Het bericht 'Deepfakes op TikTok maken illegale reclame voor leningen' |
|
Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Deepfakes op TikTok maken illegale reclame voor leningen» van BNR Nieuwsradio?1
Ja.
Vindt u het met mij eveneens verwerpelijk dat een internationaal reclamenetwerk door middel van deepfakes met name jongeren met valse beloften naar leensites lokt?
Ja, reclame die is gebaseerd op valse beloften is sowieso verwerpelijk. Dat dit nog eens specifiek is gericht op jongeren maakt het nog kwalijker.
Kun u aangeven welke wet- en regelgeving wordt overtreden door deze reclames op TikTok, zoals gesteld in het artikel, wie deze overtredingen begaat en wie verantwoordelijk is voor het naleven en handhaven van de wet- en regelgeving op dit punt?
Het is aan de rechter of toezichthouders om overtredingen vast te stellen, en niet aan het kabinet. Tot nu toe is voor zover bekend nog geen overtreding vastgesteld. Wij hebben evenmin informatie over lopende of nog te starten onderzoeken. Daarover kunnen de toezichthouders, die onafhankelijk zijn, ook geen uitspraken doen. Hieronder geef ik wel een overzicht van de wet- en regelgeving die in dit kader van toepassing is.
Kunt u bevestigen dat ABN AMRO, ING en Pricewise niet betrokken zijn bij deze reclamestrategie en er evenmin van op de hoogte waren?
ABN AMRO, ING en Pricewise laten weten niet van deze advertentiewijze te weten en niet hiermee geassocieerd te willen worden. Zij hebben geprobeerd de reclames zo snel mogelijk uit de lucht te halen via TikTok en Google. TikTok heeft inmiddels aan ABN AMRO aangegeven dat de advertenties over leningen niet in lijn zijn met de richtlijnen voor financiële instanties. Alle advertenties zijn van het platform verwijderd. Ook zijn alle accounts geblokkeerd van waaruit de advertenties geplaatst zijn.
Zo ja, ligt het voor deze bedrijven in de rede een financiële claim in te dienen bij de producent van deze reclames?
ING heeft aangeven om, indien duidelijk is wie er verantwoordelijk is voor het plaatsen van deze advertenties, te bekijken wat juridisch de mogelijkheden zijn en of het nodig is om hier actie op te ondernemen. De andere betrokken bedrijven hebben zich hier niet over uitgelaten. Vooralsnog zijn geen claims ingediend.
Bent u bereid om als aandeelhouder van ABN AMRO aan te dringen op het stopzetten van deze reclames en het indienen van een schadeclaim bij de producent van deze reclames?
NLFI is namens de staat aandeelhouder. Het ministerie staat daarbij op afstand. Dee bank heeft uit zichzelf al de nodige acties ondernomen.
Deelt u de opvatting dat de producent van deze deepfakereclames misbruik maakt van het reclamenetwerk van Google?
Google heeft aangegeven dat deze advertentie niet door Google op TikTok is weergegeven. Als Google advertenties aantreft van gebruikers die de beleidsregels inzake misleiding van gebruikers schenden, kan het account worden beëindigd. Zie daarnaast de beantwoording van vraag 3 voor wat betreft de regels die gelden voor de uploader(s) van de reclamevideo’s. Het is aan de bevoegde autoriteiten om te oordelen of er al dan niet sprake is van misbruik van het reclamenetwerk.
Welke verantwoordelijkheid ligt er in juridisch en moreel opzicht bij zowel Google als TikTok om ervoor te zorgen dat gebruikers hun platform op een veilige manier kunnen gebruiken en oplichting van gebruikers met name jongeren te voorkomen?
Voor de beantwoording van deze vraag over de verantwoordelijkheden in juridisch opzicht verwijs ik naar het antwoord bij vraag 3, waarin de verantwoordelijkheden van Google en TikTok op grond van de DSA worden toegelicht. Naast verplichtingen op grond van de DSA dienen online platforms als Google en TikTok zich ook te houden aan het generieke consumentenrecht. Over welke verantwoordelijkheden en verplichtingen er rusten op online platforms op grond van het consumentenrecht heeft de ACM in 2020 vuistregels gepubliceerd: Vuistregels Online platformen (acm.nl).
Verder is het een taak van platformen zelf om ervoor te zorgen dat de informatie die via hun diensten wordt verspreid zo betrouwbaar mogelijk is, maar ook om ervoor te zorgen dat gebruikers beter in staat zijn om foutieve of misleidende informatie te herkennen en signaleren.
Op welke wijze gaat u gebruikers, met name jongeren, beschermen tegen dergelijke praktijken die desastreuze financiële gevolgen kunnen hebben, met name omdat experts verwachten dat deepfake reclames in de nabije toekomst niet van echt te onderscheiden zijn?
De Nederlandse overheid zet allereerst in op het mediawijs en weerbaar maken van burgers en scholieren. Steeds meer scholen in Nederland besteden binnen de context van digitale geletterdheid en mediawijsheid aandacht aan bijvoorbeeld desinformatie. Voor scholen gebeurt dat onder meer door al bestaand lesmateriaal overzichtelijk te bundelen. Op die manier worden scholen geholpen met het vormgeven van hun lessen over deze onderwerpen. Voor de bredere kabinetsinzet ten aanzien van het versterken van de weerbaarheid van burgers, verwijs ik u naar de Kamerbrief over de Rijksbrede strategie effectieve aanpak van desinformatie2.
De digitale wereld is complex. Er is een substantiële kennisasymmetrie tussen de bedrijven die de digitale wereld maken en de gebruikers daarvan. De precieze werking van dataverzameling, -deling en -gebruik is ingewikkeld, beïnvloedingen zijn subtiel en ongemerkt (denk aan grafische ontwerpen om gebruikers bepaalde keuzes te laten maken), maar ook de werking van apparaten zelf of instellingen zijn voor een gemiddelde gebruiker vaak moeilijk te doorgronden. Hierdoor wordt het voor gebruikers moeilijk om een goede inschatting te maken van de effecten van online activiteiten op eigen welzijn. Zeker als het gaat om kinderen. Naast dat bedrijven verplicht zijn om zo transparant mogelijk te zijn over hoe hun producten werken is goede voorlichting aan kinderen, ouders en verzorgers over kansen en risico´s in de digitale wereld cruciaal. Zoals aangekondigd in de brief van 16 december 2022 wil het kabinet daarom een meerjarige, brede publiekscampagne starten3. Het thema desinformatie zal daar onderdeel van uitmaken.
Op grond van de DSA zijn grote online platforms- en zoekmachines verplicht om jaarlijks de systeemrisico’s die voortvloeien uit de werking of het gebruik van hun diensten in kaart te brengen en deze risico’s zo nodig beperken. Systeemrisico’s zijn bijvoorbeeld de verspreiding van illegale inhoud en/of desinformatie via hun diensten, al dan niet met gebruikmaking van deepfakes. De Europese Commissie zal hier toezicht op houden.
Als het specifiek gaat over reclames voor krediet ziet de AFM toe op de vergunningplicht voor consumptief krediet en de normen die bij het antwoord op vraag 3 worden genoemd. Kredietaanbieders moeten onder meer toetsen of de lening verantwoord kan worden verstrekt en een BKR-toets doen. Er mag bovendien alleen krediet worden verstrekt aan 18+. Een kredietcontract aan minderjarigen is niet rechtsgeldig.
Ten aanzien van gebruik van AI geldt dat er in Brussel onderhandeld wordt over de AI act. Gebruikers van generatieve AI, zoals systemen die videomateriaal genereren of bewerken die aanzienlijk op bestaande personen lijken, worden onder de AI Act verplicht om uiterlijk op het moment van de eerste interactie of blootstelling duidelijk te maken dat sprake is van gegenereerde content. Tot slot kan worden vermeld dat de Europese Commissie wil dat partijen die zich hebben aangesloten bij de Code of Practice on Disinformation, technologie gaan ontwikkelen zodat AI gegenereerde content duidelijk gelabeld wordt, zodat geen twijfel meer kan bestaan of iets echt of een deepfake is. Hierover is de Europese Commissie op dit moment in gesprek met de ondertekenaars van de EU Code of Practice on Disinformation.
Welke mogelijkheden zijn er om dit soort illegale reclames aan te pakken, wanneer het verantwoordelijke bedrijf is geïdentificeerd?
Zie vraag 3. De toepasselijke wet- en regelgeving geven de bevoegde autoriteiten, waaronder de AFM, de ACM of in het geval van de DSA de Europese Commissie, een mandaat te handhaven indien de regels worden overtreden.
Het bericht ‘Brussel zint op nieuwe Europese belastingen’ |
|
Eelco Heinen (VVD) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Renteblunder coronafonds: Brussel zint op nieuwe Europese belastingen»?1
Ja
Klopt het dat de Europese Commissie voor de financiering van het Europese Corona Herstelfonds te maken heeft met financiële tegenvallers als gevolg van oplopende inflatie en stijgende rentes? Zo ja, wat is de financiële omvang van de tegenvaller?
Bij het akkoord over de Europese meerjarenbegroting (MFK) 2021–2027 is afgesproken dat de aflossingen en rentebetalingen op de leningen die voor het subsidiedeel van het Coronaherstelinstrument worden gebruikt zullen plaatsvinden via de EU-begroting2. In het huidige MFK is in de jaren 2023–2027 ca. 15 miljard euro gereserveerd voor rentebetalingen3. De rente is sinds het akkoord echter meer dan verwacht gestegen, waardoor de gereserveerde rentemiddelen mogelijk niet meer voldoende zijn om de volledige rentebetalingen t/m eind 2027 te kunnen financieren. De precieze omvang is nog niet vast te stellen, omdat deze mede afhankelijk is van de omvang van de uitgifte van leningen in 2023 (van het subsidiedeel van het herstelfonds) en de verdere ontwikkeling van de rente.
Gestegen rentelasten speelt breder dan alleen de Europese begroting; ook bijvoorbeeld nationale begrotingen hebben hiermee te maken. In juni publiceert de Commissie naar verwachting een mid term review (MTR) van het huidige MFK waarin het ook in zal gaan op de actuele financiële uitdagingen. Waarschijnlijk maken de gestegen rentekosten daar onderdeel van uit. Na de publicatie van de MTR zal de Kamer hierover geïnformeerd worden inclusief een kabinetsappreciatie.
Rentekosten na 2027 en de budgettaire verwerking daarvan maken onderdeel uit van de onderhandelingen over het volgende MFK.
Klopt het dat de Europese Commissie nieuwe eigen middelen wil introduceren om deze tegenvallers te financieren?
In het interinstitutioneel akkoord (IIA) tussen het Europees parlement, de Raad en de Europese Commissie van 16 december 20204 was reeds het voornemen tot het introduceren van nieuwe eigen middelen opgenomen. De nieuwe eigen middelen zijn in eerste instantie bedoeld om rentebetalingen en aflossingen van leningen onder het Coronaherstelinstrument te financieren om te voorkomen dat rentebetalingen en aflossingen ten koste gaan van uitgaven aan specifieke programma’s in het MFK. Nederland heeft bij dit akkoord ingestemd met het verkennen van opties voor nieuwe categorieën van eigen middelen en daarbij aangegeven dat alle voorstellen voor nieuwe eigen middelen op hun eigen merites beoordeeld zullen worden. Uw Kamer is hierover op 19 november 2020 geïnformeerd5.
In dit IIA is ook reeds een indicatieve routekaart voor de eventuele introductie van nieuwe eigen middelen afgesproken waarin een tijdpad wordt gegeven voor de eventuele introductie van nieuwe eigen middelen. Het voornemen van de Commissie om voorstellen voor nieuwe eigen middelen te publiceren is dus al een bestaand voornemen, en niet ingegeven vanuit de huidige gestegen rentekosten.
Indien het kabinet door de Europese Commissie formeel nog niet op de hoogte is gesteld van de financiële tegenvaller, welke financiële tegenvaller verwacht u binnen het Europese Corona Herstelfonds als gevolg van oplopende inflatie en stijgende rentes?
Zie antwoord op vraag 2. De Commissie zal de lidstaten formeel op de hoogte stellen van eventuele tegenvallers bij het voorstel voor de Europese jaarbegroting van 2024 en het voorstel voor de mid-term review van het MKF. Het voorstel voor de jaarbegroting wordt 30 mei verwacht en het voorstel voor de MTR medio juni.
Welke financiële tegenvallers zijn nog meer te verwachten ten aanzien van de andere Europese fondsen die afgelopen jaren zijn opgericht? Kunt een overzicht geven voor alle recent opgerichte Europese fondsen?
Er zijn geen andere recent opgerichte Europese fondsen waarbij sprake is van mogelijke rentetegenvallers als gevolg van gestegen rente. Dit omdat er geen andere recent opgerichte Europese fondsen zijn die worden gefinancierd middels leningen van de Europese Commissie op de kapitaalmarkt en waarvoor de rentebetalingen ten laste komen van de Europese begroting.
Wel is er binnen het MFK sprake van gestegen kosten door de hoge inflatie en nieuwe uitdagingen als gevolg van de Russische agressieoorlog in Oekraïne. Het kabinet verwacht dat de Europese Commissie deze onderwerpen – en de gestegen rentekosten – terug zal laten komen in de mid-term review van het MFK.
Deelt u de mening dat uitgaventegenvallers opgevangen moeten worden binnen de uitgaven? Met andere woorden, dat de Europese Commissie elders minder moet uitgeven in plaats van te kijken naar extra belastinginkomsten?
De Commissie zal de lidstaten formeel op de hoogte stellen van eventuele tegenvallers bij het voorstel voor de Europese jaarbegroting van 2024 en het voorstel voor de mid-term review van het MKF (MTR). Het voorstel voor de jaarbegroting wordt 30 mei verwacht en het voorstel voor de MTR medio juni. Na de publicatie van zal de Kamer hierover geïnformeerd worden inclusief een kabinetsappreciatie. Het kabinet is voorstander van begrotingsdiscipline, en daar hoort ook bij dat eerst binnen een begroting gekeken dient te worden naar het opvangen van mogelijke tegenvallers.
Daarbij wil ik graag benadrukken dat de Europese begroting niet wordt gefinancierd met Europese belastinginkomsten. De Europese begroting wordt gefinancierd middels eigen middelen; dat zijn grondslagen die een verdeelsleutel bepalen op basis waarvan de verschillende lidstaten bijdragen aan de Europese begroting.
Wat is uw inzet in Europa op dit punt? Bent u bereid uw veto uit te spreken over extra eigen middelen ter financiering van uitgaventegenvallers binnen Europese fondsen?
Eventuele voorstellen voor nieuwe eigen middelen zal het kabinet op eigen merites beoordelen. De introductie van nieuwe eigen middelen is echter niet noodzakelijk om uitgaventegenvallers te financieren. Het sluitstuk van de Europese begroting is en blijft immers de afdracht op basis van het bni. Eerder is het kabinetsstandpunt met uw Kamer gedeeld voor nieuwe eigen middelen op basis van het Carbon Border Adjustment Mechanisme (CBAM) en Emission Trading System (ETS).6 Voordat nieuwe eigen middelen geïntroduceerd kunnen worden dienen deze met unanimiteit in de Raad te worden aangenomen en daarna, conform de eigen grondwettelijke bepalingen, door iedere lidstaat te worden geratificeerd. In Nederland betekent dit een wetstraject via de Tweede en Eerste Kamer.
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het eerstvolgende Commissiedebat Eurogroep en Ecofinraad van 11 mei 2023?
Ja.
Een bailout voor banken in de stikstofaanpak |
|
Senna Maatoug (GL) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Wat is de samenhang tussen het integrale onderzoek naar de mogelijke beleidsopties, waarmee een financiële bijdrage van banken aan de stikstofopgave geborgd kan worden en het gesprek van het kabinet in het kader van het Landbouwakkoord over een niet-vrijblijvende bijdrage van banken?
Afgelopen jaar zijn er moties ingediend die verzoeken te onderzoeken hoe banken en leveranciers en afnemers met langlopende contracten zijn te verplichten tot een substantieel aandeel in de transitiekosten (motie Thijssen c.s.)1, om uitgekochte bedrijven ruimhartig te compenseren, maar financiële instellingen niet (motie Maatoug en Van der Plas)2 en om te onderzoeken om een deel van de agrarische bankleningen af te waarderen en de besparingen die hierdoor ontstaan ten goede te laten komen aan de verduurzaming van de landbouw (motie Beckerman)3.
Het kabinet onderzoekt integraal en in samenhang – ter opvolging van de hiervoor genoemde moties – de mogelijke beleidsopties waarmee een financiële bijdrage van banken aan de landbouwtransitie en de stikstofopgave kan worden geborgd. Er wordt in dit kader een breed scala aan opties onderzocht, inclusief de voor- en nadelen, juridische en praktische haalbaarheid en economische doeltreffendheid en doelmatigheid, alsmede de samenhang met de bijdrage die van de overige ketenpartijen wordt verwacht.
Parallel aan dit onderzoek heeft het kabinet in het Landbouwakkoord met de banken afspraken willen maken over hoe zij boeren kunnen ondersteunen in de transitie, bijvoorbeeld door het bieden van financiële verlichting of aantrekkelijke arrangementen voor de boeren. Dit kunt u lezen in het conceptakkoord waarover u over bent geïnformeerd (Kenmerk 23Z11834).
Het kabinet zal nu toewerken naar een kabinetsplan, om invulling te geven aan het proces van de benodigde transitie. Het kabinet wil die vormgeving zorgvuldig doen en zal in september komen met een aanpak in een Landbouwbrief. De opties die worden onderzocht in het kader van de hierboven genoemde moties zullen in dit proces worden meegenomen. Dit integrale onderzoek beziet ook de samenhang van de beleidsopties met bestaande kaders en aankomende regelgeving op het gebied van klimaat- en milieudoelen, op nationaal en Europees niveau, inclusief de door mij aangekondigde verkenning of, en zo ja, hoe wetgeving kan bijdragen aan het versterken van de bijdrage van financiële ondernemingen aan de duurzame transitie.4
Zullen de opties die naar voren komen uit het integrale onderzoek sturend zijn voor de kabinetsinzet in het Landbouwakkoord? Zo ja,hoe dan, omdat het integrale onderzoek voor de zomer klaar moet zijn maar het Landbouwakkoord in principe al eind april?
Dat was niet het geval, in het onderzoek wordt er gekeken of, en zo ja, hoe banken (en andere ketenpartijen) zijn te verplichten tot een substantieel aandeel in de transitiekosten. Voor het Landbouwakkoord was de inzet van het kabinet om afspraken te maken met banken (en anderen ketenpartijen) over hoe zij boeren substantieel kunnen ondersteunen in de transitie, bijvoorbeeld door het bieden van financiële verlichting of aantrekkelijke arrangementen voor de boeren.
Is het wel verstandig om in het Landbouwakkoord met als deadline medio mei al te streven naar afspraken over een niet-vrijblijvende bijdrage van banken als de beleidsopties om daaraan invulling te geven mogelijk pas in de zomer af zijn? Hoeveel zin heeft het immers nog om die beleidsopties verder uit te werken als er toch al een akkoord is gekomen op die niet-vrijwillige bijdrage?
De banken hebben een grote en belangrijke verantwoordelijkheid om passende financiering te bieden bij de verduurzaming. De inzet van het kabinet was daarom om met banken en anderen ketenpartijen in het Landbouwakkoord te komen tot onderling samenhangende afspraken over hoe zij boeren kunnen ondersteunen in de transitie. Nu de besprekingen om te komen tot een Landbouwakkoord zijn beëindigd, zal het kabinet toewerken naar een kabinetsplan, om invulling te geven aan het proces van de benodigde transitie. In dat kader is het van waarde om te onderzoeken hoe banken (en andere ketenpartijen) te verplichten zijn tot een substantieel aandeel in de transitiekosten.
Kunt u nogmaals bevestigen dat u de zienswijze deelt dat er bij uitkoop in het stikstofdossier (vrijwillig dan wel verplicht) sprake is van materialiserende transitierisico’s?
Ja. Het transitierisico omvat het risico op alle kosten die voortkomen uit de transitie naar een duurzame economie. De kans op waardeverlies van productiecapaciteit als gevolg van beleidskeuzes gericht op het versnellen van de transitie kan daarmee in mijn ogen als een transitierisico worden beschouwd – ongeacht de precieze vormgeving van deze beleidskeuzes.
Bent u het ermee eens dat het, gegeven dat transitierisico’s in de intensieve veehouderij op aanzienlijke schaal materialiseren, impliceert dat deze in het verleden onvoldoende beheerst zijn?
Met deze gevolgtrekking ben ik het niet eens. Het feit dat een transitierisico zich materialiseert betekent niet noodzakelijkerwijs dat het onvoldoende is beheerst. Risicobeheersing ziet niet op het volkomen uitsluiten van de mogelijkheid dat het risico zal optreden.
Klopt het dat banken zelf voor eigen rekening en risico investeringen doen en als de risico’s die met deze investeringen gepaard gaan, bijvoorbeeld via een faillissement of waardeverlies, het ook vanuit commercieel- en risicomanagementperspectief correct is dat banken een deel van dit verlies dragen (door de desbetreffende financieringen in hun boek gedeeltelijk of in z’n geheel af te schrijven)?
Wanneer banken financiering verstrekken aan ondernemers houden zij vanuit prudentieel en boekhoudkundig perspectief rekening met de bijbehorende risico’s. Indien er sprake is van een duidelijk toegenomen kredietrisico voor de bank of er indicaties zijn dat volledige terugbetaling zonder uitwinning van het onderpand onwaarschijnlijk is, moeten banken extra boekhoudkundige voorzieningen treffen. Indien er geen redelijke kans meer is op herstel, is een bank verplicht om dienovereenkomstig geheel of gedeeltelijk af te schrijven en zo het waarschijnlijke verlies tijdig te nemen. Een dergelijke boekhoudkundige afschrijving houdt niet automatisch in dat een bank daarmee het recht op terugbetaling opgeeft. Wat het daadwerkelijke verlies voor een bank zal zijn, zal van geval tot geval verschillen. Dit is mede afhankelijk van de aanwezigheid van zekerheden (pandrecht en hypotheek), de waarde en uitwinningsmogelijkheden daarvan en daarmee samenhangend de positie van de bank in de rangorde bij een eventueel faillissement.
Vindt u dat financiële instellingen vanuit risicomanagementperspectief financieel verantwoordelijk moeten worden gehouden voor materialiserende transitierisico’s op een wijze die overeenkomt met de mate waarin deze instellingen voor eigen rekening en risico in portefeuilles met die risico’s geïnvesteerd hebben, nog los van uw eerdere algemene antwoord dat er een gezamenlijke verantwoordelijkheid is voor een financiële bijdrage in het gehele agrocomplex en de verplichting van banken beleid te voeren die dergelijke risico’s beheersen?
De vereisten voor risicobeheer kaderen de verplichtingen van financiële instellingen om risico’s te beheersen en tijdig te voorzien voor mogelijke verliezen. De vereisten op het gebied van risicobeheer bepalen niet wie er voor enig waardeverlies verantwoordelijk of aansprakelijk is of wat daarin de juiste verdeling is of zou moeten zijn.
Bent u het ermee eens dat bij het met belastinggeld (vrijwillig dan wel gedwongen) uitkopen van agrarische ondernemers, vanuit het perspectief van banken die financieringen hebben uitstaan bij die ondernemers, sprake is van socialisering van private verliezen van deze banken op het moment deze banken niet gedwongen worden tot een verplichte bijdrage, omdat (een deel van) deze verliezen gedragen zouden moeten worden door de bank die hier voor eigen rekening en risico is ingestapt?
De beschikbaarstelling van belastinggeld voor het uitkopen van agrarische ondernemers is er op gericht om de doelen van het kabinet te bereiken en een significante vermindering van de stikstofdepositie te bewerkstellingen, gezien de grote maatschappelijke opgave die hier ligt. Het zal van geval tot geval afhangen of en in welke mate uitkoop van agrarische ondernemers ervoor zorgt dat mogelijke toekomstige verliezen van zowel deze ondernemers als hun schuldeisers worden voorkomen. Er zullen gevallen zijn waarbij gebruikmaking van een beëindigingsregeling private verliezen voor ondernemers en hun schuldeisers voorkomt.
Het kabinet verwacht een niet-vrijblijvende bijdrage van banken, toeleveranciers, de verwerkende industrie en de «retail» in de transitie naar een duurzame en toekomstbestendige vorm van landbouw in balans met de natuur. Het kabinet ziet het komen tot een duurzame en toekomstbestendige vorm van landbouw als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de overheid en betrokken partijen.
Zoals aangegeven in antwoord op de vragen die u heeft gesteld op 18 oktober 2022, onderzoekt het kabinet integraal en in samenhang de mogelijke beleidsopties waarmee een financiële bijdrage van banken en andere ketenpartijen aan de landbouwtransitie en de stikstofopgave kan worden geborgd. Hierbij wordt zowel gekeken naar boeren die stoppen, als boeren die willen omschakelen naar duurzame landbouw (en een schuldenlast hebben). Er wordt in dit kader een breed scala aan opties onderzocht, inclusief de voor- en nadelen, juridische en praktische haalbaarheid en economische doeltreffendheid en doelmatigheid, alsmede de samenhang met de bijdrage die van de overige ketenpartijen wordt verwacht. Ik verwacht uw Kamer in september te kunnen informeren over de uitkomsten, wanneer het kabinet met het plan komt om invulling te geven aan het proces van de benodigde transitie. Wanneer ik u hierover informeer zal ik integraal terugkomen op de hiermee samenhangende overwegingen. In mijn antwoord op deze en de volgende vragen loop ik daar niet op vooruit, maar zal ik meer ten algemene antwoord geven op de gestelde vragen.
Bent u het ermee eens dat het voorkomen van socialiseren van (gedeeltelijk) private verliezen van banken een belangrijk argument is om van hen een niet-vrijblijvende bijdrage te verlangen?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u het, omdat het hier gaat om materialiserende transitierisico’s, ermee eens dat de niet-vrijblijvende bijdrage van banken in het stikstofdossier niet enkel zou moeten toezien op toekomstige groene verdienmodellen, waar banken winst op kunnen behalen, maar ook op de kosten van de materialiserende transitierisico’s, waar banken op zullen moeten inleggen?
