Het bericht 'Rusland knijpt ook gaskraan naar Duitsland af, olieprijs naar 125 dollar per vat' |
|
Raoul Boucke (D66), Faissal Boulakjar (D66) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat Gazprom heeft besloten om 40% minder gas te leveren aan Duitsland?1
Ja, dat klopt. Zoals ik in mijn brieven van 20 juni en 21 juli jl. heb toegelicht hebben zich sinds 16 juni 2022 ook nadere ontwikkelingen voorgedaan met betrekking tot de toevoer van gas naar Duitsland via de Nord Stream 1 leiding. Op moment van schrijven van de brief van 21 juli jl. was sprake van een toevoer op 40% van de capaciteit.
Hebt u vermoedens om aan te nemen dat het hier geen technisch onderhoud betreft maar een (geo)politieke manoeuvre?
Het onderhoud aan Nord Stream 1 tussen 11 en 21 juli 2022 betrof een gepland onderhoud dat van te voren was aangekondigd en voorzien. In algemene zin geldt echter, dat Rusland het al dan niet leveren van gas inzet als economisch wapen tegen Europa. Dit is, zoals benoemd in de brief van 21 juli, op 20 juli aangegeven door de Europese Commissie.
Deelt u de opvatting dat als het een technisch onderhoud betreft een tijdsindicatie voor de duur van dit onderhoud relatief eenvoudig te maken zou moeten zijn (door Gazprom)?
Ja, normaliter zijn zowel tijdstip als duur van gepland onderhoud goed te voorspellen en ook op voorhand bekend. Dit ligt anders indien onderhoud dient plaats te vinden als gevolg van een incident, maar ook dan zou het mogelijk moeten zijn om tijdsindicatie te geven.
Zo ja, wat zegt het feit dat Gazprom niets zegt over de duur het onderhoud?
Voor de meest recente informatie over de levering via Nord Stream 1 verwijs ik naar de brief van 21 juli 2022.
Hoelang verwacht u dat de verminderde levering zal aanhouden?
Zie het antwoord op vraag 4.
Kunt u bevestigen dat de Minister van Economische Zaken van Duitsland heeft gezegd dat dit geen implicaties heeft op de leveringszekerheid voor Duitsland?2
De Duitse Minister van Economische Zaken heeft inderdaad gezegd dat de verminderde levering op dit moment geen gevolgen heeft voor de leveringszekerheid van gas in Duitsland. Zoals in de brief van 21 juli jl. is toegelicht, geldt wel dat wanneer de gastoevoer niet verder opwaarts wordt bijgesteld in de komende periode, de gevolgen hiervan eerst en vooral door Duitsland zullen worden gemerkt.
Heeft de verminderde levering implicaties voor het verder vullen van de Nederlandse gasopslagen?
Zoals in de brieven van 20 juni, 5 juli en 21 juli jl. is toegelicht, verloopt het vullen van de gasopslagen vooralsnog voorspoedig en zijn er vooralsnog geen directe implicaties voor het vullen van de Nederlandse opslagen.
Heeft dit implicaties voor het verder vullen van de opslagen in Duitsland?
Ik kan geen uitspraken doen over de eventuele vulgraden van Duitsland.
Als afgeleide hiervan, wat zijn de implicaties van het achterblijven van Duitse vulgraden voor Nederland?
Als Duitsland er uiteindelijk niet in slaagt haar gasbergingen voldoende te vullen voorafgaan aan de aankomende winter heeft dat niet direct gevolgen voor Nederland. Wel neemt de kans dan toe dat Duitsland komende winter een fysiek gastekort zal hebben. In het geval van een fysiek gastekort kan Duitsland, nadat het zelf verregaande maatregelen heeft genomen zoals het afsluiten van niet door solidariteit beschermde afnemers (o.a. industrie, mkb, scholen), een beroep doen op solidariteit van haar buurlanden waaronder Nederland. De vulgraad van de gasbergingen is niet de enige factor die de kans op een fysiek gastekort bepaalt, ook de aanvoer via pijpleidingen uit andere landen, zoals Noorwegen, en LNG-import over zee spelen een rol.
Kunt u bevestigen dat een explosie heeft plaatsgevonden bij de «Freeport» vloeibargas producent in de Verenigde Staten?3
Ja, ik ben op de hoogte van het incident bij de Freeport LNG-terminal. De laatste berichten zijn dat de installatie in oktober gedeeltelijk kan worden opgestart.
Wanneer verwacht u dat de faciliteit weer tot volledige productiecapaciteit is gekomen?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u in gaan op de contractuele relaties van Nederlandse bedrijven actief in gasopslag of gasleveringen?
Nee, dit betreft bedrijfsvertrouwelijke, commerciële contracten.
Welke implicaties heeft dit voor de Nederlandse ambities ten aanzien van het aantrekken van additioneel vloeibaar gas en in het verlengde daarvan, het vullen van de Nederlandse gasopslagen?
Het is aan de marktpartijen die LNG-importcapaciteit gecontracteerd hebben of contracteren om ook LNG-volumes in te kopen op de wereldmarkt. Het wegvallen van Freeport maakt de wereldmarkt voor LNG (tijdelijk) krapper. Het is niet te zeggen in hoeverre dit gevolgen heeft voor de mate waarin partijen die in Nederland importcapaciteit hebben gecontracteerd moeilijker (of tegen een hogere prijs) LNG-volumes kunnen inkopen voor zover zij dat niet al hadden gedaan. Partijen die de Nederlandse gasopslagen vullen kopen dat gas in op de Europese gasmarkt. Dat kan gas zijn uit diverse bronnen waarvan geïmporteerd LNG er slechts één is. Zo lang er voldoende gas kan worden ingekocht op de Europese gasmarkt, is het mogelijk om de gasopslagen te vullen. In de brieven van 20 juni en 21 juli jl. ben ik nader ingegaan op de ontwikkelingen rondom het verdubbelen van de LNG-importcapaciteit in Nederland, nog voor aankomende winter. Gasunie heeft op 1 augustus jl. bericht dat de gehele capaciteit (8 miljard m3) van de drijvende LNG-terminal in Eemshaven inmiddels is gecontracteerd4.
Het bericht ‘Afghaans ambassadepersoneel moet betalen voor verblijf in azc's’ |
|
Sylvana Simons (BIJ1), Kati Piri (PvdA), Salima Belhaj (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Afghaans ambassadepersoneel moet betalen voor verblijf in azc’s»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Bent u het ermee eens dat Nederland een ereschuld heeft tegenover de Afghaanse oud-medewerkers van de ambassade die jarenlang onze belangen in Afghanistan hebben gediend? Kunt u uw antwoord toelichten?
In aanvulling op de reguliere opvang door het COA heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) als oud-werkgever extra ondersteuning geboden aan de oud-medewerkers van de ambassade in Kaboel bij hun aankomst en integratie in Nederland.
Zo is direct (gespecialiseerde) psychosociale zorg voor de (ex)lokale medewerkers uit Afghanistan en hun families ingezet (een team psychosociale zorg, bestaande uit een BZ-manager, een Bedrijfsmaatschappelijkwerk-projectleider, zes bedrijfsmaatschappelijk werkers en vijf Afghaanse tolken).
Voor de begeleiding naar werk in Nederland is een contract afgesloten met SPARK. Deze organisatie heeft veel ervaring met begeleiden naar werk in crisisgebieden en met vluchtelingen. Zij hebben sinds 2001 ook ervaring in Afghanistan en met Afghaanse vluchtelingen. SPARK heeft ook binnen Nederland een uitgebreid netwerk. SPARK maakt via BZ ook gebruik van het interdepartementale netwerk. Via de interdepartementale contacten wordt ook een aantal uitzendbureaus betrokken.
Ook is een intensieve taaltraining Nederlands verzorgd.
Door vele collega’s van Buitenlandse Zaken zijn direct acties ondernomen om de groep, die zij vaak uit hun eerdere plaatsing in Kabul kenden, te ontmoeten en te ondersteunen.
De Minister van Buitenlandse Zaken en de Secretaris-Generaal van het ministerie hebben de lokale medewerkers in Zoutkamp en Harskamp bezocht.
Wat vindt u in dat licht van de manier waarop deze oud-medewerkers tot nu toe zijn opgevangen en verwelkomd in Nederland? Is dit wat u betreft in lijn met de motie-Piri omtrent het bieden van een warm welkom?2
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de stichting Spark voor meerdere oud-medewerkers inmiddels banen heeft geregeld en moest afzeggen, vanwege het feit dat gezinnen steeds weer worden verplaatst? Zo ja, kunt u precies aangeven in hoeveel gevallen het gebrek aan een vast woonadres de reden was om de baan te moeten annuleren?
Spark heeft aangegeven dat 14 maal een aanbod tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst niet kon doorgaan vanwege een te grote reisafstand tussen werk en verblijfplaats.
Het vinden van huisvesting voor asielzoekers is gelet op de huidige woningmarkt een grote uitdaging. Dat geldt ook voor de oud-medewerkers. Als asielzoekers een vergunning krijgen, worden zij zo snel mogelijk gekoppeld aan een gemeente. Hier wordt daar waar mogelijk ook rekening gehouden met het feit dat iemand een baan heeft of kan krijgen. Het is echter ook van belang dat zij zo snel mogelijk gehuisvest worden. Zolang er nog geen woning is toegewezen en indien er een concreet aanbod ligt van een werkgever, kan het COA de betreffende persoon koppelen aan een gemeente die zich wel op reisafstand bevindt.
Kunt u aangeven hoe vaak de Afghaanse ambassademedewerkers en hun families sinds hun aankomst in augustus zijn verplaatst en hoeveel van de 37 inmiddels een woning hebben?
Na aankomst in augustus 2021 is de groep in Zoutkamp gehuisvest, waarna op 6 oktober 2021 de groep naar Harskamp is overgebracht. Daarna zijn ze weer in Zoutkamp gehuisvest. De groep is later verdeeld over verschillende AZC oa. Amsterdam, ’s-Gravendeel, Gorcum en Middelburg.
Vanwege het nijpende opvangtekort en het gebruik van (vaak kortdurende) noodopvang moeten bewoners van het COA regelmatig verhuizen. Overplaatsingen hebben een grote impact op bewoners en een negatieve invloed op hun integratieproces. Het COA streeft er daarom naar om verplaatsingen zo veel als mogelijk te beperken. Gelet op de huidige druk op de opvangcapaciteit kan echter niet worden voorkomen dat bewoners meerdere keren moeten verhuizen.
Op dit moment hebben 18 oud-medewerkers (en hun gezinnen waar van toepassing) een huis toegewezen gekregen. De overige wachten nog op huisvesting.
Bent u het ermee eens dat het pijnlijk is dat deze oud-medewerkers van de ambassade een deel van de vergoeding moeten inleveren, die zij bij hun ontslag kregen voor hun jarenlange dienst voor de ambassade, vanwege het feit dat zij tien maanden na aankomst nog geen vast woonadres hebben, en dat dit ook pijnlijk is omdat zij vanwege dit werk voor Nederland in gevaar kwamen en derhalve geëvacueerd moesten worden?
Net als anderen die gebruik maken van de asielopvang in Nederland zijn de oud-medewerkers conform de REBA-regeling (regeling eigen bijdrage asielopvang met inkomen en vermogen) een eigen bijdrage verschuldigd als zij over een inkomen of vermogen van meer dan EUR 13.010,– voor een echtpaar of gezin of EUR 6.505,– voor een alleenstaande beschikken. Onder deze bedragen is geen eigen bijdrage verschuldigd. De ontslagvergoedingen die de oud-medewerkers hebben ontvangen liggen boven de vermogensgrens van EUR 6.505,– respectievelijk EUR 13.010,–.
BZ heeft alle medewerkers ruim voor hun vertrek uit Afghanistan voorlichting gegeven over de opvang door het COA in Nederland en de daarbij geldende eigen bijdrage. De eigen bijdragen zijn nu aan de orde, omdat de oud-medewerkers pas recent beschikken over een BSN-nummer en daarmee de mogelijkheid van het openen van een bankrekening.
Alle oud-medewerkers ontvangen een ontslagvergoeding die ruimhartig is te noemen. Een geringe eigen bijdrage conform de REBA-regeling is reëel en gerechtvaardigd, mede in het licht van alle gedane en nog lopende inspanningen die BZ als voormalig werkgever heeft gedaan.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat deze mensen hun ontslagvergoeding niet hoeven in te leveren en derhalve het besluit terug te draaien? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn?
Zie antwoord vraag 6.
De bagatellisering van de Bersiap |
|
Simone Kerseboom (FVD) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Leids Indië-monument voor de tweede keer in drie weken gevandaliseerd, ditmaal met roze verf»?1
Ja.
Kunt u op dit vandalisme reflecteren?
Dit is een aangelegenheid van het lokaal bestuur. Het lokaal bestuur beschikt over de informatie en bevoegdheden die hierbij van belang kunnen zijn.
Maakt u zich, nu er wéér een incident heeft plaatsgevonden (op dezelfde dag als uw beantwoording op mijn vragen over de bagatellisering van de Bersiap), nog steeds geen zorgen dat de huidige, negatieve weergave van de Nederlandse inzet in Nederlands-Indië tussen 1945 en 1950 tot vandalisme kan leiden en hoe verhoudt dat zich tot uw antwoord op vraag 10 van mijn Kamervragen van 25 mei 2022, waarin u stelt dat er geen aanwijzingen zijn vastgesteld voor een verband tussen het historisch revisionisme en negationisme over de genocide in Nederlands-Indië (de Bersiap) en het bekladden van monumenten die een eerbetoon zijn aan de mensen die hun leven hebben opgeofferd voor Nederland in deze periode?2
Nee. Dit is een aangelegenheid van het lokaal bestuur dat beschikt over informatie en bevoegdheden terzake.
Vindt u ook dat de gemeente met de vandalen «in gesprek» moet gaan? Is zo’n softe reactie wat u betreft gepast wanneer monumenten voor slachtoffers van genocide worden gevandaliseerd?
Het betreft geen aangelegenheid van de rijksoverheid maar van het lokaal bestuur dat beschikt over de relevante informatie en bevoegdheden om een situatie te beoordelen.
Ontkent u dat er genocide heeft plaatsgevonden in de Bersiaptijd, gezien uw antwoord op vraag 9 van mijn Kamervragen van 25 mei 2022?
Het begrip genocide heeft een specifieke juridische betekenis die niet per definitie van toepassing is op elke periode waarin sprake is geweest van extreem geweld. Het onlangs verschenen onderzoeksrapport van het NIOD, NIMH en KITLV bezigt voor deze periode het begrip extreem geweld.
Zou u de moord op duizenden (Indische) Nederlanders in de Bersiaptijd als genocide kenmerken? Zo nee, kunt u onderbouwen waarom niet?
Het begrip genocide heeft een specifieke juridische betekenis die niet per definitie van toepassing is op elke periode waarin sprake is geweest van extreem geweld. Het onlangs verschenen onderzoeksrapport van het NIOD, NIMH en KITLV bezigt voor deze periode het begrip extreem geweld.
Erkent u, op zijn minst, dat de Bersiap aspecten van een genocide heeft?
Het begrip genocide heeft een specifieke juridische betekenis die niet per definitie van toepassing is op elke periode waarin sprake is geweest van extreem geweld. Het onlangs verschenen onderzoeksrapport van het NIOD, NIMH en KITLV bezigt voor deze periode het begrip extreem geweld.
Indien het antwoord op vraag 6 en/of 7 nee is, zou u de moord op duizenden (Indische) Nederlanders tijdens de Bersiap als etnische zuivering kenmerken? Zo nee, kunt u onderbouwen waarom niet?
Het begrip moord heeft een specifieke juridische betekenis die niet per definitie van toepassing is op categoriën personen in elke periode waarin sprake is geweest van extreem geweld.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Getroffen maatregelen op het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar aanleiding van de lessen uit het toeslagenschandaal op gebied van hardheden en de informatiehuishouding |
|
Bart van Kent , Renske Leijten |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Is er op uw ministerie, onder andere naar aanleiding van het Toeslagenschandaal, onderzoek gedaan naar wetten en andere maatregelen die leiden tot onevenredige en/of hardvochtige consequenties voor mensen bij de uitvoering daarvan? Zo nee, kunt u uitgebreid motiveren waarom niet?1 2 3
Ter uitvoering van de motie Ploumen/Jetten4 verricht elk departement een inventarisatie naar wet- en regelgeving die hardvochtig uitpakt voor mensen. Deze inventarisatie maakt onderdeel uit van een breed palet aan maatregelen die het kabinet treft om de menselijke maat in wet- en regelgeving te versterken. In de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels», die op 11 juli jl. met Uw Kamer is gedeeld,5 wordt ingegaan op de stand van zaken van de inventarisaties, waarbij in bijlage 3 bij die brief per departement een nadere toelichting wordt gegeven op de eigen inventarisatie.
In bijlage 2 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels» is daarnaast een verslag opgenomen van de rijksbrede internetconsultatie die heeft plaatsgevonden in het kader van de inventarisatie, waarbij eenieder voorbeelden kon aandragen van wetten en regels waardoor mensen buitensporig in de knel komen.6 Hiermee is beoogd het burgerperspectief te betrekken en te voorkomen dat departementen signalen uit de buitenwereld van knellende wetten en regels missen.
Aanvullend op de uitvoering van de motie Ploumen/Jetten wordt door het Ministerie van SZW in samenwerking met het Ministerie van VWS de motie Omtzigt7 uitgevoerd. In het kader daarvan is onafhankelijk onderzoek uitgevoerd naar hardvochtige effecten in de Participatiewet, de werknemersregelingen en het pgb. Dit onderzoek is op 7 juli jl. met uw Kamer gedeeld.8 Daarnaast is Uw Kamer op 21 juni geïnformeerd over het traject Participatiewet in balans9 en wordt u aan het eind van de zomer geïnformeerd over de hardheden in de WIA.
Is dit onderzoek of zijn deze onderzoeken met de Kamer gedeeld? Zo nee, kunt u uitgebreid motiveren waarom niet en kunt u het onderzoek onverwijld naar de Kamer sturen?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»10 van 11 juli jl. is per departement aangegeven wanneer de resultaten van de inventarisatie van het desbetreffende departement worden verwacht en op welke wijze uw Kamer daarover wordt geïnformeerd.
In de kabinetsbrief wordt aangegeven dat «elk departement de voor het desbetreffende domein meest passende methodiek om hardvochtigheden op te sporen» hanteert, kunt u aangeven welke methodiek op uw ministerie wordt gehanteerd? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Ten behoeve van de inventarisaties ter uitvoering van de motie Ploumen/Jetten heb ik met de departementen gewerkt aan een gemeenschappelijk analysekader voor de analyse van de binnengekomen resultaten.11 Een gereedschapskist is ontwikkeld waar de departementen al naar gelang hun specifieke domein en behoefte instrumenten (beoordelingscriteria) uit kunnen halen. Zo biedt onder meer de uitvoering van de motie Lodders/Van Weyenberg een voorbeeld van hoe aangedragen knelpunten kunnen worden gecategoriseerd, besproken en aangepakt in een wisselwerking met de Tweede Kamer.12 Voorop staat dat elk aangedragen voorbeeld van hardvochtige effecten wordt onderzocht en waar nodig en mogelijk opgelost. In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»13 van 11 juli jl. wordt per departement nader ingegaan op de methodologie die door het departement wordt gehanteerd bij de inventarisatie.
Zijn er naar aanleiding van onderzoeken, quickscans of andere signalen maatregelen getroffen op uw ministerie om wetten, maatregelen of procedures waarvan inmiddels bekend is dat ze tot onevenredige consequenties leiden aan te passen? Zo ja, welke maatregelen zijn dit en welk effect moet dit tegengaan? Zo nee, kunt u uitgebreid toelichten waarom niet?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»14 van 11 juli jl. is per departement aangegeven wanneer de resultaten van de inventarisatie van het desbetreffende departement worden verwacht en op welke wijze uw Kamer daarover wordt geïnformeerd.
