De noodzaak en veiligheid van de coronaboostervaccins en de nieuwe vaccinatieronde voor oudere en kwetsbare personen |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Kunt u uitgebreid uiteenzetten waarom het wat u betreft noodzakelijk is om op dit moment opnieuw een grootschalige coronavaccinatie-ronde te organiseren, waarbij beoogd wordt om miljoenen mensen in Nederland opnieuw te vaccineren tegen COVID-19, terwijl het coronavirus endemisch is geworden, alle Nederlanders inmiddels al immuniteit hebben, zij het als gevolg van het doormaken van een natuurlijke infectie, zij het door vaccinatie en/of als gevolg van een combinatie daarvan en inmiddels duidelijk is dat de effectiviteit van de coronavaccins, zowel op het gebied van bescherming als transmissie, marginaal is?
Dit heb ik uitgebreid uiteengezet in mijn brief aan uw Kamer van 5 juli jl.1
Klopt het dat de coronaboosters waarmee vanaf 2 oktober 2023 gevaccineerd gaat worden, getest zijn op slechts «een paar honderd mensen», zoals wordt gezegd in een recent artikel van de Volkskrant, met betrekking tot de nieuwe vaccinatieronde?1
Alle vaccins die in Nederland worden ingezet zijn als voldoende veilig beoordeeld. Zoals in het artikel wordt aangegeven is er slechts sprake van een aanpassing van de genetische code in het mRNA-vaccin. Omdat de samenstelling verder hetzelfde is als eerdere vaccins, is minder grootschalig getest dan bij de eerste mRNA-vaccins. Het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) heeft voor de beoordeling van de veiligheid niet enkel gekeken naar klinische data van het aangepaste vaccin maar ook naar de grootschalige inzet van de eerste mRNA-vaccins. Het EMA heeft geconcludeerd dat het bijwerkingenprofiel van het XBB-vaccin vergelijkbaar is met dat van de originele vaccins. Informatie over mogelijke bijwerkingen is door eenieder te raadplegen in de bijsluiter en in het «Vaccin in het kort» van het CBG.
Kunt u garanderen dat deze COVID-boosters nu voldoende veilig zijn, dat de lange termijn bijwerkingen voldoende in kaart zijn gebracht en de ontvangers volledig op de hoogte zijn van alle mogelijke risico’s en dat dus sprake is van volledige informed consent?
Zie antwoord vraag 2.
Zo ja, betekent dat dan dat ontvangers van de COVID-booster actief op de hoogte worden gesteld van alle mogelijke risico’s en bijwerkingen van deze vaccinaties, zowel op de korte als de lange termijn, die inmiddels wereldwijd door zowel burgers als wetenschappers en medische professionals als mogelijk gevolg van coronavaccinaties worden genoemd? Zo nee, welke informatie krijgen zij dan wel? Kunt u een lijst overleggen van bijwerkingen waarover actief geïnformeerd wordt en een lijst van mogelijke bijwerkingen waarover wetenschappelijke hypotheses bestaan waarvan ontvangers van een coronaprik niet op de hoogte worden gesteld? Waarom worden ontvangers van de booster niet volledig geïnformeerd?
Zie antwoord vraag 2.
Aangezien «ernstigere bijwerkingen wel voorkomen», zoals in het artikel van de Volkskrant staat en inmiddels ook door veel wetenschappelijke onderzoeken en medische professionals bevestigd worden, kunt u dan uitleggen op welke manier een risico-afweging is gemaakt met betrekking tot de noodzaak en veiligheid van deze nieuwe vaccinatieronde? Zijn de risico’s op (ernstige) (lange termijn) bijwerkingen door COVID-boostervaccinatie – op dit moment – niet groter dan het risico op een ernstig verloop van de infectie, ook voor de vermeend kwetsbare doelgroepen van deze vaccinatieronde? Zo nee, kunt u deze risicoanalyse delen en aangeven, met begeleidende data, waarop deze is gebaseerd?
Voor de gemaakte afwegingen verwijs ik naar het advies van de Gezondheidsraad van 28 juni jl.3
Waarom bent u van mening dat ook een grote groep overwegend jonge en veelal gezonde personen, zoals zorgmedewerkers en zwangere vrouwen, deze COVID-booster zouden moeten halen, terwijl het risico op een ernstig verloop van de initiële variant van COVID-19 voor hen al nihil was en dat risico met nieuwe varianten alleen maar kleiner is geworden? Waarom wordt er niet voor gekozen om in dit stadium de boosters alleen beschikbaar te stellen voor oude en echt kwetsbare mensen?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u het feit dat ook licht verstandelijk gehandicapten jonger dan 60 jaar worden uitgenodigd voor de komende vaccinatiecampagne, ongeacht hun lichamelijke gesteldheid?
Personen vanaf 18 jaar die jaarlijks in aanmerking komen voor de griepprik behoren tot de doelgroep van de vaccinatieronde, omdat het risico op ernstige COVID-19 dat zij lopen volgens de Gezondheidsraad vergelijkbaar is met het risico van 60-jarigen. Hieronder vallen ook mensen met een verstandelijke beperking.
Bent u ervan op de hoogte dat recent onderzoek opnieuw heeft laten zien dat er mRNA in moedermelk van borstvoedende moeders werd aangetroffen? Zo ja, bent u dan van mening dat het verantwoord is om borstvoedende en zwangere vrouwen te vaccineren met de COVID-booster, terwijl nog niet duidelijk is wat de mogelijke gevolgen zijn van de inname van moedermelk waarin mRNA aanwezig is voor een zuigeling?2
De overdracht van bestanddelen van de mRNA-vaccins naar de moedermelk is verwaarloosbaar laag. Dit heeft geen schadelijke gevolgen voor het kind.
Kunt u verklaren waarom in verschillende studies een veel hogere incidentie van bepaalde bijwerkingen, zoals bijvoorbeeld post-menopausale bloedingen, wordt gezien dan het aantal bijwerkingen dat bij het Lareb wordt gerapporteerd? Waarom wordt de data van het Lareb dan toch als leidend beschouwd bij het in kaart brengen van de schaal van de bijwerkingen van coronavaccins en in het verlengde daarvan het veiligheids- en risicoprofiel van de vaccins op basis daarvan wordt bepaald?3
De informatie die Lareb verzamelt over Nederlandse meldingen van vermoede bijwerkingen moet in samenhang worden gezien met gegevens uit klinische studies en spontane meldingen uit andere (EU-)landen. Op basis van al deze gegevens worden het bijwerkingenprofiel en de bijbehorende incidenties vastgesteld.
Bent u op de hoogte van de bevindingen van wetenschapper McKernan en de opvolging en bevestiging daarvan door onderzoek van dr. Buckhaults, die voor de Senaat van South Carolina, onder ede, melding heeft gemaakt van DNA-contaminatie van mRNA-coronavaccins en de mogelijke risico’s daarvan?4 5
Ik heb hier kennis van genomen.
Weet u of in de mRNA-coronavaccins die in Nederland worden ingezet, ook sprake is/zou kunnen zijn van (te grote) DNA-contaminatie en zo ja, in welke mate is dit dan het geval? Indien daar volgens u geen sprake van is, kunt u dan uitsluiten dat er geen (te grote) DNA-contaminatie is en dit aantonen?
Zie mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga van 17 april jl.8
Klopt het dat DNA-contaminatie van de mRNA-coronavaccins mogelijk zou kunnen leiden tot integratie van dat DNA in het genoom? Zo ja, weet u welke mogelijke gevolgen dat kan hebben, bijvoorbeeld voor het immuunsysteem van gevaccineerde personen en het ontwikkelen van ernstige aandoeningen? Zo nee, kunt u aantonen dat integratie van DNA-fragmenten in het genoom niet mogelijk is?
Nee, zie mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga van 17 april jl.9
Indien er inderdaad kans is op integratie van DNA-fragmenten in het genoom en/of wanneer u niet weet of dit mogelijk is, is het dan niet noodzakelijk om het voorzorgsbeginsel te hanteren en een risicoanalyse en een steekproef te laten uitvoeren, om te kijken of er in samples van mRNA-coronavaccins in Nederland sprake is van DNA-contaminatie en om onder mensen met langdurige klachten na coronavaccinatie te onderzoeken of sprake is van integratie van DNA in het genoom? Zo nee, waarom niet?
Er is geen kans op integratie van DNA-fragmenten in het genoom.
Hoe is de kwaliteitscontrole van de mRNA-coronavaccins/boosters geregeld? Wat zijn de wettelijke kwaliteitseisen die worden gesteld en voldoen de boosters in Nederland hieraan? Door wie wordt dit gecontroleerd en waarop, waarbij bijvoorbeeld kan worden gedacht aan de samenstelling van de vaccins? Vindt deze controle plaats? Waar gebeurt dat? Worden in Nederland audits gedaan? Worden ontvangers, actief en passief, gemonitord en waar zijn hierover rapporten in te zien?
Zie mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga van 5 april10 en 17 april jl.11
Kunt u uitsluiten dat de DNA-contaminatie in de mRNA-coronavaccins in Nederland de toegestane normen overstijgt? Kunt u uitleggen hoe de kwaliteit wordt geborgd (audits, controles etc.)? Zijn de normen gezien het lipid nanoparticles (LNP) platform dat de entry van die DNA-plasmide fragmenten zou kunnen vergemakkelijken, nog wel adequaat?
Zie antwoord vraag 14.
Indien er wel DNA-fragmenten in de mRNA-coronavaccins zitten die in Nederland worden gegeven, zijn/worden zowel de personen die deze prikken zetten, als de ontvangers van de prikken, daarvan op de hoogte (gebracht)? Zo nee, waarom niet? Wie is aansprakelijk voor eventuele schade die zou kunnen worden opgelopen als gevolg van DNA-contaminatie als niemand van te voren op de hoogte is gesteld?
Zie antwoord vraag 14.
Klopt het dat de voorlopige autorisatie van de mRNA-coronavaccins was gebaseerd op klinische trials met vaccins die met een synthetisch platform waren geproduceerd? Klopt het ook dat dat platform niet schaalt en dat voor de vaccinatiecampagne is opgeschaald met het platform waar DNA-plasmiden mee waren gemoeid, waardoor het veiligheidsprofiel van de vaccins waarmee klinische trials zijn gedaan onmogelijk nog overeen kan komen met dat van de vaccins die daadwerkelijk in productie zijn genomen?
Het mRNA dat nodig is voor de vaccins wordt verkregen door in vitro transcriptie van een zogenoemde DNA-matrijs (template). Bij de kleinschalige productie ten behoeve van de (pre)klinische trials heeft BioNTech/Pfizer gebruikgemaakt van een met PCR verkregen DNA-matrijs, terwijl bij de grootschalige productie gelineariseerd plasmide-DNA als matrijs wordt gebruikt. Voor het Moderna-vaccin geldt dat zowel de trialbatches als de commerciële batches met gelineariseerd plasmide-DNA zijn geproduceerd. Na productie van het mRNA wordt het DNA, dat gebruikt is als matrijs, afgebroken en verwijderd. Verschillen in het vaccin als gevolg van een andersoortige DNA-matrijs zijn verwaarloosbaar klein en van dusdanige aard dat invloed op het risicoprofiel uiterst onwaarschijnlijk is. Daarnaast moet de vergelijkbaarheid van de trialbatches en de commerciële batches door de producent worden aangetoond. Voor verdere details verwijs ik naar de beoordelingsrapporten van het EMA12.
Wat is de discrepantie tussen het productieplatform van het trial vaccin en het platform van het productievaccin en wat betekent dat voor het verschil in risicoprofielen? Is alleen een klinische trial gedaan met het trial vaccin, of ook met het productievaccin?
Zie antwoord vraag 17.
Hoe wordt de kwaliteitscontrole van het productievaccin conform regelgeving gemonitord en waar liggen de documenten ter inzage?
Zie mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga van 5 april jl.13
Waar worden de vaccins voor Nederland geproduceerd, in welke fabrieken, op welke locaties?
Zie mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga van 5 april jl.14
Bent u zich bewust van de wereldwijde onrust die is ontstaan naar aanleiding van de verklaring van Buckhaults en de bevindingen uit zijn onderzoek dat DNA-integratie mogelijk kan leiden tot ernstige (lange termijn) gezondheidsschade, zoals bijvoorbeeld de ontwikkeling van kanker, en het feit dat onder andere ook in Duitsland DNA-fragmenten in de coronavaccins zijn aangetroffen?6 Heeft u naar aanleiding hiervan stappen ondernomen en zo ja, wat heeft u gedaan? Wat gaat u doen om deze onrust weg te nemen?
Ik deel het beeld dat hierover wereldwijde onrust bestaat niet.
De waterkwaliteit in Nederland en de gevolgen van schadelijke stoffen in oppervlakte – en drinkwater voor de volksgezondheid |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers , Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het onderzoek van de European Environment Agency (EEA) waaruit blijkt dat Europeanen teveel Bisfenol A in hun lichaam hebben en de berichtgeving hierover van journalist Wim De Maeseneer van VRT Nieuws?1 2
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat Bisfenol A (BPA) en andere potentieel schadelijke stoffen, zoals medicijnresten, hormoonverstorende stoffen en micro- en nanoplastics op grote schaal in de samenleving en ons oppervlaktewater en drinkwater aanwezig zijn, bijvoorbeeld in waterflesjes en plastic bakjes, maar ook in leidingen en windturbines en dat de bevolking deze stoffen stelselmatig binnenkrijgt?
Ja, bekend is dat er residuen van potentieel schadelijk stoffen in de samenleving en ons oppervlaktewater aanwezig zijn. In Europese wet- en regelgeving worden eisen gesteld en beperkingen opgelegd aan het op de markt brengen en gebruik van schadelijke stoffen, bijvoorbeeld via de verordeningen inzake voedselcontactmaterialen, REACH en de drinkwaterrichtlijn. Zo gelden specifieke eisen aan het gebruik van Bisfenol A (BPA) in producten. Deze wet- en regelgeving moet ervoor zorgen ervoor dat mensen niet worden blootgesteld aan schadelijke hoeveelheden.
BPA wordt aangemerkt als een zeer zorgwekkende stof (ZZS) vanwege hormoonverstorende eigenschappen en schadelijkheid voor het nageslacht (reprotoxisch). Er gelden beperkingen en voorwaarden aan het gebruik van BPA om het risico voor de gezondheid te beperken. De meest strenge voorwaarden gelden voor het gebruik in producten die bedoeld zijn voor baby’s en peuters. De verwachting is dat de gebruiksvoorwaarden de komende jaren nog verder worden aangescherpt.
Bent u zich ervan bewust dat BPA in verband wordt gebracht met tientallen aandoeningen, zoals obesitas, diabetes en verschillende soorten kanker, en dat vooral jonge kinderen en dieren hiervoor kwetsbaar zijn, omdat hun hormoonstelsel nog in ontwikkeling is?
Bekend is dat BPA in verband wordt gebracht met de verstoring van de hormoonhuishouding van mens en milieu en om die reden is de stof ook aangemerkt als een ZZS. Ook in de Europese REACH-verordening geldt BPA als zeer zorgwekkende stof, waarvoor autorisatieverplichtingen gelden (In REACH-termen: a substance of very high concern, SVHC). Aan het gebruik worden daarom strenge eisen gesteld, mede gebaseerd op de risico’s. De hoeveelheid BPA verschilt per product, maar ligt in de ordegrootte van 0,001 tot 0,01%. Zie ook het antwoord op vraag 11.
Weet u wat de gevolgen op de langere termijn (kunnen) zijn wanneer mensen deze stof stelselmatig en gedurende lange tijd binnenkrijgen, zowel individueel als voor de algehele volksgezondheid?
In de beoordeling door de Europese Voedselveiligheidsautoriteit (EFSA) wordt aangegeven dat BPA effecten op het immuunsysteem, de voortplanting, nieren, lever en de stofwisseling kan veroorzaken . Of deze effecten ook daadwerkelijk optreden hangt echter af van de mate waarin mensen de stof binnenkrijgen.
Weet u in welke mate dergelijke stoffen in het Nederlandse oppervlakte- en drinkwater aanwezig zijn en hoeveel de Nederlandse bevolking daarvan binnenkrijgt?
In 2012 heeft RWS een brede screening uitgevoerd naar microverontreinigingen in Nederlandse oppervlaktewateren3. Metingen vonden plaats op 39 locaties en toonde aan dat op alle locaties BPA werd aangetroffen in oppervlaktewater. De gemiddelde concentratie was 0,033 microgram per liter (µg/l). Tussen 2012 en 2020 is de screening jaarlijks voortgezet. Op 18 locaties verdeeld over de vier stroomgebieden heeft er regelmatig bemonstering plaats gevonden. Op vrijwel alle locaties werd BPA in lage concentraties (0–80 nanogram per liter (ng/l)) aangetroffen. In 2024 wordt een nieuw rapport verwacht met meetresultaten voor diverse Bisfenolen.
De drinkwaterbedrijven rapporteren via de jaarrapporten van de RIWA-Maas en de RIWA-Rijn over de stoffen die zij aantreffen in het oppervlaktewater dat gebruikt wordt voor de drinkwaterproductie. Uit de rapportages over 2022 blijkt dat BPA in 2022 tweemaal is aangetroffen door drinkwaterbedrijven die gebruik maken van oppervlaktewater. Het ging daarbij in Nieuwersluis om een concentratie van 0,01 µg/l en in het innamestation Nieuwegein is een concentratie van 0,008 µg/l aangetroffen.
De eisen vanuit de Europese Drinkwaterrichtlijn, samen met enkele andere parameters in Bijlage 3 van het Drinkwaterbesluit bevatten de chemische kwaliteitseisen waar het drinkwater aan getoetst wordt. Vanuit de herziene Drinkwaterrichtlijn is in het Drinkwaterbesluit een norm van 2,5 µg/l BPA opgenomen voor het drinkwater. Deze eis wordt op 12 januari 2026 van kracht. Het is mogelijk dat de nieuwe kennis over BPA aanleiding kan geven tot een aanscherping van de in Europees verband vastgestelde norm uit de Drinkwaterrichtlijn.
Op welke manier wordt in Nederland het oppervlakte- en drinkwater getoetst op de aanwezigheid van schadelijke stoffen en welke richtlijnen en kwaliteitseisen worden hiervoor gehanteerd?
In de Nederlandse wateren worden chemische en biologische metingen gedaan. Aan de hand van deze metingen wordt beoordeeld hoe de waterkwaliteit is. In artikel 2.10 van de Waterwet is vastgelegd dat de normen voor de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen worden vastgesteld op grond van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer, in overeenstemming met het stelsel van milieudoelstellingen zoals opgenomen in artikel 4 van de Kaderrichtlijn Water.
Op dit moment ligt er vanuit de Europese Commissie een voorstel om BPA toe te voegen aan de lijst prioritaire stoffen van de richtlijn Prioritaire Stoffen. Op basis van het voorstel tot opnemen als prioritaire stof hebben enkele waterbeheerders BPA in 2023 opgenomen in het monitoringonderzoek op een aantal hoofdmeetpunten. Indien blijkt dat de gevonden concentraties hoger zijn dan de norm, dan zal regionaal nader onderzoek moeten plaatsvinden naar de bronnen en daar waar nodig zullen dan maatregelen moeten worden getroffen. Voor het antwoord met betrekking tot drinkwater wordt verwezen naar antwoord 5.
Klopt het dat er bij gemeenten en waterkwaliteitsbeheerders niet voldoende inzicht is in overstortfrequenties en de vervuiling van lozingen in het oppervlaktewater? Zo ja, waarom is hier geen volledig inzicht in en bent u bereid ervoor te zorgen dat dit wel inzichtelijk wordt? Kan er op gemeentelijk niveau een rapportageverplichting komen over de hoeveelheid schadelijke stoffen in het water?
In het verleden is er veel gemeten aan riooloverstorten. Jarenlange aanpak van riooloverstorten heeft ertoe geleid dat er minder overstorten zijn en de gevolgen van de overstorten zijn verminderd. Het is niet meer doelmatig en noodzakelijk om elke overstort in Nederland te monitoren op de hoeveelheid schadelijke stoffen. Het is effectiever om dat gericht en vraaggestuurd op te pakken op locaties waar het bijdraagt aan de KRW-doelstellingen.
Weet u wat de gevolgen zijn van medicijnresten en hormoonhoudende stoffen in het oppervlaktewater voor de flora en fauna in dat water? Bent u zich er bijvoorbeeld van bewust dat deze stoffen kunnen zorgen voor weefsel-, geslachts- en gedragsverandering bij dieren, waaronder vissen? Welke gevolgen heeft dit voor de biodiversiteit?
In 2020 is een updaterapport uitgekomen van het RIVM over medicijnresten en waterkwaliteit4. Volgens het RIVM zijn de medicijnresten een risico voor dieren en planten die in het oppervlaktewater leven. Regelmatig gaan concentraties van verschillende soorten medicijnresten over risicogrenzen heen: van pijnstillers en antibiotica tot bloeddrukverlagers, antidepressiva en anti-epileptica. De exacte gevolgen voor de biodiversiteit zijn niet vastgesteld maar het ligt in de lijn der verwachting dat bij langdurige overschrijdingen van de risicogrenzen de toxische druk toeneemt en een negatief effect heeft op de soortenrijkdom.
