordt geen vergunning afgegeven.
Is vanuit Nederland de afgelopen jaren militair materieel aan Oekraïne geleverd? Zo ja, wat betreft dit?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken publiceert sinds 2004 elke maand een gedetailleerd overzicht van alle afgegeven vergunningen voor militaire goederen en dual-use goederen met militair eindgebruik, inclusief vergunningen voor tijdelijke uitvoer, op een publiek toegankelijke website van de rijksoverheid.2 Hieruit volgt onderstaande overzicht voor afgegeven vergunningen voor definitieve uitvoer:
24-06-2005 Vizierkijkers alsmede delen en toebehoren daarvoor
03-07-2007 Vizierkijkers
20-06-2008 Infrarood nachtkijkers
17-03-2009 Vliegtuigmotor t.b.v. MIG29 gevechtsvliegtuig
29-08-2011 Parachute en drukregelaar voor gevechtsvliegtuig
22-11-2012 Geluiddempers voor jachtgeweren
25-04-2014 Delen voor gevechtsvliegtuigen
27-06-2016 Deel voor simulatiesysteem
18-08-2016 Delen voor Varta wielvoertuigen
29-12-2016 Actieve kool voor NBC filters
21-08-2017 Diverse producten voor ballistische bescherming
Voor de volledigheid vermeldt het kabinet dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken eveneens elk jaar gedetailleerd rapporteert over afgewezen vergunningaanvragen in het aan de Kamer verzonden jaarrapport over het Nederlandse wapenexportbeleid. Voor de jaren 2015–2018 levert dat het volgende overzicht van afgewezen vergunningaanvragen op:
13-09-2017 Magazijnen van het kaliber.308 Winchester
01-11-2016 Schokdempers
18-09-2015 Beeldversterkerbuizen voor nachtzichtkijkers (voor periscopen in gepantserde voertuigen)
Deelt u de opvatting dat het leveren van militair materieel aan Oekraïne niet aan de orde zou mogen zijn zolang afspraken in het Minsk Akkoord door Kiev geschonden blijven worden? Zo nee, waarom niet?
Oekraïne heeft te maken met een reële veiligheidsdreiging, zoals duidelijk blijkt uit het voortdurende en zorgwekkende Russische optreden op de Krim en in Oost-Oekraïne. Oekraïne kent daarmee een legitieme veiligheidsbehoefte. Juist vanwege de complexe situatie in Oekraïne is het belangrijk om elke potentiële leverantie individueel en zorgvuldig te beoordelen conform de in het antwoord op vraag 4 genoemde criteria.
Dat neemt niet weg dat Nederland consequent benadrukt dat alle partijen hun verantwoordelijkheden onder de Minsk Akkoorden moeten nakomen. Zowel bilateraal als in multilaterale fora spreekt Nederland Rusland en Oekraïne op deze verantwoordelijkheden aan.
Het bericht ‘Escalatie President Guatemala weert corruptie-aanklager VN’ |
|
Sadet Karabulut , Bram van Ojik (GL), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht Escalatie President Guatemala weert corruptie-aanklager VN»?1 Heeft u eveneens kennisgenomen van het bericht «Corruptiebestrijders niet langer welkom»?2
Ik heb kennis genomen van beide berichten. Het is zorgelijk dat de Guatemalteekse overheid heeft besloten het mandaat van CICIG niet te verlengen. CICIG verricht goed en belangrijk werk in een context van hoge straffeloosheid. Nederland zou daarom graag een verlenging van het mandaat hebben gezien.
Wat is uw reactie op de aankondiging van de president van Guatamala om het mandaat van de Internationale Commissie tegen Straffeloosheid in Guatemala (CICIG) niet te verlengen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van oordeel dat de CICIG een zeer effectief en innovatief instrument is gebleken dat in staat is corruptie en straffeloosheid bij de bron aan te pakken en in Guatemala bijdraagt aan de opbouw van een democratische rechtstaat en onafhankelijk en professioneel functionerende instituties van de rechterlijke macht? Zo nee, waarom niet?
CICIG is een effectief en innovatief instrument tegen corruptie en straffeloosheid. Nederland steunt CICIG dan ook volhartig. Dit is ook de reden waarom dit kabinet de financiële steun voor CICIG tot het einde van het mandaat, te weten september 2019, heeft verlengd.
Gezien de betrokkenheid van Nederland bij de CICIG, hoe heeft u op deze ontwikkelingen gereageerd, zowel individueel als in Europees verband, en welke acties heeft u ondernomen?
De Nederlandse ambassade in Costa Rica – mede geaccrediteerd voor Guatemala – heeft samen met een aantal andere landen in een publieke verklaring steun betuigd aan CICIG en zorgen geuit over de recente ontwikkelingen in Guatemala. Ook in EU-raadskader is Guatemala meerdere malen besproken, waarbij onder andere door Nederland werd aandrongen op gemeenschappelijk EU-optreden. Zo werd op 2 september jl. in een EU-verklaring kritisch gereageerd op het besluit om het mandaat van CICIG niet te verlengen.
Kunt u aangeven welke stappen Nederland kan zetten om de veiligheid van rechters, aanklagers en mensenrechtenactivisten te garanderen?
Het beschermen van mensenrechtenverdedigers is één van de prioriteiten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Het kabinet heeft dit jaar de oprichting van het programma Shelter City Costa Rica gefinancierd. Dit is een programma waar mensenrechtenverdedigers in nood of onder hoge druk uit omliggende landen, zoals Guatemala, tijdelijk naar Costa Rica kunnen komen. Tijdens deze adempauze worden hen ook veiligheidstrainingen aangeboden.
Daarnaast vormen EU-ambassades, de Verenigde Staten, Canada en Zwitserland in Guatemala een werkgroep waarbij in samenspraak met het maatschappelijk middenveld de mensenrechtensituatie, waaronder de veiligheid van mensenrechtenverdedigers, maar ook aanklagers en rechters wordt besproken en gemonitord. De Nederlandse ambassade in Costa Rica woont de bijeenkomsten van de werkgroep zo vaak mogelijk bij.
Bent u bereid om in Europees verband te pleiten voor een daadkrachtige(r) rol nu de Verenigde Staten een andere politieke koers met betrekking tot Guatemala lijkt te zijn gaan varen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, heeft u inmiddels contact gehad met uw Europese collega’s of met de Hoge Vertegenwoordiger?
Door samen op te treden met gelijkgezinde landen, kan een duidelijke boodschap worden afgegeven wanneer dit nodig is. Daarom is het van belang ook met de G13, een samenwerkingsverband van de grootste donoren in Guatemala, waar de VS deel vanuit maakt, te blijven samenwerken. De Verenigde Staten (VS) is één van de grootste donoren aan CICIG en heeft van oudsher nauwe banden met Guatemala. De opschorting van de financiële steun van de Verenigde Staten aan CICIG is inmiddels opgeheven.
De Verenigde Naties (VN) blijft Iván Velásquez volledig steunen en heeft hem gehandhaafd als hoofd van de CICIG. De VN is in contact met de Guatemalteekse overheid om een werkbare oplossing te vinden voor de zorgelijke situatie.
De Europese Unie is voornemens 5 mln. EUR extra bij te dragen aan CICIG. Ook heeft, zoals hierboven al genoemd, de EU een verklaring uitgedaan nadat Guatemala het mandaat van CICIG niet verlengde.
Bent u bereid in de Verenigde Naties aandacht te vragen voor de zorgwekkende ontwikkelingen in Guatemala? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn denkt u dat te gaan doen?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u bevestigen dat er parallel een intimidatie- en criminaliseringscampagne in Guatemala is gestart is tegen de hoofden van de belangrijkste niet-gouvernementele mensenrechtenorganisties die zich inzetten voor de strijd tegen corruptie en straffeloosheid? Zo nee, bent u bereid hierover informatie in te (laten) winnen en/of contact op te (laten) nemen met (vertegenwoordigers) van de betreffende ngo’s? Zo ja, hoe duidt u deze ontwikkelingen?
De situatie van mensenrechtenverdedigers is al vele jaren zorgwekkend. Ook recentelijk zijn signalen ontvangen waaruit blijkt dat er sprake is van intimidatie van ngo’s en mensenrechtenverdedigers. De Nederlandse ambassade in Costa Rica onderhoudt nauwe contacten met het maatschappelijk middenveld in Guatemala. Via het regionale programma NEXOS ontvangen diverse Guatemalteekse mensenrechtenorganisaties financiële steun van de Nederlandse overheid. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal de situatie nauwlettend blijven volgen en blijven aankaarten bij de Guatemalteekse overheid.
Het bericht dat de VS alle hulp aan UNRWA stopt |
|
Sadet Karabulut , Lilianne Ploumen (PvdA), Lammert van Raan (PvdD), Kirsten van den Hul (PvdA), Bram van Ojik (GL) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Wat vindt u van het bericht dat de Amerikaanse regering stopt met alle hulp aan de VN-organisatie voor hulp aan Palestijnse vluchtelingen UNRWA, waarvan vijf miljoen Palestijnen volledig afhankelijk zijn?1
Het kabinet betreurt de eenzijdige beslissing van de Verenigde Staten (VS) om de bijdrage aan UNRWA stop te zetten. De organisatie is van essentieel belang voor opvang in de regio door het verlenen van basisvoorzieningen aan ruim 5 miljoen Palestijnse vluchtelingen. Korten op het budget van UNRWA zou kunnen leiden tot verdere spanningen en instabiliteit in de regio.
Deelt u de mening dat deze vijf miljoen Palestijnen niet het slachtoffer mogen worden van de politieke grillen van president Trump? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen om dit zoveel mogelijk te voorkomen?
Zoals eerder gecommuniceerd met uw Kamer acht het kabinet politisering van humanitaire hulp onwenselijk. Sinds de VS begin dit jaar aankondigde een deel van de financiering aan te houden, heeft Nederland meermaals benadrukt dat UNWRA voldoende middelen moet hebben om de dienstverlening voort te zetten.
Een van de kritiekpunten van de VS was dat de donorbasis te smal was. Nederland onderschrijft die zorg en heeft daarom actief andere landen, waaronder Arabische partners, aangespoord meer bij te dragen. Het kabinetsbeleid is erop gericht de donorbasis van UNRWA verder te verbreden. Zo hebben Saudi-Arabië, Qatar en Verenigde Arabische Emiraten dit jaar ieder 50 miljoen dollar bijgedragen aan het reguliere budget van UNRWA. Het kabinet vindt het belangrijk dat de discussie over humanitaire hulp niet vermengd wordt met een politieke discussie, bijvoorbeeld over het recht op terugkeer van Palestijnse vluchtelingen. Dat is een finale status kwestie waar de partijen een akkoord over moeten bereiken en waar UNRWA geen rol in speelt.
Een ander aandachtspunt de afgelopen jaren was de interne organisatie en bedrijfsvoering van UNRWA. Nederland heeft in nauwe samenwerking met de andere donoren, inclusief de VS, de afgelopen jaren samengewerkt om verbeteringen bij UNWRA te bewerkstelligen. De Nederlandse beoordeling van de organisatie (de zgn. scorecard) die uw Kamer in september 2017 is toegezonden, geeft een positief beeld van de organisatie. Het is hierin duidelijk dat de hervormingen die UNRWA heeft doorgevoerd hun vruchten hebben afgeworpen. Het kabinet vindt het belangrijk dat de organisatie deze hervormingen voortzet en blijft hier ook aandacht voor vragen.
Deelt u de mening dat het oneerlijk is om UNRWA de schuld te geven van het uitblijven van een politieke oplossing en dat het aanwijzen van hulpverleners als schuldigen het vredesproces enkel in de weg staat? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is volgens u de kern van het uitblijven van een politieke oplossing?
UNRWA verleent hulp aan Palestijnse vluchtelingen, zolang de finale status kwestie van de vluchtelingen niet is opgelost door de partijen. Zoals aangegeven acht het kabinet het van belang dat de humanitaire hulp niet vermengd wordt met de politieke discussie. Op dit moment zijn er geen onderhandelingen tussen de partijen over een vredesakkoord. Bovendien zijn de relaties tussen de Palestijnse Autoriteit en de VS ernstig bekoeld, nadat de VS het eenzijdige besluit over de verplaatsing van de ambassade naar Jeruzalem had genomen in december 2017. Het kabinet is bezorgd dat hierdoor een hervatting van onderhandelingen moeilijker is geworden.
