Het bericht 'Cameron beperkt uitkeringen voor EU-migranten' |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Cameron beperkt uitkeringen voor EU-migranten»?1
Ja.
Bent u van mening dat Nederland het voorbeeld van Groot-Brittannië kan volgen en eveneens de periode waarin migranten uit de EU recht hebben op een uitkering kan halveren? Zo ja, bent u daar ook toe bereid? Zo nee, waarom is dat niet mogelijk?
Cameron wil dat EU-burgers die zich in Groot-Brittannië vestigen en geen duidelijk vooruitzicht hebben op een baan maximaal drie maanden gebruik kunnen maken van Britse uitkeringen, in plaats van de huidige zes maanden. Hij heeft hierbij – blijkens een artikel in the Daily Telegraph van 29 juli 2014 – het oog op jobseeker’s allowance (een met bijstand vergelijkbare werkloosheidsuitkering) en child benefit (kinderbijslag).
In het Verenigd Koninkrijk hebben werkzoekenden (jobseekers) recht op een met bijstand vergelijkbare uitkering. In Nederland geldt voor werkzoekenden dat zij geen recht krijgen op bijstand. Doordat een EU-burger die geen eigen bestaansmiddelen heeft en als werkzoekende naar Nederland komt, hier geen recht heeft op een bijstandsuitkering, kan halvering van de periode van de bijstandsuitkering in dat geval niet aan de orde zijn.
Voorts geldt dat EU-burgers die zich in Nederland vestigen en geen duidelijk vooruitzicht hebben op een baan niet meteen recht hebben op een bijstands-, werkloosheidsuitkering of op kinderbijslag.
Een EU-burger die naar Nederland is gekomen en hier werk heeft (werknemer is), behoudt onder bepaalde omstandigheden de status van werknemer, ook als hij werkloos wordt. Voor werkloze werknemers zijn de lidstaten gebonden aan de bepaling in de Richtlijn Vrij verkeer van personen (artikel 7, derde lid, onder c, van de Richtlijn 2004/38/EG) dat om in een andere lidstaat te verblijven voor een periode langer dan drie maanden:
In dat geval blijft de status van werknemer, en daarmee recht op bijstand, ten minste zes maanden behouden. Deze termijn is vastgelegd in de Richtlijn Vrij verkeer van personen.
Een EU-burger die naar Nederland komt en geen vooruitzicht heeft op een baan kan niet meteen zonder meer in aanmerking komen voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Hij zal in ieder geval in Nederland gewerkt moeten hebben. Als een EU-burger nog niet in Nederland heeft gewerkt, heeft hij geen recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet.
Ook bij het recht op kinderbijslag is het van belang een onderscheid te maken tussen de situatie dat iemand in Nederland als werknemer komt werken en de situatie dat iemand hier werk komt zoeken. Als iemand naar Nederland komt en hier als werknemer gaat werken, is hij verzekerd voor de volksverzekeringen en voor de werknemersverzekeringen.
Als iemand naar Nederland komt en hier niet als werknemer gaat werken maar werk zoekt, heeft hij slechts recht op kinderbijslag als hij ingezetene is in Nederland. Om ingezetene te zijn moet hij in Nederland wonen, dat wil zeggen dat het middelpunt van zijn maatschappelijk leven zich in Nederland moet bevinden. Of dat het geval is, dient beoordeeld te worden aan de hand van alle omstandigheden van het geval. De intentie van betrokkene is daarbij niet doorslaggevend. Als er sprake is van wonen in Nederland heeft de betrokkene recht op kinderbijslag en deze uitkering kan niet beperkt worden. Betrokkene moet op grond van de coördinatieverordening 883/2004 namelijk gelijk behandeld worden als de andere ingezetenen in Nederland.
Iemand die naar Nederland komt en geen vooruitzicht heeft op een baan hoeft dus niet meteen – zoals dat in Groot-Brittannië wel het geval is – zonder meer in aanmerking te komen voor kinderbijslag. Er zal sprake moeten zijn van wonen in Nederland of onderworpen zijn aan belastingheffing.
Als een EU-burger eenmaal voldoet aan de voorwaarden in de wetgeving van een lidstaat om in aanmerking te komen voor een werkloosheidsuitkering of voor kinderbijslag, dient hij gelijk behandeld te worden als een onderdaan van die lidstaat op grond van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels. Onderscheid binnen de uitkeringsvoorwaarden tussen migranten en Nederlanders is op grond van het discriminatieverbod niet toegestaan.
Het bericht 'Duitsland mag EU-burgers uitkering weigeren' |
|
Enneüs Heerma (CDA), Malik Azmani (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Duitsland mag EU-burgers uitkering weigeren»?1
Ja
Welke gevolgen heeft deze uitspraak van het Europees Hof voor de opdracht van de Kamer aan u (motie Azmani/Hamer2) om ervoor te zorgen dat ook in Nederland werkzoekende burgers uit andere landen van de Europese Unie een bijstandsuitkering geweigerd kan worden?
Voor de goede orde wijs ik erop dat het hier geen uitspraak van het Europees Hof betreft, maar een conclusie van de advocaat-generaal bij dat Hof. Op dit moment is nog niet bekend wat de uitspraak van het Hof zal zijn. De onderhavige zaak heeft overigens geen betrekking op een werkzoekende, maar op een economisch niet actieve persoon.
Voor wat betreft werkzoekende burgers uit andere landen van de Europese Unie geldt in Nederland al dat zij geen recht hebben op bijstand. In dit verband verwijs ik naar mijn brieven d.d. 28 maart 2013 (Kamerstukken II 2012/13, 30 545, nr. 118) en 10 juli 2013 (Kamerstukken II 2012/13, 29 407, nr. 172) aan uw Kamer. Een wetsvoorstel is hiervoor dus niet nodig.
Wanneer bent u van plan met een wetsvoorstel te komen om dit mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid ervaringen uit te wisselen met uw Duitse, en wellicht ook Belgische, collega om te zien hoe uitkeringstoerisme effectief bestreden kan worden?
Met een aantal EU-lidstaten, waaronder Duitsland en België, vindt regelmatig overleg plaats. Het onderwerp uitkeringstoerisme staat ook op de agenda, indien daar aanleiding toe is.
Het bericht ‘Vrijgelaten piraten willen asiel’ |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Vrijgelaten piraten willen asiel»?1
Ja.
Klopt het bericht dat drie Somalische piraten die hebben geschoten op Nederlandse militairen en veroordeeld zijn tot 4,5 jaar detentie, inmiddels hier te lande asiel hebben aangevraagd?
De Nederlandse regering doet geen mededelingen over asielaanvragen die door individuele vreemdelingen zijn ingediend.
Deelt u de mening dat het schaamteloos is te schieten op Nederlandse militairen en vervolgens in Nederland asiel aan te vragen?
Vreemdelingen die in Nederland verblijven kunnen asiel aanvragen in Nederland. Bij de beoordeling van een asielaanvraag zal een strafrechtelijk verleden worden meegewogen. Zie voorts antwoord 5 en 6.
Deelt u voorts de mening dat het toch niet zou moeten kunnen dat Nederland eerst opdraait voor de kosten van strafrechtelijke detentie van bepaalde vreemdelingen en vervolgens ook nog asiel moet verlenen aan deze personen?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verhoudt het Nederlandse asiel- en terugkeerbeleid zich tot het plegen van dergelijke misdrijven? Hoe wordt voorkomen dat vreemdelingen uit wiens veroordeling blijkt dat zij een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid zijn, zich rechtmatig vrij kunnen bewegen in Nederland door het opstarten van een asielprocedure?
Aan personen die misdrijven hebben gepleegd kan niet de mogelijkheid ontzegd worden een asielverzoek in te dienen. Wel worden de strafrechtelijke antecedenten betrokken bij de beoordeling van een eventueel asielverzoek. Afhankelijk van de individuele zaak kunnen antecedenten, zoals piraterij, leiden tot het oordeel dat artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag van toepassing is. In dat geval wordt het asielverzoek op die grond afgewezen. Daarnaast wordt een asielaanvraag in de regel ook afgewezen wanneer betrokkene een gevaar vormt voor de gemeenschap en veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden of meer.
De Nederlandse wet en de Europese regelgeving laten voorts ruimte om onder omstandigheden gedurende een asielprocedure een maatregel van vreemdelingenbewaring op te leggen als de openbare orde dat vereist en dit gezien alle betrokken belangen proportioneel is. Indien een vreemdeling gedurende de strafrechtelijke procedure een asielaanvraag indient, en daar bij het moment van invrijheidsstelling nog niet op is beslist, zal in de regel het opleggen van een maatregel van vreemdelingenbewaring opportuun zijn.
Overigens wordt ingezet op de terugkeer van alle ongeveer 25 Somalische piraten die in Nederland zijn berecht. Ik heb met Somalië afspraken gemaakt over de gedwongen terugkeer van personen met deze achtergrond. Een persoon die is afgestraft in verband met piraterij is inmiddels op basis van deze afspraken op donderdag 22 mei jl. uitgezet naar Somalië. Eerder hebben ruim 10 Somalische piraten ervoor gekozen terug te keren in ruil voor strafonderbreking. Alle overige personen verblijven nog in strafrechtelijke dan wel in vreemdelingrechtelijke detentie.
Kan een dergelijk misdrijf jegens Nederlandse militairen en de veroordeling daarvoor reden zijn een asielaanvraag af te wijzen op grond van gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid, of zelfs op grond van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht ‘Zeker 28 illegalen op top 600-lijst’ |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Zeker 28 illegalen op top 600-lijst»?1 Heeft u eveneens kennisgenomen van de in dit bericht genoemde brief van de burgemeester van Amsterdam aan de gemeenteraad van Amsterdam waarin hij dit vermeldde?
Ja, van beide heb ik kennisgenomen.
Bent u op de hoogte van het feit dat de Amsterdamse Top 600-groep ook uit illegale en criminele vreemdelingen bestaat die niet in Nederland mogen verblijven?
Ja, daarvan ben ik op de hoogte. Van de 28 illegale criminele vreemdelingen is het vermoedelijke herkomstland door de gemeente Amsterdam vastgesteld. Dertien zijn afkomstig uit EU-landen, acht uit Algerije, drie uit Suriname, twee uit Sierra Leone, een uit Iran en een uit Tunesië.
In hoeverre zijn de Dienst Terugkeer en Vertrek en de Vreemdelingenpolitie betrokken bij het bepalen van een plan van aanpak voor deze personen? Ziet u redenen en mogelijkheden teneinde de inzet van deze partijen te intensiveren?
Sinds medio 2013 is er een speciaal casusoverleg voor de vreemdelingen binnen de Amsterdamse Top600. Hierin participeren de DT&V, de VP, de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), de politie, het Openbaar Ministerie (OM), de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) en experts van het programmabureau Top600. Per vreemdeling wordt bekeken welke inspanningen gezamenlijk kunnen worden geleverd om terugkeer naar het herkomstland te realiseren.
De DT&V levert maximale inspanning om criminele vreemdelingen te laten terugkeren naar hun land van herkomst. Een vreemdeling komt al voor het einde van de strafdetentie in beeld bij de DT&V. De DT&V gaat dan in gesprek met de vreemdeling om hem ervan te overtuigen dat zijn toekomst niet in Nederland ligt en om hem te bewegen tot terugkeer. Zodra duidelijk wordt dat de vreemdeling niet zelfstandig zal terugkeren, wordt ingezet op gedwongen terugkeer direct in aansluiting op het straftraject.
Zoals ik in het antwoord op vraag 5 aangeef, is begin dit jaar een nieuw proces vastgelegd om de terugkeer van criminele vreemdelingen te bevorderen.
Er is daarom nu geen reden om de inzet van de betrokken organisaties verder te intensiveren.
Deelt u de mening dat gemeenten op de hoogte dienen moeten zijn wanneer illegale vreemdelingen in een VRIS-traject (Vreemdelingen in Strafrechtketen) zitten? Zo ja, hoe kunt u zorgen dat die informatie-uitwisseling tot stand komt? Zo nee, waarom niet?
De (keten)partners die betrokken zijn bij de terugkeer van criminele vreemdelingen bespreken in de lokale terugkeeroverleggen (LTO’s) individuele zaken. Aan die bijeenkomsten nemen alle bij de dossiers betrokken partners deel, waaronder vaak ook gemeenten. Waar nodig zijn gemeenten dus op de hoogte van de detentie en de vertrekplicht van criminele vreemdelingen.
Top600-zaken worden in het speciale Top600 casusoverleg besproken (zie antwoord 3).
Bent u bekend met de signalen dat in de praktijk de overgang van strafdetentie naar vreemdelingenbewaring niet altijd soepel verloopt? Welke inspanningen heeft u verricht en kunt u nog verrichten teneinde dit te verbeteren?
Alle betrokken ketenpartners hebben in 2013 gewerkt aan het zo precies mogelijk in kaart brengen van verbeterpunten in het proces van de overdracht van de vreemdeling vanuit strafdetentie naar vreemdelingenbewaring. Dat heeft geresulteerd in een nieuw proces dat is vastgelegd in een landelijk VRIS-protocol dat op 24 januari 2014 is gepubliceerd.
Vreemdelingen die preventief in hechtenis zijn genomen worden nu ook door de DT&V benaderd voor terugkeer naar het herkomstland. Op die manier wordt maximaal gebruik gemaakt van de tijd die een vreemdeling in strafdetentie doorbrengt en is de kans op een succesvolle afronding van het terugkeerproces groter.
