Heeft u kennisgenomen van het bericht «Rusland kan uitspraken EHRM naast zich neerleggen»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het bekrachtigen van deze wet door president Poetin?
Dit is een zeer zorgelijke ontwikkeling. Alle lidstaten van de Raad van Europa zijn verplicht tot het ten uitvoer leggen van uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De interpretatie en uitvoering van nationale wetten, waaronder de Grondwet, mogen niet leiden tot een situatie waarin de lidstaten, waaronder de Russische Federatie, geen gehoor geven aan deze uitspraken.
Wat is exact de inhoud van de wet? In hoeverre zorgt die ervoor dat Rusland uitspraken over mensenrechten van het EHRM voortaan mag negeren?
De aangenomen wetgeving geeft het Constitutionele Hof van de Russische Federatie de mogelijkheid om te bepalen of uitspraken van interstatelijke organen aangaande klachten tegen de Russische Federatie op het gebied van mensenrechten en vrijheden in tegenspraak zijn met de Russische Grondwet. Het Constitutionele Hof kan de uitspraak vervolgens «onuitvoerbaar» verklaren, waarna de Russische autoriteiten tenuitvoerlegging van de uitspraak kunnen weigeren.
Deelt u de mening dat het volstrekt onacceptabel is dat Rusland, als lid van de Raad van Europa en partij bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), uitspraken van het EHRM, die dienen ter waarborging en naleving van mensenrechten, negeert? Zo ja, op welke wijze kunt u in Europees verband Rusland hierover aanspreken?
De Russische Federatie is partij bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mensen en is derhalve verplicht om uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens ten uitvoer te leggen.
De Russische Federatie wordt binnen de kaders van de Raad van Europa, onder meer door Secretaris-Generaal Jagland en binnen het Comité van Ministers, aangesproken op bovengenoemde ontwikkelingen. Het kabinet steunt dit.
Welke gevolgen heeft het bekrachtigen van deze wet door Poetin voor het lidmaatschap van Rusland van de Raad van Europa?
Het kabinet vindt het belangrijk om met Rusland in gesprek te blijven over mensenrechten. De Raad van Europa is een belangrijk forum in dit verband. Het kabinet hecht er dan ook aan dat Rusland lid blijft van de Raad van Europa en dat Rusland binnen dit forum duidelijk wordt aangesproken op zorgelijke ontwikkelingen zoals deze nieuwe wetgeving. Vooralsnog heeft het Constitutionele Hof zich nog niet over specifieke uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens uitgesproken.
Op welke wijze is invulling gegeven aan de door u in antwoord op eerdere vragen2 aangekondigde initiatieven om Rusland diplomatiek aan te spreken op het naleven van uitspraken van het EHRM (mede naar aanleiding van de uitspraak van het Russische Constitutionele Hof hierover in juli jl.)? Wat is de oorzaak dat deze diplomatieke initiatieven geen effect hebben gehad?
Nederland spreekt zich in het Comité van Ministers regelmatig uit tegen het niet-uitvoeren van uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens door lidstaten van de Raad van Europa, waaronder de Russische Federatie.
Gebrekkige arbeidsomstandigheden in Qatar bij de voorbereidingen op het WK voetbal van 2022 |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Michiel Servaes (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht van Amnesty International van 1 december jl. waarin gesteld wordt dat er «(...) geen enkele vooruitgang geboekt (is) wat betreft uitbreiding van het aantal arbeidsinspecteurs en afschaffing van het onderdrukkende sponsorsysteem» en dat aangekondigde hervormingen door Qatar zijn vertraagd?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het gebrek aan voortuitgang in Qatar met betrekking tot de uiterst slechte behandeling van arbeidsmigranten en het door Qatar uitstellen van broodnodige hervormingen die de leefsituatie van deze arbeidsmigranten zouden moeten verbeteren?
Er is het afgelopen jaar een aantal positieve maatregelen genomen door de overheid van Qatar, maar op een aantal gebieden wordt nog niet voldaan aan internationaal overeengekomen standaarden. De wettelijke maatregelen die het zogenaamde «Kafala» (sponsor)systeem meer in lijn moeten brengen met een vrije arbeidsmarkt worden pas eind 2016 doorgevoerd. Deze maatregelen beogen een meer contractuele relatie tussen werkgever en werknemer tot stand te brengen. Echter, ook met de beoogde veranderingen is er nog steeds geen sprake van een vrije arbeidsmarkt, aangezien werknemers alleen onder bepaalde voorwaarden van werkgever kunnen veranderen, en zij niet vrij zijn het land te verlaten zonder toestemming van de overheid.
Op het gebied van de uitbetaling van salarissen is er vooruitgang geboekt met de invoering van een elektronisch betalingssysteem. Dit systeem verplicht alle bedrijven boven de 500 werknemers tot automatische overmaking van salarissen naar een lokale bankrekening. Het aantal arbeidsinspecteurs is verhoogd naar 294 met verdere uitbreiding in het verschiet, en er is voor 70.000 werknemers accommodatie gebouwd op basis van de verhoogde standaarden voor woon- en werkomstandigheden.
Ondanks de verbeteringen die zijn ingezet zijn er in Qatar nog steeds schrijnende gevallen van slechte behandeling, misbruik en dwangarbeid. De mentaliteitsverandering die nodig is om de situatie en positie van arbeidsmigranten te verbeteren kost echter tijd. Nederland blijft hierover met andere EU landen het gesprek voeren met Qatarese gesprekspartners. Effectiviteit en daadwerkelijke verandering staan hierin voor het kabinet voorop.
Welke concrete acties heeft u ondernomen naar aanleiding van het verzoek van 15 juni jl. van de Tweede Kamer aan de regering «om in de meest krachtige termen, bilateraal, in EU-verband, en in internationale organisaties zoals de ILO, van Qatar harde garanties te eisen voor de bescherming van de rechten van arbeidsmigranten?»2 Wat zijn de resultaten van deze acties?
Nederland zet zich actief in om de situatie van arbeidsmigranten in Qatar te verbeteren en onderhoudt hierover regelmatig op politiek en hoog ambtelijk niveau contact met de Qatarese autoriteiten. In de afgelopen maanden heeft de ambassadeur in Doha de situatie van de arbeidsmigranten uitvoerig en op het hoogste niveau aangekaart bij onder meer de Minister-President, de Minister van Arbeid, de Minister van Sport, en het organiserend comité voor de WK 2022.
Daarnaast is het thema op initiatief van Nederland een vast onderwerp op de agenda van het EU ambassadeursoverleg, en wordt de voortgang inzake concrete maatregelen door een werkgroep onder leiding van Nederland bijgehouden in een matrix. Dit overzicht dient als basis voor de gesprekken met Qatarese autoriteiten.
Op initiatief van de ambassade vond 18 oktober jl. een bijeenkomst plaats tussen het lokaal vertegenwoordigd Nederlands bedrijfsleven en het WK 2022 Comité over het welzijn van werknemers. Het gesprek vond plaats in een open sfeer waarbij deelnemers ingingen op de uitdagingen en obstakels bij het implementeren van de welzijnsstandaarden in de bouw van de WK-infrastructuur.
Binnen het klachtenmechanisme van de International Labour Organization (ILO) speelt een zaak tegen Qatar over de behandeling van arbeidsmigranten, specifiek over het niet-nakomen door Qatar van de ILO-verdragen over arbeidsinspectie en tegen dwangarbeid. In deze zaak zet Nederland zich actief in om binnen de EU consensus te bereiken en zodoende in de ILO gezamenlijk Qatar aan te blijven sporen tot verdere verbeteringen en volledige naleving van de ILO-verdragen. In de meest recente ILO Beheersraad van november 2015 heeft Nederland zich, namens de gehele EU, uitgesproken voor het instellen van een high-level ILO-missie naar Qatar. Na een stemming werd besloten tot deze missie, die de (uitvoering van de) maatregelen die de Qatarese autoriteiten hebben genomen zal beoordelen.
Welke concrete acties heeft u ondernomen naar aanleiding van het verzoek van 15 juni jl. van de Tweede Kamer aan de regering «om (van) Qatar minimaal een duidelijke routekaart met concrete doelen en benchmarks voor het aanpakken van deze vorm van moderne slavernij te eisen, waaronder de ratificatie en naleving van relevante (ILO-)verdragen» en hoe staat het met de ontwikkeling van een eventuele routekaart?3 Wat zijn de resultaten van deze acties?
Het kabinet kaart de problematiek van arbeidsmigranten regelmatig aan, zowel bilateraal als in het kader van de ILO. Op 7 december jl. sprak de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking met de Directeur-Generaal van de ILO om nogmaals de Nederlandse prioritering van dit onderwerp binnen de ILO te onderstrepen. Tijdens dat gesprek werd afgesproken dat meer zal worden opgetrokken met de private sector en met de verschillende voetbalbonden.
Tijdens de ILO Beheersraad in september is er – naast het instellen van de high-level missie – bij Qatar op aangedrongen technische ondersteuning van de ILO te accepteren om de nationale wetgeving in lijn te brengen met relevante ILO verdragen. Deze assistentie zou ook moeten leiden tot een concreter plan van aanpak van de Qatarese autoriteiten. In het kader van de hierboven genoemde klachtzaak tegen Qatar, moet de Qatarese regering frequent een overzicht geven van genomen maatregelen.
Qatar heeft vijf van de acht fundamentele arbeidsconventies getekend en geratificeerd. Nederland pleit er – zowel binnen de ILO als daarbuiten – voor dat landen zich houden aan de fundamentele arbeidsnormen, en roept deze landen op om de fundamentele conventies te ratificeren en de nationale wetgeving daarmee in lijn te brengen. Het klachtenmechanisme van de ILO kan Qatar echter alleen aanspreken op geratificeerde verdragen.
Nederland is er van overtuigd dat de stappen die door de Qatarese autoriteiten zijn gezet voor een groot deel te danken zijn aan de toegenomen internationale aandacht, inclusief de inzet in de ILO.
Bent u van mening dat Wereldvoetbalbond FIFA inmiddels voldoende openheid van zaken heeft gegeven over de toewijzingen voor het Wereldkampioenschap van 2018 aan Rusland en van 2022 aan Qatar? Bent u inmiddels wel bereid om een oordeel te vellen over de stand van zaken inzake de staat van integriteit bij de FIFA?
Momenteel worden er diverse (strafrechtelijke) onderzoeken verricht naar de toewijzing van deze Wereldkampioenschappen. Het kabinet wacht de uitkomsten van deze onderzoeken af alvorens een standpunt in te nemen.
Hierbij merkt het kabinet op dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zich heeft voorgenomen om in het kader van het EU-voorzitterschap met de sportministers van de EU-lidstaten en de sportwereld een krachtig gezamenlijk signaal af te geven dat de integriteit van de sport verbeterd dient te worden. Hierbij wordt de nadruk gelegd op goed bestuur en transparantie van grote sportevenementen, en de bestrijding van doping en matchfixing.
Het vervolgen van vrouwen voor vermeende abortus |
|
Michiel Servaes (PvdA), Khadija Arib (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht van Amnesty International dat Teodora del Carmen Vasquez in El Salvador tot 30 jaar gevangenisstraf is veroordeeld wegens «abortus» terwijl daar geen duidelijke aanwijzingen voor zijn?1
Ja.
Deelt u de mening dat het strafbaar stellen van abortus en het vervolgen van vrouwen die miskramen krijgen of van wie de baby dood wordt geboren tijdens de zwangerschap indruist tegen de universeel erkende mensenrechten en totaal ongepast is gegeven de zware emotionele tijd die vrouwen doormaken als gevolg van een miskraam, dood geboren baby of abortus?
Ja. Vrouwen hebben het recht om over hun eigen lichaam te beschikken, zoals onder meer neergelegd in het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten. Deze zelfbeschikking betreft ook het recht om te beslissen over de eigen seksuele en reproductieve gezondheid. Op basis van het Verdrag inzake de Uitbanning van alle Vormen van Discriminatie van Vrouwen en het Verdrag inzake de Rechten van het Kind hebben vrouwen bovendien recht op toegang tot alle medische voorzieningen rond zwangerschap en bevalling. Dit betreft ook het recht op nazorg na een miskraam en medische zorg met betrekking tot abortus.
Bent u bereid de zaak van mevrouw Del Carmen Vasquez in internationaal verband aan te kaarten en uw zorgen hieromtrent over te brengen aan de El Salvadoraanse regering? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Ja. Bij de afgelopen Universal Periodic Reviewvan El Salvador in de VN-Mensenrechtenraad is abortus door andere landen opgebracht. El Salvador heeft deze aanbevelingen echter niet overgenomen. Nederland vindt dit kwalijk, en zal in de komende UPR van El Salvador hier wederom aandacht voor vragen. Tevens zal in bilaterale contacten met de El Salvadoraanse autoriteiten, die komende maand zullen plaatsvinden in San Salvador, aandacht gevraagd worden voor deze kwestie.
Bent u tevens bereid de regering van El Salvador in bilateraal of multilateraal verband op te roepen te stoppen met het vervolgen van vrouwen die abortus plegen en te stoppen vrouwen die een miskraam krijgen of van wie de baby dood wordt geboren tijdens de zwangerschap te beschuldigen van een misdrijf? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De schrijnende situatie in Burundi |
|
Michiel Servaes (PvdA), Roelof van Laar (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving dat de overheid van Burundi tien maatschappelijk organisaties schorst, ofwel een tijdelijk verbod op activiteiten oplegt?1
Ja.
Bent u bekend met de uitspraak van een woordvoerder van het Ministerie van Binnenlandse Zaken van Burundi aangaande het juridisch vervolgen van tien verschillende maatschappelijke organisaties wegens het plegen van vermeende strafbare feiten tijdens de protesten van het afgelopen half jaar?
De Nederlandse Grote Merengezant heeft van 24 tot 26 november een bezoek gebracht aan Bujumbura. Tijdens dit bezoek hebben de Burundese Ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie bevestigd dat de genoemde organisaties worden verdacht van betrokkenheid bij de couppoging van 13 mei van dit jaar en dat er een gerechtelijk onderzoek tegen hen is ingesteld. De gezant heeft namens Nederland de onvrede over de maatregelen tegen deze organisaties overgebracht.
Ook bracht Minister Koenders deze kwestie specifiek op tijdens zijn gesprekken de afgelopen weken met diverse Burundese gesprekspartners en tijdens de artikel 96 consultaties met Burundi op 8 december in Brussel, die Nederland namens de EU voorzat, op verzoek van Hoge Vertegenwoordiger Mogherini.
Deelt u de opvatting dat de validiteit van de beschuldigingen (aangehaald in vraag 2) en daarmee het juridische proces tegen 10 maatschappelijke organisaties die onder andere actief zijn op het gebied van corruptiebestrijding, mensen- en meer specifiek kinderrechten, in de huidige context van Burundi zeer ongeloofwaardig is?
Zie antwoord op vraag 2.
Heeft Nederland banden met één of meerdere van de betreffende organisaties? Zo ja, welke stappen onderneemt u om deze organisaties bij te staan? Hoeveel organisaties ontvangen momenteel Nederlandse steun en wat is de aard van deze organisaties?
De ambassade en Nederlandse NGO's die actief zijn in Burundi onderhouden intensief contact met meerdere van de genoemde organisaties. Drie van de tien ontvangen op dit moment financiering van Nederland. Een van deze drie organisaties richt zich onder meer op microfinanciering, de andere twee zijn vooral actief op het vlak van de mensenrechten en bestrijding van geweld tegen vrouwen. De beperking van bewegingsruimte van NGO's maakt onderdeel uit van de artikel 96 consultaties tussen de EU en Burundi, die op 8 december in Brussel plaats zullen vinden. Voor verdere stappen te ondernemen wacht Nederland eerst het resultaat van deze dialoog af.
Welke voorwaarden stelt u aan de Burundese overheid ten aanzien van hun beleid aangaande de rol van het maatschappelijk middenveld alvorens u de overheidssteun overweegt te hervatten?
Algemeen stelt Nederland, zoals geformuleerd in de Kamerbrief 29237–165 van 1 juli 2015, dat de hulp aan de overheid pas kan worden hervat als er sprake is van een herstel van een vreedzaam klimaat in het land, herstel van onafhankelijke media, ontwapening van politieke jongerengroeperingen en een goede basis voor de terugkeer van vluchtelingen. Ook moeten de Burundese partijen samen een uitweg uit de crisis vinden en via dialoog consensus bereiken. Uiteraard verwacht Nederland eveneens dat de Burundese regering het maatschappelijk middenveld voldoende ruimte geeft om te kunnen functioneren, zonder angst voor vervolging.