Deelt u de zorg van verschillende waarnemers en defensiefunctionarissen binnen het Israëlische leger dat door dit besluit meer Palestijnen zich bij Hamas aan zullen sluiten?
Het kabinet is bezorgd dat het besluit van de VS tot meer instabiliteit kan leiden in de regio. Indien UNRWA de dienstverlening in Gaza moet stopzetten, is Hamas de enige overgebleven partij die daar publieke diensten aanbiedt. Op de Westelijke Jordaanoever zou een dergelijk scenario ook tot mogelijke spanningen kunnen leiden, bijvoorbeeld als de bijna 50.000 leerlingen die UNRWA-onderwijs genieten niet meer naar school kunnen. In Jordanië en Libanon zou stopzetten van UNRWA-dienstverlening ook tot spanningen kunnen leiden.
Hoe beoordeelt u het mogelijke voornemen van de Palestijnse president Abbas om de beslissing in de VN-Veiligheidsraad of de Algemene Vergadering van de VN aan te vechten? Zou u een dergelijke stap aanmoedigen? Graag een toelichting.
Nederland heeft al meermaals zorgen uitgesproken in de Veiligheidsraad over de precaire financiële situatie van UNRWA en de mogelijke consequenties daarvan. Nederland zal dat blijven doen zolang de situatie daar aanleiding toe geeft. De keuze van landen om een vrijwillige bijdrage te geven aan een VN-organisatie is echter geen besluit waar de Veiligheidsraad of Algemene Vergadering over gaat.
Bent u bereid om er bij de Verenigde Staten op aan te dringen de bijdrage niet te schrappen? Zo ja, op welke manier en wanneer gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het kabinet vraagt, net als de EU, in diverse fora en overleggen aandacht voor de financiële crisis bij UNRWA. Tevens is het een onderwerp in bilaterale gesprekken van de bewindslieden. Tijdens de ministeriele week van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties zal, zoals gebruikelijk, ook een bijeenkomst worden georganiseerd van de Ad Hoc Liaison Committee (AHLC). Hieraan zal Nederland deelnemen, net als de VS. Dat is een eerste gelegenheid om de dialoog over dit besluit aan te gaan.
Bent u bereid om – in navolging van uw Duitse, Britse en Ierse ambtsgenoten en de EU – ook bilateraal extra middelen voor de UNRWA beschikbaar te stellen? Zo ja, kunnen deze middelen al bij de komende begroting verwacht worden? Zo nee, waarom niet?2
De jaarlijkse algemene vrijwillige bijdrage aan UNRWA die in de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is opgenomen bedraagt 13 miljoen euro. Gezien het humanitaire belang van UNRWA-activiteiten is het kabinet voornemens deze jaarlijkse bijdrage ook de komende jaren voort te zetten. Zoals gebruikelijk beoordeelt het kabinet aan het einde van het jaar binnen de bestaande afspraken over humanitaire hulp welke aanvullende Nederlandse bijdragen op basis van het humanitair imperatief wenselijk zijn. Het kabinet zal uw Kamer daarover op de gebruikelijke wijze informeren.
Handel met illegale Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Hoe omvangrijk is de import uit illegale Israëlische nederzettingen naar Nederland? Kunt u dit afzonderlijk aangeven voor de afgelopen jaren? Is er ook export naar de nederzettingen vanuit Nederland?
Zowel het kabinet als de Europese Commissie1 beschikken niet over cijfers die de handel met illegale Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied kwantificeren. Ook zijn er geen gegevens waaruit blijkt waar de handel met nederzettingen uit bestaat. Israël houdt deze gegevens ook niet bij.
Op grond van het Associatieakkoord tussen de EU en Israël kunnen producten uit Israël, binnen de grenzen van 1967, in aanmerking komen voor een preferentiële tariefbehandeling. Producten die zijn geproduceerd in Israëlische nederzettingen in de sinds juni 1967 door Israël bezette gebieden, komen hiervoor niet in aanmerking. Importeurs die een tariefpreferentie claimen, moeten de postcode en de naam van de stad, het dorp of het industriegebied waaraan de producten hun oorsprong ontlenen vermelden op het vereiste oorsprongsbewijs. Douaneautoriteiten van de EU-lidstaten voeren controles uit, en maken daarbij gebruik van beschikbare informatie, inclusief een lijst met postcodes zoals gepubliceerd door de Europese Commissie.2 Bij twijfel over de oorsprong van een product waarvoor een tariefpreferentie wordt geclaimd, kunnen zij overeenkomstig art. 32 van Protocol 4 uit het Associatieakkoord om verificatie van de informatie vragen bij de Israëlische autoriteiten. De Nederlandse douane controleert gedurende deze procedure op basis van bestaande risicoprofilering.
Niet-preferentiële handel uit Israël bestaat uit goederen waarbij de importeur geen tariefpreferentie claimt en de invoerrechten betaalt die door de EU voor derde landen zijn vastgesteld binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Voor deze handelsstroom is niet vast te stellen welk deel uit Israëlische nederzettingen in bezet gebied komt.
Het is aan het bedrijfsleven om de herkomst van producten juist en niet-misleidend weer te geven op het etiket van het betreffende goed. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) is verantwoordelijk voor toezicht en de handhaving en doet dit op basis van staand interventiebeleid. Consumenten kunnen, indien zij vermoeden dat er sprake is van misleiding over de herkomst van een product, een klacht indienen bij de NVWA. Wanneer geconstateerd wordt dat er sprake is van onjuiste informatie op etiketten, wordt er gehandhaafd en kunnen sancties worden toegepast – bijvoorbeeld door middel van een boete.
Hoe omvangrijk is de import uit illegale Israëlische nederzettingen door de Europese Unie (EU)? Kunt u dit afzonderlijk aangeven voor de afgelopen jaren? Is er ook export naar de nederzettingen vanuit de EU?
Zie antwoord vraag 1.
Waar bestaat deze handel uit?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat de EU (veel) meer importeert uit illegale Israëlische nederzettingen dan uit Palestina? Wat is de precieze verhouding?
Zie antwoord vraag 1.
Indien u niet over adequate, gedetailleerde cijfers over handel met illegale Israëlische nederzettingen beschikt, kunt u dan aangeven waarom dat het geval is?
Zie antwoord vraag 1.
Indien u niet over adequate, gedetailleerde cijfers over handel met illegale Israëlische nederzettingen beschikt, bent u dan bereid opheldering hierover te vragen bij de Israëlische autoriteiten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Het handelsverkeer tussen de EU en Westelijke Sahara |
|
Isabelle Diks (GL) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Klopt het dat de Europese Commissie een voorstel heeft gedaan om te regelen dat handelsafspraken tussen de Europese Unie (EU) en Marokko ook geldig zijn voor de Westelijke Sahara?
Ja, dit klopt. De Europese Commissie heeft op 11 juni 2018 voorstellen aan de Raad voorgelegd voor Raadsbesluiten tot ondertekening en sluiting van een briefwisseling met Marokko, waarmee de geografische reikwijdte van twee protocollen (import, oorsprongsregels) bij het Associatieakkoord met Marokko wordt uitgebreid naar de Westelijke Sahara. De Raad heeft op 16 juli 2018 het besluit tot ondertekening namens de Unie vastgesteld en is nog in afwachting van de vereiste goedkeuring door het Europees parlement om het besluit tot sluiting van het akkoord vast te kunnen stellen. Uw Kamer is geïnformeerd over de Nederlandse positie ten aanzien van deze aanpassing via de geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken van 16 juli 2018 (Kamerstuk 21 501–02, nr. 1895) en in antwoorden van het kabinet op het schriftelijk overleg Raad Buitenlandse Zaken van 16 juli 2018 (Kamerstuk 21 501–02, nr. 1896).
Deelt u de mening dat, mede gelet op de uitspraak van het Europese Hof van Justitie d.d. 21 december 2016 (C-104/16 P), het uitbreiden van de territoriale reikwijdte van de handelsafspraken met Marokko naar de Westelijke Sahara niet kan plaatsvinden zonder goedkeuring van de Westelijke Sahara als onafhankelijke partij? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse inzet is erop gericht geweest dat de uitspraak van het Europese Hof van Justitie wordt nagekomen. Dit betekent onder meer dat de oorspronkelijke bevolking adequaat moet worden betrokken. Het kabinet is van mening dat de Commissie en Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) alle redelijke en haalbare stappen hebben ondernomen om de bevolking van de Westelijke Sahara adequaat te betrekken.
Welke stappen zijn door de Europese Commissie gezet om de bevolking van de Westelijke Sahara bij dit proces te betrekken? Deelt u de opvatting dat het consulteren van Marokkaans-gekozen officials of economisch belanghebbenden hier niet de doorslag in kunnen geven?
De Europese Commissie en Europese Dienst voor Extern Optreden hebben zich ingezet om een brede groep vertegenwoordigers en belangenorganisaties, inclusief vertegenwoordigers van het Polisario Front, zo goed mogelijk te betrekken. Het overgrote deel van de geconsulteerde partijen heeft hun visie gedeeld met de Europese Commissie. Enkele groepen, zoals de Sahrawi Association of Victims of Human Rights Violations, hebben daarvan afgezien. Marokko heeft als verdragspartij bij het Associatieakkoord ook vertegenwoordigers geconsulteerd. De uitkomsten hiervan zijn door de Europese Commissie meegenomen in het verslag van de consultatie.1 Het kabinet steunt de Commissie in de brede consultatie waarin meerdere partijen zijn gehoord.
Klopt het dat de Europese Commissie partijen als «geconsulteerd» aanmerkt, terwijl deze partijen geweigerd hebben met de commissie in gesprek te gaan of anderszins geen gesprek heeft plaatsgevonden? Welk percentage van de consultaties van de Europese Commissie ter zake betreft dit?
Zie ook het antwoord op vraag 3. De Europese Commissie heeft zich ingezet een brede groep vertegenwoordigers en belangenorganisaties zo goed mogelijk te betrekken. Het stond deze partijen vanzelfsprekend vrij om al dan niet hieraan mee te werken. Een overzicht van de consultatie, inclusief lijst met belanghebbenden die zijn geconsulteerd, is online beschikbaar.
Acht u het acceptabel dat door de EU-handelsafspraken met een onrechtmatige bezetter worden gemaakt met betrekking tot het handelsverkeer van en naar het bezette gebied? Zo ja, hoe rijmt u dat met de grondwettelijke taak van de Nederlandse regering om zich in te zetten voor het handhaven van de internationale rechtsorde?
Het kabinet is van mening dat de geografische reikwijdte van de handelsafspraken met Marokko kunnen worden uitgebreid tot de Westelijke Sahara. Marokko oefent feitelijk gezag uit in het gebied. Het is daarom mogelijk met Marokko internationale handelsafspraken te maken die in overeenstemming zijn met internationaalrechtelijke randvoorwaarden en waarbij de uitspraak van het EU-Hof wordt nagekomen.
Erkent u het Polisario Front als vertegenwoordiging van de bevolking van de Westelijke Sahara? Zo ja, hoe beoordeelt u dat de Europese Commissie niet met deze partij in gesprek is gegaan?
Nederland erkent de claims van Polisario over de Westelijke Sahara en de door Polisario uitgeroepen République Arabe Sahraoui Démocratique niet.
De Europese Commissie heeft een brede groep vertegenwoordigers en belangenorganisaties geconsulteerd. Eveneens hebben technische discussies plaatsgevonden met vertegenwoordigers van het Polisario Front. Dit wordt vermeld in het verslag van de consultatie. Het kabinet is echter van mening dat de instemming van Polisario niet doorslaggevend is.
Heeft de importeur van het schip met strooizout uit de Westelijke Sahara dat 30 april 2017 aanmeerde in Dordrecht inmiddels vrijstelling van invoerrechten aangevraagd op basis van handelsafspraken met Marokko? Is een eventuele aanvraag ingewilligd? Zo ja, wat is daar dan de juridische en morele basis van?