Kunt u aangeven of en hoe uw ministerie de «buikpijndossiers» die uit de inventarisatie van de Raad voor de Rechtspraak komen én de «Reflectie op knellende regelgeving en strenge uitvoeringspraktijken» van de Raad van State heeft behandeld?4 5
De «buikpijndossiers» en knelpunten die voortvloeien uit het jaarverslag van de Raad voor de Rechtspraak alsmede de reflectie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden betrokken bij de inventarisaties van de beleidsverantwoordelijke departementen naar wet- en regelgeving die hardvochtig uitpakt voor mensen.17 Hetzelfde geldt voor de signalen die de Hoge Raad in zijn jaarverslag heeft meegegeven aan de wetgever.18
Kunt u aangeven hoe bij nieuwe voorstellen vanuit uw ministerie voorkomen wordt dat deze voorstellen leiden tot onevenredige en/of hardvochtige consequenties? Wat is er ten opzichte van deze werkwijze anders dan vóór het naar buiten komen van het Toeslagenschandaal?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»19 van 11 juli jl. wordt vermeld welke acties de departementen nemen om op structurele basis knelpunten te inventariseren. Dit in aanvulling op de diverse acties die rijksbreed lopen om de menselijke maat in wet- en regelgeving te bevorderen, die tevens besproken worden in de voornoemde brief.20
Om te voorkomen dat nieuw beleid of nieuwe wetgeving leidt tot onevenredige consequenties zet het Ministerie van Justitie en Veiligheid onverminderd in op het realiseren van de verbeterpunten in de brief over versterking van de kwaliteit van beleid en wetgeving die in juni 2021 aan uw Kamer is verzonden.21 Eén van de maatregelen is ook het herzien van het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (het IAK) en het bevorderen van het gebruik hiervan. Het IAK bevordert dat in een beleidsproces met alle betrokkenen wordt nagedacht over wat goed is én wat werkt voor de samenleving met aandacht voor alle relevante te maken afwegingen. Hierbij moeten nadrukkelijk beleid, uitvoering en de doelgroep in de samenleving vanaf het begin zijn betrokken, ook om de consequenties in kaart te brengen. Onderdeel van de herziening van het IAK is dat het ook steviger in de ministeries wordt gepositioneerd, en daarmee wordt bevorderd dat de consequenties van voorstellen zo vroeg mogelijk in het beleidsproces in beeld worden gebracht. Uw Kamer wordt na de zomer geïnformeerd over de voortgang van de herziening.
Heeft uw ministerie een nulmeting in het kader van het «Rijksprogramma voor Duurzaam Digitale Informatiehuishouding» gemaakt en een verbeterplan opgesteld? Zo ja, kunt u deze nulmeting en het verbeterplan onverwijld naar de Kamer sturen?6 7
De actieplannen en nulmetingen van de departementen worden per afzonderlijke Kamerbrief gebundeld en gelijktijdig met deze beantwoording naar de Kamer gezonden voorzien van een nadere duiding.
Kunt u aangeven wat het beleid is op uw ministerie aangaande het bewaren van sms’jes en ander berichtenverkeer, ook van uzelf?
Hierop is het rijksbrede beleid van toepassing waaruit volgt dat chatberichten over de bestuurlijke besluitvorming bewaard dienen te blijven wanneer de relevante informatie niet ook al op een andere manier is geborgd binnen de organisatie. Is het bestuurlijke besluit uit het chatbericht ook op een andere manier geborgd binnen de organisatie, bijvoorbeeld in een nota of een e-mail, dan kan het oorspronkelijke chatbericht worden verwijderd. Het is niet nodig dat dezelfde relevante informatie twee keer wordt bewaard. Dit ook in verband met het belang van ordentelijke archiefvorming. Deze staande praktijk is in lijn met de heersende Wob-rechtspraak.
De Instructie bewaren chatberichten belegt de verantwoordelijkheid voor het bewaren van relevante chatberichten bij de inhoudelijk verantwoordelijke dossierhouder. Voor bewindspersonen geldt dat zij alleen berichten hoeven te bewaren over de bestuurlijke besluitvorming waarvan de relevante inhoud nergens anders binnen de organisatie is geborgd. Berichten kunnen worden bewaard door middel van het maken van een screenshot of door middel van «export» van het chatbericht. In dit kader wijs ik er nog op dat de Minister-President tijdens het debat van 19 mei jongstleden heeft toegezegd door mij te laten bezien hoe de chatinstructie voor bewindspersonen op dit punt nader kan worden geëxpliciteerd aan de hand van het zogenaamde «vierogen-principe». Hiertoe wordt voor eind augustus een praktisch voorstel gedaan voor een uniforme werkwijze die door de bewindslieden gebruikt kan worden.
Hoeveel Wet openbaarheid van bestuur (Wob)/Wet open overheid (Woo) verzoeken heeft uw ministerie in behandeling en wat is van die verzoeken het tijdsverloop?8
In bijlage 1 is het overzicht te vinden van de antwoorden van de departementen.25
Getroffen maatregelen op het ministerie van Binnenlandse Zaken naar aanleiding van de lessen uit het toeslagenschandaal op gebied van hardheden en de informatiehuishouding |
|
Renske Leijten |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Is er op uw ministerie, onder andere naar aanleiding van het toeslagenschandaal, onderzoek gedaan naar wetten en andere maatregelen die leiden tot onevenredige en/of hardvochtige consequenties voor mensen bij de uitvoering daarvan? Zo nee, kunt u uitgebreid motiveren waarom niet?1 2 3
Ter uitvoering van de motie Ploumen/Jetten4 verricht elk departement een inventarisatie naar wet- en regelgeving die hardvochtig uitpakt voor mensen. Deze inventarisatie maakt onderdeel uit van een breed palet aan maatregelen die het kabinet treft om de menselijke maat in wet- en regelgeving te versterken. In de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels», die op 11 juli jl. met Uw Kamer is gedeeld,5 wordt ingegaan op de stand van zaken van de inventarisaties, waarbij in bijlage 3 bij die brief per departement een nadere toelichting wordt gegeven op de eigen inventarisatie.
In bijlage 2 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels» is daarnaast een verslag opgenomen van de rijksbrede internetconsultatie die heeft plaatsgevonden in het kader van de inventarisatie, waarbij eenieder voorbeelden kon aandragen van wetten en regels waardoor mensen buitensporig in de knel komen.6 Hiermee is beoogd het burgerperspectief te betrekken en te voorkomen dat departementen signalen uit de buitenwereld van knellende wetten en regels missen.
Aanvullend op de uitvoering van de motie Ploumen/Jetten wordt door het Ministerie van SZW in samenwerking met het Ministerie van VWS de motie Omtzigt7 uitgevoerd. In het kader daarvan is onafhankelijk onderzoek uitgevoerd naar hardvochtige effecten in de Participatiewet, de werknemersregelingen en het pgb. Dit onderzoek is op 7 juli jl. met uw Kamer gedeeld.8 Daarnaast is Uw Kamer op 21 juni geïnformeerd over het traject Participatiewet in balans9 en wordt u aan het eind van de zomer geïnformeerd over de hardheden in de WIA.
Is dit onderzoek of zijn deze onderzoeken met de Kamer gedeeld? Zo nee, kunt u uitgebreid motiveren waarom niet en kunt u het onderzoek onverwijld naar de Kamer sturen?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»10 van 11 juli jl. is per departement aangegeven wanneer de resultaten van de inventarisatie van het desbetreffende departement worden verwacht en op welke wijze uw Kamer daarover wordt geïnformeerd.
In de kabinetsbrief wordt aangegeven dat «elk departement de voor het desbetreffende domein meest passende methodiek om hardvochtigheden op te sporen» hanteert. Kunt u aangeven welke methodiek op uw ministerie wordt gehanteerd? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Ten behoeve van de inventarisaties ter uitvoering van de motie Ploumen/Jetten heb ik met de departementen gewerkt aan een gemeenschappelijk analysekader voor de analyse van de binnengekomen resultaten.11 Een gereedschapskist is ontwikkeld waar de departementen al naar gelang hun specifieke domein en behoefte instrumenten (beoordelingscriteria) uit kunnen halen. Zo biedt onder meer de uitvoering van de motie Lodders/Van Weyenberg een voorbeeld van hoe aangedragen knelpunten kunnen worden gecategoriseerd, besproken en aangepakt in een wisselwerking met de Tweede Kamer.12 Voorop staat dat elk aangedragen voorbeeld van hardvochtige effecten wordt onderzocht en waar nodig en mogelijk opgelost. In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»13 van 11 juli jl. wordt per departement nader ingegaan op de methodologie die door het departement wordt gehanteerd bij de inventarisatie.
Zijn er naar aanleiding van onderzoeken, quickscans of andere signalen maatregelen getroffen op uw ministerie om wetten, maatregelen of procedures waarvan inmiddels bekend is dat ze tot onevenredige consequenties leiden aan te passen? Zo ja, welke maatregelen zijn dit en welk effect moet dit tegengaan? Zo nee, kunt u uitgebreid toelichten waarom niet?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»14 van 11 juli jl. is per departement aangegeven wanneer de resultaten van de inventarisatie van het desbetreffende departement worden verwacht en op welke wijze uw Kamer daarover wordt geïnformeerd.
Kunt u aangeven of en hoe uw ministerie de «buikpijndossiers» die uit de inventarisatie van de Raad voor de Rechtspraak komen én de reflectie op knellende regelgeving en strenge uitvoeringspraktijken van de Raad van State heeft behandeld?4 5
De «buikpijndossiers» en knelpunten die voortvloeien uit het jaarverslag van de Raad voor de Rechtspraak alsmede de reflectie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden betrokken bij de inventarisaties van de beleidsverantwoordelijke departementen naar wet- en regelgeving die hardvochtig uitpakt voor mensen.17 Hetzelfde geldt voor de signalen die de Hoge Raad in zijn jaarverslag heeft meegegeven aan de wetgever.18
Kunt u aangeven hoe bij nieuwe voorstellen vanuit uw ministerie voorkomen wordt dat deze voorstellen leiden tot onevenredige en/of hardvochtige consequenties en wat is er ten opzichte van deze werkwijze anders dan voor het naar buiten komen van het toeslagenschandaal?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»19 van 11 juli jl. wordt vermeld welke acties de departementen nemen om op structurele basis knelpunten te inventariseren. Dit in aanvulling op de diverse acties die rijksbreed lopen om de menselijke maat in wet- en regelgeving te bevorderen, die tevens besproken worden in de voornoemde brief.20
Om te voorkomen dat nieuw beleid of nieuwe wetgeving leidt tot onevenredige consequenties zet het Ministerie van Justitie en Veiligheid onverminderd in op het realiseren van de verbeterpunten in de brief over versterking van de kwaliteit van beleid en wetgeving die in juni 2021 aan uw Kamer is verzonden.21 Eén van de maatregelen is ook het herzien van het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (het IAK) en het bevorderen van het gebruik hiervan. Het IAK bevordert dat in een beleidsproces met alle betrokkenen wordt nagedacht over wat goed is én wat werkt voor de samenleving met aandacht voor alle relevante te maken afwegingen. Hierbij moeten nadrukkelijk beleid, uitvoering en de doelgroep in de samenleving vanaf het begin zijn betrokken, ook om de consequenties in kaart te brengen. Onderdeel van de herziening van het IAK is dat het ook steviger in de ministeries wordt gepositioneerd, en daarmee wordt bevorderd dat de consequenties van voorstellen zo vroeg mogelijk in het beleidsproces in beeld worden gebracht. Uw Kamer wordt na de zomer geïnformeerd over de voortgang van de herziening.
Heeft uw ministerie een nulmeting in het kader van het «Rijksprogramma voor Duurzaam Digitale Informatiehuishouding» gemaakt en een verbeterplan opgesteld? Zo ja, kunt u deze nulmeting en het verbeterplan onverwijld naar de Kamer sturen?6 7
De actieplannen en nulmetingen van de departementen worden per afzonderlijke Kamerbrief gebundeld en gelijktijdig met deze beantwoording naar de Kamer gezonden voorzien van een nadere duiding.
Op welke wijze is de 780 miljoen euro die beschikbaar is gekomen om de informatiehuishouding bij de rijksoverheid op orde te brengen tot stand gekomen? Welke onderbouwing is voor deze investering aangeleverd?
De basis voor de investering in het op orde brengen van de informatiehuishouding (Open op Orde) is gebaseerd op de Kosten Baten Analyse van het Rijksprogramma voor Duurzaam Digitale Informatie (RDDI) aangevuld met kosten voor ontwikkeling/bestendiging van een aantal stelselpartijen, zoals het Nationaal Archief, de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed.
Het RDDI heeft in 2019 opdracht gekregen van het Ministerie van OCW en BZK om onderzoek te doen naar de kosten voor de rijksoverheidsorganisaties om de informatiehuishouding Rijksbreed te verbeteren en naar de baten daarvan. Voor deze Kosten-Baten Analyse is een berekening opgesteld op basis van het bij rijksoverheidsorganisaties realiseren van emailarchivering, websitearchivering, berichtenapp gebruik en archivering, openbaar maken van documenten, ontwikkeling van WOB tooling, een awareness campagne «medewerker aan informatie» en de Programmakosten per rijksoverheidsorganisatie. Deze analyse is uitgevoerd in het najaar van 2019 en heeft een berekening van de totale kosten voor de rijksoverheid opgeleverd.
De analyse betrof meer dan 165 organisatie-eenheden met in totaal circa 290.000 medewerkers. Daarbij is gebleken dat er sprake was van grote verschillen qua omvang, aard en organisatievorm. Aantallen medewerkers per organisatie variëren van enkele tientallen tot tienduizenden. Ook de aard van de werkzaamheden loopt sterk uiteen: beleidsmatig, projectmatig, procesgericht, onderzoek en fysieke uitvoering.
Uit de actieplannen blijkt dat niet alle ambities met de beschikbare middelen gerealiseerd kunnen worden. De consequenties van het verschil tussen vraag en budget beschrijven we in het geactualiseerde Generieke Actieplan «Open op Orde» dat in het vierde kwartaal naar Uw Kamer wordt gestuurd.
Klopt het dat er vier actielijnen zijn uitgezet naar aanleiding van de reactie op het rapport van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag, zo ja wat is de stand van zaken van deze actielijnen? Kunt u de Kamer informeren over de sturingsinformatie die hierover beschikbaar is?
Het klopt dat voor het verbeteren van de informatiehuishouding vier actielijnen zijn benoemd. Dit zijn de actielijnen van het generieke actieplan Open op Orde:
Professionals,
Volume en aard van informatie,
Informatiesystemen,
Bestuur en naleving.
Op 21 september 2021 is een voortgangsrapportage24 naar uw Kamer gestuurd. Daarin is aangekondigd om uw Kamer via de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk periodiek te blijven informeren. Op 17 december 2021 is uw Kamer geïnformeerd over de benoeming van de heer Arre Zuurmond als regeringscommissaris Informatiehuishouding25. Op 18 mei 2022 is de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 202126 naar uw Kamer gestuurd.
Op welke manier kunnen de Kamer en de samenleving de voortgang of vertraging van de voornemens volgen?
De stukken die genoemd zijn onder vraag 9, zijn naar uw Kamer gestuurd en zijn daarmee openbaar (via o.a. rijksoverheid.nl).
Kunt u tevens aangeven hoe de Kamer zicht kan houden op de besteding van de 780 miljoen euro en in hoe haar budgetrecht is vormgegeven?
In de voorjaarsnota die 28 mei 2021 naar uw Kamer is gestuurd is 780 miljoen voor de periode 2021 t/m 2026 opgenomen en in de begroting van BZK verwerkt. Na beoordeling van de bij BZK ingeleverde actieplannen, is iedere (Rijks)overheidsorganisatie verantwoordelijk voor verantwoording over de gerealiseerde doelen en bestedingen. De eerste tranche voor 2021 ad € 104 miljoen is verdeeld via de najaarsnota. Via de voorjaarsnota 2022 zijn de structurele basisbudgetten verdeeld. De bestedingen van de middelen zijn opgenomen in de financiële verantwoording binnen de eigen programma’s van de rijksoverheidsorganisaties en op totaalniveau in ieders departementale verantwoordingen. Rijksbreed is de verantwoording opgenomen in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering rijksoverheid. De begroting van BZK, de voor- en najaarsnota en de financiële verantwoording worden door uw Kamer vastgesteld.
Bent u bereid om de Kamer te informeren over de planning, roadmap en activiteiten en wilt u in uw antwoord meenemen hoe u de Kamer ook direct informeert als er iets te melden is?
Op 6 april 2021 is het generieke actieplan Open op Orde naar uw Kamer gestuurd27. Het geactualiseerde generieke actieplan Open op Orde zal in het vierde kwartaal van 2022 naar uw Kamer worden verzonden, daarin zijn de planning, roadmap en activiteiten opgenomen en zal ook worden ingegaan op de voortgang. Daarnaast heeft de Minister-President tijdens het debat met uw Kamer op 19 mei jl. toegezegd ook de departementale actieplannen openbaar te maken. Die worden op korte termijn naar u toegestuurd. Daarnaast wordt u jaarlijks via de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk geïnformeerd. We zijn aan het onderzoeken hoe we een rijksbreed dashboard kunnen vormgeven. De verbetering van de Informatiehuishouding is onderdeel van het programma Open Overheid. Zo is de verbinding gelegd tussen een belangrijk doel van het verbeteren van de informatiehuishouding: het sneller openbaar kunnen maken van informatie, bijvoorbeeld bij een WOO-verzoek. Indien nodig zal ik u via de periodieke brieven van het programma Open Overheid informeren, waar Open op Orde onderdeel van is.
Welk mandaat en welke plannen heeft de regeringscommissaris Informatiehuishouding precies gekregen en kunt u aangeven welk werkplan de regeringscommissaris heeft vastgesteld? Kunt u het werkprogramma en de doelstellingen van de benoeming naar de Kamer sturen?
«De taken van de regeringscommissaris Informatiehuishouding zijn vastgelegd in het Instellingsbesluit regeringscommissaris Informatiehuishouding.28 Dit betreft o.a. de taak om de voortgang van het generiek actieplan Open op Orde en de daaronder vallende departementale actieplannen te bevorderen, de ministeries daarop aan te spreken en waar nodig met voorstellen te komen om knelpunten op te lossen. Daarnaast speelt hij een verbindende rol tussen het Adviescollege O&I, de Inspectie O&E en de ministeries.
Bij zijn aanstelling heeft de regeringscommissaris de volgende ambities uitgesproken voor de komende jaren:
Op het gebied van gegevenshuishouding: een forse verbetering in het juiste gebruik van de correcte gegevens.
Op het gebied van documenthuishouding: ook hier een structurele verbetering van de documentenstromen binnen de overheid (oftewel vindbaar, beschikbaar en traceerbaar).
Uitgangspunt van zijn opdracht is een transformatie van de overheid en de bijdrage die een moderne informatiehuishouding daaraan kan leveren. Onderdeel hiervan is het verankeren van fundamentele beginselen in een algemene wet voor informatiebepalingen.
Hierbij geldt dat hij zijn opdracht niet beperkt ziet tot de informatiehuishouding van de rijksoverheid, maar voor de hele overheid.
De regeringscommissaris zal na de zomer zijn bevindingen sinds zijn start begin dit jaar met u delen. Hierin neemt hij ook een aantal aandachtspunten mee die onder andere input zullen zijn voor de actualisatie van het generieke actieplan Open op Orde.»
Is goed geborgd dat de regeringscommissaris en het Rijksprogramma effectief samenwerken?
«In voorbereiding op het Instellingsbesluit regeringscommissaris Informatiehuishouding is zorgvuldig gekeken naar de sturing en het toezicht op de verbetering van de informatiehuishouding door de verschillende actoren die hier een rol in spelen, waaronder het Rijksprogramma. Dit is uitgewerkt in de brief van 22 oktober 202129 aan uw Kamer.
In de praktijk is er intensief contact tussen de regeringscommissaris en de programmamanager van Open op Orde (en andere relevante programma’s) en wordt de regeringscommissaris op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen op het programma.»
Kunt u aangeven wat het beleid is op uw ministerie aangaande het bewaren van SMS’jes en ander berichtenverkeer, ook van uzelf?
Hierop is het rijksbrede beleid van toepassing waaruit volgt dat chatberichten over de bestuurlijke besluitvorming bewaard dienen te blijven wanneer de relevante informatie niet ook al op een andere manier is geborgd binnen de organisatie. Is het bestuurlijke besluit uit het chatbericht ook op een andere manier geborgd binnen de organisatie, bijvoorbeeld in een nota of een e-mail, dan kan het oorspronkelijke chatbericht worden verwijderd. Het is niet nodig dat dezelfde relevante informatie twee keer wordt bewaard. Dit ook in verband met het belang van ordentelijke archiefvorming. Deze staande praktijk is in lijn met de heersende Wob-rechtspraak.
De Instructie bewaren chatberichten belegt de verantwoordelijkheid voor het bewaren van relevante chatberichten bij de inhoudelijk verantwoordelijke dossierhouder. Voor bewindspersonen geldt dat zij alleen berichten hoeven te bewaren over de bestuurlijke besluitvorming waarvan de relevante inhoud nergens anders binnen de organisatie is geborgd. Berichten kunnen worden bewaard door middel van het maken van een screenshot of door middel van «export» van het chatbericht. In dit kader wijs ik er nog op dat de Minister-President tijdens het debat van 19 mei jongstleden heeft toegezegd door mij te laten bezien hoe de chatinstructie voor bewindspersonen op dit punt nader kan worden geëxpliciteerd aan de hand van het zogenaamde «vierogen-principe». Hiertoe wordt voor eind augustus een praktisch voorstel gedaan voor een uniforme werkwijze die door de bewindslieden gebruikt kan worden.