Klopt het dat wordt verwacht dat in 2035 het medicijngebruik met 37 procent zal zijn toegenomen, waardoor ook een grotere hoeveelheid medicijnresten in het oppervlaktewater terecht zal komen? Wat zullen hiervan de gevolgen zijn wanneer hieraan niets wordt gedaan? Gaat u stappen ondernemen om ervoor te zorgen dat de vervuiling door medicijnresten wordt tegengegaan en zo ja, hoe gaat u dat doen?
Door vergrijzing gebruiken we in Nederland steeds meer medicijnen, daardoor neemt het medicijngebruik toe. Het is daarom erg belangrijk dat er actie wordt ondernomen. Met de Green Deal Duurzame zorg 3.0 en de Ketenaanpak Medicijnresten uit Water wordt ingezet op het verminderen van de milieubelasting door medicatie. In de Green Deal Duurzame Zorg 3.0 is een twaalftal acties opgenomen om deze milieubelasting terug te dringen. De watersector is gestart met het vergaand zuiveren van medicijnresten op rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi’s). In de herziening van de Europese richtlijn stedelijk afvalwater is het zuiveren van microverontreinigingen, waaronder medicijnresten, opgenomen. Dit voorstel is inmiddels geaccordeerd door de Europese Milieuraad.
Kunt u uitleggen waarom de Nederlandse overheid blijft inzetten op en blijft investeren in het bouwen en plaatsen van windturbines voor de energietransitie, terwijl deze turbines schadelijke stoffen bevatten voor mens en dier die in toenemende mate en op verschillende manieren in de leefomgeving van mens en dier terechtkomen? Vormt dit geen gevaar voor de volksgezondheid?
Windturbines dragen bij aan de transitie naar een duurzaam energiesysteem, en zijn onmisbaar in de huidige en toekomstige energiemix. Afgelopen jaren zijn er meerdere studies5 uitgevoerd, onder meer door het RIVM en het Analistennetwerk Nationale Veiligheid, naar de veiligheids- en gezondheidsrisico's die samenhangen met fossiele en duurzame energie. Daaruit blijkt dat de transitie naar duurzame energie, zoals o.a. windenergie, een positief effect heeft op de gezondheid en veiligheid in Nederland.6 Deze constatering betekent echter niet dat we klaar zijn. Zo werkt het Rijk aan uitgangspunten7 voor het verantwoord omgaan met veiligheid en gezondheid in de energietransitie. Ook voert het RIVM op dit moment in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in het kader van het Impulsprogramma Chemische Stoffen 2023–2026 een brede verkenning uit naar het veilig gebruik van chemische stoffen in de energietransitie. Hierbij zullen ook de resultaten van eerdere studies betrokken worden. Over de voortgang van deze studie is de Kamer op 18 oktober 2023 geïnformeerd.8
Op welke manier gaat de overheid de hoeveelheid BPA in producten en gemeenschappelijke voorzieningen verminderen? Is hiervoor een plan van aanpak en welke concrete doelen voor het verminderen van schadelijke stoffen in de leefomgeving heeft de Rijksoverheid zich gesteld?
Zoals bovenstaand vermeld gelden er specifieke voorwaarden en beperkingen aan het gebruik van BPA met een focus op die materialen waar het risico op blootstelling het hoogst is. Zo geldt voor het gebruik in thermisch papier (kassabonnen) een maximumgehalte van 0,02% gewichtsprocent. Ook gelden er voor voedselcontactmaterialen en speelgoed specifieke migratielimieten: grenzen aan de hoeveelheid BPA die uit een product mag komen tijdens gebruik. In EU-verband zijn momenteel voorstellen in bespreking om het gebruik van BPA in voedselcontactmaterialen en speelgoed helemaal te beëindigen.
Bij het verspreiden van BPA in de leefomgeving is het vooral van belang om de hoeveelheid plastic zwerfafval te beperken. Maatregelen als de verplichting op statiegeld op flesjes en de aanpak van ander eenmalig plastic hebben als doel om de hoeveelheid plastic in het milieu te verminderen.
Is het niet verstandiger om de toepassing van de Europese kaderrichtlijn water (KRW) op stikstof (N) en fosfor (P) af te schaffen en te kijken naar de verhouding van toxische stoffen en half-medicamenten in ons oppervlakte en drinkwater? Zo nee, waarom niet?
Bij de KRW staan biologische parameters als vissen en waterplanten centraal. Deze worden beïnvloed door de milieukwaliteit, de inrichting van watersystemen en het gebruik en beheer. Bij de milieukwaliteit zijn zowel nutriënten stikstof (N) en fosfor (P) als chemische stoffen relevant. Hoge concentraties P en N kunnen bijvoorbeeld zorgen voor overmatige algengroei waardoor het gehele ecosysteem onderuitgaat, ook wanneer de concentraties toxische stoffen en halfmedicamenten onder de norm liggen.
Is het niet verstandiger om de toepassing van de KRW op N en fosfor P af te schaffen en te kijken naar de verhouding van toxische stoffen en half-medicamenten in ons oppervlakte- en drinkwater? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 12.
Bent u bereid om jaarlijks te rapporteren over de waardes BPA gemeten bij kinderen en volwassenen, in combinatie met gezondheidsklachten, zoals in diverse onderzoeken vermeld bij BPA?
Omdat de waardes BPA niet jaarlijks worden gemeten bij kinderen en volwassen in combinatie met gezondheidsklachten, kan hier niet jaarlijks over gerapporteerd worden.
Het Woo-verzoek mbt het noodbevel van de Driehoek Den Haag aangaande de demonstratie van Famers Defense Force van 29 juni 2023 |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het besluit van de burgemeester van de gemeente Den Haag van 18 september 2023, met het kenmerk 236381, waarbij de burgemeester van de gemeente Den Haag heeft beslist om enkele documenten (gedeeltelijk) openbaar te maken die verband houden met de door Stichting Farmers Defence Force op 29 juni 2023 georganiseerde demonstratie bij het parlementsgebouw?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het noodbevel van de burgemeester van de gemeente Den Haag van 29 juni 2023, zonder kenmerk, waarbij de burgemeester van de gemeente Den Haag heeft bevolen dat personen die zich buiten de gemeente Den Haag bevinden en zich door hun vervoersmiddelen, meegebrachte voorwerpen, uitingen en gedragingen manifesteren als personen die met een tractor of ander zwaar materieel actie willen voeren in gemeente Den Haag, zich met hun voertuigen uit de gemeente Den Haag verwijderd moeten houden of, als zij zich reeds in de gemeente Den Haag ophouden, zich onmiddellijk uit de gemeente Den Haag moeten verwijderen of zich moeten verplaatsen naar een door de politie aan te wijzen locatie?2
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u kennisgenomen van de betoging van 29 juni 2023, gericht tegen het stikstofbeleid, die plaatshad in de gemeente Den Haag en is georganiseerd door Stichting Farmers Defence Force?3
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u kennisgenomen van de omstandigheid dat de betoging aanvankelijk zou plaatshebben bij het parlementsgebouw in Den Haag aan de Bezuidenhoutseweg 67 (2594 AC), terwijl de deelnemers aan de betoging zonder dat daarvoor aanleiding bestond door of vanwege de burgemeester van de gemeente Den Haag, al dan niet op basis van het noodbevel, zijn gelast om zich niet op te houden bij het parlementsgebouw, maar te begeven naar het Malieveld in Den Haag aan de Koningskade 64 (2596 AA), met aanzegging van politiegeweld als de last niet zou worden nageleefd?
Ik ben bekend met het gegeven dat Farmers Defence Force heeft opgeroepen om op 29 juni jongstleden actie te voeren bij het tijdelijke parlementsgebouw in Den Haag. Ook heb ik kennisgenomen van de aanwijzing van de burgemeester van de gemeente Den Haag aan de betogers om te betogen op het Malieveld, in plaats van bij het parlementsgebouw.
Vindt u dat uit de (gedeeltelijk) openbaar gemaakte documenten voortvloeit dat de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal zich actief heeft gemengd in de wording van het in de derde vraag genoemd noodbevel, althans de in de vierde vraag genoemde last en, zo ja, waarom wel of, zo nee, waarom niet?
Uit de documenten die bij deze vragen zijn gevoegd, volgt dat met de voorzitter van de Tweede Kamer is gesproken over het scenario dat de demonstratie van 29 juni 2023 het Kamerdebat zou verstoren. Dat hierover is gesproken met de voorzitter van de Tweede Kamer is niet vreemd. De voorzitter draagt immers verantwoordelijkheid voor het handhaven van orde in de Tweede Kamer. Uit de informatie die mij ter beschikking staat, blijkt niet dat de voorzitter zich actief heeft gemengd in besluitvorming over de facilitering of de bestuurlijke handhaving van de demonstratie.
Vindt u dat uit de (gedeeltelijk) openbaar gemaakte documenten voortvloeit dat de burgemeester van de gemeente Den Haag een beleid hanteert op grond waarvan bij betogingen in de gemeente Den Haag geen (landbouw)trekkers mogen worden gebruikt, anders dan één of twee statische (landbouw)trekker(s), die kunnen dienen als symbool en, zo ja, waarom wel of, zo nee, waarom niet?
Uit het bijgevoegde verslag van de lokale driehoek Den Haag volgt inderdaad dat de gemeente Den Haag een algemene beleidslijn heeft geformuleerd ten aanzien van demonstraties met tractoren. Een standaard beleidslijn ontslaat een gemeente echter niet van haar verplichting een demonstratie te beoordelen op basis van een individuele afweging. Ik treed niet in een beoordeling van dergelijke afwegingen. De burgemeester legt daarover desgewenst verantwoording af aan de gemeenteraad.
Vindt u, ongeacht het antwoord op de zesde vraag, wenselijk en verenigbaar met de Grondwet dat de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal zich actief mengt in aangelegenheden die op grond van de wet niet hem, maar de burgemeester van de gemeente Den Haag aangaan en, zo ja, waarom wel of, zo nee, waarom niet?
Het faciliteren en in goede banen leiden van een demonstratie in de gemeente Den Haag is een bevoegdheid van de burgemeester van die gemeente. De voorzitter van de Tweede Kamer komt ter zake geen bevoegdheden toe.
Ik verwijs u verder naar het antwoord op vraag 5.
Vindt u, evenals het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM),4 dat de organisator van een betoging of de deelnemers aan een betoging, met betrekking tot die betoging in beginsel zelfstandig een tijd, plaats en uitingswijze mogen kiezen en, zo ja, waarom wel of, zo nee, waarom niet?
Het demonstratierecht gaat uit van de vrijheid van demonstranten om in beginsel zelf te bepalen waar, wanneer en hoe zij demonstreren. Dat neemt niet weg dat de bevoegde burgemeester op grond van de Wet openbare manifestaties indien noodzakelijk voorschriften of beperkingen kan verbinden aan een demonstratie, die betrekking hebben op de plaats, het moment en de wijze waarop gedemonstreerd mag worden.
Vindt u dat betogingen, in het bijzonder die welke betrekking hebben op onderwerpen die het parlement aangaan, in beginsel moeten kunnen plaatshebben bij het parlementsgebouw en, zo ja, waarom wel of, zo nee, waarom niet?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 8, hebben demonstranten in beginsel de vrijheid om zelf te bepalen waar zij demonstreren. Het is aan de burgemeester van de gemeente Den Haag om te beoordelen of een demonstratie kan plaatsvinden bij het parlementsgebouw. Uit het demonstratiebeleid van de gemeente Den Haag volgt dat de fysieke buitenruimte voor het tijdelijke parlementsgebouw aan de Bezuidenhoutseweg 67 beperkt is, mede vanwege de aanwijzing van het (zeer drukke) Anna van Buerenplein als veiligheidsrisicogebied.5 Dit kan betekenen dat onder omstandigheden zal moeten worden gekeken naar andere mogelijkheden om in de (betrekkelijke) nabijheid van deze locatie op een veilige manier te demonstreren. Elke demonstratie wordt door het lokale gezag op zichzelf beoordeeld. In overleg met de organisatie zal door het lokale gezag worden bezien op welke locatie de betreffende demonstratie zo veilig mogelijk kan plaatsvinden, met het door de organisatie gewenste aantal deelnemers. Hierbij zal het lokale gezag steeds de feiten en omstandigheden van het moment betrekken.
Vindt u dat de enkele omstandigheid dat een op grond van de wet vereiste vooraankondiging van een betoging ontbreekt, met zich meebrengt dat die betoging mag worden verboden of dat aan die betoging beperkingen mogen worden gesteld en, zo ja, waarom wel of, zo nee, waarom niet?
Een voorgenomen demonstratie moet op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening worden gemeld bij de gemeente middels een kennisgeving. Een tijdige kennisgeving stelt de burgemeester in staat een demonstratie zorgvuldig voor te bereiden door (voorzorgs)maatregelen te treffen om de demonstratie te faciliteren of door indien noodzakelijk voorschriften of beperkingen te stellen.
Dit betekent niet dat een niet-aangemelde demonstratie niet wordt beschermd onder het demonstratierecht. Het uitgangspunt is dat ook niet-(tijdig) aangemelde demonstraties in beginsel zoveel mogelijk moeten worden gefaciliteerd. Het ontbreken van een (tijdige) kennisgeving is dan ook niet zonder meer een reden om beperkingen te stellen of een demonstratie te verbieden.6 Het niet (tijdig) doen van een kennisgeving kan echter wel meebrengen dat eerder beperkingen worden gesteld door de burgemeester. Zonder relevante informatie aan de voorkant of vanwege onvoldoende voorbereidingstijd, is de burgemeester mogelijk niet in staat passende (voorzorgs)maatregelen te treffen waardoor de veiligheid niet kan worden gegarandeerd of wanordelijkheden niet kunnen worden voorkomen.
Vindt u, evenals het EHRM,5 dat ook of zelfs betogingen, waarbij (landbouw)trekkers worden gebruikt, in beginsel vreedzaam zijn en bijgevolg onder het bereik vallen van het recht op vrijheid van meningsuiting en betoging, ofschoon dergelijke betogingen mochten resulteren in wegblokkades en, zo ja, waarom wel of, zo nee, waarom niet?
Het antwoord op de vraag of een actie onder de reikwijdte van het demonstratierecht valt, is afhankelijk van de specifieke situatie en is primair ter beoordeling aan het lokale gezag.
In algemene zin kan ik hierover het volgende opmerken. Een demonstratie met trekkers (die resulteert in een wegblokkade) waarbij de gemeenschappelijke meningsuiting op de voorgrond staat, wordt in beginsel beschermd onder het demonstratierecht. Acties waarbij de gemeenschappelijke meningsuiting op de achtergrond raakt en waarbij andere elementen zoals fysieke dwang overheersen, zijn geen demonstraties (meer) in de zin van de Wet openbare manifestaties (Wom). Is wel sprake van een dergelijke demonstratie, dan geldt dat dit geen ongelimiteerd recht is. Op basis van de Wom kan het lokale gezag het demonstratierecht beperken als dat nodig is om de gezondheid te beschermen, in het belang van het verkeer of ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn bij (verkeers)onveilige situaties. Daar komt bij dat het recht om te demonstreren geen vrijbrief is voor het plegen van strafbare feiten, zoals een overtreding van de Wegenverkeerswet 1994.
Vindt u, evenals het EHRM,6 dat een wettelijk voorschrift of beleidsregel, op grond waarvan de organisator van een betoging of de deelnemers aan een betoginga priori een in beginsel vreedzame uitingsvorm wordt ontzegd, zonder dat ruimte wordt gelaten voor een afweging van de omstandigheden van het geval, in strijd is met het recht op vrijheid van meningsuiting en betoging en, zo ja, waarom wel of, zo nee, waarom niet?
Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 6 dient een burgemeester elke demonstratie op zijn eigen merites te beoordelen, mede op basis van kennis van de concrete situatie en de plaatselijke omstandigheden. Een vaste beleidsregel ontslaat een burgemeester dus niet van zijn of haar verplichting om een demonstratie te beoordelen op basis van een individuele afweging. Er moet ruimte zijn voor een afweging van de specifieke omstandigheden van het geval.
Vindt u dat het huidig wettelijk stelsel, op grond waarvan primair de burgemeesters van de betrokken gemeenten, die zijn benoemd door de Kroon en niet op democratische wijze zijn gekozen, bevoegd zijn om een betoging te verbieden en om aan een betoging beperkingen te verbinden, in overeenstemming is met het democratisch ideaal dat ten grondslag ligt aan het geheel van de fundamentele rechten en vrijheden,7 waaronder begrepen het recht op vrijheid van meningsuiting en betoging, welk ideaal ook op gemeentelijk niveau de norm behoort te zijn8 en, zo ja, waarom wel of, zo nee, waarom niet?
De burgemeester is voor de uitoefening van zijn of haar bevoegdheden verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad, een rechtstreeks gekozen volksvertegenwoordiger. De gemeenteraad is ook actief betrokken bij de benoeming van de burgemeester. De bevoegdheden van de burgemeester zijn ingekaderd door de democratisch gelegitimeerde (grond)wetgever, in onder meer de Grondwet, Gemeentewet en de Wom. Daarnaast zijn er in Nederland wel meer organen die niet (direct) gekozen zijn en bevoegdheden kunnen uitoefenen met betrekking tot grondrechten. Dat dergelijke organen volgens het democratische ideaal op democratische wijze zouden moeten zijn gekozen, is dus niet zonder meer het uitgangspunt van de (grond)wetgever. Ik zie ook niet in dat dat altijd het geval zou moeten zijn, omdat ook op andere wijze kan worden voorzien in een met voldoende (democratische) waarborgen omkleedde bevoegdheidstoedeling.
De coronapersconferenties van het kabinet |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Veel te veel technocratie, daar in Den Haag»?1
Ja.
Kunt u reflecteren op de analyse van de drie wetenschappers in het artikel die de coronapersconferenties onder de loep namen, die zeggen dat die onderhevig waren aan «hardnekkige technocratische framing»? Bent u het daar, in retrospectief, mee eens?
De Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) gaat in zowel zijn eerste als tweede deelrapport over de aanpak van de coronacrisis uitgebreid in op de overheidscommunicatie en persconferenties van het kabinet. De kabinetsreacties op beide deelrapporten reflecteren uitgebreid op de lessen die daaruit zijn getrokken.2
Zo ja, onderkent u dan dus ook dat het kabinet – bewust – met veel te grote stelligheid een wetenschappelijke waarheid rondom de coronamaatregelen en de coronavaccinaties heeft gecreëerd, die er helemaal niet was? Waarom heeft het kabinet zich bediend van deze communicatiestrategie? Zo nee, waarom is dat volgens u niet zo? Kunt u een uitgebreide uiteenzetting geven?
Zie antwoord vraag 2.
Onderkent u dat door deze manier van communiceren en het schermen met «de wetenschap» als waarheid, de informatievoorziening naar – en beeldvorming van burgers over het coronabeleid en de coronavaccinaties zeer sterk en feitelijk onjuist beïnvloed is en dat zij daarmee dus actief verkeerd zijn voorgelicht door het kabinet? Zo nee, waarom is dat volgens u niet zo? Waarom bent u van mening dat de burger wel eerlijk is geïnformeerd, terwijl bewust (wetenschappelijke) informatie voor hen is achtergehouden?
Nee, ik onderken de stellingname in deze vraag niet. Naarmate er nieuwe wetenschappelijke inzichten bekend werden, is dit open en transparant in de publiekscommunicatie verwerkt.
Onderkent u dat de informatie en de beeldvorming die door het kabinet tijdens de persconferenties werd verspreid zeer belangrijk is geweest voor het draagvlak voor de coronamaatregelen en de bereidheid van mensen om zich te laten vaccineren tegen COVID-19? Zo ja, onderkent u dan dus ook dat als het kabinet minder stellig een wetenschappelijke waarheid had verkondigd, het coronabeleid waarschijnlijk veel minder goed was geaccepteerd en veel minder mensen zich hadden laten vaccineren? Hoe heeft dit meegewogen in de communicatiestrategie van het kabinet?
De persconferenties hadden tot doel om een breed publiek te informeren en waren daarmee een belangrijk middel om draagvlak te creëren voor de beleidskeuzes. Feitelijke informatie is en blijft het fundament van alle overheidscommunicatie. Daarnaast wordt ook aandacht besteed aan het zo effectief mogelijk overbrengen van die feitelijke informatie.
Onderkent u dat het kabinet «de wetenschap» en wetenschappers, zoals leden van het Outbreak Management Team (OMT), bewust en op een onjuiste manier heeft ingezet (onder andere bij de persconferenties) voor een agenda die niet wetenschappelijk en medisch, maar voor een groot deel politiek gestuurd was? Kunt u uitleggen wat hiervoor de beweegredenen waren en vindt u niet dat deze wetenschappers hiermee onterecht een te grote verantwoordelijkheid voor het coronabeleid in hun schoenen geschoven kregen, terwijl deze aan het kabinet toebehoorde?
Nee, ik onderken de stellingname in deze vraag niet. Het Outbreak Management Team (OMT) was één van de adviseurs van het kabinet ten tijde van de coronapandemie. Hun medisch-wetenschappelijke adviezen lagen mede ten grondslag aan de gemaakte beleidskeuzes. Om de gemaakte beleidskeuzes te kunnen onderbouwen, is ook verwezen naar deze adviezen. Het is mijn verantwoordelijkheid om helder te communiceren over de inhoud van het advies en het besluit dat op basis van het advies genomen is. De persconferenties hadden tot doel om mensen te informeren.