Hoe draagt u er zorg voor dat criminele, illegale vreemdelingen zoveel mogelijk aansluitend aan de gevangenisstraf worden uitgezet? Ziet u mogelijkheden dit nog te intensiveren? Worden deze criminele vreemdelingen ongewenst verklaard? Zo nee, waarom niet?
Er wordt door de ketenpartners maximaal ingezet op het vertrek van criminele illegale vreemdelingen. Zoals ook staat beschreven in antwoorden drie en vijf, zet de DT&V direct na de strafrechtelijke detentie, of in periode van preventieve hechtenis, het terugkeerproces in gang. Criminele vreemdelingen krijgen zo mogelijk altijd een inreisverbod of worden ongewenst verklaard.
De regeling Strafonderbreking maakt het aantrekkelijker voor vreemdelingen in strafdetentie om mee te werken aan terugkeer.2 Deze regeling stimuleert terugkeer naar het land van herkomst doordat vreemdelingen strafkorting kunnen krijgen als zij vertrekken. Bij hernieuwd aantreffen in Nederland moet de resterende straf alsnog uitgezeten worden.
Klopt het dat illegalen die niet aansluitend aan hun celstraf uitgezet of in vreemdelingenbewaring gesteld kunnen worden doorgaans zonder toezicht of bepaalde voorwaarden de straat op worden gestuurd? Welke mogelijkheden bestaan er teneinde illegale vreemdelingen een vorm van toezicht of bepaalde voorwaarden op te leggen?
Criminele illegale vreemdelingen die niet aansluitend aan hun celstraf uitgezet of in vreemdelingenbewaring gesteld kunnen worden zijn verplicht Nederland te verlaten. Voor criminele illegale vreemdelingen gelden al specifieke eisen als gevolg van het opgelegde inreisverbod of de ongewenstverklaring. Zij moeten Nederland onmiddellijk aansluitend aan de celstraf verlaten. Doen zij dat niet dan zijn zij strafbaar en riskeren zij een gevangenisstraf op grond van artikel 197 Wetboek van strafrecht.
Toezichtmaatregelen met het oog op uitzetting worden al ingezet wanneer een vreemdeling niet direct aansluitend aan de celstraf uitgezet of in vreemdelingenbewaring genomen kan worden. Voorbeelden hiervan zijn dat de vreemdeling zich dagelijks of wekelijks bij de politie moet melden; dat hem een borgsom wordt opgelegd die hij terugkrijgt als hij Nederland daadwerkelijk verlaat; dat zijn documenten (indien voorhanden) worden ingenomen of dat hij wordt verplicht om de grenzen van een gemeente niet te verlaten.
Per vreemdeling wordt beoordeeld welke maatregel, of combinatie van maatregelen, het meest effectief is.
Deelt u de mening dat juist vanwege het feit dat criminele illegalen Nederland moeten verlaten, daardoor niet in aanmerking komen voor allerlei detentie nazorgprogramma’s en een grote kans maken te recidiveren, er extra mogelijkheden in het leven geroepen zouden moeten worden teneinde voorwaarden en toezicht aan deze groep op te leggen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Zou het mogelijk zijn bij een veroordeling tot een celstraf ook een extra toezichtsmaatregel op te leggen, die ingaat op het moment dat de vreemdeling na zijn detentie niet wordt uitgezet of in vreemdelingenbewaring wordt gesteld en afloopt op het moment dat de vreemdeling Nederland aantoonbaar heeft verlaten? Zo ja, hoe kan dit mogelijk gemaakt worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht ‘Large increase to almost 435000 asylum applicants registered in the EU28 in 2013’ |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht van Eurostat «Large increase to almost 435.000 asylum applicants registered in the EU28 in 2013»?1
Ja.
Hoe kan de stijging van de instroom van asielzoekers uit Somalië verklaard worden?
De asielinstroom in Nederland vanuit Somalië was in 2013 hoger dan in 2012. In 2013 bedroeg het aantal asielaanvragen door Somaliërs namelijk 3.080 ten opzichte van 880 asielaanvragen in 2012.2 De instroom van Somaliërs in 2013 bestond vooral uit Somalische gezinsleden die via nareis naar Nederland zijn gekomen om zich te herenigen met een Somalische asielzoeker die in Nederland een asielvergunning heeft gekregen. Dit kunnen ook asielaanvragen betreffen van gezinsleden van wie de nareisaanvraag reeds in 2012 is ingediend en ingewilligd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Gezinsleden hebben immers na een positief besluit van de IND, drie maanden de tijd om een Machtiging tot Voorlopig Verblijf (MVV) op te halen bij de ambassade en drie maanden de tijd om Nederland in te reizen na ontvangst van de MVV. Het aantal aanvragen voor deze MVV-nareis is in 2013 gedaald ten opzichte van 2012. In 2012 bedroeg het aantal MVV-nareisaanvragen door Somaliërs ongeveer 4.880. In 2013 was er sprake van 2.370 MVV-nareisaanvragen. Wel lag het inwilligingspercentage in 2013 (56%) hoger dan in 2012 (11%), hetgeen de hogere asielinstroom van Somaliërs in 2013 mede kan verklaren. 3
In hoeverre is de hoge instroom vanuit Somalië het gevolg van beleid ten aanzien van asielzoekers uit dit land en ten aanzien van hun familieleden?
De instroom van Somalische asielzoekers in Nederland in 2013 betreft, zoals uit mijn antwoord op vraag 2 blijkt, voor een deel asielaanvragen van hoofdpersonen en voor een groter deel nareizigers (gezinsleden).
De keuze van asielzoekers voor een bepaald bestemmingsland is vaak niet eenduidig te verklaren. Factoren die in algemene zin een rol kunnen spelen zijn geografische ligging, historische (koloniale) banden tussen landen, een substantiële reeds aanwezige diaspora, de ervaren aantrekkelijkheid van het gevoerde asielbeleid, de aanwezigheid van smokkelnetwerken en toevalsfactoren. Het is dus niet te zeggen in hoeverre het Nederlandse (nareis)beleid bijdraagt aan de hoge instroom vanuit Somalië.
De situatie in Somalië is, zoals u weet, al jarenlang zorgwekkend en dat wordt weerspiegeld in het landgebonden asielbeleid. Zo is er enige tijd sprake geweest van een zogenaamde 15c-situatie in Mogadishu, waarbij de stad te onveilig werd geacht om naar terug te keren. Ook de situatie in de gebieden onder controle van Al-Shabaab is zorgwekkend.
Zijn er verschillen tussen het nareisbeleid voor familieleden van Somalische asielstatushouders en het nareisbeleid voor familieleden van asielstatushouders uit andere landen?
Nee. Er is geen specifiek beleid voor de gezinshereniging van mensen met de Somalische nationaliteit. Voor hen geldt, net als voor andere nationaliteiten, het algemene nareisbeleid.
Deelt u de mening dat, gezien de grote maatschappelijke problemen met Somaliërs in ons land, bekeken zou moeten worden of de instroom van (familieleden van) Somaliërs beperkt zou kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Het toelaten van asielzoekers is gebonden aan internationale verplichtingen, te weten het Vluchtelingenverdrag, het Europees verdrag voor de Rechten van de Mens en de zgn. Kwalificatierichtlijn4. Deze vormen het juridisch kader voor het Nederlandse asielbeleid in het algemeen en het vormgeven van het landgebonden asielbeleid in het bijzonder. De noodzaak aan bescherming is en blijft het leidende principe voor de beoordeling van asielaanvragen. Ik heb uw Kamer dit jaar geïnformeerd over de wijze waarop ik het landgebonden asielbeleid Somalië vormgeef, rekening houdend met de informatie over de situatie in Somalië.5
De voorwaarden waaronder gezinshereniging kan plaatsvinden tussen een asielzoeker die in Nederland een asielvergunning heeft gekregen en zijn gezinsleden, staan beschreven in de Richtlijn Gezinshereniging6. De situatie van vluchtelingen vraagt bijzondere aandacht vanwege de redenen die hen ertoe hebben gedwongen hun land te ontvluchten en die hen beletten aldaar een gezinsleven te leiden. Om die reden gelden er in deze richtlijn voor hen gunstigere voorwaarden voor de uitoefening van hun recht op gezinshereniging, dan voor reguliere gezinshereniging. Aanpassingen in het nareisbeleid dienen dus ook steeds conform deze Richtlijn te zijn.
Zonder een uitspraak te doen over de eventuele omvang van maatschappelijke problemen met Somaliërs, zie ik dan ook geen mogelijkheden om de instroom van Somaliërs te beperken.
Ziet u mogelijkheden tot aanpassing van het (nareis)beleid ten aanzien van Somaliërs teneinde de instroom te beperken? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe kan verklaard worden dat het aantal asielaanvragen dat leidt tot een inwilliging in eerste aanleg in Nederland met 61% aanzienlijk hoger ligt dan in andere Europese landen? Zijn de verschillen in het asielbeleid, met name het nareisbeleid, hier een verklaring voor?
Het relatief hoge inwilligingspercentage in Nederland over 2013 is deels te verklaren door aanvragen van vreemdelingen uit Syrië en Somalië. De Somalische inwilligingen betreffen grotendeels nareizigers die met een MVV Nederland inreizen om met familieleden herenigd te worden die een verblijfsvergunning asiel hebben gekregen.
Voordat ik in ga op de oorzaken van de relatieve hoge inwilligingscijfers in Nederland wil ik benadrukken dat de inwilligingspercentages van Europese bestemmingslanden onderling moeilijk met elkaar te vergelijken zijn. Elke lidstaat heeft met een andere samenstelling van herkomstlanden te maken, waardoor een vergelijking tussen lidstaten geen zuivere vergelijking oplevert.
Indien de vergelijking van de inwilligingspercentages wordt beperkt tot de internationale verleningsgronden, te weten de afgegeven asielvergunningen op grond van het Vluchtelingenverdrag en op grond van artikel 3 EVRM, blijkt dat Nederland een lager inwilligingspercentage heeft dan de 61% van de algemene methode en daarmee minder afwijkt van de percentages in de EU. Het inwilligingspercentage in Nederland is dan 30% waar het gemiddelde in de EU 29% betreft.
Voorts heb ik u eerder gemeld dat het verschil in inwilligingspercentages mogelijk mede toe te schrijven is aan de aard van de Nederlandse asielprocedure en de aandacht voor het snel afdoen van kansloze aanvragen in de korte aanmeldcentrumprocedure.7 Het is zeer wel mogelijk dat Nederland daarmee weinig aantrekkelijk is voor vreemdelingen die geen bescherming tegen terugkeer behoeven, maar toch door middel van een asielprocedure toegang tot Europa zoeken.
Het bericht “Sjoemelen met moskeeën” |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Sjoemelen met moskeeën»?1
Ja, ik heb kennis genomen van het artikel.
Klopt de berichtgeving over de oneigenlijke financiering met overheidsgeld van twee moskeeën in Amsterdam?
De gemeente Amsterdam heeft in het kader van het Structuurfondsprogramma Doelstelling 2 (2000–2006) EU-subsidie ontvangen voor de bouw van een multifunctioneel centrum aan de Joubestraat in Amsterdam. De subsidie was bestemd voor projecten in het achterstandsgebied in Amsterdam Groot Oost. Bij het project «Multifunctioneel Centrum Joubestraat», is een laagdrempelige voorziening gerealiseerd voor activiteiten met als doel de meer laagopgeleide bewoners uit kwetsbare groepen aan het werk te krijgen.
Bij de aanvraag is duidelijk onderscheid gemaakt tussen een subsidiabel deel, het multifunctioneel Centrum (de bovenverdiepingen), en een niet subsidiabel deel, de moskee (op de begane grond). Het zijn van elkaar afgesloten gebieden van het gebouw. Toekenning van de subsidie heeft conform de aanvraag plaatsgevonden.
Het onderzoek van het Europees fraudebureau OLAF richt zich op de vraag naar de juiste besteding van de subsidie (conform de regels van de Structuurfondsen). De uitkomst van dit onderzoek wordt binnenkort verwacht, zo heeft OLAF ambtelijk gemeld. Er kan niet worden vooruitgelopen op de uitkomsten van het onderzoek.
Overheidsgeld mag nooit worden besteed aan instellingen en activiteiten die segregatie bevorderen in plaats van integratie. Voor zover mijn informatie reikt (zie ook antwoord 6) worden er geen koranlessen gegeven in het multifunctioneel centrum.
In welke mate is hier sprake van het financieren van religieuze instellingen, in dit geval twee moskeeën, met overheidsgeld? Wat vindt u van deze financiering in het kader van de scheiding tussen kerk en staat?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat subsidiegeld bedoeld voor seculiere, integratiebevorderende activiteiten is aangewend voor het geven van koranles, gescheiden voor jongens en meisjes? Deelt u de mening dat overheidsgeld nooit besteed mag worden aan instellingen en activiteiten die segregatie bevorderen in plaats van integratie?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u ook van mening dat juist dit soort instellingen en activiteiten kunnen zorgen voor een tweedeling op sociaal economisch of sociaal cultureel gebied? Zo ja, wat gaat u daaraan doen? Zo nee, waarom niet?
Afhankelijk van de invulling van de activiteiten kunnen dergelijke instellingen de integratie belemmeren of juist bevorderen.
In welke mate is gecontroleerd of de subsidiegelden ook daadwerkelijk besteed zijn aan de doelen waarvoor ze verstrekt zijn?
