De berichten ‘Regio wil hulp minister bij ziekenhuissoap’ en ‘Nieuwe aflevering in ziekenhuissoap: vertrouwen opgezegd in Raad van Toezicht’ |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten «Regio wil hulp Minister bij ziekenhuissoap» en «Nieuwe aflevering in ziekenhuissoap: vertrouwen opgezegd in Raad van Toezicht»?1 2
Ja.
Bent u op de hoogte van het feit dat in een kort tijdsbestek de nog pas recent aangetreden interim-voorzitter van de Raad van Bestuur van Santiz alweer opstapt en de Stichting Medische Staf van het Streekziekenhuis Koningin Beatrix (SKB) het vertrouwen in de Raad van Toezicht van Santiz heeft opgezegd? Wat vindt u daarvan?
Ja. Ik vind het van groot belang dat de regio in gesprek blijft met elkaar over de toekomst van de zorg in de Achterhoek en dat in de onderlinge samenwerking goede en veilige zorg altijd voorop staat. Hiervoor is goed overleg in de regio noodzakelijk en daarom is de (bestuurlijke) onrust die er momenteel heerst onwenselijk. Het heeft dan ook prioriteit dat de situatie in de Achterhoek zo snel mogelijk stabiel wordt. Ook heeft de IGJ per 15 mei 2020 Santiz onder verscherpt toezicht gesteld.
Trekt u uit het opzeggen van het vertrouwen door de medische staf van SKB en uit het feit dat inmiddels een brede coalitie is ontstaan die wil dat SKB zelfstandig verder gaat, (ook) de conclusie dat in ieder geval bij een van de partijen het draagvlak voor een fusie verdwenen is en het voor de hand ligt om naast naar de voordelen van een fusie ook naar de mogelijkheden van defusie te kijken respectievelijk naar het zelfstandig doorgaan van beide ziekenhuizen?
Voor mij is het belangrijk dat de zorg in de Achterhoek van goede kwaliteit en toekomstbestendig is. Fusies kunnen ingrijpende gevolgen hebben op het zorglandschap en daarmee effecten hebben voor de lokale bevolking en relevante stakeholders. Ik vind het van belang dat zorgaanbieders in contact staan en blijven staan met hun omgeving en voldoende draagvlak creëren voor fusies. Het is niet aan mij om te oordelen of de fusie hiervoor doorgezet moet worden of dat een defusie noodzakelijk is. De open dialoog over de toekomst van de zorg in de Achterhoek zal in de regio gevoerd moeten worden, waarbij alle belanghebbenden betrokken zijn.
Santiz heeft laten weten dat wegens verlies van draagvlak in de regio de Raad van Toezicht heeft geconcludeerd dat voortgaan op de ingeslagen weg zinloos is. Daarom is de Raad van Toezicht verzocht om met voorrang een onderzoek te starten waarbij, met als uitgangspunt defusie, de consequenties en risico’s van ontvlechting en de vormgeving van een ontvlechtingsproces in kaart worden gebracht. In dit onderzoek kan ook worden bezien hoe eventuele nadelige gevolgen van ontvlechting kunnen worden ondervangen en in welke vorm desgewenst in de toekomst samenwerking tussen beide zelfstandige ziekenhuizen kan worden gerealiseerd. Het onderzoek dient zorgvuldig en volkomen transparant te verlopen en alle interne en externe stakeholders (waaronder andere zorgaanbieders, gemeenten, zorgverzekeraars) dienen daarbij in een open en toekomstgerichte dialoog te worden betrokken. Op basis van dit onderzoek kan een besluit worden genomen tot ontvlechting van de beide ziekenhuizen en eventueel ook over de toekomstige samenwerkingsrelaties. Dat besluit wordt uiteraard conform de geldende procedures ter advisering en/of instemming aan de verschillende gremia (Raad van Toezicht, Raad van Bestuur, bestuur Medisch Specialistisch Coöperatief, Cliëntenraad en Ondernemingsraad) voorgelegd.
Maakt u zich net als de burgemeesters van alle Achterhoekse gemeenten zorgen over de ontstane situatie en onderschrijft u hun opvatting dat de «voortreffelijke zorg die wordt geleverd in het Streekziekenhuis Koningin Beatrix (SKB) en het Slingeland op het spel staat vanwege de grote onrust in de organisatie»?
Ja. Duidelijk is ook dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) zich zorgen maakt over de ontstane situatie. De IGJ heeft de afgelopen periode regelmatig contact gehad met de Raad van Bestuur van het ziekenhuis over de stand van zaken met betrekking tot kwaliteit en veiligheid van zorg, de besturing van het ziekenhuis en de toekomstplannen met betrekking tot het zorgaanbod en de communicatie daarover. De IGJ heeft inmiddels aangekondigd verscherpt toezicht in te stellen. De gremia van de ziekenhuizen (Raad van Toezicht, Raad van Bestuur, bestuur Medisch Specialistisch Coöperatief, Cliëntenraad en Ondernemingsraad) hebben in een gezamenlijke verklaring laten weten dat alle geledingen binnen de Santiz organisatie zich bewust zijn van de belangen voor de patiënt. Goede en veilige zorg stond en staat voorop.
Bent u op de hoogte van het feit dat het in gang gezette proces van de regiegroep van zorgverzekeraar Menzis en Santiz volgens alle hiervoor bedoelde burgemeesters «niet van de grond is gekomen»? Wat is uw oordeel over dat proces?
Ja. Eind 2019 is besloten dat het overleg over de inrichting van de ziekenhuiszorg zou worden voortgezet in een op te richten regiogroep. De centrale opdracht voor deze regiogroep is: hoe kunnen we vanuit de huidige situatie (onder andere strenger wordende kwaliteits- en volumenormen, de concentratie van hoog complexe zorg, de ontwikkelingen in de zorgvraag en de krapte op de arbeidsmarkt), en in lijn met de regiovisie Achterhoek en de zorgvisie van Santiz een toekomstbestendig medisch specialistisch zorglandschap in de Achterhoek borgen met twee locaties? Deze regiogroep zou vanaf 1 mei 2020 van start gaan, maar dit is als gevolg van de bestuurlijke onrust bij Santiz helaas nog steeds niet gebeurd.
Daarom heb ik een verkenner aangesteld die onder andere de opdracht heeft om de regiogroep op te starten met alle relevante betrokkenen. De heer Marcel Daniëls zal deze rol als verkenner op zich nemen. Ik heb de Tweede Kamer hierover geïnformeerd via een brief op 27 mei 2020. Deze regiogroep levert uiteindelijk een toekomstvisie die een helder beeld creëert van wat er aan duurzame ziekenhuiszorg nodig en mogelijk is in Winterswijk en Doetinchem. Dit betreft onder meer ook de invulling van de nieuwbouw van het ziekenhuis in Doetinchem. Daarbij worden ook ontwikkelingen van de zorg in de eerste lijn (huisartsen/verloskundigen), de ambulancezorg, de verpleeg- en verzorgingshuizen, de wijkverpleging, de paramedie en maatschappelijke ondersteuning door de gemeente meegenomen. Innovatieve vormen van zorg (zoals eHealth) zullen ook onderdeel van de visie zijn.
Ik vind het van belang dat zo snel mogelijk gestart wordt met een regiotafel met alle betrokken partijen. Hiervoor is het noodzakelijk dat er rust ontstaat in de regio. Ook Menzis heeft aan mij aangegeven dat zij graag ziet dat op zo kort mogelijke termijn gestart wordt met de regiogroep.
Deelt u de zorgen van bedoelde burgemeesters omtrent de vertraging van de voorziene nieuwbouw van het Slingeland Ziekenhuis?
Het is aan de raad van bestuur van Santiz om duidelijkheid te geven over hoe zij concreet invulling hebben gegeven en gaan geven aan de nieuwbouw. Ik heb hier geen rol in.
Bent u op grond van een en ander bereid om, zoals bedoelde burgemeesters u vragen, «al uw invloed aan te wenden (c.q. de regie te pakken), mogelijk door het aanstellen van een «verkenner», om de continuïteit en kwaliteit van de ziekenhuiszorg in hun gemeenten te borgen»?
Ja. Mede naar aanleiding van de brief van 28 april 2020 die ik ontvangen heb van de burgemeesters uit de Achterhoek heb ik, in overleg met de zorgverzekeraars, de burgemeester, de Raad van Bestuur van Santiz en de Raad van Toezicht van Santiz besloten om een verkenner aan te stellen. Deze onafhankelijke verkenner gaat zich in de eerste fase buigen over de vraag of er nog mogelijkheden zijn om de fusie door te zetten, of dat dit gezien de (bestuurlijke) verhoudingen geen optie meer lijkt. In de tweede fase zal de verkenner zich richten op het toekomstperspectief van de zorg in de Achterhoek en zal de verkenner onderzoeken wat nodig is om de al eerder ingestelde regiogroep daadwerkelijk te starten. Deze regiogroep levert uiteindelijk een toekomstvisie die een beeld creëert van wat er aan duurzame ziekenhuiszorg nodig is in de Achterhoek. Belangrijk hierbij is dat de verkenner een zo breed mogelijk draagvlak heeft in de regio.
Indien u de vorige vraag bevestigend beantwoordt, bent u dan ook bereid om (zoals verzocht) de burgemeesters in kwestie te betrekken bij uw vervolgstappen richting betrokken partijen?
Het is noodzakelijk dat de stappen die de verkenner initieert, worden gedragen door de betrokken partijen in de regio. Het uitgangspunt is dan ook dat de vervolgstappen in samenspraak met de regio gemaakt worden, ook de burgemeesters zijn hier onderdeel van. In nauw overleg met de burgemeesters en de zorgverzekeraars is de opdracht aan de verkenner tot stand gekomen.
Het bericht ‘Ontslag dreigt voor ruim 50% fysiotherapeuten’ |
|
Maarten Hijink |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Ontslag dreigt voor ruim 50 procent fysiotherapeuten»?1
In hun brief van 5 april jl. hebben zorgverzekeraars, zorgaanbieders geïnformeerd over de continuïteitsbijdrage-regeling. Zorgverzekeraars hebben in deze brief aangegeven dat deze regeling open zal staan voor alle zorgaanbieders (met of zonder zorgcontract) die zorg verlenen die valt onder de basis- of aanvullende zorgverzekering en voldoen aan de nog uit te werken voorwaarden.
Zorgaanbieders in bepaalde branches die écht niet kunnen wachten tot het moment dat de continuïteitsbijdrage aangevraagd kan worden, omdat de financiële nood hoog is, konden vanaf 14 april (gecontracteerde zorgaanbieders) en vanaf 22 april (niet-gecontracteerde zorgaanbieders) gefaseerd een vooruitbetaling aanvragen. Het gaat om zorgaanbieders die actief zijn in de branches: eerstelijns laboratoria, mondzorg, kraamzorg, fysiotherapie, oefentherapie, ergotherapie, wijkverpleging, zittend ziekenvervoer en zelfstandige behandelcentra in de medisch specialistische zorg.
Op 1 mei jl. hebben zorgverzekeraars de zorgaanbieders geïnformeerd over hoe de continuïteitsbijdrage vorm gegeven wordt. De continuïteitsbijdrage is bedoeld voor alle zorgaanbieders die zorg verlenen die op dit moment valt onder de basisverzekering of de aanvullende verzekering. Bedoeling van de regeling is dat zorgaanbieders hun doorlopende kosten kunnen blijven betalen, zoals personeelskosten, huur en bijvoorbeeld het loon van de praktijkhouder. Zorgverzekeraars willen daarmee zeker stellen dat verzekerden ook na de coronacrisis de zorg kunnen krijgen die nodig is. De regeling geldt voor vrijwel alle zorgaanbieders die een jaarlijkse omzet hebben lager dan 10 miljoen euro2. Zorgaanbieders kunnen de continuïteitsbijdrage vanaf 15 mei as. aanvragen. De bijdrage is gebaseerd op de normale omzet die zorgverzekeraars zouden vergoeden uit de basisverzekering en aanvullende verzekeringen.
Hoe kan het dat het zo lang duurt voordat er duidelijkheid is over de compensatieregeling voor de paramedische zorg?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u duidelijkheid geven over de hoogte van het percentage van de maandelijkse omzet dat gecompenseerd gaat worden en hoe dit percentage wordt berekend?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u duidelijkheid geven over de positie van (deels) ongecontracteerde zorgverleners en welke voorwaarden gelden voor het contract dat zij moeten ondertekenen?
Niet-gecontracteerde zorgaanbieders die gebruik willen maken van de continuïteitsbijdrage-regeling zullen een betalingsovereenkomst moeten ondertekenen die bij de regeling hoort. De betaalovereenkomst is nadrukkelijk geen zorgovereenkomst maar noodzakelijk om gebruik te kunnen maken van de maandelijkse continuïteitsbijdrage van zorgverzekeraars. Het aanvragen van de continuïteitsbijdrage zal, omwille van het grote aantal zorgaanbieders, gefaseerd verlopen. Vanaf vrijdag 15 mei kunnen de eerste zorgaanbieders een aanvraag indienen.
Kunt u aangeven hoe wordt omgegaan met kosten die niet onder de Zorgverzekeringswet vallen en op welke regeling voor deze kosten aanspraak kan worden gemaakt?
In de hierboven genoemde brief van 5 april staat ook vermeld: «Een belangrijke voorwaarde om in aanmerking te komen voor deze regeling is dat de zorgaanbieder geen aanspraak maakt op relevante Rijksregelingen in het kader van de coronacrisis, behalve voor het deel omzetdaling dat mogelijk resteert na aftrek van de vergoeding door de regeling van zorgverzekeraars.»
Voor het deel van de omzet dat normaal gesproken ook niet door zorgverzekeraars wordt vergoed, bijvoorbeeld omdat het geen verzekerde zorg is, kunnen zorgaanbieders net als andere ondernemers gebruik maken van de Rijksregelingen, als zij aan de voorwaarden voldoen. Belangrijk hierbij is wel dat de financiële afspraken met zorginkopers voorliggend zijn aan de Rijksregelingen, hetgeen betekent dat zorgaanbieders worden geacht zich in eerste instantie te wenden tot deze zorginkopers en met hen te bezien of zij financiële ondersteuning kunnen krijgen. Dit is ook relevant voor een beroep op (een van) de Rijksregelingen, immers moet een zorgaanbieder daarbij onder meer een adequate inschatting geven van het voorziene omzetverlies. De ondersteuning vanuit een zorginkoper dempt het omzetverlies en moet daarmee worden meegenomen bij een aanvraag voor (een van) de Rijksregelingen. Doet een zorgaanbieder dit niet of niet adequaat dan kan dit op een later moment resulteren in (forse) verrekeningen van de ontvangen bijdrage vanuit een Rijksregeling.
