Het bericht ‘NAVO verklapt slechtst bewaarde geheim van Nederland: kernbommen in Volkel’ |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «NAVO verklapt slechtst bewaarde geheim van Nederland: kernbommen in Volkel»?1
Ja.
Klopt het, dat in het NAVO-rapport «A new era for nuclear deterrence? Modernisation, arms control, and allied nuclear forces» vermeld werd dat er nucleaire wapens zijn opgeslagen op Europese bases, waaronder Volkel? Klopt het ook, dat in een nieuwere versie van dit rapport, deze zinsnede verwijderd is?
Het rapport waarnaar wordt verwezen in het persartikel is geen officieel NAVO-document, maar een extern document. Het rapport in kwestie is opgesteld door de Canadese senator Joseph Day in zijn hoedanigheid als algemeen rapporteur van de Parlementaire Assemblee van het bondgenootschap. De Parlementaire Assemblée kent geen formele relatie met de NAVO. Het rapport vertegenwoordigt de opvattingen van senator Day, en hij is de eindverantwoordelijke voor de verschillende conceptversies.
Op wiens instigatie is deze zinsnede alsnog verwijderd?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt deze onthulling zich tot de staande NAVO-afspraken over het niet publiekelijk mededelingen doen over de nucleaire afschrikking?
Er bestaan NAVO-afspraken over wat publiekelijk kan worden meegedeeld over het nucleaire beleid: er kan worden bevestigd dat er Amerikaanse nucleaire wapens aanwezig zijn op het Europese deel van het NAVO-Verdragsgebied. Er kunnen evenwel geen mededelingen worden gedaan over aantallen en specifieke locaties. Deze afspraken zijn onverminderd van kracht.
Ziet u, in het licht van deze berichten, de eerdere verklaringen van twee oud-premiers, en het lopende debat over modernisering van de in Europa geplaatste kernwapens, aanleiding om (meer) openheid te betrachten over de in Nederland geplaatste nucleaire wapens? Zo nee, waarom niet?
Conform de motie Knops (Kamerstuk 33 783, nr 18) blijft het kabinet zich binnen de NAVO en in bilaterale contacten sterk inzetten voor meer openheid ten aanzien van aan- of afwezigheid van kernwapens in Nederland. Gezien de assertieve houding van Rusland bestaat er op dit moment binnen de NAVO geen draagvlak voor het eenzijdig vergroten van de bondgenootschappelijke nucleaire transparantie, maar Nederland blijft het gesprek hierover aangaan.
Het bericht dat Minister-President Rutte volgende week voor de tweede maal President Trump bezoekt |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Rutte brengt volgende week voor de tweede keer bezoek aan Trump»?1
Ja.
Welke onderwerpen staan er tijdens het gesprek tussen premier Rutte en president Trump op de agenda? Kunt u een toelichting geven?
Het gesprek van de Minister-President met President Trump is onder andere gegaan over de intensieve bilaterale economische handels- en investeringsrelatie. In het bijzonder ging het gesprek over de opvolging van de afspraken die de Minister-President en president Trump tijdens hun ontmoeting in het Witte Huis vorig jaar maakten. Dat betrof met name het vergroten van wederzijdse investeringen en handel en het aantal banen dat hierdoor wordt ondersteund. In dit verband bespraken de Minister-President en president Trump de succesvol verlopen Global Entrepreneurship Summit in Den Haag op 4 en 5 juni jl, die Nederland en de VS gezamenlijk organiseerden. Ook had in dat kader de economische missie naar Boston plaats die door de Minister-President na zijn bezoek aan Witte huis werd geleid. Aan deze namen 87 bedrijven deel actief op het gebied van Life Sciences and Health, A.I. en robotica en climate resilience.
Met president Trump is tevens gesproken over de samenwerking tussen Nederland en de Verenigde Staten op gebied van vrede en veiligheid. Eveneens kwamen buitenlandpolitieke onderwerpen en geopolitieke ontwikkelingen die momenteel plaatsvinden aan bod. In dat verband kwam ook Iran ter sprake. Zoals ook aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen van het lid Karabulut (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3708) maakt het kabinet zich zorgen over spanningen in de Golf en rond het nucleaire akkoord. Nederland roept met regelmaat alle betrokken partijen, zowel bij bilaterale als multilaterale gelegenheden, op tot de-escalatie.
Omwille van het vertrouwelijke karakter van deze gesprekken kan niet specifiek worden ingegaan op alle onderwerpen die besproken zijn.
Heeft de Minister-President ook op de G20 in Osaka met president Trump gesproken?
Ja.
Zal de Minister-President ook aandacht vragen voor de relatie met het Koninkrijk Saoedi-Arabië? Zal de Minister-President spreken over mensenrechtenschendingen in Saoedi-Arabië, de arrestaties van vrouwenrechtenactivisten en de moord op de journalist Khashoggi? En zal de Minister-President aandacht vragen voor de rol die Saoedi-Arabië speelt in het conflict met Jemen en de gevolgen van wapenhandel van VS met Saoedi-Arabië in relatie tot het conflict met Jemen?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de Minister-President tijdens de G20 met de kroonprins van het Koninkrijk Saoedi-Arabië gesproken? Zo ja, kunt u toelichten of over eerder genoemde kwesties is gesproken? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
Er heeft geen bilateraal gesprek plaatsgevonden tussen de Minister-President en de kroonprins van Saoedi-Arabië.
Zal tijdens het gesprek met president Trump worden ingegaan op het Amerikaanse verzoek aan Nederland om een fregat te sturen naar de Straat van Hormuz? Zo ja, zal de Minister-President de Nederlandse steun toezeggen?
Zie antwoord vraag 2.
Zal tijdens het gesprek ook worden ingegaan op het Amerikaanse verzoek voor hulp in Syrië om te voorkomen dat terreurgroep IS daar weer terugkeert? Zo ja, wat zal de inzet van de Minister-President zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Zal tijdens het gesprek worden gesproken over het klimaatakkoord van Parijs? Gaat de Minister-President aandringen op het opnieuw toetreden van de Verenigde Staten tot het klimaatakkoord? Kunt u een toelichting geven?
Zie antwoord vraag 2.
Zal de Minister-President tijdens het gesprek aandacht vragen voor de relatie met Iran? Zal de Minister-President ervoor pleiten dat de Verenigde Staten opnieuw toetreedt tot het Joint Plan of Action? Kunt u toelichten waarom wel of waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Zal tijdens het gesprek gesproken worden over de wijze waarop de Amerikaanse autoriteiten kinderen vasthouden aan de grens met Mexico? Zal de Minister-President president Trump wijzen op het Verdrag voor de Rechten van het Kind? Kunt u toelichten waarom wel of waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Zal de Minister-President tijdens het gesprek aandacht vragen voor de gevolgen van Trumps Global Gag Rule2, onder andere de toename van het aantal (onveilige) abortussen met 40 procent in sub-Sahara Afrika? Kunt u toelichten waarom wel of waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is de Minister-President voornemens tijdens het gesprek in te gaan op de strenge anti-abortuswetgeving en de inperking van vrouwenrechten in verschillende Amerikaanse staten? Zo ja, kunt u een toelichting geven? Zo nee, kunt u uitleggen waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het vertrek van de Minister-President naar de Verenigde Staten?
Het is helaas niet gelukt om de vragen binnen de door u gestelde termijn te beantwoorden.
Nederlandse kinderen die vastzitten in Syrische opvangkampen |
|
Attje Kuiken (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het interview «Kalifaatkinderen zijn voor alles kinderen zegt Franse psychiater die jonge terugkeerders begeleidt»?1
Ja.
Hoeveel Nederlandse kinderen bevinden zich op dit moment in Syrische kampen?
Er bevinden zich op dit moment ten minste 85 kinderen met een Nederlandse link in Syrisch-Koerdische vluchtelingenkampen.
Hoeveel van deze Nederlandse kinderen kampen met trauma’s en psychische problemen door wat zij hebben meegemaakt?
Gegeven de ernst van de situatie is het waarschijnlijk dat deze kinderen trauma’s hebben opgelopen. Precieze aantallen zijn daarbij niet te geven.
Welke actie wordt ondernomen om deze Nederlandse kinderen met psychische klachten en trauma’s te ondersteunen? Kunt u een toelichting geven?
Er zijn verschillende internationale hulporganisaties actief in de kampen waar Nederlandse kinderen aanwezig zijn, zoals Al Roj en Al Hol. Deze hulporganisaties bieden hulp aan op het gebied van voedsel, onderdak, water en sanitatie en ook psychosociale zorg. De toegang tot die delen van de kampen waar buitenlandse strijders en families in detentie worden gehouden is nog steeds slecht toegankelijk voor humanitaire hulporganisaties.
Nederland draagt middels een substantiële bijdrage aan internationale hulporganisaties bij aan lenigen van de noden van Syriërs. Dit jaar is dat 21 miljoen euro voor humanitaire hulp in heel Syrië, naast de on-geoormerkte bijdragen aan VN organisaties en het Internationale Rode Kruis. Deze organisaties bepalen op basis van het humanitaire imperatief en de humanitaire principes (onpartijdigheid, neutraliteit en onafhankelijkheid) zelf waar en aan wie hulp wordt verleend. Dit is volgens de humanitaire uitgangspunten aan de meest kwetsbaren met de hoogste nood en zonder onderscheid naar o.a. afkomst, religie en nationaliteit. Om die reden zijn verzoeken aan internationale hulporganisaties om de leefomstandigheden aan bepaalde kampen of alleen aan Nederlanders niet mogelijk.
Krijgen deze Nederlandse kinderen met trauma’s in de opvangkampen de zorg en hulp die zij nodig hebben? Zo ja, kunt u een toelichting geven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Zouden deze kinderen in Nederland niet veel beter kunnen worden ondersteund bij de verwerking van hun trauma’s en eventuele psychische problemen?
In de Kamerbrief van 21 februari 2019 is aangegeven dat naast de belangen van de kinderen ook gekeken wordt naar andere aspecten, zoals de veiligheid van de betrokkene, de veiligheidssituatie in de regio, internationale diplomatieke verhoudingen en nationale veiligheidsbelangen. Daarbij speelt dat het terughalen van kinderen niet los kan worden gezien van hun ouders, aangezien het scheiden van kinderen en ouders in beginsel onwenselijk is en juridisch complex ligt. Al deze overwegingen leiden ertoe dat het kabinet niet actief inzet op het terughalen van volwassen uitreizigers en hun minderjarige kinderen uit Syrië. Dit laat onverlet dat de ontwikkelingen voortdurend nauwgezet worden gevolgd.
Hoe oordeelt u over de uitspraak van de Franse psychiater Baubet met betrekking tot deze kinderen: «Er bestaat niet zoiets als een noodlot en je moet waken voor self fulfilling prophecies», waarmee hij dus pleit voor een goede behandeling van deze kinderen?
Kinderen die zonder overheidsingrijpen terugkeren naar Nederland, ontvangen actieve hulp. Kinderen die terugkeren krijgen de zorg die zij nodig hebben. Het is waarschijnlijk dat deze kinderen trauma’s hebben opgelopen. Zij hebben adequate zorg en begeleiding nodig om de gedane ervaringen te verwerken en vormen tegelijkertijd mogelijk een veiligheidsrisico bij terugkeer in Nederland. Bij terugkeer wordt per minderjarige bekeken welke zorg, veiligheidsmaatregelen en andere interventies passend zijn. Dit is, net als bij volwassenen, altijd maatwerk. Zorg- en veiligheidspartners stellen in een multidisciplinair casusoverleg een behandelplan op dat de veilige ontwikkeling van het kind moet waarborgen en eventuele veiligheidsrisico’s moet tegengaan. De Raad voor de Kinderbescherming speelt hierbij een belangrijke rol en staat klaar om kinderen uit het strijdgebied bij terugkeer adequaat bij te staan. In het casusoverleg, waar de Raad voor de Kinderbescherming onderdeel van uit maakt, worden tevens afspraken gemaakt over opvang en de eventuele noodzaak tot een kinderbeschermingsmaatregel. Er is een landelijk werkend multidisciplinair adviesteam opgericht dat het lokale casusoverleg in deze situatie met advies ondersteunt. In dit team werken onder meer experts op het gebied van complexe trauma’s en duiding van radicalisering. Het team adviseert over benodigde opvang, zorg, onderwijs en mogelijke dreiging.
Hoe worden Nederlandse kinderen die terugkomen uit conflictgebieden mentaal bijgestaan?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u ook bekend met het opiniestuk dat de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking schreef voor The Guardian, «War's trauma endures long after the last shot is fired – broken souls need rebuilding», waarin zij pleit voor meer aandacht voor trauma’s die zijn ontstaan tijdens conflicten?2
Ja.
Hoe verhoudt dit pleidooi, en de conferentie die hierover in Amsterdam wordt georganiseerd, zich tot de vele Nederlandse kinderen die zich nog altijd bevinden in miserabele omstandigheden in Koerdische kampen?
Wereldwijd leven miljoenen mensen met de consequenties van conflicten, geweld, terrorisme, armoede, rampen en onderdrukking. Geestelijk welzijn speelt een cruciale rol bij de wederopbouw van getroffen gebieden, bij armoedebestrijding en bij de preventie van seksueel en gender-gebaseerd geweld. Psychosociale programma’s en traumahulp versterken de effectiviteit van noodhulpprogramma’s.
In crisissituaties is psychosociale hulp net zo belangrijk als voedsel, water, onderdak en veiligheid. Nederland maakt zich sterk voor betere integratie van geestelijke gezondheid en psychosociale steun (MHPSS) bij noodhulp, voor alle mensen die dat nodig hebben, inclusief ook de kinderen in kampen in Syrië.
Met de internationale bijeenkomst die Nederland in oktober in Amsterdam organiseert, vraagt het kabinet aandacht voor het belang van MHPSS in crises en nood situaties nationaal en internationaal. Doel is dat landen en organisaties zich committeren aan het versterken van geestelijke gezondheid en psychosociale steun in crises en nood situaties.
Erkent het kabinet dat ook deze Nederlandse kinderen getraumatiseerd zijn door wat ze hebben meegemaakt en dat ze hulp nodig hebben?
Het is schrijnend dat deze veelal jonge kinderen zijn blootgesteld aan ernstige omstandigheden. Deze kinderen zullen indien zij naar Nederland terugkeren adequate zorg nodig hebben. De aanpak die Nederland bij terugkeer hanteert, is gericht op het verlenen van deze zorg en begeleiding. De Raad voor de Kinderbescherming staat klaar om kinderen uit het strijdgebied bij te staan bij terugkeer in Nederland. Indien een Nederlandse minderjarige mogelijk met zijn of haar ouder(s) uit Syrië of Irak naar Nederland terugkeert is er een landelijk werkend multidisciplinair adviesteam minderjarige terugkeerders (LAT). Dit team van specialistische experts adviseert over opvang, veiligheid, zorg en onderwijs aan lokale partijen. Zie ook het antwoord op vraag 7 en 8.
Waarom biedt Nederland deze Nederlandse kinderen niet de hulp die ze nodig hebben, terwijl uit het stuk van de Minister voor Buitenlandsse Handel en Ontwikkelingssamenwerking blijkt dat dit hoofdpunt is van beleid?
Nederlands humanitair beleid richt zich op het lenigen van de noden van de meest hulpbehoevenden, niet specifiek de Nederlanders. Nederland maakt zich sterk voor integratie van geestelijke gezondheid en psychosociale steun (MHPSS) bij noodhulp, voor alle mensen die dat nodig hebben, dus ook de Nederlandse kinderen in kampen in Syrië.
Bent u bereid om op korte termijn Nederlandse kinderen die op dit moment verblijven in opvangkampen en kampen met trauma’s of psychische klachten, naar Nederland te halen zodat zij de zorg kunnen krijgen die zij nodig hebben?
Het kabinet ziet kinderen in eerste instantie als slachtoffer van de keuzes van hun ouders. Het kabinetsbeleid, zoals ook bevestigd in de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid aan uw Kamer van 21 februari 2019, is nog steeds dat Nederland uitreizigers niet helpt bij het verlaten van onveilig gebied in Syrië en Irak. Wanneer een uitreiziger zich meldt bij een diplomatieke vertegenwoordiging, kan consulaire bijstand worden verleend. Het terughalen van kinderen is vooralsnog niet los te zien van de terugkeer van hun ouders, aangezien het scheiden van ouders en kinderen in beginsel onwenselijk en juridisch complex is. Zie ook het antwoord op vraag 6.
Het bericht ‘Geef burger ook veteranenstatus’ |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Geef burger ook veteranenstatus»?1
Ja.
Bent u bekend met de zogeheten «geïntegreerde benadering» voor vredes- en wederopbouwmissies?
Ja.
Deelt u de mening dat burgers (diplomaten, politieagenten en hulpverleners) die zij-aan-zij met militairen in missiegebieden opereren, erkenning en waardering verdienen?
Ja.
Op voordracht van de Minister van Defensie van 21 maart 2001, nr. C2001/222, gedaan in overeenstemming met de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden zowel militairen als niet tot krijgsmacht behorende personen die zijn uitgezonden ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde vanwege de Staat, erkend en gewaardeerd met de Herinneringsmedaille Internationale Missies. Daarnaast wordt conform de toezegging van de Minister van Justitie en Veiligheid tijdens het AO Politie van 27 juni jl. onderzocht of uitgezonden politieagenten in het defilé mee mogen lopen en zal de Kamer hier over worden geïnformeerd.