De Amsterdamse projecten uit het Doelstelling 2 programma (2000–2006) zijn gecontroleerd door een projectaccountant, de gemeentelijke accountantsdienst van Amsterdam, en tenslotte heeft de Auditdienst van het Rijk de betrokken accountant van de gemeente Amsterdam nog gereviewd. Controles ter plaatse maakten hier onderdeel van uit.
Het bericht “België wil af van ‘arme’ Nederlanders” |
|
Enneüs Heerma (CDA), Malik Azmani (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «België wil af van «arme» Nederlanders»?1
Ja.
Wat vindt u van de berichtgeving dat in 2013 305 Nederlanders te horen hebben gekregen dat zij België dienen te verlaten omdat zij een belasting vormen voor het sociale zekerheidssysteem? Bent u ook van mening dat in Nederland vaker bekeken zou moeten worden of EU-onderdanen een belasting vormen voor het sociale zekerheidssysteem?
Op grond van de EU-richtlijn vrij verkeer van personen (RL 2004/38) kan een EU-burger het recht op verblijf verliezen, zodra hij/zij een onredelijke belasting is gaan vormen voor het sociale bijstandssysteem in een gastlidstaat. Beëindiging van het verblijf behoort tot de mogelijkheden bij een onredelijke beroep op bijstand door een EU-burger. In feite volgt Nederland wat dit betreft reeds een vergelijkbare koers als België. Op dit moment wordt gewerkt aan de uitwerking van de motie Azmani/Hamer (d.d. 28 mei 2013). Voorts loopt in de gemeente Rotterdam een pilot, die mede is bedoeld om na te gaan hoe de gegevensuitwisseling tussen gemeenten en IND verbeterd kan worden.
Volgens de berichtgeving zijn de voorwaarden niet strenger geworden in België voor EU-onderdanen, toch is het aantal ingetrokken verblijfsvergunningen gestegen. Uit de cijfers blijkt veel meer dan in Nederland. Hoe komt het dat de afgelopen twee jaar het aantal ingetrokken verblijfsvergunningen is gestegen in België? En is er een verschil met Nederland? Zo ja, wat is dan het verschil en hoe kan dit verschil verklaard worden?
Gebleken is dat in België beëindigingen van het verblijfsrecht de laatste jaren zijn toegenomen doordat controles op het verblijfsrecht bij het aanvragen, c.q. ontvangen van sociale bijstand («leefloon») in het land doeltreffender zijn georganiseerd dan voorheen. De relatief hoge cijfers zijn mede te verklaren uit de omstandigheid dat België bezig is met een inhaalslag. Behalve nieuwe aanvragen wordt ook het zittend bestand van EU-burgers, die korter dan vijf jaar in België verblijven en langer dan drie maanden «leefloon» ontvangen, onderworpen aan de nieuwe regels. Verwachting is dat de cijfers de komende tijd zullen dalen.
Sinds 2011 is in België sprake van een «regelmatige uitwisseling van gegevens» tussen betrokken instanties, resp. de «Programmatorische Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie» (POD MI) en de «Dienst Vreemdelingenzaken» (DVZ). De koppeling van databestanden van vreemdelingen (DVZ) en uitkeringsgerechtigden (POD MI) leidt tot een automatische «wake up call» om een onderzoek uit te voeren, via een zogenaamde Kruispuntbank. In totaal genereerde het systeem in 2012 en 2013, respectievelijk 59.000 en 64.000 «wake up calls». In circa 7,5% van de gevallen heeft vervolgens nader onderzoek plaatsgevonden. Of er een nader onderzoek komt, is afhankelijk van beleid op gemeenteniveau. Gemeenten bepalen uiteindelijk welke dossiers voor onderzoek aan de DVZ worden voorgelegd.
Nederland kent een andere werkwijze. De IND ontvangt meldingen over het verstrekken van bijstandsuitkeringen aan EU-burgers van de gemeente. Die meldingen verlopen niet geautomatiseerd. De uitvoering van de WWB is gedecentraliseerd aan gemeenten. Gemeenten verstrekken enkel een beperkte set van statistische gegevens aan het CBS en zijn niet verplicht aanvullende informatie te verstrekken. Zodra de IND een melding over het verstrekken van een bijstandsuitkering van een gemeente ontvangt, onderzoekt de IND of sprake is van een onredelijk beroep op de bijstand. In 2013 is in Nederland van totaal 650 EU-burgers het verblijf beëindigd. Uit handmatige registratie van de IND blijkt dat van 60 EU-burgers in 2013 het verblijf is beëindigd wegens een onredelijk beroep op de bijstand.
Op dit moment wordt gewerkt aan de uitwerking van de motie Azmani/Hamer (d.d. 28 mei 2013) De resultaten van de pilot Rotterdam zijn in dit verband van belang. Ook de praktijkervaringen in België worden betrokken bij de verdere beleidsontwikkeling.
Uit de berichtgeving komt naar voren dat België sinds twee jaar werkt met een nieuw controlesysteem waarbij de samenwerking tussen de bijstand- en uitkeringsinstanties met de Dienst Vreemdelingenzaken sterk is verbeterd. Waarin verschilt dit systeem ten opzichte van de werkwijze in Nederland? Zijn de ervaringen in België ook meegenomen in de pilot van Rotterdam die 1 oktober 2013 is gestart?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn in Nederland de databanken van de bijstands- en uitkeringsinstanties automatisch gekoppeld aan de databanken van de Immigratie en Naturalisatiedienst? Zo nee, waarom niet? En als er geen koppeling van databanken (mogelijk) is op welke wijze zou de gegevensuitwisseling dan geïntensiveerd en verbeterd kunnen worden?
Zie antwoord vraag 3.
Op 9 december 2013 heeft u samen met de Belgische minister Bourgeois een intentieverklaring ondertekend om beter samen te werken op onder meer de schaduwkanten van intra-EU-arbeidsmobiliteit. Neemt u in deze samenwerking ook het nieuwe, verbeterde, controlesysteem van de Belgische overheid mee? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
De intentieverklaring om de samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen te verbeteren ziet primair op integratie en inburgering van migranten in de samenleving. Derhalve ligt het minder voor de hand het controlesysteem van de Belgische overheid op rechtmatig verblijf bij aanvraag van een sociale bijstandsuitkering in deze samenwerking mee te nemen. Dit laat onverlet dat contacten met vertegenwoordigers van de Vlaamse deelregering waar mogelijk benut kunnen worden.
Op welke samenwerking ziet de intentieverklaring nog meer? Welke onderwerpen komen hier in aan bod?
Voor het thema «integratie en inburgering» heeft de intentieverklaring betrekking op het delen van kennis en ervaring tussen Nederland en Vlaanderen over de volgende aspecten: kennis bij migranten van waarden en normen (incl. rechten en plichten) in de samenleving; aanpak en instrumenten voor het leren en kennen van de Nederlandse taal; vergelijking en analyse van uitkomsten van studies en indicatoren. Verder pleit de verklaring voor samenwerking in Benelux-verband wat betreft het beheersen van intra-Europese mobiliteit.
Het bericht ‘Situatie in de Vluchtgarage dreigt uit de hand te lopen’ |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Situatie in de Vluchtgarage dreigt uit de hand te lopen»?1
Ja.
In hoeverre en waarom wordt het bestaan van opvanglocaties voor uitgeprocedeerde asielzoekers naast de opvang in de Havenstraat in Amsterdam getolereerd?
De «Vluchtgarage» is geen opvangfaciliteit van de gemeente, maar een door een groep vreemdelingen gekraakt pand. Van de kraak is aangifte gedaan. In geval van kraak wordt in Amsterdam het uitgangspunt gehanteerd dat niet wordt ontruimd voor leegstand. Voordat tot ontruiming wordt overgegaan wordt door de lokale driehoek (burgemeester, Openbaar Ministerie en politie) vastgesteld of er plannen zijn voor ingebruikname van het pand nadat de kraak is beëindigd en of alle eventueel benodigde vergunningen er zijn. Als dat niet het geval is, is er sprake van leegstand en wordt er niet ontruimd omdat anders het risico bestaat dat het pand opnieuw wordt gekraakt.
Bovenstaande neemt niet weg dat ik een langdurig verblijf van de vreemdelingen in de Vluchtgarage onwenselijk vind. Hoewel de identiteit van de vreemdelingen niet bekend is, zal voor de overgrote meerderheid in de Vluchtgarage het perspectief naar verwachting terugkeer zijn. Daar moeten deze vreemdelingen aan werken. Het is overigens aan de burgemeester, gelet op zijn verantwoordelijkheid voor de openbare orde, om keuzes te maken over een eventuele ontruiming.
Wordt deze Vluchtgarage gekraakt? Deelt u de mening dat dergelijke opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers die niet meewerken aan vertrek, beëindigd zou moeten worden? Waarom is er geen sprake van ontruiming van de Vluchtgarage?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt de berichtgeving dat er hoogoplopende conflicten voorkomen in de Vluchtgarage waarbij gevochten wordt en waarbij zelfs steekwapens worden gebruikt? Deelt u de mening dat uitgeprocedeerde asielzoekers die geweld en wapens gebruiken direct opgepakt zouden moeten worden en in vreemdelingenbewaring geplaatst zouden moeten worden? Waarom is dat met de bewoners van de Vluchtgarage niet gebeurd en gaat dit alsnog gebeuren?
In de periode sinds de groep in de Vluchtgarage is getrokken, heeft er een aantal incidenten plaatsgevonden, deels binnen de groep. In twee gevallen is sprake geweest van (dreiging met) een (steek)wapen. De politie treedt op waar nodig. Er zijn bijvoorbeeld aanhoudingen verricht, waarbij ook personen in (vreemdelingen)bewaring zijn gesteld.
Waarom wordt opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers die geweld en wapens gebruiken gedoogd? Bent u bereid met de gemeente Amsterdam in gesprek te gaan over het beëindigen van de opvang in de Vluchtgarage?
Zoals ik bovenstaand heb geschreven, gaat het hier niet om een opvangfaciliteit en is dus geen sprake van het gedogen van opvang voor deze groep. Ik ben en blijf uiteraard in gesprek met de burgemeester van Amsterdam over de ontstane situatie. Daarnaast is de gemeente gemeld dat de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) beschikbaar is om met de bewoners van de Vluchtgarage in gesprek te gaan over terugkeer naar het land van herkomst en de ondersteuning die hierbij aan de bewoners kan worden geboden.
Het bericht “Amsterdam; 1,7 miljoen euro extra voor illegalen” en de brief van burgemeester Van der Laan van 30 januari jl. |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Amsterdam: 1,7 miljoen euro extra voor illegalen»1 en de brief van burgemeester Van der Laan van 30 januari 2014?2
Ja.
Wat is uw reactie op de brief van de burgemeester van Amsterdam? Hoe verhouden deze plannen zich tot de uitspraken die u tijdens het VAO (debat naar aanleiding van het verslag van een Algemeen overleg) Vreemdelingen- en asielbeleid van 13 februari 2014 heeft gedaan met betrekking tot het bestuursakkoord?
Hetgeen ik heb gezegd tijdens het debat naar aanleiding van het verslag van een Algemeen Overleg van 13 februari 2014 met betrekking tot het bestuursakkoord, geldt nog steeds. De brief van de burgemeester van Amsterdam is wat dat betreft helder. Ik lees in deze brief dat de gemeente Amsterdam belang hecht aan een goede samenwerking met het Rijk en dat het Rijksbeleid het kader vormt. In de brief staat expliciet dat er «bij de opbouw van een Programma Vreemdelingen een goede verbinding moet zijn tussen het gemeentebeleid, het Rijksbeleid en het Regeerakkoord.» Dat is een belangrijke vaststelling en daarmee staat het bestuursakkoord uit 2007 nog steeds overeind. Uitgangspunt is en blijft dat structurele noodopvang voor uitgeprocedeerde asielzoekers onnodig en onwenselijk is.
Een terugkeer naar de grootschalige langdurende noodopvang zoals die bestond ten tijde van het bestuursakkoord zou uitgeprocedeerde vreemdelingen het verkeerde signaal geven omdat het een schijn van legitimiteit geeft aan het verblijf in Nederland. Tegelijk is in het verleden vastgesteld, bij het afbouwen van de noodopvang, dat het soms nodig kan zijn om vreemdelingen tijdelijk van de straat te halen en kortdurende crisisopvang te bieden. Dat is ook al eerder gewisseld in gesprekken tussen mijn voorgangers en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). In dat licht plaats ik ook het voornemen van de gemeente Amsterdam om structureel een aantal plaatsen te voorzien voor ongedocumenteerde vreemdelingen waarvoor een humanitaire crisissituatie dreigt als gevolg van hun medische toestand of andere vormen van verhoogde kwetsbaarheid. Op zo’n moment kan het voor de vreemdeling, en zijn omgeving, belangrijk zijn om hem snel van de straat te halen. Met het oog daarop heeft de gemeente Amsterdam daarom een aantal opvangplekken voorzien in plaats van steeds te zoeken naar ad-hoc oplossingen. Natuurlijk moet dit voor de betreffende vreemdeling geen blijvende vorm van onderdak zijn, maar het startsein voor de gemeente en mijn diensten om intensief samen te werken. Het doel van deze samenwerking is de vreemdeling ertoe te bewegen om zijn situatie van illegaliteit te doorbreken en toe te werken naar een concreet toekomstperspectief.
