Het bericht 'Weigermigranten buiten corona uit: ’Dit blijft een grote frustratie’' en 'GGD’s mogen binnenkort vaccinatiebewijzen afgeven aan mensen zonder BSN-nummer' |
|
Aukje de Vries (VVD), Peter Valstar (VVD) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met de berichten «Weigermigranten buiten corona uit: «Dit blijft een grote frustratie»»1 en «GGD’s mogen binnenkort vaccinatiebewijzen afgeven aan mensen zonder BSN-nummer»2?
Ja.
Worden alle asielzoekers bij binnenkomst in Ter Apel getest? Zo nee, wat gebeurt er met diegenen die niet getest worden en hoe vaak komt dit voor?
Ja, iedere asielzoeker die zich aanmeldt wordt bij binnenkomst in Ter Apel getest. Personen die positief testen, worden in isolatie geplaatst. Het komt zelden voor dat een asielzoeker aangeeft niet te willen worden getest. Het niet ondergaan van een sneltest heeft geen gevolgen, omdat men daartoe niet gedwongen kan worden.
Overigens wil ik er in dit verband graag op wijzen dat het COA en andere ketenpartners meerdere voorzorgsmaatregelen (blijven) nemen om de risico’s op verspreiding van het coronavirus zoveel mogelijk te beperken. Naast bovengenoemde test worden alle asielzoekers die zich in Nederland melden door Gezondheidszorg Asielzoekers (GZA) bevraagd op eventuele klachten en wordt door het COA op de locaties voorlichting gegeven. Bij vermoedens van besmetting worden bewoners gevraagd zich te laten testen en worden zij, samen met hun huisgenoten, in quarantaine geplaatst tot de testuitslag bekend is. Vanaf 6 november jl. is het dragen van een mondkapje weer verplicht in de publieke ruimtes binnen, zoals de receptie, wachtkamers en gangen. Dit geldt voor bewoners, medewerkers en bezoekers. COA volgt hierin de landelijke richtlijnen.
Hoeveel procent van de in asielzoekerscentra (AZC’s) verblijvende asielzoekers zijn momenteel gevaccineerd?
Op dit moment heeft circa de helft van de bewoners op asielzoekerscentra een of meer vaccinaties gehad. Dit is echter een momentopname, aangezien door de voortdurende asielinstroom en uitstroom de vaccinatiegraad wisselt.
Daarbij wordt opgemerkt dat de vaccinatiegraad gebaseerd is op hetgeen in het medisch dossier is geregistreerd. Bewoners waarvan de vaccinaties niet bekend zijn, bijvoorbeeld omdat zij voor aankomst in Nederland gevaccineerd zijn, staan niet in het medisch dossier. Deze bewoners tellen daardoor niet mee in de vaccinatiegraad.
Op welke wijze wordt er nu geregistreerd of ongedocumenteerden gevaccineerd zijn?
Het is de eigen keuze van mensen om zich te laten registreren. Er is geen aparte registratie voor de doelgroep ongedocumenteerden. Zij staan niet apart geregistreerd bij het RIVM of de GGD.
Hoe vaak zijn er in de afgelopen 1,5 jaar brandhaarden van coronabesmetting geweest in AZC’s? Om hoeveel besmettingen ging het?
De besmettingen op de COA-locaties volgen de nationale trend en geven geen aanleiding om aan te nemen dat er op de COA-locaties meer besmettingen plaatsvinden. Op locaties komt het voor dat er meerdere bewoners besmet zijn met corona. De besmette bewoners zijn (door onderzoek van de GGD) terug te herleiden naar één ander besmet persoon. Zo’n groep besmette personen met dezelfde «oorsprong» wordt een cluster genoemd. Sinds de pandemie zijn er op meerdere locaties besmettingen en grotere clusters van besmettingen geweest. De GGD heeft tussen 1 januari 2021 en 1 december 2021 in totaal 2.476 besmettingen geregistreerd.
Klopt het dat GGD’s binnenkort aan ongedocumenteerden een coronatoegangbewijs mogen verstrekken wanneer zij volledig gevaccineerd zijn of hersteld zijn van een besmetting? Zo ja, waarom en wat zijn de mogelijke implicaties?
Ja, dat klopt. Iedereen die in Nederland is gevaccineerd, zou via de vaccinatiezetter een Coronatoegangsbewijs (CTB) en Digitaal Covid Certificaat (DCC) moeten kunnen ontvangen. Indien een ongedocumenteerde bij een GGD is gevaccineerd, is de GGD verantwoordelijk voor het aanleveren van de vaccinatiedata om een bewijs uit te kunnen geven. Doorgaans hebben ongedocumenteerden geen BSN, waardoor de vaccinatiezetter een papieren bewijs uit zal moeten draaien, welke in te laden is in de CoronaCheck app. Hierdoor kunnen ook ongedocumenteerden, mits ze aan de andere voorwaarden voor toegang voldoen, ook toegang krijgen tot evenementen en voorzieningen waar de CoronaCheck wordt gevraagd.
Zijn er voorzieningen in het asielzoekerscentrum waarbij een coronatoegangsbewijs wordt gebruikt en gecontroleerd? Zo nee, welke mogelijkheden ziet u om dit wel in te zetten om besmetting tegen te gaan?
Nee, er zijn geen voorzieningen op de AZC’s die alleen met een coronatoegangsbewijs toegankelijk zijn. Deze voorzieningen zijn bedoeld als algemene leefruimten voor de bewoners binnen de opvang en vrij toegankelijk.
Alleen voor de binnensportvoorziening op locatie zou een coronatoegangsbewijs gevraagd moeten worden. Op dit moment is deze voorziening voor volwassenen op alle locaties van COA echter gesloten.
Hoeveel asielzoekers konden niet worden uitgezet omdat zij een coronatest weigerden?
Uit gegevens van de DT&V blijkt dat dit jaar (tot 1 december) 1.200 vluchten geannuleerd moesten worden in verband met het weigeren van een COVID-test. Ook zijn als gevolg van testweigering circa 440 Uiterste Overdracht Data (UOD’s) in Dublinzaken verlopen, waardoor overdracht aan een andere Europese lidstaat niet meer mogelijk is. Daarnaast moesten vanaf medio maart circa 310 bewaringen worden opgeheven omdat (mede) niet werd meegewerkt aan de afname van een COVID-test.
Naar welke landen zouden deze groep uitgeprocedeerde asielzoekers hoofdzakelijk worden uitgezet? Onder welke voorwaarden met betrekking tot Corona accepteren deze landen al dan niet terugkeer van hun onderdanen?
Vrijwel alle bestemmingslanden werken met inreisvereisten om de verspreiding van COVID-19 tegen te gaan. Het meest voorkomende vereiste is een recente negatieve coronatest, maar sommige landen accepteren eveneens een vaccinatie- of herstelbewijs. Van de bij de DT&V geregistreerde 1.200 vluchten die als gevolg van testweigering geannuleerd moesten worden, is bekend naar welke bestemming vertrek voorzien was. Hoofdzakelijk zag dit op Dublinoverdrachten binnen de Europese Unie.
Is het mogelijk uitgeprocedeerde asielzoekers voor terugkeer in quarantaine te plaatsen om een gezondheidsverklaring te kunnen afgeven en hen zo toch te laten terugkeren? Zo ja, hoe vaak is dit toegepast? Zo nee, waarom niet? Zo nee, welke mogelijkheden ziet u anders om ervoor te zorgen dat uitgeprocedeerde asielzoekers een coronatest niet kunnen misbruiken?
Op dit moment is quarantaine geen effectief alternatief om de terugkeer te realiseren. Het gaat er immers om of de bestemmingslanden de inreis na een periode van quarantaine accepteren als niet (ook) een coronatest wordt overlegd. Voor verreweg de meeste landen geldt dat dit momenteel niet als structureel alternatief wordt geaccepteerd. Voor deze kwestie is tijdens de begrotingsbehandeling door uw Kamer nadrukkelijk aandacht gevraagd. Uw Kamer heeft hiertoe de motie van het lid Valstar aangenomen. In die motie wordt de regering verzocht snel te verkennen of en zo ja op welke wijze uitgeprocedeerde vreemdelingen alsnog effectief uitgezet kunnen worden en hierbij ook wettelijke mogelijkheden/ grondslag onvrijwillige coronatest af te nemen te onderzoeken. Ik verwacht dat uw Kamer in januari/februari 2022 over de uitkomsten van de verkenning zal worden geïnformeerd.
Gebruik makend van de ruimte die de «Tijdelijke regeling maatregelen COVID-19» biedt is het wel (al) gelukt om met België bilaterale maatwerkafspraken te maken over de wederzijdse overdrachten van Dublinzaken, die op 20 december 2021 zijn ingegaan. Deze afspraken komen erop neer dat indien de vreemdeling weigert zich te laten testen of weigert zijn herstel- of vaccinatiebewijs te tonen, Nederland de door België over te brengen vreemdeling overneemt indien deze direct daaraan voorafgaand in België gedurende minimaal 10 dagen in quarantaine heeft gezeten, tenzij België is aangewezen als gebied met een zorgwekkende virusvariant. Wederkerig neemt België de door Nederland over te brengen vreemdeling over indien deze direct daaraan voorafgaand in Nederland gedurende 8 dagen in de zogenoemde inkomstenprocedure in vreemdelingenbewaring heeft gezeten, tenzij Nederland is aangewezen als gebied met een zorgwekkende virusvariant. Verkend wordt of ook andere landen bereid zijn dergelijke afspraken als alternatief te accepteren. In het geval dat het bestemmingsland genoegen zou nemen met deze vorm en de terugkeer vanuit vreemdelingenbewaring gerealiseerd kan worden, zou terugkeer eventueel geëffectueerd kunnen worden. Zoals gezegd is dit voor de meeste landen tot op heden echter geen alternatief gebleken. Daar komt bij dat Nederland zelf geen formele quarantaineperiode voorafgaande aan de overdracht kan aanbieden. In Nederland kan aan de vreemdeling een quarantaine niet verplicht worden opgelegd direct voorafgaand aan de Dublinoverdracht.
In hoeverre is het mogelijk om een uitgeprocedeerde asielzoeker te verplichten om een coronatest af te nemen en de uitzetting niet meer te kunnen frustreren door een weigering, want we vragen van Nederlanders in een aantal gevallen ook gewoon een vaccinatie of test in relatie tot het coronatoegangsbewijs?
Op basis van de huidige wetgeving is het op dit moment niet mogelijk om verplicht een coronatest af te nemen. Zoals ook geantwoord op vraag 10 wordt ter uitvoering van motie-Valstar ook de mogelijkheid van een wettelijke grondslag om een onvrijwillige PCR-test af te nemen onderzocht.
Aan het niet meewerken aan een voor uitreis noodzakelijke coronatest kunnen overigens wel consequenties worden verbonden. Een vreemdeling kan namelijk in vreemdelingenbewaring worden gesteld, of langer in detentie worden gehouden, als hij niet de medewerking aan zijn terugkeer verleent die redelijkerwijs van hem mag worden verwacht waaronder ook een coronatest. De wettelijke maximumtermijn van de bewaring is 18 maanden, al zal uiteraard wel steeds een belangenafweging worden aangelegd over de voortduring van de maatregel. Dit is echter geen definitieve oplossing, omdat de vreemdeling kan blijven weigeren. Voor bewaringen met het oog op een Dublinoverdracht is deze mogelijkheid hoe dan ook niet effectief omdat de bewaringtermijn voor zover hier relevant, is beperkt tot maximaal zes weken. Weigeren van een coronatest leidt dan dus veel sneller tot opheffing van de maatregel van bewaring, en dwingt na langere tijd ook tot het in behandeling nemen door Nederland van de asielaanvraag.
Het bericht 'Angstcultuur en machtsspelletjes en een verziekte sfeer bij afdeling van de IND: ‘die collega gaan wij afbranden’' |
|
Don Ceder (CU), Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Angstcultuur en machtsspelletjes en een verziekte sfeer bij afdeling van de IND: «die collega gaan wij afbranden»»?1
Ja
Bent u bekend met de signalen die worden geuit in het artikel? Kloppen deze signalen? Waarom wel of niet?
In de specifieke zaak die door de NRC genoemd wordt zijn de signalen door de IND en door de SG opgepakt en zijn er meerdere onderzoeken geweest. Ik verwijs hiervoor o.a. naar het antwoord op vraag 7.
Wat is uw reactie op de klachten die worden geuit in het artikel?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat door de top van de IND niet is ingegrepen terwijl er wel meldingen van klachten van medewerkers waren? Zo ja, waarom niet? Zo nee, hoe zit het dan?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is het protocol wanneer iets officieel «een melding van een misstand» is? Welke overwegingen worden daarbij betrokken?
Het personeelsreglement van mijn ministerie kent een regeling voor het melden van een vermoeden van een misstand of van integriteitsschendingen inclusief ongewenste omgangsvormen, en ook een instructie voor leidinggevenden hoe te handelen als een medewerker (vermoeden van) een dergelijke melding doet. Als een dergelijke melding bij de leidinggevende of de vertrouwenspersoon wordt gedaan, moet de hoogste leidinggevende onmiddellijk hierover worden geïnformeerd. Voor het voorjaar 2020 lag de verantwoordelijkheid voor de beoordeling van alle type meldingen bij de hoogste leidinggevende. Die diende onmiddellijk een onderzoek in te stellen naar de melding, tenzij het vermoeden kennelijk ongegrond was, of de melding kennelijk onredelijk laat was gedaan. Indien de melding ontvankelijk was bepaalde de hoogste leidinggevende op welk niveau en door wie het onderzoek werd uitgevoerd. Daarbij was de regel dat het onderzoek niet mocht worden verricht door iemand die mogelijk betrokken is, of is geweest, bij de vermoedelijke integriteitsschending of die te weinig afstand heeft tot de onderzochte personen of kwestie.
Sinds de instelling van de onafhankelijke integriteitscommissie dient de hoogste leidinggevende in bepaalde gevallen een melding onmiddellijk doorgeleiden naar de integriteitscommissie. Dat is het geval als de melding betrekking heeft op een vermoeden van een misstand in de zin van artikel 1, onder d van de Wet Huis voor klokkenluiders of op een vermoeden van een integriteitschending of ongewenste omgangsvormen dat betrekking heeft op gedragingen van leidinggevenden die de bevoegdheid om ten aanzien van medewerkers besluiten te nemen met voor hen (nadelige) rechtspositionele gevolgen. In die gevallen beoordeelt de commissie of onderzoek naar de melding gerechtvaardigd is en bepaalt de commissie op welke wijze het onderzoek wordt uitgevoerd. Medewerkers kunnen ook rechtstreeks melding doen bij de commissie.
Bent u het ermee eens dat het op zijn minst schuurt dat, ondanks dat onafhankelijkheid verwacht mag worden van de IND-top, de IND-directeur bepaald of een melding wel of geen «officiële melding» is, wat vervolgens van invloed is op de bescherming die iemand krijgt? Weet u waarom in deze situatie daarvoor is gekozen en hoe beoordeelt u dat? Bent u het er tevens mee eens dat meldingen altijd serieus genomen moeten worden, en dat mensen die de moed hebben verzameld om deze meldingen te doen daarbij recht hebben op bescherming? Zo nee, waarom niet?
Uiteraard ben ik het ermee eens dat meldingen van een mogelijke misstand, integriteitsschending of ongewenste omgangsvormen altijd serieus moeten worden genomen en zorgvuldig en behoorlijk moeten worden opgevolgd. En uiteraard ben ik het ermee eens dat medewerkers die te goeder trouw en naar behoren een dergelijke melding aankaarten, bescherming tegen benadeling dienen te krijgen. Dit is ook uitdrukkelijk vastgelegd in de hiervoor genoemde interne procedures.