De bestaande en in voorbereiding zijnde regelingen voor bedrijfsbeëindiging van agrarische ondernemers zijn zodanig vormgegeven dat een vergoeding wordt of zal worden verstrekt voor het waardeverlies van de productiecapaciteit. Hierbij wordt noch van de agrarische ondernemers noch van andere betrokken ondernemers, waaronder banken die de financiering hebben verstrekt, een verplichte bijdrage in het nemen van eventueel niet opgetreden verliezen gevraagd.
Zoals aangegeven in antwoord 9, zal ik u nader informeren over de beleidsopties waarbij een niet-vrijblijvende bijdrage van financiële ketenpartijen aan de landbouwtransitie en de stikstofopgave kan worden geborgd, inclusief de overwegingen hierbij.
Bent u bereid om (al is het maar trendmatig) een ambtelijke, dan wel externe opdracht te geven om te onderzoeken hoeveel er sinds de PAS-uitspraak van de Raad van State is geïnvesteerd in de verdere intensivering van de veehouderij, omdat u nu aangeeft deze cijfers niet te hebben? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u in dit onderzoek tevens meenemen hoeveel (naar schatting) financiële instellingen het afgelopen decennium verdiend hebben aan financieringen in de Nederlandse intensieve veehouderij?
Naar mijn verwachting zal zowel ambtelijk als extern onderzoek moeilijk objectief kunnen vaststellen in hoeverre veehouders hebben geïnvesteerd in verdere intensivering. Dit vereist namelijk causaal inzicht in bedrijfsspecifieke data en doeleinden van specifieke investeringen, gekoppeld aan een maatstaf voor intensivering en de locatie van de veehouderij.
Is het correct dat het een verantwoordelijkheid van de toezichthouder is om te wijzen op mogelijke transitierisico’s in de intensieve veehouderij en bij banken aan te dringen op een adequate beheersing van deze risico’s?
De verantwoordelijkheid voor het identificeren en adequaat beheersen van relevante en materiële risico’s ligt allereerst bij banken zelf. De toezichthouder toetst of regelingen, strategieën, processen en mechanismen voor risicobeheersing op orde zijn en risico’s waaraan de instellingen blootgesteld zijn of kunnen worden te evalueren. Tot de relevante risico’s behoren in toenemende mate ook klimaat- en milieugerelateerde risico’s en transitierisico’s. Die kunnen immers gevolgen hebben voor klant en instelling zelf.
Wat kunt u in algemene zin zeggen over de wijze waarop de toezichthouder Nederlandse financiële instellingen gewaarschuwd heeft voor een mogelijk aanzienlijke portefeuille materialiserende transitierisico’s in de intensieve veehouderij?
Significante banken, waaronder de grotere Nederlandse banken, staan in het kader van het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme (Single Supervisory Mechanism, SSM) onder direct toezicht van de Europese Centrale Bank. Kleinere banken en andere financiële instellingen staan onder toezicht van De Nederlandsche Bank (DNB). Ik kan niet treden in het toezicht op individuele instellingen.
In zijn algemeenheid kan ik zeggen dat klimaat- en milieurisico’s een prioriteit zijn voor de ECB. Zo heeft de ECB in 2020 een gids met toezichtverwachtingen gepubliceerd over het risicobeheer van klimaat- en milieurisico’s.5 Die wordt door DNB ook toegepast op kleinere banken, overeenkomstig de aanbevelingen van de ECB.6 Voor kleinere banken geldt dat de ECB aanbevelingen aan nationale toezichthouders kan geven over de uitoefening van dit toezicht. Eind 2022 heeft de ECB uitkomsten van onderzoek naar het management van klimaat- en milieurisico’s gepubliceerd, evenals concrete deadlines voor banken om het omgaan met deze risico’s te integreren in hun governance, strategie en risicomanagement.7 DNB en ECB wijzen al geruime tijd op de risico’s als gevolg van klimaatverandering en ook biodiversiteitsverlies. DNB en de ECB hebben diverse stress-testen uitgevoerd met betrekking tot klimaatrisico’s. In 2020 publiceerde DNB een rapport waarin zij de risico’s als gevolg van biodiversiteitsverlies onderzocht heeft.8 Daarin is ook de Nederlandse stikstofcrisis onderzocht. DNB heeft toen aangegeven dat het voor financiële instellingen van belang is dat zij de gevoeligheid van hun portefeuille voor transitierisico’s in kaart brengen.
Bent u bereid met de toezichthouder in gesprek te treden over de wijze waarop zij toezicht heeft gehouden op een aanzienlijke portefeuille van wat nu blijkt materialiserende transitierisico’s zijn in de intensieve veehouderij, nog los van de reguliere overleggen die u met de toezichthouder heeft? Waarom wel, dan wel niet?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 13 kan ik niet treden in het toezicht op individuele instellingen, maar hebben de toezichthouders gedurende de afgelopen periode in toenemende mate klimaat- en milieurisico’s geïntegreerd in het toezicht. Ik onderschrijf het belang daarvan en heb dat ook gedaan in mijn reguliere overleggen met DNB. Het is daarbij niet aan mij om de wijze waarop deze risico’s de afgelopen jaren een rol hebben gekregen in het toezicht op de betrokken individuele financiële instellingen te evalueren.
Is de toezichthouder van plan haar toezicht op de transitierisico’s in de intensieve veehouderij, die nu blijken te materialiseren, te evalueren?
Zoals aangegeven in de beantwoording op vraag 13, hebben de toezichthouders aandacht voor klimaat- en milieurisico’s geïntegreerd in het toezicht. De toezichthouders evalueren de toezichtmethodiek geregeld en stellen periodiek toezichtprioriteiten vast. De ECB heeft deze prioriteiten vastgesteld voor de jaren 2023–2025, en daarin ook nader onderzoek naar tekortkomingen in het beheersen van klimaatrisico’s aangekondigd.9 Ook voor DNB is de verankering van de beheersing van duurzaamheidsrisico’s, inclusief risico’s op het gebied van biodiversiteit, een prioriteit in het toezicht voor de jaren 2021–2024.10
Kan toegelicht worden wat bedoeld wordt met het punt dat een «subsidie [voor bedrijfsbeëindiging] [...] in beginsel niet onder eventuele bestaande pandrechten van de bank [zal] vallen», omdat uit dergelijke pandrechten alleen vorderingen voortvloeien die al bestonden op het moment van vestiging van het pandrecht? Wordt hiermee bedoeld dat de subsidie tot bedrijfsbeëindiging door de bank niet opeisbaar is omdat deze niet onder het pandrecht valt, op het moment dat de ondernemer met zijn of haar subsidie niet vrijwillig een lening aflost1? Hoe verhoudt zich dat tot artikel 3:229 van het Burgerlijk Wetboek?
Als zekerheid voor de terugbetaling van een lening worden vaak pandrechten gevestigd op vorderingen die voortvloeien uit bestaande rechtsverhoudingen, dus rechtsverhoudingen die bestaan op het moment dat het pandrecht wordt gevestigd. Dat betekent – in beginsel – dat een later verkregen subsidie daar niet onder valt. Die vloeit namelijk voort uit een rechtsverhouding die nog niet bestond op het moment dat het pandrecht werd gevestigd. Om die reden is in antwoord op de gestelde vragen opgemerkt dat een subsidie voor bedrijfsbeëindiging in beginsel niet onder eventuele bestaande pandrechten van de bank zal vallen. Dat staat los van de regeling in art. 3:229 BW. Dit artikel bepaalt dat een recht van pand of hypotheek van rechtswege een pandrecht meebrengt op alle vorderingen tot vergoeding die in de plaats van het verbonden goed treden, waaronder vorderingen ter zake van waardevermindering van het goed. Voor een subsidie voor vrijwillige bedrijfsbeëindiging, die ziet op beëindiging van productiecapaciteit, met voorwaarde van sloop van de agrarische gebouwen, is het echter niet zeker of deze zal worden aangemerkt als een vergoedingsvordering in de zin van art. 3:229 BW. Wel geldt dat een subsidie na uitbetaling onder pandrechten van de bank op bankrekeningen kan vallen en dat, indien een ondernemer niet vrijwillig overgaat tot aflossing van een lening, de bank (al dan niet in faillissement van de ondernemer) verhaal kan nemen op eigendommen van die ondernemer.
Is artikel 3:229 van het Burgerlijk Wetboek zowel van toepassing op de schadeloosstelling bij onteigening als op de door een onderneming verkregen subsidie bij vrijwillige bedrijfsbeëindiging? Is er een vorm van compensatie voor (gedwongen of vrijwillig) stoppende agrarische ondernemers met bancaire schulden waarop art. 3:229 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is?
Artikel 3:229 BW is in beginsel van toepassing op een vordering tot vergoeding van schade als gevolg van onteigening. Echter, op grond van art. 43 Onteigeningswet heeft de hypotheek- of pandhouder geen recht op afzonderlijke schadevergoeding. Slechts indien hij is tussengekomen, kan hij zij zich jegens de onteigenaar beroepen op zijn rechten uit Art. 3:229 BW. Hij oefent die rechten uit op het bedrag van de werkelijke waarde en de waardevermindering van het overblijvende, zoals de schadeloosstelling is toegekend aan de hypotheekgever.
Met betrekking tot een subsidie bij vrijwillige bedrijfsbeëindiging: zoals aangegeven in het antwoord op vraag 16, is het niet zeker of een subsidie voor vrijwillige bedrijfsbeëindiging zal worden aangemerkt als een vergoedingsvordering in de zin van art 3:229 BW. Het ontvangen van een subsidie voor bedrijfsbeëindiging ontslaat de ontvanger niet van aangegane contractuele verplichtingen met kredietverstrekkers.
Kan toegelicht worden of afspraken tussen de overheid en de ondernemer om de subsidie ter bedrijfsbeëindiging onoverdraagbaar te maken ook kunnen betekenen dat afgesproken wordt dat banken deze subsidie niet kunnen opeisen om uitstaande schulden mee te innen, ervan uitgaande dat de ondernemer niet vrijwillig overgaat tot het aflossen hiervan?
Een subsidie wordt verstrekt voor het uitvoeren van bepaalde activiteiten, in dit geval betreft het de sluiting van een veehouderijlocatie. In het kader van de subsidieverstrekking kan echter niet worden bepaald hoe de subsidieontvanger concreet het ontvangen subsidiebedrag aanwendt. Aan een subsidie te verbinden verplichtingen dienen verband te houden met het doel van de subsidieverstrekking.
Het ontvangen van een subsidie voor bedrijfsbeëindiging ontslaat de ontvanger niet van aangegane contractuele verplichtingen met kredietverstrekkers. Indien een ondernemer niet vrijwillig overgaat tot voldoening daarvan, kan de bank (al dan niet in faillissement van de ondernemer) verhaal nemen op eigendommen van die ondernemer.
Zoals aangegeven in antwoord op de vragen die u heeft gesteld op 18 oktober 2022 en in het antwoord op vraag 9, onderzoekt het kabinet integraal en in samenhang de mogelijke beleidsopties waarmee een financiële bijdrage van banken en andere ketenpartijen aan de landbouwtransitie en de stikstofopgave kan worden geborgd. Na het afronden van dit onderzoek- zal ik uw Kamer informeren over de uitkomsten, naar verwachting in september.
Is het mogelijk voor banken om vrijwillig af te zien van de uitoefening van hun hypotheek- of pandrecht, waarmee ze opeising van uitstaande leningen zouden kunnen effectueren, op het moment dat een ondernemer niet uit eigen beweging besluit een subsidie tot bedrijfsbeëindiging in te zetten om een lopende lening af te lossen of deze te verpanden?
Het is voor de bank mogelijk om binnen bepaalde kaders en in bepaalde gevallen vrijwillig af te zien van de uitoefening van hun hypotheek- of pandrecht en/of een schuld geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden. Dit zal een bank van geval tot geval beoordelen. Hierbij geldt dat het bestuur van een bank zijn taak vervult in het belang van de vennootschap of coöperatie. Volledige of gedeeltelijke kwijtschelding van een schuld kan in het belang zijn van de vennootschap of coöperatie. Daarnaast hebben ook belangen van andere betrokkenen en het algemeen belang een plaats in de belangenafweging van het bestuur van een bank. Vanuit prudentieel perspectief geldt dat een bank, krachtens de ECB leidraad voor niet-renderende leningen, schuldkwijtscheldingsopties met de nodige behoedzaamheid dient toe te passen, aangezien de mogelijkheid van kwijtschelding aanleiding kan geven tot zogeheten «moral hazard» en derhalve «strategische wanbetaling» in de hand zou kunnen werken. De leidraad geeft aan dat een bank ervoor moet zorgen dat er robuuste beheersingsmaatregelen bestaan.12 Een bank zal derhalve ook moeten letten op de precedentwerking en andere effecten van vrijwillige kwijtschelding. Daarbij zal de toezichthouder vanuit zijn mandaat kritisch (moeten) beoordelen of het beleid en handelen van de bank verantwoord is vanuit prudentieel perspectief.
Is het technisch en juridisch mogelijk voor de overheid om met banken afspraken te maken om zodat zij vrijwillig af zien van de uitoefening van hun hypotheek- of pandrecht, met een andere wijze van bijdrage vanuit banken (bijvoorbeeld via de verhoging van de bankenbelasting) als prikkel voor banken om hieraan mee te werken?
Het is mogelijk voor banken om er vrijwillig voor te kiezen een overeenkomst met de overheid aan te gaan waarin ze afzien van bepaalde rechten. Hierbij spelen bij de beantwoording van vraag 19 genoemde kaders echter een begrenzende rol, evenals overwegingen aangaande onder meer precedentwerking en toekomstige financieringskosten. Ook kan – afhankelijk van de uiteindelijke vorm en inhoud van een mogelijke overeenkomst – het mededingingsrecht een begrenzende rol spelen.
Bent u bereid bovenstaande route expliciet mee te nemen in het integrale onderzoek naar opties om banken tot een niet-vrijblijvende bijdrage aan de stikstofproblematiek te bewegen?
Deze optie valt buiten het bestek van het integrale onderzoek naar opties om banken tot een niet-vrijblijvende bijdrage aan de stikstofproblematiek te verplichten. Dit onderzoek ziet namelijk op vanuit de overheid opgelegde juridisch verplichtende beleidsopties om een financiële bijdrage van banken en andere ketenpartijen aan de landbouwtransitie en de stikstofopgave te borgen.
Nederlandse invloed binnen Euronext |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Kunt u bevestigen dat bij de afsplitsing van Euronext van de New York Stock Exchange (NYSE) er in het kader van de vergunning (beurserkenning) is afgesproken dat de «tweede man» (COO) binnen het bedrijf Nederlands zou zijn en twee leden vanuit Euronext Amsterdam in de directie zitting zouden hebben? Zijn toen tevens afspraken gemaakt om budgettaire aantasting van nationale belangen te voorkomen (vetorecht)?1
Bij de afsplitsing van Euronext van de New York Stock Exchange is in 2014 in het kader van de vergunningverlening afgesproken dat voor het initiële bestuur van Euronext N.V. de CEO en COO zullen worden voorgedragen en benoemd rekening houdend met de relatieve omvang van de nationale Euronextmarkten. In 2014 waren de Franse beurs en Nederlandse beurs de grootste binnen Euronext N.V. Het ging dus alleen om de benoemingen van de eerste bestuurders en niet om de bestuurssamenstellingen daarna. Ook is toen afgesproken dat het bestuur van Euronext N.V. altijd geografisch in balans moet zijn. Met dit element is rekening gehouden bij latere benoemingen van bestuursleden. Tevens zijn toen afspraken gemaakt ten aanzien van beleidsvrijheid en financiële zelfstandigheid van de lokale beurzen. Zo kan een lokale beurs een beslissing van het bestuur van Euronext N.V. verwerpen indien een dergelijke beslissing uitsluitend de desbetreffende lokale beurs/markt raakt en de beslissing materiële of strategische impact heeft op de betreffende lokale beurs. Deze afspraken zijn vastgelegd in de vergunning aan Euronext.
Klopt het dat tot op heden er geen Nederlander mede aan het roer staat van Euronext en dat Euronext Amsterdam nu slechts één vertegenwoordiger in de directie van tien leden heeft, bovendien zonder lijnverantwoordelijkheid? Kunt u aangeven door wie het bedrijf wordt geleid?
De CEO’s van de lokale beurzen zijn tevens bestuurslid van Euronext N.V. Dit geldt ook voor de CEO van Euronext Amsterdam. Het klopt dat er op dit moment geen andere Nederlander in het bestuur van Euronext zit. De CEO van Euronext N.V. is Stéphane Boujnah.
Waarom wordt er niet vastgehouden aan de gemaakte afspraak om een Nederlander op de tweede positie binnen het bedrijf te plaatsen?
Zoals bij vraag 1 aangegeven is er geen afspraak gemaakt over de tweede positie binnen Euronext N.V. Er is alleen afgesproken dat de bestuurssamenstelling geografisch in balans dient te zijn gelet op de lokale beurzen. Het bestuur van Euronext N.V. voldoet aan deze afspraak aangezien het bestuur bestaat uit de CEO (Frans), de CEO’s van de lokale beurzen, de COO (Portugees) en de Head of Global Sales (Brits).
Bent u het ermee eens dat een goedwerkende kapitaalmarkt van levensbelang is voor de Nederlandse economie? Zo ja, ziet u het nationale belang van voldoende invloed van Euronext Amsterdam binnen de Europese beursorganisatie?
De beurs die Euronext Amsterdam in Nederland exploiteert is cruciaal voor de werking en ontwikkeling van de Nederlandse kapitaalmarkten en behoort tot de Nederlandse financiële kerninfrastructuur.2Op dit handelsplatform kunnen bedrijven uit Nederland, maar ook buitenlandse bedrijven die belangrijk kunnen zijn voor de Nederlandse economie, kapitaal aantrekken door uitgifte van aandelen. Hiermee biedt Euronext Amsterdam (Nederlandse) ondernemingen toegang tot de kapitaalmarkten.
Ik deel de opvatting dat goedwerkende kapitaalmarkten belangrijk zijn voor de Nederlandse economie en dat daarom het ook belangrijk is dat Euronext Amsterdam binnen de Europese beursorganisatie voldoende invloed heeft. Naast ondernemers zijn ook beleggers – zowel retail (consumenten) als institutioneel (pensioenfondsen, verzekeraars) – belangrijke stakeholders die baat hebben bij een goedwerkende kapitaalmarkt. Goed functionerende lokale beurzen, zoals Euronext Amsterdam, spelen een centrale rol bij het bij elkaar brengen van deze kapitaalverschaffers en -vragers en het faciliteren van efficiënte kapitaalallocatie ten behoeve van groei en verduurzaming van de reële economie. De aanwezigheid van een goede financiële en kapitaalmarktinfrastructuur is bovendien van belang voor het behoud van een goed vestigingsklimaat voor het bedrijfsleven en de financiële sector in Nederland. Naast hoogwaardige werkgelegenheid door de activiteiten rondom de beurs (handelaren, market makers, accountancy, advies, advocatuur, consultancy) is goede financiële infrastructuur ook van groot belang voor de relatief grote vermogensbeheer- en pensioensector in ons land.
Is het uw intentie om de gemaakte afspraken te handhaven en zo nodig bij te stellen? Zo nee, waarom niet?
Mijn intentie is om de gemaakte afspraken te handhaven en vast te houden aan het vereiste dat het bestuur geografisch in balans dient te zijn. Mede gelet op het feit dat Nederland de vergunning verleent aan Euronext N.V. en daarmee in de bijzondere positie verkeert dat we voorwaarden kunnen stellen aan de autonomie van de lokale beurzen, zie ik op dit moment geen noodzaak om de gemaakte afspraken omtrent de samenstelling van het bestuur bij te stellen.
Het bericht 'Mr. Frank Visser wil onterechte BKR-registraties aanpakken' van 3 april 2023 en de bijbehorende uitzending van Radar |
|
Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Heeft u de uitzending van Radar bekeken en wat vindt u van de rapportage over het BKR?1
Ja. Ik vind het goed dat er aandacht is voor dit belangrijke maatschappelijke onderwerp.
Wat vindt u ervan dat mensen vaak niet op de hoogte worden gesteld van een negatieve BKR-registratie, terwijl bijna een half miljoen mensen te maken krijgt met een negatieve registratie, die veel impact op de persoonlijke levens van mensen kan hebben?
Het is belangrijk dat consumenten de mogelijkheid hebben om op de hoogte zijn van hetgeen over hen is opgenomen in registratiesystemen zoals dat van het BKR. Het Algemeen Reglement van het BKR (algemeen reglement) schrijft voor dat kredietverstrekkers consumenten tijdig waarschuwen dat het niet tijdig betalen van een betalingsverplichting zal leiden tot een negatieve registratie bij het BKR.2 Ik vind het van groot belang dat deze regels worden nageleefd.
Hoe rijmt het volgens u met artikel 5 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), juncto punt 39 en 61 van de preambule AVG, dat consumenten altijd vooraf worden geïnformeerd, terwijl volgens het Algemeen reglement van het BKR alleen een meldingsplicht geldt bij de relatief lichte A-code, maar bijvoorbeeld niet bij een zwaardere code, zoals 2 of 3, terwijl die veel meer impact heeft?
Het staat voor mij voorop dat altijd voldaan moet worden aan de voorschriften uit de AVG. Dat geldt in dit geval ook voor de kredietverleners en het BKR. Het is aan de Autoriteit Persoonsgegevens als toezichthouder op het verwerken van persoonsgegevens of aan de rechter om te beoordelen of er in deze specifieke situatie sprake is van een al dan niet juiste uitleg en toepassing van de AVG. Als een consument meent dat de wijze waarop het BKR momenteel persoonsgegevens verwerkt niet in lijn is met de AVG dan is het mogelijk om een klacht in te dienen bij de AP of een gerechtelijke procedure te starten tegen het BKR.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met kredietinstellingen over het beter informeren van klanten inzake registratie en de gevolgen daarvan?
Op dit moment wordt er gewerkt aan een wetsvoorstel met betrekking tot het stelsel van kredietregistratie. Hierover heb ik gesproken met onder andere kredietinstellingen. Dit wetsvoorstel is momenteel in internetconsultatie. Met dit wetsvoorstel wordt een mogelijkheid voor de Minister van Financiën gecreëerd om voorwaarden te stellen aan het BKR en de aansluiting van kredietinstellingen bij het BKR. Dergelijke voorwaarden kunnen ook zien op de wijze van informeren van consumenten. Voor de volledigheid wijs ik er op dat zowel de kredietverstrekkers als BKR momenteel al gehouden zijn aan de wettelijke verplichtingen over het informeren van consumenten zoals neergelegd in de AVG. Ik verwacht uiteraard dat zij voldoen aan deze verplichtingen.
Bent u het met de heren Visser en Thakoerdien eens dat iemand die een paar betaaltermijnen heeft gemist, niet hetzelfde moet worden behandeld als een zware wanbetaler?
Ik vind het belangrijk dat kredietverstrekkers beoordelen of kredietverlening aan consumenten verantwoord is. Het staat op voorhand niet vast dat iemand die slechts enkele betaaltermijnen miste, per definitie een betere financiële draagkracht heeft dan iemand die vaker in gebreke bleef. Het is immers mogelijk dat er structurele financiële problemen schuilgaan achter het missen van een paar betaaltermijnen. Het is daarom belangrijk dat kredietverstrekkers zelf een afweging maken op basis van de omstandigheden van de persoon die een krediet aanvraagt. Het raadplegen van het BKR is daar een onderdeel van, maar het blijft aan de kredietinstellingen om de informatie uit het BKR-register te wegen om te beoordelen of het verantwoord is om krediet te verstrekken.
Vindt u het in alle gevallen noodzakelijk dat gegevens vijf jaar lang in het BKR geregistreerd blijven staan, met grote gevolgen voor de persoonlijke levens van mensen, zoals bij de aanschaf van een huis?
Om de consument te beschermen tegen het afsluiten van kredieten die hij of zij niet kan terugbetalen hecht ik er veel belang aan dat kredietverstrekkers een goed beeld hebben van de financiële positie van consumenten die krediet aanvragen. Zo wordt tegengegaan dat er krediet wordt verstrekt dat niet passend is voor de consument, waarmee kan worden voorkomen dat consumenten in financiële problemen terechtkomen en waarmee kredietverstrekkers hun eigen risico’s kunnen beperken. Het registreren van gegevens bij BKR draagt daaraan bij doordat het kredietvertrekkers meer inzicht biedt of er reeds betalingsverplichtingen zijn voor verstrekte kredieten, in de betaalgeschiedenis en in eventuele betalingsachterstanden die consumenten hebben, of recent hebben gehad. Alleen gedurende de termijn dat de gegevens bewaard worden kan de kredietverstrekkers deze gegevens in ogenschouw nemen bij haar beoordeling van de kredietwaardigheid van een consument.
Tegelijkertijd ben ik mij er van bewust dat een registratie bij het BKR ertoe kan leiden dat consumenten een belemmering ervaren bij het verkrijgen van nieuw krediet, zoals een hypotheek. In haar advies over wettelijke waarborgen bij kredietregistratie stelt de AP ook dat het wenselijk is om in wetgeving keuzes te maken over de bewaartermijnen van persoonsgegevens.3 In het wetsvoorstel dat momenteel in voorbereiding is – waar ik al naar verwees in de beantwoording van vraag 4 – zijn ook bepalingen opgenomen ten aanzien van de registratietermijnen bij het BKR, waarbij ik ook de mogelijke nadelige effecten van een BKR-registratie in ogenschouw neem.