Wat vindt u van de plannen van de gemeente Amsterdam om structureel 1,7 miljoen euro uit te trekken om vreemdelingen zonder verblijfsvergunningen opvang te bieden?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de extra opvangplekken tegen de afspraken van het bestuursakkoord 2007 ingaan? Zo ja, gaat u de gemeente Amsterdam hier op aanspreken? Zo nee, waarom gaat het volgens u niet tegen de afspraken uit het bestuursakkoord in?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de huidige tijdelijke opvang van illegalen in de Havenstraat in Amsterdam geen aanleiding geeft om thans de opvangverlening uit te breiden, zeker gezien het feit dat dit pas in één geval tot terugkeer heeft geleid?
De tijdelijke oplossing voor de vreemdelingen in de Havenstraat heeft geen relatie met dit plan van de gemeente Amsterdam. Zoals ik reeds in antwoord op de vorige vragen heb gezegd, doet dit plan naar mijn mening geen afbreuk aan het bestuursakkoord uit 2007 voor zover dit niet gaat om langdurige opvang voor individuele vreemdelingen, maar om crisisopvang waar vreemdelingen tijdelijk terecht kunnen.
In de brief van burgemeester Van der Laan worden de gemeenten Rotterdam en Utrecht genoemd als voorbeelden die reeds opvang faciliteren, of ondersteunen, aan illegale vreemdelingen; in hoeverre klopt dit beeld dat ook andere gemeenten structurele opvang bieden aan illegale vreemdelingen? Gaat u deze gemeenten hier op aanspreken? Zo nee, waarom gaat deze opvangverlening volgens u niet tegen de afspraken uit het bestuursakkoord in?
De inzet van de Rijksoverheid is om met de genoemde gemeenten intensief samen te werken om te voorkomen dat de tijdelijke opvang die in individuele zaken door deze gemeenten wordt geboden, een structureel karakter krijgt. Dit gebeurt door het maken van afspraken over een gezamenlijke strategie in individuele zaken, die er in de meeste gevallen op gericht zal zijn om de vreemdeling te bewegen tot zelfstandige terugkeer. Dat moet mijns inziens steeds het uitgangspunt zijn van zowel Rijk als medeoverheden zodat er vanuit een gedeeld beeld eenduidig wordt gehandeld richting de betreffende vreemdelingen. Die terugkeer is geen vrijblijvende optie. Daar waar de vreemdeling weigert om zelfstandig terug te keren en gedwongen terugkeer mogelijk is, zal ook vreemdelingenbewaring aan de orde zijn. In ieder geval kan de geboden opvang niet oneindig verder duren. Dit is het kader van de samenwerking met de gemeenten. Met gemeenten die deze uitgangspunten niet respecteren, ga ik in gesprek.
Staan de afspraken uit het bestuursakkoord waar het de opvang van illegale vreemdelingen betreft volgens u nog overeind?
Ja.
“Minimaal 100 studiehuizen Gülen-beweging in Nederland” |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het item «Minimaal 100 studiehuizen Gülen-beweging in Nederland» in de uitzending van EenVandaag?1 Wat vindt u van de zorgelijke beelden?
Ja, ik ben bekend met de uitzending van EenVandaag.
Bent u bekend met het bestaan van deze studiehuizen? Zo ja, wat vindt u van deze studiehuizen?
Ja, ik ben bekend met het bestaan van dergelijke vormen van huisvesting. Het staat ouders vrij om hun kinderen onder te brengen in internaten of logies. Deze instellingen dienen zich evenwel in alle opzichten aan de wet te houden. In het geval de studenten 18 jaar of ouder zijn, zijn zij vrij om samen een huis te betrekken. In het wetsvoorstel «Wet op de jeugdverblijven» worden verblijven als internaatvoorziening aangemerkt die privaat gefinancierd zijn, en waar ten minste vier minderjarigen elk gedurende een half jaar meer dan de helft van de tijd buiten familieverband overnachten, of naar verwachting zullen overnachten. Hiervan lijkt geen sprake te zijn in de huizen waarnaar in de uitzending van EenVandaag wordt verwezen.
Bestaan er wettelijke eisen waar dergelijke studiehuizen aan moeten voldoen? Zo ja, voldoen deze studiehuizen daaraan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe kan het dat deze studiehuizen bijvoorbeeld niet onder het toezicht van de onderwijsinspectie vallen?
Het onderwijstoezicht door de Inspectie van het Onderwijs is vastgelegd in de Wet op het
Onderwijstoezicht. Deze wet regelt het toezicht op, bij of krachtens een onderwijswet geregeld onderwijs op instellingen in de zin van een Onderwijswet. Private initiatieven zoals deze studiehuizen vallen daar niet onder. Een aanbod dat vanuit dergelijke private initiatieven wordt verzorgd, kan evenmin gelden als onderwijs in de zin van de Leerplichtwet.
Is het inderdaad zo dat jongeren in deze studiehuizen gevoed worden met het gedachtengoed van Fethullah Gülen? Wat vindt u daarvan?
Het is mij niet bekend of de studenten gevoed worden door het gedachtegoed van Fethullah Gülen. In Nederland is iedereen vrij om te geloven.
Deelt u de mening dat deze studiehuizen segregatie in de hand werken? Zo ja, welke middelen staan u ter beschikking om dat tegen te gaan?
Ik vind het in het algemeen niet wenselijk dat jongeren afgezonderd van
de Nederlandse samenleving opgroeien of op enige wijze worden weg gehouden van de bredere samenleving waarin zij zich later moeten kunnen handhaven. Uit het onderzoek «De Fethullah Gülenbeweging in Nederland» opgesteld in 2010 op verzoek van de toenmalige minister Van der Laan, blijkt dat vroegere studenten en aanhangers van de Gülenbeweging de Nederlandse taal goed beheersen en zich goed kunnen redden op de arbeidsmarkt. Om een plek te vinden in Nederland is het van belang dat jongeren in aanraking komen met mensen met andere denkbeelden of een andere levensstijl. Ik vind het belangrijk dat jongeren daartoe gestimuleerd worden door de ouders of – als zij verblijven in studiehuizen – door de aanbieders van deze vorm van huisvesting. Een verkenning van de gemeente Amsterdam waarover het college van burgemeester en wethouders in juli 2013 aan de gemeenteraad heeft gerapporteerd, leert dat de bewoners van de studiehuizen in Amsterdam in alle gevallen op dat moment opleidingen volgden aan reguliere Nederlandse instellingen.
Ziet u ook parallellen met het fenomeen «moskee-internaat»?
Indien jongeren onder de 18 jaar verblijven in deze huizen, zijn er zeker overeenkomsten. Zie ook het antwoord op vraag 2 en 3.
Het verstrekken van het burgerservicenummer |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Brussel rekent op Asscher»?1
Ja.
Wat vindt u van het idee van de gemeente Rotterdam om in bepaalde gevallen de aanvraag van het burgerservicenummer (BSN) aan te houden?
Inmiddels is verkend of het op grond van Europese regelgeving mogelijk is om de uitgifte van een BSN aan te houden in verband met controle van het adres in verband met eisen die aan huisvesting worden gesteld. Gebleken is dat Europese regelgeving geen ruimte biedt voor deze werkwijze. Hiervoor verwijs ik naar het antwoord op vraag 5.
Het kabinet heeft samen met gemeenten een groot aantal maatregelen genomen om EU-arbeidsmigratie in goede banen te leiden, waaronder ook maatregelen om overlast en huisvestingsproblemen tegen te gaan. Voor een overzicht van deze maatregelen verwijs ik naar de recente brieven die hierover naar uw Kamer zijn gestuurd.2 De gemeente Rotterdam is een van de gemeenten waar het kabinet intensief en naar wederzijdse tevredenheid mee samenwerkt. Het kabinet begrijpt de wens van de gemeente Rotterdam om overlast en huisvestingsproblemen aan te pakken. Gemeenten hebben met de wijziging van de Woningwet en de Huisvestingswet een aantal instrumenten in handen om overbewoning en overlast aan te pakken, zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 3 en 6.
Het kabinet heeft met de betrokken wethouders van de gemeenten Rotterdam, Westland en Den Haag afspraken gemaakt over verbetering van de registratie van EU-burgers in relatie tot het tegengaan van misstanden met huisvesting en overlast. Hierover heb ik uw Kamer geïnformeerd in mijn brief van 11 februari jl.3
Het kabinet en de betrokken wethouders hebben geconcludeerd dat we allemaal aan hetzelfde doel werken, namelijk het beheersbaar maken van EU-arbeidsmigratie en waar nodig het aanpakken van problemen, zoals bij huisvesting. We hebben afgesproken om zo snel mogelijk de Registratie van het Eerste Verblijfadres (REVA) te optimaliseren en de kinderziektes eruit te halen. Overigens zijn de eerste ervaringen daarmee positief. De pilot REVA is onlangs met 2 gemeenten uitgebreid en zal op korte termijn met nog meer gemeenten worden uitgebreid, waaronder één of meer RNI-loketgemeenten. Invoering van de pilot in alle RNI-loketgemeenten per 1 juli bleek niet haalbaar te zijn maar wel een verdere uitbreiding dan de huidige 3 gemeenten. Over een grotere uitrol vindt overleg plaats met de VNG, de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken en de andere loketgemeenten. Tevens is afgesproken dat er in de pilot REVA wordt nagegaan welke informatie beschikbaar en nodig is om gemeenten te ondersteunen bij de vraag waar de arbeidsmigrant verblijft. Daarnaast is het kabinet bereid te bezien hoe verplichte registratie van het (eerste) verblijfadres structureel kan worden geregeld.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is, voor zowel de mensen zelf als voor omwonenden, dat arbeidsmigranten in groten getale in een huis wonen? Zo ja, wat gaat u daar aan doen? Zo nee, waarom niet?
Overlast en overbewoning ontstaan doordat er teveel arbeidsmigranten in panden worden gehuisvest die daar niet geschikt voor zijn. Gemeenten zijn primair verantwoordelijk als het gaat om de handhaving van overlast en overbewoning en als het gaat om het maken van afspraken voor goede alternatieve huisvesting. Sinds de ondertekening van de nationale verklaring in 2012 voeren de Minister voor Wonen en Rijksdienst en zijn voorgangers regie op het maken van afspraken voor meer en betere huisvesting. De Minister voor Wonen en Rijksdienst heeft hierover op 1 oktober jl. uw Kamer geïnformeerd.4 In de afgelopen periode heeft dit geleid tot afspraken in 9 regio´s.
De gemeenten worden op verschillende manieren gefaciliteerd om hun verantwoordelijkheid te nemen:
Voor het bestrijden van (woon)overlast en de verloedering die daarmee gepaard kan gaan, zijn er diverse instrumenten voor gemeenten:
Deze maatregelen staan genoemd in de «Handreiking Aanpak woonoverlast en verloedering» uit 2011. Naast deze maatregelen zijn er ook aanvullende wetsvoorstellen aan de Tweede Kamer aangeboden die in 2014 en begin 2015 in werking zullen treden, te weten:
Daarnaast wordt een wetsvoorstel voorbereid dat het mogelijk maakt om woningzoekenden te screenen op overlastgevend gedrag. Dit wetsvoorstel zal de Minister voor Wonen en Rijksdienst nog dit jaar aanhangig maken bij Uw Kamer.
Deelt u de opvatting dat het niet meer verstrekken van het BSN, wanneer er sprake is van overbewoning, kan bijdragen aan het voorkomen van het samenwonen van enorm veel arbeidsmigranten in een zeer kleine en soms mensonterende ruimte, dat in bepaalde gevallen ook tot overlast leidt?
Hoewel ik dit een interessante gedachte vind, biedt de Europese regelgeving geen ruimte voor het niet meer verstrekken of het tijdelijk aanhouden van het BSN wanneer er sprake is van overbewoning. Ik verwijs kortheidshalve naar de antwoorden op de vragen 2, 3 en 6.
Kunt u aangeven welke Europese regels het op dit moment onmogelijk maken om het BSN helemaal niet meer te verlenen bij overbewoning? Welke Europese regels verzetten zich tegen het aanhouden van de aanvraag ter beoordeling van geschikte woonruimte? Bent u bereid hier wat aan te veranderen? Zo ja, hoe en wanneer gaat u concreet actie ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Het hebben van een BSN is niet wettelijk verplicht. Een niet-ingezetene kan en mag ook zonder BSN in Nederland verblijven, werken of studeren. Het (al dan niet tijdelijk) ontbreken van een BSN kan echter grote gevolgen hebben en niet-ingezetenen kunnen veel hinder ondervinden van het ontbreken van een BSN in hun contacten met verschillende instanties (niet alleen overheidsinstanties, maar bv. ook onderwijsinstellingen en zorgaanbieders) die onder omstandigheden gebruik kunnen maken van het BSN. Zo worden uit de basisregistratie personen geen gegevens over niet-ingezetenen verstrekt aan overheidsorganen en derden op grond van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP) zolang geen BSN is toegekend.5 Ook is het BSN bijvoorbeeld nodig voor inschrijving als werkzoekende bij het UWV. Gelet op het voorgaande is het risico reëel dat de Europese Commissie het aanhouden van toekenning van het BSN, en zeker het weigeren van toekenning van een BSN, zal aanmerken als een beperking van het vrij verkeer van Unieburgers dan wel het vrij verkeer van werknemers, zoals neergelegd in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.6 Bovendien zou sprake zijn van een ongeoorloofd onderscheid tussen ingezetenen en niet-ingezetenen, nu voor ingezetenen in de huidige wetgeving ook geen mogelijkheid bestaat om toekenning van het BSN aan te houden in verband met controle van de huisvestingseisen.