De verantwoordelijkheid om dat wat medewerkers mondeling of schriftelijk aankaarten als een mogelijke misstand, integriteitsschending of ongewenste omgangsvormen al dan niet op te vatten als een formele melding ligt altijd bij een leidinggevende en uiteindelijk bij de hoogste leidinggevende. Die heeft daarbij rekening te houden met de wil en behoeften van de medewerker. Als een medewerker geen uitdrukkelijke instemming geeft om dat wat wordt aangekaart als een formele melding op te vatten en daar onderzoek naar te doen, is de leidinggevende in beginsel gebonden aan de uitdrukkelijke wil en behoeften van de medewerker.
In de zaak genoemd in het NRC-artikel heeft de IND het verhaal van de medewerker en vertrouwenspersoon aangehoord en vervolgens besloten een oriënterend onderzoek in te stellen en aansluitend een feitenonderzoek ingesteld. Op basis van dit oriënterend- en feitenonderzoek zijn diverse maatregelen genomen. Het verhaal van de medewerker en vertrouwenspersoon is opgevat als een vermoeden van het bestaan van ongewenste omgangsvormen en niet als een vermoeden van een maatschappelijke misstand.
Hoe verhoudt dit zich tot de eerdere beloftes2 over verbeterde omgang met klokkenluiders, onder andere door de secretaris-generaal? Hoe komt het volgens u dat er opnieuw klachten worden ingediend, ondanks beloofde beterschap? Vindt u de genomen maatregelen van destijds voldoende als u kijkt naar de huidige situatie? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet en wat gaat u daar aan doen?
Bij de inrichting van de integriteitscommissie JenV in voorjaar 2020 is er bewust voor gekozen de commissie nog een extra taak te geven, namelijk dat medewerkers zich rechtsreeks tot de commissie kunnen wenden als ze merken dat ze benadeling ondervinden als gevolg van een melding die ze eerder hebben gedaan. Deze maatregel is juist bedoeld ter versterking van de positie van melders die ondanks de interne afspraken over bescherming tegen benadeling in de knel kwamen.
In het geval uit het artikel van de NRC heeft melder in juni 2020 van de mogelijkheid gebruik gemaakt om bij de integriteitscommissie melding te doen van benadeling.
De commissie heeft onderzoek gedaan naar de melding en geoordeeld dat de IND als werkgever te kort is geschoten in de zorgtaak naar de melder. De conclusie en aanbevelingen van de commissie zijn door de hoofddirecteur IND en de secretaris-generaal overgenomen. Dit is ook gecommuniceerd naar de melder, die vervolgens heeft besloten de gang naar de rechter te maken.
Ik betreur dat in deze zaak in een aantal opzichten in de zorg voor de melder tekort is geschoten. Dat had beter gemoeten en de IND trekt daar lessen uit.
Voor zover mij bekend, heeft de commissie tot nu toe een melding ontvangen van benadeling als gevolg van een eerdere melding. Ik vind de interne procedures en voorzieningen voor een behoorlijke en zorgvuldige opvolging van meldingen en de bescherming van melders voldoende.
Wat zijn de effecten (geweest) op de internationale operatie van de IND? Bent u het ermee eens dat een verziekte werksfeer, naast dat deze in het belang van een veilige werkomgeving voor medewerkers überhaupt voorkomen moet worden, een negatieve bijdrage levert aan de effectiviteit waarmee de IND opereert? Hoe gaat u dit verbeteren?
Uiteraard ben ik het ermee eens dat een veilige werkomgeving voor onze medewerkers een randvoorwaarde is om als organisatie goed te functioneren.
Ik vind het dan ook van belang te melden dat de IND eraan blijft werken om de organisatie een veilige omgeving te laten zijn voor alle collega's en zaken met elkaar bespreekbaar te maken. Dit vraagt continue de aandacht en hier zijn de afgelopen jaren diverse investeringen op gedaan. De IND gaat daarmee onverminderd door. En brengt met een cultuurscan in 2021 in beeld hoe medewerkers van de IND de cultuur binnen de organisatie ervaren. De scan vormt een vertrekpunt om verdere acties te ondernemen om de veilige werkomgeving te versterken. Het is van belang om een continu proces van leren en verbeteren in te richten om de veilige werkomgeving met elkaar te borgen.
De recorduitgaven aan de landsadvocaat |
|
Michiel van Nispen , Sandra Beckerman |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat er afgelopen jaar een record hoeveelheid geld uit is gegeven aan de landsadvocaat?1
De kosten zijn in 2020 ten opzichte van 2019 gestegen met 2,5 miljoen euro. Zie ook de tabel bij het antwoord op vraag 2. De kosten voor de meeste ministeries zijn gemiddeld genomen gedaald met uitzondering van de kosten van de Ministeries van Justitie en Veiligheid, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Economische Zaken en Klimaat. De kosten van deze ministeries gezamenlijk zijn met in totaal 3,3 miljoen euro gestegen. Kosten voor de inzet van de Landsadvocaat zijn vaak incident gedreven. Zo zijn in 2020 meerdere gerechtelijke procedures gevoerd over de maatregelen ter bestrijding van COVID-19 en de gaswinning Groningen, hetgeen mede kan verklaren waarom de kosten voor juist de drie genoemde ministeries in 2020 hoger zijn uitgevallen. Ook worden dossiers omvangrijker en complexer, waardoor er meer werk moet worden verricht om de belangen van de staat te verdedigen.
Kunt u de uitgaven aan de landsadvocaat specificeren en uitsplitsen?
In de onderstaande tabel zijn de kosten over de jaren 2019 en 2020 uitgesplitst per jaar en per ministerie. De bedragen zijn afgerond op miljoenen euro’s.
Algemene Zaken
0,1
0,01
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
3,0
2,9
Buitenlandse Zaken
0,2
0,4
Defensie
4,2
4,0
Economische Zaken en Klimaat
5,6
6,8
Financiën
2,7
2,4
Infrastructuur en Waterstaat
4,4
3,7
Justitie en Veiligheid
7,0
8,2
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
0,5
0,9
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
0,7
0,6
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
0,2
0,3
Volksgezondheid, Welzijn en Sport
1,8
2,7
Het Ministerie van Algemene Zaken heeft de landsadvocaat wel ingehuurd in 2020, echter komt het bedrag in de afronding uit op 0,0.
Welke uurtarieven betaalt de overheid eigenlijk aan de landsadvocaat?
Rijksbreed worden standaarduurtarieven gehanteerd. In 2021 was het laagste tarief voor advocaat-stagiairs (tarief II) € 174 en het hoogste uurtarief € 405 (partners). Conform het landscontract worden deze tarieven verhoogd met 4,9% kantoorkosten en BTW.
Hoe kan het dat de overheid afgelopen jaar zoveel geld aan de landsadvocaat heeft uitgegeven en dat dit al jaren stijgt?
Er wordt kritisch gekeken naar de kosten die gemoeid zijn met het inhuren van de landsadvocaat en andere advocaten of juridische dienstverleners. Als uitgangspunt geldt dat de Staat en zijn bestuursorganen ervoor zorgdragen dat voldoende juridische deskundigheid aanwezig is binnen de rijksoverheid, zodat gepaste terughoudendheid kan worden betracht bij het inschakelen van de landsadvocaat en andere externe juridische bijstandsverleners in zaken waarin bijstand niet in de wet is voorgeschreven. Het merendeel van de juridische aangelegenheden wordt binnen de ministeries zelf afgehandeld. Niettemin zijn de kosten voor de inhuur van de Landsadvocaat gestegen. Zie hierover het antwoord op vraag 1.
Hoe verhouden deze sterk stijgende uitgaven zich tegenover de ambitie van de regering om de kosten van rechtsbijstand terug te brengen en juridisering tegen te gaan?
Zoals geantwoord op vraag 1 wordt kritisch gekeken naar de kosten die gemoeid zijn met de inhuur van de landsadvocaat. Die kosten zijn echter niet altijd te voorkomen, met name niet bij civiele procedures waarin vertegenwoordiging door een advocaat wettelijk verplicht is en de overheid als gedaagde partij optreedt. Zoals aangegeven in de contourenbrief rechtsbijstand, is in bestuursrechtelijke procedures het voorkomen van onnodige juridisering een belangrijke inhoudelijke prioriteit.
Overigens zijn de inzet van de landsadvocaat enerzijds en het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand anderzijds twee naar hun aard verschillende zaken. Het stelsel van rechtsbijstand voorziet in een subsidie voor burgers die minder draagkrachtig zijn. Daarvoor geldt een bepaald tarief. Gelet op artikel 42a van de Wet op de rechtsbijstand en artikel 5 van het Subsidiebesluit Raad voor Rechtsbijstand worden op basis van de begroting van de Raad voor Rechtsbijstand jaarlijks voorschotten verstrekt. Hierbij wordt rekening gehouden met de ontwikkelingen in het volume van de toevoegingen en piketregelingen. Advocaten zijn vrij in hun keuze om voor dit tarief al dan niet hun diensten aan te bieden. De rechtsbijstand die de Staat afneemt van de landsadvocaat is geen subsidie. Het is een dienst die moet worden ingekocht. Daarom wordt de landsadvocaat tegen een marktconform tarief vergoed.
Kunt u in het bijzonder de hoge kosten voor juridische bijstand inzake de gaswinning in Groningen verklaren?
De maatschappelijke, juridische en financiële aspecten van de aardbevingsproblematiek in Groningen zijn complex. De kennis en de expertise van de landsadvocaat wordt daarom ingezet door zowel het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (hierna EZK) als door het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG).
Het Ministerie van EZK vraagt de landsadvocaat voornamelijk voor advisering en procesvoering zoals het neerleggen van de kosten voor schade en versterken bij NAM en bij het verdedigen van het winningsbesluit voor de afbouw van de gaswinning uit het Groningenveld. Het kabinet heeft eerder aangegeven dat het er streng op zal toezien dat alle kosten die bij NAM in rekening kunnen worden gebracht, ook in rekening zullen worden gebracht (Kamerstuk 33 529, nr. 866 over het op afstand plaatsen van NAM en Kamerstuk 33 529, nr. 908 over gedeeltelijke betaling NAM). De mogelijkheid dat de discussies met NAM uitmonden in juridische procedures is reëel. In lijn met de motie Beckerman c.s. zet het kabinet alle juridische middelen in om de kosten waar NAM verantwoordelijk is op NAM te verhalen (Kamerstuk 33 529 nr. 854). Het kabinet bereidt zich daar met de landsadvocaat op voor.
De inzet van het kantoor van de landsadvocaat bij het IMG en NCG is voor het grootste gedeelte gericht op inhoudelijke advisering bij het ontwerpen, het uitvoeren en het optimaliseren van de werkwijze voor de schadeafhandeling en de uitvoering van de versterking. Bij de NCG is de landsadvocaat tot nu toe niet ingezet bij procedures.
Tijdens het Wetgevingsoverleg van 29 november jl. heeft de Minister van EZK uw Kamer toegezegd bij het IMG na te gaan in hoeverre een meer gedetailleerde uitsplitsing van de kosten voor de landsadvocaat mogelijk is. Deze treft u hierna aan. Bij het IMG gaat het om het op een goede en zo voortvarend mogelijke wijze afhandelen van de meer dan 100.000 aanvragen. De in de Tijdelijke wet Groningen neergelegde combinatie van een bestuursrechtelijke procedure, waarin op basis van het privaatrecht de aansprakelijkheid en de omvang van de schade moet worden beoordeeld, is uniek en kent geen precedenten. Het IMG diende en dient aan een en ander zorgvuldig uitwerking te geven. Dit is een omvangrijke werkzaamheid waarbij veel specialistische juridische kennis is vereist. Daarnaast zet het IMG het kantoor van de landsadvocaat voor een veel kleiner deel in voor juridische bijstand bij beroeps- en hoger beroepsprocedures. Dit zijn procedures die bewoners kunnen starten als zij het niet eens zijn met het besluit tot schadevergoeding van het IMG of de uitspraak die de rechtbank daarover heeft gedaan. De met deze bijstand gemoeide kosten worden niet afzonderlijk geadministreerd bij het IMG, maar de inschatting van het IMG is dat hiermee in de periode van medio 2018 tot en met 2020 circa 5% van de totale kosten was gemoeid.
Waarom trekt de regering wel zoveel geld uit voor de eigen juridische bijstand voor de gaswinning in Groningen, maar weigert u gedupeerden de kosten voor juridische bijstand te vergoeden?
In het wetsvoorstel Versterking Groningen, dat momenteel bij de Eerste Kamer ligt, is een artikel opgenomen betreffende juridische, bouwkundige en financiële bijstand voor eigenaren in álle fasen van het schade- en versterkingstraject. Dit artikel is bij amendement in het wetsvoorstel opgenomen (Kamerstuk 35 603, nr. 38). Bij brief van 29 juni jl. (Kamerstuk 35 603, nr. 81) is door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en door de Minister van EZK aangekondigd dat een novelle in procedure wordt gebracht om onder meer dit onderdeel te wijzigen zodat het uitvoerbaar wordt. Uw Kamer ontvangt deze novelle, waarmee bewoners die te maken hebben met schade of versterking kosteloos gebruik kunnen maken van bouwkundige, financiële en juridische bijstand, binnenkort.
Hoe verhouden deze uitgaven zich tot de eerdere toezegging dat er een einde zou komen aan de juridisering van de problemen in het gaswinningsgebied?
In de contourenbrief rechtsbijstand is aangegeven dat het terugdringen van onnodige juridisering, op het terrein van bestuursrecht, begint bij de overheid die zelf het goede voorbeeld moet geven. Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 6, wordt de landsadvocaat door EZK onder andere ingezet voor procesvoering betreffende het neerleggen van de kosten voor schade en versterken bij NAM. Bij het IMG wordt de landsadvocaat vooral ingezet voor inhoudelijke ondersteuning bij de (door)ontwikkeling van de werkwijze voor de afhandeling van schade om Groningers te ontzorgen. Gezien de complexiteit en grootschaligheid van de schadeafhandeling is het verstandig dat het IMG en NCG vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid zich bij de ontwikkeling van zijn organisatie en werkwijzen laat bijstaan door externe adviseurs.
Bent u alsnog bereid om ook extra geld uit te trekken voor juridische bijstand aan de gedupeerden van de gaswinning? Zo ja, hoe gaat u dat regelen?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 7.
Welke stappen gaat u zetten om het beroep op de landsadvocaat nu echt terug te brengen?
Hoewel het uitgangspunt is om spaarzaam om te gaan met overheidsgelden, is het terugbrengen van het beroep op de landsadvocaat geen doelstelling op zichzelf. Het is in het belang van Nederland dat de Staat in procedures effectief verweer kan voeren. Daarvoor is de inzet van een advocaat vaak vereist. In procedures waarin bijstand niet in de wet is voorgeschreven, geldt als uitgangspunt dat de Staat en zijn bestuursorganen ervoor zorg dragen dat voldoende juridische deskundigheid aanwezig is binnen de rijksoverheid, zodat gepaste terughoudendheid kan worden betracht bij het inschakelen van de landsadvocaat en andere externe juridische bijstandsverleners. Ook wordt binnen de juridische functie van het Rijk samengewerkt en over en weer een beroep op elkaar gedaan bij sommige gecompliceerde adviesvragen om een onnodig beroep op de landsadvocaat te voorkomen. Tot slot heeft een aantal ministeries en uitvoeringsorganisaties eigen advocaten in dienst, zodat voor de verplichte procesvertegenwoordiging in veel voorkomende civiele zaken niet langer in alle gevallen van externe juridische dienstverlening gebruik gemaakt hoeft te worden.