Klopt het dat zorgverzekeraars de deadline van 1 mei waarschijnlijk niet gaan halen, waardoor de situatie waarin fysiotherapeuten zich bevinden nog nijpender wordt? Zo ja, waardoor komt dit en waarom is hier zo weinig openheid over? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals hierboven aangegeven hebben zorgverzekeraars op 1 mei jl. bekend gemaakt hoe de continuïteitsbijdrage-regeling eruit gaat zien. Zorgaanbieders, die in acute financiële nood verkeerden, hebben vanaf medio april de mogelijkheid gekregen om een vooruitbetaling aan te vragen. Vanaf 15 mei kan gefaseerd de continuïteitsbijdrage worden aangevraagd. Wanneer welke zorgverlener de continuïteitsbijdrage kan aanvragen, wordt binnenkort bekendgemaakt.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat er zo snel mogelijk duidelijke en eenduidige regelingen komen voor de paramedische beroepsgroep?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe gaat u voorkomen dat de betaling van compensatie tot na 31 mei wordt uitgesteld en ruim de helft van de praktijken ontslag moet aanvragen voor het personeel?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om, als dat nodig blijkt, de financiële zorg niet aan zorgverzekeraars over te laten maar als Minister uw verantwoordelijkheid te pakken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor 1 mei 2020?
Vanwege de drukte met werkzaamheden in verband met de coronacrisis is dat helaas niet gelukt.
De fusieperikelen tussen het streekziekenhuis SKB en het Slingeland ziekenhuis |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen rond het fusieproces tussen het Slingeland Ziekenhuis in Doetinchem en het Streekziekenhuis Koningin Beatrix in Winterswijk?1 2 3
Ja.
Wat vindt u van deze ontwikkelingen, waarbij verschillende partijen helemaal niet gehoord worden of helemaal niet van zich laten horen en er geen transparante publieke verantwoording is op grond waarvan beslissingen worden genomen?
Ik vind het van groot belang dat de regio in gesprek blijft met elkaar over de toekomst van de zorg in de Achterhoek en dat in de onderlinge samenwerking goede en veilige zorg altijd voorop staat. Hiervoor is goed overleg in de regio noodzakelijk en daarom is de (bestuurlijke) onrust die er momenteel heerst onwenselijk. Het heeft dan ook prioriteit dat de situatie in de Achterhoek zo snel mogelijk stabiel wordt.
In een gesprek dat eind december 2019 met het openbaar bestuur (de burgemeester van Winterswijk), zorgverleners en de inwoners/patiënten is gevoerd, zijn zij opgeroepen om met elkaar in gesprek te gaan om samen constructief te werken aan toekomstbestendige zorg. Santiz heeft aan mij aangegeven dat ook zij het belangrijk vinden dat er een zorgvuldig en transparant besluitvormingsproces plaatsvindt waar stakeholders bij betrokken worden. Zij geven daarbij aan dat het tot op heden niet gelukt is om de regiogroep (waartoe in december 2019 is besloten) te starten vanwege de (bestuurlijke) onrust in de regio.
Kunt u opheldering geven over de vraag of er een achterliggend plan van Santiz en Menzis is om tot één ziekenhuis in de Achterhoek te komen en of er bedrijfskundig is gekeken of één groter ziekenhuis beter is dan twee kleine ziekenhuizen? Heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) hier ook een visie op?
Santiz heeft mij laten weten dat er geen plan is van Santiz en Menzis om tot één ziekenhuis in de Achterhoek te komen. De regiogroep zou, volgens Santiz, een objectief beeld vormen van de mogelijkheden in de regio en deze beoordelen op de belangrijkste criteria (onder andere haalbaarheid, arbeidsmarktperspectief, patiëntenbelang, bereikbaarheid, betaalbaarheid). Hierbij zou gebruik gemaakt worden van reeds uitgevoerd onderzoek door een extern bureau en waar gewenst zou ook aanvullend onderzoek gedaan worden. Het was de intentie dat de partijen consensus zouden bereiken over het voorkeursscenario. Daarbij zouden de analyses van Menzis rondom het regiobeeld Achterhoek eveneens gebruikt worden als input voor het doorrekenen van de scenario's evenals de regiovisie op de zorg vanuit de thematafel «de Gezondste regio».
Ook Menzis heeft mij laten weten dat er geen achterliggend plan is om tot één ziekenhuis te komen in de Achterhoek. Menzis vindt het daarbij belangrijk dat, om tot een wel overwogen en gedragen beslissing over de duurzame inrichting van ziekenhuiszorg in de Achterhoek te komen, een gedegen onderzoek met alle betrokken stakeholders wordt uitgevoerd in een zogenaamde «regiogroep». De centrale opdracht voor deze regiogroep is: hoe kunnen we vanuit de huidige situatie (onder andere strenger wordende kwaliteits- en volumenormen, de concentratie van hoog complexe zorg, de ontwikkelingen in de zorgvraag en de krapte op de arbeidsmarkt) en in lijn met de regiovisie Achterhoek en de zorgvisie van Santiz een toekomstbestendig medisch specialistisch zorglandschap in de Achterhoek borgen met twee locaties? Deze regiogroep zou vanaf 1 mei 2020 van start gaan, maar dit is als gevolg van de bestuurlijke onrust bij Santiz helaas nog steeds niet gebeurd.
In 2016 heeft de fusie van de ziekenhuizen in de Achterhoek een goedkeuringstraject doorlopen van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de Autoriteit Consument en Markt (ACM). Eind 2016 hebben beide autoriteiten hun goedkeuring verleend. Zij hebben geen rol bij het beoordelen of één groter ziekenhuis of twee kleinere ziekenhuizen beter is; van de zorgaanbieders wordt verwacht dat zij de meest geschikte vorm kiezen voor de desbetreffende regio.
Wat is uw oordeel over het feit dat er een gezamenlijke ondernemingsraad (OR) is waarin meer leden zitten die werkzaam zijn in het Slingeland Ziekenhuis dan leden die in het SKB werkzaam zijn? Is dit een verstandige governance structuur voor tijdens een fusieproces?
Het is aan het Santiz om een ondernemingsraad (OR) in te stellen. De Wet op de Ondernemingsraden (WOR) biedt een ondernemer de mogelijkheid om één gemeenschappelijke ondernemingsraad in te stellen voor meerdere ondernemingen, indien dit bevorderlijk is voor een goede toepassing van de wet. Belanghebbenden, waaronder de OR, vakbonden en werknemers, kunnen hiertegen bezwaar maken of juist om instelling van een gemeenschappelijke OR verzoeken. Het is aan de OR om in zijn reglement de regels omtrent verkiezingen en kandidaatstelling op te nemen. Zo heeft de OR bijvoorbeeld de mogelijkheid een kiesgroepenstelsel toe te passen met aparte kandidatenlijsten. Ik heb vernomen van Santiz dat er een verzoek is ingediend om een eigen OR in te stellen vanuit het ziekenhuis in Winterswijk. Het is niet aan mij om in deze casus een oordeel te vellen over welke systematiek het wenselijkst is.
De gevolgen van de coronacrisis voor de sportsector. |
|
Antje Diertens (D66), Lisa Westerveld (GL) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Zijn er bij u sportverenigingen bekend die mensen in loondienst hebben maar niet (in)direct gebruik kunnen maken van de Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW)?
Ja, er zijn mij gevallen bekend van sportverenigingen die via een payroll-constructie mensen in dienst hebben. De payroll-organisatie kan in die gevallen onder voorwaarden een beroep doen op de NOW. In antwoord op Kamervragen van 24 april (aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2828) heb ik u een uitgebreidere toelichting gegeven hierover.
Worden sportverenigingen, die financieel schade leiden ten gevolge van de coronacrisis, nu of in de toekomst extra financieel tegemoetgekomen? Zo ja, in welke mate kunt u rekening houden met het feit dat sommige verenigingen extra afhankelijk zijn van het seizoen of van sponsorinkomsten?
Ik heb uw Kamer reeds geïnformeerd (Kamerstuk 30 234, nr. 244) over het steunpakket van € 120 miljoen voor de financiële continuïteit van sportverenigingen. Binnen dit pakket worden alle sportverenigingen tegemoet gekomen en wordt er ook rekening gehouden met kwetsbare verenigingen. Binnen dit pakket is een bedrag van € 90 miljoen bestemd voor het kwijtschelden van de huren van sportverenigingen door gemeenten. Daarnaast bevat het pakket een stimuleringsregeling waardoor kleine sportverenigingen kunnen rekenen op een bijdrage van € 2.500. Hiermee en met het rijksbrede steunpakket verwacht ik voldoende tegemoet te kunnen komen aan de financiële problemen van sportverenigingen.
Van welke financiële tegemoetkomingen kunnen organisatoren van sportevenementen gebruikmaken, aangezien evenementen tot 1 september 2020 verboden zijn, zoals kleinere evenementen maar ook de Nijmeegse Vierdaagse?
Organisatoren van sportevenementen kunnen onder voorwaarden gebruikmaken van het rijksbrede steunpakket, waaronder de TOGS en de NOW.
Daarnaast ben ik in gesprek met de organisatoren van sportevenementen die een subsidie van het Ministerie van VWS hebben ontvangen en als gevolg van de coronacrisis zijn verplaatst of geannuleerd. Binnen de geldende subsidiekaders gebruik ik de maximale ruimte om deze organisatoren zo goed mogelijk te compenseren, bijvoorbeeld door een aanzienlijk deel van de reeds gemaakte of extra kosten volledig te subsidiëren of subsidieperiodes te verlengen. Ook gemeenten en provincies hebben aangegeven dat ze zich coulant opstellen en naar oplossingen zoeken voor sportevenementen in hun gebied.
De sportsector is ook aangesloten bij het initiatief «bewaar je ticket» waarmee het publiek wordt gevraagd een voucher te accepteren en het geld van het ticket niet meteen terug te vragen.
Tot slot inventariseert NOC*NSF welke schade nog meer optreedt doordat sportevenementen zijn geannuleerd. Zodra ik de resultaten van deze inventarisatie heb, ga ik in overleg met NOC*NSF om te bepalen hoe en in hoeverre er compensatie voor deze schade kan komen.
Bent u bereid om bij de aangekondigde regiegroep over compensatie medeoverheden ook te kijken in welke mate gemeenten kunnen worden ondersteund als zij minder inkomsten en extra uitgaven hebben van de lokale sportsector, bijvoorbeeld als gemeenten exploitant zijn van sportaccommodaties?
Zoals ik u op 1 mei middels Kamerbrief heb geïnformeerd, zullen de gemeenten voor het kwijtschelden van de huren van sportverenigingen een compensatie ontvangen à € 90 miljoen via een Specifieke uitkering in het gemeentefonds.
Bent u bereid de Regeling specifieke uitkering stimulering (SPUK) te verlengen met in ieder geval een jaar (tot 2024), aangezien gemeentelijke investeringen in sportaccommodaties worden uitgesteld door de coronacrisis?
Er zijn op dit moment geen signalen dat gemeenten hun investeringen in sportaccommodaties uitstellen. Een expertgroep onder leiding van het Mulier Instituut monitort de effecten van Covid-19 op de sport op de middellange termijn. Zoals ik de Kamer heb toegezegd, wordt de SPUK momenteel geëvalueerd. Op basis hiervan zal ik te zijner tijd een besluit nemen over de voortzetting van de SPUK. Uiteraard is afgesproken dat de gemeenten blijvend gecompenseerd worden voor de nadelen van de verruiming van de BTW sportvrijstelling.
Hoeveel topsporters en beroepsporters zijn er in Nederland die niet in het bezit zijn van een A-status en dus niet onder de stipendiumregeling vallen?
Er zijn geen actuele cijfers beschikbaar van het totaal aantal beroepssporters in Nederland. Van de sporters met een topsportstatus (816 in totaal) hebben 271 sporters een Selectiestatus. Voor deze sporters geldt dat ze, in tegenstelling tot sporters met een A-of HP-status, geen aanspraak kunnen maken op de stipendiumregeling. Sporters met een Selectiestatus worden ondersteund met een maandelijkse onkostenvergoeding.
Op welke wijze kunnen de topsporters zonder A-status gebruikmaken van andere regelingen van financiële tegemoetkoming gedurende de coronacrisis, met name als zij niet in loondienst zijn, niet in het bezit zijn van een KvK-nummer of hun inkomsten verdienen in het buitenland?
Dit zal verschillen per topsporter. Topsporters met een Selectiestatus kunnen, ondanks het missen van kwalificatiemomenten, aanspraak blijven maken op de kostenvergoedingsregeling. Daarnaast kunnen topsporters als zelfstandig ondernemer, (al dan niet met verdiensten in het buitenland), mits zij aan de voorwaarden voldoen, aanspraak maken op de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). Op korte termijn kunnen ook zelfstandig ondernemers die woonachtig zijn in Nederland met verdiensten in het buitenland, aanspraak maken op deze regeling. De groep topsporters zonder een topsportstatus, die niet in loondienst zijn en niet in het bezit van een KvK-nummer, valt buiten deze regelingen. Voor deze groep zou een bijstandsuitkering een terugvaloptie kunnen zijn.
De financiering voor wetenschappelijk onderzoek voor vaccinontwikkeling |
|
Henk van Gerven |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Klopt het dat onderzoeken als onderdeel van het second-wave-project pas begin juni kunnen beginnen? Waarom duurt dit zo lang en kan dit niet sneller?1
Nee, het is binnen dit traject mogelijk al lopend onderzoek te financieren dat vanwege de urgentie al gestart is zonder (volledige) financiering. Voor onderzoeken die nog niet gestart zijn, moet duidelijk zijn dat deze op hele korte termijn kunnen starten.
Klopt het dat van de 27 miljoen euro slechts 9 miljoen bestemd is voor preventie, behandeling, herstel van COVID-19? Is dit niet veel te weinig? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, voor dit aandachtsgebied is € 7,9 miljoen beschikbaar. Indien mocht blijken dat waardevolle en toevoegende onderzoeken buiten de boot vallen vanwege onvoldoende financiële middelen, dan zal ik bezien of aanvullende middelen nodig zijn. In mijn brief van 19 mei en 24 juni jl. heb ik uw Kamer laten weten, dat het bedrag voor het ZonMw-COVID-19 programma respectievelijk verhoogd is met € 3 en € 10 miljoen. Daarmee is € 40 miljoen beschikbaar.