Realiseert u zich dat heel veel mensen ervan uitgaan dat de overheid hen voorziet van accurate en volledige informatie, dat zij op de overheid vertrouwen om hen eerlijk voor te lichten in tijden van crisis en dat de overheid daarmee dus een grote verantwoordelijkheid draagt om informatie te verspreiden die eerlijk en (op dat moment) feitelijk juist is? Vindt u dat de overheid deze verantwoordelijkheid heeft genomen, of had de communicatie achteraf gezien wat u betreft anders gemoeten?
Dat realiseer ik mij terdege. Daarom is en blijft feitelijke en wetenschappelijk gefundeerde informatie het fundament van alle overheidscommunicatie. Voor een reflectie op de geleerde lessen verwijs ik u naar de kabinetsreactie op de deelrapporten van de OvV (zie mijn antwoord op vraag 2 en 3).
Kunt u uitleggen waarom het kabinet stelselmatig heeft volgehouden dat de coronavaccinaties «de enige uitweg» uit de coronacrisis waren en «de wetenschap» als onderbouwing en bewijs daarvoor aanvoerde, terwijl diezelfde wetenschap ook liet zien dat er met betrekking tot de effectiviteit van de coronavaccins om verspreiding van het SARS-COV-2-virus te voorkomen en bescherming tegen dit virus te bieden, nog maar weinig met enige zekerheid te zeggen viel? Waarom heeft het kabinet niet open en eerlijk gecommuniceerd over de vele wetenschappelijke onzekerheden en onduidelijkheden met betrekking tot de coronavaccins en mensen daarmee actief belangrijke informatie onthouden, op basis waarvan zij een beslissing moesten nemen over het wel of niet ondergaan van een (experimentele) medische interventie en de daarbij behorende risico’s?
Zie mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) van 6 juli 2022.3
Aangezien er geen wetenschappelijke zekerheden waren over de effectiviteit van de coronamaatregelen en de coronavaccinaties, maar in ieder geval wel (wetenschappelijk) duidelijk was dat bepaalde (gezondheids)risico’s aan deze interventies waren verbonden, waarom heeft het kabinet er dan voor gekozen om bewust en actief deze risico’s te nemen, daar mensen niet transparant over te informeren en bovendien niet uit te leggen dat de beleidskeuzes die werden gemaakt uiteindelijk een politieke afweging en verantwoordelijkheid waren, in plaats van een «wetenschappelijke»?
Zie mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga van 13 oktober 20224 en 31 mei jl.5
Kunt u uitleggen waarom het kabinet, nu de coronacrisis voorbij is, plotseling niet meer «de wetenschap» als leidraad neemt en weigert te onderkennen dat die wetenschap inmiddels in toenemende mate laat zien dat het coronabeleid en de maatregelen niet effectief waren en veel schade hebben aangericht en dat de mRNA-coronavaccinaties mogelijk hebben geleid en nog zullen (kunnen) leiden tot (ernstige) gezondheidsschade?
Ik neem nadrukkelijk afstand van de stellingname dat het kabinet de wetenschap niet meer als leidraad zou nemen. Het door de indiener geschetste beeld dat wetenschappelijk onderzoek in toenemende mate zou uitwijzen dat de coronamaatregelen en de COVID-19-vaccins niet effectief en zelfs schadelijk zijn geweest, is misleidend. Ik ben hier in de beantwoording van voorgaande schriftelijke vragen van het lid Van Haga al meermaals uitgebreid op ingegaan.
Dreigende sluiting ziekenhuis Parkstad |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met feit dat in 2030 het Heerlense ziekenhuis Zuyderland/Parkstad alle bedden voor opnames en de spoedeisende hulp kwijt dreigt te raken?
Ik ben bekend met de verkenning die wordt uitgevoerd naar de herinrichting van zorgvoorzieningen in relatie tot noodzakelijke nieuwbouw en heb daar ook recent contact over gehad met het Zuyderland ziekenhuis. Op dit moment worden nog twee opties gewogen.
Bent u bekend met het feit dat Parkstad de grootste stedelijke regio van Limburg is en met 257.000 inwoners groter is dan Eindhoven en Groningen? Zo ja, wilt u inzetten op behoud van het ziekenhuis Parkstad?
Daar ben ik mee bekend.
Zoals ik eerder heb aangegeven in beantwoording van de Kamervragen van het lid Dijk (SP) en het lid van den Berg (CDA)1 vind ik het belangrijk dat ziekenhuizen nadenken over de wijze waarop toekomstbestendige ziekenhuiszorg geleverd kan worden in de regio, zoals het Zuyderland ziekenhuis nu doet.
Als Minister van VWS vind ik het belangrijk dat alle Nederlanders kunnen rekenen op dezelfde hoge kwaliteit van zorg. Daarbij moet het niet uitmaken waar je woont of verblijft. Helaas is dat nu niet overal het geval. Bijvoorbeeld omdat niet altijd voldoende geschoold personeel aanwezig is. Door de toegenomen levensverwachting en de toename van het aantal mensen met chronische ziekten neemt de vraag naar zorg nog veel verder toe. En het is niet realistisch dat het aantal zorgmedewerkers en mantelzorgers die groei kan bijbenen. Het is dus belangrijk om hier goed en tijdig met elkaar over na te denken.
In bijna alle regio’s is het nodig om de zorg anders te organiseren omdat we met de huidige inrichting op afzienbare termijn niet meer de goede kwaliteit van zorg kunnen behouden zoals we gewend zijn. Bij aanpassingen in het zorglandschap is het uitgangspunt «dichtbij waar het kan, verder weg als het moet». Door goede samenwerking is er gelukkig veel mogelijk. Er zullen soms keuzes gemaakt moeten worden, waarbij ik op veel plekken in het land zie dat er door nieuwe vormen van samenwerking ook weer nieuwe mogelijkheden ontstaan.
Juist daarom is het ook zo belangrijk dat we inzetten op een integrale aanpak van zorg en ondersteuning in de regio, die meer uitgaat van preventie, een aanpak in de wijk en betere ketensamenwerking zodat we kwetsbare situaties zoveel mogelijk kunnen voorkomen. Met het Integraal Zorgakkoord hebben veel zorgpartijen met de zorgverzekeraars, VNG en het Rijk afgesproken samen dit proces op te pakken. De in het Integraal Zorgakkoord (IZA) ontwikkelde regiobeelden en regioplannen kunnen daar goed bij helpen, want daar moeten passende oplossingen voor verschillende vraagstukken in samenhang gevonden worden.
Het is voor mij van groot belang dat alle partijen in de regio goed betrokken worden bij de plannen, zeker als het gaat om (mogelijke) wijzigingen in het aanbod van zorg in de regio. Juist ook voor inwoners, gemeenten en zorgmedewerkers is van grote betekenis om tijdig de plannen te kennen en om mogelijkheden te hebben om daarover in gesprek te gaan. Iedereen kan – vanuit de eigen rol en verantwoordelijkheid – bijdragen om tot de best mogelijke oplossingen te komen. Hiervoor is een zorgvuldige procedure uitgewerkt die is vastgelegd in de AMvB acute zorg. Ook het Zuyderland geeft aan veel belang te hechten aan goed overleg met de betrokken partijen. Ik heb begrepen dat het Zuyderland ziekenhuis met burgemeester en wethouders van gemeenten in overleg is en ik hoop dat over de ontwikkelingen in goede dialoog verder wordt gesproken, zodat dit gesprek kan helpen bij het creëren van de juiste randvoorwaarden voor een zorgvuldige transitie.
Bent u bekend met het feit dat Parkstad een regio is met veel armoede en gezondheidsproblemen? Zo ja, deelt u de mening dat daar een volwaardig ziekenhuis bijhoort?
Ik ben bekend met de sociaaleconomische status en de gezondheidsopgaven van de regio. Deze stevige opgaven vragen om een integrale kijk en aanpak van de organisatie van zorg en ondersteuning, in nauwe samenhang met andere relevante domeinen. Tegen deze achtergrond wordt er vanuit de Rijksoverheid ook ingezet op programma’s als Leefbaarheid en Veiligheid (waarin onder meer specifieke aandacht wordt gegeven aan Heerlen Noord) en de zogenoemde Regiodeals (Parkstad Limburg was onderdeel van tranche 2 van de deals en loopt ook mee in tranche 4).
Tegelijkertijd hebben een groot aantal partijen met het IZA afgesproken om vol in te zetten op de transformatie naar Passende Zorg, nadrukkelijk ook in regio’s als Zuid Limburg. Onder andere met meer aandacht voor gezondheid en welzijn, met meer en betere samenwerking tussen zorgverleners en met meer inzet van innovatieve methoden. Dit moet ook een bijdrage leveren aan het versterken van de regio. Ik zie het belang van passende ziekenhuisvoorzieningen in samenhang met zorgnetwerken voor de regio en haar inwoners. Het is dus van belang om bij deze en vergelijkbare casussen te kijken hoe we de verschillende inspanningen op elkaar af kunnen stemmen en zo negatieve impact kunnen voorkomen.
De aanwezigheid en met name de nabijheid van voorzieningen zoals een ziekenhuis is voor veel burgers van invloed op hun gevoelens bij de leefbaarheid van een regio. Dit is ook een van de lessen uit het advies «Elke regio telt» van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli), de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) en de Raad voor het Openbaar bestuur (ROB). Het kabinet heeft 7 juli jongstleden een eerste reactie op dit rapport gestuurd aan de Tweede Kamer.
Een van de concrete hoofdaanbevelingen uit het advies «Elke regio telt» is om de reguliere beleids- en investeringslogica te herijken. Het kabinet is voornemens om bij de uitwerking van deze aanbeveling samen met medeoverheden te kijken naar hoe verschillende bekostigingssystematieken lokaal uitpakken, de beleids- en investeringslogica en daarbij ook rekening te houden met regionale verschillen.
Hierbij dient ook aandacht te worden besteed aan de leefbaarheid in een gebied. Gezien de demissionaire status van dit kabinet zal een volgend kabinet hier opvolging aan moeten geven.
Het is van belang dat het brede maatschappelijke perspectief goed wordt meegenomen bij de transformatie van de zorg en ondersteuning in de regio. Met het IZA en het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) zijn hier al de eerste stappen in gezet. Tegen de achtergrond van de kabinetsreactie op Elke Regio telt vind ik het belangrijk dat de lessen van het IZA en GALA hier goed bij worden betrokken.
Wat wordt uw inzet om ziekenhuis Parkstad te behouden? Graag een gedetailleerd antwoord.
Zoals uitgebreid toegelicht bij de beantwoording van vraag 2 vind ik het belangrijk dat alle Nederlanders en de inwoners van Parkstad kunnen rekenen op dezelfde hoge kwaliteit van zorg. Om dit te borgen heb ik met een groot aantal betrokken partijen in het IZA afgesproken dat er in verband met de transformatie naar Passende Zorg moet worden ingezet op passende zorgvoorzieningen.
Het is nu aan de betrokken partijen in de regio om met elkaar de afspraken uit het IZA vorm te geven en te komen tot een goede inrichting van toekomstbestendige zorg. Partijen zijn nu bezig om, met behulp van regiobeelden, concrete regioplannen op te stellen die hier een bijdrage aan moeten leveren. De zorgverzekeraars hebben daarbij een regierol en zorgplicht. Het is uiteindelijk aan de ziekenhuizen om in afstemming met alle betrokken partijen een keuze te maken over de inrichting van hun specifieke zorgorganisatie binnen het regionale landschap, waarbij altijd een afweging van de aspecten kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid aan de orde is. Een passende inrichting van de door het Zuyderland ziekenhuis geleverde zorg hoort daarbij. Ik blijf de uitwerking van het regioplan en de scenario’s nauw volgen.
Het uitnodigingsbeleid voor COVID-19-vaccinatie |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Is het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op enigerlei wijze betrokken bij de inhoud van uitnodigingen waarin door zorginstellingen geïnformeerde toestemming (informed consent) wordt gevraagd aan cliënten, zoals bijvoorbeeld middels wetgeving, het opstellen van richtlijnen, het aanwijzen van of deelnemen aan adviesorganen van wie het advies als grondslag dient voor het uitnodigingsbeleid en de informatie in de uitnodigingen, etc.?
Het format van de uitnodiging wordt door het RIVM gemaakt. De informatie die in de uitnodiging wordt opgenomen wordt door het RIVM afgestemd met GGD GHOR Nederland en de koepels van de zorginstellingen. Het ministerie voert regelmatig overleg met het RIVM waarbij de uitvoering van de vaccinatieronde bij zorginstellingen ook wordt besproken.
Welke andere organisaties zijn betrokken bij het vormgeven van het uitnodigingsbeleid voor vaccinatie tegen COVID-19? Kunt u een volledig overzicht geven van de organisaties en personen/functies die hier op enige manier bij betrokken zijn? Zo nee, waarom kunt u dit niet inzichtelijk maken?
Het uitnodigingsbeleid is gebaseerd op het advies van de Gezondheidsraad d.d. 28 juni 2023, waarin wordt aangegeven welke doelgroepen in aanmerking komen voor een herhaalvaccinatie. De doelgroepen die een persoonlijke uitnodiging ontvangen, worden door het RIVM uitgenodigd.
Aan welke wettelijke eisen moet een uitnodiging voor een vaccinatie, of andere medische ingreep wettelijk voldoen? Hoe is in die eisen het principe van geïnformeerde toestemming geregeld? Voorziet wet- en regelgeving bijvoorbeeld in een informatiebrochure met alle ins- en outs van vaccinatie tegen COVID-19 en in welke fase moet die informatiebrochure aan cliënt worden verstrekt? Wat zijn de minimale eisen waaraan zo'n informatiebrochure moet voldoen?
Er zijn geen wettelijke kaders voor het uitsturen van een uitnodiging voor vaccinatie. Vanuit de Rijksoverheid worden verschillende vaccinaties aangeboden, zoals het Rijksvaccinatieprogramma voor 0–18 jaar, de COVID-19-vaccinatie en de griep- en pneumokokkenvaccinatie. Voor een deel van deze vaccinaties verstuurt het RIVM de uitnodigingen, voor bijvoorbeeld de griep- en pneumokokkenvaccinatie doen de huisartsen en zorginstellingen dit zelf. Voor de uitnodigingssets die het RIVM zelf verstuurt, is het RIVM verantwoordelijk voor het ontwikkelen, toetsen en vernieuwen van deze materialen. Daarnaast stelt het RIVM in afstemming met betrokken partijen een format op voor de uitnodigingen voor bijvoorbeeld de griepvaccinatie en stelt het RIVM aanvullende informatie beschikbaar. De afzender is in dat geval echter verantwoordelijk voor de inhoud en tekst van de uitnodiging. Voorop staat dat de burger op basis van duidelijke informatie in de uitnodigingsbrief een goed geïnformeerde en afgewogen keuze kan maken om zich wel of niet te laten vaccineren. De uitnodiging wordt daarom in duidelijke en begrijpelijke taal opgesteld. Brede toegankelijkheid van de communicatiematerialen staat voorop en er is oog voor het bereik van laaggeletterden. Uitgangspunten zijn heldere taal op B1-niveau, visuele en duidelijke boodschappen. Hiervoor werkt het RIVM samen met een netwerk van communicatiedeskundigen.
Indien hiervoor geen richtlijnen en/of wet en regelgeving is, door wie en op basis waarvan wordt dan bepaald wat de inhoud van een uitnodiging voor een vaccinatie moet zijn en aan welke voorwaarden/criteria deze moet voldoen en zijn deze voor alle uitnodigingen voor alle vaccinaties en andere gezondheidsgerelateerde uitnodigingen vanuit de Rijksoverheid hetzelfde?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe zijn Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG)-geregistreerde artsen betrokken bij het proces van het verkrijgen van geïnformeerde toestemming van zorgbehoevende cliënten van zorginstellingen? Mag een zorginstelling ook zonder een BIG-geregistreerde arts toestemming verwerven bij cliënten?
De zorginstelling is verantwoordelijk voor de zorg voor de cliënten. Zij vraagt bij de cliënten en/of wettelijk vertegenwoordiger toestemming voor vaccinatie. Degene die dit vraagt hoeft niet een BIG-geregistreerde arts te zijn.
Weet u of bij elke afzonderlijke cliënt en/of zijn/haar wettelijke vertegenwoordiger geïnformeerde toestemming voor een COVID-19-vaccinatie wordt gevraagd door een medewerker van de zorginstelling? Hoe wordt hierop toegezien? Zijn er hiervoor rapportageverplichtingen?
Voordat een cliënt wordt gevaccineerd, dient er toestemming gegeven te worden door de cliënt zelf en als deze dat niet kan door de wettelijk vertegenwoordiger. In het elektronisch patiëntendossier wordt vastgelegd dat er toestemming is gegeven. De medische dienst of de GGD-medewerker die de vaccinaties zet, controleert dit.
Wie ziet erop toe of de uitnodigingen van zorginstellingen aan de wettelijke eisen voldoen en of cliënten, of hun wettelijke vertegenwoordigers, daarin inderdaad naar behoren worden geïnformeerd over de voordelen en risico's van vaccinatie tegen COVID-19 alvorens hun toestemming is verkregen?
Zoals ik in het antwoord op vraag 3 en 4 heb vermeld, zijn er geen wettelijke eisen voor uitnodigingen. Cliënten in zorginstellingen krijgen uitnodigingen die zijn opgesteld zoals beschreven in vraag 1, 3 en 4.
Wie is volgens u verantwoordelijk voor eventuele ernstige bijwerkingen van COVID-19-vaccinatie en op welke wijze is dat wettelijk geregeld? Is het de arts of zorgmedewerker die het vaccin toedient, de zorginstelling die de uitnodigingen verzorgt, de overheid die wet-, en regelgeving vaststelt, of de fabrikant? Indien het de arts of zorgmedewerker is die verantwoordelijk is, zoals de landsadvocaat betoogt, is het verkrijgen van de geïnformeerde toestemming dan niet ook een zaak tussen arts en patiënt, of diens wettelijk vertegenwoordiger? Zo nee, kunt u dan uitleggen waarom niet?
Voor het antwoord betreffende aansprakelijkheid verwijs ik u naar de beantwoording van schriftelijke vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) van 25 augustus 20221.
Zijn artsen en zorgmedewerkers van zorginstellingen en de zorginstellingen zelf op de hoogte van de meest actuele wetenschappelijke kennis over noodzaak, voordelen en risico's van vaccinatie tegen COVID-19 en wanneer en op welke manier is daarover voor het laatst met hen door uw ministerie – of de daartoe aangewezen partijen – gecommuniceerd, al of niet in detail, of in algemene termen?
Er zijn geen richtlijnen met betrekking tot het verstrekken van de meest actuele wetenschappelijke kennis aan artsen. Voor zorgwerkgevers zijn specifieke informatiematerialen beschikbaar die zij kunnen gebruiken om te informeren over de COVID-19-vaccinaties. Ook het RIVM voorziet zorgprofessionals van relevante informatie over deze vaccinatie. Bij de communicatie over vaccins wordt altijd gebruik gemaakt van betrouwbare en wetenschappelijk onderbouwde informatie.
Zijn er richtlijnen met betrekking tot het verstrekken van de meest actuele wetenschappelijke kennis op het gebied van medische interventies, zoals COVID-19-vaccinatie, aan artsen en/of/van zorginstellingen? Zo ja, door wie/wat zijn deze richtlijnen opgesteld, door wie worden deze richtlijnen uitgevoerd en hoe wordt erop toegezien dat deze richtlijnen worden nageleefd?
Zie antwoord vraag 9.
Het Woo-verzoek 2022.217, betreffende o.a. de overeenkomsten met laboratoria tijdens de coronacrisis |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Bent u bekend met Wet open overheid (Woo)-dossier 2022.217, waarin de verzoekende partij om de getekende overeenkomsten vraagt waarin overheidsinstanties met commerciële laboratoria afspraken hebben gemaakt over het testen van samples tijdens de epidemiologische surveillance voor COVID-19?
Ja, daar ben ik van op de hoogte.
Bent u ervan op de hoogte dat dit Woo-verzoek al meer dan een jaar loopt?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat verzoekster door een jurist van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport enige tijd geleden is medegedeeld dat de contracten na lang zoeken eindelijk zijn verzameld?
Ja.
Kunt u aangeven waarom die contracten vervolgens niet worden verstrekt, dan wel geopenbaard, met daar waar nodig het gebruikelijke weglakken van informatie? Wat is de precieze reden dat de contacten (nog) niet publiek zijn?
De verzamelde documenten worden beoordeeld op grond van de Woo, om te beoordelen of er uitzonderingsgronden van toepassing zijn, waardoor informatie niet openbaar kan worden gemaakt. Dat beoordelen heeft meer tijd gekost dan voorzien.
Waarom heeft uw ministerie de administratie niet zodanig op orde dat dergelijke contracten desgevraagd verstrekt kunnen worden?
Het verstrekken van de contracten kost tijd. Dit heeft te maken met de enorme hoeveelheid Woo-verzoeken die het Ministerie van VWS heeft ontvangen.