Deelt u de mening dat de overheid een zorgplicht heeft ten aanzien van uitgezonden burgers (diplomaten, politieagenten en hulpverleners) die zij-aan-zij met militairen opereren in missiegebieden?
Ja.
De zorg voor diplomaten en overige ambtenaren die werkzaam zijn in hoog-risicogebieden, is geregeld in het interne Personeelsbeleid plaatsing in gebieden waarvoor een rood reisadvies geldt (hierna: het Zorgprotocol). In dit Zorgprotocol staan alle fasen van de uitzending, van selectie tot aan terugkomst en nazorg beschreven. Hier is sprake van een proactieve benadering en begeleiding.
Het uitgangspunt is dat voor politieambtenaren die naar een missie in het buitenland worden uitgezonden de algemene zorgplicht en afspraken omtrent het toekennen van een verhoogd arbeidsongeschiktheidspensioen en smartengeld bij letsel geldt zoals die voor alle politieambtenaren geldt. Daarnaast zijn er extra voorzieningen die verband houden met de uitzending, zoals opgenomen in de Regeling vredesmissies politie van 2002.
Tevens maken (oud) politiemedewerkers (en het thuisfront) met een erkende beroepsziekte en/of een erkend dienstongeval aanspraak op bijzondere zorg. In de brief aan de Tweede Kamer van 2 juli 20152 is aan uw Kamer toegezegd de bijzondere zorgplicht van de korpschef op te nemen in de politierechtspositie. Over de hiervoor benodigde aanpassing van het Besluit algemene rechtspositie politie (hierna: Barp) is overeenstemming bereikt met de politievakorganisaties.3
De voorzieningen voor civiele experts uitgezonden door het Ministerie van Buitenlandse Zaken, zijn neergelegd in de Regeling civiele experts en verkiezingswaarnemers van 26 oktober 2017. Het beleid ten aanzien van zorg voor civiele experts uitgezonden door het Ministerie van Buitenlandse Zaken naar hoog-risicogebieden, is uitgewerkt in het interne Zorgbeleid en -protocol uitzending civiele experts en verkiezingswaarnemers naar hoog-risicogebieden (hierna: het Zorgprotocol Civiele Experts).
Kunt u uiteenzetten of, en zo ja, op welke wijze, uitgezonden burgers (diplomaten, politieagenten en hulpverleners) aanspraak kunnen maken op voorzieningen waar veteranen ook recht op hebben, zoals toegang tot medische zorg bij posttraumatisch stressstoornis?
Alle medewerkers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken hebben cf. de Arbowet immer toegang tot de bedrijfsarts en/of de bedrijfsmaatschappelijk werker (drempelloos). Dit is alom bekend en in de praktijk is de weg naar de afdeling Vitaliteit en Gezondheid door een ieder te vinden. Dit is de eerstelijnsvoorziening waarbij zo nodig verwijzing volgt naar o.a. het instituut voor psychotrauma, centrum 40–45 of vrijgevestigde psychotherapeuten gespecialiseerd in trauma verwerking (bekostigd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken).
Politiemedewerkers hebben op grond van het Barp en de Circulaire PTSS Politie een pakket aan voorzieningen. Om medewerkers met psychosociale problematiek te ondersteunen en zorg te bieden is in het korps een mentale zorglijn ingericht. Hierover is Uw Kamer recent geïnformeerd4. Tijdens het gehele traject vanaf voorbereiding op een missie, tijdens de missie zelf en geruime tijd na terugkeer heeft de politiemedewerker toegang tot relevante (psychosociale en medische) zorg.
Zoals verwoord in Kamerbrief d.d. 4 februari 2016 (Kenmerk 29 628-608) werken Defensie en Politie samen om de personeelszorg, met name waar het gaat om psychosociale problematiek, continue te verfijnen en te innoveren. Hierbij worden op reguliere basis ervaringen en expertise uitgewisseld in het voorkomen en behandelen van PTSS. Aanvullend wordt door de Politie gekeken naar de ervaringen die door Defensie zijn opgedaan met het betrekken en informeren van familieleden van medewerkers met PTSS. Ten slotte wordt met Defensie verkend of een gezamenlijk onderzoeksprogramma kan worden opgericht naar PTSS.
Civiele experts worden op grond van artikel 4 van de Regeling civiele experts en verkiezingswaarnemers, na beëindiging van de uitzending, in de gelegenheid gesteld in Nederland een arbeidsgezondheidskundig onderzoek of een gesprek met een psycholoog te voeren. Voor civiele experts uitgezonden naar hoog-risicogebieden geldt dat kort na de beëindiging van de uitzending een medische uitkeuring dient plaats te vinden. Civiele experts uitgezonden naar hoog-risicogebieden kunnen, op grond van het Zorgprotocol civiele experts, gedurende zes maanden na uitzending aanspraak maken op psychosociale nazorg.
Deelt u de mening dat burgers (diplomaten, politieagenten en hulpverleners) die met gevaar voor eigen leven hebben bijgedragen aan vredes- en wederopbouwmissies, de status van een veteraan moeten kunnen verdienen? Zo nee, waarom niet?
De veteranenstatus is vastgelegd in de Veteranenwet en is nadrukkelijk verbonden aan de bijzondere rechtspositie van de militair die voortvloeit uit of verband houdt met de taak van de krijgsmacht, zoals deze in artikel 97 van de Grondwet en de Militaire ambtenarenwet 1931 is verankerd. Voor het waarborgen van de beschikbaarheid en inzetbaarheid van de krijgsmacht worden aan militairen eisen gesteld die in andere arbeidsorganisaties in minder mate of niet in vergelijkbare combinatie voorkomen. Dit brengt onder meer met zich mee dat militairen zich moeten neerleggen bij beperkingen die worden opgelegd aan hun persoonlijke vrijheid en restricties ten aanzien van het uitoefenen van grondrechten, zoals die wel voor civiele ambtenaren gelden. Dit impliceert dat zij, in tegenstelling tot burger ambtenaren, een missie niet kunnen weigeren.
Zoals verwoord in de Nota naar aanleiding van het verslag (Kenmerk 32 414-10) «(....) weliswaar andere beroepsgroepen die in het kader van hun werkzaamheden risico’s lopen, maar dat alleen voor militairen het hoofdkenmerk van het beroep is dat zij door tegenstanders actief naar het leven worden gestaan en zij actief geweld moeten gebruiken om deze tegenstanders te doden of buiten gevecht te stellen. Aangezien de krijgsmacht als zwaardmacht van de overheid het geweldsinstrument bij uitstek is en de leden van de krijgsmacht meer dan wie dan ook als exponent van de overheid worden beschouwd en door deze overheid waar dan ook ter wereld worden ingezet, onder uitgebreide beperking van de voor alle andere werknemers geldende vrijheden en grondrechten, heeft deze zelfde overheid – en daardoor ook de Nederlandse samenleving als geheel – een bijzondere en proactieve zorgplicht voor militairen en veteranen, waarbij overigens geen afbreuk wordt gedaan aan de voor alle burgers geldende eigen individuele verantwoordelijkheid. (....)»
Op basis van de Veteranenwet en de daarop berustende bepalingen is het toekennen van de veteranenstatus aan diplomaten, politieagenten en hulpverleners derhalve niet opportuun.
Heeft u kennisgenomen van het bericht «China muslims: Xinjiang schools used to separate children from families»?1
Ja.
Wat vindt u van het bericht dat de Chinese overheid kinderen van Oeigoerse afkomst gedwongen weghaalt uit hun gemeenschap om hen in internaten te plaatsen?
Het kabinet vindt de berichtgeving over het gedwongen scheiden van Oeigoerse kinderen van hun ouders zeer zorgelijk. Het kabinet heeft geen reden om aan de berichtgeving te twijfelen maar kan dit niet op basis van eigen informatie bevestigen. Vanwege de strikte beveiliging en controle in Xinjiang is onafhankelijke toetsing van de berichtgeving in de praktijk niet haalbaar.
Deelt u de mening dat het bewijs verzameld door onderzoeker Adrian Zenz, aangehaald in het artikel, het zeer aannemelijk maakt dat dit op grote schaal gebeurt?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat hier waarschijnlijk sprake is van schending van het «Verdrag inzake de rechten van het kind», dat ook door China is geratificeerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe bent u van plan hier op te reageren? Welke mogelijkheden ziet u om China ter verantwoording te roepen voor eventuele schendingen van het verdrag? Bent u bijvoorbeeld bereid deze kwestie in VN-verband ter sprake te brengen?
Met dien verstande dat de berichtgeving niet op basis van eigen informatie kan worden bevestigd, is het gedwongen scheiden van kinderen van hun ouders, als gevolg van het zonder strafrechtelijk proces vastzetten van de ouders vanwege hun religieuze en/of etnische achtergrond, in de visie van het kabinet onacceptabel en in strijd met VN-mensenrechtenverdragen, waaronder het Verdrag inzake de rechten van het kind.
De motie Kuzu (35 000 V, nr. 42) roept het kabinet op om in VN-verband draagvlak te vinden voor het per direct sluiten van de Chinese heropvoedingskampen in Xinjiang. Deze kampen zijn deels oorzaak van het probleem dat kinderen van hun ouders worden gescheiden. Dit kabinet geeft uitvoering aan de motie door consistent te blijven pleiten voor toegang van VN-mensenrechtenexperts tot Xinjiang. Het antwoord op Kamervragen van de leden Kuzu en Ploumen (verzonden op 27 juni jl. met kenmerk 2019Z10940) bevat een overzicht van recente inspanningen van dit kabinet ter uitvoering van de motie. Dit kabinet is tevens bereid om specifieke zorgen over het gedwongen scheiden van kinderen van hun ouders in Xinjiang tijdens een volgende bilaterale mensenrechtendialoog met China aan te kaarten.
Deelt u de mening dat er tot op heden geen aanwijzing is dat de Chinese overheid iets doet aan de mensenrechtensituatie in Xinjiang, ondanks het feit dat Nederland en gelijkgezinde landen hier regelmatig aandacht voor vragen? Zo nee, welke aanwijzingen heeft u hiervoor? Zo ja, wat betekent dit voor uw toekomstige inzet om de mensenrechtensituatie in Xinjiang te verbeteren?
In het antwoord op de bovengenoemde Kamervragen van de leden Kuzu en Ploumen geeft het kabinet aan dat de opstelling van China verandert, wat aantoont dat de druk van Nederland, de EU en andere gelijkgezinde landen effect sorteert. De mensenrechtensituatie in Xinjiang laat echter nog geen verbetering zien. Om die reden blijft dit kabinet inzetten op het verhogen van de internationale druk op China om VN-mensenrechtenexperts toe te laten tot Xinjiang.
De inspanningen van dit kabinet werpen vruchten af. Zo stuurden 22 landen, waaronder Nederland, op 8 juli jl. een brief over Xinjiang aan de voorzitter van de VN-Mensenrechtenraad en de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN. Inmiddels is het aantal landen dat deze brief steunt opgelopen tot 24. Nog niet eerder spraken zoveel landen zich uit over de mensenrechtensituatie in Xinjiang.
Bent u bereid om sancties op te leggen aan specifieke individuen betrokken bij mensenrechtenschendingen in Xinjiang? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven beschreven blijft het kabinet zich inspannen om de mensenrechtensituatie in Xinjiang te verbeteren. Hiervoor worden verschillende initiatieven ondernomen, zowel bilateraal als op niveau van de VN en de EU. In multilateraal verband wordt momenteel niet gesproken over het instellen van sancties. Om effectief te zijn is voor sancties brede internationale steun nodig.
De Chinese markt is aantrekkelijk voor Nederlandse bedrijven. Bedrijven dienen echter beducht te zijn voor risico’s, zoals bescherming van intellectueel eigendom en ongewenste toepassingen van de geleverde producten door Chinese afnemers. Bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor hun due diligence. Daarbij dienen zij rekening te houden met de mogelijkheid dat Chinese partners een aandeel hebben in de totstandkoming van surveillancesystemen die beperking van fundamentele vrijheden van Chinese burgers tot gevolg hebben. In het geval van vergunning plichtige dual-use goederen kan een vergunning worden afgewezen, indien er zorgen bestaan ten aanzien van het eindgebruik in relatie tot mensenrechtenschendingen.
Bent u bereid om sancties op te leggen aan bedrijven die betrokken zijn bij het bouwen van «heropvoedingskampen» en kinderinternaten in Xinjiang? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat het opzetten van een uitgebreid surveillance systeem onderdeel uitmaakt van de onderdrukking van de Oeigoeren in Xinjiang? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om sancties op te leggen aan bedrijven die betrokken zijn bij het leveren van surveillance apparatuur in Xinjiang?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht ‘Islamisten én overheid jagen op Pakistaanse feministe’ |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Islamisten én overheid jagen op Pakistaanse feministe»?1
Ja.
Zijn uw ambassade in Islamabad en uw Ministerie op de hoogte van de laatste stand van zaken rond Gulalai Ismail en de berichten van intimidatie tegen haar familie door Pakistaanse veiligheidsdiensten? Zo ja, kunt u deze berichten bevestigen en de situatie beschrijven? Klopt het dat zij moet onderduiken om arrestatie te voorkomen?
Vooralsnog is niet met zekerheid vast te stellen of Gulalai Ismail is gearresteerd of ondergedoken zit. Berichten over haar situatie spreken elkaar tegen. Wel is bekend dat de Pakistaanse politie recent meerdere malen huiszoeking heeft gedaan in het ouderlijk huis van Gulalai Ismail.
Klopt het dat deze casus past in een breder beeld van aanvallen op mensenrechtenverdedigers, journalisten en activisten in Pakistan?
Ja, deze casus past in een breder beeld van activiteiten gericht tegen mensenrechtenverdedigers en illustreert de krimpende ruimte voor het maatschappelijk middenveld in Pakistan.
Het kabinet heeft veel bewondering voor de moed van Gulalai Ismail die een sterk pleitbezorgster is voor vrouwenrechten in Pakistan.
Bent u het eens dat mensenrechtenverdedigers die bedreigd worden extra bescherming verdienen, en dat internationale aandacht voor hun zaak kan helpen hun veiligheid te vergroten? Zo nee, waarom niet?
Voor het kabinet staat de veiligheid van mensenrechtenverdedigers voorop. Het is echter afhankelijk van het land, van de context en van de individuele casus, of internationale aandacht de veiligheid van de betrokken mensenrechtenverdediger vergroot of verder in het geding brengt. Stille diplomatie is in bepaalde gevallen effectiever, aangezien publieke aandacht een negatieve impact kan hebben op de veiligheid van mensenrechtenverdedigers.
Bent u bereid uw zorgen over specifiek de situatie van Gulalai Ismail en de mensenrechtensituatie in het algemeen over te brengen aan de Pakistaanse autoriteiten? Zo nee, waarom niet? Bent u tevens bereid hen te verzoeken aanklachten tegen haar te laten vallen? Zo nee, waarom niet?
In de dialoog met Pakistan wordt waar mogelijk, zowel bilateraal als in EU- en VN-verband, gesproken over de mensenrechtensituatie in het land. Laatstelijk was dit in gesprek tussen de EU en de Pakistaanse Minister van Buitenlandse Zaken, Makhdoom Shah Mahmood Qureshi, in verband met de ondertekening van het EU-Pakistan Strategic Engagement Plan op 25 juni a.s. In dat gesprek werden onder meer door Nederland de zorgen over de situatie van Gulalai Ismail, de onderdrukking van de Pashtun Tahafuzz Movement (PTM), gearresteerde leden van het parlement en de situatie van mensenrechtenverdedigers aangekaart.
Bent u bereid uw zorgen over specifiek de situatie van Gulalai Ismail en de mensenrechtensituatie in Pakistan in het algemeen in multilaterale fora aan te kaarten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Ziet u de mogelijkheid om te onderzoeken of er voor Gulalai Ismail een veilige plek via Shelter Cities kan worden geboden? Zo nee, waarom niet?
Zoals in het antwoord op vraag twee aangegeven, is de situatie van Gulalai Ismail niet duidelijk op dit moment, waardoor er geen gelegenheid is om met haar in contact te komen. Shelter City staat open voor mensenrechtenverdedigers die tijdelijk een veilige haven zoeken, en Gulalai Ismail zou daarvoor in principe in aanmerking kunnen komen als zij dat wenst.
Gedetineerdenbegeleiding Buitenland |
|
Michiel van Nispen , Pieter Omtzigt (CDA), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u het eens dat Nederlandse gedetineerden die vastzitten in het buitenland, juridische bijstand moeten kunnen krijgen vanuit Nederland?
Bij de begeleiding van Nederlandse gedetineerden in het buitenland in het kader van consulaire bijstand, gaat het Nederlandse beleid uit van de eigen verantwoordelijkheid van gedetineerden om te voorzien in hun verdediging. Dit in combinatie met de plicht van het land van detentie om een advocaat ter beschikking te stellen indien betrokkenen daartoe zelf niet over de middelen beschikken. Die uitgangspunten zijn vastgelegd in de «Staat van het Consulaire 2018».
