Inhuldiging van Raisi als president van Iran |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
Kent u de oproep om geen vertegenwoordiger van de Europese Unie (EU) af te vaardigen naar de inhuldiging op 5 augustus van massamoordenaar Raisi als president van Iran?1
Ja.
Wilt u kenbaar maken dat de EU zijn gezicht niet moet laten zien bij dat evenement? Zo nee, waarom niet?
De Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Dienst voor Extern Optreden (HV) Josep Borrell heeft besloten zich te laten vertegenwoordigen bij de inauguratie van de Iraanse president Ebrahim Raisi op 5 augustus a.s. Zijn plaatsvervangend Secretaris-General Enrique Mora, die de nucleaire onderhandelingen namens de EU met Iran leidt, is op verzoek van de HV afgereisd naar Teheran. De HV heeft hiervoor geen toestemming nodig van EU-lidstaten en heeft hier ook niet om gevraagd.
De EU is met name vertegenwoordigd bij deze inauguratie vanwege de bemiddelende rol die de EU speelt bij het onderhandelingsproces tussen Iran en de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad plus Duitsland om een weg terug te vinden naar volledige implementatie van het nucleaire akkoord met Iran, het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA). Een dergelijke bemiddelende rol betekent dat intensief contact met de Iraanse overheid noodzakelijk is. Het overkoepelende doel van het voorkomen dat Iran een kernwapen ontwikkelt, is en blijft van groot belang voor de Europese en Nederlandse veiligheid.
Wilt u er voor zorgen dat de Nederlandse regering in het geheel niet vertegenwoordigd zal zijn bij de inhuldiging van die onderdrukker? Zo nee, waarom niet?
Net als alle in Iran vertegenwoordigde EU-landen zal Nederland bij de inauguratie van de Iraanse president vertegenwoordigd worden door de ambassadeur.
Een jaar stilte rond de inspectie van een koopvaardijschip door marineschip de Zr. Ms. De Ruyter |
|
Gidi Markuszower (PVV), Sietse Fritsma (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Ank Bijleveld (CDA), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Herinnert u zich dat marineschip de Zr. Ms. De Ruyter in juni 2020 een scheepsinspectie heeft uitgevoerd in verband met een mogelijk overtreding van sanctieregels?1
Ja.
Waarom krijgt de Kamer na een jaar nog steeds niet te horen welk schip destijds is geïnspecteerd, onder welke vlag het schip voer en waar de inspectie is uitgevoerd?
Over dergelijke informatie uit individuele strafrechtelijke onderzoeken doe ik zoals bekend geen mededelingen. In de eerdere twee sets Kamervragen waar aan wordt gerefereerd wordt hier derhalve ook niet inhoudelijk op ingegaan.
Kunt u deze informatie eindelijk geven en de andere Kamervragen die de twee voorgaande keren zijn gesteld – en die nog open staan – alsnog beantwoorden?2
Zie antwoord vraag 2.
Als u wéér geen openheid van zaken wilt geven met als reden dat het strafrechtelijk onderzoek nog loopt, kun u dan in ieder geval navragen hoe lang het Openbaar Ministerie verwacht nog bezig te zijn met het onderzoek en waarom het zo ontzettend traag verloopt?
De verdenking betrof een schending van de embargobepaling uit het Besluit 2014/512/GBVB van de Raad van Europa van 31 juli 2014 (en daarmee een Nederlandse sanctieregeling). Van het OM heb ik begrepen dat uit het onderzoek is gebleken dat geen sanctieregels zijn overtreden. Het strafrechtelijk onderzoek is inmiddels afgerond en de zaak is geseponeerd.
De EU of de VN waren niet bij dit onderzoek betrokken.
Kunt u in dat geval op zijn minst aangeven welke sanctieregels (mogelijk) zijn overtreden en in hoeverre de EU of VN bij de scheepsinspectie betrokken waren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat terroristen, schurken en schurkenstaten niet bepaald wakker zullen liggen van de weinig doortastende wijze waarop internationale sancties door Nederland worden gehandhaafd?
Die mening deel ik niet. Nederland werkt er in internationaal verband aan om internationale sancties op een effectieve wijze te handhaven.
Het bericht dat Nederland deelneemt aan een militaire oefening in de Westelijke Sahara |
|
Sietse Fritsma (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
Klopt het dat Nederland met andere westerse landen deelneemt aan de oefening «African Lion 2021» die van 7 tot 18 juni plaatsvindt in Marokko, Senegal en Tunesië?1
Ja, Nederland neemt op uitnodiging van USAREURAF deel aan de oefening JOINT AFRICAN LION 21.
Klopt het dat een deel van deze militaire oefening wordt gehouden in de door Marokko bezette Westelijke Sahara?
Nee, de in opdracht van United States Africa Command (USAFRICOM) door USAREURAF georganiseerde oefening JOINT AFRICAN LION 21 vindt volgens USAFRICOM niet plaats in de Westelijke Sahara.
Bent u voornemens Nederlandse militairen naar de Westelijke Sahara te sturen, of zijn ze daar al aanwezig voor deze militaire oefening?
Nee, zie het antwoord op vraag 2.
Erkent u Marokko’s annexatie van de Westelijke Sahara nu Nederland deelneemt aan een oefening die deels in de Westelijke Sahara plaatsvindt?
Zie het antwoord op vraag 2.
Waarom heeft u de Kamer niet geïnformeerd over deze politiek gevoelige oefening, de mogelijke Nederlandse betrokkenheid en recente perikelen rond de Westelijke Sahara?
Zie het antwoord op vraag 2. Daarnaast is het niet gebruikelijk om de Kamer over de Nederlandse deelname aan militaire oefeningen te informeren.
Indien Nederlandse militairen deelnemen, wilt u ze dan onmiddellijk uit deze militaire oefening terugtrekken en naar huis sturen?
Nee, zie het antwoord op vraag 2.
Wilt u Nederland in de toekomst ook niet laten oefenen in de Westelijke Sahara noch in Marokko dat al jaren weigert criminelen en illegalen uit Nederland terug te nemen?
Zie het antwoord op vraag 2. Per oefening wordt onderzocht of de doelstellingen van meerwaarde zijn voor de operationele gereedheid van de Nederlandse Krijgsmacht en passen binnen het Nederlands buitenlands beleid. Voor toekomstige deelname blijft dit het uitgangspunt.
Een verklaring van de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (VVD) |
|
Hoe beoordeelt u de verklaring1 van de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken over toelating van Taiwan tot de jaarvergadering van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO)?
Het kabinet is met de VS en vele andere landen van mening dat Taiwan op betekenisvolle wijze zou moeten kunnen deelnemen aan internationale bijeenkomsten wanneer dit kwesties betreft die van mondiaal belang zijn, bijvoorbeeld als het de volksgezondheid betreft. Dat geldt dus ook voor de Wereldgezondheidsassemblee (WHA) waarop de genoemde verklaring betrekking heeft. Nederland zet zich daar met gelijkgezinde landen voor in.
Deelname van Taiwan als waarnemer aan de WHA is voor het kabinet geen doel op zich. Het belangrijkste is dat Taiwan niet verstoken mag blijven van cruciale informatie voor de volksgezondheid, en dat de internationale gemeenschap niet verstoken mag blijven van Taiwanese ervaringen en inzichten – ook waar het de bestrijding van COVID-19 betreft. Participatie van Taiwan in essentiële technisch-wetenschappelijke netwerken geleid door de WHO is daarvoor evenzeer van belang. De participatie van Taiwan in dergelijke werkgroepen heeft reeds aangetoond zeer waardevol te zijn.
Bent u bereid om nog voor de aanstaande jaarvergadering een Nederlandse verklaring van gelijke strekking openbaar te maken? Zo neen, waarom niet?
Deze antwoorden alsook eerdere schriftelijke en mondelinge uitlatingen van gelijke strekking van het kabinet aan uw Kamer zijn reeds openbaar.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor 20 mei 2021?
Ja.
Het bericht dat Iran is verkozen tot lid van een VN-vrouwenrechtencommissie |
|
Raymond de Roon (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Klopt het dat Iran, waar vrouwenrechten zo’n beetje non-existent zijn, tijdens een vergadering van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties (ECOSOC) is verkozen als lid van een VN-vrouwenrechtencommissie?1
Ja, het klopt dat Iran is verkozen als lid van de Commission on the Status of Women (CSW), een VN-commissie waar telkens 45 VN-lidstaten lid van zijn.
Kunt u bevestigen dat meerdere EU-landen hebben ingestemd met het toelaten van het islamofascistische Iran voor een periode van vier jaar? Welke landen waren dat?
Omdat de stemmingen geheim waren, is niet bekend hoe de ECOSOC-leden hebben gestemd. Wel is bekend dat 43 van de 53 tijdens de stemming aanwezige ECOSOC-leden voor de kandidatuur van Iran hebben gestemd. Er zitten momenteel 13 landen van Western European & Others Group (WEOG) in de ECOSOC, waarvan 7 EU-lidstaten, waaronder Nederland.
Heeft Nederland tegen de toelating gestemd en heeft Nederland zich bij andere landen en de VN verzet tegen het toelaten van Iran? Zo nee, waarom niet?
Nederland doet in het openbaar geen uitspraken over stemgedrag bij geheime stemmingen, omdat landen moeten kunnen rekenen op de vertrouwelijkheid van de door hun uitgebrachte stem en Nederland de afspraken daarover niet eenzijdig kan schenden. Bij het bepalen van de Nederlandse stempositie weegt de mensenrechtensituatie in een land altijd sterk mee, zo ook in dit geval. Zie verder de vertrouwelijke bijlage2 die is meegestuurd met deze antwoorden.
Erkent u dat dit krankzinnige besluit een mokerslag is in het gezicht is van de Iraanse vrouwen die zich met gevaar voor eigen leven inzetten voor meer vrouwenrechten?
Nederland is kritisch op het trackrecord van Iran wat betreft vrouwenrechten. De Nederlandse zorgen over vrouwenrechten in Iran zijn welbekend, en Nederland deelt deze zorgen met regelmaat zowel publiekelijk als in bilaterale gesprekken met Iran.
Is het toelaten van Iran ook een «zakelijke afweging» zoals uw collega de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking eerder het dragen van een hoofddoek verdedigde?
Nee.
Bent u bereid formeel en publiekelijk fel protest aan te tekenen tegen de Iraanse deelname aan de VN-vrouwenrechtencommissie?
Zie antwoord op vraag 4. Protest aantekenen zal geen effect hebben omdat Iran werd gekozen via de daarvoor geldende procedure.
Bent u bereid de eventuele Nederlandse medewerking en financiering van deze zinloze en ongeloofwaardige VN-commissie per direct stop te zetten?
De Commission on the Status of Women (CSW) speelt een belangrijke rol bij het bevorderen van de rechten van vrouwen en meisjes, het documenteren van de realiteit van hun leven en het vormgeven van wereldwijde normen voor gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen en meisjes. Naast lidstaten, dragen ook maatschappelijke organisaties en met name vrouwenrechtenorganisaties bij aan de kracht van deze commissie om vrouwenrechtenschendingen wereldwijd aan het licht te brengen. NL draagt via UN Women indirect financieel bij aan de CSW, maar ziet o.b.v. voornoemde verkiezing geen aanleiding om deze financiering aan te passen.
Het bericht dat tientallen Chinese onderzoekers in Delft banden hadden met het Chinese leger |
|
Sietse Fritsma (PVV), Harm Beertema (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Tientallen onderzoekers in Delft hadden band met leger»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat 29 promovendi en gastonderzoekers van de National University of Defense Technology (NUDT) uit China, onderzoek deden aan de TU Delft op deels militair technologische vakgebieden?
De TU Delft laat desgevraagd weten dat van de in totaal circa 3.000 in maart 2021 aan de TU Delft verbonden promovendi 10 personen een masterdiploma hebben behaald bij de National University of Defense Technology.
Wat de vakgebieden betreft, is het onderscheid tussen gebieden die wel/niet militair relevant zijn, niet altijd duidelijk te maken. Universitair onderzoek heeft doorgaans een fundamenteel karakter. Onderzoeken uit dit soort vakgebieden worden gebruikt voor de ontwikkeling van technologie met een meer toegepast niveau, op allerhande terreinen en op manieren die veelal niet van te voren werden voorzien, ook militair.
Zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 27 november 2020, wordt door het kabinet een inventarisatie gedaan om scherper in beeld te krijgen welke vakgebieden bescherming behoeven in het licht van nationale veiligheid. Deze inventarisatie maakt onderdeel uit van het proces om te komen tot een bindend toetsingskader op risicovakgebieden om ongewenste kennis- en technologieoverdracht tegen te gaan. Uw Kamer zal zo snel mogelijk, maar uiterlijk najaar 2021 opnieuw worden geïnformeerd over de voortgang op dit traject.2
Hoeveel van deze promovendi en onderzoekers zijn volgens uw informatie direct of indirect verbonden aan het Chinese Volksbevrijdingsleger (PLA)?
Over het algemeen geldt dat spionage door China een punt van zorg is. De inlichtingendiensten doen in het openbaar geen uitspraken over hun kennisniveau.