Wilt u zorg dragen dat de gevraagde contracten zo spoedig mogelijk worden gepubliceerd zodat onnodige juridische procedures kunnen worden voorkomen en kunt concreet aangeven binnen welke termijn u van plan bent dit te doen? Zo nee, waarom kunt u niet toezeggen hiervoor zo spoedig mogelijk te gaan zorgen?
Op 17 oktober jl. is er een (deel) besluit genomen over het Woo-verzoek. Binnenkort zal er een geanonimiseerde versie van dit besluit te vinden zijn dat voor iedereen toegankelijk is op open.minvws.nl. In het (deel) besluit hebben wij aangegeven dat het deel van het verzoek dat ziet op de gevraagde contracten dusdanig groot is dat wij genoodzaakt zijn dit via onze gefaseerde werkwijze voor corona Woo-verzoeken te behandelen. Zodra er (een deel van de) contracten die onder het Woo-verzoek vallen beoordeeld zijn, en deze voor publicatie in aanmerking komen, wordt de indiener van het Woo-verzoek hierover geïnformeerd aan de hand van een deelbesluit.
Zorgmedewerkers die ziek worden na coronavaccinatie |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek waaruit blijkt dat zorgmedewerkers in toenemende mate ziek worden en uitvallen door gezondheidsklachten naarmate zij meer coronavaccinaties ontvangen?1
Ja.
Weet u of de cijfers van dit onderzoek representatief zijn voor de situatie onder gevaccineerde zorgmedewerkers in Nederland? Zo ja, kunt u deze data en een bijbehorende analyse delen? Zo nee, bent u bereid/voornemens om vergelijkbaar onderzoek te laten doen, om te kijken of er in Nederland sprake is van een vergelijkbare situatie?
Er zijn geen specifieke cijfers bekend over gezondheidsklachten na vaccinatie bij zorgmedewerkers in Nederland. Het is derhalve niet mogelijk uitspraken te doen over de representativiteit van de cijfers uit het onderzoek of hier duiding aan te geven. Ik ben niet voornemens een vergelijkbaar onderzoek te laten uitvoeren in Nederland. Zoals eerder aangegeven in antwoorden op schriftelijke vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga)2 3, zijn de meeste gezondheidsklachten na vaccinatie die worden gemeld niet ernstig en gaat het om bekende bijwerkingen die op kunnen treden na vaccinatie.
Weet u hoe de cijfers met betrekking tot zorgmedewerkers uit deze studie zich verhouden tot de non-gespecificeerde cijfers over personen die na coronavaccinatie(s) gezondheidsklachten ontwikkelen? Zo ja, zijn daarin verschillen te zien en welke verschillen zijn dit? Kunt u hiervan een analyse geven?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u cijfers over hoeveel zorgmedewerkers in Nederland lijden aan symptomen en klachten die in verband worden gebracht met het Post-COVID-syndroom? Is dit percentage hoger dan het percentage niet-zorgmedewerkers die hieraan lijden en klopt het dat zorgmedewerkers gemiddeld vaker/meer zijn gevaccineerd dan personen die niet in de zorg werkzaam zijn?
Nee, er is geen nationale registratie van het aantal mensen met post-COVID klachten. Het is dus niet te achterhalen of zorgmedewerkers vaker post-COVID klachten hebben dan niet-zorgmedewerkers. Uit een onderzoek uit 20224 van het RIVM in samenwerking met het CBS bleek dat de vaccinatieopkomst tot 2 maart 2022 voor de gehele zorgsector 83% was, waarvan 61% een booster heeft ontvangen. Dat is iets hoger dan voor werknemers in andere bedrijfstakken (vaccinatieopkomst 77%, boostergraad 52%). Vaccinatieopkomst is in dit onderzoek gedefinieerd als het ontvangen van ten minste één COVID-19 vaccinatie, omdat voor het rapporteren over een afgeronde basisserie ook gegevens nodig zijn over een eventueel doorgemaakte infectie. Deze informatie is niet beschikbaar in CIMS. Voor een afgeronde basisvaccinatie volstaat namelijk één vaccinatie wanneer iemand voor deze vaccinatie COVID-19 heeft doorgemaakt.
Is het wat u betreft mogelijk dat deze zorgmedewerkers mogelijk te kampen hebben met «Long Vax», als gevolg van bijvoorbeeld onderdrukking van het immuunsysteem door IgG4, in plaats van met Post-COVID? Zo nee, waarom niet en waar baseert u die overtuiging op?
Zie mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga van 5 juli jl.5
Waarom blijft u voornemens om vanaf 2 oktober aanstaande, als de najaarscampagne voor coronavaccinatie van start gaat voor hoogrisicogroepen, ook zorgmedewerkers mee te nemen, terwijl deze groep mensen doorgaans relatief jong en gezond is, dus niet tot een hoogrisicogroep behoort en bovendien waarschijnlijk al veelvuldig is blootgesteld aan natuurlijke infectie, waardoor inmiddels robuuste natuurlijke immuniteit voor het SARS-COV-2-virus is opgebouwd, waarvan bekend is dat dat betere bescherming biedt dan vaccinatie en dat middels vaccinatie transmissie niet wordt voorkomen en kwetsbare patiënten dus niet worden beschermd?
De Gezondheidsraad geeft in zijn advies van 28 juni jl. aan dat zorgmedewerkers baat kunnen hebben bij revaccinatie omdat zij door hun werk een verhoogd risico hebben op besmetting met het coronavirus. Door de coronaprik is de kans kleiner dat zorgmedewerkers besmet raken en daarmee de kans kleiner dat ze het virus doorgeven aan de patiënten en cliënten voor wie zij zorgen. Daarmee draagt vaccinatie van zorgmedewerkers bij aan het doel om ziekenhuisopnames en sterfte door COVID-19 zo veel mogelijk te beperken. Volgens de Gezondheidsraad wegen de gezondheidsvoordelen van het vaccineren van zorgpersoneel op tegen de kans op veelal milde bijwerkingen.
Waarom laat u zorgmedewerkers hierdoor onnodig gezondheidsrisico lopen, wat bovendien een nadelige invloed heeft op de toch al grote personeelstekorten in de zorg door uitval en de toch al grote druk op de zorg en de oplopende zorgkosten? Denkt u niet dat het nemen van dit risico contraproductief werkt voor het waarborgen en toekomstbestendig maken/houden van onze zorg?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u van plan om zorgmedewerkers actief te (gaan) informeren dat zij mogelijk een verhoogd risico lopen op gezondheidsklachten na coronavaccinatie en/of in ieder geval hierover met werkgevers in de zorg in gesprek te gaan, zodat zij kunnen overwegen om hun personeel hierover te informeren en/of een voorlichtingscampagne te starten? Zo ja, op welke manier gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
In de beantwoording van eerdere schriftelijke vragen van het lid Van Haga van onder andere 25 juli 20226, 25 augustus 20227 en 8 september 20228 ben ik uitgebreid ingegaan op de communicatie over (mogelijke) bijwerkingen. Ik heb hier niets aan toe te voegen.
Heeft u cijfers over uitval van zorgmedewerkers na coronavaccinatie in Nederland en de duur van deze uitval en het re-integratieproces? Hoeveel arbeidskrachten zijn voor het zorgstelsel inmiddels verloren gegaan en welk percentage daarvan komt naar verwachting weer (volledig) terug? Is er door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een strategie gemaakt om hierop te anticiperen?
Zie mijn antwoord op vraag 2 en 3.
Hoe verhoudt zich het aantal zorgmedewerkers dat (deels) uitvalt na coronavaccinatie als mogelijk gevolg van die coronavaccinatie, tot het aantal zorgmedewerkers dat juist, in ieder geval volgens het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport / Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), juist behouden blijft voor de zorg door de coronavaccinatie? Hoe ontwikkelt deze verhouding/balans zich naarmate het aantal coronavaccinaties per zorgmedewerker toeneemt?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 en 3 vindt geen specifieke registratie plaats van gezondheidsklachten na vaccinatie onder zorgmedewerkers. Deze cijfers zijn dus niet bekend. Wel is er brede wetenschappelijke consensus over de gezondheidsvoordelen van vaccinatie. Deze voordelen wegen op tegen het risico op veelal milde bijwerkingen.
Het onderzoek ‘COVID-19 Infection Rates in Vaccinated and Unvaccinated Inmates: A Retrospective Cohort Study’ |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Hebt u kennisgenomen van het onderzoek «COVID-19 Infection Rates in Vaccinated and Unvaccinated Inmates: A Retrospective Cohort Study»?1
Ja.
Hoe reflecteert u op de bevindingen uit dit onderzoek, die laten zien dat personen die bivalente coronavaccin-boosters hebben ontvangen een grotere kans hebben om alsnog/weer geïnfecteerd te raken met het SARS-COV-2-virus, dan personen die geen coronavaccinatie hebben gekregen? Bent u op de hoogte van de verschillende andere onderzoeken, zoals onder andere die van de Cleveland Clinic, die laten zien dat mensen die zogeheten «up to date» zijn wat betreft coronavaccins een grotere kans hebben om alsnog geïnfecteerd te raken met SARS-COV-2 dan mensen die niet «up to date» zijn?
De studie waarnaar verwezen wordt kent meerdere beperkingen. Zo is er bijvoorbeeld niet gecorrigeerd voor eerder doorgemaakte corona-infecties. Ook het onderzoek van Cleveland Clinic waar vermoedelijk aan wordt gerefereerd2 toont niet aan dat er een causaal verband is tussen (herhaal)vaccinaties en een groter risico op een corona-infectie3. Bovendien is het doel van vaccinatie niet om infectie, maar om ernstige ziekte en sterfte door COVID-19 te voorkomen. De coronavaccins zijn hierin erg effectief.
Aangezien deze studie aangeeft dat er weliswaar meer gevaccineerde dan ongevaccineerde respondenten waren, maar de statistische infectieratio onder de gevaccineerde respondenten nog altijd significant hoger was dan onder de niet-gevaccineerde respondenten, kunt u een analyse geven met betrekking tot de effectiviteit van de bivalente coronavaccin-boosters, indien u nog altijd van mening bent dat deze vaccins ervoor zorgen dat personen minder snel geïnfecteerd raken met SARS-COV-2?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn Nederlandse cijfers beschikbaar met betrekking tot de infectieratio van personen die een bivalente coronavaccin-booster hebben ontvangen ten opzichte van personen die niet zijn gevaccineerd tegen het coronavirus? Zo nee, gaat een dusdanig onderzoek worden gedaan?
Het RIVM doet onderzoek naar de vaccineffectiviteit tegen infectie binnen de Vaccinatiestudie Corona (VASCO). Op 16 februari jl. is een wetenschappelijk artikel verschenen over de effectiviteit van boostervaccinatie met bivalent vaccin tegen infectie met de omikronvariant van het virus4.
Kunt u analyseren hoe het mogelijk is dat eerdere studies de vermeende effectiviteit van coronavaccins tegen infectie en transmissie vaststelden, maar er nu steeds meer wetenschappelijke onderzoeken naar buiten komen die het tegendeel concluderen? Waar komt deze discrepantie in uw optiek vandaan?
De mate waarin een vaccinatie helpt infectie te voorkomen en transmissie van het virus te beperken kan na verloop van tijd afnemen. Dit is onder meer ook afhankelijk van de eigenschappen van de circulerende virusvarianten en de immune escape door veranderingen in het virus. Dit betekent niet dat vaccinatie helemaal geen bescherming biedt tegen infectie en/of transmissie.
Nu de coronabesmettingen volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) weer oplopen, wordt in Nederland actief gemonitord wat de verhouding van besmettingen/positieve testen is tussen gevaccineerde en niet-gevaccineerde personen en hoeveel en welke vaccins door personen zijn ontvangen? Zo ja, kunt u inzichtelijk maken welk beeld daaruit naar voren komt? Zo nee, waarom wordt dit niet in kaart gebracht?
Nee, ik zie hier geen reden toe.
Bent u op de hoogte van de onderzoeken die laten zien dat het «stapelen» van coronavaccins en/of het mRNA spike-eiwit mogelijk leiden tot verslechtering van het innate immuunsysteem van mensen? Zo ja, blijft u dan nog altijd bij uw standpunt dat er geen aanwijzingen zijn dat (herhaaldelijke) coronavaccinatie zou kunnen leiden tot een (tijdelijk) verzwakte gezondheid waardoor juist een grotere bevattelijkheid voor infectie met het SARS-COV-2-virus optreedt?
Zie mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) van 26 juli 20225 en 21 november 20226.
Gaat u de mensen die binnenkort worden uitgenodigd voor de najaars-coronavaccinatieronde, die begin oktober van start gaat, actief monitoren om te kijken of de bevindingen en cijfers van de hierboven genoemde studie representatief zijn?
Nee, ik zie hier geen reden toe.
Indien ook in Nederland blijkt dat meer gevaccineerde dan ongevaccineerde mensen geïnfecteerd raken met het SARS-COV-2-virus, welke gevolgen heeft dat dan voor het coronavaccinatieprogramma?
Dit zou geen gevolgen hebben voor het coronavaccinatieprogramma. Het doel van vaccinatie is het voorkomen van ernstige ziekte en sterfte door COVID-19.
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over het openbaar worden van de contracten van bepaalde landen met vaccinproducenten, waaruit onder andere blijkt dat de producenten geen informatie hadden over de mogelijke bijwerkingen, lange termijneffecten en effectiviteit van de coronavaccins? Stond soortgelijke informatie ook in de contracten die de Nederlandse overheid heeft gesloten met vaccinproducenten? Zo ja, wie hebben deze overeenkomsten gezien, wanneer en is deze informatie gedeeld en met wie? Indien de Nederlandse overheid op de hoogte was van deze informatie in de contracten, waarom is de Kamer en de Nederlandse burger daarover dan niet geïnformeerd?2
Zie de antwoorden van de toenmalige Minister van VWS op de schriftelijke vragen van het lid Van Houwelingen (FVD) van 30 juli 20218.
Aangezien van de primaire coronavaccins niet bekend was wat de effectiviteit en de mogelijke (schadelijke) lange termijneffecten waren, is het toch niet meer dan aannemelijk dat dit ook geldt voor de bivalente boosters en de mogelijke andere nieuwe varianten van de coronavaccins die nog ontwikkeld/ingezet gaan worden? Waarom bent u bereid een risico te lopen met de gezondheid van mensen als de epidemiologische situatie niet meer dusdanig is dat sprake is van een acute handelingsnoodzaak die rechtvaardigt dat dergelijke risico’s worden genomen?
Zie mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga van 2 september 20229.
Hoe wordt de effectiviteit van de bivalente coronavaccin-boosters gemeten en hoe/waar/wanneer wordt deze data openbaar gemaakt en beschikbaar gesteld voor onderzoekers?
Het RIVM rapporteert periodiek over de vaccineffectiviteit tegen ziekenhuis- en IC-opname10. Ook wordt met de VASCO-studie onderzoek gedaan naar de effectiviteit van de coronavaccins op de lange termijn. De resultaten van VASCO worden in wetenschappelijke publicaties beschreven11.
De social media politie |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Belastingdienst verzamelde op grote schaal persoonlijke gegevens, ook op sociale media»?1
Ja.
Kunt u aangeven waarom de privacy van burgers zo massaal is geschonden? Graag in een gedetailleerd antwoord het «waarom» inzake het gegeven dat de Belastingdienst in het omstreden systeem RAM allerlei gevoelige data van burgers verzamelde.
Ik heb in de stand-van-zakenbrief Belastingdienst van 31 augustus jl.2 aangegeven dat er een onderzoek komt naar RAM. Daarnaast heeft de AP aangegeven onderzoek naar RAM te zullen gaan doen. Pas na afronding van deze onderzoeken kunnen conclusies worden getrokken over RAM en eventuele acties ondernomen worden.
Is het vermaledijde computersysteem RAM in het leven geroepen om als overheid onwelgevallige mensen en meningen in de gaten te houden? Wilt u in uw gedetailleerde antwoord de onderste steen boven laten komen inzake de omstreden database RAM, dat jarenlang voor privacyproblemen heeft gezorgd binnen de Belastingdienst, dat ondanks interne twijfels over de rechtmatigheid en over de «herkomst, juistheid en actualiteit» werd ingezet?
RAM is niet in het leven geroepen om onwelgevallige mensen en meningen in de gaten te houden, maar om te gebruiken in het toezicht. Net als het lid Van Haga hecht ik er waarde aan dat er duidelijkheid komt over het doel en het gebruik van RAM. Daarom heb ik, zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven, aangekondigd dat er een extern onderzoek zal worden ingesteld naar RAM. Ik wil in de beantwoording van deze vragen niet vooruitlopen op het onderzoek.
Politieke processen die beperkte OM-capaciteit opsouperen |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Openbaar Ministerie kan door personeelstekort sommige strafbare feiten niet meer vervolgen: «We moeten scherper kiezen»»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Bent u voorts bekend met de processen tegen Geert Wilders, Richard de Mos en Gideon van Meijeren?
Ja, ik ben bekend met de strafprocessen die hebben gelopen of nog lopen tegen de door u genoemde personen.
Deelt u de mening dat het onverkwikkelijk is dat zaken als derenmishandeling, hennepkweek en oplichting door het Openbaar Ministerie (OM) niet meer worden opgepakt, omdat vele tientallen rechercheurs en andere betrokkenen bij het OM druk waren of zijn met de vervolging van volksvertegenwoordigers zoals Geert Wilders, Richard de Mos en Gideon van Meijeren? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Deze mening deel ik niet. De capaciteit bij zowel het Openbaar Ministerie (OM) als de politie en de rechterlijke macht is – altijd – beperkt, waardoor het OM – altijd – moet kiezen welke zaken wel en niet worden opgepakt en bij de rechter aangebracht. Dat het OM keuzes moet maken is van alle tijden. Het OM heeft een eigenstandige bevoegdheid om te bepalen welke zaken het wanneer strafrechtelijk in onderzoek neemt en vervolgt. Met het oog op een doelmatige aanwending van middelen stelt het OM prioriteiten, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met de ernst van het strafbare feit en de maatschappelijke impact.
Deelt u de mening dat deze politieke processen niet alleen ontzettend veel geld kosten en beperkte mankracht opsouperen, maar ook het toch al broze vertrouwen in de rechtsstaat verder aantasten? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
In deze mening kan ik mij niet vinden. Wat mij betreft is er sprake van een politiek proces indien een beslissing in een strafzaak is ingegeven door politieke motieven. Daarvan is absoluut geen sprake van in de door u genoemde strafzaken, en bij geen enkele andere zaak bij het OM of de rechterlijke macht. Het OM heeft in alle individuele strafzaken een eigenstandige bevoegdheid, om onder meer te oordelen of een strafbaar feit is gepleegd en of de verdachte hiervoor moet worden vervolgd. Van deze bevoegdheid heeft het OM gebruikgemaakt in de zaken die u noemt.
Deelt u de mening dat als het OM stopt met politieke processen, het meer tijd heeft voor zaken die nu blijven liggen, waardoor de echte boeven aangepakt kunnen worden? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Zoals verwoord in mijn vorige antwoorden, is er naar mijn stellige overtuiging geen sprake van een politiek proces en heeft het OM een eigenstandige bevoegdheid om beslissingen te nemen.
Deelt u de mening dat de politieke inmenging van het OM grote gevolgen heeft, aangezien de partij van De Mos in Den Haag uit het college is gezet en het die plek als winnaar van de gemeenteraadsverkiezingen door de lopende zaak niet terug kreeg en gezien het feit dat De Mos nu weer geblokkeerd wordt als wethouder vanwege het hoger beroep dat het OM tegen de van alles vrijgesproken De Mos heeft ingesteld? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Ik ben ervan overtuigd dat het OM geen politieke inmenging pleegt in de strafzaak van De Mos en medeverdachten. Voor een onderbouwing hiervan verwijs ik naar mijn eerdere antwoorden.
Het OM is zich bewust van de impact van de zaak op de gemeentelijke politiek en heeft aangegeven de maatschappelijke noodzaak te zien om zo spoedig mogelijk en op een zorgvuldige manier duidelijkheid te krijgen in de zaak.
Deelt u de mening dat een hoger beroep in geval van een volledige vrijspraak niet gewenst is? En bent u bekend met het feit dat in andere landen, voornamelijk «common law»-systemen, genoeg voorbeelden zijn te vinden waarin een hoger beroep tegen een volledige vrijspraak in strijd wordt geacht met «double jeopardy»,2 oftewel het «ne bis in idem» principe? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven waarin u aangeeft of u voor het recht bent om niet twee keer voor hetzelfde feit te worden vervolgd?
Ik ben ermee bekend dat in andere landen het ne bis in idem-beginsel niet volledig hetzelfde wordt uitgelegd als in Nederland. In Nederland valt het hoger beroep onder dezelfde rechtsgang, waardoor geen sprake is van vervolging voor het hetzelfde feit (oftewel strijd met het ne bis in idem- beginsel) in geval van hoger beroep bij vrijspraak. Artikel 404 van het Nederlandse wetboek van Strafvordering bepaalt dat het OM hoger beroep kan instellen tegen vonnissen betreffende misdrijven, ook indien de verdachte van de gehele tenlastelegging is vrijgesproken. Het hoger beroep heeft verschillende functies. Allereerst is er de herstelfunctie, die inhoudt dat partijen gemaakte fouten kunnen herstellen, nieuwe of andere gronden kunnen aanvoeren en nieuwe feiten of omstandigheden kunnen inbrengen. Daarnaast geldt dat in hoger beroep de rechter in eerste aanleg wordt gecontroleerd, de zogenoemde controlefunctie van het hoger beroep. Tot slot heeft hoger beroep een rechtseenheidsfunctie; de rechter in hoger beroep bewaakt de rechtseenheid en rechtsontwikkeling. Het hoger beroep heeft dus, ook bij een volledige vrijspraak in eerste aanleg, een belangrijke functie.
