Zelftesten voor corona |
|
Maarten Hijink , Lilian Marijnissen |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op de uitzending van Kassa over corona-zelftesten?1
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat mensen gebruik kunnen maken van zelftesten zonder CE-markering? Zo ja, wat doet u om dit te voorkomen?
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat mensen gebruik kunnen maken van zelftesten die in China niet eens zijn goedgekeurd? Zo ja, wat doet u om dit te voorkomen?
Heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) voldoende zicht op hoe groot het probleem is met malafide aanbieders, zowel binnen Nederland alsook met testen die bijvoorbeeld vanuit China worden besteld? Kunt u uw antwoord toelichten?
Deelt u de mening dat zelftesten schijnveiligheid bieden, aangezien ze enkel antistoffen detecteren en dus hooguit aantonen of iemand in aanraking is geweest met het virus, en het niet duidelijk is of de persoon op dat moment nog besmettelijk is of het virus bij zich draagt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zijn er voor zover u weet betrouwbare zelftesten in de maak? Zo ja, kunt u toelichten hoe u het gebruik van deze testen voor zich zou zien?
Deelt u de mening dat zelfs als zelftesten betrouwbaar waren, zij niet bijdragen aan het onder controle houden van het virus, aangezien we op die manier geen centraal overzicht hebben van de verspreiding van het virus?
Wat doet u om mensen actief te waarschuwen voor de problemen met zelftesten, naast waarschuwingen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)?2
Bent u bereid de IGJ actiever onbetrouwbare zelftesten te laten monitoren en malafide aanbieders op te sporen en te bestraffen? Zo nee, waarom niet?
Welke sancties zijn er reeds voor oplichters die proberen een slaatje te slaan uit de crisis met onbetrouwbare producten, waaronder zelftesten? Bent u bereid deze sancties uit te breiden waar nodig? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om met de douane in gesprek te treden om te kijken wat er mogelijk is qua opsporing van pakketjes met onbetrouwbare zelftesten die besteld worden uit het buitenland en die verboden zijn in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Het rapport over de financialisering van big pharma |
|
Henk van Gerven , Lilian Marijnissen |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het rapport van SOMO (Centre for Research on Multinational Corporations) over de financialisering van big pharma?1
Ik ben blij dat onafhankelijke organisaties, zoals SOMO, onderzoek doen naar complexe vraagstukken. De rapporten zijn informatief en kunnen voeding geven aan maatschappelijke discussies en het opstellen van beleid. De farmaceutische industrie is een cluster van private ondernemingen, maar wel ondernemingen met een belangrijke maatschappelijke rol. Mijn voorganger heeft zich meerdere malen uitgesproken over het belang van transparantie over de kosten van onderzoek en het tot stand komen van prijzen van medicijnen. Het rapport van SOMO draagt bij aan het creëren van transparantie op dit onderwerp.
Wat vindt u ervan dat big pharma gebruik maakt van een verdienmodel dat is gericht op uitkeringen aan aandeelhouders in plaats van op productieve investeringen waar de bevolking van kan profiteren?
Ook van private ondernemingen met aandeelhouders mag maatschappelijke verantwoordelijkheid worden verwacht. Mijn voorganger heeft in gesprekken met de farmaceutische industrie steeds benadrukt dat deze hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen voor de beschikbaarheid en de betaalbaarheid van geneesmiddelen. Dat blijf ik doen.
Deelt u de conclusie dat de coronapandemie aantoont hoe onvoorbereid we zijn, met name door dit verdienmodel van de farmaceutische industrie?
Nee, het is niet realistisch om te verwachten dat er voor elke nieuwe ziekte een kant-en-klaar medicijn op de plank ligt. Medicijn ontwikkeling is complex en vereist vaak grote investeringen. Er wordt op dit moment door veel bedrijven en publieke instellingen, vaak in samenwerking, hard gewerkt aan zowel nieuwe therapieën als vaccins tegen COVID-19. Dit is goed nieuws en zeer bemoedigend. Het belang van publiek-private samenwerking wordt breed erkend.
Wat vindt u ervan dat de uitkeringen aan aandeelhouders van de 27 grootste farmaceuten de afgelopen 18 jaar verviervoudigden, tot 146 miljard dollar in 2018?
Wat vindt u ervan dat de schulden van farmaceuten eveneens enorm zijn toegenomen, tot meer dan 500 miljard dollar in 2018, en dat dit geld, dat tegen zeer lage rentes is geleend, ten goede kwam aan de inkoop van eigen aandelen en het opkopen van andere bedrijven?
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat dit model mogelijk wordt gemaakt door hoge medicijnprijzen met als enige doel het maximeren van aandeelhouderswaarde?
Deelt u de mening dat dit verdienmodel onhoudbaar is aangezien investeringen waar de samenleving van kan profiteren, zijn achtergebleven?
Bent u bereid een voortrekkersrol te nemen in de covid-19 pool van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)? Hebt u al contact met Costa Rica en bent u bereid dit af te stemmen voor de assemblee van de WHO in mei en de Kamer hiervan op de hoogte te houden?
