Het artikel 'Naar Nederland verhuizen helpt organisaties niet altijd om aan hun eigen overheid te ontkomen', dat gaat over zorgelijke ontwikkelingen in de Albanese rechtspraak. |
|
Jan de Graaf (CDA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Naar Nederland verhuizen helpt organisaties niet altijd om aan hun eigen overheid te ontkomen»?1
Ja.
Wat vindt u er in algemene zin van dat het nodig is dat onder andere Albanese organisaties zich met behulp van juridische constructies in Nederland vestigen, om overheidsinmenging in hun thuisland te ontlopen?
Het kabinet acht het van belang dat Albanië stappen blijft zetten op het gebied van rechtstaat en fundamentele rechten. Albanese organisaties, waaronder onderwijsinstellingen, moeten vrij van politieke invloed kunnen opereren. Het kabinet volgt de ontwikkelingen in Albanië op dit gebied nauwlettend en ondersteunt het land, in het kader van het EU-toetredingsproces, waar mogelijk om voortgang in het hervormingsproces te boeken.
Wat vindt u in specifieke zin van de sluiting van deze scholen? Bent u het eens met het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken dat concludeert dat hier sprake is van «credible allegations of selective application of the law» onder druk van Turkije?2 Spreekt u de Albanese regering hierop aan, of bent u bereid dit te doen?
De Nederlandse ambassade in Tirana staat in nauw contact met de bestuurder van de in het artikel genoemde Nederlandse stichting, die de met sluiting getroffen school in eigendom heeft. De ambassade heeft tevens geregeld contact met de onderwijsinstelling Turgut Özal, die de gesloten school beheert. De Nederlandse ambassadeur in Tirana heeft de kwestie aan de orde gesteld in een gesprek met de Albanese Minister van Onderwijs. In dat gesprek heeft de Minister de wettelijke redenen van de sluiting toegelicht. Het kabinet sluit zich evenwel aan bij het oordeel van het Albanese Helsinki Comité, dat tevens wordt aangehaald door het mensenrechtenrapport van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken over Albanië, dat er in dit geval sprake lijkt te zijn van disproportionele maatregelen en selectieve toepassing van de wet. De ambassade volgt dan ook met een waarnemer de rechtszaak die de school tegen de Albanese staat heeft aangespannen.
Is er naar aanleiding van de schoolsluiting contact geweest met de Nederlandse bestuurder van deze scholen? Stelt het Ministerie van Buitenlandse Zaken zich hierin proactief op, bijvoorbeeld door signalen die worden doorgegeven in dergelijke contacten te gebruiken in de diplomatieke contacten met de Albanese regering?
Zie antwoord vraag 3.
Herkent u het in het artikel geschetste beeld dat er van onafhankelijke rechtspraak vrijwel geen sprake is in Albanië?
Albanië heeft in 2016 besloten tot een radicale hervorming van de rechtspraak, met als belangrijkste stap de doorlichting van alle 1.200 magistraten van het land. Deze doorlichting wordt onder internationaal toezicht uitgevoerd en bevindt zich inmiddels in de fase van consolidatie. Daarmee heeft Albanië een belangrijke stap gezet in de strijd tegen corruptie. Mede als gevolg van deze ontwikkelingen in de hervorming van de rechtspraak konden in juli 2022 de EU-toetredingsonderhandelingen met Albanië van start gaan. Evenwel blijven er uitdagingen bestaan. Zo zal Albanië moeten blijven werken aan verschillende structurele problemen binnen de rechterlijke macht, waaronder het verder terugbrengen van politieke invloed op het gerechtelijk systeem. Het kabinet blijft de ontwikkelingen binnen de Albanese rechtspraak, en de maatregelen die door de Albanese autoriteiten worden genomen in dit verband, nauwlettend volgen.
Welke ontwikkelingen in de rechtspraak in Albanië ziet u?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe verlopen de hervormingen van de Albanese rechtspraak, in het licht van de voorbereidingen tot toetreding als Europese Unie (EU)-lidstaat? Is er op korte termijn of middellange termijn zicht op verbeteringen van de rechtstaat?
Zie antwoord vraag 5.
Wat betekenen deze ontwikkelingen en mogelijke hervormingen voor de toetredingsonderhandelingen tussen Albanië en de Europese Unie, en uw opstelling ten opzichte van die onderhandelingen? Zou een land waar sprake is van dergelijke misstanden volgens u toe moeten kunnen treden tot de EU?
De Europese Commissie rapporteert in haar jaarlijks uitbreidingspakket over de voortgang van Albanië in het toetredingsproces. Voor de kabinetsappreciatie van het meest recente uitbreidingspakket verwijs ik u graag naar mijn Kamerbrief van 11 november jl.3 Ten aanzien van EU-toetreding, is het kabinet strikt, fair en betrokken. Het kabinet houdt de ontwikkelingen en de hervormingen op het gebied van de rechtsstaat in alle kandidaat-lidstaten nauwlettend in de gaten, en weegt de voortgang in de hervormingen mee bij het nemen van besluiten in het uitbreidingsproces. Albanië zal pas toe kunnen treden tot de Europese Unie wanneer aan de gestelde voorwaarden is voldaan.
Hoe beziet u de invloed van Turkije in Albanië, en de mogelijke invloed van Turkije op de EU, indien Albanië lid zou worden van de EU?
Albanië en Turkije onderhouden goede bilaterale banden. Turkse investeringen in Albanië vinden onder meer plaats op het gebied van gezondheid en onderwijs, maar zijn de laatste jaren in omvang afgenomen. Zowel Albanië als Turkije zijn kandidaat-lidstaat van de EU en onderhouden beide contacten met de EU. Tevens zijn beide landen lid van de NAVO. Het kabinet ziet op dit moment geen reden tot zorg over Turkse invloed op de EU als gevolg van een toekomstige toetreding van Albanië.
De eenzijdige agenda van de VN-onderzoekscommissie (COI) inzake Israël en de Palestijnse gebieden |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Herinnert u zich de Nederlandse kritiek op verschillende aspecten van het mandaat van de United Nations Human Rights Council (UNHRC) Commission of Inquiry (COI) inzake Israël en de Palestijnse gebieden?1
Ja.
Bent u nog steeds van mening dat het mandaat van de commissie te breed is geformuleerd, en dat het onwenselijk is dat de commissie voor onbepaalde tijd is ingesteld? Zo ja, wat doet Nederland om het mandaat en de termijn te wijzigen, en wat betekent uw kritiek concreet voor de Nederlandse houding ten aanzien van de COI en haar bevindingen?
Het kabinet is van mening dat het mandaat van de Commission of Inquiry (CoI) te breed is geformuleerd en dat het onwenselijk is dat de commissie voor onbepaalde tijd is ingesteld. Dit heeft Nederland meermaals door middel van verschillende verklaringen benadrukt. Ook bij deze zitting van de VN-Mensenrechtenraad heeft Nederland via een nationale verklaring deze bezwaren kenbaar gemaakt en opgeroepen tot periodieke herziening van het mandaat van de CoI. Tevens is hierbij bezwaar gemaakt tegen de disproportionele aandacht voor Israël, conform motie van der Staaij (34 755, nr. 44). Dit laat onverlet dat Nederland de bevindingen van CoI zorgvuldig en op inhoudelijke merites beoordeelt. Dit past ook bij het belang dat het kabinet eraan hecht dat besluiten van de VN-Mensenrechtenraad, nadat deze zijn aangenomen, worden gerespecteerd.
Is Nederland door de Verenigde Staten gevraagd om opnieuw een kritisch statement over de COI mee te tekenen? Zo ja, is Nederland bereid dit te doen, net als in 2022? Zo nee, waarom niet?
De Verenigde Staten hebben net als vorig jaar een statement over de CoI opgesteld en gevraagd aan VN lidstaten om deze te steunen. Het kabinet deelt een aantal zorgen over de CoI met de Verenigde Staten, conform motie Van der Staaij (34 755, nr. 44). Desalniettemin heeft het kabinet dit jaar gekozen voor een nationale verklaring, omdat daarmee tevens kon worden opgeroepen tot een reguliere herziening van het mandaat, en gereageerd kon worden op recente zorgwekkende ontwikkelingen in Israël en de Palestijnse gebieden. Daarnaast worden ook in de EU verklaring, op onder meer Nederlands verzoek, zorgen geuit over het brede karakter van het CoI mandaat.
Wat heeft Nederland in het achterliggende jaar gedaan tegen de disproportionele aandacht voor Israël in uiteenlopende Verenigde Naties (VN)-gremia?
De Nederlandse inzet ten aanzien van de resoluties over Israël en de Palestijnse Gebieden in VN-gremia is gericht op het verbeteren van resoluties door disproportionele aandacht voor Israël tegen te gaan, conform motie van der Staaij (34 755, nr. 44). Vanuit dit uitgangspunt spant Nederland zich in EU-verband in voor gebalanceerde en feitelijke resolutieteksten en het verminderen van het aantal resoluties en rapportageverplichtingen. De Kamer is geïnformeerd over de Nederlandse inzet in dit kader tijdens de 77e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties per Kamerbrief.2 Een ander voorbeeld waar het kabinet zich heeft ingezet om disproportionele aandacht voor Israël tegen te gaan is in de World Health Assembly. De Kamer is ook hierover geïnformeerd per Kamerbrief.3
Wat heeft Nederland in het achterliggende jaar gedaan tegen de disproportionele aandacht voor Israël in specifiek de VN-Mensenrechtenraad, om zo bij te dragen aan het vertrouwen van staten in het functioneren van de VN-Mensenrechtenraad als een gezaghebbend forum waar mensenrechtenschendingen aan de kaak kunnen worden gesteld?
Zoals gemeld in het antwoord op vraag 4 spant Nederland zich in voor gebalanceerde en feitelijke resolutieteksten en het verminderen van het aantal resoluties en rapportageverplichtingen. Dit sluit aan bij de inzet om resoluties onder agenda item 7 («concerning Human rights situation in Palestine and other occupied Arab territories») te beperken. Item 7 is als enig, vast agendapunt in zijn geheel gewijd aan een specifieke landensituatie en daarmee exemplarisch voor disproportionele aandacht voor Israël. Het behoud van een zo groot mogelijke EU-eenheid is hierbij van belang, mede met het doel om de Palestijnen ertoe te bewegen teksten te verbeteren in lijn met EU beleid. Dit heeft Nederland uitgedragen in de onderhandelingen tussen de EU en de Palestijnse delegatie en laten zien in stemgedrag tijdens de lidmaatschapsperiode 2020–2022. Zie tevens antwoord op vraag 4.
Wilt u bij het verschijnen van het volgende COI-rapport ingaan op de vraag hoe objectief, zorgvuldig en accuraat de bevindingen daarin zijn, en de Kamer hierover nader informeren?
Het rapport van de CoI kaart zorgwekkende ontwikkelingen aan in de Palestijnse Gebieden en Israël. In het rapport, dat dit jaar is gewijd aan de afnemende ruimte voor het maatschappelijk middenveld, wordt naar alle betrokken partijen gekeken. Het kabinet is van mening dat de CoI een gedegen rapport heeft opgesteld, waarbij een gefundeerde methodologie is gehanteerd.
Geweld tegen christenen in India |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Violence in India kills scores of Christians and turns churches to ashes»?1
Ja.
Klopt de berichtgeving dat recent in noordwestelijk India zo’n 70 christenen gedood werden, zo’n 30 kerken in de as werden gelegd, en ruim tienduizend christenen ontheemd raakten?
In Manipur, een deelstaat in het noordoosten van India, zijn begin mei ernstige onlusten uitgebroken tussen de Meitei en de Kuki, twee van de vele etnische groeperingen in de deelstaat, met ieder een eigen taal, cultuur en godsdienst.
Hoewel de Meitei overwegend hindoeïstisch en de Kuki overwegend christelijk zijn, is het conflict in eerste instantie een etnisch conflict dat draait om kwesties als landeigendom en positieve discriminatie. De Kuki genieten een speciale tribale status als «Scheduled Tribe» onder de Indiase Grondwet, die exclusieve eigendomsrechten op land in hun woongebieden en bijzondere toegang tot onderwijs en overheidsfuncties geeft. De Meitei eisen een soortgelijke status.
Het conflict tussen deze groeperingen heeft de afgelopen decennia tot onlusten en geweld geleid, met honderden doden tot gevolg. Ook andere factoren dragen bij aan de spanningen, zoals een recente (controversiële) oorlog tegen drugs, illegale migratie vanuit Myanmar, druk op land en gebrek aan werkgelegenheid. Begin mei zijn de spanningen geëscaleerd. Er zijn honderden kerken en tempels verbrand en vernietigd, en meer dan honderd dodelijke slachtoffers gevallen, verder zijn tienduizenden mensen ontheemd, waaronder christenen en hindoes. Het geweld richt zich vooral tegen de Kuki. De Naga, een andere eveneens overwegend christelijke bevolkingsgroep in Manipur, zijn in veel mindere mate getroffen door geweld.
Welke actie(s) hebben de Indiase politie- en veiligheidsdiensten ondernomen om deze golf van geweld te stoppen?
De Indiase autoriteiten hebben verschillende maatregelen genomen om het geweld in Manipur te stoppen. Het leger is ingezet, er zijn duizenden burgers geëvacueerd en er is tijdelijk een avondklok geïntroduceerd. De lokale autoriteiten hebben ook het internet vijf dagen ontoegankelijk gemaakt, een bevoegdheid waarover een deelstaat beschikt bij dreiging voor de openbare veiligheid door mogelijk misbruik van mobiele internetdiensten. Op 20 juni heeft het Hooggerechtshof van Manupur de deelstaatregering opgedragen de beperkingen op internetverkeer weer op te heffen. Minister van Binnenlandse Zaken Amit Shah heeft voor eind juni een speciale vergadering belegd met alle betrokken partijen om de noodsituatie in Manipur te bespreken.
Heeft u kennisgenomen van de diverse oorzaken en verschijningsvormen van vervolging in India in bredere zin, zoals de hulporganisatie Open Doors dit in kaart heeft gebracht?2
Ik ben bekend met de rapportages van Open Doors. Ook andere bronnen geven aan dat het groeiend hindoenationalisme in India leidt tot inperking van de rechten van religieuze minderheden, vooral van moslims en christenen. Dit komt tot uiting in geweld tussen gemeenschappen, haat zaaien en arbitraire toepassing van zgn. anti-bekeringswetten.
Zoals in het antwoord op vraag 2 toegelicht, zijn de onlusten in Manipur een gevolg van reeds veel langer sluimerende lokale etnische tegenstellingen, die niet direct zijn terug te voeren op groeiend hindoenationalisme op nationaal niveau.
Heeft u contact gehad met de Indiase overheid om deze mensenrechtenschendingen aan te kaarten? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen? Wilt u hiervan verslag doen richting de Tweede Kamer?
Nederland voert een mensenrechtendialoog met India in bilateraal, EU- en in VN-verband. De mensenrechtenambassadeur heeft begin maart van dit jaar een bezoek aan India gebracht. Met vertegenwoordigers van de regering en de Nationale Mensenrechtencommissie heeft zij onder meer gesproken over het belang van vrijheid van meningsuiting en media (online en offline), alsmede de rechten van minderheden en vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. In Kolkata heeft de mensenrechtenambassadeur een interreligieuze dialoog gevoerd met religieuze leiders van verschillende geloofsovertuigingen, waaronder ook christenen.
De speciaal gezant religie en levensovertuiging heeft bij zowel de Indiase ambassadeur in Den Haag als de Indiase permanente vertegenwoordiger bij de VN in Genève aandacht gevraagd voor het belang van vrijheid van religie en levensovertuiging.
In de mensenrechtendialoog tussen de EU en India, die naar verwachting later dit jaar weer zal plaatsvinden (de vorige vond in juni 2022 plaats), zullen vrijheid van meningsuiting, de rechten van minderheden en vrijheid van godsdienst en levensovertuiging naar verwachting weer op de agenda staan.
Nederland zet via het bilaterale mensenrechtenfonds actief in op het ondersteunen van organisaties die zich o.a. inzetten voor de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Over de inzet van mensenrechtendiplomatie, instrumenten en fondsen wordt jaarlijks aan de Tweede Kamer gerapporteerd via de Mensenrechtenrapportage. De rapportage over 2022 verschijnt binnenkort.
Op welke wijze werkt u in Europese Unie (EU)- of Verenigde Naties (VN)-verband samen met bondgenoten zoals het Verenigd Koninkrijk, om de vervolging van christelijke minderheden expliciet in India effectief te adresseren?
Zowel Nederland als India zijn lid van de VN Mensenrechtenraad. Afgelopen jaar heeft in het kader van de UPR (Universal Periodic Review) van de Mensenrechtenraad een bespreking van de mensenrechtensituatie in India plaatsgevonden. Nederland heeft hier actief aan bijgedragen en zorgpunten overgebracht, o.a. over de zgn. anti-bekeringswetten die in sommige deelstaten van kracht zijn. In dit verband kan ik u melden dat de regering van de deelstaat Karnataka heeft aangekondigd de bestaande anti-bekeringswetgeving te willen intrekken, hetgeen positief is.
Nederland draagt bij aan de uitvoering van de EU-Human Rights and Democracy Country Strategy voor India, en steunt de EU in de dialoog met Indiase autoriteiten over verbreding van de ruimte voor het maatschappelijk middenveld.
Voorts ondersteunt Nederland de EU-India Mensenrechtendialoog die jaarlijks plaatsvindt. Zorgpunten over o.a. de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging worden daarbij aan de orde gesteld.
Laten doen van onderzoek door externe bureaus, denktanks of lobbyclubs. |
|
Frank Futselaar |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Deelt u de conclusie van de universiteit van Pennsylvania dat transparantie het kenmerk van een onafhankelijke denktank is? Zo nee, waarom niet en wat is dan uw definitie van een onafhankelijke denktank en wat is daarbij de grens met een (politieke) lobbyorganisatie? Zo ja, op welke wijze eist u transparantie van de expertbureaus of denktanks waaraan u betaalde opdrachten geeft? Kunt u dat toelichten?1
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Defensie zijn niet bekend met dit specifieke onderzoek van de universiteit van Pennsylvania en de daaruit voortgekomen genoemde conclusie, maar delen de mening dat transparantie van belang is voor het goed functioneren van een denktank. Voor ons is een denktank een instituut dat onafhankelijk, beleidsrelevant onderzoek verricht gebaseerd op gespecialiseerde kennis. Een lobbyorganisatie heeft als primair doel politieke besluitvorming en wetgeving te beïnvloeden.
BZ en Defensie maken gebruik van de kennis van denktanks om vraagstukken op het terrein van buitenlands beleid en internationale veiligheid onafhankelijk te beantwoorden. Onafhankelijkheid van onderzoeksopdrachten die bij denktanks worden uitgezet is een belangrijk uitgangspunt. Van denktanks wordt transparantie verwacht over de wijze waarop conclusies en aanbevelingen tot stand zijn gekomen.
Is het juist dat vanwege de klantrelatie geen totale lijst van opdrachtgevers met denktanks of expertbureaus bestaat? Of bestaat zo’n lijst wel en wordt deze niet bekendgemaakt? Zo ja, waarom?2
Voor vragen over de klantrelatie van de denktanks met betrekking tot hun overige opdrachtgevers verwijzen wij naar de denktanks zelf. Clingendael en HCSS vermelden in hun rapporten voor Defensie en BZ wanneer deze opdrachtgever zijn geweest. Vanuit BZ en Defensie onderschrijven wij dat de denktanks op al hun onderzoeksopdrachten vermelden.
Is het juist dat u een raamovereenkomst heeft met het HCSS voor 800.000 euro per jaar? Zo nee, wat zijn dan de feiten?3
Nee. Er is een raamovereenkomst voor beleidsondersteunend onderzoek, «PROGRESS» (2020–2023) tussen BZ en Clingendael. Hier maken ook Defensie en HCSS onderdeel van uit. Zowel BZ als Defensie besteden binnen deze raamovereenkomst ieder 1 miljoen euro inclusief BTW per jaar. Dit komt voor circa 60–40% bij respectievelijk Clingendael en HCSS terecht. Deze raamovereenkomst is openbaar gemaakt in het Woo-besluit BS2023015382 en is te vinden via open.overheid.nl.
Op welke begrotingspost zijn deze uitgaven terug te vinden?
De uitgaven van BZ aan PROGRESS verlopen via begrotingspost artikel 4.4. Consulaire dienstverlening en uitdragen Nederlandse waarden (Hoofdstuk 5 Buitenlandse Zaken). De uitgaven van Defensie aan PROGRESS verlopen via Hoofdstuk 10, Artikel 9 Algemeen (Programma-uitgaven, Opdrachten).
Wat is het kenmerk van zo’n raamovereenkomst? Waarin verschillen de werkzaamheden in het kader van een raamovereenkomst van losse opdrachten?
Een raamovereenkomst biedt de mogelijkheid om meerjarig met de denktanks samen te werken op een reeks vaste onderwerpen. Dit zijn onderwerpen waarvoor meerjarige kennisbehoeftes bij de departementen zijn, waarop de denktanks kunnen anticiperen en plannen. Daarbij hoeft niet voor iedere onderzoeksvraag binnen deze onderwerpen een separate aanbestedingsprocedure gestart te worden. Losse opdrachten betreffen kennisbehoeftes op een specifiek domein.