Directe of indirecte verbondenheid van promovendi en onderzoekers aan het Chinese Volksbevrijdingsleger is volgens de Nederlandse wet niet strafbaar, maar kan wel risico’s voor de nationale veiligheid opleveren. Het kabinet werkt aan een landenneutraal pakket maatregelen dat samengenomen een handelingsperspectief biedt aan zowel de kennisinstellingen als de rijksoverheid om ongewenste kennisoverdracht tegen te gaan, zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag twee.
Is het volgens u aannemelijk, of zelfs door onze eigen diensten bewezen, dat er als gevolg van deze Chinese invasie op de TU Delft kennis/technologie naar het PLA is gevloeid?
Verscheidene openbare onderzoeksinstituten, waaronder het Australian
Strategic Policy Institute (ASPI), wijzen op de banden van sommige Chinese studenten met het PLA en het feit dat sommige Chinese studenten na terugkeer naar China benaderd worden om informatie te delen. Hoewel hiermee niet concreet voor deze casus gezegd is dat kennis en technologie van de TU Delft naar de PLA is gevloeid, laat het wel zien dat er risico’s zijn dat ook in Nederland academische samenwerking met China in bepaalde gevallen kan hebben geleid tot ongewenste technologieoverdracht. AIVD en MIVD doen in het openbaar geen uitspraken over hun kennisniveau.
Onderzoek van ASPI laat bijvoorbeeld zien dat diverse Chinese kennisinstellingen banden hebben met het leger en dat promovendi en onderzoekers in bepaalde gevallen in het buitenland worden ingezet om kennis te vergaren voor het Chinese leger. Daarom is het essentieel dat we kennis en bewustzijn bij kennisinstellingen over de risico’s van ongewenste kennisoverdracht bij internationale samenwerking vergroten. Ter versterking van de kennisveiligheid, heeft het kabinet een pakket aan maatregelen aangekondigd in de op 27 november jl. aan uw Kamer gestuurde brief Kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap. Het doel van dit pakket is o.a. de kennisveiligheid te vergroten door ongewenste kennisoverdracht en ongewenste beïnvloeding tegen te gaan.
Deelt u de mening van hoogleraar Alexander Verbraeck dat we niet naïef moeten zijn en dat er ook kennis naar het PLA vloeit als wordt samengewerkt met niet-militaire universiteiten? Zo ja, hoe monitort u dergelijke samenwerkingsverbanden?
Ik ben van mening dat álle vormen van ongewenste kennisoverdracht zoals ik die beschreven heb in de Kamerbrief over kennisveiligheid, moeten worden tegengegaan. Het Nederlands hoger onderwijsstelsel wordt gekenmerkt door een hoge mate van autonomie voor de hogescholen en universiteiten. Deze is wettelijk geborgd in de Wet op hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Het aangaan van een (internationale) samenwerking, is dan ook de verantwoordelijkheid van een instelling zelf. Dat betekent dat een universiteit bij elke samenwerking, nationaal en internationaal, een gedegen afweging dient te maken van de kansen en risico’s die een samenwerking oplevert.
Het is hierbij belangrijk om het veiligheidsbeleid binnen de instellingen nadrukkelijk te verankeren en duidelijkheid te krijgen over de rollen en verantwoordelijkheden van alle betrokkenen. Samen met de koepels, universiteiten en onderzoeksinstituten zullen de ministeries van OCW en EZK daarom werken aan bestuurlijke afspraken. Het doel ervan is commitment te organiseren en borgen, en te werken aan een gezamenlijke visie op kennisveiligheid. Het streven is de bestuurlijke afspraken tweede helft 2021 gereed te hebben.
Zoals ik in het antwoord op vraag twee al aangaf, wordt ook gewerkt aan een toetsingskader op risicovakgebieden. Onderdeel hiervan is om deze risicovakgebieden, in samenwerking met de kennisinstellingen, te bezien welke elementen van samenwerkingsovereenkomsten met buitenlandse partners een risico vormen op ongewenste kennisoverdracht. Het in december jl. verschenen rapport van RVO, waarin onder andere 183 Memoranda of Understanding (MoU’s) van de zes aan het onderzoek deelnemende Nederlandse universiteiten met Chinese kennisinstellingen zijn bestudeerd, is hierbij een goede eerste stap om het benodigde inzicht te verkrijgen.3
Tot slot herhaal ik hier mijn oproep uit de Kamerbrief Samenwerking met China op het gebied van onderzoek en wetenschap aan alle Nederlandse kennisinstellingen om bestaande samenwerkingsovereenkomsten met buitenlandse kennisinstellingen tegen het licht te houden en te onderzoeken of de nationale veiligheid hierin voldoende geborgd is. Waar dat niet het geval is, zou het wenselijk zijn dat afspraken op dit punt door de betrokken instellingen worden herzien.4
Kunt u cijfermatig weergeven hoeveel Chinese promovendi en onderzoekers de afgelopen tien jaar aan Nederlandse universiteiten en kennisinstellingen werkten of onderzoek deden, en hoeveel Chinezen het momenteel betreft?
Nee, over deze cijfers beschik ik niet, aangezien er in Nederland geen centraal register bestaat waarin de nationaliteit van onderzoekers en promovendi die onderzoek doen aan Nederlandse kennisinstellingen wordt bijgehouden.
Het RVO rapport beveelt onder andere aan om afzonderlijke registratiesystemen van universiteiten voor promovendi te koppelen en kennis te delen tussen instellingen rond de werving van PhD’s. Aan een aantal van deze concrete aanbevelingen wordt al opvolging gegeven. Zo onderzoeken universiteiten in VSNU-verband de haalbaarheid van een landelijk systeem voor registratie van PhD’s. Dit systeem kan inzichtelijk maken welke arbeidsrelatie een promovendus heeft met de instelling en op welk kennisgebied er een PhD-relatie is. Het systeem zal echter geen inzicht geven in nationaliteit of land van herkomst van de promovendi, mede in het licht van privacywetgeving.
Wat heeft u gedaan met de gezamenlijke waarschuwing van de inlichtingendiensten MIVD en AIVD en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) in het «dreigingsbeeld statelijke actoren» dat «Spionageactiviteiten van China met name gericht zijn op Nederlandse topsectoren en kennisinstellingen»?2
Het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren biedt inzicht in de activiteiten van statelijke actoren die onze nationale veiligheid kunnen schaden, waarbij ook Nederlandse kennisinstellingen en bedrijfsleven, in het bijzonder de topsectoren doelwit zijn.6 Uw Kamer is eerder geïnformeerd via de Kamerbrief «Tegengaan statelijke dreigingen» over de kabinetsbrede, geïntegreerde aanpak van statelijke dreigingen, waarin ook onderwerpen als de investeringstoets, exportcontrole, cyberveiligheid en (economische) spionage aan bod komen.7
Uw Kamer is geïnformeerd via de brief Kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap over de maatregelen die het kabinet samen met het Nederlandse kennisveld neemt ter versterking van de kennisveiligheid.8 De inlichtingen- en veiligheidsdiensten zijn ook nauw betrokken bij de uitwerking van deze maatregelen.
Screenen de Nederlandse inlichtingendiensten Chinese onderzoekers standaard als zij aan Nederlandse universiteiten of kennisinstellingen komen werken? Zo ja, in hoeveel gevallen heeft dit geleid tot het weren van Chinezen? Zo nee, bent u bereid alle toekomstige plus reeds aanwezige Chinese onderzoekers individueel door de AIVD en MIVD te laten screenen?
Internationale uitwisseling en kennisoverdracht zijn essentieel om het hoger onderwijs en het (toegepaste) onderzoek in Nederland op peil te houden en wordt daarom gestimuleerd. Met en vanuit elk land kan gewenste kennisoverdracht plaatsvinden. Tegelijkertijd moet ongewenste overdracht van (sensitieve) kennis en technologie, met negatieve gevolgen voor de nationale veiligheid van ons land en aantasting van de Nederlandse innovatiekracht voorkomen worden. Daarnaast gaat het ook om heimelijke beïnvloeding van hoger onderwijs en wetenschap door statelijke actoren, die o.a. kan leiden tot vormen van (zelf)censuur met aantasting van de academische vrijheid tot gevolg. Zoals ook benadrukt in de brief Kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap, kiest het kabinet hierbij voor een aanpak die landenneutraal van aard is.
De Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten voeren niet standaard een naslag of een veiligheidsonderzoek uit naar Chinese onderzoekers als zij aan Nederlandse universiteiten of kennisinstellingen komen werken. De Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017) biedt daartoe geen basis en bovendien zou dit in strijd zijn met het non-discriminatiebeginsel. Er wordt wel gewerkt aan een landenneutraal toetsingskader voor risicovakgebieden, waarnaar ik eerder verwees in mijn antwoord op vraag twee.
Deelt u de constatering van het Australian Strategic Policy Institute (ASPI) dat samenwerking met Chinese «Seven Sons of National Defence» universiteiten een uitermate hoog veiligheidsrisico met zich meebrengt?3
Ja, die deel ik. Over China’s Seven Sons of National Defence universiteiten kan gezegd worden dat zij banden hebben met China’s militaire en defensie-industrie. Wanneer er vanuit Nederland wordt samengewerkt met deze universiteiten bestaat het risico op technologieoverdracht, zeker op gebieden waar de kenniskloof met Nederland groot is. Dergelijke technologieoverdracht kan leiden tot ongewenst eindgebruik, bijvoorbeeld in militaire of surveillance toepassingen. Ook kan technologieoverdracht op termijn het Nederlandse verdienvermogen aantasten of leiden tot (gedeeltelijke) technologische afhankelijkheid van China.
Is het vanuit het oogpunt van onze nationale veiligheid en vanuit het oogpunt van ongewenste kennisoverdracht nog wel verantwoord dat de TU Delft samenwerkt met universiteiten van de «Seven Sons» groep? Graag een uitvoerige toelichting.
In vervolg op mijn antwoord op vraag 9 en in lijn met de brief «Kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap», raad ik kennisinstellingen aan zich zeer grondig te verdiepen in de risico’s die met een dergelijke samenwerking samenhangen en waar nodig robuuste mitigerende maatregelen te treffen.
Internationale samenwerking brengt kansen maar ook risico’s met zich mee. Zoals het risico op kennisoverdracht die vanuit het oogpunt van de nationale veiligheid onwenselijk is. Daarom moeten universiteiten weerbaar zijn, door voorafgaande aan het aangaan van een samenwerking ook het nationale veiligheidsperspectief mee te nemen in de afweging. Het is daarbij van belang om voorafgaand (met welke andere universiteit of bedrijf ook) aan de hand van een risicoanalyse in kaart te brengen wat de te beschermen belangen zijn, welke dreiging er bestaat tegen deze belangen en in hoeverre deze risico´s beheersbaar zijn (door al getroffen maatregelen) of beheersbaar kunnen worden gemaakt (door het nemen van nieuwe maatregelen).
Het kabinet werkt bovendien aan maatregelen om ongewenste kennisoverdracht tegen te gaan, waarnaar eerder werd verwezen bij het antwoord op vragen vier en vijf.
Kunt u aangeven welke Nederlandse universiteiten en kennisinstellingen nog meer samenwerken met één of meer universiteiten van de «Seven Sons» groep? Klopt het dat het in ieder geval de Erasmus Universiteit Rotterdam, de Technische Universiteit Eindhoven, de Wageningen University, de Universiteit Twente en de Rijksuniversiteit Groningen betreft?
Nee, daarover kan ik geen uitsluitsel geven omdat er geen landelijk register van samenwerkingsverbanden bestaat. In mijn opdracht heeft RVO een verkenning uitgevoerd bij zes Nederlandse universiteiten waaruit blijkt dat een aantal universiteiten inderdaad een overeenkomst (Memorandum of Understanding) heeft afgesloten met een van de universiteiten die tot de «Seven Sons of National Defense» worden gerekend. Dit zijn de Rijksuniversiteit Groningen, TU Eindhoven, TU Delft en de Universiteit Twente.
Hoe staat het met de gesprekken van de TU Delft met «drie ministeries om met een gezamenlijk antwoord te komen op de China-kwestie»? Hebben deze gesprekken inmiddels tot maatregelen geleid?
Er wordt gedoeld op het gesprek dat is gevoerd in het kader van de kennisveiligheidsdialoog. Dat is de gespreksronde die het kabinet voert met besturen van alle individuele universiteiten, onderzoeksinstituten en hogescholen om beelden over de situatie rond kennisveiligheid bij de instellingen uit te wisselen en aan de hand van concrete casuïstiek mogelijke handelingsperspectieven te bespreken. De insteek van deze gesprekken is landenneutraal en dus nadrukkelijk niet gericht op één specifiek land.
De opbrengsten van de kennisveiligheidsdialoog zijn tweeledig. Enerzijds draagt de dialoog binnen de instellingen bij aan een verdere versterking van het bewustzijn rond statelijke dreigingen en aan bekendheid met reeds bestaande instrumenten om op een verantwoorde manier eigen afwegingen te maken. Anderzijds levert de gesprekkenreeks voor het kabinet waardevolle inzichten op, die zijn meegenomen in de totstandkoming van de maatregelen rondom kennisveiligheid in hoger onderwijs en wetenschap. De maatregelen uit die brief worden op dit moment geoperationaliseerd door het Rijk, waarbij ook de kennissector (VSNU, TO2’s, KNAW,VH, NWO, NFU) betrokken is.