Kunt u toelichten wat verstaan wordt onder «brede maatschappelijke vraagstukken» waarvoor de rest van het geld bestemd is?
Klopt het dat de voorstellen worden beoordeeld door een geheime commissie? Deelt u de mening dat dit transpanter zou moeten gebeuren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. De beoordelingsprocedure is beschreven in de programma tekst, https://www.zonmw.nl/nl/over-zonmw/coronavirus/programmas/programma-detail/covid-19-programma/. De samenstelling van de expertpanels (voor de urgente onderzoeksvragen) en de beoordelingscommissies ten behoeve van de beoordeling van de onderzoeksvoorstellen zijn (voor zover al bekend) te vinden op de website van ZonMw.
Hoeveel voorstellen heeft u inmiddels ontvangen en hoe groot acht u de slagingskans, met inachtneming van de lange en complexe procedures?
De voorstellen zijn ingediend bij ZonMw. De kans op honorering hangt samen met hoeveel onderzoeksvoorstellen worden ingediend bij ZonMw. In mijn brief van 24 juni jl. heb ik uw Kamer gemeld het beschikbare bedrag met € 10 miljoen te verhogen, zodat de deskundigen van ZonMw de mogelijkheid hebben om de meest noodzakelijke en relevante onderzoeken te kunnen honoreren. Zie ook mijn antwoord op vraag 4 en de website van ZonMw.
Ziet u mogelijkheden om het bedrag voor wetenschappelijk onderzoek naar COVID-19 voor Nederlandse ziekenhuizen en academische centra te verhogen en de procedures te versnellen, dit in het licht van de vele miljarden die tijdens de coronacrisis louter aan economische nood maar niet aan oplossingen worden gespendeerd?
Op dit moment is € 67,5 mln. specifiek voor COVID19 gerelateerd onderzoek beschikbaar gesteld, zoals ook vermeld in de Kamerbrief van 24 juni jl. Dit bedrag is mede tot stand gekomen op basis van een inschatting die door experts van ZonMW en NWO is gemaakt. Internationaal vinden er ook veel belangrijke initiatieven plaats om vaccins te ontwikkelen, waaronder door het CEPI waar Nederland € 50 mln. aan heeft bijgedragen.
Wanneer zal het RIVM zijn horizonscan naar lopende initiatieven rond vaccinontwikkeling en mogelijkheden voor vaccinproductie in Nederland (zowel publiek als privaat) afronden?
Het RIVM heeft deze scan de eerste week van mei opgeleverd. Het betreft een inventarisatie met initiatieven van private partijen rond (voornemens tot) vaccinontwikkeling en -productie. Deze private partijen hebben deze gegevens vertrouwelijk verstrekt. Van deze inventarisatie wordt steeds een actualisatie gemaakt, omdat nieuwe initiatieven zich blijven aandienen.
Kunt u een overzicht geven van de overige overheidsfinanciering beschikbaar voor COVID-19 gerelateerd onderzoek?
Hiervoor verwijs ik naar mijn brief van 21 april 2020.
Deelt u de zorgen dat private vaccinontwikkeling kan leiden tot sterk opdrijvende prijzen en dat Nederlandse bedrijven die in handen zijn van Amerikaanse farmaceuten wel eens niet zouden willen leveren voor de Nederlandse markt?2 2
Nee, ik deel uw zorgen niet dat private vaccinontwikkeling leidt tot prijsopdrijving. De WHO telt al ongeveer 160 initiatieven gericht op vaccinontwikkeling. Er is dus concurrentie. Verschillende bedrijven hebben al aangeven dat zij een eventueel vaccin tegen kostprijs zullen aanbieden. Dit gaat prijsopdrijving tegen. Ik heb geen enkele aanwijzing dat Nederlandse bedrijven in handen van Amerikaanse farmaceuten niet zouden willen leveren aan Nederland. De mondiale productiecapaciteit voor een vaccin zal mede afhangen van het soort vaccin dat beschikbaar komt. In de opstartfase van de productie zal er schaarste zijn. De vraag naar snelle toegang tot het vaccin zal dan voor alle landen gaan gelden.
Het kabinet investeert in de ontwikkeling van vaccins en geneesmiddelen die onder acceptabele voorwaarden beschikbaar komen voor patiënten. Bij de financiering van onderzoek wordt ingezet op de principes van Maatschappelijk Verantwoord Licentiëren. Deze principes zien onder meer toe op toegankelijkheid en betaalbaarheid van therapieën die ontwikkeld zijn op patenten die in het publieke domein tot stand zijn gekomen.4
Hoe voorkomt u dat dit gebeurt?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid meer financiële middelen uit te trekken voor fundamenteel onderzoek naar (de behandeling van) corona-infecties? Kunt u dit toelichten?
Ja, ik heb het oorspronkelijke bedrag inmiddels verhoogd zoals blijkt uit mijn antwoorden op de vragen 2, 5 en 6.
De financiële gevolgen en regelingen voor sportverenigingen |
|
Michiel van Nispen |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Kunt u uitleggen waarom sportverenigingen die personeel betalen via een payrollbedrijf een Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW)-aanvraag kunnen indienen, maar zodra sportverenigingen via een centrale servicedesk personeel uitbetalen zij geen beroep kunnen doen op deze regeling?1 2 3
Als sportverenigingen gebruikmaken van een sportservicebureau, dan is dit bureau formeel de werkgever, ondanks dat de materiële werkgeversrisico’s bij de sportverenigingen zijn neergelegd. Het is niet mogelijk om binnen het loonheffingennummer waarover het sportservicebureau beschikt, een onderscheid te maken naar verschillende delen van de omzet en de loonsom ten behoeve van een aanvraag in het kader van de NOW. Dat is niet uitvoerbaar binnen de gewenste en noodzakelijke korte afhandelingstermijn en met het volume aan aanvragen.
De situatie voor deze sportservicebureaus is dan ook hetzelfde als die van payrollbedrijven, ondanks dat zij zichzelf niet als payrollbedrijf beschouwen. Zouden de sportservicebureaus bijvoorbeeld alleen als loonadministrateur optreden, dan zouden de sportverenigingen voor welke zij de loonadministratie doen, elk zelf nog een eigen loonheffingennummer hebben en ook zelf een beroep op de NOW kunnen doen.
Als werknemers niet meer bij de sportverenigingen aan het werk zijn, hoeft het sportservicebureau geen factuur voor de loonkosten te versturen en is sprake van omzetverlies bij het sportservicebureau. Als het omzetverlies minstens 20 procent is, kan het sportservicebureau een beroep doen op de NOW en zal het sportservicebureau in overleg met de deelnemende verenigingen de subsidie «toerekenen» aan de getroffen verenigingen. Als het omzetverlies van het sportservicebureau minder dan 20 procent is, is er geen recht op de NOW.
Verder ben ik ervan op de hoogte van dat er in Nederland vijf sportservicebureaus zijn die salaris uitbetalen aan sportpersoneel en alle heffingen en premies onder één collectief loonheffingsnummer afdragen. Dit feit heeft echter geen invloed op de voorwaarden (zoals hierboven beschreven) waaraan een sportservicebureau moet voldoen wanneer zij een beroep wil doen op de NOW.
Uiteraard is het wel de inzet van het kabinet om zoveel mogelijk partijen die schade lijden door het coronavirus te ondersteunen. Daarom stelt de Minister voor Medische Zorg en Sport, zoals hij u in de Kamerbrief van 1 mei (1681229–204711-S) kenbaar heeft gemaakt, een steunpakket van € 120 miljoen beschikbaar voor de sportsector, aanvullend aan de maatregelen in het rijksbrede steunpakket.
Vindt u het wenselijk dat door deze gekozen constructie sportverenigingen financiële steun mislopen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bekend met het feit dat er in Nederland vijf sportservicebureaus zijn die salaris uitbetalen aan sportpersoneel en alle heffingen en premies onder één collectief loonheffingsnummer afdragen aan het UWV en dat dit een structuur is die ruim 40 jaar geleden is gestimuleerd door het toenmalig Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) en het Ministerie van Financiën in het jaar 2000 een BTW-vrijstelling verleende?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid aanpassingen aan de huidige NOW-regeling te doen aangezien deze vooralsnog één aanvraag per loonheffingsnummer toestaat, waardoor er nu sportverenigingen zijn die geen aanspraak kunnen doen op de NOW-regeling? Bent u bereid de aanpassingen te doen zodat meerdere loonheffingsnummers per aanvraag behandeld kunnen worden, opdat sportverenigingen hier gebruik van kunnen maken? Zo ja, wanneer kunt u dit instellen? Zo nee, waarom niet? Is deze uitwerking dan de bedoeling geweest en op welke wijze bent u dan wel bereid sportverenigingen tegemoet te komen?
In de beantwoording van de vragen 1 en 2 is reeds aangegeven dat het vanwege de gewenste en noodzakelijke snelheid van afhandeling van aanvragen en het aantal aanvragen niet mogelijk is om in de regeling een andere systematiek toe te passen voor de sport.
Verder heeft de Minister voor Medische Zorg en Sport u op 1 mei kenbaar gemaakt dat hij € 120 miljoen beschikbaar stelt ter ondersteuning van de sportverenigingen, aanvullend aan de maatregelen in het rijksbrede steunpakket. Op die manier worden de verenigingen tegemoetgekomen.
Bent u ervan op de hoogte dat in de sport verschillende organisaties, waaronder bonden en verenigingen, een afwijkend boekjaar hanteren om de begroting synchroon te laten lopen met de competitie?
Ja, ik ben ervan op de hoogte dat er binnen de sport bonden en verenigingen zijn die boekjaren hanteren die aansluiten bij de competitieperiode. De NOW is in korte tijd tot stand gebracht om werkgevers onder bepaalde voorwaarden zo kort mogelijk na de uitbraak van het coronavirus ondersteuning te bieden in de vorm van een subsidie voor de loonkosten. De noodzaak van ondersteuning op zo kort mogelijke termijn vereist een generieke maatregel. Maatwerk in de vorm van een andere omzetzetvergelijking is met het oog op de gewenste afhandelingssnelheid en het grote aantal aanvragen niet mogelijk.
In algemene zin is ons bekend dat accountantskosten hoog kunnen zijn in relatie tot de te verwachten NOW-subsidie. Momenteel wordt bezien onder welke grens een accountantsverklaring niet is vereist. Zo is het mogelijk om bijvoorbeeld voor kleine subsidiebedragen, of voor ondernemingen met een hele kleine loonsom, geen accountantsverklaring te eisen. Hierbij zou op een andere wijze het omzetverlies voldoende aannemelijk kunnen worden gemaakt. In plaats van een accountantsverklaring zou dan de verklaring van een deskundige derde moeten worden overlegd, zoals een loonadministrateur. Dit vermindert de drempel om een aanvraag voor de NOW in te dienen.
Bent u ervan op de hoogte dat voor deze organisaties de NOW-regeling nu niet toegankelijk is doordat de extra accountantskosten niet opwegen tegen de te ontvangen subsidie? Ontvangt u deze signalen ook?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid ook dit probleem op te lossen, bijvoorbeeld door in de regeling toe te staan dat als vergelijkingsomzet 25% van de jaaromzet genomen mag worden van het meest recente volledige boekjaar eindigend voor- of op 31 december 2019? Zo nee, op welke wijze dan wel?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat het wenselijk is vanuit maatschappelijk en sociaal perspectief en vanuit gezondheidsoverwegingen dat er een steun- of reddingsplan beschikbaar is voor de sportsector, juist omdat dit bijdraagt aan een gezondere samenleving, maar ook omdat investeren in preventie op termijn geld kan besparen? Kunt u hier uitgebreid op reageren?
Daar ben ik het mee eens. Zoals de Minister voor Medische Zorg en Sport u middels de Kamerbrief van 1 mei heeft geïnformeerd, stelt hij dan ook een steunpakket van € 120 miljoen beschikbaar voor de sportsector.
Het voorkomen van extra kosten voor mensen wier zorg is uitgesteld vanwege de coronacrisis |
|
Maarten Hijink |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de uitzending van BNR Nieuws Radio over extra kosten voor uitgestelde zorg vanwege de coronacrisis?1
De afgelopen periode was veel curatieve zorg afgeschaald om voldoende zorg te kunnen leveren aan COVID-19-patiënten. Gelukkig is de opschaling van de reguliere planbare zorg inmiddels weer in volle gang. Het is belangrijk dat ook niet-COVID-19-patiënten de zorg ontvangen die ze nodig hebben. Ik begrijp dat het buitengewoon vervelend is als mensen hebben moeten wachten op hun behandeling.
Het uitstel van een behandeling kan ook financiële consequenties hebben voor de patiënt vanwege het eigen risico dat hij betaalt voor de zorg die hij ontvangt. In de uitzending van BNR Nieuws Radio werd een situatie geschetst waarbij een patiënt in 2019 een behandeltraject in het ziekenhuis is gestart dat doorliep in 2020. Als een behandeltraject in 2019 is gestart dan komen alle kosten die worden gemaakt binnen de 120 dagen van de looptijd van een diagnose behandel combinatie (dbc) ten laste van het eigen risico 2019. Het kan zijn dat door de coronacrisis een operatie is uitgesteld, die anders binnen de 120 dagen van de looptijd van de dbc had plaatsgevonden. Als de operatie wel had plaatsgevonden, waren de kosten ten laste gekomen van eigen risico van 2019. Als de operatie uiteindelijk na meer dan 120 dagen na opening van de dbc plaatsvindt, zal een nieuwe dbc worden geopend. Omdat deze dbc in 2020 geopend wordt, zullen de kosten ook ten laste komen van het eigen risico van 2020. De kosten in 2019 zullen in dat geval wel lager liggen, omdat geen operatie heeft plaatsgevonden.
De patiënt betaalt alleen eigen risico voor de zorg die hij daadwerkelijk heeft genoten en betaalt dus niet voor een operatie die niet heeft plaatsgevonden.