Veiligheid van werknemers in de ggz-zorg |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat veel medewerkers in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) te maken krijgen met onveilige situaties, die potentieel tot (grote) risico’s voor deze werknemers kunnen leiden? Zo ja, kunt u aangeven of en hoe de veiligheidssituatie van ggz-medewerkers de afgelopen jaren is veranderd en welke geluiden u uit de sector ontvangt?
Ik ben ervan op de hoogte dat het voorkomt dat medewerkers in de geestelijke gezondheidszorg (hierna: ggz) te maken kunnen krijgen met onveilige situaties die tot risico’s kunnen leiden en wil daarbij benadrukken dat dergelijke situaties niet acceptabel zijn. De veiligheidssituatie in een branche beslaat verschillende aspecten. Binnen de ggz is agressie van patiënten richting zorgverleners een van de belangrijkste aspecten die tot onveilige situaties en risico’s kunnen leiden. Echter ook in het geval dat de onveiligheid te maken heeft met het ziektebeeld van de patiënt moet er adequaat tegen opgetreden worden.
Via de werknemersenquêtes (WNE) van het programma Arbeidsmarkt in Zorg en Welzijn is bekend welk aandeel van de werknemers in de GGZ jaarlijks te maken heeft met verschillende vormen van agressie en ongewenst gedrag. In onderstaande tabel zijn de cijfers weergegeven voor respectievelijk fysieke agressie en bedreiging/intimidatie. Er is geen duidelijke trend te zien in het aandeel werknemers dat met een dergelijke situatie te maken krijgt.
Er wordt ook aan de respondenten van de WNE gevraagd of zij het idee hebben dat intimidatie, agressie en geweld door patiënten of cliënten het afgelopen jaar is toegenomen, gelijk gebleven of afgenomen. Sinds de start van de meting in het tweede kwartaal van 2019 geeft steeds 18% tot 28% van de werknemers in de GGZ aan dat de agressie is toegenomen, terwijl dat niet uit de bovenstaande cijfers blijkt. Het kan zijn dat dit veroorzaakt wordt door een toenemende ernst van de incidenten.
De branchevereniging voor de geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg (de Nederlandse ggz) geeft aan dat het werken in de geestelijke gezondheidszorg inderdaad risico's met zich meebrengt en dat zij regelmatig van werkgevers horen dat zij uitdagingen ervaren in het waarborgen van de veiligheid van hun medewerkers. Zij geven ook aan dat werkgevers binnen alle randvoorwaarden die er zijn en in lijn met de Arbo-wetgeving zich dagelijks inzetten om de veiligheid van hun medewerkers te waarborgen. De branchevereniging en het sociaal fonds (O&O Fonds ggz) dragen daaraan bij door extra inzet te doen in een branche brede aanpak van agressie en veiligheid.
Weet u of de cijfers van meldingen in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) van ggz-medewerkers over onveilige situaties die zij zelf ondervinden met betrekking tot hun werk en in hun werkomgeving representatief zijn voor de werkelijke situatie van deze werknemers, of is er (waarschijnlijk) sprake van onderrapportage? Indien onderrapportage plausibel is, wat gaat u dan doen om de werkelijke situatie in kaart te brengen en daarop te anticiperen?
De Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) ziet toe op de kwaliteit van zorg. Voor zover een onveilige werksituatie gevolgen heeft voor de kwaliteit van zorg geldt het volgende: zorgaanbieders zijn verplicht om calamiteiten, geweld in de zorgrelatie en ontslag bij disfunctioneren te melden bij de Inspectie Gezondheidzorg en Jeugd. Daarnaast heeft een zorgaanbieder een – niet openbaar – register van intern gemelde incidenten. Doel van het melden van incidenten en calamiteiten is dat zorgaanbieders hiervan leren en de zorg verder verbeteren. De Wkkgz kent geen verplichte registratie van incidenten die geen relatie hebben met de kwaliteit van zorg. Het is mij op grond van de Wkkgz daarom niet bekend of er sprake is van een onderrapportage van dergelijke situaties.
Kunt u inzichtelijk maken of en hoe wordt geregistreerd of personeel van ggz-instellingen de verplichte VFI (Veilig Fysiek Ingrijpen) training volgen en hoe en door wie wordt gecontroleerd of er voldoende adequaat opgeleide mensen werkzaam zijn in een instelling? Hebben instellingen een landelijke rapportageverplichting? Zo nee, waarom is hier geen informatie over en moeten hier geen landelijke richtlijnen en/of doelen en toetsing voor komen?
In de GGZ is het soms noodzakelijk dat medewerkers fysiek ingrijpen. De veiligheid van de patiënt, medepatiënten en de zorgverlener zijn daarbij van groot belang. De zorgverlener die ingrijpt moet daarom de juiste technieken beheersen en werkgevers zijn ervoor verantwoordelijk dat medewerkers bekwaam zijn in de bij hun functie passende technieken (zie ook de Handreiking veilig fysiek ingrijpen van GGZ Nederland, nu de Nederlandse GGZ geheten). Echter, niet iedere medewerker hoeft getraind te worden in fysiek ingrijpen in onveilige situaties.
Wie en hoeveel mensen hierin opgeleid moeten worden zal dan ook per instelling verschillen. Een landelijke richtlijn is daarmee niet op te leggen. Wel is het de verantwoordelijkheid van de werkgever om een goed veiligheidsbeleid op te stellen, waarin – als het relevant is – ook veilig fysiek ingrijpen en het bijbehorende opleidingsbeleid een plaats hebben.
Instellingen hebben geen rapportageverplichting. Wel kunnen zorgprofessionals zich laten registreren in het VFI-register (Veilig Fysiek Ingrijpen Register) als zij een door het VFI Register erkende weerbaarheidstraining te hebben afgerond.
Kunt u inzichtelijk maken of en hoe wordt geregistreerd of het personeel van ggz-instellingen de verplichte BHV (bedrijfshulpverlener) training hebben gevolgd en of ggz-instellingen beschikken over voldoende mensen die hierin adequaat zijn opgeleid? Zo nee, waarom is hier geen informatie over en moeten hier geen landelijke richtlijnen en/of doelen en toetsing voor komen?
Nee, ik kan niet inzichtelijk maken of en hoe wordt geregistreerd of personeel BHV trainingen hebben gevolgd. Dit is de verantwoordelijkheid van de werkgever. Op basis van de Arbeidsomstandighedenwet (hierna: Arbowet) zijn werkgevers verplicht om maatregelen te nemen op het gebied van bedrijfshulpverlening. Iedere werkgever is verplicht goede bedrijfshulpverlening te organiseren en in dit kader één of meer BHV'ers aan te stellen. Bij het bepalen van de manier van bedrijfshulpverlening of het aantal BHV’ers moet men rekening houden met de grootte van het bedrijf en de risico’s die er spelen. BHV’ers moeten beschikken over een gedegen opleiding en uitrusting om hun taken goed uit te voeren. Indien de bedrijfshulpverlening binnen een bedrijf niet in orde is, kan dat door (een vertegenwoordiging van) de werknemers gemeld worden bij de Nederlandse Arbeidsinspectie die handhavend kan optreden.
Bent u zich ervan bewust dat ggz-patiënten regelmatig lang in instellingen verblijven en dat dit leidt tot stagnatie in de hulpverleningsketen en het maatschappelijke reïntegratieproces? Wat wordt gedaan om ervoor te zorgen dat ggz-patiënten zo snel mogelijk doorstromen naar andere klinieken en/of hulpverleningsinstanties?
De zorgverlening van de ggz is erop gericht om mensen zo kort en laagdrempelig mogelijk te ondersteunen, mits hun ziektebeeld dat toelaat. Het is aan zorgverzekeraars, zorgverleners, zorgaanbieders en patiëntenorganisaties om te beschrijven wat zij zien als noodzakelijk goede zorg en hoe ze dat doelmatig organiseren. Een voorbeeld is de Generieke Module Diagnostiek waaraan de ggz-sector heeft gewerkt. In deze module is beschreven dat regelmatige evaluatie van de behandeling onderdeel hoort te zijn van het zorgproces. Zorgverleners moeten zich aan deze Generieke Module houden en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt daar toezicht op. Daarnaast zet de Minister van VWS samen met de sector in op een goede samenwerking met o.a. het sociaal domein zodat bij een psychische stoornis ook wordt gekeken naar welke ondersteuning een patiënt nodig heeft voor een goede deelname aan het maatschappelijke leven. Dit is een belangrijk uitgangspunt van het IZA. Met de inwerkingtreding van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) is bijvoorbeeld wettelijk geregeld dat bij gedwongen zorg de ggz samenwerkt met de gemeente zodra er essentiële voorwaarden voor deelname aan het maatschappelijk leven missen om het maatschappelijke re-integratieproces en uitstroom uit gedwongen zorg te bevorderen.
Wat gebeurt er op landelijk niveau door de Rijksoverheid en het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport om de veiligheid van medewerkers in de ggz te waarborgen? Welke richtlijnen op dit gebied worden ggz-instellingen opgelegd door het Rijk en hoe en door wie wordt dit getoetst?
Op grond van de Arbowet is de werkgever verantwoordelijk voor een gezonde en veilige werkomgeving. De werkgever moet zorgen voor de concrete invulling daarvan binnen de organisatie en moet ervoor zorgen dat het gesprek daarover wordt gevoerd tussen de werkgever en (een vertegenwoordiging van) de werknemers. De Arbowet biedt ruimte aan werkgevers en werknemers om samen te bepalen wat het beste werkt binnen hun specifieke organisatie en context. Op de werkgever rust ook de verplichting tot het opstellen van een Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) waarin de werkgever, samen met de werknemers, alle arbeidsrisico’s binnen de organisatie in kaart brengt. Vervolgens maakt de werkgever, samen met de werknemers, een plan van aanpak voor het beheersen van deze risico’s. Het doel van de RI&E is om gezondheidsklachten en ongevallen te voorkomen. De afgelopen jaren is met het meerjarenprogramma RI&E ingezet op het vergroten van het aantal bedrijven/organisaties met een RI&E. Zoals aangegeven in de Arbovisie 2040 blijft het kabinet werkgevers stimuleren tot het opstellen en actueel houden van een kwalitatief goede RI&E met preventie als uitgangspunt. Het kabinet doet dit door samen met de sociale partners vervolgstappen te zetten met onder andere het steunpunt RI&E, het instrument Route naar RI&E en het SER-advies over de Start RI&E.
De Nederlandse Arbeidsinspectie houdt risicogericht toezicht op de naleving van de verplichtingen uit de Arbowet, inclusief de RI&E. Het programma Psychosociale Arbeidsbelasting (PSA) van de Nederlandse Arbeidsinspectie besteedt daarnaast risicogericht aandacht aan psychosociale arbeidsbelasting, waaronder werkdruk, agressie en geweld. Het programma verkent de mogelijke inzet bij GGZ-instellingen in de komende jaren.
Iedere werknemer verdient een gezonde en veilig werkplek. Agressie tegen zorgmedewerkers is ontoelaatbaar. Als het gaat om agressie ligt de primaire verantwoordelijkheid voor preventie, goede opvang en nazorg op de werkvloer bij de werkgever. Om hen hierbij te ondersteunen heb ik onderzoek laten doen naar agressie in de verschillende zorgbranches (waaronder ook de GGZ) en heb ik subsidiegelden beschikbaar gesteld zodat sociale partners in Zorg en Welzijn gericht aan de slag kunnen gaan met de ontwikkeling van een aanpak die aansluit op de situatie en ondersteuningsbehoefte in de eigen branche. Via bestuurlijk overleg met sociale partners houd ik vinger aan de pols. Ook blijf ik de ervaren agressie op de werkvloer in zorg en welzijn monitoren via jaarlijkse werknemerspanels en is er een lerend netwerk opgezet om kennis en ervaring rond de aanpak van agressie en ongewenst gedrag uit te wisselen.
Is het mogelijk dat de Rijksoverheid een landelijk meldpunt opricht voor medewerkers van ggz-instellingen, waar zij incidenten en zorgen kunnen melden? Zo nee, waarom niet?
Waar het gaat om situaties die een (ernstige) bedreiging vormen voor de veiligheid van cliënten of de zorg, kunnen zorgverleners dit melden bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). In verschillende situaties bestaat op grond van de Wkkgz een meldingsplicht voor de zorgaanbieders: bij calamiteiten in de zorg, bij het ontslag van een zorgverlener wegens disfunctioneren of bij geweld in de zorgrelatie. In het laatste geval gaat het om agressie gericht tegen de cliënt. Incidenten en zorgen rondom ongezonde of onveilige werksituaties voor werkenden kunnen gemeld worden bij de Nederlandse Arbeidsinspectie.
Waar het gaat om agressie door cliënten richting zorgmedewerkers vind ik het van groot belang dat werknemers het bij hun werkgever melden als zij te maken hebben gekregen met agressie. Dit stelt de werkgever in staat om de werknemer ondersteuning te bieden, want een goede opvang op de werkvloer kan zeer helpend zijn voor het slachtoffer. Bovendien is de werkgever verantwoordelijk voor een veilige werkomgeving. Daarom is het van belang dat de werkgever op de hoogte is van incidenten die zich voordoen, zodat er gekeken kan worden of er iets veranderd moet worden aan het beleid of de werkomgeving. Een centraal meldpunt voor zorgpersoneel kan hier op gespannen voet mee staan. Er zijn echter ook zorgprofessionals die geen werkgever hebben, of zelf zowel zorgverlener als werkgever zijn. Denk hierbij aan huisartsen of tandartsen. Voor deze groep zorgprofessionals kan een centraal punt helpend zijn, een punt waar zij terecht kunnen voor steun of vragen. Op dit moment lopen er gesprekken over een dergelijk meldpunt.
Welke concrete plannen en middelen gaat u inzetten om goed en bekwaam personeel te behouden voor de ggz en te voorkomen dat deze mensen de sector verlaten en vervolgens vervangen worden door (vaak) duurdere zelfstandigen zonder personeel (zzp-ers), en/of dat detacheringsbureaus worden ingehuurd om personeelstekorten te ondervangen?
Met het programma «Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn» (hierna: TAZ)1 zet ik mij samen met partijen in de sector in om een transitie in de zorg op gang te brengen naar passende en arbeidsbesparende zorg. Behoud van medewerkers door goed werkgeverschap en het vergroten van het werkplezier is daarin één van de drie programmalijnen. Binnen die actielijn wordt onder andere gewerkt aan het bevorderen van zeggenschap, andere vormen van begeleiding van nieuwe medewerkers en het vergroten van duurzame inzetbaarheid.
Verder heb ik verschillende acties in gang gezet om de balans te herstellen tussen medewerkers in loondienst en flexibele medewerkers. De acties zijn gericht op het terugdringen van schijnzelfstandigheid en een bewustwording rondom de gevolgen van de keuze voor zzp-schap, en betreffen:
Bent u, om de veiligheid van ggz-medewerkers en cliënten te verbeteren, bereid om alle ggz-instellingen in Nederland (op termijn) te verplichten niet langer sleutels te gebruiken in hun panden, maar alleen met sleutelpasjes te werken? Zo nee, waarom niet?
Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 6: de werkgever is op grond van de Arbowet verantwoordelijk voor een gezonde en veilige werkomgeving en moet zorgen voor de concrete invulling daarvan binnen de organisatie. Het is ook aan de werkgever om de afweging te maken of en waar in het pand het veiliger is om met sleutelpasjes te werken in plaats van met sleutels. Ik zie hiervoor geen rol voor mijzelf.
Bent u bereid om een landelijke richtlijn op te stellen die ggz-instellingen verplicht om in alle kantoren van medewerkers minstens twee deuren te hebben, zodat er voor personeel altijd een alternatieve vluchtroute is, mochten zij te maken krijgen met een onveilige/gevaarlijke/bedreigende situatie?
Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 6 en vraag 9. Het is aan de werkgever om te bepalen of en zo ja waar in de kantoren en andere ruimtes van zijn of haar panden meerdere uitgangswegen noodzakelijk zijn. Ik zie hiervoor geen rol voor mijzelf.
De verzameling van CT-waardendata van coronatests |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over de verzameling van Cycle-Treshold (CT)-waarden van positieve coronatests, door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport?1, 2
Ja.
Kunt u uitleggen waarom u eerder, onder andere in de beantwoording van schriftelijke vragen van een lid van de Groep Van Haga en in het debat over de wijziging van de Wet publieke gezondheid (Wpg) in de Eerste Kamer aangaf dat uw departement niet beschikte over deze CT-waardendata, terwijl nu blijkt dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport deze waarden wel degelijk in grote aantallen verzamelde? Waarom heeft zowel u, als een vertegenwoordiger van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) aanhoudend aangegeven dat er geen CT-waarden waren, terwijl er nu meer dan 1,2 miljoen verzameld blijken te zijn?3, 4
Een groot deel van de gegevens is met terugwerkende kracht aangeleverd bij het RIVM voor statistisch onderzoek/wetenschappelijk onderzoek. Alle ontvangen CT-waarden zijn geanonimiseerd en door het RIVM niet herleidbaar tot personen.
Zoals eerder beschreven in de beantwoording van Kamervragen5 werken de gecontracteerde labs niet onder mijn verantwoordelijkheid. Het zijn privaatrechtelijke opdrachtnemers. Het is niet aan het Ministerie van VWS om over deze CT-waarden (van laboratoria) te beschikken of deze op te vragen.
Hoe kan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over een totaal van 1,2 miljoen CT-waarden beschikken als de u naar eigen zeggen geen zeggenschap heeft over de labs? Is het niet zo dat de contracten die de Groep van Haga gezien heeft en die met terugwerkende kracht ook voor de periode waarin alleen een memorandum of understanding (MoU) van toepassing was golden, spreken van een verplichting om informatie te geven als het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport daar om vraagt?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel CT-waarden waren voor de kiemsurveillance nodig en als dat er slechts een paar duizend per week waren, kunt u dan uitleggen waar die tot wel 115.000 CT-waarden per week vandaan kwamen op het hoogtepunt van de inzamelingsactie? Welke reden had het verzamelen van zulke grote aantallen? Hoe zag de projectorganisatie eruit die deze data opvroeg bij de laboratoria en verwerkte? Wat werd met die CT-data aan onderzoek gedaan, wat waren de resultaten en wie was de opdrachtgever? Heeft u kennisgenomen van de resultaten en zo ja, hoe zijn deze in het beleid meegewogen? Kunt u deze organisatie gedetailleerd inzichtelijk maken?
Het grootste deel van de CT-waarden (meer dan 90%) is ingestuurd door een aantal hoog volume labs t.b.v. variantanalyse. De rest van de CT-waarden is ingestuurd als onderdeel van de kiemsurveillance.
Waarom heeft u deze data niet direct openbaar gemaakt en beschikbaar gesteld voor wetenschappers, onderzoeksinstituten en burgers en waarom bent u niet open en transparant geweest over de beschikbaarheid van de CT-waarden en de gebruikte drempelwaarden voor positief/negatief bij coronatests?
Zie antwoord vraag 2 en 3.
Hoe kan het dat u, terwijl er in alle jaren van de pandemie en in 2021 en 2022 zelfs systematisch en in groten getale, door het RIVM CT-waarden werden verzameld, zowel de Tweede, als de Eerste Kamer, als het Nederlandse volk en zelfs de Raad van State, steeds verkeerd heeft geïnformeerd en informatie waar om werd gevraagd heeft achtergehouden?
Zie antwoord op vraag 2 en 3. Zoals in antwoorden op Kamervragen6 beschreven heb ik heb het parlement meermaals geïnformeerd over de onderbouwing van het testbeleid. De eerste Woo-verzoeken, en informatie waar u waarschijnlijk op doelt, gingen over CT-waarden in het kader van individuele diagnostiek. Die heeft het RIVM niet ontvangen van de laboratoria, deze zijn onderdeel van het medisch dossier en worden niet gedeeld.
Bent u, nu er geen enkele belemmering meer is en gebleken is dat u wel degelijk zeggenschap heeft over de gecontracteerde labs, althans voor zover het betreft de omvang van de afgesproken dienstverlening waar deze CT-waarden een cruciaal onderdeel van uitmaken, nu dan wel bereid om alle CT-waarden die tot nu toe in opdracht van Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn geproduceerd door de laboratoria nu wel bij deze laboratoria en bij de labs op te vragen en openbaar en beschikbaar te maken, zodat experts kunnen onderzoeken of er enig verband is tussen de distributie van de CT-waarden en allerlei andere parameters van de pandemie die u al wel heeft (moeten) publiceren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2 en 3.
Klopt het dat COVID-19-patiënten in het Amsterdam UMC met een bepaalde CT-waarde uit isolatie werden gehaald, terwijl burgers in de open samenleving bij een positieve test met dezelfde CT-waarde in quarantaine moesten? Zo ja, kunt u uitleggen waar deze discrepantie vandaan komt en in welke mate deze testmethodiek heeft geleid tot onnodige quarantaines in de open samenleving?