Ja, de importeur heeft bij invoer van zout een preferentie van het invoerrecht aangevraagd op basis van afspraken in het Associatieakkoord tussen de Europese Unie en Marokko. De Douane heeft de aanvraag voor de preferentie vooralsnog ingewilligd. De Douane heeft echter tevens om een nader onderzoek verzocht in Marokko en is ook een nader onderzoek gestart in Nederland. Als uit deze onderzoeken volgt dat de feitelijke oorsprong van het zout niet Marokko is maar bijvoorbeeld de Westelijke Sahara, zal het betreffende invoerrecht alsnog worden geheven. De juridische basis hiervoor is het Douanewetboek van de Europese Unie en de uitspraak van het Europese Hof van Justitie (zaak nr. C-104/16P van 21 december 2016).
De tweede tranche van de Turkijedeal |
|
Jasper van Dijk , Sadet Karabulut |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Kent u het bericht dat de lidstaten van de Europese Unie (EU) zelf nogmaals 1 miljard euro voor Turkije in het kader van de Turkijedeal moeten betalen?1 Wat is uw reactie daarop?
Ja. Voor de kabinetsreactie verwijs ik kortheidshalve naar het verslag van het schriftelijk overleg van 25 juli jl. van de Begrotingsraad (Kamerstuk 21 501-03, nr. 121).
Klopt het dat van Nederland 50 miljoen euro wordt verwacht en dit bedrag uit de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking komt?
Afgesproken is dat de eerste 2 miljard euro aan projecten vanuit de EU-begroting zullen worden gefinancierd. De Commissie heeft derhalve nog geen verzoek tot een nationale bijdrage van de lidstaten gedaan.
Kunt u aangeven uit welke post dit precies komt en ten koste van welk ontwikkelingssamenwerkingsdoel dit gaat?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zal er met de 50 miljoen euro precies gebeuren? Bent u bereid hierover in detail te rapporteren in het jaarverslag? Kunt u garanderen dat er van deze 50 miljoen euro geen kosten voor grensbewaking gemaakt worden, maar dat dit allemaal gaat naar het verbeteren van de leefomstandigheden van vluchtelingen in Turkije? Zo ja, hoe?
Zoals vaker met uw Kamer gewisseld2, worden vanuit de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije (FRIT) projecten gefinancierd om de situatie van vluchtelingen in Turkije en de gemeenschappen die hen opvangen verder te verbeteren. Steun gaat naar de vluchtelingen zelf, bijvoorbeeld ten behoeve van betere toegang tot onderwijs en gezondheidszorg, maar ook werkgelegenheid. De Commissie rapporteert hier regelmatig over middels de voortgangsrapportages van de EU-Turkije Verklaring en de uitvoering van de EU Migratieagenda.
Er is thans nog geen programmering bekend voor de tweede tranche van de FRIT. Prioriteiten voor de programmering zullen door de Commissie worden voorgesteld. De voorstellen worden beoordeeld in het FRIT-comité, waarin Nederland zitting heeft. De Commissie houdt toezicht op de uitvoering van de projecten en rapporteert hierover aan het FRIT-comité. Uw Kamer zal op gebruikelijke wijze over de voortgang van de FRIT worden geïnformeerd.
Deelt u de mening dat het tegenhouden van migranten geen aanpak van de grondoorzaken van waarom mensen vluchten is en niet bijdraagt aan het bieden van perspectief in de regio waar de overgrote meerderheid van de vluchtelingen al verblijft?
Zoals bekend zet het kabinet zich in voor een integrale aanpak van het thema migratie3. Het primaire doel van de EU-Turkije Verklaring is om de ongecontroleerde instroom te reguleren en te voorkomen dat vluchtelingen op zoek naar bescherming hun levens wagen door gebruik te maken van de diensten van smokkelaars. In het kader van de verklaring hebben de EU en Turkije zich in dit verband gecommitteerd om smokkelnetwerken aan te pakken, het perspectief in Turkije te verbeteren o.a. via de FRIT, een legaal en veilig alternatief te bieden via hervestiging en een einde te maken aan de ongecontroleerde aankomsten in Griekenland en het doorreizen naar andere delen van de EU. De EU-Turkije Verklaring heeft een grote bijdrage geleverd aan het drastisch omlaag brengen van het aantal irreguliere aankomsten en de vreselijke verdrinkingen op zee. Ook heeft de verklaring via de FRIT eraan bijgedragen dat veel meer vluchtelingenkinderen in Turkije naar school kunnen gaan, kwetsbare gezinnen worden ondersteund in hun levensonderhoud en de toegang tot werkgelegenheid is bevorderd.
Dat de omstandigheden voor Syriërs in Turkije zijn verbeterd, blijkt ook uit het aantal Syrische vluchtelingen dat bewust kiest om in Turkije te blijven en geen gebruik wenst te maken van hervestiging naar de EU.
Op welke manier garandeert u dat de 50 miljoen euro daadwerkelijk bijdraagt aan de leefomstandigheden van vluchtelingen in Turkije?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft u de berichten over mensenrechtenschendingen, zoals mensen tegenhouden de grens met Syrië over te gaan en op vluchtelingen schieten, aangekaart bij de Turkse regering?2 Zo nee, waarom bent u bereid zonder enige kritische noot de gevraagde 50 miljoen euro over te maken? Zo ja, wat kwam hieruit?
Zoals vaker met uw Kamer gewisseld, vindt het kabinet berichten over dit soort incidenten zorgelijk en dienen dergelijke berichten serieus te worden genomen en goed onderzocht. Het is primair aan de Europese Commissie, samen met UNHCR om hierop toe te zien. De Commissie volgt de situatie aan de Turkse grens, ook in het kader van het conflict in Syrië en andere dreigingen. Het is de Commissie niet gelukt om deze berichten bevestigd te krijgen door andere, onafhankelijke bronnen. Uit eerdere vergelijkbare berichtgeving en de wijze waarop deze is uitgezocht, o.a. door de Europese Commissie en UNHCR, blijkt dat geen sprake is van instructies dat Turkse grenswachten gericht moeten schieten op mensen die illegaal de grens proberen over te steken.
Zoals in antwoord op vraag 6 reeds gesteld legt de Europese Commissie regelmatig verantwoording af over de besteding van de fondsen uit de FRIT.
Deelt u de mening dat als de Europese Unie veel geld betaald aan Turkije om vluchtelingen op te vangen, er wel vluchtelingen het land in moeten kunnen komen en een muur aan de grens met Syrië onwenselijk is?
Zoals reeds eerder aan de Kamer geschreven voert Turkije een ruimhartig beleid als het gaat om het opvangen van vluchtelingen. Dit wordt onderschreven door openbare cijfers van UNHCR. In januari 2018 stonden volgens gegevens van UNHCR ruim 3,4 miljoen Syrische vluchtelingen in Turkije geregistreerd en op 8 augustus jl. ruim 3,5 miljoen.5 Daarnaast vangt Turkije ook andere groepen vluchtelingen en kwetsbare personen op. Volgens UNHCR is dit aantal sinds 2015 toegenomen van 2,7 naar 3,7 miljoen.6 Deze cijfers onderstrepen wat het kabinet betreft de evidente noodzaak om Turkije via de FRIT te blijven ondersteunen.
Dat Turkije tegen deze achtergrond en het feit dat het een zeer lange grens deelt aan een conflictgebied het grensbeheer heeft geïntensiveerd, acht het kabinet begrijpelijk.
Het bereiken van de allerarmsten |
|
Sadet Karabulut |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Deelt u de mening dat om de wereldwijde ongelijkheid te bestrijden het beleid expliciet gericht moet zijn op het bereiken van de allerarmsten?
Ja. Om wereldwijde ongelijkheid te bestrijden moet allereerst het nationale beleid van overheden erop gericht zijn om brede lagen van de bevolking mee te laten profiteren van economische vooruitgang binnen een land. Zonder adequaat overheidsbeleid kan ongelijkheid juist toenemen bij economische ontwikkeling, doordat vooral de laagste inkomensgroepen van het land niet of nauwelijks meeprofiteren. Dit patroon heeft zich over de afgelopen decennia in veel regio’s van de wereld afgetekend, zowel in rijke landen als in (opkomende) ontwikkelingslanden. Zie ook de recente kabinetsreactie op het World Inequality Report 2018 (Kamerstuk 33 625, nr. 262).
Naast ongelijkheid binnen landen is er nog altijd sprake van grote inkomensverschillen tussen landen. Sommige ontwikkelingslanden zijn simpelweg nog erg arm, ook al is de kloof de afgelopen 25 jaar kleiner geworden en zijn er wereldwijd grote verbeteringen in leefomstandigheden gerealiseerd. Zo was het nationale inkomen per inwoner in Ethiopië in 2017 nog geen zestigste deel van dat in Nederland, ondanks sterke Ethiopische groeicijfers in de afgelopen decennia. Adequaat overheidsbeleid is ook in deze armste landen van cruciaal belang, maar zeker als er nog zo weinig middelen van bestaan zijn, kan ontwikkelingssamenwerkingsbeleid een belangrijke bijdrage leveren aan beter perspectief voor de bevolking.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat uw beleid op alle vlakken telkens ten goede komt aan de allerarmsten?
De SDGs (Sustainable Development Goals) vormen de leidraad van het BHOS-beleid. Deze doelen behelzen bij uitstek de ambitie om verbeteringen te realiseren voor de meest achtergestelde groepen. Alle leden van de VN hebben zich verbonden aan de SDGs, waardoor deze doelen wereldwijd een belangrijk referentiepunt vormen voor nationaal beleid. Het Nederlandse beleid voor ontwikkelingssamenwerking is vooral gericht op SDGs waarop de achterstand groot is en waarop we vanuit Nederland meerwaarde kunnen bieden.
Nu in veel ontwikkelingslanden de extreme armoede is teruggedrongen, bepalen instabiliteit en conflicten in steeds sterkere mate in welke landen de allerarmsten wonen. De verwachting is dat zonder gerichte actie in 2030 zo’n tachtig procent van de extreme armoede geconcentreerd zal zijn in fragiele en conflictlanden, met name in Sub-Sahara Afrika.1 Dat is een belangrijke reden waarom het voorkomen van conflict en instabiliteit een hoofddoel is van het vernieuwde BHOS-beleid, in nauwe samenhang met het andere hoofddoel: verminderen van armoede en maatschappelijke ongelijkheid.
De verschuiving van de geografische focus van het Nederlandse beleid naar de instabiele regio’s Sahel/West-Afrika, Hoorn van Afrika en Midden-Oosten & Noord-Afrika (MENA) sluit hierop aan. Landen in de Sahel en de Hoorn behoren tot de armste ter wereld. De landen in de MENA-regio behoren weliswaar niet tot de allerarmste, maar het Nederlandse beleid is daar in hoofdzaak gericht op het toekomst bieden aan de vele berooide vluchtelingen in de door conflicten verscheurde regio.
De verwachting is verder dat klimaatverandering grote gevolgen zal hebben juist voor arme groepen in ontwikkelingslanden die weinig buffers hebben om zich tegen de effecten te weren. Het bevorderen van duurzame inclusieve groei en wereldwijde klimaatactie is mede daarom het derde hoofddoel van het BHOS-beleid.
Voor de verdere invulling verwijs ik graag naar de BHOS-nota Investeren in Perspectief (Kamerstuk 34 952, nr. 1).
Bent u bereid het meten en rapporteren over verschillen in gender, geografische locatie, leeftijd en inkomensklasse deel te maken van uw beleid, zodat bezien kan worden in hoeverre uw beleid impact heeft op de allerarmsten?
Voor een deel doen we dat al. Als onderdeel van het nieuwe BHOS-beleid en naar aanleiding van de bespreking met uw Kamer tijdens het Wetgevingsoverleg van 20 juni 2018, worden de resultaatgebieden en de bijbehorende indicatoren en streefwaarden in de BHOS-begroting aangepast en uitgebreid. Dit kader vormt de basis voor het meten van en rapporteren over de resultaten van het beleid in de jaarlijkse resultatenrapportage (www.osresultaten.nl) en het jaarverslag BHOS. In de onderliggende Theories of Change (ToCs) wordt de relatie gelegd met de SDGs en aangegeven hoe deze interventies direct of indirect bijdragen aan onder meer armoedebestrijding en versterking van de positie van vrouwen. De kennis en ervaring van de afgelopen decennia over wat het beste werkt in internationale samenwerking ligt in deze ToCs besloten.