Of een verzekerde financieel nadeel ondervindt van bijvoorbeeld een uitgestelde operatie is afhankelijk van de vraag hoeveel andere zorgkosten hij in 2019 heeft gehad en in 2020 nog heeft. Het is mogelijk dat mensen daardoor geconfronteerd worden met extra kosten, bijvoorbeeld als zij in 2019 hun eigen risico sowieso al hadden volgemaakt, terwijl zij in 2020 geen andere zorg verwachten nodig te hebben waarvoor ze hun eigen risico moeten aanspreken. Het kan echter ook juist gunstig uitpakken, namelijk wanneer iemand in 2019 het eigen risico niet heeft volgemaakt, terwijl hij in 2020 wel al veel zorg ontvangen heeft of nog verwacht nodig te hebben en daarmee het eigen risico toch wel volmaakt. BNR heeft alleen de situatie beschreven waarin het ongunstig uitpakt.
Bent u bereid alleen voor de eerste Diagnose Behandeling Combinatie (DBC) eigen risico te heffen voor mensen wier zorg is uitgesteld vanwege de coronacrisis, om te voorkomen dat zij dubbel eigen risico moeten betalen voor een behandeling?
Zoals ik hierboven heb aangegeven betalen mensen alleen eigen risico voor zorg die zij daadwerkelijk hebben ontvangen. Ze betalen niet voor een behandeling die niet door is gegaan. Als patiënten zowel in 2019 als in 2020 zorg hebben ontvangen, moeten zij in beide jaren hun eigen risico aanspreken. Dat is voor deze patiënten niet anders dan voor andere patiënten die twee of meerdere jaren achter elkaar zorg ontvangen. Daarom acht ik het – naast uitvoeringstechnische problemen – niet nodig om bij deze groep alleen eigen risico te heffen over de eerste dbc’s en niet over vervolg-dbc’s.
Deelt u de mening dat het rechtvaardiger is om te stoppen met het heffen van eigen risico over vervolg-DBC’s?
Op de Kamervragen waaraan u refereert, heeft mijn ambtsvoorganger geantwoord dat de NZa op zijn verzoek met een adviesbrief komt over de situatie dat mensen eigen risico betalen voor een jaar dat zij geen zorg hebben ontvangen. Daarin zullen verschillende opties met voor- en nadelen worden toegelicht. Eén van de opties betreft het uitsluiten van vervolg-dbc’s van het eigen risico. Mijn voorganger heeft de verwachting uitgesproken de Tweede Kamer rond de zomer te kunnen informeren aan de hand van de adviesbrief. Het advies bevindt zich in de afrondende fase en kan ik u binnenkort doen toekomen.
Hoe staat het met het werk maken van een oplossing voor dit probleem, waarover u in antwoord op eerdere Kamervragen schreef?2
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u al meer zeggen over het onderzoek dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) hiernaar uitvoert en het advies dat daaruit voort zal komen?
Zie antwoord vraag 3.
Wordt al onderzocht hoe het eigen risico kan worden afgeschaft? Kunt u dit toelichten?
Nee, dat wordt niet onderzocht. Zoals aangekondigd in het Regeerakkoord heeft het kabinet het verplicht eigen risico tot en met 2021 bevroren op € 385,– per persoon per jaar. Deze maatregel is onderdeel van een breed pakket aan maatregelen dat het kabinet heeft genomen om de stapeling van zorgkosten te beperken.
Het pleidooi voor separate COVID-19 ziekenhuizen |
|
Maarten Hijink |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wilt u reageren op het pleidooi van Prof. dr. Girbes (intensivist-klinisch farmacoloog en hoofd afdeling ICV VUmc)?1
Het pleidooi van Prof. Dr. Girbes betreft een voorstel om de zorg aan COVID-19 patiënten snel anders te organiseren en te concentreren in een aantal categorale ziekenhuizen. Door clustering van deze COVID-19 zorg kunnen de processen veel efficiënter worden ingericht, mede ook in het kader van de veiligheid van de zorgmedewerkers. Dit pleidooi volgt uit het oordeel van Prof. Dr. Girbes dat de inrichting van de huidige zorg niet is ingericht om de nieuwe werkelijkheid van COVID-19 in kwalitatieve én vooral kwantitatieve zin het hoofd te bieden. Hij geeft aan dat de stroom van COVID-19 patiënten de behandeling van alle andere categorieën patiënten vrijwel onmogelijk maakt, de bestaande zorg voor niet-COVID-19 patiënten volledig ontregelt en die situatie niet kan voortduren.
In de stand van zaken brief van 22 april jongstleden met betrekking tot de bestrijding van COVID-19 (25 295, nr. 277) ben ik uitgebreid ingegaan op de zorg in de curatieve sector die is uitgesteld vanwege de corona-crisis en die weer moet worden opgeschaald. Deze opschaling is noodzakelijk en zal de komende tijd een grote inspanning van de zorgverleners vergen om dit met elkaar in goede banen te leiden. Hierbij moeten de lasten goed worden verdeeld over het land, zodat het overal werkbaar blijft.
De focus ligt in eerste instantie op de meest urgente planbare ziekenhuiszorg en gebeurt langs vier lijnen, waarbij er een intensieve samenwerking is tussen de NZa, VWS en het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding (LCPS). De vier lijnen zijn als volgt:
De mogelijkheden om de COVID-19 zorg te organiseren in een aantal categorale ziekenhuizen laat ik, conform de voorgestelde vier lijnen, aan de bestaande regionale structuren van het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) en haar aangesloten ROAZ-en. Op dat schaalniveau zijn zorgprofessionals, zorgaanbieders en zorgverzekeraars bij uitstek in de positie om hierin verstandige keuzes te maken.
Deelt u de mening van Prof. dr. Girbes dat de huidige inrichting van de zorg niet is ingericht om de nieuwe werkelijkheid van COVID-19 in kwalitatieve en vooral kwantitatieve zin het hoofd te bieden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u het pleidooi van Prof. dr. Girbes om de zorg voor COVID-19 patiënten snel anders te organiseren door het oprichten en inrichten van COVID-19 categorale ziekenhuizen, waar uitsluitend patiënten met COVID-19 worden behandeld, zodat de behandeling voor andere categorieën patiënten in andere ziekenhuizen door kan gaan? Zo ja, kunt u uw antwoord toelichten? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven of over de suggestie om aparte ziekenhuizen in te richten voor COVID-19 patiënten al gesproken is binnen het Outbreak Management Team (OMT) en de regering? Zo ja, wat waren hiervan de conclusies? Zo neen, bent u bereid deze suggestie bespreekbaar te maken en de Kamer hierover te informeren?
De afspraak om de COVID-19-patienten evenredig over de regio’s te verdelen, staat nog steeds. Het pleidooi om aparte ziekenhuizen in te richten voor COVID-19 patiënten is niet besproken in het OMT. Navraag bij de FMS, NVZ, NFU en VenVN leert dat zij aangeven in zijn algemeenheid niet te kiezen voor het opzetten van aparte COVID-19 ziekenhuizen. Enerzijds omdat de omvang van de COVID-19 fluctueert, waardoor het organisatorisch moeilijk te organiseren is op vaste plekken. Anderzijds is de werkdruk en emotionele belasting van het personeel in dat soort aparte ziekenhuizen ontzettend hoog. Allen geven zij wel aan dat je in regionaal verband natuurlijk afspraken kunt maken, waarbij het niet uitgesloten is dat de behandeling van COVID-19-patienten tijdelijk op een selectief aantal locaties plaatsvindt. Dit zou met name het geval kunnen zijn bij de vraag op welke wijze de IC-capaciteit flexibel opgeschaald kan worden indien dit (weer) nodig blijkt. Daarbij wordt bezien of specifieke COVID-19 IC opschaling op daartoe aangewezen locaties kan plaatsvinden.
Het testbeleid in zorginstellingen |
|
Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Ontvangt u ook berichten dat zorgverleners ondanks milde klachten geen test kunnen krijgen? Hoe rijmt u dat met uw nadrukkelijke boodschap dat álle zorgverleners met milde klachten getest moeten kunnen worden?1
Kunt u inzicht geven in de rolverdeling als het gaat om het testen op corona? Is een zorgaanbieder, zoals een ziekenhuis of verpleeghuis, als werkgever verantwoordelijk voor het laten testen van werknemers of kan een ziekenhuis daarvoor doorverwijzen naar huisarts en GGD?
Want vindt u ervan dat sommige zorgaanbieders hun medewerkers niet willen laten testen maar naar huis sturen om uit te zieken? Deelt u de mening dat het voor deze zorgverleners ook voor hun privésituatie van belang is om te weten of ze al dan niet besmet zijn?
Kan een huisarts nu zelfstandig een test aanvragen bij de GGD of een andere testlocatie als hij dat geïndiceerd acht voor zijn patiënt?
Welk advies geeft u aan zorgverleners die van de werkgever horen dat ze voor een test naar de GGD moeten terwijl de GGD verwijst naar de werkgever? Hoe zorgt u ervoor dat deze zorgverleners alsnog getest kunnen worden?
Het bericht ‘Nederland faalde zelf bij aanschaf foute mondkapjes’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Nederland faalde zelf bij aanschaf foute mondkapjes»?1
Klopt het dat Putian Jinli LAISI Clothing Weaving Co, fabrikant van de mondkapjes waar het hier om gaat, (destijds) niet gecertificeerd was om medische mondkapjes, zoals besteld, te maken? Heeft u dat destijds gecheckt? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Indien genoemde onderneming niet gecertificeerd was, waarom heeft u destijds dan toch besloten daarmee in zee te gaan?
Is er voor de aanschaf van de bewuste partij mondkapjes contact geweest met de Chinese overheid om te verifiëren of de onderneming in kwestie een geschikte partner was voor de aanschaf van de benodigde mondkapjes en/of is daar op andere wijze onderzoek naar gedaan? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat de mondkapjes in kwestie niet eerder dan na doorlevering door u aan bijvoorbeeld ziekenhuizen zijn getest? Was dat toen gebruikelijk? Is dat nog steeds de werkwijze?
Wat had u anders kunnen of moeten doen om te voorkomen dat van een zending van 1,3 miljoen mondkapjes maar liefst bijna de helft (600.000) niet voldeed aan de daaraan te stellen kwaliteitseisen?
Zijn er naast de hier aan de orde zijnde mondkapjes de afgelopen maand ook andere zendingen hulpmiddelen afgekeurd? Zo ja, om welke hoeveelheden gaat het dan en wat waren daar de redenen voor?
Is het aankoop- en leveringsproces van medische hulpmiddelen inmiddels zodanig vormgegeven dat alleen deugdelijke middelen worden geleverd? Op welke wijze?
Het geneesmiddelenbeleid tijdens de coronacrisis |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Klopt het dat uitstel van de aanpassing van de Wet geneesmiddelenprijzen (Wgp) € 150 tot 180 miljoen kost die niet aan zorg besteed kan worden? Hoeveel van dit bedrag komt bij de farmaceutische industrie, c.q. de groothandels, c.q. de apothekers terecht?
Door het uitstel van de aanscherping van Wgp tot 1 oktober 2020 is er een besparingsverlies op de zorguitgaven van naar schatting € 150 miljoen. Ik geef partijen op de geneesmiddelenmarkt hiermee meer financiële armslag om zich voor te bereiden op eventuele tekorten, bijvoorbeeld door voldoende voorraden aan te leggen. Ik vind dit belangrijk omdat naar verwachting door de uitbraak van COVID-19 er meer druk komt op de internationale geneesmiddelenmarkt. Welk bedrag van dit besparingsverlies bij welke partij in de keten terecht komt hangt af van de kortingen die worden berekend onderling. De verwachting is dat een relatief groter deel bij de farmaceutische industrie terecht zal komen.
Ik heb partijen wel opgeroepen verantwoordelijk om te gaan met de extra financiële armslag die ik hen hiermee bied, bijvoorbeeld door voorraden op peil te houden.
Van welke geneesmiddelen ontstaan tekorten als direct gevolg van de coronacrisis en wat zou daarbij de noodzaak c.q. het effect zijn van het niet aanpassen van de Wgp?
Zoals ik in mijn brief van 26 maart 2020 heb toegelicht, is het uitstel van de aanscherping van de Wgp er niet op gericht om in specifieke gevallen tekorten van geneesmiddelen vanwege lagere prijzen te voorkomen maar betrof het een algemene maatregel die ik heb genomen ten behoeve van de continuïteit van de algehele geneesmiddelenvoorziening. Dit achtte ik noodzakelijk gezien de zeer sterk toenemende onrust en onzekerheid op de internationale geneesmiddelenmarkt die zich manifesteerde in de weken voor het van kracht worden van de geplande aanscherping van maximumprijzen per 1 april 2020. De onrust was onder meer ingegeven met de snelle verspreiding van de COVID-19 naar andere landen, het stilvallen van fabrieken in China, en de exportrestricties in India en andere landen. In deze specifieke context van sterk toenemende onrust op de wereldmarkt waarbij risico’s op tekorten in de komende maanden steeds groter werden, koos ik ervoor om marktpartijen tijdelijk meer lucht te geven zodat zij snel maatregelen konden nemen om goed voorbereid te zijn op mogelijke tekorten. Met deze financiële armslag kunnen partijen voorraden aanleggen.
Ik ben daarnaast bereid, zoals ook aangekondigd in mijn brief van 26 maart 2020, om voor specifieke corona-gerelateerde geneesmiddelen per direct de wettelijke maximumprijs los te laten in het geval daar een tekort voor dreigt en prijs een belemmering vormt voor de inkoop. Zo blijft Nederland als afzetmarkt aantrekkelijk en staan we bij schaarste niet achteraan. Deze aanpak kan ik indien nodig ook inzetten voor andere specifieke geneesmiddelen waarvoor een tekort dreigt (Kamerstukken 2019–2020, 29 477, nr. 651).
Waarom kiest u er niet voor om de opschorting van de Wgp-aanpassing uitsluitend toe te passen op geneesmiddelen waarvan door een prijseffect een tekort zou ontstaan en wél de Wgp-aanpassing door te laten gaan voor geneesmiddelen die daardoor een hogere prijs kunnen krijgen zonder dat er sprake is van een dreigend tekort bij deze geneesmiddelen?
Zie antwoord vraag 2.
Mag de Wgp losgelaten worden bij geneesmiddelen die nodig zijn bij de behandeling van coronapatiënten? Zo ja, wat betekent dit voor de mogelijkheid voor de farmaceutische industrie om oneigenlijke winsten te maken? Welke mogelijkheden heeft u om excessieve prijzen te verbieden en welke van deze mogelijkheden gaat u tijdig inzetten?