Het tweetbericht dat de kans dat een volledig gevaccineerd persoon door corona in het ziekenhuis moet worden opgenomen twintig keer kleiner is dan iemand die niet volledig gevaccineerd is. |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met uw tweet van 26 oktober jl. waarin u stelt dat de kans dat een volledig gevaccineerd persoon door corona in het ziekenhuis moet worden opgenomen, twintig keer kleiner is dan iemand die niet volledig gevaccineerd is?1
Ja.
Bent u ermee bekend dat het Regeringscommissariaat Corona in België uitgaat van een elf keer kleinere kans op ziekenhuisopname door corona voor volledig gevaccineerde 18–64 jarigen en drie keer kleinere kans voor volledig gevaccineerde 65-plussers?2
Ja, ik ben bekend met de bijlage die is meegestuurd.
Kunt u dit grote verschil verklaren?
De cijfers die in de bijlage genoemd worden betreffen de periode van één week, te weten 12 tot en met 18 oktober. Het is belangrijk om aan te geven dat dit twee weken was na versoepelingen in België. Voor de bepaling van de vaccineffectiviteit is het beter te kijken naar een langere periode, zoals het RIVM ook doet. Bovendien zijn de gegevens uit België niet direct met de Nederlandse vaccin-effectiviteit te vergelijken, de methoden om het te bepalen zijn verschillend. Zo wordt in Nederland gecorrigeerd voor het verstorende effect van leeftijd bij het bepalen van de vaccin-effectiviteit.
Op 18 november jl. heeft het RIVM een update gepubliceerd betreft vaccinatiestatus in ziekenhuizen3. Daarin wordt aangegeven dat over de periode van 11 juli tot 14 november 9582 mensen met COVID-19 opgenomen zijn in het ziekenhuis. Hiervan waren er 3142 (33%) volledig gevaccineerd op hun eerste ziektedag en 6028 (64%) ongevaccineerd. Specifiek voor de periode tussen 1 november en 14 november 2021 werden 2134 mensen met COVID-19 opgenomen in het ziekenhuis. Hiervan waren er 1001 (47%) volledig gevaccineerd op hun eerste ziektedag en 1087 (51%) ongevaccineerd.
Wanneer men alleen naar deze laatste 8 weken kijkt dan is de kans op ziekenhuisopname 12,5 keer kleiner en de kans op IC-opname 25 keer kleiner.
De vaccineffectiviteit is nog steeds hoog. In de periode van 11 juli t/m 14 november was de bescherming 94% tegen ziekenhuisopname en 97% tegen IC-opname. De vaccineffectiviteit gemeten over de afgelopen acht weken was respectievelijk 92% en 96%. Voor mensen van 70 jaar en ouder was de kans op ziekenhuisopname in deze van 8 weken 7 keer kleiner voor gevaccineerden. Dit correspondeert met een vaccineffectiviteit van 86%.
Het RIVM heeft regelmatig contact met de collega’s die in België de epidemiologische situatie modelleren. Zij werken ook samen in EPIPOSE. Zij geven hierbij aan dat er geen grote verschillen tussen Nederland en België bekend zijn in de modellering. Daarbij geven de Belgische collega’s aan momenteel geen verschil te maken tussen leeftijden wat betreft kans op besmetting na vaccinatie in de modellering.
Waart er in België een ander virus?
Nee, ook in België is de deltavariant van het coronavirus (SARS-CoV-2) vanaf juli 2021 dominant, net als in Nederland.
Het bericht dat de Britse toezichthouder een coronapil heeft goedgekeurd. |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat de Britse geneesmiddelen toezichthouder Medicines and Healthcare products Regulatory Agency (MHRA) als eerste het coronamedicijn Molnupiravir heeft goedgekeurd?
Ja, de MHRA heeft een voorwaardelijke handelsvergunning afgegeven voor het Verenigd Koninkrijk.
Wanneer komt het oordeel over toelating door het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) over Molnupiravir?
Dit is nog onbekend. Het EMA is op 25 oktober gestart met een doorlopende beoordeling (rolling review). Bij een rolling review dient een farmaceutisch bedrijf al tijdens de klinische onderzoeksfase resultaten in bij het EMA en start het EMA nog lopende dit onderzoek de beoordeling. Hierdoor kan de formele procedure voor markttoelating, die volgt zodra het klinisch onderzoek is voltooid, versneld worden afgerond. De vereisten voor de kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid van een geneesmiddel blijven hierbij gelijk ten opzichte van een «gewone» procedure voor markttoelating.
Klopt het dat de Britten inmiddels bijna 0,5 miljoen pakketten Molnupiravir hebben besteld en de Amerikanen 1,7 miljoen paketten?
Ik heb deze aantallen ook in de media gezien, maar ik heb geen inzicht in de overeenkomsten met andere landen en kan deze aantallen dan ook niet bevestigen.
Klopt het dat de EU afgelopen woensdag een onbekend aantal pakketten Molnupiravir hebben besteld?
Zoals ik heb aangegeven in de Stand van zakenbrief COVID-19 van
2 november jl1, heeft Nederland zich ingeschreven voor de twee gezamenlijke inkooptrajecten voor antivirale middelen waarover de Europese Commissie nu in onderhandeling is. Via deze trajecten heb ik een reservering geplaats om het middel molnupiravir van fabrikant MSD en het antivirale middel genaamd paxlovid dat Pfizer momenteel ontwikkelt, voor Nederland veilig te stellen.
Wat betekent dit voor Nederland? Hoeveel pakketten Molnupiravir krijgen wij? Per wanneer?
De afspraken die hierover gemaakt zijn, zijn vertrouwelijk.
Waarom koopt Nederland niet zelf rechtstreeks bij de farmaceut pakketten Molnupiravir?
Het Ministerie van VWS neemt waar mogelijk deel aan de gezamenlijke inkoopprocedures van de Europese Commissie omdat deze gezamenlijke inkoopprocedures een sterkere onderhandelingspositie borgen en een eerlijke verdeling tussen de lidstaten van de (vaak schaarse) middelen garanderen.
Het gedrag van de voorzitter van de Europese Commissie |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Ben Knapen (minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht ««Klimaatbeschermer» Von der Leyen pakt privéjet voor vlucht van 50 kilometer»1?
Ja.
Wat vindt u van het feit dat klimaatfanaten, die burgers en ondernemers opzadelen met peperduur beleid, zelf voor ieder wissewasje een privéjet pakken?
Tijdens een persbriefing van de Europese Commissie van 4 november 2021 heeft de woordvoerder van de voorzitter van de Europese Commissie gereageerd op de overwegingen om voor deze specifieke vlucht te kiezen, waarnaar ik u verwijs. De woordvoerder gaf onder andere aan dat er in het kader van het goedkeuren van de Europese herstelplannen, veel lidstaten in korte tijd bezocht moesten worden. Dat gegeven heeft veel invloed gehad op het reisschema. Deze vlucht was onderdeel van een trip waarin 5 lidstaten in 2 dagen werden bezocht. Tevens gaf de woordvoerder aan dat de Commissie niet lichtzinnig omgaat met het nemen van chartervluchten2.
Verder geldt dat Commissarissen gebruik kunnen maken van een chartervlucht, als er geen commercieel alternatief voorhanden is dat in de agenda past of vanwege veiligheidsredenen. Overigens zijn alle overzichten van de dienstreizen van de Europese Commissie te vinden op de pagina van de betreffende Commissaris onder het kopje transparantie via de website van de Europese Commissie.3
Gelooft u in het credo «practice what you preach»? Zo ja, heeft u de bereidheid om Ursula von der Leyen als voorzitter van de Europese Commissie aan te spreken op haar handelen? Kunt u dit toelichten?
Eurocommissarissen leggen verantwoording af in het kader van de daarvoor opgestelde gedragscodes.4 Het is niet aan het kabinet om een oordeel te vellen over de specifieke afwegingen in deze casus.
Voor Nederlandse bewindspersonen geldt overigens dat er altijd een afweging gemaakt wordt waarbij de kosten, efficiënte en het belang van de reis mee worden gewogen.
Deelt u de mening dat Von der Leyen na al haar klimaatgedram op het Europese vasteland alleen nog per trein moet reizen en al die «vervuilende» privéjets aan de grond moet laten staan? Zo ja, wilt u die boodschap namens het Nederlandse kabinet aan mevrouw Van der Leyen overbrengen?
Zie antwoord vraag 3.
Het besluit om coronatoegangsbewijzen verplicht te stellen voor ouders die hun kind naar zwemles komen brengen |
|
Maarten Hijink , Michiel van Nispen |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Waarom heeft u ervoor gekozen om het coronatoegangsbewijs (CTB) ook van toepassing te laten zijn voor ouders die hun kind naar zwemles komen brengen?
Vanwege de epidemiologische situatie en de toenemende druk op de zorg heeft het kabinet 2 november jl. op basis van het 128e OMT-advies besloten een aantal maatregelen te verscherpen. Het OMT heeft onder andere een bredere toepassing van het coronatoegangsbewijs (CTB) geadviseerd, aangezien dit een gerichte maatregel is die effect kan hebben op de transmissie. De bredere inzet van het CTB zorgt ervoor dat activiteiten door kunnen gaan op een veiligere manier, in plaats van weer beperkt of gestopt te moeten worden. Daarom heeft het kabinet in lijn met het OMT-advies ervoor gekozen ook het CTB in de binnenruimte te verplichten voor ouders die hun kind naar zwemles komen brengen.
Hoeveel ouders zullen zich naar verwachting moeten laten testen om hun kind naar zwemles te mogen brengen?
Jaarlijks halen ongeveer 300.000 kinderen hun zwemdiploma. Uitgaande van een begeleidende ouder per kind dat les volgt zal een vergelijkbaar aantal ouders hun kind van en naar de zwemles willen begeleiden. Bij een vaccinatiegraad van 84,1 (cijfer op 31-10-2021) gaat het om circa 47.700 ouders die moeten testen voor zij hun kind naar zwemles brengen. Maar deze ouders hebben ook andere, praktischer alternatieven.
Bent u het ermee eens dat zwemlessen een essentiële activiteit zijn?
Goed leren en kunnen zwemmen is van groot belang voor Nederlanders. Zowel vanwege de redzaamheid in de grote variëteit van water dat ons land rijk is, maar ook omdat zwemmen tot op late leeftijd een zeer belangrijke beweegactiviteit is.
Bent u het ermee eens dat het onacceptabel is als kinderen zwemlessen missen en hierdoor minder goed leren zwemmen, doordat ouders de toegang wordt geweigerd tot zwembaden?
Als kinderen zwemlessen missen omdat hun ouders geweigerd worden is dit uiteraard onwenselijk. Ik wil echter wel benadrukken dat ouders niet geweigerd worden maar dat ze gevraagd worden een geldige QR-code te tonen. Deze code kan middels volledige vaccinatie, genezing of testen verkregen worden.
Herinnert u zich dat u op 8 maart jl. juist een kleine aanpassing van de coronamaatregelen hebt doorgevoerd om ervoor te zorgen dat de zwemlessen doorgang konden vinden? Hoe verklaart u het dat u er deze keer juist voor kiest om de coronamaatregelen rondom zwemlessen te verzwaren, terwijl u destijds deze expliciet uitzonderde?
De situatie van 8 maart is anders dan de huidige. Toen waren zwembaden gesloten voor alle activiteiten en is voor zwemles een uitzondering gemaakt. In de huidige situatie kunnen kinderen gewoon zwemles volgen en kunnen hun ouders ook mee naar binnen mits ze een geldige QR-code kunnen tonen net zoals dat voor andere sporten geldt.
Bent u bereid om een uitzondering te maken op de verplichting van het CTB voor ouders die hun kinderen komen halen of brengen naar zwemles en bijvoorbeeld in plaats daarvan het dragen van mondkapjes te verlangen of 1,5 meter afstand te bewaren?
Nee. Ik kies ervoor om hier geen uitzondering voor te maken. Mijn inziens is op dit moment het risico op transmissie te groot. Het OMT adviseert om het risico op transmissie te reduceren het door het CTB breder in te zetten en daar houd ik aan vast.
Bent u bereid deze vragen met de grootst mogelijke spoed te beantwoorden?
Ja.
Hoe reageert u op de bevindingen van epidemioloog Bijl dat de conclusies van het RIVM dat windturbines «slechts lichte klachten als hinder en slaapverstoring zouden veroorzaken niet deugen» en te positief zijn, en dat de «geruststellende» RIVM-rapporten bedoeld zijn «om de uitrol van de energietransitie niet te verstoren»?1
De heer Bijl heeft in opdracht van het artsencollectief WindWiki twee literatuurstudies van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) over de gezondheidseffecten van windturbines beoordeeld. In zijn rapport uit de heer Bijl kritiek op de onderliggende studies die het RIVM heeft gebruikt en op de wijze waarop het RIVM de literatuurstudies heeft uitgevoerd en gerapporteerd. Ik vind het niet aan mij of het kabinet om te reageren op deze discussie, die in het wetenschappelijk domein thuishoort. Voor een inhoudelijke reactie verwijs ik daarom naar de reactie van het RIVM2. Met deze reactie geeft het RIVM aan dat het altijd zorgvuldig en integer te werk gaat. Wat mij betreft staat de autoriteit van het RIVM niet ter discussie. Los van de discussie over de wijze van rapporteren, is het natuurlijk vervelend wanneer omwonenden klachten ondervinden van de omliggende windturbine(s). Per situatie moet dan worden gekeken wat passende maatregelen zijn.
Ziet u een link met de bevindingen van onderzoeker Van Hoof (Universiteit Twente) dat het RIVM in zijn té rooskleurige rapporten over windturbines gebruik heeft gemaakt van studies «die door de windindustrie zijn betaald of door de windindustrie zijn geschreven én die de gezondheidsrisico’s minimaliseren», en dat het RIVM deze invloed van de windlobby heeft verzwegen?2
Zowel het onderzoek van de heer Van Hoof als het rapport van de heer Bijl refereren aan het feit dat het RIVM geen mogelijke belangenconflicten bij een aantal van de onderliggende studies heeft gemeld. Om precies te zijn gaat het – op een totaal van 115 onderliggende studies – om vier publicaties van één groep onderzoekers die zelf expliciet belangenverstrengeling vermeldt en om acht publicaties die zijn gefinancierd door een overheid of een combinatie van overheid en sector. Voor de lezer was het wellicht inzichtelijker geweest om hierover melding te doen de literatuurstudies. Het RIVM heeft bij deze onderzoeken echter de standaard wetenschappelijke protocollen gevolgd. Zie voor een verdere reactie op de conclusies van de heer Van Hoof de website van het RIVM4.
Erkent u dat windturbines kunnen leiden tot hartklachten, slapeloosheid, langdurige stress, concentratieproblemen etc. bij omwonenden? Zo ja, waarom worden er dan nog steeds windturbines bijgebouwd? Waarom is de gezondheid van omwonenden ondergeschikt aan het behalen van onhaalbare klimaatdoelen?
Het kabinet erkent en heeft altijd erkend dat er verschillende gezondheidseffecten kunnen optreden als gevolg van windturbinegeluid. Het voornaamste effect is ernstige hinder. Hinder kan worden omschreven als een algemeen gevoel van onbehagen en leidt bij sommige mensen indirect tot klachten zoals hoofpijn. Daarnaast is er (niet eenduidig) bewijs dat slaapverstoring kan optreden in relatie tot bloostelling aan windturbinegeluid. In navolging van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) beschouwt het RIVM ernstige hinder en slaapverstoring als gezondheidseffecten, die ook een belangrijke rol kunnen spelen bij meer ernstige gezondheidseffecten van omgevingsgeluid op de lange termijn.