Tot slot is het van belang om te onderscheiden dat het niet noodzakelijkerwijs de registratie bij het BKR als zodanig is die leidt tot negatieve gevolgen. Het is aan de kredietverstrekker om te beoordelen of het verantwoord is om een krediet te verstrekken. Het register van het BKR zorgt er slechts voor dat de kredietverstrekker over informatie kan beschikken ten behoeve van deze beoordeling. Raadpleging van het stelsel van kredietregistratie vormt dus enkel het instrument om inzicht te krijgen in welke kredieten een consument al heeft met als doel om betalingsproblemen in de toekomst te voorkomen. Het is belangrijk dat een kredietverstrekker samen met een consument kijkt hoe het beste kan worden omgegaan met betalingsachterstanden. Als consumenten desondanks van mening zijn dat hun BKR-registratie te zware nadelige gevolgen voor hen heeft, kunnen zij op basis van het algemeen reglement een verzoek tot verwijderen van de registratie indienen bij de kredietinstelling die de gegevens geregistreerde of kunnen zij in beroep gaan tegen de registratie bij het Kifid of de rechter.
Deelt u de mening dat meer maatwerk nodig is bij kredietregistraties?
Een kredietregistratie dient een accuraat beeld te geven van de kredieten van de consument en van eventuele betalingsachterstanden. Het is echter vervolgens de verantwoordelijkheid van de kredietverstrekker om maatwerk te leveren door op basis van informatie uit het register en andere beschikbare informatie en de specifieke omstandigheden van een consument te bepalen of het verlenen van krediet verantwoord is.
Voor zover de kredietregistratie de financiële situatie van de consument niet goed reflecteert, bestaat de mogelijkheid hiertegen bezwaar te maken. Hierdoor kunnen eventuele fouten of onnauwkeurigheden worden gecorrigeerd waardoor de registratie een beter beeld geeft van de werkelijke omstandigheden. Deze bezwaarmogelijkheid draagt bij aan het waarborgen van een eerlijke en nauwkeurige kredietregistratie.
Vindt u ook dat het BKR, weliswaar in overleg met de kredietverstrekker, zelf een rol zou moeten kunnen spelen bij het beoordelen van het al dan niet verwijderen van een BKR-registratie, mede omdat zij als centrale partij zicht heeft op leen- en betalingsgedrag van consumenten en daarin consumenten bescherming kan bieden en van daaruit kan beoordelen of een registratie van vijf jaar proportioneel is?
De rol die het BKR moet spelen bij het beoordelen van verzoeken tot het verwijderen van registraties, kan worden beschouwd als een vraag of het BKR al dan niet is aan te merken als een verwerkingsverantwoordelijke in de zin van de AVG. De rol van verwerkingsverantwoordelijke brengt namelijk op grond van artikel 21 van de AVG een verplichting met zich om bezwaren tegen verwerking van persoonsgegevens in behandeling te nemen. Dit vraagstuk wordt momenteel behandeld in een gerechtelijke procedure. Een eerste gerechtelijke uitspraak hierover is reeds gedaan4 maar een vervolgprocedure bij een hogere rechterlijke instantie loopt momenteel nog. Ik wil niet vooruitlopen op de uitkomsten hiervan.
De verantwoordelijkheid voor verwijdering van BKR-registraties is tevens een van de onderwerpen waarover het wetsvoorstel dat in voorbereiding is meer duidelijkheid moet gaan bieden.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met kredietinstellingen om een eenduidige omgang met het al dan niet verwijderen van BKR-registraties vorm te geven?
Het is niet in het belang van consumenten als er al te grote discrepanties zijn in de wijze waarop kredietinstellingen omgaan met verzoeken van consumenten om BKR-registraties te verwijderen. Daar staat tegenover dat beoordelingen van verwijderingsverzoeken onmogelijk volledig gelijk uitgevoerd kunnen worden. Het betreft immers telkens een afweging gebaseerd op de concrete omstandigheden van de consument, die altijd van geval tot geval zullen verschillen.
Ik verwelkom het dat het BKR reeds in 2018 een «Handreiking Belangenafweging» heeft gepubliceerd met kaders voor kredietverstrekkers om de afweging op een zorgvuldige en zo veel mogelijk vergelijkbare wijze uit te voeren. Op dit moment zie ik ook vooral een rol voor kredietinstellingen om te komen tot een gelijke manier van afhandeling van bezwaren tegen BKR-registraties, zeker wanneer een consument bezwaar maakt tegen BKR-registraties van achterstanden bij verschillende kredietverstrekkers. Ik moedig kredietverstrekkers aan om te kijken wat daarbij mogelijk is.
Kunt u aangeven naar welke wet de heer Van den Bosch van het BKR in de uitzending van Radar verwijst en welke bepalingen hierin van toepassing zijn op de registratie van conflicten met het BKR onder de code 9, als hij het over de AVG heeft, waarin volgens hem staat dat conflicten met het BKR moeten worden geregistreerd?
Uit navraag bij het BKR blijkt dat de heer Van den Bosch in de uitzending van Radar verwijst naar de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), specifiek naar artikelen 4, lid 3 en 18, lid 1, onder d van deze Verordening. Deze artikelen schrijven voor dat een consument die bezwaar heeft gemaakt tegen de verwerking van zijn of haar persoonsgegevens het recht heeft om die persoonsgegevens te laten markeren in afwachting van definitieve besluitvorming rondom het bezwaar.
Klopt volgens u de stelling van het BKR in de uitzending dat zij volgens de wet verplicht is om code 9 te registreren, terwijl uit de uitspraak van de rechtbank van 11 april 2022 het tegenovergestelde blijkt en het BKR werd veroordeeld tot het verwijderen van code 9, omdat die volgens de rechter onrechtmatig was geplaatst en het BKR niet heeft voldaan aan haar transparantie- en informatieplicht op grond van artikelen 5 en 14 van de AVG?
Indien een consument bezwaar maakt tegen de verwerking van zijn of haar persoonsgegevens, dan heeft de consument op grond van de AVG het recht dat de verwerking van die persoonsgegevens tijdelijk worden beperkt. De beperking moet dan worden gemarkeerd, waarmee wordt aangegeven dat de consument bezwaar heeft gemaakt tegen een registratie. Op de website van het BKR valt te lezen dat zij invulling geven aan deze wettelijke verplichting met «code 9».5
Het gebruik van de «code 9» door het BKR was ook aan de orde in de zaak van 11 april 2022.6 Echter, de rechter beoordeelde niet of het markeren van persoonsgegevens, zoals het gebruik van code 9, in zijn algemeenheid onrechtmatig is. De voorliggende vraag betrof in hoeverre het BKR de consument voldoende had geïnformeerd rondom het plaatsen van de markering. De rechter komt tot de conclusie dat de codering onrechtmatig is doordat het BKR niet heeft aangetoond dat zij ten aanzien van de plaatsing van de codering bij de kredietregistraties van de consument in het CKI heeft voldaan aan de op haar rustende transparantie- en informatieplicht.
Kunt u nagaan wat het BKR bedoelt met de verklaring dat code 9 al lang in hun reglement staat en wat de implicaties hiervan zijn voor consumenten die te maken hebben met registraties onder deze code, terwijl deze code niet wordt genoemd in het algemeen reglement van het BKR, dat toegankelijk is voor consumenten, waardoor zij geen inzicht hebben in de betekenis en het gebruik van code 9?
Het BKR gebruikt de code 9 wanneer een consument bezwaar heeft gemaakt tegen een registratie en dus de verwerking van de betreffende persoonsgegevens tijdelijk is beperkt. Navraag bij het BKR leert dat in artikel 30 van het algemeen reglement de bezwaaroptie van de consument is opgenomen waarmee de situatie waarin deze code toegepast wordt, te weten de afhandeling van een bezwaar, al langere tijd is opgenomen in het algemeen reglement. Er is daarbij echter niet specifiek opgenomen dat in een dergelijke situatie de code «9» wordt gebruikt. Het BKR geeft aan dat hiervoor is gekozen omdat dit van een dusdanig technisch niveau is, dat zij het niet passend acht om dit op te nemen in het algemeen reglement omwille van de begrijpelijkheid en toegankelijkheid. In de actuele versie van het algemeen reglement is wel, in artikel 30 lid 5, toegelicht dat gedurende afhandeling van een bezwaar de gegevens tijdelijk niet meer zichtbaar zijn en in plaats daarvan «de onvolledigheid wordt gemarkeerd». Hiermee wordt gedoeld op het gebruik van code 9.
Het BKR wijst er verder op dat consumenten bij het gebruik maken van het recht op inzage, wanneer gegevens zijn gemarkeerd met code 9, wel een toelichting ontvangen over het gebruik van deze code; er wordt dan verklaard dat de registratie tijdelijk onvolledig is vanwege gevraagde beperking van de verwerking. Tevens is de informatie over de code 9 ook te raadplegen op de website van het BKR.
Kunt u nagaan of het klopt dat code 9 pas na de uitzending van Radar op de website van het BKR is geplaatst en wat betekent dit volgens u voor de transparantie en proactieve informatievoorziening van het BKR aan consumenten en andere betrokkenen?
Uit contact met het BKR is naar voren gekomen dat de code 9 al langere tijd bestaat, maar dat het BKR hier recent extra informatie over heeft opgenomen op haar website vanwege de toegenomen publiciteit hieromtrent. Het BKR geeft hierbij als toelichting dat de code voorheen niet op de website stond omdat het een statusmelding betreft die op basis van verplichtingen vanuit de AVG wordt toegepast. Dit in tegenstelling tot de overige codes, die dienen om informatie te geven over het verloop van een geregistreerd krediet.
Klopt het volgens u dat zakelijke klanten van het BKR de mogelijkheid hebben om een code 9 te plaatsen in de BKR-database indien zij het niet eens zijn met een uitspraak van een rechter of een ander juridisch conflict hebben met een consument, en wat zijn daarvoor de voorwaarden, regels en procedures?
Van BKR heb ik vernomen dat kredietverstrekkers deze markering inderdaad kunnen toepassen om een tijdelijke beperking van de verwerking aan te geven, zolang als zij nog geen zekerheid hebben over de juistheid van de persoonsgegevens. Dit is ook opgenomen in artikel 30 lid 5 van het algemeen reglement van het BKR. De code wordt dus toegepast zolang er geen overeenstemming is met een consument over een ingediend bezwaar, en wordt niet langer gebruikt wanneer dit conflict is beslecht.
Wat vindt u van het onderzoek naar de dubieuze website vergelijkbaar met de website van juridisch dienstverlener Dynamiet Nederland, die terug te leiden was naar het PR-bureau van het BKR, en wat is daarvan volgens u het gevolg voor de integriteit en betrouwbaarheid van het BKR?
Ik heb met verbazing kennis genomen van de berichtgeving rondom de gang van zaken bij het PR-bureau LVB Networks. Door anoniem een website met een gelijkluidende naam als de juridisch dienstverlener Dynamiet Nederland op te tuigen hebben de betreffende medewerkers van LVB Networks op een kwalijke wijze gehandeld. De betreffende medewerkers van LVB Networks hebben wel destijds publiekelijk aangegeven dat zij op eigen initiatief en persoonlijke titel handelden.
Ik stel vast dat deze kwestie BKR in een negatief daglicht heeft geplaatst.
Wat vindt u ervan dat er eerdere veroordelingen zijn geweest waarbij het BKR codes moest verwijderen, maar nu voor het eerst code 9 heeft geregistreerd toen sprake was van een beklag?2
Ik heb van BKR begrepen dat er geen sprake is van gebruik van code 9 na een definitieve uitspraak om gegevens te verwijderen, maar dat dit slechts wordt toegepast gedurende de gerechtelijke procedures waarin de juistheid van de registratie ter discussie staat. Het BKR stelt dat het onjuist is dat de code 9 nu voor het eerst werd gebruikt omdat deze al vaker werd toegepast wanneer er procedures liepen over een verzoek tot verwijderen van een registratie.
Ik vind het primair van belang dat het BKR en de kredietverstrekkers de voorschriften uit de AVG correct naleven, net als overigens het geval is voor alle andere partijen die persoonsgegevens verwerken. Het is aan de AP om hierop toe te zien. Mocht een consument van mening zijn dat het BKR de voorschriften vanuit de AVG overtreedt dan kan daarover een klacht worden ingediend bij de AP. Tevens is het mogelijk om een gerechtelijke procedure te starten.
Bent u voornemens om eventuele maatregelen te treffen om de consumentenbescherming, transparantie en integriteit bij het BKR te waarborgen?
Een belangrijk doel van het wetsvoorstel omtrent kredietregistratie dat ik in voorbereiding heb, is het scheppen van wettelijke waarborgen en vergroten van de transparantie rondom het registreren van krediet. Dit wetsvoorstel is nu in consultatie.
Is het volgens u gerechtvaardigd dat een belangrijke wettelijke taak om kredieten te registreren om te voorkomen dat mensen in de schulden raken, waarbij gegevens van 12 miljoen mensen worden verwerkt, door private partijen wordt uitgevoerd, zonder dat het BKR wordt gecontroleerd door de overheid of financiële toezichthouders?
Naar mijn oordeel is het inderdaad wenselijk dat de overheid een grotere rol speelt bij het stelsel van kredietregistratie, gelet op de belangrijke maatschappelijke rol hiervan bij het tegengaan van problematische schulden. Het wetsvoorstel dient om dit te bewerkstellingen.
Wat vindt u van het pleidooi van de heren Visser en Thakoerdien dat er een onafhankelijke toezichthouder moet komen die controleert of consumenten redelijke registraties krijgen van kredietverstrekkers en het BKR?
Momenteel heeft de AP al de wettelijke taak om toezicht te houden op de verwerking van persoonsgegevens, dat geldt ook ten aanzien van gegevensverwerking door het BKR en de kredietverstrekkers. Het ligt niet voor de hand om de AP ook toezicht te laten houden op het overige handelen van BKR of de redelijkheid van registraties, gezien dit niet passend is bij de bestaande taakstelling en verantwoordelijkheden van de AP ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens.
De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft reeds de mogelijkheid om op te treden tegenover kredietverstrekkers wat betreft hun verplichting om deel te nemen aan het stelsel van kredietregistratie op grond van artikel 4:32 Wet financieel toezicht (Wft) en de verplichting om het stelsel te raadplegen op grond van artikel 114 Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft. Ik zie geen rol voor de AFM – of een andere toezichthouder – wat betreft de wijze waarop de kredietinstellingen de informatie uit het register van BKR wegen. De kredietverstrekkers hebben namelijk op basis van contractvrijheid de ruimte om hun eigen afweging te maken of zij al dan niet een krediet willen verlenen aan een consument.
Het creëren van additionele waarborgen rondom kredietregistraties is het primaire doel van het wetsvoorstel dat nu in consultatie is. Hiermee krijgt de overheid tevens meer zeggenschap over de beheerder van de kredietregistratie en de gegevens die deze registreert.
Wat vindt u van het pleidooi van de heren Visser en Thakoerdien dat een toezichthouder nodig is die zowel adequaat kan ingrijpen op het handelen van het BKR, maar ook klanten van het BKR op de vingers moet kunnen tikken?
Zie antwoord vraag 19.
Ziet u hier een taak weggelegd voor de Autoriteit Persoonsgegevens?
Zie antwoord vraag 19.
Kunt u aangeven wie in de Toezichtsraad van het BKR zit en bent u na het bekijken van de uitzending van Radar van mening dat zij hun maatschappelijke toezichtrol adequaat uitoefenen?
De leden van de Raad van Commissarissen van het BKR zijn prof. dr. S.C.W. Eijffinger (vz), drs. J.W.A. Andriessen RA (vice-vz), mw. mr. M.A. Halverhout (lid) en E.H. Ubels MBA (lid).
Het beleid van de onderneming is primair aan het bestuur. De raad van commissarissen heeft de taak om toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken. Ik acht het van belang dat de Raad van Commissarissen hierbij rekening houdt met de maatschappelijke functie van stichting BKR.
Vindt u dat voor een onafhankelijke controle op het BKR de Minister van Financiën invloed zou moeten kunnen hebben op wie zitting hebben in de Raad van Toezicht van het BKR, omdat zij de handelwijze van de directie die een overheidstaak uitvoert, vanuit een sterk maatschappelijk perspectief moeten kunnen controleren?
In het wetsvoorstel waarover ik momenteel consulteer wordt het beheer van het stelsel van kredietregistratie een wettelijke taak. Het is mogelijk om voorschriften te verbinden aan de aanwijzing van de uitvoerder van de wettelijke taak, bijvoorbeeld ten aanzien van de benoeming van het bestuur van BKR. Ik zal hierbij bezien of het nodig is om ook voorwaarden te stellen aan de samenstelling van de Raad van Commissarissen.
Bent u reeds in gesprek gegaan met Stichting Onterechte BKR-Registraties, en zo niet, zou u dit dan op korte termijn willen doen?
Op 13 april jl. heeft een overleg plaatsgevonden tussen dhr. Takoerdien en dhr. Visser namens Stichting Onterechte BKR-Registraties en enkele ambtenaren van mijn ministerie die betrokken zijn bij het opstellen van het wetsvoorstel omtrent kredietregistratie.
Bent u bereid de door hen aangekaarte problematiek te betrekken bij de vormgeving van de nieuwe wetgeving inzake het BKR?
Zoals genoemd in de beantwoording van meerdere vragen ziet het wetsvoorstel onder andere op veel van de onderwerpen waar de Stichting Onterechte BKR-Registraties aandacht voor vraagt. De openbare consultatie over het wetsvoorstel loopt momenteel, zodat alle belanghebbenden hun zienswijze op het voorstel kenbaar kunnen maken.
Het bericht ‘Racismecoördinator: 'Structurele discriminatie van moslims bij banken' |
|
Tom van der Lee (GL), Lisa Westerveld (GL) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Racismecoördinator: «Structurele discriminatie van moslims bij banken»»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het buitengewoon zorgelijk is dat de Nationale Coördinator tegen Racisme en Discriminatie (NCRD) constateert dat moslims structureel worden gediscrimineerd door banken en financiële instellingen als gevolg van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft)?
Ik ben geschrokken van deze berichten. De beschreven ervaringen moeten zeer vervelend en frustrerend zijn voor de betrokkenen. Mede naar aanleiding van de signalen van de NCRD, wil ik de aanwezigheid van discriminerende elementen in de aanpak van witwassen, financieren van terrorisme en fraude onderzoeken. Ik ben momenteel met de NVB, DNB, AFM, NCDR en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in gesprek hoe dit het beste vorm kan worden gegeven. DNB heeft mij laten weten dat zij gaat onderzoeken of banken voldoende beheersmaatregelen nemen om discriminatie zoveel mogelijk te voorkomen. Ik zal uw Kamer hier nader over informeren in de najaarsrapportage van de beleidsagenda aanpak van witwassen.
Bent u voornemens om onderzoek te doen naar discriminatie door de wijze waarop de Wwft wordt toegepast, zoals de NCRD adviseert? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat kunt u zeggen over de aanpak van dit onderzoek?
Zie antwoord vraag 2.
Welke instrumenten hebben banken en financiële instellingen op dit moment om het risico op profileren te verminderen bij de toepassing van de Wwft? Zijn deze middelen afdoende volgens u, gezien de constateringen van de NCRD?
Banken dienen op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) cliëntonderzoek te verrichten, de transacties van hun cliënten te monitoren, risico’s te mitigeren en ongebruikelijke transacties te melden bij de FIU-Nederland. Banken dienen de systemen die ze hiervoor gebruiken zodanig in te richten dat er geen sprake is van discriminatoire elementen. De Nederlandse Vereniging van Banken geeft desgevraagd aan dat banken gebruik maken van diverse instrumenten en maatregelen om risico’s op structurele discriminatie te reduceren en inclusiviteit te bevorderen. Hierbij kan, onder andere, gedacht worden aan training van medewerkers over het voorkomen van (onbewuste) vooringenomenheid bij oordeelsvorming en besluiten, checken op mogelijke (onbewuste) vooringenomenheid bij het uitvoeren van kwaliteitscontroles op de uitvoering van Wwft-processen en een klachtenprocedure voor cliënten. Of de door de banken getroffen maatregelen op dit terrein voldoende zijn, zal moeten blijken uit nader onderzoek naar de constateringen van de NCRD. DNB heeft mij laten weten dat zij gaat onderzoeken of banken voldoende beheersmaatregelen nemen om discriminatie zoveel mogelijk te voorkomen.
Bent u het ermee eens dat discriminatie van groepen, bijvoorbeeld bij religieuze giften, een breder probleem is dan uitsluiting van klantengroepen alleen, omdat het hier niet enkel gaat om het in kaart brengen welke groepen geen enkele toegang hebben tot het betalingsverkeer, maar ook om een gelijke behandeling in het betalingsverkeer? Bent u bereid om het Plan van Aanpak Witwassen op dit punt aan te scherpen, omdat dit tot nu toe enkel toeziet op het eerst genoemde en niet op het tweede?
Ja, daar ben ik het mee eens. Discriminatie van groepen burgers is vanzelfsprekend ook onacceptabel als deze niet leidt tot volledige uitsluiting van deze groep tot het betalingsverkeer. De prioriteit uit de beleidsagenda aanpak van witwassen, waarmee beoogd wordt om de toegang tot het betalingsverkeer te waarborgen, ziet niet alleen op volledigeuitsluiting van groepen, maar ook op subgroepen binnen een groep die problemen ervaren met toegang tot het betalingsverkeer. In de voortgangsbrief, die ik recent naar uw Kamer heb gestuurd,2 staat ook dat deze problematiek hierin is opgenomen.
Op welke wijze kunnen de leidraden Wwft (van zowel de verschillende Wwft-toezichthouders als het ministerie) aangepast worden, zodat non-discriminatie bij de toepassing van de Wwft beter wordt verankerd? Zijn de Wwft-toezichthouders en u bereid om dit te doen?
Ik wil eerst een beter beeld krijgen van het probleem en de oorsprong ervan, voordat ik eventuele oplossingen kan beoordelen.
Bent u in gesprek met de Wwft-toezichthouders, met name De Nederlandsche Bank, over het risico op profileren zoals toegezegd tijdens het commissiedebat over bestrijding witwassen en terrorismefinanciering op 21 december 2022?2 Zo ja, wat zijn de vervolgacties naar aanleiding van het gesprek?
Ja, DNB en AFM zijn ook betrokken bij de gesprekken over de vormgeving van het onderzoek naar de aanwezigheid van discriminerende elementen in de aanpak van witwassen, financieren van terrorisme en fraude, dat ik hierboven noemde. DNB heeft mij laten weten dat zij gaat onderzoeken of banken voldoende beheersmaatregelen nemen om discriminatie zoveel mogelijk te voorkomen. Ik zal uw Kamer hier nader over informeren in de najaarsrapportage van de beleidsagenda aanpak van witwassen.
Het schrappen van de Amsterdamse beurs van notering van 6 bedrijven |
|
Mahir Alkaya |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van het schrappen van de notering van zes bedrijven van de Amsterdamse beurs?1
Ja.
Klopt het dat de notering van deze bedrijven is geschrapt enkel omdat deze bedrijven geen accountant konden vinden of is er meer aan de hand?
Euronext Amsterdam (Euronext) heeft aangekondigd voornemens te zijn om de toelating tot de handel op de gereglementeerde markt in Amsterdam te schrappen omdat de betreffende ondernemingen zich niet houden aan de eisen die gelden voor op Euronext genoteerde bedrijven. Dit betreft de wettelijke verplichting tot deponering van een gecontroleerde jaarrekening. Er kunnen verschillende redenen zijn waarom deze bedrijven geen gecontroleerde jaarrekening hebben gedeponeerd. Ik ben niet bekend met de precieze omstandigheden bij deze bedrijven.
Euronext heeft aangekondigd de procedure in gang te zetten tot beëindiging van de notering. De betreffende bedrijven zijn op dit moment nog genoteerd.
Indien Euronext besluit een notering te beëindigen, dan zijn al twee jaren voorbij gegaan terwijl de handel van de onderneming was ondergebracht in een apart handelssegment. Er verlopen dan, conform het beursreglement van Euronext, nog maximaal 6 maanden totdat de handel en de notering op de gereglementeerde markt daadwerkelijk ten einde komt indien de onderneming geen oplossing heeft gevonden voor het deponeringsvereiste, dan wel geen toelating heeft gevraagd en gekregen voor voortzetting van de handel op een andere, niet-reglementeerde markt.
Klopt het dat met dit besluit «de reputatie, stabiliteit en kwaliteit van de Nederlandse kapitaalmarkt wordt geborgd»? Of is er iets anders aan de hand?
Ja. Het klopt dat met het besluit om de notering te beëindigen van de betreffende bedrijven de reputatie, stabiliteit en kwaliteit van de Nederlandse kapitaalmarkt wordt geborgd. Het is belangrijk voor investeerders dat zij kunnen vertrouwen op de bedrijfsinformatie die door aan de beurs genoteerde bedrijven wordt gepubliceerd. Dat Euronext Amsterdam regels stelt aan bedrijven die een notering wensen en deze regels handhaaft, is daarom van groot belang. Daarmee wordt bijgedragen aan de reputatie, stabiliteit en kwaliteit van de Nederlandse kapitaalmarkt.
Kunt u aangeven of het in deze zaken bijvoorbeeld gaat om fraude of iets anders onoorbaars, of betreft het een gebrek aan capaciteit bij accountantsbureau’s, waardoor ook goedwillende bedrijven moeite hebben om een accountant te vinden?
Ik ben niet bekend met de precieze omstandigheden van de betreffende bedrijven. De eis dat een beursgenoteerd bedrijf een jaarrekening gedeponeerd moet hebben voorzien van een verklaring van een externe accountant, is in het belang van gebruikers van de jaarrekening, waaronder beleggers. Ik weet niet waarom de betreffende bedrijven in deze specifieke gevallen niet voldoen aan deze eis.
Ik vind het wel van belang dat goedwillende bedrijven altijd een accountant kunnen vinden. Daarom stel ik in het wetsvoorstel toekomst accountancysector voor om een aanwijzingsbevoegdheid van de NBA te introduceren. Dat houdt in dat een onderneming of instelling die opdracht wenst te geven tot een wettelijke controle maar ondanks redelijke en tijdige inspanningen geen accountantsorganisatie bereid vindt de opdracht tot een wettelijke controle te aanvaarden, een aanvraag kan doen tot aanwijzing van een accountantsorganisatie.