Klopt het dat de Burundese overheid vier Burundese leden van het regionale orgaan de East African Legislative Assembly (EALA) heeft terug gefloten? Kunt u deze zet duiden?2
De voorzitter van het Burundese parlement heeft inderdaad geprobeerd vier van de negen Burundese regionale parlementsleden die zitting hebben in de EALA terug te roepen. Dit moet gezien worden in de context van de pogingen van de getrouwen van Nkurunziza om alle tegenstanders van de derde presidentiële termijn voor Nkurunziza, dus ook de tegenstanders binnen de eigen partij, hard aan te pakken. De EALA stelt dat het terugroepen van deze parlementsleden ingaat tegen het regelement van orde van de EALA en weigert daarom op het verzoek van de Burundese parlementsvoorzitter in te gaan.
Bent u bekend met de berichtgeving over de uitgeroepen sancties van de VS tegen vier Burundese (voormalige, hoge) ambtenaren? Kunt u aangeven wat dit concreet gaat betekenen en voorziet u verder ingrijpen van de VS (los van de VN)?3
De VS heeft, net als de EU, individuele sancties ingesteld tegen Burundese individuen. Concreet betekent dit dat de vier genoemde individuen niet als privépersoon naar de VS kunnen reizen en dat hun banktegoeden in de VS bevroren zijn. Het is denkbaar dat de VS in de toekomst meer personen aan de lijst zal toevoegen. Daarnaast zijn de diplomatieke initiatieven van de VS er op gericht dat er snel een regionaal geleide, inclusieve inter Burundese dialoog van start gaat. Nederland en de EU werken nauw samen met de VS om een eenduidige boodschap over te brengen en om verder geweld in Burundi te voorkomen.
Op welke wijze verleent Nederland momenteel steun in de omringende landen zoals Tanzania, waar veel vluchtelingen onder erbarmelijke omstandigheden worden opgevangen en ziektes als cholera op de loer liggen?4
Nederland blijft gedurende deze crisis waar mogelijk de Burundese bevolking steunen. Sinds april is het aantal Burundese vluchtelingen in de regio opgelopen tot 220.000, waaronder 113.000 in Tanzania en 72.000 in Rwanda. Vanwege de extra noden die hierdoor zijn ontstaan heeft Nederland 300.000 euro vrijgemaakt uit de blokallocatie met het Nederlandse Rode Kruis voor de International Federation of Red Cross and Red Crescent Societies (IFRC) voor de Burundese vluchtelingen. Eerder dit jaar maakte Nederland al 390.000 euro extra vrij voor de IFRC ten behoeve van burundese vluchtelingen.
Het VN appeal voor de Burundicrisis bedraagt 307 miljoen dollar. Tot op heden is hiervan 105 miljoen dollar gedekt. Nederland draagt hieraan bij via het Central Emergency Response Fund (CERF).
Het opschorten van sancties tegen Wit-Rusland |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met berichtgeving over het opschorten van sancties tegen Wit-Rusland? Zo ja, hoe beoordeelt u dit? Vindt u dat de EU en de VS voldoende samen optrekken in dit verband? Zo ja, hoe verklaart u het verschil in de gehanteerde termijnen (vier versus zes maanden)?1
Nederland heeft als lid van de Europese Unie ingestemd met de gelijktijdige verlenging en gedeeltelijke opschorting van de sancties tegen Wit-Rusland voor een periode van vier maanden. Met deze gedeeltelijke opschorting reageert de EU op de vrijlating van de politieke gevangenen van afgelopen zomer en de constructieve opstelling van Wit-Rusland in het conflict in Oekraïne, en wil de EU het land stimuleren om verder te gaan op het pad naar een democratische rechtsstaat. Door het gebruik van een gedeeltelijke opschorting blijft het sanctieregime bestaan en heeft de EU de mogelijkheid sancties opnieuw van kracht te laten worden mocht de situatie daar aanleiding toe geven. Daarnaast blijft het wapenembargo wel van kracht.
Sancties zijn over het algemeen het meest effectief als ze in breed internationaal verband worden opgelegd. De praktische invulling van de sanctiemaatregelen kan uiteenlopen als gevolg van verschillende juridische kaders en afstemmingsprocessen. Het Kabinet vindt het daarbij bovenal belangrijk dat zowel de EU als de VS een eenduidige politieke boodschap afgeeft aan de Wit-Russische autoriteiten, namelijk dat er met de vrijlating van de gevangenen in augustus jl. een stap in de juiste richting is gezet op de weg naar rechtsstatelijkheid, maar dat we de mensenrechtensituatie kritisch zullen blijven volgen.
Deelt u de zorgen dat de mensenrechtensituatie in Wit-Rusland, ondanks de vrijlating van zes politieke gevangenen, nog altijd zeer precair is, bijvoorbeeld kijkend naar de beperkte politieke en journalistieke vrijheden? Klopt het dat nieuwe wetgeving de vrijgelaten politieke gevangenen verhindert om zich kandidaat te stellen voor een politieke functie, terwijl hun deelname aan ongeautoriseerde bijeenkomsten zelfs kan leiden tot hernieuwde gevangenneming?
Nederland is onverminderd kritisch op de mensenrechtensituatie in Wit-Rusland, door de beperkingen op de vrijheid van verzameling, de vrijheid van organisatie, en de vrijheid van meningsuiting. In het bijzonder maakt Nederland zich zorgen over de substantiële beperkingen op de persvrijheid, de repressie van vrijwel het gehele maatschappelijk middenveld, en het feit dat de vrijlating van de politieke gevangenen gepaard gaat met ernstige belemmeringen op hun burgerlijke en politieke vrijheden. Als gevolg van al langer bestaande Wit-Russische wetgeving kan eenieder die deelneemt aan ongeautoriseerde bijeenkomsten strafrechtelijk vervolgd worden.
Naast juridische middelen, gebruiken de Wit-Russische autoriteiten ook administratieve maatregelen om oppositiekandidaten uit te sluiten van het politiek proces, onder meer door arbitraire administratieve sancties en door de controle over de kiescommissie. Het Kabinet onderschrijft de zorgen zoals geuit in de voorlopige conclusies van de OVSE verkiezingswaarnemingsmissie over de beperkingen op de fundamentele politieke rechten in Wit-Rusland dan ook volledig. Naar oordeel van het Kabinet waren de verkiezingen van vorige maand in het geheel niet vrij en eerlijk.
Deelt u de bevindingen van de waarnemingsmissie van het Office for Democratic Institutions and Human Rights (ODIHR) van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) naar aanleiding van de presidentsverkiezingen van 11 oktober jl., waarin o.a. gewezen wordt op «significant problems, particularly during the counting and tabulation, (that) undermined the integrity of the election»? Deelt u tevens de zorg die de OVSE/ODIHR-missie uit over «legal shortcomings [that] limit the free expression of the will of the voters», «existing provisions and laws (that) limit fundamental freedoms of association, assembly and expression» en «the restrictive media environment»?2
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het in het licht van bovengenoemde zorgen en bevindingen verstandig en gepast om – binnen enkele weken na de verkiezingen die Lukashenko aan een vijfde termijn als president hebben geholpen – over te gaan tot het opschorten van sancties? Welk signaal wordt hiermee afgegeven, in het bijzonder in de richting van de politieke oppositie en mensenrechtenverdedigers?
Zoals gesteld bij vraag 1 zijn de sancties opgeschort in reactie op de vrijlating van de politieke gevangenen en de constructieve opstelling in het Oekraïne-conflict. Samen met onze EU-partners wil Nederland Wit-Rusland geleidelijk engageren om de mensenrechtensituatie te verbeteren. De verlichting van het sanctieregime moet in deze context worden bezien. Het Kabinet is van mening dat er meer kan worden bereikt met kritisch engagement dan door een verdere isolatie van Wit-Rusland. Nederland blijft zich hierbij onverminderd uitspreken over de zorgen over de mensenrechtensituatie in Wit-Rusland. Daarnaast staat Nederland voortdurend in contact met mensenrechtenverdedigers en de oppositie in Wit-Rusland, om hun oordeel te horen over de ontwikkelingen van de mensenrechtensituatie ter plaatse en om te beoordelen in hoeverre de Wit-Russische regering ook daadwerkelijk de mensenrechten beter respecteert.
Deelt u de opvatting van de VS dat Wit-Rusland voortgang moet maken «to improve its record with respect to human rights and democracy»? Zo ja, wat zijn volgens u de concrete voorwaarden die de EU hanteert bij besluitvorming over eventuele blijvende verlichting van sancties en op welke wijze zal deze besluitvorming plaatsvinden?
De sancties ten aanzien van Wit-Rusland zijn formeel verlengd t/m 29 februari 2016 en voor dezelfde periode gedeeltelijk opgeschort. Besluitvorming over sanctieregimes gebeurt volgens het Lissabon-verdrag op basis van unanimiteit in de Raad. De Raad Buitenlandse Zaken zal daarom mogelijk in februari opnieuw besluiten over een eventuele verlenging of aanpassing van het sanctieregime ten aanzien van Wit-Rusland. Opschorting van de implementatie van de sancties kan per Raadsbesluit worden teruggedraaid.
Het bestendigen van de mensenrechten is een van de hoofdpijlers van het Nederlandse buitenlandbeleid. Nederland zal zich blijven inzetten voor een verbetering van de mensenrechten in Wit-Rusland. In de komende discussies over het sanctiepakket zal Nederland aandacht blijven vragen voor het belang van verdergaande verbeteringen van de mensenrechtensituatie in Wit-Rusland. Het Kabinet acht het echter niet nuttig om op voorhand criteria uit te werken waaraan Wit-Rusland zou moeten voldoen voor verdere verlichting of opheffing van het sanctieregime. Dit zou de druk op de Wit-Russische autoriteiten beperken om te blijven werken aan het verbeteren van de mensenrechtensituatie zodra aan deze criteria voldaan zou zijn.
Op welke wijze bent u voornemens bilateraal en in internationaal verband druk te houden op de Wit-Russische autoriteiten om de mensenrechtensituatie te verbeteren? Op welke wijze bent u voornemens om op te komen voor de positie van oppositiepartijen, maatschappelijke organisaties en mensenrechtenactivisten? Welke rol voorziet u hierbij voor de nieuwe Nederlandse diplomatieke aanwezigheid in Wit-Rusland in de vorm van een Tijdelijk Zaakgelastigde?
Nederland ondersteunt via de ambassade in Warschau het Wit-Russische maatschappelijk middenveld met middelen uit het Matra programma en het Mensenrechtenfonds. Daarnaast blijft Nederland aandacht vragen voor de precaire mensenrechtensituatie in Wit-Rusland, zowel in multilateraal verband als in de bilaterale contacten met de Wit-Russische autoriteiten. Nederland draagt actief bij aan het debat binnen de Europese Unie over de politieke koers ten aanzien van Wit-Rusland, en benadrukt hierbij het belang van de versterking van mensenrechten voor de verdere ontwikkeling van de bilaterale relatie tussen de EU en Wit-Rusland. Ook via andere multilaterale fora blijft Nederland de Wit-Russische autoriteiten wijzen op de internationaalrechtelijke verplichtingen die zij hebben op het gebied van mensenrechten, waaronder via de Universal Periodic Review van de VN-Mensenrechtenraad, en de gesprekken in de OVSE over de zogenaamde «human dimension».
De focus van de werkzaamheden van de Tijdelijk Zaakgelastigde zal onder andere liggen op binnenlandspolitieke ontwikkelingen in Wit-Rusland en het bijdragen aan de discussies over het te voeren EU-beleid. Juist door de aanwezigheid van de Tijdelijk Zaakgelastigde is Nederland nog beter in staat voortdurend in contact te staan met politieke partijen, mensenrechtenorganisaties en andere ngo’s ter plaatse, ontwikkelingen ter plekke op hun waarde te beoordelen en bij te dragen aan de discussies in EU-kader ter plaatse. De ambassade in Warschau zal overigens actief betrokken blijven bij de ontwikkelingen in Wit-Rusland, onder andere via bezoeken van de Ambassadeur en de uitvoering van het Matra- en Mensenrechtenfonds-programma.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór de behandeling van de begroting Buitenlandse Zaken voor 2016 (voorzien in de week van 16 november)?
Ja.
Het verloop van de aankomende verkiezingen in Birma/Myanmar |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht waarin de speciale VN-rapporteur voor mensenrechten in Birma/Myanmar haar twijfels uit over het democratische gehalte van de op 8 november geplande verkiezingen in het land?1
Ja.
Deelt u de zorgen van VN-mensenrechtenrapporteur Lee over de beperkingen van de vrijheid van meningsuiting en vergadering en over het uitsluiten van parlementariërs, honderdduizenden kiezers en minderheden van deelname aan de aanstaande verkiezingen? Deelt u haar opvatting dat het ontnemen van deze rechten de geloofwaardigheid van de historische verkiezingen in Birma/Myanmar kan ondermijnen? Bent u net als VN-mensenrechtenrapporteur Lee bezorgd over het extreme geweld dat de politie in aanloop naar de verkiezingen tegen demonstranten gebruikt?
Het kabinet ziet deze verkiezingen als een belangrijke stap in de lange termijn transitie van Birma/Myanmar naar een volwaardige democratie. Het kabinet constateert dat de organisatie van de verkiezingen in het land niet probleemloos verloopt. Er zijn kandidaten en kiezers uitgesloten van deelname aan de verkiezingen. In bepaalde delen van het land kan niet gestemd worden vanwege de veiligheidssituatie. De situatie anno 2015 is echter significant beter dan tijdens de laatste verkiezingen in 2010.
Alle partijen die voldoen aan de registratievoorwaarden kunnen deelnemen aan de verkiezingen. Ook de belangrijkste oppositiepartij heeft besloten deel te nemen aan de verkiezingen en de wens om de verkiezingen te laten plaatsvinden leeft breed onder de bevolking. Om het verkiezingsproces te steunen is het belangrijk dat de internationale gemeenschap als onafhankelijke waarnemer optreedt. De EU waarnemingsmissie en andere waarnemingsmissies zullen oordelen of de verkiezingen geloofwaardig verlopen.
Het kabinet deelt de zorgen van Speciaal Rapporteur Lee over het gebruik van geweld door de politie bij het beëindigen van de studentenprotesten dit voorjaar. Nederland draagt via de EU bij aan een groot politietrainingsproject als onderdeel van de noodzakelijke hervormingen van het politieapparaat.
Bent u bereid u aan te sluiten bij de oproep van VN-mensenrechtenrapporteur Lee dat respect voor mensenrechten centraal moet staan bij de aankomende, historische verkiezingen, die een waterscheidingsmoment vormen in de democratische transitie van het land, en bent u bereid deze oproep zo snel mogelijk – nog voor de verkiezingen – over te brengen aan de autoriteiten in Birma/Myanmar?2 Zo ja, op welke wijze zet u zich daar bilateraal en in Europees/internationaal verband voor in?
In aanloop naar de verkiezingen heeft het kabinet steeds het belang van respect voor mensenrechten en geloofwaardige, transparante verkiezingen benadrukt. In september is dit gedaan in mijn gesprek met de Minister van Buitenlandse Zaken, en eerder al door de Minister-President en Staatssecretaris Dijksma in gesprekken met de president van Birma/Myanmar.
Tevens zal Nederland zich, samen met gelijkgezinde internationale partners, publiekelijk blijven uitspreken over de verwachtingen die de internationale gemeenschap heeft ten aanzien van het goed verlopen van de verkiezingen, alsmede over tekortkomingen in het verkiezingsproces en de brede mensenrechtensituatie.
Bent u van mening dat de waarnemingsmissie van de EU tijdens de aanstaande verkiezingen voldoende geëquipeerd is om haar werk voldoende te kunnen doen? Zo nee, bent u bereid extra ondersteuning te verlenen aan de waarnemingsmissie waar dat nodig is?
Het kabinet heeft er vertrouwen in dat de EU-waarnemingsmissie voldoende is geëquipeerd om haar werk grondig te kunnen doen. Met meer dan 150 uitgezonden waarnemers is de EU waarnemingsmissie de grootste missie van de Europese Unie tot nu toe, en één van de grootste missies tijdens deze verkiezingen.
In het kernteam van de missie is een mensenrechtenanalist opgenomen die de verkiezingen vanuit een breed mensenrechtenperspectief zal analyseren.
Naast de EU-waarnemingsmissie zullen de verkiezingen ook worden geobserveerd door diverse andere internationale en lokale waarnemingsmissies.
Deelt u de mening van VN-mensenrechtenrapporteur Lee dat de mate waarin mensenrechten en democratische beginselen worden gerespecteerd en beschermd tijdens deze verkiezingen van grote invloed zullen zijn op de toekomst van Birma/Myanmar? Zo ja, op welke wijze laat u in dat geval (de timing van) het opwaarderen van de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in Birma/Myanmar afhangen van het verloop van de verkiezingen?
Het kabinet is bezorgd over de recente verslechtering van de mensenrechtensituatie in Birma/Myanmar. De druk op religieuze vrijheid is toegenomen en er zijn opnieuw arrestaties geweest van mensenrechtenverdedigers en politieke activisten. De situatie van de Rohingya is een aanhoudend punt van zorg.