Hoewel niet iedereen in dezelfde mate hinder ondervindt en ook niet iedereen die hinder ondervindt daar vervolgklachten door krijgt, is dit natuurlijk wel iets waar aandacht naar uitgaat. Hierbij zullen we helaas nooit helemaal kunnen voorkomen dat er hinder, bijvoorbeeld door geluid, wordt ondervonden. Dit is evenmin mogelijk voor andere bronnen van geluidsoverlast, bijvoorbeeld het wegverkeer en de luchtvaart. Om die reden moet er een maatschappelijke afweging worden gemaakt. Normen ter bescherming tegen bijvoorbeeld geluidhinder zijn het resultaat van zo’n afweging. Voor windparken geldt dat de landelijke normen momenteel niet kunnen worden toegepast, omdat de Raad van State heeft geoordeeld dat hier eerst een planMER voor moet worden gemaakt (Kamerstuk 33 612, nr. 76). Dit planMER zal het kabinet benutten om te komen tot een zorgvuldige maatschappelijke afweging tussen de energietransitie en de hinder die daarmee gepaard gaat.
Wat vindt u ervan dat omwonenden van windturbines letterlijk op de vlucht slaan? Deelt u de conclusie dat deze klimaatvluchtelingen het directe gevolg zijn van uw klimaatgekte? Deelt u de mening dat niet de omwonenden, maar de overlastgevende, ziekmakende windturbines moeten wijken?
Ik deel dat het heel vervelend is wanneer mensen zich gedwongen zien te verhuizen vanwege de overlast die zij ervaren door windturbines in hun buurt. Dit is uiteraard nooit de bedoeling van het plaatsen van nieuwe windturbines. Er dient eerst te worden gekeken naar passende oplossingen om de ervaren hinder te beperken. Exploitanten kunnen bijvoorbeeld een app aanbieden waarmee omwonenden kunnen aangeven wanneer zij veel last hebben van een windturbine, zodat deze tijdelijk in noise mode (lagere rotatiesnelheid, dat leidt tot een reductie in geluidsproductie) of stilgezet kan worden. Naast meer inzicht in verwachte geluidsproductie voor omwonenden en de mogelijkheid hinder makkelijker te kunnen melden, verzamelt de app kennis onder welke omstandigheden de meeste hinder optreedt. Die kennis kan vervolgens ingezet worden bij de ontwikkeling van nieuwe windparken en kan hinder van bestaande windparken verminderen.
Wat bedoelt u, gezien de overduidelijke schadelijke gezondheidseffecten van windturbines, met uw antwoord op eerdere Kamervragen: «windenergie is niet alleen cruciaal om onze klimaatdoelen te halen, maar ook om gezondheidswinst te behalen»? (Aanhangsel handelingen, 3132) Welke gezondheidswinst bedoelt u hier, en hoe legt u dit uit aan omwonenden die letterlijk ziek worden van uw windturbinegekte?
Daarmee wordt bedoeld dat klimaatverandering een existentieel risico is dat we zo veel mogelijk moeten zien te beperken. Het opwekken van groene stroom door middel van windturbines draagt hieraan bij. Tevens draagt het bij aan een schonere lucht. Volgens recent onderzoek van het RIVM is de transitie naar hernieuwbare bronnen beter voor de gezondheid en veiligheid in Nederland dan het gebruik blijven maken van fossiele bronnen5.
Geeft u gehoor aan de oproep van artsencollectief Windwiki om géén windturbines te plaatsen nabij huizen?
Het afwegen waar nieuwe windturbines kunnen komen gebeurt veelal door de decentrale overheden. Dit gebeurt in een zorgvuldig proces. Bij het vaststellen van een bestemmingsplan (of de omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan, of een inpassingsplan) wordt bepaald of het plaatsen en exploiteren van windturbines ruimtelijk aanvaardbaar is. De algemene regels voor windturbines kunnen als gevolg van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 juni 2021 niet meer worden toegepast voor windturbineparken. Het is nu aan bevoegde gezagen om zelf te bepalen en te onderbouwen welke normen zij bij hun besluitvorming hanteren. Zij maken in dat verband een eigenstandige specifieke afweging om te bepalen wat voor de betreffende locatie een aanvaardbaar milieubeschermingsniveau is. Deze normen vertalen zich onder meer naar een minimale afstand tot de omliggende bebouwing. Zo worden er geen windturbines te dicht bij huizen geplaatst. Eigen normen dienen goed onderbouwd te worden; hiervoor kan de wetenschappelijke kennisbasis over windenergie en gezondheid gebruikt worden. Deze kennisbasis wordt door het RIVM, in het Expertisepunt Windenergie en Gezondheid, regelmatig aangevuld met relevant (internationaal) onderzoek. Het RIVM voert momenteel ook een verkenning uit naar de mogelijkheden voor aanvullend gezondheidsonderzoek in Nederland. Hierin worden ook opties meegenomen ten aanzien van onderzoek naar verschillende afstanden tussen windturbines en woningen. Deze verkenning levert concrete doelen en onderzoekstypen voor nieuw (empirisch) onderzoek. Het kabinet zal – na overleg met betrokken stakeholders – een besluit nemen over welk onderzoek uitgevoerd dient te worden. Hierover zal de Tweede Kamer in het voorjaar van 2022 geïnformeerd worden.
Geeft u gehoor aan de oproep om helemaal te stoppen met het bouwen van windturbines, aangezien deze ondingen niet alleen ziekmakend zijn, maar ook subsidieslurpend, onrendabel, onbetrouwbaar, horizonvervuilend, landschapvernietigend, dodelijk voor dieren en slecht voor de natuur?
Nee.
Het vervolgen van een verdachte van moord die in India verblijft |
|
Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Verdachte van Haagse ijskastmoord wordt in India geen strobreed in de weg gelegd' en herinnert u zich de zaak van het naar India ontvoerde meisje Insiya?1
Ja.
Is het u bekend waarom India tot nu toe de uitlevering van de verdachte van de zogenoemde «Haagse ijskastmoord» weigert? Zo ja, waarom is dat? Zo nee, waarom weet dat niet?
Wat is tot nu toe ondernomen de genoemde verdachte naar Nederland uitgeleverd te krijgen?
Staan de Nederlandse en Indiase justitiële of andere autoriteiten op dit moment nog in contact met elkaar over de uitlevering van de genoemde verdachte? Zo ja, waar bestaan die contacten uit en op welke termijn verwacht u dat duidelijkheid komt over de eventuele uitlevering? Zo nee, waarom zijn er geen contacten meer?
Is het u bekend dat, in het geval India de verdachte niet wil uitleveren, India dan eventueel wel wil meewerken aan de vervolging en berechting van die verdachte in eigen land?
Zijn naast de hierboven genoemde twee gevallen nog mee gevallen bekend waarbij India niet meewerkte aan de uitlevering van een verdachte met de Indiase nationaliteit? Zo ja, wat was de aard en het aantal van die gevallen?
Ik hecht sterk aan het voorkomen van straffeloosheid. Veel landen, waaronder Nederland, leveren onderdanen niet, of slechts onder voorwaarden, uit. Wanneer de nationaliteit van een persoon in de weg staat aan diens uitlevering, ben ik van mening dat tussen de betrokken landen naar andere manieren gezocht moet worden om het recht toch zijn loop te kunnen laten hebben. Ook ik zet mij daartoe in.
Deelt u de mening dat als een land meermalen weigert een landgenoot die verdacht wordt van een ernstig misdrijf uit te leveren en ook niet van zins is de vervolging in eigen land ter hand te nemen, dat dat land daarmee blijk geeft zich weinig aan te trekken van wat een rechtsstaat behoort te doen namelijk het opsporen, vervolgen en berechten van criminelen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u dan wel een ander lid van de Nederlandse regering bereid persoonlijk met uw Indiase collega-minister over de verdachte in de Haagse ijskastmoord te spreken? Zo ja, op welke termijn gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op de vragen 2 t/m 5.
Het bericht 'Vrede in Bosnië onder druk: leider Serviërs morrelt aan voortbestaan staat' |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Ben Knapen (minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Vrede in Bosnië onder druk: leider Serviërs morrelt aan voortbestaan staat»1?
Ja.
Deelt u de mening dat de provocaties van het Servisch lid van het roterende presidentschap van Bosnië-Herzegovina, Milorad Dodik, en zijn partij SNSD, het Dayton verdrag, de Europese toekomst van het land en vrede in de gehele regio ernstig ondermijnen?2
Het kabinet deelt dit standpunt, maar heeft tot nu toe geen aanwijzingen dat de Bosnisch-Servische leiders, of andere partijen in het land, aansturen op een gewapend conflict. Desalniettemin dragen de uitspraken en acties van de heer Dodik bij aan toenemende spanningen, ondermijnen ze de politieke eenheid van Bosnië-Herzegovina en verhogen ze de risico’s op incidenten. Het kabinet hecht, zeker in deze tijd, aan de positie van de Hoge Vertegenwoordiger in Bosnië-Herzegovina en de EUFOR missie die toezien op de stabiliteit in het land.
Bent u van mening dat de Hoge Vertegenwoordiger voor Bosnië en Herzegovina (OHR) de inzet van zijn zogeheten «Bonn Powers» moet overwegen om deze schendingen van het Dayton verdrag een halt toe te roepen mochten deze continueren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op wat voor manier stelt Nederland dit ter discussie binnen de Peace Implementation Council?
De inzet van de Bonn-powers is een eigenstandige bevoegdheid van de Hoge Vertegenwoordiger. Het is aan hem om te bepalen of en hoe hij deze bevoegdheden inzet. De Peace Implementation Council (PIC) steering board heeft de Bosnisch-Servische blokkade van staatsinstellingen scherp veroordeeld en steun aan de Hoge Vertegenwoordiger Schmidt herbevestigd. Het kabinet steunt deze verklaringen. Rusland heeft zich aan de verklaring van de PIC steering board onttrokken. Dat is een gemiste kans.
Bent u van mening dat er, in navolging van de VS, (financiële) sancties door de EU zouden moeten worden ingesteld tegen de verantwoordelijken voor deze ernstige ondermijning van het Dayton verdrag en bedreiging voor de vrede in Bosnië-Herzegovina en de Westelijke Balkanregio? Zo nee, waarom niet en wat voor optie(s) beschouwt u als alternatieve effectieve oplossing van de huidige escalaties? Zo ja, wat doet u eraan om dit bij uw collega-ministers in Brussel aan te kaarten?
Het kabinet is in gesprek met EU-partners over de-escalatie van de situatie. Op de Raad Buitenlandse Zaken van 15 november 2021 riep België namens de Benelux op tot een duidelijke stellingname van de EU tegen revisionistische en polariserende retoriek en dreigende aantasting van de eenheid en territoriale integriteit van het land. Daarnaast blijft het kabinet zich zowel bilateraal als multilateraal uitspreken tegen maatregelen die diepere etnisering van Bosnië en Herzegovina als gevolg hebben. Het kabinet is er voorstander van dat we gezamenlijk optreden met de VS in Bosnië-Herzegovina, gezien historische betrokkenheid bij de regio. De EU en de VS dienen zeer zorgvuldig te bezien welke instrumenten het beste kunnen worden ingezet om de situatie te de-escaleren. Hierin dienen ook overwegingen rondom precedentwerking meegenomen te worden.
Deelt u de mening dat het belonen van deze provocaties een gevaarlijk precedent zou scheppen voor toekomstige escalaties en de huidige situatie dus in geen enkel geval mag leiden tot het sluiten van een deal waarbij er door de EU en VS concessies worden gedaan aan Milorad Dodik?
De EU dringt erop aan dat een grondwetsherziening ter uitvoering van het arrest Sejdić-Finci in elk geval deel uitmaakt van de herziening van het kiesstelsel, naast een kieswetsherziening. Het kabinet steunt deze lijn en blijft zich zowel bilateraal als multilateraal uitspreken tegen maatregelen die diepere etnisering van Bosnië en Herzegovina als gevolg hebben. Op de Raad Buitenlandse Zaken van 15 november 2021 waarschuwde België namens de Benelux voor stappen die het politieke bestel van het land langs diepere etnische lijnen verdelen en die onvoldoende rekening houden met de relevante uitspraken van het EHRM.
Heeft u kennis genomen van een gelekte notitie van VS-onderhandelaar Matthew Palmer waaruit blijkt dat een groot deel van zijn inzet tijdens zijn huidige bezoek aan Bosnië-Herzegovina is om aanpassingen aan de kieswet door te voeren, die mogelijk tot verdere segregatie en de creatie van een de facto derde entiteit zouden leiden en daarmee in zou gaan tegen eerder vastgestelde EU-principes en prioriteiten voor het land?3 Bent u het ermee eens dat deze veranderingen onder geen geding losgekoppeld kunnen worden van grondwetswijzigingen die de gerelateerde arresten van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), en met name de zaak Sejdic-Finci, implementeren in het Bosnische kiessysteem om kiezersdiscriminatie te elimineren? Zo ja, hoe gaat u zich hiervoor inzetten?
Ik heb kennis genomen van het nieuwsartikel over Eurocommissaris Varhelyi in Politico. Het kabinet streeft naar een uitbreidingsproces gebaseerd op merites, waarbij voortgang afhankelijk is van de implementatie van de hervormingen.
Dit is ook de inzet van het gehele college van de Europese Commissie, inclusief de Commissaris voor uitbreiding en nabuurschap Várhelyi. Objectieve monitoring en rapportage spelen vanzelfsprekend een belangrijke rol bij deze inzet en Nederland draagt het belang hiervan ook consistent in EU-verband uit. Conform de motie van de leden Kamminga en Amhaouch4, speelt Nederland daarnaast zelf een actieve rol in de monitoring van voortgang in de landen, met ambassades in vijf van de Westelijke Balkan landen, door Nederlandse deelname aan monitoringsmissies en door input te leveren op de voortgangsrapporten op basis van eigen bevindingen.
Het kabinet is van mening dat het door de Commissie op 19 oktober gepubliceerde voortgangsrapport over Servië gedetailleerd en objectief is (zie ook het antwoord op vraag 7). De Commissie constateert in het voortgangsrapport dat er sprake is van een nieuw momentum in het hervormingsproces. Daarnaast concludeert de Commissie dat Servië de hervormingen zal moeten voortzetten, versnellen en verdiepen. Het kabinet onderschrijft deze conclusie. Tegelijkertijd is het advies van de Commissie over het openen van twee clusters wat het kabinet betreft te optimistisch. Dit zou geen recht doen aan de belangrijke zorgen die er in de praktijk nog steeds zijn op het terrein van de rechtsstaat en fundamentele vrijheden.
Heeft u kennis genomen van de berichtgeving in Politico4, waar op basis van een analyse van interne documenten van de Europese Commissie en hoge ambtenaren binnen de Commissie wordt geconcludeerd dat Eurocommissaris voor Nabuurschap en Uitbreiding Olivér Várhelyi en zijn kabinet geprobeerd hebben om zorgen over de rechtsstaat de bagatelliseren, teksten over de rechten van LHBTI-personen uit Commissiedocumenten te schrappen en het toetredingsproces van Servië te bevorderen? Wat is uw appreciatie van deze inzet van Eurocommissaris Várhelyi? Deelt u de zorgen over het bagatelliseren van de rechtstaat en LHBTI-rechten? Bent u bereid deze zorgen in EU-verband over te brengen?
In de kabinetsappreciatie van het jaarlijkse uitbreidingspakket die uw Kamer op 12 november is toegekomen6, stelt het kabinet dat er sprake is van een beginnend nieuw momentum in het hervormingsproces in Servië. Het kabinet beschouwt deze ontwikkelingen als voorzichtig positief, en is van mening dat er met name op het gebied van corruptiebestrijding en mediavrijheid veel meer moet gebeuren. Het kabinet verwelkomt de grotere betrokkenheid van de Servische regering bij de hervormingen, maar implementatie op kernpunten blijft selectief. Zo is van een overtuigend trackrecord van vervolgingen op het gebied van high-level corruptie en georganiseerde misdaad nog geen sprake. Hier zal het kabinet op blijven toezien.