Zoals gezegd ben ik bereid om voor specifieke corona-gerelateerde geneesmiddelen per direct de wettelijke maximumprijs los te laten in het geval daar een concreet tekort voor dreigt en de wettelijke maximumprijs een belemmering vormt. Ik heb dit recent gedaan voor het middel midazolam dat wordt ingezet voor de behandeling van COVID-19. Ik zal tijdens en na afloop van het tijdelijk loslaten van de wettelijke maximumprijs bezien wat de prijs- en volume ontwikkelingen zijn (geweest) voor de periode dat de wettelijke maximumprijs is losgelaten. Op die manier wordt inzichtelijk of een handelsvergunninghouder verantwoordelijk is omgegaan met de mogelijkheid om het specifieke middel tegen een hogere prijs in te kopen.
In hoeverre speelt volgens u bij een mogelijk geneesmiddelentekort mee, dat voorraden minder waard zouden zijn geworden door de voorziene prijsdaling per 1 april en apotheken, groothandels en leveranciers daarom geen extra voorraden hebben aangelegd? Heeft controle plaatsgevonden of voldoende voorraad was aangehouden? Zo ja, was dat het geval? Zo nee, waarom niet?
Er zijn bij elke halfjaarlijkse vaststelling van de wettelijke maximumprijzen prijsschommelingen voor individuele geneesmiddelen. Echter, met de aanscherping van de Wgp zou dit eenmalig voor meer producten dan gebruikelijk spelen, omdat op 1 april 2020 voor de eerste keer op basis van de nieuwe samenstelling van vier referentielanden maximumprijzen worden vastgesteld.
Het Meldpunt Geneesmiddelentekorten en -defecten (Meldpunt tekorten) heeft naar ik begrijp geen signalen ontvangen van verminderde voorraad bij handelsvergunninghouders voorafgaand aan 1 april 2020. In de aanloop naar 1 april 2020 zijn niet méér tekortmeldingen gedaan dan daarvoor. Ook is bij het opvragen van de voorraadgegevens vanaf medio maart 2020 gebleken dat er in de meeste gevallen voldoende voorraad was voor een normale afzet.
Wat is nu de stand van zaken ten aanzien van geneesmiddelentekorten? Kunt u toezeggen dat de Geneesmiddelenwet die voorschrijft dat voldoende voorraad gehouden moet worden, zal worden gehandhaafd?
Leveringsproblemen moeten door firma’s gemeld worden bij het Meldpunt tekorten. Tijdens de coronacrisis is het van belang dat eventuele tekorten, die door leveringsproblemen kunnen ontstaan, vroegtijdig worden gesignaleerd, zodat preventieve maatregelen kunnen worden genomen. Om die reden is met partijen in het Coronaberaad leveranciers afgesproken om op basis van een lijst een monitor in te stellen met een overzicht van de voorraden in de hele keten in relatie tot de actuele vraag.
Voor geneesmiddelen die specifiek gebruikt worden op de intensive care bij de behandeling van COVID-19 patiënten is het Landelijk Coördinatiecentrum Geneesmiddelen (LCG) opgericht. Het LCG houdt nauwkeurig bij welke en hoeveel geneesmiddelen beschikbaar zijn.
Ook tijdens de coronacrisis wordt – waar nodig – gehandhaafd en dient voldoende voorraad aangehouden te worden voor groothandelaren of apothekers om in de behoeften van patiënten te kunnen voorzien. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) ziet hierop toe en houdt daarbij rekening met de uitzonderlijke situatie, die door de coronacrisis is ontstaan.
Bent u recent benaderd door (vertegenwoordigers of belangenbehartigers van) de farmaceutische industrie, de farmaceutische groothandels en/of apothekers? Zo ja, met welke boodschap? Is hierbij het onderwerp preferentiebeleid/pakjesmodel van Achmea/laagste prijsgarantie voor geneesmiddelen aan de orde geweest?
Met partijen in de keten wordt bestuurlijk overlegd in het zogenaamde Coronaberaad beschikbaarheid geneesmiddelen. In dit overleg is ook de inkoop door zorgverzekeraars aan de orde geweest. Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 26 maart 2020 heb ik in dit overleg zorgverzekeraars gevraagd wat zij kunnen doen om bij hun prijsafspraken met fabrikanten en apotheken explicieter rekening te houden met veranderende marktomstandigheden. Zorgverzekeraars hebben daarop aangegeven dat zodra zij een nieuwe contracteringsronde starten, zij hier rekening mee houden.
Bent u ervan op de hoogte dat het preferentiebeleid een jaarlijkse kostendaling van € 600 miljoen teweeg heeft gebracht, geld dat anders naar apothekers en groothandel zou zijn gegaan?
Ja, het preferentiebeleid heeft tot een omvangrijke jaarlijkse kostendaling geleid.
Bent u zich bewust dat de transparante lagere prijzen die door het preferentiebeleid zijn bereikt een grote invloed hebben op motivering van artsen om bewust goedkopere middelen voor te schrijven?
Ja.
Bent u zich bewust dat de lagere transparante prijzen een grote invloed hebben op de vergoedingslimieten van het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) dat met een herberekening ook tot substantiële kostendaling zal kunnen leiden?
Ja, daar ben ik me van bewust, voor zover met lagere transparante prijzen de officiële prijzen worden bedoeld waarvoor fabrikanten geneesmiddelen op de Nederlandse markt aanbieden. Deze lagere prijzen hebben een veelal verlagend effect op de vergoedingslimieten in het Geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) bij een nieuwe herberekening. Dit geldt niet voor inkoopkortingen die ten opzichte van de officiële prijzen behaald worden. Deze werken immers niet door in de berekening van de vergoedingslimieten.
De huidige vergoedingslimieten zijn gebaseerd op de geneesmiddelen die in 1998 op de Nederlandse markt beschikbaar waren, tegen de prijzen die toen golden. Een herberekening zorgt ervoor dat actuele – en dus in veel gevallen lagere – prijzen mee worden genomen in het bepalen van de vergoedingslimieten. Hierdoor daalt het overgrote deel van de vergoedingslimieten. Mijn voorganger heeft de gevolgen van een herberekening uitgebreid beschreven in zijn brief over de modernisering van het GVS (Kamerstukken II, 2019–2020, 29 477, nr. 644).
Overweegt u het preferentiebeleid/pakjesmodel van Achmea/laagste prijsgarantie voor geneesmiddelen al dan niet tijdelijk stop te zetten vanwege de coronacrisis? Zo ja, kunt u precies aangeven welke argumenten daarvoor zouden bestaan?
Nee. Het al dan niet voeren van preferentiebeleid en andere inkoopbeleid is de verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars. Ik vind het wel van belang dat ze daarbij rekening houden met de veranderende marktomstandigheden.
Wordt het argument van een dreigend geneesmiddelentekort gebruikt om de noodzaak van het (tijdelijk) stopzetten van het preferentiebeleid aan te tonen? Zo ja, door wie? Welke bewijzen voor lagere prijzen als enige oorzaak van een geneesmiddelentekort kent u?
Er zijn voor- en tegenstanders van het preferentiebeleid. In welke mate veranderende marktomstandigheden de opvatting van partijen beïnvloedt, kan ik niet beoordelen.
Kan een overzicht gegeven worden van de verhouding apotheek-transactieprijzen (prijs die de apotheek betaalt in tegenstelling tot de declaratieprijs (AIP) en geneesmiddelentekorten in andere landen, vergelijkbaar met Nederland?
Nee. Er is geen overzicht beschikbaar van de verhouding tussen de daadwerkelijke inkoopprijzen (door de apotheek) en geneesmiddelentekorten in verschillende landen. De officiële apotheekinkoopprijzen van generieke geneesmiddelen liggen in Nederland gemiddeld lager dan in andere EU Lidstaten.
Kent u de uitspraak van de Ofichem Groep over de strategie van India, waar de geneesmiddelenproductie als kritische infrastructuur is benoemd, die mag doorwerken, en dat alleen de lockdown de export bemoeilijkt? Deelt u de mening dat dit probleem dus los staat van prijzen?1
In India is de lockdown verlengd tot 3 mei aanstaande, met zeer aanzienlijke uitzonderingen voor diverse (economische) sectoren, met name in regio’s waar de Corona-uitbraak beperkt lijkt te zijn. India zoekt naar mogelijkheden om diverse sectoren die van grote waarde zijn voor de Indiase economie te laten functioneren. Er is, zeker na de afgelopen periode van een bredere lockdown, sprake van een ernstige verstoring van de logistieke keten. Havens zijn grotendeels geblokkeerd en transport over zee is nauwelijks mogelijk. Luchttransport is beperkt mogelijk. De aanvoer van grondstoffen voor geneesmiddelen uit China naar India komt echter weer op gang. India heeft de exportrestricties grotendeels opgeheven.
Geneesmiddelen worden maanden van tevoren besteld en het is nog niet duidelijk wat de gevolgen voor de voorraden (en prijzen) in Nederland op termijn zullen zijn. Dit wordt nauwlettend in de gaten gehouden, zodat ook tijdig gezocht kan worden naar alternatieven. De eerdergenoemde monitoring van voorraden in relatie tot actuele vraag heeft mede als doel vroegtijdig gevolgen voor de Nederlandse markt te signaleren.
Daarnaast is het correct dat het prijsniveau in Nederland geen directe rol lijkt te spelen bij het ontstaan van tekorten in Nederland. Een tekort ontstaat in de regel door een onderbreking in productie of distributie. Wel kunnen lage prijzen een rol spelen als bij schaarste, bijvoorbeeld als gevolg van een leveringsonderbreking of sterk toegenomen vraag, een fabrikant een keuze moet maken aan welke landen hij levert. Tegelijkertijd begrijp ik dat bij de keuze van de fabrikant om Nederland te beleveren ook andere factoren een rol spelen naast de prijs, waaronder elementen als afzetzekerheid en historische verdeling.
Deelt u de mening dat, als de productie in bijvoorbeeld India stopt ten gevolge van de lock down, het geneesmiddelentekort dat dientengevolge optreedt, niets te maken heeft met prijzen maar alleen met productie en mogelijk ook met onvoldoende voorraad in Nederland?
Zie antwoord vraag 14.
Klopt het dat de Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)-richtlijn voor acuut hoesten is aangepast in die zin dat de aanbevolen dosis amoxicilline is verlaagd van drie keer daags 500–750 mg naar drie keer daags 500 mg? Is dit gebeurd omdat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) de NHG heeft gewezen op een dreigend tekort aan amoxicilline? Zo nee, waarom dan? Zo ja, waarop was het bericht over het dreigende tekort gebaseerd?
De IGJ heeft begin april 2020 met het NHG-contact gehad om een signaal over een mogelijk dreigend tekort aan antibiotica te bespreken. Het NHG heeft op eigen initiatief op 6 april 2020 het bericht op haar website geplaatst dat zij in verband met een dreigend tekort de voorkeur uitspreekt om bij de behandeling van patiënten met de waarschijnlijkheidsdiagnose pneumonie een dosering van 3dd 500 mg aan te houden.
Is het waar dat in het «corona-overleg geneesmiddelen» aan de orde is geweest dat er een discrepantie bestaat tussen alarmerende berichten over een tekort aan amoxicilline en een onverkochte partij van 120.000 doosjes amoxicilline 500 mg 20 stuks? Is het waar dat één groothandel in een paar dagen tijd deze partij heeft gekocht, goed voor anderhalve maand voor heel Nederland? Wat is er met deze partij gebeurd? Is deze aan het buitenland verkocht of in Nederland gebleven?
In het Coronaberaad beschikbaarheid geneesmiddelen worden diverse geluiden uit de markt besproken. Zowel VWS, het College ter Beoordeling Geneesmiddelen (CBG) en de IGJ nemen deel aan dit overleg. Waar nodig worden door partijen uit het overleg actie ondernomen, of worden het signaal door het Meldpunt tekorten verder opgepakt.
De uitvoering in het geval van tekorten is door het Ministerie van VWS belegd bij het Meldpunt tekorten, het gezamenlijke meldpunt van CBG en IGJ. Het CBG doet daarbij de triage en schat de impact van het (mogelijk op termijn) niet beschikbaar zijn van geneesmiddelen en vraagt zo nodig informatie op bij handelsvergunninghouders. Bij het bepalen van mogelijke oplossingen wordt een routekaart gevolgd met maatregelen. Dit zijn maatregelen die IGJ kan nemen, of CBG, al dan niet in afstemming met veldpartijen. Na het constateren van een mogelijk dreigend tekort aan amoxicilline is deze routekaart door de IGJ gevolgd. In overleg met VWS is aan een Nederlandse producent van amoxicilline de opdracht verstrekt een noodvoorraad te produceren. Deze zal alleen gecontroleerd op de markt komen bij een concreet tekort en als het reguliere marktpartijen zelf niet lukt dit tekort op te lossen.
De IGJ is niet op de hoogte van het bestaan van de genoemde partij van 120.000 doosjes van het antibioticum amoxicilline, noch of deze al dan niet is verkocht aan het buitenland.
Namen ambtenaren van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport deel aan het overleg waar dit aan de orde is geweest? Zo ja, hebben deze ambtenaren de IGJ ingelicht over de stand van zaken met betrekking tot de beschikbare hoeveelheid amoxicilline 500 mg? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 17.
Deelt u de mening dat, als medische richtlijnen worden aangepast en er minder effectief kan worden behandeld vanwege een vermeend amoxicillinetekort, terwijl er wel grote partijen op de markt zijn gebracht, het zinvol is om inzicht te krijgen waar deze geneesmiddelen blijven?
Zie antwoord vraag 17.
Is er op dit moment een tekort aan amoxicilline, dat als secundaire preventie bij een corona-infectie wordt gegeven? Bent u bereid dit te achterhalen door de data van de Stichting Nationale Medicijnen Verificatie Organisatie (NMVO) te analyseren? Zo nee, waarom niet? Hebben groothandels en apothekers voldoende voorraad van dit middel ingekocht? Zo nee, waarom niet?
Het is mij bekend dat er een dreigend tekort is gemeld van amoxicilline bij het Meldpunt tekorten. Het Meldpunt heeft deze melding direct opgevolgd en blijft de beschikbaarheid van amoxicilline nauwgezet volgen. Firma’s en groothandels zijn verplicht om voldoende voorraad aan te houden. De IGJ ziet daarop toe.
Data achterhalen via de NVMO is niet opportuun. Dit systeem (NMVS) is ingericht om vervalste geneesmiddelen te achterhalen, gebruik voor een ander doel zou oneigenlijk zijn.