Net als veel andere landen, zoals Denemarken, Nieuw-Zeeland en Canada, heeft het kabinet recent besloten een ambassade te openen in Birma/Myanmar. Met dit besluit toont Nederland de lange-termijn committering die nodig is om de transitie in Birma/Myanmar te kunnen ondersteunen. Er wordt een resident ambassadeur benoemd waarmee de in 2013 geopende Economische Missie wordt opgewaardeerd tot ambassade.
Door het openen van een ambassade in Birma/Myanmar zullen diplomaten betere toegang hebben tot nationale en lokale autoriteiten, politieke partijen en maatschappelijk middenveld. Daarmee kan Nederland de politieke- en mensenrechtensituatie beter volgen en adequater reageren. Zorgen kunnen, samen met gelijkgezinde landen, op hoog niveau aan de orde worden gesteld. Door activiteiten op het gebied van mensenrechten, rule of law en versterking van het maatschappelijke middenveld kan eveneens een bijdrage worden geleverd aan een duurzame inclusieve transitie in Birma/Myanmar.
Wilt u deze vragen beantwoorden vóór het plaatsvinden van de verkiezingen in Birma/Myanmar op 8 november?
Ja.
De recente escalatie van geweld in Israël en in de door Israël bezette Palestijnse gebieden |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Deelt u de grote zorg en afschuw over de recente escalatie van geweld in Israël en in de door Israël bezette Palestijnse gebieden, waarbij als gevolg van «aanslagen door Palestijnen en wraakacties van het leger» de afgelopen weken zeker 7 Israëliërs en 29 Palestijnen om het leven zijn gekomen en tientallen mensen gewond zijn geraakt? 1
Het kabinet is bezorgd over het geweld in Israël en de Palestijnse gebieden, dat de laatste weken is opgelaaid. Het is onacceptabel dat onschuldige burgers slachtoffer worden van willekeurige aanvallen en de straat niet meer op durven. Het kabinet veroordeelt de gewelddadige acties en dergelijke aanslagen. Tegelijkertijd acht het kabinet proportionele reacties op dit geweld essentieel, ook om verdere escalatie te voorkomen.
Deelt u de zorg over de schijnbaar willekeurige steekincidenten tegen joodse burgers die begrijpelijkerwijs hebben geleid tot veel angst en nervositeit in de gemeenschap? Deelt u tevens de zorg over de gewelddadige tegenacties die zich niet alleen richten op de aanslagplegers zelf, maar waarvan ook onschuldige Palestijnse burgers, waaronder minderjarigen, het slachtoffer zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u dat zowel aan Israëlische als Palestijnse zijde, in woord en daad, voldoende wordt ingezet op de-escalatie van het geweld en van de toegenomen spanningen? Hoe oordeelt u in dit verband over het besluit van het Israëlische veiligheidskabinet om verregaande toestemming te geven om repressieve maatregelen tegen Palestijnen op te voeren, waarbij Palestijnse wijken in Oost-Jeruzalem voortaan in zijn geheel afgesloten kunnen worden?2
Beide zijden hebben wel enkele stappen gezet richting de-escalatie. Zo heeft premier Netanyahu meermaals benadrukt dat Israël de status quo op de Haram al-Sharif / Tempelberg respecteert en handhaaft, en zijn bewindspersonen en Knesset-leden verboden om deze locatie te bezoeken. President Abbas heeft zijn veiligheidsdiensten opgedragen om actief met Israël te blijven samenwerken om het geweld te helpen beteugelen. Er is evenwel meer nodig om de situatie te kalmeren. Het is zaak dat de Palestijnse en Israëlische leiders er alles aan doen om verslechtering te voorkomen, de kalmte bewaren en zich onthouden van provocaties en vijandige retoriek.
Overigens lijken aanslagplegers vooralsnog individueel te handelen, zonder georganiseerde aansturing van terreurcellen. Dit maakt het veel moeilijker voor Israëlische en Palestijnse veiligheidsdiensten hen gericht aan te pakken om nieuwe aanslagen te voorkomen.
Naar aanleiding van het geweld in Jeruzalem heeft Israël aanvullende maatregelen genomen. Voor zover bekend hebben deze vooralsnog geen permanent karakter. Zoals aangegeven in het antwoord op vragen 1 en 2 acht het kabinet proportionaliteit in de reacties op het geweld essentieel, ook om verdere escalatie te voorkomen.
Deelt u de mening dat de situatie inmiddels dusdanig ernstig is dat er vanuit de internationale gemeenschap maximale druk uitgeoefend moet worden om het geweld te stoppen en bemiddeling aangeboden moet worden om bij te dragen aan de-escalatie?
Ja. Deze dagen vinden er intensieve diplomatieke contacten door Secretary of State John Kerry en Hoge Vertegenwoordiger Mogherini plaats om partijen te bewegen tot de-escalatie. Het kabinet heeft daartoe herhaaldelijk opgeroepen.
Deelt u de mening dat de EU zich tot dusverre veel te afzijdig heeft gehouden en dat één telefoontje naar beide partijen van HV Mogherini op zondag 11 oktober – waarin ze oproept tot kalmte en te werken aan de tweestaten-oplossing – onvoldoende urgentie uitstraalt en gezien de ernst van de situatie volstrekt ontoereikend is?3
Nee, achter de schermen heeft HV Mogherini steeds in contact gestaan met President Abbas en Premier Netanyahu en druk uitgeoefend om stappen te zetten tot de-escalatie. HV Mogherini was voornemens eerder naar de regio te reizen, maar dat bleek niet mogelijk. Op donderdag 22 oktober heeft zij in Berlijn met Premier Netanyahu gesproken. Op vrijdag 23 oktober is mede op haar initiatief een Kwartetbijeenkomst gehouden in Wenen, waaraan zij deelneemt. Op maandag 26 oktober spreekt zij met President Abbas in Brussel. Het kabinet steunt deze inzet van HV Mogherini.
Klopt het dat de situatie in Israël en de bezette Palestijnse gebieden niet op de agenda stond en daarom niet is besproken tijdens de laatste Raad Buitenlandse Zaken op maandag 12 oktober? Zo ja, wat is uw oordeel hierover?
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken op 12 oktober jl. is de escalatie in Israël en Palestijnse Gebieden kort besproken. HV Mogherini heeft aangekondigd dat het MOVP opnieuw geagendeerd zal worden voor de eerstvolgende RBZ op 16 november.
Bent u bereid om HV Mogherini op te roepen om, net als/samen met de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken John Kerry, zo snel mogelijk naar de regio af te reizen zodat zij zich ter plaatse maximaal kan inspannen voor de-escalatie van het opgelaaide geweld? Zo nee, waarom niet?4
Zie antwoord op vraag 5.
Deelt u de opvatting dat het teleurstellend is dat precies één jaar na aantreden van HV Mogherini er vrijwel geen concrete acties of maatregelen zijn te noemen waarmee haar belofte om als EU pro-actiever betrokken te zijn bij de hervatting van het vredesproces is ingelost? Zo ja, welke conclusies verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is voorstander van een grotere EU rol ten aanzien van het MOVP en zal zich hiervoor blijven inzetten, zo ook tijdens de RBZ in november. Tijdens de Gymnich bijeenkomst op 4 en 5 september jl. heeft de Minister van Buitenlandse Zaken nogmaals gepleit voor de uitwerking van een gezamenlijke EU-inzet voor de komende periode (zie verslag Gymnich). Er bestaat overeenstemming binnen de EU over de noodzaak van een grotere EU-rol. Het is in eerste instantie aan de HV en de EU Speciaal Vertegenwoordiger (EUSV) om dit vorm te geven, voortbouwend op de kaders die de Raad in diverse Raadsconclusies heeft vastgelegd. Zo zetten de Raadsconclusies van juli jl. de bakens voor de EU-koers voor de komende periode.
In het huidige ongunstige politieke klimaat is het niet realistisch om goede resultaten ten aanzien van het MOVP te verwachten. In plaats daarvan zal de EU zich de komende tijd richten op het scheppen van de randvoorwaarden voor een geloofwaardig vredesproces. HV Mogherini en EUSV Gentilini zetten daarbij in op de volgende sporen: met beide partijen werken aan de-escalatie van de huidige spanningen; samen met Kwartetleden de mogelijkheden verkennen voor een stappenplan voor implementatie van bestaande akkoorden; regionale partners betrekken; en verbeteren van de politieke en humanitaire situatie in Gaza.
Op welke termijn denkt u te kunnen voldoen aan het verzoek van de Kamer aan de regering om zich in te spannen voor een zo spoedig mogelijke presentatie van een gemeenschappelijke EU-strategie voor het Midden-Oosten vredesproces, waarin het principe dat de ontwikkeling van relaties met beide partijen afhankelijk is van hun inzet voor een vredesakkoord leidend is en in concrete maatregelen wordt uitgewerkt?5
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de mening dat de huidige situatie van wederzijds geweld in de kern te wijten is aan het mislukken van vredesbesprekingen, aan het ontbreken van enig perspectief op hervatting van die besprekingen, aan de uitzichtloze situatie in de Gaza-strook en aan de immer voortdurende status quo van de illegale bezetting en de ongelijkheid tussen beide gemeenschappen?
Verschillende factoren liggen ten grondslag aan deze escalatie van geweld.
Al lange tijd is een negatieve ontwikkeling gaande waarbij mensen het vertrouwen verliezen dat een twee-statenoplossing door onderhandelingen op afzienbare termijn werkelijkheid wordt. Tegelijkertijd is er een proces van verpaupering in Oost-Jeruzalem gaande, is de schade in Gaza nog lang niet hersteld en ondervinden de mensen op de Westelijke Jordaanoever dagelijks de gevolgen van de bezetting, inclusief het nederzettingenbeleid.
In een dergelijke context waarin politiek perspectief ontbreekt verliezen mensen hoop en krijgen extremisten aan beide kanten vrij spel en draagt opruiende retoriek en haatzaaien bij aan verdere escalatie. De huidige crisis laat daarom zien waarom een duurzame oplossing voor het Palestijns-Israëlisch conflict noodzakelijk is. Nederland blijft zich actief inzetten voor een tweestatenoplossing, bilateraal en in Europees verband.
Deelt u de zorg dat, tenzij er spoedig iets aan deze grondoorzaken van het conflict wordt gedaan, het risico op een verdere escalatie van geweld, mogelijk zelfs resulterend in een derde intifada en/of een vierde Gaza-oorlog, reëel is?
Ja.
Bent u bereid, gezien de ernst van de situatie in Israël en de bezette Palestijnse gebieden, deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
De inzet van Nederland tijdens de United Nations General Assembly Special Session (UNGASS) on the World Drug Problem die in 2016 zal plaatsvinden. |
|
Marith Volp (PvdA), Michiel Servaes (PvdA), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Vera Bergkamp (D66) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Zijn er sinds de bekendmaking van de inzet van Nederland ten behoeve van UNGASS door de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport nog wijzigingen in deze inzet aangebracht? Zo ja, welke?1
Nee, er zijn geen wijzigingen in de inzet aangebracht. De Nederlandse inzet voor UNGASS is gebruikt bij de totstandkoming van de EU-positie.
Deelt u de mening dat de inzet van Nederland nu nog weinig ambitieus is? Hoe ziet u de Nederlandse rol op het gebied van de regulering / legalisering van wietteelt? Bent u van mening dat Nederland de voortrekkersrol die het jarenlang op dit dossier heeft gehad, niet zou moeten kwijtraken? Zo ja, hoe komt dit terug in uw inzet? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse inzet is gericht op de versterking van de volksgezondheidsbenadering binnen het drugsbeleid, bestaande uit preventie, voorkoming van incidenten, vroegsignalering, behandeling en op harm reduction. Daarnaast wordt aandacht gevraagd voor mensenrechten, de verbetering van de wereldwijde toegang tot onder de drugsverdragen gecontroleerde medicijnen, en op het focussen van justitie-inzet op de georganiseerde drugsmisdaad in plaats van de gebruiker. Dit zijn belangrijke ambities.
Regulering/legalisering van de hennepteelt is geen kabinetsbeleid en het ligt daarom niet voor de hand bij de UNGASS een door de vragenstellers beoogde voortrekkersrol op dit vlak te vervullen. Een meerderheid van de Tweede Kamer heeft zich bij meerdere gelegenheden achter het huidige beleid geschaard. Wij blijven inzetten op een geïntegreerde aanpak van de georganiseerde hennepcriminaliteit.
Welke landen hebben wereldwijd hun drugsbeleid aangepast sinds de vorige UNGASS-bijeenkomst? Welke lessen zijn hier voor Nederland uit te leren? Welke perspectieven biedt dit voor het naar eigen inzicht opvatten van de internationale verdragen?
Er is geen eenduidig beeld te schetsen van trends sinds de vorige UNGASS. In een aantal landen is het volksgezondheidsperspectief versterkt of is om andere redenen het beleid versoepeld. In andere landen treedt juist een verharding op van de aanpak van drugs. Als het gaat om Nederland en de overige EU-landen geldt dat drugsbeleid voortdurend wordt geëvalueerd. De lessen die hier (gezamenlijk) uit worden getrokken worden ingezet om het beleid verder vorm te geven. Deze «evidence-based» manier van werken vormt een belangrijk deel van de Nederlandse en EU-inzet voor UNGASS. De VN-Drugsverdragen worden door sommige landen strikter uitgelegd dan Nederland doet, en door andere landen juist ruimer. De International Narcotics Control Board (INCB) is het onafhankelijke orgaan dat toeziet op de implementatie en derhalve op de uitleg van deze verdragen en dat daar jaarlijks over rapporteert. De INCB deinst er daarbij niet voor terug landen te kritiseren en beschikt over enkele sanctiemogelijkheden.
Met welke verschillende maatschappelijke organisaties is gesproken om de input van Nederland ten behoeve van UNGASS te bepalen? Hoe is de voorbereiding getroffen? Wie gaat naar de voorbereiding namens het kabinet? Wie zal de UNGASS-sessie namens het kabinet bijwonen?
Het betrekken van maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van UNGASS is een belangrijk uitgangspunt voor zowel Nederland als de gehele EU. Diverse internationale organisaties zoals de Global Commission on Drug Policy, WOLA, en the Open Society Institute stellen zich actief op, leveren input en participeren in de voorbereidende bijeenkomsten bij de VN in Wenen. Met tal van organisaties, zoals TNI, de Regenboog groep, TRIMBOS, AFEW (Aids Foundation East West) en Mainline, heeft Nederland op voortdurende basis contact en worden informerende bijeenkomsten georganiseerd. Naar verwachting zal in ieder geval de Staatssecretaris van VWS de UNGASS namens Nederland bijwonen als verantwoordelijk bewindspersoon van het kabinet voor het dossier drugs.
Bent u van mening dat, om tegemoet te komen aan de vraag van 59 burgemeesters die het manifest «Joint Regulation» hebben ondertekend, Nederland zich internationaal zou moeten inzetten gereguleerde wietteelt mogelijk te maken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze wilt u dit doen?
Het kabinet beschouwt het lokaal bestuur als een zeer belangrijke partner in de gezamenlijke aanpak van (drugs)criminaliteit en overlast. Over het softdrugsbeleid en de veranderingen daarin, die onder het vorige kabinet zijn ingezet, onderhoudt de Minister van Veiligheid en Justitie contact met betrokken burgemeesters.
Zoals reeds vaker vastgesteld, onder meer in antwoorden op Kamervragen van het lid Berndsen-Jansen (Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1060, beantwoord op 16 januari 2015), verschilt het kabinet met enkele burgemeesters van mening over wat de meest effectieve en daarmee gewenste aanpak van aan hennepteelt gerelateerde criminaliteit en overlast kan en moet zijn. Het antwoord op de problematiek moet volgens het kabinet niet gevonden worden in regulering van de teelt, maar in een krachtige en gezamenlijke aanpak van criminaliteit en overlast.
Een meerderheid van de Tweede Kamer heeft zich achter dit kabinetsbeleid geschaard en zich al vaker uitgesproken tegen het experimenteren door gemeenten met gereguleerde teelt, zoals dit in het manifest Joint Regulation wordt voorgesteld. Ik verwijs in dit verband naar de aangenomen motie Oskam (Kamerstuk 29 911, nr. 104). Zoals in antwoord op vraag 2 al is aangegeven is er geen aanleiding in internationaal verband een ander beleid voor te staan.
Bent u bereid om tijdens de UNGASS te pleiten voor een pragmatische aanpak waarbij realistische resultaten worden behaald, zoals een lagere druggerelateerde criminaliteit, regulering van de kwaliteit en de verspreiding van cannabis, lagere maatschappelijke kosten en een betere gezondheid voor cannabisgebruikers?