Maatregelen die het vrij verkeer (en verblijf) beperken zijn volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie toelaatbaar indien zij een doel van algemeen belang nastreven, geschikt zijn om de verwezenlijking daarvan te waarborgen en niet verder gaan dan noodzakelijk om het gestelde doel te bereiken. De doelstelling van de aanhouding van toekenning van het BSN – controle op huisvestingseisen in verband met misstanden op dat terrein – kan op zich vallen onder de bescherming van de openbare orde, mits sprake is van een werkelijke en voldoende ernstige bedreiging van een fundamenteel maatschappelijk belang. De om redenen van openbare orde genomen maatregelen moeten echter wel in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel. Of daaraan is voldaan is zeer de vraag; het aanpakken van misstanden op het gebied van huisvesting kan namelijk ook op andere manieren geschieden dan door het aanhouden van toekenning van het BSN; controle van de huisvestingseisen kan bijvoorbeeld ook plaatsvinden ná toekenning van het BSN. Dat is een minder vergaande methode. Verder staat het niet opgeven van een verblijfadres dat voldoet aan de huisvestingseisen niet zonder meer in verhouding tot de maatregel van aanhouding van toekenning van het BSN. Naar de mening van het kabinet is, gelet op het voorgaande, aanhouding van toekenning van het BSN niet geschikt en ook niet noodzakelijk om het doel te bereiken. Daar komt nog bij dat niet zozeer het gedrag van de niet-ingezetene zelf leidt tot misstanden op het gebied van huisvesting, maar het gedrag van degene die de huisvesting aanbiedt. Dat maakt de maatregel nog minder geschikt en evenredig.
Het kabinet is gelet op het voorgaande van mening dat aanhouding (en eventueel weigering) van toekenning van een BSN gelet op het Europees recht niet mogelijk is. Op het gebied van het vrij verkeer van Unieburgers heeft het vorige kabinet gepoogd de Richtlijn vrij verkeer van personen aan te passen. Hier bleek nauwelijks steun voor te zijn bij de Europese Commissie en de andere lidstaten. Mijn inzet is er daarom nu op gericht om Europees tot een coalitie van gelijkgezinde landen te komen die zich sterk maakt voor het bestrijden van uitwassen van het vrij verkeer, zoals uitbuiting en schijnconstructies. Door die negatieve effecten tegen te gaan, beoog ik draagvlak te behouden voor het vrij verkeer van werknemers in Europa.
Herinnert u zich uw uitspraak: «Bulgaren en Roemenen moeten worden ondersteund als ze uitgebuit worden en bestraft als ze overlast veroorzaken»? Zo ja, wat gaat u concreet doen aan overlast door overbewoning?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat al bijna een jaar nauwelijks wordt ingeburgerd |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Sinds januari van dit jaar zijn nieuwkomers verantwoordelijk voor hun eigen inburgering. In de praktijk betekent dit dat er al bijna een jaar nauwelijks wordt ingeburgerd»?1
Ja.
Klopt het bericht dat de afgelopen 10 maanden maar 923 mensen van de 7.803 nieuwe inburgeraars zich hebben gemeld bij de Dienst uitvoering Onderwijs (DUO) om een lening af te sluiten voor een inburgeringstraject? Zo ja, wat vindt u daarvan? Heeft u zicht op de aantallen die op andere wijze hun inburgeringstraject financieren?
De cijfers zijn correct. Inmiddels beschik ik wel over recentere cijfers. In de afgelopen 10 maanden (peildatum Informatiesysteem Inburgering, 1 november 2013) zijn 8.283 nieuwkomers inburgeringsplichtig geworden. Van deze groep is inmiddels aan 1.084 personen een lening toegekend.
Het aantal verstrekte leningen aan inburgeraars is overigens geen absolute graadmeter voor het aantal inburgeraars dat zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Het afsluiten van een lening bij DUO is immers niet verplicht. Inburgeraars kunnen ook een opleiding volgen zonder een lening af te sluiten of zich op een andere manier (bijvoorbeeld via zelfstudie) voorbereiden op het inburgeringsexamen. Ik heb op dit moment geen volledig zicht op het aantal inburgeraars dat op een andere wijze het inburgeringstraject financiert. Op korte termijn verwacht ik via de uitwisseling van gegevens over cursisten tussen DUO en taalaanbieders en via een periodieke enquête onder verplichte inburgeraars voldoende zicht te hebben op de voortgang van de inburgering (zie verder antwoord op vraag 5). Ik zal de Kamer in het voorjaar van 2014 nader informeren over de inspanningen en resultaten van de inburgering van nieuwe inburgeringsplichtigen in 2013.
Ik vind het belangrijk dat nieuwkomers zo snel mogelijk met de inburgering starten. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat het uitgangspunt van de gewijzigde Wet inburgering per 1 januari 2013 is dat inburgeraars zelf verantwoordelijk zijn voor hoe zij zich voorbereiden op het inburgeringsexamen. De termijn waarbinnen aan de inburgeringsplicht moet worden voldaan, is 3 jaar (en voor analfabeten 5 jaar). Inburgeraars hebben dus nog voldoende tijd om zich voor te bereiden op het examen.
Is het waar dat gemeenten op dit moment geen inzicht hebben in wie de nieuwe inburgeringsplichtigen zijn, of ze inburgeren en of ze dat bij een gecertificeerde organisatie doen? Zo ja, hoe komt dat? Wat gaat u daar aan doen?
Per 1 januari 2013 is de gemeentelijke taak in de uitvoering van de inburgering van nieuwe inburgeringsplichtigen vervallen. Als gevolg hiervan hebben gemeenten geen zicht op de gegevens over de voortgang van de inburgering van nieuwe inburgeringsplichtigen.
Bestaan er afspraken met gemeenten, of met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), over het bijhouden en volgen van de inburgeringsplichtigen en de inspanningen tot inburgering? Zo ja, welk afspraken zijn dit en bent u bereid deze met de Tweede Kamer te delen? Zo nee, waarom bestaan hier geen afspraken over?
Gemeenten hebben per 1 januari 2013 geen taak meer in de uitvoering van de inburgering van nieuwe inburgeringsplichtigen. Er bestaan dan ook geen afspraken met gemeenten en de VNG over het volgen van de inspanningen van inburgeringsplichtigen.
Hoe ziet u de berichtgeving in het licht van de afspraak in het regeerakkoord dat de inburgeringsinspanningen consequent en vanaf het begin worden gevolgd? Hoe wordt hier door u invulling aan gegeven? Hoe wordt er vervolgens gevolg gegeven aan de andere afspraak in het regeerakkoord dat wie zich onvoldoende inzet zijn of haar verblijfsrecht verliest?
De vorderingen van inburgeraars worden structureel gevolgd. Gegevens over de inspanningen van inburgeringsplichtigen worden vastgelegd in het informatiesysteem inburgering. In dit informatiesysteem worden o.a. gegevens vastgelegd over het gebruik van de sociale leenfaciliteit en de deelname aan het inburgerings- en NT2-examen; binnenkort worden daar gegevens aan toegevoegd over het volgen van een inburgeringscursus en alfabetiseringstrajecten. Aanvullend wordt aan inburgeringsplichtigen via een periodieke enquête gevraagd welke activiteiten zij ondernemen in het kader van de inburgering. Momenteel worden personen die inburgeringsplichtig zijn geworden in het eerste half jaar van 2013 bevraagd.
Inburgeringsplichtigen die geen activiteiten ondernemen worden door DUO halfjaarlijks per brief gewezen op hun inburgeringsplicht en de risico’s (boete of verlies verblijfsvergunning) die men loopt indien niet tijdig aan deze plicht wordt voldaan. De beoordeling over het eventueel verliezen van het verblijfrecht vindt plaats als personen niet binnen de gestelde inburgeringstermijn aan de plicht hebben voldaan. Indien er sprake is van een verwijtbare overschrijding van de inburgeringstermijn zal worden bezien of hier verblijfrechtelijke consequenties aan verbonden kunnen worden. Hierbij is de regering uiteraard gebonden aan de Europeesrechtelijke en internationaalrechtelijke kaders. In elke individuele zaak zal een afweging van alle relevante feiten en omstandigheden van dat individuele geval plaatsvinden.
Signalen dat Sint Maarten zich bij het verlenen van de Nederlandse nationaliteit niet houdt aan de Rijkswet op het Nederlanderschap |
|
Roald van der Linde (VVD), André Bosman (VVD), Malik Azmani (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Zijn u signalen bekend dat Sint Maarten zich bij het verlenen van de Nederlandse nationaliteit niet houdt aan de Rijkswet op het Nederlanderschap? Wat zijn de gevolgen als Sint Maarten zich niet houdt aan de regels voor het verkrijgen van het Nederlanderschap? Bent u zo nodig bereid om maatregelen te nemen? Zo nee, waarom niet?1
Signalen als bedoeld in de eerste vraag zijn ons niet bekend. Over de berichtgeving in de Volkskrant heeft de Minister van Justitie van Sint Maarten de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 4 november jl. een brief gestuurd met bijgevoegd een op 3 november jl. door hem uitgebracht persbericht waarin hij afstand neemt van het mediabericht in de Volkskrant. De Minister van Justitie van Sint Maarten geeft in zijn persbericht aan dat uitsluitend de Koninkrijksregering de bevoegdheid heeft om paspoorten uit te geven en om vreemdelingen te naturaliseren. Tevens benadrukt hij dat door de regering van Sint Maarten geen verzoek is gedaan aan de Koninkrijksregering daarin verandering te brengen.
In hoeverre klopt het dat de minister van Justitie van Sint Maarten immigranten gemakkelijker een Nederlands paspoort wil geven om zo samenhang onder de bevolking te creëren en daarmee de economie te stimuleren? Heeft u daarover contact gehad met deze minister? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het geven van een Nederlands paspoort niet dé oplossing is voor de gewenste samenhang onder de bevolking en het stimuleren van de economie? Hoe ziet u dat?
Ja. De adhesie in een samenleving en de ontwikkeling van de economie is niet afhankelijk van een gezamenlijk paspoort.
Deelt u de mening dat het geven van een Nederlands paspoort niet gemakkelijker gemaakt moet worden in de huidige staatsrechtelijke constellatie voor specifiek Sint Maarten en dat de regels omtrent het verkrijgen van een Nederlands paspoort gelijk moeten blijven binnen het gehele Koninkrijk? Zo nee, waarom niet?
Ja. Binnen het Koninkrijk is het beginsel van eenheid van naturalisatievereisten een belangrijke voorwaarde voor eenheid van nationaliteit. Eenzelfde op eenheid binnen het Koninkrijk gericht streven geldt voor het afgeven van een paspoort op grond van de Paspoortwet.
De brief ‘de aantallen opgelegde boetes aan luchtvervoerders die de Vreemdelingenwet overtreden’ |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hoe kan het dat er nog steeds ongedocumenteerde reizigers uit vliegtuigen komen, terwijl voor de luchtvervoerders een afschrift- en zorgplicht bestaat?1 Maken luchtvervoerders een kopie van de reisdocumenten van alle vervoerde passagiers? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment geldt de afschriftplicht voor 27 luchthavens van de ruim 180 luchthavens waar vandaan naar Nederland wordt gevlogen (zie bijlage voor de lijst met afschriftplichtige luchthavens).2 Luchtvervoerders die van deze 27 luchthavens naar Nederland vliegen, zijn conform de afschriftplicht verplicht kopieën te maken van de reisdocumenten van alle vervoerde passagiers. Indien bij een ongedocumenteerde vreemdeling wordt vastgesteld dat hij afkomstig is van een vlucht waar de afschriftplicht voor geldt, wordt bij de betrokken luchtvervoerder een kopie van het reisdocument gevorderd. Over het algemeen voldoen de luchtvervoerders aan de verplichting. Indien dit niet het geval is, wordt door de Koninklijke Marechaussee (KMar) in overleg met het Openbaar Ministerie (OM) een proces verbaal opgemaakt.
Voor alle luchtvervoerders geldt de zorgplicht. De zorgplicht houdt in dat luchtvervoerders op basis van artikel 4 van de Vreemdelingenwet 2000 verplicht zijn de nodige maatregelen te nemen en het nodige toezicht te houden dat redelijkerwijs van hen kan worden gevorderd om te voorkomen dat zij reizigers zonder geldige reisdocumenten vervoeren.
Ondanks de afschrift- en zorgplicht voor luchtvervoerders komt het voor dat vreemdelingen zich tijdens de reis, of tijdens het verblijf op het internationale gedeelte van Schiphol, ontdoen van hun reisdocumenten en zich vervolgens ongedocumenteerd bij de grensbewaking melden. In zo’n geval zoekt de KMar uit van welke vlucht de ongedocumenteerde afkomstig is. Indien een ongedocumenteerde voor een langere periode in het internationale gedeelte van de luchthaven heeft verbleven is het achterhalen van de vlucht lastig en soms niet mogelijk. Zodra bekend is met welke luchtvervoerder de ongedocumenteerde heeft gereisd, en de afschriftplicht van toepassing is, wordt er altijd een kopie van het reisdocument gevorderd bij de luchtvervoerder.