Directe juridische bijstand in een strafzaak in het buitenland vindt zelden vanuit Nederland plaats. In de regel zijn alleen lokale advocaten bevoegd en toegelaten om op te treden voor een rechtbank in het buitenland. Een verdachte kan wel de hulp van een buitenlandse advocaat, die niet voor de rechtbank kan optreden, inroepen voor advisering en ondersteuning op de achtergrond.
Op grond van het subsidiekader «gedetineerdenbegeleiding buitenland» geeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken subsidie voor onder meer aanvullende juridische ondersteuning ten behoeve van Nederlandse gedetineerden in het buitenland. Het gaat hier om het verschaffen van algemene juridische ondersteuning ten behoeve van een eerlijke en goede rechtsgang, bijvoorbeeld door aan gedetineerden informatie te verlenen over de lokale rechtsgang in het buitenland, de inzet van een lokale advocaat en verzoeken onder de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (Wots). Aanvullend betekent dat juridische ondersteuning wordt gegeven bovenop hetgeen de eigen lokale advocaat van de gedetineerde doet of over aspecten die niet tot de verdediging en de primaire taak van de lokale advocaat behoren.
Bent u het eens dat Nederlandse gedetineerden die vastzitten in het buitenland, niet de dupe mogen worden van het feit dat de subsidiesamenwerking tussen PrisonLaw en het Ministerie van Buitenlandse Zaken per 1 juli 2019 is beëindigd?
Op verzoek van Stichting PrisonLAW zelf ontvangt deze organisatie sinds 1 juli 2019 geen subsidie meer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Uw kamer is hierover uitvoerig schriftelijk geïnformeerd (Kamerstuk 30 010, nr. 40, 25 oktober 2018, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 411, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 650, Kamerstuk 30 010, nr. 41, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1263, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1568). Het Ministerie van Buitenlandse Zaken was door de opzegging van de subsidierelatie door Stichting PrisonLAW genoodzaakt per 2019 subsidie te verstrekken aan een andere organisatie voor het verlenen van aanvullende juridische ondersteuning aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland. Voor een goede overgang heeft het ministerie in de eerste helft van 2019 zowel de oude als de nieuwe organisatie subsidie verstrekt voor dezelfde activiteit. Het ministerie heeft hierbij het voorstel gevolgd van Stichting PrisonLAW ten aanzien van onder meer de afbouw en overdracht.
Klopt het dat DutchAdvocates in 2019 530.000 euro subsidie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken ontvangt om Nederlandse gedetineerden in het buitenland juridisch te ondersteunen?1 Aan welke eisen moet DutchAdvocates voldoen om een dergelijke subsidie in ontvangst te mogen nemen?
Nee, het aan de Stichting DutchAdvocates voor het jaar 2019 toegekende subsidiebedrag bedraagt € 352.196,36 en niet, zoals de vraag suggereert, € 530.000. Het bedrag van € 352.196,36 komt grotendeels overeen met het subsidiebedrag van € 325.000 dat Stichting PrisonLAW in 2017 en 2018 voor dezelfde activiteit en een zelfde periode ontving, waarbij het subsidiebedrag aan de Stichting DutchAdvocates voor 2019 is vermeerderd met een eenmalig bedrag aan investerings- en oprichtingskosten.
De eisen voor de subsidieontvanger staan vermeld in het subsidiekader en de subsidiebeschikking. De algemene eisen vloeien voort uit het subsidiekader, zoals gepubliceerd in de Staatscourant, en de subsidiekavel en zijn gelijk voor alle subsidieontvangende organisaties onder een gelijke kavel.
Kunt u aangeven hoeveel subsidie er verleend is en aan wie voor gedetineerdenbegeleiding in 2016, 2017, 2018 en 2019 en hoeveel er de komende jaren verleend zal worden en aan wie in elk van die jaren?
De Kamer is bij eerdere gelegenheden verscheidene malen geinformeerd over de omvang en ontvangers van subsidieverlening. Hieronder volgt voor de gevraagde jaren een gedetailleerd overzicht.
In de periode 1 april 2015 – 31 december 2016 werden ten behoeve van de begeleiding van Nederlandse gedetineerden in het buitenland navolgende subsidies toegekend:
Onder het subsidiekader «gedetineerdenbegeleiding buitenland 2017–2019» (Stcrt. nr. 42301 van 11 augustus 2016; nr. 44085 van 2 augustus 2017 en nr. 214 van 3 januari 2019) zijn vanaf 2017 navolgende subsidies toegekend:
Naast hogergenoemde subsidies is aan de Stichting Epafras voor de periode 1 april 2015 tot en met 31 december 2017 een subsidie toegekend ter hoogte van € 476.875 voor de financiering van vaste kosten en voor investeringen voor een aanpassing naar een nieuwe organisatorische vorm die moest passen in de Nederlandse vorm van gedetineerdenbegeleiding per 2015.
De inschrijving onder het subsidiekader «gedetineerdenbegeleiding buitenland 2020–2023» moet nog worden geopend; er zijn per 2020 derhalve nog geen subsidies toegekend.
Klopt het dat DutchAdvocates regelmatig zaken van Nederlandse gedetineerden in het buitenland weigert? Hoe vaak is dit gebeurd en om welke zaken gaat het?
Stichting DutchAdvocates hanteert een ruim en transparant acceptatiebeleid. DutchAdvocates vraagt geen eigen financiële bijdrage van gedetineerden en sluit geen landen en gedetineerden op voorhand uit. De subsidierelatie vereist dat de subsidieontvanger zelfstandig en onafhankelijk is in het beoordelen en aannemen van individuele zaken. Zo kan DutchAdvocates in voorkomende gevallen van oordeel zijn dat aanvullende ondersteuning door DutchAdvocates geen toegevoegde waarde heeft, bijvoorbeeld omdat de gedetineerde al een (andere) Nederlandse advocaat heeft.
Klopt het dat DutchAdvocates regelmatig ex-cliënten van PrisonLaw terugverwijst naar PrisonLaw omdat DutchAdvocates hun zaken niet in behandeling wil nemen? Hoe vaak is dit gebeurd en om welke zaken gaat het?
Op voorstel van Stichting PrisonLAW golden afspraken over de overdracht van actieve individuele zaken. Stichting PrisonLAW gaf in 2018 in haar afbouwvoorstel aan in de laatste weken voor beëindiging van de subsidierelatie op 1 juli 2019 alleen de zaken te zullen behandelen die PrisonLAW voortzet, dat de overige zaken zullen zijn afgesloten en dat de dossiers worden gefinaliseerd voor mogelijke overdracht of archivering bij PrisonLAW.
Stichting DutchAdvocates was beschikbaar voor overdracht vanaf 1 januari 2019 en kon zaken van Stichting PrisonLAW op haar verzoek overnemen als PrisonLAW het schriftelijke dossier overdroeg voorzien van onder meer een machtiging van de gedetineerde, de relevante correspondentie en een overdrachtsnotitie. Dit komt overeen met de gangbare praktijk bij overdracht van zaken in de reguliere advocatuur. In enkele dossiers was de aangeboden informatie te summier voor een verantwoorde overname.
Indien DutchAdvocates terugverwijst, bent u dan bereid om deze gedetineerden de mogelijkheid te geven ondersteund te blijven door PrisonLaw en wel tegen het tarief dat DutchAdvocates betaald krijgt?
Gedetineerden zijn vrij in hun eventuele keus om juridische bijstand te willen blijven ontvangen van Stichting PrisonLAW. Op eigen verzoek ontvangt Stichting PrisonLAW hiervoor sinds 1 juli 2019 echter geen subsidie meer van de rijksoverheid. Sinds 1 januari 2019 kunnen Nederlandse gedetineerden in het buitenland voor aanvullende juridische ondersteuning, die wordt gesubsidieerd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken, terecht bij Stichting DutchAdvocates.
Indien de beweringen kloppen dat de nieuwe subsidiepartner (DutchAdvocates) consequent zaken afwijst en terugstuurt naar PrisonLaw, hoe valt dit te rijmen met uw standpunt dat Nederlandse gedetineerden in het buitenland recht hebben op gepaste en kwalitatief goede juridische bijstand?2
Zie mijn antwoorden op vraag 1, 2, 5 en 6.
Klopt het dat ambtenaren van het Ministerie van Buitenlandse Zaken cliënten van PrisonLaw onder druk zetten om over te stappen naar DutchAdvocates? Welke verklaring heeft u hiervoor? Bent u het eens dat dit in strijd is met het gedragsrecht en het recht op een vrije keuze van advocaat?
De keuze van Nederlandse gedetineerden in het buitenland om aanvullende juridische ondersteuning uit Nederland in te roepen van Stichting PrisonLAW, Stichting DutchAdvocates of welke advocaat dan ook, is volledig vrij. Uiteraard, en op aansporing van de Kamer, informeert het Ministerie van Buitenlandse Zaken Nederlandse gedetineerden in het buitenland, geheel vrijblijvend en transparant, over de aanvullende juridische ondersteuning die mogelijk wordt gemaakt door de subsidie van de Nederlandse rijksoverheid.
Hoe bent u van plan deze misstanden op te lossen en de juridische bijstand aan de in het buitenland gedetineerde Nederlanders op korte termijn te verbeteren?
Op basis van hetgeen ik uw Kamer hierboven heb meegedeeld, ben ik van mening dat er geen misstanden zijn.
Op welke datum wordt de subsidietender voor 2020 openbaar gemaakt?
De publicatie in de Staatscourant van het subsidiekader «gedetineerdenbegeleiding buitenland 2020–2023» staat gepland op 18 juli 2019.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Ja.
De Asian Infrastructure Investment Bank |
|
Bart Snels (GL), Bram van Ojik (GL) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Hoe kijkt u terug op uw eerste drie jaar als aandeelhouder van de Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB)? In hoeverre heeft u de discussie over mensenrechten en milieustandaarden binnen de AIIB op de agenda kunnen zetten? Welk resultaat heeft u hiermee bereikt?
In 2015 heeft Nederland besloten om toe te treden tot de Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB)1. De voornaamste beweegredenen hiertoe waren het bevorderen van duurzame economische ontwikkeling en betere infrastructuur in Azië, gezien het groot tekort aan financiering voor infrastructuurprojecten in deze regio, en om in de oprichtingsjaren direct invloed te hebben op de vormgeving van het beleid van de AIIB.
De AIIB heeft sinds de operationele start meer dan 40 projecten met een totale waarde van USD circa 8 miljard goedgekeurd2. Het grootste deel van deze projecten is in Azië en ter bevordering van betere infrastructuur. Vanaf het begin heeft de AIIB samengewerkt met andere Internationale Financiële Instellingen (IFIs), waaronder de Wereldbank en de European Bank for Reconstruction and Development (EBRD). Deze samenwerking was cruciaal, en maakte het mogelijk voor de AIIB om lering te trekken uit de werkwijze en best practices bij andere IFIs. De drie kredietbeoordelaars hebben onlangs hun hoogste kredietrating bevestigd voor de AIIB met als reden het solide risicomanagement- en liquiditeitsbeleid, de kapitaaltoereikendheid en de sterke steun van de brede aandeelhoudersbasis. De AIIB heeft daarnaast recent succesvol een eerste obligatie uitgegeven in USD, met veel vraag van internationale institutionele beleggers. Nederland heeft een aandeel van 1.07% in de AIIB3
Op het gebied van de institutionele opbouw heeft de AIIB ook goede stappen gezet. De governance is vormgegeven, sectorale strategieën zijn nader uitgewerkt en het personeels- en ledenbestand is uitgebreid. Het vastgestelde Environmental and Social Framework4 (ESF) – het overkoepelende raamwerk van de AIIB voor safeguards op onder meer klimaat, arbeidsvoorwaarden, gender en mensenrechten – vormt de basis voor het beschermen van mens en milieu bij de operaties van de AIIB. Nederland heeft in deze discussie, samen met andere landen en via de eurozonekiesgroep in de Raad van Bewindvoerders (RvB), actief ingezet op verschillende onderdelen die toezien op mensenrechten en milieustandaarden. Dit heeft ertoe geleid dat in het ESF onder andere de ILO-arbeidsstandaarden ten aanzien van uitsluiten van alle vormen van kinderarbeid, de doelen van het Akkoord van Parijs, de bescherming van kwetsbare groepen en inheemse volkeren en het belang van gendergelijkheid en inclusiviteit zijn vastgelegd.
In het ESF wordt daarnaast sterk aandacht gevestigd op duurzaamheid en operaties ten behoeve van klimaatmitigatie- en adaptatie. Nederland vraagt extra aandacht van de AIIB om te zorgen dat de ambities en standaarden die zijn vastgelegd in het ESF daadwerkelijk worden geïmplementeerd en in de operaties toegepast.
De eerste operationele jaren illustreren dat de AIIB financieel gezond is en in de operaties en werkwijze waarde hecht aan hoge internationale standaarden. Het is tegelijkertijd van belang dat de AIIB de komende jaren in de transitie van startup naar een volwaardig operationele IFI laat zien dat efficiency en naleving van standaarden elkaar niet uitsluiten. Op dit moment is het te vroeg daarover te oordelen. De interne evaluatiecommissie van de AIIB is inmiddels opgericht, Nederland zal het werk van deze commissie blijven volgen.
Herinnert u zich de motie1 waarin de regering wordt verzocht om zich ervoor in te spannen dat het safeguardsbeleid van de AIIB minimaal op het niveau wordt gebracht van vergelijkbare multilaterale banken? Is dit gelukt? Hoe heeft u zich hiervoor ingespannen?
Zoals in antwoord 1 aangegeven vormt het ESF het overkoepelende raamwerk van de AIIB voor safeguards. Het ESF is qua inhoud, reikwijdte en diepgang vergelijkbaar met dat van andere IFIs (o.a. de Aziatische Ontwikkelingsbank).
Nederland heeft zich bij de vorming van het ESF actief ingezet voor goede afspraken onder dit raamwerk dat de standaarden zet op het gebied van milieu- en sociale impact. Nederland heeft zich daarbij, samen met andere gelijkgezinde landen, onder andere specifiek gericht op specifieke bepalingen voor effecten op milieu en maatschappij en onvrijwillige verhuizing en inheemse volkeren.
Nederland heeft erop aangedrongen dat tijdige consultatie met stakeholders goed verweven is in de processen van de AIIB. In het ESF is betrokkenheid van stakeholder (stakeholder engagement) nu als belangrijk principe vastgelegd. Bij de projecten van de AIIB zijn cliënten gebonden aan het houden van consultaties met stakeholders zoals de lokale bevolking, maatschappelijk middenveld en andere belanghebbenden zowel tijdens de voorbereidings- als implementatiefase.
Cliënten moeten daarnaast bij projecten met omvangrijke milieu- en sociale impact een project-gerelateerd klachtenmechanisme instellen. Stakeholders kunnen bij een dergelijk klachtenmechanisme klachten en bezwaren indienen omtrent de sociale- en milieugevolgen van projecten. De AIIB heeft daarnaast ook een klachtenmechanisme opgezet dat klachten ten opzichte van de AIIB in behandeling neemt. Het beleid voor het klachtenmechanisme van de AIIB is vastgelegd in het zogenaamde Project-affected People’s Mechanism6 (PPM).
Het beleid en governance van de AIIB worden gevormd op basis van consensus tussen de verschillende aandeelhouders. Dit was ook het geval bij de totstandkoming van het ESF. Een groot aantal punten, waarvoor Nederland zich, samen met gelijkgestemde landen heeft ingezet, is uiteindelijk vastgelegd in het beleid. Op andere onderdelen, zoals het expliciet benoemen van bepaalde kwetsbare groepen (waaronder LGBTI) en tijdgebonden regels ten aanzien van vrijgeven van informatie over milieu- en sociale impact bij projecten, had Nederland graag verdere versterking en detailniveau gezien. Het ESF wordt later dit jaar herzien. Dit biedt gelegenheid om het raamwerk te evalueren en waar nodig in te zetten op versterking in het beleid en de uitvoering in de praktijk.
Implementatie en toepassing van het beleid vergt strikte monitoring, het is daarom des te belangrijker dat de AIIB leert van de ervaring van de implementatie van het beleid in de eerste jaren. De betrokkenheid van stakeholders, gelet op de ervaringen die zij tot dusver hebben met de implementatie van het ESF, is daarom bij het proces van herziening van het ESF van essentieel belang.
Klopt het dat in de China notitie «een nieuwe balans» staat vermeld dat Nederland de bestaande samenwerking met China wil aangrijpen om de discussie aan te gaan over voorwaarden voor financiering en standaarden van investeringen? Deelt u de opvatting dat het Nederlandse aandeelhouderschap van de AIIB mogelijkheden biedt voor deze discussie?
Het klopt dat het kabinet in de China notitie «Een nieuwe balans» heeft aangegeven dat Nederland bestaande samenwerking met China wil aangrijpen om de discussie aan te gaan over (een verschillende kijk op) voorwaarden voor financiering en standaarden.