Van patent pools is bekend dat ze vervolg-innovaties versterken omdat ze relevante technologie effectief beschikbaar maken. Het geeft meer partijen laagdrempelig toegang tot standaarden en versterkt daarmee kaders en normen die bruikbaar zijn of als bouwsteen kunnen dienen om effectieve therapieën te ontwikkelen. Een therapie kan immers bestaan uit meerdere patenten of is ontwikkeld op basis van bestaande patenten.
Nederland is voorstander van het delen van informatie en wetenschappelijke data. Hierbij moet wel worden gewaakt dat data wordt opgeslagen in toegankelijke systemen, zodat iedereen er later weer bij kan. Daarom is Nederland voorstander van samenwerkingsverbanden die werken volgens de FAIR principes (FAIR staat voor: Findable, Accessible, Interoperable, Reusable). Op grond van deze FAIR principes zijn data vindbaar, toegankelijk, interoperabel en herbruikbaar en kunnen data gemakkelijk met behulp van algoritmes worden onderzocht. Nog belangrijker in verband met persoonsgevoelige informatie is dat databeheerders zelf de mate kunnen bepalen waarin ze hun data openstellen voor derden.
Het idee van Costa Rica is dus een stap in de goede richting, echter, er dient zeer zorgvuldig naar de uitvoering ervan te worden gekeken.
Zoals 8 april jongstleden in de gewijzigde motie van het lid Ellemeet c.s. over het opzetten van een wereldwijde COVID-19 pool (t.v.v. motie 25 295, nr. 224) is gevraagd, zal de regering voorafgaand, en tijdens, de jaarlijkse vergadering van de WHO leiderschap tonen en zich expliciet uitspreken voor zo’n wereldwijde COVID-19 pool en de WHO hierbij actief steunen.
Hoe gaat u garanderen dat er voldoende transparantie is over de kosten van de ontwikkeling van een coronavaccin en dat de samenleving hier niet voor hoeft op te draaien?
We bevinden ons op dit moment in een uitzonderlijke situatie, een wereldwijde pandemie. Het belang van een werkend vaccin wordt breed erkend, er lopen volgens de WHO al meer dan 70 vaccin ontwikkeltrajecten. Ook door de farmaceutische industrie wordt zwaar geïnvesteerd in vaccin ontwikkeling. Daarnaast zien we nu ook samenwerkingen en kennisdeling ontstaan tussen farmaciebedrijven zoals Sanofi en GlaxoSmithKline, twee van de grootste vaccinontwikkelaars ter wereld. Dit was tot voor kort ondenkbaar, en onderstreept nogmaals de inzet van alle betrokken partijen om zo snel mogelijk tot een werkzaam vaccin te komen. Snelheid is van groot belang, dit betekent dat wellicht extra kosten worden gemaakt doordat verschillende vaccins in parallel worden ontwikkeld en getest. Dit zal uiteraard leiden tot hogere kosten dan wanneer verschillende vaccins een voor een worden getest, maar nogmaals, snelheid is nu van belang. De maatschappelijke kosten van geen vaccin zijn vele malen hoger dan de extra onderzoek en ontwikkeling (R&D) kosten die nu worden gemaakt. Het belang van zowel beschikbaarheid als betaalbaarheid van een vaccin wordt onderstreept door zowel de WHO, de EU, alsook door de Nederlandse regering. Ook private partijen hebben zich hierover uitgesproken, zo heeft Janssen Vaccines aangegeven haar vaccin, als het op de markt komt, tegen kostprijs aan te bieden. Ik zal transparant blijven over de investeringsstrategie van de Nederlandse overheid en in Europees samenwerkingsverband. Uiteraard zullen de overheidsinvesteringen worden meegewogen in prijsafspraken voor een vaccin, wanneer deze aan de ontwikkeling, productie of distributie daarvan hebben bijgedragen.
Hoeveel Nederlands overheidsgeld zit er in de verschillende trajecten voor vaccinontwikkeling?
Op dit moment zijn de volgende investeringen gemaakt of toegezegd:
Welke voorwaarden worden gesteld aan het beschikbaar gestelde overheidsgeld voor de ontwikkeling van een coronavaccin?
De onderhandelingen met CEPI zijn op dit moment gaande. Nederland neemt hierbij de principes zoals uiteengezet in het document «Maatschappelijk Verantwoord Licentiëren» (opgesteld door de NFU) als leidraad. Overigens hanteert CEPI zelf al strenge eisen rondom beschikbaarheid en betaalbaarheid van een mogelijk vaccin.
Hoe gaat u de toegankelijkheid van een te ontwikkelen vaccin garanderen en welke afspraken worden hierover al gemaakt in lijn met de aangenomen motie-Hijink over voorkomen van monopolisering van een vaccin door één bedrijf of land?2
Op het moment dat een werkzaam vaccin beschikbaar komt zal het voldoen aan de wereldwijde vraag hoe dan ook een uitdaging worden, bijvoorbeeld qua productie en logistiek. Samenwerking zal van groot belang zijn, zowel privaat-publiek, als internationaal. Hier worden nu al de eerste gesprekken over gevoerd door het team Vaccinontwikkeling COVID-19, een duidelijke strategie zal verder worden ontwikkeld, mede door de speciale gezant vaccins dhr Sijbesma die door Nederland is aangesteld. De Nederlandse overheid is van mening dat samenwerking en gezamenlijke investeringen de snelste route zullen zijn naar een breed beschikbaar vaccin. Bijvoorbeeld gericht op het mogelijk maken van klinische studies, of het opschalen van productiecapaciteit. Echter, mochten door landen of private partijen onredelijke barrières worden opgeworpen die de beschikbaarheid belemmeren zal de Nederlandse overheid niet schromen om de haar beschikbare middelen in te zetten om deze barrières te slechten.