Tegelijkertijd deelt het kabinet de analyse van de Commissie dat er op het gebied van grondwetsherziening, o.a. bedoeld om de onafhankelijkheid van de rechtspraak te versterken, voortgang kan worden geconstateerd, zeker in vergelijking met voorgaande jaren. De hernieuwde Servische betrokkenheid bij de rechtsstaatshervormingen kan in het kader van de herziene uitbreidingsmethodologie beloond worden met het instemmen met een bescheiden stap in de toetredingsonderhandelingen met Servië. Dit past bij de Nederlandse strikt en fair benadering ten aanzien van het uitbreidingsproces en helpt om druk op Servië te houden om te hervormen.
Het openen van twee clusters, zoals door de Commissie voorgesteld, is wat het kabinet betreft te optimistisch. Voortgang in het toetredingsproces is immers afhankelijk van voortgang op het terrein van de rechtsstaat. Het openen van twee clusters zou geen recht doen aan de belangrijke zorgen die er in de praktijk nog steeds zijn op het terrein van de rechtsstaat en fundamentele vrijheden. Gezien het toenemende belang van samenwerking met Servië op energieterrein, ook vanuit geopolitiek oogpunt, ligt het in de rede om ten aanzien van Cluster 4, Green Agenda and Sustainable Connectivity, waar het hoofdstuk energie onderdeel van is, bescheiden stappen te zetten.
Deelt u de mening dat er het afgelopen jaar door Servië te weinig of geen toetredingsprogressie is geboekt op cruciale onderdelen zoals rechtsstaat om over te kunnen gaan tot het openen van nieuwe onderhandelingsclusters? Kunt u garanderen dat dit de Nederlandse inzet zal zijn in EU-verband totdat er significante verbetering is opgetreden?
Het komende staatsbezoek van de Koning aan Noorwegen |
|
Frank Wassenberg (PvdD), Christine Teunissen (PvdD) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u en is de Koning bekend met het feit dat Noorwegen dit jaar 575 walvissen heeft gedood, meer dan alle andere walvisjagende landen?1
Ja, dit aantal is bekend en ook dat dit hoger is dan de aantallen die door de andere commercieel jagende landen (Japan en IJsland) zijn gevangen.
Bent u en is de Koning bekend met de conclusie van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) dat levende walvissen bijdragen aan het tegengaan van de klimaatcrisis, vanwege de opslag van CO2 in hun lichaam?2
Ja.
Bent u en is de Koning bekend met de verwachting van het IMF dat als de walvispopulatie zich herstelt tot het niveau van vóór de industriële jacht op walvissen, deze dieren jaarlijks 1,7 miljard ton CO2 kunnen opvangen en vastleggen, en daarmee een significante bijdrage leveren aan het tegengaan van de klimaatcrisis?3
Ja.
Zal de Koning tijdens de gesprekken, die volgens de website van het Koninklijk Huis onder meer zullen gaan over de klimaatcrisis en het duurzaam beheer van zeeën, ook de schadelijke gevolgen van de walvisjacht met betrekking tot de klimaatcrisis benoemen?4 5
Dit specifieke punt is niet besproken, maar zal worden meegenomen in de inzet die Nederland pleegt binnen de International Whaling Commission (IWC).
Zal de Koning tijdens het komende staatsbezoek Noorwegen aanspreken op de walvisvangst en zal hij Noorwegen verzoeken om de walvisjacht te staken? Zo nee, waarom niet?
Dit onderwerp is niet aangekaart door de Koning tijdens het staatsbezoek, maar wel door andere leden van de delegatie. Hierbij is het Nederlandse standpunt besproken dat, in lijn met het EU-standpunt, bescherming van alle walvisachtigen nastreeft en een ban op de commerciële walvisjacht bepleit. Overigens heeft ook de Minister-President dit overgebracht tijdens een telefoongesprek met de Noorse Minister-President op 9 november jongstleden.
Het moedwillig fout informeren van jongeren over abortus |
|
Habtamu de Hoop (PvdA), Corinne Ellemeet (GL), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Heeft u kennisgenomen van de foutieve informatie die wordt verstrekt aan jongeren op sommige scholen ten aanzien van abortus, bijvoorbeeld over het zogenaamd wegkruipen van een foetus van 12 weken van een abortustang?1
Ik heb kennisgenomen van het NOS-artikel d.d. 3 november 2021: «Roep om strengere regels over abortus-gastlessen op middelbare scholen».
Deelt u de mening dat deze opzettelijk kwetsende, doelbewust onjuiste informatie onwenselijk is, zeker gezien de kwetsbare positie van jongeren?
Het is van belang dat elk meisje en elke vrouw zich vrij en veilig voelt om zelf keuzes te maken over haar zwangerschap. Het raakt aan een fundamenteel recht dat is verankerd in onze Grondwet. Ik besef dat jongeren bij zwangerschap voor lastige en emotioneel beladen beslissingen kunnen komen te staan die bepalend zijn voor de rest van hun leven. Daarom is het belangrijk dat jongeren goed geïnformeerd worden over onderwerpen als seksualiteit, het menselijk lichaam, zwangerschap, abortus en de rechten, verantwoordelijkheden en vrijheden die hierbij horen. Gedegen en correcte informatie stelt hen in staat weloverwogen en geïnformeerde keuzes te maken aangaande seksualiteit en alle ingewikkelde vraagstukken die daar bij kunnen komen kijken. De verantwoordelijkheid om jongeren te informeren ligt primair bij ouders en verzorgers, maar ook het onderwijs kan hierin een belangrijke rol vervullen. Seksualiteit en seksuele diversiteit zijn dan ook onderdeel van het curriculum en de kerndoelen op dit gebied worden momenteel aangescherpt.
Deelt u tevens de mening dat jongeren adequaat geïnformeerd dienen te worden over hoe veilig te vrijen en welke opties er zijn in geval van bijvoorbeeld een seksueel overdraagbare aandoening of een ongewenste zwangerschap?
Zie het antwoord op vraag 2.
Kunt u aangeven hoe wijdverbreid deze abjecte «voorlichtingen» zijn?
Ik heb navraag gedaan bij de Inspectie van het Onderwijs (hierna inspectie) over de betreffende gastlessen. De inspectie houdt toezicht op naleving van wet- en regelgeving en registreert niet hoe scholen invulling geven aan specifieke onderwerpen binnen een leerdomein. Er is dan ook geen overzicht beschikbaar van welke voorlichting, in welke frequentie, door welke school gegeven wordt.
Vindt u dat, ondanks de vrijheid van onderwijs, scholen de verantwoordelijkheid hebben hun leerlingen niet te schaden, fysiek dan wel psychologisch?
Het is evident dat scholen hier een grote verantwoordelijkheid hebben en moeten zorgdragen voor de fysieke en psychologische veiligheid van hun leerlingen. Deze verantwoordelijkheid is wettelijk verankerd in een aantal bepalingen in de sectorwetten over (sociale) veiligheid en burgerschap. Dit staat los van de vrijheid van onderwijs.
Erkent u dat het verstrekkende gevolgen kan hebben voor een individueel leven wanneer jongens en meisjes verkeerd worden geïnformeerd over veilig vrijen en abortus?
Zie het antwoord op vraag 2. Daarbij merk ik op dat scholen veel vrijheid hebben bij het inrichten van hun onderwijs en hun grondslag en overtuigingen kunnen daarvoor een belangrijke basis vormen. Deze vrijheid wordt ingekaderd door wet- en regelgeving. Dit betekent in de praktijk dat het een school vrijstaat de waarde van het leven te benadrukken en hun visie op bijvoorbeeld seksualiteit te delen. Dit dient te gebeuren in een veilige omgeving waarin de autonomie van de leerling wordt gerespecteerd en op een wijze die in lijn is met de kerndoelen. Zo moet worden overgebracht dat in Nederland het recht op abortus bestaat en lichamelijke onaantastbaarheid een grondrecht is.
Verdienen jongeren het volgens u om correct en volledig geïnformeerd te worden over hun eigen lichamen en de keuzes die hen daarin vrij staan volgens de Nederlandse wet?
Zie de antwoorden op de vragen 2, 6 en 8.
Welke opties ziet u om deze schadelijke praktijken te beëindigen dan wel te ontmoedigen binnen de vrijheid van onderwijs maar met oog voor de grote verantwoordelijkheid die scholen dragen over het welzijn van hun leerlingen?
Scholen hebben een belangrijke verantwoordelijkheid om zorg te dragen voor een veilig schoolklimaat en het welzijn van hun leerlingen. Het beoordelen van de vorm en inhoud van specifieke gastlessen kan onderdeel zijn van (signaalgericht) toezicht. Signalen zoals beschreven in het desbetreffende NOS-artikel neemt de inspectie mee in haar toezicht en kunnen worden besproken met betreffende schoolbesturen in de reguliere gesprekken of aanleiding vormen voor gericht vervolgonderzoek. Als scholen hun verantwoordelijkheid niet nemen ten aanzien van het zorgdragen voor een veilig schoolklimaat en het welzijn van hun leerlingen, zal worden opgetreden conform het handhavingsinstrumentarium.
Welke concrete stappen gaat u zetten en wanneer kan de Kamer verwachten hierover geïnformeerd te worden?
Zie het antwoord op vraag 8. Indien de inspectie overgaat tot het geven van herstelopdrachten of onderzoeken heeft afgerond betreft dit openbare informatie die te vinden is op haar website.
Het onderzoek “Transcript from the Margins” |
|
Anne-Marijke Podt (D66), Lisa van Ginneken (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek Transcript from the Margins (Willemijn van Kempen, Alejandra Ortiz, Transgender Netwerk Nederland)?1
Ja.
Klopt het dat de Nederlandse asielprocedure wel (zo goed mogelijk) rekening houdt met de positie van lesbische, homoseksuele of biseksuele asielzoekers in hun land van herkomst, maar niet specifiek met die van transgender asielzoekers?
Elke asielaanvraag wordt op individuele gronden beoordeeld en daarbij wordt rekening gehouden met de specifieke positie en het individuele relaas van de asielzoeker. Zowel in de asielprocedure als in het beleid wordt expliciet aandacht gevraagd voor de situatie van LHBTI-asielzoekers. Daarnaast is er ook oog voor de unieke situatie van transpersonen in de asielprocedure. In het landgebonden asielbeleid kan bijvoorbeeld naar aanleiding van de berichtgeving in een ambtsbericht specifiek beleid worden gevoerd voor transpersonen. In dit verband verwijs ik naar het landgebonden beleid inzake Venezuela, waarin transgender zijn aangemerkt als risicogroep. Echter, ook indien transpersonen niet als losse groep zijn opgenomen in het landgebonden asielbeleid of er geen landgebonden asielbeleid voor een transpersoon uit een specifiek land is, is betrekt de IND bij de behandeling van de aanvraag van een transpersoon de relevante en beschikbare (landen)informatie over transpersonen en hun positie in het land, afhankelijk van het individuele asielrelaas.
Omdat het onderzoek slechts onder 8 transgender personen is afgenomen uit een specifieke regio kan niet zonder meer gesteld worden dat de bevindingen representatief zijn voor alle transgender asielzoekers. Desalniettemin is dit een blijvend punt van aandacht voor de IND. De IND heeft naar aanleiding van het rapport daarom een uitnodiging verstrekt aan Transgender Netwerk Nederland om in gesprek te treden met de LHBTI-coördinatoren van de IND om aandacht te besteden aan de situatie van transgenders en hun positie in de asielprocedure verder te bespreken.
Op welke wijze wordt voor het maken van ambtsberichten informatie verzameld over de positie en omstandigheden van LHBTI+ en meer specifiek van transpersonen? Hoe wordt de kwaliteit van deze informatie gewaarborgd? Wordt standaard aandacht besteed aan het verschil tussen wetgeving en beleid op papier en hoe dit in de praktijk uitwerkt voor kwetsbare groepen (zoals transpersonen)? Bent u het met de indieners eens dat het belangrijk is dat voor alle specifiek bedreigde groepen binnen een land expliciet aandacht is in een ambtsbericht, dus ook transpersonen? Zo nee, waarom niet?
In de Terms of Reference voor ambtsberichten worden vaak vragen opgenomen over de situatie van LHBTI personen. Deze vragen worden opgenomen indien de IND ten behoeve van de beslispraktijk informatie nodig heeft over LHBTI personen uit een bepaald land of indien er signalen worden ontvangen over de kwetsbare situatie van LHBTI personen in een bepaald land. Als de situatie in het betreffende land daartoe aanleiding geeft wordt de informatie in een ambtsbericht over LHBTI ook nader toegespitst op de situatie van transgenders. In een voorkomend geval wordt daarnaast ook specifieke informatie gevraagd over de situatie van transgenders in de Terms of Reference voor bepaalde landen. Het is uiteraard van belang dat de situatie van kwetsbare groepen zo goed mogelijk in kaart wordt gebracht in ambtsberichten maar het Ministerie van Buitenlandse Zaken is daarbij wel afhankelijk van de beschikbare informatie.
Een ambtsbericht bundelt feitelijke en objectieve informatie. Daarbij wordt gebruik gemaakt van zowel openbare bronnen als informatie verkregen uit vertrouwelijke bronnen, zo mogelijk inclusief interviews met ngo’s en andere belangenbehartigers. Hierbij wordt zowel naar wetgeving als praktische implementatie gekeken. Daarbij merk ik graag op dat voor sommige landen deze informatie, vanwege de lokale gevoeligheid, niet of slechts zeer beperkt voorhanden is. In het geval van Venezuela, en bijvoorbeeld Iran, is deze informatie breder beschikbaar dan in het geval van andere landen. Informatie wordt zoveel mogelijk geverifieerd door een breed scala aan bronnen te gebruiken. Dit leidt ertoe dat niet alle informatie uit elke bron in een ambtsbericht wordt opgenomen, als gevolg van de beoordeling van de gezaghebbendheid en/of de kwaliteit van de bron. De Nederlandse rechterlijke macht kan om inzage verzoeken van de in een ambtsbericht gebruikte vertrouwelijke bronnen.
Voor het meest recente ambtsbericht Venezuela is gebruik gemaakt van openbare bronnen die allemaal zijn vermeld in voetnoten in het ambtsbericht. De informatie is vervolgens geverifieerd met vertrouwelijke bronnen in lijn met de gebruikelijke werkwijze.
Wat is uw reactie op de onderzoeksresultaten die aangeven dat de IND vaak verkeerde conclusies trekt, die gebaseerd zijn op onvolledige, onjuiste, twijfelachtige of slecht onderbouwde informatie, als het gaat om beoordelingen van asielverzoeken van transpersonen en hun land van herkomst (p. 13)? Welke mogelijkheden ziet u om de informatievoorziening over de positie en situatie van transpersonen in landen van herkomst te verbeteren?
Zie antwoord vraag 2.
Wordt tijdens de beoordeling of iemand recht heeft op asiel in Nederland, in het geval van transpersonen, aandacht geschonken aan thema’s die specifiek of ingrijpender spelen voor transpersonen, zoals:
Indien de elementen die door de asielzoeker worden aangedragen in het asielrelaas verband houden met bovengenoemde punten besteedt de IND daar uiteraard aandacht aan. Hiervoor maakt de IND gebruik van het relevante landenbeleid, het algemeen geldende beleidskader en de relevante landeninformatie zoals ook beschreven onder antwoorden 2 en 4.
Houden medewerkers van de IND gedurende de asielprocedure in alle communicatie rekening met de preferente naam, geslacht en voornaamwoord van de asielzoeker, onafhankelijk van wat er op iemands paspoort staat? Zijn medewerkers van de IND hierin getraind, en/of zijn er richtlijnen voor een respectvolle omgang met transpersonen?