Doorzoeken luchtvervoerders na een vlucht hun vliegtuigen op achtergebleven of achtergelaten reisdocumenten om aan hun afschrift- en zorgplicht te voldoen? Zo nee, waarom niet?
Het is gebruikelijk dat personeel van een door de luchtvervoerder gecontracteerd schoonmaakbedrijf, onder toezicht van beveiligingsmensen, het vliegtuig bij aankomst schoonmaakt. Aangetroffen documenten worden door het beveiligingspersoneel overgedragen aan de KMar. Indien de KMar aanwijzingen heeft dat op een bepaalde vlucht een ongedocumenteerde passagier is vervoerd dan wordt het vliegtuig door de KMar doorzocht.
Wordt in alle gevallen dat een luchtvervoerder zijn verplichtingen niet nakomt proces-verbaal opgemaakt en strafrechtelijke vervolging ingesteld? Zo nee, wat zijn redenen om dit niet te doen?
Ja, in beginsel worden alle zaken waarvan het OM kennis neemt, vervolgd of wordt er een transactie aangeboden. Vóór april 2013 zijn er echter verschillende zaken geweest waarin niet onmiddellijk een vervolging werd ingesteld of een transactie werd aangeboden. Dat had te maken met het feit dat de rechter het OM in een aantal zaken niet ontvankelijk in de vervolging had verklaard3, omdat de vervolgde luchtvervoerders nog in overleg waren met de Nederlandse Staat met het doel om tot een zogeheten MOU (Memorandum of Understanding) te komen4. Dit is een overeenkomst tussen een luchtvaartmaatschappij en de Nederlandse Staat waarbij wordt afgesproken dat een bepaald quotum aan zaken niet wordt opgepakt in ruil voor het treffen van extra preventieve maatregelen om dit soort overtredingen te voorkomen. De Nederlandse Staat en de KLM hebben sinds 2000 een MOU5. Het OM heeft naar aanleiding van deze rechterlijke uitspraak besloten om niet tegen deze luchtvaartvervoerders op te treden zolang zij nog in onderhandeling waren. Vanaf april 2013 zijn voornoemde zaken met terug werkende kracht alsnog afgedaan. Er zijn vooralsnog geen MOU’s afgesloten met andere luchtvervoerders omdat is gebleken dat, hoewel zij bereid zijn tot nauwere samenwerking met de Nederlandse Staat, een MOU niet de aangewezen weg is om dit te bewerkstelligen.
Wat is de hoogte van de transacties die de luchtvervoerders worden aangeboden wegens overtreding van de afschrift- of de zorgplicht?
Ik verwijs hierbij naar de «Richtlijn voor strafvordering strafrechtelijke aansprakelijkheid voor de aanvoer van niet of onjuist gedocumenteerde vreemdelingen». De transactiebedragen zoals die per 1 januari 2013 worden gehanteerd, lopen uiteen van € 4.000 voor een first offender, € 6.000 voor recidive, tot € 8.000 bij meervoudige recidive. Op zitting liggen deze bedragen hoger (resp. € 4.900, € 7.000 en € 9.500).
Waarom heeft de strafrechtelijke vervolging van luchtvervoerders in zeven gevallen tot een dagvaarding geleid? Wat is de luchtvervoerders ten laste gelegd in deze dagvaardingen?
Er zijn twee redenen waarom de officier van justitie in deze gevallen tot dagvaarding is overgegaan. In een aantal zaken is door het Openbaar Ministerie in eerste instantie een transactievoorstel aangeboden, dat vervolgens niet door de luchtvervoerder is betaald. Hierop volgde een dagvaarding. In andere zaken is sprake geweest van hardnekkige c.q. zeer verwijtbare recidive. In dat geval is gedagvaard zodat ter terechtzitting een aanzienlijk hogere boete kon worden geëist.
De luchtvervoerders is in bovengenoemde zaken de overtreding van artikel 4 lid 1 en/of lid 2 Vreemdelingenwet 2000 ten laste gelegd. Lid 1 ziet toe op de zorgplicht met het oog op de controle van (de geldigheid) van reisdocumenten. Lid 2 ziet toe op de plicht van de vervoerder om op «risicodragende lijnen» desgevraagd een afschrift van reisdocumenten van inreizende passagiers te verstrekken aan ambtenaren die zijn belast met de grensbewaking.
Wat waren de redenen om zestien zaken te seponeren?
De processen-verbaal, waaruit deze 16 zaken bestaan, zijn opgemaakt op grond van artikel 4 lid 1 Vreemdelingenwet 2000. Vanwege een leemte in de wetgeving was er ten tijde van het seponeren van deze zaken weliswaar een wettelijke strafbaarstelling voor het reizen zonder geldig document voor grensoverschrijding, maar geen wettelijke strafbaarstelling voor het reizen zonder geldig visum, en kon er dus niet worden vervolgd of getransigeerd voor het reizen zonder geldig visum. Deze leemte is in juli 2012 gerepareerd en sindsdien worden deze zaken door het OM weer in behandeling genomen.
Wat is de effectiviteit van handhaving van artikel 4 Vreemdelingenwet 2000? Weegt het naleven van de verplichtingen voor de luchtvervoerders financieel op tegen de maatregelen of boetes die hen opgelegd kunnen worden bij overtreding van de afschrift- of zorgplicht? Is het voor sommige luchtvervoerders goedkoper de maatregelen of boetes op de koop toe te nemen? Zo ja, kunnen de boetes worden verhoogd?
Handhaving van artikel 4 Vreemdelingenwet 2000 heeft ertoe geleid dat luchtvervoerders controleren op de geldigheid van reisdocumenten en visa en dat zij afschriften van deze documenten maken wanneer er vanaf een afschriftplichtige luchthaven naar Nederland wordt gevlogen. Of de hoogte van de boetes afschrikwekkend genoeg is om ervoor te zorgen dat zij deze vervoerdersverplichtingen altijd naleven valt niet met zekerheid te zeggen. Feit is wel dat er de afgelopen vijf jaar een dalende trend zichtbaar is voor wat betreft de aanvoer naar Nederland van ongedocumenteerden door luchtvervoerders.
Daarbij komt dat de Nederlandse Staat sinds enkele jaren de mogelijkheid tot het verhalen van kosten op de vervoerder, die een vreemdeling naar Nederland heeft vervoerd en aan wie de toegang tot het Schengengebied is geweigerd (artikel 65 tweede lid Vreemdelingenwet 2000) heeft geïntensiveerd. Dit vloeit voort uit de terugvoerplicht voor vervoerders (artikel 5 Vreemdelingenwet 2000)6. De hoogte van de kosten die voor rekening van de luchtvervoerder komen kan, afhankelijk van de situatie, behoorlijk oplopen. Deze kosten worden verhaald op de luchtvervoerder. Een intensievere handhaving van de terugvervoerplicht en het consequent verhalen op de luchtvervoerder van de kosten die door de Staat worden gemaakt als gevolg van toegangsweigering, hebben naar verwachting meer effect dan het verhogen van de boetes.
Handhaving van artikel 4 Vreemdelingenwet 2000 gecombineerd met een intensievere handhaving van artikel 65 Vreemdelingenwet 2000 moet ervoor zorgen dat de aanvoer van ongedocumenteerden door luchtvervoerders nog verder afneemt.
Het bericht ‘EU plan to suspend visa-free travel’ |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Legal wrangling looms over EU plan to suspend visa-free travel»?1
Ja.
Klopt het bericht dat de Europese Commissie van plan is een procedure bij het Europese Hof te starten met betrekking tot de opschorting van het visa-vrije verkeer?
Het bericht heeft betrekking op het besluit van het Europees Parlement om in te stemmen met een wijziging van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld. Deze wijziging voorziet in een mechanisme dat kan leiden tot herinvoering van de visumplicht bij een plotselinge toename van het aantal asielaanvragen, het aantal aangetroffen illegaal verblijvende burgers en/of een verslechtering van het aantal terug te nemen onderdanen van het betreffende derde land (noodremprocedure). Deze wijziging voorziet ook in de mogelijkheid van herinvoering van de visumplicht op grond van een gebrek aan wederkerigheid in het visumbeleid van een al van de visumplicht vrijgesteld derde land (reciprociteitsmechanisme). De bedenkingen van de Europese Commissie liggen op het terrein van het reciprociteitsmechanisme. De Commissie heeft gesteld dat ze zich het recht voorbehoudt juridische stappen te ondernemen teneinde verduidelijking te krijgen of bepaalde onderdelen van het reciprociteitsmechanisme uit de Verordening strijdig zijn met het EU-werkingsverdrag (artikelen 290 en 291 VWEU inzake gedelegeerde en uitvoeringsbevoegdheden).
Wat is uw mening over de analyse van de Europese Commissie zoals weergegeven in onderhavig artikel? Wat is de Nederlandse positie in dit geval?
De in het artikel opgenomen uitspraken van de woordvoerder van Commissaris Malmström geven het standpunt van de Commissie correct weer. Het kabinet begrijpt de zorgen van de Commissie. Tegelijkertijd hecht het kabinet aan totstandkoming van de noodremprocedure. Deze was alleen haalbaar indien werd voldaan aan de wens van het Europees Parlement ten aanzien van de totstandkoming van een reciprociteitsmechanisme.
Wat zullen de gevolgen zijn voor de inwerkingtreding van de wetgeving indien een procedure wordt gestart?
De Commissie heeft aangegeven verduidelijking van het Europese Hof van Justitie te willen ten aanzien van het reciprociteitsmechanisme. Welke stappen de Commissie daartoe zal nemen en in welke fase, is aan de Commissie. Afhankelijk van de door de Commissie te nemen stappen en een eventuele uitspraak van het EU-Hof zal duidelijk worden wat de eventuele gevolgen zijn. De Commissie kan niet eerder stappen ondernemen dan nadat de aangenomen Verordening is gepubliceerd. De Commissie beoogt met eventuele juridische stappen duidelijkheid te krijgen van het EU-Hof. Hiermee geeft de Commissie aan dat het haar gaat om een principieel punt en niet om de verordening in zijn geheel ongedaan te maken.
Deelt u de mening dat de mogelijkheid tot opschorting van het visa-vrije verkeer van groot belang is? Zo ja, wat zult u eraan doen om ervoor te zorgen dat dit mogelijk blijft en zo snel mogelijk inwerking zal treden? Zo nee, waarom niet?
Ja. Dat blijkt ook uit het feit dat de mogelijkheid tot opschorting van dat visumvrije verkeer op initiatief van Nederland is opgenomen. Nu een compromis is bereikt tussen de Raad en het EP ten aanzien van de wijziging van de Visumverordening, is het de verwachting dat de wetgevingsprocedure snel kan worden afgerond. Het kabinet is voornemens met het compromis in te stemmen.
Het bericht 'Kanslozenkaravaan uit Balkan komt eraan' |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Kanslozenkaravaan uit Balkan komt eraan»?1 Zo ja, wat is uw reactie op het artikel?
Het aangehaalde artikel suggereert dat de Roemeense overheid actief beleid voert om bepaalde mensen naar de rijkere delen van de Europese Unie te sturen. Dergelijke signalen heb ik niet ontvangen.
In het artikel wordt ook gesproken over uitzendbureaus die met schijncontracten mensen uit Roemenië en Bulgarije naar West-Europa halen en voor laag loon laten werken. Het is onwenselijk dat door de komst van migranten de Nederlandse arbeidsvoorwaarden onder neerwaartse druk komen te staan. Dat leidt onder andere tot oneerlijke concurrentie voor bonafide werkgevers en opent de deur voor arbeidsuitbuiting. In navolging van het project EU-arbeidsmigratie (2010) is in 2012 gestart met het programma Aanpak Malafide Uitzendbureaus. Tevens heeft het kabinet in april van dit jaar het actieplan schijnconstructies aangekondigd2 met tal van maatregelen om schijnconstructies aan te pakken. Zoals ik eerder heb aangegeven hecht ik een groot belang aan internationale samenwerking. En marge van de Raad Werkgelegenheid en Sociaal beleid op 20 juni jl. in Luxemburg heb ik afspraken bekrachtigd met mijn Roemeense en Bulgaarse ambtsgenoten. Deze afspraken gaan behalve over gegevensuitwisseling ook over voorlichting over rechten en plichten van werknemers in Nederland om zo bij te dragen aan het voorkomen dat mensen in zee gaan met malafide werkgevers. De onderhandelingen met Polen over vergelijkbare afspraken, boven op de bestaande bilaterale samenwerking met Polen, hoop ik dit najaar af te ronden. Mijn Roemeense en Bulgaarse collega’s hebben daarnaast ook deelgenomen aan de bestuurlijke top op 9 september jl. Bij die gelegenheid hebben we gezamenlijk geconstateerd dat het vrij verkeer van werknemers in de EU ook schaduwkanten heeft en dat bilaterale samenwerking in het licht van de openstelling van de Nederlandse arbeidsmarkt voor Bulgaren en Roemenen (met ingang van 1 januari 2014) van belang is. We hebben afgesproken dat we ons gaan inspannen om excessen, zoals onderbetaling, uitbuiting en schijnconstructies, tegen te gaan. De eerder overeengekomen bilaterale samenwerkingsafspraken gaan we nu uitwerken in concrete acties.