Hoeveel WOB/WOO verzoeken heeft uw ministerie in behandeling en wat is van die verzoeken het tijdsverloop?8
In bijlage 1 is het overzicht te vinden van de antwoorden van de departementen.31
Is er op uw ministerie, onder andere naar aanleiding van het toeslagenschandaal, onderzoek gedaan naar wetten en andere maatregelen die leiden tot onevenredige en/of hardvochtige consequenties voor mensen bij de uitvoering daarvan? Zo nee, kunt u uitgebreid motiveren waarom niet?1 2 3
Ter uitvoering van de motie Ploumen/Jetten4 verricht elk departement een inventarisatie naar wet- en regelgeving die hardvochtig uitpakt voor mensen. Deze inventarisatie maakt onderdeel uit van een breed palet aan maatregelen die het kabinet treft om de menselijke maat in wet- en regelgeving te versterken. In de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels», die op 11 juli jl. met Uw Kamer is gedeeld,5 wordt ingegaan op de stand van zaken van de inventarisaties, waarbij in bijlage 3 bij die brief per departement een nadere toelichting wordt gegeven op de eigen inventarisatie.
In bijlage 2 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels» is daarnaast een verslag opgenomen van de rijksbrede internetconsultatie die heeft plaatsgevonden in het kader van de inventarisatie, waarbij eenieder voorbeelden kon aandragen van wetten en regels waardoor mensen buitensporig in de knel komen.6 Hiermee is beoogd het burgerperspectief te betrekken en te voorkomen dat departementen signalen uit de buitenwereld van knellende wetten en regels missen.
Aanvullend op de uitvoering van de motie Ploumen/Jetten wordt door het Ministerie van SZW in samenwerking met het Ministerie van VWS de motie Omtzigt7 uitgevoerd. In het kader daarvan is onafhankelijk onderzoek uitgevoerd naar hardvochtige effecten in de Participatiewet, de werknemersregelingen en het pgb. Dit onderzoek is op 7 juli jl. met uw Kamer gedeeld.8 Daarnaast is Uw Kamer op 21 juni geïnformeerd over het traject Participatiewet in balans9 en wordt u aan het eind van de zomer geïnformeerd over de hardheden in de WIA.
Is dit onderzoek of zijn deze onderzoeken met de Kamer gedeeld? Zo nee, kunt u uitgebreid motiveren waarom niet en kunt u het onderzoek onverwijld naar de Kamer sturen?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»10 van 11 juli jl. is per departement aangegeven wanneer de resultaten van de inventarisatie van het desbetreffende departement worden verwacht en op welke wijze uw Kamer daarover wordt geïnformeerd.
Kunt u aangeven welke methodiek op uw ministerie wordt gehanteerd, gegeven het feit dat in de kabinetsbrief wordt aangegeven dat «elk departement de voor het desbetreffende domein meest passende methodiek om hardvochtigheden op te sporen» hanteert? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Ten behoeve van de inventarisaties ter uitvoering van de motie Ploumen/Jetten heb ik met de departementen gewerkt aan een gemeenschappelijk analysekader voor de analyse van de binnengekomen resultaten.11 Een gereedschapskist is ontwikkeld waar de departementen al naar gelang hun specifieke domein en behoefte instrumenten (beoordelingscriteria) uit kunnen halen. Zo biedt onder meer de uitvoering van de motie Lodders/Van Weyenberg een voorbeeld van hoe aangedragen knelpunten kunnen worden gecategoriseerd, besproken en aangepakt in een wisselwerking met de Tweede Kamer.12 Voorop staat dat elk aangedragen voorbeeld van hardvochtige effecten wordt onderzocht en waar nodig en mogelijk opgelost. In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»13 van 11 juli jl. wordt per departement nader ingegaan op de methodologie die door het departement wordt gehanteerd bij de inventarisatie.
Zijn er naar aanleiding van onderzoeken, quickscans, of andere signalen maatregelen getroffen op uw ministerie om wetten, maatregelen of procedures waarvan inmiddels bekend is dat ze tot onevenredige consequenties leiden aan te passen? Zo ja, welke maatregelen zijn dit en welk effect moet dit tegengaan? Zo nee, kunt u uitgebreid toelichten waarom niet?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»14 van 11 juli jl. is per departement aangegeven wanneer de resultaten van de inventarisatie van het desbetreffende departement worden verwacht en op welke wijze uw Kamer daarover wordt geïnformeerd.
Kunt u aangeven of en hoe uw ministerie de «buikpijndossiers» die uit de inventarisatie van de Raad voor de Rechtspraak komen én de reflectie op knellende regelgeving en strenge uitvoeringspraktijken van de Raad van State heeft behandeld?4 5
De «buikpijndossiers» en knelpunten die voortvloeien uit het jaarverslag van de Raad voor de Rechtspraak alsmede de reflectie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden betrokken bij de inventarisaties van de beleidsverantwoordelijke departementen naar wet- en regelgeving die hardvochtig uitpakt voor mensen.17 Hetzelfde geldt voor de signalen die de Hoge Raad in zijn jaarverslag heeft meegegeven aan de wetgever.18
Kunt u aangeven hoe bij nieuwe voorstellen vanuit uw ministerie voorkomen wordt dat deze voorstellen leiden tot onevenredige en/of hardvochtige consequenties hebben? Wat is er ten opzichte van deze werkwijze anders dan voor het naar buiten komen van het toeslagenschandaal?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»19 van 11 juli jl. wordt vermeld welke acties de departementen nemen om op structurele basis knelpunten te inventariseren. Dit in aanvulling op de diverse acties die rijksbreed lopen om de menselijke maat in wet- en regelgeving te bevorderen, die tevens besproken worden in de voornoemde brief.20
Om te voorkomen dat nieuw beleid of nieuwe wetgeving leidt tot onevenredige consequenties zet het Ministerie van Justitie en Veiligheid onverminderd in op het realiseren van de verbeterpunten in de brief over versterking van de kwaliteit van beleid en wetgeving die in juni 2021 aan uw Kamer is verzonden.21 Eén van de maatregelen is ook het herzien van het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (het IAK) en het bevorderen van het gebruik hiervan. Het IAK bevordert dat in een beleidsproces met alle betrokkenen wordt nagedacht over wat goed is én wat werkt voor de samenleving met aandacht voor alle relevante te maken afwegingen. Hierbij moeten nadrukkelijk beleid, uitvoering en de doelgroep in de samenleving vanaf het begin zijn betrokken, ook om de consequenties in kaart te brengen. Onderdeel van de herziening van het IAK is dat het ook steviger in de ministeries wordt gepositioneerd, en daarmee wordt bevorderd dat de consequenties van voorstellen zo vroeg mogelijk in het beleidsproces in beeld worden gebracht. Uw Kamer wordt na de zomer geïnformeerd over de voortgang van de herziening.
Heeft uw ministerie een nulmeting in het kader van het «Rijksprogramma voor Duurzaam Digitale Informatiehuishouding» gemaakt en een verbeterplan opgesteld? Zo ja, kunt u deze nulmeting en het verbeterplan onverwijld naar de Kamer sturen?6 7
De actieplannen en nulmetingen van de departementen worden per afzonderlijke Kamerbrief gebundeld en gelijktijdig met deze beantwoording naar de Kamer gezonden voorzien van een nadere duiding.
Kunt u aangeven wat het beleid is op uw ministerie aangaande het bewaren van SMS’jes en ander berichtenverkeer, ook van uzelf?
Hierop is het rijksbrede beleid van toepassing waaruit volgt dat chatberichten over de bestuurlijke besluitvorming bewaard dienen te blijven wanneer de relevante informatie niet ook al op een andere manier is geborgd binnen de organisatie. Is het bestuurlijke besluit uit het chatbericht ook op een andere manier geborgd binnen de organisatie, bijvoorbeeld in een nota of een e-mail, dan kan het oorspronkelijke chatbericht worden verwijderd. Het is niet nodig dat dezelfde relevante informatie twee keer wordt bewaard. Dit ook in verband met het belang van ordentelijke archiefvorming. Deze staande praktijk is in lijn met de heersende Wob-rechtspraak.
De Instructie bewaren chatberichten belegt de verantwoordelijkheid voor het bewaren van relevante chatberichten bij de inhoudelijk verantwoordelijke dossierhouder. Voor bewindspersonen geldt dat zij alleen berichten hoeven te bewaren over de bestuurlijke besluitvorming waarvan de relevante inhoud nergens anders binnen de organisatie is geborgd. Berichten kunnen worden bewaard door middel van het maken van een screenshot of door middel van «export» van het chatbericht. In dit kader wijs ik er nog op dat de Minister-President tijdens het debat van 19 mei jongstleden heeft toegezegd door mij te laten bezien hoe de chatinstructie voor bewindspersonen op dit punt nader kan worden geëxpliciteerd aan de hand van het zogenaamde «vierogen-principe». Hiertoe wordt voor eind augustus een praktisch voorstel gedaan voor een uniforme werkwijze die door de bewindslieden gebruikt kan worden.
Hoeveel Wob/Woo-verzoeken heeft uw ministerie in behandeling en wat is het tijdsverloop van die verzoeken?8
In bijlage 1 is het overzicht te vinden van de antwoorden van de departementen.25
De hint van premier Johnson dat hij uit het Europees mensenrechtenverdrag dreigt te stappen |
|
Marieke Koekkoek (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Boris Johnson hints at leaving human rights convention over Rwanda row»?1
Ja.
Wat vindt u van de uitspraak van premier Johnson dat hij overweegt «sommige wetten te veranderen» om migranten naar Rwanda te kunnen sturen?
Tot dusver is geen uitvoering gegeven aan het voornemen van de Britse regering om vreemdelingen uit te zetten naar Rwanda. Hiermee handelt het Verenigd Koninkrijk in lijn met de voorlopige maatregel, opgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).
Het kabinet is bekend met het Britse ingediende wetsvoorstel, de Bill of Rights, die de verhoudingen tussen het EHRM en de Britse nationale rechtspraak ingrijpend wijzigt. Het kabinet volgt deze ontwikkelingen gedurende het parlementaire goedkeuringsproces nauwgezet.
Bent u bekend met het artikel «Tory MPs Demand Boris Johnson Withdraws UK From European Court Of Human Rights» uit the Huffington Post van 15 juni 2022?
Ja.
Hoe kijkt u nu terug op uw antwoord op mijn vraag van 25 april jl. over de uitlevering van Assange en uw oordeel over of de waarborgen die een goede rechtsgang zouden moeten garanderen zijn veranderd sinds Brexit?
Het Verenigd Koninkrijk is en blijft ook na diens terugtrekking uit de EU gebonden aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Gemeenschappelijke toewijding aan mensenrechten staat genoemd in de eerste paragraaf van de preambule bij de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst die de EU en het VK gesloten hebben. Bovendien is in deze overeenkomst vastgelegd dat het opzeggen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens gevolgen kan hebben voor de samenwerking op gebied van wetshandhaving en justitiële samenwerking in strafzaken. In de zaak Assange ga ik er vanuit dat het Verenigd Koninkrijk zijn verplichtingen naleeft.
Deelt u de mening dat een mogelijk vertrek van het VK uit het Europees mensenrechtenverdrag een gevaarlijk precedent schept voor de andere landen die bij dit verdrag zijn aangesloten en die in de toekomst ook op de vingers getikt kunnen worden door het Europees Hof voor de Rechten van de Mensen?
Ik betreur de kritiek die in het Verenigd Koninkrijk in regeringskring is geuit over het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, des te meer omdat het VK een van de tien landen is die in 1949 de Raad van Europa hebben opgericht. Deze kritiek doet afbreuk aan het Hof, dat te maken heeft met zesenveertig partijen met elk hun eigen rechtstradities. Het VK geeft aan verdragspartij bij het EVRM te blijven en het kabinet zal in nauwe samenwerking met gelijkgezinde landen binnen de Raad van Europa blijven monitoren of de daarbij behorende verplichtingen worden nagekomen.
Bent u bekend met het artikel «Priti Patel accused of trying to deport former Iranian police officer to Rwanda» uit the Guardian van 7 juni?
Ja.
Hoe kijkt u nu terug op uw antwoord op mijn vraag van 25 april jl. over de uitlevering van Assange en uw oordeel over of de waarborgen die een goede rechtsgang zouden moeten garanderen nog in plaats zijn sinds de beslissing over het al dan niet uitleveren van Assange bij de Minister van Binnenlandse Zaken is gelegd; diezelfde Minister die, zoals uit bovenstaand artikel blijkt, een Iraanse politieman die weigerde lukraak op demonstranten in Iran te schieten en minderjarigen uit Rwanda onrechtmatig wilde uitzetten?
Mijn antwoord op uw vraag van 25 april jl. is ongewijzigd, zie ook mijn antwoord op vraag 4. Daarbij wil ik benadrukken dat de Nederlandse overheid nog steeds het vertrouwen heeft in het onafhankelijke en onpartijdige karakter van de Britse rechtspraak waarin ook de rechten van politieke vluchtelingen worden geborgd. Het kabinet blijft, in nauwe samenwerking met gelijkgezinde partners binnen de Raad van Europa, dit proces volgen om dit beeld bevestigd te zien.
Deelt u de mening dat de rechten van politieke vluchtelingen niet altijd worden gewaarborgd door de Minister van Binnenlandse Zaken van het VK?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid u uit te spreken tegen het onzorgvuldig en onrechtmatig uitzetten van vluchtelingen door het Verenigd Koninkrijk naar Rwanda, dit over te brengen aan uw Britse ambtsgenoot en in EU-verband steun voor dit standpunt te verwerven?
Ik heb geen aanwijzingen dat onrechtmatige uitzettingen van vluchtelingen vanuit het VK naar Rwanda plaatsvinden. Het kabinet is zeer gehecht aan de naleving van het internationaal recht, inclusief door de partijen bij het VN vluchtelingenverdrag en het EVRM. Het kabinet kaart schendingen van internationaal recht aan, bilateraal en in de daarvoor geëigende multilaterale fora.
Bent u nu bereid u uit te spreken tegen uitlevering van Assange naar de VS door de Minister van Binnenlandse Zaken van het VK?
Zie het antwoord op vraag 2 en 7. Echter, wanneer zou blijken dat het VK internationaal recht schendt, zal het kabinet dit aankaarten op zowel bilateraal als internationaal niveau, in nauwe samenspraak met internationale partners. Ik heb bijvoorbeeld een ander Brits wetsvoorstel (the Northern Ireland Protocol Bill) waarmee – indien aangenomen – het VK zijn eigen internationaalrechtelijke verplichtingen niet nakomt, scherp veroordeeld.
Getroffen maatregelen op het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat naar aanleiding van de lessen uit het toeslagenschandaal op gebied van hardheden en de informatiehuishouding |
|
Sandra Beckerman , Renske Leijten |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Is er op uw ministerie, onder andere naar aanleiding van het toeslagenschandaal, onderzoek gedaan naar wetten en andere maatregelen die leiden tot onevenredige en/of hardvochtige consequenties voor mensen bij de uitvoering daarvan? Zo nee, kunt u uitgebreid motiveren waarom niet?1 2 3
Ter uitvoering van de motie Ploumen/Jetten4 verricht elk departement een inventarisatie naar wet- en regelgeving die hardvochtig uitpakt voor mensen. Deze inventarisatie maakt onderdeel uit van een breed palet aan maatregelen die het kabinet treft om de menselijke maat in wet- en regelgeving te versterken. In de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels», die op 11 juli jl. met Uw Kamer is gedeeld,5 wordt ingegaan op de stand van zaken van de inventarisaties, waarbij in bijlage 3 bij die brief per departement een nadere toelichting wordt gegeven op de eigen inventarisatie.
In bijlage 2 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels» is daarnaast een verslag opgenomen van de rijksbrede internetconsultatie die heeft plaatsgevonden in het kader van de inventarisatie, waarbij eenieder voorbeelden kon aandragen van wetten en regels waardoor mensen buitensporig in de knel komen.6 Hiermee is beoogd het burgerperspectief te betrekken en te voorkomen dat departementen signalen uit de buitenwereld van knellende wetten en regels missen.
Aanvullend op de uitvoering van de motie Ploumen/Jetten wordt door het Ministerie van SZW in samenwerking met het Ministerie van VWS de motie Omtzigt7 uitgevoerd. In het kader daarvan is onafhankelijk onderzoek uitgevoerd naar hardvochtige effecten in de Participatiewet, de werknemersregelingen en het pgb. Dit onderzoek is op 7 juli jl. met uw Kamer gedeeld.8 Daarnaast is Uw Kamer op 21 juni geïnformeerd over het traject Participatiewet in balans9 en wordt u aan het eind van de zomer geïnformeerd over de hardheden in de WIA.
Is dit onderzoek of zijn deze onderzoeken met de Kamer gedeeld? Zo nee, kunt u uitgebreid motiveren waarom niet en kunt u het onderzoek onverwijld naar de Kamer sturen?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»10 van 11 juli jl. is per departement aangegeven wanneer de resultaten van de inventarisatie van het desbetreffende departement worden verwacht en op welke wijze uw Kamer daarover wordt geïnformeerd.
In de kabinetsbrief wordt aangegeven dat «elk departement de voor het desbetreffende domein meest passende methodiek om hardvochtigheden op te sporen» hanteert. Kunt u aangeven welke methodiek op uw ministerie wordt gehanteerd? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Ten behoeve van de inventarisaties ter uitvoering van de motie Ploumen/Jetten heb ik met de departementen gewerkt aan een gemeenschappelijk analysekader voor de analyse van de binnengekomen resultaten.11 Een gereedschapskist is ontwikkeld waar de departementen al naar gelang hun specifieke domein en behoefte instrumenten (beoordelingscriteria) uit kunnen halen. Zo biedt onder meer de uitvoering van de motie Lodders/Van Weyenberg een voorbeeld van hoe aangedragen knelpunten kunnen worden gecategoriseerd, besproken en aangepakt in een wisselwerking met de Tweede Kamer.12 Voorop staat dat elk aangedragen voorbeeld van hardvochtige effecten wordt onderzocht en waar nodig en mogelijk opgelost. In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»13 van 11 juli jl. wordt per departement nader ingegaan op de methodologie die door het departement wordt gehanteerd bij de inventarisatie.
Zijn er naar aanleiding van onderzoeken, quickscans of andere signalen maatregelen getroffen op uw ministerie om wetten, maatregelen of procedures waarvan inmiddels bekend is dat ze tot onevenredige consequenties leiden aan te passen? Zo ja, welke maatregelen zijn dit en welk effect moeten ze tegengaan? Zo nee, kunt u uitgebreid toelichten waarom niet?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»14 van 11 juli jl. is per departement aangegeven wanneer de resultaten van de inventarisatie van het desbetreffende departement worden verwacht en op welke wijze uw Kamer daarover wordt geïnformeerd.
Kunt u aangeven of en hoe uw ministerie de «buikpijndossiers» die uit de inventarisatie van de Raad voor de rechtspraak komen én de reflectie op «Knellende regelgeving en strenge uitvoeringspraktijken» van de Raad van State heeft behandeld?4 5
De «buikpijndossiers» en knelpunten die voortvloeien uit het jaarverslag van de Raad voor de Rechtspraak alsmede de reflectie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden betrokken bij de inventarisaties van de beleidsverantwoordelijke departementen naar wet- en regelgeving die hardvochtig uitpakt voor mensen.17 Hetzelfde geldt voor de signalen die de Hoge Raad in zijn jaarverslag heeft meegegeven aan de wetgever.18
Kunt u aangeven hoe bij nieuwe voorstellen vanuit uw ministerie voorkomen wordt dat deze voorstellen onevenredige en/of hardvochtige consequenties hebben? Wat is er ten opzichte van deze werkwijze anders dan voor het naar buiten komen van het toeslagenschandaal?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»19 van 11 juli jl. wordt vermeld welke acties de departementen nemen om op structurele basis knelpunten te inventariseren. Dit in aanvulling op de diverse acties die rijksbreed lopen om de menselijke maat in wet- en regelgeving te bevorderen, die tevens besproken worden in de voornoemde brief.20
Om te voorkomen dat nieuw beleid of nieuwe wetgeving leidt tot onevenredige consequenties zet het Ministerie van Justitie en Veiligheid onverminderd in op het realiseren van de verbeterpunten in de brief over versterking van de kwaliteit van beleid en wetgeving die in juni 2021 aan uw Kamer is verzonden.21 Eén van de maatregelen is ook het herzien van het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (het IAK) en het bevorderen van het gebruik hiervan. Het IAK bevordert dat in een beleidsproces met alle betrokkenen wordt nagedacht over wat goed is én wat werkt voor de samenleving met aandacht voor alle relevante te maken afwegingen. Hierbij moeten nadrukkelijk beleid, uitvoering en de doelgroep in de samenleving vanaf het begin zijn betrokken, ook om de consequenties in kaart te brengen. Onderdeel van de herziening van het IAK is dat het ook steviger in de ministeries wordt gepositioneerd, en daarmee wordt bevorderd dat de consequenties van voorstellen zo vroeg mogelijk in het beleidsproces in beeld worden gebracht. Uw Kamer wordt na de zomer geïnformeerd over de voortgang van de herziening.
Heeft uw ministerie een nulmeting in het kader van het «Rijksprogramma voor Duurzaam Digitale Informatiehuishouding» gemaakt en een verbeterplan opgesteld? Zo ja, kunt u deze nulmeting en het verbeterplan onverwijld naar de Kamer sturen?6 7
De actieplannen en nulmetingen van de departementen worden per afzonderlijke Kamerbrief gebundeld en gelijktijdig met deze beantwoording naar de Kamer gezonden voorzien van een nadere duiding.