Een realistische aanpak van het wereldwijde drugsprobleem vanuit het volksgezondheidperspectief is een belangrijk speerpunt voor zowel Nederland als de EU. Nederland voert al sinds de jaren ’70 een pragmatisch drugsbeleid waar de bescherming van de volksgezondheid centraal staat. Een belangrijk element daarvan is de voortdurende evaluatie en wetenschappelijke onderbouwing van ons beleid. Ook de landen binnen de Europese Unie bepleitten een «evidence-based» aanpak. Daarmee is een realistische aanpak van het wereldwijde drugsprobleem vanuit het volksgezondheidperspectief een belangrijk speerpunt voor zowel Nederland als de EU. UNGASS biedt de kans om met landen in gesprek te gaan over een drugsbeleid dat de maatschappelijke en volksgezondheidsschade van drugs zoveel mogelijk terugdringt.
Deelt u de mening dat tijdens de UNGASS breed naar de gevolgen van het wereldwijde drugsbeleid gekeken moet worden, en van de gelegenheid gebruik gemaakt moet worden om niet alleen de gevolgen op het gebied van volksgezondheid en criminaliteit aan te kaarten, maar ook de mensenrechten onder de aandacht te brengen?
Ja.
Hoe wilt u uw rol als EU-voorzitter gebruiken om de Nederlandse inbreng tijdens UNGASS kracht bij te zetten?
Voor wat betreft de Nederlandse rol als EU-voorzitter in algemene zin verwijs ik u naar Kamerbrief van 28 januari 2015.2 Voor wat betreft UNGASS specifiek geldt dat de Nederlandse inzet grotendeels is overgenomen in de EU-inzet. Op basis van deze EU-inzet is Nederland, in samenwerking met andere EU-lidstaten, de Europese Commissie en in het bijzonder het Luxemburgse voorzitterschap, reeds bezig met actieve outreach richting andere landen en maatschappelijke organisaties met het oog op het verwerven van medestand voor een zo goed mogelijk UNGASS-uitkomstdocument.
In hoeveel landen binnen de Verenigde Naties is de doodstraf toegestaan voor drugsdelicten? Hoeveel Nederlanders wachten dit moment op de voltrekking van dit vonnis en wat zijn uw mogelijkheden om in deze zaken te bemiddelen?
Voor zover bekend hebben 33 landen of territoria wetten die de doodstraf bij bepaalde drugsmisdrijven voorschrijven.
Op het moment van schrijven zijn wereldwijd drie Nederlanders veroordeeld tot de doodstraf vanwege een drugsdelict. Voor alle drie gedetineerden geldt dat zij nog niet al hun juridische mogelijkheden hebben uitgeput.
In zaken waar de doodstraf aan de orde is zet de Nederlandse overheid zich met juridische bijstand en diplomatieke interventies in om veroordeling tot en voltrekking van een doodvonnis te voorkomen. Nederlandse gedetineerden in het buitenland kunnen bij een (dreigende) doodstraf een beroep op de Nederlandse overheid doen voor rechtsbijstand. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal in zulke gevallen bekijken of betrokkene in aanmerking komt voor financiering van (extra) rechtsbijstand door de Nederlandse overheid. Besluitvorming vindt plaats op basis van de omstandigheden (waaronder financiële draagkracht van betrokkene en terbeschikkingstelling van rechtsbijstand door de lokale autoriteiten) en onder voorwaarden.3 In alle gevallen wordt rekening gehouden met het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen dat inmenging in de lokale rechtsgang niet toestaat.
Kunt u zich vinden in de visie dat Nederland zich, in zijn rol als voorzitter van de Europese Unie, tijdens de UNGASS hard moet maken voor het wereldwijd afschaffen van de doodstraf voor drugsdelicten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze wilt u dit doen?
Ja. Het is staande praktijk dat de EU zich in elk relevant multilateraal forum hard maakt voor het afschaffen van de doodstraf. Dit zal ook binnen UNGASS-kader worden genoemd in toespraken en worden gebruikt in de onderhandelingen voor het uitkomstdocument.
Saoedi-Arabië in de VN-mensenrechtenraad |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht dat er aanwijzingen zijn dat het Verenigd Koninkrijk en Saoedi-Arabië in 2013 een deal hebben gemaakt zodat zij beiden een plek in de VN-mensenrechtenraad konden bemachtigen? Zo ja, kunt u dit bericht bevestigen en hoe oordeelt u over deze stemmenruil?1
Het kabinet kent dit bericht, maar is niet bekend met een deal tussen het Verenigd Koninkrijk en Saoedi-Arabië over het bemachtigen van een zetel in de Mensenrechtenraad.
Heeft Nederland gelijksoortige deals gesloten of trachten te sluiten met Saoedi-Arabië of andere landen met een vergelijkbaar slecht track record op het gebied van mensenrechten bij de campagne voor een zetel in de VN-mensenrechtenraad?
In resolutie 60/251 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over de oprichting van de VN-Mensenrechtenraad is vastgelegd dat bij het kiezen van nieuwe leden de bijdrage van die landen aan de promotie en bescherming van de mensenrechten in overweging moet worden genomen. Daarnaast wordt van leden verwacht dat zij volledig meewerken met de Raad en zich onderwerpen aan de Universal Periodic Review. Het kabinet weegt de mensenrechtensituatie in de kandidaatlanden voor de Mensenrechtenraad, alsook de opstelling van die landen in de Mensenrechtenraad, dan ook zwaar mee in het oordeel over kandidaturen. Het kabinet doet echter publiekelijk geen uitspraken over welke landen het steunt.
Zijn er aanwijzingen dat ook bij het bemachtigen van het voorzitterschap van Saoedi-Arabië van de VN-mensenrechtenraad, eerder dit jaar, sprake is geweest van stemmenruil met andere landen?
Saoedi-Arabië is geen voorzitter van de VN-mensenrechtenraad. Voor verdere beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van uw vragen over dit onderwerp van 23 september jl. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 374)
Deelt u de mening dat het volstrekt ongepast is wanneer EU-lidstaten betrokken zijn bij dergelijke deals met notoire mensenrechtenschenders?
Het kabinet is niet bekend met deals van andere lidstaten over hun stemgedrag. Ook de stemming zelf is vertrouwelijk. Het is dan ook niet mogelijk een oordeel te geven over het stemgedrag van andere lidstaten. Wel is het kabinet van mening dat de in resolutie 60/251 opgenomen overwegingen, zoals beschreven in antwoord op vraag 2, een zwaarwegende rol dienen te spelen bij de afweging of een land al dan niet gesteund kan worden.
Deelt u de mening dat dergelijke deals de geloofwaardigheid van het nationale en Europese mensenrechtenbeleid schaden, alsook de geloofwaardigheid van de VN-mensenrechtenraad zelf?
Zie antwoord vraag 4.
De oplaaiende terreur in Nigeria |
|
Raymond Knops (CDA), Michiel Servaes (PvdA), Kees van der Staaij (SGP), Han ten Broeke (VVD), Joram van Klaveren (GrBvK), Joël Voordewind (CU) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over vrijwel dagelijkse aanvallen op burgers – waaronder veel christenen – in Centraal-Nigeria? Hoe duidt u deze actuele situatie?1
Ik heb kennis genomen van het door u genoemde artikel.
Centraal Nigeria kampt sinds 1994 met geweldsuitbarstingen, voornamelijk tussen herders («settlers») en inheemse boeren. Sindsdien is geweld in de Middle Belt helaas een alledaags en regelmatig terugkerend verschijnsel. De recente incidenten vormen hierop geen uitzondering. Etnische en religieuze factoren spelen hierbij zeker een rol, maar de grondoorzaken van het geweld in de regio zijn grotendeels economisch. Veelal gaat het, naast veeroof, om conflicten over verleende privileges aan de inheemse bevolking, grondgebruik en toegang tot water. De strijd gaat veelal tussen enerzijds de islamitische Fulani en Hausa, herders die zich door verwoestijning genoodzaakt zien steeds verder Centraal Nigeria binnen te trekken en anderzijds de inheemse boeren wiens voorouders uit het gebied komen, waaronder de christelijke Berom. Het ontoereikende nationale en lokale beleid ten aanzien van de herders die minder rechten en privileges krijgen, heeft de spanningen verergerd en de etnische en religieuze sentimenten aangewakkerd. Ook zijn in de regio bendes actief die van de ontstane instabiliteit gebruik maken, vee roven en verhandelen, en andere misdrijven plegen.
Boko Haram heeft kans gezien zich in de grote steden van de Middle Belt te vestigen met een aantal semi-autonome cellen. Zij hebben daarbij kunnen profiteren van het feit dat de Nigeriaanse veiligheidstroepen hun inspanningen concentreren op het Noordoosten. De cellen hebben de afgelopen vijf maanden een aantal aanslagen gepleegd, onder andere in de steden Kaduna, Jos en Zaria. Met de aanslagen lijken ze de al bestaande tegenstellingen te willen verscherpen en gebruik te maken van de wrok onder de islamitische bevolking, die heeft geleden onder de (tegen)aanvallen van christelijke groeperingen.
Er zijn geen aanwijzingen dat Boko Haram achter de recente aanvallen op christenen zit. Zowel onder de inheemse boeren, zoals de Berom, als onder de Fulani en Hausa herders, bestaan gewelddadige groepen die aanvallen uitvoeren op burgers. Beide gemeenschappen worden zwaar getroffen door de terreur in de regio. De roep om wraak die daarop volgt wakkert weer nieuwe gewelddadige acties aan. Ik zou dan ook niet willen spreken van «een patroon van systematische aanvallen op kerken en christenen», maar eerder van een moeilijk doorbreekbare vicieuze cirkel van vergeldingsacties tussen verschillende groepen. In het licht van bovenstaande kan ik ook niet stellen dat Boko Haram in de Middle Beltprimair verantwoordelijk is voor het aanhoudende geweld.
Welke gemeenschappen worden momenteel in het bijzonder getroffen door deze terreur? Is er inderdaad sprake van «een patroon van systematische aanvallen op kerken en christenen», zoals diverse kerkelijke leiders aangeven? Welke trends ziet u?
Zie antwoord vraag 1.
Welke groepen zijn primair verantwoordelijk voor deze aanslagen? Is dit Boko Haram of zijn er momenteel ook andere terreurgroepen actief?
Zie antwoord vraag 1.
In hoeverre is het nieuw dat ook Centraal-Nigeria nu voortdurend wordt getroffen door aanslagen en niet alleen het Noorden?
Zie antwoord vraag 1.
Doet de Nigeriaanse regering er in uw ogen alles aan om haar burgers hiertegen te beschermen? Waarin uit zich dit? Wat is op dit onderdeel uw mening over president Muhammadu Buhari?
De gewelddadigheden tegen de bevolking maken duidelijk dat de Nigeriaanse autoriteiten niet effectief zijn geweest in de bescherming van burgers. Het ontbreken van effectief overheidsoptreden heeft ook geleid tot een wildgroei van gewelddadige groeperingen, die zich verder hebben kunnen ontwikkelen en professionaliseren. Verder is het feit dat er in Centraal en Noordoost Nigeria grote hoeveelheden kleine wapens voor handen zijn een complicerende factor bij het streven van de Nigeriaanse regering om het geweld onder controle te krijgen.
De aanpak van de regering ten aanzien van het beschermen van burgers verschilt van staat tot staat. In het Noordoosten wordt, onder leiding van gouverneurs, gecoördineerd actie ondernomen door het leger, de politie en lokale burgerwachten («Joint Task Force»). In de Middle Belt is minder van dit soort gecoördineerde activiteit te zien.
In de grotere steden van de Middle Belt zijn het leger en de politie sterk aanwezig. De politie heeft een anti-veeroof eenheid, maar deze is onvoldoende getraind en uitgerust. Een Special Task Force van het Nigeriaanse leger, bedoeld om de rust in Plateau te bewaren, heeft onlangs voor het eerst hard opgetreden tegen militanten. De gouverneur van Plateau heeft recentelijk een uit veertien leden bestaande commissie (zeven Berom en zeven Fulani) opgedragen te zoeken naar oplossingen om te komen tot duurzame vrede en verzoening. Deze «peace committee» is inmiddels bijeengekomen, onder voorzitterschap van een overheidsfunctionaris. Nigeriaanse autoriteiten steunen daarnaast pogingen van NGO’s om een dialoog tot stand te brengen tussen de diverse bevolkingsgroepen. Hoewel met de dialogen veel wordt bereikt, is er ook behoefte aan een duurzaam proces van vredesopbouw voor de lange termijn.
Het doel van de nieuwe regering om het aantal kleine wapens terug te dringen,
de sterke aanwezigheid van politie en leger in Noordoost Nigeria, het uitwerken van een soft approach (zie ook beantwoording vraag 6 hieronder) en de toezegging van Buhari om actie te ondernemen tegen schendingen van mensenrechten door het Nigeriaanse leger zijn voorbeelden van recente stappen die de Nigeriaanse regering onderneemt om haar burgers te beschermen. Buhari lijkt de bescherming van burgers serieus te nemen. Tegelijk is duidelijk dat hij daarbij afhankelijk is van de bereidheid en het vermogen van Nigeriaanse overheidsinstellingen en -instrumenten.
Hoe ontwikkelt zich de strijd tegen Boko Haram? Is de machtspositie van deze terreurbeweging in de afgelopen periode kleiner geworden, en zo ja, waaruit blijkt dit vooral? Kunt u hierbij tevens ingaan op de trends ten aanzien van gepleegde aanslagen, doelwitten, ontvoeringen, aantallen en categorieën van slachtoffers, etc.?
Boko Haram heeft in de periode februari tot mei een aantal gevoelige klappen gekregen maar is zeker nog niet verslagen. Het uitroepen van het kalifaat door Boko Haram in de zomer van 2014, en het daarbij bezetten van een vast territorium maakte het makkelijker voor het Nigeriaanse leger om met reguliere operaties binnen korte tijd successen te boeken in de strijd tegen Boko Haram. Dat is gebeurd, en het grootste deel van de eerder bezette gebieden en steden is heroverd door de inzet van de MNJTF, de regionale coalitie. Boko Haram heeft zich terug getrokken in het Sambisa Forest en de Mandarabergen op de grens met Kameroen. Het verlies van territorium heeft Boko Haram gedwongen om terug te vallen op haar «oude» tactiek van vóór het uitroepen van het kalifaat: terroristische aanslagen op soft targets en hit and run operaties. Deze werkwijze is veel lastiger te bestrijden door het leger en om Boko Haram te verslaan zal dan ook meer nodig zijn dan strikt militair optreden. Boko Haram is in het defensief, maar dat betekent niet dat de beweging verslagen is. De capaciteit voor het bezetten van territorium is geslonken, maar de capaciteit voor terroristische aanslagen is nog erg groot.
Het leger, gesteund door de luchtmacht, zegt succes te boeken in het Noordoosten tegen Boko Haram. Het nieuwe leiderschap van de strijdkrachten lijkt krachtdadiger en effectiever op te treden dan de voorgangers. Concrete resultaten zijn moeilijk meetbaar omdat het conflictgebied nog steeds moeilijk toegankelijk is. Er komen met regelmaat berichten binnen dat mensen zijn bevrijd uit Boko Haram kampen. Uit NGO-bronnen komt het beeld naar voren dat Boko Haram in delen van Borno nog steeds relatief vrij kan opereren. Het leger en de politie lijken nog niet in staat om een continue afschrikwekkende en daadkrachtige presentie te realiseren in het conflictgebied.
Het aantal terreuraanslagen in Nigeria is sinds de verkiezingen toegenomen. De aanslagen zijn voornamelijk gericht tegen «soft targets» als markten, verkeersknooppunten, moskeeën en restaurants, en lijken er vooral op gericht te zijn om grote aantallen burgerslachtoffers te maken. Waar de organisatie zich in eerste instantie beperkte tot steden en dorpen in Borno, vonden gaandeweg ook aanslagen daarbuiten plaats, evenals in buurlanden Niger, Kameroen en Tsjaad. Zo kwamen er vrijdag 2 oktober 15 mensen om het leven bij bomaanslagen in Abuja. Dit was de eerste aanslag in 15 maanden voor de hoofdstad. Daarnaast pleegde Boko Haram in het weekend van 10 oktober aanslagen in Kameroen en Tsjaad, waarbij in totaal meer dan 45 slachtoffers vielen. De zelfmoordaanslagen worden in toenemende mate uitgevoerd door vrouwen en kinderen, zo ook de recente aanslagen in Kameroen en Tsjaad.
De eerste stappen die Buhari zet in de strijd tegen Boko Haram, naar eigen zeggen zijn hoogste prioriteit, zijn hoopgevend. De president heeft in juli een geheel nieuwe legertop benoemd. Deze benoemingen zijn een belangrijk signaal dat de president nieuw leiderschap zoekt dat een impuls kan geven aan de strijd tegen Boko Haram. Het lijkt erop dat president Buhari kiest voor enerzijds vers bloed en anderzijds voor mensen met een bewezen staat van dienst die niet of nauwelijks besmet zijn door corruptie. Daarnaast heeft Buhari een aantal strategische militaire besluiten genomen, waaronder het verplaatsen van de operationele aansturing van de militaire operatie van Abuja naar Maiduguri en het verwijderen van militaire controleposten in het hele land. Voor de operationalisering van de MNJTF, een regionale troepenmacht, heeft Buhari USD 21 miljoen vrij gemaakt.