Wat betekent het schrappen van de notering voor deze bedrijven en andere belanghebbenden? Worden die volgens u proportioneel benadeeld vanwege het feit dat deze bedrijven geen accountant kunnen vinden?
Indien Euronext Amsterdam daadwerkelijk de notering beëindigt dan eindigt daarmee ook de mogelijkheid om te handelen in de genoteerde effecten op de betreffende gereglementeerde markt. Zolang de notering nog loopt is handel mogelijk. Het bedrijf, dat weet dat zijn notering afloopt, moet deze koersgevoelige informatie onverwijld openbaar maken. Euronext maakt alle besluitvorming over de beëindiging van de notering eveneens onverwijld openbaar. Beleggers weten daardoor steeds waar zij aan toe zijn. Zij kunnen hun beleggingsbeslissingen baseren op deze openbaar gemaakte informatie. Zoals beschreven in het antwoord op vraag twee zal na het besluit om de notering te beëindigen, de handel nog enige tijd doorlopen. Er is dus genoeg tijd en informatie voor beleggers om beleggingsbeslissingen te nemen. Beleggers hebben bijvoorbeeld de mogelijkheid om de aandelen aan te houden en de onderneming te bevragen over de gevolgen van de beëindiging van de toelating tot de handel op de gereglementeerde markt voor de waardering van de aangehouden aandelen.
Ik vind de procedure die Euronext hanteert zorgvuldig. Ale bedrijven moeten zich aan de geldende wet- en regelgeving houden. Dit geldt in het bijzonder voor aan de Amsterdamse beurs genoteerde bedrijven, omdat hierdoor de reputatie, stabiliteit en kwaliteit van de Nederlandse kapitaalmarkt wordt geborgd.
Deelt u de mening dat het beter is als een bedrijf altijd een accountantsverklaring in de een of andere vorm krijgt, al dan niet met een af- of goedkeuring en/of kritische opmerkingen, zodat belanghebbenden en de samenleving weten wat er aan de hand is bij de desbetreffende organisatie?
Ja, ik deel de mening dat het beter is dat een bedrijf altijd een accountantsverklaring in de een of andere vorm krijgt, al dan niet met een af- of goedkeuring en/of kritische opmerkingen, zodat belanghebbenden en de samenleving weten wat er aan de hand is bij de desbetreffende organisatie. Het is voor de integriteit van de markt belangrijk dat een onderneming met een notering aan een gereglementeerde markt zich houdt aan de regels, die mede ten doel hebben dat beleggers toegang hebben tot alle voorgeschreven informatie. Daartoe behoort ook toegang tot een gedeponeerde jaarrekening voorzien van een verklaring van een externe accountant, van welke strekking dan ook.
Had een aanwijsbevoegdheid van een intermediair zoals de NBA of de overheid, bijvoorbeeld zoals voorzien in de wet toekomst accountancysector, in deze situatie een verschil gemaakt, en zo ja, op welke manier?
Het wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid een aanvraag bij de NBA in te dienen om een accountant aan te wijzen voor ondernemingen die geen accountantsorganisatie kunnen vinden, ondanks redelijke en tijdige inspanningen. Of de voorziene aanwijzingsbevoegdheid van de NBA een verschil kan maken voor een bedrijf dat dreigt zijn notering te verliezen kan ik voor deze situaties niet aangeven. Dat hangt namelijk af van de omstandigheden van het specifieke geval. Het antwoord op de vraag waarom de onderneming geen jaarrekening weet te deponeren voorzien van een controleverklaring, is hierbij bepalend. In die gevallen waarin een bedrijf redelijke en tijdige inspannen heeft verricht in de zoektocht naar een accountant, kan de aanwijzingsbevoegdheid in zijn algemeenheid wel een oplossing bieden. Dat neemt echter niet weg dat de controleverklaring van een accountant afkeurend kan zijn of kritische opmerkingen kan bevatten.
Het bericht ‘Nederland laat miljoenen liggen om de wolf te weren’ |
|
Laurens Dassen (Volt), Ernst Boutkan (Volt) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Bent u bekend met het AD-bericht «Nederland laat miljoenen liggen om de wolf te weren» van 4 april jl.?1
Waarom wordt er geen gebruik maakt van de beschikbare fondsen voor bescherming van de veestapel (het LIFE-programma)? Kunt u hierop een reflectie geven?
Klopt het dat Nederland vaker geen gebruik maakt van Europese fondsen, terwijl er wel geld uit die fondsen beschikbaar is gesteld voor Nederland? Zo ja, waarom? En zo ja, welke fondsen zijn dat? Zo nee, hoe verklaart u de inhoud van het bericht dat hierop ingaat?
Kunt u een overzicht aan de Kamer doen toekomen met daarin opgenomen en helder uiteen gesplitst: alle huidige Europese fondsen en onderliggende programma’s; het doel en subdoelen van de desbetreffende fondsen; of (vanuit) Nederland al dan niet aanspraak (ge)maakt (kan worden) op geld uit de fondsen; zo ja, op hoeveel geld (vanuit) Nederland aanspraak (ge)maakt (kan worden); welke actoren (bijv. bestuurslagen, type organisaties en bedrijven) aanspraak maken en onder welke voorwaarden; van hoeveel geld Nederland in het algemeen of specifieke actoren (bijv. bestuurslagen, organisaties of bedrijven) reeds gebruik gemaakt heeft/hebben, evenals hoeveel geld er nog op de plank ligt uit het desbetreffende fonds; en of, en zo ja, op welke manier, er vanuit de overheid gecommuniceerd wordt over de beschikbaarheid van de desbetreffende fondsen voor de daarvoor in aanmerking komende actoren?
Alle huidige Europese fondsen en onderliggende programma’s;
Het doel en subdoelen van de desbetreffende fondsen;
Of (vanuit) Nederland al dan niet aanspraak (ge)maakt (kan worden) op geld uit de fondsen;
Zo ja, op hoeveel geld (vanuit) Nederland aanspraak (ge)maakt (kan worden);
Welke actoren (bijv. bestuurslagen, type organisaties en bedrijven) aanspraak maken en onder welke voorwaarden;
Van hoeveel geld Nederland in het algemeen of specifieke actoren (bijv. bestuurslagen, organisaties of bedrijven) reeds gebruik gemaakt heeft/hebben, evenals hoeveel geld er nog op de plank ligt uit het desbetreffende fonds; en
Of, en zo ja, op welke manier, er vanuit de overheid gecommuniceerd wordt over de beschikbaarheid van de desbetreffende fondsen voor de daarvoor in aanmerking komende actoren?
Discriminatie van moslims door banken |
|
Farid Azarkan (DENK) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving over discriminatie van moslims door financiële instellingen?1
Ja.
Wat is uw reactie op het feit dat bij het Meldpunt slachtoffers profilering banken veel meldingen binnen zijn gekomen van moslims die door banken gediscrimineerd zijn?
Mij hebben verschillende signalen bereikt dat burgers discriminatie ervaren naar aanleiding van de detectie van witwassen, financieren van terrorisme en fraude door banken. Ik ben daarvan geschrokken. Dit moet zeer vervelend en frustrerend zijn voor de betrokkenen en ik neem deze signalen dan ook zeer serieus. Discriminatie op grond van religie – of op andere gronden – is onacceptabel. Om naar aanleiding van de signalen meer duidelijkheid te krijgen, wil ik de aanwezigheid van discriminerende elementen in de aanpak van witwassen, financieren van terrorisme en fraude onderzoeken. Ik ben momenteel met de NVB, DNB, AFM, NCDR en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in gesprek hoe dit het beste vorm kan worden gegeven. DNB heeft mij laten weten dat zij gaat onderzoeken of banken voldoende beheersmaatregelen nemen om discriminatie zoveel mogelijk te voorkomen. Ik zal uw Kamer hier nader over informeren in de najaarsrapportage van de beleidsagenda aanpak van witwassen.
Klopt het dat de stichting die dit meldpunt heeft opgezet, werd geweigerd door de Regiobank om een rekening te openen, omdat religieuze organisaties niet zouden passen bij de doelgroep van deze bank?
Regiobank heeft desgevraagd aangegeven geen toelichting te kunnen geven op individuele gevallen. In het algemeen geeft Regiobank aan dat het weigeren van religieuze instellingen geen onderdeel uitmaakt van haar beleid.
Klopt het dat een Pakistaanse achternaam of de voornaam Mohammed of het bestellen van een islamitisch boek bij bol.com al kan leiden tot allerlei aanvullende vragen van een bank?
Ik licht allereerst de basis van de werkwijze van banken toe. Banken dienen op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) cliëntonderzoek te verrichten, de transacties van hun cliënten te monitoren, risico’s te mitigeren en ongebruikelijke transacties te melden bij de FIU-Nederland. Dit dienen zij risicogebaseerd te doen. Dat betekent dat het onderzoek en eventuele maatregelen die de bank treft bij grotere risico’s zwaarder dienen te zijn dan bij lagere risico’s. Het kan zo zijn dat een bank aanvullende vragen stelt aan een cliënt. Dit kan verschillende redenen hebben. Mogelijk mist de bank bepaalde informatie om vast te stellen of een cliënt een hoog of laag risico op witwassen of terrorismefinanciering met zich mee brengt. Ook kan het zo zijn dat een cliënt een transactie uitvoert die ongebruikelijk lijkt voor die specifieke cliënt. Ook voor aanvullende vragen is de risicogebaseerde benadering het uitgangspunt.
Met het oog op het bovenstaande, zou het niet getuigen van een risicogebaseerde benadering als een bank enkel naar aanleiding van een bepaalde achternaam, voornaam of bestelling van een boek aanvullende vragen zou stellen. Dat neemt vanzelfsprekend niet weg dat er sprake kan zijn van andere omstandigheden die aanvullende vragen in dergelijke gevallen rechtvaardigen.
Klopt het dat vragen moeten worden beantwoord over hoe men aan het geld komt, ook als het om relatief beperkte bedragen gaat?
Het kan zo zijn dat een bank in het kader van mitigeren van risico’s (zie ook de toelichting onder vraag 4) het nodig vindt om in een specifiek geval te vragen naar de herkomst van de middelen. Wederom is ook hier de risicogebaseerde benadering het uitgangspunt. Dergelijke vragen kunnen ook bij relatief kleine bedragen gesteld worden. Bij witwassen en financiering van terrorisme2 is «smurfen»3 een bekende methode van criminelen om te proberen te ontkomen aan de detectie van banken.4 Dit betekent nadrukkelijk niet dat banken alle cliënten moeten bevragen over de herkomst van alle kleine overboekingen. Dit betekent – in lijn met de risicogebaseerde benadering – wel dat als de risicoanalyse van de bank daar aanleiding toe geeft, het mogelijk is dat een bank het noodzakelijk vindt om aanvullende vragen te stellen over de herkomst van relatief beperkte bedragen.
Overigens zijn banken verplicht bij transacties die gerelateerd zijn aan staten die zijn aangewezen als staten met een hoger risico op witwassen of financieren van terrorisme, op grond van artikel 9 van de Wwft, informatie te verzamelen over de herkomst van het vermogen van de cliënt.5
Klopt het dat dit nooit de bedoeling is geweest van de Wwft? Zo nee, waarom is deze discriminerende wetgeving dan opgesteld? Zo ja, kunt u deze wetgeving dan zo snel mogelijk aanpassen, zodat deze geen discriminatoire gevolgen meer heeft?
Uiteraard is discriminatie absoluut niet de bedoeling of gedachte achter de Wwft. De signalen die ik heb ontvangen zien vooralsnog op de uitvoering. Daarom vind ik het als eerste stap, zoals toegelicht onder vraag 2, belangrijk om te onderzoeken of de uitvoering van deze wetgeving discriminatoire gevolgen heeft en zo ja, waar dat aan ligt. Als ik de resultaten daarvan heb, dan kan ik conclusies trekken over wat er verder moet gebeuren. Mocht uit dit onderzoek blijken dat de wet- en regelgeving ten grondslag ligt aan discriminatie bij de uitvoering ervan, dan is dit vanzelfsprekend aanleiding om te bezien hoe dit opgelost kan worden.
Klopt het dat ook binnen het huidige wettelijke kader van de Wwft het begrip «ongebruikelijke transacties» veel te breed wordt uitgelegd?
Ik heb geen signalen ontvangen dat banken bij het melden van ongebruikelijke transacties het wettelijk kader van de Wwft te breed uitleggen. Banken zijn verplicht een ongebruikelijke transactie te melden aan de FIU-Nederland.6 Of een transactie ongebruikelijk is, bepaalt een instelling aan de hand van indicatoren uit de bijlage bij het Uitvoeringsbesluit Wwft. Hierin is een lijst met objectieve indicatoren opgenomen. Het gaat hierbij om transacties boven een bepaalde drempelwaarde. Daarnaast geldt ook een subjectieve indicator om ongebruikelijke transacties vast te stellen: een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. Voor de subjectieve indicator geldt geen drempelwaarde. Voldoet een transactie aan één of meerdere indicatoren, dan dient de bank de transactie te melden bij de FIU-Nederland.
Het stellen van aanvullende vragen is geen verplichting uit de Wwft en er zijn geen indicatoren geformuleerd in de wet- en regelgeving voor het stellen van aanvullende vragen. Banken stellen aanvullende vragen in het kader van het cliëntonderzoek, zodat ze een risico-inschatting kunnen maken, indien nodig mitigerende maatregelen kunnen treffen en ongebruikelijke transacties kunnen melden. Banken bepalen zodoende zelf wanneer ze het nodig vinden om aanvullende vragen te stellen.
Wat kunt u doen om de meldingen terug te brengen naar transacties, die echt met witwassen en terrorisme financiering te maken hebben?
Zie antwoord vraag 7.
Boven welk bedragen moeten er aanvullende vragen worden gesteld, danwel een melding bij de Financial Intelligence Unit (FIU) worden gedaan?
Zie antwoord vraag 7.
Klopt het dat er een sanctielijst bestaat met namen, die altijd leiden tot onderzoek met aanvullende vragen, danwel een melding aan de FIU?
Sanctielijsten zijn onder meer opgenomen in sanctieverordeningen van de Europese Unie. Die sancties hebben betrekking op onder meer internationale veiligheid, mensenrechten en de naleving van het internationaal recht. Zo zijn er bijvoorbeeld EU-sancties (bevriezingsmaatregelen en andere beperkingen) ingesteld tegen personen en entiteiten betrokken bij terrorisme of de Russische invasie van Oekraïne; zij zijn opgenomen in sanctielijsten bij die verordeningen. Daarnaast is er een nationale sanctielijst terrorisme. 7 In die sanctielijst zijn personen en entiteiten vermeld ten aanzien waarvan bevriezingsmaatregelen gelden op grond van nationale (Nederlandse) regelgeving.
Iedereen moet zich houden aan sancties. Specifiek voor financiële instellingen en trustkantoren geldt op grond van de Sanctiewet 1977 dat zij verplicht zijn om te controleren of een betrokkene bij een transactie (relatie) voorkomt op één of meerdere sanctielijsten. Als een relatie op een sanctielijst voorkomt, dan moet de instelling dit melden bij de relevante toezichthouder. Daarnaast zijn financiële instellingen zoals banken verplicht om (voorgenomen) transacties met betrokkenheid van een partij die is vermeld op een EU-sanctielijst inzake terrorisme te melden aan FIU-Nederland.
Daarnaast moeten meldingsplichtige instellingen beoordelen of (voorgenomen) transacties ongebruikelijk zijn, en die transacties melden bij de FIU-Nederland. Daartoe zijn in het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 indicatoren opgenomen, waaronder «een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme». Het is de verantwoordelijkheid van de meldingsplichtige instellingen hoe zij die beoordeling inrichten; daarbij kan sprake zijn van onderzoek met aanvullende vragen. Als een betrokkene vermeld is op een sanctielijst, dan dienen meldingsplichtige instellingen daar rekening mee te houden. Als bijvoorbeeld een betrokkene op een sanctielijst inzake terrorisme is vermeld, dan is het aan de instelling om te monitoren of er aanleiding is om te veronderstellen dat die transactie verband kan houden met financieren van terrorisme.
Klopt het dat het aantal meldingen van de banken aan de FIU zeer hoog is? Hoeveel meldingen zijn dit op jaarbasis?
In 2021 heeft de FIU-Nederland 262.991 meldingen vanuit banken ontvangen. Banken melden, na betaaldienstverleners, de meeste ongebruikelijke transacties bij de FIU-Nederland. Banken hebben vergeleken met veel andere poortwachters, zoals notarissen, handelaren en makelaars, dan ook een aanzienlijk hogere totale hoeveelheid transacties.
Klopt het ook dat deze FIU slechts een beperkt aantal fte heeft en met de meeste meldingen helemaal niets kan? Klopt het dat dit ook een reden kan zijn om de definitie van «ongebruikelijke transacties» te versmallen naar de echt zorgwekkende transacties?
De FIU-Nederland is de autoriteit waar ongebruikelijke transacties dienen te worden gemeld door instellingen. De FIU-Nederland analyseert de meldingen en brengt transacties en geldstromen in kaart die in verband kunnen worden gebracht met witwassen en onderliggende basisdelicten, alsmede financieren van terrorisme. Ongebruikelijke transacties die door het hoofd van de FIU-Nederland verdacht zijn verklaard, worden ter beschikking gesteld aan de (bijzondere) opsporingsdiensten en inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Het is aan hen om daarna te bezien of eventueel nader onderzoek nodig en mogelijk is.
In Nederland is het meldsysteem zo ingericht dat poortwachters ongebruikelijke transacties moeten melden. Deze worden vervolgens door de FIU-Nederland onderzocht en eventueel verdacht verklaard. Deze keuze is bewust gemaakt. Om te beginnen is het systeem hiermee zo laagdrempelig mogelijk gemaakt voor poortwachters, die niet hoeven te onderzoeken of een transactie ook daadwerkelijk verdacht is. Hiermee worden de lasten van poortwachters beperkt. Daarnaast levert dit systeem een beter resultaat op, omdat de FIU-Nederland beter geëquipeerd is dan poortwachters dat zijn om te bepalen welke transacties verdacht zijn. De FIU-Nederland beschikt immers over meer informatie om de meldingen van ongebruikelijke transacties te analyseren, zoals informatie uit andere meldingen en strafrechtelijke informatie. Het Nederlandse stelsel om witwassen en het financieren van terrorisme te voorkomen en te bestrijden is recent nog als robuust beoordeeld door de Financial Action Task Force. Daarom heeft het kabinet in de beleidsagenda aanpak van witwassen8 geconcludeerd geen aanleiding te zien voor fundamentele aanpassingen van het stelsel. Het kabinet heeft de afgelopen jaren geïnvesteerd in de FIU-Nederland en er wordt doorlopend bezien of deze investeringen voldoende zijn. Zo is en wordt de formatie van de FIU-Nederland nog verder uitgebreid en wordt extra ingezet op verbeteringen in technologie, kennis en expertise om de meldingen van ongebruikelijke transacties te analyseren. Hiermee wordt ingezet op de versterking van de effectiviteit en efficiëntie van de FIU-Nederland.
Ook heeft de FIU-Nederland desgevraagd aangegeven dat het niet klopt dat met de meeste meldingen helemaal niets wordt gedaan. Zo worden alle ongebruikelijke transacties middels een semi-automatische match met de databestanden van de opsporingsdiensten en het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) gescreend en indien van toepassing verdacht verklaard. Ook worden naar aanleiding van specifieke verzoeken door de opsporingsdiensten alle transacties verdacht verklaard die betrekking hebben op deze verzoeken. Verder worden de meldingen die niet direct worden doorgemeld als verdachte transactie gebruikt voor strategische en operationele analysedoeleinden en onderzoek naar nieuwe typologieën, trends, fenomenen en modus operandi.
Is de Autoriteit Financiële Markten (AFM) de toezichthouder op de Wwft? Zo nee, welke instantie houdt hier dan toezicht op?
De Autoriteit Financiële Markten is een van de zes toezichthouders op de Wwft. De verschillende toezichthouders houden toezicht op verschillende poortwachters. Hieronder volgt een overzicht van de verschillende toezichthouders en de poortwachters waar zij toezicht op uitoefenen.
Autoriteit Financiële Markten
• Beleggingsondernemingen;
• Beleggingsinstellingen;
• Instellingen voor collectieve beleggingen in effecten;
• Financiële dienstverleners voor zover zij levensverzekeringen afsluiten.
Bureau Toezicht Wwft
• (Bemiddelaars bij) aan- en verkopers van goederen;
• Aan- en verkopers van kunstvoorwerpen
• Makelaars en bemiddelaars in onroerende zaken en huurovereenkomsten;
• Taxateurs van onroerende zaken;
• Exploitanten van pandhuizen;
• Domicilieverleners.
De Nederlandsche Bank
• Aanbieders cryptodiensten;
• Banken;
• Bijkantoren;
• Levensverzekeraars;
• Betaaldienstverleners en -agenten;
• Elektronisch geldinstellingen;
• Premiepensioeninstellingen;
• Trustkantoren;
• Wisselinstellingen;
• Instellingen genoemd in artikel 1a, derde lid, onder a van de Wwft.
Bureau Financieel Toezicht
• Accountants;
• Belastingadviseurs;
• Notarissen.
Elf dekens van de orde van advocaten in de arrondissementen
Advocaten.
Kansspelautoriteit
Kansspelaanbieders.
Welke rol kan de toezichthouder spelen om te bewerkstelligen dat de Wwft geen discriminatoire werking heeft?
Het is primair aan de banken om te voorkomen dat zij discrimineren bij het uitvoeren van hun verplichtingen uit de Wwft. DNB houdt toezicht op de uitvoering van de verplichtingen uit de Wwft door banken. Hoewel discriminatie niet de primaire focus is van DNB, kan DNB banken wel aanspreken als zij vaststelt dat banken het risico op discriminatie bij de uitvoering van verplichtingen uit de Wwft onvoldoende beheersen. Daarnaast kan discriminatie ook uit hoofde van andere taken tegengegaan worden. Zo is DNB als centrale bank verantwoordelijk voor het bevorderen van de goede werking van het betalingsverkeer. Die goede werking van het betalingsverkeer interpreteert DNB traditioneel als een veilig, efficiënt, betrouwbaar en toegankelijk betalingsverkeer. Dit houdt onder meer in dat banken niet discrimineren. DNB kan banken oproepen maatregelen te nemen om te voorkomen dat burgers gediscrimineerd worden bij het verkrijgen van toegang tot een betaalrekening. Ten slotte dienen banken een beheerste en integere bedrijfsvoering te hebben.9 In het geval dat DNB vaststelt dat banken het risico op discriminatie in hun bedrijfsvoering of beleid onvoldoende beheersen, kunnen banken vanuit het toezicht daarop aangesproken worden. DNB heeft mij laten weten dat zij gaat onderzoeken of banken voldoende beheersmaatregelen nemen om discriminatie zoveel mogelijk te voorkomen.
Klopt het dat ook andere financiële instellingen, zoals notariskantoren, de Wwft te streng toepassen? Klopt het dat een islamitische stichting die in Limburg een begraafplaats wilde financieren, geweigerd werd door een notariskantoor?
Het bureau van de Nationaal Coördinator Discriminatie en Racisme (NCDR) heeft bevestigd dat een Limburgse islamitische stichting die een begraafplaats wilde financieren door een aantal notariskantoren is geweigerd met een beroep op de Wwft. De NCDR heeft dit signaal ontvangen in een gesprek met verschillende moslimkoepelorganisaties. Zowel de Koninklijk Beroepsorganisatie voor het Notariaat (KNB) als de toezichthouder het Bureau Financieel Toezicht (BFT) zijn (nog) niet bekend met de geschetste casus.
Zowel de KNB als het BFT herkennen in het algemeen niet het beeld dat notarissen de Wwft te streng zouden toepassen. Notarissen hebben net als andere poortwachters een belangrijke maatschappelijke rol in het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering. Net als alle meldingsplichtige instellingen zijn notarissen in het kader van de Wwft verplicht cliëntenonderzoek te doen en ongebruikelijke transacties te melden bij de FIU-Nederland. Notarissen dienen dit risicogebaseerd te doen: dat betekent dat de wijze waarop het cliëntenonderzoek plaatsvindt steeds dient te worden afgestemd op de risico’s op witwassen en financieren van terrorisme van een concreet geval.
Specifiek voor notarissen geldt ook de Wet op het notarisambt (Wna). Op grond van artikel 21 van de Wna is de notaris in beginsel verplicht de hem bij of krachtens de wet opgedragen of de door een partij verlangde werkzaamheden te verrichten (ministerieplicht). De notaris moet echter dienst weigeren wanneer naar zijn of haar redelijke overtuiging of vermoeden de werkzaamheden die van hem worden verlangd, leiden tot strijd met het recht of de openbare orde, wanneer medewerking wordt verlangd bij handelingen die kennelijk een ongeoorloofd doel of gevolg hebben of wanneer andere gegronde redenen voor weigering zijn. In gevallen waarin iemand meent dat de notaris ten onrechte zijn dienst weigert, kan een signaal aan BFT worden afgegeven en staat de weg naar de civiele rechter of tuchtrechter open.
Deelt u de mening van de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR), de heer Baldewsingh, dat moslims door banken en financiële instellingen structureel worden gediscrimineerd? Zo nee, waarom niet?
Zoals toegelicht in de beantwoording van vraag 2, neem ik deze signalen zeer serieus en ga ik de aanwezigheid van discriminerende elementen in de aanpak van witwassen, financieren van terrorisme en fraude onderzoeken.
Deelt u de mening van de NCDR dat er een breed onderzoek moet komen om het probleem in kaart te brengen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 16.
Wat kunt u doen om dit onderzoek te faciliteren en te financieren?
Zie antwoord vraag 16.
Deelt u de mening dat de onderste steen boven moet komen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 16.