Voor welke periode is de raamovereenkomst afgesloten? Op basis van welke argumenten wordt zo’n raamovereenkomst verlengd?
De huidige PROGRESS (2.0) raamovereenkomst loopt van 2020–2023 met éénmaal een verlengingsoptie van maximaal twaalf maanden. BZ en Defensie bezien hoe zij hierna in hun kennisbehoeften gaan voorzien.
Deelt u de analyse dat het HCSS veel krijgsmachtonderdelen als opdrachtgever heeft? Deelt u de kritiek dat dat ingegeven is door de noodzaak tot continuïteit van de werkzaamheden van het HCSS? Zo nee, waarom niet?
Defensie zet onderzoeksopdrachten uit bij HCSS afhankelijk van haar kennisbehoefte. Defensieonderdelen hebben een eigen domein-gerelateerde, specifieke kennisbehoefte die zij kunnen laten onderzoeken. Op dit moment lopen er naast PROGRESS opdrachten vanuit het Directoraat-Generaal Beleid, de landmacht en de marine. Deze gecoördineerde opdrachten zijn ingegeven door de kennisbehoefte van Defensie en niet ingegeven door de noodzaak tot continuïteit van de werkzaamheden van HCSS. HCSS en Clingendael geven invulling aan de gecoördineerde kennisbehoefte van Defensie met hun specifieke politiek-strategische en militaire kennis. Met die expertise voeren zij onafhankelijk onderzoek uit.
Voor welke opdrachtgevers die onderdeel zijn van de Ministeries van Defensie en Buitenlandse Zaken worden de losse opdrachten van het HCSS uitgevoerd?
In antwoord op de Kamervragen van lid Van Houwelingen (FvD) van 30 mei jl. over HCSS (kenmerk 2023Z09524) zijn de opdrachten van Defensie aan HCSS aan uw Kamer uiteengezet.
In antwoord op Kamervragen van lid Van Houwelingen aan de Minister van Buitenlandse Zaken (kenmerk 2023Z0952) zijn de kleinschalige opdrachten die vanuit Buitenlandse Zaken sinds 2020 zijn uitgezet bij HCSS geïnventariseerd en het financiële totaaloverzicht per jaar is gedeeld. Hieronder bevinden zich geen onderzoeksopdrachten.
Heeft u andere raamovereenkomsten met andere expertbureaus of denktanks? Kunt u een overzicht geven met wie dat is?
Er zijn op dit moment geen raamovereenkomsten met denktanks behalve HCSS en Clingendael vanuit Defensie. BZ heeft naast PROGRESS een aantal andere raamovereenkomsten met Clingendael die zich echter uitsluitend op training richten, niet op onderzoek.
Is het juist dat krijgsmachtonderdelen als de Kustwacht en de Koninklijke Marine een bedrijf als het HCSS hebben ingehuurd om zaken «bovenaan de politieke agenda» te krijgen? Zo ja, hoe vaak?
Nee. HCSS voert onafhankelijk onderzoek uit voor verschillende Defensieonderdelen. Het doel hiervan is om kennis op te bouwen t.b.v. Defensie vraagstukken en om Defensie te ondersteunen in beleidsvorming, besluitvorming en/of kennisontwikkeling. Het onderzoek dat denktanks uitvoeren voor Defensie wordt openbaar gemaakt en draagt daarmee bij aan een breder kennisniveau. Het kan daardoor ook onderdeel gaan uitmaken van het maatschappelijk debat.
Hoe vaak maken de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie precies gebruik van commerciële bureaus voor beïnvloeding van de publieke opinie en het debat? Kunt u dat toelichten?
De Ministeries van BZ en Defensie maken geen gebruik van commerciële bureaus voor beïnvloeding van de publieke opinie of het debat.
Deelt u de opvatting dat, indien er binnen een ministerie de behoefte is iets hoger op de politieke agenda te krijgen, de geëigende route daarbij is via de Minister de Kamer te informeren, en niet via derden?
Ja.
Deelt u de opvatting dat het, indien (een onderdeel van) Defensie of een ander ministerie een bedrijf betaalt voor het beïnvloeden van de publieke opinie, altijd volstrekt helder moet zijn in uitingen van dit bedrijf dat het ministerie opdrachtgever is?
BZ en Defensie betalen geen bedrijven voor het beïnvloeden van de publieke opinie. Onderzoeksproducten die opgeleverd worden door denktanks in opdracht van BZ en Defensie vermelden dat zij opdrachtgever zijn geweest. Dit past zowel bij het streven van de ministeries naar transparantie als bij de werkwijze van de denktanks.
Geeft u losse opdrachten aan andere expertbureaus of denktanks? Zo ja, aan wie?
Defensie heeft op dit moment geen onderzoeksopdrachten uitgezet bij andere denktanks dan HCSS en Clingendael.
Buitenlandse Zaken werkt met verschillende kennispartners samen. Deze worden onder andere betrokken bij het uitvoeren van programma evaluaties, worden ingezet door posten of directies voor kennisversterking of voor het uitvoeren van trainingen. Voor een overzicht van de kennispartners van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, zie «Inventarisatie en appreciatie van het BZ onderzoeksbeleid» (Kwink, 2018). Momenteel wordt een update van dit onderzoek uitgevoerd.
Bent u bereid een verplicht transparantieregister in te stellen waarvoor academische instellingen, denktanks en lobbyorganisaties zich moeten inschrijven als voorwaarde om voor opdrachten van de overheid in aanmerking te komen? Zo ja, wanneer stelt u zo’n register in? Zo nee, waarom niet?
Dat is niet aan de orde. Volgens de wettelijke kaders, waaronder de Wet Open Overheid, wordt openheid van de overheid verwacht. Ook is de overheid vanuit het aanbestedingsrecht gehouden aan – onder meer – het transparantiebeginsel.
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld zet het kabinet de komende tijd met een aantal maatregelen in op meer transparantie (Kamerstuk 36 101-16). De Minister van BZK zal het effect van deze maatregelen evalueren en uw Kamer daarover nader informeren.
Het bericht 'Germany unsure if Orbán fit to be ‘EU president’' |
|
Jeroen van Wijngaarden (VVD), Tom van der Lee (GL), Kati Piri (PvdA), Laurens Dassen (Volt), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Germany unsure if Orbán fit to be «EU president»»?1 Bent u bekend met het rapport van het Meijers Committee?2
Ja.
Wat is uw oordeel over het aanstaande voorzitterschap van Hongarije?
Het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) schrijft voor dat het voorzitterschap van de Raadsformaties volgens een toerbeurtsysteem wordt uitgeoefend op basis van gelijkheid (artikel 16, lid 9, VEU).3 Volgens de gemaakte afspraken over welk land wanneer voorzitter wordt (Raadsbesluit 2016/1316) Hongarije tussen 1 juli en 31 december 2024 het EU-voorzitterschap. Aan het EU-voorzitterschap is een aantal verantwoordelijkheden en verwachtingen verbonden die onder meer voortvloeien uit het Reglement van Orde van de Raad, waaronder het waarborgen van de continuïteit van de Europese agenda en het opereren als honest broker. Het kabinet zal in aanloop naar het Hongaarse EU-voorzitterschap, samen met zo veel mogelijk gelijkgezinde lidstaten, benadrukken te verwachten dat Hongarije deze verantwoordelijkheden nakomt. Het kabinet zal daarbij onverminderd blijven inzetten op een effectieve en duurzame aanpak van de rechtsstaat- en corruptieproblemen in Hongarije. Het aanstaande Hongaarse EU-voorzitterschap doet niets af aan deze inzet.
Vertrouwt u erop dat Hongarije, waar corruptie en fraude een bekend probleem zijn, zorgvuldig om zal gaan met de financiering van het voorzitterschap?
De kosten van het EU-voorzitterschap worden gedeeltelijk gedekt door de begroting van de Raad. Het kabinet heeft vertrouwen in de bestaande waarborgen tegen corruptie en fraude, zoals o.a. de mogelijkheid van onderzoek door het fraudebestrijdingsbureau OLAF en de regels opgenomen in het Financieel Reglement van de EU. Voor zover de kosten niet gedekt worden door de begroting van de Raad, is Hongarije zelf verantwoordelijk voor de financiering van het EU-voorzitterschap. In algemene zin worden lidstaten aangemoedigd dit op transparante en zorgvuldige wijze te doen.4 Het kabinet zal het belang hiervan onderstrepen indien het hiertoe een concrete aanleiding ziet.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is dat een land dat de Europese waarden niet respecteert en waar een artikel 7 procedure tegen loopt, het voorzitterschap van de Raad op zich neemt? Deelt u de zorgen dat dit grote gevolgen kan hebben voor de Europese rechtsstaat in zijn geheel?
Het is ongemakkelijk dat een land dat kampt met substantiële problemen op het terrein van de waarden van de Unie en bovendien regelmatig niet handelt in de geest van het Europees Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB) voorzitter wordt van de EU. Gelet op de verantwoordelijkheden en verwachtingen verbonden aan het voorzitterschap, kunnen de problemen in Hongarije op het terrein van de waarden van de Unie een negatieve weerslag hebben op de samenwerking met andere lidstaten in de Raad en op de samenwerking tussen de Raad en andere EU-instellingen. Meer specifiek vormt het Hongaarse EU-voorzitterschap een potentieel risico voor de continuïteit en de neutrale behandeling van (een gedeelte van) de Europese rechtsstaatsagenda. Dit geldt met name voor de Artikel 7 procedure en de rechtsstaatsdialogen, waarvoor bovendien geen vaste termijnen zijn vastgelegd en waarbij het EU-voorzitterschap dus invloed zou kunnen uitoefenen op de agendering. Het kabinet blijft er onverminderd op inzetten dat de uitstaande rechtsstaat- en corruptieproblemen in Hongarije effectief en duurzaam worden geadresseerd. Zie voor een toelichting over de stand van zaken rondom de toepassing van het financiële EU-rechtsstaatinstrumentarium in Hongarije en de Nederlandse positie ter zake de Kamerbrief van dinsdag 13 juni jl.
Deelt u ook de zorgen dat dit gevolgen kan hebben voor het Europese meerjarig financieel kader (MFK), waar in de periode van het Hongaars voorzitterschap de onderhandelingen weer over zullen beginnen? Deelt u de zorg dat de door dit kabinet zo gewenste koppeling tussen het MFK en de rechtsstaat in die periode onklaar gemaakt kan worden?
In het huidige MFK-akkoord is vastgelegd dat de Europese Commissie voor 1 juli 2025 een voorstel zal presenteren voor het volgende MFK. Dat voorstel verwacht ik in de eerst helft van 2025, dus na het EU-voorzitterschap van Hongarije. De ambtelijke behandeling van de voorstellen zal waarschijnlijk in de tweede helft van 2025 starten. De koppeling tussen de ontvangsten uit de EU-begroting en de eerbiediging van de rechtsstaat is vastgelegd in de MFK-rechtsstaatverordening. Die koppeling kan niet door het EU-voorzitterschap zelfstandig onklaar gemaakt worden.
Deelt u de zorgen dat het voorzitterschap van Hongarije gevolgen zal hebben voor de Europese solidariteit richting Oekraïne?
Voor het gemeenschappelijk buitenland- en veiligheidsbeleid geldt bij besluitvorming in de regel unanimiteit. Zie voor de opstelling van Hongarije ten aanzien van Oekraïne en de Nederlandse inzet hierop de beantwoording van schriftelijke vragen van 20 april jl.5
Bent u bereid u aan te sluiten bij Duitsland, dat zich al heeft uitgesproken tegen het Hongaarse voorzitterschap?
Het kabinet herkent zich, zoals ook toegelicht in de beantwoording van vraag twee en vier, in het ongemak dat ook spreekt uit de door EU Observer aangehaalde citaten van de Duitse Minister voor Europese Zaken Lührmann. Het kabinet beschikt niet over informatie dat Duitsland zich zou hebben uitgesproken tegen het Hongaarse EU-voorzitterschap. Zoals ook toegelicht in de beantwoording van vragen twee en vier zal het kabinet in aanloop naar het Hongaarse EU-voorzitterschap, samen met zo veel mogelijk gelijkgezinde lidstaten, benadrukken te verwachten dat Hongarije de verantwoordelijkheden die aan het EU-voorzitterschap verbonden zijn zal nakomen.
Bent u bereid als standpunt in te nemen dat Hongarije, zolang president Orbán de zorgen van de Europese Commissie op het gebied van rechtsstaat en corruptiebestrijding niet voldoende geadresseerd heeft, geen EU-voorzitter kan worden wat Nederland betreft, en dat standpunt ook consequent uit te dragen in de verschillende Raden en werkgroepen waar dit opportuun is? Bent u ook bereid dit standpunt publiek uit te dragen?
Het kabinet gaat uit van de in de Verdragen gemaakte afspraken over de invulling van het toerbeurtsysteem op basis van gelijkheid, zoals toegelicht in de beantwoording van vraag twee, en hecht eraan deze afspraken te respecteren. Verwacht wordt dat er geen steun zal bestaan in de Raad om het Raadsbesluit 2016/1316 aan te passen. Een eventueel voorstel daartoe van Nederland, kan de Nederlandse positie in de Raad in aanloop naar het Hongaarse EU-voorzitterschap ondermijnen. Zoals ook toegelicht in de beantwoording van vraag twee en vier zal het kabinet onverminderd blijven inzetten op een effectieve en duurzame aanpak van de rechtsstaat- en corruptieproblemen in Hongarije.
Bent u bereid dit onderwerp te agenderen voor de eerstvolgende (informele) Raad Algemene Zaken?
Zie antwoord op vraag 8.
Kunt u deze vragen voor 15 juni beantwoorden?
Ja.
De Zuid-Afrikaanse plannen om de wet aan te passen zodat zij Poetin niet hoeven uit te leveren |
|
Laurens Dassen (Volt) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «South Africa plans law change over Putin ICC arrest warrant» van de BBC van 30 mei 2023?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat in 2015 de Soedanese president Omar al-Bashir op bezoek was in Zuid-Afrika, niet werd gearresteerd en dat er geen consequentie volgde op deze beslissing?
Ja.
Verwacht u dat Poetin wordt gearresteerd als hij komende zomer in Zuid-Afrika deelneemt aan de BRICS-meeting?
Uit openbare bronnen is bekend dat er in Zuid-Afrika nog veel discussie is over de vraag hoe Zuid-Afrika om zou kunnen en moeten gaan met deze kwestie en er circuleren verschillende scenario’s. President Ramaphosa heeft een adviescommissie benoemd die de verschillende juridische (on)mogelijkheden in kaart zal brengen met betrekking tot de immuniteit van een staatshoofd van een staat die geen partij is bij het Statuut van Rome. Het kabinet vindt het niet gepast om vooruit te lopen op het mogelijke toekomstige handelen van de Zuid-Afrikaanse autoriteiten.
Wat verwacht u van het effect op de geloofwaardigheid van het Internationaal Strafhof (ICC) en het multilaterale systeem in het algemeen wanneer de Zuid-Afrikaanse regering besluit het arrestatiebevel te negeren?
Zoals bij het antwoord op vraag 3 is aangegeven, vindt het kabinet het niet gepast om vooruit te lopen op het mogelijke toekomstige handelen van de Zuid-Afrikaanse autoriteiten. Dat geldt temeer voor de te verwachten effecten van dat handelen, omdat het voor het moment ook niet bekend is op welke gronden Zuid-Afrika wel of geen gevolg zal geven aan het verzoek van het Internationaal Strafhof om president Poetin te arresteren en over te leveren.
Hoe kunnen we volgens u, als gastland van het Internationaal Strafhof, de geloofwaardigheid in het Internationaal Strafhof het beste beschermen en herstellen?
Als gastland draagt Nederland er zorg voor dat het Internationaal Strafhof in Nederland veilig, onafhankelijk en naar behoren zijn mandaat kan uitvoeren. Om dat te bewerkstelligen, faciliteert Nederland het werk van het Internationaal Strafhof zonder zich daar inhoudelijk in te mengen. Daarnaast is het Koninkrijk der Nederlanden ook één van de 123 partijen bij het Statuut van Rome. Ook in die hoedanigheid zal het kabinet het Internationaal Strafhof blijven steunen in de internationale strijd tegen straffeloosheid, onder meer door in het kader van de Assembly of States Parties van het Internationaal Strafhof alle partijen te blijven oproepen om de verplichtingen onder het Statuut van Rome na te komen en door in het kader van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en in bilaterale contacten het belang van samenwerking met het Internationaal Strafhof te blijven benadrukken. In het kader van deAssembly of States Parties zet het kabinet daarnaast ook actief in op regio-overstijgende samenwerking bij het beschermen van het Strafhof, zijn functionarissen en zijn medewerkers en bij het steunen van de verdragspartijen die hun verplichtingen onder het Statuut nakomen.
Eén van de kritiekpunten op het Internationaal Strafhof is dat de VN Veiligheidsraad een zaak naar het Internationaal Strafhof mag doorverwijzen terwijl de meerderheid in de Verenigde Naties (VN) Veiligheidsraad (China, Rusland en de Verenigde Staten (VS)) het Internationaal Strafhof niet erkent, wat vindt u van deze kritiek?
Vooropgesteld staat dat het kabinet het betreurt dat drie van de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad geen partij zijn bij het Statuut van Rome. De VN-Veiligheidsraad beschikt op grond van hoofdstuk VII van het VN-Handvest over bijzondere bevoegdheden ten aanzien van de handhaving en het herstel van de internationale vrede en veiligheid. Op grond van deze bevoegdheden heeft de VN-Veiligheidsraad in de jaren ’90 onder meer de ad hoc-tribunalen voor het voormalige Joegoslavië en Rwanda opgericht. In het verlengde daarvan is in artikel 13, onder b, van het Statuut van Rome kort gezegd bepaald dat de VN-Veiligheidsraad de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof kan uitbreiden door een situatie bij de Aanklager van het Internationaal Strafhof aan te geven. Aangezien het Internationaal Strafhof onafhankelijk is, is het Internationaal Strafhof na een dergelijke aangifte door de VN-Veiligheidsraad bevoegd – maar niet verplicht – om een onderzoek te openen. In het Statuut van Rome wordt op deze manier rekening gehouden met de reeds bestaande bevoegdheden van de VN-Veiligheidsraad, die door het VN-Handvest zijn toegekend. Het VN-Handvest heeft de uitoefening van deze bevoegdheden niet afhankelijk gemaakt van het feit of de afzonderlijke (permanente) leden van de VN-Veiligheidsraad partij zijn bij het Statuut van Rome of niet.
Bent u bekend met het artikel «Pentagon withholding evidence in Russia war crimes case: Senators» van Al Jazeera van 11 mei 2023?
Ja.
Wat vindt u ervan dat de Amerikaanse Minister van defensie weigert belangrijke informatie over Russische oorlogsmisdaden in Oekraïne te delen met de onderzoekers van het Internationaal Strafhof met als argument dat steun aan het Internationaal Strafhof de deur zou kunnen openen voor vervolging van Amerikaanse militairen of politieke leiders?
De Verenigde Staten is geen partij bij het Statuut van Rome en heeft zich niet gecommitteerd om samen te werken met het Internationaal Strafhof. Het kabinet roept echter alle staten op om waar mogelijk potentieel bewijsmateriaal ten aanzien van de internationale misdrijven die in Oekraïne zijn en worden gepleegd met het Internationaal Strafhof te delen, ongeacht of zij partij zijn bij het Statuut van Rome of niet. Het kabinet is in dat licht verheugd over het feit dat de Amerikaanse Ministeries van Justitie en Buitenlandse Zaken dat reeds doen en dat het Congres het Ministerie van Defensie heeft opgeroepen om dat ook te doen.
Het kabinet respecteert tegelijkertijd de onafhankelijkheid van het Internationaal Strafhof en mengt zich daarom niet in het vervolgingsbeleid van de Aanklager van het Internationaal Strafhof. Om die reden onthoudt het kabinet zich ook van uitspraken over de mogelijke gevolgen die het delen van potentieel bewijsmateriaal ten aanzien van het onderzoek naar de situatie in Oekraïne zou kunnen hebben voor de vervolgingsbeslissingen van de Aanklager van het Internationaal Strafhof ten aanzien van andere situaties.
Bent u bekend met het artikel «Why Isn’t the Pentagon Helping the International Court Prosecute Putin?» van Defense One van 23 mei 2023 en bent u het met deze gepensioneerde Amerikaanse generaals eens dat toetreding tot het Internationaal Strafhof de Amerikaanse oproep tot gerechtigheid veel geloofwaardiger en krachtiger zou maken?
Ja.
Hoe gaat u zich ervoor inzetten om de VS deelnemer te maken van de ICC nu er een momentum is waarin zowel Democratische als Republikeinse senatoren zich uitspreken voor een actievere rol van de VS in het ICC?