Naast militaire acties en plannen lijkt bij Buhari en zijn adviseurs het besef aanwezig te zijn dat ook de onderliggende sociaaleconomische problemen moeten worden geadresseerd om Boko Haram te verdrijven. Binnen het Office of the National Security Adviser (ONSA) is er een afdeling opgericht die deze soft approach momenteel uitwerkt.
Niettemin is daadwerkelijke vooruitgang traag en wordt uit alles duidelijk dat president Buhari niet over een nacht ijs gaat, hetgeen onder meer blijkt uit het feit dat hij veel tijd neemt voor het aanstellen van zijn ministersploeg.
Verloopt de afstemming tussen Nigeria en haar buurlanden in de strijd tegen Boko Haram nog op vruchtbare wijze? Welke betrokkenheid toont de internationale gemeenschap hierbij?
De aanpak van Boko Haram is primair een Nigeriaanse verantwoordelijkheid. De regionale dimensie van Boko Haram vereist echter ook een regionale benadering. Het is daarom aan de buurlanden Tsjaad, Niger, Kameroen en Benin om een effectieve samenwerking op te zetten. President Buhari heeft – als een van zijn eerste daden als president – een belangrijke impuls gegeven aan regionale samenwerking door in de eerste maanden meteen naar Niger, Tsjaad, Kameroen én Benin te reizen voor overleg over een gezamenlijke aanpak van Boko Haram.
Tijdens deze bezoeken zijn afspraken gemaakt over de regionale troepenmacht, de Multi National Joint Taskforce (MNJTF). Belangrijk is vooral de afspraak dat de MNJTF «de grens over mag», waardoor troepen uit buurlanden tot in Nigeria Boko Haram-strijders militair mogen aangrijpen. Omdat Boko Haram activiteiten ontplooit die de formele landsgrenzen overschrijden is dit een belangrijk onderdeel van de samenwerking.
De gedetailleerde, operationele uitwerking van de MNJTF heeft echter vertraging opgelopen, onder andere vanwege grote onderlinge verschillen in cultuur, taal en organisatie tussen Nigeria, Niger, Tsjaad, Kameroen en Benin. De EU heeft aangeboden om financieel bij te dragen, maar heeft nog geen officieel steunverzoek ontvangen. Ook de besprekingen tussen het Lake Chad Bassin Commission (de regionale organisatie van landen grenzend aan het Tsjaadmeer) en de Afrikaanse Unie, die beide een rol hebben bij de operationalisering van de MNJTF, verlopen moeizaam.
Zoals eerder toegelicht in de Kamerbrief van april, is de Nederlandse inzet er voornamelijk op gericht om de Nigeriaanse autoriteiten hun verantwoordelijkheid voor bescherming van de eigen burgerbevolking te laten nemen en een effectieve regionale aanpak te bevorderen. Om zoveel mogelijk effect te sorteren zoekt Nederland aansluiting bij internationale initiatieven, vooral binnen en via de EU.
De betrokkenheid van de EU bij de strijd tegen Boko Haram blijkt onder meer uit het aannemen van een geïntegreerde Political Framework for Crisis Approach Boko Haram(PFCA). Hierin wordt regionale en nationale assistentie geboden aan Nigeria om de vicieuze cirkel van geweld te helpen doorbreken en om bij te dragen aan hervormingen op het gebied van goed bestuur en sociaaleconomische ontwikkeling in Noordoost Nigeria. De EU doet dit door middel van politieke dialoog, als ook met ontwikkelingsactiviteiten gericht op de aanpak van grondoorzaken van radicalisering en geweld. Zo financiert de EU onder het PFCA een programma om de participatie van vrouwen in vredesopbouw te versterken en heeft de EU een counter-terrorism package (EUR 9,9 mln) aangenomen dat zich richt op het verbeteren van het Nigeriaanse veiligheidsbeleid. Daarnaast omvat het PFCA activiteiten gericht op de bescherming van de jeugd en de preventie van radicalisering door middel van psychosociale hulp voor kinderen en jongeren in Noordoost Nigeria.
De dialoog met Nigeria over de aanpak van Boko Haram voert de EU vooralsnog voornamelijk op hoogambtelijk niveau. De politieke ingangen voor dialoog zijn beperkt, gegeven het feit dat Buhari nog geen ministersploeg heeft aangesteld.
Op welke wijze bent u in staat, waar mogelijk in internationaal verband, om de druk op de Nigeriaanse regering te handhaven om werk te blijven maken van de strijd tegen Boko Haram en om een structurele aanpak te realiseren van de onderliggende oorzaken van het geweld in Nigeria? Welke resultaten worden hier geboekt?
Zie antwoord vraag 7.
Welke ontwikkelingen zijn momenteel zichtbaar op het terrein van de humanitaire hulpverlening aan de bijna 2 miljoen ontheemden?
Het aanhoudende geweld door Boko Haram in de Noordoostelijke provincies van Nigeria heeft eind september 2015 geleid tot 2,2 miljoen ontheemden in Nigeria. 58% van de ontheemden in Nigeria zijn kinderen, waarvan de helft zelfs onder de vijf jaar oud is. In totaal zijn er rondom Lake Chad 2,5 miljoen mensen ontheemd, die momenteel in Nigeria, Tsjaad, Kameroen en Niger verblijven.
Per 10 september zijn er 10.943 Nigerianen teruggekeerd vanuit Kameroen. Hervestiging wordt nu georganiseerd en noodvoedsel, woonvoorzieningen en zorg zijn geleverd door de National Emergency Management Agency (NEMA), Adamawa and Borno State Emergency Management Agencies en humanitaire partners. Vanwege het aanhoudende geweld en de slechte toegang tot de getroffen gebieden in het noordoosten heeft het VN Wereldvoedselprogramma (WFP) sinds 17 augustus de United Nations Humanitarian Air Service (UNHAS) ingezet voor het faciliteren van toegang van humanitaire hulp tot het Noordoosten.
Nederland is de vijfde donor van humanitaire hulp aan de crisis in Nigeria. Nederland draagt EUR 5,3 miljoen bij aan de crisis in Nigeria door het werk van Nederlandse NGO’s (Save the Children, Oxfam Novib, Stichting Vluchteling en Tear) in het kader van de Dutch Relief Alliance, genoemd in de Kamerbrief van 4 juni jongstleden. Het programma draagt bij aan het lenigen van de noden op het gebied van Food Security & Livelihoods, WASH, Protection & Health in de noordoostelijke staten Borno, Adamawa en Gombe. Daarnaast is humanitaire capaciteitsopbouw van de lokale overheden en organisaties een belangrijk deel van het programma.
Naast bilaterale steun verstrekt Nederland ook ongeoormerkte bijdragen aan internationale noodhulporganisaties -en fondsen. In 2015 gaat het om 55 miljoen euro aan het Central Emergency Response Fund (CERF), 50 miljoen euro aan het International Committee of the Red Cross (ICRC), 36 miljoen euro aan het WFP, 33 miljoen euro aan de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR), 15 miljoen euro aan het United Nations Children Fund (UNICEF) en 5 miljoen euro aan de Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA). Door ongeoormerkte bijdragen te verstrekken, kunnen organisaties het geld inzetten daar waar de humanitaire noden het hoogst zijn.
Klopt het bericht dat de fondsen voor humanitaire hulp snel slinken en dat van de toegezegde humanitaire hulp nog geen 30% is binnengekomen? Hoe kunnen deze falende donoren hierop worden aangesproken?
Volgens OCHA komt de behoefte aan financiering voor humanitaire hulp voor Nigeria op basis van het Nigeria Humanitarian Response Plan uit op USD 100,3 mln. Hiervan is op 30 september 2015 47% toegezegd en grotendeels uitbetaald.
Nederland staat in de top 10 van humanitaire donoren wereldwijd en onderschrijft het belang van humanitaire hulp en de noodzaak voor snel uitbetalen van toegezegde financiering. Daar waar mogelijk zal Nederland in bilaterale gesprekken en in internationale fora opbrengen dat het van groot belang is dat humanitaire toezeggingen snel uitbetaald worden.
Ziet u nog nieuwe of aanvullende mogelijkheden binnen het Nederlandse genderbeleid om specifiek aandacht te schenken aan het lijden van meisjes en vrouwen als gevolg van het handelen van Boko Haram?
De bescherming van meisjes en vrouwen tegen (seksueel) geweld is een prioriteit voor het Nederlands en buitenlands beleid. 28 april jongstleden, informeerde ik u over de Nederlandse inzet voor meisjes en vrouwen die slachtoffer zijn geworden van Boko Haram. Verschillende projecten van vrouwenrechtenorganisaties in Nigeria worden op dit moment gesteund door Nederland, onder andere door middel van het Funding Leadership Opportunities for Women (FLOW) fonds. Deze projecten richten zich onder meer op bestrijding van geweld tegen vrouwen en gender-based violence in Nigeria en bevorderen de deelname van vrouwen in vredesprocessen en in de politiek. Het FLOW-fonds is inmiddels in zijn tweede fase beland. Nieuwe projectvoorstellen kunnen in deze fase worden ingediend, ook voor Nigeria.
De aanstelling van een Saoediër als voorzitter van VN mensenrechtenpanel |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Klopt het bericht dat de Saoedische ambassadeur in Genève, Faisal Trad, onlangs is aangesteld als hoofd van de VN Mensenrechtenraad?1
Deelt u de mening dat het toewijzen van deze positie aan een vertegenwoordiger van Saoedi-Arabië – dat tot de grootste mensenrechtenschenders ter wereld wordt gerekend en bijvoorbeeld door de organisatie Freedom House is ingedeeld in de categorie «worst of the worst» – de geloofwaardigheid van de VN Mensenrechtenraad en van de VN als geheel ernstig schaadt? Zo nee, waarom niet?2
Deelt u de mening dat deze aanstelling een klap in het gezicht is van alle mensenrechtenactivisten, vrouwen, Lesbische, Homoseksuele, Biseksuele personen en Transgenders (LHBT) en anderen van wie fundamentele rechten dagelijks in Saoedi-Arabië worden geschonden?
Deelt u de opvatting van de vrouw van de Saoedische blogger Raif Badawi, die vanwege zijn blogs onrechtmatig is opgepakt en gestraft wordt met stokslagen, dat dit een vrijbrief is voor de Saoedische overheid om door te gaan met grove mensenrechtenschendingen? Zo nee, waarom niet?
Was Nederland als lid van de VN Mensenrechtenraad op de hoogte van deze benoeming en heeft u zich hiertegen verzet? Zo ja, op welke wijze heeft u dit gedaan? Zo nee, bent u bereid zich alsnog publiekelijk en op de eerstvolgende zitting van de VN Mensenrechtenraad uit te spreken tegen de benoeming van de Saoedische diplomaat?
Kunt u zich vinden in de uitspraak van Hillel Neuer, directeur van de niet-gouvernementele organisatie UN Watch, dat deze VN-benoeming is «als het aanstellen van een pyromaan tot brandweerchef»?3
Bent u bereid steun te geven aan de oproep van UN Watch aan Hoge Vertegenwoordiger Mogherini om de aanstelling van de Saoediër te veroordelen en aan te sturen op het terugdraaien van zijn benoeming? Zo ja, hoe zult u aan deze oproep gehoor geven? Zo nee, waarom niet?
Gasdeals van Gasunie en Shell met Russisch staatsbedrijf Gazprom, alsmede over de politieke onafhankelijkheid van gasproductie in de Noordzee |
|
Michiel Servaes (PvdA), Jan Vos (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van de overeenkomst die het Nederlandse staatsbedrijf Gasunie op 2 juli jl. in Moskou afsloot met het Russische staatsbedrijf Gazprom?1
Ja.
Deelt u de mening dat de Nederlandse staat, als enige aandeelhouder van Gasunie, een bijzondere verantwoordelijkheid draagt om erop toe te zien dat bedrijfsbeslissingen niet in strijd zijn met de doelstellingen van het nationale en Europese beleid, zoals het afbouwen van de energieafhankelijkheid van Rusland? Bent u in dit verband bereid om Gasunie aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid op de korte en lange termijn het publieke belang te dienen, zoals verwoord in de missie van Gasunie? Zo nee, waarom niet?
Ja. De Nota deelnemingenbeleid rijksoverheid 20132 beschrijft hoe de staat zijn rol als aandeelhouder wenst in te vullen. De dialoog – formeel en informeel – over hoe de deelnemingen de bevordering van het publieke belang centraal stellen in hun activiteiten is daar een onderdeel van. In het geval van Gasunie betreft dat de publieke belangen van de Nederlandse energievoorziening, te weten een betaalbare, betrouwbare, schone en veilige energievoorziening. Onderdeel van het Nederlandse beleid is om in Europees verband eenzijdige afhankelijkheid van een enkele leverancier of bron te voorkomen. Zie ook het antwoord op vraag 6. Daarnaast geldt natuurlijk dat de activiteiten van Gasunie dienen te passen binnen de bestaande juridische kaders.
Het gaat hier om een intentieverklaring, die zich richt op het bestuderen van mogelijkheden voor het ontwikkelen door Gasunie van infrastructuur voor het gebruik van LNG in schepen en trucks op locaties aan de Oostzeekust. De eventuele uitwerking van deze intentieverklaring in concrete projecten zal worden getoetst aan het publiek belang, de financiële en de risicofactoren. Dit is een gebruikelijk onderdeel van de genoemde dialoog tussen deelneming en aandeelhouder.
Bent u tevens op de hoogte van de overeenkomst die onder andere Shell en BASF-dochter Wintershall op 4 september jl. in Vladivostok met Gazprom sloten, waarbij Gazprom onder meer een meerderheidsaandeel in het aldaar nieuw opgerichte projectbedrijf verwierf?2
Ja. Het betreft hier het sluiten van de aandeelhoudersovereenkomst om de zogenoemde Nord Stream II gaspijpleiding aan te leggen.
Is de Nederlandse regering op enigerlei wijze betrokken geweest bij of geconsulteerd over de deal van Gasunie en/of de overeenkomst van Shell, BASF e.a. met Gazprom? Zo ja, op welke wijze?
De regering is door Shell vooraf mondeling geïnformeerd over de overeenkomst met Gazprom. De Nederlandse overheid treedt niet in overeenkomsten tussen private bedrijven. Gasunie heeft de regering naar aanleiding van het nieuwsbericht op 2 juli 2015 geïnformeerd over de ondertekening van het memorandum met Gazprom.
Wat is uw mening aangaande het strategische belang van de aanleg van de tweede Nord Stream-pijplijn en het belang dat Gazprom in 20 Nederlandse boorplatforms verwierf? Deelt u de opvatting van energie-commissaris Sefcovic die terecht vraagtekens plaatst bij de aanleg van de nieuwe pijplijn, onder meer hoe deze zich verhoudt tot de energie-prioriteiten van de EU en of het doel van het project niet feitelijk is om de gasroute door Oekraïne buitenspel te zetten?3
Met de uitbreiding van de Nord Stream-gaspijpleiding beoogt het bedrijvenconsortium van Gazprom, BASF, E.ON, ENGIE (voorheen GDF-Suez), OMV en Shell in te springen op de afnemende gasproductie in Noordwest-Europa5.
Het kabinet treedt niet in de strategische belangenafweging die de deelnemende bedrijven hierbij gemaakt hebben. Dat geldt ook voor de aangekondigde asset swap tussen Gazprom en BASF/Wintershall waar ook exploratie en productie in de Noordzee deel van uitmaken. Een dergelijke asset swap is niet ongebruikelijk in het zakelijk verkeer. De betreffende activiteiten zullen moeten blijven voldoen aan de Nederlandse wet- en regelgeving met betrekking tot mijnbouwactiviteiten.
De uitbreiding van Nord Stream dient uiteraard te voldoen aan de Europese energieregelgeving en het vigerende sanctiebeleid. Het is aan de initiatiefnemers om, waar de regelgeving dit vereist, hiertoe in overleg te treden met de Europese Commissie en de benodigde vergunningaanvragen bij betrokken lidstaten in gang te zetten. Zo zal ook Nederland eventuele aanvragen voor exportvergunningen ten behoeve van de aanleg van de gaspijpleiding toetsen aan het vigerende sanctiebeleid.
De mogelijkheid bestaat dat de uitbreiding van Nord Stream deels een alternatief biedt voor de gasdoorvoer door Oekraïne. Over de toekomst van de transitpositie van Oekraïne bestaat onduidelijkheid. In april 2015 berichtten media dat Gazprom vanaf 2019 geen gas meer zou willen exporteren via Oekraïne. In latere mediaberichten volgden uitspraken van Gazprom dat dit toch bespreekbaar zou zijn. In de tussentijd is ook, met bemiddeling van de Europese Commissie, op 25 september 2015 een nieuwe overeenkomst voor gaslevering tussen Rusland en Oekraïne gesloten, het zogeheten «winter-pakket», voor de periode 1 oktober 2015 tot eind maart 2016. In hoeverre de route door Oekraïne op de lange termijn benut blijft worden voor gastransport naar Europa hangt af van meerdere factoren, zoals de mogelijke ontwikkeling van Turkish Stream, de verwachte rentabiliteit van investeringen in verschillende routes en het feit dat partijen die met Gazprom lange termijn-gascontracten hebben gesloten, en gebruik maken van Oekraïne als transitland, het bedrijf houden aan zijn leveringsverplichtingen en de daarbij overeengekomen afleverlocatie(s).