Bent u bereid een zwarte lijst op te stellen van Chinese universiteiten en onderzoeksinstellingen waar Nederlandse universiteiten en instellingen vanwege veiligheidsrisico’s en ongewenste kennisoverdracht bij voorbaat niet mee moeten samenwerken?
Zoals gezegd in eerdere antwoorden wordt gewerkt aan een (landenneutraal) toetsingskader om ongewenste kennis- en technologieoverdracht tegen te gaan. Om een beeld te krijgen van de mogelijke reikwijdte van een dergelijke toets wordt een inventarisatie gedaan van risicovakgebieden die bescherming behoeven in het licht van nationale veiligheid uitgevoerd.10 De te beschermen Nederlandse belangen vormen het uitgangspunt voor de getroffen beleidsmaatregelen in de brief Kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap. Het gaat daarbij om een combinatie van bewustwording en zelfregulering binnen het kennisveld en een bindend toetsingskader op risicovakgebieden.
Daarbij geldt dat academische kernwaarden als academische vrijheid, wetenschappelijke integriteit, openheid, toegankelijkheid en institutionele autonomie steeds de toetsstenen van ons handelen zijn. De academische kernwaarden zijn immers integraal onderdeel van onze te beschermen belangen. Internationale uitwisseling en kennisoverdracht zijn daarbij onontbeerlijk om hoger onderwijs en het (toegepaste) onderzoek in Nederland op peil te houden.
Het verwerpelijke Nederlandse stemgedrag in de VN-Mensenrechtenraad |
|
Raymond de Roon (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kunt u verklaren waarom Nederland samen met onvrije landen als China, Pakistan etc. ervoor heeft gezorgd dat er wéér een eenzijdige anti-Israël resolutie is aangenomen in de VN-Mensenrechtenraad?1
Momenteel zijn China en Pakistan, evenals Nederland, lid van de VN-Mensenrechtenraad en kunnen dus ook stemmen over de Palestijnse resoluties. Bij de afweging die Nederland maakt over de eigen stempositie is dit niet relevant. Zoals bekend trekt Nederland nauw op met andere EU lidstaten om gezamenlijk te komen tot verbetering van Palestijnse resolutieteksten en afbouw van agendapunt 7.
Realiseert u zich dat Israël sinds de oprichting van de Mensenrechtenraad (2006) meer dan negentig keer is veroordeeld en notoire mensenrechtenschenders als Pakistan en China NUL keer?
De Nederlandse inzet blijft erop gericht om disproportionele aandacht voor één land binnen de VN tegen te gaan, conform motie van het lid Van der Staaij (Kamerstuk 34 775, nr. 44). Dit laat onverlet dat er ruimte moet zijn om gerechtvaardigde kritiek op het optreden van lidstaten te uiten. In de Mensenrechtenraad zet Nederland zich daarom in voor minder Palestijnse resoluties en voor de afbouw van het speciale agendapunt 7 over Israël, maar blijft het zich wel uitspreken over ernstige schendingen van mensenrechten die het gevolg zijn van het conflict.
Mede door de inzet van Nederland en andere Europese landen, heeft de Palestijnse Autoriteit dit jaar één resolutie minder ingediend en het aantal resoluties dat het indient op het speciale agendapunt 7 gehalveerd ten opzichte van 2018, door samenvoeging van de «Human Rights» en «Accountability» resolutie en indiening onder agendapunt 2. Dat is in lijn met de inzet van het kabinet. De Palestijnse Autoriteit is bereid tot deze aanpassingen vanwege de opstelling van Nederland en de meeste andere EU lidstaten in de onderhandelingen. Indien Nederland en de EU niet zouden onderhandelen met de Palestijnen over deze resoluties zou deze afbouw niet bereikt worden, omdat de Palestijnen kunnen rekenen op een grote mate van steun en de resoluties doorgaans met een grote meerderheid worden aangenomen.
Nederland beoordeelt iedere resolutie op zijn totale inhoud en hanteert daarbij als maatstaf internationaal recht, het regeerakkoord, EU-Raadsconclusies en EU-beleid t.a.v. het MOVP. Zie ook de kamerbrief van 26 november 2019, met kenmerk 23 432, nr. 475.
De Mensenrechtenraad behandelt ook thematische resoluties over bijvoorbeeld vrijheid van religie en levensovertuiging, vrijheid van meningsuiting en vrouwenrechten die het normatief kader voor mensenrechten versterken. Door deze resoluties worden landen als Pakistan en China aangesproken op mensenrechtenschendingen. Ook worden deze landen gevraagd zich te verantwoorden over de mensenrechtensituatie in hun land in de plenaire debatten van de zittingen van de VN-Mensenrechtenraad.
Waarom blijft u meewerken aan deze poppenkast door voortzetting van het zinloze en verwerpelijke stemgedrag dat het hele mensenrechtendebat bij de VN totaal, maar dan ook totaal ongeloofwaardig maakt?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom houdt u zich weer niet aan het verzoek van de Kamer om stelling te nemen tegen VN-lidstaten en organisaties die disproportioneel stelling nemen tegen Israël?2
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om de Nederlandse zetel bij de VN-Mensenrechtenraad onmiddellijk op te geven en de financiering te stoppen? Zo nee, welk belang is er dan mee gediend nog langer deel te nemen aan deze wanstaltige praktijken?
Het kabinet zal zich actief blijven inzetten voor de bescherming en bevordering van de mensenrechten wereldwijd. De Mensenrechtenraad is daarbij een belangrijk instrument. Daarom is Nederland lid van de Mensenrechtenraad voor de periode 2020–2022. Het kabinet wil zichzelf niet buiten spel zetten, maar wil juist in gesprek blijven met landen die een andere kijk hebben op mensenrechten, ook in de Mensenrechtenraad.
Een oud-ambassadeur van Soedan die in verband is gebracht met een ernstig terreurplan |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
In hoeverre bent u op de hoogte van het feit dat de oud-ambassadeur van Soedan in Nederland, gelinkt wordt aan een terreurzaak in de VS?1 2
Hiervan ben ik op de hoogte.
Klopt het dat de oud-ambassadeur, de heer Sirajuddin Hamid Yousif, van 2010 tot en met 2013 ambassadeur was in Den Haag? Wat was de reden voor zijn vertrek in 2013?
Dit klopt. De ambassadeur vertrok in 2013 omdat zijn termijn afliep.
Waren er bij het aantreden van de heer Sirajuddin Hamid Yousif in 2010 al aanwijzingen bij Nederland bekend voor zijn betrokkenheid bij het plan om het VN-hoofdkantoor op te blazen?
De benoeming van een ambassadeur gebeurt door de zendstaat, maar de beoogd ambassadeur kan pas beginnen als het gastland met deze benoeming ingestemd heeft, door het verlenen van agrément. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken onderzoekt voorafgaand aan de agrémentsverlening of er zwaarwegende redenen zijn om geen agrément te verlenen.
Vanwege de waarde die wordt gehecht aan vertrouwelijkheid in de bilaterale relatie met landen kan ik echter alleen in algemene zin de procedure uiteenzetten die gevolgd wordt bij agrémentaanvragen. Ik kan niet op individuele casus ingaan. Immers, het verlenen dan wel weigeren van agrément betekent een oordeel over de mogelijkheid van een persoon om geloofwaardig als ambassadeur te functioneren. Dat is een zware beslissing, waar in het geval van weigering bijna per definitie verschil van mening met de zendstaat over ontstaat. Om dergelijke discussies effectief te kunnen voeren, is het belangrijk dat landen er van op aan kunnen dat deze discussie in vertrouwen tussen beide landen gevoerd wordt en niet in de openbaarheid komt.
Hebben de Nederlandse inlichtingendiensten deze man wel gescreend voordat hem toestemming werd verleend hier als ambassadeur te werken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom heeft de screening gefaald?
Zie antwoord vraag 3.
Op welke wijze heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken de oud-ambassadeur – die een genocideplegend regime vertegenwoordigde – zelf onderzocht voor het moment van aantreden?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe kan het dat iemand die al in 1993 betrokken was bij terreur, en als een haas uit de VS vertrok toen het hem te heet onder de voeten werd, jaren later de diplomatieke status kreeg in Nederland?
Zie antwoord vraag 3.
Is Nederland door de VS over de terreurplannen en betrokkenheid van de oud-ambassadeur geïnformeerd en is er bewijs gedeeld? Zo ja, kunt u dan exact aangeven op welke momenten?
In verband met de vertrouwelijkheid in de bilaterale relatie met landen kan ik geen mededeling doen over mogelijke informatie die is verkregen van andere landen.
Deelt u de mening dat de screening van deze oud-ambassadeur destijds hopeloos heeft gefaald temeer uit openbare bronnen al bekend was van zijn betrokkenheid bij de Soedanese terreurplannen?3
Die mening deel ik niet. Als gesteld in het antwoord op vraag drie tot en met zes, voorafgaand aan de agrémentverlening wordt door het Ministerie van Buitenlandse Zaken nagegaan of er zwaarwegende redenen zijn om geen agrément te verlenen. Als die zwaarwegende redenen er niet zijn, dan wordt agrément verleend. Over de overwegingen om in individuele gevallen al of niet agrément te verlenen worden geen mededelingen gedaan.
Klopt het dat de oud-ambassadeur is geridderd tot de Orde van Oranje-Nassau of anderszins is onderscheiden? Zo ja, kunt u dit onmiddellijk ongedaan maken en hem op de nationale terrorismelijst plaatsen?
De oud-ambassadeur is destijds benoemd in de Orde van Oranje-Nassau.
Een benoeming ongedaan maken is slechts onder één voorwaarde mogelijk. Volgens de Wet instelling van de orde van Oranje-Nassau, artikel 11 lid 2, vervalt een onderscheiding indien degene aan wie de onderscheiding is verleend, onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf van ten minste een jaar. Dit is niet het geval.
Plaatsing op de nationale sanctielijst terrorisme is niet aan de orde. De toepassing van een nationale bevriezingsmaatregel is territoriaal beperkt en wordt buiten het grondgebied van Nederland alleen toegepast op Nederlanders en Nederlandse rechtspersonen. Vanwege deze beperking gaat de Minister van Buitenlandse Zaken slechts over tot een «nationale» bevriezingsmaatregel indien sprake is van aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde, meer in het bijzonder indien aanwijzingen bestaan dat een organisatie of persoon in of vanuit Nederland (een poging tot) terroristische activiteiten ontplooit of betrokken is bij het faciliteren daarvan. Voor de oud-ambassadeur ontbreken dergelijke aanknopingspunten.
Kunt u daarnaast uitleggen met welke motivatie de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken de oud-ambassadeur c.q. terrorist heeft voorgedragen voor een onderscheiding?
Het decoreren van ambassadeurs is een instrument dat tussen landen wereldwijd wordt gebruikt in het kader van diplomatiek verkeer. Om in aanmerking te komen voor een decoratie bij vertrek uit Nederland moet een ambassadeur aan de volgende voorwaarden voldoen:
Er moet reciprociteit zijn met het land waartoe de vertrekkende ambassadeur behoort. Met andere woorden: de Nederlandse ambassadeur ontvangt bij vertrek uit het desbetreffende land ook een onderscheiding.
De ambassade moet te ’s-Gravenhage zijn gevestigd.
De ambassadeur moet tenminste drie volle jaren in Nederland geaccrediteerd zijn geweest en gedurende deze periode zijn woonplaats te ’s-Gravenhage of omliggende gemeenten hebben gehad.
De oud-ambassadeur voldeed aan deze voorwaarden.
Waarom is de Kamer niet eerder geïnformeerd over deze ernstige terreurverdenking en falende screening?
Zie het antwoord op de vragen 3 t/m 8.
Kunt u ervoor zorgen dat de oud-ambassadeur nooit meer voet zet op Nederlandse bodem en hij direct opgepakt en uitgezet wordt als hij hier toch verschijnt?
Zoals uw Kamer bekend is, ga ik niet in op individuele zaken. In het algemeen geldt dat toegang tot en verblijf in Nederland wordt geweigerd aan personen die een gevaar vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid. Dit geldt ook voor personen die ten behoeve van weigering gesignaleerd staan in het Schengen Information System of nationale opsporingsregisters. Gevaar voor de openbare orde blijkt doorgaans uit strafrechtelijke veroordelingen; gevaar voor de nationale veiligheid kan worden gebaseerd op informatie van veiligheidsdiensten of andere gezaghebbende bronnen. Of dit aan de orde is, wordt individueel getoetst aan de hand van alle relevante feiten en omstandigheden uit het betrokken dossier en kan niet op voorhand vastgesteld worden.
Bent u bereid de huidige diplomaten van Soedan aan een extra screening te onderwerpen?
Naar mijn mening zal een extra screening geen toegevoegde waarde hebben. Overigens wordt, conform het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer, slechts een beperkt aantal beoogde benoemingen, waaronder die van ambassadeur, van tevoren aan de gaststaat voorgelegd.
Miskenning door Nederlandse regering van de Joodse relatie met de Tempelberg te Jerusalem |
|
Raymond de Roon (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Herinnert u zich de in de Eerste Kamer aangenomen motie1 om «zoveel mogelijk tegen de VN-resoluties te stemmen waarin naar de Tempelberg verwezen wordt met alleen de Arabische naam» en dat u heeft gezegd «met die motie te kunnen leven»?