De situatie in de verpleeghuizen |
|
Lilian Marijnissen , Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Kunt u aangeven wat de huidige situatie in de verpleeghuizen is sinds de coronacrisis?1
Het aantal bevestigde besmettingen van COVID-19 wordt in de verpleeghuizen door de specialisten ouderengeneeskunde geregistreerd. De specialisten ouderengeneeskunde en de medisch microbiologische labs melden een besmetting bij de GGD. De GGD geeft de cijfers door aan het RIVM.
In mijn brieven van 15 april jl.2, 21 april jl.3, 6 mei jl.4 ben ik ingegaan op het beeld van het aantal COVID-19 besmettingen en COVID-19 sterfte in verpleeghuizen. In mei schatte het RIVM (peildatum 18 mei jl.) dat tot dan toe bij ruim 7.900 bewoners van verpleeghuizen een COVID-19-besmetting is bevestigd, waarvan ruim 2.500 mensen als overleden zijn gemeld.5 Het totaal aantal verdenkingen van een COVID-19-besmetting in verpleeghuizen bedraagt 4.550 (peildatum 15 mei).6 Om nog beter zicht te krijgen op de ontwikkelingen is afgesproken dat de gegevens uit de EPD’s aan het RIVM verstrekt worden. Daarbij werken Verenso, ActiZ en het RIVM samen.
Op dit moment schat het RIVM (peildatum 6 juli jl.) dat tot nu toe bij ruim 8.400 bewoners van verpleeghuizen een COVID-19-besmetting is bevestigd, waarvan ruim 2.800 mensen als overleden zijn gemeld.7
Uit de beschikbare cijfers blijkt dat veel mensen in verpleeghuizen getroffen zijn door COVID-19. Is er eenmaal sprake van een bevestigde besmetting, dan is de kans op verdere verspreiding groot op de locatie. Bemoedigend is echter dat de maatregelen die we inzetten in de verpleeghuizen zodanig werken dat het aantal meldingen van nieuwe verpleeghuislocaties met minimaal één besmetting per dag afvlakt. Daarop lijkt het samenspel van de in de afgelopen periode genomen maatregelen effect te sorteren. Tegelijkertijd is duidelijk dat verpleeghuizen een zware tijd hebben. Uit de EPD-registraties komt naar voren dat de kans dat de sterftecijfers in verpleeghuizen zullen toenemen groot is. Mijn aandacht voor verpleeghuizen zal onverminderd doorgaan.
Welke cijfers heeft u over de situatie in de verpleeghuizen sinds het begin van de coronacrisis?
Zie antwoord vraag 1.
Komt er ook een aanpak voor de situatie in de verpleeghuizen, aangezien er een plan ligt voor de IC-capaciteit in de ziekenhuizen?
Mijn aanpak voor de verpleeghuizen spitste zich de afgelopen maanden toe op drie lijnen: (1) gefaseerde en gecontroleerde aanpassing van de bezoekregeling, (2) leren van elkaar en (3) innovatieve behandelmethodes.
In mijn brieven «COVID-19 update stand van zaken» aan uw Kamer heb ik u uitgebreid geïnformeerd over de gecontroleerde en gefaseerde aanpak van de bezoekregeling. Inmiddels is de situatie zo dat er op voorhand geen beperkingen meer gelden voor het ontvangen van bezoek, noch wat betreft aantal bezoekers noch wat betreft de frequentie van bezoek. Indien er op een locatie sprake is van één of meer COVID-19 besmettingen dan is bezoek alleen mogelijk met toestemming van de beheerder.
In eerdere brieven heb ik reeds aangegeven dat zorgaanbieders die dat willen, ondersteuning kunnen krijgen. In mijn brief van 3 juni (Kamerstukken 25 295, nr. 386) ga ik in op «leren van elkaar». Ik heb daartoe de kenniscoalitie vormgegeven. Dat is een samenwerkingsverband dat bestaat uit de GGD’en, ActiZ, de Antibiotica Resistentie (ABR)-zorgnetwerken, de Academische Werkplaatsen ouderenzorg en «Waardigheid en Trots op locatie».
Naast de voortdurende inspanningen om snel een vaccin tegen het coronavirus tot onze beschikking te hebben, werken vele onderzoekers aan innovatieve behandelingen tegen COVID-19. Dit type behandelingen kan hopelijk bijdragen aan een beter en sneller herstel en ervoor zorgen dat patiënten minder restschade overhouden na besmetting met het coronavirus. Ik wil waar nuttig en mogelijk ook dergelijke behandelingen verder helpen om er zo voor te zorgen dat behandelingen zo snel mogelijk beschikbaar kunnen komen. Om die reden investeert het kabinet breed in corona gerelateerd onderzoek. In mijn brief van 24 juni jl. heb ik toegelicht op welke manier het kabinet dat doet.