Wat is het beleid van het kabinet aangaande de positie van Russisch gas in onze energiemix? Is het kabinet nog altijd van mening dat de Europese energieafhankelijkheid van Rusland dient te worden afgebouwd, zoals laatstelijk gesteld door de Minister van Buitenlandse Zaken in het plenaire debat over het zogenaamde «waterscheidingsmoment» in de relaties met Rusland op 25 juni jl. of bent u van mening dat er juist meer Russisch gas moet worden geïmporteerd, zoals eerder gesteld werd door de Minister van Economische Zaken?
Het kabinet was en is van mening dat eenzijdige afhankelijkheid van de Europese Unie en van individuele lidstaten van een enkele leverancier of bron voorkomen dient te worden6. Daartoe dient ook de inzet van de Europese Unie om te komen tot een Energie Unie. Hiertoe behoort ook het actieplan energiediplomatie, dat in de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 20 juli jl. is verwelkomd. Bevordering van diversificatie van bronnen, leveranciers en aanvoerroutes van energie is daarbij een van de belangrijkste doelstellingen.
Van de Europese gasconsumptie is ongeveer een kwart afkomstig uit Rusland. De mate waarin EU-lidstaten afhankelijk zijn van Russisch gas voor hun energievoorziening verschilt overigens sterk per lidstaat.7
In de brief van de Minister van Economische Zaken van 2 april 2015 (Kamerstuk 29 023, nr. 184) is aangegeven dat het substantieel verminderen van de Nederlandse productie uit het Groningenveld leidt tot minder aanbod van Nederlands gas, terwijl de behoefte aan gas gelijk blijft. Ook de productie uit de Nederlandse kleine velden daalt en datzelfde geldt voor gasvelden in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Dit betekent dat aanvoer van elders moet komen. Dit gas komt uit Noorwegen, Rusland en in de vorm van LNG uit andere delen van de wereld. Tegelijkertijd is de inzet gericht op verdere energiebesparing en verduurzaming van de energievoorziening. Waar de aanvoer uiteindelijk vandaan komt, is overigens vooral afhankelijk van de keuzes die de marktpartijen maken, mits zij uiteraard aan de daarvoor geldende regelgeving voldoen. Het kabinet onderzoekt op dit moment wat de consequenties zijn van een andere benadering van de gaswinning. Daarbij wordt bestudeerd wat de consequenties zijn van een grotere afhankelijkheid van geïmporteerd gas. Het onderzoek wordt voor het einde van het jaar afgerond en dient als input voor de besluitvorming over de gaswinning in Groningen in 2016 en verder.
Is het waar dat de deal tussen Shell, BASF e.a. en Gazprom vorig jaar nog afketste vanwege «de geopolitieke consequenties van Rusland’s invasie van Oost-Oekraïne en de annexatie van de Krim»?4 Zo ja, wat is er volgens u sindsdien aan deze politieke context veranderd waardoor er nu blijkbaar weer sprake kan zijn van business as usual?
Het kabinet is niet bekend met de details van een mogelijk afgeketste deal tussen Shell, BASF e.a. en Gazprom. Voor het kabinet is er in de relatie met Rusland geen sprake van business as usual. Zo zijn de werkzaamheden van de Nederlandse overheid verschoven van actieve handelsbevordering naar het begeleiden van economische samenwerking. Ook gelden er sanctiemaatregelen, die vergunningen verplicht stellen en bepaalde projecten niet meer mogelijk maken.
Kunt u aangeven op welke wijze de genoemde gasdeals zich, in letter en geest, verhouden tot de Europese sancties tegen Rusland als gevolg van de illegale Russische annexatie van de Krim en de Russische steun voor rebellen in Oost-Oekraïne? Welke rol speelt het hierbij dat een dochterbedrijf van Gazprom, Gazprom Neft, op de EU-sanctielijst is opgenomen?
Naar aanleiding van de schending van de soevereiniteit en territoriale integriteit van Oekraïne door de Russische Federatie heeft de EU in 2014 een serie beperkende maatregelen getroffen. Onderdeel hiervan is het instellen van een vergunningplicht op verkoop, levering, overbrenging of uitvoer van bepaalde gevoelige goederen of technologieën voor de olie-industrie en een verbod wanneer deze goederen of technologieën bestemd zijn voor de diepzee-exploratie en -productie van olie, de exploratie en productie van olie in het Arctisch gebied of schalieolieprojecten. Het leveren van goederen of technologie bestemd voor gaswinning en -exploratie is niet verboden, in een aantal gevallen wel vergunningplichtig.
Daarnaast legt de sanctieverordening Rusland beperkingen op voor de toegang tot de Europese kapitaalmarkt voor bepaalde (financiële) instellingen. Deze zogenoemde kapitaalmarktrestricties zijn van toepassing ten aanzien van onder meer een dochterbedrijf van Gazprom, GazpromNeft. Deze restricties zijn te onderscheiden van bevriezingsmaatregelen. Waar bevriezingsmaatregelen kort gezegd strekken tot economisch isolement, zijn kapitaalmarktrestricties beperkt tot een verbod op het ter beschikking stellen van kapitaal. Zo is handel en betalingsverkeer met GazpromNeft nog altijd toegestaan. Wel moeten handelspartners zich rekenschap geven van de kapitaalmarktrestricties en zo nodig maatregelen treffen om te voorkomen dat (indirect) kapitaal ter beschikking wordt gesteld aan dit bedrijf. Bij een eventuele vergunning voor (financiering of financiële bijstand voor) de bedoelde goederen of technologieën zal dit als voorwaarde worden gesteld.
Op voorhand kan geen uitsluitsel geboden worden of de bedoelde gasdeals elementen in zich dragen die raken aan het vigerende Europese sanctiebeleid. De betrokken bedrijven zullen voor deze toetsing de relevante procedures in gang moeten zetten.
Hoe wenselijk acht u – los van de toelaatbaarheid van de deals onder de EU-sancties – genoemde overeenkomsten die de positie van het Russische Gazprom op de Europese markt alleen maar versterken? Hoe verhoudt deze visie zich tot de mening van de EU-Commissie dat de EU juist een meer gediversifieerde energiehuishouding moet nastreven?5
Wanneer Gazprom opereert op de Europese markt, zal het bedrijf – of het consortium waar het voor bepaalde projecten deel van uitmaakt – zich met zijn activiteiten moeten houden aan de Europese en nationale regelgeving. Die regelgeving bestaat onder meer uit energiemarktregelgeving, mededingingsregelgeving die toeziet op eerlijke concurrentie, milieu en veiligheidsregelgeving en het sanctiebeleid. Deze visie is niet in tegenspraak met de opvatting om in EU-verband een meer gediversifieerde energiehuishouding na te streven.
Deelt u de mening dat Nederland, mede in het licht van de onder vraag 9 genoemde diversificatie, zich moet richten op onafhankelijkheid van Rusland en op de productie van duurzame energie in plaats van op Russisch gas?
Het kabinet richt zich op een verdere verduurzaming van de energievoorziening in Nederland en binnen de Europese Unie. Tegelijkertijd zal gas, ook als transitiebrandstof, voorlopig nog een belangrijk aandeel hebben in de Nederlandse en Europese energiemix. Van de totale Nederlandse gasvoorziening wordt 5,1% ingevuld met gas uit Rusland (2013)10. Er is dus voor Nederland geen sprake van afhankelijkheid van Russisch gas. Nederland voert daarbij een diversificatiebeleid, waarbij ons land – door een goede marktwerking en een naar buiten gerichte energie-infrastructuur – niet afhankelijk is van één aanvoerroute. Zoals bij het antwoord op vraag 6 aangegeven zet Nederland zich in Europees verband in op het voorkomen van een al te grote importafhankelijkheid van een enkele energieleverancier.
Bent u bereid om net als de Britse regering de gasdeals met Gazprom te onderzoeken op hun impact op de Nederlandse en Europese energieafhankelijkheid van Rusland?6 Zo ja, kunt de Tweede Kamer hierover nog voor de behandeling van de begrotingen van de ministeries van Economische Zaken en van Buitenlandse Zaken voor het jaar 2016 informeren? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet acht dit niet nodig. Wel dient voldaan te worden aan de geldende regelgeving. De betreffende deals hebben geen impact op de Nederlandse energieafhankelijkheid. Met de uitbreiding van Nord Stream wordt de aanvoercapaciteit naar Europa weliswaar verhoogd, maar de bron van het betreffende gas blijft voor zover bekend dezelfde. Wat betreft het aandeel van Gazprom in de activiteiten van Wintershall in het Nederlandse deel van de Noordzee geldt dat de houders van opsporings- en winningsvergunningen zich dienen te houden aan de hieraan verbonden verplichtingen12, evenals aan de contractuele leveringsverplichtingen die zij zijn aangegaan of hebben overgenomen. Voor de goede orde zij vermeld dat ook aan Britse zijde, bij het opnieuw bezien van de vergunning als gevolg van de asset swap tussen Gazprom en BASF/Wintershall in het Britse deel van de Noordzee, geen toetsing plaatsvindt op de impact op de energieafhankelijkheid.
De veroordeling van journalisten in Egypte |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kunt u, naar aanleiding van uw verklaring van 29 augustus jl. met betrekking tot de drie in Egypte veroordeelde Al-Jazeera journalisten, specificeren op welke wijze u invulling geeft of heeft gegeven aan uw oproep aan de Egyptische autoriteiten om de veroordeelde journalisten vrij te laten?1
Na stevige internationale druk, heeft de Egyptische president Sisi op 23 september jl. ter gelegenheid van het islamitische Offerfeest onder andere gratie verleend aan twee Al Jazeera journalisten, Mohamed Fahmy en Baher Mohammed. De Al Jazeera journalist Peter Greste, die eerder dit jaar is overgedragen aan Australië, heeft geen pardon ontvangen. Ditzelfde geldt voor Rena Netjes en andere journalisten die in de Al Jazeera-zaak bij verstek zijn veroordeeld.
Het kabinet is opgelucht over de vrijlating. De Nederlandse inzet concentreert zich nu op het komen tot een oplossing voor de journalisten die bij verstek zijn veroordeeld en op een verbetering van de persvrijheid in Egypte in het algemeen.
Bent u bereid de druk op Egypte op te voeren, zowel bilateraal als door hiervoor steun te vergaren in Europees en internationaal verband, om te bevorderen dat de veroordeelde Al-Jazeera journalisten worden vrijgelaten? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u tevens bereid een pardon te bepleiten bij de Egyptische president voor de Nederlandse journalist Rena Netjes die in de Al Jazeera-zaak bij verstek voor tien jaar gevangenisstraf is veroordeeld? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is in contact met Rena Netjes over de opportuniteit van een verzoek om een pardon, het eventuele moment en vorm daarvan. Omwille van de effectiviteit van eventuele vervolgstappen is het niet opportuun details bekend te maken.
Wat is de laatste stand van zaken van de rechtszaak waarbij dertien andere journalisten in april jl. tot levenslang en één tot de doodstraf veroordeeld werden en waartegen de International Federation of Journalists (IFJ) protest heeft aangetekend? Klopt het dat deze zaak binnenkort in hoger beroep dient?2
De zaak waarnaar u refereert, staat bekend als «Rabaa Operations Room». In deze zaak zijn in totaal 51 beschuldigden veroordeeld tot de doodstraf en levenslang, waaronder 14 journalisten en mediawerkers.3 Een van de 13 journalisten is Mohamed Sultan die naast de Egyptische nationaliteit ook de Amerikaanse nationaliteit bezit. Nadat hij afstand heeft gedaan van zijn Egyptische nationaliteit, is hij op 30 mei jl. overgedragen aan de Verenigde Staten. De andere veroordeelden zijn in beroep gegaan.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 en 2, is de Nederlandse inzet in Egypte niet alleen gericht op een oplossing voor de in absentia veroordeelde journalisten in de Al Jazeera-zaak, maar ook op een algemene verbetering van de persvrijheid en de situatie van journalisten in Egypte. De zaak waarnaar u in vraag 4 verwijst vormt hier onderdeel van. Zo hebben Nederland en de EU tijdens de Mensenrechtenraad (MRR) ernstige zorgen over de persvrijheid uitgesproken. Ook hebben de Minister-President en de Minister van Buitenlandse Zaken in een bilateraal gesprek met de Egyptische president Sisi en marge van de top in New York over de Duurzame Ontwikkelingsdoelen expliciet het belang van persvrijheid in Egypte benadrukt.
Op welke wijze heeft Nederland en/of de Europese Unie zich voor het lot van deze groep journalisten ingezet? Bent u bereid in aanloop naar het hoger beroep, bilateraal en in EU-verband, opnieuw aandacht voor deze zaak te vragen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat door de genoemde veroordelingen, alsmede door het aannemen van de controversiële anti-terrorismewet die onder andere voorziet in hoge boetes voor nieuwsartikelen die niet stroken met regeringsstandpunten, het juridisch stelsel in Egypte «uitgebreid is met een nieuwe lijst repressieve wetten en zich [nu] toe spitst op het verstikken van verzet en het verdrukken van fundamentele mensenrechten» onder het excuus van terreurbestrijding?3
De hoge boetes waarnaar u verwijst en die in de anti-terrorismewet zijn vastgesteld gelden specifiek voor het publiceren van feitelijke informatie over terroristische activiteiten en militaire operaties die niet in lijn is met de officiële verklaringen van het Egyptische Ministerie van Defensie. Dit is niet in overeenstemming met de persvrijheid en tevens in strijd met mensenrechtenstandaarden.
Ziet u bovenstaande zaken als een voorbeeld van het ondergeschikt maken van mensenrechten aan terreurbestrijding met als risico dat het «groepen [kan] marginaliseren en onderdrukken waardoor de voedingsbodem van terrorisme wordt vergroot», zoals u eerder schreef in antwoord op vragen over de onderdrukking van persvrijheid in Egypte?4
Ja.
Deelt u de mening dat de aangescherpte aanvallen op de persvrijheid door het regime al-Sisi de kans op democratisch gelegitimeerde parlementsverkiezingen aankomend najaar verkleinen? Zo ja, op welke wijze zet u bilateraal en in internationaal verband druk op het Egyptische regime om democratische verkiezingen te organiseren en de principes van de democratische rechtsstaat te respecteren?
Het belang van democratische verkiezingen en respect voor de democratische rechtsstaat staat centraal in de bilaterale contacten. Het is onder andere onderstreept in het bilaterale gesprek van de Minister-President en de Minister van Buitenlandse Zaken met Egypte en marge van de top in New York over de Duurzame Ontwikkelingsdoelen. Tenslotte maakt Nederland zich hard voor agendering van met name persvrijheid, vrijheid van vereniging en vergadering en implementatie van de Egyptische constitutie en internationale mensenrechtenverdragen tijdens het EU-Egypte subcomité voor mensenrechten, democratisering en goed bestuur, dat in het kader van de Associatiestructuren mogelijk dit najaar zal plaatsvinden.
Groeiende militaire steun van Rusland aan het Assad-regime en toenemende verdeeldheid binnen de anti-ISIS-coalitie |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken zijn zorgen heeft geuit over de vermeende groeiende militaire aanwezigheid van Rusland in Syrië ter ondersteuning van het regime van Assad?1
Ja.
Heeft u signalen of berichten ontvangen die er op wijzen dat de Russische inmenging in het Syrische conflict toeneemt en dat Rusland militair personeel en materieel naar Syrië verscheept zoals bijvoorbeeld speciale militaire eenheden, behuizing voor militairen en een luchtverkeersleidingsysteem waar de BBC over rapporteert? Zo ja, hoe beoordeelt u deze signalen en berichtgeving?
Rusland ontkent niet dat het – ook al voordat de huidige crisis uitbrak – militair materieel en technische kennis levert aan het regime van Assad. Rusland beroept zich hierbij consequent op eerdere contractuele verplichtingen. Er zijn indicaties dat het aantal Russische militaire transporten naar Syrië (in ieder geval tijdelijk) toeneemt, zoals in de media is gemeld. Dit vindt het kabinet heel zorgwekkend.
Deelt u de zorgen van de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken dat grotere Russische inmenging in het Syrische conflict en meer Russische steun voor Assad leidt tot verdere escalatie van het conflict, tot voortgaand bloedvergieten onder de Syrische burgerbevolking (o.a. door vatenbommen) en tot nieuwe vluchtelingenstromen?