Het beleid van de Assembly of States Parties van het Internationaal Strafhof is gericht op het bereiken van de situatie waarin uiteindelijk alle staten partij zijn bij het Statuut van Rome. Het Koninkrijk der Nederlanden en Zuid-Korea spelen bij de uitvoering van dat beleid een bijzondere rol, omdat zij in het kader van de Assembly of States Parties zijn aangewezen als de «co-focal points»voor het bevorderen van de universaliteit van het Statuut van Rome. De regering laat daarom geen gelegenheid onbenut om in nauwe samenwerking met in het bijzonder Zuid-Korea, het Internationaal Strafhof, de EU en verschillende NGO’s, het belang van de ratificatie van – of de toetreding tot – het Statuut van Rome uit te dragen. Dit gebeurt onder meer tijdens speciaal georganiseerde bijeenkomsten, tijdens side eventsbij de Assembly of States Parties, tijdens toespraken in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en in het kader van bilaterale gesprekken. Bij veel van deze bijeenkomsten zijn ook vertegenwoordigers van de Verenigde Staten aanwezig en ook in bilaterale gesprekken met de Verenigde Staten wordt de ratificatie van het Statuut van Rome zowel door het Koninkrijk als door andere partijen bij het Statuut van Rome met enige regelmaat aangesneden. De positie van de Verenigde Staten ten aanzien van de mogelijke ratificatie van het Statuut van Rome is echter al jarenlang uitgekristalliseerd en bij alle partijen bekend. Het kabinet verwacht dan ook niet dat deze positie op korte termijn zal veranderen.
Het definitief invoeren van de anti-LHBTIQ+ wet in Oeganda |
|
Alexander Hammelburg (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bereid, nu de Oegandese president de verwerpelijke anti-LHBTIQ+ wet heeft ondertekend en de wet van kracht is, direct persoonsgerichte sancties en een visum-ban in te stellen tegen alle Oegandese politici die verantwoordelijk zijn voor het aannemen van deze wet? Bent u bereid dit ook in Europese Unie (EU)-verband te bespreken en bevorderen?
Het kabinet deelt uw zorgen omtrent het invoeren van de anti-lhbtiq+ wet in Oeganda. Bij het bepalen van onze reactie op deze zorgelijke ontwikkelingen in Oeganda trekken we op met de EU en gelijkgezinde landen. Onder het Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid (GBVB) heeft de EU meerdere instrumenten tot haar beschikking, waar het instellen van persoonsgerichte sancties er één van is. Nederland kan geen nationale sancties instellen in dezen. Nationale sancties zijn enkel mogelijk indien deze voortvloeien uit een internationale verplichting, zoals VN- of EU-sancties.
De discussie over eventuele EU-sancties wordt momenteel gevoerd in Brussel. Bij het al dan niet instellen van (persoonsgerichte) sancties spelen diverse overwegingen die gewogen moeten worden. In dit verband zal de effectiviteit van ons optreden voorop moeten staan. Het overgaan tot sancties moet daarom zorgvuldig worden afgewogen, in samenspraak met gelijkgezinde landen en vooral ook de lhbtqi+-gemeenschap in Oeganda. De effectiviteit van (persoonsgerichte) sancties en eventuele (ongewenste) neveneffecten worden daarin meegewogen.
Bent u van plan handelsbevordingsinstrumenten, waaronder die van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), die Nederland nu inzet voor handel tussen Nederland en Oeganda stop te zetten?
Het baart het kabinet grote zorgen dat er in verschillende landen in Afrika, maar ook daarbuiten, negatieve maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van anti-lhbtiq+ wetgeving plaatsvinden. Ik heb in het wetgevingsoverleg op 15 juni jl. aangegeven er geen voorstander van te zijn de handelsbevorderingsinstrumenten stop te zetten. Dat zou niet in lijn zijn met de Afrikastrategie, waarin we evenwichtige en gelijkwaardige relaties nastreven en inzetten op gemeenschappelijke belangen en waarden.
Het stopzetten van instrumenten voor het Nederlandse bedrijfsleven en Oegandese private sector ontwikkeling vindt het kabinet niet wenselijk, omdat de mogelijkheden om in Oeganda samen te werken aan economische ontwikkeling en lokale impact daarmee ernstig zouden worden bemoeilijkt. Een dergelijke stap benadeelt juist de lokale bevolking, zoals de Oegandese boeren, die werken aan voedselzekerheid, evenals de bijdrage van het Nederlandse MKB en hun Oegandese partners aan werkgelegenheid.
Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) is een belangrijk onderdeel van handelsbevordering. Ondernemers worden via de RVO en de ambassade, indien zij zich bij hen melden, gewezen op het belang van IMVO en eventuele specifieke risico’s. De informatievoorziening via de website van de RVO wordt regelmatig geactualiseerd. Op dit moment wordt daarbij prioriteit gegeven aan IMVO-informatie voor ondernemers, met specifieke aandacht voor landen waarin de risico’s groter zijn. Inmiddels is de informatie op de landenpagina van RVO over Oeganda geactualiseerd.
Deelt u de mening dat alle beslissingen hieromtrent vanuit het principe van «do no harm» moeten worden genomen en dat hierover het overleg met lokale community based organisaties moet worden gevoerd?
Ja. Nederland staat in nauw contact met Oegandese en internationale organisaties die opkomen voor mensenrechten in Oeganda. De bescherming van mensenrechtenverdedigers, waaronder lhbtiq+-organisaties, blijven we daarnaast actief steunen. Met dat doel zorgen we, in overleg met andere gelijkgezinde partners, indien nodig voor additionele (financiële) steun aan organisaties die lhbtiq+-personen bescherming en opvang bieden. Hierbij is de behoefte van de lokale lhbtiq+-gemeenschap leidend.
Kunt u verzekeren dat u bij beslissingen hieromtrent altijd het risico op een backlash zeer zwaar meeweegt? En deelt u de mening dat er geen besluiten zouden moeten worden genomen die de kans hierop vergroten, zoals het stopzetten van ontwikkelingshulp aan Oeganda, dat ook de LHBTI-gemeenschap lokaal zal raken (zoals dit in het verleden ook voor extra vervolging, geweld en dodelijke slachtoffers heeft gezorgd)?
Ja, het risico op een backlash wordt meegenomen in de strategische en integrale afwegingen en bij besluiten wordt erop ingezet risico’s voor de lhbtiq+ gemeenschap en andere kwetsbare groepen te minimaliseren. Daarbij wegen de wensen en behoeften van de lokale lhbtiq+ gemeenschap zwaar mee.
Bewustzijn over culturele en lokale opvattingen is hierbij tevens van belang. Daarom is het belangrijk dat deze in de aanpak rondom de mensenrechten van lhbtiq+-personen worden meegewogen, en op basis daarvan handelingsopties en de meest effectieve aanpak – en het bijpassende narratief – gekozen worden, altijd in samenspraak met desbetreffende lokale lhbtiq+-organisaties.
Kunt u aangeven wat de status is van acties van de Equal Rights Coalition omtrent de definitief aangenomen anti-LHBTIQ+ wet in Oeganda? Is de coalitie bereid nu in gezamenlijkheid actie te ondernemen?
De Equal Rights Coalition heeft de situatie in Oeganda het afgelopen jaar nauwgezet gevolgd. Nederland heeft als covoorzitter van de internationale diplomatie werkgroep van de coalitie gezorgd dat Oegandese lhbtiq+-organisaties de werkgroep regelmatig van informatie voorzagen om diplomatieke besluitvorming en gezamenlijke actie te ondersteunen. Op basis hiervan is onder andere een brief namens de Equal Rights Coalition gestuurd aan de Oegandese president Museveni, afgeleverd in Kampala door de ERC-covoorzitters Duitsland en Mexico, met de oproep om het wetsvoorstel niet te bekrachtigen gezien de internationale mensenrechtenverplichtingen van Oeganda en de diplomatieke, humanitaire, gezondheids-, investerings- en economische gevolgen indien de wet bekrachtigd zou worden. De brief is door 32 ERC-landen getekend. Ook heeft Nederland zich ingezet voor een gezamenlijke ERC-verklaring op het moment dat de wet bekrachtigd werd. Deze verklaring1 is door 32 landen getekend en tevens door de Minister van Buitenlandse Zaken gedeeld op sociale media.2 Oeganda zal op de agenda van de ERC blijven staan zodat landen en maatschappelijke organisaties gezamenlijk kunnen bepalen hoe de lokale lhbtiq+-gemeenschap het beste ondersteund kan worden nu de wet getekend is.
Bent u bereid deze vragen, gezien de ernst en urgentie, binnen een week te beantwoorden?
Deze vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord met inachtneming van zorgvuldigheid.
Het artikel 'De denktank van Rob de Wijk heeft een heldere visie op de wereld, maar is er ook transparantie in eigen huis?' |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel in de Volkskrant getiteld «De denktank van Rob de Wijk heeft een heldere visie op de wereld, maar is er ook transparantie in eigen huis?» van 27 mei 2023?
Ja.
Kan de Kamer de in het stuk genoemde raamovereenkomst van 800.000 euro ontvangen, inclusief de documentatie van de bijbehorende aanbestedingsprocedure die tot deze overeenkomst heeft geleid?
De raamovereenkomst waar u op doelt heeft een financiële omvang van 2 miljoen euro per jaar en heeft een looptijd van vier jaar. Het betreft een cofinanciering van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Defensie: beide departementen dragen ieder 1 miljoen euro per jaar bij. Door middel van deze raamovereenkomst worden zowel activiteiten bij The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS) als Instituut Clingendael gefinancierd. De verdeling is daarbij 40/60 tussen de respectievelijke kennisinstellingen. Het Programma van Eisen en de raamovereenkomst van PROGRESS 2.0 zijn te vinden via open.overheid.nl, deze zijn in een recent WOO-besluit openbaar gemaakt (BS2023015382): Platform open overheidsinformatie.
Kan de Kamer een overzicht (inclusief de bijbehorende aanbestedingsdossiers) ontvangen van alle «losse opdrachten» die door het Ministerie van Buitenlandse Zaken sinds 2020 zijn verstrekt aan The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS)?
Hieronder treft u een financieringsoverzicht aan van alle andere opdrachten aan HCSS sinds 2020. Deze opdrachten vallen zonder uitzondering onder de aanbestedingsgrens.
Opleiding Academie Internat. Betrekkingen
2020 (EUR 450,00)
Opleiding Academie Internat. Betrekkingen
2020 (EUR 450,00)
Opleiding Academie Internat. Betrekkingen
2020 (EUR 450,00)
Opleiding Academie Internat. Betrekkingen
2020 (EUR 450,00)
Verdere verbetering van de dienstverlening van de Rijksoverheid m.b.t. de veiligheid van Nederlanders reizend naar en verblijvend in het buitenland
DCV;
2020 (EUR 29.645,00)
Presentatie op 6 oktober 2020
Leergang trans-Atlantische betrekkingen
DWH;
2020 (EUR 605,00)
Digital India-Netherlands Cyber Security Online
School (Indian and Dutch students)
Neth. Embassy in New Delhi;
2020 (EUR 5.000,00)
Beleidsondersteuningsfonds ODA 2019–2021 Inclusieve Groene Groei; Serious Gaming Water, Energy & Food Game Dubai
IGG;
2021–2022 (EUR 28.199,05)
Opleiding Academie Internat. Betrekkingen, masterclass NL-China
2021 (EUR 605,00)
Opleiding Academie Internat. Betrekkingen, masterclass NL-China
2021 (EUR 605,00)
Ondersteuning en organisatie van een grondstoffenstrategie bijeenkomst
EAB;
2022 (23.353,00)
NL-Korea veiligheidsdialoog
DVB;
2022–2023 (EUR 5.000,00)
Opleiding Academie Internat. Betrekkingen
2022 (EUR 847,00)
Lezing over de gevolgen van de geopolitieke ontwikkelingen voor de Europese samenwerking en veiligheid.
Neth. Embassy in Luxembourg;
2022 (EUR 3.159,60)
Indo Dutch Cyber Security School 2022
Neth. Embassy in New Delhi;
2022 (EUR 5.000,00)
Kennissessies van The Hague Centre for Strategic Studies ten behoeve van Internationale Cyberstrategie
DVB;
2022–2023 (EUR 39.397,60)
Cijfers tot mei 2023.
Hoeveel ambtenaren van Buitenlandse Zaken zijn op dit moment gedetacheerd bij HCSS?
Er zijn geen ambtenaren van Buitenlandse Zaken gedetacheerd bij HCSS.
Kunt u de vragen afzonderlijk en binnen zes weken beantwoorden?
Ja.
De totstandkoming van de kritische depositiewaarden en de rol van het Coordination Center for Effects |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink , Kuipers , Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het Coordination Center for Effects (CCE)? Kunt u uitleggen wat het CCE is? Wat is de taak en functie van het CCE? Wat is de juridische status van het CCE?
Ja, het CCE is een wetenschappelijk adviesorgaan waarin deskundigen uit landen die zijn aangesloten bij het UNECE Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (UNECE Luchtverdrag), advies uitbrengen over de manier waarop deze landen – gegeven de actuele wetenschappelijke inzichten – de depositiewaarde kunnen bepalen waaronder geen nadelige veranderingen optreden in bodem en vegetatie. CCE-adviezen zijn niet bindend. Ze worden voor goedkeuring voorgelegd aan het Uitvoerend Orgaan van het verdrag (Executive Body), het uitvoerend orgaan waarin de delegatieleiders van alle landen vertegenwoordigd zijn. Landen kunnen de aanbevolen berekeningsmethode in nationale wetgeving vastleggen en aangeven voor welke natuurgebieden kritische depositiewaarden worden berekend.
Klopt het dat de kritische depositiewaarden die sinds 2021 in de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn opgenomen, (indirect) voortkomen uit de kritische depositiewaarden die zijn vastgesteld door het CCE? Zo ja, waaruit blijkt dat en waarom zijn de Nederlandse kritische depositiewaarden hierop gebaseerd? Zo nee, waarop zijn de Nederlandse kritische depositiewaarden dan wel gebaseerd?
De kritische depositiewaarden waar de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) naar verwijst, zijn de KDW’n uit het Alterra-rapport 2397 «Overzicht van kritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op habitattypen en leefgebieden van Natura 2000» (Van Dobben e.a., 2012). Deze KDW’n zijn specifiek opgesteld voor de habitats zoals deze in Nederland voorkomen. Een groot aantal daarvan is mede vastgesteld met behulp van de Europese bandbreedtes zoals vastgesteld door de UNECE, op basis van het door de CCE uitgegeven rapport «Review and revision of empirical critical loads and dose-response relationships» (Bobbink & Hettelingh (eds.), 2011). De wetenschappelijke methode voor het opstellen van KDW’n gaat namelijk zoveel mogelijk uit van de Europese bandbreedtes; daarbinnen wordt via een model een concreet getal berekend. In die zin zijn veel van de KDW’n dus inderdaad indirect voortgekomen uit het door het CCE opgestelde rapport.
Waar werden de kritische depositiewaarden van het CCE vóór 2021 voor gebruikt? Hadden zij een bindend karakter en zo ja, kunt u de Kamer alle documentatie sturen waaruit dit blijkt? Kunt u een lijst opstellen met alle (internationale) bindende afspraken die zijn gebaseerd op de kritische depositiewaarden die door het CCE zijn vastgesteld?
De kritische depositiewaarden werden (en worden) gebruikt in integrale beoordelingsmodellen. De gegevens zijn een basisonderdeel voor het berekenen van een kosteneffectieve verdeling van beleidsinspanningen over landen in Europa; dat wil zeggen een internationale verdeling van emissiebeperkingen, waarbij tegen de laagste kosten de beoogde vermindering van de overschrijding van kritische depositiewaarden wordt bereikt. Zulke berekeningsresultaten vormen het startpunt voor politieke onderhandelingen binnen het UNECE Luchtverdrag. Zie hiervoor ook de beantwoording van vraag 2 (vanwege de berekening van Nederlandse KDW'n), 16, 20 en 21.
Klopt het dat Nederland «een voortrekkersrol» op zich heeft genomen bij het bepalen van internationale kritische depositiewaarden (critical loads), zoals de toenmalig Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) beweerde (Kamerstuk 21 234, nr. 10 van 25 november 1991)? Wat hield deze voortrekkersrol precies in en welke Nederlandse belangen waren hiermee gediend?
Na de erkenning van het verzuringsvraagstuk in de jaren 1980 heeft Minister Winsemius het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) gevraagd een onderzoekprogramma op zetten en daarbij afstemming te zoeken met andere landen en organisaties die zich met het vraagstuk bezig hielden. Bodemverzuring en vermesting houdt niet op bij de grenzen van lidstaten en de oplossing vraagt om internationale samenwerking, zowel politiek als wetenschappelijk. Zoals gebruikelijk in VN-verband komen activiteiten tot stand doordat landen aanbieden bepaalde activiteiten te doen of te financieren. In het kader van de samenwerking rond grensoverschrijdende luchtverontreiniging heeft Nederland in 1990 aangeboden de werkzaamheden van het CCE en de leiding van de Task Force on Integrated Assessment Modelling (TFIAM) op zich te nemen. Net zoals Scandinavische landen de luchtmetingen en modellering financieren, Duitsland de bosmonitoring, Oostenrijk de emissieregistratie, Zwitserland het gezondheidsonderzoek, en Frankrijk en Italië de inventarisatie van best beschikbare emissiebeperkende technieken.
Wat wordt bedoeld met de bewering dat de Nederlandse voortrekkersrol «bestaat uit het instellen van het Coördinatie Centrum voor Effecten (CCE) op het RIVM en het voorzitterschap van de Task Force on Integrated Assessment Modelling (TFIAM)», zoals de toenmalig Minister van VROM beweerde (Kamerstuk 21 234, nr. 10 van 25 november 1991)?
Bedoeld wordt dat Nederland zich aansloot bij de landen die actief willen meewerken aan onderzoek naar de oplossing van het verzurings- en vermestingsvraagstuk. Zie ook antwoord 4.
Wat wordt bedoeld met de bewering dat het CCE «op initiatief van het Ministerie van VROM in 1990 is opgezet bij het RIVM», zoals de toenmalig Minister van VROM beweerde (Kamerstuk 18 225, nr. 61 van 20 juni 1994)? Waar, wanneer en waarom heeft het Ministerie van VROM hiertoe het initiatief genomen? Kunt u de Kamer alle documentatie sturen waaruit dit blijkt?
De opdracht maakte onderdeel uit de reguliere jaaropdrachten aan het RIVM en vloeide voort uit de wens van VROM om via onderzoek in de UNECE samen te werken aan oplossing van het verzurings- en vermestingsvraagstuk. Zie ook antwoord 4.
Wat was de rol van oud-minister van VROM Ed Nijpels in de totstandkoming van het CCE? Kunt u uw antwoord toelichten en de Kamer alle documentatie sturen die hiermee verband houdt?
Er was geen directe rol. De totstandkoming van het CCE is in ambtelijke en wetenschappelijke gremia afgesproken, zoals de Executive Body van het UNECE Luchtverdrag en de wetenschappelijke Werkgroep voor de Effecten van luchtverontreiniging. De CCE-website geeft een overzicht van de rapporten die sinds 1991 zijn verschenen: https://www.umweltbundesamt.de/en/cce-status-reports?parent=68093.
Wat was en is het precieze verband tussen het CCE en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)? Viel of valt het CCE onder directe verantwoordelijkheid van het RIVM? Zo ja, kunt u de Kamer alle documentatie sturen waaruit dit blijkt? Zo nee, onder wiens verantwoordelijk viel of valt het CCE dan wel en kunt u de Kamer alle documentatie sturen waaruit dit blijkt? Kunt u deze vraag zo gedetailleerd mogelijk beantwoorden en hierin ook de juridische status van het CCE meenemen?
Inhoudelijk was er geen betrokkenheid of verantwoordelijkheid van het RIVM. Het werkplan van het CCE wordt vastgesteld door de Executive Body van het UNECE Luchtverdrag die ook de definitieve rapportages goedkeurt. Het RIVM was wel verantwoordelijk voor voldoende personele en materiële capaciteit.
Klopt het dat het CCE onder de Convention on Long-range Transboundary Air Pollution (CLRTAP) van de United Nations Economic Commission for Europe (UNECE) valt? Wat is het precieze verband tussen het CCE en de Verenigde Naties (VN)? Valt het CCE onder directe verantwoordelijkheid van de VN? Zo ja, kunt u de Kamer alle documentatie sturen waaruit dit blijkt? Zo nee, onder wiens verantwoordelijk valt het CCE dan wel en kunt u de Kamer alle documentatie sturen waaruit dit blijkt? Kunt u deze vraag zo gedetailleerd mogelijk beantwoorden en hierin ook de juridische status van het CCE meenemen?1
Ja. Zie antwoorden 1 en 7. Voor gedetailleerde documentatie over jaarlijkse werkplannen en het vaststellen van rapportages verwijs ik door naar de UNECE, waar het CCE juridisch onder valt.
Wat is de (juridische) verhouding tussen het CCE, het RIVM en de VN? Kunt u de Kamer alle documentatie sturen waaruit dit blijkt?
Zie de antwoorden 1, 8 en 9.
Is er een (juridische) verhouding tussen het CCE en de Europese Unie (EU)? Kunt u uw antwoord toelichten en dit zo mogelijk met documentatie ondersteunen?