Ja.
Onderschrijft u dat het Jodendom een historische en religieuze relatie heeft met de Tempelberg? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet onderschrijft de historische, religieuze en culturele connectie van alle drie monotheïstische religies, waaronder het Jodendom, met de heilige plaatsen in Jeruzalem. Op aandringen van Nederland en de EU is vorig jaar in resolutie A/RES/74/89, de voorganger van A/RES/75/98, een paragraaf opgenomen die het belang van Jeruzalem en de heilige plaatsen voor deze religies onderstreept (zie ook Kamerbrief d.d. 26 november 2019, met kenmerk 23 432, nr. 475).
Waarom was het naar uw mening onmogelijk om in de Algemene Vergadering van de VN te stemmentegen de resolutie A/Res/75/98 (ingediend door Cuba e.a.), waarin de Tempelberg uitsluitend met de naam Haram al-Sharif werd aangeduid?2
Nederland beoordeelt iedere resolutie op zijn totale inhoud en merites. Op basis van deze beoordeling heeft Nederland, samen met het overgrote deel (22) van de andere EU-lidstaten, vóór resolutie A/RES/75/98 gestemd. De term Haram al-Sharif betreft één aspect van deze resolutie, die voorts dankzij de inzet van Nederland en de EU het belang van Jeruzalem en de heilige plaatsen voor de drie monotheïstische religies bevestigt. De paragraaf staat in de preambule, en bevat geen oproep tot handelen. Zoals tevens benoemd tijdens de recente Begrotingsbehandeling hangt het van de totale inhoud van de resolutie af of Nederland deze per saldo steunt (zie stenogram Begroting Buitenlandse Zaken (Kamerstuk 35 570-V) voortzetting). Inhoudelijk roept de resolutie in de operationele paragrafen onder meer Israël op af te zien van de sloop van Palestijnse huizen en te stoppen met uitbreidingen van nederzettingen in bezet Palestijns gebied. Het kabinet ondersteunt deze oproepen, die noodzakelijk blijven in het kader van de recente ontwikkelingen zoals de aankondiging van nederzettingenuitbreidingen in Givat Hamatos en de sloop van het Palestijnse dorp Khirbet Hamsa al-Foqa. Daarnaast veroordeelt de resolutie tevens uitingen van terrorisme en raketbeschietingen door Hamas. In het licht van deze evenwichtige inhoudelijke aspecten, die aansluiten bij het Nederlandse en Europese beleid inzake het MOVP, en waar Nederland zowel bilateraal als in multilateraal verband beide partijen op aanspreekt, heeft Nederland op 4 november jl. in de Vierde Commissie van de Algemene Vergadering vóór resolutie A/RES/75/98 gestemd (zie ook Kamerbrief van 1 december jl. met kenmerk 35 570-V, nr. 63).
Op 10 december jl. vond in de plenaire Algemene Vergadering de herbevestiging plaats van de resoluties die eerder op 4 november in de Vierde Commissie waren aangenomen. Deze stemming betreft normaliter een bevestiging van de eerdere stemming, terugkomen op reeds uitgebrachte stem is ongebruikelijk en tevens onwenselijk. Nederland stemde hier, evenals andere EU-lidstaten, conform stemposities in de Vierde Commissie en herhaalde derhalve de voorstem t.a.v. resolutie A/RES/75/98.
Heeft Nederland pogingen ondernomen om voor de stemming een tekstwijziging in de resolutie aan te laten brengen door daarin (ook) de benaming Tempelberg op te laten nemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke pogingen zijn dan in het werk gesteld en waarom werden deze niet overgenomen?
Nederland heeft in EU-verband met de Palestijnse delegatie onderhandeld over de concept-resoluties (zie tevens de Kamerbrief van 17 november jl. (2020D46407). Onderdeel van deze onderhandelingen betrof de benaming van de heilige plaatsen, waarbij Nederland en de EU zich hebben ingezet voor een formulering die recht doet aan de belangen van de drie monotheïstische religies. Concreet is aan de Palestijnse delegatie het verzoek voorgelegd de term Haram al-Sharif te verwijderen. In het kader van deze onderhandelingen over het totale pakket van resoluties heeft de Palestijnse delegatie een aantal voorstellen van EU-zijde geaccepteerd, doch dit specifieke verzoek niet.
Bent u bereid uw excuses aan Israël aan te bieden voor uw laakbare stemgedrag?
Nee. Nederland beoordeelt, als soeverein land, iedere resolutie op zijn inhoud en merites. Dat laat onverlet dat Nederland nauwe en warme relaties onderhoudt met Israël.
De Nederlandse positie ten aanzien van terreurorganisatie Ahrar al-Sham |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat in Nederland een Syriër is opgepakt omdat hij een leidinggevende positie had binnen terreurorganisatie Ahrar al-Sham?1
Ja.
Bent u net als het Openbaar Ministerie (OM) en de rechtbank Rotterdam eindelijk van mening dat Ahrar al-Sham een terreurorganisatie is? Zo nee, waarom nog steeds niet?2
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Openbaar Ministerie en de rechter kijken vanuit verschillende kaders naar de vraag of een groep «terroristisch» is (zie ook Kamerstuk 32 623, nr. 268). Het Ministerie van Buitenlandse Zaken baseert zich in de eerste plaats op internationale terrorismelijsten van de VN en EU. Daarop zijn de terroristische groepen geplaatst waar internationaal consensus over bestaat. Ook baseert het Ministerie van Buitenlandse Zaken zich op informatie van de inlichtingendiensten. In de Kamerbrief van 25 september 2020 (Kamerstuk 29 754, nr. 558) staat dat de inlichtingendiensten Ahrar al-Sham zien als een van oorsprong salafistische strijdgroep, gericht op het Syrisch conflict. Uit informatie van de Nederlandse veiligheidsdiensten blijkt dat deze groep zeer waarschijnlijk nooit een gewelddadige internationale agenda heeft gehad en dat het onwaarschijnlijk is dat hier op middellange tot lange termijn verandering in komt. Daarom zien de diensten de strijdgroep op dit moment niet als een direct gevaar voor de nationale veiligheid.
Hebben medewerkers van uw ministerie in het kader van het Non-letale steun programma (NLA) of anderszins contact gehad of samengewerkt met de opgepakte Syrische terrorist?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft geen contact gehad met de onlangs in Rijssen gearresteerde Syriër.
Heeft de opgepakte terrorist in zijn tijd als penningsmeester van Ahrar al-Sham zicht gehad op het NLA programma, dan wel geld of andere middelen gekregen van Nederland in het kader van het NLA programma?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld (o.a. Kamerstuk 32 623, nr. 258 en Kamerstuk 32 623, nr. 272) heeft Ahrar al-Sham geen Non Lethal Assistance (NLA) ontvangen, en voor zover bekend zijn er geen goederen indirect bij Ahrar al Sham terecht gekomen. Zoals eerder aan de Tweede Kamer gemeld viel echter nooit 100% uit te sluiten dat middelen onbedoeld in verkeerde handen konden vallen (Kamerstuk 27 925, nr. 534).
Hoe verklaart u de absurde situatie dat de voormalig penningmeester van Ahrar al-Sham WEL en de buitenlandchef NIET wordt opgepakt op verdenking van terrorisme en hij zelfs Nederlands geld kreeg?3
Zoals gemeld in de Kamerbrief van 13 november 2020 (Kamerstuk 32 623 nr. 313) is Al-Nahhas nooit beschuldigd van mensenrechtenschendingen of terroristische misdaden; daarvoor bestaan ook geen aanwijzingen.
Kunt u ervoor zorgen dat de voormalig buitenlandchef van Ahrar al-Sham, die nu nog vrij mag reizen door Europa, geen voet meer zet op Nederlandse bodem en hij direct wordt opgepakt als hij dat toch doet?
Al-Nahas is Spaans staatsburger. Voor EU-onderdanen geldt, anders dan voor niet-EU-onderdanen, dat toegangsweigering en uitzetting alleen kan plaatsvinden indien er informatie beschikbaar is waaruit blijkt dat deze persoon een actuele bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving. Vanzelfsprekend dienen ook EU-onderdanen tijdens hun verblijf in Nederland zich te houden aan de Nederlandse wet- en regelgeving en kan er (strafrechtelijk) worden opgetreden als regels worden overtreden. Zie ook antwoord op vraag 5.
Deelt u de mening dat de krankzinnige ambivalente houding van dit kabinet advocaten munitie geeft om (voormalig) leden van Ahrar al-Sham die door het OM worden vervolgd, mee vrij te pleiten?
Nee, het kabinet deelt deze mening niet. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld baseren het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Openbaar Ministerie zich op andere kaders om te bepalen of een groep « terroristisch» is (Kamerstuk 29 754, nr. 558 en 32 623, nr. 268). Zie ook antwoord op vraag 2.
Bent u eindelijk bereid Ahrar al-Sham op de Nederlands terrorismelijst te plaatsen om zo alle twijfel over deze terreurorganisatie weg te nemen?
Zoals uiteengezet in de Kamerbrief van 25 september (Kamerstuk 29 754 nr. 558) is de toepassing van de nationale sanctielijst territoriaal beperkt. Vanwege deze beperking wordt er slechts over gegaan tot een «nationale» bevriezingsmaatregel indien er sprake is van aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde, meer in het bijzonder indien aanwijzingen bestaan dat een organisatie of persoon in of vanuit Nederland (een poging tot) terroristische activiteiten ontplooit of betrokken is bij het faciliteren daarvan. Voor Ahrar al Sham ontbreken dergelijke aanknopingspunten. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Is het kabinet bereid alle (ex-)leden van Ahrar al-Sham in Nederland op te sporen, te vervolgen en de eventueel verstrekte verblijfsvergunningen in te trekken?
Het Openbaar Ministerie is de enige instantie in Nederland die verdachten strafrechtelijk kan vervolgen. Of een verdachte wordt vervolgd, hangt af van de individuele omstandigheden van het specifieke geval. Er moet hiervoor in ieder geval sprake zijn van een strafbaar feit. Als een vreemdeling onherroepelijk wordt veroordeeld voor een misdrijf, kan dit gevolgen hebben voor het verblijfsrecht. Wat de gevolgen zijn is afhankelijk van het gepleegde misdrijf, de opgelegde straf en de verblijfsduur.
Daarnaast wordt artikel 1F Vluchtelingenverdrag tegengeworpen als er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat de vreemdeling weet heeft gehad van buiten Nederland gepleegde oorlogsmisdrijven, niet-politieke ernstige misdrijven en/of het schenden van mensenrechten en daar persoonlijk (mede)verantwoordelijk voor kan worden gehouden. Vreemdelingen die artikel 1F krijgen tegengeworpen komen niet in aanmerking voor rechtmatig verblijf en moeten uit Nederland vertrekken.
Tenslotte geldt dat een verblijfsvergunning wordt geweigerd of ingetrokken als wordt vastgesteld dat een vreemdeling een gevaar voor de nationale veiligheid vormt. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit een ambtsbericht van de AIVD.
Kunt u de vragen zo spoedig mogelijk en ieder afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Een medewerker van de Eritrese ambassade die onder dwang geld inzamelde bij zijn landgenoten |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Hoe kan uw mededeling aan de ambassadeur van Eritrea dat de geldafperser niet langer voor de ambassade mag werken worden afgedwongen?1
Op grond van artikel 9 van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer staat het de gaststaat vrij om leden van een diplomatieke missie tot niet acceptabel te verklaren. Daaraan dient de zendstaat gehoor te geven. De Eritrese ambassade is verzocht om het contract met de medewerker per 27 oktober te beëindigen en dit schriftelijk te bevestigen. Dit is gebeurd.
Kunt u bevestigen dat deze persoon zich voor consul uitgaf?
Uitgezonden personeelsleden van een ambassade, zoals een consul, dienen te worden geregistreerd bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Dat was bij deze persoon niet het geval, omdat deze persoon was aangetrokken als lokale medewerker van het ambassadekantoor. Wel gaf hij op zijn social media kanalen aan dat hij consul was.
Welke maatregelen waren door u tegen de afperser genomen toen hij eerder zijn kwalijke praktijken uitvoerde?
De beeldvorming die op grond van de recente Argos uitzending is ontstaan, namelijk dat hij een rol gespeeld heeft bij de geldinzamelingen voor coronahulp aan Eritrea waarbij mensen dit als intimiderend hebben ervaren, is onwenselijk en daarom is besloten om het niet acceptabel te verklaren. Deze gerichte actie dient als waarschuwing aan het adres van de Eritrese autoriteiten. Deze maatregel volgt op de eerdere maatregel in 2018, waarbij de diplomaat die eindverantwoordelijkheid droeg voor het handelen van het ambassadekantoor werd uitgewezen.
Waarom wordt de afperser niet uit Nederland verwijderd?
De persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en daarmee het recht op verblijf in Nederland.
Is het geld door de afperser of door de ambassade van Eritrea vergoed aan de gedupeerden? Zo nee, wilt u de ambassadeur uitwijzen indien dat niet onverwijld gebeurt?