Klopt het dat 55 procent van de moslims regelmatig discriminatie ervaart? Welke conclusie trekt u hieruit?
Onderzoek van het SCP naar ervaren discriminatie laat zien dat dat 55% van de Nederlandse moslims op dagelijkse basis discriminatie ervaart. Als de mensen worden meegeteld die nog twijfelen of ze gediscrimineerd zijn op basis van hun islamitische geloof dan gaat het om een percentage van 69%. Discriminatie, waaronder discriminatie van moslims, is onacceptabel. De signalen en cijfers over de aard en omvang van moslimdiscriminatie zijn zorgelijk. Het is een ernstige zaak, met vaak grote gevolgen voor het slachtoffer, en ontwrichtend voor onze samenleving.
Klopt het dat van alle discriminatiemeldingen bij de politie het 67 procent moslims betreft en bij de gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen (ADV’s) 65 procent? Welke conclusie trekt u hieruit?
Nee, dat klopt niet. De percentages genoemd in de vraag (67% voor wat betreft politie en 65% voor wat betreft ADV’s) betreffen de percentages van enerzijds de door politie geregistreerde incidenten verband houdend met het islamitisch geloof en anderzijds het aantal discriminatiemeldingen verband houdend met het islamitisch geloof bij ADV’s binnen de discriminatiegrond godsdienst.Deze informatie is afkomstig uit de jaarlijkse multi-agency rapportage met discriminatiecijfers over het jaar 2021.10 Op 25 april jl. is de jaarlijkse multiagency-rapportage met discriminatiecijfers over het jaar 2022 gepubliceerd en aan uw Kamer aangeboden.11 Relevante data uit deze rapportages zijn in onderstaand tabel op een rij gezet.
2021
%
2022
%
2021
%
2022
%
Totaal aantal geregistreerde incidenten / discriminatiemeldingen
6.580
100%
6.738
100%
6.922
100%
5.281
100%
waarvan, discriminatie incidenten godsdienst
183
3%
173
3%
253
4%
299
6%
waarvan discriminatie incidenten / discriminatiemeldingen islamitisch geloof
122
2%
161
2%
165
2%
230
4%
*Percentages zijn afgerond
De cijfers van de jaren 2021 en 2022 naast elkaar leggend, kan worden geconcludeerd dat zowel bij de politie als bij de ADV’s een groter aantal zaken over discriminatie op grond van het islamitisch geloof is geregistreerd. Terughoudendheid is geboden bij het trekken van conclusies bij deze cijfers. De stijging van het aantal geregistreerde zaken over discriminatie op grond van het islamitisch geloof is mogelijk het gevolg van een verbeterde, meer specifieke, rapportage bij de betrokken instanties. De inzet is vanzelfsprekend dat dit nog verder verbeterd wordt.
Deelt u de mening van de NCDR dat een breed onderzoek en een nationaal debat moet komen over de positie van moslims in de Nederlandse samenleving? En dat dit moet leiden tot daarbij passende acties? Zo nee, waarom niet?
De Minister van SZW laat momenteel een nationaal onderzoek starten waarin verdiepend wordt gekeken waar en hoe, in welke contexten en specifieke situaties, moslims discriminatie ervaren en welke effectieve aanvullende (beleids)interventies er zijn en waar de grootste impact te bereiken is om deze specifieke vorm van discriminatie tegen te gaan. Dit moet inzicht geven in of de aanpak van moslimdiscriminatie op de juiste weg is en of er nog mogelijkheden onbenut zijn. Wanneer er signalen zijn uit de samenleving dat mensen, waaronder moslims, discriminatie ervaren, is dat reden voor het kabinet om verdiepend te onderzoeken wat er precies gebeurt en wat eraan gedaan kan worden. Het tegengaan van alle vormen van discriminatie en racisme is een verantwoordelijkheid van ons allemaal.
Herinnert u zich de breed aangenomen motie-Azarkan van 30 maart 2023, die vroeg om op korte termijn een onderzoek te doen naar risicoselecties, die banken ter implementatie van de Wwft gebruiken?2
Ik ga de uitvoering van deze motie meenemen in het onderzoek dat ik noemde in de beantwoording van vraag 2. Ik zal uw Kamer hier nader over informeren in de najaarsrapportage van de beleidsagenda aanpak van witwassen.
Heeft u dit onderzoek inmiddels gestart dan wel afgerond? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 23.
Welke bevindingen en conclusies komen er uit dit onderzoek naar voren?
Zie antwoord vraag 23.
Wanneer kunt u dit onderzoek aan de Kamer doen toekomen?
Zie antwoord vraag 23.
Het bericht ‘Peelland Truckrun afgelast vanwege verzekeringskwestie’ |
|
Inge van Dijk (CDA), Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Bent u bekend met de truckruns die op diverse plekken in ons land worden georganiseerd, waarbij mensen met een handicap meerijden in een vrachtwagen?1
Ja.
Wist u dat dit jaar deze evenementen op veel plaatsen niet doorgaan in verband met problemen met de verzekering (schade van de begeleiders wordt niet vergoed, omdat deze niet op een stoel en met een gordel meerijden)?
Toertochten met vrachtwagens waarin mensen met een verstandelijke beperking meerijden (zogenaamde truckruns) worden al decennialang in diverse Nederlandse gemeenten georganiseerd. De chauffeurs bezorgen de deelnemers een onvergetelijke dag, en truckruns leiden bij de betrokkenen (chauffeurs, begeleiders en deelnemers) doorgaans tot veel enthousiasme en positiviteit.
Ik heb naar aanleiding van het bericht dat enkele truckruns zijn afgelast contact gehad met de Overkoepelende Stichting Chauffeursactiviteiten (O.S.C.) en het Verbond van Verzekeraars.
Recent zijn op een aantal plekken in Nederland truckruns afgelast. Aanleiding hiervoor was de onzekerheid die is ontstaan over de verzekering van de deelnemers en begeleiders tijdens een truckrun na een incident waarbij een begeleider letselschade heeft opgelopen. De begeleider zat tijdens dit incident op een niet-geldige zitplaats zonder veiligheidsgordel. Begeleiders zijn als inzittende verzekerd tegen letselschade op basis van de standaard WA-verzekering of de inzittendenverzekering van de truck. Het dragen van een gordel tijdens het rijden is voor zowel de chauffeur als de passagier(s) wettelijk verplicht. Hoewel het niet dragen van een gordel in verzekeringsvoorwaarden vaak niet als uitsluiting is opgenomen, kan het niet dragen van de gordel wel gevolgen hebben voor de hoogte van de uitkering als blijkt dat het niet dragen van de gordel heeft bijgedragen aan (zwaarder) letselschade. De verzekeraar kan in een dergelijk geval een beroep doen op (enige mate van) eigen schuld.
Deze voorschriften en verzekeringsvoorwaarden zijn volgens de O.S.C. en het Verbond van Verzekeraars al sinds lange tijd van toepassing. Van aangepaste polisvoorwaarden door verzekeraars als aanleiding voor de afgelasting van trucruns is dan ook geen sprake.
Wist u dat het verzekeren van evenementen georganiseerd door vrijwilligers in bredere zin steeds vaker een probleem is voor organisatoren?
Ik heb geen aanwijzingen dat het verzekeren van evenementen die worden georganiseerd door vrijwilligers in brede zin steeds vaker een probleem is. Specifiek ten aanzien van optochten ben ik alleen met een casus in Nederland bekend waarbij een optocht met versierde wagens geen doorgang kon vinden omdat het evenement moeilijk te verzekeren was.2
Deelt u onze mening dat dergelijke mooie initiatieven in principe altijd doorgang moeten kunnen vinden?
Ik vind truckruns een voorbeeld van een mooi, maatschappelijk initiatief. Het is ook van belang dat bij dit soort evenementen de veiligheid van alle betrokkenen kan worden gewaarborgd en dat evenementen plaatsvinden binnen de spelregels van verkeersveiligheid.
In sommige situaties kan het nodig zijn dat een begeleider van een deelnemer met een verstandelijke beperking meerijdt om zorg te bieden. Maar de veiligheid van alle betrokkenen bij een truckrun moet voorop staan. Het dragen van een gordel door de chauffeur, deelnemer en begeleider is daarin essentieel en wettelijk verplicht. Ik raad het begeleiders dan ook af om mee te rijden op een niet-geldige zitplaats zonder gordel. Hiermee wordt de kans op eventueel letsel aanzienlijk beperkt.
Deelt u onze mening dat om dit mogelijk te maken er moet worden gedacht in oplossingen?
Uit het contact met de O.S.C. en het Verbond van Verzekeraars maak ik op dat zij zich hard inzetten om truckruns op korte termijn weer op veilige en verantwoorde wijze doorgang te laten vinden. Ik ben blij om te horen dat de O.S.C. hier hoopvol over is.
TVM, een van de grootste transportverzekeraars in Nederland, heeft recent verduidelijkt dat de vrachtwagens ook tijdens deelname aan een truckrun zijn verzekerd.3 Inzittenden die op een geldige zitplaats zitten en een gordel dragen zijn verzekerd tegen letselschade.
Bent u bereid in beeld te brengen waar de meeste verzekeringsproblemen voor dergelijke evenementen zitten?
In het antwoord op vraag 2 en 4 heb ik beschreven hoe de onzekerheid over de verzekering van deelnemers en begeleiders die is ontstaan naar aanleiding van een incident aanleiding is geweest voor de afgelasting van diverse trucruns.
Heeft het niet verzekeren van evenementen iets te maken met het geringe aantal aanbieders waar dergelijke verzekeringen bij af te sluiten zijn?
Specifiek met betrekking tot truckruns is mijn beeld niet dat dergelijke evenementen niet verzekerbaar zijn. Zoals ik in het antwoord op vraag 5 heb beschreven zijn vrachtwagens ook tijdens truckruns verzekerd. Ik ben niet bekend met signalen dat evenementen in bredere zin steeds moeilijker te verzekeren zijn. Mijn beeld is dat er diverse aanbieders op de markt zijn voor verzekeringen voor evenementen.
Zo ja, ziet u het als een taak van de overheid dat er op de verzekeringsmarkt voldoende aanbieders zijn om diverse producten en diensten te kunnen verzekeren?
Ik vind het belangrijk dat mensen en bedrijven zich kunnen verzekeren tegen uiteenlopende risico’s. Een breed aanbod van producten en diensten door diverse verzekeraars is positief omdat het mensen en bedrijven keuzevrijheid geeft ten aanzien van polisvoorwaarden en omdat concurrentie tussen verzekeraars leidt tot goede prijsvorming. In de praktijk zal het aanbod van verzekeringen in bepaalde, vaak kleinere, nichemarkten beperkter zijn. Ik zie geen noodzaak om een uiteenlopend verzekeringsaanbod voor deze risico’s te stimuleren. Verzekeraars gaan zelf over hun producten en diensten, en aan wie ze deze aanbieden. Pas als risico’s in het geheel onverzekerbaar zijn of alleen tegen buitensporig hoge kosten te verzekeren, is overheidsingrijpen mogelijk aan de orde.
Zo ja, maakt de overheid ook analyses of op deelterreinen en sectoren, denk aan evenementen, maar ook de agrarische sector en taxibranche, of er voldoende aanbieders zijn?
De aanleiding tot een beperkt aanbod van verzekeraars in een bepaalde sector hangt veelal samen met omstandigheden die het voor verzekeraars onverantwoord maken het risico te dekken of in elk geval niet voor een betaalbare premie. Het is dan in eerste instantie aan die sector om, al dan niet in samenspraak met verzekeraars, maatregelen te nemen om risico’s te mitigeren. Alleen bij potentiële onverzekerbaarheid zal de overheid waar nodig optreden. Ik volg de ontwikkelingen rondom potentiële onverzekerbaarheid nauwgezet. Dit doe ik onder meer in nauw contact met de Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank.
Bent u bereid in overleg te treden met verzekeraars en andere stakeholders, en bij hen op te halen wat ze nodig hebben om verzekeringen wel af te kunnen sluiten?
Voor specifiek de casus omtrent het verzekeren van truckruns ben ik met stakeholders in contact getreden. Ik ben niet bekend met signalen dat evenementen in bredere zin steeds moeilijker te verzekeren zijn.
Bent u bereid de Kamer hierover te informeren en met een voorstel te komen in hoeverre belemmeringen op het gebied van verzekeren van evenementen kunnen worden weggenomen?
In het antwoord op vraag 2 heb ik beschreven hoe de onzekerheid over de verzekering van deelnemers en begeleiders aanleiding is geweest voor de afgelasting van diverse trucruns. In het antwoord op vraag 5 heb ik toegelicht dat de O.S.C. zich samen met de verzekeraars hard inzet om truckruns op korte termijn weer op veilige en verantwoorde wijze doorgang te laten vinden. De O.S.C. is hoopvol dat dit lukt. Daarmee hoop ik dat ik uw Kamer voldoende heb geïnformeerd specifiek ten aanzien van de afgelasting van truckruns. Voor het overige heb ik geen aanwijzingen dat het verzekeren van evenementen in brede zin steeds vaker een probleem is.
Gedupeerden van Triodos-certificaten |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Bent u bekend met de problemen van de Triodos-certificaathouders die nu niet bij hun geld kunnen komen?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat ruim 43.000 mensen al jarenlang niet bij hun geld kunnen? Hoeveel van hen kwamen daardoor in de financiële problemen?
Ik vind het vervelend voor de Triodos certificaathouders dat zij hun beleggingen de afgelopen jaren niet konden verkopen indien zij dat wilden. Ik betreur het als sommigen daarmee financieel in de problemen zijn gekomen. Het is bovendien vervelend dat mensen momenteel in onzekerheid verkeren omtrent de waarde van hun beleggingen, omdat nog niet duidelijk is wat de prijs van de certificaten zal zijn zodra ze weer verhandelbaar zullen zijn (zie ook het antwoord op vraag 3). Ik kan me goed voorstellen dat dit tot vragen en zorgen leidt onder beleggers.
Het Ministerie van Financiën heeft geen zicht op individuele gevallen en ik kan dus ook niet zeggen hoeveel van de mensen die belegd hebben in de certificaten van aandelen van Triodos Bank hierdoor mogelijk in de financiële problemen zijn komen.
Wat is de reden dat Triodos gekozen heeft voor certificaten van aandelen (een soort pseudo-aandelenkapitaal) in plaats van gewoon hard en helder eigen vermogen in de vorm van aandelen?
Het is in eerste instantie aan een bank zelf om een afweging te maken op welke manier zij is gestructureerd en op welke manier het eigen vermogen is vormgegeven. De (certificaten van) aandelen vormen het kernkapitaal (CET1-kapitaal) van Triodos Bank. De regelgeving schrijft voor aan welke voorwaarden kapitaalinstrumenten moeten voldoen om als kernkapitaal te kunnen kwalificeren.2
Triodos maakt voor de financiering van haar eigen vermogen gebruik van certificaten van aandelen. De structuur waarbij certificaten van aandelen (en daarmee de economische rechten) worden uitgegeven aan investeerders, maar de aandelen zelf en de stemrechten op die aandelen worden gehouden en uitgeoefend door een stichting administratiekantoor, is niet ongebruikelijk in Nederland en volkomen legaal onder het Nederlandse vennootschapsrecht. Een dergelijke structuur wordt gezien als een beschermingsmechanisme om niet afhankelijk te zijn van stemgedrag van wisselende aandeelhouders, maar de stemrechten binnen de invloedsfeer van de onderneming te houden.
Wat onderscheidend was voor de certificaten van aandelen van Triodos Bank, is dat deze geprijsd werden op basis van de boekwaarde van de activa minus de boekwaarde van de passiva (net asset value, NAV) en dat zij op een andere manier werden verhandeld dan op een beurs. Triodos Bank heeft aangekondigd dat dit in de nabije toekomst anders wordt, namelijk dat de certificaten verhandelbaar worden op een platform (een multilateral trading facility, MTF).3
Wat vindt u van de analyse van professor Boot dat De Nederlandsche Bank dit nooit had moeten toestaan? Was op voorhand niet het risico bekend dat er kapitaaltekorten zouden kunnen ontstaan als mensen hun certificaat aan de bank zouden willen terugverkopen?
Om kapitaalinstrumenten te mogen meetellen als bufferkapitaal moeten banken voldoen aan strenge eisen, zoals beschreven in de Verordening Kapitaalsvereisten (artikel 26 e.v.).
Het huidige prudentiële raamwerk is zo vormgegeven dat er bij de bank geen kapitaaltekorten kunnen ontstaan door de inkoop van eigen (certificaten van) aandelen. Zo geldt het vereiste van voorafgaande toestemming van de toezichthouder en is bijvoorbeeld een algemene toestemming voor «market making activiteiten» in de regelgeving begrensd op maximaal 3% van het kernkapitaal van een bank.4 Deze beperkingen zijn bedoeld om uitholling van de kapitaalbuffer te voorkomen, onder meer ter bescherming van de belangen van spaarders van een bank. Naast de prudentiële eisen, moeten banken voldoen aan eisen met betrekking tot informatieverplichtingen, zodat investeerders – en in dit geval de certificaathouders – worden geïnformeerd over de risico’s.
Turbulentie op de financiële markten tijdens de start van de coronacrisis creëerde grote onzekerheid onder beleggers. Ook voor wat betreft de certificaten van Triodos Bank was er sprake van een disbalans tussen de hoeveelheid kopers en verkopers. Veel certificaathouders wilden door de onzekerheid en turbulentie op de financiële markten hun certificaten verkopen. De bank zag zich als gevolg van de disbalans genoodzaakt om de handel in certificaten meerdere keren (tijdelijk) op te schorten. Het feit dat de certificaten niet vrij op de beurs verhandelbaar waren en de omstandigheid dat Triodos Bank maar een beperkt aantal certificaten tegelijk kon inkopen, hebben bijgedragen aan de huidige situatie.
Bent u het ermee eens dat het vertrouwen in de financiële sector door dit soort constructies wordt ondermijnd? Zo ja, bent u ook bereid deze zorgen aan De Nederlandsche Bank over te brengen?
De Nederlandsche Bank (DNB) ziet erop toe dat een financiële instelling zich houdt aan de kapitaalsvereisten en monitort prudentiële risico’s die gepaard gaan met een bepaalde structuur van een onder toezicht staande instelling. Het toezicht van DNB bestaat onder andere uit een beoordeling van de risico’s bij een bank (bijvoorbeeld kredietrisico, bedrijfsmodelrisico en liquiditeitsrisico) en dit resulteert onder meer in het periodiek vaststellen van kapitaalvereisten voor de bank in kwestie. DNB beoordeelt of door de bank aangewende kapitaalinstrumenten voldoen aan de wettelijke voorwaarden om als kernkapitaal (of ander gewenst type kapitaal) te kunnen kwalificeren. Triodos Bank is ook onderworpen aan doorlopend toezicht van DNB.
Ik vind het vervelend voor beleggers in certificaten dat zij mogelijk in onzekerheid verkeren en ik kan mij voorstellen dat dit afbreuk doet aan hun vertrouwen in het product, de bank en/of het financiële stelsel. Dat vind ik zorgelijk. Tegelijkertijd is het gebruik van certificaten van aandelen geen onbekend fenomeen in Nederland. Een constructie met certificaten van aandelen biedt een onderneming de mogelijkheid om aan haar kapitaalbehoefte te voldoen, zonder compleet afhankelijk te worden van aandeelhoudersbelangen bij het uitvoeren van haar bedrijfsmodel en bedrijfsstrategie. Ook voor Triodos Bank was dit een manier om haar eigen karakter te waarborgen.
In de vraag wordt Citi Bank genoemd. Ik ga ervanuit dat hier de Zwitserse bank Credit Suisse wordt bedoeld, die onlangs in de problemen kwam en werd overgenomen door UBS. De recente casus met betrekking tot Credit Suisse is niet vergelijkbaar met de huidige situatie ten aanzien van de certificaten van aandelen van Triodos Bank. Het betreft hier ook andere kapitaalinstrumenten. Een contingent convertible (verder: CoCo) heeft andere eigenschappen en een andere status binnen het raamwerk van kapitaalsvereisten dan een certificaat van een aandeel. CoCos kunnen onderdeel zijn van het Additional Tier 1 (AT1) kapitaal van een bank. Het zijn achtergestelde obligaties die onder voorwaarden omgezet kunnen worden naar kernkapitaal. De crediteurenhiërarchie bepaalt de volgorde waarin verliezen worden verdeeld als een bank faalt en wordt afgewikkeld. Ik ben het met het lid Nijboer eens dat het wenselijk is dat de crediteurenhiërarchie helder is. Deze is uitgewerkt in de regelgeving en moet ook worden toegelicht in de uitgiftedocumentatie bij een financieel instrument.
Deelt u de analyse dat het vertrouwen in het financiële stelsel schade wordt toegebracht als financiële instellingen constructies en instrumenten verzinnen die tellen als aandelenkaptiaal, maar dat eigenlijk niet zijn? Zie bijvoorbeeld ook de coco’s van Citibank, waar de aandeelhouders minder risico blijken te lopen dan de coco-verstrekkers. Is een heldere hiërarchie in risico’s en zeggenschap niet gewenst na de financiële crisis van 2008?
Zie antwoord vraag 5.
Onder welke voorwaarden is dit product van Triodos aan mensen verkocht? Heeft Triodos zelf actief klanten benaderd?
Ik heb geen zicht op de omstandigheden waaronder in individuele gevallen de certificaten van aandelen aan beleggers zijn verkocht. Wel is het zo dat Triodos Bank voor deze certificaten een prospectus diende op te stellen, te laten goedkeuren en te publiceren.5 De certificaten van aandelen zijn over een periode van meerdere decennia verkocht door Triodos Bank. In deze periode is de regelgeving aan verandering onderhevig geweest. In september 2020 is het meest recente prospectus van Triodos Bank ten aanzien van de certificaten door de AFM goedgekeurd. De AFM toetst of de vereiste informatie adequaat terugkomt in het prospectus. Op het moment van goedkeuring voldeden de prospectussen van Triodos Bank volgens de AFM aan de op dat moment geldende prospectusregelgeving.
Goedkeuring van het prospectus door de AFM is echter geen keurmerk dat het product voor iedereen een juiste investering is. Beleggers dienen zelf te beoordelen of het product bij hen past en zich daar eventueel op passende wijze verder over te laten informeren en/of adviseren.
In een prospectus worden de voorwaarden opgenomen die verbonden zijn aan de aanbieding van de effecten en worden de voorwaarden met betrekking tot de effecten beschreven, zoals de voorwaarden met betrekking tot de verhandeling. Het beleggen in effecten brengt risico’s met zich mee, zoals mogelijk waardeverlies. In een prospectus (vooral in het aparte hoofdstuk Risicofactoren) worden – naast de werking van het handelssysteem en de beperkingen ervan – ook de materiële risico’s met betrekking tot de uitgevende instelling en de effecten (in dit geval: de certificaten) beschreven. Bij ieder specifiek (afzonderlijk) materieel risico moet worden beschreven wat de consequentie is/kan zijn indien het materiële risico zich verwezenlijkt. Hierbij wordt bijvoorbeeld beschreven dat bij verwezenlijking van dergelijke materiële risico’s beleggers hun inleg gedeeltelijk of geheel kunnen verliezen. Een voorbeeld van een dergelijk materieel risico dat is beschreven in het prospectus van Triodos Bank uit 20206, is dat Triodos Bank de vrijheid heeft om te besluiten de handel te beperken of op te schorten en dat dit tot de situatie kan leiden dat houders van certificaten voor een periode van meerdere maanden of veel langere tijd niet de verhandelingsmogelijkheid hebben en/of niet in staat zijn om de certificaten te verkopen voor hun vermoedelijke waarde.7 Een ander materieel risico dat wordt beschreven in het genoemde prospectus is dat de prijs van de certificaten wordt gebaseerd op de net asset value (NAV) van Triodos Bank en dat de waarde kan dalen.
Is in alle gevallen duidelijk gecommuniceerd dat dit over een risicovol product gaat, zowel in de zin van waardeverlies als in de zin van illiquiditeit (mensen kunnen immers nu al jaren niet bij hun eigen geld)?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u het ermee eens dat deze certificaten te allen tijde ongeschikt zijn als iemand het geld binnen afzienbare tijd moet kunnen aanspreken of dat iemand het op een vast moment nodig hebt om het pensioen aan te vullen?
Beleggen brengt altijd risico’s met zich mee. Als algemene vuistregel geldt dat het verstandig is om alleen met geld te beleggen dat je niet direct nodig hebt en dat het beter is om je geld te spreiden over meerdere beleggingen en het risico zo te spreiden. Het is vervolgens belangrijk dat beleggers goed op de hoogte zijn van de risico’s die verbonden zijn aan het product voordat zij een beleggingsbeslissing nemen. Daarvoor bestaat een wettelijk kader. Zoals beschreven bij het antwoord op vraag 7 en 8 heeft het Ministerie van Financiën geen zicht op individuele gevallen.
Bent u het ermee eens dat een advies om (vrijwel) al het spaargeld in dit product te stoppen onverantwoord is? Alle eieren in één mand stoppen is toch per definitie onverstandig? Heeft Triodos dit toch aan klanten geadviseerd?
Zie antwoord vraag 9.
Heeft Triodos klanten gezegd dat de certificaten een laag-risicoproduct waren? Deelt u de mening dat daar niets van klopt, gezien de waardedaling van 30–45 procent en het feit dat mensen niet bij hun eigen geld kunnen?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u het ermee eens dat de zorgplicht wordt overtreden als deze producten onder voorwendselen van laag-risicoproduct, veilige investering, of als geschikte (unieke) pensioenvoorziening aan de vrouw/man zijn gebracht?
Zoals aangegeven in het antwoord op vragen 9, 10 en 11, heeft het Ministerie van Financiën geen zicht op individuele gevallen en kan ik daarom niet bevestigen of Triodos Bank al dan niet een zorgplicht heeft geschonden. Het is uiteindelijk aan de civiele rechter om hier een oordeel over te geven.