Wat is uw reactie op de uitlatingen van inspecteurs van de Rapid Intervention Police Service in Boekarest dat «kanslozen» met bijvoorbeeld een strafblad hun heil vooral elders moeten zoeken» en dat «draaideurcriminelen niet zullen worden tegengehouden als ze naar rijke delen van de Europese Unie willen»?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het vrije verkeer van personen een groot goed is, maar niet bedoeld is voor het herplaatsen van criminelen, dat de uitlatingen van de inspecteurs ongepast zijn en dat de Roemeense autoriteiten zelf verantwoordelijk zijn voor de aanpak van hun criminelen?
Dat Nederland met zijn open en internationaal georiënteerde economie profiteert van de Europese Unie en de bijbehorende verworvenheden staat buiten kijf. We moeten echter ook oog hebben voor de schaduwkanten van het vrij verkeer van personen. De vaak slechtere sociaaleconomische positie van migranten uit Midden- en Oost-Europa kan leiden tot onwenselijke sociale situaties en maatschappelijke overlast. Het is daarom van groot belang de hierboven beschreven initiatieven ten aanzien van EU-arbeidsmigratie voort te zetten.
Uiteraard betekent het recht op vrij verkeer van personen niet dat de lidstaten van herkomst niet langer zelf verantwoordelijkheid hoeven te nemen voor hun eigen onderdanen. Maar zoals eerder aangegeven, ik heb geen aanwijzingen dat de Roemeense overheid dit anders ziet.
Bent u bereid om contact te leggen met uw Roemeense collega om de uitlatingen van de inspecteurs aan de kaak te stellen en het aanmoedigingsbeleid van de Roemeense politie te stoppen?
Ik kan mijn Roemeense collega alleen ergens op aan spreken als ik daarvan duidelijke signalen heb. Dat is hier niet het geval. Overigens heb ik tijdens de Top EU-arbeidsmigratie van mijn Roemeense collega de indruk gekregen dat zij zich wil inzetten om te voorkomen dat Roemenen naar andere landen migreren, vanwege groeiende schaarste aan werknemers in eigen land.
Heeft u signalen dat andere EU-landen ook gebruik maken van dit aanmoedigingsbeleid om «kanslozen» hun heil te laten zoeken in rijkere EU-landen? Zo ja, bent u bereid om ook met uw collega's van deze landen contact te leggen en dit aanmoedigingsbeleid te stoppen?
Net zo min als ik signalen heb over een aanmoedigingsbeleid van de Roemeense overheid heb ik signalen dat andere lidstaten een aanmoedigingsbeleid voeren. Het is derhalve niet opportuun om specifiek dit onderwerp bij de Roemeense overheid, bij andere EU-lidstaten, dan wel in Europees verband aan de orde te stellen.
Uiteraard zijn de negatieve gevolgen van het vrij verkeer van werknemers onderwerp van gesprek in Europa. Zoals aangegeven in mijn brief van 13 september jl, blijft het kabinet zich inspannen om in Europees verband aandacht te vragen voor de schaduwkanten van het vrij verkeer van werknemers. In de brief is ook aangekondigd dat het kabinet zich wil richten op het voorlichten van EU-burgers in de landen van herkomst over hun kansen op de Nederlandse arbeidsmarkt, gericht op het werven van hoogopgeleide arbeidsmigranten en het ontmoedigen van arbeidsmigranten voor de onderkant van de arbeidsmarkt.
Meerdere landen binnen de EU kunnen geconfronteerd worden met dit aanmoedigingsbeleid van de Roemeense politie; bent u bereid dit op Europees niveau onder de aandacht te brengen om gezamenlijk dit beleid een halt toe te roepen?
Zie antwoord vraag 5.
Wilt u de Kamer op de hoogte te houden van de vorderingen in uw gesprekken en de reactie van uw Roemeense collega?
Zie antwoord vraag 5.
Welke mogelijkheden heeft Nederland om Roemeense veroordeelde criminelen te weren dan wel uit te zetten naar Roemenië?
Een in Nederland tot vrijheidsstraf veroordeelde gedetineerde Roemeen kan op grond van de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS) worden overgebracht naar Roemenië om daar zijn straf uit te zitten.
Wanneer Roemenië het Kaderbesluit3 implementeert, zal de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafvonnissen (WETS) waar mogelijk worden toegepast. Op dat moment wordt het mogelijk dat in Nederland veroordeelde Roemenen hun straf in Roemenië uitzitten, zonder dat hun instemming nodig is.4
Daarnaast komen strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen zonder verblijfstatus sinds 2011 niet meer in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling na twee-derde van de straf. In plaats daarvan bestaat de bevoegdheid om de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf tussentijds te beëindigen indien de vreemdeling kan worden uitgezet. Dat betekent dat als de illegaal niet meewerkt aan de uitzetting, hij de volledige straf moet uitzitten. Als hij wel Nederland verlaat, dan kan de straf worden bekort. Hierdoor wordt voor de strafrechtelijk veroordeelde vreemdeling gedurende de tenuitvoerlegging van zijn straf een prikkel tot vertrek gecreëerd. Keert de vreemdeling terug naar Nederland en heeft hij geen verblijfstitel, dan «herleeft» het strafrestant en wordt door het OM een tenuitvoerlegging gevorderd.
Het verblijfsrecht van een EU-burger en zijn familieleden, ongeacht hun nationaliteit, kan worden ontzegd of beëindigd. De vreemdeling kan ook ongewenst verklaard worden om redenen van openbare orde of openbare veiligheid.5 Ook kunnen sinds 2011 zogenaamde «veelplegers» ongewenst worden verklaard en worden uitgezet. Hierover bent u onlangs geïnformeerd in mijn brief over EU-arbeidsmigratie.
Het bericht ‘Duitsers boos om asielbeleid Italië’ |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Duitsers boos om asielbeleid Italië»?1
Ja.
Klopt de berichtgeving dat de Italiaanse regering duizenden Afrikaanse vluchtelingen verblijfsdocumenten verstrekt waarmee ze richting Noord-Europa reizen?
In het voorjaar van 2011 is in Italië bij decreet noodopvang geregeld voor de grote stroom vluchtelingen uit Noord-Afrika die op gang kwam als gevolg van de Arabische lente. Op 28 februari 2013 werd dit decreet beëindigd door de Italiaanse regering, omdat de noodtoestand inmiddels ten einde is. De 13.000 vreemdelingen die op dat moment nog in de opvangkampen zaten, hebben deze moeten verlaten. Voor grote groepen wordt echter een uitzondering gemaakt en deze kunnen langer in opvanglocaties verspreid over heel Italië blijven. Het gaat hier om kwetsbare groepen (alleenstaande minderjarige vreemdelingen, bejaarden, alleenstaande zwangere vrouwen etc.) en om personen die nog op de uitkomst van hun asielprocedure wachten of de uitspraak in hoger beroep afwachten.
Volgens het decreet kunnen zij die het opvangkamp vrijwillig verlaten kiezen uit twee mogelijkheden: geassisteerde terugkeer naar hun land van herkomst, dan wel omzetting van hun tijdelijke humanitaire verblijfsvergunning in een werk- of studeervergunning. In de praktijk blijkt de terugkeerassistentie te bestaan uit een terugkeervergoeding van € 500 samen met een tijdelijk reisdocument (Titolo di viaggio per stranieri) en een tijdelijke verblijfsvergunning op humanitaire gronden (Permesso di soggiorno). Deze tijdelijke verblijfsvergunning is geldig voor een jaar. Volgens het Italiaans ministerie van Binnenlandse Zaken hebben circa 5.750 personen geopteerd voor de assistentie bij terugkeer.
Voor visumplichtige vreemdelingen die in het bezit zijn van een geldige verblijfstitel uit een van de Schengenlanden geldt het zogenaamde circulatierecht, wat betekent dat zij zich gedurende een periode van maximaal drie maanden visumvrij binnen het Schengengebied mogen bewegen. Deze categorie vreemdelingen heeft echter geen recht op vestiging buiten Italië, noch recht om buiten Italië te werken.
Vooral in Duitsland zijn personen aangehouden die afkomstig zijn uit de Italiaanse opvangkampen. Ook van Finland, België en Oostenrijk is bekend dat daar personen met bovenbeschreven achtergrond zijn aangehouden.
In hoeverre heeft deze ontwikkeling gevolgen voor Nederland? Komen deze vluchtelingen ook naar Nederland? Zo ja, zijn er aantallen bekend?
Het lijkt erop dat er weinig tot geen vreemdelingen uit de Italiaanse opvangkampen naar Nederland zijn gekomen. De Koninklijke Marechaussee (KMar) is gevraagd om in het kader van de MTV-controles extra aandacht te besteden aan vreemdelingen met dergelijke Italiaanse tijdelijke verblijfsdocumenten. De KMar heeft slechts enkele personen aangetroffen met dergelijke tijdelijke Italiaanse verblijfspapieren bij MTV-controles en het is ook niet zeker dat deze personen uit de gesloten opvangkampen afkomstig zijn.
Bij de IND hebben zich in de periode van maart tot en met mei 2013 ongeveer 70 asielzoekers gemeld van wie uit de Eurodac database bleek dat zij eerder in Italië asiel hebben aangevraagd. Dit aantal is niet significant hoger dan normaal. Het is bovendien niet bekend of deze asielzoekers behoren tot de vreemdelingen die in Italië een vluchtelingenkamp hebben moeten verlaten en die door de Italiaanse autoriteiten in het bezit zijn gesteld van een reisdocument of een tijdelijke verblijfsvergunning. Waar mogelijk is of wordt ten aanzien van deze asielzoekers bij Italië een claim tot terugname gelegd op grond van de Dublin verordening.
Deelt u de opvatting dat het onwenselijk is dat deze vluchtelingen in het bezit worden gesteld van tijdelijke documenten waarmee ze in de meeste EU-landen kunnen verblijven? Zo ja, wat kunt u doen om dat te voorkomen?
De manier waarop de Italiaanse overheid omgaat met het verlenen van tijdelijke verblijfs- en reisdocumenten die houders in staat stellen binnen het Schengengebied te reizen is formeel niet strijdig met het Europese recht. Het is aan de afzonderlijke lidstaten om te beslissen wie zij toelaten tot hun land. Dit wordt ook niet bestreden door de Duitse regering. Naar mijn mening is de Italiaanse aanpak wel in strijd met een doeltreffend verwijderings- en terugkeerbeleid. Andere lidstaten ondervinden problemen door het Italiaanse toelatingsbeleid. Dit is ook de reden dat Duitsland bezwaar maakt bij de Italiaanse regering. Ik merk daarbij wel op dat het verlenen van de tijdelijke verblijfsvergunning slechts in beperkte mate invloed heeft op de reisbewegingen van de betreffende personen en deze reis- en verblijfsdocumenten het in de praktijk makkelijker maken om hen te identificeren en terug te kunnen sturen naar Italië.
Wat gaat u doen om er voor te zorgen dat Italië de (Europese) verplichting nakomt om deze vluchtelingen op te vangen in eigen land? Bent u van plan daarbij de samenwerking met Duitsland te zoeken?
Gezien het feit dat in Nederland weinig personen afkomstig uit de Italiaanse opvangkampen zijn aangehouden, ligt het vooralsnog niet voor de hand om zelfstandig actie richting Italië te ondernemen. Wel zal ik in Europees verband mijn collega’s steunen die wel grote gevolgen ondervinden van de Italiaanse handelwijze en nu bij de Italiaanse autoriteiten om opheldering vragen.
Hoe kunt u er voor zorgen dat deze vluchtelingen, eenmaal in Nederland, na drie maanden weer naar Italië terugkeren?
Indien een persoon die aan bovenstaande omschrijving voldoet wordt aangetroffen, bijvoorbeeld bij MTV-controles, kan door de KMar worden getoetst of deze persoon voldoet aan de voorwaarden voor rechtmatig verblijf in Nederland gedurende de eerste drie maanden na inreis conform artikel 12 van de Vreemdelingenwet. Onder andere moet de persoon in kwestie kunnen aantonen dat hij beschikt over middelen die toereikend zijn om te voorzien in zowel de kosten van het verblijf in Nederland, als in de kosten van de reis naar een plaats buiten Nederland waar de toegang gewaarborgd is. Indien de vreemdeling dit niet kan aantonen, wordt deze conform artikel 62 Vreemdelingenwet 2000 opgedragen zich onmiddellijk terug naar Italië te begeven. De vreemdeling wordt geregistreerd in de gebruikelijke systemen.
Het bericht ‘politie hielp minderjarigen met islamitisch huwelijk’ |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht waarin wordt gesteld dat de politie Amsterdam-Zuidoost en Fier Fryslan betrokken zouden zijn geweest bij het sluiten van een islamitisch traditioneel huwelijk tussen minderjarigen om hiermee eergerelateerde problemen c.q. geweld te voorkomen?1
Ja.
Klopt de berichtgeving en in welke mate was zowel politie als Fier Fryslan hierbij betrokken? Waren er ook nog andere instanties hierbij betrokken, zo ja, welke?