Kunt u aangeven wat het beleid is op uw ministerie aangaande het bewaren van sms’jes en ander berichtenverkeer, ook van uzelf?
Hierop is het rijksbrede beleid van toepassing waaruit volgt dat chatberichten over de bestuurlijke besluitvorming bewaard dienen te blijven wanneer de relevante informatie niet ook al op een andere manier is geborgd binnen de organisatie. Is het bestuurlijke besluit uit het chatbericht ook op een andere manier geborgd binnen de organisatie, bijvoorbeeld in een nota of een e-mail, dan kan het oorspronkelijke chatbericht worden verwijderd. Het is niet nodig dat dezelfde relevante informatie twee keer wordt bewaard. Dit ook in verband met het belang van ordentelijke archiefvorming. Deze staande praktijk is in lijn met de heersende Wob-rechtspraak.
De Instructie bewaren chatberichten belegt de verantwoordelijkheid voor het bewaren van relevante chatberichten bij de inhoudelijk verantwoordelijke dossierhouder. Voor bewindspersonen geldt dat zij alleen berichten hoeven te bewaren over de bestuurlijke besluitvorming waarvan de relevante inhoud nergens anders binnen de organisatie is geborgd. Berichten kunnen worden bewaard door middel van het maken van een screenshot of door middel van «export» van het chatbericht. In dit kader wijs ik er nog op dat de Minister-President tijdens het debat van 19 mei jongstleden heeft toegezegd door mij te laten bezien hoe de chatinstructie voor bewindspersonen op dit punt nader kan worden geëxpliciteerd aan de hand van het zogenaamde «vierogen-principe». Hiertoe wordt voor eind augustus een praktisch voorstel gedaan voor een uniforme werkwijze die door de bewindslieden gebruikt kan worden.
Hoeveel Wob/Woo-verzoeken heeft uw ministerie in behandeling en wat is van die verzoeken het tijdsverloop?8
In bijlage 1 is het overzicht te vinden van de antwoorden van de departementen.25
Getroffen maatregelen op het ministerie van Buitenlandse Zaken naar aanleiding van de lessen uit het toeslagenschandaal op gebied van hardheden en de informatiehuishouding |
|
Renske Leijten , Jasper van Dijk |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Is er op uw ministerie, onder andere naar aanleiding van het toeslagenschandaal, onderzoek gedaan naar wetten en andere maatregelen die leiden tot onevenredige en/of hardvochtige consequenties voor mensen bij de uitvoering daarvan? Zo nee, kunt u uitgebreid motiveren waarom niet?1 2 3
Ter uitvoering van de motie Ploumen/Jetten4 verricht elk departement een inventarisatie naar wet- en regelgeving die hardvochtig uitpakt voor mensen. Deze inventarisatie maakt onderdeel uit van een breed palet aan maatregelen die het kabinet treft om de menselijke maat in wet- en regelgeving te versterken. In de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels», die op 11 juli jl. met Uw Kamer is gedeeld,5 wordt ingegaan op de stand van zaken van de inventarisaties, waarbij in bijlage 3 bij die brief per departement een nadere toelichting wordt gegeven op de eigen inventarisatie.
In bijlage 2 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels» is daarnaast een verslag opgenomen van de rijksbrede internetconsultatie die heeft plaatsgevonden in het kader van de inventarisatie, waarbij eenieder voorbeelden kon aandragen van wetten en regels waardoor mensen buitensporig in de knel komen.6 Hiermee is beoogd het burgerperspectief te betrekken en te voorkomen dat departementen signalen uit de buitenwereld van knellende wetten en regels missen.
Aanvullend op de uitvoering van de motie Ploumen/Jetten wordt door het Ministerie van SZW in samenwerking met het Ministerie van VWS de motie Omtzigt7 uitgevoerd. In het kader daarvan is onafhankelijk onderzoek uitgevoerd naar hardvochtige effecten in de Participatiewet, de werknemersregelingen en het pgb. Dit onderzoek is op 7 juli jl. met uw Kamer gedeeld.8 Daarnaast is Uw Kamer op 21 juni geïnformeerd over het traject Participatiewet in balans9 en wordt u aan het eind van de zomer geïnformeerd over de hardheden in de WIA.
Is dit onderzoek of zijn deze onderzoeken met de Kamer gedeeld? Zo nee, kunt u uitgebreid motiveren waarom niet en kunt u het onderzoek onverwijld naar de Kamer sturen?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»10 van 11 juli jl. is per departement aangegeven wanneer de resultaten van de inventarisatie van het desbetreffende departement worden verwacht en op welke wijze uw Kamer daarover wordt geïnformeerd.
Daar waar in de kabinetsbrief wordt aangegeven dat «elk departement de voor het desbetreffende domein meest passende methodiek om hardvochtigheden op te sporen» hanteert, kunt u aangeven welke methodiek op uw ministerie wordt gehanteerd? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Ten behoeve van de inventarisaties ter uitvoering van de motie Ploumen/Jetten heb ik met de departementen gewerkt aan een gemeenschappelijk analysekader voor de analyse van de binnengekomen resultaten.11 Een gereedschapskist is ontwikkeld waar de departementen al naar gelang hun specifieke domein en behoefte instrumenten (beoordelingscriteria) uit kunnen halen. Zo biedt onder meer de uitvoering van de motie Lodders/Van Weyenberg een voorbeeld van hoe aangedragen knelpunten kunnen worden gecategoriseerd, besproken en aangepakt in een wisselwerking met de Tweede Kamer.12 Voorop staat dat elk aangedragen voorbeeld van hardvochtige effecten wordt onderzocht en waar nodig en mogelijk opgelost. In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»13 van 11 juli jl. wordt per departement nader ingegaan op de methodologie die door het departement wordt gehanteerd bij de inventarisatie.
Zijn er naar aanleiding van onderzoeken, quickscans, of andere signalen maatregelen getroffen op uw ministerie om wetten, maatregelen of procedures waarvan inmiddels bekend is dat ze tot onevenredige consequenties leiden, aan te passen? Zo ja, welke maatregelen zijn dit en welk effect moet dit tegengaan? Zo nee, kunt u uitgebreid toelichten waarom niet?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»14 van 11 juli jl. is per departement aangegeven wanneer de resultaten van de inventarisatie van het desbetreffende departement worden verwacht en op welke wijze uw Kamer daarover wordt geïnformeerd.
Kunt u aangeven of en hoe uw ministerie de «buikpijn dossiers» die uit de inventarisatie van de Raad voor de Rechtspraak komen én de reflectie op knellende regelgeving en strenge uitvoeringspraktijken van de Raad van State heeft behandeld?4 5
De «buikpijndossiers» en knelpunten die voortvloeien uit het jaarverslag van de Raad voor de Rechtspraak alsmede de reflectie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden betrokken bij de inventarisaties van de beleidsverantwoordelijke departementen naar wet- en regelgeving die hardvochtig uitpakt voor mensen.17 Hetzelfde geldt voor de signalen die de Hoge Raad in zijn jaarverslag heeft meegegeven aan de wetgever.18
Kunt u aangeven hoe bij nieuwe voorstellen vanuit uw ministerie voorkomen wordt dat deze voorstellen leiden tot onevenredige en/of hardvochtige consequenties? Wat is er ten opzichte van deze werkwijze anders dan voor het naar buiten komen van het toeslagenschandaal?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»19 van 11 juli jl. wordt vermeld welke acties de departementen nemen om op structurele basis knelpunten te inventariseren. Dit in aanvulling op de diverse acties die rijksbreed lopen om de menselijke maat in wet- en regelgeving te bevorderen, die tevens besproken worden in de voornoemde brief.20
Om te voorkomen dat nieuw beleid of nieuwe wetgeving leidt tot onevenredige consequenties zet het Ministerie van Justitie en Veiligheid onverminderd in op het realiseren van de verbeterpunten in de brief over versterking van de kwaliteit van beleid en wetgeving die in juni 2021 aan uw Kamer is verzonden.21 Eén van de maatregelen is ook het herzien van het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (het IAK) en het bevorderen van het gebruik hiervan. Het IAK bevordert dat in een beleidsproces met alle betrokkenen wordt nagedacht over wat goed is én wat werkt voor de samenleving met aandacht voor alle relevante te maken afwegingen. Hierbij moeten nadrukkelijk beleid, uitvoering en de doelgroep in de samenleving vanaf het begin zijn betrokken, ook om de consequenties in kaart te brengen. Onderdeel van de herziening van het IAK is dat het ook steviger in de ministeries wordt gepositioneerd, en daarmee wordt bevorderd dat de consequenties van voorstellen zo vroeg mogelijk in het beleidsproces in beeld worden gebracht. Uw Kamer wordt na de zomer geïnformeerd over de voortgang van de herziening.
Heeft uw ministerie een nulmeting in het kader van het «Rijksprogramma voor Duurzaam Digitale Informatiehuishouding» gemaakt en een verbeterplan opgesteld? Zo ja, kunt u deze nulmeting en het verbeterplan onverwijld naar de Kamer sturen?6 7
De actieplannen en nulmetingen van de departementen worden per afzonderlijke Kamerbrief gebundeld en gelijktijdig met deze beantwoording naar de Kamer gezonden voorzien van een nadere duiding.
Kunt u aangeven wat het beleid is op uw ministerie aangaande het bewaren van SMS’jes en ander berichtenverkeer, ook van uzelf?
Hierop is het rijksbrede beleid van toepassing waaruit volgt dat chatberichten over de bestuurlijke besluitvorming bewaard dienen te blijven wanneer de relevante informatie niet ook al op een andere manier is geborgd binnen de organisatie. Is het bestuurlijke besluit uit het chatbericht ook op een andere manier geborgd binnen de organisatie, bijvoorbeeld in een nota of een e-mail, dan kan het oorspronkelijke chatbericht worden verwijderd. Het is niet nodig dat dezelfde relevante informatie twee keer wordt bewaard. Dit ook in verband met het belang van ordentelijke archiefvorming. Deze staande praktijk is in lijn met de heersende Wob-rechtspraak.
De Instructie bewaren chatberichten belegt de verantwoordelijkheid voor het bewaren van relevante chatberichten bij de inhoudelijk verantwoordelijke dossierhouder. Voor bewindspersonen geldt dat zij alleen berichten hoeven te bewaren over de bestuurlijke besluitvorming waarvan de relevante inhoud nergens anders binnen de organisatie is geborgd. Berichten kunnen worden bewaard door middel van het maken van een screenshot of door middel van «export» van het chatbericht. In dit kader wijs ik er nog op dat de Minister-President tijdens het debat van 19 mei jongstleden heeft toegezegd door mij te laten bezien hoe de chatinstructie voor bewindspersonen op dit punt nader kan worden geëxpliciteerd aan de hand van het zogenaamde «vierogen-principe». Hiertoe wordt voor eind augustus een praktisch voorstel gedaan voor een uniforme werkwijze die door de bewindslieden gebruikt kan worden.
Hoeveel WOB/WOO verzoeken heeft uw ministerie in behandeling en wat is van die verzoeken het tijdsverloop?8
In bijlage 1 is het overzicht te vinden van de antwoorden van de departementen.25
Het bericht ‘Fastfood rondom scholen neemt sterk toe’ |
|
Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de resultaten van het data-onderzoek van journalistiek onderzoeksplatform Pointer, waaruit blijkt dat alleen al in het afgelopen decennium het aantal fastfoodlocaties binnen vijf minuten lopen van scholen met veertig procent is gestegen?1
Ja.
Deelt u de mening dat de opkomst van ongezond eten in de buurt van jongvolwassenen problematisch is, omdat dit bijdraagt aan het oplopende overgewicht en ziektes als diabetes type 2, hart- en vaatziekten en kanker? Bent u het er tevens mee eens dat je niet meer kan spreken van een eigen keuze als je als jongere op elke straathoek wordt verleid om ongezond te eten?
Ik deel de mening dat de opkomst van ongezond eten in de buurt van jongvolwassenen problematisch is. Een groot aanbod van ongezond voeding maakt het lastiger om de gezonde keuze te maken. Hoewel overgewicht en ziektes als diabetes meerdere oorzaken kennen, heeft ongezond aanbod inderdaad een aandeel in de toename van overgewicht en gerelateerde ziektelast.
Hoe verklaart u dat het fastfoodaanbod het sterkst groeit rond scholen met veel achterstandsleerlingen? Deelt u de mening dat dit zeer onwenselijk is, aangezien hiermee gezondheidsachterstanden alleen maar verder vergroot dreigen te worden?
Ik vind de gezondheid van alle jongeren heel belangrijk en daarmee ook dat ze in een gezonde omgeving op kunnen groeien. Een gezonde eetomgeving hoort daarbij. Kinderen en jongeren worden in de huidige voedselomgeving voortdurend op allerlei manieren verleid om ongezonde producten te eten. En dat moet echt anders. De omgevingen die het ongezondst zijn, hebben daarbij prioriteit. Ik heb geen volledige verklaring voor het feit dat het fastfoodaanbod het sterkste groeit rondom scholen met veel achterstandsleerlingen. De uitdaging waar we met elkaar voor staan is om de voedselomgeving van de jongeren weer gezonder te maken. En daar ga ik me vol voor inzetten samen met andere betrokkenen zoals gemeenten en andere relevante partijen.
Deelt u de mening van experts dat het verminderen van de verkooppunten van fastfood binnen gemeenten – naast het afschaffen van de btw op Schijf van Vijf producten en het invoeren van een belasting op suikerhoudende drank – een van de meest effectieve maatregelen is om de doelstellingen uit het deelakkoord «overgewicht» van het Nationaal Preventieakkoord te behalen?2
Ik ben van mening dat de voedselomgeving gezonder moet worden en betrek bij mijn aanpak onder andere het rapport van het RIVM waaraan in de vraag gerefereerd wordt. Experts geven aan dat de omgeving in sterke mate bepaalt wat we eten, er is zoveel (ongezonde) verleiding dat zelfs iemand die echt gezonder wil eten hier maar moeilijk in slaagt. De situatie rondom verkooppunten van fastfood is één van de aspecten in de voedselomgeving waar ik onder meer samen met andere deelnemers aan het Nationaal Preventieakkoord naar kijk. Na de zomer zal ik uw Kamer informeren over de aanpak op overgewicht en voeding.
Op welke termijn komt u met aanvullende maatregelen om de doelstellingen van het deelakkoord «overgewicht» van het Nationaal Preventieakkoord binnen bereik te brengen?
Op dit moment wordt aan de thematafel Overgewicht/voeding in gezamenlijkheid gesproken over het aanscherpen van bestaande acties en het formuleren van nieuwe acties om de ambities uit het NPA 2018 te behalen. Ik zal uw Kamer na de zomer informeren over de aanpak van het kabinet op het thema overgewicht/voeding. De uitkomsten van de gesprekken aan de Thematafel vormen hier een onderdeel van.
Wanneer krijgt de Kamer uiterlijk de wettelijke maatregelen toegestuurd waarmee de omgeving gezonder gemaakt kan worden, bijvoorbeeld door gemeenten handhavingsinstrumenten in handen te geven?3
Ik ben voornemens de Kamer na de zomer via een brief te informeren over de preventieaanpak op overgewicht en voeding. In deze brief zal ik ingaan op de stand van zaken van een beoogd pakket aan maatregelen, waaronder mogelijke wettelijke maatregelen met betrekking tot het gezonder maken van de voedselomgeving.
Welke mogelijkheden hebben scholen om er voor te zorgen dat de leerlingen geen gebruik maken van het aanbod aan fastfood? Op welke wijze kan de overheid scholen hierbij ondersteunen?
In en rond scholen is er ook nog veel winst te halen als het gaat om een gezonde voedselomgeving. Er zijn programma’s als de Gezonde School, de Gezonde Schoolkantine en het Akkoord Gezonde Voeding op Scholen waar scholen gebruik van kunnen maken. Daarnaast werken JOGG en het Voedingscentrum samen aan de Aanpak eetomgeving scholen vo en mbo. Er is een pilot geweest in een aantal steden. Met die resultaten is een Raamwerk opgesteld om de Aanpak eetomgeving scholen vo en mbo verder landelijk uit te rollen. Dit zijn allemaal voorbeelden van zelfregulering. Ik verken op dit moment wettelijke maatregelen om tot een gezonde(re) voedselomgeving te komen. Dat betekent niet dat ik al het ongezonde aanbod wil verbieden; er moet een balans zijn. Ik zal uw Kamer na de zomer informeren over de uitkomst van deze verkenning.
Zijn er naar uw mening gemeentelijke preventieakkoorden waarin goede afspraken vastgelegd zijn over het aanbod van fastfood binnen de gemeente? Kunt u hier voorbeelden van geven?
Er zijn een aantal gemeenten die in hun verordeningen afspraken hebben over voedselaanbod rondom scholen. Over het algemeen staan in de preventieakkoorden vooral ambities en verkenningen, maar zijn nog geen concrete (juridische) afspraken opgenomen. Zo had Rotterdam als eerste een lokaal preventieakkoord «Gezond010: het akkoord» (december 2019) en heeft Amsterdam een lokaal preventieakkoord dat zich volledig richt op de gezondheid van MBO’ers, waarin ook aandacht is voor gezonde leefstijl, gezonde voedselkeuzes en een gezonde kantine. Om echter meer beleids- en regelruimte te krijgen op het aanbod van fastfood zijn beide steden lid van de City Deal Gezonde en Duurzame Voedselomgeving.
Op welke wijze kan de overheid invloed uitoefenen op de samenstelling van het aanbod in fastfoodrestaurants, waarbij valt te denken aan de hoeveelheden suiker, verzadigd vet en zout, bewerkt vlees en portiegrootte? Welke rol ziet u daarbij voor uzelf?
De overheid heeft onlangs de Nationale Aanpak Productverbetering gelanceerd. Deze aanpak moet ertoe leiden dat er in 2030 over de gehele breedte van productgroepen én in alle kanalen, zowel in supermarkten als in horeca en catering, verbetering is gerealiseerd in de samenstelling van bewerkte producten. De nieuwe aanpak stimuleert bedrijven om productverbetering door te voeren. De overheid ondersteunt daarbij door een informatiecampagne en bijeenkomsten, het stellen van doelen, het monitoren van de voortgang en het uitvoeren van tussentijdse evaluaties.
Op welke wijze zou geregeld kunnen worden dat de overheid eventueel regulerend zou kunnen handelen als het gaat om de samenstelling van het aanbod in fastfoodrestaurants? Ziet u bijvoorbeeld meerwaarde in het opstellen van een gedragscode voor de fastfoodsector, met als stok achter de deur mogelijke wettelijke maatregelen als er geen verbeteringen zijn voor een bepaalde datum?4
Ik ben op dit moment bezig met een juridische verkenning voor een gemeentelijk instrumentarium ten behoeve van een gezonde voedselomgeving. Hiermee zouden we gemeenten instrumenten kunnen geven om de toename van aanbieders van ongezond voedsel tegen te gaan, maar ook eventuele regels kunnen stellen met betrekking tot ongezonde drank-, snoep- en snackautomaten in bijvoorbeeld de schoolomgeving of het beperken van marketing van ongezonde producten gericht op kinderen. Ook maken we bindende afspraken met de industrie over gezondere voedingsmiddelen. Ik zal u de komende maanden informeren over de maatregelen die ik voor ogen heb en de uitwerking van deze maatregelen.
Getroffen maatregelen op het ministerie van Justitie en Veiligheid naar aanleiding van de lessen uit het toeslagenschandaal op gebied van hardheden en de informatiehuishouding |
|
Renske Leijten , Michiel van Nispen |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Is er op uw ministerie, onder andere naar aanleiding van het toeslagenschandaal, onderzoek gedaan naar wetten en andere maatregelen die leiden tot onevenredige en/of hardvochtige consequenties voor mensen bij de uitvoering daarvan? Zo nee, kunt u uitgebreid motiveren waarom niet? (Kamerstuk 35 510, nr. 4) (Kamerstuk 35 510, nr. 95)1
Ter uitvoering van de motie Ploumen/Jetten2 verricht elk departement een inventarisatie naar wet- en regelgeving die hardvochtig uitpakt voor mensen. Deze inventarisatie maakt onderdeel uit van een breed palet aan maatregelen die het kabinet treft om de menselijke maat in wet- en regelgeving te versterken. In de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels», die op 11 juli jl. met Uw Kamer is gedeeld,3 wordt ingegaan op de stand van zaken van de inventarisaties, waarbij in bijlage 3 bij die brief per departement een nadere toelichting wordt gegeven op de eigen inventarisatie.
In bijlage 2 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels» is daarnaast een verslag opgenomen van de rijksbrede internetconsultatie die heeft plaatsgevonden in het kader van de inventarisatie, waarbij eenieder voorbeelden kon aandragen van wetten en regels waardoor mensen buitensporig in de knel komen.4 Hiermee is beoogd het burgerperspectief te betrekken en te voorkomen dat departementen signalen uit de buitenwereld van knellende wetten en regels missen.