Bent u bereid de Autoriteit Financiële Markten (AFM) te vragen welk toezicht zij heeft gehouden op de advisering van certificaathouders en te laten toetsen of Triodos aan de zorgplicht heeft voldaan?
Toezichthouders DNB en AFM zijn primair verantwoordelijk voor het toezicht op Triodos Bank, diens financiële gezondheid en diens informatieverstrekking richting beleggers. Vanzelfsprekend houden de toezichthouders de ontwikkelingen rondom de certificatenkwestie goed in de gaten. Het is aan de onafhankelijke toezichthouders om de effecten van deze kwestie rondom de certificaten van aandelen te monitoren en (risico-gestuurd) toezicht te houden.
Wat vindt u van het feit dat de AFM niet controleert of de informatie in de prospectus feitelijk juist is? Om welke reden is de prospectus de afgelopen jaren zo vaak gewijzigd, is dat gangbaar?
Het prospectus wordt door de AFM beoordeeld op volledigheid, begrijpelijkheid en consistentie. Voor de feitelijke juistheid van het prospectus is de uitgevende instelling/aanbieder verantwoordelijk. De uitgevende instelling legt hierover ook verklaringen af in het prospectus.
De AFM volgt in haar toets de wet- en regelgeving waarin is bepaald waar zij wel en niet op dient te toetsen. De AFM beoordeelt of in het prospectus de volgens de Prospectusverordening8 vereiste informatie is opgenomen. De AFM toetst of de vereiste informatie inhoudelijk volledig in het prospectus is opgenomen, en zij beoordeelt of de informatie in het prospectus begrijpelijk en consistent is. Uit regelgeving volgt dat de AFM het prospectus niet toetst op juistheid.9 Daarnaast verklaart de uitgevende instelling in het prospectus dat zij verantwoordelijk is voor de informatie in het prospectus en dat, voor zover haar bekend, de informatie in het prospectus in overeenstemming is met de werkelijkheid en dat in het prospectus geen gegevens zijn weggelaten waarvan de vermelding de strekking van het prospectus zou wijzigen.
Het prospectus waaronder effecten worden aangeboden, heeft een maximale geldigheid van een jaar. Vandaar dat er in het geval van Triodos Bank (bijna) ieder jaar een «nieuw» prospectus (of een update) is geweest dat goedgekeurd is door de AFM.10 Om het prospectus tijdens de maximale geldigheidsduur van een jaar geldig te houden, is er soms een goedgekeurd «supplement» (een document ter aanvulling) geweest op het prospectus. Reden voor een dergelijk supplement is dat er tussentijds nieuwe materiële informatie beschikbaar is waarvoor het prospectus een update moet krijgen. Het is dus niet ongebruikelijk dat een prospectus wordt geactualiseerd en opnieuw wordt ingediend voor goedkeuring. Daartoe is Triodos Bank verplicht op grond van de geldende regels.
Op welke wijze vindt u dat recht gedaan kan worden aan bonafide certificaathouders?
Zoals ook hierboven aangegeven, vind ik het heel vervelend dat certificaathouders niet de vrijheid hadden om hun certificaten (terug) te verkopen op een moment dat zij dat hadden gewild. Al helemaal als zij daardoor mogelijk in de financiële problemen zijn gekomen. Ik heb echter geen zicht op de omstandigheden in individuele gevallen. Het is uiteindelijk aan de civiele rechter om te bezien of certificaathouders in specifieke gevallen recht hebben op schadevergoeding.
Hoe wilt u als Minister bijdragen dat het vertrouwen in Nederlandse banken niet verder wordt geschaad? Bent u bereid daar nadere (toezichts)acties op te ondernemen?
Ik vind het heel belangrijk dat de maatschappelijk vertrouwen heeft in het financiële stelsel. Ik werk er samen met de toezichthouders hard aan om de voorwaarden te scheppen waardoor de financiële sector stabiel en veilig is en dat klanten goed worden geïnformeerd.
Sinds de financiële crisis zijn er fundamentele hervormingen doorgevoerd in de regelgeving en in het toezicht op banken. Minimum kapitaaleisen voor banken zijn verhoogd en er zijn eisen gesteld aan de kwaliteit van het aan te houden kapitaal. Ook zijn er liquiditeitseisen ingesteld. Het toezicht op banken is versterkt en aan banken kunnen extra eisen worden opgelegd voor instelling-specifieke risico’s. De weerbaarheid van de Europese bankensector wordt regelmatig getest door middel van stresstesten die de sector aan stressscenario’s onderwerpen die vergelijkbaar aan of erger zijn dan de crisis in 2007–2009. Deze stresstesten laten zien dat de sector weerbaar is. Daarnaast analyseren Europese en Nederlandse autoriteiten voortdurend systeemrisico’s en leggen – waar nodig – banken additionele macro-prudentiële buffers op voor systeemrisico’s.
De eisen rondom informatievoorziening aan beleggers en beleggersbescherming zijn de afgelopen jaren eveneens uitgebreid, om te zorgen dat beleggers een weloverwogen beleggingsbeslissing kunnen nemen. De AFM houdt hier toezicht op, bijvoorbeeld door de verplichte goedkeuring van het prospectus. De AFM bepaalt daarnaast haar prioriteiten door voortdurend te analyseren welke (potentiële) problemen in de markt de meeste risico’s met zich meebrengen. De AFM zet haar middelen, zoals bijvoorbeeld toezichtonderzoeken naar de naleving van specifieke gedragsnormen, vervolgens daar in waar dat het meest noodzakelijk is (risico-gestuurd toezicht).
Ik houd de ontwikkelingen rondom de certificatenkwestie in de gaten en zal dit indien nodig bespreken in mijn doorlopend contact met de AFM en DNB.
Het belasten van de eigen woning in box 3 |
|
Frederik Jansen (FVD) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met de analyse Vier ingrediënten voor een evenwichtigere woningmarkt van De Nederlandsche Bank (DNB) uit 2021?1
Ja
Bent u bekend met het rapport Capital Income Taxation in the Netherlands van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) uit 2021?2
Ja
Hoe beoordeelt u deze publicaties? Vindt u de voorstellen van DNB en het IMF om de belasting op de eigen woning naar box 3 te verplaatsen een goed idee? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Ik heb met veel interesse de analyse van DNB en het rapport van het IMF gelezen over de Nederlandse woningmarkt. In de beleids- en uitvoeringsagenda van 8 mei 2023 heb ik aangegeven een visie op de eigenwoningregeling te willen ontwikkelen. In deze visie wil ik inzichtelijk maken wat de bevindingen van het onderzoek naar de fiscale regelingen, de beleidsdoorlichting Woningmarkt en de al bestaande onderzoeken in samenhang betekenen. Ik streef ernaar om mijn visie in 2024 aan uw Kamer te doen toekomen. Tijdens het Kamerdebat IBO vermogensverdeling3 heb ik onlangs ook toegezegd de eigenwoningregeling te willen onderzoeken.
Gegeven de complexiteit van de huidige wetgeving en bestaande uitvoeringsvraagstukken, wil ik in de visie niet alleen oplossingen uitwerken, maar ook stilstaan bij bijvoorbeeld de relatie tussen de complexiteit van de eigenwoningregeling en de macro-economische aanbevelingen van DNB en IMF.
Bent u voornemens de eigen woning naar box 3 te verplaatsen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wel en wanneer; en welke gevolgen verwacht u van dergelijk beleid?
Nee. Gelet op de ontwikkeling van box 3 naar een nieuw stelsel van werkelijk rendement, waarbij de wijze waarop onroerend goed – niet zijnde de eigen woning – wordt belast, nog niet is uitgekristalliseerd, is het beleidsmatig niet logisch om de eigenwoningregeling hierin mee te nemen. Zoals hierboven is aangegeven zullen oplossingen voor de eigenwoning problematiek worden uitgewerkt na de ontwikkeling van de visie op de eigenwoningregeling. Bovendien is de hervorming van box 3 zowel beleidsmatig, juridisch als uitvoeringstechnisch zeer gecompliceerd en treedt pas in 2027 in werking. Majeure wijzigingen in de eigenwoningregeling zijn daarmee op korte termijn niet realistisch.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk, zo concreet mogelijk en afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja
Het bericht ’Nieuw toeslagenschaal’ ontstaan in de omgang van banken met moslims' |
|
Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht ««Nieuw toeslagenschaal» ontstaan in de omgang van banken met moslims» uit Trouw?1
Ja.
Wat vindt u van de conclusie van de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR) Rabin Baldewsingh dat moslims door banken en financiële instellingen structureel worden gediscrimineerd als gevolg van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en de voorbeelden in het artikel dat dit niet alleen leidt tot een zwaardere informatielast, maar ook tot uitsluiting van financiële activiteiten?
Ik ben geschrokken van deze berichten. De beschreven ervaringen moeten zeer vervelend en frustrerend zijn voor de betrokkenen. Ik neem deze signalen dan ook zeer serieus. Discriminatie op grond van religie – en elke andere vorm van discriminatie – is onacceptabel en strookt vanzelfsprekend absoluut niet met de bedoeling van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft).
Stroken de conclusies van de NCDR met de bedoeling van de Wwft dat banken «ongebruikelijke» transacties moeten melden en klantonderzoek moeten doen, waarbij volgens de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) discriminatie een no-go is in de uitvoering van de wet, en zoals een woordvoerder zegt: «Etnische, religieuze of andersoortige achtergrond van klanten geen reden is voor verscherpt klantenonderzoek»?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe kan volgens u worden voorkomen dat de risicobeoordeling – zowel qua mensen als modellen – die banken en financiële instellingen in hun poortwachtersrol moeten uitvoeren disproportioneel en niet vooringenomen zijn, waardoor een hele bevolkingsgroep het risico loopt op uitsluiting van financiële activiteiten? En welke rol speelt de toezichthouder en hun handhaving hierbij?
Banken dienen maatregelen te treffen om te voorkomen dat zij discrimineren, dit geldt ook bij de uitvoering van hun verplichtingen uit de Wwft. De NVB geeft desgevraagd aan dat banken gebruik maken van diverse instrumenten en maatregelen om risico’s op structurele discriminatie te reduceren en inclusiviteit te bevorderen. Hierbij kan worden gedacht aan training van medewerkers over het voorkomen van (onbewuste) vooringenomenheid bij oordeelsvorming en besluiten, checken op mogelijke (onbewuste) vooringenomenheid bij het uitvoeren van kwaliteitscontroles op de uitvoering van Wwft-processen en een klachtenprocedure voor cliënten.
Het is primair aan de banken om te voorkomen dat zij discrimineren bij het uitvoeren van hun verplichtingen uit de Wwft. DNB houdt toezicht op de uitvoering van de verplichtingen uit de Wwft door banken. Hoewel discriminatie niet de primaire focus is van DNB, kan DNB banken wel aanspreken als zij vaststelt dat de banken het risico van discriminatie bij de uitvoering van verplichtingen uit de Wwft onvoldoende beheersen. Daarnaast kan discriminatie ook uit hoofde van andere taken van DNB worden tegengegaan. Zo is DNB als centrale bank verantwoordelijk voor het bevorderen van de goede werking van het betalingsverkeer. Die goede werking van het betalingsverkeer interpreteert DNB traditioneel als een veilig, efficiënt, betrouwbaar en toegankelijk betalingsverkeer. Dit houdt onder meer in dat betaaldienstverleners niet discrimineren. DNB kan partijen oproepen maatregelen te nemen om te voorkomen dat burgers gediscrimineerd worden bij het verkrijgen van toegang tot een betaalrekening. Ten slotte dienen banken een beheerste en integere bedrijfsvoering te hebben.2In het geval dat DNB vaststelt dat banken het risico op discriminatie in hun bedrijfsvoering of beleid onvoldoende beheersen, kunnen banken vanuit het toezicht daarop worden aangesproken. DNB heeft mij laten weten dat zij gaat onderzoeken of banken voldoende beheersmaatregelen nemen om discriminatie zoveel mogelijk te voorkomen. DNB verwacht de resultaten later dit jaar te publiceren. Ik ben blij met dit onderzoek van DNB, dat hopelijk nuttige inzichten oplevert.
Als een burger zich gediscrimineerd voelt door zijn bank, dan kan hij of zij verschillende acties ondernemen. Om te beginnen kan een klant een klacht indienen bij de bank zelf. Als deze klacht niet naar tevredenheid wordt afgehandeld door de bank, dan kunnen consumenten zich ook wenden tot het Klachteninstituut voor financiële dienstverlening. Ook kunnen burgers een melding doen bij een gemeentelijke antidiscriminatievoorziening of het college voor de rechten van de mens. Ten slotte kunnen burgers ook een melding of aangifte doen van discriminatie bij de politie.
Bent u bereid met banken, DNB en de NCDR, in gesprek te treden over (onbedoeld) discriminerende risicomodellen en werkwijzen om boven tafel te krijgen waar de discriminerende elementen in risicoselectiemodellen en werkwijze zitten en hoe dit kan worden voorkomen?
Ja, hiertoe ben ik bereid. Naar aanleiding van signalen vanuit de NCDR over problemen die moslimorganisaties ervaren bij de toegang tot het betalingsverkeer, ben ik reeds in gesprek met de NVB, DNB, de NCDR en vertegenwoordigers van deze groep om de problematiek en oplossingsrichtingen te bespreken die tot verbetering van de toegang tot het betalingsverkeer moeten leiden. Overigens heb ik aan de NCDR laten weten dat wij graag in brede zin alle signalen ontvangen over discriminatie. Daarnaast wil ik naar aanleiding van, onder andere, deze signalen de aanwezigheid van discriminerende elementen in de aanpak van witwassen, financieren van terrorisme en fraude onderzoeken. Ik ben momenteel met de NVB, DNB, AFM, NCDR en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in gesprek hoe dit het beste vorm kan worden gegeven. DNB heeft aangegeven te zullen onderzoeken of banken voldoende beheersmaatregelen nemen om discriminatie zoveel mogelijk te voorkomen. Ik zal uw Kamer hier nader over informeren in de najaarsrapportage van de beleidsagenda aanpak van witwassen.
Bent u ook bekend met dergelijke signalen van discriminatie over de hele breedte van religieuze instellingen?
Ik ben niet bekend met signalen van discriminatie van andere religieuze instellingen.
Bent u het eens met Baldewsingh dat er een onderzoek moet komen naar discriminatie van moslims door financiële instellingen?
Ik wil naar aanleiding van, onder andere, deze signalen de aanwezigheid van discriminerende elementen in de aanpak van witwassen, financieren van terrorisme en fraude onderzoeken. Ik ben momenteel met de NVB, DNB, AFM, NCDR en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in gesprek hoe dit het beste vorm kan worden gegeven. DNB heeft mij laten weten dat zij gaat onderzoeken of banken voldoende beheersmaatregelen nemen om discriminatie zoveel mogelijk te voorkomen. Ik zal uw Kamer hier nader over informeren in de najaarsrapportage van de beleidsagenda aanpak van witwassen.
Bent u bereid een dergelijk onafhankelijk onderzoek te starten naar profilering op grond van de Wwft en de Sanctiewet en werkwijze van banken die kan leiden tot discriminatie naar etnische, religieuze of andersoortige achtergrond, door financiële instellingen?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid bij de opzet van een dergelijk onderzoek alle relevante stakeholders, waaronder financiële instellingen, DNB en de NCDR te betrekken?
Zie antwoord vraag 7.
De macro-financiële bijstand van Moldavië |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Is de Minister bekend met de volgende zin in de appreciatie van het kabinet van de macro-financiële bijstand van Moldavië door de Europese Unie: «Het herstel van macro-economische stabiliteit in de partnerlanden kan niet in afdoende mate worden bereikt door bijstand door afzonderlijke lidstaten, en kan beter worden bereikt door de EU als geheel.»?1
Ja.
Kan de Minister deze bewering wellicht onderbouwen? Waarom is de Europese Unie beter hiertoe in staat dan de afzonderlijke lidstaten (in plaats van omgekeerd dus)? Kortom, wat zijn de bewijzen voor deze bewering?
De macro-financiële steun aan Moldavië door de EU als geheel is zowel wat betreft financiering als wat betreft de besteding van de middelen efficiënter.
De Commissie kan namelijk goedkoper lenen dan de meeste lidstaten afzonderlijk en daarnaast worden de administratieve lasten voor de Moldavische autoriteiten zo veel mogelijk beperkt doordat ze maar met één partij (de Europese Commissie) een overeenkomst aangaan. Dit legt ook minder beslag op de beperkte capaciteit van de autoriteiten van Moldavië.
Daarnaast wordt de besteding van de middelen, zoals overeengekomen in het «memorandum of understanding», efficiënter. De Commissie is, gelet op de aanwezige expertise en contacten, goed in staat om de MFB te monitoren op implementatie van de hervormingsagenda. De Commissie rapporteert hierover aan de EU-lidstaten. Het verlenen van macro-financiële bijstand heeft een duidelijke grondslag in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, specifiek in artikel 212. Daarbij complementeren en versterken de acties van de lidstaten en de Unie elkaar2.
Kortom, als Nederland dit alleen zou willen doen zou dit een veel complexere operatie betekenen en zouden de middelen minder efficiënt kunnen worden besteed.
Is de financiële steun die door het Internationale Monetaire Fonds (IMF) aan Moldavië wordt verleend in de ogen van de Minister onvoldoende om macro-economische stabiliteit te bereiken?
De financiële steun van het Internationaal Monetair Fonds draagt bij aan het bereiken van macro-economische stabiliteit in Moldavië. Het IMF programma is een combinatie van financiële steun en een hervormingsagenda waardoor de kans dat Moldavië in de toekomst weer een beroep op het IMF zal doen afneemt, mede doordat een IMF-programma ook andere vormen van financiering aantrekt (de katalytische werking van het Fonds).
Daarnaast is schuldhoudbaarheid een voorwaarde voor een IMF-programma. Dit betekent dat een land tijdens een IMF-programma over voldoende financiële middelen moet beschikken om aan alle financiële verplichtingen te kunnen voldoen en ook dat er geen financieringsgat bestaat. Daarbij komt dat een IMF-programma een maximale omvang heeft die is gebaseerd op het quota-aandeel van het land binnen het Fonds3. In het geval van Moldavië dicht het IMF-programma (t.w.v. in totaal 594 mln. SDR) niet het gehele financieringsgat. Daarom is het nodig dat Moldavië ook andere financiering aantrekt, bijvoorbeeld vanuit de Europese Unie of de Wereldbank.
Kan de Minister de bovenstaande vraag met een simpel «ja» of «nee» beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Nee, omdat de financiële steun een cruciale bijdrage levert aan het bereiken van macro-economische stabiliteit, maar niet de enige steun is die Moldavië nodig heeft. De toegevoegde waarde van een IMF-programma is de katalytische werking van het programma door de combinatie van financiële steun en de hervormingsagenda die op korte termijn de betalingsbalansproblemen van Moldavië verlichten en deze in de toekomst kunnen voorkomen. Daarbij gaat het IMF er vanuit dat een land dat een programma ontvangt ook andere vormen van financiering aantrekt, bijvoorbeeld financiering van andere internationale financiële instellingen of door de uitgifte van staatsobligaties.
Indien de steun die door het IMF aan Moldavië wordt verleend onvoldoende is kan hieruit geconcludeerd worden dat het IMF in dit geval dus tekortschiet? Zo nee, waarom niet?
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 3 en 4 en in de kabinetsappreciatie MFB Moldavië is er een resterend financieringsgat waarvoor financiële middelen nodig zijn en is de Europese Unie in staat dit middels MFB gedeeltelijk te dichten.
Indien de steun die door het IMF aan Moldavië wordt verleend voldoende is waarom wordt door de Europese Unie dan extra macro-financiële bijstaand verleend?
Zoals toegelicht bij de antwoorden op de vragen 3, 4 en 5 gaat het IMF er vanuit dat een land dat een programma ontvangt ook andere vormen van financiering aantrekt en is er dus nog aanvullende steun aan Moldavië nodig.
Kunnen deze vragen afzonderlijk beantwoord worden?
Ja.
De problemen bij het afschaffen van btw op groente en fruit |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers , Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Afschaffing btw op groente en fruit dreigt te sneuvelen1»?
Ja.
Kunt u de voorspelde kosten, tussen de 550 en 950 miljoen euro, voor het afschaffen van de btw op groente en fruit gespecificeerd inzichtelijk maken? Kunnen deze kosten niet gecompenseerd worden door te snijden in andere overheidsuitgaven, die niet ten goede komen aan de verbetering van de volksgezondheid en het verminderen van de sociale ongelijkheid?
Er heeft nog geen besluitvorming plaatsgevonden over het al dan niet invoeren van een btw-nultarief op groente en fruit en/of alternatieve gezondheidsmaatregelen. Besluitvorming hierover, en over de bekostiging, is aan een volgend kabinet.
De kosten voor het eventueel afschaffen van de btw op groente en fruit zijn afhankelijk van de variant die gekozen wordt. Onderstaande tabel toont voor de door SEO onderzochte varianten een inschatting van de budgettaire kosten.
Variant Budgettaire impact (miljoen)
Variant 1 (beste aansluiting bij Schijf van Vijf) 600–650
Variant 2 (onbewerkte groente en fruit in Schijf van Vijf zonder toevoegingen) 550–600
Variant 3 (onbewerkte groente en fruit in de Schijf van Vijf, geen restricties op toevoegingen) 550–600
Variant 4 (groente en fruit in originele vorm en in de Schijf van Vijf) 500–550
Variant 5 (hoofdstuk 7 en 8 uit GN) 650–700
Variant 6 (hoofdstuk 7, 8 en 20 uit GN) 900–950
Waarom is het zo’n ontzettend ingewikkeld probleem om te definiëren wat valt onder de noemer «groente en fruit»? Vindt u het niet volstrekt absurd dat de Nederlandse overheid de regulering van beleid en bestuur dusdanig ver heeft doorgevoerd dat er hele onderzoeksrapporten gewijd moeten worden aan de vraag wat groente en fruit is, hoe het «neutraliteitsprincipe» daarop van toepassing is en of daaraan allerlei verregaande criteria, zoals de bereidingswijze, of het «maatschappelijk spraakgebruik» ten grondslag zouden moeten liggen
Een btw-nultarief voor groente en fruit vereist een duidelijk wettelijk en houdbaar onderscheid tussen groente en fruit enerzijds en andere voedingsmiddelen die belast zijn tegen het verlaagde btw-tarief van 9% anderzijds. Dit is van belang om te voorkomen dat steeds meer (ongezonde) voedingsmiddelen onder het nultarief gaan vallen. Als ook ongezonde producten onder het nultarief kunnen vallen zal het beoogde gezondheidseffect afnemen. Overheidsmiddelen worden dan ondoelmatig en ondoeltreffend besteed.
Het externe onderzoek heeft dan ook niet zozeer betrekking op de vraag wat «groente» en «fruit» is. Voor de begrippen «groente» en «fruit» bestaan diverse tuinbouwkundige, plantkundige, culinaire en culturele interpretaties. Het onderzoek is met name gericht op het in kaart brengen van wat een juridisch houdbaar onderscheid zou kunnen zijn tussen producten die wel en niet bij de gezondheidsdoelstellingen van de maatregel passen. Bij deze juridische houdbaarheid speelt met name het Unierechtelijk neutraliteitsbeginsel een rol. Uiteraard zijn daarnaast ook de effectiviteit (leidt een btw-verlaging daadwerkelijk tot een prijsverlaging en zo ja, leidt deze dan tot een toename in de consumptie van groente en fruit), uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en het budgettaire beslag van de maatregel van groot belang.
Om tot zorgvuldige besluitvorming te komen heeft het kabinet er dan ook voor gekozen om niet één afbakeningsvariant in kaart te brengen maar een aantal en die op de genoemde aspecten te beoordelen.
Waarom spelen de belangen van producenten en de vrees voor «juridisch getouwtrek» zo’n grote rol? Vindt u niet dat de politiek leidend zou moeten zijn in de besluitvorming over een dergelijke beleidsbepaling en dat de angst voor rechtszaken van commerciële partijen daarin geen rol zou moeten spelen?
Een niet-juridisch houdbare maatregel vergroot het risico op onbedoelde verruiming van de reikwijdte van de maatregel, doordat steeds meer ongezonde voedingsmiddelen onder het btw-nultarief kunnen gaan vallen. Dit doet af aan de doeltreffendheid en doelmatigheid van de maatregel, heeft tot gevolg dat het budgettaire beslag van de maatregel steeds verder toeneemt en zorgt voor rechtsonzekerheid bij ondernemers. Dit laatste heeft mede tot gevolg dat ondernemers procedures kunnen starten over het neutraliteitsbeginsel. Deze procedures zijn naar verwachting niet eenmalig, maar zullen zich blijven voortzetten omdat door elke procedure de afbakening van «groente en fruit» verandert. De bereidheid bij belastingplichtigen om te procederen wordt versterkt door het directe financiële voordeel dat zij bij een gewonnen procedure behalen. Dit zorgt voor sterk verhoogde uitvoeringslasten voor de Belastingdienst en belast de rechterlijke macht. De juridische houdbaarheid van deze maatregel heeft dus brede gevolgen en gaat niet alleen over het belang van commerciële partijen. Daarom is het een belangrijk aspect om in kaart te brengen ten behoeve van de besluitvorming.
Bent u niet van mening dat het heffen van btw op primaire voedingsmiddelen zoals groente en fruit überhaupt vreemd is?
De Europese BTW-richtlijn 2006 heeft als uitgangspunt dat alle goederen en diensten in de heffing worden betrokken. (Super)verlaagde btw-tarieven en vrijstellingen worden beperkt toegepast omdat ze het systeem complexer maken en (daarmee) verstorend werken. Voor bepaalde primaire levensbehoeften als voedingsmiddelen wordt sinds jaar en dag het verlaagde btw-tarief (op dit moment 9%) toegepast.