Op deze manier wordt nu kwalitatief en kwantitatief goede informatie gegeven over de resultaten van het Nederlandse BHOS-beleid. Verdergaande uitsplitsing van data en indicatoren zou een onevenredig beslag leggen op mensen en middelen, omdat veel van deze data wereldwijd niet of nauwelijks beschikbaar zijn en het aantal indicatoren sterk zou stijgen.
De afspraken tussen de EU en de VS over de toekomstige handelsrelatie |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Kent u het bericht «Handelsoorlog VS en EU lijkt afgewend na akkoord Trump en Juncker»?1
Ja.
Kunt u toelichten wat de voorzitter van de Europese Commissie met de president van de Verenigde Staten (VS) heeft afgesproken over (het afbouwen van) handelsbarrières en verbetering van de samenwerking op handelsgebied? Kunt u daarbij toelichten hoe dit zich verhoudt tot de Nederlandse inzet?
Commissievoorzitter Juncker heeft met president Trump afspraken gemaakt om een nieuwe fase van de onderlinge handelsrelatie in te luiden.2 De EU en de VS hebben afgesproken om:
Om deze resultaten te bereiken, wordt een werkgroep opgezet. Deze afspraken sluiten aan op de richtlijnen die de informele Europese Raad in mei in Sofia overeengekomen zijn om de trans-Atlantische relatie en samenwerking te verbeteren (Kamerstukken 21 501-20, nr. 1341).3 Deze richtlijnen voor de EU-inzet zijn ook besproken tijdens de Raad Buitenlandse Zaken over Handel van 22 mei 2018 (Kamerstukken 21 501-02, nr. 1878). Het kabinet heeft altijd ingezet op voortzetting van de dialoog gericht op een verbetering van de onderlinge handelsrelatie tussen de EU en de VS. Het kabinet verwelkomt het resultaat dan ook als een constructieve stap voorwaarts.
Is er gesproken over het opnieuw openen van onderhandelingen over een handelsakkoord of verdrag? Zo ja per wanneer? Hoe verhoudt dit zich tot het Trans-Atlantisch Vrijhandels- en Investeringsverdrag TTIP, waarvan de onderhandelingen tot nu toe bevroren waren?
Er is gesproken over samenwerking ten aanzien van bovenstaande punten, waaronder het afschaffen van tarifaire en non-tarifaire belemmeringen voor industriële goederen. Een high-level werkgroep zal worden opgericht om deze gemeenschappelijke agenda in de komende maanden nader uit te werken en te concretiseren. Eurocommissaris Malmström zal de gesprekken vanuit EU-zijde voeren.
De slotverklaring van het gesprek tussen Commissievoorzitter Juncker en President Trump roept op tot samenwerking en voorziet in verkennende gesprekken om in de toekomst tot onderhandelingen over te kunnen gaan met een duidelijk beperkter bereik dan de eerdere TTIP-onderhandelingen. Zo bevat de slotverklaring geen referenties naar investeringen, noch naar de afschaffing van tarieven, non-tarifaire belemmeringen en subsidies voor landbouwproducten.
Zijn er ook afspraken gemaakt over een constructievere Amerikaanse opstelling in WTO (Wereldhandelsorganisatie)-verband? Zo ja, welke?
De VS en de EU zijn overeengekomen samen te werken aan verdere hervorming van de WTO. Dit gemeenschappelijke doel impliceert een constructieve houding en engagement van de VS in de WTO. Nederland zal erop aandringen dat het oplossen van de situatie rondom de benoeming van arbiters voor het WTO-geschillenbeslechtingsorgaan deel uitmaakt van deze gesprekken. Ook de samenwerking ten aanzien van de hervorming van de WTO zal nader worden uitgewerkt in de high-level werkgroep.
In hoeverre is de Chinese handelspolitiek aan de orde geweest? Zijn er afspraken gemaakt om in dat kader samen op te trekken? Zo nee, ziet u ook aanleiding om die samenwerking wel in uw gesprekken met de VS en de Europese Commissie te bepleiten?
De EU en de VS zijn overeengekomen samen te werken om verstorende handelspraktijken effectiever tegen te gaan. Nederland steunt deze samenwerking en zal deze ook bepleiten. Onder verstorende handelspraktijken verstaan de EU en de VS onder andere schendingen van intellectueel eigendom, gedwongen technologieoverdracht, industriële subsidies, marktverstoringen die worden veroorzaakt door staatsgeleide bedrijven en overcapaciteit. Dit zijn bekende bezwaren die Europese en Amerikaanse bedrijven ervaren in de handelsrelatie met onder andere China.
Daarnaast werken de EU en VS samen om de WTO ten aanzien van deze verstorende handelspraktijken te hervormen. Dat is een bevestiging van het in samenwerking met Japan gelanceerde initiatief tijdens de 11e WTO Ministeriele Conferentie om het WTO-kader te hervormen en te versterken, zodat het beter in staat is om de genoemde verstorende handelspraktijken te adresseren.
Kunt u aangeven wat de implicaties zijn van de afspraken voor de sinds juni van kracht zijnde heffingen van de VS op Europees staal en aluminium en de tegenmaatregelen die de Europese Unie (EU) vervolgens aankondigde?
In de slotverklaring hebben de VS en de EU aangegeven de huidige situatie rondom de Amerikaanse heffingen op staal en aluminium en de rebalancerende maatregelen van de EU te willen oplossen. Ook dit zal onderwerp zijn van de nadere gesprekken in de high-level werkgroep.
Kunt u, bijvoorbeeld in een bijlage, een lijst doen toekomen van alle bestaande EU-importtarieven op Amerikaanse goederen?
Het tariefschema van de EU voor WTO-leden, waaronder de VS, kan worden ingezien via de website van de WTO4 of via de website van de Nederlandse douane5.
Bestudering van het tariefschema laat zien dat het niveau van invoerrechten van de EU en de VS vergelijkbaar is. Het gewogen gemiddelde tarief op industriële goederen van de EU (1,4%) is iets lager dan het gewogen gemiddelde van de VS (1,6%). De VS heeft ook meer zogenaamde piektarieven (tarieven boven 15%) ten aanzien van industriële goederen (330 tarieflijnen voor de VS tegen 45 tarieflijnen voor de EU). Beide partijen kunnen dus baat hebben bij het afbreken van de tarieven en handelsbarrières ten aanzien van industriële goederen.
Kunt u deze vragen, in het belang van duidelijkheid voor bedrijven die zakendoen met de VS, zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het beëindigen van vluchten naar Teheran door KLM en de gevolgen van Amerikaanse secundaire sancties |
|
Martijn van Helvert (CDA), Mustafa Amhaouch (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat KLM stopt met vluchten naar Teheran om «commerciële» redenen?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het bericht: «VS wijst verzoek EU om vrijstelling Iran-sancties af»?2
Ja.
Kunt u aangeven of er naar uw visie relaties zijn met de Amerikaanse sancties in de richting van Iran en het stoppen met vluchten door KLM op Iran? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke relaties zijn dat?
De Nederlandse overheid is niet betrokken bij interne overwegingen en beweegredenen t.a.v. bedrijfsvoering van het Nederlandse bedrijfsleven. Naar verluidt is het besluit van KLM om de operaties op Teheran te staken met ingang van september a.s. uitsluitend genomen op basis van commerciële overwegingen, zijnde de langdurige negatieve resultaten van de vluchten op Teheran.
Kunt u aangeven hoe het besluit dat door KLM genomen is, zich verhoudt tot het Europese beleid richting Iran?
Zie antwoord vraag 3.
Spelen er naast commerciële overwegingen bij KLM nog andere overwegingen om deze vluchten te beëindigen? Zo ja, welke overwegingen zijn dat?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven welke gevolgen de secundaire sancties hebben voor het Nederlandse bedrijfsleven in het algemeen? Kunt u dat per sector en indien mogelijk per bedrijf aangeven? Kunt u hierbij in ieder geval aangeven wat de impact is voor de Nederlandse olie- en gassector?
Van de secundaire sancties van de Verenigde Staten gaat extraterritoriale werking uit. Dit betekent dat Amerikaanse autoriteiten zich het recht voorbehouden op te treden tegen buitenlandse bedrijven en personen die in strijd met Amerikaanse wetgeving handelen.
De secundaire sancties kunnen Nederlandse bedrijven die actief zijn in Iran mogelijk blootstellen aan risico’s op reputatieschade, financiële schade en rechtsvervolging in de Verenigde Staten. Dit geldt ook voor Nederlandse bedrijven in o.m. de olie- en gassector.
Nederland is principieel tegenstander van unilateraal ingestelde extraterritoriale werking van wetgeving van andere landen en erkent deze werking niet.
Ondersteunt de Nederlandse overheid de nieuwe Amerikaanse sancties?
Nederland is principieel tegenstander van unilateraal ingestelde extraterritoriale werking van wetgeving van andere landen. Minister Blok heeft dit in gesprekken met onder meer de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken Pompeo kenbaar gemaakt. Ook de EU heeft herhaaldelijk zorgen richting de VS uitgesproken over deze extraterritoriale toepassing van sancties en zoekt met steun van Nederland en andere lidstaten naar mogelijkheden om handel met Iran waar mogelijk te behouden.
Ondersteunt de EU de nieuwe Amerikaanse sancties?
Zie antwoord vraag 7.
Zijn de Amerikaanse secundaire sancties die Europese bedrijven treffen, volgens u schadelijk voor de (economische) relatie tussen Europa en de Verenigde Staten?
Zie antwoord vraag 7.
Zijn er juridische en praktische mogelijkheden om de Amerikaanse secundaire sancties te omzeilen?
De Amerikaanse autoriteiten behouden zich het recht voor op te treden tegen buitenlandse bedrijven en personen die in strijd met Amerikaanse wetgeving handelen. De EU erkent deze werking niet en heeft daarom maatregelen genomen om het extraterritoriale effect van de Amerikaanse sancties binnen de Unie te beperken, namelijk de antiboycotverordening en de uitbreiding van het leenmandaat van de Europese Investeringsbank (EIB). Beide maatregelen zijn op 7 augustus in werking getreden. De antiboycotverordening verbiedt Europese bedrijven om Amerikaanse wetgeving boven Europese wetgeving te zetten, en beoogt daarmee de effecten van de extraterritoriale werking van de VS-sancties op Europese bedrijven zoveel mogelijk te beperken. De uitbreiding van het leenmandaat maakt het mogelijk voor de EIB om op termijn projecten in Iran te ondersteunen. Tenslotte wordt er in samenwerking met EU-landen gezocht naar mogelijkheden om het betalingsverkeer met Iran te blijven faciliteren.
Is er een Europees antwoord op dit sanctiebeleid van de VS? En is de EU voornemens tegenmaatregelen te nemen tegen de VS met eenzelfde economische impact?
Zie antwoord vraag 10.
Welke gevolgen zou het eventueel negeren van het Amerikaanse beleid met secundaire sancties voor Nederlandse bedrijven hebben?
Zie antwoord vraag 6.
Zijn deze secundaire sancties en de gevolgen daarvan voor het Nederlandse bedrijfsleven ter sprake gekomen in het gesprek tussen premier Rutte en president Trump op 2 juli jl.?
Over het gesprek tussen premier Rutte en president Trump is eerder aan uw Kamer gerapporteerd (Kamerstuk 31 985, nr.3
Hoe ver zijn we in de termijn van de zogenaamde «wind-down period» van negentig tot honderdtachtig dagen die de Amerikanen hebben om bestaande zaken af te wikkelen? Is dat voldoende voor Nederlandse bedrijven? Op welke datum vallen Nederlandse bedrijven onder het Amerikaanse sanctiebeleid?
De eerste VS-sancties zijn op 7 augustus in werking getreden en de overige op 5 november 2018. Vanwege de extraterritoriale werking lopen Nederlandse bedrijven sinds 7 augustus kans om doelwit te worden van secundaire sancties.
Onder de eerste sancties vallen o.m. de handel in goud, edelmetalen, grafiet, steenkool, onbewerkte metalen zoals aluminium en staal en de automobielsector. Vanaf 5 november worden volgens de Amerikaanse sanctiewetgeving sancties opgelegd in de scheepvaart- en scheepsbouwsectoren, de aardolie-industrie en de financiële sector (o.m. verbod op transacties met de Centrale Bank van Iran en het verlenen van verzekeringen).