Het is de insteek van de IND om de asielzoeker zich zo prettig mogelijk te laten voelen en altijd in de gehoren en het persoonlijke contact aan te spreken met de preferente naam, geslacht en het voornaamwoord, onafhankelijk van wat er in het paspoort van de asielzoeker staat. De LHBTI-coördinatoren hebben hier in het bijzonder aandacht voor en attenderen hoor- en beslismedewerkers hier ook op. Het kan desalniettemin toch in uitzonderlijke gevallen voorkomen dat een asielzoeker, naar ik aanneem veelal abusievelijk, niet op de juiste manier aangesproken is tijdens het asielgehoor of tijdens andere directe communicatiemomenten. Zowel de IND als ikzelf hebben echter niet het beeld dat dit op grote schaal plaatsvindt.
Bij het registreren van de persoonsgegevens in de BRP is de IND gebonden aan de informatie die in het paspoort van de asielzoeker staat. Het is daarom niet mogelijk voor de IND om deze registratie in lijn te brengen met de preferente naam, geslacht en voornaamwoord van de asielzoeker zonder een wettelijk (reis)document waarin dit correct staat aangegeven.
Het kan daarom voorkomen dat in de aanhef en adressering van officiële brieven, die veelal geautomatiseerd worden opgesteld, niet de preferente naam of het preferente geslacht wordt gebruikt.
Zijn er in de laatste 5 jaar klachten ontvangen van transpersonen over de asielprocedure? Zo ja, om hoeveel klachten ging het en op welke wijze is hiervan geleerd voor de verbetering van de procedure?
De IND registreert het asielmotief niet in de systemen, waardoor niet te achterhalen is of in zaken van transpersonen klachten zijn ingediend
Op welke wijze is de specifieke informatie over transpersonen in het landgebonden asielbeleid van Venezuela verzameld? Zijn er andere landen waar dit zo specifiek is gebeurd? Zo nee, hoe komt het dat in het landenbeleid van Venezuela hier wel expliciet aandacht voor is, en in ander landenbeleid niet? Wat kan er gedaan worden om deze werkwijze uit te breiden naar andere landen?
Zie antwoord vraag 3.
Het artikel 'Een rol bij de lijkschouw' |
|
Jacqueline van den Hil (VVD), Mark Strolenberg (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (CDA), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «Een rol bij de lijkschouw in het NAPA Magazine?1
Ja.
Bent u ook bekend met de beantwoording van de toenmalige Minister voor Medische Zorg (Van Ark), op eerdere Kamervragen die gesteld waren over het laten uitvoeren van de lijkschouw door physician assistants (PA's) en verpleegkundig specialisten (VS'en)?2
Zie antwoord vraag 1.
Zijn er inmiddels gesprekken geweest met de relevante beroepsgroepen, zoals Minister van Ark aangegeven had in genoemde eerdere beantwoording op Kamervragen, om taakherschikking ten aanzien van de lijkschouw eventueel mogelijk te maken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat zijn de resultaten van deze gesprekken?
Wat is het resultaat van de algehele verkenning die het ministerie, zoals aangegeven in de genoemde eerdere beantwoording op Kamervragen, heeft uitgevoerd om de mogelijkheid tot taakherschikking te onderzoeken?
Uit de verkenning blijkt dat een onderzoek naar de mogelijkheid tot taakherschikking noodzakelijk is om een antwoord te krijgen op de vraag of, en zo ja, onder welke voorwaarden de inzet van VS’en en PA’s bij de lijkschouw ten behoeve van de handelingen van een behandelend arts van toegevoegde waarde kan zijn. Mijn departement heeft afstemming gezocht met relevante beroepsgroepen Verenso, FMG, V&VN en NAPA rondom de opzet van het onderzoek. Voorjaar 2022 wordt gestart met het onderzoek en rond de zomer zullen de resultaten hiervan met uw Kamer worden gedeeld.
In het onderzoeksprogramma forensische geneeskunde 2020–2025 dat najaar 2020 van start is gegaan, wordt in het tweede kwartaal van 2022 onderzocht welke mogelijkheden er zijn voor taakherschikking binnen de forensische geneeskunde.
Bent u van mening dat, uiteraard met behoud van de benodigde kwaliteit, taakherschikking op het terrein van de lijkschouw een bijdrage kan leveren in het opvangen van het tekort aan specialisten ouderengeneeskunde, huisartsen en gemeentelijke lijkschouwers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is hiervoor nodig?
Op dit moment ontbreekt het aan een goed inzicht of, en zo ja, in welke mate de inzet van VS’en en PA’s bij de lijkschouw een bijdrage kan leveren aan het opvangen van capaciteitsproblemen bij behandelend artsen in de langdurige zorg. Met het te starten onderzoek wordt nadrukkelijk beoogd hierin te voorzien. Binnen het onderdeel taakherschikking in het onderzoeksprogramma forensische geneeskunde 2020–2025 is ook ruimte voor taakherschikking bij de taken van de forensisch arts. VWS gaat in gesprek met ZonMw en stakeholders binnen de forensische geneeskunde om te kijken hoe taakherschikking de forensisch artsen kan ondersteunen.
Dit is nodig omdat er in sommige regio’s ernstige capaciteitsproblemen zijn waardoor de uitvoering van de gemeentelijke lijkschouw in de knel komt. Er vindt overleg plaats met Forensisch Medisch Genootschap, GGD GHOR en IGJ over tijdelijke noodoplossingen voor het kunnen blijven uitvoeren van de gemeentelijke lijkschouw. Hierbij wordt ook gekeken in hoeverre basisartsen onder supervisie van forensisch artsen kunnen worden ingezet.
Het bericht ‘Advocaten MH17-zaak geïntimideerd, hoogstwaarschijnlijk door Rusland’ |
|
Michiel van Nispen , Hilde Palland (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Ben Knapen (minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Advocaten MH17-zaak geïntimideerd, hoogstwaarschijnlijk door Rusland»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de in het nieuwsbericht genoemde intimidatie – bijvoorbeeld het volgen van advocaten van nabestaanden na de zitting tot aan de privéwoning of anderszins – heeft plaatsgevonden? Hoeveel gevallen zijn hiervan bekend? Bij hoeveel van de advocaten? Zijn er ook voorvallen bekend / gemeld die nabestaanden betreffen?
Vanuit veiligheidsoverwegingen kan ik geen uitspraken doen over individuele casuïstiek. Wel kan ik in zijn algemeenheid zeggen dat ten aanzien van eventuele inmengingsactiviteiten van buitenlandse actoren, de betrokken ministeries in nauw contact staan met de inlichtingen-en-veiligheidsdiensten om deze te onderkennen, te duiden en waar nodig en mogelijk maatregelen te treffen.
Kunt u bevestigen dat de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) met de leden van de advocatengroep Rechtsbijstandsteam (RBT) hierover heeft gesproken? Is door de NCTV aangegeven dat Rusland al dan niet indirect verantwoordelijk is voor de dreigingen?
Als Minister van Justitie en Veiligheid heb ik een bijzondere verantwoordelijkheid voor personen, objecten en diensten die wegens het belang voor de nationale veiligheid dat met hun veilig en ongestoord functioneren is gemoeid, onderdeel zijn van zogenoemde Rijksdomein. Deze verantwoordelijkheid heb ik gemandateerd aan de NCTV. In algemene zin kan ik zeggen dat alle betrokken partijen rond het proces zich bewust zijn van de (digitale) risico’s en mogelijke dreigingen en daar waar nodig maatregelen treffen. Over individuele casuïstiek kan ik vanwege veiligheidsoverwegingen geen uitspraken doen.
Kunt u het gestelde in het nieuwsbericht bevestigen dat intimidatie «hoogstwaarschijnlijk» door of vanuit Rusland plaatsvond? Wordt hier nader onderzoek naar gedaan; zo ja wanneer verwacht u resultaat van dit onderzoek?
Zoals eerder gezegd, kan ik uit veiligheidsoverwegingen niet ingaan op individuele casuïstiek en kan ik geen uitspraken doen over al dan niet lopende onderzoeken. Wel staan betrokken ministeries en opsporingsdiensten en inlichtingen-en-veiligheidsdiensten in nauw contact met elkaar om eventuele inmengingsactiviteiten van buitenlandse actoren te onderkennen en te duiden.
Welke vervolgacties onderneemt het kabinet om Rusland hierop aan te spreken? Onderneemt het kabinet ook actie hieromtrent in internationaal verband om in gezamenlijkheid hierin op te treden?
In geval van specifieke, aantoonbare incidenten waar de Russische Federatie bij betrokken is, treft het Kabinet vanzelfsprekend maatregelen. Ook in internationaal verband spreken we met partners over statelijke dreigingen in den brede, om ervaringen te delen en kennis uit te wisselen.
Het is van groot belang dat de brede inzet voor waarheidsvinding, gerechtigheid en rekenschap voor de 298 slachtoffers van het neerhalen van vlucht MH17 en hun nabestaanden niet door inmengingsactiviteiten wordt gehinderd.
Hebben deze gebeurtenissen gevolgen, en zo ja welke, voor de strafzaak die nu loopt, voor de betrokken advocaten en nabestaanden?
De inhoudelijke behandeling van het strafproces is thans gaande. Deze gebeurtenissen hebben vooralsnog geen effect op de strafzaak en de betrokkenheid van de advocaten en nabestaanden hierin.
Hoe wordt er voor gezorgd dat de bedreigde advocaten niet gehinderd worden in hun werk? Wordt er op enige wijze bescherming geboden voor hen? Wat doet u in het geval de advocaat aangeeft geen beveiliging te willen?
Vanuit veiligheidsoverwegingen kan ik geen uitspraken doen over individuele casuïstiek en eventuele beveiligingsmaatregelen. Door de rijksoverheid wordt de veiligheidssituatie van betrokkenen in het MH17-proces nauwlettend in de gaten gehouden. Daarnaast kan ik in zijn algemeenheid zeggen dat de NCTV, gezamenlijk met andere relevante ministeries, de betrokken partijen bewust maakt van de (digitale) risico’s en mogelijke dreigingen en dat waar nodig passende maatregelen worden getroffen om de weerbaarheid te verhogen.
Bent u bereid om de Kamer proactief te informeren, al dan niet vertrouwelijk, over ontwikkelingen op dit terrein?
Uit veiligheidsoverwegingen kan ik niet ingaan op individuele casuïstiek. Via een besloten, vertrouwelijke technische briefing kan de Tweede Kamer meegenomen worden in de werkwijze en de ontwikkelingen op dit terrein.
Het bericht dat het pensioenfonds ABP uit fossiel stapt. |
|
Bart Smals (VVD) |
|
Dennis Wiersma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het voornemen van het pensioenfonds Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) om niet meer in fossiele ondernemingen te beleggen?
Ja.
Welke waarborgen zijn er dat de invloed van deelnemers, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaam beleggen, evenwichtig is verankerd in het beleggingsbeleid van een pensioenfonds? En zijn die waarborgen in onderhavige zaak voldoende toegepast?
Het pensioenfondsbestuur gaat over de uitvoering van de pensioenregeling, inclusief het beleggingsbeleid. Deelnemers zijn vertegenwoordigd in het bestuur van het fonds en het bestuur stelt het strategisch beleggingsbeleid vast. Dat is wettelijk geregeld. Bij alle paritaire bestuursmodellen worden vertegenwoordigers van sociale partners, dus zowel werkgevers- als werknemerszijde, en pensioengerechtigden door de betreffende organisaties voorgedragen en benoemd in het bestuur. Daarnaast worden de vertegenwoordigers van de werknemers en de gepensioneerden in het verantwoordingsorgaan verkozen. Via deze vertegenwoordiging wordt de inspraak van deelnemers (werknemers en pensioengerechtigden) vormgegeven. Verder is het verantwoordingsorgaan bevoegd om een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het uitgevoerde beleid en de beleidskeuzes voor de toekomst. Dit oordeel wordt opgenomen in het bestuursverslag.
Bent u, als werkgever, en daarmee medeverantwoordelijk voor het ABP, geraadpleegd over het voornemen van het ABP om niet meer te beleggen in fossiel?
Van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heb ik vernomen dat de strategie van het ABP, over duurzaam en verantwoord beleggen, onderwerp van gesprek is geweest in regulier overleg de afgelopen tijd tussen het ABP en de sociale partners. Samen met de sociale partners is de rijksoverheid, als werkgever, medeverantwoordelijk voor de inhoud van de pensioenregeling die door het ABP wordt uitgevoerd. Tegelijk schrijft de Pensioenwet voor dat een pensioenfonds een eigenstandige verantwoordelijkheid heeft voor de wijze waarop de uitvoering van de pensioenregeling plaatsvindt. Onder deze eigenstandige verantwoordelijkheid valt ook de verantwoordelijkheid van het pensioenfonds voor het beleggingsbeleid, waar het nieuwsbericht over gaat, en de verantwoordelijkheid dat het beleggingsbeleid past bij de risicohouding en de beleidsuitgangspunten en -doelstellingen.
Verwacht u dat de stap van het ABP bijdraagt aan het behalen van de klimaatdoelen? Kunt u dat toelichten?
De overheid werkt productief samen met de pensioensector in het Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Beleggen (IMVB) convenant om het proces van gepaste zorgvuldigheid, conform OESO-richtlijnen, opgenomen te krijgen in het beleggingsbeleid en geïmplementeerd te laten worden in de beleggingspraktijk van de pensioenfondsen. De in het IMVB-convenant opgenomen OESO-richtlijnen schrijven onder andere voor dat een pensioenfonds in eerste instantie zijn invloed aan moet wenden om risico’s voor mens en milieu te voorkomen en aan te pakken. Het ABP heeft zich ook gecommitteerd aan het convenant. Dat schept bepaalde verwachtingen, bijvoorbeeld dat het besluit van ABP om niet langer in fossiele ondernemingen te beleggen, bijdraagt aan het behalen van de klimaatdoelen. Uitspraken van de bestuursvoorzitter in de media wijzen daar ook op. Tegelijk is het niet zeker dat deze stap van het ABP bijdraagt aan het behalen van de klimaatdoelen. Het is immers goed mogelijk dat er andere investeerders zijn die wel in deze ondernemingen willen investeren. Het besluit van ABP om niet langer in fossiele ondernemingen te beleggen, verlaagt wel het aan klimaat gerelateerde risico van de eigen portefeuille en dat kan, gegeven dat doel, een stap in de goede richting zijn.
Ziet u andere mogelijkheden waarmee Nederlandse pensioenfondsen kunnen bijdragen aan het behalen van de klimaatdoelen?
Zie antwoord vraag 4.
Past het duurzame beleggingsbeleid van het ABP binnen de richting die De Nederlandsche Bank (DNB) beschrijft in zijn laatste sectorbrief inzake Duurzaam beleggen pensioenfondsen d.d. 27 augustus 2018?1
Als Staatssecretaris kan ik niet ingaan op de vraag of een individueel pensioenfonds wel of niet binnen wettelijke kaders of toezichtverwachtingen blijft, ook niet als het ABP betreft. Wel kan ik opmerken dat DNB in haar sectorbrief onder meer aangeeft aan dat er geen eenduidige, kant en klare oplossing is om duurzaamheidsoverwegingen een plaats te geven in het beleggingsproces. DNB ziet dat duurzaam beleggen voor een belangrijk deel een kwestie is van «learning by doing»; door aan de slag te gaan kan de eigen organisatie van het pensioenfonds, maar ook de markt als geheel, vooruitgang boeken.
De Pensioenwet geeft ruimte om een duurzaam beleggingsbeleid te voeren. Het is aan het pensioenfondsbestuur om een beleggingsbeleid in te richten dat aansluit bij de beleidsuitgangspunten, doelstellingen en risicohouding van het pensioenfonds zoals deze in overleg met de fondsorganen is vastgelegd. DNB bepaalt niet welke keuzes pensioenfondsbesturen hierin maken.