Aanvullend op de uitvoering van de motie Ploumen/Jetten wordt door het Ministerie van SZW in samenwerking met het Ministerie van VWS de motie Omtzigt5 uitgevoerd. In het kader daarvan is onafhankelijk onderzoek uitgevoerd naar hardvochtige effecten in de Participatiewet, de werknemersregelingen en het pgb. Dit onderzoek is op 7 juli jl. met uw Kamer gedeeld.6 Daarnaast is Uw Kamer op 21 juni geïnformeerd over het traject Participatiewet in balans7 en wordt u aan het eind van de zomer geïnformeerd over de hardheden in de WIA.
Is dit onderzoek of zijn deze onderzoeken met de Kamer gedeeld? Zo nee, kunt u uitgebreid motiveren waarom niet en kunt u het onderzoek onverwijld naar de Kamer sturen?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»8 van 11 juli jl. is per departement aangegeven wanneer de resultaten van de inventarisatie van het desbetreffende departement worden verwacht en op welke wijze uw Kamer daarover wordt geïnformeerd.
In de kabinetsbrief wordt aangegeven dat «elk departement de voor het desbetreffende domein meest passende methodiek om hardvochtigheden op te sporen» hanteert. Kunt u aangeven welke methodiek op uw ministerie wordt gehanteerd? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Ten behoeve van de inventarisaties ter uitvoering van de motie Ploumen/Jetten heb ik met de departementen gewerkt aan een gemeenschappelijk analysekader voor de analyse van de binnengekomen resultaten.9 Een gereedschapskist is ontwikkeld waar de departementen al naar gelang hun specifieke domein en behoefte instrumenten (beoordelingscriteria) uit kunnen halen. Zo biedt onder meer de uitvoering van de motie Lodders/Van Weyenberg een voorbeeld van hoe aangedragen knelpunten kunnen worden gecategoriseerd, besproken en aangepakt in een wisselwerking met de Tweede Kamer.10 Voorop staat dat elk aangedragen voorbeeld van hardvochtige effecten wordt onderzocht en waar nodig en mogelijk opgelost. In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»11 van 11 juli jl. wordt per departement nader ingegaan op de methodologie die door het departement wordt gehanteerd bij de inventarisatie.
Zijn er naar aanleiding van onderzoeken, quickscans, of andere signalen maatregelen getroffen op uw ministerie om wetten, maatregelen of procedures waarvan inmiddels bekend is dat ze tot onevenredige consequenties leiden aan te passen? Zo ja, welke maatregelen zijn dit en welk effect moet dit tegengaan? Zo nee, kunt u uitgebreid toelichten waarom niet?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»12 van 11 juli jl. is per departement aangegeven wanneer de resultaten van de inventarisatie van het desbetreffende departement worden verwacht en op welke wijze uw Kamer daarover wordt geïnformeerd.
Kunt u aangeven of en hoe uw ministerie de «buikpijndossiers» die uit de inventarisatie van de Raad voor de Rechtspraak komen én de reflectie op knellende regelgeving en strenge uitvoeringspraktijken van de Raad van State heeft behandeld (Kamerstuk 35 510, nr. 91)?2
De «buikpijndossiers» en knelpunten die voortvloeien uit het jaarverslag van de Raad voor de Rechtspraak alsmede de reflectie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden betrokken bij de inventarisaties van de beleidsverantwoordelijke departementen naar wet- en regelgeving die hardvochtig uitpakt voor mensen.14 Hetzelfde geldt voor de signalen die de Hoge Raad in zijn jaarverslag heeft meegegeven aan de wetgever.15
Kunt u aangeven hoe bij nieuwe voorstellen vanuit uw ministerie voorkomen wordt dat deze voorstellen leiden tot onevenredige en/of hardvochtige consequenties? Wat is er ten opzichte van deze werkwijze anders dan voor het naar buiten komen van het toeslagenschandaal?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»16 van 11 juli jl. wordt vermeld welke acties de departementen nemen om op structurele basis knelpunten te inventariseren. Dit in aanvulling op de diverse acties die rijksbreed lopen om de menselijke maat in wet- en regelgeving te bevorderen, die tevens besproken worden in de voornoemde brief.17
Om te voorkomen dat nieuw beleid of nieuwe wetgeving leidt tot onevenredige consequenties zet het Ministerie van Justitie en Veiligheid onverminderd in op het realiseren van de verbeterpunten in de brief over versterking van de kwaliteit van beleid en wetgeving die in juni 2021 aan uw Kamer is verzonden.18 Eén van de maatregelen is ook het herzien van het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (het IAK) en het bevorderen van het gebruik hiervan. Het IAK bevordert dat in een beleidsproces met alle betrokkenen wordt nagedacht over wat goed is én wat werkt voor de samenleving met aandacht voor alle relevante te maken afwegingen. Hierbij moeten nadrukkelijk beleid, uitvoering en de doelgroep in de samenleving vanaf het begin zijn betrokken, ook om de consequenties in kaart te brengen. Onderdeel van de herziening van het IAK is dat het ook steviger in de ministeries wordt gepositioneerd, en daarmee wordt bevorderd dat de consequenties van voorstellen zo vroeg mogelijk in het beleidsproces in beeld worden gebracht. Uw Kamer wordt na de zomer geïnformeerd over de voortgang van de herziening.
Heeft uw ministerie een nulmeting in het kader van het «Rijksprogramma voor Duurzaam Digitale Informatiehuishouding» gemaakt en een verbeterplan opgesteld (Kamerstuk 35 925-III, nr. 30)? Zo ja, kunt u deze nulmeting en het verbeterplan onverwijld naar de Kamer sturen?3
De actieplannen en nulmetingen van de departementen worden per afzonderlijke Kamerbrief gebundeld en gelijktijdig met deze beantwoording naar de Kamer gezonden voorzien van een nadere duiding.
Kunt u aangeven wat het beleid is op uw ministerie aangaande het bewaren van SMS’jes en ander berichtenverkeer, ook van uzelf?
Hierop is het rijksbrede beleid van toepassing waaruit volgt dat chatberichten over de bestuurlijke besluitvorming bewaard dienen te blijven wanneer de relevante informatie niet ook al op een andere manier is geborgd binnen de organisatie. Is het bestuurlijke besluit uit het chatbericht ook op een andere manier geborgd binnen de organisatie, bijvoorbeeld in een nota of een e-mail, dan kan het oorspronkelijke chatbericht worden verwijderd. Het is niet nodig dat dezelfde relevante informatie twee keer wordt bewaard. Dit ook in verband met het belang van ordentelijke archiefvorming. Deze staande praktijk is in lijn met de heersende Wob-rechtspraak.
De Instructie bewaren chatberichten belegt de verantwoordelijkheid voor het bewaren van relevante chatberichten bij de inhoudelijk verantwoordelijke dossierhouder. Voor bewindspersonen geldt dat zij alleen berichten hoeven te bewaren over de bestuurlijke besluitvorming waarvan de relevante inhoud nergens anders binnen de organisatie is geborgd. Berichten kunnen worden bewaard door middel van het maken van een screenshot of door middel van «export» van het chatbericht. In dit kader wijs ik er nog op dat de Minister-President tijdens het debat van 19 mei jongstleden heeft toegezegd door mij te laten bezien hoe de chatinstructie voor bewindspersonen op dit punt nader kan worden geëxpliciteerd aan de hand van het zogenaamde «vierogen-principe». Hiertoe wordt voor eind augustus een praktisch voorstel gedaan voor een uniforme werkwijze die door de bewindslieden gebruikt kan worden.
Hoeveel WOB/WOO-verzoeken (Wet openbaarheid van bestuur/Wet open overheid) heeft uw ministerie in behandeling en wat is van die verzoeken het tijdsverloop?4
In bijlage 1 is het overzicht te vinden van de antwoorden van de departementen.21
Het onderzoek naar oversterfte en de beschikbaarheid van data |
|
Pieter Omtzigt (Omtzigt) |
|
Kuipers |
|
|
Herinnert u zich de heel precieze vragen over de beschikbaarheid van data (Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)-data, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)-data over vaccinatie, Dutch Hospital Data (DHD)-data over comorbiditeit en VECTIS-verzekeringsdata) voor het onderzoek naar oversterfte, die gesteld zijn in het schriftelijk overleg over de ontwikkelingen rondom het coronavirus?1
Ja.
Hebben de onderzoekers, die het onderzoek gedaan hebben dat op 26 juni gepresenteerd wordt, toegang gehad tot de gekoppelde databestanden, zodat zij voor elk overlijden de vaccinatiestatus, demografische gegevens, comborditeiten, een eerder vastgestelde corona-infectie (GGD)-data en VECTIS-data beschikbaar hadden voor hun onderzoek? Zo zij niet alle koppelingen hadden, kunt u dan aangeven welke koppelingen en datasets zij wel hadden?
Het CBS heeft bij het uitvoeren van het onderzoek toegang gehad tot diverse databronnen. In het bijzonder is door het CBS gebruik gemaakt van sterftecijfers, doodsoorzakengegevens (incl. comorbiditeiten), demografische gegevens en data over langdurig zorggebruik in het kader van de Wet langdurige zorg (Wlz). Het CBS had bij dit onderzoek geen toegang tot (GGD-)data over SARS-CoV-2 positief geteste personen en tot vaccinatiegegevens. Het CBS heeft toegang tot Vektis-data, maar voor het beantwoorden van de deelvragen in dit onderzoek was het gebruik van deze databron niet noodzakelijk.
Het RIVM heeft bij het uitvoeren van het onderzoek toegang gehad tot demografische gegevens (BRP), vaccinatiestatus (CIMS, RIVM), Wlz-zorggebruik (CAK) en sterfte- en doodsoorzakenstatistiek (CBS). Het RIVM heeft geen toegang gehad tot data van doorgemaakte SARS-CoV-2 infecties. Verder was het binnen de doorlooptijd van dit onderzoek niet mogelijk om (volledig) te definiëren welke databronnen (en indelingen van variabelen) relevante comorbide aandoeningen in de gehele bevolking het beste benaderen.
De gebruikte data en methodologie in dit onderzoek zijn uitgebreid besproken met de klankbordgroep ingericht door ZonMw2.
Deelt u de mening dat voor de vierde deelvraag, «in hoeverre droeg vaccinatie bij aan de totale sterfte in 2021?», het van groot belang is dat niet alleen vaccinatiedatum (en eerste, tweede vaccinatie, booster) beschikbaar zijn en de overlijdensdatum, maar juist ook andere variabelen zoals leeftijd, geslacht, gezondheidsstatus (VECTIS en DHD) en doorgemaakte infecties (via GGD of bloed)?
Het koppelen van data is niet vanzelfsprekend. Dit brengt ethische en juridische vragen en uitdagingen met zich mee, waardoor de ambitie om vele bronnen aan elkaar te koppelen niet in korte tijd kan worden gerealiseerd. Het is aan de onderzoekende partijen, zijnde het CBS en het RIVM, om de balans te bepalen bij het gebruiken van zo veel mogelijk relevante data, en aan de bronhouder om data beschikbaar te stellen. Ik deel de mening dat het van belang is dat relevante variabelen beschikbaar zijn voor het beantwoorden van deze onderzoeksvraag, binnen de wettelijke kaders.
Bent u ervan op de hoogte dat in andere landen uitgebreide studies gedaan zijn naar de oversterfte tijdens de pandemie door uitgestelde zorg en door andere oorzaken en dat daarvoor juist uitgebreide datasets met controlevariabelen nodig waren?2 en3
In het commissiedebat van 16 juni 2022 gaf ik aan dat ik actief in contact sta met onze buurlanden en dat ik ervan overtuigd ben dat we veel van andere landen kunnen leren om de redenen en oorzaken van oversterfte te verklaren. Daarom heb ik ZonMw gevraagd om in traject drie van het oversterfteonderzoek5 internationale ervaring en kennis met betrekking tot oversterfteonderzoek te betrekken. Naar verwachting start dit traject in juli 2022, waarin academici worden gestimuleerd onderzoek te doen.
Kunt u voor elk van de vijf te beantwoorden deelvragen in het onderzoek naar oversterfte aangeven welke datakoppelingen wel gemaakt zijn en welke van de bovenstaande gevraagde datakoppelingen en de datakoppelingen in tabel 1 van de onderzoeksopzet wel gemaakt zijn welke niet tot stand gekomen zijn in de afgelopen zes maanden?
Ja. Zie hieronder:
Bij de uitvoering van dit deelonderzoek is door het CBS gebruik gemaakt van sterftecijfers, doodsoorzakengegevens, demografische gegevens en data over langdurig zorggebruik. Er was geen datakoppeling mogelijk met (GGD-)data over SARS-CoV-2 positief geteste personen door het ontbreken van toegang tot deze gegevens.
Bij de uitvoering van dit deelonderzoek is door het CBS gebruik gemaakt van doodsoorzakengegevens en demografische gegevens. Er was geen datakoppeling mogelijk met (GGD-)data over SARS-CoV-2 positief geteste personen door het ontbreken van toegang tot deze gegevens.
Bij de uitvoering van dit deelonderzoek is door het RIVM gebruik gemaakt van demografische gegevens (BRP), vaccinatiestatus (CIMS, RIVM), Wlz-zorggebruik (CAK) en sterfte- en doodsoorzakenstatistiek (CBS). De resultaten zijn in het onderzoek niet gecorrigeerd voor comorbide aandoeningen en voor doorgemaakte SARS-CoV-2 infecties.
Bij de uitvoering van dit deelonderzoek door het RIVM is gebruik gemaakt van demografische gegevens (BRP), vaccinatiestatus (CIMS, RIVM), Wlz-zorggebruik (CAK) en sterfte- en doodsoorzakenstatistiek (CBS). De resultaten zijn niet gecorrigeerd voor comorbide aandoeningen en voor doorgemaakte SARS-CoV-2 infecties.
Bij de uitvoering van dit deelonderzoek door het CBS is gebruik gemaakt van doodsoorzakengegevens. Datakoppelingen met (GGD-)data over SARS-CoV-2 positief geteste personen, met vaccinatiedata en met gegevens van Bijwerkingencentrum Lareb waren niet mogelijk door het ontbreken van toegang tot deze gegevens.
Deze deelvraag vind ik heel belangrijk, maar wordt niet in dit onderzoek beantwoord. Op 10 februari 2022 is deze onderzoeksvraag en de voorgestelde aanpak om die te beantwoorden in de door ZonMw ingestelde klankbordgroep besproken. Tijdens deze sessie heeft de klankbordgroep aan de onderzoekers geadviseerd dat het voorstel van RIVM en CBS om deze vraag te beantwoorden een andere, veel meer uitgebreide benadering vraagt in termen van data, deelvragen, doorlooptijd en expertise. Om deze reden en de beschikbare tijd voor het gehele onderzoek is door het CBS en het RIVM besloten deze deelvraag niet mee te nemen in traject 2 van het oversterfte onderzoek. Het is voor academici in traject 3 mogelijk om voorstellen in te dienen om deze onderzoeksvraag te beantwoorden. Indien de begeleidingscommissie van ZonMW deze voorstellen honoreert, zullen deze door ZonMW worden gefinancierd. Het onderzoeksprogramma van traject 3 zal op de website van ZonMW worden gepubliceerd6.
Heeft het CBS kunnen beschikken over de vaccinatiedata van het RIVM voor het onderzoek?
Nee, het CBS heeft geen beschikking gehad over de vaccinatiedata van het RIVM voor het onderzoek.
Als deze databronnen in Nederland niet zijn gekoppeld, hoe kan dan worden onderzocht wat de oorzaken zijn van de oversterfte?
Ook in afwezigheid van volledige koppeling van data is er gedegen onderzoek gedaan door het CBS en RIVM. Meer informatie hier over vindt u in de appreciatie van dit onderzoek die ik in de stand van zaken brief van 4 juli jl.7 heb mee gestuurd.
Als deze databronnen in Nederland niet zijn gekoppeld voor elk van de vijf deelvragen, wat betekent dat voor de conclusies van het eindrapport van het onderzoek naar oversterfte?
De conclusies in het onderzoeksrapport zijn valide en worden ook in het onderzoeksrapport in een context geplaatst van beschikbare data en de mogelijkheden die dit biedt. Het CBS en het RIVM hebben in het eindrapport vermeld welke data zijn gebruikt en welke niet (zie ook antwoorden op vraag8. Ook worden beperkingen en het belang voor vervolgonderzoek in het rapport besproken. De implicaties van het niet kunnen inzetten van alle wenselijke databronnen zijn uitgebreid besproken met de klankbordgroep voor het onderzoek van traject twee en zijn ook uitvoerig beschreven in het rapport dat op 23 juni 2022 gepubliceerd is.
Wanneer zijn de koppelingen gereed en kunnen de onderzoeken plaatsvinden met alle controle variabelen?
Op dit moment werk ik, samen met het onder meer het RIVM, de GGD’en en het CBS, om de data in de CBS-omgeving toegankelijk te maken voor onderzoek door derden. Met LCCB en RIVM verken ik wat er voor nodig is om data met betrekking tot vaccinatiestatus en doorgemaakte infecties via het CBS toegankelijk te maken voor onderzoekers die door de begeleidingscommissie van ZonMW worden geselecteerd in traject 3. Op dit moment zijn diverse bronnen reeds beschikbaar bij het CBS9 waar onderzoekers onder strikte voorwaarden in de CBS-onderzoeksomgeving onderzoek mee kunnen doen.
Controlevariabelen uit databronnen die beschikbaar zijn bij het CBS, zullen toegankelijk zijn voor onderzoekers in de beveiligde CBS onderzoeksomgeving (Remote Acces) zodra:
(1) onderzoeksvoorstellen door ZonMw gehonoreerd zijn (de planning is om de onderzoeksvoorstellen in de tweede helft van 2022 te honoreren),
(2) de onderzoekers geaccrediteerd zijn om onderzoek te verrichten in de beveiligde onderzoeksomgeving en
(3) de benodigde databronnen beschikbaar zijn (in sommige gevallen is hiervoor per onderzoek toestemming van de bronhouders vereist).
Zodra deze procedure succesvol is doorlopen zijn relevante databronnen voor bepaalde controle variabelen, indien toegankelijk in de beveiligde CBS-onderzoeksomgeving, beschikbaar voor de onderzoeken.
Kunnen dergelijke datakoppelingen centraal worden gedaan, zodat een onafhankelijke onderzoeker maar een keer een dataverzoek hoeft in te dienen?
Dat is niet mogelijk, maar het CBS faciliteert in de CBS-onderzoeksomgeving dat onderzoekers met toegang zelf de datakoppelingen op toegankelijke wijze kunnen maken aan de hand van een generieke koppelsleutel.
Kan een maximale termijn worden gesteld tussen een data-aanvraag en het beschikbaar stellen van de opgevraagde data voor onafhankelijke onderzoekers?
Dit is niet mogelijk, aangezien er per databron verschillende procedures zijn ingericht door de partijen die wettelijk verantwoordelijk zijn voor het verlenen van de toestemming tot de aangevraagde data. Pas na de toestemming zal de data van de bronhouder beschikbaar kunnen worden gesteld voor een onderzoek. In het geval een complete aanvraag wordt ingediend bij het CBS en er toestemming is verkregen van databronhouders voor toegang tot specifieke datasets, vergt de doorlooptijd bij het CBS ongeveer drie weken (mits er geen sprake is van grote drukte). ZonMw zal hier per onderzoeksvoorstel rekening mee houden.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk en voor de dag dat het rapport verschijnt beantwoorden?
Het beantwoorden van uw vragen voor de dag dat het rapport verschenen is, is door de korte tijd tussen uw vragen en de publicatie van het rapport helaas niet mogelijk gebleken.
Getroffen maatregelen op het ministerie van Defensie naar aanleiding van de lessen uit het toeslagenschandaal op gebied van hardheden en de informatiehuishouding |
|
Renske Leijten , Jasper van Dijk |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Is er op uw ministerie, onder andere naar aanleiding van het toeslagenschandaal, onderzoek gedaan naar wetten en andere maatregelen die leiden tot onevenredige en/of hardvochtige consequenties voor mensen bij de uitvoering daarvan? Zo nee, kunt u uitgebreid motiveren waarom niet?1 2 3
Ter uitvoering van de motie Ploumen/Jetten4 verricht elk departement een inventarisatie naar wet- en regelgeving die hardvochtig uitpakt voor mensen. Deze inventarisatie maakt onderdeel uit van een breed palet aan maatregelen die het kabinet treft om de menselijke maat in wet- en regelgeving te versterken. In de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels», die op 11 juli jl. met Uw Kamer is gedeeld,5 wordt ingegaan op de stand van zaken van de inventarisaties, waarbij in bijlage 3 bij die brief per departement een nadere toelichting wordt gegeven op de eigen inventarisatie.
In bijlage 2 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels» is daarnaast een verslag opgenomen van de rijksbrede internetconsultatie die heeft plaatsgevonden in het kader van de inventarisatie, waarbij eenieder voorbeelden kon aandragen van wetten en regels waardoor mensen buitensporig in de knel komen.6 Hiermee is beoogd het burgerperspectief te betrekken en te voorkomen dat departementen signalen uit de buitenwereld van knellende wetten en regels missen.