Kunt u een overzicht geven van het aantal vermoedelijke en vastgestelde besmettingen en overlijdens in verpleeghuizen sinds het begin van de coronavirus? Wat zijn de verschillende scenario’s bij een verdere toename van besmettingen in verpleeghuizen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u een overzicht geven van hoeveel beschermende middelen per week verstrekt zijn aan de verpleeghuizen en wat per week nodig is?
Verpleeghuizen kunnen via de webportal van het LCH aanvragen welke beschermingsmiddelen zij nodig hebben. Het LCH heeft aangegeven dat zij op dit moment kunnen voldoen aan de vraag en daarmee ook aan de vraag vanuit de verpleeghuizen. Op de webpagina8 van het LCH zijn gegevens te vinden over de bij het LCH beschikbare voorraad en de verwachte vraag. Op 6 april is het testbeleid aangepast en kunnen alle zorgmedewerkers met lichte klachten getest worden, waaronder de medewerkers van verpleeghuizen.
Kunt u de Kamer informeren hoe u meer beschermende middelen en testen inzet in de verpleeghuizen?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven hoeveel meldingen de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft gehad over de verpleeghuizen sinds het begin van de coronacrisis?
De IGJ ontving ten aanzien van de verpleeghuiszorg ongeveer 90 corona gerelateerde meldingen bij het Meldpunt van de IGJ (voor meldingen van zorgaanbieders, zorgverleners en fabrikanten) sinds 1 maart 2020. Deze meldingen hebben met name betrekking op persoonlijke beschermingsmiddelen, testbeleid en besmettingen. Daarnaast haalt de IGJ signalen op uit de sector door middel van belrondes naar bijna alle (bij IGJ bekende) zorgaanbieders van verpleeghuiszorg. Ook het Landelijk Meldpunt Zorg (voor vragen of klachten van burgers) ontvangt signalen.
Kunt u in uw wekelijkse update over het coronavirus uitgebreider ingaan op de situatie specifiek in de verpleeghuizen?
Ja. De afgelopen weken heb ik de Kamer wekelijks uitgebreid geïnformeerd over de situatie in de verpleeghuizen. Ondertussen heb ik u ook de brief «Lessen verpleeghuizen met het oog op een eventuele tweede golf» gestuurd.
Wilt u deze schriftelijke vragen beantwoorden in plaats van de antwoorden algemeen mee te nemen in uw wekelijkse update over de ontwikkelingen van het coronavirus? Zo nee, waarom niet?
Ja. Wel met de opmerking dat de vragen en antwoorden ook in de reguliere Kamerdebatten en de daarvoor verstuurde brieven terugkomen.
De tekorten aan beschermende middelen bij zorginstellingen |
|
Maarten Hijink , Lilian Marijnissen |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wilt u reageren op de berichtgeving dat zorginstellingen en fabrikanten klagen over de samenwerking tussen het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH)?1
Wat is de reden dat er twee weken gewacht is op een reactie van de Minister voor Medische Zorg op de eigen productie van mondkapjes in Nederland? Kunt u uw antwoord toelichten?
Is het waar dat er veel bureaucratie is en er lang gewacht wordt met het doorhakken van knopen over de productie en verdeling van beschermingsmiddelen door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het LCH? Kunt u uw antwoord toelichten?
Is het waar dat diverse leveranciers niet of nauwelijks reactie krijgen op aanbiedingen die ze weken geleden al hebben gedaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Hoe groot is de capaciteit om binnengekomen beschermingsmiddelen te testen op kwaliteit? Op hoeveel locaties gebeurt dit en hoe is dat precies georganiseerd?
Klopt het dat het soms lang kan duren voordat de testresultaten worden teruggekoppeld aan leveranciers? Kan het voorkomen dat dit zo lang duurt dat de partij beschermingsmiddelen inmiddels al aan een ander land is verkocht?
Bent u bekend met signalen dat aanbiedingen van regelmatige aanvoer worden afgewezen? Kunt u uitleggen hoe vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hierin wordt geopereerd?
Waarom worden risico’s op dit moment vooral bij inkopers gelegd? Zou u niet meer garanties moeten bieden – zoals in Duitsland wel het geval is – zodat men er zeker van is dat ingekochte materialen ook daadwerkelijk afgenomen worden?
Klopt het dat het LCH zich met name op grote partijen richt, terwijl ook voor deze partijen geldt dat deze weggekaapt kunnen worden door andere landen? Kunt u dat toelichten?
Vind u het wenselijk en/of begrijpelijk dat zorginstellingen op grote schaal beschermende middelen bestellen buiten het Landelijk Consortium Hulpmiddelen om? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wat is op dit moment de concrete bijdrage van de chemische industrie en bijvoorbeeld asbestsaneringsbedrijven om het tekort aan beschermingsmiddelen op te lossen? Waarom worden met deze sectoren geen dwingende afspraken gemaakt over het leveren van beschermingsmaterialen die ook hergebruikt kunnen worden?
Wilt u deze schriftelijke vragen beantwoorden in plaats van de antwoorden algemeen mee te nemen in uw wekelijke update over de ontwikkelingen met betrekking tot het coronavirus? Zo nee, waarom niet?