Iedere instelling is vrij zijn/haar beleid te bepalen m.b.t. wel en niet isoleren van patiënten. Hier heeft het Ministerie van VWS geen invloed op. Ik merk daarbij op dat een ziekenhuis is niet vergelijkbaar met andere onderdelen van de maatschappij. Daarnaast suggereert bovenstaande stelling in vraag 8 dat CT-waarden absolute waarden zijn, die op zichzelf staand waardevol zijn. Zoals ook in eerdere antwoorden op Kamervragen7 is aangegeven is deze aanname incorrect.
Is het dan zo dat heel veel mensen in Nederland onterecht, omdat zij niet ziek en niet (meer) besmettelijk waren, in quarantaine hebben gezeten na een positieve test op basis van een bepaalde testmethodiek, terwijl de relatie tussen de positieve testuitslag en de besmettelijkheid niet vastgesteld was buiten een klinische context? Klopt het dan ook dat de coronamaatregelen die werden ingevoerd en in stand gehouden onnodig en niet epidemiologisch gefundeerd waren, aangezien de invoering en de vermeende noodzaak ervan gebaseerd waren op het aantal positieve tests, die aan de basis lagen voor de coronacijfers? Zo nee, kunt u dan uitgebreid uitleggen hoe de noodzaak van de coronamaatregelen beargumenteerd kan worden, als de coronacijfers, die werden gebaseerd op positieve testen waarvoor de gehanteerde CT-waarden leidend waren, maar blijkbaar in bepaalde situaties van elkaar konden verschillen, en daarmee het verloop en de vermeende ernst van de pandemie, een oneigenlijke basis hadden en de pandemie in de vorm en ernst zoals die is gepresenteerd door de overheid dus eigenlijk niet bestond?
Zie antwoord vraag 8.
Waarom heeft u de CT-waarden van coronatests bij herhaling afgedaan als medisch irrelevant, terwijl deze waarden blijkens veel wetenschappelijke publicaties werden toegepast in medische en epidemiologische settings? Erkent u dat de pandemie met het meewegen van CT-waarden op epidemiologisch gebied en/of het transparant communiceren hierover, blijkens talrijke studies en toepassingen in de praktijk in bijvoorbeeld andere landen, beter geduid had kunnen worden en dat het meewegen van de CT-waarden een beter inzicht had kunnen verschaffen in het verloop van de pandemie? Of bent u minstens bereid in te zien dat u, met het achterwege laten van de meeweging van de CT-waarden op epidemiologisch niveau, helemaal geen uitspraken kunt doen over de epidemiologische relevantie?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u wetenschappelijk onderbouwen waar de stelling dat CT-waarden op epidemiologisch niveau «irrelevant» zijn op gebaseerd is, als deze nooit in hun geheel zijn opgevraagd en onderzocht zijn en er bovendien verscheidene studies zijn die die relevantie van deze waarden wel degelijk hebben aangetoond? Dat verschillende ijkingen de CT-waarden tussen verschillende PCR systemen moeilijk maken, betekent toch niet dat u a priori de karakteristiek van de genormaliseerde distributie van de samengevoegde CT-waarden afgezet in de tijd als irrelevant kunt afdoen, aangezien u dit niet onderzocht heeft? Laten CT-waarden tenslotte niet een sterke correlatie met besmettelijkheid zien, ongeacht de verschillen tussen polymerase chain reaction (PCR)-systemen van verschillende laboratoria? Is het niet zo dat deze bovendien voor die verschillen gecorrigeerd kunnen worden?
Zie antwoord vraag 8.
Zijn de samples, waarvan inmiddels bekend is dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wel degelijk over de CT-waarden beschikte, representatief voor alle coronatesten, of moesten de door het RIVM bij de labs opgevraagde samples aan bepaalde voorwaarden voldoen? Zo ja, welke voorwaarden waren dat en waarom was dat noodzakelijk?
Zie antwoord op vraag 4.
Heeft het hanteren van te hoge CT-drempelwaarden voor negatief en positief bij coronatests ervoor gezorgd dat zorgpersoneel onnodig, veelvuldig en langdurig in quarantaine moest en daardoor dus niet beschikbaar was om te werken, wat de toch al hoge druk op de zorg onnodig heeft vergroot? Zo nee, kunt u dan uitleggen waarom dat niet het geval is, aangezien uit diverse publicaties en Wet openbaarheid van bestuur (Wob)-documentatie afgeleid zou kunnen worden dat veel mensen onterecht in quarantaine hebben gezeten, als gevolg van de hoge drempelwaarden waar iemand nog wel analytisch positief is, conform de definitie, maar al lang niet meer besmettelijk?
Zie antwoord op vraag 8 t/m 11.
Waarom houdt u stelselmatig vol dat de effectiviteit van de coronamaatregelen niet kan worden onderzocht, terwijl u tegelijkertijd cruciale epidemiologische waarden achterhoudt, waarvan de CT-waarden maar een enkel voorbeeld zijn, die gebruikt zouden kunnen worden voor dergelijk effectiviteitsonderzoek?
Ik deel het uitgangspunt van deze vraag niet. In 2023 wordt onderzoek gedaan door het RIVM naar de effecten van maatregelen. Daarnaast faciliteert ZonMw onderzoek hiernaar. Tevens zet de regering zich in om ook in 2024 onderzoek naar effectiviteit van maatregelen te laten verrichten en hiervoor middelen beschikbaar te stellen.
Kunt u uitleggen waarom u de wijziging van de Wpg met de wettelijke verankering van de coronamaatregelen heeft doorgezet, als uw departement wel degelijk in het bezit was van CT-waarden van coronatests en dus ook wist dat die meer inzicht hadden kunnen verschaffen in de epidemiologische en de noodzaak van (verregaande en langdurige) maatregelen in verband met een ernstige/gevaarlijke epidemiologische situatie en de effectiviteit van die maatregelen? Onderschrijft u dat als deze CT-waarden wel waren gebruikt om inzicht te krijgen in de epidemiologische situatie, wettelijke verankering van (een deel van de) coronamaatregelen misschien onnodig was geweest?
Zie antwoord op vraag 8 t/m 11.
Kunt u, in het kader van de Wet hergebruik overheidsinformatie, dataminimalisatie en ook het besparen van CO2, alle data voortaan ter beschikking te stellen in een dataformaat, zoals bijvoorbeeld CSV of Excel?
Ik streef er altijd naar om data openbaar toegankelijk te maken binnen de kaders van de wet. Sommige data zijn niet openbaar omdat ze eigendom zijn van private instellingen, zoals bijvoorbeeld ziekenhuizen.
Heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ingegrepen toen particulieren bij de Gemeentelijke gezondheidsdiensten (GGD’en) de CT-waarden van hun eigen coronatests opvroegen? Is het niet zo dat personen altijd recht hebben op inzage in hun eigen medische gegevens? Waarom intervenieert u in de arts-patiënt-relatie?
Zie antwoord op vraag 8 t/m 11. In het kader van de wet hebben bronhouders zoals de GGD’en een belangrijke taak ten behoeve van de bescherming van persoonsgegevens. De GGD'en hebben personen die de CT-waarden van hun eigen coronatest hebben opgevraagd deze informatie, indien de CT-waarde bekend was bij de GGD, overhandigd. Overhandiging van de informatie heeft fysiek plaatsgevonden na legitimatie door de burger.
Hebben de mensen waarvan de CT-waarden van hun coronatests door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn opgevraagd toestemming verleend voor wetenschappelijk onderzoek met deze gegevens? Zo ja, waar staat dit geadministreerd?
Het RIVM heeft een wettelijke taak om wetenschappelijk onderzoek te doen (artikel 3 Wet RIVM). De CT-waarden zijn door de labs zonder direct herleidbare gegevens met het RIVM gedeeld onder de voorwaarden van artikel 7:458 BW.
Bent u bekend met de inkoopcontracten voor Moleculaire Diagnostiek SARS-CoV-2, waarin feitelijk staat dat positieve testresultaten op onbepaalde maar korte termijn, binnen een jaar, vernietigd moeten worden? Kunt u verklaren hoe deze clausule zich verhoudt tot zowel de bewaarplicht onder bestaande wetgeving (Burgerlijk Wetboek), als tot de diverse Woo-verzoeken nog lopen op het gebied van CT-waarden?5
Ja. Gedurende de covid-19-pandemie moesten positieve testuitslagen 1 jaar en negatieve testuitslagen 4 weken worden bewaard. Per 1 juli 2023 zijn de bewaartermijnen aangepast. De termijn is vastgesteld op 12 maanden voor zowel positieve en negatieve testuitslagen.
Bent u bekend met de verstrekte argumentatie van de Raad van State in het Hoger Beroep in de CT-Wob zaak, waarin het hoofdzakelijke argument is dat er geen zeggenspraak over de laboratoria zou volgen uit het Memorandum of Understanding? Bent u daarnaast bekend met het feit dat er voor de gehele periode 2020 tot medio 2022 nog diverse Wet open overheid (Woo)-verzoeken zijn gedaan waarvan er een in het stadium van Beroep is en indien de bestuursrechter daarin zou besluiten de gegevens te verstrekken, dit een belangrijk precedent zou scheppen voor enige latere periode waaronder de periode waarop genoemde koopovereenkomsten zien?6, 7
Mij zijn de door u genoemde uitspraak en lopende beroepsprocedure over in dit kader ingediende Woo-verzoeken bekend.
Kunt u reflecteren op het conflict dat daarbij ontstaat tussen de wettelijke eis van transparantie en de inhoud van de koopovereenkomst? In het bijzonder, kunt u de logische gevolgtrekking bevestigen dat u een instructie laat uitgaan naar de contractanten om de betreffende gegevens zeker te stellen, tenminste zolang de Woo-verzoeken en rechtszaken nog in behandeling zijn?
Zoals ook in eerdere antwoorden op Kamervragen11 beschreven heb ik alle laboratoria waarmee het Ministerie van VWS een Memorandum of Understanding of een standaardovereenkomst heeft gesloten, gevraagd om de verzochte CT-waarden niet te vernietigen totdat uitspraak is gedaan in de lopende procedures bij de bestuursrechter.
mRNA-coronavaccins, de potentiële gevaren daarvan en de aanstaande vaccinatieronde |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Onderschrijft u nog steeds uw eerdere stelling dat het spike-eiwit van de messenger-RNA (mRNA)-coronavaccinaties slechts korte tijd in het lichaam aanwezig blijft en binnen enkele uren wordt afgebroken?1
Zie mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) van 17 april jl.2
Bent u zich ervan bewust dat inmiddels verschillende, onafhankelijke studies dit tegenspreken en laten zien dat het spike-eiwit weken, tot wel maanden in het lichaam aanwezig blijft?
Zie antwoord vraag 1.
Indien u hiervan op de hoogte bent, waarom zegt u dan in de recente beantwoording van eerdere schriftelijke vragen van een lid van de Groep Van Haga dat er geen aanwijzingen zijn dat er mogelijk een verband is tussen de mRNA-coronavaccinaties en de symptomen van personen die te maken hebben met wat op dit moment geclassificeerd wordt als «Long Covid», aangezien een dergelijke stellingname op zijn minst discutabel is, omdat de effecten van persisterend spike-eiwit in het lichaam en de immuunrespons en de (uitgestelde en/of lange termijn) schade die dat mogelijk tot gevolg heeft vooralsnog niet duidelijk zijn?2
Dit verandert niets aan het feit dat er geen wetenschappelijk bewijs is waaruit een verband tussen COVID-19-vaccinatie en langdurige gezondheidsklachten blijkt.
Heeft u kennisgenomen van de Zwitserse studie onder zorgpersoneel, gepubliceerd in het European Journal of Heart Failure, die laat zien dat bij actieve monitoring bij 1 op de 27 vrouwen markers voor Myocarditis worden gevonden, terwijl dit bij passieve monitoring veel minder is?3
Ik heb hier kennis van genomen.
Kunt u het verschil tussen actieve en passieve monitoring uiteenzetten?
Passieve monitoring houdt in dat vermeende bijwerkingen spontaan worden gemeld wanneer deze optreden, bijvoorbeeld door een zorgprofessional of de patiënt zelf. Bij actieve monitoring wordt informatie over bijwerkingen actief verzameld, bijvoorbeeld door gebruikers van een geneesmiddel over een bepaalde tijd te volgen.
Klopt het dus dat veel meer mensen dan gedacht/geregistreerd/gerapporteerd naar aanleiding van klinische symptomen, na coronavaccinatie Myocarditis ontwikkelen, ook al merken zij daar misschien niet altijd (meteen) iets van?
In de studie is niet specifiek gekeken naar myocarditis, maar naar myocardial injury – een verzamelnaam voor verschillende typen letsel aan het hart. De geobserveerde verhogingen van markers die zouden kunnen wijzen op myocardial injury waren volgens de onderzoekers mild en tijdelijk van aard. Daarom worden door de auteurs geen langetermijngevolgen verwacht. Net als de auteurs vind ik het belangrijk om nogmaals te benadrukken dat het risico op myocarditis veel groter is na een infectie met het coronavirus dan na COVID-19-vaccinatie. Ook was de incidentie van COVID-19-gerelateerde myocardial injury vóór de komst van de COVID-19-vaccins veel hoger dan de incidentie die in dit onderzoek is geobserveerd.
Zo ja, weet u wat hiervan de lange termijngevolgen (kunnen) zijn? Welke impact heeft dit bijvoorbeeld op hun gezondheidssituatie in het geval dat zij last krijgen van een additionele aandoening en/of letsel?
Zie antwoord vraag 6.
Wat vindt u ervan dat uit studies blijkt dat wanneer mensen die een coronavaccinatie ontvangen, het advies krijgen om een bepaalde periode daarna niet (intensief) te sporten omdat dit mogelijk leidt tot Myocarditis, minder vaak Myocarditis ontwikkelen dan personen die deze informatie niet krijgen en wel (intensief) sporten? Moet daaruit niet worden concludeerd dat vaccineren met een mRNA-coronavaccin mogelijk wel degelijk leidt tot (een mogelijk risico op) gezondheidsschade en dat het dientengevolge belangrijk is om personen hiervan bij voorbaat op de hoogte te brengen, zodat zij 1. informed consent kunnen geven en 2. de nodige preventiemaatregelen kunnen nemen om gezondheidsschade te voorkomen?
Het is mij niet duidelijk naar welke studies wordt verwezen.
Hoe reflecteert u op de wetenschappelijke hypothese dat persisterend spike-eiwit kan leiden tot langdurige wijziging in de innate immuunrespons van gevaccineerde personen? Erkent u dat het mogelijk zou kunnen zijn dat het immuunsysteem van gevaccineerde personen kan worden aangetast/verzwakt als reactie op een mRNA-coronavaccin? Zo nee, waarom niet?4
Zie mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga van 26 juli 20226 en 21 november 20227.
Indien u inderdaad onderschrijft dat een wijziging van de innate immuunrespons door mRNA-coronavaccinatie mogelijk zou kunnen zijn, erkent u dan ook dat dat een risico zou kunnen opleveren voor het ontwikkelen van (ernstige) (secundaire) aandoeningen, zoals bijvoorbeeld Long Covid-achtige klachten, die deze personen, als zij niet waren gevaccineerd, waarschijnlijk niet hadden gekregen? Zo nee, waarom is dat volgens u niet mogelijk?
Zie antwoord vraag 9.
Hebt u kennisgenomen van de berichtgeving dat het gehalte DNA dat bij de productie van de vaccins wordt gebruikt deze vaccins gecontamineerd heeft en vanwege de lipid nanoparticle (LNP)-envelop een hoog risico op integratie in het genoom oplevert? Zo ja, kunt u dit bevestigen, of ontkrachten?
Zie mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga van 17 april jl.8
In de hypothetische situatie dat het inderdaad mogelijk is dat er integratie van DNA in het genoom kan optreden, wat zijn hiervan dan de (mogelijke) gevolgen voor de gezondheid van gevaccineerde personen?
Zie antwoord vraag 11.
Aangezien u voornemens bent om begin oktober opnieuw een coronavaccinatie-ronde voor oudere en kwetsbare personen te organiseren, bent u dan voornemens om intensief en actief te monitoren op Myocarditis, om te bepalen of de cijfers van de hierboven aangehaalde Zwitserse studie representatief zijn? Zo nee, waarom niet?
Ik zie geen aanleiding om intensief en actief te monitoren op myocarditis.
Bent u zich ervan bewust dat het Lareb alleen passieve mogelijke vaccinatieschade en bijwerkingen registreert en geen actieve mogelijke schade en bijwerkingen? Zo ja, hoe gaat u er dan voor zorgen dat er geen schade en bijwerkingen onder de radar blijven, omdat mensen die deze schade en bijwerkingen ondervinden veelal geen verband (meer) leggen met de coronavaccinatie, of helemaal niet weten dat zij ongemerkt persisterende schade hebben opgelopen, die in een later stadium leidt tot andere klachten en/of aandoeningen, of automatisch als Long Covid wordt gecategoriseerd?
Lareb voert wel degelijk ook actieve monitoring uit, bijvoorbeeld door middel van vragenlijstonderzoeken. Een dergelijk onderzoek is ook uitgevoerd onder ongeveer 27.000 personen die zijn gevaccineerd tegen COVID-19.
De situatie m.b.t. een vermoorde snackbareigenaar |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Weduwe in de kou na dodelijke steekpartij»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onvoorstelbaar is om te horen dat de overheid de weduwe van de vermoorde snackbareigenaar niet helpt, maar juist extra op de huid zit? Zo ja, vindt u opmerkingen als «verkoop je auto en doe de snackbar maar weg», ook tenenkrommend en een overheid onwaardig? Graag een gedetailleerd antwoord.
Om te beginnen wil ik mijn medeleven betuigen aan de familie met het tragische verlies van hun geliefde. Juist in een dergelijke situatie is het van het grootste belang dat de communicatie van overheden met burgers zorgvuldig en met de juiste bejegening plaatsvindt.
Ik begrijp dat omstandigheden bij overlijden, zeker in het geval van een misdrijf, tragisch zijn en nabestaanden op dat moment veel aan hun hoofd hebben en het is dan ook van belang dat mensen goed ondersteund worden hierbij. In mijn beleidsreactie op het rapport van de commissie Donner naar het stelsel van schadevergoedingen voor slachtoffers van strafbare feiten heb ik daarom aangegeven de rol (gidsfunctie) die Slachtofferhulp Nederland (SHN) vervult in de toelichting op en doorverwijzing naar algemene voorzieningen (verzekeringen, sociale zekerheid en gezondheidszorg) te versterken, zodat slachtoffers tijdig en adequaat de juiste hulp, zorg en informatie kunnen vinden.
Daarnaast bestaan er in Nederland binnen de sociale zekerheid sociale voorzieningen en volksverzekeringen om mensen in staat te stellen om economische of andere tegenslag op te vangen en verzekerd te zijn van een elementair inkomen. Dit is een algemeen vangnet en dus niet direct toegerust op specifieke omstandigheden. Voor slachtoffers en nabestaanden van slachtoffers van strafbare feiten zijn specifieke financiële voorzieningen beschikbaar. Daarop ga ik in het antwoord op vraag 3 nader in.
In geval van overlijden hebben nabestaanden (ook ondernemers en ZZP-ers) onder bepaalde voorwaarden recht op de Algemene nabestaandenwet (Anw). De Anw is een sociaal minimumuitkering. Kinderen waarvan beide ouders zijn overleden hebben recht op een wezenuitkering. Uiteindelijk kan iedereen in het uiterste geval terugvallen op de bijstand op basis van de Participatiewet. Daarvoor gelden voorwaarden. Zo is er sprake van een vermogenstoets waarbij het eigen vermogen, bezittingen en de waarde van een eigen woning in ogenschouw worden genomen. Het is aan de gemeente om de bijstandsaanvraag in ontvangst te nemen, de precieze individuele omstandigheden te wegen en eventueel tot uitkering over te gaan.
Voor zelfstandigen is er een aparte bijstandsregeling binnen de Participatiewet. Zelfstandigen kunnen in (tijdelijke) financiële problemen komen die het voortbestaan van hun bedrijf bedreigen. In bepaalde gevallen kunnen zij een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz). Dat bestaat uit een tijdelijke uitkering, leenbijstand voor levensonderhoud en eventueel bedrijfskrediet (rentedragende lening). Het Bbz kent een levensvatbaarheidtoets, eigen inkomen- en partnerinkomenstoets en een vermogenstoets waarbij alleen het noodzakelijke bedrijfsvermogen (inclusief eigen woning) wordt vrijgelaten tot € 238.737,- (normbedrag in 2023). Men kan dus, wanneer het bedrijf in de kern levensvatbaar is, leenbijstand aanvragen bij de gemeente zonder het bedrijf te hoeven beëindigen.