De pensioenwet schrijft voor dat, in het kader van risicobeheer, een fonds ingaat op de risico’s van milieu en klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen met betrekking tot de beleggingen en het beheer daarvan. In welke mate pensioenfondsen risico’s lopen is per pensioenfonds verschillend en afhankelijk van de beleggingsportefeuille. Het is niet onlogisch dat pensioenfondsen de energietransitie en de risico’s die daarmee samenhangen een plek geven in hun risicobeheer en beleggingsbeleid.Afbouw van fossiele exposure kan daar het gevolg van zijn, en het is toe te juichen toe dat deze afwegingen steeds meer bewust en proactief worden meegenomen.
DNB adviseert in de sectorbrief om voor het duurzaam beleggingsbeleid in overleg te gaan met de verschillende fondsorganen en te zorgen voor draagvlak en commitment, op welke manier gaat DNB toetsen of pensioenfondsen dit overleg in voldoende mate voeren en daarmee hun beleid aanpassen aan de wensen van de deelnemers?
Het strategisch beleggingsbeleid van een pensioenfonds moet aansluiten op de risicohouding, beleidsuitgangspunten en doelstellingen van een pensioenfonds. Deze risicohouding, beleidsuitgangspunten en doelstellingen worden door het pensioenfonds vastgelegd in overleg met de fondsorganen (artikel 102a Pensioenwet). De sectorbrief van DNB is een advies over hoe pensioenfondsen richting kúnnen geven aan het betrekken van duurzaamheid in hun beleid. Het is geen wettelijke verplichting waar DNB op toe kan zien. Hoe individuele fondsen invulling geven aan het advies om voor draagvlak en commitment te zorgen is naar eigen verantwoordelijkheid.
DNB adviseert in de sectorbrief aan pensioenfondsen om samen te werken op het gebied van actieve engagement bij hun beleggingen, in hoeverre komen deze samenwerkingsverbanden van de grond om duurzaamheidsdoelstellingen te behalen?
Pensioenfondsen werken op verschillende terreinen samen op het gebied van actieve engagement. Binnen het IMVB-convenant is er een zogenoemd Diepe Spoor ingericht waarin pensioenfondsen onderling en met de overheid, vakbonden en ngo’s gezamenlijk in verschillende gevallen, of cases, samenwerken. Ook buiten het convenant wordt steeds meer samengewerkt door uitvoerders uit de Nederlandse pensioensector. Zo hebben enkele pensioenfondsen het Dutch Engagement Network opgericht en werken Nederlandse pensioenfondsen samen onder het Global Real Estate Engagement Network (GREEN). Ook internationaal bundelen grote institutionele partijen, waaronder Nederlandse pensioenfondsen, hun krachten, zoals bij Climate Action 100+. Veel pensioenfondsen besteden engagement uit aan externe engagementproviders. Deze externe partijen bundelen vaak de krachten van hun klanten, waardoor deze ook indirect samen optrekken.
Hoe waardeert u het feit dat DNB bij het beleggingsbeleid actief engagement adviseert, terwijl ABP zich juist terugtrekt uit bepaalde beleggingscategorieën?
Uit het bericht dat ABP besloten heeft niet langer in fossiele ondernemingen te beleggen, valt niet op te maken wat er gebeurt met actief engagement die ABP pleegt in andere beleggingscategorieën.
Tot in welke mate vindt u het wenselijk dat pensioenfondsen zich in hun beleggingsbeleid laten leiden door maatschappelijke thema’s, terwijl hun primaire doel een zo hoog mogelijk pensioen voor hun deelnemers is?
Een duurzaam beleggingsbeleid moet voldoen aan de uitgangspunten van het prudent person beginsel. Dit betekent onder meer dat belegd wordt in het belang van aanspraak- en pensioengerechtigden (conform artikel 135, lid 1a, Pensioenwet). Daarbij moet de beheersing van de beleggingen op orde zijn (artikel 143, Pensioenwet). Meer algemeen geldt dat een pensioenfonds in het kader van een beheerste en integere bedrijfsvoering moet beschikken over adequaat risicobeheer. Dat ziet ook op eventuele risico’s uit hoofde van milieu, sociale en governancefactoren. De toelichting op het FTK (2018) geeft dat ook aan: een pensioenfonds heeft als langetermijnbelegger direct te maken met de consequenties van niet-duurzame ecologische, economische of maatschappelijke ontwikkelingen op de toekomstige waarde van de beleggingen.
Het ABP geeft in haar persbericht van 26 oktober 2021 aan dat het besluit om niet langer te beleggen in producenten van fossiele brandstoffen voldoet aan haar criteria voor rendement, risico, kosten en duurzaamheid. De Pensioenfederatie laat weten dat deelnemers in toenemende mate worden geraadpleegd. Daarbij blijkt dat veel deelnemers maatschappelijk verantwoord beleggen belangrijk vinden. Het pensioenfonds heeft de verantwoordelijkheid om te zorgen voor draagvlak onder belanghebbenden voor de keuzes over verantwoord beleggen (Code Pensioenfondsen, norm 7).
Het nieuws dat spitstreinen niet rijden vanwege het tekort aan verkeersleiders |
|
Mahir Alkaya |
|
Steven van Weyenberg (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u bekend met het uitvallen van spitstreinen als gevolg van het tekort aan treinverkeersleiders op dinsdag 2 november 2021 op de trajecten Utrecht–Arnhem, Utrecht–Rhenen en Barneveld–Ede-Wageningen?1
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel reizigers gemiddeld genomen gebruikmaken van deze trajecten tussen 7.00 uur en 9.00 uur?
NS heeft mij gemeld dat in de genoemde tijdsperiode circa 2.500 reizigers gebruik maken gebruik van de Sprinter tussen Utrecht en Rhenen. Voor de Intercity’s tussen Arnhem–Utrecht gaat het volgens NS om circa 7.500 reizigers. Connexxion rijdt de treindienst tussen Barneveld en Ede-Wageningen en heeft mij geïnformeerd dat in de genoemde tijdsperiode gemiddeld genomen ongeveer 1.500 reizigers gebruik maken van dat traject.
Hoe kan het dat op het uitvallen van deze spitstreinen niet is geanticipeerd door vervangend busvervoer in te zetten of andere vormen van vervoer aan te bieden, aangezien het tekort aan verkeersleiders niet nieuw is?2
Treinverkeersleiders zijn opgeleid voor specifieke baanvakken en kunnen elkaar niet zomaar op ieder baanvak vervangen. Als een dienst van een treindienstleider niet ingevuld kan worden, heeft dit dus gevolgen voor specifieke trajecten over die baanvakken. Dat betekent dat het zich lastig lang vooruit laat voorspellen welk(e) traject(en) dit gaat raken en waar vervangend busvervoer zou moeten worden ingezet. Connexxion heeft op woensdag 2 november van 7.00 tot 9.00 bussen ingezet tussen Barneveld en Ede-Wageningen. NS heeft mij geïnformeerd intensief te hebben onderzocht of zij op datzelfde moment tussen Utrecht en Arnhem en tussen Utrecht en Rhenen een vervangende busdienst kon opzetten. Dat is helaas niet mogelijk gebleken. Om op een druk intercity-traject zoals Utrecht–Arnhem alle reizigers in de spits met bussen te kunnen vervoeren zouden volgens NS al gauw meer dan 70 bussen per uur nodig zijn. Deze capaciteit aan bussen en chauffeurs is meestal niet op een dergelijke korte termijn beschikbaar en levert bovendien logistieke vraagstukken op, bijvoorbeeld over de haltering van de bussen nabij de stations en het effect op de verkeersdrukte. NS geeft aan ook nadrukkelijk de mogelijkheid te hebben onderzocht om een gedeeltelijke treinvervangende busdienst op te zetten, voor die reizigers die niet via Den Bosch konden omreizen. Mede vanwege de hoge verwachte vervoersvraag, de verkeerssituatie, en het benodigde aantal bussen en chauffeurs, bleek ook dit op de korte termijn operationeel niet haalbaar.
In overleg met vervoerders heeft ProRail een tijdsschema afgesproken om hen eerder te informeren als er zicht is op een acuut bezettingsprobleem. De afspraak is dat ProRail de betreffende vervoerder(s) om 12:00 informeert en dat er om 15:30 gecommuniceerd wordt richting reizigers op welke trajecten er geen treinen rijden en dat zij de reisplanner(s) van de vervoerder(s) moet raadplegen voor een reisadvies. Op deze manier zorgt ProRail, ondanks de vervelende situatie, voor voorspelbaarheid voor vervoerders en reizigers.
Acht u het veilig dat het omreisadvies van ProRail heeft geleid tot extreme drukte in de treinen op de alternatieve trajecten over Den Bosch?
NS heeft in hun communicatie naar de reiziger, middels een «rode regel» in de Reisplanner, de reiziger gevraagd om hun reis uit te stellen of om te reizen. NS laat weten dat de treinen op de alternatieve trajecten conform geplande lengte hebben gereden. Met name op het traject Den Bosch–Arnhem zijn de treinen in de ochtend druk(ker) geweest, waarbij er meerdere treinen zijn geweest waarin reizigers moesten staan. NS laat weten geen meldingen van onveilige situaties over deze treinen te hebben ontvangen. Het OV-protocol voorziet dat reizigers op een verantwoorde manier met de trein kunnen reizen. Het houden van 1,5 meter afstand in het OV in verband met COVID-19 is in het OV niet altijd mogelijk. Daarom is een mondkapje in het OV verplicht en worden reizigers in het algemeen opgeroepen drukte te vermijden en zo mogelijk buiten de ochtend- en avondspits te reizen.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat het tekort aan verkeersleiders leidt tot volgepakte treinen op het moment dat scherpere coronamaatregelen gaan gelden? Is het mogelijk om de drukte beter te spreiden?
Op het moment dat scherpere coronamaatregelen gaan gelden, ligt het in de lijn der verwachting dat dit zal leiden tot een afname van het aantal treinreizigers. Daarnaast voorziet het OV-protocol erin dat reizigers op een verantwoorde manier kunnen reizen (zie ook het antwoord op vraag 4). Om drukte te voorkomen zetten Rijk, regio en alle OV-partijen er in het algemeen op in om reizigers zo goed mogelijk over de dag en over de week te spreiden. Bijvoorbeeld door communicatie, maar ook door afspraken te maken met onderwijsinstellingen en werkgevers over hun inzet op hybride werken en het spreiden van aanvangstijden.
Kunt u aangeven wat naast de geïntensiveerde werving van verkeersleiders door ProRail, waarvan u ook melding heeft gemaakt in uw brief van 3 september 2021, wordt gedaan om het beroep van treinverkeersleider aantrekkelijker te maken?3
ProRail wil het vak van treindienstleider aantrekkelijker maken voor zowel nieuwe instroom als bestaande treindienstleiders.
Voor instroom van nieuwe mensen geldt:
Voor behoud van mensen geldt:
Heeft u vanuit uw positie als aandeelhouder met ProRail gesproken over mogelijkheden om de salariëring en arbeidsomstandigheden van treinverkeersleiders te verbeteren? Zo nee, bent u bereid om dit op korte termijn te doen?
Vanuit mijn rol als aandeelhouder vraag ik in het algemeen aandacht voor het strategische personeelsbeleid. De salariëring en arbeidsomstandigheden van personeel maken daar onderdeel vanuit. Tijdens de aandeelhoudersvergadering van 19 november jl. heb ik opnieuw met ProRail over het strategische personeelsbeleid gesproken, in het bijzonder in relatie tot de verkeersleiding. Over de uitkomsten van de aandeelhoudersvergadering informeer ik uw Kamer via een separate brief. ProRail heeft overigens begin november besloten de bestaande groep verkeersleiders een tijdelijke compensatietoeslag te geven als blijk van erkenning en waardering voor het werk dat zij verrichten en de condities waaronder dat plaatsvindt. ProRail gaat onderzoeken hoe de toekomstige invulling van de functie van treindienstleider en verkeersleider zich gaat ontwikkelen (o.a. de functiewaardering) en hoe dit past als onderdeel van een integraal loopbaanpad. ProRail gaat dit vormgeven in gesprek met de medezeggenschap en de vakbonden.
De intimidatie van MH-17-advocaten |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Ben Knapen (minister buitenlandse zaken) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht over advocaten in de MH17-zaak die hoogstwaarschijnlijk geïntimideerd werden door Rusland?1
Ja.
Hoe oordeelt u over de schrijnende situatie waarbij de advocaten die de nabestaanden bijstaan in de nationale tragedie van MH17, worden geïntimideerd, achtervolgd en zelfs beschermd moeten worden door de Nederlandse veiligheidsdiensten?
Het kabinet vindt, zoals reeds eerder aan de Kamer gemeld2, elke vorm van inmenging volstrekt onacceptabel. Het is van groot belang dat de rechtsgang in Nederland veilig en ongestoord kan verlopen. Door de rijksoverheid wordt de veiligheidssituatie van betrokkenen in het MH17 proces nauwlettend in de gaten gehouden. Indien de dreiging en het risico daar aanleiding toe geven worden er passende maatregelen getroffen.
Zijn deze Russische agenten reeds in zicht, opgepakt en uitgezet? Zo nee, welke juridische stappen worden er dan ondernomen tegen deze personen? Hoe kunnen deze- en andere vormen van mogelijke buitenlandse intimidatie in de toekomst worden voorkomen?
Uit veiligheidsoverwegingen kan ik niet ingaan op individuele casuïstiek en kan ik geen uitspraken doen over al dan niet lopende onderzoeken.
In het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren3 is inzicht geboden in welke nationale veiligheidsbelangen geschaad (kunnen) worden door statelijke actoren en op welke wijze dat gebeurt of kan gebeuren. In 2019 en 2021 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de aanpak statelijke dreigingen, waarbij een werkwijze is ontstaan waarbij alle relevante partijen op een blijvende en continue basis bijdragen aan de weerbaarheid tegen statelijke actoren.4
Zie ook het antwoord op vraag 9.
Wat zijn de diplomatieke consequenties die hierop zullen volgen? Is de Russische ambassadeur ter verantwoording geroepen? Zo nee, waarom niet?
Indien informatie daar aanleiding toe geeft onderneemt het Kabinet gepaste diplomatieke actie. Nu is er geen informatie die daartoe aanleiding geeft.
Hoe schat u de veiligheidsrisico’s voor de advocaten in? Zijn er inderdaad advocaten die gebruik hebben gemaakt van het aanbod voor een veiligheidsprogramma?
Vanuit veiligheidsoverwegingen kan ik geen uitspraken doen over individuele casuïstiek en eventuele beveiligingsmaatregelen. Door de rijksoverheid wordt de veiligheidssituatie van betrokkenen in het MH17 proces nauwlettend in de gaten gehouden. Daarnaast kan ik in zijn algemeenheid zeggen dat de NCTV, gezamenlijk met andere relevante ministeries, de betrokken partijen bewust maakt van de (digitale) risico’s en mogelijke dreigingen en dat waar nodig passende maatregelen worden getroffen om de weerbaarheid te verhogen.
Welke rol heeft spionage gespeeld in de bedreiging van deze advocaten? Waarom is dit nu niet strafbaar? Hoe staat het met het door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toegezegde onderzoek naar strafbaarstelling van spionage?
Ik kan geen uitspraken doen over individuele casuïstiek en of spionage in dit geval een rol heeft gespeeld.
Het strafrecht biedt verschillende mogelijkheden om op te treden tegen gedragingen die samenhangen met spionage. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan misdrijven die verband houden met de schending van (staats-, ambts- en bedrijfs-) geheimen en computerdelicten, zoals hacken en het overnemen van gegevens. Dat neemt niet weg dat het kabinet aanleiding heeft gezien bij brief van 16 december 20205 aan te kondigen om een wetsvoorstel voor te bereiden om de strafbaarheid voor spionage uit te breiden. Op dit moment wordt door de Minister van Justitie en Veiligheid, in afstemming met de betrokken organisaties en departementen, gewerkt aan het opstellen van dat wetsvoorstel. Het streven is het wetsvoorstel begin 2022 in consultatie te geven.