Om vast te stellen of er bij de geldinzamelingen inderdaad sprake is geweest van dwang en intimidatie en om vast te kunnen stellen om wat voor bedragen het gaat, zijn slachtoffers opgeroepen om aangifte te doen. De politie en het OM kunnen als er sprake is van strafbare feiten een onderzoek starten.
Wilt u deze vragen uiterlijk 9 november aanstaande beantwoorden?
Het Nederlandse meisje Insiya, dat ontvoerd is naar India en de pogingen die de Nederlandse regering onderneemt om haar terug te krijgen in Nederland |
|
Sadet Karabulut , Martijn van Helvert (CDA), Attje Kuiken (PvdA), Raymond de Roon (PVV), Pieter Omtzigt (CDA), Bram van Ojik (GL), Joël Voordewind (CU) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de veroordeling van Shezad H., de vader van Insiya, voor de zeer gewelddadige ontvoering van zijn dochter naar India, tot 9 jaar gevangenisstraf?1
Ja, wij zijn bekend met de veroordeling.
Deelt u de mening dat er pas echt gerechtigheid is wanneer Insiya weer terug is in Nederland bij haar moeder?
Het kabinet realiseert zich dat dit, net als vele andere kinderontvoeringszaken, een schrijnende zaak is en leeft mee met de moeder en haar familie. Op grond van de Nederlandse gerechtelijke uitspraken behoort Insiya te worden teruggeleid naar Nederland. Deze uitspraken zijn echter in India niet automatisch bindend of af te dwingen. Om de Nederlandse gerechtelijke uitspraken in India te laten gelden, zal mevrouw Rashid de Indiase rechter moeten vragen hier gevolg aan te geven. Daar komt bij dat er ook in India op dit moment verschillende rechtszaken lopen. De Ministeries van BZ en JenV vragen aandacht voor de uitspraken van de Nederlandse rechter en voor een spoedige afronding van de procedures in India, met als uiteindelijk doel hereniging van Insiya met haar moeder.
Kunt u aangeven welke pogingen van de Nederlandse autoriteiten zijn ondernomen om de terugkeer van Insiya naar Nederland te bewerkstelligen en wat de verschillende trajecten hebben opgeleverd?
Zoals u bent geïnformeerd in de Beantwoording vragen van de leden Van Helvert en Omtzigt (beiden CDA), kenmerk 2020Z15297, van 29 september jongstleden dringen de Nederlandse autoriteiten blijvend bij de Indiase autoriteiten aan op het belang van een snelle en goede oplossing voor moeder en kind. Met dit doel worden Nederlandse gerechtelijke uitspraken aangeboden aan de Indiase autoriteiten en wordt de zaak onder de aandacht gebracht bij bilaterale gesprekken met India. Zoals in het antwoord op vraag 2 is toegelicht, zijn uitspraken van de Nederlandse rechter echter niet zonder meer bindend in India. Nederland zal de uitspraken van de Nederlandse rechter bij India onder de aandacht blijven brengen en zal uitspraak in de procedures in India nauwlettend volgen.
Kunt u, naar aanleiding van uw beantwoording op vraag 12 van de schriftelijke vragen van 29 september jongstleden, uiteenzetten welke verschillende trajecten op dit moment lopen om Insiya naar Nederland te krijgen?2
De verschillende trajecten die op dit moment lopen op ambtelijk en politiek niveau zijn kort toegelicht in de beantwoording van vraag 3. Nederland vraagt aandacht voor de zaak via het diplomatieke verkeer en in bilaterale gesprekken, op de hoogst mogelijke niveaus. Concreet werd de zaak opgebracht en marge van het Staatsbezoek aan India, en tijdens verschillende contacten van de premier en de Minister van Buitenlandse Zaken met India. Leden van het kabinet zullen de zaak van Insiya blijven opbrengen in bilaterale contacten waar mogelijk.
In de beantwoording op vraag 12 geeft u aan dat medewerkers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in contact zijn met mevrouw Rashid over de verschillende trajecten die lopen om te bezien in overleg met haar waar mogelijkheden zijn voor ondersteuning. Zijn de trajecten uit de beantwoording van de vragen 3 en 4 besproken met mevrouw Rashid?3
Medewerkers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Centrale autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden staan in contact met mevrouw Rashid over de pogingen die Nederland onderneemt tot teruggeleiding van Insiya naar Nederland. Hierbij worden, in overleg met mevrouw Rashid, Nederlandse gerechtelijke uitspraken doorgeleid naar India en worden eventuele mogelijkheden in haar zaak samen met haar verkend. Zo werd mevrouw Rashid bij verschillende gelegenheden de mogelijkheid gegeven om, voordat een bilateraal gesprek met India zou plaatsvinden, voorgesprekken te voeren op politiek en hoogambtelijk niveau.
Kunt u uiteenzetten op welke momenten er sinds de dag van de ontvoering contact is geweest met de Indiase autoriteiten over deze zaak, op ambtelijk en op politiek niveau, en wat de Indiase autoriteiten als reden(en) hebben gegeven om niet mee te werken aan de terugkeer van Insiya naar Nederland?
Sinds de ontvoering van Insiya zoekt de Nederlandse overheid contact met de Indiase autoriteiten wanneer er kansen of mogelijke openingen in de zaak zijn, namelijk wanneer gerechtelijke uitspraken via diplomatieke weg kunnen worden aangeboden en wanneer er bilaterale gesprekken plaatsvinden op politiek niveau. Zie hierbij ook het antwoord op vraag 4. India verwijst in deze contacten naar de lopende rechtsgang aldaar. Er loopt nog een aantal rechtszaken in India waarvan de Indiase autoriteiten de gerechtelijke uitspraken afwachten.
Deelt u de mening dat de door India gegeven verklaringen niet meer afdoende zijn, aangezien ze nog niet geleid hebben tot de teruggeleiding van Insiya? Zo ja, heeft u dit de Indiase autoriteiten laten weten en welke vervolgstappen gaat u nemen?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken brengt de zaak blijvend onder de aandacht van India in bilaterale gesprekken op politiek en ambtelijk niveau, waarbij ook de ambassade in New Delhi regelmatig met de Indiase autoriteiten spreekt over het gebrek aan voortgang. De procedures in India die nu lopen zullen afgewacht moeten worden. Nederland vraagt aandacht voor de uitspraken van de Nederlandse rechter en voor een spoedige afronding van de procedures in India.
Bent u bereid deze zaak tot topprioriteit te maken in de bilaterale relatie met India?
Deze zaak wordt reeds met prioriteit opgebracht in bilateraal contact met India en dit zal blijven gebeuren. Nederland verwijst India waar mogelijk naar nieuwe ontwikkelingen in Nederland, maar voortgang in de zaak is uiteindelijk afhankelijk van de voortgang van juridische procedures in India waaronder de bevestiging van Nederlandse uitspraken door de rechtsmacht aldaar. Wanneer een nieuwe gelegenheid tot contact zich voordoet, wordt deze aangegrepen om aandacht te vragen voor de zaak.
In hoeverre is het kabinet aan de slag met de zoektocht naar de veroordeelde Shezad H. en met de eventuele uitlevering naar Nederland?
Het OM heeft al in 2017, in het kader van diens vervolging, een verzoek om de uitlevering van Shezad H. aan India gedaan. Dit verzoek is toen door India afgewezen. Het OM heeft mij gemeld dat het zich met het oog op de veroordeling van H. zal inspannen om tot een executie van de straf te komen.
Zal Shezad H. een red notice krijgen via Interpol, zodat hij zo snel mogelijk opgepakt kan worden als hij naar het buitenland reist?
Zoals in het antwoord op vraag 10 is toegelicht, zal het OM zich met het oog op de veroordeling van H. inspannen om tot een executie van de straf te komen. Over welke middelen op welk moment in dat kader worden ingezet, treed ik niet in detail.
Op welke momenten heeft welke bewindspersoon met ambtsgenoten in India persoonlijk contact gehad over het lot van de Nederlandse staatsburger Insiya?
Zoals ook in vraag 4 toegelicht, hebben de premier en de Minister van Buitenlandse Zaken tijdens verschillende gesprekken met hun Indiase ambtsgenoten over de zaak Insiya gesproken, o.a. en marge van het Staatsbezoek.
Op welke momenten heeft welke bewindspersoon persoonlijk contact gehad met ambtsgenoten in India over de veroordeling van Shezad H. en de uitlevering van hem aan Nederland?
Over welke middelen op welk moment worden ingezet in het kader van de veroordeling van Shezad H. en de uitlevering van hem aan Nederland, treed ik niet in detail. Vanzelfsprekend zal het Kabinet, in het bijzonder de Minister van Justitie en Veiligheid vanuit diens rol van centrale autoriteit bij rechtshulp- en uitleveringszaken, hier waar mogelijk en passend een ondersteunende rol bij hebben.
Is het kabinet bereid om een Minister in persoon naar India te laten afreizen om Insiya te gaan halen, aangezien de Nederlandse regering dit ook gedaan heeft voor Johan van Laarhoven, die nota bene veroordeeld was?
Zoals in het antwoord op vraag 7 is toegelicht, vraagt Nederland aandacht voor de uitspraken van de Nederlandse rechter en voor spoedige afronding van de procedures in India. Het is niet mogelijk om – zonder Indiase rechterlijke toestemming – Insiya op te halen. Het kabinet zal zich blijven inspannen om in gesprekken met India aandacht te vragen voor deze zaak. De vraag welke wijze van inzet passend is, wordt van geval tot geval, van moment tot moment en naar gelang de mogelijkheden overwogen.
Deelt u de mening dat mevrouw Rashid actief geïnformeerd moet worden over de voortgang van de ontwikkelingen omtrent de terugkeer van haar dochter en dat daarom een contactpersoon op het ministerie moet worden aangesteld waar mevrouw Rashid met al haar vragen en opmerkingen direct terecht kan?
Ja, dit is reeds vanaf het begin het geval. Zoals gebruikelijk in de consulaire praktijk heeft ook Mevrouw Rashid een contactpersoon op het Ministerie van Buitenlandse Zaken, met wie regelmatige communicatie is per mail en telefoon. Mevrouw Rashid heeft daarnaast de contactgegevens van een breder consulair team, dat goed bekend is met haar zaak, dat zij kan benaderen. Ze heeft ook een contactpersoon bij de Nederlandse Centrale autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen twee weken beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Dreigende vrijlating van moordenaar van Daniel Pearl en straffeloosheid van imam die fatwa over Geert Wilders uitsprak |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat in Pakistan een van de wrede moordenaars van journalist Daniel Pearl dreigt te worden vrijgelaten?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze vrijlating uitermate ongewenst en een zware slag voor rechtvaardigheidsgevoelens zou zijn?
Het kabinet erkent het belang van waarheidsvinding en gerechtigheid, zeker ook voor de nabestaanden van het slachtoffer.
De openbaar aanklager van de Pakistaanse provincie Sindh en de familie van Daniel Pearl zijn in hoger beroep gegaan tegen de vrijspraak van een van de hoofdverdachten van de moord op Daniel Pearl door een lokale Pakistaanse rechtbank. Inmiddels heeft de Pakistaanse Hoge Raad op 7 oktober jl. besloten dat deze verdachte, tijdens dit hoger beroep, nog minstens drie maanden in hechtenis moet blijven.
De zaak is daarmee momenteel onder de Pakistaanse rechter. Nederland intervenieert niet in de rechtsgang in andere landen. Wel benadrukt Nederland bilateraal en in multilateraal verband, het belang van het beschermen van journalisten en het belang van een onafhankelijke rechtspraak.
Wilt u er bij de regering van Pakistan met grote spoed en op ministerieel niveau op aandringen dat alles in het werk wordt gesteld om deze vrijlating te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wilt u er in datzelfde gesprek stevig op aandringen dat de imam die een doodsbedreiging (fatwa) tegen Geert Wilders uitsprak nu eindelijk eens afdoende wordt aangepakt? Zo nee, waarom niet?2
De Pakistaanse geestelijke Khadim Hussein Rizvi overleed op 19 november jl. Daarmee is de mogelijkheid van strafvervolging of het nemen van andere juridische stappen jegens hem vervallen.
Zoals ik reeds aangaf in de beantwoording van vragen gesteld tijdens de begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken (d.d. 12 november jl.), zijn bedreigingen van politici onacceptabel. Het kabinet keurt deze dan ook uitdrukkelijk af.
Het OM doet onderzoek naar andere bedreigingen die zijn geuit aan het adres van de heer Wilders in reactie op diens voornemen tot het organiseren van een cartoonwedstrijd. Zoals de Minister van Justitie en Veiligheid heeft benadrukt in zijn Kamerbrief van 17 december 2019 (Kamerstuk 35 300 VI, nr. 98), is het niet in het belang van een strafrechtelijk onderzoek uw Kamer in detail te informeren over de stand van zaken van zo’n onderzoek en over handelingen die in dat kader zijn of nog worden verricht, zoals het doen uitgaan van rechtshulpverzoeken en diplomatieke contacten die daarbij plaatsvinden. Dat uitgangspunt geldt ook in deze gevallen.