Het tekort van de VN voor vluchtelingenopvang in de regio |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht dat de VN meer dan 4 miljard dollar tekort komt voor de opvang van Syrische vluchtelingen in de regio?1
Ja.
Wat heeft Nederland tot nu toe ondernomen om in EU-verband het tekort van de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR van 4 miljard aan te vullen? Hoe legt u de tekorten uit gezien de toezeggingen die eerder op EU-niveau zijn gedaan? Zijn alle financiële toezeggingen die de lidstaten hebben gedaan, ook daadwerkelijk overgemaakt? Zo nee, wat is dan de huidige stand van zaken?
Ik verwijs u graag naar de Kamerbrief van 12 juli jl. waarin het kabinet reageert op de noodkreet van de VN.2 Het tekort van 4 miljard US dollar waarover de VN de noodklok luidde, betreft de achterblijvende bijdragen aan het regionale responsplan (het zogenaamde 3RP) van de VN voor de opvang en bescherming van Syrische vluchtelingen. Het tekort van de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR vormt hier onderdeel van.3 Uit de Financial Tracking Service (FTS) van UNOCHA blijkt dat de verschillende donoren tot op heden gezamenlijk 2,16 miljard US dollar aan het 3RP hebben bijgedragen, waarmee voor 38,5% tegemoet gekomen is aan de noden voor 2018.4 De FTS geeft ook inzage in de bijdragen per donor. Het totale tekort van de VN voor de opvang en bescherming van Syrische vluchtelingen bedraagt momenteel nog 3,45 miljard US dollar.
Het kabinet trekt de komende vier jaar ten minste EUR 400 miljoen uit voor de verbetering van de perspectieven van vluchtelingen en gastgemeenschappen in de Syrië regio, zoals door mij is toegezegd tijdens de CEDRE (Conférence économique pour le développement par les réformes et avec les entreprises) conferentie in Parijs (6 april jl.) en de Syrië-conferentie in Brussel (25 april jl.). Er wordt daarbij met name ingezet op onderwijs, bescherming, duurzame economische ontwikkeling en werkgelegenheid in de focuslanden Libanon, Jordanië en Irak. Deze inzet wordt vormgegeven in nauwe samenwerking met VN-organisaties, waaronder UNHCR. Nederland blijft daarnaast andere landen, onder andere in EU-verband, aansporen om bij te dragen aan het lenigen van noden en het realiseren van duurzaam perspectief voor mensen in de Syrië regio.
Bent u bereid in te springen nu de scholen dreigen te sluiten in Jordanië? Wat is het aantal UNHCR-hervestigingen vanuit Jordanië naar Nederland? Bent u bereid meer te doen?
De druk op het Jordaanse onderwijssysteem blijft onverminderd hoog. Ondanks inspanningen van de Jordaanse overheid, hulporganisaties en donoren bestaat er nog altijd een tekort aan scholen, materiaal en leerkrachten. Dit dwingt de Jordaanse overheid tot kostenefficiëntere planning. Als onderdeel hiervan worden momenteel bij scholen die dubbele diensten draaien, in de ochtenden voor Jordaniërs en in de middag voor Syrische vluchtelingen, de middagdiensten afgeschaft in gebieden waar relatief minder Syrische kinderen verblijven. Daarnaast kampt VN-organisatie UNRWA met significante tekorten, waardoor het risico bestaat dat een deel van de 172 UNRWA-scholen voor Palestijnse vluchtelingen in Jordanië komend schooljaar niet zal kunnen openen. UNICEF heeft aangegeven er vertrouwen in te hebben komend schooljaar onderwijs voor alle Syrische kinderen in de vluchtelingenkampen te kunnen realiseren.5
Zoals ook beschreven in de BHOS-beleidsnota, wendt het kabinet een aanzienlijk deel van de extra middelen die beschikbaar zijn voor «opvang in de regio» aan voor onderwijs. Nederland financiert programma’s die zich richten op capaciteitsopbouw van lokale onderwijssystemen, informeel onderwijs voor kinderen met een leerachterstand en vakopleidingen, studiebeurzen en zogenaamde «life skills»voor jongeren. Zo draagt Nederland sinds 2016 bij aan een programma van UNICEF in Jordanië dat onder andere extra onderwijs biedt aan kinderen die gedurende lange tijd geen les hebben gevolgd. Tijdens mijn recente bezoek aan Jordanië is een verhoging van de Nederlandse bijdrage met EUR 7 mln. aan UNICEF toegezegd, waarmee de totale bijdrage aan het programma tot maart 2019 uitkomt op EUR 14 mln.
Door middel van hervestiging van vluchtelingen die in de opvanglanden in de regio van het Syrië conflict het meest kwetsbaar zijn, toont Nederland verdere solidariteit met landen als Jordanië die grote groepen vluchtelingen opvangen. Tot op heden heeft Nederland in Jordanië ongeveer 160 vluchtelingen geselecteerd voor hervestiging. Alle hervestigingen naar Nederland vinden plaats op voordracht van UNHCR. De hervestigingsmissies naar Jordanië zijn onderdeel van de intensivering van de samenwerking met Jordanië op het gebied van vluchtelingenopvang zoals benoemd in het regeerakkoord. Zowel in 2018 als 2019 voert Nederland hervestigingsmissies uit naar onder andere Jordanië, Libanon en Turkije. Nederland doet dit op grond van het nationale beleidskader hervestigingen en in het kader van Europese migratieafspraken met derde landen, zoals de EU-Turkije Verklaring. Binnen deze kaders zal Nederland in de periode 1 januari 2018 tot november 2019 circa 3.000 vluchtelingen hervestigen.
Hoe zet Nederland zich in voor meer banen voor vluchtelingen in de regio? Klopt het dat slechts 12% van de Syrische werkvergunningen voor vrouwen is en wat gaat u doen om dat te veranderen?
Nederland zet zich op verschillende manieren in voor het vergroten van de werkgelegenheid en de toegang tot werk voor zowel Syrische vluchtelingen als gastgemeenschappen in de Syrische buurlanden. Zo draagt Nederland bij aan programma’s die vluchtelingen en gastgemeenschappen de kans bieden om op de markt toegesneden opleidingen te volgen en relevante vaardigheden te ontwikkelen. Voorts zet Nederland zich in voor de ontwikkeling van de lokale private sector en verbetering van het algemene investeringsklimaat in de regio. Daarbij gaat specifieke aandacht uit naar sectoren waarin relatief veel vluchtelingen werkzaam zijn, zoals de land- en tuinbouwsector. Ten slotte draagt Nederland in totaal EUR 50 miljoen bij aan de concessionele leenfaciliteit van de Wereldbank, waarmee omvangrijke programma’s op het gebied van publieke infrastructuur, economische hervormingen en werkgelegenheid worden gesteund.
De arbeidsparticipatie van Syrische vrouwen verschilt per land waarin vluchtelingen worden opgevangen, maar is over het algemeen laag. Werkvergunningen zijn voor Syrische vluchtelingen (zowel voor mannen als vrouwen) lastig te verkrijgen en beperkt tot een aantal sectoren. In Jordanië was van de in totaal 108.600 werkvergunningen voor Syrische vluchtelingen die sinds januari 2016 zijn afgegeven slechts 4% voor vrouwen.6 Ook de arbeidsparticipatie van vrouwen in gastgemeenschappen in de Syrische buurlanden is in vergelijking met mannen laag. De redenen hiervoor zijn uiteenlopend. Zo bestaan er culturele en economische belemmeringen. Binnen de hierboven omschreven Nederlandse inzet in de buurlanden van Syrië gaat speciale aandacht uit naar het oplossen van deze belemmeringen en bevordering van de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt. Zo steunt Nederland in Libanon onder andere de Non-Gouvernmentele Organisatie (NGO) Concern als partner van de NGO Alliance2015. Er wordt bijvoorbeeld samengewerkt met een zuivelcoöperatie in het noorden van Libanon bij de grens met Syrië, waar veel Syrische vluchtelingen hun toevlucht hebben gezocht. Hier werken 364 Syriërs en Libanezen, van wie ruim 60% vrouw. De coöperatie geeft training aan 100 vrouwen die uit rurale gebieden in Syrië zijn gevlucht. De vrouwen leren onder andere over ondernemerschap en over het verbeteren van de kwaliteit en kwantiteit van hun zuivelproducten zoals kaas en yoghurt. In Jordanië steunt Nederland de International Labour Organization (ILO) bij het opzetten van zogeheten employment centres binnen en buiten vluchtelingenkampen, waar Jordaanse en Syrische werkzoekenden aan werkgevers met vacatures worden gekoppeld. Tot en met mei 2018 heeft dit al 950 mensen aan een baan geholpen, van wie het merendeel vrouw (632). Het aantal Syrische vrouwen dat hiermee wordt bereikt is echter nog laag (58).
Bent u bereid zich hard te maken voor een ruimere toepassing van de «rules of origin»?
Het kabinet vindt het belangrijk dat de EU Jordanië ondersteunt in de opvang van vluchtelingen, het vergroten van hun weerbaarheid en die van hun gastgemeenschappen. Nederland zet zich daarom op EU-niveau in voor verdere flexibilisering van de regeling, zodat deze economische groei stimuleert in Jordanië en bijdraagt aan het creëren van werkgelegenheid voor Jordaniërs en vluchtelingen. Naar verwachting bespreekt de Europese Raad in september mogelijke aanpassingen van deze regeling.
Deelt u de mening dat toegang weigeren aan hulpverleners onder omstandigheden moet worden gekwalificeerd als een oorlogsmisdaad? Bent u bereid zich in internationaal verband hard te maken om die ongehinderde toegang mogelijk te maken?
Het toegang weigeren aan hulpverleners tijdens een gewapend conflict kan onder omstandigheden worden gekwalificeerd als een oorlogsmisdrijf. In de Wet Internationale Misdrijven (WIM) is het opzettelijk gebruikmaken van uithongering van burgers als methode van oorlogvoering door hen goederen te onthouden die onontbeerlijk zijn voor hun overleving, waaronder het opzettelijk belemmeren van de aanvoer van hulpgoederen zoals voorzien in de Verdragen van Genève, strafbaar gesteld als oorlogsmisdrijf. Tot voor kort was deze strafbaarstelling alleen op internationale gewapende conflicten van toepassing. Op 29 juni jl. is de WIM gewijzigd, waardoor de strafbaarstelling ook geldt voor niet-internationale gewapende conflicten.
Nederland pleit in internationaal verband voor ongehinderde toegang voor hulpverleners tot burgers in nood. Zo heeft Nederland bijvoorbeeld het initiatief genomen voor het aannemen door de VN Veiligheidsraad van een resolutie over de verbanden tussen conflict en voedselonzekerheid, resolutie 2417. In deze resolutie bevestigt de Veiligheidsraad dat het uithongeren van burgers als oorlogsmisdrijf kan worden gekwalificeerd. De Veiligheidsraad veroordeelt het onrechtmatig weigeren van toegang aan hulpverleners, en wijst expliciet op de mogelijkheid om sancties op te leggen aan individuen die moedwillig humanitaire hulp, zoals voedselkonvooien, blokkeren. Daarnaast is in samenwerking met Clingendael de Humanitarian Negotiation faciliteit opgericht om humanitaire hulpverleners onderhandelingstraining te geven, en zo bij te dragen aan het vergroten van humanitaire toegang en de veiligheid van hulpverleners.
Tevens steunt NL de International NGO Safety Organisation (INSO). Deze organisatie verstrekt veiligheidsrelevante informatie aan hulpverleners in het veld, zodat NGO’s een gedegen risicoanalyse kunnen maken.
De brute werkwijze van de Libische kustwacht jegens bootvluchtelingen |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «Libiërs laten migranten aan hun lot over op Middellandse Zee»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de Libische kustwacht inderdaad drie bootvluchtelingen aan hun lot heeft overgelaten op zee en de rubberboot heeft vernield? Zo ja, wat is uw reactie hierop? Zo nee, wat is er volgens uw informatie gebeurd?