Landen die invloed hebben op partijen in Syrië dienen deze in versterkte mate uit te oefenen om zo een politieke oplossing dichterbij te brengen. Het is van groot belang dat Rusland zijn invloed op het Assad-regime aanwendt om het tot deelname aan een politiek proces te bewegen. Toenemende Russische militaire assistentie aan Assad kan hier haaks op komen te staan.
Nederland spreekt waar mogelijk Rusland aan op zijn verantwoordelijkheden. Tijdens het gesprek tussen Minister Koenders en Minister Lavrov op 5 juni jl. in Moskou is het belang van een politieke oplossing van het conflict in Syrië benadrukt. Door Nederland gesteunde pogingen in de VN-Veiligheidsraad een wapenembargo overeen te komen zijn eerder vastgelopen op gebrek aan medewerking van Rusland.
Deelt u de zorgen over de toenemende verdeeldheid binnen de internationale coalitie tegen ISIS waar naast de bovengenoemde Russische steun aan Assad tevens sprake is van Turkse bombardementen op Koerdische stellingen en verschil van inzicht bestaat tussen landen over de effectiviteit van luchtacties tegen ISIS zolang deze niet ondersteund worden door betrouwbare grondtroepen?
De coalitie is eensgezind van opvatting dat ISIS moet worden verslagen. Er is overeenstemming dat de luchtcampagne tegen ISIS resultaat boekt, maar ook dat er nog steeds significante inzet nodig is. Tevens is men het er in de coalitie over eens dat de luchtcampagne moet worden ondersteund door de inzet van betrouwbare grondtroepen. Hier richten de trainingsinspanningen van diverse coalitiepartners, waaronder Nederland, zich dan ook op.
Los van de bestrijding van ISIS in coalitieverband, hebben regionale spelers verschillende belangen in de oorlog in Syrië. Het is van belang dat deze verschillen van inzicht worden geadresseerd in een politiek proces en niet in een proxy-oorlog. Het is noodzakelijk dat alle partijen zich inzetten om een politieke oplossing voor Syrië dichterbij te brengen. Nederland benadrukt dit in alle relevante internationale overleggen. Het is belangrijk dat ook landen als Rusland en Iran bij een politieke oplossing worden betrokken. In dit kader zijn de inspanningen van VN-Gezant De Mistura van bijzonder belang. Het kabinet heeft intensief overleg over dit onderwerp mede in het licht van de aanstaande Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
De coalitie komt regelmatig bijeen, zowel in volledige bezetting van 62 landen, zoals en marge van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties eind september, als in kleiner verband van de 22 meest betrokken landen in de Small Group. Ook zijn er periodieke Chiefs of Defense (CHOD) conferenties van de coalitiepartners die militair actief zijn in de anti-ISIS coalitie.
Deelt u de noodzaak voor spoedig overleg tussen de leden van de internationale coalitie tegen ISIS, alsook in de VN-Veiligheidsraad, over de ontstane situatie waarin de onderlinge verdeeldheid geadresseerd wordt en waarin heldere afspraken worden gemaakt over een eenduidige bestrijding van ISIS en over een politieke oplossing voor de Syrische burgeroorlog? Zo ja, hoe zal u aandringen op spoedig overleg in coalitie- en VN-verband? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid in bilateraal en in internationaal verband uw zorgen uit te spreken over de groeiende Russische steun voor Assad en uw Russische collega aan te sporen militaire en politieke steun aan Assad stop te zetten en mee te werken aan een wapenstilstand en een politieke oplossing voor het conflict in Syrië? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Steunt u de Amerikaanse oproep aan Griekenland om het luchtruim te sluiten voor Russische vliegtuigen die naar Syrië vliegen om (militaire) hulp af te leveren en vindt u dat de EU als geheel het luchtruim hiervoor zou moeten sluiten? Zo nee, waarom niet?
De EU en de Verenigde Staten hebben een wapenembargo afgekondigd voor Syrië. Nederland is van mening dat alle EU-lidstaten ervoor moeten waken dat wapens Assad via de Europese Unie bereiken.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voorafgaand aan het Algemeen overleg over de Algemene Vergadering van de VN van woensdag 9 september a.s.?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord binnen de daarvoor geldende termijn.
Burgerslachtoffers, oorlogsmisdadenen dreigende hongersnood in Jemen |
|
Michiel Servaes (PvdA), Roelof van Laar (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u de recente berichten van Amnesty International en Human Rights Watch over grote aantallen burgerslachtoffers en vermeende oorlogsmisdaden in Jemen?1
Ja. Het kabinet vindt de bevindingen in de rapportages van Amnesty International en Human Rights Watch bijzonder verontrustend. Gezien de jarenlange betrokkenheid van Nederland in Jemen en de partnerrelatie worden de ontwikkelingen met grote zorg gevolgd (zie kamerbrief van 21 mei jl. 32 623-151).
Bent u bereid Saoedi-Arabië als aanvoerder van de coalitieaanvallen in Jemen bilateraal en in internationaal verband aan te spreken op de grote aantallen burgerslachtoffers en de berichten over grove schendingen van het oorlogsrecht door de coalitie? Zo nee, waarom niet?
Ja. Nederland is zeer alert op mogelijke mensenrechtenschendingen en schendingen van het humanitair oorlogsrecht in het huidige conflict en stelt deze waar mogelijk bij alle conflictpartijen aan de orde.
Bent u tevens bereid de grote zorgen hieromtrent tijdens de eerstvolgende VN-Mensenrechtenraad en Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) te benoemen en er op aan te dringen dat alle strijdende partijen in Jemen het oorlogsrecht en mensenrechten dienen te respecteren en er alles aan moeten doen om burgerslachtoffers te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet ziet de komende Mensenrechtenraad (MRR) en de AVVN als passende fora om alle conflictpartijen in Jemen op te roepen tot het respecteren van de mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht en zal dit ook doen.
Als de conflictpartijen voor de eerstvolgende zitting van de VN-Mensenrechtenraad nalaten om geloofwaardige stappen te zetten om de vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht te onderzoeken, bent u dan bereid om tijdens die zitting op te roepen een internationale onderzoekscommissie in te stellen om dit onderzoek uit te voeren? Zo nee, waarom niet en op welk moment dan wel?
Het kabinet is zeer bezorgd over beschuldigingen van schendingen van het humanitair oorlogsrecht in Jemen en maakt zich sterk voor onderzoek hiernaar. Het kabinet hecht er belang aan dat dit onderzoek geloofwaardig is en gericht is op de vermeende schendingen door alle conflictpartijen. Nederland heeft een bijzondere positie in de MRR vanwege het co-auteurschap van de jaarlijkse resolutie over Jemen. Het is onze intentie om een onderzoek naar schendingen onderdeel te laten zijn van de resolutie.
Erkent u de zorgelijke waarschuwing van het VN World Food Programme (WFP) voor dreigende hongersnood in Jemen voor 6 tot 13 miljoen mensen en hoe reageert u op de oproep van de WFP om de gemaakte toezeggingen op het gebied van nood- en voedselhulp aan Jemen na te komen?
De berichtgeving over de naderende hongersnood en de grote aantallen ondervoede kinderen in Jemen baart het kabinet grote zorgen. Volgens de VN zijn inmiddels 21,1 miljoen mensen in het land (80% van de gehele bevolking) hulpbehoevend, waaronder 10 miljoen kinderen. Ernstige tekorten aan voedsel, schoon drinkwater, medicijnen, een nijpend tekort aan brandstof en stijgende voedselprijzen hebben grote gevolgen voor het dagelijks leven van de Jemenieten. Derhalve heeft het kabinet besloten tot een humanitaire bijdrage van 10 miljoen euro aan Jemen (zie Kamerbrief met kenmerk DSH-2015.475981). De bijdrage komt bovenop de eerdere bijdrage van 5 miljoen euro in mei jl. en brengt Nederlandse humanitaire bijdrage aan Jemen dit jaar op een totaal van 15 miljoen euro.
Daarnaast verstrekt Nederland algemene ongeoormerkte bijdragen aan internationale noodhulporganisaties en fondsen. In 2015 gaat het om: 55 miljoen euro aan het Central Emergency Response Fund (CERF), 40 miljoen euro aan het International Committee of the Red Cross (ICRC), 36 miljoen euro aan het World Food Program (WFP), 33 miljoen euro aan de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR), 15 miljoen euro aan het United Nations Children Fund (UNICEF) en 5 miljoen euro aan de Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA). Door ongeoormerkte bijdragen te verstrekken, kunnen organisaties het geld inzetten daar waar de humanitaire noden het hoogst zijn. Aangezien Jemen behoort tot de humanitaire crises met de hoogste prioriteit wordt een deel van de Nederlandse algemene ongeoormerkte bijdragen aan internationale noodhulphulporganisaties besteed aan de humanitaire hulp in Jemen. Vanwege het ongeoormerkte karakter van de Nederlandse steun is pas na afloop van het lopende jaar duidelijk hoeveel Nederlands geld er in Jemen is besteed. Hierover zal het kabinet u informeren in de jaarlijkse Kamerbrief over de besteding van humanitaire hulp.
Met deze recente bijdrage hoopt Nederland een katalyserend effect te sorteren en andere donoren aan te sporen hun toegezegde bijdragen over te maken. Waar mogelijk, zullen wij dit in internationaal verband ook aan de orde stellen. Van het door Saoedi Arabië toegezegde bedrag van 274 miljoen dollar is na het verschijnen van bovengenoemde Kamerbrief inmiddels 241 miljoen dollar overgemaakt aan de VN.
Net als Nederland draagt de Europese Commissie substantieel bij aan het verlichten van de humanitaire noden in Jemen. De Europese Commissie heeft in 2015 tot nu toe een totale bijdrage van 35 miljoen euro gedaan.
Welke extra steun kunnen Nederland en de EU geven om een (nog grotere) humanitaire ramp in Jemen af te wenden? Bent u bereid deze dreigende hongersnood in elk geval tijdens de aankomende Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) en AVVN aan de orde te stellen?2
Zie antwoord vraag 5.
Israëlische pestboetes voor Palestijnse boeren in de bezette gebieden |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht in het AD van 18 augustus getiteld «Nederland betaalt boetes Palestijnen met hulpgeld»?1
Ja.
Kunt u de beschreven praktijk in de bezette Westelijke Jordaanoever bevestigen waarin Nederland boetes betaalt voor het vrijgeven van door Israël inbeslaggenomen landbouwwerktuigen? Zo ja, hoe oordeelt u over deze inbeslagnames en het feit dat aan Palestijnen boeren forse bedragen worden gevraagd om hun eigendommen terug te krijgen?
Indien er sprake is van stillegging van projecten of inbeslagnames dringt Nederland aan bij de Israëlische autoriteiten op teruggave en toestaan van de uitvoering. De EU en Nederland dringen bij Israël consequent aan op de ontwikkeling van Area C ten behoeve van de Palestijnen en verzetten zich tegen de sloop van Palestijnse bezittingen, zoals verwoord in de Raadsconclusies van 20 juli 2015.
Naar oordeel van de internationale gemeenschap is voor opwaardering van landbouwgrond en landbouwwegen geen vergunning vereist (zie ook beantwoording van de vragen van de leden Sjoerdsma, 4 september 2015 met kenmerk MINBUZA-2015.408799, en Van Bommel, 4 september 2015 met kenmerk MINBUZA-2015.408786). In de optiek van Israël is hier echter wel een vergunning voor vereist. Daarom verordonneert Israël in sommige gevallen dat projecten moeten worden stilgelegd en neemt Israël soms materialen in beslag. Israël geeft echter in een zeer beperkt aantal gevallen een vergunning af. Ter illustratie, uit cijfers van de Wereldbank blijkt dat in 2010 Israël bij slechts 1,6% van alle aanvragen een vergunning verleende. In drie gevallen legde Israël een boete op, als voorwaarde voor teruggave van de inbeslaggenomen materialen. De boetes werden betaald door de uitvoerende partners en komen ten laste van de Nederlandse bijdrage aan het project.
In onderhavige gevallen hebben zowel de Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah als de ambassade in Tel Aviv deze gevallen meermaals opgebracht bij de Israëlische autoriteiten en hun onvrede over het stilleggen van de werkzaamheden geuit. Tevens hebben zij aangedrongen op een oplossing waardoor de activiteiten voortgezet konden worden. Vanwege het belang van de werkzaamheden stemde Nederland in met het gebruik van de financiële bijdrage om deze boetes te betalen.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat Nederlandse ontwikkelingshulp bedoeld voor landbouwprojecten in de bezette gebieden gebruikt wordt om deze pestboetes te betalen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid er bij de Israëlische regering op aan te dringen geen onterechte boetes te geven aan Palestijnse boeren en gesubsidieerde ontwikkelingsprojecten niet langer te frustreren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er in de afgelopen 5 jaar nog meer (mede) door Nederland gefinancierde ontwikkelingsprojecten in de bezette gebieden direct of indirect gefrustreerd of zelfs vernietigd?2 Zo ja, hoeveel hulpgeld is hier in de voorbije periode in totaal mee verloren gegaan?
In dit verband wijs ik op de vragen van het lid Knops over inbeslagname van irrigatiepijpen van Palestijnse boeren in de Jordaanvallei (2015D27538).
Het is vaker voorgekomen dat door Nederland gefinancierde projecten op de Westelijke Jordaanoever in de periode 2010–2015 schade ondervonden door sloop- en afbraakorders, maar ook vernielingen door kolonisten. Deze schade bedraagt ongeveer € 91.000. Dit betreft vooral schade aan gewassen, waterbakken en omheiningen, maar ook boetes. Daarnaast zijn materialen en machines in beslag genomen.
Deelt u de opvatting dat Nederlandse ontwikkelingshulp op geen enkele manier – direct of indirect – de illegale bezettingspolitiek mede mogelijk mag maken en niet mag bijdragen aan het behoud van de status quo in de bezette gebieden?
De doelstelling van Nederlandse ontwikkelingssamenwerking in de Palestijnse Gebieden is het verbeteren van de sociaaleconomische omstandigheden voor de Palestijnse bevolking, het opbouwen van de Palestijnse instellingen en de totstandkoming van een levensvatbare twee-statenoplossing. De Nederlandse inspanningen in Area C passen binnen dat kader.
Het bericht dat Rusland uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens negeert |
|
Michiel Servaes (PvdA), Marit Maij (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Poetin heeft nu niks meer te maken met mensenrechten»1?
Ja.
Klopt het dat het Russische Constitutionele Hof heeft geoordeeld dat uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) genegeerd kunnen worden als die in strijd zijn met de Russische Grondwet? Zo ja, welke duiding geeft u aan deze uitspraak en welke gevolgen heeft die voor de mate waarin Rusland gehouden zal blijven om de bepalingen uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) na te leven?
In essentie heeft het Russische Constitutionele Hof geoordeeld dat Rusland uitspraken van het EHRM naast zich neer kan leggen wanneer deze in strijd zijn met de Russische Grondwet. Een dergelijke uitspraak druist in tegen Rusland’s verdragsverplichtingen op basis van het EVRM, waarin is bepaald dat uitspraken van het EHRM bindend zijn voor verdragspartijen. Rusland is dan ook verplicht uitspraken van het EHRM uit te voeren en dient bij een geconstateerde schending maatregelen te nemen. Rusland kan zich niet aan zijn verdragsverplichtingen onttrekken met een beroep op een uitspraak van een nationale rechter.
Ook in enkele andere lidstaten van de Raad van Europa zijn het EVRM en de protocollen geïncorporeerd in de wetten van deze lidstaten zelf, waarmee zij de status van nationale wetgeving hebben gekregen. Interpretatie en tenuitvoerlegging van nationale wetten, inclusief de Grondwet, in deze landen dient evenwel zodanig te gebeuren dat steeds kan worden voldaan aan verplichtingen onder het EVRM. Indien nationale wetten niet verenigbaar zijn met een uitspraak van het EHRM, dient de lidstaat er zorg voor te dragen dat de uitspraak van het EHRM wordt uitgevoerd.
Hoe verhoudt deze nieuwe juridische situatie in Rusland, met betrekking tot de ondergeschiktheid van het EVRM ten opzichte van de Grondwet, zich tot die in andere lidstaten van de Raad van Europa?
Zie antwoord vraag 2.
In welke mate moet deze uitspraak van het Russische Hof worden begrepen als een politiek signaal van Rusland om zich verder van de Raad van Europa af te keren? Heeft u signalen dat Rusland overweegt terug te treden uit de Raad van Europa? Zo ja, welke?
De verhouding van Rusland tot de Raad van Europa staat onder druk. Zo trok de Russische delegatie zich eerder terug uit de Parlementaire Assemblee van de Raad, nadat de Assemblee haar stemrecht had opgeschort naar aanleiding van de illegale annexatie van de Krim. Voorts hebben verschillende politieke vertegenwoordigers van Rusland, waaronder Doemavoorzitter Aleksei Poesjkov, gedreigd met opzegging van het Russische lidmaatschap van de Raad van Europa.