Nee, de Europese Unie is als internationale organisatie een van de partijen bij het UNECE Luchtverdrag. De Europese Commissie kan er voor kiezen de CCE-aanbevelingen te gebruiken bij het opstellen van eigen (wetgevende) voorstellen om deze vervolgens voor te leggen aan de Raad van Ministers en het Europees Parlement. Dit is bijvoorbeeld het geval geweest voor Richtlijn 2016/2284 van 14 december 2016 betreffende de vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen (NEC-richtlijn).
Welke bindende afspraken zijn er onder de CLRTAP, en specifiek die van 1988 in Sofia, gemaakt? Is de Kamer hierover destijds geraadpleegd of geïnformeerd? Zo nee, waarom niet? Kunt u alle documentatie met betrekking tot deze bindende afspraken aan de Kamer sturen?
In 1988 is in Sofia het eerste NOx-protocol getekend, waarin twaalf landen afspraken de NOx-emissies met 30% te verminderen tussen 1980 en 1998. De andere landen zegden toe de NOx-emissies te stabiliseren op het niveau van 1987. Ook werd vastgelegd de best beschikbare technieken toe te passen voor nieuwe stookinstallaties en voertuigen. Zie de communicatie over de internationale strategie in paragraaf 4.7 van het bestrijdingsplan verzuring (Tweede Kamer, vergaderjaar 1988–1989, p 74–80). Net als andere afspraken in VN-kader zijn de toezeggingen niet juridisch afdwingbaar. Landen worden verondersteld de afspraken te vertalen in hun nationale wetgeving.
Door wie is het CCE sinds de oprichting gefinancierd? Klopt het dat het centrum (onder andere) is gefinancierd door het Nederlandse Ministerie van VROM en het RIVM, zoals vermeld in het RIVM-rapport «Mapping critical loads for Europe» uit juli 1991? Zo ja, waarom nam Nederland deze financiering op zich? Welke Nederlandse belangen waren hiermee gediend? Wie droeg(en) nog meer bij aan de financiering van dit centrum? Kunt u een gedetailleerd overzicht verstrekken van de financiering van het CCE in het algemeen en het Nederlandse aandeel in het bijzonder, vanaf de oprichting van het centrum?2
Het ging om 3 fte per jaar. Vanwege het belang om in Europa een oplossing te vinden voor de bodemverzuring en vermesting financierde Nederland, zoals was afgesproken, het CCE. Andere landen namen de financiering van andere activiteiten op zich. Zie ook antwoord 4.
Waarom is het CCE in 2018 van het Nederlandse RIVM naar het Duitse Umweltbundesamt (UBA) verplaatst? Welke gevolgen, zowel positief als negatief, had deze overplaatsing voor Nederland? Kunt u alle documentatie met betrekking tot deze overplaatsing aan de Kamer sturen?
In het kader van bezuinigingen bij het toenmalige Ministerie van Infrastructuur en Milieu is de financiering van het CCE door Nederland beëindigd. In goed overleg is de Nederlandse verantwoordelijkheid voor het CCE overgedragen aan Duitsland en ondergebracht bij het Umwelt Bundesamt in Dessau.
Waarom is in Kamerstukken nauwelijks informatie terug te vinden over het CCE? Is het parlement destijds geraadpleegd over de oprichting van het CCE of hierover tenminste geïnformeerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waaruit blijkt dat? Kunt u alle documentatie met betrekking tot de oprichting van het CCE en de rol die Nederland daarin heeft gespeeld aan de Kamer sturen?
Zie antwoord 7. CCE-documentatie valt onder de verantwoordelijkheid van de UNECE. Zoals u zelf in vraag 5 ook noemt is de kamer geïnformeerd. Zie kamerstuk 21 234, nr. 10 van 25 november 1991.
Wat is de taak en de juridische status van de Task Force on Integrated Assessment Modelling (TFIAM)? Waarom werd Nederland voorzitter van deze Task Force, zoals de toenmalig Minister van VROM vermeldde (Kamerstuk 21 234, nr. 10 van 25 november 1991)? Welke Nederlandse belangen waren hiermee gediend?
De Task Force on Integrated Assessment Modelling (TFIAM) is een wetenschappelijk adviesorgaan dat de actuele kennis over emissieprojecties, grensoverschrijdende luchtverspreiding, effecten voor volksgezondheid en natuur, alsmede de kosten van mogelijke maatregelen, samenbrengt in een integraal afwegingskader. TFIAM beoordeelt de kwaliteit van het integrale afwegingsmodel GAINS en de daarmee gemaakte scenarioberekeningen en rapporteert daarover aan de Executive Body van het UNECE Luchtverdrag en de wetenschappelijke en ambtelijke voorportalen daarvan. TFIAM rapporteert ook over de onzekerheden en benodigd aanvullend onderzoek. Aanvullend onderzoek kan worden gefinancierd uit een VN-trustfund of uit vrijwillige bijdragen van landen. De Executive Body stelt het werkplan van TFIAM vast en kan verzoeken om aanvullende berekeningen. TFIAM is van belang om tot een kosteneffectieve aanpak van luchtverontreinigingsproblemen te komen, wat in het belang is van alle landen, omdat niemand de problemen alleen kan oplossen. Bijkomend voordeel van het voorzitterschap is dat Nederland op deze wijze vroegtijdig inzicht krijgt in de internationale beleidsontwikkeling en de standpunten van landen.
Door wie is de TFIAM sinds de oprichting gefinancierd?
Deelname aan TFIAM-activiteiten komt voor rekening van de deelnemers. VROM/IenW financiert alleen de deelname van RIVM-deelnemers, inclusief de voorzitter. De personele inzet bedroeg ongeveer 10 werkweken per jaar. Sinds 2011 worden het voorzitterschap en de kosten gedeeld met Zweden. Vanaf 2024 zal Frankrijk de Nederlandse rol overnemen.
Waarom is in Kamerstukken nauwelijks informatie terug te vinden over de TFIAM? Is het parlement destijds geraadpleegd over het Nederlandse voorzitterschap van de TFIAM of hierover tenminste geïnformeerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waaruit blijkt dat? Kunt u alle documentatie met betrekking tot het Nederlandse voorzitterschap van de TFIAM aan de Kamer sturen?
De Kamer is in 1991 geïnformeerd (Kamerstuk 21 234, nr. 10 van 25 november 1991). De TFIAM-voorzitter rapporteert aan de ambtelijke (en wetenschappelijke) werkgroepen van het UNECE Luchtverdrag. De Nederlandse ambtelijke vertegenwoordigers in de UNECE-werkgroepen rapporteren – wanneer daar aanleiding toe is – over de beleidsmatige gevolgtrekkingen aan (inter-)departementale overlegteams en aan vertegenwoordigers van medeoverheden. De Tweede Kamer wordt ingelicht wanneer het kabinet een politiek standpunt heeft ingenomen.
Wat is het verband tussen de TFIAM en het CCE?
Landen stellen – al dan niet met gebruikmaking van de door het CCE geadviseerde methodologie – kaarten samen met kritische depositiewaarden. De door landen gerapporteerde kaarten vormen de input voor berekening van de overschrijding van kritische depositiewaarden bij verschillende beleidsscenario’s. De resultaten daarvan worden beoordeeld in de TFIAM voordat zij worden voorgelegd aan ambtelijke landenvertegenwoordigers in de Werkgroep voor Strategie en Evaluatie (WGSR) en de Executive Body van het UNECE Luchtverdrag.
Klopt het dat het vaststellen van kritische depositiewaarden door het CCE heeft geleid tot een aanscherping van het zwaveldioxide (SO2)- en stikstofoxide (NOx)-protocol van de UNECE, zoals de toenmalig Minister van VROM beweerde (Kamerstuk 21 234, nr. 10 van 25 november 1991)? Zijn deze protocollen bindend en zo ja, kunt u de Kamer alle documentatie sturen waaruit dit blijkt? Klopt het dat de aanscherping van deze protocollen vergaande reducties met zich mee heeft gebracht, zoals de toenmalig Minister van VROM in datzelfde Kamerstuk beweerde? Waren deze reducties verplicht en zo ja, kunt u de Kamer alle documentatie sturen waaruit dit blijkt?
In het eerste Zwavelprotocol (Helsinki 1985) hebben alle landen zich gecommitteerd aan een emissiereductie met 30% ten opzichte van 1980, ongeacht de verschillen in kosten en de milieuwinst die ermee werd bereikt. Bij de voorbereiding van het tweede Zwavelprotocol (Oslo, 1994) werd voor het eerst overgeschakeld op een effectgerichte kosteneffectieve aanpak. Daarbij werd gebruik maakt van de kritische depositiekaarten voor verzuring en het integrale afwegingsmodel GAINS (toen nog RAINS geheten). Om bodemverzuring tegen te gaan, zijn de politieke ambities aangescherpt, waarbij het uitgangspunt was dat in alle landen sprake zou zijn van een gelijke mate van milieuverbetering en de totale kosten zo laag mogelijk zouden zijn. Uit optimalisatieberekeningen werden voor elk land de benodigde emissiereducties berekend, die voor het ene land een aanscherping ten opzichte van het eerste Zwavelprotocol inhielden en voor het andere land een afzwakking. Deze optimalisatieberekeningen vormden de input voor de politieke onderhandelingen. Het UNECE Luchtverdrag heeft als lange-termijndoel het voldoen aan de kritische depositiewaarden en de WHO-advieswaarden voor de volksgezondheid. Aan dat lange-termijndoel is geen jaartal gekoppeld, maar het streven is wel om bij elke vernieuwing van een protocol de lange-termijndoelen voor gezondheid en natuur dichterbij te brengen.
De VN kan de afgesproken emissiereducties niet afdwingen. Het is aan de landen om de afspraken te verankeren in nationale wetgeving.
Bestaan er gelijksoortige protocollen en reductiepercentages voor ammoniak? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u de Kamer alle documentatie sturen waaruit dit blijkt?
Bij de vernieuwing van het eerste NOx-protocol is onderkend dat voor een kosteneffectieve aanpak alle verzurende stoffen tegelijk in beschouwing moeten worden genomen, dus ook ammoniak. De afgesproken emissieverminderingen van ammoniak maken deel uit van het «Multi-pollutant Multi-effect» Protocol (Gotenburg 1999), waarin de aanpak van verzuring, vermesting en zomersmog (ozon) integraal is meegenomen. Bij de update daarvan in 2013 zijn ook de gezondheidseffecten van fijnstof meegenomen. Ammoniak speelt een belangrijke rol bij de vorming van fijnstofdeeltjes in de atmosfeer.
Klopt het dat er richtlijnen zijn opgesteld om de reductiepercentages te bereiken, zoals de toenmalig Minister van VROM beweerde (Kamerstuk 21 234, nr. 10 van 25 november 1991)? Zo ja, om welke richtlijnen gaat het? Waarom was de Nederlandse inbreng bij het tot stand komen van deze richtlijnen «gericht op het zo ver mogelijk terug brengen van de emissies en dus zo streng mogelijke emissie-eisen»? Is dit nog steeds de Nederlandse inbreng? Zo nee, waarom is deze veranderd? Zo ja, klopt het dus dat de Nederlandse inbreng erop is gericht de emissies van SO2 en NOx tot nul te reduceren? Kunt u uw antwoord toelichten en daarin ook het Nederlandse belang meenemen?
In bovengenoemde UNECE-protocollen zijn voor veel UNECE-landen emissiereductiepercentages vastgelegd. De Nederlandse inzet was steeds het bereiken van zoveel mogelijk vermindering van de schade aan gezondheid en natuur tegen aanvaardbare kosten en het bereiken van gelijke emissie-eisen voor bedrijven en mobiele bronnen.
Bestaan er gelijksoortige richtlijnen voor ammoniak? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke en is de Nederlandse inbreng met betrekking tot ammoniak hetzelfde als voor SO2 en NOx? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord 21.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk, zo gedetailleerd mogelijk en afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja.
De Nederlandse evacuatie-vluchten uit Khartoum |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat er individuen achter zijn gebleven in Soedan, die wel op de evacuatielijst hadden moeten staan?
Zoals ik uw Kamer op 9 mei jl. liet weten is de overgrote meerderheid van de via BZ Informatieservice geregistreerde Nederlanders geëvacueerd of zelfstandig vertrokken uit Soedan. Een aantal personen heeft vanwege verschillende (privé)redenen ervoor gekozen om in Soedan te blijven of was niet in staat zelfstandig naar het vliegveld te reizen. Voor de personen waarmee tot en met zaterdag 29 april contact was over hun evacuatie, maar die het vooralsnog niet gelukt is het land te verlaten, geldt dat met hen nog actief contact wordt gehouden en dat zij op de hoogte worden gesteld van relevante ontwikkelingen.
Klopt het dat er zich op een gegeven moment een persoon heeft gemeld bij de ambassade met het verzoek om evacuatie, die bekend was vanwege eerdere contacten met de ambassade?
Omwille van privacyredenen kan ik niet ingaan op individuele casussen.
Klopt het dat de ambassade zich bereid toonde om het individu en zijn dochter te evacueren, maar dat zij daarbij niet diens vrouw wilden meenemen?
Zie het antwoord op vraag 2.
Klopt het dat de ambassade deze vrouw niet mee wilde nemen vanwege het ontbreken van de huwelijksakte?
Zie het antwoord op de vragen 2 en 3. In algemene zin kan worden bevestigd dat altijd zorgvuldig wordt uitgezocht wat de familierelatie is tussen personen. Voor het vaststellen van een door Nederland erkende relatievorm kan het nodig zijn een huwelijksakte te overleggen.
Bent u op de hoogte van het feit dat deze vrouw met gevaar voor eigen leven terug is gegaan naar Khartoem om die huwelijksakte te halen, waarbij dit naderhand niet heeft bijgedragen aan een evacuatie?
Zie het antwoord op de vragen 2 en 3. Tijdens de evacuaties is in het contact met personen informatie verstrekt over de benodigdheden en voorwaarden om in aanmerking te komen voor evacuatie. De veiligheid van Nederlandse burgers en hun kerngezin was en blijft hierbij een prioriteit.
Hoe beoordeelt deze gang van zaken?
Ik betreur het dat mensen in gevaarlijke omstandigheden zijn beland en op dit moment Soedan niet kunnen verlaten. Helaas geldt dit voor veel mensen in Soedan. Indien zij met het Ministerie van Buitenlandse Zaken contact hebben gezocht ten tijde van de evacuatie dan wordt dat contact zo goed mogelijk onderhouden gegeven de omstandigheden en worden zij op hoogte gehouden van ontwikkelingen. Afhankelijk van de situatie kunnen zij worden ondersteund door middel van consulaire bijstand.
Deelt u de mening dat dit niet ruimhartig is en een te formele opstelling is van Nederland, waarbij onnodig mensen in gevaar zijn gebracht?
Bij evacuaties wordt zo goed mogelijk onderzocht of de identiteit en nationaliteit van iemand kan worden vastgesteld. Indien van toepassing moet de relatie met de kerngezinsleden worden aangetoond. In een dergelijke situatie zijn snelheid van actie evenals de veiligheid van betrokkenen van groot belang.
Wat kunt u doen om deze mensen alsnog in veiligheid te brengen op welke manier dan ook?
Zoals ik uw Kamer liet weten op 9 mei jl. geldt in algemene zin dat personen die zich na de actieve evacuatiefase hebben gemeld, alsook degenen met wie ondanks herhaalde pogingen geen contact meer is geweest, inmiddels een bericht hebben gekregen waarin hen wordt gevraagd of zij op dit moment nog hulp nodig hebben. Zij kunnen een beroep doen op consulaire bijstand. Sinds eind april gelden voor hen de reguliere procedures voor het aanvragen van een Schengenvisum of voor een verblijfsvergunning voor regulier verblijf voor degenen zonder verblijfstitel in Nederland.
Bent u bereid om te assisteren bij het verkrijgen van een vliegticket en bij te dragen aan de kosten daarvan? Zo nee, waarom niet?
Sinds de evacuatie eind april is beëindigd, worden mensen geacht hun reiskosten naar Nederland zelf te dragen.
Bent u bereid om deze vragen zo snel mogelijk te beantwoorden in verband met de veiligheid van het individu in kwestie?
Ja.
De bescherming van mensen die met de dood bedreigd worden door wetten tegen geloofsafvalligheid en godslastering |
|
Raymond de Roon (PVV), Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch), Pieter Omtzigt (Omtzigt), Jan Klink (VVD), Don Ceder (CU), René Peters (CDA), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met de twee resoluties van de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 10 november 2022 (46ste sessie, onderdeel 3, general debate) waarin bescherming wordt voorzien voor mensen die met de dood bedreigd worden door wetten tegen geloofsafvalligheid en godslastering? Wat heeft Nederland sinds de eerste Kamermotie van 16 april 2012 (32 735, nr. 66), de motie van 1 juli 2019 (32 735, nr. 256) en later de initiatiefnota Christenvervolging – Schapen tussen de Wolven uit 2021 (35 719, nr. 2), met de oproep om zich in te zetten tegen de doodstraf op godslastering en afvalligheid, specifiek gedaan om dit te bevorderen?
Ja. Nederland is tegen de doodstraf in alle gevallen en onder alle omstandigheden en geeft daarom uitgebreid aandacht aan deze resoluties en Kamermoties. In bilaterale gesprekken met landen waar mensen met de dood worden bedreigd door wetten tegen geloofsafvalligheid en blasfemie, brengt Nederland dit onderwerp op met referentie naar de relevante mensenrechtenverdragen en -verplichtingen en het Nederlandse standpunt in deze.
Op welke manier wil Nederland zich verder inzetten voor de campagne om de doodstraf afgeschaft te krijgen voor godslastering en geloofsafvalligheid van de International Religious Freedom of Belief Alliance (IRFBA), binnen de IRFBA en daarbuiten? Hoe zet Nederland zich nog concreet in voor de wereldwijde campagne van Australië voor afschaffing van de doodstraf voor geloofsafvalligheid?
Nederland stelt regelmatig de doodstraf op zowel blasfemie en/of apostasie aan de orde. Samen met gelijkgezinde landen, vraagt Nederland openlijk en achter de schermen, aandacht voor het belang van mensenrechten wanneer de gelegenheid dit toelaat. Daarnaast wordt er ook speciale aandacht gevraagd voor kwetsbare groepen zoals (religieuze) minderheden.
De Nederlandse Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging (SGRL) werkt verder veel samen met collega’s binnen en buiten Europa om schendingen op het gebied van vrijheid van religie en levensovertuiging aan de kaak te stellen. Indien mogelijk, worden acties richting derde landen onderling zorgvuldig afgestemd, om de effectiviteit van onze gezamenlijke inzet te verbeteren. Verder onderhoudt de SGRL goed contact met de Speciaal Rapporteur van de VN. Binnen de International Religious Freedom and Belief Alliance (IRFBA) en de International Contact Group on Forb, zet de SGRL zich in voor een betere informatie-uitwisseling.
Wat kunt u doen binnen de EU en in andere gremia, zowel multi- als bilateraal, om de desbetreffende landen aan te spreken op het nog hebben van de doodstraf in hun wetgeving op godslastering en geloofsafvalligheid, als ook om de internationale campagne hiertegen te ondersteunen en naleving van de tekst van de genoemde twee resoluties te bevorderen? In hoeverre heeft u uitvoering gegeven aan de door de Kamer aangenomen moties om landen aan te spreken op het nog hebben van de doodstraf op afvalligheid en godslastering en bij welke gelegenheden heeft u dat gedaan bij welke landen en wanneer?
Tijdens Mensenrechtenraad 51 (september/oktober 2022) heeft Nederland een verklaring uitgesproken tegen de doodstraf op godslastering en afvalligheid, en de landen waarin dit nog praktijk is opgeroepen dit af te schaffen.
Binnen de VN-Mensenrechtenraad (MRR) en in de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) zet Nederland verder steevast in op het bevorderen van het recht op vrijheid van religie en levensovertuiging, conform motie Ceder (32 735-351). Dit doet Nederland onder andere middels het steunen van de jaarlijkse EU-resolutie op het terrein van Religie en levensovertuiging in de Mensenrechtenraad.
Verder heeft de Mensenrechtenambassadeur een aantal bezoeken gebracht aan landen die behoren tot de dertien in de wereld waar de doodstraf volgens de wet kan worden opgelegd voor blasfemie en/of apostasie. Zo heeft zij Saoedi-Arabië in 2021 bezocht en het Nederlandse standpunt rondom vrijheid van religie en geloofsovertuiging en onze positie ten aanzien van de doodstraf gedeeld. In 2022 bezocht zij ook o.a. Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten (VAE), waar ook is gesproken over het waarborgen van de vrijheid van (religieuze) minderheden in deze landen. Ook werd er verwezen naar de opkomende UPR en de aanbevelingen die Nederland wil doen. De SGRL bezocht Saoedi-Arabië in 2022 en heeft tijdens haar bezoek onze positie ten aanzien van vrijheid van religie en levensovertuiging en de doodstraf voor blasfemie en afvalligheid aan de orde gesteld. Tijdens het recente bezoek van de Saoedische Mensenrechtencommissie aan Nederland is dit onderwerp wederom uitgebreid besproken.