Migranten die via de Middellandse Zee Europa trachten te bereiken doen dat vaak onder buitengewoon schrijnende omstandigheden. De berichten over de drie in het artikel genoemde personen worden vooralsnog niet bevestigd door derde partijen als de Internationale Organisatie voor Migratie. Op basis van onze inlichtingen kan dus niet geconcludeerd worden dat het incident ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
Kunt u zich voorstellen dat de betreffende drie bootvluchtelingen weigerden om aan boord te klimmen bij de Libische kustwacht? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het is bekend dat reddingsoperaties van de Libische kustwacht soms worden gecompliceerd door het feit dat sommige drenkelingen niet door de Libische kustwacht willen worden gered. Migranten ondernemen een kostbare reis naar Europa en worden dan in de laatste fase gered op zee. Dat geeft spanningen en teleurstelling.
In de afgelopen jaren neemt de inzet toe, en daarmee ook het aantal mensen dat in nood op zee wordt gered door de Libische kustwacht. Dit wordt ook bevestigd door meerdere waarnemers, waaronder UNHCR. Tot eind juli van dit jaar heeft de Libische kustwacht volgens schattingen van UNHCR ca. 13.000 personen gered. Bij het merendeel van de ontschepingen zijn UNHCR en IOM, samen met andere hulpverleners aanwezig bij specifiek ingerichte centra waar de drenkelingen vervolgens aan wal worden gebracht.
Klopt het dat de betrokken Libische kustwacht geld ontvangt vanuit de EU om dit werk te verrichten? Zo ja, deelt u de mening dat de kustwacht niet eigenstandig de keuze had mogen maken om de bootvluchtelingen aan hun lot over te laten?
De Libische kustwacht wordt gesteund via verschillende projecten vanuit het EU Trustfund for Africa en via de Operatie EUNAVFOR MED Sophia als onderdeel van een menswaardig en effectief migratiebeleid zoals vaker met uw Kamer gewisseld. Migranten mogen niet aan hun lot worden overgelaten. Of dat daadwerkelijk is gebeurd, kan niet worden bevestigd.
Welke afspraken zijn er gemaakt met de Libische kustwacht om humaan om te gaan met bootvluchtelingen? Welke mogelijkheden heeft de EU om bij inhumaan optreden door de kustwacht in te grijpen?
De EU en de VN zijn voortdurend in dialoog met de Libische autoriteiten over de bescherming en behandeling van migranten die via de zeeroute Europa trachten te bereiken. In het kader van de operatie Sophia is in dit verband ook een monitoringsmechanisme opgesteld.2 Daarbij worden de Libische autoriteiten ook aangesproken op berichten over vermeende incidenten van de Libische kustwacht tegenover deze migranten. Ook in bilateraal verband spreekt Nederland de Libische autoriteiten aan, zowel op politiek als op (hoog) ambtelijk niveau. Over deze inzet, het optreden van de Libische kustwacht en de monitoring daarvan is eerder informatie tussen het kabinet en uw Kamer gewisseld.3
Herkent u het beeld dat de Libische kustwacht vaker op brute wijze omgaat met bootvluchtelingen? Zo nee, waarom niet?
Nee. De omstandigheden van migranten op overvolle boten zijn vaak schrijnend en een aantal migranten wil niet worden gered door de kustwacht. Tegelijkertijd herkent het kabinet niet het beeld dat de Libische kustwacht stelselmatig op brute wijze omgaat met migranten. Dit blijkt evenmin uit rapportages van UHCR en IOM die doorgaans aanwezig zijn op de locaties waar geredde drenkelingen door de Libische kustwacht aan land worden gebracht en opgevangen. Wel onderkent het kabinet dat de Libische kustwacht nog niet altijd optimaal functioneert. Daarom hecht Nederland belang aan intensieve en effectieve monitoring van de Libische kustwacht. Zie voorts beantwoording van vraag 7.
Bent u, al dan niet in Europees verband, in gesprek met de Libische kustwacht en betrokken lokale autoriteiten om bootvluchtelingen beter te beschermen? Zo ja, wat heeft dit reeds opgeleverd? Zo nee, op welke termijn gaat u dit doen?
Over het beter beschermen van migranten zijn wij voortdurend in gesprek, zowel met de Libische autoriteiten als met andere Europese Lidstaten. Het kabinet acht van het groot belang om vrijwillige terugkeer naar landen van herkomst op te schalen, de toegang voor internationale organisaties tot detentiecentra te verbeteren en de monitoring van de Libische kustwacht te versterken. Met een integrale aanpak kunnen migranten beter beschermd worden of uit onveilige situaties worden gehaald.
Als gevolg van het aandringen van het kabinet op intensievere monitoring bij de Libische kustwacht is hiertoe binnen de missie een monitoringsmechanisme opgericht. Deze houdt toezicht op het functioneren van de Libische kustwacht in het algemeen en het onderhoud van het door de EU geleverde materiaal. Monitoring wordt gedaan door middel van webcams aan boord van de missieschepen van Sophia, observatie vanuit de lucht met drones, analyse van de positie van kustwachtschepen, rapportages van de Libische autoriteiten zelf en dagbezoeken aan de operationele hoofdkwartieren van de Libische kustwacht. Op basis van deze monitoring worden bijvoorbeeld de opleidingsprogramma’s en instroom van nieuwe rekruten aangepast. Ook wordt de Libische kustwacht ondersteund via trainingen om mensenrechten om te gaan.
Kunt u inzichtelijk maken wat de gevolgen waren van uw eerdere oproep om Libische detentiecentra te sluiten wegens inhumane omstandigheden? Welke stappen heeft u ondernomen en hebben deze tot het gewenste effect geleid? Welke lessen trekt u daaruit om ook met de Libische kustwacht te werken aan verbeteringen?
Zoals uw Kamer bekend, is het doel van het kabinet en de EU om de situatie in de Libische detentiecentra te verbeteren met als inzet dat deze uiteindelijk worden gesloten en vervangen door alternatieve ontvangst- en transitcentra.4 Er zijn al verschillende detentiecentra gesloten. Het aantal mensen dat in de overgebleven centra vast wordt gehouden fluctueert.
Hoewel er sprake is van verbeteringen in de centra blijven de inspanningen van de EU-AU-VN taskforce hard nodig. Deze taskforce heeft, na de EU-AU top in november jl., er mede voor gezorgd dat vele duizenden extra migranten uit detentiecentra zijn teruggekeerd naar landen van herkomst en vluchtelingen zijn geëvacueerd. Nederland steunt zowel de vrijwillige terugkeer als de evacuaties in het kader van de werkzaamheden van de AU-EU-VN Taskforce.
In samenwerking met de centrale Libische autoriteiten is de toegang van UNHCR, IOM en andere hulpverleners sterk verbeterd. Dit jaar heeft UNHCR bijvoorbeeld 660 monitoringbezoeken uitgevoerd naar de verschillende centra. Mede daardoor is UNHCR ook in staat om meer vluchtelingen en asielzoekers in Libië te registreren. Dankzij de inspanningen van UNHCR mogen meer van deze mensen de centra verlaten. Dit jaar gaat het in totaal om ten minste 1.396 personen. Een groot deel is door UNHCR geëvacueerd naar Niger of naar andere landen. Recente spanningen en geweld in Tripoli bemoeilijken presentie en monitoring in de stad.
Samen met UNHCR, IOM en de EU blijft het kabinet bij de Libische autoriteiten aandringen op alternatieven voor de detentiecentra. Als gevolg van de opgeschaalde inspanningen van de internationale gemeenschap via de EU-AU-VN Taskforce blijft het aantal migranten dat met behulp van IOM vrijwillig terugkeert, toenemen. Alleen al in 2018 gaat het om 8.710 migranten. Dat is goed nieuws.
De brief van Hoge Vertegenwoordiger van de EU Federica Mogherini aan de Israëlische minister van Strategische Zaken Gilad Erdan |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Han ten Broeke (VVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «EU Blasts Israëli Minister: You Feed Disinformation and Mix BDS, Terror»?1
Ja.
Bent u bekend met het bericht «Charity channelled millions of dollars to development centre that employed leader of terrorlisted group»?2
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat de Palestijnse organisatie Ma’an Development Center een man in dienst had die door het terroristische Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP) wordt aangeduid als «lid van het leiderschap van de PFLP in Deir al Balah»?
De betreffende man verrichtte tot 18 maart 2018, twee maanden voor zijn overlijden, op projectbasis veldwerk voor Ma’an Development Center, en was niet in vaste dienst. Ma’an stelt niet op de hoogte geweest te zijn van de veronderstelde affiliatie tussen betrokkene en de PFLP. Het kabinet heeft geen eigenstandige informatie waaruit blijkt wat de veronderstelde affiliatie zou zijn, of waaruit zou blijken dat de betrokkene zich schuldig gemaakt zou hebben aan terroristische activiteiten.
Klopt het dat via het Secretariat ook Nederlands belastinggeld terecht is gekomen bij het Ma’an Development Center?
Het Ma’an Development Center is in 2014 gefinancierd via het Human Rights and International Humanitairan Law Secretariat, waar Nederland destijds samen met Zwitserland, Zweden en Denemarken aan bijdroeg.
Bent u het eens met de stelling dat NGO’s die subsidies van Nederland en/of de EU ontvangen, nooit en te nimmer mensen in dienst mogen hebben die tevens lid zijn van door de EU als terroristisch aangeduide organisaties? Zo ja, wilt u toezeggen dat deze eis wordt meegenomen bij de procedure van projectenondersteuning door zowel Nederland als de EU?
Zoals bekend wil het kabinet op geen enkele manier steun bieden aan terroristische organisaties of personen, die als zodanig door de EU of Nederland zijn aangemerkt. Dit geldt ook voor organisaties die terrorisme verheerlijken, dan wel subsidies doorgeven aan organisaties die zich daaraan schuldig maken. Activiteiten die gefinancierd worden door Nederland mogen niet in strijd zijn met het Nederlandse buitenlandse beleid. De huidige selectiecriteria zijn toereikend om effectief te kunnen optreden tegen misstanden. Fondsen van zowel Nederland als de EU worden pas verstrekt zodra zorgvuldige selectieprocedures zijn doorlopen. Beschuldigingen van steun aan terroristische organisaties worden door Nederland en de EU serieus genomen en individueel onderzocht en beoordeeld. Indien geconstateerd wordt dat er sprake is van schending van de (subsidie)voorwaarden zullen maatregelen worden getroffen, waarbij het opschorten of beëindigen van de bijdrage tot de mogelijkheden behoort.
Bent u bereid het Nederlandse beleid ten aanzien van NGO’s te herzien om dergelijke misstanden in de toekomst te voorkomen?
Herziening van het Nederlandse beleid ten aanzien van NGO’s is op dit moment niet aan de orde. Nederland hanteert een zorgvuldige selectieprocedure als het gaat om de mate waarin organisaties in staat worden geacht op effectieve wijze resultaten te boeken in de Palestijnse Gebieden en Israël. Hierbij is voldoende waarborging verzekerd op het terrein van te behalen resultaten, monitoring, transparantie en verantwoording van door Nederland beschikbaar gestelde fondsen.
De procedures bieden voldoende mogelijkheden om adequaat op te treden indien er sprake blijkt te zijn van schending van de (subsidie)voorwaarden. Indien dit daadwerkelijk het geval is, dan treedt het kabinet hiertegen op. Dit heeft Nederland in het verleden ook gedaan, zoals bij het Women’s Affairs Technical Committee (WATC).
Als de Israëlische Minister Erdan ingaat op de uitnodiging van HV Mogherini om zijn bewijzen in Brussel te presenteren, bent u dan bereid een vertegenwoordiger van de Nederlandse overheid bij deze presentatie aanwezig te laten zijn en hiervan verslag uit te brengen aan de Kamer?
Mocht deze gelegenheid zich voordoen, dan zal een Nederlandse vertegenwoordiger aanwezig zijn, indien mogelijk.
Bent u bereid het Nederlandse beleid ten aanzien van NGO’s te herzien, wanneer de Israëlische Minister Erdan daadwerkelijk met concrete bewijzen komt die zijn beschuldigingen bevestigen?
Zie antwoord vraag 6.
De berichtgeving dat hulpgelden niet terechtkomen bij yezidi’s en christenen |
|
Joël Voordewind (CU), Pieter Omtzigt (CDA), Anne Kuik (CDA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «EU aid not reaching Yazidi in northern Iraq, says NGO»?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat gelden van de Europese Unie (EU) niet aankomen op plaats van bestemming in Noord-Irak?