Kunt u toezeggen dat in tegenstelling tot het uitstellen van de aanpassing van de Wgp, geen maatregelen ten aanzien van preferentiebeleid/pakjesmodel van Achmea/laagste prijsgarantie voor geneesmiddelen zullen worden genomen zonder dat de Kamer zich hierover heeft kunnen uitspreken, ook niet tijdens de beantwoordingstermijn van deze vragen?
Zoals genoemd in mijn antwoord op vraag 11, is het preferentiebeleid en ander inkoopbeleid de verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars.
Het rapport over de financialisering van big pharma |
|
Henk van Gerven , Lilian Marijnissen |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het rapport van SOMO (Centre for Research on Multinational Corporations) over de financialisering van big pharma?1
Ik ben blij dat onafhankelijke organisaties, zoals SOMO, onderzoek doen naar complexe vraagstukken. De rapporten zijn informatief en kunnen voeding geven aan maatschappelijke discussies en het opstellen van beleid. De farmaceutische industrie is een cluster van private ondernemingen, maar wel ondernemingen met een belangrijke maatschappelijke rol. Mijn voorganger heeft zich meerdere malen uitgesproken over het belang van transparantie over de kosten van onderzoek en het tot stand komen van prijzen van medicijnen. Het rapport van SOMO draagt bij aan het creëren van transparantie op dit onderwerp.
Wat vindt u ervan dat big pharma gebruik maakt van een verdienmodel dat is gericht op uitkeringen aan aandeelhouders in plaats van op productieve investeringen waar de bevolking van kan profiteren?
Ook van private ondernemingen met aandeelhouders mag maatschappelijke verantwoordelijkheid worden verwacht. Mijn voorganger heeft in gesprekken met de farmaceutische industrie steeds benadrukt dat deze hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen voor de beschikbaarheid en de betaalbaarheid van geneesmiddelen. Dat blijf ik doen.
Deelt u de conclusie dat de coronapandemie aantoont hoe onvoorbereid we zijn, met name door dit verdienmodel van de farmaceutische industrie?
Nee, het is niet realistisch om te verwachten dat er voor elke nieuwe ziekte een kant-en-klaar medicijn op de plank ligt. Medicijn ontwikkeling is complex en vereist vaak grote investeringen. Er wordt op dit moment door veel bedrijven en publieke instellingen, vaak in samenwerking, hard gewerkt aan zowel nieuwe therapieën als vaccins tegen COVID-19. Dit is goed nieuws en zeer bemoedigend. Het belang van publiek-private samenwerking wordt breed erkend.
Wat vindt u ervan dat de uitkeringen aan aandeelhouders van de 27 grootste farmaceuten de afgelopen 18 jaar verviervoudigden, tot 146 miljard dollar in 2018?
Wat vindt u ervan dat de schulden van farmaceuten eveneens enorm zijn toegenomen, tot meer dan 500 miljard dollar in 2018, en dat dit geld, dat tegen zeer lage rentes is geleend, ten goede kwam aan de inkoop van eigen aandelen en het opkopen van andere bedrijven?
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat dit model mogelijk wordt gemaakt door hoge medicijnprijzen met als enige doel het maximeren van aandeelhouderswaarde?
Deelt u de mening dat dit verdienmodel onhoudbaar is aangezien investeringen waar de samenleving van kan profiteren, zijn achtergebleven?
Bent u bereid een voortrekkersrol te nemen in de covid-19 pool van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)? Hebt u al contact met Costa Rica en bent u bereid dit af te stemmen voor de assemblee van de WHO in mei en de Kamer hiervan op de hoogte te houden?
Van patent pools is bekend dat ze vervolg-innovaties versterken omdat ze relevante technologie effectief beschikbaar maken. Het geeft meer partijen laagdrempelig toegang tot standaarden en versterkt daarmee kaders en normen die bruikbaar zijn of als bouwsteen kunnen dienen om effectieve therapieën te ontwikkelen. Een therapie kan immers bestaan uit meerdere patenten of is ontwikkeld op basis van bestaande patenten.
Nederland is voorstander van het delen van informatie en wetenschappelijke data. Hierbij moet wel worden gewaakt dat data wordt opgeslagen in toegankelijke systemen, zodat iedereen er later weer bij kan. Daarom is Nederland voorstander van samenwerkingsverbanden die werken volgens de FAIR principes (FAIR staat voor: Findable, Accessible, Interoperable, Reusable). Op grond van deze FAIR principes zijn data vindbaar, toegankelijk, interoperabel en herbruikbaar en kunnen data gemakkelijk met behulp van algoritmes worden onderzocht. Nog belangrijker in verband met persoonsgevoelige informatie is dat databeheerders zelf de mate kunnen bepalen waarin ze hun data openstellen voor derden.
Het idee van Costa Rica is dus een stap in de goede richting, echter, er dient zeer zorgvuldig naar de uitvoering ervan te worden gekeken.
Zoals 8 april jongstleden in de gewijzigde motie van het lid Ellemeet c.s. over het opzetten van een wereldwijde COVID-19 pool (t.v.v. motie 25 295, nr. 224) is gevraagd, zal de regering voorafgaand, en tijdens, de jaarlijkse vergadering van de WHO leiderschap tonen en zich expliciet uitspreken voor zo’n wereldwijde COVID-19 pool en de WHO hierbij actief steunen.
Hoe gaat u garanderen dat er voldoende transparantie is over de kosten van de ontwikkeling van een coronavaccin en dat de samenleving hier niet voor hoeft op te draaien?
We bevinden ons op dit moment in een uitzonderlijke situatie, een wereldwijde pandemie. Het belang van een werkend vaccin wordt breed erkend, er lopen volgens de WHO al meer dan 70 vaccin ontwikkeltrajecten. Ook door de farmaceutische industrie wordt zwaar geïnvesteerd in vaccin ontwikkeling. Daarnaast zien we nu ook samenwerkingen en kennisdeling ontstaan tussen farmaciebedrijven zoals Sanofi en GlaxoSmithKline, twee van de grootste vaccinontwikkelaars ter wereld. Dit was tot voor kort ondenkbaar, en onderstreept nogmaals de inzet van alle betrokken partijen om zo snel mogelijk tot een werkzaam vaccin te komen. Snelheid is van groot belang, dit betekent dat wellicht extra kosten worden gemaakt doordat verschillende vaccins in parallel worden ontwikkeld en getest. Dit zal uiteraard leiden tot hogere kosten dan wanneer verschillende vaccins een voor een worden getest, maar nogmaals, snelheid is nu van belang. De maatschappelijke kosten van geen vaccin zijn vele malen hoger dan de extra onderzoek en ontwikkeling (R&D) kosten die nu worden gemaakt. Het belang van zowel beschikbaarheid als betaalbaarheid van een vaccin wordt onderstreept door zowel de WHO, de EU, alsook door de Nederlandse regering. Ook private partijen hebben zich hierover uitgesproken, zo heeft Janssen Vaccines aangegeven haar vaccin, als het op de markt komt, tegen kostprijs aan te bieden. Ik zal transparant blijven over de investeringsstrategie van de Nederlandse overheid en in Europees samenwerkingsverband. Uiteraard zullen de overheidsinvesteringen worden meegewogen in prijsafspraken voor een vaccin, wanneer deze aan de ontwikkeling, productie of distributie daarvan hebben bijgedragen.
Hoeveel Nederlands overheidsgeld zit er in de verschillende trajecten voor vaccinontwikkeling?
Op dit moment zijn de volgende investeringen gemaakt of toegezegd:
Welke voorwaarden worden gesteld aan het beschikbaar gestelde overheidsgeld voor de ontwikkeling van een coronavaccin?
De onderhandelingen met CEPI zijn op dit moment gaande. Nederland neemt hierbij de principes zoals uiteengezet in het document «Maatschappelijk Verantwoord Licentiëren» (opgesteld door de NFU) als leidraad. Overigens hanteert CEPI zelf al strenge eisen rondom beschikbaarheid en betaalbaarheid van een mogelijk vaccin.
Hoe gaat u de toegankelijkheid van een te ontwikkelen vaccin garanderen en welke afspraken worden hierover al gemaakt in lijn met de aangenomen motie-Hijink over voorkomen van monopolisering van een vaccin door één bedrijf of land?2
Op het moment dat een werkzaam vaccin beschikbaar komt zal het voldoen aan de wereldwijde vraag hoe dan ook een uitdaging worden, bijvoorbeeld qua productie en logistiek. Samenwerking zal van groot belang zijn, zowel privaat-publiek, als internationaal. Hier worden nu al de eerste gesprekken over gevoerd door het team Vaccinontwikkeling COVID-19, een duidelijke strategie zal verder worden ontwikkeld, mede door de speciale gezant vaccins dhr Sijbesma die door Nederland is aangesteld. De Nederlandse overheid is van mening dat samenwerking en gezamenlijke investeringen de snelste route zullen zijn naar een breed beschikbaar vaccin. Bijvoorbeeld gericht op het mogelijk maken van klinische studies, of het opschalen van productiecapaciteit. Echter, mochten door landen of private partijen onredelijke barrières worden opgeworpen die de beschikbaarheid belemmeren zal de Nederlandse overheid niet schromen om de haar beschikbare middelen in te zetten om deze barrières te slechten.
Tekorten van medische hulpmiddelen in de langdurige zorg |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de door Intrakoop, de inkoopcoöperatie van de zorg, in samenwerking met het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) uitgevoerde inventarisatie onder haar leden in de care sector naar tekorten aan medische hulpmiddelen?
Hoe denkt u het huidige tekort aan handschoenen per direct op te lossen, aangezien geconcludeerd kan worden dat de grootste tekorten ontstaan bij de persoonlijke beschermingsmiddelen?
Welke maatregelen heeft u getroffen om een tekort te voorkomen aan schorten, mondmaskers en desinfecterende vloeistoffen en per welke datum worden de voorraden aangevuld, aangezien bij deze beschermingsmiddelen de komende tijd de grootste stijgingen van tekorten worden verwacht?
Zijn er op dit moment al zorgmedewerkers die onbeschermd hun werk moeten uitvoeren omdat er te laat is gereageerd op de dreigende tekorten aan persoonlijke beschermingsmiddelen? Zo ja, om hoeveel mensen gaat dit?
Gaat het onderhandelingstraject ten koste van de bescherming van zorgmedewerkers die hierdoor onbeschermd hun werk moeten doen, gezien veel leveranciers ervaren dat ze ontzettend lang moeten onderhandelen met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de prijs?
De ‘veronderstelde toegang’ tot elektronische patiëntendossiers |
|
Eva van Esch (PvdD) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Klopt het dat er op 8 april 2020 is besloten om de medische dossiers van ruim acht miljoen mensen open te stellen middels een zogeheten «corona-opt-in»?1
In mijn brieven van 25 maart jl.2, 7 april jl.3 en 15 april jl.4 informeerde ik uw Kamer over de genomen tijdelijke noodmaatregelen om bij te dragen aan de beschikbaarheid van meer gegevens ten behoeve van de juiste zorg op de juiste plek en op het juiste moment om de zorg te ontlasten. Een van deze tijdelijke noodmaatregelen is de corona opt-in. Hiermee is het technisch mogelijk voor SEH-zorgverleners en huisartsen om een beperkte set huisartsgegevens van patiënten met of verdacht van COVID-19 op de HAP en SEH te raadplegen na het vragen en verkrijgen van toestemming hiervoor van de patiënt.
Klopt het dat met het in fysieke zin openstellen van deze medische dossiers in theorie elke zorgverlener in Nederland met een Unieke Zorgverlener Identificatie (UZI)-pas, dus niet alleen zorgverleners met een behandelrelatie, nu in deze acht miljoen dossiers kan kijken? Acht u dat wenselijk?
Nee, niet elke zorgverlener met een UZI-pas kan de huisartsgegevens raadplegen. De patiënt moet ingeschreven staan in het informatiesysteem van de eigen zorgaanbieder. De opvragende zorgverlener moet zich identificeren met een UZI-pas. Op grond daarvan wordt vastgesteld of en welke gegevens mogen worden ingezien. Tot slot worden niet alle medische dossiers opengesteld, maar is een samenvatting van de huisartsgegevens raadpleegbaar voor specifieke zorgverleners, onder strikte voorwaarden.
Hoe is de corona-opt-in volgens u te rijmen met de wet, waarin staat vermeld dat voor elektronische gegevensuitwisseling uitdrukkelijk toestemming moet zijn gegeven?
De corona-opt-in richt zich op de beschikbaarstelling van huisartseninformatie via elektronische uitwisselingssystemen. Daarop is de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (Wabvpz) van toepassing. Artikel 15a geeft dan aan dat uitdrukkelijke toestemming is vereist.
Met de Corona-opt-in wordt bedoeld dat voor de mensen die geen keuze hebben vastgelegd een deel van bij de huisarts bekende gegevens beschikbaar wordt gesteld voor de HAP en SEH. Op de HAP en SEH wordt door de zorgverlener de mondelinge toestemming gevraagd aan de patiënt, wanneer de noodzakelijke medische informatie bij de huisarts dient te worden geraadpleegd, tenzij de patiënt niet meer in staat is zijn wil te uiten. In dit laatste geval waar er sprake is van een spoedsituatie kan de hulpverlener de gegevens zonder mondelinge toestemming raadplegen. Als de patiënt geen toestemming geeft, dan worden zijn gegevens niet geraadpleegd. Daarmee is geen sprake van een opt-out-systeem, maar blijft de regie bij de patiënt. Tevens is van belang dat burgers ook als ze nog geen zorgvraag hebben, de mogelijkheid hebben tot een opt-out. Burgers die niet willen dat hun gegevens beschikbaar worden gesteld, kunnen zich melden bij de huisarts om dit aan te geven of kunnen de keuze doorgeven op volgjezorg.nl.
Waarom noemt u deze ingreep een «corona-opt-in» aangezien een opt-in systeem er vanuit gaat dat men een actie moet ondernemen om mee te doen en hier het tegenovergestelde (dus opt-out) het geval is? Acht u een opt-out systeem passend voor de omgang met medische gegevens?
Zie antwoord vraag 3.
Is er sinds de brief van uw ambtsvoorganger van 8 februari 2019, waarin als reactie op vragen van de Partij voor de Dieren wordt aangegeven dat er geen volledige end-to-end encryptie plaatsvindt bij het uitwisselen van medische gegevens, gekeken naar een herziening van de richtlijn, zoals toen gesteld? Zo nee, waarom niet?2
Op dit moment wordt NEN 7512 herzien, de norm over informatieveiligheid bij het uitwisselen van (medische) gegevens. In die herziening wordt End-to-End encryptie als een van de onderwerpen meegenomen. De verwachting is dat de herziening in het eerste kwartaal van 2021 afgerond zal zijn.