Er zijn ook mogelijkheden om particulier te verzekeren tegen verlies van inkomen, zoals door een arbeidsongeschiktheidsverzekering, aansprakelijkheidsverzekering of levensverzekering. Ook is er de mogelijkheid van het afsluiten van een overlijdensrisicoverzekering, die ook kan voorzien in schade bij levensdelicten. Veel verzekeringen kennen wel een eigen risicoclausule, waardoor slachtoffers vaak een deel van de schade niet vergoed krijgen. Op de specifieke voorzieningen voor slachtoffers van strafbare feiten ga ik in bij het antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening dat het niet helpt om succesvolle ondernemers blijvend de bijstand in te jagen? Zo ja, heeft u de bereidheid om aanpassingen van de regels door te voeren, waardoor er (financiële) hulp aan nabestaanden van geweldsmisdrijven komt in geval van ondernemingen? Graag een gedetailleerd antwoord.
Ten principale ben ik het met u eens dat dit soort situaties er niet toe moeten leiden dat ondernemers of andere mensen blijvend in de bijstand terecht komen.
Voor slachtoffers en nabestaanden van slachtoffers van strafbare feiten zijn er daarom ook specifieke financiële voorzieningen beschikbaar. Dit gezien het belang dat door de overheid wordt gehecht aan de rechten en ondersteuning van slachtoffers van strafbare feiten, waardoor de overheid een rol voor zichzelf ziet. De voorzieningen zijn ook van toepassing op slachtoffers en nabestaanden van slachtoffers van een geweldsmisdrijf die een onderneming hebben. Ik zal deze aanvullende voorzieningen hierna nader toelichten.
Een slachtoffer of nabestaande van een slachtoffer kan al voordat er een strafzaak is een aanvraag doen bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven voor een financiële tegemoetkoming. Dit ziet niet op de compensatie van schade, maar op een eenmalige tegemoetkoming in kosten of inkomensderving. Deze tegemoetkoming is gebaseerd op solidariteit, erkenning en het weer op weg helpen van slachtoffers en nabestaanden van opzettelijk gepleegde geweldsmisdrijven met ernstig letsel als gevolg. Dit bedrag wordt vervolgens in mindering gebracht op een eventuele toegewezen schadevergoeding in het kader van een strafzaak. Bedragen voor de tegemoetkoming aan slachtoffers variëren afhankelijk van de ernst van letsel, omstandigheden en gevolgen tussen de 1.000 en 35.000 euro.
Nabestaanden van een geweldsmisdrijf ontvangen een vast bedrag van 5.000 euro. Daarnaast kunnen zij een extra tegemoetkoming krijgen voor uitvaartkosten (maximaal 7.500 euro). Deze tegemoetkomingen worden niet meegenomen in de middelentoets voor de bijstand.
Het Schadefonds kan ook verschillende vaste bedragen uitkeren voor derving van levensonderhoud. De hoogte van het uit te keren bedrag hangt af van:
Een bedrag voor derving levensonderhoud kan worden meegewogen in de middelentoets voor de bijstand.
Voor aanvragen bij het Schadefonds dienen bewijsstukken als rekeningen, verzekeringsspecificaties, loonstroken of jaaropgaven te worden bijgevoegd ten behoeve van het kunnen vaststellen van de hoogte van de tegemoetkoming.
In de fase waarbij er nog geen sprake is van een strafzaak zijn er vanuit de rijksoverheid geen andere mogelijkheden dan hierboven beschreven.
Binnen het kader van een strafzaak zijn er ook mogelijkheden om de schade te verhalen middels een schadevergoedingsmaatregel. In het recht is het uitgangsprincipe dat ieder (ook slachtoffers en gedupeerden) zijn eigen schade draagt, tenzij dat is te verhalen op een ander. Een slachtoffer van een strafbaar feit waarvan de verdachte bekend is, kan de schade verhalen door zich te voegen als benadeelde partij in een strafzaak. In dat kader dient het slachtoffer aan te geven wat de schade is. Dat kan zowel materiele als immateriële schade zijn. De overheid biedt, in de vorm van kosteloze rechtsbijstand en door Slachtofferhulp Nederland, ondersteuning aan slachtoffers bij het voegen in het strafproces. Dit berust mede op overwegingen van een goede rechtspleging.
Daarnaast regelt de Wet Vergoeding Affectieschade smartengeld voor naaste familieleden van slachtoffers. Deze familieleden (partner, kinderen en ouders) kunnen schadevergoeding krijgen als het slachtoffer is overleden of ernstig en blijvend letsel heeft. Dit overlijden of letsel moet dan zijn veroorzaakt door iemand anders. Die persoon is aansprakelijk en moet de vergoeding betalen. De hoogte van de vergoeding ligt tussen de 12.500 en 20.000 euro.
Als de rechter in de strafzaak een schadevergoedingsmaatregel oplegt dan wordt het Centraal Justitieel Incasso Bureau ingeschakeld om de schadevergoeding bij de dader te innen. Mocht na 8 maanden na onherroepelijk worden van het vonnis nog niet het hele bedrag zijn ontvangen, dan treedt de voorschotregeling in werking en kan het slachtoffer of familie/nabestaande van het slachtoffer een (gedeeltelijk) voorschot krijgen op de toegewezen schadevergoeding. Dit houdt in dat de Staat het resterende bedrag uitkeert aan het slachtoffer of nabestaande. De voorschotregeling is ongemaximeerd voor slachtoffers van gewelds- of zedenmisdrijven en voor overige misdrijven gemaximeerd tot 5.000 euro. Ongemaximeerd houdt in dat het gehele toegekende bedrag aan het slachtoffer als voorschot wordt uitgekeerd en de Staat de inning van dit bedrag op de dader voortzet.
Met het algemene maatschappelijke stelsel en de specifieke voorzieningen voor slachtoffers van strafbare feiten bieden we ook ondernemers financiële ondersteuning in deze vreselijke situatie. Ik zie derhalve geen reden om de regels aan te passen.
Deelt u de mening dat het bizar is dat er vanuit de overheid geen vangnet is om financieel te helpen in situaties zoals deze, waar je, om bijstand te kunnen krijgen, je niet te veel eigen bezit mag hebben, waardoor je juist alles moet wegdoen en je van de regen in de drup terechtkomt? Graag een gedetailleerd antwoord, met daarbij ook antwoord op de vraag dat er in Nederland overal potjes en regelingen schijnen te zijn, behalve voor hardwerkende ondernemers.
Zoals aangegeven in de antwoorden op vraag 2 en 3 is er een uitgebreid maatschappelijk stelsel voor (financiële) hulp aan burgers, ook die slachtoffer en nabestaande van strafbare feiten zijn. Ook ondernemers kunnen daarvoor in aanmerking komen. Wel gelden er, voor zowel natuurlijke personen als ondernemers, bepaalde voorwaarden.
Bent u bekend met de inzamelingsactie die twee lieve Haagse zussen zijn gestart?2 Zo ja, heeft u de bereidheid om ook een duit in het zakje te doen, dan wel de actie via uw sociale media kanalen te delen?
Ik ben bekend met de hartverwarmende inzamelingsactie van twee Haagse zussen voor de nabestaanden van de vermoorde Haagse snackbareigenaar. Aan uw verzoek om een financiële bijdrage te doen aan de actie of de actie via mijn sociale kanalen te delen, kan ik geen gehoor geven vanuit mijn verantwoordelijkheid om de belangen van slachtoffers in het algemeen te behartigen en niet die van individuele slachtoffers.
Vervuiling van de Veense Put |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht over vervuiling van de Veense Put1?
Ja.
Bent u op de hoogte van dumpingen met waarschijnlijk vervuild slib in de Veense punten en de maatschappelijke onrust die hierdoor ontstaan is? Wilt u deze vraag gedetailleerd beantwoorden?
De toepassing met de toepassing van grond en baggerspecie in de Veense Put is bekend, evenals de maatschappelijke onrust die door de toepassing is ontstaan. Wij gaan echter niet mee met de door u gebruikte termen «dumping» en «waarschijnlijk vervuild slib». De toepassing van grond en baggerspecie in de Veense Put heeft als doel verzakking van een aanwezige landtong te voorkomen en de landtong te stabiliseren door gebruik te maken van verflauwing van de oevers en het verondiepen van beide plassen. In het regulier toezicht en de extra controles bij de verondieping van de Veense Put zijn er tot op heden geen overtredingen van de regels in het Besluit Bodemkwaliteit geconstateerd.
Alle toepassingen die plaatsvinden in de Veense Put worden gemeld bij het Meldpunt bodemkwaliteit van Rijkswaterstaat. Bij deze meldingen dient een milieuHygiënische Verklaring (MHV) bijgevoegd te zijn. Dit is een bewijsmiddel van de kwaliteit van de grond en/of baggerspecie. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) kijkt daarbij, bij import van grond en bagger, die in dit geval uit België komt, of een daarvoor bevoegd bedrijf de kwaliteit heeft bepaald. Ook ziet de inspectie toe op de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen-regelgeving voor internationaal vervoer van grond en bagger.
Op basis van de MHV is geconcludeerd dat de toepassingen ter plaatse in overeenstemming zijn met het Besluit bodemkwaliteit (Bbk).
Bent u bekend met het feit dat onderzoeksprogramma Zembla van BNN-VARA, Follow the Money en onderzoekscollectief Spit vorig jaar ook aandacht besteedden aan het verondiepen van voormalige zandputten en tot verontrustende conclusies kwamen, omdat naast vervuiling met plastic afval in de meeste scheepsladingen ook chemische verontreiniging bleek te zitten? Wat is met deze berichtgeving gedaan? Wilt u deze vraag gedetailleerd beantwoorden?
Zembla heeft sinds februari 2020 diverse malen aandacht gegeven aan het verondiepen van diepe plassen. Op 12 juli 2022 middels een samenvattend artikel op hun website. De uitzendingen van Zembla zijn ter sprake gekomen in het notaoverleg Bodem van 29 mei 2020.2 In dat overleg is de toezegging gedaan om een beleidsonderzoek uit te voeren naar het diepe plassen beleid. Dat is gebeurd in 2020 en 2021. Dit onderzoek heeft geleid tot een programma met 16 actiepunten om het diepe-plassen-beleid te herijken. Een belangrijk thema in de herijking in relatie tot de uitzendingen van Zembla is dat beleid zo moet zijn ingericht dat een verondieping niet mag leiden tot een achteruitgang van het betreffende oppervlakte- en/of grondwaterlichaam. De Staatssecretaris heeft u hierover op 6 juli 2022 via de Kamerbrief over de herijking van het Diepe Plassenbeleid geïnformeerd.3
In de Veense Plassen, waar de Veense Put onderdeel van uitmaakt, is er volgens Dunea geen sprake van een achteruitgang van het betreffende oppervlaktewaterlichaam. In de Veense plassen mag enkel grond en baggerspecie van de hoogste kwaliteit worden toegepast. Het aanbod van materiaal met deze kwaliteit is beperkt waardoor de aanvoer ervan naar de Veense plassen gedurende meerdere jaren met tussenpozen gebeurt.
Volgens regelgeving (artikel 34, lid 2 van het Besluit bodemkwaliteit), mag in grond of baggerspecie slechts sporadisch plastic voorkomen. «Sporadisch» is in de betreffende regelgeving niet nader omschreven. Het uitgangspunt is dat er «zeldzaam, zelden of bijna nooit» plastic in de toe te passen partij grond of baggerspecie mag zitten. In het geval van Veense Put is, naast het regulier toezicht, extra toezicht uitgevoerd middels een helikoptervlucht, en extra surveillances met de voer- en vaarvoertuigen van Rijkswaterstaat.
In het regulier toezicht en de extra controles bij de verondieping van de Veense Put zijn er tot op heden geen overtredingen van de regels in het Besluit Bodemkwaliteit geconstateerd.
Deelt u de mening dat er geen loopje genomen mag worden met de veiligheid van ons drinkwater? Zo ja, kunt u duiden dat twee km stroomafwaarts van de vuilstort de waterinname is van drinkwaterbedrijf Dunea? Wilt u in uw beantwoording toelichten wat dat doet met de kwaliteit van het drinkwater?
De veiligheid van drinkwater is belangrijk. Drinkwaterbedrijf Dunea heeft inderdaad binnen een straal van twee kilometer van de Veense Put een waterinnamepunt. Het betreft hier overigens geen «vuilstort» zoals door u aangegeven, maar het toepassen van grond en baggerspecie van de hoogste kwaliteitsklasse door de initiatiefnemer. Over deze toepassing heeft vooraf overleg plaatsgevonden met Dunea juist met het oog op de bescherming van het waterinnamepunt. Dunea monitort de waterkwaliteit op de Afgedamde Maas om de geschiktheid voor inname voor zuivering tot drinkwater te bewaken. Voor meer detail over de monitoring van de Afgedamde Maas door Dunea sinds de werkzaamheden verwijs ik u naar het antwoord op vraag vijf.
Kloppen de geruchten dat de waterinname stilligt? Zo ja, wat is hiervan de oorzaak? Wilt u deze vraag gedetailleerd beantwoorden?
Dit is onjuist, de waterinname is niet stilgelegd. Drinkwaterbedrijf Dunea heeft sinds de start van het project voor stabilisatie van de landtong van de Veense Plassen in 2014 aandacht voor dit project als mogelijk risico voor de drinkwaterkwaliteit van de Afgedamde Maas. De afgelopen jaren hebben steeds met ruime tussenpozen toepassingen plaatsgevonden, momenteel is het werk weer in uitvoering.
Vanuit de verantwoordelijkheid voor de drinkwatervoorzieining voert Dunea extra controlemetingen uit, naast de continue monitoring van het ingenomen water. Deze metingen bestrijken een breed spectrum aan stoffen die relevant zijn voor de drinkwatervoorziening.
Dunea geeft aan dat er geanalyseerd is op metalen, organische microverontreinigingen waaronder PFAS en PAK’s, troebelheid en anorganische parameters. Naast reguliere screening heeft Dunea ook extra monsters laten nemen in de buurt van de toepassingen als ook in in- en uitstromend water vanuit de Veense Plassen.
Er is bij één monster een lichte verhoging van de concentratie metalen en troebelheid gemeten. Dit monster is genomen in de buurt van de huidige werkzaamheden. De waarden zijn niet verontrustend. Bovendien is het niet bijzonder dat tijdens toepassingen stoffen aangetroffen worden die gebonden zijn aan het slib, waaronder stoffen die zorgen voor troebelheid en metalen. Op PFAS, PAK’s en andere organische micro’s zijn geen of nauwelijks afwijkingen gemeten.
Er is dan ook geen aanleiding voor Dunea om de inname te stoppen. De waterkwaliteit bij het innamepunt voldoet aan de wettelijke eisen om het te mogen voorzuiveren, infiltreren en nazuiveren tot drinkwater.
Is er een verband te vinden tussen de enorme groei van blauwalg en dumpingen van vervuild slib?
Blauwalg komt van nature voor in ons oppervlaktewater. Er is een aantal variabelen van belang voor de groei van blauwalg. De meest relevante zijn de aanwezigheid van nutriënten (stikstof en fosfaat), zonlicht en de temperatuur van het water. Deze laatste twee variabelen zijn een belangrijke verklaring waarom blauwalg in de zomer toeneemt ten opzichte van de andere perioden van het jaar. Door het samenspel van variabelen is het echter onmogelijk om een directe causale relatie te leggen tussen de toename van nutriënten, bijvoorbeeld door het toepassen van licht verontreinigd slib, en een toename van blauwalg. Ook stilstaand water is een factor die in veel diepe plassen bijdraagt aan de vorming van blauwalg, ook als er geen slib wordt toegepast. Wel kan het toevoegen van nutriënten, bijvoorbeeld uit slib, aan een nutriënt-arm systeem een factor zijn in de toename van blauwalg. Of dat hier het geval is, is niet bekend en is ook niet te herleiden.
Hoe kunt u waarborgen dat de waterkwaliteit goed is voor zowel waterinname en om in te recreëren? Wilt u deze vraag gedetailleerd beantwoorden?
Zwemmen in open water is een belangrijke functie van oppervlaktewater. Daarom zijn er rond de 750 locaties in oppervlaktewater aangewezen als officiële zwemwaterlocaties. Op een officiële zwemwaterlocatie worden de waterkwaliteit en veiligheid gecontroleerd. Het advies is om bij het zwemmen in oppervlaktewater altijd gebruik te maken van deze locaties, hoewel het niet verboden is op andere locaties te zwemmen. Mensen nemen wel een eigen risico als ze buiten deze locaties in het water recreëren. De zwemwater app en de website zwemwater.nl vermelden de aangewezen locaties en de waterkwaliteit van de locatie. In de directe omgeving van de Veense put zijn twee officiële zwemwaterlocaties aangewezen, namelijk de Hoge Waard en Badstrand Veen. De kwaliteit van het zwemwater is daar goed. Rijkswaterstaat controleert tijdens het zwemseizoen (van mei tot oktober) de zwemwaterkwaliteit op ongeveer 240 officieel aangewezen zwemlocaties in de Rijkswateren. Hoge Waard en Badstrand Veen behoren tot deze locaties.
Dunea monitort de waterkwaliteit van het ingenomen water. Dunea verlaagt het fosfaatgehalte in het water van de Afgedamde Maas door defosfatering. Verder is er uitgebreide monitoring door Dunea op wettelijke parameters gedurende de gehele verblijftijd van het water vanaf de instroom van de Afgedamde Maas tot de inname bij het pompstation. De verblijftijd is ongeveer zes weken.
Daarnaast zijn early-warningsystemen, zowel chemisch als biologisch, geplaatst bij het innamepunt. Deze geven 24 uur per dag een extra waarborg voor de reguliere watercontrole (screeningstechnieken en doelstof analyses). Deze systemen waarschuwen als de waterkwaliteit onverwacht verslechtert en geven de mogelijkheid tijdig de inname te staken.
Doorduwen van opvang vluchtelingen in Midden-Delfland |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het feit dat de opvang van meer dan 200 vluchtelingen wordt doorgedramd in Midden-Delfland, zonder dat bewoners dat willen?1
De gemeente Midden-Delfland is voornemens opvang mogelijk te maken voor 225 asielzoekers. Ik ben het gemeentebestuur van de gemeente Midden-Delfland daarvoor zeer erkentelijk. De gemeente Midden-Delfland geeft daarmee invulling aan haar verantwoordelijkheid ten aanzien van het mogelijk maken van opvang voor asielzoekers en de huisvesting van statushouders.
Waarom is er niks met de zorgen en suggesties van bewoners gedaan? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Het gemeentebestuur en de Raad van de gemeente Midden-Delfland bepalen of zij gehoor wensen te geven aan mijn uitdrukkelijke oproep asielopvang mogelijk te maken en hoe de keuze voor een locatie tot stand komt. Het is aan het gemeentebestuur om invulling te geven aan de wijze waarop zorgvuldige democratische besluitvorming tot stand komt. Afhankelijk van de situatie heeft de gemeente verschillende mogelijkheden om hieraan uitvoering te geven. Ook is het aan het gemeentebestuur zelf om te bepalen op welke wijze ze haar burgers daarbij betrekt en hoe inbreng van haar burgers wordt verwerkt en betrokken bij definitieve besluitvorming. Het spreekt voor de gemeente Midden-Delfland dat zij haar bewoners al in een vroeg stadium heeft betrokken.
Deelt u de mening dat democratische proces geweld wordt aangedaan, daar geen enkele partij bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen heeft gezegd: doe ons honderden asielzoekers? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het gedram met het opvangen van vluchtelingen voortkomt uit falend asielbeleid door de landelijke politiek? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven waarbij u aangeeft wanneer u het tijd vindt voor een asielstop?
De huidige opvangproblematiek kent meerdere oorzaken. Zo volgen de vraag en de beschikbaarheid van opvang niet hetzelfde tijdspad. Daarnaast blijft de huisvesting van statushouders achter op de taakstelling waardoor zij langer dan gewenst in de asielopvang verblijven. Tevens lukt het niet goed, ondanks meerdere (dringende) bestuurlijke oproepen, om voldoende (reguliere) opvangplaatsen te realiseren. Nederland heeft zich internationaal – en Europeesrechtelijk verplicht om asielzoekers die een asielaanvraag in Nederland doen op te vangen. Een asielstop is derhalve niet mogelijk. Wel zet Nederland zich in Europees verband in om migratiepartnerschappen te sluiten om meer grip te krijgen op de instroom.
Wat heeft u gedaan met de geluiden die deze zomer voortkwamen uit een actiegroep tegen de komst van de opvanglocatie en wat heeft u gedaan met de petitie die is geopend? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Zie antwoord vraag 2.
Jaarrekening Coöperatie Mobilisation for the Environment en Milieu-Adviesbureau Vollenbroek B.V. |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de perspublicatie van onderzoeksjournalist A. Wellens, met als titel «Raar: stikstofcrisiskoning Johan Vollenbroek hoeft van Rob Jetten jaarrekening met stikstofwinst niet meer te publiceren»?1
Ja.
Bent u ermee bekend dat Coöperatie Mobilisation for the Environment en milieu-Adviesbureau Vollenbroek B.V. in het bijzonder het functioneren van de Nederlandse agrarische sector ernstig hebben ontregeld en blijven ontregelen, terwijl Coöperatie Mobilisation for the Environment of Milieu-Adviesbureau Vollenbroek zijn aangezocht als adviseurs door of vanwege publiekrechtelijke rechtspersonen?