Kunt u de conclusie uit het onderzoeksrapport2 dat het afschaffen van btw op groente en fruit slechts een «beperkt effect» heeft op de eetgewoonten van mensen rijmen met het feit dat meermaals is aangetoond dat de leefstijl binnen bevolkingsgroepen met lagere inkomens slechter is, omdat gezond eten voor deze populatie vaak te duur is en dat dit grote gevolgen heeft voor de gezondheid van deze mensen en daarmee samenhangend met de sociale en economische positie van deze groepen in de samenleving? Vindt u dit niet contrasterend?
Nee, beide conclusies kunnen tegelijkertijd juist zijn: dat gezond eten relatief duurder is, maar dat het geschatte effect van een btw-nultarief op groente en fruit een gemiddelde toename van 4% aan groente- en fruitconsumptie is. Volgens SEO zal de impact beperkt zijn omdat de vraag naar groente en fruit relatief ongevoelig is voor prijsveranderingen en omdat doorvertaling naar lagere prijzen niet gegarandeerd is. Daarbij komt dat de maatregel ongericht is voor ondersteuning van de lagere inkomensgroepen omdat, aangenomen dat een btw-verlaging wordt doorberekend in de prijs, iedereen van een verlaging profiteert, dus ook de hogere inkomens die relatief meer fruit eten. Als je specifiek lagere inkomensgroepen wilt ondersteunen moet worden nagedacht over een meer gerichte maatregel.
Overigens is prijs niet de enige factor die aankoopgedrag bepaalt. Ook in welke mate mensen als gewoonte hebben groente en fruit te kopen, bereiden en eten speelt bijvoorbeeld een rol.
Denkt u niet dat het beperkte effect dat het afschaffen van de btw op groente en fruit misschien heeft op de korte termijn, naar alle waarschijnlijkheid steeds groter wordt op de langere termijn, aangezien het niet alleen gaat om bestedingspatronen en financiële keuzes van mensen, maar vooral ook om een cultuuromslag in het leef- en eetpatroon, die tijd nodig heeft?
Nee, uit het onderzoek blijkt dat een juridisch houdbare afbakening niet mogelijk is en naar verwachting zal de categorie producten waar het btw-nultarief voor geldt steeds verder uitbreiden. Mogelijkerwijs zal het nultarief dan ook gelden voor producten die niet vallen onder de Schijf van Vijf. Bovendien is het, ook gezien de beantwoording op vraag 6, de vraag of het effect van een btw-verlaging sterk genoeg is om – ook door het kabinet – een gewenste cultuuromslag tot stand te brengen.
Denkt u niet dat de positieve gevolgen van zo’n cultuuromslag, bijvoorbeeld doordat volgende generaties opgroeien met gezondere voeding omdat hun ouders gaandeweg «geleerd» hebben dat dit voor hen financieel beschikbaar is en gezondheidswinst oplevert, op de langere termijn dusdanig positieve gevolgen heeft voor de algemene volksgezondheid, dat het effect van deze maatregelen steeds groter wordt en de kosten die voor de initiële afschaffing van de btw gemaakt zullen moeten worden, ruimschoots zullen worden terugverdiend, onder andere door een vermindering van de zorgkosten door mensen met obesitas, diabetes, kanker en andere leefstijlgerelateerde aandoeningen?
Nee, verwezen wordt naar het antwoord op vraag 7.
Kunt u, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, een schatting doen van de gezondheidswinst op de langere termijn die de in het onderzoek genoemde initiële vier procent stijging van groente en fruit zal opleveren? Hoeveel kinderen groeien hierdoor gezonder op? Hoeveel ziektelast en zorgkosten voor de maatschappij zal dit schelen? Indien u hiervan geen analyse kunt maken, bent u dan bereid om dit in kaart te gaan brengen?
Een schatting van de gezondheidswinst op langere termijn is niet onderzocht. Wel constateert SEO dat de gezondheidseffecten onder meer kunnen verwateren als de afbakening niet juridisch houdbaar is en als daardoor steeds meer producten aan de afbakening worden toegevoegd. Het is aan een volgend kabinet om besluiten te nemen over nadere vervolgacties omtrent het btw-nultarief op groente en fruit. In het verleden is echter wel reeds in het kader van de Brede Maatschappelijke Heroverweging een berekening gemaakt naar de verwachtte daling in ziektekosten en de verhouding tot de budgettaire derving bij een btw-verlaging van 9% naar 5% op leveringen van groente en fruit.
Wat vindt u ervan dat de uitvoeringsproblemen bij de Belastingdienst inmiddels zorgen voor de frustratie van verschillende beleidsmaatregelen, die kunnen bijdragen aan de financiële, economische en sociaal-maatschappelijke gezondheid van ons land? Hoe lang mag het tekortschieten van deze overheidsinstantie nog een excuus zijn voor het niet doorvoeren van noodzakelijk beleid en het tegenhouden van goed bestuur van ons land?
Er heeft nog geen besluitvorming plaatsgevonden over het al dan niet invoeren van een btw-nultarief op groente en fruit en/of alternatieve gezondheidsmaatregelen. Besluitvorming hierover is aan een volgend kabinet. Hierop kan niet vooruit worden gelopen. Dat geldt ook voor wat betreft de reden(en) waarom de maatregel al dan niet wordt genomen. De maatregel is op verzoek van het demissionaire kabinet uitdrukkelijk niet alleen beoordeeld op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, maar ook op diverse andere belangrijke aspecten.
De Belastingdienst heeft zorgen over de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de maatregel. Het beeld dat deze zorgen ongegrond zijn, doet het kabinet nadrukkelijk van de hand. De risico’s die de Belastingdienst ziet, hangen samen met de beperkte juridische houdbaarheid van de maatregel.
Overigens heeft hetgeen dat in dit onderzoek naar voren is gekomen over de uitvoerbaarheid geen betrekking op de uitdagingen waarvoor de Belastingdienst zich, met name op ICT-gebied, gesteld ziet. Het uitbreiden van het btw-nultarief naar groente en fruit is ICT-technisch mogelijk, maar stuit op de andere, reeds genoemde, uitvoeringsbezwaren. Die bezwaren hangen samen met de maatregel zelf, niet met de stand van de ICT-voorzieningen van de Belastingdienst.
Bent u het eens met de stelling van het onderzoek dat andere maatregelen, zoals bijvoorbeeld het invoeren van een suikertaks, geschikter zijn voor het ontmoedigen van ongezond eten? Zo ja, denkt u niet dat dergelijke vormen van overheidsbetutteling en dwang en drang juist aversie oproepen bij mensen en bovendien de burger laten opdraaien voor het feit dat de overheid zelf jarenlang heeft verzaakt om goed voor de bevolking en de volksgezondheid te zorgen, door niet eerder in te zetten op leefstijlverbetering, preventie en educatie, met betrekking tot gezond eten en leven?
SEO heeft geconcludeerd dat er alternatieve instrumenten zijn om burgers aan te zetten tot een gezonder voedingspatroon. SEO heeft echter niet onderzocht of deze instrumenten inderdaad effectiever en efficiënter zijn. Het is aan een volgend kabinet om te beoordelen of nader onderzoek naar deze maatregelen nodig is. Het ontmoedigen van ongezond eten en het stimuleren van gezond eten vraagt een pakket aan maatregelen. Met de brief van 9 december jl. heeft het kabinet haar pakket van maatregelen aangekondigd op het gebied van leefstijl, overgewicht en voeding.
Wat heeft het onderzoek naar het afschaffen van de btw op groente en fruit gekost?
Het onderzoek is na aanbesteding door SEO uitgevoerd voor € 110.322 exclusief btw.
Een klip en klaar onderzoek van het Centraal Planbureau (CPB) aangaande het invoeren van een niet-effectieve gedragstaks |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Vraagtekens bij extra belasting vlees en vliegen: gedragstaks niet effectief»?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat het Centraal Planbureau (CPB) grote vraagtekens plaatst bij het invoeren van extra belastingen om gedrag te beïnvloeden? Kunt u in uw antwoord specifiek een reactie geven op het feit dat het CPB stelt dat belastingen zijn geen «wondermiddel» zijn om gedrag bij te sturen en dat de overheid terughoudend moet zijn met het beïnvloeden van gedrag via het belastingstelsel en dat anders het stelsel onnodig complex wordt en daarmee lastiger uitvoerbaar en moeilijker te overzien voor burgers en bedrijven?
Ik herken dat het belastingstelsel is in de loop der jaren steeds complexer geworden en dat belastinginstrumenten geen wondermiddel zijn. Door alle fiscale regelingen tegen het licht te houden, wil het kabinet het belastingstelsel eenvoudiger maken. Ook heeft het kabinet al verschillende fiscale regelingen afgeschaft. Fiscale regelingen zijn alleen te verantwoorden als ze doen wat ze beogen, oftewel doeltreffend en doelmatig zijn. Ook bij mogelijke nieuwe beleidsmaatregelen, zoals een eventuele hogere belasting op producten, weegt het kabinet dan ook af of een instrument de verwachtingen waar kan maken. Voor fiscale regelingen wordt het toetsingskader fiscale regelingen doorlopen. In bredere zin geldt dat conform artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet expliciet de verwachte doelmatigheid en doeltreffendheid wordt benoemd in een wetsvoorstel. Bij nieuwe belastingen of substantiële verhoging is daar vaak gedegen onderzoek aan voorafgegaan. Zo is bij de verhoging van de vliegbelasting per 1 januari 2023 een impactanalyse gedaan. Hierbij is gekeken naar de effecten van de verhoging op o.a. het aantal reizigers, vliegbewegingen, samenstelling van het verkeer, de opbrengst, directe werkgelegenheidseffecten, geluid en CO2-emissies.
Wilt u na dit klip en klare onderzoek van het CPB ophouden om hardwerkende Nederlanders op torenhoge kosten te jagen en het voornemen om extra belasting op vlees, zuivel en vliegen te heffen subiet prullemanderen?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht ‘Laat KLM zich aan de afspraken over miljarden aan coronasteun houden’ |
|
Evert Jan Slootweg (CDA), Harmen Krul (CDA) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Laat KLM zich aan de afspraken over miljarden aan coronasteun houden»?1
Ja.
Klopt de conclusie in eerder genoemd bericht dat er geen formele sanctiemaatregelen zijn opgenomen in de steunvoorwaarden aan KLM?
Voorafgaand aan de steunverlening zijn er met KLM in een Framework Agreement afspraken gemaakt over de steunvoorwaarden, waaronder afspraken die toezien op de naleving van de steunvoorwaarden. Zo kon de staatsagent een escalatiemechanisme inzetten indien KLM niet aan de steunvoorwaarden voldeed, waarbij de staatsagent kon escaleren naar Air France-KLM en het Ministerie van Financiën om tot een voor alle partijen acceptabele oplossing te komen. Daarnaast moest er door KLM een herstructureringsplan worden opgesteld, voordat KLM een verzoek kon indienen voor uitbetaling van de tweede tranche van de lening in 2020. Pas nadat het herstructureringsplan naar tevredenheid van de Nederlandse staat was opgesteld, is de rest van de lening beschikbaar gesteld.2
Bij het opstellen van deze afspraken heeft het kabinet als inzet gekozen om naleving te borgen via dit herstructureringsplan, de aanstelling van de staatsagent, zijn rol en positionering binnen de onderneming (waaronder de mogelijkheid aanwezig te zijn bij vergaderingen van de raad van commissarissen), zijn openbare rapportages en de gesprekken van beide ministeries met de onderneming. Gedurende de eerste jaren werkte dit model goed: de onderneming voldeed in 2020 en ook in 2021 werd volgens de staatsagent ruimschoots voldaan aan de bedrijfseconomische en financiële voorwaarden van het steunpakket. Om beter op de naleving van de luchtvaartinhoudelijke voorwaarden te kunnen toezien, werden deze voorwaarden nader geoperationaliseerd in de vorm van een monitoringsplan. Dit monitoringsplan maakt inzichtelijk hoe de voorwaarden die in het kader van het steunpakket aan KLM zijn opgelegd op het gebied van netwerkkwaliteit, leefbaarheid en duurzaamheid worden gemonitord. Begin 2022 concludeerde de staatsagent in zijn tweede rapportage dat naar verwachting ook in 2022 werd voldaan aan de bedrijfseconomische en financiële voorwaarden, maar dat aanvullende maatregelen van KLM nodig waren om de levensvatbaarheid en concurrentiekracht ook structureel veilig te stellen.
Vanaf medio 2022 werd de naleving van de voorwaarden door KLM minder goed. Hoewel het kabinet het positief vond dat KLM medio 2022 de uitstaande leningen terugbetaalde en stappen zette om facilitering van mogelijke belastingontwijking te beëindigen, schoof de onderneming de arbeidsvoorwaardelijke bijdrage opzij. KLM deelde mee dat dit kwam door de arbeidsmarktkrapte en gestegen inflatie. De afgesproken kostenbesparing met als doel het structureel verbeteren van de concurrentiepositie verdween daarmee uit het zicht. Het kabinet heeft toen bij de onderneming aangegeven teleurgesteld en ontevreden te zijn met de wijze waarop KLM een deel van de steunvoorwaarden naleefde. Nadat uit de vierde rapportage van de staatsagent bleek dat KLM geen verbetering liet zien bij de naleving van een deel van de voorwaarden, heeft het kabinet opnieuw haar teleurstelling uitgesproken en bij het bestuur en de raad van commissarissen aangegeven dat KLM de steunvoorwaarden moet naleven. Omdat het kabinet op basis van de conclusies van de staatsagent het niet goed uitlegbaar meer vond dat KLM gebruik kon maken van de lening en garantie in het steunpakket, heeft het kabinet toen eveneens aan KLM aangegeven dat KLM vaart moest maken met het vinden van private financieringsbronnen en het opzeggen van het steunpakket.
In de Framework Agreement was de mogelijkheid opgenomen om geschillen te beslechten via mediation en daarna arbitrage als KLM niet voldeed aan de steunvoorwaarden. De juridische vormgeving van de steunverlening stond echter niet toe om op basis van het niet naleven van alle steunvoorwaarden de overeenkomst voor de lening en garantie van in totaal 3,4 miljard euro te beëindigen. Het kabinet vond het van belang dat ook de banken bijdroegen aan de steunverlening. Gezien hun betrokkenheid was het juridisch niet haalbaar om een beëindigingsgrond op grond van de Framework Agreement op te nemen in de financieringsdocumentatie, omdat deze partijen niet het risico wilden lopen dat de staat eigenstandig de staatssteun zou kunnen beëindigen.
Het kabinet is in de periode na de vierde rapportage blijven inzetten op kritische gesprekken met de onderneming met als doel KLM te bewegen tot naleving van de steunvoorwaarden. Dit was in die periode volgens het kabinet het meest geschikte middel om KLM te bewegen tot meer naleving. Het afdwingen van naleving via de rechter brengt per definitie het risico van een langlopend proces met een onzekere uitkomst met zich mee. Daarnaast geldt ook dat KLM eigenstandig het belang zou moeten zien van het boeken van resultaat op het belangrijkste langetermijndoel van de steunvoorwaarden, namelijk de versterking van de concurrentiepositie door middel van de structurele kostenbesparingen.
Het bovenstaande laat onverlet dat nu de contractuele voorwaarden bij het steunpakket en de figuur van de staatsagent wegvallen, het kabinet zich een oordeel zal vormen over de mate van naleving door KLM over de gehele looptijd van het steunpakket en op basis van die beoordeling zal bezien of eventuele vervolgstappen wenselijk en (juridisch) haalbaar zijn.
Zoals eerder aangekondigd zal het steunpakket ook geëvalueerd worden, waarbij er ook aandacht zal zijn voor de wijze waarop naleving van dit soort steunvoorwaarden bij eventuele toekomstige steuntrajecten van ondernemingen beter geborgd kan worden.
Behoort het voor de overheid tot de mogelijkheden om naar de rechter te stappen om het nakomen van de gemaakte afspraken om in aanmerking te komen voor coronasteun af te dwingen bij KLM indien dit wordt geweigerd, zoals gesuggereerd in eerder genoemd bericht?
Zie antwoord vraag 2.
Overweegt u om aan de rechter te vragen het privaatrechtelijk steuncontract van 3,4 miljard euro te ontbinden, zoals gesuggereerd in eerder genoemd bericht? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Gaat u, zoals geopperd in eerder genoemd bericht, de overige steunmaatregelen, namelijk twee miljard euro NOW-steun en 1,5 miljard euro aan belastinguitstel inzetten om naleving van de afspraken door KLM af te dwingen? Zo nee, waarom niet?
Het bedrag aan NOW-steun dat bedrijven konden ontvangen, is gebaseerd op de omzetdaling en de loonsom tijdens een bepaalde periode. Voor de aan KLM verstrekte NOW-steun zijn de steunvoorwaarden die verbonden zijn aan het steunpakket van KLM niet van toepassing. Ditzelfde geldt voor belastinguitstel dat generiek is verleend ten tijde van de coronapandemie. De NOW-steun en belastinguitstel zijn als generieke maatregelen niet voorwaardelijk aan de naleving van de voorwaarden van het specifieke steunpakket voor KLM en kunnen daarmee niet ingezet worden als instrument om naleving af te dwingen.
Hoe kijkt u aan tegen de suggestie in eerder genoemd artikel om het aandeelhouderschap van Air France-KLM in te zetten om bestuur en commissarissen van KLM tot naleving van de maatregelen om in aanmerking voor coronasteun af te dwingen en eventueel aan te dringen op ontslag van bestuur indien ze deze afspraken niet nakomen?
Het kabinet verwacht in haar rol als aandeelhouder van het bestuur van KLM dat zij concrete actie gaat ondernemen om structurele kostenreducties door te voeren en het vergroten van de competitiviteit van KLM als haar prioriteit ziet, met oog voor duurzaamheid en de omgeving. Bovendien verwacht het kabinet dat KLM, ook nu het steunpakket is afgerond, een maatregel neemt om facilitering van mogelijke belastingontwijking te stoppen. Het is aan het bestuur van KLM om zodanige maatregelen te nemen. Het kabinet zal zijn aandeelhoudersbevoegdheden inzetten om het bestuur van KLM en de raad van commissarissen hierover te blijven bevragen en te beoordelen.
We zullen ook in de toekomst Air France-KLM hierover blijven bevragen en beoordelen. Het kabinet heeft eerder het bestuur van Air France-KLM aangesproken op de gebrekkige naleving van de steunvoorwaarden door KLM.
Hoe groot schat u de kans in dat de Europese Commissie of niet gesteunde luchtvaartmaatschappijen juridische stappen zullen ondernemen richting de Nederlandse overheid nu KLM haar afspraken niet nakomt?
De Europese Commissie monitort of de voorwaarden uit de Tijdelijke Kaderregeling en het herziene goedkeuringsbesluit van de steunverlening aan KLM nageleefd wordt, niet of KLM de steunvoorwaarden uit de leningsdocumentatie met de Nederlandse staat correct heeft nageleefd.
Op dit moment zijn er geen aanwijzingen dat de Europese Commissie juridische stappen overweegt. Tevens ben ik niet bekend met eventuele juridische stappen van derden over de niet-naleving van de steunvoorwaarden van KLM. Ryanair heeft eerder beroep aangetekend tegen het herziene goedkeuringsbesluit. Dat beroep staat los van de naleving van de steunvoorwaarden door KLM.
Het ECB beleid om de positie van “green bonds” in haar portefeuille actief te vergroten en het financiele systeem te vergroenen. |
|
Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van het beleid van de ECB waarmee zij zich in wil zetten om haar portefeuille aan bedrijfsobligaties te sturen in de richting van bedrijven die betere klimaatprestaties leveren?1
Ja, dat ben ik.
Bent u het ermee eens dat de ECB, als niet door volksvertegenwoordigingen gekozen instelling, is opgezet om een onafhankelijk en apolitiek karakter te hebben en dat karakter moet nastreven zoals zij als organisatie niet alleen zelf aangeeft maar bovendien zo is vastgelegd in het Verdrag en de ECB-statuten?2
Op grond van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) heeft de ECB als primaire mandaat het handhaven van prijsstabiliteit in de eurozone. Daarnaast heeft de ECB als secundaire mandaat het ondersteunen van het algemene economische beleid in de Unie. Om de ECB in staat te stellen haar taken en mandaat uit te voeren, verleent het Verdrag de ECB volledige onafhankelijkheid van politieke inmenging. Het past regeringen dan ook terughoudend te zijn in hun beoordeling van het ECB-beleid.
Hoe staat het bevorderen van de energietransitie door financiering van bedrijven te sturen in de richting van «groenere bedrijven» volgens u in verhouding tot dit apolitieke karakter van de bank?
Volgens de ECB gaat klimaatverandering gepaard met effecten voor de inflatie. Zo kunnen de prijzen van goederen en diensten sterk schommelen door schokken in de economie die samenhangen met klimaatschade, zoals veroorzaakt door droogte of overstromingen. Om de impact van klimaatverandering op de inflatie en de economie te beperken is volgens de ECB een ordelijke overgang naar een klimaatneutrale economie wenselijk. De ECB stelt daarom dat het ondersteunen van de energietransitie in de EU consistent is met zowel haar primaire als secundaire mandaat.3
Daarnaast hebben klimaatverandering en de energietransitie invloed op de waarde en het risicoprofiel van de activa op de balans van het Eurosysteem. Voor koolstof-intensieve bedrijven, zoals energieproducenten of transportbedrijven die afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen, kan de waarde van bedrijfsobligaties bijvoorbeeld dalen als ze zich niet op tijd aanpassen aan klimaatverandering en de energietransitie. Om klimaatrisico’s te mitigeren is de ECB bezig om haar portfolio van bedrijfsobligaties koolstofarm te maken.4
Columnist Han de Jong betoogt op het platform «Investment Officer»3 dat het vaststellen van welke investeringsrichtingen «groen» zijn en welke niet per definitie een subjectief en politiek gevoelig proces is. Bent u het daarmee eens?
Nee, daar ben ik het niet mee eens. De ECB streeft ernaar om haar portfolio van bedrijfsobligaties koolstofarm te maken. Hiertoe is een methodiek ontwikkeld die bedrijven beoordeelt op drie maatstaven: gerealiseerde emissies, geloofwaardige en ambitieuze doelstellingen om emissies te verminderen en de kwaliteit van hun disclosures. Met het ontwerp van deze scoringsmethode sluit de ECB onder meer aan bij de Europese standaarden voor EU Climate Transition Benchmarks en EU Paris-aligned Benchmarks.6 Deze standaarden zijn tot stand zijn gekomen op basis van de input van experts. Door hierop aan te sluiten, neemt de ECB onder meer een meetbaar en wetenschappelijk onderbouwd traject als uitgangspunt om haar portfolio van bedrijfsobligaties koolstofarm te maken.
Hoe verhoudt deze vaststellingsprocedure zich tot het na te streven onafhankelijke karakter van de ECB?
De gehanteerde methodiek voor het berekenen van klimaatscores leidt ertoe dat de ECB haar porfolio van bedrijfsobligaties beweegt richting bedrijven met betere klimaatprestaties. Dit moet de toegang tot krediet voor deze bedrijven bevorderen, terwijl bedrijven met slechtere klimaatprestaties geprikkeld worden om hun klimaatambities te vergroten. Volgens de ECB ondersteunt dit de klimaattransitie. Tegelijkertijd beperkt dit het klimaatrisico op de balans van de ECB. Daarmee is dit consistent met het mandaat van de ECB.
Ondermijnt de ECB als gevolg van het betreden van de politieke arena met haar «groene beleid» niet haar eigen gezag en draagvermogen inzake het monetaire beleid bij de Europese bevolking in het algemeen en die van Nederland in het bijzonder?
Dat deel ik niet. Zoals hierboven beschreven, is het ondersteunen van de energietransitie door de ECB consistent met haar primaire en secundaire mandaat.
Bent u bereid deze gang van zaken aan te kaarten bij zowel De Nederlandsche Bank als de ECB in Frankfurt?
Nee, dat ben ik niet van plan vanwege bovenstaande.
Wilt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Miljardensteun voor Credit Suisse, beleggers reageren opgelucht‘ |
|
Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Kent u het bericht «Miljardensteun voor Credit Suisse, beleggers reageren opgelucht»?1
Ja.
Volgt u de situatie van onrust in de bankensector op de voet en kunt u daarover zo snel mogelijk aan de Kamer rapporteren?
Ja.
Wat zijn volgens u de belangrijkste oorzaken dat de Zwitserse bank Credit Suisse in de problemen is gekomen?
Na de eerdere problemen bij enkele Amerikaanse banken, kwam vorige week de Zwitserse bank Credit Suisse in zwaar weer terecht. Door de marktonrust vanwege het falen van enkele Amerikaanse banken, lagen banken wereldwijd onder een vergrootglas. Bij Credit Suisse spelen al geruime tijd een aantal specifieke problemen waardoor beleggers weinig vertrouwen hadden in deze bank. Credit Suisse was de afgelopen jaren betrokken bij een reeks schandalen en had forse verliezen geleden op verschillende investeringen. De totale verliezen over 2022 waren ongeveer € 7,3 mld. Daarnaast kwamen bij de publicatie van de jaarrekening op 14 maart materiële gebreken aan het licht en kwam de mededeling van de grootste aandeelhouder dat die geen extra kapitaal zou verschaffen. Dit heeft het vertrouwen in deze bank verder doen dalen, waarna een verhoogde uitstroom van deposito’s bij de bank op gang kwam. Het is belangrijk om te benadrukken dat de situatie bij Credit Suisse hierdoor wezenlijk anders is dan bij banken in de Europese Unie.
Hoe kan het volgens u dat zo’n grote bank in de Europese Economische Ruimte zo in de problemen zit en had hier eerder actie moeten worden ondernomen?
Zwitserland is dan wel onderdeel van de Europese Economische Ruimte, maar doet niet mee aan de Europese Bankenunie. Zwitserland heeft een eigen toezichts- en crisisraamwerk voor banken. De Zwitserse autoriteiten zijn dan ook volledig verantwoordelijk voor het toezicht op Credit Suisse. Na de marktonrust half maart hebben de Zwitserse autoriteiten snel en doeltreffend geïntervenieerd.
Bent u het ermee eens dat het omvallen van de Amerikaanse SVB een groot risico vormt voor banken die zich al in zwaar weer bevinden?