Waarom was naar uw mening de huidige praktijk, waarbij men bij de huisarts aangeeft of er toestemming is voor het uitwisselen van gegevens, niet langer werkbaar? Klopt het dat u deze maatregel heeft genomen om de huisartsen te ontlasten?
De maatregel is bedoeld om tijdelijk voor patiënten met symptomen van het coronavirus de triage op de HAP en SEH met betere informatie te ondersteunen. Hiermee ondersteunt het deze zorgverleners in het kunnen leveren van goede zorg. Vanwege de inrichting van specifieke huisartsenposten voor COVID-19 komen veel mensen niet bij hun eigen huisarts maar bij een HAP. De daarbij voor triage benodigde informatie is in de praktijk vaak bij de eigen huisarts voorhanden, maar door het ontbreken van een toestemmingskeuze niet altijd beschikbaar op de HAP. Deze informatie wordt nu tijdelijk op de HAP en SEH beschikbaar gesteld als de patiënt daar (mondeling) toestemming voor geeft op het moment van opvragen. Dit is gedaan op uitdrukkelijk verzoek van Patiëntenfederatie Nederland en de huisartsen vanwege de sterk oplopende belasting op huisartsenposten en de benodigde tijd voor triage.
De uitwisseling van gegevens in een spoedsituatie was al voor de coronacrisis punt van aandacht. Juist omdat een patiënt in een acute situatie niet altijd in de gelegenheid is om toestemming te verlenen en omdat de betrokken zorgprofessionals niet altijd de tijd hebben om gegevens met elkaar uit te wisselen. Snelheid in het beschikbaar hebben van de patiëntsituatie is in dergelijke situaties juist van belang voor goede zorg.
Heeft u een inschatting gemaakt hoeveel van de acht miljoen mensen, wiens medische gegevens nu voor elke zorgverlener van Nederland in te zien zijn, hun huisarts gaan bellen om de veronderstelde, maar nooit gegeven goedkeuring voor deze inzage in te trekken? Wat voor belasting zou dat geven bij de huisartsen?
Gezien de bijzondere situatie en de getroffen mitigerende maatregelen om misbruik tegen te gaan, verwachten we niet dat veel patiënten hun goedkeuring voor inzage gaan intrekken en zal de belasting daarmee dus beperkt blijven. Ik weet niet hoeveel mensen in de huidige situatie een opt-out hebben geregistreerd en kan en mag dat ook niet weten want dit is onderdeel van de registraties van de afzonderlijke huisartsen en privacygevoelige informatie.
Klopt het dat de elektronische uitwisseling van medische gegevens vrijwel altijd via het Landelijk Schakelpunt verloopt?
Nee integendeel. Het merendeel loopt niet via het Landelijk Schakelpunt (LSP) maar via allerlei andere kanalen en systemen. De meeste uitwisseling in de zorg gebeurt door het actief meesturen van gegevens met de patiënt zoals bij een verwijzing, een consultatie, een ontslagbrief of het uitschrijven van een recept.
Klopt het dat het Landelijk Schakelpunt in beheer is bij een Amerikaans bedrijf dat onder de Amerikaanse wet verplicht kan worden medische gegevens in haar beheer (zoals de Nederlandse) over te dragen aan (of door te geleiden naar) de Amerikaanse autoriteiten en dat het bedrijf verplicht is daarover te zwijgen? Acht u dat wenselijk?
De beheerder van het Landelijk Schakelpunt is VZVZ Servicecentrum, de uitvoeringsorganisatie van de Nederlandse vereniging VZVZ. Deze heeft mij bij navraag laten weten dat het technisch onderhoud onder andere is ondergebracht bij een Nederlands bedrijf met een Amerikaanse moedermaatschappij. Met deze organisatie is overeengekomen dat zij handelen volgens Nederlandse wetgeving en dat die prevaleert boven Amerikaanse wetgeving.
Blijft de corona-opt-in of veronderstelde toestemming staan na de coronacrisis? Zo nee, hoe kunt u dat garanderen?
De corona opt-in is alleen bedoeld voor zorgverleners betrokken bij de behandeling van COVID-19-patiënten, of wanneer de gegevens noodzakelijk zijn voor het beoordelen van patiënten met mogelijke COVID-19-verschijnselen. Het gaat om een tijdelijke maatregel gedurende deze coronacrisis. De duur is in ieder geval tot 1 juni 2020 dan wel zolang er maatregelen van kracht zijn om het coronavirus onder controle te krijgen. De terugkeer naar de normaaltoestand blijft het uitgangspunt en technisch is voorzien dat de corona-opt-ins dan direct kunnen worden verwijderd.
Kunt u in ieder geval nog de garantie geven dat alle crisismaatregelen die ingrijpen op het recht op privacy, na de crisis worden teruggedraaid?
Ik kan spreken voor de maatregelen die ik zelf neem of initieer. Bij het nemen van die maatregelen is er altijd oog voor de rechten van burgers en die rechten worden zo goed mogelijk gewogen en geborgd. Zo is de corona-opt-in ook in nauwe afstemming met de Autoriteit Persoonsgegevens tot stand gekomen om
een gedragen afweging te kunnen maken ten aanzien van het recht op privacy. Uitgangspunt van deze maatregelen is dat ze tijdelijk zijn, dat is inherent aan het doel namelijk de bestrijding van de huidige crisis.
Het bericht ‘Test op antistoffen, dat is nu essentieel’ en ‘onderzoek relatie corona en vuile lucht’. |
|
Maarten Hijink , Henk van Gerven |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het opiniestuk «Test op antistoffen, dat is nu essentieel»?1
Op dit moment wordt nog onderzoek gedaan naar wat het doormaken van de infectie betekent voor de aanmaak van antistoffen en de mate van immuniteit. De taskforce serologie, bestaande uit onder andere experts van het RIVM, zal advies uitbrengen over een teststrategie op basis van de resultaten van dit onderzoek. De taskforce zal onder andere beoordelen of en voor welke personen het wenselijk is dat een test op antistoffen op grote schaal ingezet gaat worden.
Wat is uw reactie op het punt uit het opiniestuk dat de meeste virologen en immunologen ervan uit gaan dat als je flink wat antistoffen hebt aangemaakt tegen het krooneiwit van het coronavirus, een week of drie na infectie, niet opnieuw geïnfecteerd kunt worden en niemand meer kunt besmetten?
Dit is bij veel andere type coronavirussen inderdaad het geval: hoe meer antistoffen je aanmaakt, hoe meer immuun je wordt. Je kunt dan vaak in een periode van enkele jaren niet opnieuw geïnfecteerd worden of iemand anders besmetten. Echter bij COVID-19 is veel nog onduidelijk, ook de mate van immuniteit na al een besmetting door te hebben gemaakt. Op dit moment lopen er vele onderzoeken om hier meer inzicht in te krijgen.
Wat is uw reactie op de stelling van de heer Van Dissel van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), gedaan tijdens de technische briefing van 8 april 2020 in de Kamer over het coronavirus, dat iemand die geen of lichte klachten heeft gekregen na besmetting, ook minder antistoffen opbouwt?
De heer van Dissel noemde tijdens dezelfde briefing ook dat de hoeveelheid antistoffen die je opbouwt (nog) niet gerelateerd kan worden aan de mate van immuniteit die je opbouwt. Oftewel, het betekent niet dat als je minder antistoffen opbouwt dat je minder immuun bent en vice versa. Hier wordt op dit moment nog onderzoek naar gedaan.
Kunnen mensen die slechts lichte of geen klachten hebben gehad ten gevolge van een corona-infectie, en daardoor minder antistoffen opbouwen, wel opnieuw geïnfecteerd worden en daardoor anderen besmetten? Zijn deze mensen dus niet immuun, ook al hebben ze een infectie doorgemaakt?
Hier kunnen we op dit moment nog geen uitsluitsel over geven, dit wordt nog volop onderzocht.
Heeft (de uitslag van) een bloedtest voor mensen die slechts lichte of geen klachten hebben gehad ten gevolge van een corona-infectie, en daardoor minder antistoffen opbouwen, dezelfde betekenis en waarde als eenzelfde bloedtest op antistoffen voor mensen die meer antistoffen hebben opgebouwd door het doorlopen van een zwaardere infectie?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat de testen onder donoren die Sanquin uitvoert, een onderschatting van het aantal geïnfecteerden zullen opleveren, aangezien zij onderzoek doen onder gezonde mensen tussen 18 en 65 jaar? Vindt u het ook van belang dat er een doorsnee van de bevolking getest wordt, om zo een beter beeld te krijgen van het aantal infecties?
De populatie bloeddonoren betreft inderdaad de relatief gezonde mensen tussen 18 en 79 jaar en de prevalentie van antistoffen zal dus een onderschatting weergeven. De Pienter-Covid studie kent een bredere steekproef van de algemene Nederlandse populatie en deze testen op Covid-19. Deze studie zal aanvullend meer inzicht geven in de prevalentie in Nederland.
Als de testen voor serologisch onderzoek nu nog niet goed genoeg zijn, maar in de toekomst hopelijk wel, heeft het dan toegevoegde waarde om nu al bloed(plasma) af te nemen bij een representatieve groep voordat de maatregelen worden afgebouwd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u van plan dit te doen?
In de Pienter-Covid studie wordt nu al in een bredere steekproef van de bevolking serologisch onderzoek gedaan.
Wat is uw reactie op het onderzoeksvoorstel uit het opiniestuk om snel bloed te verzamelen van een representatieve groep, zeg tienduizend mensen per provincie, en die kort daarop te testen op antistoffen als maat voor immuniteit versus infectiegevaar, om zo data te verkrijgen over hoeveel mensen er per leeftijdscategorie respectievelijk geen antistoffen hebben als maat voor gevoeligheid voor het virus, zogeheten IgM-antistoffen als maat voor besmettelijkheid en IgG-antistoffen als maat voor immuniteit? Bent u van plan dit snel ter hand te nemen?
Zowel in het onderzoek van Sanquin als in het Pienter-Covid onderzoek wordt getest op antistoffen. Deze antistoffen zeggen iets over het hebben doorgemaakt van de infectie. Echter bij COVID-19 is veel nog onduidelijk, ook de mate van immuniteit na al een besmetting door te hebben gemaakt. De vertaling van IgM en IgG antistoffen naar besmettelijkheid en immuniteit als maat is op dit moment nog onderwerp van onderzoek.
Acht u het mogelijk dat er een relatie bestaat tussen luchtverontreiniging en luchtkwaliteit enerzijds in bepaalde gebieden en de hevigheid waarin corona zich manifesteert anderzijds? Bent u bereid hier onderzoek naar te laten doen?2
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van Kamervragen over dit onderwerp op 4 mei.3
Overwerk in relatie tot toeslagen |
|
Maarten Hijink , Renske Leijten |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris financiën) (D66), Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD), Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Kunt u aangeven hoe het kabinet om wil gaan met personeel in cruciale beroepen die nu enorme overuren draaien en die te veel gaan verdienen voor de zorgtoeslag, de huurtoeslag en de kinderopvangtoeslag?1
Het kabinet is zich ervan bewust dat er in bepaalde sectoren, zoals bijvoorbeeld in de zorg nu veel overuren worden gemaakt en waardeert dat ook zeer. Het kabinet weet echter niet of, en zo ja in welke mate de overuren die nu door personeel in deze sectoren worden gemaakt leiden tot een hoger huishoudinkomen in 2020 en daarmee doorwerken naar de toeslagen. Het huishoudinkomen wordt namelijk beïnvloed door tal van factoren, bijvoorbeeld of er sprake is van een of meer inkomens binnen een huishouden, de hoogte van het arbeidsinkomen en eventuele fiscale aftrekposten die het verzamelinkomen beïnvloeden. Dat betekent derhalve dat overwerkuren niet per definitie tot een hoger huishoudinkomen leiden. In het antwoord op vraag 5 ga ik in op de mogelijkheden die door het kabinet zijn verkend om met een eventuele doorwerking van overwerk op toeslagen om te gaan.
Erkent u dat juist mensen in de zorg, distributie of de supermarkten niet het inkomen verdienen waardoor ze nu kunnen overgaan tot het stopzetten van toeslagen en dat zij ook niet kunnen overzien hoeveel overwerk zij zullen hebben aan het einde van dit jaar? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het kabinet heeft geen zicht op de mate waarin mensen die werkzaam zijn in de door de vragenstellers genoemde sectoren afhankelijk zijn van een toeslag of toeslagen en – als dat zo is – of zij in staat zijn een inschatting te maken van het effect van een extra inkomen als gevolg van de hoeveelheid overwerkuren op hun huishoudinkomen en daarmee op de toeslagen die zij in 2020 hebben ontvangen. Evenmin kan het kabinet zien of er partners of huisgenoten zijn die wellicht ten gevolge van de coronacrisis een lager inkomen hebben, waardoor een hoger inkomen als gevolg van overwerken geen of minder invloed heeft op de hoogte van de toeslagen die dit huishouden ontvangt. Tegelijkertijd onderkent het kabinet dat er in deze sectoren zeker ook mensen werkzaam zullen zijn die voor het met hun huishoudinkomen kunnen rondkomen afhankelijk zijn van toeslagen. Juist daarom werkt het huidige stelsel van toeslagen in de actualiteit dat ervoor zorgt dat mensen die hun jaarinkomen te laag inschatten (door bijvoorbeeld geen rekening te houden met overwerk) of – in deze corona-crisis waarschijnlijk meer voorkomend – te hoog hebben ingeschat, door het doorgeven van een wijziging aan de Belastingdienst/Toeslagen een aanpassing van hun maandelijkse toeslag(en) kunnen ontvangen.
Realiseert u zich tevens dat de situatie van overwerken bij cruciale beroepen nog enige tijd kan duren en dat gezien de impact van het werk niet logischerwijs te verwachten is dat mensen per maand hun toeslagen zullen aanpassen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het kabinet zet alles op alles om de coronacrisis en de uitdagingen die dat met zich brengt te bestrijden. Het kabinet waagt zich echter niet aan voorspellingen over de tijd die deze crisis duurt en de gevolgen van die crisis voor overwerken in bepaalde sectoren. En hoewel het kabinet begrijpt dat in tijden van veel overwerken het hoofd van mensen niet echt staat naar het doorgeven van inkomenswijzigingen aan de Belastingdienst/Toeslagen, is het huidige toeslagenstelsel erop ingericht dat een individuele toeslagontvanger wel verantwoordelijk blijft voor de aanpassing van het (verwachte) huishoudinkomen en de op grond daarvan aangevraagde toeslag. Zoals uw Kamer bekend wordt er, mede op grond van de door uw Kamer daarover unaniem aangenomen motie gewerkt aan een toekomstig ander stelsel van toeslagen, maar zo’n stelsel kan niet van de ene op de andere dag worden gerealiseerd.