Ik herken dat beeld niet. Wel is het een feit dat de veiligheidssituatie in bepaalde delen van Noord-Irak nog steeds erg fragiel is. Het herstel van basisvoorzieningen en lokale infrastructuur in deze gebieden wordt hierdoor ernstig bemoeilijkt. Zowel Nederland als de EU spannen zich in om de toegang tot hulp in deze gebieden te verbeteren.
Kunt u specificeren waar de 350 miljoen euro, welke gereserveerd is door de EU om yezidi’s te helpen, voor bedoeld is?
Via het Directoraat-Generaal European Civil Protection and Humanitarian Aid Operations (ECHO) heeft de Europese Unie in de periode 2015 t/m 2017 bijna EUR 350 miljoen bijgedragen aan de humanitaire respons in Irak. De volledige humanitaire inzet van ECHO wordt gealloceerd op basis van het humanitair imperatief en de humanitaire principes, zoals vastgelegd in het beleidskader European Consensus on Humanitarian Aid van 2007. Zodoende kan niemand geselecteerd of uitgesloten worden op basis van bijvoorbeeld etniciteit, religie, leeftijd of gender. Hier hoort ook bij dat de bestemming van EU noodhulpgeld niet wordt bepaald door politieke overwegingen maar gebaseerd is op de ernst van humanitaire noden.
De betreffende EUR 350 miljoen is derhalve niet specifiek gereserveerd voor Yezidi’s. Wel betreft het een ernstig gemarginaliseerde bevolkingsgroep, waardoor valt te verwachten dat een deel van het humanitaire budget van de EU ook Yezidi’s ten goede is gekomen, op basis van de humanitaire noden.
Hoeveel heeft Nederland bijgedragen aan deze 350 miljoen euro?
Bijdragen die onderdeel uitmaken van de EU humanitaire hulpinspanningen, worden gefinancierd vanuit de EU-begroting. Deze financiering valt binnen het huidige Meerjarig Financieel Kader (2014–2020). Op basis van de BNI-verdeelsleutel is het Nederlandse aandeel in deze bijdrage circa 4,7%.
Op welke wijze kan het Nederlandse parlement deze EU-uitgaven beter controleren?
Het kabinet hecht aan transparantie, verantwoording en controle op de gehele EU-begroting. Het kabinet heeft in dat kader ook begrip voor de wens van het parlement om meer inzicht te krijgen in de inzet en bestedingen van de Europese Commissie in derde landen. In reactie op de motie Becker/Bouali (Kamerstuk 21 501-04, nr. 209) zal het kabinet daarom een jaarlijkse brief opstellen over de toepassing van het externe financieringsinstrumentarium van de EU. Deze brief zal uw Kamer na het zomerreces toekomen. In deze brief zal ik namens het kabinet ook ingaan op de EU-inzet op het gebied van humanitaire hulp.
Hoe kan de situatie worden verbeterd, waarbij het geld uiteindelijk niet op de juiste plek terecht komt vanwege corrupte autoriteiten? Welke rol kan Nederland daarin spelen?
Nederland werkt, net als de EU, in Irak alleen via partners die beschikken over een Framework Partnership Agreement met de Europese Commissie (DG ECHO) en/of een door het Ministerie van Buitenlandse Zaken goedgekeurde Checklist Organizational Capacity Analysis (COCA). Met deze instrumenten wordt vastgesteld of uitvoerende organisaties voldoen aan kwaliteitscriteria ten aanzien van doelmatige en rechtmatige besteding en verantwoording van subsidies. In aanvulling daarop worden voor alle programma’s risicoanalyses uitgevoerd, waarbij de verschillende soorten risico’s (programmatisch, context-gerelateerd) in kaart worden gebracht. In de uitvoering van programma’s wordt actief op deze risico’s gemonitord en worden mitigerende maatregelen genomen wanneer daartoe aanleiding is. Op deze wijze tracht Nederland het risico dat geld op verkeerde bestemmingen belandt, te minimaliseren. Daarnaast laat DG ECHO jaarlijks humanitaire activiteiten gefinancierd door de Europese Commissie in een aantal humanitaire crises of met betrekking tot specifieke thematische prioriteiten evalueren door onafhankelijke experts.
Kunt u de berichten bevestigen dat naast de yezidi’s ook christenen moeilijk bereikt worden met hulpmiddelen? Kunt u aangeven in hoeverre hulp christenen weet te bereiken?
Het kabinet heeft geen aanwijzingen dat Christenen niet goed bereikt kunnen worden met hulp. De Funding Facility for Stabilisation (FFS) van de VN voert veel stabilisatiewerkzaamheden uit in gebieden en plaatsen waar veel Christenen wonen, zoals op de Ninewa-vlakte. Tijdens mijn bezoek aan het overwegend Christelijke dorp Karamless in Noord-Irak ben ik daarvan getuige geweest. In die gebieden zijn ook veel Christelijke hulporganisaties actief, zoals onze partners in de Dutch Relief Alliance (DRA, het consortium van Nederlandse humanitaire Ngo’s).
Kunt u aangeven welke hulp Nederland heeft verschaft aan de slachtoffers van ISIS in de afgelopen vijf jaar? Kunt u heel precies aangeven waar deze hulp terecht gekomen is?
Sinds de opmars van ISIS in Irak heeft Nederland op verschillende manieren de slachtoffers van ISIS ondersteund. Naast de Nederlandse deelname aan de anti-ISIS coalitie, die samen met de Iraakse strijdkrachten, inclusief de Peshmerga, ervoor heeft gezorgd dat ISIS geen grondgebied meer in handen heeft in Irak, heeft Nederland humanitaire hulp en steun voor stabilisatie en wederopbouw gegeven.
Nederland heeft in de jaren 2014 – 2.018 EUR 83,1 miljoen bijgedragen aan de humanitaire respons in Irak. Dit geld is besteed via de DRA en via het VN Iraq Humanitarian Pooled Fund (IHF), ter implementatie van het Irak Humanitarian Response Plan(HRP). Met een bijdrage van ruim EUR 40 miljoen aan het IHF was Nederland de op drie-na-grootste donor. Humanitaire hulp wordt aan de meest kwetsbaren gegeven op basis van een assessment van de grootste noden. Op basis hiervan is de meeste humanitaire hulp aan Irak terecht gekomen in de provincies Ninewa, Anbar, Salah al-Din, Erbil, Dohuk en Kirkuk.
Daarnaast heeft Nederland substantieel bijgedragen aan de stabilisatie en wederopbouw van door ISIS verwoeste gebieden. Via de Funding Facility for Stabilisation heeft Nederland sinds 2015 met EUR 57 miljoen (inclusief de recent aangekondigd bijdrage van EUR 20 miljoen) bijgedragen aan herstel van essentiële infrastructuur in op ISIS bevrijde gebieden. De FFS werkt in alle op ISIS heroverde gebieden, inclusief de provincies Ninewa, Anbar, Salah al-Din en Kirkuk. Nederland draagt ook bij aan psychosociale ondersteuning van Yezidi vrouwen en kinderen en andere kwetsbare groepen in Noord-Irak via Norwegian People’s Aid.
Via een recente bijdrage van EUR 5 miljoen voor UNICEF steunt Nederland de komende 2 jaar toegang tot onderwijs en psychologische ondersteuning voor kinderen in kwetsbare posities, in provincies die het hardst getroffen zijn door het conflict (Anbar, Ninewa, Kirkuk en Dohuk). Via de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) draagt Nederland bij aan het versterken van sociale cohesie in Irak en het creëren van werkgelegenheid voor Iraakse jongeren. Hierbij is speciale aandacht voor teruggekeerde ontheemden en voor preventie van verdere ontheemding.
Voor een gedetailleerd overzicht van de Nederlandse activiteiten in Irak verwijs ik u graag naar het overzicht dat is meegestuurd met beantwoording van kamervragen op 23 januari jl. (Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 953).
Bent u van mening dat de slachtoffers van ISIS (moslims, yezidi’s, christenen, enzovoorts) voldoende worden ondersteund?
Alle bevolkingsgroepen hebben geleden onder het bewind van ISIS. We hebben allemaal de schrijnende verhalen gehoord en hebben de beelden van de verwoesting voor ogen. Ook bij mijn recente bezoek aan Irak heb ik deze verhalen gehoord en de enorme uitdagingen voor de slachtoffers van ISIS gezien. Daarom is en blijft Nederland een belangrijke partner van Irak in het bieden van hulp voor mensen die het meest hebben geleden onder ISIS. Zoals ik tijdens mijn reis heb aangekondigd, zal Nederland EUR 20 miljoen extra bijdragen aan het FFS programma van UNDP en trekt Nederland EUR 10 miljoen uit voor humanitaire hulp aan Irak in 2018. Daarnaast wordt de psychosociale hulp uitgebreid voor slachtoffers van ISIS, ontheemden en vluchtelingen (o.m. via UNICEF). De steun voor onderwijs voor kinderen van (teruggekeerde) ontheemden wordt voortgezet, o.a. via UNICEF. Via IOM krijgen ontheemden steun voor herintegratie en om in hun eigen inkomen te voorzien, bijvoorbeeld via vakopleidingen.
Bent u van mening dat deze situatie vraagt om specifiek beleid op minderheden als christenen en yezidi’s in Irak?
In lijn met motie (Kamerstuk 27 925, nr. 623) van de leden Voordewind en Van Helvert zet Nederland zich in voor de bescherming van minderheden in Irak, waaronder Christenen en Yezidi’s.
Nederland biedt humanitaire hulp aan de meest hulpbehoevenden. Volgens het VN Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA), de coördinerende VN-instelling voor humanitaire hulp, zijn de noden het hoogst in Ninewa in Noord-Irak. De focus van humanitaire activiteiten in Irak lag zodoende in deze regio in de eerste helft van 2018, waar de hulp ook genoemde minderheden ten goede moet komen mits zij behoren tot de meest hulpbehoevenden. De afweging wie hiertoe behoort wordt gemaakt door professionele organisaties die op basis van onafhankelijk en onpartijdig onderzoek de meest hulpbehoevenden identificeren. Deze afweging geschiedt op basis van noden, en niet op basis van etniciteit of religie.
Ook in de projecten die zijn beschreven in het antwoord op vraag negen heeft Nederland speciale aandacht voor kwetsbare groepen. Deze hulp komt onder andere ten goede aan Christenen en Yezidi’s.
In hoeverre zou de organisatie Caritas een partner kunnen zijn voor Nederland in de wederopbouw van Noord-Irak, aangezien zij wel hulp zouden weten te realiseren?
In principe kan iedere private (non-profit) organisatie een subsidieaanvraag indienen voor het genoemde doel. In de beoordeling van de aanvraag, die van voldoende kwaliteit moet zijn, wordt een afweging gemaakt op grond van onder andere de (beleids)relevantie van de voorgestelde interventie, de technische kwaliteit van het voorstel en de uitvoeringscapaciteit van de aanvrager.
Heeft u onlangs, tijdens uw werkbezoek aan Irak, soortgelijke geluiden over de afwezigheid van hulp vernomen?
De verwoesting in Irak is groot en er zijn grote uitdagingen om iedereen te kunnen ondersteunen, maar tijdens mijn bezoek heb ik geen soortgelijke geluiden over de afwezigheid van hulp gehoord.
Bent u op de hoogte van de situatie in de Noord-Iraakse stad Sinjar? Welke noden zijn volgens u daar het meest nodig? Zijn er ook andere hulpprogramma’s actief dan die van de EU?
Sinjar is ook voor Nederlandse vertegenwoordigers moeilijk te bereiken. Nederland beschikt daarom niet over een eigenstandige informatiepositie om de situatie ter plaatse te beoordelen. Diverse hulporganisaties, zoals UNDP, rapporteren dat de situatie ter plaatse nog altijd slecht is. Er vindt weinig terugkeer van ontheemden plaats naar Sinjar. De oorlogsschade is groot. Verschillende groepen controleren het gebied en de toegangswegen eromheen. De door hen ingerichte check points bemoeilijken soms de toegang voor hulpverleners. De veiligheidssituatie is onvoorspelbaar.