De politie, Fier Fryslân, het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd geweld (LEC-EGG), Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming zijn betrokken geweest bij deze casus. Zij zijn echter niet betrokken geweest bij de bemiddeling in het sluiten van een islamitisch huwelijk tussen minderjarigen. De politie heeft slechts gezorgd voor de veiligheid van betrokkene. Zodra de veiligheid niet meer in het geding leek, heeft de politie zich teruggetrokken. Ik deel de opvatting dat hulpverlenende instanties en politie nimmer betrokken mogen zijn bij in de wet genoemde verboden feiten
Zie verder het persbericht van FierFryslân in bijlage 1.2
Deelt u de opvatting dat instanties als deze nimmer betrokken mogen zijn bij deze bij de wet verboden feiten? In hoeverre meent u dat hierbij de grenzen zijn overschreden door deze instanties en welke gevolgen zal dit volgens u moeten hebben?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat ook Jeugdzorg bij deze zaak betrokken is geweest? Zo ja, wat was de rol van Jeugdzorg? Heeft Jeugdzorg ook ingestemd met de keuze voor deze, bij de wet verboden, oplossing?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting dat nimmer tegemoet mag worden gekomen aan deze culturele en religieuze eisen die ver staan van de normen en waarden in de Nederlandse samenleving om hiermee familieconflicten te voorkomen?
Mensen hebben binnen de grenzen van de Nederlandse rechtstaat het recht om te leven naar eigen culturele inzichten. De principes van gelijkheid, vrijheid en ruimte voor verschil in religie, levensovertuiging of levensstijl gelden voor iedereen in gelijke mate. Het is bij de hulpverlening van belang om rekening te houden met de achtergrond van betrokkenen, maar altijd binnen de grenzen van de in Nederland geldende wet- en regelgeving. Het afsluiten van een religieus huwelijk zonder voorafgaand burgerlijk huwelijk is verboden. Daders van eergerelateerd geweld moeten worden aangepakt en slachtoffers moeten worden beschermd. Dat laat onverlet dat daarnaast hulpverleners toekomstgericht vrouwen en meisjes terzijde staan indien zij enige vorm van contact met familie willen herstellen of behouden. Als het in belang is van het slachtoffer om volledig te breken met de familie omdat de familie niet voor rede vatbaar is, wordt echter ook altijd hulp geboden. Het is goed om te beseffen dat ook die situatie voor het slachtoffer zeer ingrijpend is; het gaat vaak om jonge vrouwen/meisjes die er dan alleen voorstaan.
Deelt u de opvatting dat wanneer dergelijke families in strijd met die normen en waarden druk uitoefenen op een familielid, dit consequenties voor hen zou moeten hebben in plaats van het slachtoffer, zoals eventuele gevolgen voor het verblijfsrecht?
De doelstelling van het Nederlands sanctiebeleid is om daders een passende straf te geven. De Rijkswet op het Nederlanderschap bevat geen bepaling op grond waarvan intrekking van het Nederlanderschap wegens de door u gestelde aspecten mogelijk is. Het is aan de rechter om per zaak de passende straf voor de dader te bepalen.
Wat was de aanleiding om deze situatie te bespreken in een workshop georganiseerd door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid? Was u op de hoogte van de organisatie en de inhoud van deze workshop en wat waren de conclusies aan het einde van deze workshop?
De bijeenkomst op 11 april jongstleden, georganiseerd door het ministerie van SZW, is een landelijk platform bedoeld om de preventieve aanpak van huwelijksdwang te versterken door uitwisseling van kennis en expertise, en het stimuleren van samenwerking tussen instanties. In het middagprogramma waren er enkele rondetafelgesprekken met ieder een eigen thema. Deze rondetafelgesprekken hadden een open karakter, om het gesprek tussen verschillende partijen over een gewenste aanpak van huwelijksdwang te stimuleren.
De uitvoering van de “koudweerregeling” die regelt dat uitgeprocedeerde vreemdelingen niet uit de opvang worden geplaatst als het vriest |
|
Malik Azmani (VVD), Marit Maij (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Onder verwijzing naar de regeling die bepaalt dat er geen uitgeprocedeerde vreemdelingen op straat worden gezet als er sprake is van vrieskou1, kunt u aangeven wat in de uitvoering van deze regeling precies de criteria zijn wanneer deze vreemdelingen wel en niet uit de opvang kunnen worden geplaatst?
In de brief aan uw Kamer (Kamerstuk II 19 637, nr. 1386) naar welke in voetnoot 1 wordt verwezen, staat vermeld dat er geen sprake is van een formele «koudweerregeling». Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) draagt er, waar nodig in afstemming met andere ketenpartners, zorg voor dat tijdens een periode van vorst de opvang van uitgeprocedeerde vreemdelingen niet beëindigd wordt, indien voor de betreffende vreemdeling niet op andere wijze in onderdak is voorzien. In de uitvoering staat deze werkwijze bekend als «de vorstcoulance».
Herkent u signalen dat het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) na, of kort voor, 22 maart 2013 vreemdelingen op straat heeft gezet terwijl sinds die datum de koudweerregeling, in verband met de vrieskou, van kracht is? Zo ja, wat is hiervoor de verklaring?
Nee, deze signalen herken ik niet. Het COA heeft mij desgevraagd ook aangegeven geen vreemdelingen op straat te hebben gezet op de momenten dat de vorstcoulance van kracht was. Dat geldt ook voor de vorstcoulance die op 22 maart 2013 van kracht is geworden en op 11 april is opgeheven. Wel hebben in de afgelopen maanden uiteraard ontruimingen plaatsgevonden op de momenten dat de vorstcoulance niet van toepassing was. Zo was van 20 tot 22 maart geen sprake van een vorstcoulance. Ook in de weken tussen 5 maart en 11 maart en tussen 29 januari en 11 februari was er geen vorstcoulance van kracht.
Hoe gaan uw diensten om met de situatie waarbij er feitelijk nog geen vorst is, maar die op korte termijn wel verwacht wordt?
Bent u bereid in overleg te treden met gemeenten over de uitvoering van de koudweerregeling, zodat hieromtrent het landelijke beleid met het lokale beleid kan worden afgestemd, mede nu op straat gezette vreemdelingen doorgaans in gemeenten op zoek gaan naar onderdak?
Het COA kondigt wanneer verwacht wordt dat gedurende enige tijd de temperatuur onder nul komt, de toepassing van de vorstcoulance af. In het geval daaraan voorafgaand een ontruiming gepland is zullen de uitvoerende diensten in redelijkheid met elkaar tot een passende beslissing komen. Deze beslissing kan er toe leiden dat, gelet op de verwachte vorst, een geplande ontruiming wordt opgeschort.
De toename van het gebruik van sociale uitkeringen door arbeidsmigranten |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Forse groei migranten uit nieuwe EU-lidstaten»,1 naar aanleiding van het verschijnen van de migrantenmonitor?
Ja.
Deelt u de mening dat arbeidsmigranten hier komen om te werken en niet om in toenemende mate gebruik te maken van sociale uitkeringen?
Ja. Sociale zekerheid moet geen doel op zich zijn voor arbeidsmigranten om naar Nederland te komen. Zolang EU-burgers uit andere lidstaten aan de voorwaarden uit de EU-richtlijn vrij verkeer van personen (2004/38) voldoen, zijn zij welkom om een bijdrage te leveren aan de Nederlandse samenleving, net als Nederlanders die in een andere lidstaat willen wonen, studeren en werken welkom zijn in andere lidstaten. Deze arbeidsmobiliteit is een verworvenheid van de Europese Unie en draagt bij aan een positieve economische ontwikkeling.
Deelt u de mening dat de stijging van het aantal Roemenen (ww +117%, bijstand +55%), Bulgaren (ww +133%, bijstand +100%) en Polen (ww +370%, bijstand +57%) in de WW en de bijstand tussen 2007 en 2011 zich totaal niet verhoudt met de stijging van het aantal werkende Roemenen, Bulgaren en Polen?
Het aantal uitkeringen van genoemde groepen met een WW- of bijstandsuitkering in Nederland is gegroeid tussen 2007 en 2011. De hier genoemde cijfers betreffen mensen zonder baan die ingeschreven staan bij de GBA2. Weliswaar betreft het een procentueel sterke toename, maar in absolute termen is het aantal EU-migranten met een uitkering nog altijd beperkt. Ook het aantal werknemers uit deze landen is gegroeid. Het aantal werknemers uit Midden- en Oost-Europa steeg tussen 2007 en 2011 met ruim 60%.
Wat verklaart volgens u deze stijging?
De stijging van het aantal migranten kan ervoor zorgen dat er meer migranten met een uitkering zijn. Mede onder invloed van de crisis stijgt de werkloosheid. De percentuele toename van het aantal migranten met een uitkering loopt niet gelijk met de percentuele toename van het aantal migranten in Nederland. Voor het antwoord op de vraag welke factoren de stijging verklaren, dient echter rekening te worden gehouden met specifieke kenmerken van de groepen. Immers, verschillen in gemiddeld opleidingsniveau, de omvang van concentratie in specifieke sectoren, functieniveaus en flexibele arbeidsrelaties zijn van invloed op de mate waarin groepen kwetsbaar zijn op de arbeidsmarkt. Het inzicht in de mate waarin de ontwikkeling zich verhoudt tot die bij vergelijkbare autochtonen en welke factoren verschillen verklaren, is momenteel echter niet beschikbaar. Ik ben voornemens het SCP te vragen in het kader van het Jaarrapport Integratie 2013 aandacht te besteden aan het uitkeringsgebruik van migranten in vergelijking met vergelijkbare autochtonen.
In zijn algemeenheid geldt dat de migrantenpopulatie een dynamische groep betreft waarin niet iedereen zich registreert3 wat een analyse van de verschillende cijfers bemoeilijkt.
Gaat u wat doen om deze stijging tegen te gaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen? Bent u het er mee eens dat het belangrijk is om nu in te grijpen, voordat de stijging nog verder doorzet?
Het kabinet brengt bij de heroverweging door de Europese Commissie van het hoofdstuk werkloosheid van de coördinatieverordening 883/2004 in dat de werkloosheidsuitkering voor migrerende EU-werknemers in het gastland zowel qua duur als hoogte een reële weerspiegeling dient te vormen van het verdiende loon in het gastland en andere EU-landen waar eerder is gewerkt. De huidige regels bepalen dat alleen het laatst verdiende loon doorslaggevend is, ook als dat slechts gedurende korte tijd is verdiend.
Voor wat betreft de bijstand geldt, dat in het kader van het project EU-arbeidsmigratie maatregelen zijn genomen om een striktere koppeling te bewerkstelligen tussen het beroep op bijstand enerzijds, en de voortzetting van het verblijfsrecht anderzijds. Zo hebben de betrokken ministeries binnen dit project bij wijze van experiment samen met de gemeente Vaals afspraken gemaakt met betrekking tot het versnellen van informatie-uitwisseling. Inmiddels zijn de betrokken ministeries ook met de gemeente Rotterdam in contact om het proces van bijstandsverlening en de gevolgen daarvan voor het verblijfsrecht verder te verbeteren.
Kunt u aangeven wat de prognoses zijn voor het gebruik van sociale uitkeringen voor deze groepen in de toekomst?
Het is niet mogelijk om een stabiele prognose voor deze specifieke groepen op te stellen, omdat de absolute aantallen relatief klein zijn en de effecten van de economische groei niet goed kunnen worden doorvertaald.
Vindt u dat arbeidsmigranten die binnen een jaar naar aankomst in Nederland een beroep doen op openbare middelen, recht hebben op een uitkering? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u daar aan doen?
EU-arbeidsmigranten die rechtmatig in Nederland wonen en werken en onvrijwillig werkloos worden, zijn voor de toepassing van de WWB gelijkgesteld met in Nederland wonende Nederlanders. Wel kan het beroep op bijstand in voorkomende gevallen gevolgen hebben voor het verblijfsrecht. Op grond van de EU-richtlijn vrij verkeer van personen (2004/38) behoudt betrokkene de EU-rechtelijke status van werknemer gedurende zes maanden als hij korter dan een jaar in het gastland heeft gewerkt, of voor onbepaalde tijd na een arbeidsverleden van minimaal één jaar.4 Het verblijfsrecht blijft gedurende deze periode bestaan, óók als betrokkene een beroep op bijstand doet. Zolang EU-burgers de EU-rechtelijke status van werknemer hebben kan hen verder verblijf in het gastland niet worden ontzegd wegens het beschikken over onvoldoende middelen van bestaan. Dit betekent echter niet dat in alle gevallen het recht op bijstand bestaat.
Deelt u de mening dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) moet vaststellen of, wanneer arbeidsmigranten die minder dan een jaar in Nederland verblijven en een beroep doen op openbare middelen, nog steeds recht hebben op een rechtmatig verblijf en zo niet, dat deze vervolgens uitgezet moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Indien de gemeente gerede twijfel heeft of de betrokkene daadwerkelijk de status van werknemer heeft en of het beroep op bijstand consequenties heeft voor het verblijfsrecht, wordt de IND ingeschakeld. De IND beoordeelt op basis van een individuele belangenafweging of het beroep op bijstand consequenties heeft voor het verblijfsrecht.
Hoe verhoudt zich het verstrekken van bijstandsuitkeringen aan arbeidsmigranten met het regeerakkoord waarin staat dat het kabinet zich inspant in EU-verband om ook voor EU-onderdanen te laten gelden dat zij pas na zeven jaar bijstand kunnen krijgen, mede in het kader van een te ontwikkelen ingroeimodel voor de sociale zekerheid? Hoe staat het met deze inspanningen?
Om de voorwaarde van zeven jaar verblijf te kunnen invoeren is aanpassing nodig van de EU-richtlijn vrij verkeer van personen (2004/38). In het kader van de evaluatie van de richtlijn wordt dit door Nederland aan de orde gesteld. Tevens streeft Nederland er, waar mogelijk samen met enkele andere lidstaten, naar om de onbedoelde effecten van het vrij verkeer van personen in EU-verband op de agenda te krijgen.