Aanvullend op de uitvoering van de motie Ploumen/Jetten wordt door het Ministerie van SZW in samenwerking met het Ministerie van VWS de motie Omtzigt7 uitgevoerd. In het kader daarvan is onafhankelijk onderzoek uitgevoerd naar hardvochtige effecten in de Participatiewet, de werknemersregelingen en het pgb. Dit onderzoek is op 7 juli jl. met uw Kamer gedeeld.8 Daarnaast is Uw Kamer op 21 juni geïnformeerd over het traject Participatiewet in balans9 en wordt u aan het eind van de zomer geïnformeerd over de hardheden in de WIA.
Is dit onderzoek of zijn deze onderzoeken met de Kamer gedeeld? Zo nee, kunt u uitgebreid motiveren waarom niet en kunt u het onderzoek c.q. onderzoeken onverwijld naar de Kamer sturen?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»10 van 11 juli jl. is per departement aangegeven wanneer de resultaten van de inventarisatie van het desbetreffende departement worden verwacht en op welke wijze uw Kamer daarover wordt geïnformeerd.
In de kabinetsbrief wordt aangegeven dat «elk departement de voor het desbetreffende domein meest passende methodiek om hardvochtigheden op te sporen» hanteert; kunt u aangeven welke methodiek op uw ministerie wordt gehanteerd? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Ten behoeve van de inventarisaties ter uitvoering van de motie Ploumen/Jetten heb ik met de departementen gewerkt aan een gemeenschappelijk analysekader voor de analyse van de binnengekomen resultaten.11 Een gereedschapskist is ontwikkeld waar de departementen al naar gelang hun specifieke domein en behoefte instrumenten (beoordelingscriteria) uit kunnen halen. Zo biedt onder meer de uitvoering van de motie Lodders/Van Weyenberg een voorbeeld van hoe aangedragen knelpunten kunnen worden gecategoriseerd, besproken en aangepakt in een wisselwerking met de Tweede Kamer.12 Voorop staat dat elk aangedragen voorbeeld van hardvochtige effecten wordt onderzocht en waar nodig en mogelijk opgelost. In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»13 van 11 juli jl. wordt per departement nader ingegaan op de methodologie die door het departement wordt gehanteerd bij de inventarisatie.
Zijn er naar aanleiding van onderzoeken, quickscans of andere signalen maatregelen getroffen op uw ministerie om wetten, maatregelen of procedures waarvan inmiddels bekend is dat ze tot onevenredige consequenties leiden aan te passen? Zo ja, welke maatregelen zijn dit en welk effect moet dit tegengaan? Zo nee, kunt u uitgebreid toelichten waarom niet?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»14 van 11 juli jl. is per departement aangegeven wanneer de resultaten van de inventarisatie van het desbetreffende departement worden verwacht en op welke wijze uw Kamer daarover wordt geïnformeerd.
Kunt u aangeven of en hoe uw ministerie de «buikpijn dossiers» die uit de inventarisatie van de Raad voor de Rechtspraak komen én de reflectie op Knellende regelgeving en strenge uitvoeringspraktijken van de Raad van State heeft behandeld?4 5
De «buikpijndossiers» en knelpunten die voortvloeien uit het jaarverslag van de Raad voor de Rechtspraak alsmede de reflectie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden betrokken bij de inventarisaties van de beleidsverantwoordelijke departementen naar wet- en regelgeving die hardvochtig uitpakt voor mensen.17 Hetzelfde geldt voor de signalen die de Hoge Raad in zijn jaarverslag heeft meegegeven aan de wetgever.18
Kunt u aangeven hoe bij nieuwe voorstellen vanuit uw ministerie voorkomen wordt dat deze voorstellen leiden tot onevenredige consequenties en/of hardvochtige consequenties hebben? Wat is er ten opzichte van deze werkwijze anders dan voor het naar buiten komen van het toeslagenschandaal?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»19 van 11 juli jl. wordt vermeld welke acties de departementen nemen om op structurele basis knelpunten te inventariseren. Dit in aanvulling op de diverse acties die rijksbreed lopen om de menselijke maat in wet- en regelgeving te bevorderen, die tevens besproken worden in de voornoemde brief.20
Om te voorkomen dat nieuw beleid of nieuwe wetgeving leidt tot onevenredige consequenties zet het Ministerie van Justitie en Veiligheid onverminderd in op het realiseren van de verbeterpunten in de brief over versterking van de kwaliteit van beleid en wetgeving die in juni 2021 aan uw Kamer is verzonden.21 Eén van de maatregelen is ook het herzien van het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (het IAK) en het bevorderen van het gebruik hiervan. Het IAK bevordert dat in een beleidsproces met alle betrokkenen wordt nagedacht over wat goed is én wat werkt voor de samenleving met aandacht voor alle relevante te maken afwegingen. Hierbij moeten nadrukkelijk beleid, uitvoering en de doelgroep in de samenleving vanaf het begin zijn betrokken, ook om de consequenties in kaart te brengen. Onderdeel van de herziening van het IAK is dat het ook steviger in de ministeries wordt gepositioneerd, en daarmee wordt bevorderd dat de consequenties van voorstellen zo vroeg mogelijk in het beleidsproces in beeld worden gebracht. Uw Kamer wordt na de zomer geïnformeerd over de voortgang van de herziening.
Heeft uw ministerie een nulmeting in het kader van het «Rijksprogramma voor Duurzaam Digitale Informatiehuishouding» gemaakt en een verbeterplan opgesteld? Zo ja, kunt u deze nulmeting en het verbeterplan onverwijld naar de Kamer sturen?6 7
De actieplannen en nulmetingen van de departementen worden per afzonderlijke Kamerbrief gebundeld en gelijktijdig met deze beantwoording naar de Kamer gezonden voorzien van een nadere duiding.
Kunt u aangeven wat het beleid is op uw ministerie aangaande het bewaren van SMS’jes en ander berichtenverkeer, ook van uzelf?
Hierop is het rijksbrede beleid van toepassing waaruit volgt dat chatberichten over de bestuurlijke besluitvorming bewaard dienen te blijven wanneer de relevante informatie niet ook al op een andere manier is geborgd binnen de organisatie. Is het bestuurlijke besluit uit het chatbericht ook op een andere manier geborgd binnen de organisatie, bijvoorbeeld in een nota of een e-mail, dan kan het oorspronkelijke chatbericht worden verwijderd. Het is niet nodig dat dezelfde relevante informatie twee keer wordt bewaard. Dit ook in verband met het belang van ordentelijke archiefvorming. Deze staande praktijk is in lijn met de heersende Wob-rechtspraak.
De Instructie bewaren chatberichten belegt de verantwoordelijkheid voor het bewaren van relevante chatberichten bij de inhoudelijk verantwoordelijke dossierhouder. Voor bewindspersonen geldt dat zij alleen berichten hoeven te bewaren over de bestuurlijke besluitvorming waarvan de relevante inhoud nergens anders binnen de organisatie is geborgd. Berichten kunnen worden bewaard door middel van het maken van een screenshot of door middel van «export» van het chatbericht. In dit kader wijs ik er nog op dat de Minister-President tijdens het debat van 19 mei jongstleden heeft toegezegd door mij te laten bezien hoe de chatinstructie voor bewindspersonen op dit punt nader kan worden geëxpliciteerd aan de hand van het zogenaamde «vierogen-principe». Hiertoe wordt voor eind augustus een praktisch voorstel gedaan voor een uniforme werkwijze die door de bewindslieden gebruikt kan worden.
Hoeveel WOB/WOO verzoeken heeft uw ministerie in behandeling en wat is van die verzoeken het tijdsverloop?8
In bijlage 1 is het overzicht te vinden van de antwoorden van de departementen.25
Getroffen maatregelen op het ministerie van Economische Zaken en Klimaat naar aanleiding van de lessen uit het toeslagenschandaal op gebied van hardheden en de informatiehuishouding |
|
Renske Leijten |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Heeft u, onder andere naar aanleiding van het toeslagenschandaal, onderzoek gedaan naar wetten en andere maatregelen die leiden tot onevenredige en/of hardvochtige consequenties voor mensen bij de uitvoering daarvan? Zo nee, kunt u uitgebreid motiveren waarom niet (Kamerstuk 35 510, nr. 4 en Kamerstuk 35 510, nr. 95)?1
Ter uitvoering van de motie Ploumen/Jetten2 verricht elk departement een inventarisatie naar wet- en regelgeving die hardvochtig uitpakt voor mensen. Deze inventarisatie maakt onderdeel uit van een breed palet aan maatregelen die het kabinet treft om de menselijke maat in wet- en regelgeving te versterken. In de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels», die op 11 juli jl. met Uw Kamer is gedeeld,3 wordt ingegaan op de stand van zaken van de inventarisaties, waarbij in bijlage 3 bij die brief per departement een nadere toelichting wordt gegeven op de eigen inventarisatie.
In bijlage 2 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels» is daarnaast een verslag opgenomen van de rijksbrede internetconsultatie die heeft plaatsgevonden in het kader van de inventarisatie, waarbij eenieder voorbeelden kon aandragen van wetten en regels waardoor mensen buitensporig in de knel komen.4 Hiermee is beoogd het burgerperspectief te betrekken en te voorkomen dat departementen signalen uit de buitenwereld van knellende wetten en regels missen.
Aanvullend op de uitvoering van de motie Ploumen/Jetten wordt door het Ministerie van SZW in samenwerking met het Ministerie van VWS de motie Omtzigt5 uitgevoerd. In het kader daarvan is onafhankelijk onderzoek uitgevoerd naar hardvochtige effecten in de Participatiewet, de werknemersregelingen en het pgb. Dit onderzoek is op 7 juli jl. met uw Kamer gedeeld.6 Daarnaast is Uw Kamer op 21 juni geïnformeerd over het traject Participatiewet in balans7 en wordt u aan het eind van de zomer geïnformeerd over de hardheden in de WIA.
Is dit onderzoek of zijn deze onderzoeken met de Kamer gedeeld? Zo nee, kunt u uitgebreid motiveren waarom niet en kunt u het onderzoek onverwijld naar de Kamer sturen?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»8 van 11 juli jl. is per departement aangegeven wanneer de resultaten van de inventarisatie van het desbetreffende departement worden verwacht en op welke wijze uw Kamer daarover wordt geïnformeerd.
In de kabinetsbrief wordt aangegeven dat «elk departement de voor het desbetreffende domein meest passende methodiek om hardvochtigheden op te sporen» hanteert. Kunt u aangeven welke methodiek op uw ministerie wordt gehanteerd? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Ten behoeve van de inventarisaties ter uitvoering van de motie Ploumen/Jetten heb ik met de departementen gewerkt aan een gemeenschappelijk analysekader voor de analyse van de binnengekomen resultaten.9 Een gereedschapskist is ontwikkeld waar de departementen al naar gelang hun specifieke domein en behoefte instrumenten (beoordelingscriteria) uit kunnen halen. Zo biedt onder meer de uitvoering van de motie Lodders/Van Weyenberg een voorbeeld van hoe aangedragen knelpunten kunnen worden gecategoriseerd, besproken en aangepakt in een wisselwerking met de Tweede Kamer.10 Voorop staat dat elk aangedragen voorbeeld van hardvochtige effecten wordt onderzocht en waar nodig en mogelijk opgelost. In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»11 van 11 juli jl. wordt per departement nader ingegaan op de methodologie die door het departement wordt gehanteerd bij de inventarisatie.
Zijn er naar aanleiding van onderzoeken, quickscans, of andere signalen maatregelen getroffen op uw ministerie om wetten, maatregelen of procedures waarvan inmiddels bekend is dat ze tot onevenredige consequenties leiden aan te passen? Zo ja, welke maatregelen zijn dit en welk effect moet dit tegengaan? Zo nee, kunt u uitgebreid toelichten waarom niet?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»12 van 11 juli jl. is per departement aangegeven wanneer de resultaten van de inventarisatie van het desbetreffende departement worden verwacht en op welke wijze uw Kamer daarover wordt geïnformeerd.
Kunt u aangeven of en hoe uw ministerie de «buikpijndossiers» die uit de inventarisatie van de Raad voor de Rechtspraak komen én de reflectie op Knellende regelgeving en strenge uitvoeringspraktijken van de Raad van State heeft behandeld?2
De «buikpijndossiers» en knelpunten die voortvloeien uit het jaarverslag van de Raad voor de Rechtspraak alsmede de reflectie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden betrokken bij de inventarisaties van de beleidsverantwoordelijke departementen naar wet- en regelgeving die hardvochtig uitpakt voor mensen.14 Hetzelfde geldt voor de signalen die de Hoge Raad in zijn jaarverslag heeft meegegeven aan de wetgever.15
Kunt u aangeven hoe bij nieuwe voorstellen vanuit uw ministerie voorkomen wordt dat deze voorstellen leiden tot onevenredige en/of hardvochtige consequenties hebben? Wat is er ten opzichte van deze werkwijze anders dan voor het naar buiten komen van het toeslagenschandaal?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»16 van 11 juli jl. wordt vermeld welke acties de departementen nemen om op structurele basis knelpunten te inventariseren. Dit in aanvulling op de diverse acties die rijksbreed lopen om de menselijke maat in wet- en regelgeving te bevorderen, die tevens besproken worden in de voornoemde brief.17
Om te voorkomen dat nieuw beleid of nieuwe wetgeving leidt tot onevenredige consequenties zet het Ministerie van Justitie en Veiligheid onverminderd in op het realiseren van de verbeterpunten in de brief over versterking van de kwaliteit van beleid en wetgeving die in juni 2021 aan uw Kamer is verzonden.18 Eén van de maatregelen is ook het herzien van het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (het IAK) en het bevorderen van het gebruik hiervan. Het IAK bevordert dat in een beleidsproces met alle betrokkenen wordt nagedacht over wat goed is én wat werkt voor de samenleving met aandacht voor alle relevante te maken afwegingen. Hierbij moeten nadrukkelijk beleid, uitvoering en de doelgroep in de samenleving vanaf het begin zijn betrokken, ook om de consequenties in kaart te brengen. Onderdeel van de herziening van het IAK is dat het ook steviger in de ministeries wordt gepositioneerd, en daarmee wordt bevorderd dat de consequenties van voorstellen zo vroeg mogelijk in het beleidsproces in beeld worden gebracht. Uw Kamer wordt na de zomer geïnformeerd over de voortgang van de herziening.
Heeft uw ministerie een nulmeting in het kader van het «Rijksprogramma voor Duurzaam Digitale Informatiehuishouding» gemaakt en een verbeterplan opgesteld? Zo ja, kunt u deze nulmeting en het verbeterplan onverwijld naar de Kamer sturen (Kamerstuk 35 925-III, nr. 30)?3
De actieplannen en nulmetingen van de departementen worden per afzonderlijke Kamerbrief gebundeld en gelijktijdig met deze beantwoording naar de Kamer gezonden voorzien van een nadere duiding.
Kunt u aangeven wat het beleid is op uw ministerie aangaande het bewaren van SMS’jes en ander berichtenverkeer, ook van uzelf?
Hierop is het rijksbrede beleid van toepassing waaruit volgt dat chatberichten over de bestuurlijke besluitvorming bewaard dienen te blijven wanneer de relevante informatie niet ook al op een andere manier is geborgd binnen de organisatie. Is het bestuurlijke besluit uit het chatbericht ook op een andere manier geborgd binnen de organisatie, bijvoorbeeld in een nota of een e-mail, dan kan het oorspronkelijke chatbericht worden verwijderd. Het is niet nodig dat dezelfde relevante informatie twee keer wordt bewaard. Dit ook in verband met het belang van ordentelijke archiefvorming. Deze staande praktijk is in lijn met de heersende Wob-rechtspraak.
De Instructie bewaren chatberichten belegt de verantwoordelijkheid voor het bewaren van relevante chatberichten bij de inhoudelijk verantwoordelijke dossierhouder. Voor bewindspersonen geldt dat zij alleen berichten hoeven te bewaren over de bestuurlijke besluitvorming waarvan de relevante inhoud nergens anders binnen de organisatie is geborgd. Berichten kunnen worden bewaard door middel van het maken van een screenshot of door middel van «export» van het chatbericht. In dit kader wijs ik er nog op dat de Minister-President tijdens het debat van 19 mei jongstleden heeft toegezegd door mij te laten bezien hoe de chatinstructie voor bewindspersonen op dit punt nader kan worden geëxpliciteerd aan de hand van het zogenaamde «vierogen-principe». Hiertoe wordt voor eind augustus een praktisch voorstel gedaan voor een uniforme werkwijze die door de bewindslieden gebruikt kan worden.
Hoeveel WOB/WOO verzoeken heeft uw ministerie in behandeling en wat is van die verzoeken het tijdsverloop?4
In bijlage 1 is het overzicht te vinden van de antwoorden van de departementen.21
Het bericht dat er wetenschappelijke tekortkomingen zitten aan de beoordeling dat glyfosaat niet potentieel kankerverwekkend is |
|
Tjeerd de Groot (D66) |
|
Henk Staghouwer (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «EU regulators «dismissed evidence» linking glyphosate to rodent tumours»1 en het achterliggende onderzoek van de Health and Environment Alliance (HEAL)2?
Ja.
Kunt u een uitgebreide reactie geven op de zorgwekkende conclusies uit het rapport?
De «Assessment Group on Glyphosate» (hierna: AGG) – bestaande uit de bevoegde autoriteiten van Frankrijk, Hongarije, Nederland en Zweden – heeft de Europese wetenschappelijke herbeoordeling van de werkzame stof glyfosaat uitgevoerd en heeft de resultaten daarvan in juni 2021 opgeleverd. Voor Nederland is het Ctgb als de bevoegde onafhankelijke autoriteit onderdeel van de AGG. Een van de onderdelen hiervan is de beoordeling van de intrinsieke gevaareigenschappen van de werkzame stof, die leidt tot een geharmoniseerde gevaarindeling en etikettering. Het voorstel dat de AGG hiervoor opstelde is door het «Risk Assessment Committee van ECHA (hierna: RAC) – een groep van onafhankelijke experts – opnieuw beoordeeld en aangevuld met nieuwe informatie (studies en commentaar) verkregen uit een openbare consultatie.
De evaluatie van al deze informatie heeft geleid tot het oordeel dat de classificatie en etikettering van de werkzame stof glyfosaat niet gewijzigd hoeft te worden ten opzichte van de eerdere RAC-opinie uit 2017. Dit betekent dat de classificatie van de werkzame stof glyfosaat als een stof die ernstig oogletsel veroorzaakt en giftig is voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen, moet worden gehandhaafd, maar dat het beschikbare wetenschappelijke bewijs niet voldoet aan de criteria om glyfosaat te classificeren als een stof die kan leiden tot schade aan luchtwegen of andere organen (specifieke doelorgaantoxiciteit), een kankerverwekkende stof (carcinogeen), een stof die leidt tot genetische veranderingen (mutageen) of een stof die giftig is voor de voortplanting (reproductietoxiciteit)3.
Of deze intrinsieke gevaareigenschappen in de praktijk leiden tot risico’s is afhankelijk van de mate van blootstelling. Dit wordt geadresseerd in de risicobeoordeling. Een werkzame stof wordt alleen goedgekeurd als is aangetoond dat het gebruik ervan conform de voorschriften veilig is voor mens, dier en milieu.
De definitieve RAC-opinie wordt in augustus gepubliceerd door ECHA. In deze opinie zal een uitgebreide toelichting staan op de overwegingen die hebben geleid tot de hernieuwde classificatie. De RAC-opinie zal door EFSA toegevoegd worden aan het uiteindelijke, volledige, beoordelingsrapport van de werkzame stof glyfosaat.
Ik vind het belangrijk dat het proces van herbeoordeling van de werkzame stof glyfosaat zorgvuldig en transparant verloopt. Daartoe voorziet het proces op verschillende momenten in actieve openbaarmaking van voorstellen en controle daarop via consultaties van het publiek en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. Alle informatie die zo verzameld wordt, wordt weer opnieuw beoordeeld en – indien relevant – aan het dossier toegevoegd.
Kunt u daarbij in het bijzonder reflecteren op de rol van Nederland, welke onderdeel uitmaakt van de Assessment Group on Glyphosate (AGG), een groep die bijdroeg aan het beoordelingsproces?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat er sinds 2015, toen het Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek (IARC) concludeerde dat glyfosaat potentieel kankerverwekkend is voor mensen, meerdere wetenschappelijke en peer-reviewed studies zijn uitgekomen die deze conclusie ondersteunen?3
Sinds 2015 is er veel nieuwe informatie beschikbaar gekomen in de vorm van (proefdier)studies, commentaren op studies, meta-studies enz. Alle informatie – vóór en na 2015 – beschikbaar in het aanvraagdossier en in wetenschappelijke publicaties is in de huidige herbeoordeling van glyfosaat op relevantie beoordeeld en deze informatie wordt – indien van belang – in de huidige herbeoordeling meegenomen door AGG, ECHA en EFSA.
Klopt het dat van de elf studies die door de AGG zijn goedgekeurd ter beoordeling, de dieren in tien van de gevallen kanker ontwikkelden en dat in drie muizen-studies en één ratten-studie, het aantal tumoren toenam toen de glyfosaat dosis werd verhoogd?4 Zo ja, hoe kan het dat er door de AGG werd geconcludeerd dat er geen oorzakelijk verband vastgesteld kon worden tussen de blootstelling aan de stof en de waargenomen tumoren in de dierstudies?