Er zijn evenwel geen aanwijzingen dat Rusland daadwerkelijk overweegt terug te treden uit de Raad van Europa. Tijdens de ministeriële bijeenkomst van de Raad van Europa in mei heeft Minister Lavrov ook geen enkele toespeling gemaakt op een eventueel opzeggen van het lidmaatschap van de Raad van Europa.
In welke mate klopt het dat Rusland uitspraken van het EHRM altijd al weigerde uit te voeren? Wat is uw oordeel hierover? Met welke andere lidstaten bestaan vergelijkbare problemen?
De inschatting dat Rusland uitspraken van het EHRM altijd al weigerde uit te voeren deel ik niet. Rusland heeft veel uitspraken van het EHRM uitgevoerd en ook door het Hof opgelegde schadevergoedingen betaald.
Deelt u de mening dat door deze ontwikkeling fundamentele rechten en vrijheden in Rusland verder onder druk komen te staan en dat burgers zich daar steeds minder juridisch tegen kunnen verweren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze kan Rusland aan zijn verplichtingen worden gehouden en kan worden bevorderd dat mensenrechten in Rusland op de agenda blijven?
Ik deel de mening dat fundamentele rechten en vrijheden in Rusland verder onder druk komen te staan en dat burgers zich daar steeds minder juridisch tegen kunnen verweren. Rusland heeft zich middels tal van internationale instrumenten van onder andere de Verenigde Naties, de Raad van Europa en de OVSE gecommitteerd aan universele mensenrechten. Rusland kan op basis van verschillende instrumenten in verschillende fora worden aangesproken op haar verplichtingen, zoals de Universal Periodical Review van de Mensenrechtenraad van de VN, het Comité van Ministers van de Raad van Europa en de jaarlijkse Human Dimension Implementation Meeting van de OVSE.
Door te blijven inzetten op dialoog met Rusland over mensenrechtenverplichtingen én steun aan het maatschappelijk middenveld en via people-to-people contacten, probeert Nederland de negatieve ontwikkelingen in Rusland tegen te gaan.
Bent u bereid om in bilaterale contacten en/of in het verband van het Comité van Ministers aandacht te vragen bij uw Russische collega's voor dit punt en de bezorgdheid van Nederland hierover over te brengen?
De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa, de heer Jagland, en de voorzitter van de Parlementaire Assemblee, mevrouw Brasseur, hebben hun zorg geuit over de uitspraak van het Constitutionele Hof van Rusland. Nederland deelt deze bezorgdheid en zal aandacht blijven vragen voor deze kwestie.
De homohatende songteksten van de Surinaamse band Hakuna Matata Gang |
|
Keklik Yücel (PvdA), Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de Surinaamse band Hakuna Matata Gang die op dit moment door Nederland toert? Bent u bekend met de songteksten van deze band en met name van het nummer Bullet? Deelt u de mening dat deze band door middel van deze teksten oproept tot discriminatie en homohaat?
Het is mij bekend dat de Surinaams band Hakuna Matata Gang optredens in Nederland had gepland, waarbij tenminste één nummer op het repertoire stond waarvan de songtekst in de Nederlandse context ontoelaatbaar zou zijn en – als dit nummer in Nederland in het openbaar bij een publiek optreden ten gehore zou worden gebracht – wellicht tot strafrechtelijke vervolging zou kunnen leiden. Nadat deze optredens via sociale media waren aangekondigd, is op basis van een YouTube-filmpje aangifte gedaan van discriminatie, bedreiging en homohaat. Deze aangifte wordt door het Openbaar Ministerie (OM) bekeken. Inmiddels is duidelijk dat de geplande optredens niet hebben plaatsgevonden. De organisatoren in Almere en Arnhem hebben het optreden geannuleerd, mede op basis van de ontstane ophef. Ook is het filmpje met het omstreden nummer, op basis waarvan aangifte is gedaan, van YouTube verwijderd. De Surinaamse band Hakuna Matata Gang heeft inmiddels tijdens een persconferentie op 5 augustus jl. verklaard het gewraakte lied niet meer ten gehore te zullen brengen bij optredens of anderszins te verspreiden. De bandleden hebben daarbij tevens verklaard andere wegen te zullen zoeken om hun afkering uit te spreken over jongens en mannen die onderling (betaalde) seks met elkaar hebben.
Wordt er bij het optreden van deze band ingegrepen als teksten worden gezongen die strafbaar zijn en worden de bandleden in dat geval direct aangehouden en vervolgd?
Zoals gezegd hebben de optredens uiteindelijk niet plaatsgevonden. In het algemeen geldt dat vrijheid van meningsuiting de essentie van democratie is. In onze rechtsstaat wordt een dergelijke fundamentele vrijheid voor iedereen beschermd. De vrijheid van meningsuiting is echter niet onbeperkt. Deze wordt begrensd als de vrijheden van anderen in het geding komen, als mensen oproepen tot haat of geweld of als de veiligheid in gevaar komt. Het Openbaar Ministerie kan besluiten om tot strafrechtelijke vervolging over te gaan indien zou blijken dat tijdens een evenement sprake is geweest van het aanzetten tot haat, zoals vastgelegd in artikel 137d van het Wetboek van Strafrecht.
Klopt het dat de Surinaamse regering de band ondersteunt met de bedoeling Surinaamse artiesten ook op de buitenlandse markt te brengen? Zo ja, bent u bereid om uw Surinaamse ambtgenoot te vragen de eventuele ondersteuning aan de band in te trekken en afstand te nemen van hun uitspraken en teksten over homoseksuelen?
De Surinaamse autoriteiten hebben aangegeven de betreffende band niet financieel te ondersteunen. Wel worden volgens het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Paramaribo sporters en artiesten regelmatig geholpen bij het aanvragen van visa. De Nederlandse ambassadeur in Suriname heeft de Nederlandse zorgen over de songteksten van de band aan de Surinaamse autoriteiten kenbaar gemaakt.
Bent u bereid om uw Surinaamse ambtgenoot te vragen om, in samenspraak met de Surinaamse lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgender-beweging, initiatieven te nemen om de mensenrechten van LHBT’s in Suriname te bevorderen en discriminatie van deze groep te bestrijden? Bent u bereid dergelijke initiatieven vanuit het mensenrechtenfonds te ondersteunen?
De bescherming en bevordering van gelijke rechten voor LHBTI’s wereldwijd is één van de prioriteiten van het Nederlands mensenrechtenbeleid. De Nederlandse ambassade in Suriname is actief op dit thema en heeft hierover recentelijk een regionale conferentie georganiseerd, in samenspraak met de Surinaamse en Guyaanse LHBTI-beweging en gefinancierd uit het Mensenrechtenfonds. Ook een vertegenwoordiger van het COC was hierbij aanwezig. Het is de bedoeling om deze conferentie in het najaar een vervolg te geven.
De OVSE Parlementaire Assemblee |
|
Harry van Bommel , Joost Taverne (VVD), Michiel Servaes (PvdA), Fred Teeven (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Russia's absence casts shadow on OSCE session», waaruit blijkt dat zes Russische leden van de OVSE Parlementaire Assemblee vanwege de voor hen geldende EU-inreisverboden geen visum voor Finland hebben gekregen en daardoor niet in staat waren om de jaarlijkse bijeenkomst van dit forum, die dit keer in het teken stond van «40 jaar Helsinki Akkoorden», bij te wonen?1
Ja.
Heeft Finland bij het nemen van dit besluit andere EU-lidstaten geconsulteerd? Zo ja, hoe heeft Nederland op dit besluit gereageerd?
Finland heeft de overige EU-lidstaten conform artikel 1 lid 5 geïnformeerd dat zich onder de door Rusland aangemelde delegatieleden zes personen bevonden tegen wie visumrestricties zijn ingesteld op basis van Besluit 2014/145/CFSP van de Raad van 17 maart 2014. Het al dan niet verlenen van een visumvrijstelling betreft een zelfstandige bevoegdheid van de betreffende nationale autoriteiten. Andere lidstaten hoeven hierbij niet te worden geconsulteerd, maar slechts te worden geïnformeerd. Op (eventuele) reacties die overige lidstaten in vertrouwelijk Raadskader hebben gegeven, kan het kabinet niet ingaan.
Klopt het dat Litouwen zich tegen een uitzondering op het EU-inreisverbod heeft uitgesproken, zelfs al ging het hier om een interparlementaire bijeenkomst? Zijn er andere lidstaten die eenzelfde positie hebben ingenomen?2
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het van groot belang is dat volksvertegenwoordigers uit alle OVSE-landen deel kunnen nemen aan de bijeenkomsten van de Parlementaire Assemblee, vooral omdat het op dit moment het enige interparlementaire forum is waar nog onderling debat kan plaatsvinden over o.a. het conflict in Oekraïne?
Het kabinet ziet de OVSE als een belangrijk forum voor dialoog met Rusland en onderschrijft in dit verband dat het van belang is dat ook in de Parlementaire Assemblee debat plaats kan vinden.
Klopt het dat er in het kader van de persoonsgebonden EU-sancties en inreisverboden geen duidelijke regelgeving of afspraken bestaan over een uitzonderingsgrond voor interparlementaire bijeenkomsten zoals de Parlementaire Assemblee van de OVSE? Zo ja, bent u bereid u voor een dergelijke, geformaliseerde uitzondering in te spannen?
De reisrestricties jegens de betreffende personen vloeien voort uit sancties die de EU heeft vastgesteld op grond van Raadsbesluit 2014/145/GBVB van 17 maart 2014. Dit Raadsbesluit bevat een beperkt aantal, specifiek omschreven uitzonderingen op de reisbeperkingen.
Op grond van artikel 1, lid 3 gelden de reisverboden niet in situaties waarin lidstaten uit hoofde van het internationale recht gebonden zijn, te weten: a) als gastland van een internationale intergouvernementele organisatie; b) als gastland van een internationale conferentie die is bijeengeroepen door, of plaatsvindt onder auspiciën van de Verenigde Naties; c) krachtens een multilaterale overeenkomst die voorrechten en immuniteiten verleent; of d) krachtens het Concordaat (Verdrag van Lateranen) van 1929 dat werd gesloten tussen de Heilige Stoel (Vaticaanstad) en Italië. Op grond van artikel 1, lid 4 is deze uitzondering ook van toepassing in gevallen waarin een lidstaat optreedt als gastland van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Op grond van artikel 1, lid 6 bestaat de mogelijkheid voor lidstaten om een vrijstelling te verlenen in specifiek omschreven omstandigheden. Hierbij gaat het om reizen die plaatsvinden op grond van dringende humanitaire noden, of om intergouvernementele vergaderingen, door de Europese Unie geïnitieerde vergaderingen, vergaderingen waarvoor de Unie als gastheer optreedt of vergaderingen waarvoor een lidstaat als fungerend voorzitter van de OVSE als gastheer optreedt, waarbij de beleidsdoelstellingen van de beperkende maatregelen, zoals de steun voor territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne, rechtstreeks worden bevorderd.
Twee omstreden wetsvoorstellen in Oeganda |
|
Roelof van Laar (PvdA), Michiel Servaes (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Uganda: NGO bill aims to muzzle civil society, say activists»?1
Ja.
Deelt u de mening dat dit wetsvoorstel een trend volgt in de Hoorn van Afrika (Ethiopië, Zuid-Soedan, Kenia), waarbij regeringen meer greep proberen te krijgen op het werk van non-gouvernementele organisaties (NGO's)?
Het wetsvoorstel past in een wereldwijde trend, ook in de Hoorn van Afrika, waarin restrictieve wetgeving ten aanzien van ngo’s wordt aangenomen. Het is nog niet duidelijk hoe de wet er uiteindelijk uit zal zien. Het is daarom nog niet mogelijk om het voorstel te vergelijken met bestaande wetgeving in andere landen.
Hoe beoordeelt u dit wetsvoorstel dat in komende maanden voorgelegd zal worden aan het Oegandese parlement?
Het wetsvoorstel is deels het gevolg van terechte zorgen van overheid en ngo’s zelf over de transparantie van ngo’s. Tegelijkertijd roept het wetsvoorstel in zijn huidige vorm vragen op over de mate van controle die uitgeoefend zal worden op ngo’s en de mogelijke impact op de vrijheid van vereniging en de vrijheid van meningsuiting. Wordt de wet zonder substantiële wijzigingen aangenomen, dan zal de toepassing ervan de vrijheid van ngo’s flink kunnen inperken.
Deelt u de zorgen van mensenrechtenactivisten dat de Oegandese NGO Board teveel macht naar zich toe zal trekken en dat kritische NGO’s die bijvoorbeeld misstanden rondom corruptie, landrechten en mensenrechtenschendingen aan de kaak willen stellen de mond zal worden gesnoerd? Verwacht u dat door deze wet organisaties die opkomen voor homorechten zullen worden belemmerd?
Tijdens de consultaties en publieke hoorzittingen over het wetsvoorstel heeft het maatschappelijk middenveld in Uganda inderdaad zorgen over ruimte voor tegenspraak naar voren gebracht. De NGO Board bracht samen met het platform van Ugandese ngo’s (NGO Forum) eerder dit jaar een werkbezoek aan Nederland. Het bezoek heeft bijgedragen aan een betere dialoog tussen het NGO Forum en de Board en een meer open houding van de Board ten aanzien van het aanstellen van vertegenwoordigers van ngo’s binnen de Board en bij monitoringscomités op districtsniveau.
Het wetvoorstel gaat niet specifiek in op ngo’s die zich inzetten voor gelijke rechten van LHBTI’s in Uganda. Wel zal, indien de wet zoals deze nu voorligt wordt aangenomen, de toepassing ervan ngo’s belemmeren op alle terreinen, ongeacht doelstellingen, werkwijzen of doelgroepen. Dit geldt dus ook voor ngo’s die zich inzetten voor gelijke rechten van LHBTI’s in Uganda.
Kunt u toelichten hoe de Oegandese regering gereageerd heeft op de geuite zorgen in het kader van de artikel 8 dialoog? Wat zijn de vervolgstappen die worden ondernomen door Nederland en de EU?
De Ugandese regering heeft met belangstelling kennis genomen van de zorgen die in het kader van de artikel 8 dialoog zijn geuit. De EU sprak eveneens haar zorgen uit tijdens gesprekken met de premier van Uganda, met leden van het kabinet en met parlementariërs. De EU heeft specifieke opmerkingen en zorgen over het wetsvoorstel onder de aandacht gebracht van de Ugandese parlementaire commissie van Defensie en Binnenlandse Zaken, die verantwoordelijk is voor hoorzittingen over het wetsvoorstel.
Bent u bereid consequenties te verbinden aan de hulp die weer is hervat als deze wet wordt aangenomen? Zo ja, aan welke gevolgen denkt u? zo nee, waarom niet?
Afgewacht moet worden hoe het uiteindelijke voorstel eruit ziet en wanneer het wordt aangenomen. Pas dan kunnen de mogelijke effecten van de nieuwe wet worden beoordeeld.
Kunt u uw veronderstelling dat het andere omstreden wetsvoorstel – de anti-homo wetgeving – voorlopig niet in stemming wordt gebracht toelichten?2 Kunt u aangeven wat de laatste ontwikkelingen zijn rondom de nieuwe anti-homo wet, die in november jl. is ingediend door Oegandese parlementariërs, die deze wet eind december jl. in stemming hadden willen brengen? Klopt het dat die stemming uitgesteld is? Is het bekend wanneer- en of die stemming gaat plaatsvinden?
Er zijn nog steeds geen ontwikkelingen die er op wijzen dat een nieuw anti-homo wetsvoorstel zal worden ingediend. Er was eind vorig jaar even sprake van een wetsvoorstel waarvan de oorsprong en status niet konden worden vastgesteld. Dit voorstel is nooit officieel ingediend voor parlementaire behandeling en er is dus geen sprake van een al dan niet uitgestelde stemming.
Klopt het bericht dat na verwerping van de wet door het Constitutionele Hof in augustus jl. voorstanders van de wet de zaak hebben opgebracht bij het hooggerechtshof? Zo ja, kunt u toelichten hoe die zaak verlopen is en wat de uitkomst hiervan is?
Nee, dit bericht klopt niet. Deze zaak is verder niet meer aanhangig gemaakt.
Hoe beoordeelt u deze twee omstreden wetsvoorstellen in het kader van het hervatten van de hulp aan de regering van Oeganda? Hoe beoordelen de andere donoren waarmee Nederland actief is in het Justice, Law and Order Sector (JLOS)-programma bovengenoemde ontwikkelingen?
Het gaat om één wetsvoorstel dat los staat van de beslissing van het kabinet om een deel van de hulp aan de Justice, Law and Order Sector (JLOS) te hervatten. Zoals al toegelicht, heeft het voorstel geleid tot consultaties over specifieke zorgpunten. De dialoog over het wetsvoorstel wordt gevoerd in EU-verband. De overige JLOS donoren zijn lidstaten van de EU en hebben dezelfde zorgen als Nederland.