Berichten dat NAVO-lid Turkije moslimextremisten uit Syrië naar Azerbeidzjan stuurt en ook aan de strijd deelneemt |
|
Raymond de Roon (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kunt u bevestigen dat Turkije honderden, mogelijk duizenden moslimextremisten uit Syrië naar Azerbeidzjan stuurt?1 2
Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie dat Turkije buitenlandse strijders naar Azerbeidzjan heeft overgebracht. Dergelijke berichten worden ontkend door Turkije en Azerbeidzjan. Het kabinet roept alle internationale actoren, dus ook Turkije, op om zich te onthouden van acties en retoriek die de-escalatie bemoeilijken. Mede dankzij Nederlandse inzet heeft de Europese Raad zich op 1 oktober jl. uitgesproken tegen elke externe inmenging.
De Europese Raad heeft tevens opgeroepen tot een direct staakt het vuren en een vreedzame beslechting van het geschil, waarbij geen plaats is voor een militaire oplossing en inmenging door andere landen. De Europese Raad sprak steun uit voor de OVSE Minsk Groep en verzocht de EU Hoge Vertegenwoordiger om verdere EU steun voor dit proces te onderzoeken.
In telefoongesprekken met mijn Armeense en Azeri ambtgenoten deze week heb ik aangedrongen op dialoog tussen beide landen. Dat is de enige weg naar een vreedzame en duurzame oplossing van het conflict.
Naar verwachting zal tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 12 oktober a.s. worden gesproken over wat de EU aanvullend kan doen om beide landen zo snel mogelijk tot een staakt-het-vuren te bewegen. Nederland zal daarbij aandringen op eensgezind EU optreden.
Klopt het dat er ook moslimextremisten tussen zitten, zoals van de Sultan Murad Brigade, die eerder nog door dit kabinet werden gesteund?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om Turkije op te roepen deze islamitische troepentransporten direct te stoppen of krijgt Turkije van u en andere lidstaten van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) wéér de vrije hand om dood en verderf te zaaien?
Zie antwoord vraag 1.
Welke «reguliere» militaire steun geeft Turkije aan Azerbeidzjan en is deze steun de afgelopen maanden opgevoerd? In hoeverre wordt de NAVO door Turkije over militaire steun aan Azerbeidzjan op de hoogte gesteld? Klopt het dat een Turkse F-16 straaljager een straaljager van Armenië heeft neergeschoten en daarbij is binnengedrongen in het luchtruim van Armenië?3
Het kabinet kan de berichten over militaire betrokkenheid van Turkije in dit conflict, alsook de berichten over het neerhalen van een Armeens straaljager op het moment van schrijven niet bevestigen. Zowel Turkije als Azerbeidzjan ontkennen de berichten.
Het kabinet is door Turkije, in NAVO verband of anderszins, niet op de hoogte gesteld van eventuele militaire steun aan Azerbeidzjan. Wel is bekend dat Azerbeidzjan en Turkije nauwe banden met elkaar onderhouden, waaronder samenwerking op militair terrein. Die samenwerking betreft onder andere gezamenlijke oefeningen en leveringen van militair materieel in de afgelopen jaren.
Deelt u de mening dat de Turkse agressie steeds meer conflicten negatief beïnvloedt/veroorzaakt en dit het gevolg is van de islamitische neo-Ottomaanse ideologie die Erdogan in alle facetten uitademt?
Berichtgeving dat Turkije militair betrokken is bij dit conflict kan vooralsnog niet worden bevestigd. Duidelijk is dat alle internationale actoren, dus ook Turkije, zich moeten onthouden van acties en retoriek die niet bijdragen aan de-escalatie in conflictsituaties.
Welke maatregelen gaat u nemen om te voorkomen dat de christelijke bevolking in Armenië en de Nagorno-Karabach ten prooi valt aan het Azerbeidzjaanse leger en de moslimextremisten uit Syrië?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u eindelijk bereid te pleiten voor een NAVO-bondgenootschap zonder de islamitische agressor Turkije? Zo nee, waarom niet?
Turkije is een belangrijke bondgenoot, zowel vanwege zijn geografische positie als vanwege de grote bijdrage die Turkije levert aan missies. Het is niet in het Nederlands en NAVO-belang om Turkije uit de NAVO te zetten. De NAVO is bovendien een waardengemeenschap. Dat betekent dat bondgenoten elkaar kunnen aanspreken. Zij doen dat ook. Ten slotte voorziet het NAVO verdrag niet in de mogelijkheid van gedwongen uittreding.
Wilt u deze vragen uiterlijk 5 oktober 2020 beantwoorden?
Deze vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De beroerde informatievoorziening aan de Tweede Kamer inzake de inspectie van een koopvaardijschip door marineschip de Zr. Ms. De Ruyter |
|
Gidi Markuszower (PVV), Raymond de Roon (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Herinnert u zich de beroerde en weinig transparante wijze waarop de eerdere vragen van eerste ondergetekende zijn beantwoord betreffende de inspectie van een koopvaardijschip door het marineschip de Zr. Ms. De Ruyter?1
De eerdere vragen zijn naar behoren beantwoord, zie verder ook het antwoord op vraag 2 hierna.
Kunt u de vragen die eerste ondergetekende eerder heeft gesteld nu wél fatsoenlijk beantwoorden en meer informatie geven over het onderzochte koopvaardijschip, de lading, de sanctieregels die in het geding waren, de koers van het schip etcetera?
U vraagt om informatie over een strafrechtelijk onderzoek van het Openbaar Ministerie dat nog lopende is. Zoals bij u bekend doe ik als Minister van Justitie en Veiligheid, zoals ook aangegeven in antwoord op de eerdere vragen, geen inhoudelijke mededelingen over een lopend strafrechtelijk onderzoek.2
Op basis van welke (internationale) wet- en regelgeving mag een Nederlands marineschip – los van de casus met de Zr. Ms. De Ruyter – op volle zee een koopvaardijschip boarden en onderzoeken?
Dit kan worden gebaseerd op het Wetboek van Strafrecht, waarin de toepasselijkheid van het Nederlandse strafrecht in artikel 3 is uitgebreid tot feiten begaan aan boord van een Nederlands schip en ingevolge artikel 91 van dat wetboek ook van toepassing is op bijzondere strafwetgeving. Tevens wordt verwezen naar artikel 539a van het Wetboek van Strafvordering.
Waarom is bij het Openbaar Ministerie nog steeds niet bekend of wat is aangetroffen al dan niet onder het sanctieregime valt en/of zijn hierover geen verdere mededelingen gedaan? Vanwaar de ogenschijnlijk trage afhandeling van dit (mogelijk) ernstige en politiek relevante delict?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat sanctieregels een politiek instrument zijn en indien deze worden overtreden, het vermoeden daartoe bestaat en onze krijgsmacht voor de handhaving wordt ingezet, de politiek fatsoenlijk geïnformeerd dient te worden?
Zoals te doen gebruikelijk zal uw Kamer worden geïnformeerd zodra daar gezien het thans nog lopende strafrechtelijk onderzoek de mogelijkheid toe bestaat.
Indien u de Kamer niet naar behoren wilt informeren, kunt u dan uitleggen wat het voor nut heeft als de Kamer te pas en onpas spreekt over (het instellen van) internationale sancties, maar de uitwerking/handhaving een zwart gat blijkt te zijn?
Ik verwijs u naar de antwoorden op vraag 1 en 2. Ten overvloede merk ik op dat internationale sanctieregimes worden ingesteld in VN- en/of EU-verband. In de instrumenten (resoluties, Raadsbesluiten en verordeningen) waarmee deze sanctieregimes worden ingesteld, wordt aangegeven welke gedragingen verboden zijn. Nederland implementeert (voor zover vereist) en handhaaft deze regimes strikt via nationale regelgeving.
Waarom bent u zo weinig scheutig met het verstrekken van informatie terwijl in een vergelijkbaar geval, waar het een inspectie van een koopvaardijschip door de Duitse marine betreft, wel publiekelijk en snel wordt gecommuniceerd over de inspectie, de koers van het schip, de lading enzovoorts?2
Het kabinet heeft geen informatie verstrekt over een inspectie van een koopvaardijschip door de Duitse marine. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Kunt u op zijn minst aangeven of de inspectie van de Zr. Ms. De Ruyter te maken heeft gehad met operatie Irini? Hield de aanwezigheid van twee Nederlandse stafofficieren bij de operatie tot en met medio augustus verband met de inspectie?
EUNAVFOR Operatie Irini is primair gericht op de handhaving van het VN-wapenembargo tegen Libië (VNVR-resolutie 2292) en was geenszins betrokken bij de inspectie van de Zr. Ms. De Ruyter. Er was dan ook geen verband met de aanwezigheid van twee Nederlandse stafofficieren op het hoofdkwartier van Operatie Irini in Rome.4
Bent u bereid deze vragen separaat te beantwoorden en de Kamer fatsoenlijk te informeren over de inspectie en sanctieregels die zijn overtreden, mede gezien de politieke onrust in delen van de Middellandse Zee een aangrenzende landen?
De vragen zijn separaat beantwoord.
Dreigementen van de EU aan het adres van Servië en Kosovo vanwege plannen ambassades te openen in Jeruzalem |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «EU warns Serbia, Kosovo against opening embassies in Jerusalem»?1
Ja.
Deelt u mijn mening dat er sprake is van een nauwelijks verholen dreigement gericht aan die landen?
Het kabinet verwelkomt de toenadering tussen Servië en Kosovo, en tussen Kosovo en Israël. Het kabinet heeft tevens kennisgenomen van de aankondigingen dat Servië en Kosovo overwegen ambassades in Jeruzalem te openen. Van (potentiële) kandidaat-lidstaten zoals Kosovo en Servië wordt verwacht dat zij zich proactief aansluiten bij het beleid en de inzet van de Europese Unie t.a.v. derde landen. Dit wordt regelmatig opgebracht in contacten met (potentiële) kandidaat-lidstaten, zowel in EU-verband als bilateraal.
(Potentiële) kandidaat-lidstaten hebben zich gecommitteerd om op termijn het EU acquis over te nemen. Het betreft een vrijwillige keuze van de betreffende landen en er is dan ook geen sprake van dreigementen of chantage. De EU monitort de mate waarin kandidaat-lidstaten zich aansluiten bij het EU-beleid t.a.v. derde landen en rapporteert hierover in de jaarlijkse voortgangsrapportages. De woordvoerder van de Hoge Vertegenwoordiger benadrukte na de aankondiging van Servië en Kosovo dat de EU positie onveranderd is en het van (potentiele) kandidaat-lidstaten verwacht wordt dat zij zich aansluiten bij het EU beleid hieromtrent. Het kabinet acht het positief dat de EU direct zorg heeft uitgesproken over de aankondiging van de beide landen t.a.v. het vestigen van hun ambassades in Jeruzalem.
Het standpunt van het kabinet over een verhuizing van de Nederlandse ambassade is onveranderd. Nederland heeft in 1980 de ambassade in Israël verplaatst van Jeruzalem naar Tel Aviv overeenkomstig VN-Veiligheidsraad resolutie 478, waarin wordt uitgesproken dat de annexatie van Oost-Jeruzalem door Israël in strijd is met internationaal recht en staten worden opgeroepen om hun ambassades uit Jeruzalem te verplaatsen, voor zover ze dat nog niet hebben gedaan.
Voor Nederland en de EU vormen de grenzen van 1967 de basis voor de twee-statenoplossing, ook voor wat betreft de toekomstige status van Jeruzalem. Totdat met instemming van beide partijen een oplossing is bereikt – met inbegrip van de status van Jeruzalem – is verplaatsing van de ambassade niet aan de orde. Zie ook de kamerbrief over de verplaatsing van de Amerikaanse ambassade naar Jeruzalem d.d. 9 januari 2018 (Kamerstuk 23 432, nr. 444).
Bent u van mening dat landen zelf vrijelijk moeten kunnen bepalen waar ze hun ambassades willen vestigen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u mijn mening dat de dreigementen van de EU simpelweg een mes op de keel van de (nu nog) soevereine Balkanstaten Servië en Kosovo zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid afstand te nemen van dit soort verstikkende chantagepraktijken en bent u bereid de Hoge Vertegenwoordiger van de EU, de heer Borrell, hierop aan te spreken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de Nederlandse ambassade in Israël nog dit jaar naar Jeruzalem te verhuizen?
Zie antwoord vraag 2.
Nog meer Nederlands hulpgeld voor Palestijnse terroristen |
|
Geert Wilders (PVV), Raymond de Roon (PVV), Danai van Weerdenburg (PVV) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Hoeveel Nederlands belastinggeld is exact verspild aan de organistatie Al-Mezan, die nauw is verbonden met terreurclubs als het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (PFLP) en Hamas?1
Nederland werkt al ongeveer 20 jaar samen met Al Mezan, omdat het werk van Al Mezan past bij de Nederlandse inzet voor het Midden-Oosten Vredesproces. Momenteel steunt Nederland Al Mezan indirect via twee programma’s van de Verenigde Naties waar Nederland aan bijdraagt. Met deze programma’s wordt bescherming geboden aan de mensen in Gaza, o.a. ook tegen het optreden van de terroristische organisatie Hamas.