Het bericht ‘Onrust bij thuiszorg, wijkverpleging, gehandicaptenzorg en ouderen zorg bij gebrek aan bescherming en beperkt testen personeel’. |
|
Maarten Hijink , Lilian Marijnissen |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat vindt u ervan dat werkgevers en werknemers aangeven dat door gebrek aan beschermingsmaatregelen de situatie buiten het ziekenhuis onhoudbaar is geworden?1 2
Wat vindt u ervan dat werkgevers zich machteloos voelen door het inkoop- en verdeelcollectief van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport waardoor bijvoorbeeld de thuiszorg, wijkverpleging, gehandicaptenzorg en ouderenzorg bescherming tekort komen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vindt u het wenselijk dat werkgevers op zoek gaan naar alternatieve beschermingsmaterialen die vaak duur en ondeugdelijk blijken te zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wat vindt u ervan dat vakbonden dreigen om hun achterban van zorgverleners op te roepen niet meer aan het werk te gaan als ze dat niet op een veilige manier kunnen doen?
Welke maatregelen neemt u precies om ook beschermende materialen te krijgen vanuit andere (niet zorg) sectoren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Kunt u aangeven hoe het staat met de bijdragen van de chemische industrie of andere sectoren in het bedrijfsleven om het tekort aan beschermingsmiddelen in Nederland op te lossen?
Hoe staat het met de productie in ons eigen land van beschermingsmiddelen? Waar gebeurt dat op dit moment en wat levert het op?
Deelt u de mening dat wij op dit moment het uiterste van onze zorgverleners vragen in deze coronacrisis en dat het minste dat wij voor hen kunnen doen is zorgen dat ze voldoende beschermende materialen hebben om hun werk veilig te doen?
Bent u bereid de testcapaciteit op het coronavirus zodanig uit te breiden dat iedere hulpverlener met maar enige verdenking op corona kan worden getest uit oogpunt van veiligheid voor zowel de hulpverlener als de patiënten? Zo neen, waarom niet?
Is het mogelijk de testcapaciteit zodanig uit te breiden zodat dit kan worden gerealiseerd? Zo neen, waarom niet?
Hoe gaat u de aangenomen motie van het lid Marijnissen c.s. over alles op alles zetten om zorgverleners veilig hun werk te laten doen, uitvoeren? Wat vindt u van de het bericht van de zorgvakbonden dat deze motie nog onvoldoende wordt uitgevoerd?3
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het plenaire debat op 8 april over de ontwikkelingen rondom het coronavirus?
De verspreiding van het coronavirus in verpleeghuizen |
|
Maarten Hijink |
|
Lilian Marijnissen , Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wilt u reageren op het artikel over «De corona-angst achter de dichte deuren van het verpleeghuis»?1
Het raakt mij om te lezen wat voor verdriet er is in verpleeghuizen. De impact op bewoners en hun familie, maar ook op het personeel is groot. De angst voor besmetting of om iemand te besmetten zorgt voor angst en spanningen. Ik ben mij daarvan zeer bewust.
Wat vindt u ervan dat steeds meer verpleeghuizen noodgedwongen hele woongroepen volledig afsluiten nadat er bij een bewoner corona is geconstateerd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zorgaanbieders doen wat nodig is om verdere verspreiding van COVID-19 op een locatie te voorkomen. Zij volgen daarbij het COVID 19-behandeladvies van Verenso. Dit behandeladvies gaat onder meer in op isolatie en cohortverpleging met een vast team van verpleegkundigen en verzorgenden. Dit kan betekenen dat soms een afdeling of unit wordt geïsoleerd. Verpleeghuizen doen dit om te voorkomen dat gezonde bewoners van andere afdelingen of units ook besmet worden.
De verpleging van de bewoners met COVID-19 gebeurt op de eigen kamer of, als er meer zieken zijn, op een aparte afdeling. Het komt ook voor dat een verpleeghuisorganisatie een aparte locatie inricht voor zieke bewoners. Dit is maatwerk en hangt af van de mogelijkheden van de locatie en van de groep cliënten die het betreft.
In dit verband merk ik ten slotte op dat ik de directeuren Publieke Gezondheid eind maart heb gevraagd tijdelijke zorglocaties te creëren voor cohortverpleging («coronacentra»). Deze locaties kunnen eventueel uitkomst bieden voor die situaties waarin het niet mogelijk is besmette bewoners geïsoleerd te verplegen op de eigen locatie.
Wat vindt u ervan dat een deel van het personeel liever werkt op bevestigde corona-afdelingen dan op afdelingen waar officieel nog niemand het virus heeft opgelopen, omdat ze dan wel beschermende kleding en andere beschermingsmiddelen krijgen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb begrip voor het feit dat personeel deze voorkeur aangeeft en het is aan de werkgever om hiermee om te gaan. Daarbij is het belangrijk om aan te geven in welke situaties gebruik van beschermende middelen noodzakelijk is op basis van de richtlijnen van het RIVM en Verenso. Het OMT heeft aangegeven dat het in het algemeen uit voorzorg gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen bij patiënten die geen (verdenking op) COVID-19 hebben niet nodig is. Tegelijkertijd zijn er specifieke situaties denkbaar dat professionals beredeneerd afwijken van deze algemene uitgangspunten op basis van hun inschatting en ervaring.