Zowel door de AGG als door de experts van de RAC zijn de resultaten van de dierstudies beoordeeld in lijn met Verordening (EG) 1272/20086.
De Europese Commissie heeft ECHA verzocht een gedetailleerde toelichting te geven in de definitieve RAC-opinie op het onderdeel van de beoordeling waarover de publicatie van de «Health and Environment Alliance» gaat. De definitieve RAV-opinie wordt in augustus 2022 door ECHA gepubliceerd. Ik zal uw Kamer deze doen toekomen.
Kunt u tevens nader uitleggen hoe het ondanks dat in tien van de elf studies dieren kanker ontwikkelden, er geen 1B classificatie is gegeven aan glyfosaat, wat betekent dat het potentieel kankerverwekkend is op basis van dierstudies? Hoe ziet u hierbij de toepassing van het Europese voorzorgsprincipe?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor de voortzetting van het debat over gewasbeschermingsmiddelen en deze studies meenemen in de informatie die nog naar de Kamer wordt gestuurd over glyfosaat?
Ja.
Ik heb uw Kamer op 17 juni jl. schriftelijk geïnformeerd over glyfosaat (Kamerstuk 27 858, nr. 573).
Getroffen maatregelen op het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit naar aanleiding van de lessen uit het toeslagenschandaal op gebied van hardheden en de informatiehuishouding |
|
Renske Leijten , Sandra Beckerman |
|
Henk Staghouwer (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Is er op uw ministerie, onder andere naar aanleiding van het toeslagenschandaal, onderzoek gedaan naar wetten en andere maatregelen die leiden tot onevenredige en/of hardvochtige consequenties voor mensen bij de uitvoering daarvan? Zo nee, kunt u uitgebreid motiveren waarom niet?1 2 3
Ter uitvoering van de motie Ploumen/Jetten4 verricht elk departement een inventarisatie naar wet- en regelgeving die hardvochtig uitpakt voor mensen. Deze inventarisatie maakt onderdeel uit van een breed palet aan maatregelen die het kabinet treft om de menselijke maat in wet- en regelgeving te versterken. In de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels», die op 11 juli jl. met Uw Kamer is gedeeld,5 wordt ingegaan op de stand van zaken van de inventarisaties, waarbij in bijlage 3 bij die brief per departement een nadere toelichting wordt gegeven op de eigen inventarisatie.
In bijlage 2 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels» is daarnaast een verslag opgenomen van de rijksbrede internetconsultatie die heeft plaatsgevonden in het kader van de inventarisatie, waarbij eenieder voorbeelden kon aandragen van wetten en regels waardoor mensen buitensporig in de knel komen.6 Hiermee is beoogd het burgerperspectief te betrekken en te voorkomen dat departementen signalen uit de buitenwereld van knellende wetten en regels missen.
Aanvullend op de uitvoering van de motie Ploumen/Jetten wordt door het Ministerie van SZW in samenwerking met het Ministerie van VWS de motie Omtzigt7 uitgevoerd. In het kader daarvan is onafhankelijk onderzoek uitgevoerd naar hardvochtige effecten in de Participatiewet, de werknemersregelingen en het pgb. Dit onderzoek is op 7 juli jl. met uw Kamer gedeeld.8 Daarnaast is Uw Kamer op 21 juni geïnformeerd over het traject Participatiewet in balans9 en wordt u aan het eind van de zomer geïnformeerd over de hardheden in de WIA.
Is dit onderzoek of zijn deze onderzoeken met de Kamer gedeeld? Zo nee, kunt u uitgebreid motiveren waarom niet en kunt u het onderzoek onverwijld naar de Kamer sturen?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»10 van 11 juli jl. is per departement aangegeven wanneer de resultaten van de inventarisatie van het desbetreffende departement worden verwacht en op welke wijze uw Kamer daarover wordt geïnformeerd.
In de kabinetsbrief wordt aangegeven dat «elk departement de voor het desbetreffende domein meest passende methodiek om hardvochtigheden op te sporen» hanteert. Kunt u aangeven welke methodiek op uw ministerie wordt gehanteerd? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Ten behoeve van de inventarisaties ter uitvoering van de motie Ploumen/Jetten heb ik met de departementen gewerkt aan een gemeenschappelijk analysekader voor de analyse van de binnengekomen resultaten.11 Een gereedschapskist is ontwikkeld waar de departementen al naar gelang hun specifieke domein en behoefte instrumenten (beoordelingscriteria) uit kunnen halen. Zo biedt onder meer de uitvoering van de motie Lodders/Van Weyenberg een voorbeeld van hoe aangedragen knelpunten kunnen worden gecategoriseerd, besproken en aangepakt in een wisselwerking met de Tweede Kamer.12 Voorop staat dat elk aangedragen voorbeeld van hardvochtige effecten wordt onderzocht en waar nodig en mogelijk opgelost. In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»13 van 11 juli jl. wordt per departement nader ingegaan op de methodologie die door het departement wordt gehanteerd bij de inventarisatie.
Zijn er naar aanleiding van onderzoeken, quickscans, of andere signalen maatregelen getroffen op uw ministerie om wetten, maatregelen of procedures waarvan inmiddels bekend is dat ze tot onevenredige consequenties leiden aan te passen? Zo ja, welke maatregelen zijn dit en welk effect moet dit tegengaan? Zo nee, kunt u uitgebreid toelichten waarom niet?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»14 van 11 juli jl. is per departement aangegeven wanneer de resultaten van de inventarisatie van het desbetreffende departement worden verwacht en op welke wijze uw Kamer daarover wordt geïnformeerd.
Kunt u aangeven of en hoe uw ministerie de «buikpijn dossiers» die uit de inventarisatie van de Raad voor de Rechtspraak komen én de reflectie op Knellende regelgeving en strenge uitvoeringspraktijken van de Raad van State heeft behandeld?4 5
De «buikpijndossiers» en knelpunten die voortvloeien uit het jaarverslag van de Raad voor de Rechtspraak alsmede de reflectie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden betrokken bij de inventarisaties van de beleidsverantwoordelijke departementen naar wet- en regelgeving die hardvochtig uitpakt voor mensen.17 Hetzelfde geldt voor de signalen die de Hoge Raad in zijn jaarverslag heeft meegegeven aan de wetgever.18
Kunt u aangeven hoe bij nieuwe voorstellen vanuit uw ministerie voorkomen wordt dat deze voorstellen onevenredige en/of hardvochtige consequenties hebben? Wat is er ten opzichte van deze werkwijze anders dan voor het naar buiten komen van het toeslagenschandaal?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»19 van 11 juli jl. wordt vermeld welke acties de departementen nemen om op structurele basis knelpunten te inventariseren. Dit in aanvulling op de diverse acties die rijksbreed lopen om de menselijke maat in wet- en regelgeving te bevorderen, die tevens besproken worden in de voornoemde brief.20
Om te voorkomen dat nieuw beleid of nieuwe wetgeving leidt tot onevenredige consequenties zet het Ministerie van Justitie en Veiligheid onverminderd in op het realiseren van de verbeterpunten in de brief over versterking van de kwaliteit van beleid en wetgeving die in juni 2021 aan uw Kamer is verzonden.21 Eén van de maatregelen is ook het herzien van het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (het IAK) en het bevorderen van het gebruik hiervan. Het IAK bevordert dat in een beleidsproces met alle betrokkenen wordt nagedacht over wat goed is én wat werkt voor de samenleving met aandacht voor alle relevante te maken afwegingen. Hierbij moeten nadrukkelijk beleid, uitvoering en de doelgroep in de samenleving vanaf het begin zijn betrokken, ook om de consequenties in kaart te brengen. Onderdeel van de herziening van het IAK is dat het ook steviger in de ministeries wordt gepositioneerd, en daarmee wordt bevorderd dat de consequenties van voorstellen zo vroeg mogelijk in het beleidsproces in beeld worden gebracht. Uw Kamer wordt na de zomer geïnformeerd over de voortgang van de herziening.
Heeft uw ministerie een nulmeting in het kader van het «Rijksprogramma voor Duurzaam Digitale Informatiehuishouding» gemaakt en een verbeterplan opgesteld? Zo ja, kunt u deze nulmeting en het verbeterplan onverwijld naar de Kamer sturen?6 7
De actieplannen en nulmetingen van de departementen worden per afzonderlijke Kamerbrief gebundeld en gelijktijdig met deze beantwoording naar de Kamer gezonden voorzien van een nadere duiding.
Kunt u aangeven wat het beleid is op uw ministerie aangaande het bewaren van SMS’jes en ander berichtenverkeer, ook van uzelf?
Hierop is het rijksbrede beleid van toepassing waaruit volgt dat chatberichten over de bestuurlijke besluitvorming bewaard dienen te blijven wanneer de relevante informatie niet ook al op een andere manier is geborgd binnen de organisatie. Is het bestuurlijke besluit uit het chatbericht ook op een andere manier geborgd binnen de organisatie, bijvoorbeeld in een nota of een e-mail, dan kan het oorspronkelijke chatbericht worden verwijderd. Het is niet nodig dat dezelfde relevante informatie twee keer wordt bewaard. Dit ook in verband met het belang van ordentelijke archiefvorming. Deze staande praktijk is in lijn met de heersende Wob-rechtspraak.
De Instructie bewaren chatberichten belegt de verantwoordelijkheid voor het bewaren van relevante chatberichten bij de inhoudelijk verantwoordelijke dossierhouder. Voor bewindspersonen geldt dat zij alleen berichten hoeven te bewaren over de bestuurlijke besluitvorming waarvan de relevante inhoud nergens anders binnen de organisatie is geborgd. Berichten kunnen worden bewaard door middel van het maken van een screenshot of door middel van «export» van het chatbericht. In dit kader wijs ik er nog op dat de Minister-President tijdens het debat van 19 mei jongstleden heeft toegezegd door mij te laten bezien hoe de chatinstructie voor bewindspersonen op dit punt nader kan worden geëxpliciteerd aan de hand van het zogenaamde «vierogen-principe». Hiertoe wordt voor eind augustus een praktisch voorstel gedaan voor een uniforme werkwijze die door de bewindslieden gebruikt kan worden.
Hoeveel Wet openbaarheid van bestuur (Wob)-/Wet open overheid (Woo)-verzoeken heeft uw ministerie in behandeling en wat is van die verzoeken het tijdsverloop?8
In bijlage 1 is het overzicht te vinden van de antwoorden van de departementen.25
Getroffen maatregelen op het ministerie van Financiën naar aanleiding van de lessen uit het toeslagenschandaal op gebied van hardheden en de informatiehuishouding |
|
Renske Leijten , Mahir Alkaya |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Is er op uw ministerie, onder andere naar aanleiding van het toeslagenschandaal, onderzoek gedaan naar wetten en andere maatregelen die leiden tot onevenredige en/of hardvochtige consequenties voor mensen bij de uitvoering daarvan? Zo nee, kunt u uitgebreid motiveren waarom niet?1 2 3
Ter uitvoering van de motie Ploumen/Jetten4 verricht elk departement een inventarisatie naar wet- en regelgeving die hardvochtig uitpakt voor mensen. Deze inventarisatie maakt onderdeel uit van een breed palet aan maatregelen die het kabinet treft om de menselijke maat in wet- en regelgeving te versterken. In de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels», die op 11 juli jl. met Uw Kamer is gedeeld,5 wordt ingegaan op de stand van zaken van de inventarisaties, waarbij in bijlage 3 bij die brief per departement een nadere toelichting wordt gegeven op de eigen inventarisatie.
In bijlage 2 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels» is daarnaast een verslag opgenomen van de rijksbrede internetconsultatie die heeft plaatsgevonden in het kader van de inventarisatie, waarbij eenieder voorbeelden kon aandragen van wetten en regels waardoor mensen buitensporig in de knel komen.6 Hiermee is beoogd het burgerperspectief te betrekken en te voorkomen dat departementen signalen uit de buitenwereld van knellende wetten en regels missen.
Aanvullend op de uitvoering van de motie Ploumen/Jetten wordt door het Ministerie van SZW in samenwerking met het Ministerie van VWS de motie Omtzigt7 uitgevoerd. In het kader daarvan is onafhankelijk onderzoek uitgevoerd naar hardvochtige effecten in de Participatiewet, de werknemersregelingen en het pgb. Dit onderzoek is op 7 juli jl. met uw Kamer gedeeld.8 Daarnaast is Uw Kamer op 21 juni geïnformeerd over het traject Participatiewet in balans9 en wordt u aan het eind van de zomer geïnformeerd over de hardheden in de WIA.
Is dit onderzoek of zijn deze onderzoeken met de Kamer gedeeld? Zo nee, kunt u uitgebreid motiveren waarom niet en kunt u het onderzoek of de onderzoeken onverwijld naar de Kamer sturen?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»10 van 11 juli jl. is per departement aangegeven wanneer de resultaten van de inventarisatie van het desbetreffende departement worden verwacht en op welke wijze uw Kamer daarover wordt geïnformeerd.
Het kabinet heeft in een kabinetsbrief aangegeven dat «elk departement de voor het desbetreffende domein meest passende methodiek om hardvochtigheden op te sporen» hanteert. Kunt u aangeven welke methodiek op uw ministerie wordt gehanteerd? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Ten behoeve van de inventarisaties ter uitvoering van de motie Ploumen/Jetten heb ik met de departementen gewerkt aan een gemeenschappelijk analysekader voor de analyse van de binnengekomen resultaten.11 Een gereedschapskist is ontwikkeld waar de departementen al naar gelang hun specifieke domein en behoefte instrumenten (beoordelingscriteria) uit kunnen halen. Zo biedt onder meer de uitvoering van de motie Lodders/Van Weyenberg een voorbeeld van hoe aangedragen knelpunten kunnen worden gecategoriseerd, besproken en aangepakt in een wisselwerking met de Tweede Kamer.12 Voorop staat dat elk aangedragen voorbeeld van hardvochtige effecten wordt onderzocht en waar nodig en mogelijk opgelost. In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»13 van 11 juli jl. wordt per departement nader ingegaan op de methodologie die door het departement wordt gehanteerd bij de inventarisatie.
Zijn er naar aanleiding van onderzoeken, quickscans, of andere signalen maatregelen getroffen op uw ministerie om wetten, maatregelen of procedures waarvan inmiddels bekend is dat ze tot onevenredige consequenties leiden aan te passen? Zo ja, welke maatregelen zijn dit en welk effect moet dit tegengaan? Zo nee, kunt u uitgebreid toelichten waarom niet? en strenge uitvoeringspraktijken van de Raad van State heeft behandeld?4 5
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»16 van 11 juli jl. is per departement aangegeven wanneer de resultaten van de inventarisatie van het desbetreffende departement worden verwacht en op welke wijze uw Kamer daarover wordt geïnformeerd.
Kunt u aangeven of en hoe uw ministerie de «buikpijndossiers» die uit de inventarisatie van de Raad voor de Rechtspraak komen én de reflectie op Knellende regelgeving
De «buikpijndossiers» en knelpunten die voortvloeien uit het jaarverslag van de Raad voor de Rechtspraak alsmede de reflectie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden betrokken bij de inventarisaties van de beleidsverantwoordelijke departementen naar wet- en regelgeving die hardvochtig uitpakt voor mensen.17 Hetzelfde geldt voor de signalen die de Hoge Raad in zijn jaarverslag heeft meegegeven aan de wetgever.18
Kunt u aangeven hoe bij nieuwe voorstellen vanuit uw ministerie wordt voorkomen dat deze voorstellen leiden tot onevenredige en/of hardvochtige consequenties hebben? Wat is er ten opzichte van deze werkwijze anders dan voor het naar buiten komen van het toeslagenschandaal?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»19 van 11 juli jl. wordt vermeld welke acties de departementen nemen om op structurele basis knelpunten te inventariseren. Dit in aanvulling op de diverse acties die rijksbreed lopen om de menselijke maat in wet- en regelgeving te bevorderen, die tevens besproken worden in de voornoemde brief.20
Om te voorkomen dat nieuw beleid of nieuwe wetgeving leidt tot onevenredige consequenties zet het Ministerie van Justitie en Veiligheid onverminderd in op het realiseren van de verbeterpunten in de brief over versterking van de kwaliteit van beleid en wetgeving die in juni 2021 aan uw Kamer is verzonden.21 Eén van de maatregelen is ook het herzien van het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (het IAK) en het bevorderen van het gebruik hiervan. Het IAK bevordert dat in een beleidsproces met alle betrokkenen wordt nagedacht over wat goed is én wat werkt voor de samenleving met aandacht voor alle relevante te maken afwegingen. Hierbij moeten nadrukkelijk beleid, uitvoering en de doelgroep in de samenleving vanaf het begin zijn betrokken, ook om de consequenties in kaart te brengen. Onderdeel van de herziening van het IAK is dat het ook steviger in de ministeries wordt gepositioneerd, en daarmee wordt bevorderd dat de consequenties van voorstellen zo vroeg mogelijk in het beleidsproces in beeld worden gebracht. Uw Kamer wordt na de zomer geïnformeerd over de voortgang van de herziening.
Heeft uw ministerie een nulmeting in het kader van het «Rijksprogramma voor Duurzaam Digitale Informatiehuishouding» gemaakt en een verbeterplan opgesteld? Zo ja, kunt u deze nulmeting en het verbeterplan onverwijld naar de Kamer sturen?6 7
De actieplannen en nulmetingen van de departementen worden per afzonderlijke Kamerbrief gebundeld en gelijktijdig met deze beantwoording naar de Kamer gezonden voorzien van een nadere duiding.
Kunt u aangeven wat het beleid is op uw ministerie aangaande het bewaren van SMS’jes en ander berichtenverkeer, ook van uzelf?
Hierop is het rijksbrede beleid van toepassing waaruit volgt dat chatberichten over de bestuurlijke besluitvorming bewaard dienen te blijven wanneer de relevante informatie niet ook al op een andere manier is geborgd binnen de organisatie. Is het bestuurlijke besluit uit het chatbericht ook op een andere manier geborgd binnen de organisatie, bijvoorbeeld in een nota of een e-mail, dan kan het oorspronkelijke chatbericht worden verwijderd. Het is niet nodig dat dezelfde relevante informatie twee keer wordt bewaard. Dit ook in verband met het belang van ordentelijke archiefvorming. Deze staande praktijk is in lijn met de heersende Wob-rechtspraak.
De Instructie bewaren chatberichten belegt de verantwoordelijkheid voor het bewaren van relevante chatberichten bij de inhoudelijk verantwoordelijke dossierhouder. Voor bewindspersonen geldt dat zij alleen berichten hoeven te bewaren over de bestuurlijke besluitvorming waarvan de relevante inhoud nergens anders binnen de organisatie is geborgd. Berichten kunnen worden bewaard door middel van het maken van een screenshot of door middel van «export» van het chatbericht. In dit kader wijs ik er nog op dat de Minister-President tijdens het debat van 19 mei jongstleden heeft toegezegd door mij te laten bezien hoe de chatinstructie voor bewindspersonen op dit punt nader kan worden geëxpliciteerd aan de hand van het zogenaamde «vierogen-principe». Hiertoe wordt voor eind augustus een praktisch voorstel gedaan voor een uniforme werkwijze die door de bewindslieden gebruikt kan worden.
Hoeveel WOB/WOO-verzoeken heeft uw ministerie in behandeling en wat is van die verzoeken het tijdsverloop?8
In bijlage 1 is het overzicht te vinden van de antwoorden van de departementen.25
Getroffen maatregelen op het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap naar aanleiding van de lessen uit het toeslagenschandaal op gebied van hardheden en de informatiehuishouding |
|
Renske Leijten , Peter Kwint |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Is er op uw ministerie, onder andere naar aanleiding van het toeslagenschandaal, onderzoek gedaan naar wetten en andere maatregelen die leiden tot onevenredige en/of hardvochtige consequenties voor mensen bij de uitvoering daarvan? Zo nee, kunt u uitgebreid motiveren waarom niet?1 2 3
Ter uitvoering van de motie Ploumen/Jetten4 verricht elk departement een inventarisatie naar wet- en regelgeving die hardvochtig uitpakt voor mensen. Deze inventarisatie maakt onderdeel uit van een breed palet aan maatregelen die het kabinet treft om de menselijke maat in wet- en regelgeving te versterken. In de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels», die op 11 juli jl. met Uw Kamer is gedeeld,5 wordt ingegaan op de stand van zaken van de inventarisaties, waarbij in bijlage 3 bij die brief per departement een nadere toelichting wordt gegeven op de eigen inventarisatie.
In bijlage 2 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels» is daarnaast een verslag opgenomen van de rijksbrede internetconsultatie die heeft plaatsgevonden in het kader van de inventarisatie, waarbij eenieder voorbeelden kon aandragen van wetten en regels waardoor mensen buitensporig in de knel komen.6 Hiermee is beoogd het burgerperspectief te betrekken en te voorkomen dat departementen signalen uit de buitenwereld van knellende wetten en regels missen.