Bent u bereid om in de Internationale Contactgroep over godsdienstvrijheid (FoRB), binnen de EU en tijdens de Universal Periodic Reviews (UPR) van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties, tijdens reviews van landen die behoren tot de 13 landen die de doodstraf hebben op geloofsafvalligheid en godslastering, kritische vragen te stellen en deze landen aan te zetten tot het afschaffen van de doodstraf en hen te wijzen op de twee genoemde resoluties met het doel hen aan te zetten hun wetgeving te wijzigen en hen daartoe aanbevelingen te doen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om tijdens UPR's van deze landen nauw samen te werken met huidige en gelijkgestemde leden van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties en de dan aangewezen troika om zo de betreffende 13 landen aan te sporen de doodstraf af te schaffen voor geloofsafvalligheid en godslastering.
Ja. Tijdens de UPR is het alleen mogelijk om op nationale titel te spreken. Tijdens UPR cyclus 3 (2017–2021) heeft Nederland 13 keer een aanbeveling gedaan op het gebied van het Recht op Vrijheid van Religie en Levensovertuiging.
Kunt u zich in samenhang met de campagne voor de volledige afschaffing van de doodstraf voor geloofsafvalligheid en godslastering, eveneens inzetten voor ten minste een moratorium op de doodstraf en aanpassing van de wetgeving om de kans op misbruik te verminderen en ter bevordering van waarborging van procedurele rechten?
Hiervoor heeft Nederland zich de afgelopen jaren steeds ingezet maar gezien het ontbreken van EU-eenheid is het helaas niet mogelijk geweest hierop met een eenduidig standpunt in de AVVN en de VN-Mensenrechtenraad te komen. Ondanks het ontbreken van een verenigd standpunt binnen de EU, zet Nederland in op de volledige afschaffing van de doodstraf d.m.v. aanbevelingen, bilaterale consultaties en maatschappelijke ondersteuning. Ook zet Nederland zich in voor een moratorium op de doodstraf conform de kabinetslijn en aanvullende Kamermoties.
Bent u bereid samen met de Minister van Veiligheid en Justitie zich in te spannen om mensen binnen de Nederlandse grenzen te beschermen die bedreigd worden, omdat ze geloofsafvallig zijn of godslastering (zouden) hebben gepleegd? En, zo ja, wat kunnen u en uw collega hieraan concreet doen?
Bedreiging wegens geloofsafvalligheid is onacceptabel. Elke ingezetene van Nederland moet zich door de wet beschermd weten tegen bedreiging (artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht). Het is daarom van groot belang dat mensen die hiervan slachtoffer zijn hiervan melding maken of zo nodig aangifte doen.
Daarnaast heeft het kabinet in 2021 het Humanistisch Verbond gevraagd om geloofsverlaters te ondersteunen. In diverse regio’s en steden zijn gespreksgroepen en cursussen georganiseerd en is een platform geboden aan geloofsverlaters. In 2022 is het project geëindigd. In vervolg daarop heeft het Humanistisch Verbond deze vorm van ondersteuning opgenomen in hun reguliere aanbod.1
Het bericht ‘Eindhovense toeleverancier van Philips en ASML opent vestiging in China’ |
|
Jan Klink (VVD), Ruben Brekelmans (VVD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Eindhovense toeleverancier van Philips en ASML opent vestiging in China»?1
Ja.
Klopt het dat een Nederlands bedrijf door een vestiging in China te openen Amerikaanse restricties op de Chinese chipsector kan omzeilen en, zo ja, welke maas in de Nederlandse, Europese of Amerikaanse regelgeving maakt dit mogelijk?
Nee. In algemene zin is productie op grondgebied van het ene land niet gebonden aan regelgeving van een ander land. Wel kan het in het eigen belang van een bedrijf zijn om regelgeving uit een ander land, in dit geval de VS, te volgen terwijl hier geen plicht toe is. Verder kan de export van goederen, technologie of kennis uit de EU, bijvoorbeeld ten bate van lokale productie wel vergunningplichtig zijn, wanneer het om dual use- of sanctiegoederen gaat.
Vallen de goederen die het bedrijf KMWE in China wil gaan produceren onder (dual-use) exportrestricties wanneer deze vanuit Nederland uitgevoerd worden?
Het is de verantwoordelijkheid van bedrijven om vergunningen aan te vragen voor de export van goederen die onder exportcontrole vallen. Daar ziet de Douane in opdracht van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking scherp op toe. Het kabinet doet geen uitspraken over individuele gevallen.
Hoe verhoudt de verplaatsing van productie vanuit Nederland naar China zich tot de doelstelling van de EU Chips Act om Europees technologisch leiderschap juist te versterken en tot de kabinetsdoelstelling van het behoud van Nederlands technologisch leiderschap rond halfgeleidertechnologie? (Kamerstuk 22 054, nr. 384)
Zoals ook toegelicht in de Beantwoording Schriftelijk Overleg Raad voor Concurrentievermogen2 van 17 mei 2023 zetten de EU en Nederland met de Europese Chips Act in op het versterken van het Europees technologisch leiderschap op het gebied van halfgeleidertechnologie. De Europese Chips Act zorgt voor het stimuleren van innovatie, het aantrekken van investeringen en de voorbereiding van de EU op mogelijke verstoringen in de halfgeleiderwaardeketen. De Europese Chips Act heeft zo tot doel de Europese halfgeleiderindustrie te versterken. De Europese Chips Act bevat geen bepalingen die tegenhouden dat bedrijven niet-gecontroleerde technologie bedoeld voor de afzetmarkt in betreffende derde land, produceren. Daarbij valt op te merken dat het openhouden van wereldwijde waardeketens ook van groot belang is voor de financiering van (toekomstige) innovaties en daarmee ons technologisch leiderschap.
Hoe verhoudt de verplaatsing van productie vanuit Nederland naar China zich tot de doelstelling van het kabinet om te «voorkomen dat Nederlandse goederen bijdragen aan ongewenst eindgebruik, zoals militaire inzet» (Kamerstuk 22 054, nr. 384)?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 en 3 is de export van machines, technologie of kennis vanuit Nederland naar China vergunningplichtig, indien het om dual-usegoederen gaat. Er zal in dat geval een toetsing plaats vinden of er een risico is op ongewenst eindgebruik.
Is het mogelijk dat productie door KMWE in China uiteindelijk bijdraagt aan de ontwikkelingen van capaciteiten in dat land, waarvan de VS en Nederland nu juist via uitvoerbeperkingen rond de chipsector proberen te voorkomen dat China hier de beschikking over krijgt?
De aanvullende Nederlandse exportcontrolemaatregelen richten zich op geavanceerde productie apparatuur voor halfgeleiders, omdat daar risico’s voor de (inter)nationale veiligheid bestaan. Deze maatregelen zijn heel gericht. De productie van KMWE valt heden niet binnen de scope van deze maatregelen.3 Indien het bedrijf zich op dit specifieke segment richt, zal het te maken krijgen met exportcontrole-maatregelen.
Hoe verhoudt de investering van KMWE in China zich tot het criterium uit de EU Chips Act dat een ontvanger van eventuele subsidie een plan moet hebben om de diefstal van intellectueel eigendom te voorkomen, gezien de Chinese bereidheid om deze technologie langs alle mogelijke wegen te bemachtigen?
Ondernemingen die binnen de EU Chips Act staatssteun willen ontvangen voor de opzet van productiefaciliteiten zullen voor het voldoen aan de Geïntegreerde productiefaciliteitof Open EU Foundry-criteria, en zo voor het ontvangen van staatssteun door de lidstaat bij de Europese Commissie, moeten aantonen dat zij gedegen beleid hebben om intellectueel eigendom te beschermen. Het is in het kader van de EU Chips Act aan de Europese Commissie om te toetsen of een onderneming voldoet aan deze eis. Nederland heeft in aanvulling daarop eveneens wet- en regelgeving om intellectueel eigendom en octrooien te beschermen, bijv. via de Wet bescherming bedrijfsgeheimen.
Welke mogelijkheden heeft het kabinet nu om de opening van productiefaciliteiten in China door KMWE te screenen en eventueel op gronden van nationale veiligheid of behoud van cruciale kennis te verhinderen?
Er is alleen sprake van screening van bedrijven die in Nederland willen investeren. Indien er geen regels worden overtreden bij de transactie, zijn er geen instrumenten om een opening van productiefaciliteit door een Nederlands bedrijf in het buitenland te verhinderen. De export van machines, technologie of kennis vanuit Nederland naar China, bijvoorbeeld ten bate van lokale productie kan wel vergunningplichtig zijn, indien het om dual-usegoederen gaat.
Vindt u ook dat bovenstaande de noodzaak van een screening op uitgaande investeringen aantoont, als aanvulling op de screening van inkomende investeringen en exportcontroles? Hoe gaat u zich hiervoor inzetten?
Het kabinet heeft kennisgenomen van het voornemen van de Europese Commissie om de risico’s die mogelijk voortkomen uit uitgaande investeringen te gaan onderzoeken. De Europese Commissie heeft aangegeven op basis van de resultaten van deze analyse te bepalen of een aanvullend instrument voor uitgaande investeringen nodig is. Het kabinet wacht deze resultaten af.
Welke andere instrumenten of drukmiddelen staan er tot de beschikking van Nederland, de EU en/of de VS om op basis van deze stap van KMWE de activiteiten of handel van KMWE in respectievelijk Nederland, de EU en/of de VS te beperken of sanctioneren?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 is het de verantwoordelijkheid van het individuele bedrijf om eventuele vergunningen aan te vragen voor de export van dual-usegoederen of sanctiegoederen. Indien er geen sprake is van zulke vergunningplichtige goederen of technologie is er geen reden om de handel te beperken of te sanctioneren.
Ziet u aanleiding om op basis van deze stap van KMWE de activiteiten of handel van KMWE in Nederland te beperken of te sanctioneren?
Zie antwoord vraag 10.
Is de toename van activiteiten van de Nederlandse chipsector in China, en specifieker de stap van KMWE, besproken tijdens het bezoek van de Chinese vicepresident Han Zheng aan Nederland?
Nee, deze specifieke onderwerpen zijn niet besproken tijdens het bezoek van de Chinese Vice-President.
Het bericht ‘Turkse Nederlanders mogen opnieuw in Amsterdam stemmen, extra aandacht voor veiligheid.’ |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Bente Becker (VVD) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Turkse Nederlanders mogen opnieuw in Amsterdam stemmen, extra aandacht voor veiligheid»?1
Ja.
Op welke locaties in Nederland kunnen Nederlanders met een Turkse achtergrond hun stem uitbrengen voor de tweede stemronde? Zijn dit dezelfde locaties die zijn gebruikt voor de eerste stemronde? Op welke wijze worden deze locaties aangewezen? In hoeverre zijn de Turkse autoriteiten hierbij betrokken? In hoeverre is het Rijk hierbij betrokken? Hoe zag deze rolverdeling eruit bij de eerste stemronde afgelopen week?
Inwoners van Nederland met de Turkse nationaliteit konden in Den Haag (GIA Trade & Exhibition Center), Deventer (Sport- en Belevingscentrum De Scheg) en Eindhoven (Van der Valk Hotel) hun stem uitbrengen in beide stemronden van de Turkse verkiezingen 2023. In Amsterdam vond de eerste stemronde plaats in RAI Amsterdam en de tweede stemronde in Rhône Events & Congrescenter. Deze locaties werden voorafgaand aan het verkiezingsproces bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de betrokken gemeenten aangekondigd.
De verantwoordelijkheid voor de organisatie van buitenlandse verkiezingen voor stemgerechtigde burgers in Nederland, inclusief het aanwijzen van stemlocaties, ligt altijd bij de diplomatieke en/of consulaire vertegenwoordiging van het desbetreffende land in Nederland. De vertegenwoordigingen staan daarover in contact met de gemeenten waarin gestemd kan worden. De gemeenten maken daarbij de afweging ten aanzien van de openbare orde en veiligheid en in hoeverre de gekozen locatie voldoet aan de noodzakelijke vergunningsverplichtingen en het bestemmingsplan.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een coördinerende rol bij de organisatie van buitenlandse verkiezingen in Nederland. Dit ministerie staat in contact met de Turkse ambassade, de NCTV en de betrokken gemeente(n). BZ wordt dan ook door de ambassade van het desbetreffende land over de stemlocaties en het stemproces geïnformeerd. BZ geleidt deze informatie door naar de NCTV, die vervolgens aan het lokaal bevoegd gezag een advies uitbrengt t.a.v. mogelijke veiligheidsrisico’s en eventueel te nemen veiligheidsmaatregelen. Het lokaal bevoegd gezag, dat wordt gevormd door de burgemeester en de hoofdofficier van Justitie, besluit over eventuele veiligheidsmaatregelen. Deze procedure is ook gehanteerd ten aanzien van de organisatie van de Turkse verkiezingen in Nederland.
Afhankelijk van de specifieke omstandigheden in de gemeente of bijzonderheden t.a.v. de stemprocedure kan het lokaal bevoegd gezag bepaalde eisen stellen aan het stemproces met het oog op een veilig en ordentelijk verloop, zoals het indienen van veiligheidsplannen. Het verzoeken om een veiligheidsplan behoort daarbij tot de mogelijkheden. De Consulaten-Generaal van Turkije in Nederland hebben desgevraagd veiligheidsplannen aangeleverd voor de organisatie van het stemproces in Nederland. De beoordeling en eventuele goedkeuring van die veiligheidsplannen ligt bij het lokaal bevoegd gezag.
In hoeverre zijn de Turkse autoriteiten betrokken bij het breder organiseren van de Turkse verkiezingen in Nederland? Hoe verhoudt zich dit tot de betrokkenheid van het Rijk en de gemeenten? Hoe beoordeelt u dit?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de Turkse overheid de afgelopen maanden in contact heeft gestaan met het Ministerie van Buitenlandse Zaken? Zo ja, hoe is dit contact verlopen? In hoeverre wordt er informatie gedeeld en besproken of meegedeeld? Hoe ervaart het Ministerie van Buitenlandse Zaken deze samenwerking?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is tijdig en volledig, zowel schriftelijk als mondeling, door de Turkse ambassade op de hoogte gebracht van de wijze waarop het stemproces voor de Turkse presidentiële en parlementaire verkiezingen van 2023 in Nederland wordt georganiseerd. Ook over de campagneregelgeving is veelvuldig contact geweest tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Turkse autoriteiten. Dit contact is constructief verlopen. Voor details over de rol van Buitenlandse Zaken verwijst het kabinet naar het antwoorden op vraag 2, 3, 10, 12 en 13.
Staat het Ministerie van Buitenlandse Zaken in contact met landen zoals Duitsland en België om samen te evalueren hoe het daar gaat en hoe zij deze zaken aanpakken? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken staat op reguliere basis met andere landen, o.a. Duitsland en België, in contact. In dit contact wordt ook gesproken over de manier waarop buitenlandse verkiezingen in deze landen en in Nederland worden georganiseerd. Tijdens deze contactmomenten kan informatie worden uitgewisseld, met als doel de verkiezingen zo goed mogelijk te laten verlopen.
Klopt het dat in voorgaande jaren Nederlanders met een Turkse achtergrond hun stem konden uitbrengen op Turkse consulaten of per post? Zo ja, waarom gebeurt dat niet meer? Hoe beoordeelt u dit?
De afhuur van externe locaties voor het faciliteren van buitenlandse verkiezingen in Nederland is niet ongebruikelijk. Bij de organisatie van de Turkse presidentiële en parlementaire verkiezingen in 2018 is ook gebruikgemaakt van externe locaties zoals evenementenzalen en sporthallen en kon niet worden gestemd op de Consulaten-Generaal. Het is derhalve niet ongebruikelijk dat de Turkse verkiezingen plaatsvinden op een externe locatie. Het kabinet beschikt niet over informatie waaruit blijkt in hoeverre er bij voorgaande verkiezingen gebruik is gemaakt van stemmen per post.
Klopt het dat de Turkse overheid Nederlandse congrescentra heeft afgehuurd om verkiezingen te organiseren? Hoe beoordeelt u dit? Klopt het dat bij andere buitenlandse verkiezingen in Nederland gewoon via de post wordt gestemd door Nederlanders met een dubbele nationaliteit? Waarom worden de Turkse verkiezingen niet op dezelfde wijze georganiseerd?
De Turkse vertegenwoordigingen hebben verschillende locaties (genoemd in het antwoord op vraag 2, 3 en 10) afgehuurd voor de organisatie van het stemproces voor de Turkse verkiezingen van 2023.
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 2, 3 en 10 zijn de vertegenwoordiging(en) van dit land in Nederland verantwoordelijk voor de organisatie van buitenlandse verkiezingen. Het Rijk stelt in beginsel geen voorwaarden aan de wijze waarop het stemproces wordt ingericht. Het staat hen vrij om verkiezingen naar eigen inzicht te organiseren. Wel dient er sprake te zijn van goed overleg met het lokaal bevoegd gezag met het oog op een veilig en ordentelijk verloop van het stemproces. Bij de organisatie van de Turkse presidentiële en parlementaire verkiezingen in Nederland was hiervan sprake.
Hoe worden de Turkse verkiezingen in buurlanden met vergelijkbare Turkse gemeenschappen georganiseerd? Hoe beoordeelt u dit ten opzichte van de organisatie in Nederland?
In buurlanden zijn de Turkse verkiezingen op vergelijkbare wijze georganiseerd. Ook in deze landen kon er op verschillende locaties worden gestemd en geldt dat de diplomatieke en/of consulaire vertegenwoordiging in het desbetreffende land de verkiezingen organiseerden.
Wie dragen de kosten voor het organiseren van de Turkse verkiezingen in Nederland? In hoeverre is het Rijk hier financieel bij betrokken? Hoe is dit in omringende landen geregeld?
De kosten voor de organisatie van buitenlandse verkiezingen in Nederland zijn voor rekening van de vertegenwoordiging(en) van het desbetreffende land in Nederland. Dit geldt ook voor de organisatie van de Turkse presidentiële en parlementsverkiezingen van 2023.
Klopt het dat de Turkse consul is gevraagd een veiligheidsplan te maken? Is dit veiligheidsplan inmiddels gemaakt en ontvangen? Welke Nederlandse diensten zijn hierbij betrokken? Wie beslist of dit plan wordt goedgekeurd of niet? Mochten er na goedkeuring van het plan alsnog rellen uitbreken bij de tweede stemronde of bij de uiteindelijke uitslag van de verkiezingen, op wie worden deze kosten dan verhaald?
Zie antwoord vraag 2.
Er wordt gesteld dat in de RAI Amsterdam tijdens de vorige stemronde jassen zijn gevonden van de Turkse politie/speciale eenheden; kunt u dit verifiëren? Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Er zijn ons geen aanwijzingen bekend die in de richting van het gestelde wijzen. Dit bericht kan derhalve niet worden geverifieerd.
Bent u ervan op de hoogte dat er sinds een aantal jaar geen campagne meer mag worden gevoerd door buitenlandse politici voor de verkiezingen in Nederland? Zo ja, in hoeverre is daar nu op gehandhaafd in aanloop naar de Turkse verkiezingen in Nederland dit jaar?
In 2021 introduceerde het kabinet de algemene lijn op het gebied van campagne activiteiten in Nederland van vertegenwoordigers van een buitenlandse overheid.2 Voor buitenlandse overheidsfunctionarissen geldt een meldplicht om campagne-activiteiten op Nederlands grondgebied te mogen ontplooien. Binnen drie maanden voorafgaand aan verkiezingen in derde landen zijn niet-EU overheidsfunctionarissen niet welkom om campagne te voeren in Nederland. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft deze regelgeving op verschillende momenten onder de aandacht gebracht van de Turkse autoriteiten, zowel in Ankara via de Nederlandse Ambassade als in gesprekken met de Turkse ambassadeur in Nederland.
Is er zicht op beïnvloeding rond de Turkse verkiezingen vanuit Turkije zoals het sturen van brieven met stemadvies zoals bij vorige verkiezingen het geval was? Zo nee, waarom niet? Welke concrete maatregelen zijn er in de afgelopen maanden genomen om buitenlandse beïnvloeding/inmenging ten behoeve van de Turkse verkiezingen te voorkomen?
Het kabinet acht het van belang dat verkiezingen in Nederland ongestoord kunnen verlopen. Alle Nederlandse burgers moeten in staat zijn om in vrijheid keuzes te maken over de inrichting van hun leven. Om grip te houden op mogelijke beïnvloeding heeft het kabinet diverse gesprekken gevoerd met de Turkse autoriteiten over de algemene lijn op het gebied van campagneactiviteiten zoals verwoord in antwoord 12. Ook is aangegeven dat het geven van persoonlijk stemadvies door de Turkse overheid aan Nederlanders met een Turkse achtergrond niet wenselijk is in welke vorm dan ook, zoals toegezegd in eerdere antwoorden op Kamervragen van Becker en Rajkowski (beiden VVD).3
Daarnaast heeft onderzoeksinstituut Clingendael een onderzoek uitgevoerd naar het ervaren diasporabeleid van Turkije onder Turkse-Nederlanders voorafgaand aan de verkiezingen. Dit onderzoek zal worden hervat na afloop van de verkiezingen. Het eerste deel van dit onderzoek is op 24 april jl. gepubliceerd. Naar verwachting zal het tweede deel eind 2023 worden opgeleverd.