Deelt u de mening dat een register voor buitenlandse agenten zou helpen bij het beter in kaart brengen van deze dreigingen?
Het is de vraag of een verplichte registratie voor personen en organisaties met betrekking tot belangenbehartiging van statelijke actoren een effectief en proportioneel additioneel middel is. Het kabinet zet daarom op dit moment vooral in op het verhogen van het bewustzijn bij personen en organisaties die ingezet kunnen worden voor belangenbehartiging van statelijke actoren.
Welke maatregelen neemt u om andere dreigingen op een ordentelijk verloop van het MH17-proces, zoals desinformatie of cyberaanvallen, te voorkomen?
Door de rijksoverheid wordt de veiligheidssituatie van betrokkenen in het MH17 proces nauwlettend in de gaten gehouden. Indien de dreiging en het risico daar aanleiding toe geven worden er passende maatregelen getroffen.
Alle in Nederland betrokken autoriteiten zijn bovendien alert op de mogelijkheid dat het MH17-proces doelwit kan zijn van cyberaanvallen en hebben gepaste maatregelen getroffen.
De strategie van het kabinet om verspreiding van desinformatie tegen te gaan kent drie actielijnen: preventie, de informatiepositie verstevigen en, zo nodig, reactie. Het inhoudelijk adresseren van desinformatie is primair geen taak van overheden, maar van journalistiek en wetenschap, al dan niet in samenwerking met internetdiensten. Het kabinet zet zich er voor in dat fact-checkers onafhankelijk van overheden kunnen functioneren. Het is dus aan de journalistiek en aan de internetdiensten om hier kritisch naar te blijven kijken. Daar waar het gaat om een bedreiging van de nationale veiligheid ligt er een rol voor de overheid.
Welke maatregelen neemt u om buitenlandse beïnvloeding en spionage te voorkomen of te verminderen?
De aanpak voor het tegengaan van statelijke dreigingen is uiteengezet in de Kamerbrief Tegengaan statelijke dreigingen6. Hierin wordt het brede palet aan maatregelen geschetst voor het tegengaan van onder andere ongewenste buitenlandse inmenging. Ten aanzien van inmengingsactiviteiten door buitenlandse actoren staan de betrokken ministeries en inlichtingen- en veiligheidsdiensten doorlopend in nauw contact om inmengingsactiviteiten te onderkennen en te duiden. Als blijkt dat er sprake is van ondermijnende inmengingsactiviteiten die nationale veiligheid, politieke, maatschappelijke en/of economische stabiliteit schaden, dan treedt de overheid op.
Zoals bij het antwoord op vraag 6 aan de orde is gekomen, wordt op dit moment gewerkt aan een wetsvoorstel tot uitbreiding van de strafbaarheid van spionage.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en voor het plenaire debat over de begroting van Buitenlandse Zaken beantwoorden?
Vanwege de afstemming met meerdere partijen is het niet gelukt om de beantwoording van de schriftelijke vragen voor de plenaire begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken beantwoorden. De vragen zijn in samenhang en zo snel als mogelijk beantwoord.
Het publiceren van dronebeelden door de politie. |
|
Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van het bericht «Politie verspreidt dronebeelden woonprotest Rott1erdam: «De maat is vol» van de NOS d.d. 1 november 2021?
Ja.
Wat is het doel van de publicatie van deze dronebeelden?
Allereerst wil ik benadrukken dat het vrijgeven van dronebeelden uitzonderlijk is. De politie gaat altijd terughoudend om met het publiceren van degelijke beelden. Berichtgeving op sociale media kan echter voor vertekende beeldvorming en stellingname in het maatschappelijk debat zorgen. De politie heeft met het vrijgeven van deze beelden een ander perspectief willen laten zien en heeft extra duiding willen geven aan het politieoptreden.
Waar staat vastgelegd dat het doel, dat met publicatie van deze beelden ondersteund werd, behoort tot de taken van de politie?
De dronebeelden zijn gemaakt t.b.v. handhaving van de openbare orde en veiligheid. Artikel 3 Politiewet 2012 vormt hiervoor de grondslag en stelt dat de politie tot taak heeft in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.
Bij het handhaven van de openbare orde en veiligheid kunnen mensenstromen met een drone beter worden gemonitord. Kleine opstootjes of onrust in de menigte die vanaf de grond niet zichtbaar zijn, kunnen met een drone snel worden gelokaliseerd. In mijn antwoord op vraag 5 ga ik hier nader op in. De waarnemingen beperken zich tot wat zich op de openbare weg afspeelt (of heeft afgespeeld). Er mogen geen beelden worden gemaakt waarbij er een meer dan beperkte inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de mensen die in beeld komen.
De dronebeelden zijn later door politie geanonimiseerd gepubliceerd. Zoals aangegeven is de politie terughoudend in het delen van dronebeelden. Transparantie over het handelen van de politie en het afleggen van verantwoording over het gebruik van de geweldsbevoegdheid zijn cruciaal voor het vertrouwen in de politieorganisatie en zijn daarmee essentieel voor de uitvoering van de politietaak. Voorafgaand aan deze publicatie heeft afstemming met het bevoegd gezag plaatsgevonden waarin een afweging is gemaakt in lijn met landelijk interne richtlijnen bij de politie. Denk hierbij aan meewegen van doel van publicatie, alsmede de proportionaliteit, subsidiariteit en context.2 Hoewel het dus uitzonderlijk is dat de politie dronebeelden deelt, is op basis van de hiervoor genoemde afwegingen uiteindelijk het besluit genomen om de dronebeelden te publiceren.
Worden dronebeelden gemaakt door de politie met het doel deze voor communicatieve doeleinden in te zetten? Zo ja, welke grondslag bestaat hiervoor?
De politie maakt geen beelden met een drone ten behoeve van communicatieve doeleinden. De politie beschikt over een variëteit aan beelden die met een operationeel doel worden gemaakt. Ik verwijs u hiervoor naar het antwoord op vraag 3.
De politie is terughoudend in het gebruik van deze beelden voor communicatieve doeleinden, maar in overleg met en na goedkeuring van het gezag kan dit een bijdrage leveren aan gewenste transparantie. Ik begrijp dat in Rotterdam voor publicatie van de beelden afstemming met het gezag heeft plaatsgevonden.
Waarvoor worden drones ingezet bij de politie? Kunt u deze doeleinden uiteenzetten?
De politie zet dit type drones in ten behoeve van forensische opsporing, verkeersongevallenanalyse en bij het handhaven van de openbare orde en veiligheid. Bij forensische opsporing maakt de politie overzichtsopnames van de plaats delict. Bij verkeersongevallenanalyses kan in relatief korte tijd een bovenoverzicht worden gemaakt van de plaats van het ongeval. Bij het handhaven van de openbare orde en veiligheid kunnen mensenstromen beter worden gemonitord. Beginnende ongeregeldheden kunnen vanuit de lucht sneller worden gelokaliseerd.
In het NRC lezen we: «De politiechef ergert zich aan wat hij noemt «trial by social media»: politici en media die zonder de hele context te kennen reageren op filmpjes van politiegeweld», is het gebruikelijk dat dronebeelden van de politie worden ingezet omdat een enkele politiemedewerker zich ergert aan wat politici en media doen? Is het gebruikelijk dat dronebeelden van de politie worden ingezet om het oordeel van politici te beïnvloeden?2
Het vrijgeven van dronebeelden is uitzonderlijk, zoals ik in de antwoorden op de voorgaande vragen al heb aangegeven.
Waarom zijn de dronebeelden van de politie geknipt?
De aanleiding voor het ingrijpen van de politie bestond niet uit één gebeurtenis, maar werd gevormd door een opeenstapeling van informatie en gebeurtenissen over de gehele dag. De camera van de drone nam niet continu op. Bij een demonstratie worden door de politie dronebeelden alleen opgeslagen als er. zichtbaar sprake is van opstootjes of bij onrust in de menigte, of als er geweld wordt gebruikt. Bij een rustig verloop van een demonstratie is er geen aanleiding om dronebeelden op te slaan.
Van de bewaarde beelden heeft de politie de beelden gedeeld die betrekking hebben op het politieoptreden waarover op sociale media veel maatschappelijke discussie is ontstaan en op wat daaraan vooraf ging. Zoals ik al eerder heb aangegeven is de politie terughoudend met het vrijgeven van dronebeelden. Dit vraagt juist daarom om een goede afweging en selectie waarbij doel, proportionaliteit, subsidiariteit en context in ogenschouw worden genomen. Er zijn daarbij alleen beelden gebruikt waar personen niet herkenbaar of herleidbaar worden getoond. Waar nodig is er «geblurred» in de beelden.
Waarom ontbreken op de dronebeelden de aanleiding van het politie-ingrijpen, het moment van het eerste politie-ingrijpen zelf en de volledige beelden van de geweldstoepassing door agenten? Waarom is er niet voor gekozen de beelden van de demonstratie integraal te publiceren?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u het eens net als met Amnesty International dat het erop lijkt dat de politie deze geknipte dronebeelden gebruikt voor haar eigen communicatiedoeleinden in plaats van daadwerkelijk verantwoording af te leggen over het hele politieoptreden die dag?3
Geweldsaanwending door de politie moet altijd worden gemeld en getoetst door de hulpofficier van justitie. In bepaalde gevallen, de meer ernstige vormen van geweld, wordt het geweld tevens beoordeeld door de officier van justitie. Op die wijze vindt toetsing, beoordeling en verantwoording plaats over geweldsaanwending. Dat is hier niet anders.
De verantwoording kan niet direct na het politieoptreden plaatsvinden maar neemt vanwege hoor- en wederhoor en nader onderzoek teneinde een zorgvuldige beoordeling mogelijk te maken, enige tijd in beslag. De politie legt tevens verantwoording af over geweldsaanwending door hierover op jaarbasis te rapporteren in het jaarverslag. De stelling van Amnesty International deel ik daarom niet.
Behoort het creëren van nieuwe frames om het politieke debat te sturen tot de taken van de politie? Hoe reflecteert u op deze gang van zaken?
Ik ben van mening dat het politieke debat over politieoptreden op basis van feiten (evidence based) moet plaatsvinden in plaats van op basis van fragmentarische eenzijdige informatie. Het is daarbij van belang dat geweldsaanwending wordt gemeld en zorgvuldig wordt getoetst en beoordeeld.
Welke actie gaat u ondernemen om pogingen tot beïnvloeding van politici en media door de politie in de toekomst te voorkomen? Wilt u hierover vóór 1 januari een brief aan de Kamer toesturen met een plan van aanpak?
Zoals ik reeds in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven heeft de politie de dronebeelden gepubliceerd om extra duiding te geven aan het politieoptreden en een breder beeld te creëren over hetgeen zich tijdens de demonstratie heeft voorgedaan. Hier gaat afstemming met het bevoegd gezag aan vooraf. Transparantie over het handelen van de politie en het afleggen van verantwoording over het gebruik van de geweldsbevoegdheid zijn cruciaal voor het vertrouwen in de politieorganisatie en zijn daarmee essentieel voor de uitvoering van de politietaak. Hoewel uitzonderlijk kan ook het publiceren van dronebeelden daaraan bijdragen.
In het Tweede Halfjaarbericht Politie 2021 kom ik in bredere context terug op communicatie over politieoptreden op sociale media, zoals toegezegd tijdens het commissiedebat politie van 3 november jl.
Bent u bekend met de inhoud van het artikel «RIVM verzweeg invloed windlobby op positieve rapporten»?1 Hoe beoordeelt u de werkwijze van het RIVM?
Ik ben bekend met de inhoud van dit artikel. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) stelt zelf dat het de internationale protocollen voor wetenschappelijk onderzoek volgt.
Hoe komt het dat het RIVM verwijzingen naar studies van de windlobby heeft weggelaten terwijl de oorspronkelijke studies de conflicterende belangen openlijk melden?
Het in vraag 1 aangehaalde artikel gaat over een publicatie van de heer Joris van Hoof, assistent professor aan de Universiteit Twente. In deze publicatie uit de heer Van Hoof kritiek op de wijze waarop het RIVM omgaat met en rapporteert over mogelijke belangenconflicten bij de studies die het RIVM gebruikt als basis voor de verzamelstudies over de gezondheidseffecten van windenergie. Ik vind het niet aan mij of het kabinet om te reageren op deze discussie, die in het wetenschappelijk domein thuishoort. Voor een inhoudelijke reactie verwijs ik daarom naar de reactie van het RIVM2. Met deze reactie geeft het RIVM aan dat het altijd zorgvuldig en integer te werk gaat. Wat mij betreft staat de autoriteit van het RIVM niet ter discussie. Los van de discussie over de wijze van rapporteren, is het natuurlijk vervelend wanneer omwonenden klachten ondervinden van de omliggende windturbine(s). Per situatie moet dan worden gekeken wat passende maatregelen zijn.
Hoe wordt in de toekomst voorkomen dat studies, gefinancierd door organisaties met financiële belangen, als bron gebruikt worden bij een onafhankelijk onderzoek, waarop beslissingen gebaseerd worden die veel inwoners van Nederland treffen?
Ik ben, net als het RIVM, niet van mening dat onderzoek bij voorbaat moet worden uitgesloten op grond van financiering. Bij het bijhouden van de kennisbasis en het maken van beleid is het belangrijkst dat de studies die worden gebruikt van goede wetenschappelijke kwaliteit zijn. Dit betekent onder andere dat een studie herhaald kan worden en dat de resultaten zo geverifieerd kunnen worden, dat er transparantie is over methode en data en dat de financieringsbron en een mogelijk belangenconflict worden gemeld. Door overheden of door sectoren (deels) gefinancierde onderzoeken kunnen betrouwbare en waardevolle informatie opleveren, net zoals onderzoeken die worden gefinancierd door onderzoeksinstituten of door tegenstanders van bijvoorbeeld windenergie.
Zijn er voldoende onafhankelijke bronnen en modellen voor gezondheidsonderzoek naar wind op land? Zo nee, wat kunt u doen om daartoe te komen?
De huidige kennisbasis beschouw ik als voldoende om het beleid op te baseren. Dit neemt niet weg dat het – zoals bij zo veel beleidsonderwerpen – belangrijk is om open te blijven staan voor ontwikkelingen en daarom om onderzoek te blijven doen. Op verzoek van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat verkent het RIVM momenteel de mogelijkheden voor aanvullend gezondheidsonderzoek bij wind op land in Nederland. Hierover zal de Tweede Kamer in het voorjaar van 2022 worden geïnformeerd.
Wat is de stand van zaken betreffende de uitvoering van de motie-Erkens-Leijten over een onafhankelijk onderzoek naar de effecten van afstandsnormen voor windmolens op land (Kamerstuk 32 813, nr. 731)?
In het coalitieakkoord is opgenomen dat er heldere afstandsnormen komen voor wind op land. Naar aanleiding van de motie Erkens/Leijten loopt er een onderzoek naar de effecten van verschillende afstandsnormen op basis van bestaande wetenschappelijke kennis en wordt «afstand» ook als te onderzoeken factor meegenomen in de verkenning die het RIVM momenteel uitvoert naar de mogelijkheden voor aanvullend gezondheidsonderzoek in Nederland. Over de resultaten van deze verkenning zal ik uw Kamer dit voorjaar nader informeren. Daarnaast is afgelopen december de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) voor het planmilieueffectrapport voor nieuwe windturbinebepalingen gepubliceerd. Hierin wordt ook, indachtig de motie Erkens/Leijten, aandacht besteed aan een mogelijke afstandsnorm.