Hoewel de AIIB in 2015 op initiatief van China is opgericht en gevestigd is in Beijing, is het een multilaterale financiële instelling waarbij de internationale governance structuur is vastgelegd in de statuten (Articles of Agreement). Het aandeelhouderschap van de AIIB biedt mogelijkheden voor een discussie over voorwaarden voor financiering en standaarden in multilateraal verband. Zo zet Nederland zich in voor de hoogste standaarden en toepassing daarvan in alle door de AIIB gefinancierde projecten of initiatieven, conform Nederlandse inzet bij andere Internationale Financiële Instellingen (IFI’s). Specifiek heeft Nederland recentelijk, via de eurozonekiesgroep, de AIIB opgeroepen tot een versteviging van het beleid ten aanzien van schuldhoudbaarheid. Voor wat betreft de financiering van de AIIB zijn alle partijen, waaronder ook eventuele Chinese aannemers of financiers, die samenwerken met AIIB gebonden aan voorwaarden en de standaarden die de AIIB hanteert.
In de toekomst zal Nederland zowel bilaterale contactmomenten als overleg binnen kiesgroepen van IFI’s aangrijpen om de dialoog met China over schuldhoudbaarheid, duurzaamheid, sociale- en bestuurlijke standaarden te voeren.
In hoeverre kijkt u kritisch mee bij investeringsbesluiten die door de AIIB worden genomen? Heeft u genoeg capaciteit om kritisch mee te kijken naar de naleving van internationale afspraken over milieu en mensenrechten?
Alle investeringsbesluiten worden voorzien van een standpunt waarin eventuele zorgen of aandachtspunten worden meegenomen. Hierin trekt Nederland samen op met de andere landen in de eurozonekiesgroep. Deze standpunten worden ingebracht in de Raad van Bewindvoerders.
Naast de ex-ante beoordeling van investeringsbesluiten zal Nederland eventuele zorgen over signalen over tekortkomingen of afwijkingen van het AIIB beleid in de implementatie, o.a. op het gebied van milieu en mensenrechten, onder de aandacht van de AIIB brengen.
Klopt het dat burgers die schade ondervinden van projecten van de AIIB maar beperkt in gesprek kunnen met een projectverantwoordelijke manager? Hoe beoordeelt u het klachtenmechanisme van de AIIB? Klopt het dat indieners van klachten eerst aan onredelijke voorwaarden moeten voldoen? Heeft de klachtenafdeling binnen de AIIB een onafhankelijke positie of kan het voorkomen dat een operationeel manager tegelijkertijd verantwoordelijk is voor de beoordeling van klachten en de evaluatie van projecten?
De AIIB heeft een organisatiestructuur zonder regionale kantoren. Het is echter belangrijk dat (lokale) partijen, wanneer nodig, de AIIB kunnen benaderen.
Een goed functionerend, onafhankelijk en toegankelijk klachtenmechanisme voor projecten met omvangrijke milieu- en sociale impact is daarbij essentieel voor elke IFI. Dit is een blijvend aandachtspunt en waar signalen worden opgevangen dat de toegankelijkheid mogelijk tekort schiet zet Nederland zich sterk in dat het principe van transparantie en stakeholder engagement wordt toegepast.
De Compliance, Evaluation, Integrity Unit (CEIU) binnen de AIIB is verantwoordelijk voor het goed functioneren van het klachtenmechanisme van de AIIB. De managing director CEIU rapporteert direct aan de Raad van Bewindvoerders.
Een operationeel manager kan niet een klacht in behandeling nemen en hetzelfde project evalueren. Nederland ziet, samen met gelijkgestemde landen, toe op de onafhankelijkheid van het klachtensysteem en zal dat ook in de toekomst doen.
Wat zijn uw ambities en mogelijkheden voor het bereiken van verbeterd toezicht en transparantere besluitvorming binnen de AIIB? Hoe gaat u zich opstellen in deze discussie bij de jaarvergadering van de AIIB komende maand (12 & 13 juli 2019)?
Nederland heeft zich altijd actief opgesteld in discussies rondom toezicht, transparantie en de bredere governance structuur van de AIIB.
Nederland heeft daarbij continue gepleit voor een invulling van beleid die conform de statuten van de AIIB rust op de principes van transparantie, openheid, onafhankelijkheid en accountability en naleving hiervan in de praktijk.
Een goed functionerend en beslissingsbevoegde Raad van Bewindvoerders, een onafhankelijk opererend en goed functionerend klachtenmechanisme en een continue betrokkenheid van stakeholders is cruciaal voor effectief toezicht en transparante besluitvorming binnen de AIIB. Deze boodschap is ook tijdens de recente AIIB jaarvergadering in Luxemburg overgebracht (zie bijlage voor de Nederlandse gouverneursverklaring)7.
Klopt het dat veel informatie waar NGO’s om vragen, zoals milieueffectrapportages, projectvoorstellen en kwartaalrapportages niet of nauwelijks beschikbaar zijn op de website van de AIIB? Bestaan er tijdgebonden regels voor de openbaarheid van informatie? Worden deze nageleefd?
Het overkoepelende beleid voor het openbaar maken van informatie is in 2018 vastgelegd (Public Information Policy)8. Voor de totstandkoming van dit beleid heeft Nederland ingezet op maximale transparantie, qua inhoud en timing voor het vrijgeven van informatie. Dit heeft vooral betrekking op het vrijgeven van algemene informatie over projectvoorstellen voorafgaand aan goedkeuring in de Raad van Bewindvoerders en het openbaar maken van milieueffectrapportages bij projecten met significante milieu- en sociale impact.
Momenteel wordt voor milieu- en sociale impact bij projecten veel verantwoordelijkheid bij de cliënten van de AIIB gelegd en erop vertrouwd dat deze informatie tijdig openbaar gemaakt wordt. Deze informatie wordt pas laat openbaar gemaakt op de website van de AIIB. Bij de geplande herziening van ESF later dit jaar zal Nederland, in lijn met eerdere inbreng, de AIIB aansporen om hier strakkere tijdscriteria te hanteren voor hun cliënten.
Algemene informatie over investeringsbesluiten wordt openbaar gemaakt op de website van de AIIB in de vorm van korte samenvattingen, Project Summary Information9. Afhankelijk van het type investering wordt de informatie in de interne projectvoorbereidingscyclus van de AIIB openbaar gemaakt. Bij overheidsleningen wordt dit relatief vroeg in de projectvoorbereidingscyclus vrijgegeven, bij leningen aan de private sector in een later stadium. Bij gebrek aan duidelijke tijdgebonden regels wordt relevante informatie soms relatief laat openbaargemaakt. Nederland zal de AIIB blijven verzoeken om het principe van transparantie conform de statuten van de AIIB in de praktijk te brengen en duidelijke tijdgebonden regels te introduceren.
Welke mogelijkheden ziet u om de Kamer regelmatiger te informeren over de voorwaarden voor financiering en standaarden van investeringen bij de AIIB?
De Tweede Kamer wordt via de begroting van het Ministerie van Financiën regulier geïnformeerd over de AIIB. Ik stel voor om jaarlijks na de bijeenkomst van het hoogste bestuursorgaan, de Board of Governors, van de AIIB een verslag met de Tweede Kamer te delen om daarmee de Kamer te voorzien van de belangrijkste informatie ten aanzien van relevante ontwikkelingen bij de AIIB.
Ten tijde van het afronden van het Verdrag van AIIB10 is daarnaast toegezegd de Kamer te blijven informeren omtrent het beleid van de AIIB, met name ten aanzien van de waarborgen op het gebied van milieu- en sociale impact. Hier is nadat het ESF was goedgekeurd gevolg aan gegeven11. Bij de geplande herziening van het ESF zal ik de Tweede Kamer opnieuw informeren over mogelijke veranderingen in standaarden en voorwaarden voor financieringen.
Het Nederlandse kind Duncan en de Spaanse Kinderbescherming |
|
Martijn van Helvert (CDA), Bram van Ojik (GL), Kees van der Staaij (SGP), Lilianne Ploumen (PvdA), Sadet Karabulut , Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de brief van de Stichting Nederlanders Buiten Nederland inzake de situatie van het Nederlandse kind Duncan bij de Spaanse kinderbescherming?
Ja.
Is het in het belang van het kind, dat het syndroom van Down heeft, dat hij zo snel mogelijk met zijn moeder wordt herenigd?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de expertise noch de bevoegdheid te oordelen over een dergelijke vraag. Het is aan de bevoegde en gespecialiseerde instantie in Spanje om volledig in het belang van het betreffende kind te handelen en zich te buigen over de vraag of het in het belang van het kind is om zo spoedig mogelijk met zijn moeder herenigd te worden. Die verantwoordelijkheid is de betreffende instantie bekend, en deze handelt daarnaar.
Is het een normale gang van zaken dat een Nederlands kind, zonder andere nationaliteiten, van Nederlandse ouders, zonder andere nationaliteiten, op dit moment onder de verplichte zorg valt van de Spaanse kinderbescherming?
Ja, wereldwijd geldt dat die verantwoordelijkheid toevalt aan de autoriteiten waar betrokkenen woonachtig zijn. De Spaanse kinderbescherming heeft in dergelijke gevallen dus de verantwoordelijkheid om de rechten van alle kinderen die woonachtig zijn in Spanje, ongeacht hun nationaliteit, te waarborgen.
Is er contact met de Nederlandse kinderbescherming over deze zaak?
Voor zover mij bekend, is er over deze zaak recent geen contact geweest met de Nederlandse kinderbescherming.
Bent u op de hoogte van de redenen van de Spaanse kinderbescherming om het kind nog niet te laten herenigen met de moeder? Zo ja, wat zijn die redenen?
Net als in Nederland grijpt de kinderbescherming in Spanje in als de ontwikkeling van een kind wordt bedreigd en verplichte hulp en onderzoek nodig lijkt. Omwille van persoonsgegevensbescherming kan ik uw Kamer geen details geven over de individuele casus.
Welke acties heeft u tot nu toe ondernomen?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft contact met de moeder en de Spaanse kinderbescherming en heeft bemiddeld bij het leggen van contact.
Welke acties bent u van plan te gaan ondernemen?
De situatie van het betreffende kind ligt thans in handen van de bevoegde en gespecialiseerde Spaanse instantie. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken blijft de situatie en ontwikkelingen volgen en informeert daarover betrokken partijen.
Zijn er aanwijzingen dat de rechten van het kind worden geschonden op enigerlei wijze?
Thans is het betreffende kind in goede handen en zorg. Zie mijn antwoord op vraag 2 en 7.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk en één voor één beantwoorden of de Kamer hierover (indien nodig vertrouwelijk) anderszins informeren?
Ja.
Venezolaans conflictgoud dat via Curaçao en Aruba wordt verhandeld |
|
Nevin Özütok (GL), Bram van Ojik (GL), Isabelle Diks (GL) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u de berichten dat goud uit Venezuela nog steeds via Curaçao (ondanks een verbod) en Aruba wordt verhandeld?1 Zo ja, kloppen deze berichten?
De berichten zijn mij bekend. Van de autoriteiten van Curaçao heb ik vernomen dat de invoer, uitvoer en doorvoer van goud uit Venezuela bij ministeriële regeling per 21 juni 2019 met onmiddellijke ingang is verboden. Ook Aruba heeft middels een ministeriële regeling, d.d. 25 juli 2019, besloten alle invoer, uitvoer en doorvoer van goud direct en indirect afkomstig uit Venezuela te verbieden. Deze ministeriële regeling is op 26 juli 2019 in werking getreden.
Heeft u zicht op de aard en omvang van de handel in goud in Caribisch Nederland en op Sint Maarten?
Van de aard en omvang van de handel in goud op Sint Maarten zijn mij, ondanks navraag bij de regering van Sint Maarten, op dit moment geen cijfers bekend. Waar het gaat om de handel in goud in Caribisch Nederland, geldt dat goud zowel bij invoer als uitvoer via de normale aangifteprocedure dient te worden aangegeven. Het Ministerie van Financiën heeft laten weten dat in de laatste 5 jaar in Caribisch Nederland geen aangifte van invoer van goud heeft plaatsgevonden vanuit Venezuela.
Kunt u verklaren hoe het mogelijk is dat Curaçao de afgelopen vijf jaar ten minste respectievelijk 130.000 kg exporteerde en Aruba in de afgelopen twee jaar bijna 30.000 kg verhandelde, terwijl Curaçao noch Aruba over goudmijnen beschikken?
De autoriteiten van Aruba en Curaçao hebben bij de beantwoording van de Kamervragen van het lid Van Raak (SP) d.d. 8 februari 20182 en 9 april 20183 eerder laten weten dat het niet gaat om de export van goud, maar om doorvoer van goud. De handel in goud is in principe ook niet verboden, mits het goud beschikt over de juiste certificaten en documenten en wordt voldaan aan de nationale douanewet- en regelgeving.
Is de legale herkomst van deze grote hoeveelheden goud vastgesteld en is gegarandeerd dat dit goud niet via de landen wordt witgewassen? Zo nee, welke maatregelen zijn hiertegen getroffen?
In het kader van bestrijding van witwassen is het van belang dat edelmetalen beschikken over betrouwbare certificaten en de juiste (uitvoer)documenten en dat deze voldoen aan de douanewet- en regelgeving van het betreffende deel van het Koninkrijk. Nadat het Recherche Samenwerking Team (RST) in 2018 een partij goud in beslag heeft genomen op Aruba, heeft Aruba het beleid met het oog op de bestrijding van witwassen omtrent in-, uit-, en doorvoer van edelmetalen per april 2018 aangepast. Zo moet het Openbaar Ministerie sindsdien worden ingelicht bij transporten van edelmetalen van 1 kilo of meer. Na die tijd zijn er nog vier zendingen geregistreerd die via Aruba zijn doorgevoerd. De Arubaanse autoriteiten hebben laten weten dat alle vier de zendingen voldeden aan de nodige douaneformaliteiten voor doorvoer. Omdat desondanks nog altijd de nodige zorg en aandacht bestond over de herkomst van Venezolaans goud, hebben Aruba en Curaçao zoals vermeld in het antwoord op vraag 1 de invoer, uitvoer en doorvoer van goud uit Venezuela inmiddels helemaal verboden.
Hoe verhoudt het via Curaçao en Aruba en mogelijk andere Caribische delen van het Koninkrijk verhandelen van Venezolaans conflictgoud zich tot de Nederlandse erkenning van de heer Guaidó als Venezolaanse president en het door Nederland in 2017 opgestelde Goudconvenant, waarin wordt beloofd dat de ondertekenaars zich zullen houden aan de richtlijnen voor multinationale ondernemingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO-richtlijnen) en VN Guiding Principles for Business and Human Rights voor maatschappelijk verantwoord ondernemen?
Het Koninkrijk heeft Juan Guaidó erkend als interim-president van Venezuela met als doel het organiseren van vrije en eerlijke verkiezingen. Door de huidige politieke patstelling blijven verkiezingen vooralsnog uit. Het effectief gezag ligt voor het grootste deel bij het Maduro-bewind. Om de druk op het Maduro-bewind op te voeren heeft de Europese Unie een sanctieregime ingesteld. Zo is er een wapenembargo en zijn er persoonsgerichte sancties ingesteld tegen hooggeplaatste individuen die zich schuldig maken aan ondermijning van de democratie en mensenrechtenschendingen. Sectorale sancties maken geen deel uit van het EU-sanctieregime.
Het doel van de ondertekenaars van het Goudconvenant (de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bedrijven uit de Nederlandse goudsector en maatschappelijke organisaties) is om door middel van gepaste zorgvuldigheid (due diligence) te werken aan een verantwoorde waardeketen voor goud. De afspraken in het convenant zijn gebaseerd op de OESO-richtlijnen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s). Volgens deze richtlijnen moeten bedrijven hun ketenverantwoordelijkheid vormgeven door mogelijke risico’s in hun keten te identificeren, voorkomen of mitigeren, en daarover rekenschap af te leggen. Uit de rapportages over de twee jaar sinds de ondertekening van het goudconvenant is geen verband gebleken met goud uit Venezuela. In het kader van het goudconvenant en het bredere beleid op internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen brengt de rijksoverheid verantwoorde grondstofwinning internationaal onder de aandacht. Zo zet de overheid zich in voor het terugdringen van kwikgebruik in goudwinning via het Minamataverdrag. Ook bracht de rijksoverheid het verantwoorde grondstofwinning en het goudconvenant het afgelopen jaar onder de aandacht bij de conferentie SDGs and Initiatives for Sustainsble Global Value Chains op 30 oktober 2018 en het jaarlijkse OESO-forum voor verantwoorde mineralen in april.
Deelt u de mening dat Venezuela zich in geen enkel opzicht houdt aan de vereisten voor maatschappelijk verantwoord ondernemen en dat Venezuela zich schuldig maakt aan illegale mijnbouw, onderdrukking en uitbuiting? Zo ja, moet hieruit niet worden afgeleid dat Venezolaans goud al sinds 2017 niet verhandeld had mogen worden?