Erkent u tevens dat het beroep dat wordt gedaan op mensen met een cruciaal beroep om extra te komen werken, niet eenvoudig geweigerd kan worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het kabinet heeft ontzettend veel waardering voor de toewijding en inzet waarmee op dit moment in allerlei sectoren die zo cruciaal zijn tijdens deze crisis, zoals bijvoorbeeld de zorg, wordt gewerkt en ook regelmatig wordt overgewerkt. En het kabinet realiseert zich ook dat overwerk in deze cruciale beroepen niet eenvoudig geweigerd kan worden. Het kabinet vertrouwt er echter op dat werkgevers en werknemers in deze sectoren zich gezamenlijk verantwoordelijk voelen om – ingeval van de noodzaak tot overwerken – ervoor waken dat er voldoende aandacht is voor de balans tussen werkdruk en de benodigde hersteltijd voor de werknemer om te voorkomen dat de werkdruk mensen te veel wordt.
Bent u bereid om met een duidelijke en coulante regeling zekerheid te bieden aan mensen die zich zorgen maken om het overwerken en het gevolg dat toeslagen moeten worden terugbetaald? Zo neen, waarom niet?
Uitgangspunt van het huidige toeslagenstelsel is dat het gebaseerd is op het actuele inkomen en de gezinssituatie van een huishouden. Dit betekent dat wijzigingen in inkomen gevolgen kunnen hebben voor de toeslagen. Dit werkt beide kanten op: bij een hoger inkomen is minder inkomensondersteuning nodig en bij een lager inkomen meer. Het is daarom van groot belang dat burgers tijdig hun wijzigingen in inkomen doorgeven, zodat de toeslagen goed aansluiten op de actuele situatie binnen het huishouden en verrassingen aan het eind van het jaar zoveel mogelijk worden voorkomen.
De afgelopen weken is verkend of er voor de zorg en/of voor andere vitale sectoren waar nu veel wordt overgewerkt een maatregel of regeling getroffen kan worden die voorkomt dat een mogelijk hoger huishoudinkomen in 2020 als gevolg van het overwerk doorwerkt naar de toeslagen. De uitkomst van deze verkenning is dat het niet mogelijk is om uitzonderingen te maken voor specifieke groepen, of dat op een of andere manier rekening kan worden gehouden met een eventueel resulterende terugvordering van toeslagen als gevolg van overwerk na afloop van dit corona-jaar. De Belastingdienst/Toeslagen kan namelijk niet zien of iemand in de zorg of in een andere vitale sector werkt en kan ook niet uit de basisregistratie inkomen halen of het inkomen afkomstig is uit regulier werk of uit overwerk. Dat betekent dat, als er in deze coronatijd compensatie geboden zou moeten worden voor vermindering van toeslagen als gevolg van overwerk, dit voor iedereen zou moeten gelden die in 2020 meer is gaan verdienen, dus ook als gevolg van een nieuwe baan, een andere partner of een gewijzigd arbeidscontract. Er zijn technisch gezien wel enkele generieke maatregelen mogelijk, bijvoorbeeld een tijdelijke verhoging van de afbouwgrenzen van toeslagen, het voor iedereen en voor alle toeslagen standaard vaststellen van het recht op toeslagen in 2020 op basis van het jaarinkomen 2019, of een verhoging van de drempel voor terugvordering van toeslagen over het jaar 2020, maar deze maatregelen zijn (te) grofmazig, duur, of nadelig voor de groepen die nu te maken hebben met een inkomensdaling als gevolg van de corona-crisis. Om die reden kiest het kabinet daar niet voor. Het kabinet zal nu primair inzetten op communicatie om burgers te wijzen op het belang om verwachte wijzigingen in het huishoudinkomen van 2020 zo snel mogelijk door te geven aan de Belastingdienst/Toeslagen. Daarnaast kunnen in sectoren waar nu veel wordt overgewerkt een werknemer en zijn werkgever individueel ook afspraken maken over hoe om te gaan met overwerkuren waarmee een mogelijk ongewenste doorwerking naar de toeslagen wordt voorkomen. Dat kan bijvoorbeeld door af te spreken om dit jaar gemaakte overwerkuren geheel of gedeeltelijk niet uit te laten betalen maar deze als vrije tijd door te schuiven naar volgend jaar.
Bent u bereid deze vragen op de kortst mogelijke termijn te beantwoorden?
Omdat de verkenning van beleidsopties enige tijd in beslag heeft genomen is de beantwoording van deze schriftelijke vragen door het kabinet vertraagd waarvoor onze excuses.
Het uitbreiden van de testcapaciteit |
|
Maarten Hijink , Henk van Gerven |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wordt alle capaciteit die er bij laboratoria is nu volledig benut?
Welke capaciteit voor testen bestaat er nog in Nederland die niet benut wordt?
Tot hoeveel testen zou kunnen worden opgeschaald als u een beroep doet op alle bedrijven en wetenschappers met capaciteit en benodigde kennis alsook bioscienceparken waar pipetteerrobotten staan?1
Beperken «vendor lock-ins» het aantal testen die worden gedaan? Waarom blijven de labs vasthouden aan de apparatuur en materialen van een specifieke fabrikant?2
Deelt u de mening dat een militaire aanpak en landelijke ondersteuning en coördinatie vanuit de overheid nodig is en er moet worden afgestapt van de cultuur van het gebruiken van machines van specifieke fabrikanten? Deelt u de mening dat er genoeg creatieve, niet-gestandaardiseerde oplossingen zijn om over te gaan tot meer testen, zoals het zelf produceren van benodigde materialen?
Bent u bereid over te gaan tot dwanglicenties voor het produceren van benodigde materialen zodat meer tests kunnen worden gedaan?
Bent u bereid af te stappen van aanbestedingsregels zodat er meer tests kunnen worden gedaan?
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het debat van woensdag 8 april?
De discrepantie tussen de berichtgeving over bestellingen en leveringen van beschermingsmiddelen en de tekorten die nog steeds worden ervaren door zorgmedewerkers. |
|
Geert Wilders (PVV), Fleur Agema (PVV) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de aangenomen motie Wilders c.s. die de regering verzoekt ervoor te zorgen dat er voor elke zorgmedewerker op de kortst mogelijke termijn voldoende beschermingsmiddelen beschikbaar zijn? Hoe staat het met de uitvoering van deze motie?1
Bent u tevens bekend met uw stand van zakenbrief inzake COVID-19 d.d. 31 maart jongstleden? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de beschikbaarheid van beschermingsmiddelen op dit moment? Aan welke beschermingsmiddelen is er nog steeds een tekort?2
Zijn er voldoende beschermingsmiddelen beschikbaar voor zorgmedewerkers in ziekenhuizen (Zorgverzekeringswet (Zvw)), verpleeghuizen (Wet langdurige zorg (Wlz)) en huisartsenpraktijken (Zvw)? Zo ja, zijn die beschermingsmiddelen ook op de locaties aanwezig? Zo nee, aan welke beschermingsmiddelen is er een tekort?
Zijn er voldoende beschermingsmiddelen beschikbaar voor zorgmedewerkers in de wijkverpleging, wijkziekenverzorging (Zvw) en huishoudelijke hulp (Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo))? Zo ja, zijn die ook op de locaties van waaruit deze medewerkers werken aanwezig? Zo nee, aan welke beschermingsmiddelen is er een tekort?
Zijn er voldoende beschermingsmiddelen beschikbaar voor zorgmedewerkers die in gehandicapteninstellingen, jeugdzorginstellingen en geestelijke gezondheidszorg (ggz)-instellingen werken, mochten daar ook uitbraken van het coronavirus komen? Zo ja, zijn die ook op de locaties van waaruit deze medewerkers werken aanwezig? Zo nee, aan welke beschermingsmiddelen is er een tekort?
Kunt u deze vragen alstublieft separaat en volledig beantwoorden voor aanvang van het coronadebat d.d. 8 april aanstaande om het debat dan goed erover te kunnen voeren?
Het bericht ‘Onrust bij thuiszorg, wijkverpleging, gehandicaptenzorg en ouderen zorg bij gebrek aan bescherming en beperkt testen personeel’. |
|
Maarten Hijink , Lilian Marijnissen |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat vindt u ervan dat werkgevers en werknemers aangeven dat door gebrek aan beschermingsmaatregelen de situatie buiten het ziekenhuis onhoudbaar is geworden?1 2
Wat vindt u ervan dat werkgevers zich machteloos voelen door het inkoop- en verdeelcollectief van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport waardoor bijvoorbeeld de thuiszorg, wijkverpleging, gehandicaptenzorg en ouderenzorg bescherming tekort komen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vindt u het wenselijk dat werkgevers op zoek gaan naar alternatieve beschermingsmaterialen die vaak duur en ondeugdelijk blijken te zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wat vindt u ervan dat vakbonden dreigen om hun achterban van zorgverleners op te roepen niet meer aan het werk te gaan als ze dat niet op een veilige manier kunnen doen?
Welke maatregelen neemt u precies om ook beschermende materialen te krijgen vanuit andere (niet zorg) sectoren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Kunt u aangeven hoe het staat met de bijdragen van de chemische industrie of andere sectoren in het bedrijfsleven om het tekort aan beschermingsmiddelen in Nederland op te lossen?
Hoe staat het met de productie in ons eigen land van beschermingsmiddelen? Waar gebeurt dat op dit moment en wat levert het op?
Deelt u de mening dat wij op dit moment het uiterste van onze zorgverleners vragen in deze coronacrisis en dat het minste dat wij voor hen kunnen doen is zorgen dat ze voldoende beschermende materialen hebben om hun werk veilig te doen?
Bent u bereid de testcapaciteit op het coronavirus zodanig uit te breiden dat iedere hulpverlener met maar enige verdenking op corona kan worden getest uit oogpunt van veiligheid voor zowel de hulpverlener als de patiënten? Zo neen, waarom niet?
Is het mogelijk de testcapaciteit zodanig uit te breiden zodat dit kan worden gerealiseerd? Zo neen, waarom niet?
Hoe gaat u de aangenomen motie van het lid Marijnissen c.s. over alles op alles zetten om zorgverleners veilig hun werk te laten doen, uitvoeren? Wat vindt u van de het bericht van de zorgvakbonden dat deze motie nog onvoldoende wordt uitgevoerd?3
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het plenaire debat op 8 april over de ontwikkelingen rondom het coronavirus?
Het delen van corona-patenten door farmaceuten |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Erkent u de zorgen die bestaan omtrent de beschikbaarheid en betaalbaarheid van toekomstige coronamedicijnen en vaccins? Erkent u tevens dat we in een mondiale crisis verkeren waarin internationale samenwerking en solidariteit onmisbaar zijn?
Ik erken zowel de genoemde zorgen als het feit dat we in een mondiale crisis verkeren waarin internationale samenwerking en solidariteit onmisbaar zijn om de crisis de baas te worden.
Hoe beoordeelt u de oproep van Costa Rica aan de World Health Organisation (WHO) tot het creëren van een patent pool om een eerlijke toegang tot coronabehandelingen mogelijk te maken?1
Van patent pools is bekend dat ze vervolg-innovaties versterken omdat ze relevante technologie effectief beschikbaar maken. Het geeft meer partijen laagdrempelig toegang tot standaarden en versterkt daarmee kaders en normen die bruikbaar zijn of als bouwsteen kunnen dienen om effectieve therapieën te ontwikkelen. Een therapie kan immers bestaan uit meerdere patenten of is ontwikkeld op basis van bestaande patenten.
Nederland is voorstander van het delen van informatie en wetenschappelijke data. Hierbij moet wel worden gewaakt dat data wordt opgeslagen in toegankelijke systemen, zodat iedereen er later weer bij kan. Daarom is Nederland voorstander van samenwerkingsverbanden die werken volgens de FAIR principes (FAIR staat voor: Findable, Accessible, Interoperable, Reusable). Op grond van deze FAIR principes zijn data vindbaar, toegankelijk, interoperabel en herbruikbaar en kunnen data gemakkelijk met behulp van algoritmes worden onderzocht. Nog belangrijker in verband met persoonsgevoelige informatie is dat databeheerders zelf de mate kunnen bepalen waarin ze hun data openstellen voor derden.
Het idee van Costa Rica is dus een stap in de goede richting, echter, er dient zeer zorgvuldig naar de uitvoering ervan te worden gekeken.
Zoals 8 april jongstleden in de gewijzigde motie van het lid Ellemeet c.s. over het opzetten van een wereldwijde COVID-19 pool (t.v.v. motie 25295–224) is gevraagd, zal de regering voorafgaand, en tijdens, de jaarlijkse vergadering van de WHO leiderschap tonen en zich expliciet uitspreken voor zo’n wereldwijde COVID-19 pool en de WHO hierbij actief steunen.
Wat is uw oordeel over de uitspraak van de directeur van de internationale branchevereniging van farmaceutische industrie dat het mogelijk maken van wereldwijd gebruik van coronamedicijnen «niet bovenaan de prioriteitenlijst» staat? Bent u van mening dat de farmaceutische industrie met deze houding haar maatschappelijke taak serieus neemt?
Bij de ontwikkeling van een therapie voor of vaccin tegen COVID-19 is een goede private-publieke samenwerking nodig. Zowel voor wat betreft de noodzakelijke financiële middelen als voor wat betreft de kennis en expertise. De farmaceutische industrie heeft hier in mijn ogen dus ook een belangrijke taak in. Als ik vertegenwoordigers van de industrie of bedrijven spreek, benoem ik dit ook. Het is voor mij randvoorwaardelijk dat een therapie beschikbaar komt die toegankelijk en betaalbaar is. Gelukkig zien we ook vanuit farmaceutische bedrijven de wil om hieraan mee te werken.
Ik heb het citaat, zoals genoemd wordt in de vraag, niet kunnen controleren. De internationale branchevereniging van de farmaceutische industrie heeft ondertussen wel een verklaring op hun website geplaatst, waarin ze het belang van therapie ontwikkeling voor COVID-19 onderschrijven2.
Bent u bereid de Costa Ricaanse oproep aan de WHO te ondertekenen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.