Kunt u aangeven hoe de verstrekking van beschermende materialen aan zorgverleners in verpleeghuizen, maar ook in de thuiszorg en gehandicaptenzorg, verloopt? Wat wordt er gedaan om een verdere toename van het aantal besmettingen te voorkomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen in verpleeghuizen, thuiszorg en gehandicaptenzorg, maar ook door andere zorgverleners buiten het ziekenhuis, heeft het RIVM uitgangspunten opgesteld die te vinden zijn op de website van het RIVM. Die worden met regelmaat aangevuld.
Zoals ik in het debat van 8 april 2020 aangaf doe ik doe ik er samen met het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) alles aan om voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar te krijgen voor de zorg in Nederland. Genoemde zorgverleners kunnen via het webportaal van het LCH hun vraag om hulpmiddelen doorgeven. Dat geldt ook voor verpleeghuizen.
Om een verdere toename van het aantal besmettingen te voorkomen worden – naast het testbeleid voor medewerkers en patiënten en het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen – kwetsbare bewoners beschermd door het toepassen van de algemene hygiënerichtlijnen, door de bezoekregelingen, door patiënten met (verdenking van) COVID-19 geïsoleerd te verplegen en door het beleid gericht op de inzet van personeel bij ziekte.
Gaan de richtlijnen van het RIVM voor werken met beschermende middelen in verpleeghuizen aangepast worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
De uitgangspunten voor het gebruik van beschermingsmiddelen worden aangepast als nieuwe inzichten daartoe aanleiding geven. Er is ook expliciet ruimte te geven om van de uitgangspunten af te wijken als de professionele inschatting van medewerkers in een specifieke situatie daarvoor aanleiding geeft.
Als een bewoner als gevolg van de maatregelen om het coronavirus te bestrijden tijdelijk naar familie of het ziekenhuis gaat, kan de bewoner dan later terugkeren naar zijn of haar plek in het verpleeghuis? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het geval een bewoner door familie mee naar huis wordt genomen, dan is het niet mogelijk de cliënt terug te brengen naar het verpleeghuis zolang de bezoekersregeling van kracht is. De branchevereniging ActiZ heeft op deze wijze, in overleg met het Ministerie van VWS, de regeling verder ingevuld. De cliënt (of zijn vertegenwoordiger) is dan samen met zijn familie zelf verantwoordelijk voor de continuïteit van zorg. In het geval dat een bewoner is ontslagen uit het ziekenhuis zal worden bezien of het verantwoord is dat de bewoner weer terug kan naar het verpleeghuis of dat er een andere oplossing moet worden gevonden, bijvoorbeeld opname in een zorghotel. Het kan gebeuren dat als een bewoner weer terugkomt in het verpleeghuis, dat deze 14 dagen in quarantaine moet of dat er een corona test wordt gedaan. Dit gebeurt in overleg met de familie en de zorginstelling.
Als mensen op dit moment niet langer thuis kunnen blijven wonen, kunnen zij dan geplaatst worden in een verpleeghuis wanneer daar plek voor is? Kunt u uw antwoord toelichten? Hoe wordt de continuïteit van zorg thuis gewaarborgd als van opname in een verpleeghuis geen sprak is?
Als het CIZ oordeelt dat aan de criteria voor toegang tot de Wlz is voldaan, dan is plaatsing in het verpleeghuis mogelijk. Als blijkt dat niet per direct een passende plek beschikbaar is, dan kan het zorgkantoor overbruggingszorg inzetten. In spoedsituaties wordt echter in de meeste situaties snel een plek gevonden. Als de cliënt niet voldoet aan de criteria voor de Wlz, dan krijgt de cliënt zorg en ondersteuning op grond van de Zvw en de Wmo.
In geval van (verdenking van) een besmetting met COVID-19, dan kunnen de zorgverleners samen met de cliënt en diens mantelzorger bezien of de zorg nog veilig thuis geleverd kan worden of dat tijdelijke opname in het ziekenhuis, een corona-unit in een bestaande instelling of in een coronacentrum uitkomst biedt.
Aangezien in verpleeghuizen wordt mondjesmaat getest, op welke wijze zorgt u ervoor dat er meer testcapaciteit beschikbaar komt in de verpleeghuizen en andere zorgsectoren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vanaf 6 april is het beleid voor testen op een COVID-19 besmetting, wat gebeurt met zogenaamde moleculaire testen, verruimd. Niet langer worden uitsluitend zorgmedewerkers met patiëntcontact en risicogroepen van patiënten binnen het ziekenhuis getest. Ook zorgverleners met patiëntencontact buiten het ziekenhuis (huisartsen, verpleeghuizen, gehandicaptenzorg, thuiszorg, jeugdzorg, ggz en mantelzorgers) kunnen getest worden als ze klachten hebben die samenhangen met COVID-19.
GGDGHOR Nederland heeft samen met de GGD’en de beschikbare testcapaciteit verruimd zodat deze zorgverleners getest kunnen worden.