Ik ben ermee bekend dat Coöperatie Mobilisation for the Environment (MOB) al twee decennia rechtszaken voert over milieu- en natuuronderwerpen en daarbij geregeld gelijk krijgt van de rechter. Deze uitspraken hebben grote invloed gehad op de toestemmingverlening waar het stikstof betreft. De zaken betreffen overigens niet alleen de agrarische sector; ook activiteiten in bijvoorbeeld de bouw, met betrekking tot biomassa en het afvangen en opslaan van broeikasgassen (CCS) zijn onderwerpen die MOB bij de rechter aanhangig maakt of heeft gemaakt.
Het is echter niet juist om de stikstofproblematiek toe te schrijven aan de procederende partijen. Die problematiek is immers veroorzaakt doordat er op Nederlandse Natura 2000-gebieden te veel stikstof neerslaat en het daardoor lastig is om binnen de Europeesrechtelijke kaders nog toestemming te verlenen voor nieuwe activiteiten die stikstofdepositie veroorzaken.
Meent u dat het in economische zin verantwoord is dat Coöperatie Mobilisation for the Environment of Milieu-Adviesbureau Vollenbroek zijn aangezocht als adviseurs door of vanwege publiekrechtelijke rechtspersonen en, zo ja, waarom?
Het staat publiekrechtelijke rechtspersonen vrij om zelf hun adviseurs te kiezen. Publiekrechtelijke rechtspersonen willen besluiten nemen die in rechte standhouden. Zij kunnen daarvoor externe adviseurs inhuren.
Ik deel de mening niet dat publiekrechtelijke rechtspersonen geen partijen zouden moeten aanzoeken als adviseurs wanneer deze partijen betrokken zijn bij procedures die hebben geleid tot bepaalde rechterlijke uitspraken.
Bent u ermee bekend dat Coöperatie Mobilisation for the Environment geen jaarrekening heeft opgesteld of gedeponeerd die betrekking heeft op het boekjaar 2022, terwijl Milieu-Adviesbureau Vollenbroek B.V. geen jaarrekeningen heeft opgesteld of gedeponeerd die betrekking hebben op de boekjaren 2020, 2021 en 2022?
Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. heeft haar cijfers gedeponeerd t/m het jaar 2021. Ze heeft de cijfers over 2022 nog niet gedeponeerd, maar daartoe heeft zij de mogelijkheid tot en met 31-12-2023.
Van Milieu-Adviesbureau Vollenbroek B.V. zijn de laatst gedeponeerde cijfers over 2019. Hierna hebben inderdaad geen deponeringen meer plaatsgevonden mbt 2020, 2021, 2022 (waar over de laatste jaargang nog t/m 31-12-2023 kan worden gedeponeerd).
Heeft Coöperatie Mobilisation for the Environment of Milieu-Adviesbureau Vollenbroek B.V. uitstel of ontheffing gevraagd van de (voldoening aan de) verplichting tot opstelling en deponering van één of meer jaarrekening(en) bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel aan de (demissionair) Minister van Economische Zaken en Klimaat en, zo ja, wanneer, waarom en voor welk(e) boekja(a)r(en)?
Er is bij ons geen verzoek tot ontheffing aangeboden door coöperatie of de BV over de genoemde boekjaren (waarbij over 2022 nog t/m 31-12-2023 kan worden gedeponeerd) of andere boekjaren
Heeft u uitstel of ontheffing verleend van de (voldoening aan de) verplichting tot opstelling en deponering van één of meer jaarrekening(en) bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel aan Coöperatie Mobilisation for the Environment of Milieu-Adviesbureau Vollenbroek B.V. en, zo ja, wanneer, waarom en voor welk(e) boekja(a)r(en)?
Nee, zie antwoord 5.
Bent u ermee bekend dat het niet (tijdig) voldoen aan de verplichting tot opstelling en deponering van één of meer jaarrekening(en) bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, terwijl in dat verband geen uitstel of ontheffing is verleend, een strafbaar feit is en, zo nee, waarom niet?
Ja. De strafbaarheid van het niet (tijdig) deponeren van de jaarrekening is geregeld in lid 3 van artikel 394 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en in artikel 1, sub 4, van de Wet op de economische delicten (hierna: WED). Het niet (tijdig) deponeren van de jaarrekening is volgens artikel 2, vierde lid, van de WED een overtreding. De sanctie volgt uit artikel 6, eerste lid, sub 5, van de WED: hechtenis van ten hoogste zes maanden, taakstraf of geldboete van de vierde categorie (ten hoogste € 22.500).
Kunt u toezeggen dat, voor zover geen uitstel of ontheffing is verleend van de (voldoening aan de) verplichting tot opstelling en deponering van één of meer jaarrekening(en) voor één of meer van de genoemde boekja(a)r(en) bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel aan Coöperatie Mobilisation for the Environment of Milieu-Adviesbureau Vollenbroek B.V., het Bureau Economische Handhaving van de Belastingdienst handhavend zal optreden en, zo ja, wanneer of, zo nee, waarom niet?
In verband met de geheimhoudingsverplichting kunnen geen mededelingen over individuele gevallen worden gedaan. In zijn algemeenheid wordt het volgende opgemerkt.
Bij de handhaving op de deponering van jaarstukken hebben meerdere partijen een rol. Het tijdig deponeren van een jaarrekening is een taak en verantwoordelijkheid van het bestuur van de rechtspersoon. De Kamer van Koophandel (KvK) is als houder van het handelsregister verantwoordelijk voor de registratie van de gedeponeerde stukken. De handhaving is bij Bureau Economische Handhaving (BEH) en het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie (OM) belegd. De KvK geeft signalen over niet-deponering van jaarstukken door aan BEH. De handhaving door BEH vindt, gegeven de capaciteit, risicogericht plaats. De basis daarvoor zijn de criteria van het OM. Daarbij komen bijvoorbeeld de volgende rechtspersonen met voorrang in aanmerking; principiële weigeraars, recidivisten, rechtspersonen met een voorbeeldfunctie en rechtspersonen die fraudegevoelig kunnen zijn. Het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie is belast met eventuele strafrechtelijke vervolging van deze economische delicten. BEH legt de processen-verbaal voor aan het OM. Het OM beslist of zij overgaat tot strafrechtelijke vervolging van een economisch delict.
Wob/Woo-documentatie over de gang van zaken rondom ‘Het Grootste Coronaspreekuur’ |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers , Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Hebt u kennisgenomen van de berichtgeving rondom vrijgegeven Wet openbaarheid van bestuur (Wob)-documentatie met betrekking tot de totstandkoming en financiering van de tweede editie van het SBS-televisieprogramma «Het Grootste Coronaspreekuur»?1
Ja.
Klopt de beschrijving van de gang van zaken zoals deze wordt gesteld in het hierboven aangehaalde artikel? Zo nee, kunt u dan gedetailleerd uiteenzetten wat niet klopt, op welke manier de context in het artikel eventueel verkeerd is en welke feitelijke informatie uit de gepubliceerde Wob-documenten niet juist zijn en/of anders geïnterpreteerd zouden moeten worden?
De informatie uit de Wob/Woo-documenten geeft de gang van zaken goed weer. Het artikel laat ik voor rekening van de auteur.
Bent u van mening dat het decreet uit 2008 met betrekking tot de Aanwijzingen inzake coproducties en andere omroepprogramma’s in het geval van «Het Grootste Coronaspreekuur» is geschonden? Zo nee, kunt u dan verklaren op welke manier gerechtvaardigd kan worden dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en daarmee de Nederlandse overheid op een dergelijke manier betrokken waren bij het vormgeven van dit programma?
Het Vaststellingsbesluit aanwijzingen inzake coproducties en andere omroepprogramma’s, waarnaar wordt verwezen, is op 23 juli 2008 komen te vervallen. Hiervoor in de plaats heeft elk ministerie een beleidsregel opgesteld waarin is bepaald dat er geen financiële bijdragen kunnen worden geleverd aan omroepprogramma’s.2 Agentschappen, zoals het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) vallen onder de reikwijdte van deze beleidsregel. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht is het mogelijk om van het eigen beleid af te wijken, mits daarvoor een gegronde reden is. Gezien de epidemiologische situatie, het starten met vaccineren tegen COVID-19 en de grote hoeveelheid publieksvragen hierover werd er veel waarde gehecht aan het beantwoorden van deze vragen en het correct informeren van mensen over vaccinatie. «Het Grootste Coronaspreekuur» kon hier een bijdrage aan leveren. Uiteindelijk is, alle voor- en nadelen afwegend, besloten – gezien de uitzonderlijke situatie – de productie voort te zetten. De betreffende productie is op initiatief van het CBG tot stand gekomen zonder enige vorm van inhoudelijke bemoeienis vanuit het CBG en/of het kerndepartement. De invulling van het programma is mede mogelijk gemaakt door het CBG door onder andere het aandragen van feitelijke informatie en beantwoording van vragen die door kijkers zijn ingestuurd. De betrokkenheid van het CBG is voor alle kijkers duidelijk gemaakt, conform de uitgangspunten voor overheidscommunicatie.
Op welke manier waren het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Cultuur en Media betrokken bij de totstandkoming van en/of advisering over dit televisieprogramma en de rol van de overheid hierbij? Zo ja, op welk moment is het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hierbij betrokken en welke bewindspersoon of bewindspersonen waren hiervan op de hoogte? Is er door dit departement bezwaar gemaakt tegen de gang van zaken zoals deze wordt beschreven in de Wob-documenten, of heeft het departement de totstandkoming van het programma wellicht juist op enige manier gefaciliteerd? Zo nee, waarom is het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hierbij niet betrokken geweest en bent u van mening dat het departement hierover geconsulteerd had moeten worden?
In de voorbereiding van het programma is er alleen contact geweest tussen het CBG, het Ministerie van VWS en het Ministerie van Algemene Zaken (AZ). Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) is niet betrokken geweest bij de totstandkoming van het programma. Het consulteren van het Ministerie van OCW was ook niet noodzakelijk.
Kunt u reflecteren op de onafhankelijkheid en objectiviteit van deze journalistieke tv-productie waarbij de overheid duidelijk nauw betrokken was en grote inhoudelijke invloed op had? Hoe verhoudt zich dit met de bepalingen in de Mediawet, die voorschrijft dat de pers autonoom moet zijn, zelf gaat over de inhoud van haar programma’s en die de overheid verbiedt daarop invloed uit te oefenen?2
De betreffende productie is tot stand gekomen zonder enige vorm van inhoudelijke bemoeienis. De invulling van het programma is mede mogelijk gemaakt door het CBG door onder andere het aandragen van feitelijke informatie en beantwoording van vragen die door kijkers zijn ingestuurd. Het CBG streeft hierbij naar objectiviteit en heeft zich gebaseerd op feiten uit de wetenschappelijke literatuur en productinformatie/bijsluiters.
Kunt u uitleggen waarom het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de voormalig Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bewust hebben gekozen om waarschijnlijk de letter, maar in ieder geval de geest van de Mediawet niet te respecteren, terwijl door ambtenaren van de ministerie en andere betrokkenen gedurende de totstandkoming van «Het Grootste Coronaspreekuur» herhaaldelijk is gewezen op het feit dat de bemoeienis van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op zijn minst discutabel was?
Er was, zoals valt te lezen in de openbaar gemaakte documenten, op 8 januari 2021 op ambtelijk niveau een principeakkoord gegeven en het CBG was reeds van start gegaan met de voorbereidingen voor «Het Grootste Coronaspreekuur». Zie verder het antwoord op vraag 3.
Welke Ministers, aangezien uit de Wob-documentatie blijkt dat dat er meerdere waren, waren allemaal op de hoogte van de gang van zaken rondom de totstandkoming en financiering van «Het Grootste Coronaspreekuur»? Op welk moment werden deze bewindspersonen aangehaakt en welke rol hebben zij gespeeld? Kunt u een gedetailleerde beschrijving geven van de rol en invloed van deze personen en op welke manier zij welke besluiten (mede) hebben genomen?
Zoals u in de vrijgegeven documenten kunt zien, is de toenmalig Minister van VWS geïnformeerd over de financiering. Op 20 januari 2021 heeft hij gereageerd op een memo hierover en op 24 januari 2021 heeft hij toestemming gegeven voor een financiële bijdrage aan het CBG. In het vrijgegeven document van 19 januari 2021 13:45 uur wordt onder «medewerkers van VWS met wie wij contact hebben gehad» twee keer het woord Minister genoemd. Het betreft hier niet verschillende Ministers maar twee ondersteunde ambtenaren van de Minister waarvan de functienaam op basis van artikel 5.1.2.e van de Woo is gelakt.
Kunt u de financiering van «Het Grootste Coronaspreekuur» gespecificeerd inzichtelijk maken, aangezien dit programma uiteindelijk (indirect) gefinancierd is met gelden vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Zo nee, waarom kunt u deze specificatie niet overleggen? Wat is de rechtmatigheid van het wegschrijven van deze kosten als «onvoorzien» op het implementatiebudget? Waarom staan deze kosten niet nader gespecificeerd?
Voor de financiering is een bedrag van 144.980 euro beschikbaar gesteld aan het CBG. Zie verdere specificatie in onderstaande tabel.
Wat
Specificatie
Totaal
Projectleiding CBG
Aansturing productiebedrijf; afstemming inhoud van het Spreekuur met het Netwerk Patiënteninformatie
€ 5.000
Inhoudsdeskundigen CBG
Inhoudelijke kennis over de werking en beoordeling van de COVID-19-vaccins
€ 7.500
Redactie
Ontwikkeling van de inhoud en productie van het Spreekuur
€ 34.100
Regie/vormgeving
Regie en vormgeving van de instarts en het Spreekuur
€ 9.350
Techniek
Camera, licht en verbindingen
€ 48.580
Locatie
Studio, catering en presentatie
€ 17.850
PR en advertenties
Onder de aandacht brengen van het Spreekuur op onder andere radio en televisie
€ 20.000
Bijkomende kosten
Beveiliging en verzekering
€ 2.600
Totaal bedrag
€ 144.980
Aangezien de voormalig Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport akkoord heeft gegeven voor de productie van «Het Grootste Coronaspreekuur», heeft hij dan ook het akkoord gegeven/de handtekening gezet voor de 140.000 euro vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, waarmee dit programma is gemaakt? Zo nee, wie heeft dan getekend voor deze financiering vanuit het ministerie en met welke mandaat?
De Minister van VWS is akkoord gegaan met de financiering van het CBG voor de productie. Daarna heeft de directeur van de programmadirectie COVID-19 (PDC-19) namens de Minister van VWS het daadwerkelijke akkoord gegeven voor de financiering.
Welke personen van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) waren actief binnen de Denktank Desinformatie en op welke manier en vanuit welke expertise waren zij betrokken bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, het coronabeleid en de vaccinatiecampagne?
Zoals beschreven in de beantwoording van de Kamervragen van 29 augustus 20224, worden de namen en functies van de individuele deelnemers van de Denktank niet openbaar gemaakt in verband met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de deelnemers.
Klopt het dat de kijkersvragen in «Het Grootste Coronaspreekuur» waren gebaseerd op bevindingen van de Coronagedragsunit? Zo ja, kunt u dan uitleggen waarom op deze manier is gestuurd op bepaalde beeldvorming richting het publiek en wederom op welke manier dat gerechtvaardigd en in lijn is met de Mediawet?
Het klopt niet dat de kijkersvragen zijn gebaseerd op de bevindingen van de Coronagedragsunit. Voorafgaand aan de uitzending is herhaaldelijk via sociale media (onder de #coronaspreekuur) en via de website van het CBG gevraagd om vragen in te sturen.5 Daarnaast is de oproep van het CBG om vragen te stellen door andere media en websites van patiëntenverenigingen overgenomen. In het door u in vraag 1 aangehaalde artikel wordt vermeld dat de beantwoording van de vragen voorbereid was. Dat klopt. Maar waar het artikel aan voorbij gaat is dat de vragen eerst via diverse sociale mediabronnen bij burgers zijn verzameld. Het ging dus over echte vragen die op dat moment in de samenleving leefden en mensen zorgen baarden.
Hoe wordt de integriteit en de objectiviteit van organisaties zoals het CBG, de Reclame Code Commissie (RCC), het Lareb, etc. gewaarborgd als zij op een dergelijke manier betrokken zijn bij gremia zoals de Denktank Desinformatie, die direct in dienst staan van de Rijksoverheid en sterk inhoudelijk betrokken zijn bij het maken en uitdragen van overheids- en kabinetsbeleid? Wat gaat u doen om de onafhankelijkheid van dit soort organisaties te herstellen en daarmee de veiligheid van en betrouwbaarheid voor de burger te verzekeren?
De Denktank Desinformatie verbindt personen met verschillende expertises om te bespreken hoe om te gaan met circulerende desinformatie over vaccinaties. De Denktank maakt een eigen afweging of zij reageren op meldingen van desinformatie en wat deze reactie inhoudt. Daarin heeft de Denktank een onafhankelijke positie.
Aardbevingsschade aan stal en mestkelder |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht dat boer Peter schade aan zijn mestkelder heeft door aardbevingen, maar dat de overheid een nieuwe stal niet wil betalen?1
Ja.
Deelt u de mening dat het bizar is dat de overheid niet ruimhartig over de brug komt met het vergoeden van aardbevingsschade? Graag verzoek ik u om een gedetailleerd antwoord.
Door aardbevingen kunnen bestaande scheuren in mestkelders verergeren en ook nieuwe scheuren ontstaan, waardoor grondwater naar binnen lekt en het mestvolume verandert. Veehouders moeten als gevolg hiervan meer mest uitrijden en/of afvoeren. Dit kost veel geld en reparatie is lastig.
Ruimhartigheid is een belangrijk uitgangspunt sinds de kabinetsreactie Nij begun bij het vergoeden van schade2. Dit geldt ook voor de schade aan mestkelders. Bij de beoordeling van schade wordt aangenomen dat de schade in het effectgebied is veroorzaakt door mijnbouwactiviteiten. Het IMG wil deze schade zo snel mogelijk afhandelen met zo min mogelijk gedoe voor de agrariër. De afgelopen jaren bleek dat lastig. Daarom heeft het IMG deze zomer de werkwijze voor de schadeafhandeling van mestkelders aangepast, waardoor sneller en ruimhartig schade aan mestkelders kan worden vastgesteld en afgehandeld.3
Het IMG benadert nu iedere agrariër die een melding heeft gedaan voor een keukentafelgesprek. Doelstelling van de nieuwe werkwijze is om met een snellere en persoonlijkere procedure (drie tot zes maanden) tot een adequate oplossing te komen. Er wordt, in overleg met de agrariër, gekeken naar verschillende mogelijkheden om het probleem op te lossen. Als de mestkelder niet gerepareerd kan worden, dan wordt de agrariër gecompenseerd voor het (vaker) leegmaken van de mestkelder. Deze kosten, de bedrijfsschade, worden vergoed tot het einde van de levensduur van de mestkelder.
Voor de agrariër waarvoor deze regeling toch onvoldoende oplossing biedt, is door het IMG een werkgroep ingesteld. De werkgroep Mestkelders is op 19 oktober jl. van start gegaan. De werkgroep, waar de sector aan deel neemt, buigt zich over complexe situaties bij schade aan mestkelders. Zij bekijken ook of de nieuwe werkwijze van de mestkelderregeling de schadeafhandeling in algemene zin verbetert en waar nog bijstelling nodig is. Tijdens het eerste overleg kwam naar voren dat de mestkelderregeling een positieve start heeft gemaakt met 20 afgeronde zaken.
Deelt u de mening dat het lariekoek is dat een woordvoerder van het door de Staat aangestelde Instituut Mijnbouwschade Gronningen (IMG) heeft gesteld dat er bij het vergoeden van de stal en mestkelder sprake zou zijn van ongeoorloofde staatssteun? Zo ja, wilt u als overheid zo snel mogelijk een nieuwe stal en mestkelder realiseren? Graag verzoek ik u om een gedetailleerd antwoord.
Bij de afhandeling van schade aan lekkende mestkelders moet onder andere gekeken worden naar de nog resterende levensduur van de mestkelder. Als de vergoeding ver uitstijgt boven daadwerkelijk ontstane schade gegeven de nog resterende levensduur, dan zal niet langer sprake zijn van schadevergoeding, maar van subsidiëring. Dat zou gezien kunnen worden als ongeoorloofde staatssteun en zou in strijd zijn met het Europees recht. Een gedupeerde agrariër loopt dan het risico dat de Europese Commissie vraagt om een deel van de uitbetaalde schadevergoeding terug te betalen. Daarom wordt met de nieuwe werkwijze van de mestkelderregeling in overleg met de agrariër gekeken naar een passende oplossing.
Bent u bekend met het feit dat bij de Stichting Boerenbelang Mijnbouwschade vele tientallen meldingen van boeren bekend zijn en dat negen op de tien boeren die zich melden allemaal schade hebben aan hun mestkelder? Graag verzoek ik u om een gedetailleerd antwoord.
Het IMG voert periodiek gesprekken met de sector en maatschappelijke organisaties, waaronder ook de Stichting Boerenbelang Mijnbouwschade. De gevolgen van de schade aan mestkelders heeft effect op de bedrijfsvoering van de agrariër hetgeen naast het vele ongemak, overlast en ook extra werk oplevert.
Met de aanpassing van de mestkelderregeling hoop ik dat er een goede stap gemaakt kan worden in het oplossen van de problematiek. Een goede vinger aan de pols is hier van groot belang. Daartoe is tevens de werkgroep Mestkelders voor ingericht. (zie vraag 2 over de werkgroep Mestkelders).