Uit de berichtgeving over goud uit Venezuela en het rapport van de International Crisis Group van februari 20194 leid ik af dat de goudwinning in het zuiden van Venezuela de laatste jaren plaatsvindt onder toezicht of controle van gewapende groepen. Daarmee valt dit gebied onder de definitie van conflict- en hoogrisicogebieden in lijn met de Due Diligence Guidance for Responsible Supply Chains of Minerals from Conflict-Affected and High-Risk Areas die op de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen voortbouwt. Dit betekent dat bedrijven extra alert moeten zijn bij de import van of handel in goud uit Venezuela. Bedrijven die goud uit conflict- en hoog risicogebieden importeren of verhandelen, of uit een land waarvan bekend is dat het goud uit dergelijke gebieden doorvoert, dienen een risico-beheersplan op te stellen en uit te voeren. Zowel de OESO-richtlijnen als de UNGP’s schrijven voor dat bedrijven risico’s in de keten moeten identificeren, voorkomen of mitigeren, en zien uitsluiting als laatste optie.
Welke maatregelen neemt u zich voor om, in goed onderling overleg met de Caribische delen van het Koninkrijk en Caribisch Nederland, de invoer, doorvoer en handel in Venezolaans conflictgoud te bestrijden om te voorkomen dat Nederland de handel in conflictmineralen en daarmee indirect samenhangende mensenrechtenschendingen in Venezuela mogelijk maakt?
Zoals reeds gemeld hebben Aruba en Curaçao de invoer, uitvoer en doorvoer van goud uit Venezuela inmiddels helemaal verboden.
De Nederlandse overheid heeft de verantwoordelijkheid bedrijven in internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen te stimuleren. Die verantwoordelijkheid neemt de overheid in de goudsector door afspraken te maken met de Nederlandse bedrijven in de sector en door ten uitvoerlegging van de EU-conflictmineralenverordening die op 1 januari 2021 in werking treedt voor Nederland. De verordening verplicht importeurs van tin, tantaal, wolfraam, en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden gepaste zorgvuldigheid in de toeleveringsketen toe te passen en daarover jaarlijks te rapporteren. De Inspectie voor de Leefomgeving en Transport (ILT) is aangesteld als bevoegde autoriteit om toezicht te houden op de naleving van de verordening in Nederland.
Hoe wordt voorkomen dat conflictmineralen uit Venezuela op andere wijze via Nederland worden verhandeld?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht ‘Madagascar: Take decisive steps to end torture and killings by security forces’ |
|
Bram van Ojik (GL), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Madagascar: Take decisive steps to end torture and killings by security forces» van 29 juni jl?1
Ja.
Ondersteunt u deze oproep van Amnesty International aan de autoriteiten van Madagaskar om een ‹einde te maken aan de diepgewortelde cultuur van straffeloosheid voor moorden, marteling en andere mishandelingen die worden gepleegd door de veiligheidstroepen? Zo ja, op welke wijze heeft u daar uiting aan gegeven? Zo nee, waarom niet?
Straffeloosheid voor moorden, martelingen en andere mishandelingen door veiligheidstroepen is in iedere context volstrekt onacceptabel. Dus ook in Madagaskar. Nederland kan zich daarom vinden in de oproep van Amnesty International aan Madagaskar om bij verdenkingen van zulk geweld in te grijpen, onderzoek te doen en verdachten te vervolgen en berechten in een eerlijk proces. Nederland bespreekt deze zaken met de autoriteiten van Madagaskar, met name in multilaterale fora, zie hiervoor tevens het antwoord op vragen 5 en 6.
Heeft u zicht op de detentieomstandigheden in gevangenissen in Madagaskar, waar volgens Amnesty International onder meer sprake is van overbevolking, foltering en het niet scheiden van verdachten in afwachting van een proces en veroordeelde criminelen? Zo ja, hoe zijn die omstandigheden volgens u en voldoen zij aan internationale standaarden? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft geen ambassade of beroepsconsulaat in Madagaskar en kan derhalve niet uit eigen waarnemingen putten, bijvoorbeeld over de mate van overbevolking of de hoeveelheid minderjarigen die gevangen zitten in Madagaskar.
Hoewel er omstandigheden zijn die kunnen leiden tot het opleggen van een gevangenisstraf aan minderjarigen, zijn schendingen van de rechten van minderjarigen, zoals Amnesty International deze in hun rapport over detentieomstandigheden in Madagaskar uit 2018 omschrijft, onacceptabel.
Is het u bekend hoeveel van de mensen die gevangen zitten in Madagaskar minderjarig zijn? Zo ja, wat is uw oordeel over het vastzetten van minderjarigen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Welke mogelijkheden ziet u, zowel in bilateraal als multilateraal verband, om de overheid van Madagaskar aan te spreken op het naleven van internationale normen die van toepassing zijn op gedetineerden en verdachten?
Nederland heeft de mogelijkheid om via de Europese Unie, en in het bijzonder via de reguliere politieke artikel 8 dialoog tussen de EU en Madagaskar, de overheid van Madagaskar aan te spreken op het naleven van mensenrechten en internationale standaarden. De meest recente bijeenkomst in dit kader vond plaats op 2 mei jl. te Antananarivo, met de nieuw verkozen President Rajoelina. Nederland nam vanuit de ambassade in Dar es Salaam deel aan deze dialoog. Tijdens de bespreking van het agendapunt mensenrechten sprak de EU haar zorg uit over de overbevolking van de gevangenissen en de cultuur van straffeloosheid binnen veiligheids- en justitiediensten. De recent aangetreden Minister van Justitie van Madagaskar verzekerde de EU dat aanpak van deze onderwerpen hoog op zijn prioriteitenlijst staat. De EU zal de ontwikkelingen op dit gebied blijven volgen.
Welke mogelijkheden ziet u, zowel in bilateraal als multilateraal verband, om de overheid van Madagaskar aan te spreken op het naleven van de mensenrechten?
Zie antwoord vraag 5.
Wat vindt u van de oproep van Deprose Muchena, regionaal directeur van Amnesty International, tot het instellen van een onderzoek naar alle bekende en/of gemelde gevallen van foltering en mishandeling? Ondersteunt u deze oproep? Zo ja, hoe geeft u daar invulling aan? Zo nee, waarom niet?
Nederland ondersteunt de oproep van de heer Muchena. Nederland zal in EU-verband bij de overheid van Madagaskar blijven benadrukken dat bekende en gemelde gevallen van foltering en mishandeling onderzocht moeten worden en dat de verdachten in een eerlijk proces berecht moeten worden.
Heeft u of gaat u in internationaal verband de mensenrechtensituatie in Madagaskar onder de aandacht brengen? Zo ja, op welke wijze en in welke fora? Zo nee, waarom niet?
Madagaskar ondergaat dit jaar het mensenrechten-examen (de Universal Periodic Review) van de VN Mensenrechtenraad. Tijdens deze Universal Periodic Review, die plaats vindt op 11 november 2019 in Genève, zal Nederland zijn zorgen uitspreken over de detentieomstandigheden in Madagaskar en een aanbeveling aan de overheid van Madagaskar doen aangaande het voorkomen van straffeloosheid. Ook zal Nederland binnen de eerdergenoemde politieke dialoog tussen de EU en Madagaskar aandacht blijven vragen voor de mensenrechtensituatie.
Bent u op de hoogte van het rapport «We’re Indians too» van de organisatie Open Doors, waarin een analyse is gemaakt van een toename in mensenrechtenschendingen tegen religieuze minderheden in India?
Ja.
Heeft u er kennis van genomen dat in het rapport ruim 1.600 incidenten van geloofsvervolging van christenen in de periode 2014–maart 2018 worden geanalyseerd en het rapport een beeld schetst van het land India, waarin onder andere geen ruimte is voor niet-Hindoes, anti-bekeringswetten haat en intolerantie in de hand werken en er sprake is van ernstige inperking van de rechten van Dalits en vrouwen? Bent u bereid om deze conclusies te delen met vertegenwoordigers van de Indiase overheid en hen aan te sporen acties van haat en intolerantie te veroordelen en politici en ambtenaren die zich hieraan schuldig maken te vervolgen?
Het kabinet deelt de zorgen over de ontwikkelingen m.b.t. de religieuze vrijheid in India. De Nederlandse overheid zoekt blijvend de dialoog met India over mensenrechten hetzij bilateraal, hetzij in EU en multilateraal verband. Nederland benadrukt daarbij het belang van respect voor mensenrechten voor iedereen, waaronder religieuze en andere minderheden. In deze dialoog komt ook vrijheid van religie en levensovertuiging aan de orde. In India is de vrijheid van religie verankerd in de Grondwet. Indiërs als individu, of Indiase NGO’s hebben, als er sprake is van algemeen belang, de mogelijkheid een petitie in te dienen bij het Hooggerechtshof om vermeende schendingen door het Hof te laten toetsen.
De mensenrechtenambassadeur bracht eind 2017 een bezoek aan India. Tijdens dit bezoek besteedde hij expliciet aandacht aan het onderwerp vrijheid van religie en levensovertuiging en de wetten die in een aantal Indiase deelstaten zijn aangenomen die veranderen van geloofs- of levensovertuiging bemoeilijken. Ook ondersteunt Nederland projecten vanuit het Mensenrechtenfonds die bijdragen aan de vrijheid van religie en levensovertuiging.
Welke mogelijkheden ziet u om via bijvoorbeeld de Nederlandse ambassade en in contacten met parlementsleden en vertegenwoordigers van Indiase staten, waarin anti-bekeringswetten van kracht zijn, deze wetten ter discussie te stellen of misbruik ervan tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om de Indiase overheid, onder wie ook Minister-President Narendra Modi, te stimuleren in het verduidelijken en uitdragen van de overtuiging dat een vreedzame uitvoering van grondwettelijke bescherming van alle geloofsovertuigingen, inclusief het recht om samen te komen, de geloofsovertuiging te praktiseren en uit te dragen, niet op gespannen voet staat met de secties 153A en 295A uit het Indiase wetboek van strafrecht?
Zie antwoord vraag 2.
Welke mogelijkheden ziet u om samen met andere landen de Indiase overheid aan te spreken op de inperkende classificatie van Dalits, zoals vermeld in de Grondwet?
De multilaterale dialoog met India over mensenrechten vindt plaats in de VN en tijdens de EU – India mensenrechtendialoog. Nederland en de EU benadrukken daarbij het belang van respect voor mensenrechten van een ieder, waaronder religieuze en andere minderheden, voor een goed functionerende rechtsstaat evenals gelijke rechten voor vrouwen en meisjes. Tijdens de 27e sessie van de Universal Periodic Review Working Group op 4 mei 2017 in Genève heeft Nederland in de VN-Mensenrechtenraad een aanbeveling gedaan over vrijheid van religie en levensovertuiging en de conversiewetten in een aantal Indiase deelstaten.
Bent u bereid de Indiase overheid aan te spreken op de dubbele uitsluiting die optreedt als vrouwen uit religieuze minderheden ook nog gekarakteriseerd worden als Dalits, en u in te zetten voor gelijke rechten van allen, ongeacht geslacht of geloofsovertuiging?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid in ontmoetingen op economisch of ander vlak de mensenrechtenschendingen aan de orde te stellen zoals genoemd in dit rapport en andere onderzoeken, zoals het kortgeleden in het Verenigd Koninkrijk verschenen rapport «Independent review for the foreign secretary of FCO support for persecuted Christians»?
Nederland zet zich in voor universele mensenrechten en voor naleving van de internationale mensenrechtenverdragen en zal dat blijven doen. Het recht op vrijheid van religie en levensovertuiging en gelijke rechten voor vrouwen en meisjes zijn twee van de zes prioriteiten van het buitenlandse mensenrechten-beleid van Nederland. Het belang hiervan wordt in gesprekken met Indiase autoriteiten aan de orde gesteld.
Welke mogelijkheden ziet u voor initiëring en ondersteuning van een internationaal monitoring systeem om schendingen van de vrijheid van geloof en levensovertuiging nog beter in kaart te brengen?
Nederland ondersteunt – ook in financieel opzicht – de diverse multilaterale monitoringsmechanismen zoals deze onder de internationale mensenrechten-verdragen zijn gecreëerd. Ook ben ik voornemens om de onlangs aangestelde Speciaal Gezant religie en levensovertuiging te vragen naar India te gaan om daar met overheid en maatschappelijke organisaties te spreken over vrijheid van religie en levensovertuiging.
Hoe verwacht u dat de situatie van religieuze minderheden zich zal ontwikkelen nu het ernaar uitziet dat de hindoe-nationalistische partij van premier Modi bij de laatste verkiezingen een grote meerderheid in het parlement heeft behaald?
Het kabinet kan niet speculeren over de ontwikkelingen in India na de verkiezingsoverwinning van Minister-President Modi.
Bent u bereid zich ervoor in te zetten dat de behandeling van christenen en moslims in India ook op Europees niveau aangekaart wordt?
De EU heeft met India een reguliere mensenrechtendialoog waarin de vrijheid van religie en levensovertuiging en de rechten van minderheden belangrijke onderdelen zijn. De EU staat pal voor deze rechten.
Het bericht ‘De zwarte kant van het voetbal’ |
|
Esther Ouwehand (PvdD), Joël Voordewind (CU), Chris Stoffer (SGP), Achraf Bouali (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «De zwarte kant van het voetbal»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat bij de bouw van faciliteiten voor het wereldkampioenschap voetbal (WK) in Qatar naar schatting 1.400 arbeidsmigranten zijn omgekomen en dat, als de trend zich doorzet, bij aanvang van het WK meer dan 4.000 mensen bij de bouw zullen zijn omgekomen?
Hoewel onduidelijkheid bestaat over het exacte aantal omgekomen arbeidsmigranten – het artikel maakt hier tevens melding van – is het verlies van elk mensenleven vanwege gevaarlijke arbeidsomstandigheden, er één te veel. Het kabinet is van mening dat verdere ongevallen onder arbeidsmigranten in de bouw in Qatar ten allen tijde voorkomen dienen te worden. Dit standpunt draagt het kabinet consequent uit richting de autoriteiten van Qatar, zowel bilateraal als in multilaterale fora.
Nederland ziet ook dat er de afgelopen jaren een aantal verbeteringen zijn doorgevoerd ten aanzien van de positie van arbeiders, en specifiek arbeidsmigranten, in Qatar. Sinds 2017 werkt Qatar met de International Labour Organization (ILO) aan een samenwerking van 3 jaar om hervormingen door te voeren om de arbeidsomstandigheden te verbeteren in het land. Zo is bijvoorbeeld een nieuwe wet aangenomen in 2018 die bepaalt dat specifieke groepen arbeidsmigranten zonder toestemming van hun lokale sponsor, Qatar tijdelijk of definitief kunnen verlaten tijdens de duur van hun arbeidscontract. Het kabinet ziet dat Qatar de dialoog aangaat over de situatie van arbeiders en arbeidsmigranten en de samenwerking opzoekt met de internationale gemeenschap voor het implementeren van de hervormingen. Het kabinet moedigt deze ontwikkelingen aan zodat verder verlies van mensenlevens bespaard kan blijven.
Welke concrete acties onderneemt u (bilateraal, Europees en internationaal) om het misbruik en de uitbuiting van arbeidsmigranten voor het wereldkampioenschap met de Qatarese regering te bespreken?
Nederland heeft zich in bilaterale gesprekken en multilaterale fora met grote regelmaat uitgelaten over zijn zorgen omtrent de positie van arbeiders en arbeidsmigranten in Qatar, en zal dit blijven doen. Zo heeft Nederland tijdens de Universal Periodic Review van Qatar in de VN Mensenrechtenraad (15 mei jl.) een aanbeveling gedaan ter verdere verbetering van de positie van arbeidsmigranten. Ook stonden mensenrechten, specifiek de positie van arbeidsmigranten, op de agenda tijdens de bilaterale politieke consultaties van april jl. tussen Nederland en Qatar. Minister Blok besprak dit onderwerp ook tijdens zijn ontmoeting met zijn evenknie Minister Al Thani van Qatar in juli 2018 in Den Haag. Nederland ondersteunt de Qatarese samenwerking met de ILO, specifiek op het verbeteren van de Qatarese arbeidsinspectie. Tijdens de bijeenkomst van de ILO Bestuursraad in oktober 2018 werd het eerste voortgangsrapport van Qatar besproken2. De stappen die Qatar had ondernomen werden erkend en het belang van verdere implementatie van de samenwerkingsovereenkomst tussen de ILO en Qatar onderschreven.
Deelt u de analyse dat, hoewel er de afgelopen jaren grote druk is uitgeoefend op de Qatarese regering om een einde te maken aan deze vorm van moderne slavernij, de omstandigheden van arbeidsmigranten in de praktijk nauwelijks zijn verbeterd?
Zie het antwoord op vraag 2.
In hoeverre bent u van mening dat het geloofwaardig is om een officiële Nederlandse vertegenwoordiging naar het WK in Qatar te sturen, overwegende dat de Nederlandse regering zich wereldwijd inzet voor de bestrijding van moderne slavernij?
Het past niet in het Nederlandse beleid om sportevenementen te boycotten vanwege politieke situaties. Nederland zet in om elke bilaterale en multilaterale gelegenheid te gebruiken om zijn zorgen omtrent de positie van arbeidsmigranten kenbaar te maken. Het WK in 2022 biedt hier onder andere de gelegenheid voor. Via deze weg blijft de dialoog met Qatar open en wordt per saldo meer bereikt.