Bent u ermee bekend dat u in uw brief over de stand van zaken met betrekking tot COVID-19 van 31 maart 2020 slechts summier ingaat op de situatie van de verpleeghuizen en acht u de schriftelijke vragen van ondergetekenden beantwoord? Wilt u alsnog antwoord geven op de afzonderlijke vragen in de Kamervragen over de gevolgen van het coronavirus op bewoners en medewerkers van verpleeghuizen? Zo nee, waarom niet?2 3
Ik geef alsnog antwoord op de op 30 maart 2020 gestelde vragen. In de – ook daaropvolgende – reguliere brieven met de stand van zaken COVID-19 ben ik steeds uitgebreid op de situatie ingegaan.
Wilt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het aankomende plenair debat op 8 april 2020 over de ontwikkelingen rondom het coronavirus?
Zoals toegezegd in mijn brief van 7 april 2020 (1671618-203996-PG) beantwoord ik uw vragen alsnog separaat en is een tijdige verzending helaas niet gelukt.
De berichtgeving dat het sterftecijfer door het coronavirus hoger is dan eerder gemeld |
|
Maarten Hijink , Lilian Marijnissen |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Hoe oordeelt u over de berichtgeving dat de sterfte in Nederland door het coronavirus twee keer hoger is dan tot nu toe is gemeld?1 2
Ik betreur de overlijdens als gevolg van COVID-19. Het totaal aantal is groter dan de RIVM cijfers die het RIVM publiceert, dat leggen we ook uit bij de publicatie van die cijfers. Deze bevatten immers alléén de overlijdens waarvan zekerheid is dat deze het gevolg zijn van COVID-19.
Vindt u het wenselijk dat de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) nodig zijn voor een completer beeld van de gevolgen van het coronavirus?
Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik u naar de beantwoording van de Kamervragen van de Kamerleden Hijink (SP) en Marijnissen (SP) over de berichtgeving dat het sterftecijfer door het coronavirus hoger is dan eerder gemeld (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2381, Kamerstuk 25 295, nr. 219) die op 7 april jl. naar uw Kamer zijn gegaan.
Hoe kan het dat het CBS en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) niet eerder samen tot een accurater sterftecijfer zijn gekomen?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn de cijfers van het aantal personen waarbij sprake is van een vermoedelijke besmetting reeds beschikbaar, waarover het het RIVM eerder stelde dat deze naast de cijfers over daadwerkelijk geteste coronabesmettingen ook gegeven zouden worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Geldt de meldingsplicht niet voor mensen die overlijden, waarbij het vermoeden is dat zij, thuis of in het verpleeghuis aan het coronavirus zijn overleden, aangezien in de Wet publieke gezondheid staat dat een meldingsplicht geldt voor zorgverleners aan de GGD bij zowel vastgestelde als vermoedelijke gevallen van besmetting van type-A ziekten zoals het coronavirus?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat een accuraat sterftecijfers essentieel is voor een goed inzicht in de coronacrisis en het kunnen formuleren van de juiste maatregelen? Wat gaat u doen om te zorgen dat de sterftecijfers vanaf nu accurater zijn?
Voor de effectiviteit van de ingezette maatregelen kijken we naar de belasting op de zorg en naar de bescherming van onze kwetsbaren. Daarbij zijn sterftecijfers, maar vooral de trend daarin, van groot belang. Daarnaast is het ook van belang waar deze verhoogde sterfte voorkomt en hoe we deze kunnen voorkomen.
We zien goede vorderingen bij de belasting van de zorg, maar het beschermen van onze kwetsbaren vergt extra inspanning. Daar blijven we de komende periode versterkt op inzetten.
Wat gaat u doen nu blijkt dat de sterftecijfers veel hoger zijn? Gaat u uw beleid aanpassen, nu blijkt dat de sterftecijfers veel hoger liggen? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat juist ouderen die in het verpleeghuis of thuis wonen getest moeten worden als zij gezondheidsklachten hebben? Zo ja, gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Voor een toelichting op (de verruiming van) het testbeleid verwijs ik u naar mijn Kamerbrief van 7 april jl.3
Erkent u dat het vaker testen in de ouderenzorg en thuiszorg essentieel is om zorgverleners veilig hun werk te kunnen laten doen door zich te beschermen tegen besmetting?
Zie antwoord vraag 8.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het aankomende debat over de ontwikkelingen met betrekking tot het coronavirus? Zo nee, waarom niet?
Ik heb u de beantwoording zo snel mogelijk doen toekomen, binnen de ruimte die er in deze periode is.
De aanschaf van beademingsapparatuur die niet bruikbaar is op de intensive care |
|
Lilian Marijnissen , Maarten Hijink |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Klopt het dat een deel van de 100 beademingsapparaten die – als eerste levering van 1.000 bestelde machines – niet bruikbaar zijn voor gebruik op de intensive care voor de behandeling van kritiek zieke patiënten met COVID-19 maar bedoeld zijn voor thuisbeademing en niet-invasieve beademing? Klopt het dat de bestelling bij Philips niet louter bestond uit de levering van V680-apparaten, feitelijk de enige machine in het Philips-assortiment die geschikt is voor gebruik op de IC voor kritiek zieke patiënten?1
Wat kunt u zeggen over de bestellingen van beademingsapparatuur die nog verwacht worden? Zijn dit apparaten die geschikt zijn bevonden voor gebruik voor de kritiek zieke IC-patiënt of bestaan deze bestellingen deels ook uit apparaten voor thuisbeademing of niet-invasieve beademing? Als dat laatste het geval is: hoeveel apparaten die nu nog verwacht worden zijn daadwerkelijk geschikt voor gebruik voor de kritiek zieke IC-patiënt?