Tevens zijn er vanuit het veiligheidsdomein gesprekken gevoerd met gemeenten die een grote Turks-Nederlandse gemeenschap kennen. In deze gesprekken is stilgestaan bij de mogelijke lokale impact van de verkiezingen in Turkije en het herkennen van eventuele signalen van ongewenste buitenlandse inmenging. Ook het Ministerie van SZW heeft in het kader van de sociale stabiliteit een rondgang langs verschillende Turks-Nederlandse organisaties gemaakt waarbij ook de verkiezingen in Turkije aan bod zijn gekomen. Tevens heeft de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) van het Ministerie van SZW in samenwerking met het Verwey-Jonker Instituut kennissessies voor gemeenteambtenaren en professionals georganiseerd, om inzicht te bieden in de diversiteit van de Turks-Nederlandse gemeenschappen en handelingsperspectieven te delen over het voorkomen van maatschappelijke spanningen en polarisatie.
Hoe staat het met het onderzoek naar de vechtpartijen in de RAI Amsterdam? Wordt hierbij ook specifiek onderzoek gedaan naar geluiden van intimidatie, beïnvloeding en bedreiging? Zo nee, waarom niet?
Zoals burgemeester Halsema heeft gemeld tijdens het mondelinge vragenuur in de Amsterdamse gemeenteraad op 10 mei jl., heeft de politie in kaart gebracht wat is voorgevallen bij de RAI Amsterdam in de nacht van 7 op 8 mei, zoals vaker gebeurt bij dergelijke incidenten. In de Amsterdamse driehoek is een feitelijk overzicht besproken. Deze bespreking heeft niet geleid tot nader onderzoek. De politie doet op dit moment geen specifiek onderzoek naar intimidatie, beïnvloeding en bedreiging. Mocht er van deze feiten aangifte worden gedaan, dan zal er onderzoek plaatsvinden.
In hoeverre wordt geanticipeerd op de uitslag van de tweede stemronde van de Turkse verkiezingen? In hoeverre worden hier, naar aanleiding van de vechtpartijen in de RAI Amsterdam, maatregelen genomen?
Het kabinet kan geen uitspraken doen over specifieke veiligheidsmaatregelen die al dan niet zijn genomen in anticipatie op de uitslagen van de tweede stemronde. Wel kan worden aangegeven dat het Ministerie van SZW in contact is en blijft met gemeenten, gemeenschappen en professionals, zoals in aanloop naar de verkiezingen is gedaan, en dit ook na afloop van de verkiezingen zal blijven doen.
Bent u het eens dat het verstandig is, gezien de recente gebeurtenissen, om de tweede stemronde te laten plaatsvinden bij Turkse consulaten of per post zoals in voorgaande jaren ook gebeurde? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om dit te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet vindt het onacceptabel als spanningen of tegenstellingen uit Turkije naar Nederland worden geëxporteerd, of onrust veroorzaken tussen groepen in Nederland. Dit geldt ook voor spanningen gerelateerd aan buitenlandse verkiezingen. De inrichting van het stemproces, waaronder de wijze waarop kan worden gestemd, zoals fysiek of per post, behoort tot de verantwoordelijkheid van het organiserende land. Daarnaast kent Nederland de onder vraag 12 genoemde algemene lijn op het gebied van campagne activiteiten in Nederland van vertegenwoordigers van een buitenlandse overheid4 om op deze wijze te proberen spanningen te minimaliseren.
Bent u bereid om vragen de vragen 2, 7, 10, 15 en 16 te beantwoorden voor de tweede stemronde van start gaat op 20 mei 2023?
Het wetsvoorstel wat het verkrijgen van Servisch burgerschap makkelijker zou maken voor Russen. |
|
Kati Piri (PvdA), Jeroen van Wijngaarden (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Serbia stalls plan to ease citizenship rules or Russians amid EU backlash?»1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat er in Servië een wetsvoorstel ligt dat het voor o.a. Russen die slechts één jaar in loondienst, als zzp’er of als ondernemer in Servië werken mogelijk maakt om het Servisch burgerschap te krijgen? Welke veiligheidsrisico’s ziet u als de invoering van de wet wordt doorgezet?
De Commissie heeft Servië aangesproken op het wetsvoorstel. Als de wet aangenomen wordt, kan dit gevolgen hebben voor de veiligheid van lidstaten, aangezien daarmee visumvrij reizen naar de EU mogelijk wordt voor Russen en andere nationaliteiten die Servisch burgerschap krijgen. Indien de invoering van deze wet leidt tot een toegenomen dreiging voor de veiligheid van de lidstaten kan de Commissie besluiten visumvrij reizen voor Servische paspoorthouders op te schorten. Het kabinet verwelkomt de scherpe reactie van de Commissie en volgt de ontwikkelingen nauwlettend.
Wat is de huidige status van deze wet?
De behandeling van het wetsvoorstel is door het Servische parlement aangehouden. Het is nog onduidelijk of en zo ja, wanneer het voorstel in behandeling zal worden genomen.
Hoeveel Russen wonen op dit moment in Servië die door de genoemde wetswijziging nu of over een jaar in aanmerking komen voor Servisch staatsburgerschap als de wet nu in werking zou treden?
De Servische regering deelt geen officiële cijfers over het aantal Russen woonachtig in Servië. Schattingen lopen uiteen van 150.000 tot 250.000 Russen die op meer of minder permanente basis in Servië verblijven. De Servische overheid gaf in 2022 12.593 werkvisa af aan Russische burgers. Dit jaar zijn tot en met april meer dan 4500 werkvisa verstrekt. Het is waarschijnlijk dat het grootste deel van de in Servië woonachtige Russen er verblijft op Servische toeristenvisa. Die groep kan na deze wetswijziging geen aanspraak maken op staatsburgerschap na een jaar.
Hoe beoordeelt u de mogelijkheid dat een nieuwe stroom Russische burgers naar Servië zou verhuizen, waartoe op sociale media kanalen al wordt opgeroepen, om zich na een jaar over Europa te verspreiden?
Indien de wet wordt aangenomen zou de situatie kunnen ontstaan dat het aantal Russische burgers dat naar Servië verhuist toeneemt. De mate waarin dit zou kunnen gebeuren is moeilijk te voorspellen. Het kabinet blijft de ontwikkelingen op dit gebied nauwgezet volgen.
Is er sprake geweest van Russische invloed bij de ontwikkeling van dit wetsvoorstel?
Daar heeft het kabinet geen aanwijzingen voor.
Sluit u zich aan bij het standpunt van de Europese Commissie dat een dergelijke wet de consequentie heeft dat visumvrij reizen voor Servische burgers wordt opgeheven en bent u bereid zich er persoonlijk hard voor te maken dat het opheffen van visumvrij reizen een consequentie is als deze wet toch in werking dreigt te treden?
Zie het antwoord op vraag 2.
Welke stappen kunnen er nog bilateraal of op Europese Unie (EU)-niveau genomen worden om aan Servië duidelijk te maken dat een dergelijke wet onwenselijk is?
Het aannemen van een dergelijke wet zou in de ogen van het kabinet evident een stap in de verkeerde richting zijn. Zaken die raken aan migratie en burgerschap vallen onder andere onder het «fundamentals» cluster van het EU toetredingsproces van kandidaat-lidstaten. Negatieve ontwikkelingen op dit onderwerp kunnen de EU toetreding van kandidaat-lidstaten afremmen. Volledige aansluiting bij het EU visumbeleid is uiteindelijk een voorwaarde voor toetreding van een kandidaat-lidstaat.
Het kabinet spreekt Servië in bilaterale contacten aan op stappen die haaks staan op de EU-ambitie van het land. Zo ook op deze wet. In Europees verband spoort het kabinet de Commissie en andere Europese lidstaten aan dit ook doen. Daarnaast is tijdens de JBZ-Raad van 9 en 10 maart door EU lidstaten overeenstemming bereikt over de noodzaak om tot een herziening van criteria voor visumvrijstelling en de criteria voor opschorting te komen, en is er brede steun voor een verbeterde monitoring van visumvrije landen. Nederland zet zich in om de effectiviteit van het visum noodremmechanisme te vergroten.
Op welke manieren wordt er op bilateraal en op EU-niveau gesproken met de Servische regering om een nieuwe lijn te kiezen in haar relatie met Rusland?
Zie het antwoord op vraag 8.
Hoe wordt de druk vergroot op Servië om sancties gezamenlijk met de EU tegen Rusland in te voeren?
Servië wordt zowel bilateraal, als in EU verband aangesproken op de noodzaak om zich gradueel aan te sluiten bij het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) en daarmee ook het overnemen van EU sancties. Ook verwacht het kabinet dat Servië mogelijke omzeiling van sancties niet faciliteert. Op 11 mei bracht sanctiegezant van de EU, David O’Sullivan, tijdens een bezoek aan Belgrado dezelfde boodschap over aan de Servische president, premier en Minister van Buitenlandse Zaken.
Wordt er al toegewerkt naar een verbod op directe vluchten tussen Belgrado en Moskou?
EU-sancties verbieden geen vluchten van en naar Rusland van nationale luchtvaartmaatschappijen. De EU heeft Russische maatschappijen verbannen uit het luchtruim. Als tegenmaatregel heeft Rusland EU maatschappijen geweerd. Mocht Servië sancties invoeren, dan zal Air Serbia waarschijnlijk ook geweerd worden uit het Russische luchtruim. Servië heeft geen sancties ingevoerd tegen Rusland. Het kabinet blijft er bilateraal op aandringen dat Servië de sancties overneemt.
Wat is de stand van zaken wat betreft de uitvoering van motie van Wijngaarden c.s.2 waarin wordt opgeroepen om consequenties te verbinden aan het gebrekkige afstemmingspercentage van kandidaat-lidstaten met het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) van de EU?
N.a.v. de motie van de heer Van Wijngaarden c.s. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2565) heeft het kabinet de Commissie verzocht om met voorstellen te komen op basis waarvan er consequenties binnen het uitbreidingsproces verbonden kunnen worden aan gebrekkige aansluiting bij het GBVB. N.a.v. de motie heb ik hier ook toe opgeroepen tijdens de Raad Algemene Zaken van 13 december 20223. In gesprekken geeft de Commissie aan extra aandacht te zullen besteden aan GBVB-aansluiting van kandidaat-lidstaten. Het kabinet zal hier dit najaar in haar kabinetsappreciatie over het jaarlijkse uitbreidingspakket van de Commissie bij stil staan.
Het bericht ‘Gezonde leefomgeving als grondrecht’ |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Silvio Erkens (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «gezonde leefomgeving als grondrecht»?1
Ja.
Wat is er besproken tijdens de tijdens de Raad van Europa (RvE) top in Reykjavik ten aanzien van toevoeging van het recht op een gezonde leefomgeving aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens? Kunt u hierbij ook ingaan op wat er tijdens de relevante werkgroep aan de orde is gekomen, naast de slotconclusie van de top zelf?
Tijdens de Top van regeringsleiders en staatshoofden van de RvE op 16-17 mei 2023 in Reykjavik is besloten dat de RvE het werk met betrekking tot mensenrechten en het milieu zal gaan versterken, gebaseerd op de politieke erkenning van het recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu, overeenkomstig de AVVN Resolutie 76/300. In de verklaring wordt de RvE aangemoedigd een intergouvernementeel comité (Reykjavik Committee) ter coördinatie van alle werkzaamheden ten aanzien van milieu en mensenrechten op te zetten. Ook worden staten aangemoedigd het recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu in hun nationale rechtsordes te erkennen.
De werkgroepCDDH Drafting Group on Human Rights and Environment(CDDH-ENV) onderzoekt de noodzaak en haalbaarheid van een nader instrument op het gebied van mensenrechten en milieu, waaronder klimaatverandering. Het onderzoek omvat een variëteit aan instrumenten, waaronder een aanbeveling, een protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en/of bij het Europees Sociaal Handvest (ESH), of een eigenstandig verdrag onder de RvE.
Wat was de inzet en inbreng van Nederland in de relevante werkgroep?
Nederland neemt actief deel aan deze werkgroep en de bijbehorende verkenning. Echter, pas wanneer de noodzaak en haalbaarheid van een nader instrument op het gebied van mensenrechten en milieu, waaronder klimaatverandering, in kaart zijn gebracht, kan het kabinet een goed geïnformeerd standpunt formuleren.
Hoe verhoudt zich het antwoord op vraag 11 («pas wanneer noodzaak en haalbaarheid in kaart zijn gebracht, kan het kabinet een goed geïnformeerd standpunt formuleren») zich tot het antwoord op vraag 29 («in lijn daarmee kan het kabinet zich vinden in een erkenning van dit recht in RvE-verband») van het schriftelijk overleg over de kabinetsinzet tijdens de top in Reykjavik?2
Nederland heeft in de VN-Mensenrechtenraad en de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties vóór resoluties gestemd waarin het recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu wordt erkend. In overeenstemming daarmee kan het kabinet zich vinden in een erkenning van dit recht in RvE-verband. Waar het de verankering van dit recht in een nader instrument betreft, kan het kabinet pas een goed geïnformeerd standpunt innemen wanneer noodzaak en haalbaarheid in kaart zijn gebracht.
Is het kabinet wel of geen voorstander van additionele stappen via de Raad van Europa om afspraken te maken over duurzaamheid en de leefomgeving?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 3.
Hoe ziet het tijdpad eruit van eventuele vervolgstappen in RvE-verband?
Het Comité van Ministers (CM) zal relevante werk- en rapporteurgroepen betrekken bij de opvolging van de uitkomsten van de Top. De werkgroep CDDH-ENV doet onderzoek naar de noodzaak en haalbaarheid van een nader instrument op het gebied van mensenrechten en milieu, waaronder klimaatverandering. Dit onderzoek zal moeten leiden tot een rapport met een conclusie over het onderzoek. De werkgroep is voornemens het rapport met conclusies in 2024 af te ronden. Deze conclusies zullen volgens de gebruikelijke procedures uiteindelijk worden voorgelegd aan het CM van de RvE ter besluitvorming. De wijze van opvolging van de conclusies is uiteraard afhankelijk van de inhoud van de conclusies zelf.
Is het kabinet het ermee eens dat eventuele additionele juridisch afdwingbare stappen rondom klimaat- en milieubeleid weinig toevoegen aan de doelen die er al in internationaal verband zijn afgesproken, en vooral verder procederen en juridisering uitlokken terwijl het juist nodig is praktische stappen in de uitvoering te zetten?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 3.
Erkent u het risico van politisering van de uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) indien dit Hof klimaat- en milieubeleid tegen lidstaten zou wijzen, waarin het Hof nu nog op basis van de huidige tekst van het EVRM vasthoudt aan de beoordelingsmarge (margin of appreciation) van lidstaten van de RvE?
Het kabinet kan niet vooruitlopen op potentiële toekomstige uitspraken van het EHRM. Het EHRM oordeelt per zaak en heeft op grond van artikel 19 EVRM de bevoegdheid het EVRM uit te leggen. Het kabinet erkent en steunt de belangrijke rol die de EHRM speelt in de waarborging van mensenrechten, democratie en rechtstaat, die door haar uitspraken en beslissingen erop toeziet dat de lidstaten het EVRM naleven. Of het EHRM de bevoegdheid zou moeten krijgen om te oordelen over een eigenstandig recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu, wordt onderzocht in de CDDH-ENV, waarvoor wordt verwezen naar het antwoord op vraag 3.
Erkent het kabinet het risico dat bovenstaande ook doelen verder uit zicht kan brengen, bijvoorbeeld omdat stappen die nodig zijn voor verduurzaming, zoals winning van benodigde grondstoffen in Europa zelf of vergunningverlening voor de bouw van installaties voor de opwekking van duurzame energie, belemmerd kunnen worden door nieuwe juridische procedures?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 8.
Erkent het kabinet het risico dat toevoegingen aan het EVRM over klimaat- en milieubeleid veel extra competentievragen opleveren tussen het EHRM en het Europees Hof van Justitie, aangezien hetzelfde Hof vanwege vergelijkbare redenen al de toetreding van de EU tot het EVRM in 2014 torpedeerde met het uitbrengen van het advies 2/13?3
Het kabinet ziet vooralsnog niet een risico ten aanzien van een dergelijke toevoeging aan het EVRM in het kader van toetreding van de EU tot het EVRM. Deze vraag lijkt te refereren aan het GBVB-bezwaar van het EU-Hof in Advies 2/13. Vanwege de beperking in de EU-Verdragen ten aanzien van de rechtsmacht van het EU-Hof op het terrein van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) vond het EU-Hof het kortgezegd problematisch dat het EHRM – na toetreding van de EU tot het EVRM – rechtsmacht zou krijgen over GBVB-handelingen indien het EU-Hof daarover geen rechtsmacht heeft. Omdat de EU-Verdragen geen dergelijke beperking van de rechtsmacht van het EU-Hof op het terrein van klimaat- en milieubeleid kennen, is dit bezwaar niet van toepassing op een dergelijke toevoeging aan het EVRM.
Het stoppen van subsidies aan de Palestijnse Autoriteit en het United Nations Relief and Works Agency (UNRWA) vanwege antisemitisme |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Kent u de oproep van het Europees parlement om de onderwijssubsidie aan de Palestijnse Autoriteit tijdelijk te bevriezen vanwege antisemitisme?1
Het kabinet is bekend met het besluit van het Europees Parlement om decharge te verlenen aan de Europese Commissie over het begrotingsjaar 2021. In dit besluit betreurt het Europees Parlement problematisch en hatelijk materiaal in Palestijnse schoolboeken en studiekaarten dat nog steeds niet zou zijn verwijderd en benadrukt het Europees Parlement dat financiële steun van de Unie aan de Palestijnse Autoriteit op het gebied van onderwijs wordt verleend op voorwaarde dat de inhoud van de leerboeken in overeenstemming is met de standaarden van UNESCO. In deze context verzoekt het Europees Parlement de Commissie om het curriculum in de Palestijnse gebieden nauwgezet te monitoren.
Hoe verklaart u dat na eerdere meldingen, oproepen en rapporten de Europese geldkraan voor het subsidiëren van antisemitisch lesmateriaal nog steeds open staat?
De EU is een donor in de onderwijssector, vooral door een bijdrage aan de betalingen van salarissen, maar draagt niet bij aan lesmateriaal. Hierbij verwijst het kabinet ook naar de beantwoording van Kamervragen gesteld op 11 juni 2021 (kenmerk 2021Z10545).
Nederland en de EU zijn van mening dat het aanzetten tot haat en geweld in het lesmateriaal onacceptabel is. Het onderzoek dat in opdracht van de EU is uitgebracht naar Palestijnse schoolboeken wijst uit dat er verbeteringen zijn aangebracht in het lesmateriaal en dat antisemitische inhoud is verwijderd. Tegelijkertijd zijn de bevindingen uit de studie ook reden tot zorg en het kabinet steunt dan ook de inzet van Europese Commissie om de dialoog over het belang van goede lesmethoden met de Palestijnse Autoriteit te blijven voeren. Eurocommissaris Oliver Varhelyi heeft recent in dit kader een tweede studie aangekondigd. Het kabinet verwelkomt blijvende aandacht voor het tegengaan van antisemitische teksten.
Wat vindt u eigenlijk van het diepgewortelde antisemitisme bij leraren en in lesmaterialen, wat we ook aantreffen bij de VN-organisatie UNRWA?2
Nederland veroordeelt alle vormen van racisme en antisemitisme en acht antisemitische teksten in lesmateriaal onacceptabel. In dit kader onderschrijft Nederland het belang dat lesmateriaal in lijn moet zijn met UNESCO-standaarden, zoals is overeengekomen tussen de Commissie en de Palestijnse Autoriteit. UNRWA is een humanitaire organisatie die de VN-waarden van neutraliteit, mensenrechten, tolerantie, gelijkheid en non-discriminatie hooghoudt. UNRWA hanteert een zero tolerance beleid ten aanzien van discriminatie en het aanzetten tot haat en geweld in haar scholen en aangeboden lesmateriaal. Bij een enkel incident in het verleden heeft de organisatie aangetoond snel en adequaat op te treden, zoals in de antwoorden op Kamervragen met kenmerk 2021D09010 d.d. 4 maart 2021 uiteengezet. In dialoog met het leiderschap van UNRWA blijft Nederland het belang van neutraliteit onderstrepen.
Welke conclusies gaat u verbinden aan het rapport van de NGO IMPACT-se, waarin gedetailleerd staat beschreven hoe Palestijnse kinderen worden geïndoctrineerd met Jodenhaat?3
Ik verwijs hier tevens naar de eerdere antwoorden op Kamervragen (kenmerk 2021Z10545). Nederland baseert zijn oordeel over Palestijnse schoolboeken op een grootschalig onderzoek dat in opdracht van de EU is uitgevoerd door het Duitse Georg Eckert Instituut. Het kabinet steunt de inzet van de Europese Commissie in de dialoog hierover met de Palestijnse Autoriteit, en onderschrijft het belang dat deze dialoog leidt tot verdere verbeteringen en verwijdering van problematische inhoud.
Wat vindt u van het feit dat de Palestijnse Autoriteit en het UNRWA ondanks eerdere beloften richting donorlanden het antisemitisme ongemoeid laten doorwoekeren?