Het bericht ‘Hungary depriving asylum seekers of food- Council of Europe’ |
|
Attje Kuiken (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kunt u in aanvulling op de door u gegeven antwoorden op Kamervragen over het bericht het bericht «Hungary depriving asylum seekers of food- Council of Europe» d.d. 26 juni 2019 (2019D27586) aangeven of er naast de strijdigheid van de wijze waarop Hongarije de relevante Europese regelgeving toepast met het acquis, ook strijdigheid is met andere internationale verdragen, waaronder het Vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties? Zo ja, op welke wijze heeft u dit onder de aandacht van uw Hongaarse ambtsgenoot heeft gebracht? En zo nee, waarom niet?
Zoals eerder met uw Kamer is gedeeld, is het kabinet is van mening dat onderdelen van het Hongaarse asiel- en migratiebeleid strijdig zijn met internationale verplichtingen. In dit kader wijst het kabinet erop dat de Commissie meerdere inbreukprocedures is gestart tegen Hongarije die betrekking hebben op het Hongaarse asiel- en migratiebeleid. Bovendien maken de «fundamentele rechten van migranten, asielzoekers en vluchtelingen» onderdeel uit van de resolutie van het Europees parlement waarmee het de artikel 7-procedure jegens Hongarije activeerde, en zullen daarom naar verwachting onderdeel uitmaken van de dialoog met Hongarije in het kader van deze procedure in de Raad Algemene Zaken. Het kabinet blijft de zorgen over ontwikkelingen in Hongarije op asiel- en migratiegebied in zowel bilateraal als Europees verband uitspreken richting de Hongaarse autoriteiten.
Zijn de (eventuele) schendingen van het internationaal recht als gevolg van de wijze waarop Hongarije het asiel- en migratiebeleid uitvoert ook in andere internationale overlegfora besproken? Zo ja, welke en wat zijn de eventuele gevolgen daarvan? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet blijft de zorgen over de wijze waarop Hongarije het asiel- en migratiebeleid uitspreken richting de Hongaarse autoriteiten. Zoals in antwoord op vraag 1 aangegeven, heeft de Commissie het hieromtrent nodig geacht een aantal inbreukprocedures te starten tegen Hongarije. Verder verwijst het kabinet naar het antwoord op de vragen 4 en 5 van de schriftelijke vragen van de leden Van de Hul en Kuiken (Vergaderjaar 2018–2019, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 3204 d.d. 1 juli 2019).
Heeft de Hongaarse overheid naast het nationale asiel- en migratiebeleid een zorgplicht voor vluchtelingen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u van mening dat Hongarije deze zorgplicht voldoende nakomt?
Als lidstaat van de EU dient Hongarije de geldende EU-wet- en regelgeving, het zgn. acquis, correct toe te passen zoals ook in antwoord op de eerdere vragen gesteld (Vergaderjaar 2018–2019, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 3204 d.d. 1 juli 2019). Het doel van het acquis is om te zorgen dat alle lidstaten een zorgvuldig, humaan en efficiënt asielstelsel voeren. Middels de Procedurerichtlijn is het VN-Vluchtelingenverdrag onderdeel van dat acquis. Zoals ook eerder met de Kamer gedeeld, heeft de Commissie tekortkomingen vastgesteld in hoe Hongarije het acquis implementeert en het noodzakelijk geacht diverse inbreukprocedures tegen Hongarije te starten. Het kabinet deelt de zorgen over het Hongaarse asiel- en migratiebeleid die tot deze inbreukprocedures hebben geleid en verwelkomt dat de Commissie haar rol in deze gevallen neemt. Het is uiteindelijk aan de Commissie als hoedster van de verdragen om erop toe te zien dat lidstaten het acquis correct toepassen. Het kabinet wacht de uitkomsten van de inbreukprocedures af alvorens nieuwe stappen te nemen. Het rapport van de Commissaris voor de Rechten van de Mens is besproken in het Comité van Ministers van de Raad van Europa. Daarbij is niet specifiek gesproken over hulp aan vluchtelingen in Hongarije.
Kunt u nog aangeven welke aanvullende mogelijkheden u ziet -aanvullend en naast het aanspreken van de Hongaarse overheid- om concrete verbetering te bewerkstelligen in de zorgelijke situatie van de vluchtelingen die zich in Hongarije bevinden? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Is er in Europees en/of ander internationaal verband gesproken over bijvoorbeeld de mogelijkheden van voedselhulp of andere vormen van hulp voor vluchtelingen in Hongarije zolang de situatie zoals beschreven in het rapport van de Commissaris voor de Rechten van de Mens voortduurt? Zo ja, heeft dit tot concrete hulp kunnen leiden? Zo nee, waarom niet en bent u alsnog bereid zich hiervoor in te spannen?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat terrorismeverdachten toch geld kunnen opnemen van bevroren tegoeden |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Accused terrorists use loopholes to tap frozen funds»?1
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel gelden van bankrekeningen die bevroren zijn op grond van VN-Veiligheidsraad Resolutie 1267, zijn opgenomen door de van lidmaatschap of ondersteuning van Al Qaeda of Islamitische Staat verdachte personen ten behoeve van hun «basic necessities»?
Een dergelijk overzicht kan helaas niet worden gedeeld vanwege de vertrouwelijkheid van de beraadslagingen van het VN-Sanctiecomité.
Deelt u de mening dat een bedrag van 10.000 dollar per maand voor 'basic necessities» gewoon idioot is? Zo nee, waarom niet?
Zoals ook wordt uitgelegd in de Kamerbrief die uw Kamer tegelijkertijd met deze beantwoording toekomt, schept VNVR resolutie 1373 (2001) voor VN-lidstaten een internationaal bindende verplichting om het financieren van terrorisme te bestrijden en de tegoeden van personen en organisaties die zich bezighouden met terroristische activiteiten, te bevriezen. Het opleggen van een bevriezingsmaatregel is een preventieve maatregel die niet gericht is op straffen, maar op het inperken van een risico.
Daarom kent het sanctieregime de mogelijkheid van een ontheffing om te voorzien in eerste levensbehoeften, zoals wonen; eten; verzekeringen; medische behandelingen etc. Daarnaast kan er een ontheffing worden aangevraagd voor afwijkende uitgaven en voor financiële verplichtingen (zoals contracten) die voorafgaand aan het opleggen van de maatregel zijn aangegaan.
Lidstaten die een dergelijk ontheffingsverzoek van een geliste ingezetene willen honoreren dienen dit eerst voor te leggen aan het Sanctiecomité. Een verzoek kan alleen worden afgewezen als alle 15 VNVR-lidstaten bezwaar hebben.
Waarom worden verzoeken om vrijgave van bedragen voor «basic necessities» door de Veiligheidsraad in het geheim behandeld en wordt hierover in het geheim besloten?
Dergelijke beraadslagingen moeten in alle vrijheid kunnen plaatsvinden. Dit is niet mogelijk op het moment dat de inhoud van deze besprekingen beschikbaar wordt gesteld voor het brede publiek en dus ook voor de lidstaat die een uitzonderingsverzoek heeft ingediend. De vertrouwelijkheid van deze beraadslagingen is dus wenselijk om een eerlijke procedure te waarborgen.
Deelt u de mening dat dit in het openbaar zou behoren te gebeuren?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u bevestigen dat er geen criteria zijn vastgesteld en worden gehanteerd waarop ingediende verzoeken tot vrijgave van bedragen voor «basic necessities» worden getoetst en beoordeeld?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 en 12 kan wordt een uitzondering niet alleen toegekend voor basic necessities. Ook afwijkende uitgaven of financiële verplichtingen die zijn aangegaan voor het opleggen van de sanctie zijn reden voor het toekennen van een uitzondering. De gronden voor uitzondering en de richtlijnen van het Sanctiecomité zijn vastgelegd in VNVR-resoluties 1452 (2002), zoals geamendeerd via VNVR-resolutie 1735 (2006) en VNVR-resolutie 2368 (2017). Deze Resoluties zijn openbaar.
Klopt het ook dat ingediende verzoeken veelal niet of zeer summier zijn onderbouwd?
Indien het VN-secretariaat en/of de leden van het Sanctiecomité van mening zijn dat een ingediend verzoek onvoldoende is onderbouwd, wordt de betrokken lidstaat verzocht om nadere informatie.
Kunt u bevestigen dat achteraf geen enkele controle op de uitgaven plaatsvindt?
De controle op de uitgaven is een nationale verantwoordelijkheid van de aanvragende lidstaat.
Deelt u de mening dat dat wel zou moeten gebeuren?
Zie antwoord vraag 8.
Zijn er ook dergelijke verzoeken om vrijgave van bedragen voor «basic necessities» behandeld in de periode dat Nederland lid was van de Veiligheidsraad?
Hier kan ik helaas geen uitspraken over doen gegeven het feit dat de beraadslagingen van het Sanctiecomité vertrouwelijk zijn.
Wilt u toelichten hoe Nederland daar toen over heeft gestemd en waarom?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat het systeem van vrijgave van bedragen voor «basic necessities» afgeschaft dient te worden c.q. in ieder geval grondig herzien moet worden waarbij ook de controle erop aangescherpt moet worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om dit te bewerkstelligen?
Zie antwoord op vraag 3
Wilt u deze vragen beantwoorden vóór 3 juli 2019?
Het optreden van Kmar- en douanemedewerkers op Schiphol, Eindhoven Airport en Rotterdam The Hague Airport. |
|
Selçuk Öztürk (DENK) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het rapport van de Nationale ombudsman «Een onderzoek naar klachten over een controle op liquide middelen op Eindhoven Airport door de Belastingdienst/Douane » van 3 juni 2019 met rapportnummer 2019/027?
Ja.
Hoe duidt u de gebeurtenissen die aanleiding hebben gegeven tot de klacht van de reiziger en bovengenoemd rapport?
De Douane heeft op 28 december 2017 op Eindhoven Airport een douanecontrole uitgevoerd op reizigers gericht op de handhaving van de Verordening liquide middelen (Vo 1889/2005). Het gaat om controle op de naleving van de aangifteplicht van reizigers, die met een bedrag ter waarde van € 10.000,00 of meer de Europese Unie (binnenkomen of) verlaten.
Op de plaats waar de Douane deze controle uitvoerde, passeerden ook reizigers die vertrokken naar een bestemming binnen de Europese Unie. Daarom werden reizigers aangesproken met de vraag wat hun reisbestemming was en indien de reisbestemming buiten de EU was of zij contant geld bij zich hadden. Dit om te beoordelen of zij conform de Verordening aangifte hadden moeten doen in het geval zij een bedrag ter waarde van € 10.000 of meer bij zich hadden.
Kunt u de omvang en kenmerken schetsen van de groep reizigers die zich onheus bejegend en gediscrimineerd voelt door het handelen van medewerkers van de Koninklijke Marechaussee (Kmar) en Douanemedewerkers op Schiphol en Eindhoven Airport? Zo nee, bent u bereid om hier onderzoek naar te doen?
In 2018 passeerden ruim 71 miljoen passagiers de luchthaven Schiphol en 6 miljoen de luchthaven Eindhoven. In 2018 heeft de KMar in totaal negen klachten voor de locatie Schiphol en twee klachten voor de locatie Eindhoven behandeld aangaande discriminatie. De Belastingdienst/Douane heeft in dat jaar tien klachten en in het eerste half jaar van 2019 zeven klachten behandeld van reizigers op Schiphol en Eindhoven Airport die zich onheus bejegend en gediscrimineerd hebben gevoeld.
Erkent u het oordeel van de Nationale ombudsman, namelijk dat op basis van het onderzoek de klachten over de Belastingdienst/Douane gegrond zijn, wegens strijd met het vereiste van goede informatieverstrekking? Zo ja, welke stappen gaat u nemen? Zo nee, waarom niet?
Ja, de Douane erkent dat ten tijde van de klacht de informatieverstrekking op Eindhoven Airport onvoldoende was omdat er destijds onvoldoende informatieborden in de directe omgeving van de plaats van de controle aanwezig waren en niet vastgesteld kon worden dat de reiziger door de medewerkers nader is geïnformeerd.
Vindt u, mede gelet op het eerdere rapport van de Nationale ombudsman «Uit de rij gehaald»1 van 29 maart 2017 dat (de schijn van) discriminatie in deze zaak aanwezig is door:
In de hiervoor beschreven situatie op Eindhoven Airport heeft de douanecontrole steekproefsgewijs plaatsgevonden. Dat wil zeggen dat vooraf geen controle-opdracht is afgegeven met daarin specifieke selectiecriteria.
De Douane heeft de aangehaalde uitspraak van de medewerker beoordeeld als in strijd met het vereiste van professionaliteit, omdat een dergelijke uitlating bij de reiziger de indruk kan wekken dat reizigers voor controle worden geselecteerd op basis van een ongeoorloofd onderscheid. De Douane heeft de klacht op dat punt als gegrond beoordeeld en hiervoor aan klager excuses aangeboden.
Het verstrekken van meer informatie had mogelijk kunnen bijdragen aan het voorkomen van een gevoel van discriminatie.
Deelt u de mening dat het zonder enige aanleiding stellen van vragen zoals «heeft u enveloppen met geld voor uw familieleden in Marokko bij u» een stigmatiserend effect kan hebben op reizigers van Marokkaanse afkomst? Zo nee, waarom niet?
Nee. Dergelijke vragen zijn relevant om te worden gesteld tijdens een douanecontrole in het kader van de aangifteplicht van reizigers voor vervoerd geld bij het verlaten of binnenkomen van de EU. Dit omdat de ervaring van de Douane is dat er reizigers zijn die ten onrechte veronderstellen dat geen aangifte gedaan hoeft te worden wanneer men geld vervoert waarvan men geen eigenaar is, bijvoorbeeld van familieleden. Voor de aangifteplicht op grond van de verordening liquide middelen is het eigendom van het geld echter geen relevant gegeven. De vraagstelling heeft tot doel bij te dragen aan het voorkomen van het ten onrechte niet doen van een aangifte. N.B. in plaats van Marokko kunnen ook andere landen waar personen naar toe reizen worden genoemd.
Deelt u de mening dat de Douane haar selectiestrategie ten aanzien van geldcontroles inzichtelijk dient te maken omdat anders niet voldoende gewaarborgd kan worden dat grondrechten van reizigers, in het bijzonder het non-discriminatiebeginsel, worden gerespecteerd? Zo nee, waarom niet?
Het geven van inzicht in de specifieke selectiekeuzes kan het toezicht op de goederenstroom bemoeilijken omdat reizigers hun handelen hierop zouden kunnen afstemmen.
De Douane handhaaft risicogericht en kan daarin keuzes maken naar thema, doelgroepen en intensiteit van het toezicht. Daarbij wordt gebruik gemaakt van risicogerichte informatie, bijvoorbeeld over de specifieke goederensoort, de herkomst of bestemming van de vlucht alsmede specifieke informatie met betrekking tot de reizigers (zoals reisgegevens die de Douane ontvangt van luchtvaartmaatschappijen; de zogenaamde Passenger Name Records) en hun goederen. Daarbij is de professionele kennis en ervaring van de douaniers een belangrijk element in de risicobeoordeling en -afweging. Met dit totale stelsel aan verschillende soorten selectiecriteria en diverse afwegingsmomenten, in onderlinge samenhang, is de inzet erop gericht (de schijn van) het maken van ongeoorloofd onderscheid te voorkomen.
Deelt u de mening dat er (meer) objectieve criteria nodig zijn bij het selecteren van reizigers voor controles door de Douane op luchthavens? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstellingen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat ook de Douane en de Kmar stopformulieren moeten hanteren bij het uitvoeren van specifieke controles? Zo nee, waarom niet?
Nee, overtuigend wetenschappelijk bewijs over de effectiviteit van stopformulieren ontbreekt. Zowel bij Douane als KMar is de inzet erop gericht om etnisch profileren te voorkomen. Zie hiervoor de antwoorden op vragen 7 en 8 (Douane) respectievelijk het antwoord op vraag 24 (KMar).
Bent u bereid, om conform de aanbeveling uit het rapport van de Nationale ombudsman, reizigers op Eindhoven Airport door middel van informatie(borden) beter te informeren over het doel van geldcontroles? Zo nee, waarom niet?
De Douane geeft informatie door middel van een app, de Douanewebsite en beantwoordt vragen via de Douanetelefoon of online. Het gehele jaar door wordt in de vorm van zoekmachine-advertenties en online bannering en video's de douaneboodschap om zich goed voor te bereiden, gedeeld op sites die reizigers raadplegen in de voorbereiding op hun reis. Denk aan online weerberichten, nieuwssites, sociale media. In de douaneboodschap wordt de reiziger gewezen op heffingen, verboden en beperkingen ten aanzien goederen. In aanvullingen daarop communiceert de Douane in piekperiodes in reismagazines en op radio en tv.
Op Eindhoven Airport worden aankomende reizigers, net zoals bijvoorbeeld op Schiphol, door middel van informatieborden ondersteund bij het kiezen van het rode of groene kanaal, waarbij bijvoorbeeld gewezen wordt op de aangifteplicht in het kader van de Verordening Liquide middelen.
Vertrekkende passagiers op Eindhoven Airport worden door middel van een digitaal beeldscherm gewezen op diverse wettelijke bepalingen waaronder de aangifteplicht voor liquide middelen. Daarnaast staat in de vertrekhal voor Niet-Schengen reizigers, een roll up banner met de boodschap «de wereldreiziger gaat goed voorbereid op reis en heeft de app gedownload». De informatievoorziening is dan ook verbeterd ten opzichte van het moment van de klacht.