De huidige onrust leidt tot verhoogde onzekerheid en zorgt ervoor dat banken wereldwijd onder een vergrootglas liggen. In de Verenigde Staten is er aanhoudende onrust rondom enkele kleine en middelgrote banken. Europese en Nederlandse financiële instellingen zijn duidelijk minder kwetsbaar voor de risico’s die speelden bij Amerikaanse banken en Credit Suisse; de bankspecifieke problemen spelen hier een kleinere rol en de banksector in Nederland is daarbij weerbaar, met gedegen kapitaal- en liquiditeitsbuffers. De weerbaarheid van de Europese bankensector wordt bovendien regelmatig getest via stresstesten, met stressscenario’s die vergelijkbaar of erger zijn dan de crisis in 2007–2009. Uit een stresstest die DNB afgelopen oktober heeft gepubliceerd blijkt ook dat Nederlandse banken een (schoksgewijze) stijging van de rente goed kunnen opvangen en dat hun kapitaalratio’s dan boven de vereiste minimumwaarden blijven.
Kunt u aangeven of er op dit moment ook andere Europese banken in problematische situaties zitten vanwege gestegen rentes, of vanwege problemen die er al waren zoals bij Credit Suisse en daardoor nu extra risico lopen?
Ook in Europa is er sprake van verhoogde volatiliteit en correcties op markten in een omgeving van verkrappende financiële condities en stijgende rentes. Het is nooit uit te sluiten dat er ook in Europa individuele banken zijn die in deze omgeving kwetsbaar kunnen zijn, maar ik heb er het volste vertrouwen in dat de Europese toezichthouders de situatie nauwlettend in de gaten houden.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 zijn Europese banken duidelijk minder kwetsbaar voor het risico van een gestegen rente, doordat er regels zijn voor het beheersen van renterisico, ze hoge kapitaal en liquiditeitseisen hebben, en worden onderworpen aan stresstesten. Daarnaast is de regulering voor wat betreft liquiditeits-en kapitaaleisen voor kleinere banken in de Verenigde Staten significant afgezwakt in 2018.
Wat betekent het volgens u dat de onrust rond Credit Suisse ook leidde tot dalende koersen van grote Europese banken en ook de Nederlandse banken ING en ABN Amro rond de tien procent in waarde daalden?
De onrust rond Credit Suisse zorgde voor de nodige onzekerheid en daardoor een negatief risicosentiment op de financiële markten. Dit leidde ook tot dalende aandelenkoersen van de grote Nederlandse en Europese banken, die in de dagen daarna echter ook weer stegen. Deze daling moet ook in het perspectief geplaatst worden van de stevige stijging van de aandelenprijzen van Europese banken over de afgelopen maanden. Zo staat de Europese bankenindex nog altijd hoger dan begin dit jaar.
Heeft het beursverlies van ABN-Amro effect op de voorgenomen verkoop van deze aandelen door de Nederlandse Staat?
Op 10 februari heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd dat ik heb ingestemd met het advies van NLFI om de komende periode dagelijks kleine hoeveelheden aandelen ABN AMRO te verkopen via de beurs. Dit dribble-out-programma is erop gericht het belang in ABN AMRO af te bouwen tot iets minder dan 50%. In de vormgeving van dit verkoopprogramma is een bodemprijs afgesproken waaronder geen aandelen verkocht worden. Over de hoogte van de bodemprijs kan ik geen openbare uitspraken doen aangezien dit een negatieve impact kan hebben op het succes van het verkoopprogramma. Ik kan dus niet zeggen of de huidige beurskoers van ABN AMRO onder of boven de bodemprijs ligt en dus ook niet of de lagere koersen op dit moment impact hebben op het verkoopprogramma.
Hoe denkt u dat het beste tegemoet gekomen kan worden aan de zorgen onder beleggers en paniek op financiële markten?
Het is belangrijk om de rust te bewaren en naar de feiten te kijken. De situatie bij Credit Suisse en de Amerikaanse banken is wezenlijk anders dan bij Nederlandse banken. In Europa moeten banken voldoen aan strenge eisen met betrekking tot liquiditeit en kapitaal. Ook beoordelen onze toezichthouders het renterisico van een bank. Dat renterisico ligt aan de basis van veel problemen op dit moment. In de Verenigde staten is sinds 2018 sprake geweest van deregulering in de bankensector waarbij er uitzonderingen op de strenge bankenregels zijn gecreëerd voor kleine en middelgrote banken, onder andere op het gebied van renterisico.
Wat mij betreft tonen de oorzaken van de problemen bij de Amerikaanse banken aan dat de strikte regulering van banken die we mondiaal en in Europa sinds de kredietcrisis hebben ingevoerd van groot belang blijven en we daarop moeten blijven voortbouwen.
De Zwitserse centrale bank stopt nu 50 miljard euro in Credit Suisse om de onrust te beteugelen: wat kunnen mogelijke gevolgen zijn voor de Europese Centrale Bank, zowel voor het rente- en inflatiebeleid, als ook voor het inspringen bij problemen van banken, als ook Europese banken dreigen om te vallen?
Op donderdag 16 maart heeft de ECB in de persconferentie over haar rentebesluit toegelicht dat zij stuurt op het waarborgen van prijsstabiliteit en financiële stabiliteit. Omdat de inflatie naar verwachting te lang te hoog blijft, heeft de ECB de haar beleidsrente wederom met 50 basispunten verhoogd.
Volgens de ECB versterkt de huidige onzekerheid het belang van een op data gebaseerde benadering bij toekomstige besluiten over de beleidsrente. Bij toekomstige rentebeslissingen wordt daarom ook gekeken naar hoe financiële ontwikkelingen doorwerken op de inflatievooruitzichten en daarmee op het monetaire beleid. De dynamiek van onderliggende inflatie en de kracht van monetaire beleidstransmissie zijn daarbij twee belangrijke factoren.
De ECB is daarbij vastbesloten de inflatie terug te brengen naar de doelstelling van 2% op middellange termijn, maar geeft tegelijkertijd aan de huidige spanningen op de markt nauwgezet te volgen en klaar te staan om waar nodig in te grijpen om de financiële stabiliteit te handhaven. De ECB benadrukt hierbij dat het beleidsinstrumentarium volledig is toegerust om liquiditeitssteun te verstrekken aan het financiële stelstel indien dit nodig mocht zijn. Volgens de ECB is het bankenstelsel in de eurozone echter schokbestendig, en zijn kapitaal- en liquiditeitsposities robuust.
In hoeverre vangt de Europese bankensector zelf dergelijke problemen op en in welke situaties kan een beroep gedaan worden op nationale overheidsmiddelen?
Sinds de financiële crisis zijn veel maatregelen genomen om te zorgen dat de overheid banken niet meer hoeft te redden. Allereerst zijn de regels voor banken aangescherpt, en zijn de kapitaaleisen strenger waardoor de buffers bij banken veel hoger zijn dan voor de crisis. Als een bank desondanks toch in de problemen komt zijn er veel verdedigingslinies om te zorgen dat de overheid niet hoeft bij te springen. Zo moeten aandeelhouders en achtergestelde crediteuren eerst het verlies nemen (de bail-in) en zijn er vervolgens het door de banken zelf gevulde nationale depositogarantiefonds en het Europese resolutiefonds. Dit alles is onder meer gericht op het beperken van het risico dat de overheid moet bijspringen in het geval een bank in de problemen komt.
Welke risico’s van de huidige instabiliteit op de financiële markten ziet u voor belangrijke economische sectoren, zoals de bouwsector, die al te maken heeft met hoge kosten en sterk gestegen rentes en wat gebeurt er als hierdoor bijvoorbeeld (bouw)projecten stil komen te liggen?
De toegenomen onzekerheid in de markten komt boven op het verkrappend rentebeleid van de ECB. Het is mogelijk dat banken terughoudender zullen zijn met kredietverlening aan de reële economie of de voorwaarden aanscherpen. Dit is dan ook het beoogde effect van verkrappend monetair beleid. Aangescherpte kredietverlening kan vervolgens een effect hebben op alle economische sectoren.
Specifiek voor de bouwsector zijn er echter nog andere factoren die impact hebben op de start van bouwprojecten zoals arbeidsmarktkrapte, stijgende bouwkosten en stikstof. De Minister voor VRO heeft eerder aangekondigd om na het voorjaar een economische analyse van de ontwikkelingen in de bouwsector aan uw Kamer te sturen. Hier zal ook worden ingegaan op onder andere de stijgende rente.
Kunt u deze vragen, gezien de snelle ontwikkelingen op dit moment, op korte termijn beantwoorden, in ieder geval binnen twee weken?
Ik zal de antwoorden zo spoedig mogelijk aan de Kamer sturen.
De berichtgeving in de media naar aanleiding van het omvallen van de Amerikaanse banken SVB en Signature |
|
Eelco Heinen (VVD), Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving in de media naar aanleiding van het omvallen van enkele Amerikaanse banken, waaronder «SVB-klanten krijgen al hun geld terug, tweede bank omgevallen» in het FD van 13 maart 2023, «Het financiële stelsel is vijftien jaar na de crash nog altijd fragiel» in Trouw van 14 maart 2023 en «SVB blijft belegger pijn doen na hulp overheid» in de Telegraaf van 14 maart 2023?
Ja.
Is u bekend hoeveel Nederlandse spaarders en bedrijven geld bij de omgevallen banken SVB en Signature hadden staan? Kunnen zij ook hun geld (deels) terugkrijgen als gevolg van de steunmaatregelen van de Amerikaanse overheid?
Het is mij niet bekend hoeveel Nederlandse spaarders en bedrijven geld bij Silicon Valley Bank (SVB) of Signature Bank hadden staan. De Federal Deposit Insurance Corporation (FDIC) heeft directe controle genomen over SVB en Signature Bank. Daarbij heeft de FDIC alle deposito’s – zowel die verzekerd waren onder het depositogarantiestelsel als die niet verzekerd waren – en vrijwel alle activa overgedragen aan een «brugbank» onder controle van de FDIC om alle depositohouders van Silicon Valley Bank en Signature Bank te beschermen. Alle deposito’s van SVB en Signature Bank zijn dus beschermd, ook die van niet-Amerikaanse klanten.
Wat zijn volgens u de gevolgen voor aandeelhouders en obligatiehouders van SVB en Signature, waaronder banken en verzekeraars, die hun geld niet terugkrijgen, zoals pensioenbeheerder APG, ambtenarenfonds ABP, uitvoerder voor pensioenfondsen MN, maar ook Nederlandse banken?
SVB en Signature Bank zijn in het weekend van 10 maart onder directe controle van de FDIC geplaatst. De verliezen van de SVB en Signature Bank slaan, gelet op de crediteurenhiërarchie in het faillissementsrecht, als eerste neer bij aandeelhouders en vervolgens bij achtergestelde crediteuren, zoals sommige obligatiehouders. De Amerikaanse autoriteiten hebben aangekondigd dat deposito’s zullen worden gegarandeerd en dat de eventuele kosten daarvan betaald zullen worden door de bankensector. De belastingbetaler wordt daarmee zoveel mogelijk ontzien.
Nu de SVB en Signature Bank onder controle van de FDIC in resolutie zijn gegaan wordt voor de resterende activa van beide failliete banken gezocht naar kopers. Dit proces kan lange tijd duren. Pas wanneer dit proces is afgerond zal duidelijk worden of er en hoe groot verliezen daadwerkelijk zijn.
De directe impact van het faillissement van SVB op Europese en Nederlandse verzekeraars is naar verwachting zeer beperkt. Ook voor Nederlandse pensioenfondsen is de blootstelling klein. Zo geeft pensioenuitvoerder APG aan voor € 130 mln investeringen te hebben in SVB, en ook enige blootstelling te hebben aan First Republic bank, een bank die ook met financiële problemen te maken kreeg. De investeringen in SVB en First Republic bank zijn bij elkaar goed voor een blootstelling van € 294 miljoen, minder dan 0,1% van het beheerd vermogen van ABP dat meer dan € 460 mld bedraagt. De andere vier grootste pensioenfondsen belegden samen voor minder dan € 100 mln in SVB en Signature bank. Voor Nederlandse banken is er ook een zeer minimale blootstelling aan deze Amerikaanse banken. Dit hebben Rabobank en ABN AMRO ook in de media laten weten.
Deelt u de analyse van beleggingsstrateeg Björn Jesch dat Signature Bank het slachtoffer is van het gedrag van klanten in reactie op de teloorgang van SVB en dat uiteindelijk de besmetting zich zou kunnen verspreiden door de algehele economie en financiële markten?
De situatie bij de omgevallen Amerikaanse banken is wezenlijk anders dan bij Nederlandse en Europese banken. Er was sprake van een heel specifiek bedrijfsmodel, met een atypisch balans- en risicobeheer. Hierdoor was SVB extreem gevoelig voor stijgende rentes, veel meer dan Europese banken. Ook was het aandeel ongedekte deposito’s bij SVB heel hoog, meer dan 90%, waardoor de bank gevoelig was voor een bankrun. Ook bij Signature speelden specifieke problemen. Dit maakt de kans dat de situatie rondom de Amerikaanse banken zich breed verspreidt over de gehele bankensector (in VS en EU) relatief beperkt. Wel zijn financiële markten onrustig en deze gebeurtenissen lijken nu nog na te ijlen in de financiële markten. De financiële sector draait om vertrouwen en een dergelijke schok tast dit vertrouwen aan. Dat lijken we nu ook terug te zien in de koersdalingen van vorige week.
Acht u het faillissement van de banken SVB en Signature een geïsoleerd Amerikaans probleem, of ziet u bredere systeemrisico’s in de financiële sector als gevolg van het Amerikaanse of Europese rentebeleid van centrale banken dat momenteel gericht is op het bestrijden van de inflatie?
Na jarenlange ruime financiële condities hebben zich kwetsbaarheden opgebouwd in het financiële systeem. Zo zijn schulden wereldwijd toegenomen, omdat het goedkoper was om geld te lenen. Ook is er in delen van het financiële systeem meer geïnvesteerd in risicovollere beleggingen. Sterke rentestijgingen, zoals zich de afgelopen periode hebben voorgedaan in reactie op de sterk toegenomen inflatie, kunnen leiden tot een toenemende druk op met name kort gefinancierde schulden en een waardedaling van vastrentende effecten met een langere looptijd. Dit inzicht is niet nieuw. Zo wees onder meer De Nederlandsche Bank (DNB) op het systeemrisico van abrupte correcties op financiële markten, waaronder in het laatste Overzicht Financiële Stabiliteit van najaar 2022.
Sinds de kredietcrisis zijn er veel maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat banken weerbaar zijn. De kapitaaleisen voor banken zijn flink verhoogd en banken zijn onderworpen aan liquiditeitseisen en regelmatige stresstesten om na te gaan in hoeverre ze zwaarweerscenario’s het hoofd kunnen bieden. Het toezicht op banken is sindsdien aangescherpt. Mondiaal en nationaal systeemrelevante banken moeten daarnaast aan extra macroprudentiele eisen voldoen om ze nog weerbaarder te maken. Ook kunnen toezichthouders macroprudentiele buffers opleggen voor conjuncturele systeemrisico’s.
Dat er bij de Amerikaanse banken SVB en Signature toch problemen zijn ontstaan heeft te maken met de specifieke bedrijfsmodellen van deze banken met een atypisch balans- en risicobeheer. Hierdoor was SVB extreem gevoelig voor stijgende rentes, veel meer dan Europese banken. Verder was het aandeel ongedekte deposito’s bij SVB heel hoog, meer dan 90%, waardoor de bank gevoelig was voor een bankrun. Ook bij Signature speelden specifieke problemen. Bovendien hoefden deze banken zich aan minder strikte eisen te houden dan Europese banken, omdat ze door de Amerikaanse overheid waren uitgezonderd van een aantal maatregelen die na de financiële crisis zijn genomen (waaronder regels rondom liquiditeit en renterisico). Dit komt doordat in de Verenigde staten sinds 2018 sprake is geweest van deregulering in de bankensector waarbij er uitzonderingen op de strenge bankenregels zijn gecreëerd voor kleine en middelgrote banken.
Wat mij betreft tonen de gebeurtenissen aan dat de strikte regulering van banken die we mondiaal en in Europa hebben ingevoerd sinds de kredietcrisis van groot belang blijven.
Zijn er volgens u systeemrisico’s voor Europese of Nederlandse financiële instellingen?
Ook in Europa is er sprake van volatiliteit en correcties op markten in een omgeving van verkrappende financiële condities en stijgende rentes. Het is niet uit te sluiten dat er ook in Europa banken zijn die in deze omgeving kwetsbaar kunnen zijn. Europese en Nederlandse financiële instellingen zijn echter duidelijk minder kwetsbaar voor deze risico’s dan de Amerikaanse banken waar in voorgaande vragen aan werd gerefereerd; de bankspecifieke problemen spelen hier een kleinere rol en de banksector in Nederland is weerbaar, met gedegen kapitaal- en liquiditeitsposities.
De weerbaarheid van de Europese bankensector wordt regelmatig getest middels stresstesten met scenario’s die vergelijkbaar of erger zijn dan de crisis in 2007–2009. Uit een stresstest die DNB afgelopen oktober publiceerde blijkt ook dat Nederlandse banken een (schoksgewijze) stijging van de rente goed kunnen dragen. Daarnaast analyseren Europese en Nederlandse autoriteiten voortdurend systeemrisico’s en leggen zij, waar nodig, banken additionele macroprudentiele buffers op voor systeemrisico’s. In Nederland gelden, bovenop minimum en bankspecifieke kapitaaleisen, ook extra buffers voor systeemrisico’s voor de vijf grootste banken en een buffer voor conjuncturele systeemrisico’s voor alle Nederlandse banken.
Deelt u de analyse van De Nederlandsche Bank (DNB) dat Nederlandse banken «weerbaar» zijn en een schok als gevolg van sterk stijgende rentes goed op kunnen vangen?
Ja, Nederlandse banken zijn goed gekapitaliseerd met een Tier 1 kernkapitaalratio van 16,3% in juni 2022. Dit is ruim boven de gecombineerde minimumeisen, bankspecifieke kapitaaleisen en buffereisen. Daarnaast hebben ze hoge liquiditeitsbuffers met een liquiditeitsratio (LCR) van 171,8 in juni 2022, ruim boven het vereiste minimum van 100. Stresstesten van DNB laten zien dat Nederlandse banken in staat zijn rentestijgingen op te vangen zonder dat de kapitaalpositie onder het vereiste minimum komt.
Deelt u de zorgen van economen dat de onrust op de financiële markten gevolgen heeft voor het rentebeleid van centrale banken en de strijdt tegen inflatie? Welke risico’s ziet u hierbij?
Op donderdag 16 maart heeft de ECB in de persconferentie over haar rentebesluit toegelicht dat zij stuurt op het waarborgen van prijsstabiliteit en financiële stabiliteit. Omdat de inflatie naar verwachting te lang te hoogt blijft, heeft de ECB haar beleidsrente wederom met 50 basispunten verhoogd.
Volgens de ECB versterkt de huidige onzekerheid het belang van een op data gebaseerde benadering bij toekomstige besluiten over de beleidsrente. Bij toekomstige rentebeslissingen wordt daarom ook gekeken naar hoe financiële ontwikkelingen doorwerken op de inflatievooruitzichten en daarmee op het monetaire beleid. De dynamiek van onderliggende inflatie en de kracht van monetaire beleidstransmissie zijn daarbij twee belangrijke factoren.
De ECB is daarbij vastbesloten om de inflatie terug te brengen naar de doelstelling van 2% op middellange termijn, maar geeft tegelijkertijd aan de huidige spanningen op de markt nauwgezet te volgen en klaar te staan om waar nodig in te grijpen om de financiële stabiliteit te handhaven. De ECB benadrukt hierbij dat het beleidsinstrumentarium volledig toegerust is om liquiditeitssteun te verstrekken aan het financiële stelstel indien dit nodig mocht zijn. Volgens de ECB is het bankenstelsel in de eurozone echter schokbestendig, en zijn kapitaal- en liquiditeitsposities robuust.
Wordt in Europese stresstesten van de financiële sector volgens u voldoende rekening gehouden met verdere stijging van de rente met het oog op mogelijk aanhoudende (te hoge) inflatie?
In het najaar van 2022 heeft DNB een stresstest uitgevoerd om de solvabiliteit van de Nederlandse bankensector te beoordelen in een scenario met hoge inflatie en hogere rentes. De uitkomsten van deze stresstest zijn gepubliceerd in het OFS Najaar 2022. Hogere rentes vergroten het kredietrisico op uitstaande leningen, maar hebben een positief effect op de winstgevendheid van nieuwe leningen. De stresstest laat zien dat de kredietverliezen van banken in dit scenario fors zouden stijgen, en dat de winstgevendheid aanzienlijk lager zou uitkomen dan in 2022. Als gevolg hiervan zou de kapitaalpositie van de bankensector weliswaar verslechteren (– 2,7%-punt), maar nog wel ruim boven het vereiste minimum blijven. De sterke kapitaalpositie geeft banken voldoende ruimte om verliezen op te vangen zonder dat ze hun kredietverlening hoeven te verminderen. In de stresstest die op dit moment door EBA en ECB wordt uitgevoerd, vormt een verhoogde renteomgeving met fors hogere lange- en kortetermijnrentes een belangrijk onderdeel van het stressscenario.
Naast de stresstest zijn er ook andere manieren waarop rekening wordt gehouden met het renterisico van banken. De toezichtindicator voor renterisico van banken is de zogenaamde Economic value of Equity sensitivity (delta EVE). Delta EVE geeft de economische impact op het eigen vermogen na een renteschokscenario (+/– 2%). Het 2021 jaarverslag van SVB laat zien dat eind 2021 een 2% rentestijging tot een Tier 1 kapitaaldaling van 35,3% zou leiden. Bazel renterisico standaarden (BCBS IRRBB 2016) schrijven voor dat een daling als gevolg van renteveranderingen niet meer dan 15% van Tier 1 mag bedragen en dat bij overschrijding hiervan de toezichthouder moet ingrijpen.
Wat zegt volgens u het relatieve gemak waarmee SVB en Signature zijn omgevallen volgens u over de stabiliteit van de financiële sector, ook met de vorige financiële crisis van 2008 in het achterhoofd die vanuit de Verenigde Staten kwam overwaaien?
Zoals in eerder antwoorden aangegeven is de situatie bij de omgevallen Amerikaanse banken wezenlijk anders dan bij Nederlandse en Europese banken.
Een belangrijke factor hierbij was dat deze Amerikaanse banken zich aan minder strikte eisen hoefden te houden dan Europese banken wat betreft onder meer liquiditeit en kapitaal. Dit komt doordat in de Verenigde staten sinds 2018 sprake is geweest van deregulering in de bankensector waarbij er uitzonderingen op de strenge bankenregels zijn gecreëerd voor kleine en middelgrote banken. Wat mij betreft laat de huidige situatie ook weer zien dat het van groot belang is dat we de bankensector strikt reguleren.
Wat vindt u van de uitspraken van hoogleraren Harald Benink en Arnoud Boot dat er nauwelijks iets is geleerd van de vorige bankencrisis en dat banken sinds 2008 nog steeds te weinig vet op de botten hebben?
Ik deel deze analyse niet. Na de vorige bankencrisis zijn er fundamentele hervormingen doorgevoerd in het regelgeving en toezicht op banken. Minimum kapitaaleisen voor banken zijn verhoogd en er zijn eisen gesteld aan de kwaliteit van het aan te houden kapitaal. Ook zijn er liquiditeitseisen ingesteld. Het toezicht op banken is versterkt en aan banken kunnen extra eisen worden opgelegd voor bankspecifieke risico’s. De weerbaarheid van de Europese bankensector wordt regelmatig getest middels stresstesten die de sector aan stressscenario’s onderwerpen die vergelijkbaar aan of erger zijn dan de crisis in 2007–2009. Deze stresstesten laten zien dat de sector weerbaar is. Daarnaast analyseren Europese en Nederlandse autoriteiten voortdurend systeemrisico’s en leggen, waar nodig, banken additionele macroprudentiële buffers op voor systeemrisico’s.
De kapitaalbuffers bij Europese banken zijn de afgelopen jaren sterk toegenomen. De gemiddelde Tier 1 kernkapitaalratio (CET1) van de grote Europese banken die onder toezicht van de Europese Centrale Bank (ECB) staan is 14,74%, eind 3e kwartaal van 2022. De gemiddelde liquiditeitsbuffer (LCR) was 162,03%, ver boven het minimum van 100%.
De huidige situatie benadrukt het belang van stevige regels, zodat we sterke banken hebben. Daarom is het ook van belang dat, in de huidige trilogen die in Brussel gehouden worden, de mondiale afspraken over versterking van de kapitaalpositie van banken, zoals die zijn vervat in het zogeheten finale Bazel 3 akkoord, zo tijdig en volledig mogelijk in Europa geïmplementeerd worden.
Deelt u de analyse van Arnoud Boot dat aan de ¨fragiliteit van het financiële systeem¨ weinig is gedaan sinds de bankencrisis van 2007–2009 en uiteindelijk onhoudbaar is?
Zoals genoemd in de beantwoording van vraag 11, ben ik van mening dat er na de bankencrisis van 2007–2009 fundamentele hervormingen zijn doorgevoerd die de weerbaarheid van banken sterk hebben verhoogd. Dit geldt zowel voor eisen op het gebied van solvabiliteit als liquiditeit. Binnen Europa is daarnaast meer onafhankelijkheid in het toezicht gecreëerd door het toezicht op de grootste banken bij de ECB te beleggen. Het depositogarantiestelsel verkleint het risico op bankruns. Desondanks is er in het financiële systeem niet te voorkomen dat er banken in de problemen kunnen komen. In Europa is er ook een crisisraamwerk gecreëerd, waarbinnen falende banken op een ordentelijke manier afgewikkeld kunnen worden. In dit kader is het van belang de bankenunie in Europa verder te voltooien en het belang van stevige buffers te blijven benadrukken.