Nederland veroordeelt alle vormen van racisme en antisemitisme en acht antisemitische teksten in lesmateriaal onacceptabel. Individuele gevallen worden grondig onderzocht door UNRWA (zie ook het antwoord op vraag 2). Het is aan UNRWA om disciplinaire maatregelen te nemen indien werknemers zich niet houden aan de gedragscodes. Nederland volgt ontwikkelingen en onderhoudt goed contact met UNRWA en andere donoren hierover. Het kabinet steunt de inzet van de Europese Commissie in de lopende dialoog met de Palestijnse Autoriteit.
Vindt u ook dat het tijdelijk stopzetten van subsidies niet ver genoeg gaat gelet op de omvang van dit antisemitisme en de onwil om het aan te pakken?
Het tijdelijk stopzetten van EU-subsidies aan de onderwijssector in de Palestijnse Gebieden is niet aan de orde. De Commissie en de Palestijnse Autoriteit onderhouden een dialoog over het curriculum in de Palestijnse Gebieden. Zij zijn overeengekomen dat een onpartijdig proces wordt ingericht voor screening en monitoring van lesmateriaal in lijn met UNESCO-standaarden. Daarnaast heeft de EU aangekondigd een tweede studie te laten verrichten naar lesboeken in de Palestijnse Gebieden. Het kabinet hecht aan het voortzetten van de dialoog die de Europese Commissie onderhoudt met de Palestijnse Autoriteit over het curriculum in de Palestijnse Gebieden.
Bent u bereid om de Nederlandse subsidie voor de Palestijnse Autoriteit en het UNRWA onmiddellijk en in zijn geheel te stoppen?
Er is geen sprake van een Nederlandse subsidie aan de Palestijnse Autoriteit. Het kabinet hecht veel waarde aan het werk dat UNRWA verricht. UNRWA is door de Algemene Vergadering van de VN gemandateerd om hulp te bieden aan ruim 5 miljoen Palestijnse vluchtelingen. Stoppen met het financieel ondersteunen van UNRWA kan ernstige gevolgen hebben voor de mogelijkheid van de organisatie om deze humanitaire hulp te blijven verlenen. Een financieringstekort zou ernstige consequenties kunnen hebben voor de humanitaire situatie van miljoenen Palestijnse vluchtelingen. Het zou tevens kunnen leiden tot verdere spanningen en instabiliteit in de regio. Dit geldt ook voor Jordanië en Libanon, die beide grote aantallen Palestijnse vluchtelingen opvangen waarbij UNRWA een belangrijke rol speelt. Hiermee vervult de organisatie ook een belangrijke rol in de opvang in de regio.
Wilt u hiervoor tevens pleiten in Europees verband, omdat Nederlands belastinggeld ook via die route misbruikt wordt voor smerig antisemitisch lesmateriaal?
Zie antwoorden op vraag 6 en 7.
De stijging van het aantal afwijzingen van visumaanvragen van Surinamers |
|
Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Beseft u dat Suriname al honderden jaren een verbintenis heeft met Nederland, dat Surinamers voormalig Rijksgenoten zijn en dat de helft van de Surinaamse families zich in Nederland bevindt?1
Ja, ik ben mij zeer bewust van de nauwe historische banden tussen onze beide landen.
Zo ja, waarom vindt u het belangrijk om visa voor Surinamers commercieel en zakelijk te behandelen zonder daarbij rekening te houden met de geschiedenis en de familiebanden?
Visumverlening of -weigering vindt plaats op basis van de voorwaarden van de EU visumcode. Dat zijn communautaire afspraken waaraan alle Schengenlanden omwille van een geharmoniseerde en rechtsgelijke behandeling gehouden zijn. Bij de beoordeling van visumaanvragen wordt conform de visumcode ook rekening gehouden met de algemene situatie in het land van verblijf, zoals de economische omstandigheden, politieke stabiliteit en de historische banden met de lidstaat waar het reisdoel van de aanvrager is gelegen.
Vindt u het opportuun om, gezien de hoge inflatie in de wereld en zeker in Suriname, de kosten van het aanvraagproces bij VFS Global zo hoog op te laten lopen?
VFS Global is gemachtigd conform de EU visumcode om een bedrag in rekening te brengen voor de geboden service. In Suriname is dit bedrag sinds 21 maart 2019 contractueel begrensd op 30 euro per aanvraag.
Bent u zich bewust van het feit dat de locatie van de Externe Dienstverlener (EDV) in Paramaribo zich op dezelfde plek bevindt als de ambassade? Zo ja, waarom geeft u aan dat deze locatie het logistiek makkelijker maakt voor de aanvragers?
Afhankelijk van het aantal klanten en de binnenlandse reisafstanden worden in een aantal landen visumaanvragen op meer dan één EDV-kantoor ingenomen. Dat vereenvoudigt de reisbewegingen en bijbehorende kosten. In andere landen, zoals in Suriname, bevindt het EDV-kantoor zich in de hoofdstad waar ook de ambassade is gevestigd. Een EDV biedt echter ruimere openingstijden dan op een ambassade mogelijk is.
Bent u zich ervan bewust dat VFS Global telefonisch haast onbereikbaar is? Wat is uw reactie hierop?
Nee, daarmee ben ik niet bekend. Uit intern onderzoek door het Ministerie van Buitenlandse Zaken blijkt dat in de afgelopen periode slechts enkele signalen zijn ontvangen over telefonische onbereikbaarheid van het VFS-kantoor in Paramaribo. Niettemin heeft het ministerie dit onder de aandacht gebracht van VFS Global.
Bent u zich ervan bewust dat een verkeerd of onvolledig aanvraagformulier wordt afgewezen zonder een deugdelijke onderbouwing?
Visumaanvragers worden via de websites van VFS Global en van Nederland Wereldwijd (NWW), alsook in de bevestigingsmail van de visumafspraak en via informatieborden bij de VFS locatie, geïnformeerd over de documenten die bij een visumaanvraag ingediend moeten worden. Een desondanks niet compleet ingediende aanvraag kan inderdaad reden zijn een visum te weigeren, omdat daardoor niet of onvoldoende kan worden vastgesteld of een aanvrager kwalificeert voor een visum. In de weigeringsbeschikking die daarop volgt wordt gemotiveerd op welke grond(en) de aanvraag is geweigerd. De visumaanvrager kan daartegen in bezwaar gaan indien deze het niet eens is met de beschikking.
Vindt u het eerlijk dat men bij een verkeerd of onvolledig ingevulde aanvraag de volledige kosten opnieuw moet voldoen?
Bij een nieuwe aanvraag zullen de kosten opnieuw betaald moeten worden. Het is de eigen verantwoordelijkheid van een aanvrager om aan de hand van de beschikbare informatie die voorafgaand aan de visumaanvraag duidelijk wordt gespecificeerd (zie antwoord op vraag 6) het visumdossier op volledige wijze te verstrekken.
Kunt u aangeven in welke mate verkeerd ingevulde formulieren voorkwamen voordat VFS Global de aanvragen in behandeling nam?
De Consulaire Service Organisatie (CSO) in Den Haag houdt geen statistieken bij van het aantal niet compleet ingevulde formulieren. Wel kan op basis van de weigeringsgrond «ontbrekende documenten» worden geconcludeerd dat in 2022 bij Surinaamse aanvragen circa 85% van de weigeringen (mede) veroorzaakt werd door niet volledig ingevulde of gedocumenteerde aanvragen. Deze weigeringsgrond is nooit de enige afwijzingsreden. Door het ontbreken van documenten kan bijvoorbeeld soms ook de solvabiliteit, reisdoel of sociale binding niet worden aangetoond, en worden deze redenen eveneens in de weigeringsbeschikking bekend gesteld.
Wat is de trend in de «vaker ontbrekende gegevens»? Vraagt men niet om informatie, die niet of moeilijk geleverd kan worden?
De EU visumcode stelt de voorwaarden waaraan de aanvrager moet voldoen om in aanmerking te komen voor een visum. Deze voorwaarden dienen gestaafd te worden met documenten ongeacht het land van aanvraag. In het algemeen kan gesteld worden dat deze documenten niet heel uitzonderlijk van aard zijn en zonder veel moeite overlegd zouden moeten kunnen worden. Het overgrote deel van de Surinaamse visumaanvragers slaagt daar prima in en levert een goed dossier in met alle noodzakelijke informatie om de aanvraag te beoordelen.
Wat beschouwt u als een «ontoereikende» reden voor bezoek aan Nederland?
Bij de beoordeling van een visumaanvraag wordt op basis van de ingediende documenten o.a. nagegaan of het doel van de reis duidelijk wordt gemaakt. Indien de benodigde documenten of informatie ter onderbouwing van het reisdoel niet aan het dossier zijn toegevoegd, bijv. het ontbreken van een uitnodiging van de referent, kan de reden voor het bezoek niet toereikend worden vastgesteld.
Bent u tevreden met een stijging van de afwijzingen van 300% in het geval van Suriname en 200% in het geval van Turkije? Zo ja, waarom?
Nee. Het visumproces is erop gericht om bona fide reizen naar Nederland en eventueel verder in het Schengengebied te faciliteren. De dienstverlening aan de klant staat daarin centraal. Een stijging van het weigeringspercentage bij visumaanvragen is teleurstellend. Die is echter het gevolg geweest van aanvragers die niet aan de voorwaarden voor visumverlening voldoen.
Ziet u op basis van deze toenames reden om de inname van visumaanvragen nader te onderzoeken of aan te passen?
De visumwerkprocessen worden regelmatig tegen het licht gehouden en besproken met de EDV’s en de diplomatieke vertegenwoordigingen wereldwijd. Daarnaast monitort de vertegenwoordiging in elk land het functioneren van de aldaar gevestigde EDV’s op gezette tijden. Ook evalueert de Europese Commissie het Schengen visumbeleid van de lidstaten. Tot slot vormt het klachtenpunt bij NWW een belangrijke bron van informatie. Het ministerie neemt klachten die o.a. via NWW worden ontvangen serieus, volgt deze op, en betrekt deze in gesprekken met de EDV ter verbetering van de dienstverlening.
Medio juni heeft een technische missie plaatsgevonden naar Suriname waarin de werkprocessen zijn onderzocht en waarbij enkele verbeteringsafspraken zijn gemaakt. Daarnaast is visumverlening ook aan de orde geweest in het gesprek dat ik met Minister Ramdin heb gevoerd tijdens mijn recente bezoek.
Klopt het dat er door VFS Global advies wordt uitgebracht aan de Consulaire Service Organisatie (CSO) om de aanvragen «kort» of «intensief» te bestuderen?
Nee, dat is niet juist. VFS Global speelt hierin geen enkele rol.
Klopt het dat door algoritmes in het beoordelingsproces jonge Surinaamse mannen automatisch op de stapel «intensief» terechtkomen?
Nee, dat is niet juist. Het Informatie Ondersteund Beslissen (IOB) kent niet automatisch een intensief behandeladvies toe aan alle aanvragen die door jonge Surinaamse mannen zijn gedaan. Een behandeladvies komt tot stand op basis van informatie door het Ministerie van Buitenlandse Zaken zelf verzameld bij een (eerdere) visumaanvraag, informatie van ketenpartners én/of op basis van een profiel. Een profiel bestaat nooit uit enkel leeftijd, nationaliteit en geslacht. De nationaliteit, leeftijdsgroep en geslacht zijn drie van de zeven eigenschappen van een visumaanvraag die gebruikt kunnen worden bij het opstellen van profielen voor het IOB. Daarnaast kunnen ook het hoofddoel van de reis, de locatie van de aanvraag, de burgerlijke staat en het beroep meegenomen worden in de beslisboom. Een profiel bestaat altijd uit minimaal drie van de zeven kenmerken waarbij er altijd een combinatie van aanvraaggegevens en persoonsgegevens wordt gebruikt. Een profiel op basis van alleen leeftijd, geslacht en nationaliteit is dus niet mogelijk; een combinatie van reisdoel, nationaliteit en geslacht wel.
Heeft uw gesprek met de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) al plaatsgevonden? Zo ja, klopt het dat zij u ter verantwoording hebben geroepen over het gebruik van profilerende software bij de beoordeling van visumaanvragen? Zo ja, wat is de uitkomst van dat gesprek?
Ja, het gesprek met de AP heeft op 15 mei jl. plaatsgevonden. Zoals uw Kamer gemeld3, heeft het ministerie met betrekking tot het IOB bij de beoordeling van Schengenvisa een informatieverzoek van de AP ontvangen om aanvullende informatie te bieden over de grondslag, noodzakelijkheid en de proportionaliteit van de gegevensverwerking gegeven de verplichtingen die voortvloeien uit de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Op 9 mei heeft het ministerie aanvullende vragen van de AP ontvangen. Mede op basis van het overleg op 15 mei zal het ministerie deze vragen beantwoorden en aanbieden aan de AP. Over de uitkomsten van de uitwisseling met de AP zal uw Kamer worden geïnformeerd in een brief, waarbij ook een nadere illustratie van de IOB werkwijze zal worden gegeven4.
Klopt het bericht dat de functionaris gegevensbescherming van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in 2022 al adviseerde om te stoppen met het gebruik van algoritmes, die discriminatie bij deze visumaanvragen in de hand werken? Zo ja, waarom is zijn advies genegeerd?
Het ministerie heeft zich vanaf de ontwikkeling van het IOB in 2015 laten adviseren door een extern juridisch adviesbureau teneinde binnen de geldende privacywet- en regelgeving te (blijven) werken. Daarbij is op verschillende momenten getoetst in hoeverre de werkwijze van het IOB juridisch toelaatbaar is. De conclusie was dat het gebruik van profielen in het IOB niet in strijd is met de privacy wetgeving. Dit oordeel werd onderschreven door de toenmalige functionaris gegevensbescherming (FG).
Omdat het ministerie veel waarde hecht aan het FG-oordeel en aan het voldoen aan wet- en regelgeving heeft het ministerie het advies van de voormalige FG aangegrepen om (nogmaals) het huidige gebruik van het IOB door een andere externe partij te laten toetsen. Conclusie van deze externe toets is dat het ministerie toereikende en relevante argumenten heeft aangedragen voor het gebruik van het IOB. Het gebruik van het IOB is daarom voortgezet.
De kritiek van de voormalige FG rondom mogelijke discriminatie is door het ministerie zeer serieus genomen. Daarom is besloten om naast bovengenoemde second opinion, ook nog andere materiedeskundigen in te roepen, waaronder de Landsadvocaat. Aan deze materiedeskundigen is gevraagd te beoordelen in hoeverre het gebruik van het gegeven nationaliteit relevant, noodzakelijk en proportioneel is binnen het IOB. De conclusies luidden dat er (i) een wettelijke grondslag is voor het gebruik van nationaliteit binnen het IOB; (ii) verwerking van gegevens over nationaliteit nodig is vanwege zwaarwegende algemene belangen en om te voldoen aan een volkenrechtelijke verplichting en dat (iii) het maken van onderscheid naar nationaliteit bij de beoordeling van een visumaanvraag noodzakelijk en proportioneel is en niet als discriminatie kan worden gekwalificeerd.
Hoe gaat u voorkomen dat u dezelfde praktijk hanteert als de Belastingdienst bij de Toeslagenaffaire, waarbij het verkeerd zetten van een handtekening of datum op een formulier in combinatie met een bepaalde afkomst er al voor zorgde dat iemand tot persona non grata werd verklaard?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken werkt uitdrukkelijk niet op een vergelijkbare manier als de Belastingdienst bij de Toeslagen. Een ontbrekende handtekening of verkeerd ingevulde datum maken geen onderdeel uit van het IOB, dus ook niet in combinatie met de afkomst van een persoon.
Daarbij is het van belang om te benadrukken dat het IOB alleen een ondersteunend advies geeft over de intensiteit van behandeling van de aanvraag. Het IOB heeft daarmee nooit tot gevolg dat een visumaanvraag direct wordt toegekend, dan wel wordt geweigerd. Het is te allen tijde aan de beslismedewerker om het gehele dossier van de aanvrager te beoordelen. Een visumaanvraag wordt alleen geweigerd indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden van de EU visumcode.
Deelt u de mening dat er zeer gevoelige informatie (inkomen, bankafschriften, banknummers, arbeidsovereenkomsten, gekoppeld aan personalia inclusief sofinummer) van de aanvragers en garantstellers bij VSF Global wordt aangeleverd? Is dit getoetst aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)? Zo ja, kan dit alsnog geëvalueerd worden?
Het gebruik van een EDV, zoals VFS Global, is toegestaan en vastgelegd in de EU visumcode. Bij het afsluiten van het contract met VFS is tevens een Verwerkersovereenkomst (Data Processing Agreement), conform art.28 AVG, opgesteld waarbij het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft getoetst of de Verwerker voldoet aan de AVG. Daarnaast rust er vanuit de VIS-verordening de verplichting op de nationale toezichthouder (Autoriteit Persoonsgegevens) om elke vijf jaar een audit uit te voeren op het gehele Schengenvisum proces en alle betrokken partijen en systemen. Deze audit werd in 2020 uitgevoerd5, een jaar later dan aanvankelijk gepland, en zal conform planning in 2024 weer plaatsvinden.
Kan het zijn dat het verdienmodel van VFS Global ook zit in het afwijzen van aanvragen, zodat opnieuw € 30,– administratiekosten moet worden voldaan? Hoe controleert u dit?
Nee, dat is niet mogelijk. Het besluit om een visumaanvraag goed te keuren of af te wijzen wordt uitsluitend door de CSO, centraal in Den Haag genomen. Een EDV heeft daar geen zeggenschap over, conform de voorschriften van de EU visumcode.
Vindt u dat een verbetering van het visumproces in Suriname (lees terugkeer naar de oude situatie) thuishoort na de «komma», gelet op de excuses inzake het slavernijverleden, die onlangs zijn gemaakt door premier Rutte namens de Nederlandse overheid?
Het afgelopen jaar zijn er wereldwijd capaciteitsproblemen geweest door een snelle toename van visumaanvragen na het afschaffen van de Covid-reisbeperkingen. Daarbij speelden zaken van verschillende aard, waaronder op het gebied van personeel en IT-storingen in het NVIS visumsysteem. Het ministerie erkent de problemen t.a.v. de langere wachttijden voor visumaanvragen die zijn ontstaan en heeft hard gewerkt aan oplossingen. Terugkeer naar de oude situatie is niet wenselijk en zou ook niet leiden tot verbeteringen in het visumproces. De excuses over het slavernijverleden hebben geen relatie met visumverlening.
De impact van EU-grensbewakingsprojecten en financiering in Soedan op de Rapid Support Forces-militie in Soedan (RSF) |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met berichten over het indirecte profijt dat de Rapid Support Forces (RSF) gehad lijkt te hebben van de EU-grensbewakingsprojecten en financiering in Soedan om migratie te controleren?1
Ja.
Bent u bekend met het rapport «Border Control from Hell: How the EU's migration partnership legitimizes Sudan's «militia state»» van The Enough Project uit april 2017? Hoe beoordeelt u het feit dat hieruit blijkt dat er in 2017 al zorgen waren over de mogelijkheid dat EU-grensbewakingsprojecten in Soedan via dual-use-capaciteiten en legitimering zeer ten goede zouden komen aan de RSF?2
Ja, ik ben bekend met het rapport. De EU heeft echter noch in 2017 noch in de jaren daarna financiële steun gegeven aan genoemde veiligheidstraining. Vanwege het EU-wapenembargo tegen Soedan kan geen militaire uitrusting worden geleverd.
De EU heeft de Soedanese grensbeveiliging ook niet uitgerust met materieel voor dual-use capaciteiten en gebruik. Alle besluiten om civiele uitrusting aan de Soedanese autoriteiten te leveren worden genomen op basis van een grondige beoordeling per geval door de EU, na een strenge aanbestedingsprocedure en op basis van alomvattende aanbestedingsbeginselen. Geen van de door de EU gefinancierde programma’s heeft steun verleend aan het leger en milities. EU-financiering in Soedan wordt niet via de regering verstrekt, maar via maatschappelijke organisaties, ngo’s, agentschappen van EU-lidstaten en de VN-instellingen.
Waarom zijn de projecten en financiering toch pas ruim twee jaar na dit rapport stopgezet?
De EU geeft aan dat de activiteiten onder het programma voor beter migratiebeheer (Better Migration Management) en het ROCK (Regional Operational Centre in Khartoum) deels werden stopgezet in juni (2019), als gevolg van de Soedanese revolutie en de daarop volgende instabiliteit. Activiteiten in Soedan gericht op de bescherming van migranten en vluchtelingen en bewustmaking werden voortgezet. Deze activiteiten kwamen rechtstreeks ten goede aan kwetsbare mensen in het land.
Deelt u de mening dat, terwijl de Europese Commissie en de Nederlandse regering claimen dat er nooit direct of indirect steun is verleend aan de RSF via EU-projecten of financiering, de grote rol van de RSF in de Soedanese grensbewaking het erg lastig te controleren maakt of de militie er indirect niet toch van geprofiteerd heeft?