Van de Nederlandse bijdrage aan het Civil Society Fund van de VN voor de periode juli 2019–juni 2022 ontvangt Al Mezan USD 420.000 voor het opkomen voor de rechten van Palestijnen in Gaza. De organisatie monitort daarbij het optreden van de Palestijnse Autoriteit en Hamas in Gaza en het Israëlisch handelen in de Palestijnse gebieden. Zo spreekt Al Mezan Hamas aan op martelen en de situatie in gevangenissen en komt Al Mezan op voor journalisten in Gaza. Tevens coördineert Al Mezan met het Israëlische leger toegang tot Israël en Oost-Jeruzalem voor Palestijnen uit Gaza, bijvoorbeeld voor ziekenhuisbezoek in Jeruzalem.
Van de Nederlandse bijdrage aan het Rule of Law and Access to Justice programma van de VN ontvangt Al Mezan USD 204.253 voor de periode maart 2019–31 december 2020 voor rechtsbijstand voor de meest kwetsbare groepen in Gaza, zoals vrouwen en kinderen.
Kunt u de connecties die NGO-monitor legt tussen Al-Mezan en de Palestijnse terreurclubs PFLP en Hamas per geval bevestigen dan wel ontkennen?2
NGO Monitor kwam op 31 augustus 2020 met een publicatie over de Palestijnse mensenrechtenorganisatie Al Mezan, waarin onder meer gesteld wordt dat Al Mezan banden zou hebben met PFLP en Hamas. Het kabinet neemt dergelijke aantijgingen serieus en de Nederlandse Vertegenwoordiging heeft direct contact opgenomen met de organisatie en gevraagd naar een reactie, en is hierover tevens in contact getreden met andere donoren. Al Mezan heeft in reactie op het rapport laten weten de aantijgingen over banden tussen eigen medewerkers en terroristische organisaties te verwerpen en heeft op verzoek van de Nederlandse Vertegenwoordiging een reactie gegeven op het rapport van NGO Monitor. Onderstaand volgt een korte appreciatie per geval, op basis van de nu beschikbare informatie ontleend aan contact met Al Mezan, gevolgd door een eigen algemene appreciatie van de aantijgingen, mede op basis van informatie van andere donoren.
NGO Monitor stelt dat Al Mezan niet transparant zou zijn. Al Mezan voldoet echter aan alle rapportageverplichtingen die gesteld worden door de EU, VN, en bilaterale donoren en vraagt zelf om een jaarlijkse audit van een internationale auditor. Deze audits publiceert Al Mezan jaarlijks op de site van de Palestijnse tak van Transparency International.
NGO Monitor stelt dat Al Mezan «lawfare» zou bedrijven door zaken aan te spannen tegen Israël of diens overheidsvertegenwoordigers en informatie aan te dragen bij internationale organisaties. Het kabinet wijst op de eerdere antwoorden over deze inzet (antwoorden op Kamervragen van de leden Ten Broeke, Van der Staaij en Voordewind, d.d. 16 januari 2018, Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 884). Het onder de aandacht brengen van vermeende schendingen bij internationale organisaties is een legitiem en gebruikelijk middel, dat door mensenrechtenorganisaties in vele landen onder allerlei omstandigheden wordt gehanteerd.
Het derde punt dat NGO Monitor stelt is dat medewerkers van Al Mezan banden zouden hebben met PFLP. Hieronder wordt nader ingegaan op de verschillende aantijgingen van NGO Monitor over individuele medewerkers en leden van de Board en de reactie van Al Mezan daarop.
NGO Monitor stelt dat Nafith Al Madhoun een leider van Hamas zou zijn, en namens Hamas in het Palestijns parlement zou zitten. Al Mezan verklaart in diens reactie dat Nafith Al-Madhoun door de Palestijnse Autoriteit als ambtenaar benoemd was bij het Palestijnse parlement nog voor de machtsovername in Gaza door Hamas in 2007. Vorig jaar heeft hij zijn werkzaamheden in Gaza bij het parlement beëindigd. Hij is geen lid geweest van het parlement en niet politiek verbonden aan een partij.
NGO Monitor stelt dat Kamal Al-Sharafi ontmoetingen heeft met PFLP. Al Mezan verklaart dat Kamal Al-Sharadi een voormalig Minister van de Palestijnse Autoriteit en adviseur van president Abbas is. Al Mezan ontkent dat Al Sharadi lid is van PFLP en wijst erop dat het onlogisch is om te stellen dat iemand die dergelijke posities bekleedt lid zou zijn van PFLP, gezien de felle kritiek van de PFLP op het beleid van Abbas en het afwijzen door PFLP van de Oslo-akkoorden, waarmee de Palestijnse Autoriteit werd opgericht. Al-Sharafi bekleedt een functie aan de universiteit van Gaza, en ontmoet in die hoedanigheid vertegenwoordigers van allerlei studentenorganisaties. Al Mezan geeft aan dat Al-Sharafi bovendien van de Israëlische autoriteiten een vergunning heeft om Gaza in en uit te reizen, en ook via het Ben Gurion vliegveld mag reizen.
NGO Monitor stelt dat Jamil Sarhan lid zou zijn van PFLP. Volgens Al Mezan verwart NGO Monitor de bij Al Mezan betrokken Jamil Sarhan met een inmiddels overleden lid van PFLP met dezelfde naam. Tenminste 3 artikelen waar NGO Monitor naar verwijst zouden over deze overleden persoon gaan.
NGO Monitor stelt dat Talal Awkal banden zou hebben met PFLP. Volgens Al Mezan was Talal Awkal tot 2000 inderdaad werkzaam voor de media-afdeling van PFLP, en is sinds 2000 niet meer politiek actief of verbonden aan welke partij dan ook. In 2008 is hij toegetreden tot het bestuur van Al Mezan.
NGO Monitor stelt dat Samir Deeb Ahmed Zaqout steun uitsprak voor Bilal Kaid, die een gevangenisstraf uitzit. Al Mezan stelt dat hij zich heeft uitgesproken voor het beschermen van de rechten van Bilal Kaid, tijdens een hongerstaking, en dat dat niet uitgelegd mag worden als steun voor zijn daden. Dit past binnen het mandaat van een mensenrechtenorganisatie, aldus Al Mezan. Het kabinet wijst erop dat ook de VN zorgen heeft geuit over de toestand van deze gevangene.3 Kaid was in hongerstaking gegaan toen hij in administratieve detentie werd gezet op de dag dat zijn opgelegde gevangenisstraf ten einde zou lopen. Daarnaast verwijst NGO Monitor naar een artikel dat het aan dhr. Zaqout toeschrijft. Volgens Al Mezan betreft dit echter een artikel van iemand anders, Samir Ahmed Zaltout.
NGO Monitor claimt dat Hussein Hammad een prijs kreeg van PFLP. Volgens Al Mezan werd Hussein Hammad vanwege zijn afstuderen door PFLP gefeliciteerd. Al Mezan verklaart dat met het aanbieden van een cadeau of felicitaties de gever, in dit geval PFLP, kan proberen de eigen reputatie te verbeteren. NGO Monitor stelt tevens dat hij volgens de PFLP een leidende rol in de eerste intifada gespeeld zou hebben. Al Mezan verwerpt dit, omdat Hussein Hammad toen 11 jaar oud was, en het artikel over een andere persoon gaat. NGO Monitor heeft ook een aantal berichten opgenomen die dhr. Hammad geplaatst heeft op sociale media. Al Mezan wijst erop dat dit zijn persoonlijke berichten betreft, geen uitingen namens Al Mezan, en dat medewerkers vrijheid van meningsuiting hebben.
NGO Monitor noemt ook een aantal berichten die andere individuele medewerkers geplaatst hebben op sociale media, zoals berichten die Mohammed Abdullah over Bilal Kaid plaatste. Al Mezan benadrukt dat aandacht vragen voor het respecteren van de rechten van een gedetineerde geen steunbetuiging is voor diens daden, maar past bij het werk van een mensenrechtenorganisatie.
NGO Monitor heeft ook een foto in het rapport opgenomen van Wael Mohammad Ahmad, waar hij te midden van een groep mensen staat waarvan iemand anders een PFLP-vlag op vasthoudt. Deze foto is genomen bij een bruiloft van een familielid, aldus Al Mezan, waarbij vaker vlaggen van politieke partijen worden vertoond. Al Mezan benadrukt dat dhr. Ahmad geen politieke affiliaties heeft.
Verder stelt NGO Monitor dat vertegenwoordigers van Al Mezan bij bijeenkomsten zijn geweest waarbij ook Hamas, PFLP of andere Palestijnse organisaties waren. Dat betrof onder meer bijeenkomsten over intra-Palestijnse verzoening, iets waar Nederland, de EU en VN ook op aandringen. Al Mezan wijst op de nadelige gevolgen van de Palestijnse verdeeldheid voor de rechten van Palestijnen, en dat het zich daarom inzet om de verschillende Palestijnse groepen bij elkaar te brengen om rechtsbescherming en hereniging van het rechtssysteem als deel van verzoening te bevorderen.
Aantijgingen dat iemand of een organisatie banden heeft met terroristische organisaties kunnen verstrekkende gevolgen hebben, en moeten daarom goed onderbouwd zijn. Het kabinet constateert dat Al Mezan door Israël niet is aangemerkt als terroristische organisatie en intensief contact onderhoudt met Israëlische militaire en juridische autoriteiten, vaak ook in persoon.
Op basis van de hierboven beschreven voorbeelden komt het beeld naar voren dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat er sprake is van banden tussen Al Mezan en PFLP.
Het simpele feit dat mensen ontmoetingen hebben of bij een bijeenkomst aanwezig zijn, kan volgens het kabinet niet worden uitgelegd als steun voor een organisatie, laat staan lidmaatschap. In geval van Al Mezan zijn er foto’s te vinden van vertegenwoordigers van Al Mezan met leden van Hamas en PFLP bij intra-Palestijnse bijeenkomsten, bijvoorbeeld over verzoening of het ICC, zoals hierboven genoemd. Tegelijkertijd zijn er ook foto’s te vinden van vertegenwoordigers van Al Mezan met militairen van de Israëlische leger. Contacten met partijen bij het conflict horen bij het werk van een mensenrechtenorganisatie. Wel is het kabinet van mening dat medewerkers van een mensenrechtenorganisatie zich bewust moeten zijn van de politieke context en gevoeligheden als het gaat om foto’s die in de privésfeer worden genomen.
Het kabinet onderschrijft het belang van vrijheid van meningsuiting. Echter, omdat sommige berichten die individuele medewerkers op hun persoonlijke profielen op sociale media geplaatst hadden, betrekking hebben op PFLP en gebruik van geweld, is de Nederlandse Vertegenwoordiging met Al Mezan het gesprek daarover aangegaan. Al Mezan heeft toegezegd dat de berichten verwijderd zullen worden en heeft de medewerkers opnieuw gewezen op interne afspraken, waarbij enerzijds vrijheid van meningsuiting gerespecteerd wordt, maar medewerkers wel beloven geen meningen te uiten die strijdig zijn met mensenrechtenrechten.
Aan hoeveel Palestijnse organisaties die banden hebben met de PFLP, Hamas of andere terreurclubs geeft u eigenlijk nog meer hulpgeld?
Het kabinet geeft geen steun aan organisaties die banden hebben met terroristische organisaties en controleert of de Nederlandse bijdrage aan deze organisaties wordt besteed aan de afgesproken doelstellingen. Indien ondanks controles en toezicht toch blijkt dat een partnerorganisatie banden heeft met een terroristische organisatie, dan wordt opgetreden. In het geval van UAWC wordt onderzocht of er sprake is van banden met PFLP, op basis daarvan zullen conclusies getrokken worden over de samenwerking.
Kunt u een complete lijst geven van Palestijnse organisaties die Nederlands hulpgeld krijgen – of de afgelopen jaren hebben gekregen – inclusief de bedragen?
Het kabinet verwijst naar openaid.nl voor een overzicht van de huidige steun en afgesloten projecten. Voor een overzicht van Israëlische en Palestijnse maatschappelijke organisaties die in 2020 vanuit de gedelegeerde middelen worden gesteund verwijst het kabinet tevens naar de antwoorden op vragen van het lid Baudet, d.d. 10 juni 2020, Aanhangsel van de Handelingen nr. 3108.
Bent u bereid niet alleen de organisaties Union of Agricultural Work Committees (UAWC) en Al-Mezan, maar alle Palestijnse organisaties aan wie u hulpgeld geeft grondig door te lichten op banden met terreurorganisaties? Zo nee, waarom niet?
Verondersteld wordt dat met doorlichten wordt bedoeld een extern onderzoek in te stellen naar mogelijke banden met terroristische organisaties.
Voordat het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) bijdragen toevertrouwt aan organisaties is het noodzakelijk om vast te stellen of BZ hier geen onverantwoorde risico’s loopt. Een risicoanalyse van de organisatie en integriteit-toets is hierbij een verplicht onderdeel. Hierbij wordt onder meer bezien of de organisatie wel in staat is om de beoogde activiteit op een doelmatige wijze uit te voeren, of de organisatiecapaciteit voldoende is wat betreft structuur, omvang en management, of er voldoende financiële basis is voor de uitvoering, of de mensen die er werken de benodigde kennis en ervaring hebben, of de financiële administratie op orde is en of er deugdelijke interne controlemechanismes bestaan. Tijdens deze beoordeling kan bijvoorbeeld worden vastgesteld of de organisatie voldoet aan het (bij subsidies verplichte) normenkader financieel beheer en of ze – in geval van uit ODA-middelen gefinancierde activiteiten – in staat zijn te rapporteren conform de normen van BZ en International Aid Transparency Initiative (IATI). Ook gedurende de looptijd van de activiteit vindt er monitoring plaats aan de hand van voortgangsrapportages en accountantsrapporten. Binnen BZ vindt er dus zowel in het voortraject als tijdens de uitvoering van activiteiten zorgvuldig risicomanagement plaats. Zie ook de Kamerbrief van 8 september jl., met kenmerk 2020Z15518/2020D33541. Het ministerie heeft een zero-tolerance beleid met betrekking tot misstanden. Ieder vermoeden wordt onderzocht en daar waar daadwerkelijk sprake is van een misstand wordt het sanctiebeleid toegepast. Desondanks kunnen er misstanden met door BZ beschikbaar gestelde middelen voorkomen.