Welke maatregelen worden er op dit moment genomen om etnisch profileren door douaniers op luchthavens tegen te gaan?
In het antwoord op de vragen 7 en 8 is de werkwijze beschreven waarmee de inzet erop gericht is etnisch profileren door douaniers te voorkomen.
Kunt u aangeven wat het beleid is ten aanzien van de inzet van speurhonden door douaniers bij vluchten op Eindhoven Airport, zoals bijvoorbeeld het geval is geweest bij een vlucht uit Marokko op 2 oktober 2018 (vluchtnummer WQR14L)? Zo nee, waarom niet?
Bij de uitvoering van haar toezichtstaak maakt de Douane gebruik van hulpmiddelen zoals speurhonden. De Douane zet onder andere speurhonden in die zijn opgeleid om de geur van bankbiljetten te herkennen. Op de in de vraag genoemde specifieke vlucht is overigens geen speurhond ingezet door de Douane.
Kunt u uitsluiten dat er sprake is van een specifieke risicoprofilering ten aanzien van vluchten uit Marokko? Zo ja, wat is hier de rechtvaardiging voor? Zo nee, waarom niet?
Voor zover mij bekend, wordt voor vluchten uit Marokko, als zijnde een niet EU-land, niet anders gehandeld dan in de beantwoording van de vragen 7 en 8 is aangegeven.
Bent u bereid een zelfstandig onderzoek op te starten naar mogelijk etnisch profileren door de Douane op luchthavens? Zo nee, waarom niet?
In het antwoord op de vragen 7 en 8 is de methodiek beschreven waarmee wordt ingezet op het voorkomen van (de schijn van) het maken van ongeoorloofd onderscheid. Op dit moment heb ik geen aanleiding voor een zelfstandig onderzoek. De Nationale ombudsman voert op dit moment een onderzoek uit naar de wijze waarop overheden omgaan met klachten over etnisch profileren en heeft ook de Douane in dat kader om informatie verzocht.
Bent u bekend met het voorval van 24 januari 2019 waarin een Kmar op Eindhoven Airport een reiziger van Marokkaanse onheus heeft bejegend?
Op 31 januari 2019 heeft de KMar een klacht ontvangen aangaande het genoemde voorval. De klachtenprocedure is na ontvangst van de klacht in gang gezet, maar nog niet afgesloten. Derhalve kan niet inhoudelijk op de zaak worden ingegaan.
Hoe duidt u de gebeurtenissen die aanleiding hebben gegeven tot de klacht van deze betrokken reiziger en de brief hierover van de Kmar van 2 april 2019?
Zie antwoord vraag 15.
Klopt het dat deze reiziger van Marokkaanse afkomst zich onheus bejegend voelde door de Kmar-medewerker? Zo ja, welke conclusies verbindt u hieraan?
Zie antwoord vraag 15.
Is het waar dat er zonder enige dringende redenen vragen werden gesteld over in het bezit zijn van een retourticket? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen?
Zie antwoord vraag 15.
Is het gebruikelijk dat reizigers die naar Marokko vliegen verzocht worden om hun retourticket te overleggen? Zo ja, waarom? Zo nee, hoe duidt u dan de vraagstelling van de betrokken Kmar-medewerker?
Het evenredigheidsvereiste houdt in dat de overheid om haar doel te bereiken kiest voor een middel dat niet onnodig ingrijpt in het leven van de burger en dat in evenredige verhouding staat tot dat doel. Dit houdt in dat steeds een afweging wordt gemaakt welke vragen aan een reiziger kunnen worden gesteld.
In de regel worden EU-onderdanen die het Schengengebied verlaten alleen onderworpen aan een systematische controle. Deze controle bestaat uit het door de KMar vaststellen van de identiteit en nationaliteit van de reiziger, de echtheid en geldigheid van het reisdocument en een controle in de relevante databases. Als er daarnaast aanleiding bestaat om te vermoeden dat een reiziger een reëel, actueel en voldoende ernstig gevaar voor de buitenlandse veiligheid, de openbare orde of de internationale betrekkingen van een lidstaat vormt, kan er aanvullend onderzoek worden gedaan.
Er bestaan bij de KMar protocollen/handelingskaders om de grenswachters te ondersteunen bij een dergelijk aanvullend onderzoek.
Waar ligt de scheidslijn tussen het vragen stellen in het kader van legitieme douane- en veiligheidsbelangen en het onnodig lastig vallen van reizigers met irrelevante vragen over de manier waarop zij hun reis vormgeven?
Zie antwoord vraag 19.
Bestaan er protocollen over de aard van de vragen die gesteld mogen worden aan reizigers?
Zie antwoord vraag 19.
Kunt u zich voorstellen dat de handelwijze van de betrokken Kmar-medewerker een gevoel van discriminatie bij de reiziger teweeg heeft gebracht nu de medewerker tijdens de klachtbehandeling anders dan de niet onderbouwde beschuldiging dat de reiziger zich vijandig gedroeg geen plausibele verklaring heeft kunnen geven voor het stellen van dergelijke ongepaste vragen?
Zie antwoord vraag 15.
Bent u bekend met het voorval tussen oud-raadslid Mpanzu Bamenga en de Kmar op Eindhoven Airport?2
Ja.
Welke maatregelen worden er op dit moment genomen om etnisch profileren door medewerkers van de Kmar op luchthavens tegen te gaan?
De KMar heeft een werkgroep «Profileren» ingesteld die zich bezighoudt met het verder verbeteren van profileringstechnieken en het breed uitdragen van de Behavior Detection methode Predictive Profiling in de organisatie. Deze methode maakt onderdeel uit van de initiële opleiding waarbij medewerkers worden opgeleid om afwijkend gedrag te detecteren en Predictive Profiling komt terug in trainingen. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de (relevantie van de) indicator «etniciteit». Non-discriminatoir handelen is daarbij het uitgangspunt. Er wordt in de uitvoering geïnvesteerd in specifieke profileringstechnieken gericht op gedragsonderkenning. Onderdeel hiervan is een correcte bejegening en het te allen tijde uit kunnen leggen waarom de persoon gecontroleerd wordt. Deze methode wordt tevens beoefend middels rollenspellen.
De KMar neemt samen met de NCTV deel aan de European Civil Aviation Conference (ECAC) Behavior Detection Studygroup (BDSG). Doelstellingen van deze BDSG zijn het uitwisselen van kennis en ervaring op het gebied van «Behavior Detection». De KMar streeft naar verbetering en vooruitgang en heeft daarom haar methode onderworpen aan de kritische blik van onze internationale ketenpartners in de luchthavenbranche en de wetenschap (ECAC BDSG).
Kunt u aangegeven wat er concreet is besproken naar aanleiding van de brief van de Kmar van 2 april 2019, waarin wordt vermeld dat de klacht met de betreffende medewerker is besproken ter verbetering van de dienstverlening? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 15.
Bent u bereid een zelfstandig onderzoek op te starten naar mogelijk etnisch profileren door de Kmar op luchthavens, mede gelet op de bevindingen van de ombudsman in het rapport «Uit de rij gehaald» van 29 maart 2017? Zo nee, waarom niet?
De Nationale ombudsman heeft door middel van een brief van 7 juni 2019 aan onder andere de Minister van Defensie kenbaar gemaakt een onderzoek te starten naar de wijze waarop overheden omgaan met klachten over etnisch profileren. In afwachting van de resultaten van dit onderzoek zal de door de KMar ingestelde werkgroep «Profileren» verder gaan met het verbeteren van de profileringstechnieken zoals toegepast door KMar-medewerkers. Non-discriminatoir handelen is daarbij het uitgangspunt.
Bent u bekend met het rapport van de Speciale Rapporteur van de Verenigde Naties over de moord op de Saoedische journalist Khashoggi?1
Ja.
Hoe apprecieert u de conclusie van de Speciaal Rapporteur dat Khashoggi «het slachtoffer is geworden van een opzettelijke executie met voorbedachten rade» (par. 235)?
Het rapport van de Speciaal Rapporteur voor buitengerechtelijke, standrechtelijke of willekeurige executies van de Verenigde Naties Agnès Callamard bevat ernstige conclusies, zoals dat de moord op Jamal Khashoggi een buitengerechtelijke executie vormt die met voorbedachten rade is uitgevoerd. Dit is uiteraard een ernstige constatering, en Nederland en de EU blijven daarom Saoedi-Arabië oproepen om volledige medewerking te verlenen aan alle onderzoeken en om alle informatie over de zaak beschikbaar te maken. De Speciaal Rapporteur concludeert ook (paragraaf 237) dat haar onderzoek niet in de plaats kan treden van een onafhankelijk strafproces waarin de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van individuen kan worden vastgesteld. In deel III (paragrafen 258–327) en deel V (paragrafen 388–418) zet zij uiteen binnen welk kader het strafrechtelijk onderzoek en de vervolging moeten worden vorm gegeven.
Hoe apprecieert u de conclusie van de Speciaal Rapporteur dat Saoedi-Arabië verantwoordelijk is voor de moord onder internationaal recht (par. 235)?
De Speciaal Rapporteur concludeert dat Saoedi-Arabië aansprakelijk is voor schendingen van zijn verplichtingen onder internationale mensenrechten, als gevolg van een opzettelijke executie met voorbedachten rade, een buitengerechtelijke executie, uitgevoerd door zijn overheidsfunctionarissen. Ook deze conclusies zijn ernstig. Het rapport geeft in de eerste plaats steun voor de nabestaanden en Turkije en mogelijk ook aan de Verenigde Staten om Saoedi-Arabië aansprakelijk te stellen voor schendingen van internationaal recht. Nederland en de EU hebben Saoedi-Arabië opgeroepen om volledige medewerking te verlenen aan alle onderzoeken en beschikbare informatie vrij te geven.
Hoe apprecieert u de aanbeveling van het rapport dat er verder onderzoek moet komen naar de moord op Khashoggi (par. 473)?
Het kabinet, evenals veel gelijkgestemde landen, heeft benadrukt dat er een grote verantwoordelijkheid op de Saoedische autoriteiten rust om grondig, geloofwaardig en transparant onderzoek te doen naar de doodsoorzaak en om betrokkenen bij de moord op Jamal Khashoggi te vervolgen. Het rapport van de Speciaal Rapporteur versterkt deze oproep aan de Saoedische autoriteiten en toont tegelijk aan dat Saoedi-Arabië nog niet voldaan heeft aan zijn internationale verplichtingen in dit opzicht. Het kabinet zal hier in bilateraal en multilateraal verband op blijven aandringen.
Hoe beoordeelt u de aanbevelingen die het rapport doet om de veiligheid van journalisten te vergroten?
De aanbevelingen van de Speciaal Rapporteur zijn in eerste instantie gericht aan Saoedi-Arabië. Daarnaast heeft de Speciaal Rapporteur ook een aantal aanbevelingen gedaan aan alle VN-lidstaten. De eerste aanbeveling voor VN-lidstaten betreft het oproepen voor gerechtigheid voor de moord op Khashoggi en is in lijn met de oproepen die Nederland en de Europese Unie meerdere malen hebben gedaan.
De Speciaal Rapporteur heeft daarnaast een aantal aanbevelingen gedaan over het ondersteunen van vrijheid van meningsuiting en persvrijheid. Deze aanbevelingen ondersteunt Nederland. Nederland draagt jaarlijks € 27.9 miljoen bij aan projecten en programma’s ter bevordering van vrijheid van meningsuiting en veiligheid van journalisten. Daarnaast is Nederland ieder jaar cosponsor van de Safety of Journalists resolutie, zowel in Mensenrechtenraad als in de Algemene Vergadering van de VN.
Wat betreft de aanbeveling over de export van surveillancegoederen: bij alle vergunningsaanvragen voor uitvoer naar Saoedi-Arabië van gecontroleerde dual use goederen, en zeker ook waar het cyber-gerelateerde goederen betreft, toetst Nederland al zeer restrictief en wijst Nederland een vergunning af bij elk risico op mensenrechtenschendingen of mogelijke inzet bij het conflict in Jemen. In algemene zin is Nederland voorstander van het verder onder controle brengen van cybersurveillancetechnologie waar het risico’s op mensenrechtenschendingen meebrengt. Nederland zet zich in om dit bij voorkeur in een zo breed mogelijk multilateraal verband voor elkaar te krijgen.
Tot slot is er een aantal aanbevelingen over het versterken van de capaciteit van de VN. In het algemeen ziet Nederland het nut en de noodzaak van het versterken van de onderzoekscapaciteit van het secretariaat van de VN (het kantoor van de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens, OHCHR). Nederland is voornemens om de OHCHR op dat punt financieel te ondersteunen. Nederland gaat de specifieke aanbevelingen voor het instellen van een Standing Mechanism for Criminal Investigation and Accountability en een Fact Finding Task Forcebespreken met internationale partners, met name met OHCHR.
Hoe beoordeelt u de aanbevelingen die het rapport doet aan VN-lidstaten? Bent u voornemens de aanbeveling over te nemen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u specifiek de aanbeveling om doelgerichte sancties tegen individuen en de kroonprins in het bijzonder in te stellen? (par. 498) Bent u voornemens hier stappen in te nemen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Het benodigde draagvlak voor het instellen van VN-sancties tegen Saudi-Arabië vanwege de moord op journalist Jamal Khashoggi is op dit moment afwezig. Om effectief te zijn is voor sancties brede internationale steun nodig. Zoals u weet zet Nederland zich actief in voor een EU mensenrechtensanctieregime dat wereldwijd kan worden ingezet. Met het creëren van het juiste instrumentarium valt op termijn veel te winnen en dit heeft daarom op dit moment onze prioriteit.
Welke stappen bent u van plan te nemen richting Saoedi-Arabië, bilateraal en multilateraal, naar aanleiding van dit rapport?
Direct na het uitkomen van het rapport heeft Nederland contact gehad met Europese partners om te spreken over het rapport en onze reactie hierop. Nederland zal dit blijven doen. Ook is hierover gesproken met de Saoedische ambassadeur in Den Haag. Tijdens de interactieve dialoog in de VN Mensenrechtenraad hebben Nederland en de EU Saoedi-Arabië opgeroepen om volledige openheid te geven over de zaak en om mee te werken met alle onderzoeken. Het kabinet zal hier in bilateraal en multilateraal verband op blijven aandringen.
Bent u bereid in internationaal verband op te trekken om binnen de Verenigde Naties de conclusies uit het rapport over te nemen en de aanbevelingen uit te voeren? Zo nee, waarom niet?
Zoals gesteld in de beantwoording van vragen 5 en 6 zijn de meeste aanbevelingen uit het rapport in lijn met het huidige Nederlandse beleid. Waar mogelijk trekt Nederland op met EU-partners en gelijkgezinde landen om aan de aanbevelingen gehoor te geven.
Het bericht ‘Polen sleept kritische juristen voor de rechter’ |
|
Maarten Groothuizen (D66), Kees Verhoeven (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten «Polen sleept kritische juristen voor de rechter» en «Strengthening EU rule of law protection: start with freedom of expression»?1
Ja.
Hoe duidt u het bericht dat de Poolse regering kritische academici, bijvoorbeeld de uitgesproken hoogleraar Wojciech Sadurski, voor de rechter sleept?
Het Poolse Ministerie van Justitie dreigde met een aanklacht tegen zes Poolse academici, maar heeft hier inmiddels van afgezien. Het Nederlandse kabinet beschouwt vrijheid van meningsuiting en academische vrijheid als hoekstenen van een vrije democratische samenleving, en zal dat ook blijven uiten richting Polen in zowel bilateraal als Europees verband.
Deelt u de mening dat vrijheid van meningsuiting een hoeksteen is van de democratische rechtsstaat en daarom te allen tijde gewaarborgd dient te worden? Zo ja, heeft u hier met uw Poolse collega over gesproken (direct dan wel op diplomatiek niveau)?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de conclusie dat de afbrokkeling van de rechtsstaat in een lidstaat van de Europese Unie ook nadelige gevolgen heeft voor andere lidstaten, bijvoorbeeld wanneer nationale rechters vragen krijgen over het uitvoeren van Europese aanhoudingsbevelen die door Poolse rechterlijke instanties zijn uitgevaardigd? Wat is uw appreciatie van deze situatie?2
Afbrokkeling van de rechtsstaat in een EU-lidstaat kan inderdaad nadelige gevolgen hebben voor andere lidstaten en het functioneren van de Unie in haar geheel, onder andere waar het gaat om een goede werking van de Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Ten aanzien van het genoemde voorbeeld geldt als uitgangspunt dat de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen zoals het Europees aanhoudingsbevel (EAB) op wederzijds vertrouwen is gestoeld.