Dit neemt niet weg dat diverse hulporganisaties werkzaamheden in het gebied hebben opgepakt. Zo is het door zowel Nederland als de EU gefinancierde FFS inmiddels begonnen met 35 stabilisatieprojecten. Denk bijvoorbeeld aan herstel van scholen, mogelijk maken van medische zorg en herstel van de watervoorziening. De steun van Nederland aan de Mines Advisory Group voor het ontmijnen van bevrijde gebieden sluit hierop aan en maakt het voor ontheemden veiliger om terug te keren naar huis. De inspanningen van deze organisaties zijn onafhankelijk en neutraal en worden gekozen op basis van waar de noden het hoogst zijn.
De stad Sinjar staat zeker op de agenda, maar zoals gezegd baseert Nederland zich bij de toewijzing van humanitaire middelen op het humanitaire imperatief en de humanitaire principes, en kiest er niet voor om voorkeuren voor prioriteiten, groepen of gebieden aan deze organisaties op te leggen.
Kunt u daarbij specifiek aangeven wat de internationale gemeenschap op dit moment doet om de 3.200 al in 2014 uit Sinjar ontvoerde yezidi vrouwen en kinderen te bevrijden?2
In het meest recente rapport van UNAMI, de VN missie in Irak, wordt vermeld dat iets minder dan de helft van de sinds 2014 door ISIS ontvoerde Yezidi’s (mannen en vrouwen) zijn bevrijd of gevlucht. Er zijn 3100 Yezidi’s die zich nog in ISIS gebied bevinden of worden vermist. Bij de bevrijding van gebieden onder controle van ISIS heeft de internationale gemeenschap verschillende pogingen ondernomen om daarbij de gevangen genomen vrouwen en kinderen vrij te krijgen, met wisselend succes. Nederland en de internationale gemeenschap blijven aandacht vragen voor de situatie van de Yezidi’s, o.a. bij de VN en de Iraakse autoriteiten.
Welke rol spelen de yezidi’s volgens u in de wederopbouw van (Noord-)Irak? Welke rol wordt hen door de Iraakse autoriteiten toebedeeld?
Alle Iraakse bevolkingsgroepen zijn belangrijk voor de toekomst van het land. Dat geldt ook voor de Yezidi’s. Veiligheid, een toekomstperspectief en betrokkenheid bij het Iraaks bestuur zijn van vitaal belang. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de Iraakse regering. Nederland en de EU hebben Irak meerdere keren opgeroepen te komen tot een inclusief Irak waarin alle bevolkingsgroepen een toekomst hebben, en zal de ontwikkelingen op dat punt blijven volgen, ook in nauw overleg met Yezidi-organisaties.
Zijn er Nederlandse niet-gouvernementele organisaties actief in Noord-Irak? Zo ja, welke?
Er zijn verschillende Nederlandse organisaties actief in Noord-Irak, waaronder de partners van de DRA (Dorcas, ICCO & Kerk in Actie/ACT Alliance, Oxfam Novib, Tearfund, Terre des Hommes, World Vision en ZOA). Ook SPARK is actief in Noord-Irak en internationale afdeling van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG-I) zal er binnenkort met Europese fondsen aan de slag gaan. Pax zet zich via lokale partners in voor het versterken van de dialoog tussen maatschappelijke organisaties en lokale autoriteiten in onder andere het noordwesten van Ninewa.
Hoeveel middelen heeft Nederland momenteel gereserveerd voor hulp aan Noord-Irak en specifiek voor de yezidi’s?
Het is niet mogelijk hier een exact bedrag aan te verbinden. Dit hangt samen met de wijze waarop Nederland humanitaire hulp versterkt, waarbij hulporganisaties hun inzet bepalen op basis van waar de noden het hoogst zijn.
De Nederlandse humanitaire bijdrage voor Irak loopt via twee kanalen: de DRA en het door de VN beheerde Iraq Humanitarian Pooled Fund (IHF). Voor beide bijdragen geschiedt programmering op basis van het Humanitarian Response Plan.
Via de DRA wordt in 2.018 EUR 3,78 miljoen aan het huidige Joint Response programma in Irak bijgedragen. Met dit geld wordt humanitaire hulp aan 113.600 mensen in nood gefinancierd. De Nederlandse hulporganisaties richten zich daarbij voornamelijk op activiteiten in het kader van mentale gezondheid en psychosociale zorg, alsook WASH interventies en cash-programma’s. De partners binnen de DRA zijn onder meer aanwezig in Noord-Irak, waaronder in Ninewa en Kirkuk. De Nederlandse bijdrage aan het IHF bedraagt EUR 7 miljoen in 2018; dit geld wordt door OCHA ingezet om humanitaire respons te financieren daar waar dit het hardst nodig is.
Op het gebied van stabilisatie komen zowel het door Nederland gesteunde FFS programma als ontmijningsactiviteiten van UNMAS ten goede aan de meest kwetsbare groepen, waaronder Yezidi’s. Nederland steunt daarnaast Norwegian People’s Aid voor het bieden van psychosociale hulp aan Yezidi’s en andere kwetsbare groepen in Noord-Irak. Ook de bijdragen aan UNICEF en IOM, genoemd onder het antwoord op vraag 9, komen mede ten goede aan Noord-Irak.
Hoe, wat en waar gaat u de extra middelen beschikbaar stellen voor Irak, zoals gesteld in het nota-overleg van 28 juni 2018?
Om het beleid van de nota «Investeren in Perspectief – Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland» verder uit te werken, wordt op dit moment een landenstrategie voor Irak opgesteld. In deze strategie wordt onder meer het kader gegeven voor het uitgeven van de extra middelen voor Irak, aangekondigd in het notaoverleg van 28 juni 2018. Nederland zal in de samenwerking met Irak inzetten op vier werkvelden: veiligheid, migratie, werk en inkomen en mensenrechten. Bescherming van kwetsbare groepen en perspectief voor vrouwen en jongeren is daar expliciet onderdeel van.
Kunt u een overzicht geven van met EU-gelden gerealiseerde projecten in Noord-Irak gedurende de afgelopen vijf jaar?
De Europese Commissie rapporteert over de inzet in Irak maar maakt daarbij veelal geen regionaal onderscheid. Het is daarom niet precies aan te geven welke projecten in Noord-Irak zijn uitgevoerd. Humanitaire projecten gefinancierd door de Europese Commissie richten zich met name op opvang van ontheemden, water en sanitaire voorzieningen, protection activiteiten, gezondheidszorg inclusief psychosociale zorg en onderwijs binnen crisissituaties. In het huidige Meerjarig Financieel Kader (2014–2020) is vanuit het Ontwikkelingssamenwerkingsinstrument (DCI) EUR 78 miljoen beschikbaar voor Irak. De thematische focus ligt hierbij op versterking van mensenrechten en rechtsstaatontwikkeling; capaciteitsopbouw in onderwijs; en ontwikkeling van duurzame energie. Daarnaast worden er uit het Instrument voor bijdrage aan het Stabiliteit en Vrede 11 projecten in Irak uitgevoerd sinds 2014 voor EUR 33,8 miljoen. Een aantal van deze projecten wordt ook in andere landen in de regio uitgevoerd. Irak valt tevens binnen het bereik van het Regionaal Trustfonds van de EU in reactie op de Syrische crisis (Madad-fonds) waarbinnen in totaal EUR 1,4 miljard beschikbaar is, waarvan EUR 107 miljoen voor Irak. Onder het Trustfonds worden onder meer projecten uitgevoerd gericht op het versterken van livelihoods, gezondheidszorg en onderwijs, alsmede trainingen voor vluchtelingen, ontheemden en gastgemeenschappen, onder andere in Turkije, Libanon en Noord-Irak.3
Kunt u een overzicht geven van met Nederlandse gelden gerealiseerde projecten in Noord-Irak gedurende de afgelopen vijf jaar?
In de bijlage van het antwoord op vragen van de leden van Helvert en Omtzigt (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 953) van 23 januari jl. vindt u een volledig overzicht van de Nederlandse inzet in Irak sinds 2011. Daarbij komt nog de recent toegekende steun voor UNICEF (EUR 5 miljoen) en IOM (EUR 3,5 miljoen), die nader is toegelicht onder vraag 8.
Kunt u bij de uitvoering van de motie-Voordewind/Kuik deze situatie en de beantwoording van deze vragen meenemen?3
Ja.
Het wangedrag van hulpverleners in Afrika |
|
Sadet Karabulut |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Kent u het bericht dat hulpverleners in Afrika prostituees medicijnen in ruil voor seks gaven?1 Wat is uw reactie daarop?
Ik heb kennisgenomen van dit bericht en van de BBC rapportage waarop dit bericht is gebaseerd. Zoals bij u bekend, heb ik eerder mijn afschuw uitgesproken over seksueel misbruik door medewerkers van hulporganisaties. Dergelijk gedrag is onacceptabel en ik verwacht van hulporganisaties dat zij optreden tegen dit gedrag.
Was u op de hoogte van het kennelijke bestaan van een zwarte lijst onder niet-gouvernementele organisaties, waarop niet de mensen die zich slecht gedragen komen te staan maar klokkenluiders?
Nee, ik ben niet op de hoogte van het bestaan van «zwarte lijsten» voor klokkenluiders. Navraag bij de noodhulp- en ontwikkelingsorganisaties wijst uit dat zij hier evenmin mee bekend zijn. Het bestaan van dergelijke lijsten zou onacceptabel zijn.
Hoe kan voorkomen worden dat klokkenluiders bang zijn hun melding te doen wegens deze vermeende zwarte lijst? Bent u bereid hier ook actie op te ondernemen en dit aan uw actieplan toe te voegen?
Het is bekend dat medewerkers zich niet altijd veilig voelen om met klachten over misbruik naar buiten te komen. De hulpsector onderkent dat een cultuur waarin medewerkers zich veilig voelen om problemen en misstanden aan te kaarten, essentieel is voor ieder systeem om misbruik te voorkomen en tegen te gaan. Het actieplan dat door de Nederlandse hulpsector in afstemming met het kabinet is ontwikkeld omvat een aantal projecten die tot doel hebben de integriteitsaanpak van organisaties op integrale wijze te verbeteren. De meeste organisaties hebben al een systeem van vertrouwenspersonen en een beleid voor klokkenluiders.
Hoe vordert uw actieplan om wangedrag binnen de hulpsector tegen te gaan? Welke concrete stappen zijn in de laatste maanden gezet? Waar ziet u mogelijkheden in verbetering en versnelling van dit proces?
De uitvoering van het actieplan door de diverse betrokken partijen is op dit moment in volle gang. Sommige projecten zijn nu in een verkennende fase, andere projecten lopen en weer andere zijn in een afrondende fase.
Een concrete stap die wordt gezet is de verbetering van integriteitssystemen bij hulporganisaties. De NGO-koepelorganisatie Partos en Goede Doelen Nederland hebben voor hun leden diverse workshops georganiseerd over het verbeteren van het integriteitsbeleid. De volgende stap is het aanscherpen van het bestaande normenkader voor dit beleid, bijvoorbeeld de Erkenningsregeling Goede Doelen, de Partos gedragscode en de Partos 9001 (kwaliteitsnorm).
Het kabinet dringt er bij de hulpsector op aan dat het tempo van de uitvoering van het actieplan hoog ligt, want ieder slachtoffer van grensoverschrijdend gedrag en machtsmisbruik is er één teveel. Zoals toegezegd tijdens het debat met uw Kamer over misstanden in de hulpsector van 13 juni jl., zal ik in het najaar rapporteren over de geboekte voortgang van het actieplan.
Wat is er met de twee gevallen die onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse afdeling vielen en niet zijn ontslagen gebeurd?
Bij Artsen zonder Grenzen-Holland (AZG) zijn zeven meldingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag binnengekomen. Het betrof in alle gevallen seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen collega’s. Deze meldingen zijn conform de procedures van AZG onderzocht. Een melding of klacht betekent immers niet dat er daadwerkelijk een misstand is geweest. Vijf van de meldingen zijn gegrond verklaard en de medewerkers die zich schuldig hadden gemaakt aan dit gedrag, zijn ontslagen. In één geval kon geen grensoverschrijdend gedrag vastgesteld worden en in één geval wilde het slachtoffer dat er geen onderzoek zou worden ingesteld.