De EU had een breed palet aan waarborgen ingebouwd, inclusief interne en externe monitoring en evaluatie van de projecten, evenals controles door onafhankelijke auditors, om te voorkomen dat de RSF militie zou profiteren van de EU steun.
Zie ook de beantwoording bij vraag 2. Onder het Better Migration Management programma van de EUTF werd niet samengewerkt met de RSF. Om het risico te vermijden dat leden van de Janjaweed en RSF onbedoeld werden betrokken, is in juni 2017 onder leiding van het Duitse ontwikkelingsagentschap Gesellschaft für Internationale Zusammenarbeit (GIZ) een specifieke aanpak ontwikkeld. Hierin werd voor alle uitvoerende partners vastgesteld hoe samengewerkt kon worden met het veiligheidsapparaat. Ook stelde deze aanpak de voorwaarden vast waaronder BMM activiteiten kon uitvoeren, in het bijzonder met het Ministerie van Binnenlandse Zaken. In Soedan werden de deelnemerslijsten nauw afgestemd met het Ministerie van Binnenlandse Zaken om te voorkomen dat RSF-militieleden deelnamen aan trainingsactiviteiten.
Deelt u de mening dat het zeer zorgwekkend is dat nu blijkt dat de zorgen uit 2017 terecht waren en dat blijkt dat de RSF inderdaad indirect profijt heeft gehad van EU-projecten en financiering die bijdroegen aan de legitimering van de militie en aan dual-use-capaciteiten die de RSF kan inzetten bij oorlogsvoering en onderdrukking van de bevolking? En dat dit bij heeft gedragen aan de manier waarop de RSF Soedan nu hevig destabiliseert?
Zie ook beantwoording vraag 2. Ik deel deze zorgen, echter lijkt de berichtgeving hierover niet correct te zijn volgens de EU3. Zie ook beantwoording van Kamervragen van het lid Van den Hul (PvdA) ingezonden 2 november 2020, evenals van de leden Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks) en Kuik (CDA) ingezonden op 3 november 2020.
De RSF is ontstaan uit de zgn. Janjaweed milities uit Darfur. In 2013 besloot dictator Omar al-Bashir de milities op de loonlijst van de Soedanese overheid te zetten, en werd tegelijkertijd autonomie beloofd. De top van de RSF, onder wie Hemedti, ontvingen geld en macht om te voorkomen dat zij zich tegen Bashir zouden keren.
De RSF heeft die autonomie in de jaren die volgden optimaal benut. Zo heeft RSF, op verzoek van Saoedi-Arabië en Verenigde Arabische Emiraten, troepen geleverd om te vechten in Jemen, tegen betaling. Tegen deze achtergrond heeft de RSF in de afgelopen periode uit kunnen groeien tot een grote en machtige militie.
Welke impact hebben de EU-grensbewakingsprojecten volgens u indirect gehad op de RSF en daarmee op de binnenlandse stabiliteit van Soedan?
Zie ook beantwoording vraag 5. De EU verleent geen financiële steun aan de regering van Soedan, noch aan de snelle steunverleningsmacht, het Soedanese leger, de militaire overgangsraad of milities, en heeft dat ook in het verleden niet gedaan. Hemedti, de leider van de RSF, heeft zich diverse keren onterecht geprofileerd als «grensbewaker». Dit strookt echter niet met de werkelijkheid, want hij en de RSF hebben nooit EU financiering ontvangen.
Deelt u de mening dat elke mogelijke bijdrage die de EU in het verleden geleverd kan hebben aan de ramp die zich nu in Soedan voltrekt, de grootst mogelijke aandacht dient te krijgen? En dat hier desnoods excuses voor aangeboden dienen te worden door de Europese Commissie?
Zie ook beantwoording vraag 6. Nee, deze mening deel ik niet gezien deze berichtgeving niet klopt. Zie ook beantwoording vraag 5 en verwijzing naar beantwoording eerdere Kamervragen hierover.
De Europese Commissie is belast met de aanbesteding, het sluiten van contracten en de follow-up van de projecten. Elk project voert regelmatig zijn eigen monitoring en evaluatie uit. De uitvoerende partners van de EU houden volledige controle over de uitbetaalde middelen en worden tijdens de uitvoering van de projecten door de EU-delegatie streng en regelmatig gecontroleerd.
Alle door de EU gefinancierde projecten worden onderworpen aan interne en externe monitoring en evaluatie, en de uitgaven worden door onafhankelijke auditors gecontroleerd. De uitvoeringspartners van het EU-noodtrustfonds voor Afrika zijn: 48% VN-agentschappen, 35% agentschappen van EU-lidstaten, 17% NGO’s.
Deelt u de mening dat het extreem zorgwekkend is dat EU-projecten en financiering gericht op het tegengaan van migratie een dergelijke indirecte destabiliserende impact kunnen hebben in partnerlanden?
De oorzaken van conflicten zijn complex en destabiliserende factoren kunnen niet een-op-een gekoppeld worden aan EU-projecten gericht op migratie.
Zoals eerder gezegd heeft geen van de door de EU gefinancierde programma’s steun verleend aan het leger en de milities. Het Duitse ontwikkelingsagentschap Gesellschaft für Internationale Zusammenarbeit (GIZ) had de leiding over het door de EU gefinancierde Better Migration Management (BMM)-programma in negen landen in de Hoorn van Afrika. Nederland heeft in EU-verband en in bilateraal contact met GIZ onderstreept dat het BMM-programma niet mag leiden tot versterking van een autoritaire regime in Soedan. Dit is dan ook niet gebleken uit monitoring en evaluaties van de EU.
De EU-instellingen en lidstaten waren destijds een strategische dialoog gestart, resulterende in een brede conflictanalyse op basis waarvan programmamiddelen worden toegewezen aan niet-gouvernementele partners. Nederland heeft er destijds in deze besluitvorming met succes op aangedrongen dat bijdragen niet via de Soedanese overheid zullen worden uitbetaald of aan de overheid ten goede zullen komen.
Deelt u de mening dat het extreem zorgwekkend is dat de EU doorging met de projecten in Soedan, terwijl deze risico’s al bekend waren?
Nee, deze mening deel ik niet. De EU brengt voorafgaand aan haar projecten de risico’s nauwkeuring in kaart en bouwt daarnaast mitigerende maatregelen in, waaronder regelmatige monitoring en strenge evaluaties.
Welke lessen kunnen hier volgens u uit getrokken worden voor huidige en toekomstige EU-grensbewakingsprojecten in derde landen? Hoe gaat u die inzetten om ervoor te zorgen dat dergelijke steun aan het controleren van migratie niet leidt tot een destabilisatie?
Zoals gesteld in de Beleidsnotitie 20224, doet het kabinet er alles aan om risico’s te minimaliseren, maar accepteert het ook dat het nemen van risico’s soms onvermijdelijk is om resultaten te kunnen bereiken, zeker in fragiele en politiek instabiele landen. Om de risico’s zoveel mogelijk te beperken houdt NL nauwlettend in de gaten hoe de Europese Commissie haar aanbesteding uitvoert, contracten sluit en daarin conflictsensitiviteit en risico’s opneemt en de follow-up van de projecten uitvoert, inclusief strenge en regelmatige controles.
Deze discussie onderstreept echter hoe politiek gevoelig samenwerking met niet-democratische overheden in deze regio is en welke risico’s hierbij komen kijken. We maken ons er hard voor om in al onze programmering transparant te zijn over deze risico’s en gevoeligheden mee te wegen. Tevens houden we oog voor het belang van het versterken van de rol van civiele spelers in politieke processen. NL bouwt daarbij heel bewust waarborgen in, bijv. op het gebied van mensenrechten en actoren met wie wordt samengewerkt.
Bent u bereid om deze zorgwekkende impact van EU-projecten in Brussel aan de kaak te stellen?
In lijn met de hiervoor gegeven antwoorden ziet het kabinet daartoe geen reden. Wel zal Nederland in Brussel de risico’s en politieke gevoeligheid van dit soort projecten blijven benadrukken en daarom dus ook het belang van het inbouwen van waarborgen, waaronder strenge monitoring en evaluaties.
Bent u bereid in EU-verband onderzoek te doen naar de directe en indirecte impact van EU-grensbewakingsprojecten op de binnenlandse stabiliteit van Soedan en de betekenis hiervan voor huidige en toekomstige EU-grensbewakingsprojecten in derde landen? Bent u bereid de Kamer hierover te informeren?
Hier is door Clingendael al uitvoerig onderzoek naar gedaan, zie ook hun onderzoek naar de Effects of EU policies in Sudan | Multilateral Damage (clingendael.org) uit september 2018 waaruit blijkt dat er zeker bepaalde risico’s zijn, zoals het risico dat milities en paramilitaire troepen in verband worden gebracht met Europees beleid, het risico dat reguliere troepen worden gesteund die misbruik kunnen maken van migranten, en het risico van corruptie of betrokkenheid van overheidsstructuren bij mensensmokkel- en smokkelactiviteiten».
Methaanemissies in Turkmenistan |
|
Henri Bontenbal (CDA), Derk Boswijk (CDA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel ««Mind-boggling» methane emissions from Turkmenistan revealed»?1
Ja.
Klopt het dat de methaanuitstoot van de grootste twee olie/gasvelden van Turkmenistan optelt tot een uitstoot van 366 Mton CO2-equivalenten en dat deze uitstoot dus ruim twee keer zoveel is als de totale uitstoot van broeikasgassen in heel Nederland in 2021, namelijk 172 megaton CO2-equivalenten?
De berekende 366 megaton CO2-equivalente emissies (Mton CO2-eq) van de methaanuitstoot van de grootste twee olie- en gasvelden van Turkmenistan uit het artikel is gebaseerd op een bepaalde omrekeningswaarde van het broeikaseffect van methaan naar dat van CO2. Er is hierbij gerekend met de Global Warming Potential (GWP) 20 waarde, en niet met de gebruikelijke GWP-100 waarde (waar het Nederlandse uitstootcijfer van 172 Mton CO2-eq op is gebaseerd). Rekenen met een GWP-20 waarde betekent dat het effect van broeikasgassen wordt omgerekend naar het effect van CO2 op basis van de bijdrage over een periode van 20 jaar in plaats van 100 jaar. Omdat methaan een sterk broeikasgas is met een relatief korte levensduur is het effect in de atmosfeer in vergelijking met CO2 over een periode van 20 jaar veel sterker (81 keer zo sterk) dan 100 jaar (29 keer zo sterk). Om de twee uitstootcijfers te kunnen vergelijken moeten we deze in dezelfde GWP-waarde bekijken. Op basis van de GWP-100 waarde is de Turkmeense methaanuitstoot circa 128 Mton CO2-eq en dus minder dan de nationale uitstoot van Nederland van 172 Mton CO2-eq. Dat neemt niet weg dat het nog steeds om een enorme uitstoot gaat.
Deelt ui de mening dat een ambitieuze inzet op reductie van relatief eenvoudig te vermijden methaanuitstoot wereldwijd een belangrijke stap is in de internationale klimaataanpak, zoals ook overeengekomen in de Global Methane Pledge? Bent u bereid zich er voor in te zetten dit een belangrijk speerpunt te maken in de onderhandelingen bij de COP28 in de Verenigde Arabische Emiraten?
Reduceren van methaanuitstoot maakt inderdaad onderdeel uit van een effectieve internationale klimaataanpak, via de nationale klimaatplannen van landen (NDC’s) en via de Global Methane Pledge. Er zijn hierbij inmiddels al meer dan 150 landen aangesloten. Nederland zet zich er in EU-verband voor in, onder meer tijdens COP28, dat het doel van de Global Methane Pledge- het reduceren van de mondiale methaanuitstoot met 30% in 2030 ten opzichte van het niveau van 2020 – wordt gehaald. Ook zet Nederland er in zijn klimaatdiplomatie op in om meer landen zich te laten aansluiten bij de Global Methane Pledge.
Daarnaast geeft de EU financiële steun aan het Methane Alert and Response System (MARS), een initiatief van het VN-Milieuprogramma (UNEP) dat is gericht op het vroegtijdig detecteren van grote methaanemissies en het aanpakken hiervan in samenwerking met partners, zoals het International Methane Emissions Observatory (IMEO), de door UNEP gelanceerde Climate and Clear Air Coalition en bedrijven aangesloten bij het Oil and Gas Methane Partnership 2.0.
Op welke wijze kan Nederland, alleen of in Europees verband, druk uitoefenen om deze methaanemissies te reduceren, wetende dat dit vrij eenvoudig en zeer kosteneffectief mogelijk is? Welke expertise kan Nederland en/of Europa inzetten om landen zoals Turkmenistan hierbij te helpen? Welke expertise is er vanuit de olie- en gassector aanwezig om dit probleem te helpen oplossen?
Het kabinet vindt het belangrijk om, met internationale partners, in kaart te brengen hoe de methaanemissies in Turkmenistan kunnen worden verminderd en of hierbij concrete assistentie kan worden aangeboden. Hiervoor is het allereerst zaak om de dialoog over methaanemissies (verder) aan te gaan met de Turkmeense autoriteiten, zoals ook reeds wordt gedaan door UNEP en de EU. Methaanemissiereductie is voor de EU een prioriteit in de energiesamenwerking met Turkmenistan, naast onder meer het bevorderen van hernieuwbare energie. Afgelopen november organiseerde de EU-delegatie in Asjchabat een conferentie over beide onderwerpen. Ter opvolging hiervan wordt gewerkt aan een gezamenlijk energieprogramma, dat volgend jaar van start moet gaan. Nederland zal deze methaan-problematiek ook opbrengen in de eigen bilaterale contacten met de Turkmeense autoriteiten en daarbij aangeven dat bij verschillende Nederlandse bedrijven expertise is voor het detecteren en tegengaan van methaanlekkages bij de productie en opslag van olie en gas, alsook in het gasleidingnetwerk.
OP 29 mei jl. heeft VS-klimaatgezant John Kerry gesproken met de Turkmeense president Serdar Berdimuhamedov over het belang van internationale samenwerking om klimaatverandering tegen te gaan, inclusief door het reduceren van methaanemissies2. VS-buitenlandminister Antony Blinken heeft dit onderwerp tevens besproken met zijn Turkmeense ambtgenoot Rashid Meredov op 24 april jl. bij diens bezoek aan Washington.3
Welke rol zou de Verenigde Arabische Emiraten als gastheer en organisator van de COP28 kunnen spelen in het bewegen van Turkmenistan (en andere landen) op dit punt?
Als gastland en organisator van COP28 is de Verenigde Arabische Emiraten er veel aan gelegen om een succes te maken van COP28. Als één van de prioriteiten geeft de VAE aan dat ze de wereld op koers willen brengen naar het 1,5 graden doel en dat is niet mogelijk zonder ook methaanemissies aan te pakken. Zowel de VAE als Nederland behoren tot de ruim 150 ondertekenaars van de Global Methane Pledge en COP28 biedt een goede gelegenheid om gezamenlijk te bespreken wat er meer nodig is – zowel op politiek als technisch niveau – om op basis van dialoog en samenwerking grote bronnen van methaanemissies aan te pakken, zoals die in Turkmenistan.
Bent u ook bereid de Verenigde Staten te wijzen op hun verantwoordelijkheid om methaanemissies te reduceren, aangezien de VS na Turkmenistan de grootste uitstoter van methaan is?
President Biden en EU-Commissievoorzitter Von der Leyen waren respectievelijk namens de VS en de EU gezamenlijk de initiatiefnemers van de Global Methane Pledge. Dit maakt het commitment van de VS bij methaanemissie-reductie duidelijk.
Bepalingen ten tijde van het afsluiten van het Non-Proliferatieverdrag over het delen van kernwapens en de controle over kunstmatige intelligentie in geval van beveiliging kernwapens |
|
Frank Futselaar |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Kunt u openheid verschaffen over de documenten die zijn opgesteld ten tijde van de onderhandelingen over het Non-proliferatieverdrag (NPV) over het delen van kernwapens tussen de Verenigde Staten (VS) en Nederland en dat deze «afspraken in die onderhandelingen expliciet aan de orde zijn geweest en geaccepteerd door onderhandelende partijen?1 Waaruit blijkt de instemming door de onderhandelende partijen en welke landen hebben deze overeenkomst gesloten? Wilt u deze documenten, in ieder geval de documenten die Nederland betreffen, aan de Kamer sturen?
Tijdens de onderhandelingen over het Non-proliferatieverdrag (NPV) zijn de zogeheten nuclear sharing arrangements van de NAVO expliciet aan de orde geweest. Geen van de verdragspartijen heeft formeel bezwaar aangetekend tegen de afspraken bij de ondertekening van het verdrag in 1968, de inwerkingtreding in 1970 of in de decennia daarna. De afspraken zijn niet in strijd met het NPV.5 Wapens die aan de NAVO zijn toegewezen blijven te allen tijde onder de nationale controle van een kernwapenstaat.
In de reactie op de motie van lid Van Dijk, heeft het kabinet gesteld dat Nederland er naar blijft streven om binnen de kaders van de bondgenootschappelijke afspraken zo transparant mogelijk te zijn over de kernwapentaak en daaraan gerelateerde onderwerpen. Ook in de NAVO wordt belang gehecht aan meer transparantie over bondgenootschappelijke activiteiten, als vertrouwenwekkende maatregel en om de kans op misverstanden en miscalculatie te verkleinen. Tevens dient transparantie het doel van geloofwaardige nucleaire afschrikking.
Indien neen, waarom niet? Kunt u in dat geval uitleggen hoe zich dat besluit verhoudt tot transparantie over het kernwapenbeleid zoals de Tweede Kamer verzoekt met het aannemen van de motie Jasper van Dijk?2
Zie antwoord vraag 1.
Indien deze afspraken zijn gemaakt, hoe verhoudt zich dat tot artikel 2 van het Non-proliferatieverdrag dat stelt dat «each non-nuclear-weapon State Party to the Treaty undertakes not to receive the transfer from any transfer whatsoever of nuclear weapons or other nuclear explosive devices or of control over such weapons or explosive devices directly, or indirectly»?3 Kunt u dat toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe verhoudt uw stelling dat het delen van kernwapens door Nederland met de VS is toegestaan zich tot de Vienna Convention on the Law of Treaties; waarin in artikel 31 lid 3 wordt gesteld dat; «a treaty shall be interpreted in good faith in accordance with the ordinary meaning to be given to the terms of the treaty in their context and in the light of its object and purpose»?4 Kunt u dat toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Is de analyse correct dat ook bij kernwapens kunstmatige intelligentie wordt gebruikt of zal worden gebruikt?5 Zo ja, kunt u aangeven wat de huidige ontwikkelingen zijn inzake de toepassing van kunstmatige intelligentie bij kernwapenbeleid?
Bij de inzet en het gebruik van nieuwe technologieën, waaronder kunstmatige intelligentie, ziet het kabinet kansen op bijvoorbeeld het gebied van data-analyse en informatievergaring, door grote hoeveelheden data te verwerken tot relevante informatie en daarbij de mens te ondersteunen in de besluitvorming. Daar waar kunstmatige intelligentie wordt ingezet om autonome functionaliteiten te ontwikkelen ziet het kabinet significante uitdagingen en bezwaren. Uitgangspunt is dat mensen verantwoordelijk blijven voor besluitvorming wanneer AI in het militaire domein wordt toegepast. Betekenisvolle menselijke controle en het behoud van menselijk oordeelsvermogen bij de inzet van wapensystemen is van groot belang. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, vindt nucleaire besluitvorming binnen de NAVO altijd plaats onder strikte politieke controle door de bondgenoten.
Het kabinet benadrukt het belang van internationale samenwerking om te komen tot een verantwoorde omgang met nieuwe technologieën en wapenbeheersing. In samenwerking met publieke en private sectoren worden in verschillende fora internationale normen voor verantwoordelijk gebruik ontwikkeld en vastgesteld. Nederland zet zich daar actief voor in. Met de REAIM Summit heeft Nederland de toepassing van AI binnen het militaire domein hoog op de internationale agenda geplaatst.
De NAVO volgt de ontwikkelingen op het gebied van nieuwe technologieën nauwgezet. Over kunstmatige intelligentie heeft de NAVO in oktober 2021 de NATO Artificial Intelligence Strategy aangenomen. Mede dankzij de inzet van Nederland is hierin ruime aandacht voor verantwoord gebruik (responsible use).
Is het juist dat de waarschuwingssystemen NORAD en Northcom «deels autonoom» zijn,» omdat er plekken zijn die te gevaarlijk voor militairen zijn om in persoon te bemannen»?
Het kabinet kan geen mededelingen doen over NORAD en Northcom, twee organisaties van de Verenigde Staten.
Deelt u de analyse dat toepassing van kunstmatige intelligentie «in de sfeer van aanval en verdediging uitgesproken riskant is», met name signaleringssystemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe groot is het risico dat Nederlandse beveiliging van kernwapens in ons land gevoelig zijn voor hacks van digitale inbrekers?
De bescherming van militaire infrastructuur tegen cyberaanvallen heeft de hoogste prioriteit. Dit geldt uiteraard ook voor de infrastructuur die van belang is voor de uitvoering van de Nederlandse kernwapentaak.
Bent u bereid (verdere) toepassing van kunstmatige intelligentie bij kernwapens actief tegen te willen gaan? Zo ja, hoe? Indien neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.