Hoewel de ontwikkeling van de rechtsstaat in Polen zeker reden geeft tot aanhoudende zorg, kunnen er slechts in uitzonderlijke situaties redenen zijn om bij de uitvoering van een EAB niet onverkort uit te gaan van wederzijdse erkenning. Het is aan de onafhankelijke rechter om in individuele gevallen te beoordelen of eventuele algemene tekortkomingen in de rechtsstaat de concrete samenwerking met de autoriteiten van de betreffende lidstaat in de weg staan. Dat is pas het geval als moet worden vastgesteld dat de betrokkene in het concrete geval na overlevering gevaar loopt dat zijn grondrecht op een eerlijk proces (artikel 47 Handvest) in de kern zal worden geschonden (zie in dit verband arrest van het Hof van Justitie EU in zaak C-216/18, LM). De uitvoerende justitiële autoriteit kan gebruik maken van de mogelijkheid om aanvullende inlichtingen te vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. De uitvaardigende justitiële autoriteit krijgt daardoor de gelegenheid om haar visie op de zaak te geven en dus ook om eventueel aan te tonen dat er in het voorliggende geval geen redenen zijn om het vertrouwen te beperken.
Kunt u toelichten hoe dit incident zich verhoudt tot de lopende artikel-7-procedure in de Raad tegen Polen?
De artikel 7-procedure jegens Polen ziet uitsluitend op de zeven zorgpunten die door de Commissie zijn geïdentificeerd in haar met redenen omklede voorstel uit december 2017. Bovendien is de aanklacht tegen de Poolse academici uiteindelijk niet ingediend. Derhalve acht het kabinet het niet opportuun om deze specifieke casus op te brengen tijdens de aankomende Raad Algemene Zaken. Wel zal het kabinet wederom zijn zorgen uiten over de situatie van de rechtsstaat in Polen, en aandringen op het adequaat en spoedig adresseren door Polen van alle door de Commissie geïdentificeerde zorgen.
Wat is de stand van zaken daaromtrent? Klopt het dat er in de Raad Algemene Zaken van 18 juni niet over de rechtsstaat gesproken is?
Op de Raad Algemene Zaken van 18 juni jl. was de artikel 7-procedure jegens Polen inderdaad niet geagendeerd. Het Voorzitterschap heeft de stand van zaken met betrekking tot deze procedure echter voor de volgende Raad Algemene Zaken van 18 juli a.s. wel geagendeerd. Zoals gebruikelijk is de Kamer hier via de geannoteerde agenda nader over geïnformeerd.
Bent u van plan om deze laatste schrijnende aanval op de rechtsstaat wederom in de Raad Algemene Zaken (d.d. 23 juli 2019) aan te kaarten? Zo ja, met welke lidstaten kunt u optrekken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u toelichten hoe de overige lidstaten reageerden op de recente mededeling van de Europese Commissie over versterking van de rechtsstaat tijdens de Raad Algemene Zaken van 21 mei?3
De Commissie is voornemens om de ingestuurde bijdragen, waaronder ook die van de lidstaten, na verkregen toestemming online te publiceren. Het kabinet verwijst in dit opzicht dan ook graag naar deze toekomstige publicaties.
Verwacht u op basis hiervan het komende half jaar stappen te kunnen zetten op dit dossier? Werkt u samen met het Voorzitterschap en gelijkgezinde lidstaten om een doorbraak te creëren? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet zal nu eerst de ontvangen voorstellen van de Commissie (COM(2019) 343 – mededeling Versterking van de rechtsstaat binnen de Unie) nader bestuderen. In het algemeen blijft gelden dat Nederland nauw optrekt met gelijkgezinde lidstaten als het gaat om het versterken van rechtsstatelijkheid in de Unie, en waar nodig ook met het Voorzitterschap samenwerkt. In dat opzicht is het bemoedigend dat het zojuist begonnen Fins Voorzitterschap van dit thema een prioriteit zal maken.
Herinnert u zich dat in het verslag van de Raad Algemene Zaken van 21 mei Nederland een schriftelijke reactie toezegde aan de Commissie op de in de mededeling gestelde vragen? Kunt u deze reactie de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?4
De schriftelijke bijdrage van Nederland aan het door de Commissie geïnitieerde debat is samen met de kabinetsreactie op het rapport-Van der Graaf op 2 juli jl. naar beide Kamers gestuurd. De bijdrage is gebaseerd op het BNC-fiche dat beide Kamers op 29 mei jl. toeging.
Ziet u in deze laatste mededeling van de Europese Commissie aanknopingspunten om te starten met het jaarlijks toetsen van lidstaten op basis van grondrechten en democratie door experts, zoals de Venetië Commissie? Zo nee, waarom niet?
De mededeling van 3 april jl. biedt naar de mening van het kabinet geen concrete aanknopingspunten om te starten met het jaarlijks toetsen van lidstaten door experts zoals de Venetië Commissie. Nederland heeft in zijn input richting de Commissie wel de suggestie gedaan dat zij zou kunnen overwegen om in het geval van specifieke landensituaties op een systematischer wijze te (laten) monitoren hoe de lidstaat in kwestie omgaat met de aandachtspunten op het terrein van de rechtsstaat en nader te bepalen thematische onderwerpen. Ook steunt het kabinet het Belgisch-Duits initiatief om te komen tot een peerreviewmechanisme rechtsstatelijkheid en marge van de Raad Algemene Zaken. Deze systematische review van de aan het mechanisme deelnemende landen heeft tot doel een constructieve, gestructureerde en interactieve politieke discussie tussen alle lidstaten te bevorderen, zodat daadwerkelijke verbetering van de rechtsstaat kan worden bewerkstelligd. Dit mechanisme wordt momenteel op ambtelijk niveau verder uitgewerkt en besproken tussen de lidstaten.
Wanneer verwacht u de verdere meer concrete uitwerking van de voorstellen die in deze mededeling gedaan worden?
Op 17 juli jl. is de nieuwe Commissiemededeling verschenen met daarin nadere voorstellen. Het kabinet zal deze voorstellen nader bestuderen en beide Kamers hierover zoals gebruikelijk via een BNC-fiche informeren.
Het bericht dat Nederland met kinderlevens speelt |
|
Kathalijne Buitenweg (GL) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u het bericht dat Nederland met kinderlevens speelt? Zo ja, wat vindt u van dit bericht?1
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel kinderen met een Nederlandse achtergrond in Koerdische vluchtelingenkampen verblijven? Hoeveel van deze kinderen kunnen niet terugvallen op de effectieve zorg en bescherming van hun eigen ouder(s) omdat zij bijvoorbeeld elders verblijven of zijn gevangengezet?
In de kampen in Noordoost-Syrië bevinden zich op dit moment 90 kinderen met een Nederlandse link. Daaronder bevinden zich twee kinderen van wie de moeder is overleden en de vader zich in Koerdische detentie bevindt. Volgens de thans beschikbare informatie zijn deze kinderen echter niet Nederlands. Op dit moment beschikken wij niet over informatie dat er andere kinderen met een Nederlandse link zich in een situatie bevinden waarbij de zorg en bescherming van hun ouders ontbreekt.
Welke gevolgen heeft in dit soort gevallen de intrekking van de Nederlandse nationaliteit van (één van de) ouders voor de Nederlandse nationaliteit van de kinderen? Kan onder omstandigheden intrekking tot gevolg hebben dat in het buitenland geboren kinderen van uitreizigers niet meer kunnen rekenen op Nederlandse bijstand? Zo ja, bent u bereid om kinderen zonder effectieve bescherming van hun eigen ouders ook te repatriëren?
De intrekking van de Nederlandse nationaliteit van de ouder heeft geen gevolgen voor de eventuele Nederlandse nationaliteit van reeds geboren kinderen. In iedere individuele situatie moet wel worden vastgesteld of het kind feitelijk de Nederlandse nationaliteit heeft. Kinderen die zijn geboren, of pas worden erkend, na intrekking van de Nederlandse nationaliteit van de ouder(s) zijn geen Nederlander. Zij kunnen geen aanspraak maken op consulaire bijstand.
Deelt u de mening dat kinderen in Koerdische vluchtelingenkampen die verstoken zijn van de zorg van hun ouders de facto gelijkgesteld moeten worden aan weeskinderen en dus in beginsel moeten worden gerepatrieerd naar Nederland? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt de Nederlandse opstelling inzake het in slechts zeer uitzonderlijke gevallen repatriëren van kinderen uit voormalig IS-gebied zich tot de juridische verplichtingen die, onder meer, uit het VN-Kinderrechtenverdrag voortvloeien?
Uit het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) volgt naar het oordeel van het Kabinet geen verplichting om kinderen terug te halen. Een van de uitgangspunten van het Kabinet is dat Nederland geen consulaire bijstand verleent in onveilige gebieden in Syrië en Irak. Dit geldt ook voor de kinderen. De in het Kinderrechtenverdrag genoemde verplichtingen nopen daar ook niet toe. Het kabinet blijft gevallen van Nederlandse weeskinderen van zaak tot zaak beoordelen en de mogelijkheden verkennen conform de kaders die zijn geschetst in de brief aan de Kamer van 21 februari 2019 (Kamerstuk 29 754, nr. 492) namelijk: de veiligheidssituatie in de regio, de internationale betrekkingen en de veiligheid van betrokkene. Daarnaast weegt mee dat het Kabinet geen mensen naar onveilig gebied stuurt om Nederlandse uitreizigers op te halen.
Wat is er waar van de constatering van de UN Human Rights Office (OHCHR) dat kinderen van IS-strijders waarschijnlijk in geheime detentiefaciliteiten worden vastgehouden?2
Er is ons niet bekend dat kinderen van IS-strijders waarschijnlijk in geheime detentiefaciliteiten vastgehouden zouden worden.
Welke inspanningen verricht u om het lot van deze kinderen te verzachten? Deelt u de mening dat veiligheidsoverwegingen niet langer in de weg staan aan repatriëring, nu een Nederlandse ambtenaar uit naam van Nederland ter plekke een akkoord heeft gesloten en de Koerden hebben aangeboden betrokkenen op veilig gebied aan Nederland over te dragen? Zo nee, waarom niet?
Nederland draagt financieel bij aan humanitaire hulp in heel Syrië, naast de grotere ongeoormerkte bijdragen voor de VN en het Rode Kruis, waarvan ook delen naar Syrië gaan. Specifiek voor Noordoost-Syrië wordt er vanuit de humanitaire pooled funds in Syrië een additionele bijdrage van 16 miljoen dollar vrijgemaakt; hier kunnen zowel VN-organisaties als NGO’s aanspraak op maken. Nederland is een van de donoren van deze fondsen. Het doel van deze hulp is een verbetering van de levensomstandigheden ter plaatse.
De situatie in Syrië is nog steeds onveilig. Er zijn onverkort grote veiligheidsrisico’s in geheel Syrië en ook in het Noordoosten. Zoals onder meer vermeld in de eerdergenoemde brief aan uw Kamer van 21 februari 2019 stuurt het Kabinet geen mensen naar onveilig gebied om Nederlandse uitreizigers op te halen. In de unieke casus van de twee weeskinderen kon dit, als onderdeel van een zwaar beveiligde Franse missie, wel.
Kunt u deze vragen voor het algemeen overleg terrorisme en extremisme van woensdag 26 juni 2019 beantwoorden?
Ja.
De ontmoeting met de Chinese collega Wang Yi waarin de sterke band en het belang van internationale samenwerking besproken werd. |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u tijdens uw ontmoeting met uw Chinese collega Wang Yi op 19 juni 2019, waarin u de sterke band en het belang van internationale samenwerking heeft besproken, ook de mensenrechtenschendingen in China ter sprake gebracht?1 Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Ja, in het bijzonder heb ik mijn zorgen geuit over vrijheid van religie en levensovertuiging in China, met name in Xinjiang. Daarnaast heb ik een gesprek gehad met drie mensenrechtenactivisten, waaronder een advocaat. Het belang dat ik aan vrijheid van religie hecht, heb ik verder onderstreept door een bezoek aan een kerk en een moskee in Xi’an.
Deelt u de mening dat de mensenrechtenschendingen in China een permanente bron van zorg zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bespreekt u deze zorgen ook met uw internationale collega’s?
Ja. De mensenrechtensituatie in China verslechtert op meerdere fronten, met als schrijnend voorbeeld de rechten van Oeigoerse moslims en andere minderheden in de noordwestelijke provincie Xinjiang. De situatie in Tibet en de religieuze vrijheden van onder andere christenen zijn tevens een onderwerp van ernstige zorg. Verder staan met name de burger- en politieke rechten onder druk. De ruimte voor het maatschappelijk middenveld is beperkt. Mensenrechtenverdedigers worden gehinderd in hun werk of zelfs veroordeeld. In sommige gevallen verdwijnen ze en is contact met familie jarenlang niet mogelijk.
Nederland spreekt China al dan niet in EU-verband op al deze onderwerpen aan. In de antwoorden op Kamervragen gesteld door u en het lid Kuzu (ingezonden op 3 juni 2019, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3269) staat een overzicht van recente acties van het kabinet op het Xinjiang-dossier. Het overzicht laat zien dat het kabinet de toenemende mensenrechtenschendingen in China de afgelopen periode ook in toenemende mate adresseert. Nederland doet dit in veel gevallen samen met EU- en internationale partners.
Bent u van mening dat de mate waarin de mensenrechten door China worden geschonden eerder toenemeent dan afneemt? Zo ja, neemt ook de mate waarin China wordt aangesproken op deze schendingen toe? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u tijdens uw gesprek met uw Chinese collega gesproken over de mogelijkheden van gezichtsherkenningssoftware? Zo ja, heeft u uw zorgen geuit over de wijze waarop het land gezichtsherkenningssoftware inzet? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik heb ervoor gekozen om mij tijdens dit gesprek op andere onderwerpen te richten, waaronder op de mensenrechtensituatie in Xinjiang en op de actuele ontwikkelingen in Hongkong.
Heeft u gesproken over de pilots van het Social Credit Score-systeem met het daaraan gekoppelde straf- en beloningssysteem? Zo ja, heeft u daarbij uw zorgen geuit over het uitvoeren van pilots van een dergelijk systeem? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u van mening dat het invoeren van een Social Credit Score-systeem zoals China dat voor ogen staat, grove mensenrechtenschendingen tot gevolg heeft? Zo ja, welke mogelijke maatregelen en sancties gaat u treffen indien China dit systeem gaat invoeren? Zo nee, waarom niet?
Tot op heden is er in China nog geen sprake van een geïntegreerd systeem voor sociale kredietscores maar van een heel palet aan publieke en private initiatieven. Zwarte lijsten voor wanbetalers en voor wangedrag tijdens trein- en vliegreizen, een persoonlijk financieel kredietinformatiesysteem, en commerciële loyaltyprogramma’s op basis van persoonlijke scores zijn hier voorbeelden van.2
De verschillende initiatieven vinden plaats tegen de achtergrond van een overkoepelend beleidsplan voor de periode 2014–2020. Hierin staat dat sociaal krediet in China dient ter verwezenlijking van een «cultuur van oprechtheid» en ter bevordering van «eerlijkheid en traditionele deugden».3 Met positieve en negatieve prikkels hoopt de Chinese overheid wetten, regelgeving en beleid beter te implementeren en gewenst gedrag effectiever te sturen. Sociaal krediet moet uiteindelijk leiden tot «eerlijker» gedrag en dus tot een vermindering van tal van sociaaleconomische problemen (zoals belastingontduiking, milieuvervuiling en schending van het intellectueel eigendomsrecht), minder overheidsinterventie in de economie, lagere transactiekosten voor entiteiten en burgers, meer transparantie in bestuur, en beperkingen op machtsmisbruik.
Wat de toepassing van sociaal krediet en surveillance in China betreft ziet het kabinet risico’s voor de fundamentele vrijheden, privacy en mensenrechten van Chinese burgers en buitenlandse personen die zich in China bevinden. In Xinjiang is reeds sprake van diepgaande schendingen van privacy en andere mensenrechten door middel van geavanceerde surveillancetechnieken. Er zijn ook indicaties dat gezichtsherkenningssoftware buiten Xinjiang wordt ingezet om burgers te monitoren en categoriseren.4 Dit vormt een risico voor bepaalde etnische en/of religieuze groepen, mensenrechtenverdedigers en activisten van wie bekend is dat zij om hun (volgens internationale mensenrechtenverdragen legale) opvattingen, religie en/of gedragingen in China kunnen worden vervolgd of onderdrukt. Toegenomen surveillance, gecombineerd met sociale kredietscores, kan mogelijk ook tot gevolg hebben dat steeds meer burgers overgaan tot zelfcensuur.
Hoe de verdere uitrol van sociaal krediet in China precies vorm zal krijgen is nog niet duidelijk. De toepassing ervan binnen China is nog volop in ontwikkeling. Zo zijn er op dit moment tientallen steden die experimenteren met uiteenlopende soorten kredietsystemen. Om die reden wil ik niet speculeren over verdere risico’s en gevaren van een eventueel toekomstig nationaal sociaal kredietsysteem. Ik ben bereid om het onderwerp te agenderen voor de volgende bilaterale mensenrechtendialoog met China die mogelijk dit najaar zal plaatsvinden.
Hoe denkt u over het invoeren van een Social Credit Score-systeem? Hoe denkt u over het invoeren van een dergelijke systeem in combinatie met het gebruik van gezichtsherkenningssoftware? Welke risico’s en gevaren zijn hieraan verbonden? Heeft dit besproken tijdens uw ontmoeting? Zo nee, wanneer gaat u dit wel bespreken met uw Chinese collega?
Zie antwoord vraag 6.