Aanvullend op de uitvoering van de motie Ploumen/Jetten wordt door het Ministerie van SZW in samenwerking met het Ministerie van VWS de motie Omtzigt7 uitgevoerd. In het kader daarvan is onafhankelijk onderzoek uitgevoerd naar hardvochtige effecten in de Participatiewet, de werknemersregelingen en het pgb. Dit onderzoek is op 7 juli jl. met uw Kamer gedeeld.8 Daarnaast is Uw Kamer op 21 juni geïnformeerd over het traject Participatiewet in balans9 en wordt u aan het eind van de zomer geïnformeerd over de hardheden in de WIA.
Is dit onderzoek of zijn deze onderzoeken met de Kamer gedeeld? Zo nee, kunt u uitgebreid motiveren waarom niet en kunt u het onderzoek onverwijld naar de Kamer sturen?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»10 van 11 juli jl. is per departement aangegeven wanneer de resultaten van de inventarisatie van het desbetreffende departement worden verwacht en op welke wijze uw Kamer daarover wordt geïnformeerd.
Kunt u, naar aanleiding van de kabinetsbrief waarin wordt aangegeven dat «elk departement de voor het desbetreffende domein meest passende methodiek om hardvochtigheden op te sporen» hanteert, toelichten welke methodiek op uw ministerie wordt gehanteerd? Kunt u uw antwoord uitgebreid motiveren?
Ten behoeve van de inventarisaties ter uitvoering van de motie Ploumen/Jetten heb ik met de departementen gewerkt aan een gemeenschappelijk analysekader voor de analyse van de binnengekomen resultaten.11 Een gereedschapskist is ontwikkeld waar de departementen al naar gelang hun specifieke domein en behoefte instrumenten (beoordelingscriteria) uit kunnen halen. Zo biedt onder meer de uitvoering van de motie Lodders/Van Weyenberg een voorbeeld van hoe aangedragen knelpunten kunnen worden gecategoriseerd, besproken en aangepakt in een wisselwerking met de Tweede Kamer.12 Voorop staat dat elk aangedragen voorbeeld van hardvochtige effecten wordt onderzocht en waar nodig en mogelijk opgelost. In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»13 van 11 juli jl. wordt per departement nader ingegaan op de methodologie die door het departement wordt gehanteerd bij de inventarisatie.
Zijn er naar aanleiding van onderzoeken, quickscans, of andere signalen maatregelen getroffen op uw ministerie om wetten, maatregelen of procedures waarvan inmiddels bekend is dat ze tot onevenredige consequenties leiden aan te passen? Zo ja, welke maatregelen zijn dit en welk effect moet dit tegengaan? Zo nee, kunt u uitgebreid toelichten waarom niet? en strenge uitvoeringspraktijken van de Raad van State heeft behandeld?4 5
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»16 van 11 juli jl. is per departement aangegeven wanneer de resultaten van de inventarisatie van het desbetreffende departement worden verwacht en op welke wijze uw Kamer daarover wordt geïnformeerd.
Kunt u aangeven of en hoe uw ministerie de «buikpijn dossiers» die uit de inventarisatie van de Raad voor de Rechtspraak komen én de reflectie op Knellende regelgeving
De «buikpijndossiers» en knelpunten die voortvloeien uit het jaarverslag van de Raad voor de Rechtspraak alsmede de reflectie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden betrokken bij de inventarisaties van de beleidsverantwoordelijke departementen naar wet- en regelgeving die hardvochtig uitpakt voor mensen.17 Hetzelfde geldt voor de signalen die de Hoge Raad in zijn jaarverslag heeft meegegeven aan de wetgever.18
Kunt u aangeven hoe bij nieuwe voorstellen vanuit uw ministerie voorkomen wordt dat deze voorstellen leiden tot onevenredige en/of hardvochtige consequenties? Wat is er ten opzichte van deze werkwijze anders dan voor het naar buiten komen van het toeslagenschandaal?
In bijlage 3 bij de brief «Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels»19 van 11 juli jl. wordt vermeld welke acties de departementen nemen om op structurele basis knelpunten te inventariseren. Dit in aanvulling op de diverse acties die rijksbreed lopen om de menselijke maat in wet- en regelgeving te bevorderen, die tevens besproken worden in de voornoemde brief.20
Om te voorkomen dat nieuw beleid of nieuwe wetgeving leidt tot onevenredige consequenties zet het Ministerie van Justitie en Veiligheid onverminderd in op het realiseren van de verbeterpunten in de brief over versterking van de kwaliteit van beleid en wetgeving die in juni 2021 aan uw Kamer is verzonden.21 Eén van de maatregelen is ook het herzien van het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (het IAK) en het bevorderen van het gebruik hiervan. Het IAK bevordert dat in een beleidsproces met alle betrokkenen wordt nagedacht over wat goed is én wat werkt voor de samenleving met aandacht voor alle relevante te maken afwegingen. Hierbij moeten nadrukkelijk beleid, uitvoering en de doelgroep in de samenleving vanaf het begin zijn betrokken, ook om de consequenties in kaart te brengen. Onderdeel van de herziening van het IAK is dat het ook steviger in de ministeries wordt gepositioneerd, en daarmee wordt bevorderd dat de consequenties van voorstellen zo vroeg mogelijk in het beleidsproces in beeld worden gebracht. Uw Kamer wordt na de zomer geïnformeerd over de voortgang van de herziening.
Heeft uw ministerie een nulmeting in het kader van het «Rijksprogramma voor Duurzaam Digitale Informatiehuishouding» gemaakt en een verbeterplan opgesteld? Zo ja, kunt u deze nulmeting en het verbeterplan onverwijld naar de Kamer sturen?6 7
De actieplannen en nulmetingen van de departementen worden per afzonderlijke Kamerbrief gebundeld en gelijktijdig met deze beantwoording naar de Kamer gezonden voorzien van een nadere duiding.
Kunt u aangeven wat het beleid is op uw ministerie aangaande het bewaren van SMS’jes en ander berichtenverkeer, ook van uzelf?
Hierop is het rijksbrede beleid van toepassing waaruit volgt dat chatberichten over de bestuurlijke besluitvorming bewaard dienen te blijven wanneer de relevante informatie niet ook al op een andere manier is geborgd binnen de organisatie. Is het bestuurlijke besluit uit het chatbericht ook op een andere manier geborgd binnen de organisatie, bijvoorbeeld in een nota of een e-mail, dan kan het oorspronkelijke chatbericht worden verwijderd. Het is niet nodig dat dezelfde relevante informatie twee keer wordt bewaard. Dit ook in verband met het belang van ordentelijke archiefvorming. Deze staande praktijk is in lijn met de heersende Wob-rechtspraak.
De Instructie bewaren chatberichten belegt de verantwoordelijkheid voor het bewaren van relevante chatberichten bij de inhoudelijk verantwoordelijke dossierhouder. Voor bewindspersonen geldt dat zij alleen berichten hoeven te bewaren over de bestuurlijke besluitvorming waarvan de relevante inhoud nergens anders binnen de organisatie is geborgd. Berichten kunnen worden bewaard door middel van het maken van een screenshot of door middel van «export» van het chatbericht. In dit kader wijs ik er nog op dat de Minister-President tijdens het debat van 19 mei jongstleden heeft toegezegd door mij te laten bezien hoe de chatinstructie voor bewindspersonen op dit punt nader kan worden geëxpliciteerd aan de hand van het zogenaamde «vierogen-principe». Hiertoe wordt voor eind augustus een praktisch voorstel gedaan voor een uniforme werkwijze die door de bewindslieden gebruikt kan worden.
Hoeveel WOB/WOO verzoeken heeft uw ministerie in behandeling en wat is van die verzoeken het tijdsverloop?8
In bijlage 1 is het overzicht te vinden van de antwoorden van de departementen.25
Toenemende druk op mantelzorgers en ouderenmishandeling |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Mantelzorger kan druk vaak niet aan»1?
Ja, ik ben hiermee bekend.
Wat vindt u van het feit dat uit eerder onderzoek is gebleken dat ongeveer 460.000 mantelzorgers zich zwaarbelast voelen?
Mantelzorgers vervullen een belangrijke en waardevolle rol in onze samenleving. Daarover zijn meerdere onderzoeken bekend. Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft in december 2020 haar onderzoek «Een blijvende bron van zorg» gepubliceerd. Uit dit rapport komt naar voren dat de grote meerderheid van de 5 miljoen mantelzorgers die ons land rijk is, de zorg voor hun naaste goed weet te combineren met hun dagelijkse leven. Tegelijkertijd blijkt deze combinatie voor ongeveer 10% van hen te complex of vanwege zorgzwaarte te intensief, zij (dreigen) overbelast te raken. Vorig jaar april heeft mijn beleidsvoorganger uw Kamer in reactie op een eerdere set vragen daar ook beknopt over geïnformeerd.2
Het in eigen kring zorgen voor naasten is een groot goed en het vergt onze gezamenlijke aandacht om de groep voor wie dat om diverse redenen te zwaar wordt of dreigt te worden, waar nodig te ondersteunen.
Deelt u de mening dat moet worden voorkomen dat een half miljoen mantelzorgers, de ruggengraat van onze zorg, door hun hoeven zakken? Zo ja, hoe gaat u dat doen?
Ja, dat deel ik. Er is een grote groep Nederlanders die met liefde voor hun naasten zorgen. Het kan iedereen overkomen dat je naaste zorg van jou nodig gaat hebben. Het is een groot goed dat men in onze samenleving er vanuit kan gaan dat men bereid is dat ook te verlenen aan elkaar.
Dit kabinet maakt werk voor het verbeteren van de zorg voor ouderen (middels Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen, WOZO) en neemt het perspectief van mantelzorgers daar integraal in mee. Voorkomen dat mantelzorgers overbelast raken en het goed ondersteunen van hen, vraagt een samenspel van de client, de hulpverlener, de financier én de hele omgeving van de client en mantelzorger.
De extra inzet op de sociale basis van dit kabinet moet gemeenten stimuleren om te komen tot een brede aanpak rondom het omzien naar elkaar in de wijk, o.a. via het versterken van vrijwilligerswerk, versterken van mantelzorgondersteuning, preventie en burgerinitiatieven. Mantelzorgondersteuning is hierbij een speerpunt. Voor Prinsjesdag 2022 zal ik de beleidsagenda mantelzorg met u delen.
Dit kabinet bouwt voort op de lessen die geleerd zijn onder het vorige kabinet waar vanuit een bestuurlijk akkoord «Samen Sterk voor mantelzorg» met VWS, VNG, MantelzorgNL, ZN en VNO/NCW. Partijen hebben verschillende acties ingezet om mantelzorgers beter te bereiken en ondersteunen, zoals:
Brede landelijke campagne ter vergroting van de bewustwording bij mantelzorgers;
Een landelijk adviesteam voor gemeenten om gemeenten te adviseren bij o.a. respijtzorg is opgericht
75 pilots van gemeenten om de toegang naar (mantelzorg)voorzieningen te verbeteren zijn uitgevoerd
Verwijzer mantelzorgondersteuning voor professionals om mantelzorgers goed te ondersteunen en verwijzen naar aanbod
Akkoord tussen VWS, het Ministerie van SZW, VNO/NCW over de combinatie werk en mantelzorg
Bent u bekend met respijtzorginitiatieven in den lande?2 Zo ja, heeft u de bereidheid om te komen tot een landelijk dekkend netwerk voor respijtzorg? Kunt u een gedetailleerd antwoord naar de Kamer sturen?
Ja, diverse initiatieven voor respijtzorg die gericht zijn op het ondersteunen of ontlasten van mantelzorgers die aangeven dat nodig te hebben, zijn mij bekend. Dat is van groot belang en om deze reden is afgelopen jaren stevig ingezet om het beschikbare aanbod en de vraag beter met elkaar in evenwicht te brengen, onder andere via het Programma Langer Thuis en de landelijk aanjager Respijtzorg in samenwerking met MantelzorgNL.
Ik vind het belangrijk dat we in gezamenlijkheid zorgen voor voldoende passend aanbod om mantelzorgers tijdelijk te ontlasten dan dat er een landelijk dekkend netwerk respijtzorg komt. Het beschikbare aanbod kan bestaan uit logeerzorg, waarbij mensen tijdelijk ergens anders verblijven. Maar er zijn ook alternatieven, zoals respijtzorg aan huis. Het meest passende aanbod verschilt per situatie en vraagt dus maatwerk en keuzes op lokaal niveau. De afgelopen kabinetsperiode zijn er veel geleerde lessen en inzichten opgehaald over tijdelijke opvang. Ook nu ondersteun ik gemeenten actief hierbij door:
Het verspreiden van Handreiking Respijtzorg en Handreiking Logeerzorg om gemeenten te ondersteunen bij het inrichten van het aanbod respijtzorg, het faciliteren van een netwerk logeerzorg;
De doorontwikkeling van een Mantelzorgtest waarmee mantelzorgers inzicht krijgen in de taken die hen zwaar vallen of energie geven, en worden doorverwezen naar lokaal aanbod;
In 75 pilots zijn gemeenten aan de slag om de toegang tot mantelzorgvoorzieningen te verbeteren;
Een adviesteam ondersteunt deze pilot-gemeenten en andere gemeenten met het doorvoeren van verbeteringen.
Zoals ook in de Hoofdlijnenbrief Wmo gemeld, wil ik de komende periode inzetten op het innoveren van het respijtzorgaanbod. Hierbij wil ik goed luisteren op welke manier respijtzorg het beste aansluit bij de behoeften van mantelzorgers.
Heeft u de bereidheid om beter te monitoren wie hulp aan ouderen geeft, zodat we schrijnende situaties van ouderenmishandeling kunnen voorkomen? Zo ja, hoe gaat u dat doen?
Ouderenmishandeling en specifiek ontspoorde mantelzorg is ernstig, zorgt voor schade in de relatie en is gevaarlijk voor het welzijn van de oudere. Het is daarom belangrijk mantelzorgers die langdurig intensief zorg moeten verlenen te ondersteunen en tijd te geven om af en toe lucht te happen en zichzelf te zijn. Dit is waarom ondersteuning, respijtzorg, advies, blijk van waardering voor en aan de mantelzorger onmisbaar is. Ik vind het van groot belang dat ieder die zorg levert aan een naaste, weet dat en waar dit ondersteuningsaanbod beschikbaar is. Als er ook professionele zorg in of aan huis is, kan ook die professional een rol hierbij spelen.
Hulp aan ouderen omvat een breed scala aan handelingen, welke binnen een grote diversiteit aan contexten wordt geboden. Hulp die binnen het formele circuit wordt geboden valt onder de geldende beroepsstandaarden van die beroepsgroep, inclusief opleiding en periodieke bijscholing van het personeel. Hulp welke binnen het informele circuit wordt geboden, waaronder mantelzorg, wordt per definitie niet structureel gemonitord. Vanuit de gedeelde wens om de bureaucratie in de zorg waar mogelijk te beperken, ben ik geen voorstander van het registeren van wie hulp aan ouderen biedt. Wel ben ik voorstander om in te zetten op preventie en aandacht te vragen voor een veilige mantelzorgrelatie.
Heeft u de bereidheid om ouderenmishandeling beter te registreren, zodat erger kan worden voorkomen? Zo ja, hoe gaat u dat doen? Kunt u een gedetailleerd antwoord sturen?
Veilig Thuis registreert meldingen en adviesvragen van over de veiligheid van betrokkenen van huiselijk geweld, waaronder ouderenmishandeling. Zowel professionals als slachtoffers of betrokkenen kunnen advies vragen of een melding doen. In 2021 ontving Veilig Thuis landelijk 2.370 meldingen over ouderenmishandeling, een aantal dat vergelijkbaar is met 2.580 in 2020 en 2.420 in 2019. Dit aantal staat niet in verhouding tot de geschatte prevalentie van ouderenmishandeling, waarbij volgens onderzoek uit 2018 van Regioplan werd geschat dat 1 op de 20 (5,5%) van alle thuiswonende ouderen ooit het slachtoffer zijn geworden van een vorm van ouderenmishandeling, en jaarlijks 1 op de 50 (2,0%) van alle ouderen slachtoffer wordt.4 Mede vanwege de complexiteiten die dergelijk prevalentieonderzoek met zich meebrengt, waaronder ouderen die uit schaamte niets durven te zeggen of ingewikkelde familierelaties, geven de onderzoekers aan dat deze percentages vermoedelijk een ondergrens betreffen. Dit houdt waarschijnlijk verband met het feit dat ouderenmishandeling lang niet altijd wordt herkend, of dat er handelingsverlegenheid is door de familierelaties en afhankelijkheid van de oudere.
In nauwe samenwerking met het Landelijk Netwerk Veilig Thuis en het CBS wordt periodiek gekeken naar de beschikbare cijfers van Veilig Thuis, welke mogelijkheden er zijn voor aanvullende gegevens en ook hoe deze data vervolgens kan worden ontsloten voor derde partijen. Ik zal met de VNG, het Landelijk Netwerk Veilig Thuis en betrokken partijen zoals MantelzorgNL in gesprek gaan over de mogelijkheden om ontspoorde mantelzorg eerder in beeld te krijgen en wat er mogelijk is aan ondersteuning van zowel de mantelzorger als zorgbehoevende wanneer hiervan een melding wordt gedaan bij Veilig Thuis.
Om gemeenten te ondersteunen bij de aanpak ouderenmishandeling heb ik recent een «expertpool» opgericht waarbij gemeenten aan de hand van een eigen hulpvraag worden ondersteund door een expert om de lokale aanpak te laten versterken. Ook kunnen gemeenten gebruik maken van verschillende toolkits, zoals de Basisaanpak ontspoorde mantelzorg5 die ontwikkeld is op basis van pilots in tien gemeenten om het beleid hier meer op in te richten en in te zetten op preventie.
Openbaarmaking van documenten in de RWE-claimzaak. |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Wanneer worden het verzoek tot arbitrage, de aanklacht en het schaderapport openbaar gemaakt?
De inzet van Nederland is om zo veel mogelijk transparantie in de arbitrageprocedures te geven. Daarom wil Nederland zo snel mogelijk alle processtukken die door partijen bij het Arbitragetribunaal worden ingediend, openbaar maken.
Hierover zijn afspraken gemaakt. In Procedural Order no. 1 is een regime opgenomen dat voorziet in de snelle openbaarmaking van alle stukken die in het geding worden gebracht, inclusief getuigenverhoren, producties en verslagen van de hoorzittingen.1 Het verzoek tot arbitrage hoort hier strikt genomen niet bij.
Bent u van mening dat RWE de belofte nakomt om «zo open mogelijk» te zijn, in lijn met de uitspraken van de heer Miesen tijdens het rondetafelgesprek over het Energy Charter Treaty van 2 juni, waarin hij zei «We will try to be as open as possible. We have to be a bit careful in this case, because there are rules not only from the arbitrage, but also the Dutch government has a say in what’s made public and what is not made public» en de uitspraak in de brief die hij na afloop stuurde, waarin hij schreef «Ingeval partijen het over een bepaald document of passage niet eens worden leggen zij de vraag over publicatie daarvan ter beoordeling voor aan het Tribunaal»? Waarom wel of niet?
De inzet van de Nederlandse regering is om deze arbitrageprocedures zo transparant mogelijk te voeren, o.a. door zo veel mogelijk informatie openbaar te maken.2
Op 28 december 2021 heeft Nederland RWE verzocht tot openbaarmaking van het verzoek tot arbitrage, de memorial en alle producties, waaronder het schaderapport en ombouwanalyse.
Op grond van Artikel 25 van Procedural Order no. 1 is het publiceren van deze stukken toegestaan, nadat tussen partijen overeenstemming is bereikt over eventueel noodzakelijke redacties. Bijna een half jaar later, is het spijtig te constateren dat hierover geen overeenstemming is bereikt, ondanks de herhaaldelijke verzoeken en suggesties vanuit Nederland om de stukken zo snel mogelijk te kunnen publiceren.
Als hierover geen overeenstemming tussen de partijen kan worden bereikt, kan het arbitragetribunaal gevraagd worden om over de openstaande punten te beslissen. Nederland heeft RWE op 15 juni een finale deadline gegeven en verzocht om de betreffende stukken uiterlijk 20 juni openbaar te maken of anders de zaak aan het tribunaal voor te leggen. RWE heeft op 20 juni aangegeven tot overeenstemming te kunnen komen en de stukken kunnen nu dus snel worden gepubliceerd.
Een dergelijk lange procedure om stukken openbaar te maken, is niet in het belang van het proces noch in lijn met de procedure zoals voorgeschreven in Procedural Order no. 1. In de nationale procedures publiceert de Staat zijn eigen stukken in ieder geval om ook deze procedures op een zo transparant mogelijke wijze te voeren.3
Vindt u dat de Nederlandse overheid alles doet voor een «zo transparant mogelijk» proces, in lijn met de belofte voor een «zo transparant mogelijk» proces, onder andere bij monde van uw voorganger in de brief van 4 februari 2021 (Kamerstuk 35 570-XIII, nr. 77)? Waarom wel of niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bestaat er verschil van mening tussen RWE en de Nederlandse overheid over welke documenten of passages openbaar moeten worden de reden dat openbaarmaking zo lang duurt? Waarom wel of niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor de commissievergaderingen Energieraad en Klimaat & Energie op 22 juni?