Wilt u per direct de Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah sluiten, omdat u kennelijk niet in staat bent om te voorkomen dat de Nederlandse vertegenwoordiging wordt gebruikt/misbruikt voor terrorismefinanciering?
Nee.
Indien u de vorige vraag met een «nee» heeft beantwoord, kunt u er dan in ieder geval voor zorgen dat zolang de onderzoeken lopen, er geen toegangspasjes voor de vertegenwoordiging meer worden afgegeven aan medewerkers en bestuursleden van Palestijnse organisaties die Nederlands hulpgeld ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet wil de uitkomsten van het extern onderzoek naar UAWC afwachten om te bezien welke lessen eruit getrokken kunnen worden. Zie ook het antwoord op de vragen van de leden Voordewind, Weverling, Van der Staaij en de Roon, d.d. 20 augustus 2020, Aanhangsel Handelingen 2019–2020, nr. 3819. Het gaat hier overigens uitdrukkelijk niet om een toegangspasje voor de Nederlandse Vertegenwoordiging, maar om een pasje waarmee zij zich konden identificeren als medewerker van een organisatie die door de Nederlandse Vertegenwoordiging gesteund wordt.
Bent u bereid alle Nederlandse hulpgelden aan Palestijnse organisaties per direct stop te zetten?
Nee. De Nederlandse steun aan Palestijnse organisaties maakt deel uit van de Nederlandse inzet voor de verwezenlijking van de twee-statenoplossing, met een levensvatbare Palestijnse staat naast een veilig Israel, op basis van de grenzen van 1967.
Kunt u de vragen ieder afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Samenwerking tussen Amsterdamse universiteiten en de Chinese onderneming Huawei |
|
Raymond de Roon (PVV), Harm Beertema (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Deelt u de mening dat het risico vermeden moet worden dat nieuwe technologische ontwikkelingen op o.a. het terrein van kunstmatige intelligentie, internet en datavergaring, al of niet door tussenkomst van derden, in handen komen van dictaturen?1
Nederlandse bedrijven en instellingen die strategische (militair en of dual use) goederen of technologie ontwikkelen dan wel produceren, zijn gehouden aan wet- en regelgeving op het gebied van exportcontrole. Indien technologie wordt geëxporteerd die voorkomt op de lijsten van exportcontroleregimes is een exportvergunning vereist. Exportvergunningaanvragen worden getoetst op grond van het EU gemeenschappelijk standpunt inzake wapenexport (EUR2.008/944/GBVB), of de EU Dual Use Verordening (EUR428/2009). Nederland is partij bij meerdere internationale verdragen en aangesloten bij exportcontroleregimes waarbinnen lijsten met dual use goederen en technologie worden vastgesteld. Daarnaast wordt van alle Nederlandse bedrijven verwacht dat zij bij het internationaal zakendoen handelen in lijn met de OESO-Richtlijnen en UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Dit betekent dat zij in relatie tot hun waardeketens mogelijke risico’s – waaronder eventuele risico’s die verband houden met mensenrechtenschendingen en samenwerking met bedrijven die onder invloed staan van buitenlandse overheden – dienen te identificeren en te voorkomen of aan te pakken.
Overigens, Artificial Intelligence als wetenschaps- en toepassingsgebied is zeer breed en valt als zodanig niet als geheel binnen de kaders van dual use-goederen zoals die onder exportcontrole wetgeving is gedefinieerd.
Deelt u ook de mening dat China technologische ontwikkelingen regelmatig inzet op een manier die leidt tot onderdrukking van mensen?
Te zien is dat door middel van geavanceerde censuurtechnieken het vrije woord op het Chinese internet steeds verder wordt ingeperkt, zowel op openbare fora zoals Weibo als in privégesprekken binnen apps zoals WeChat. Van de uitrol van surveillancetechnologie gaat gezien de politieke context in China een afschrikkende werking uit richting etnische en religieuze minderheden, mensenrechtenactivisten en andersdenkenden. Met name in Tibet en Xinjiang geldt dat surveillancetechnologie bijdraagt aan de onderdrukking van Tibetaanse boeddhisten en onder andere Oeigoerse moslims. Deze toepassingen brengen risico’s voor de fundamentele vrijheden, privacy en mensenrechten van Chinese burgers en buitenlandse personen die zich in China bevinden met zich mee.
Deelt u voorts de mening dat het denkbaar is dat ook ontwikkelingen op het gebied van zoektechnologie door een dictatuur kunnen worden ingezet om ongewenste ontwikkelingen, gebeurtenissen en personen (beter) op het spoor te komen, te intimideren en te onderdrukken?
Het is mogelijk dat zoektechnologie als een van vele databronnen gebruikt wordt om ongewenste ontwikkelingen, gebeurtenissen en personen (beter) op het spoor te komen, te intimideren en te onderdrukken. Op dit moment zijn er geen concrete aanwijzingen dat onderzoeksresultaten die voortkomen uit de samenwerking tussen Huawei Finland2 en de UvA en VU – welke is gericht op de kennisontwikkeling op het gebied van meertalig en multimodaal zoeken in informatie voor consumenten, welke een civiele toepassing mogelijk maakt (zoals een zoekmachine) – specifiek hiervoor zullen worden gebruikt.
Het kabinet onderzoekt momenteel welke aanvullende maatregelen wenselijk zijn om ongewenste kennis- en technologieoverdracht langs de weg van onderwijs en onderzoek tegen te gaan, gericht op het vergroten van de (kennis)veiligheid. Dit proces is eerder reeds genoemd in de beleidsreactie op het rapport van het Rathenau Instituut «Kennis in het Vizier».3 Het kabinet zal uw Kamer dit najaar nader informeren over de voortgang op dit proces.
Deelt u tenslotte de mening dat Nederlandse onderzoeksinstellingen zich niet moeten laten verleiden door het grote geld afkomstig uit China?
Instellingen in onderwijs en onderzoek worden geacht om bij het aangaan van een samenwerking – ongeacht uit welk land de samenwerkingspartner afkomstig is – een zorgvuldige afweging te maken van de kansen, opbrengsten en risico’s. Daarin worden meerdere factoren meegewogen.
Vindt u ook dat niet van hen mag worden verwacht dat zij zelf beoordelen of samenwerking met (organisaties en personen uit) dictaturen tot schadelijke gevolgen voor mensenrechten kunnen leiden, doch dat die beoordeling een taak van de overheid is?
Zie beantwoording vraag 4. De politieke situatie in een land, en het mogelijke effect daarvan op de samenwerking, is een van de factoren die meegewogen moeten worden bij het aangaan van internationale samenwerkingen. Die afweging van de kansen en risico’s maken instellingen zelf. De Nederlandse overheid kan kennisinstellingen in voorkomende gevallen bijstaan bij het maken van die afweging, onder andere door middel van informatie-uitwisseling en kennisdeling.
Deze taakverdeling respecteert de autonomie van de instellingen, een fundamenteel uitgangspunt van het Nederlandse kennisstelsel. Deze is wettelijk geborgd in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW).
Hoe beoordeelt u in het licht van het voorgaande de samenwerking tussen de Amsterdamse universiteiten en Huawei om nieuwe zoektechnologie te ontwikkelen en bent u bereid om een streep door dat project te zetten? Zo nee, waarom niet?
De samenwerking is gericht op kennisontwikkeling op het gebied van meertalig en multimodaal zoeken in informatie voor consumenten, welke een civiele toepassing mogelijk maakt (zoals een zoekmachine).
De keuze om de samenwerking aan te gaan is uiteindelijk aan de instellingen. De universiteiten hebben die autonomie en verantwoordelijkheid, daarbij de kansen, risico’s en aandachtspunten en bestaande wet- en regelgeving in acht nemend. Het kabinet heeft geen formele rol in het goed- of afkeuren van samenwerkingsovereenkomsten van instellingen.
Wilt u deze vragen separaat en volledig beantwoorden?
Ja.
Hezbollah en ammoniumnitraat |
|
Raymond de Roon (PVV), Gidi Markuszower (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u de berichtgeving over de voorraden ammoniumnitraat van Hezbollah?1
Ja.
Bent u op de hoogte van uitspraken van de topterrorist Nasrallah over plannen voor het plegen van grootschalige aanslagen?2
Ja.
Is het bekend of de geëxplodeerde voorraad ammoniumnitraat in Beiroet ook aan Hezbollah toebehoorde? Streeft u na om hierover, al of niet in samenwerking met andere landen, informatie te verkrijgen?
Voor zover nu valt te beoordelen is de explosie veroorzaakt door een noodlottig ongeval met door de Libanese overheid inbeslaggenomen stoffen. Nederland maakt zich hard voor gedegen, onafhankelijk internationaal onderzoek naar de explosie en onderzoekt de mogelijkheid om hieraan bij te dragen met technische expertise.
Ziet u mogelijkheden om in internationale samenwerking de activiteiten van Hezbollah te ondermijnen en tegen te werken?
Nederland was in 2004 de eerste Europese lidstaat die Hezbollah als geheel aanmerkte als terroristische organisatie, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen de militaire en de politieke tak. Dit heeft onder andere tot gevolg dat Hezbollah wordt uitgesloten van de nauwe bilaterale contacten tussen Nederland en Libanon. Nederland pleit sindsdien voor de opname van Hezbollah op de EU-terrorismelijst. De militaire tak van Hezbollah staat sinds 2013 op deze lijst. Nederland roept lidstaten op om ook de politieke tak van Hezbollah op te nemen, maar daarvoor is geen draagvlak. Voor de personen, groepen en entiteiten op deze lijst geldt dat hun tegoeden en andere financiële activa worden bevroren én dat tegen hen aangescherpte maatregelen worden genomen in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken.
Toenemende agressie van Hezbollah tegen Israel |
|
Raymond de Roon (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Vrees voor actie van Hezbollah»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de aanval door Hezbollah-terroristen op een Israelische legerpost een gevaarlijke en onrechtmatige escalatie is tegen de Joodse Staat Israel?
De situatie in de regio, en het Israëlisch-Libanese grensgebied in het bijzonder, is bijzonder volatiel en de verhoudingen zijn al lange tijd gespannen. De recente schermutselingen zijn zorgwekkend, maar hebben vooralsnog niet geleid tot een escalatie.
Vindt u ook dat Hezbollah een verlengstuk is van het islamo-fascistische Iran, dat er uitsluitend toe dient om Israel aan te vallen?
De banden tussen Hezbollah en Iran zijn het kabinet bekend, evenals de positie van zowel Hezbollah als Iran ten opzichte van Israël.
Deelt u de mening dat de aanwezigheid van VN-militairen langs de Libanese grens met Israel van nul en generlei waarde is zolang zij niet keihard optreden tegen de aanwezigheid van Hezbollah in het grensgebied?
Nee. De United Nations interim- Force in Lebanon (UNIFIL) richt zich, conform VNVR-resolutie 1701 (2006), op beëindiging van vijandelijkheden in het grensgebied tussen Israël en Libanon en het ondersteunen van de inzet van de Lebanese Armed Forces (LAF). Daartoe ondersteunt UNIFIL de LAF in het herstellen van het gezag in Zuid-Libanon en speelt UNIFIL een belangrijke verbindingsfunctie tussen de Israel Defence Forces (IDF) en LAF middels de door UNIFIL gecoördineerde tripartite overleggen. De aanwezigheid van UNIFIL draagt hiermee bij aan het verminderen van spanningen en het voorkomen van escalatie.
Deelt u de mening dat de Europese Unie tot op de dag van vanndaag jammerlijk faalt door de politieke tak van Hezbollah niet als terroristische organisatie aan te merken?
De Nederlandse positie op dit punt verschilt van die van de EU. Nederland bestempelt Hezbollah sinds 2004 in zijn geheel als terroristische organisatie, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen de politieke en militaire tak van de organisatie. De EU classificeert alleen de militaire tak van Hezbollah als een terroristische organisatie die conform resolutie 1701 van de VN-Veiligheidsraad ontwapend dient te worden.
Wilt u Nederlandse hulp en steun bieden aan Israel? Zo nee, waarom niet?
Nederland erkent het recht van Israël om zijn bevolking te beschermen tegen geweldgebruik door Hezbollah, met inachtneming van de grenzen die het internationaal recht hieraan stelt. Nederland en Israël hebben regelmatig contact over de strijd tegen het internationale terrorisme, bijvoorbeeld tijdens bilaterale consultaties. Van een Israëlisch verzoek tot hulp en steun is op dit moment echter geen sprake.