Wat is de reden dat ziekenhuizen die acuut beademingsapparatuur nodig hebben voor de IC nu machines krijgen die niet voor de kritiek zieke IC-patiënt geschikt zijn? Waarom is gekozen voor niet IC-beademingsmachines bij deze complexe beademing van patiënten met een zeer ernstige longaandoening?
Heeft de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care vooraf geoordeeld over de kwaliteit en inzetbaarheid van alle door Philips geleverde beademingsapparatuur? Hoe luidde hun oordeel over de te leveren apparaten? Welke andere experts zijn om hun oordeel gevraagd alvorens deze machines besteld werden?
Kunt u als bijlage bij de antwoorden op deze vragen de serienummers en specificaties sturen van de beademingsapparaten die nu zijn gekocht? Kunt u daarin ook de aantallen meenemen, zowel van de apparaten die reeds geleverd zijn alsook de apparaten die nog verwacht worden? Zo nee, waarom niet?
Kunt u ook het overzicht sturen van welke beademingsapparaten (met typenummers), in welke aantallen, naar welke ziekenhuizen zijn verstuurd? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat bij de geleverde apparatuur geen disposables (eenmalig gebruiksmateriaal) zijn meegeleverd zodat apparaten na gebruik bij één patiënt vervolgens niet bij een andere patiënt kunnen worden gebruikt omdat materialen ontbreken? Wat gaat u doen om dit probleem op te lossen?
Klopt het dat het bedrijf Demcon uit Enschede 500 beademingsapparaten gaat maken die geschikt zouden moeten zijn voor de kritiek zieke IC-patiënt? Op welke wijze wordt toegezien op de kwaliteit van deze apparatuur en op de inzetbaarheid op de IC’s van Nederlandse ziekenhuizen?
Hoe verklaart u dat Demcon stelt dat deze «eenvoudige» machines geschikt zouden zijn voor het gebruik bij «oudere patiënten«? Welke medische onderbouwing ligt ten grondslag aan de productie van apparatuur die specifiek op ouderen patiënten is gericht? Kunt u uw antwoord toelichten?
De gevolgen van het coronavirus op bewoners en medewerkers van verpleeghuizen |
|
Maarten Hijink , Lilian Marijnissen |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat een groeiend aantal ouderen binnen verpleeghuizen besmet raakt met het coronavirus?1
Klopt het dat niet alle ouderen in verpleeghuizen met corona-achtige klachten getest worden op besmetting met het virus? Wat betekent dit voor de sterftecijfers? Zijn die wel volledig als een deel van de ouderen die thuis of in het verpleeghuis overlijden aan het coronavirus niet wordt meegerekend?
Herkent u het feit dat een groeiende groep ouderen, zeker wanneer zij dementerend zijn, het steeds moeilijker krijgt in verpleeghuizen nu familie en bekenden hen niet meer kunnen opzoeken?
Hoe gaat u om met het ethische dilemma dat maanden van isolatie in verpleeghuizen vergaand ingrijpt in de kwaliteit van leven van ouderen?
Kunt u aangeven hoe lang de maatregel – om familie en bekenden toegang tot het verpleeghuis te onthouden – nog van kracht is? Geldt wat u betreft een maximum aan deze termijn, gezien het enorme effect dat deze maatregel heeft op de leefbaarheid in verpleeghuizen?
Wat zijn de gevolgen voor verpleeghuisbewoners wanneer de verwachting uitkomt dat het nieuwe coronavirus nog voor lange tijd onder ons zal blijven? Wat betekent dit voor mensen die tot de risicogroepen behoren, gaan voor hen beschermende maatregelen gelden tot het moment dat groepsbescherming daadwerkelijk een feit is?
Hoe staat u tegenover het voorstel om per bewoner in het verpleeghuis een mantelzorger aan te wijzen die wel toegang krijgt tot het verpleeghuis zodat bewoners een vertrouwd gezicht behouden en familieleden toegang houden tot de bewoners?
Hoe gaat u om met de extra druk die nu op de schouders van zorgverleners ligt nu hulp van mantelzorgers en vrijwilligers is weggevallen en er, als gevolg van het coronavirus, juist een verhoogde werkdruk is? Op welke wijze worden deze zorgverleners extra ondersteund?
Waarom wordt in zoveel verpleeghuizen nog met weinig of geen beschermingsmiddelen gewerkt terwijl overal de risico’s op besmetting van zowel zorgverleners als bewoners stijgt? Wat gaat u doen om deze medewerkers beter te beschermen?
Hoe werkt het testbeleid op dit moment wanneer enkele bewoners of medewerkers besmet blijken te zijn met het coronavirus? Worden andere medewerkers of bewoners sneller getest om verdere verspreiding vroegtijdig te kunnen stoppen?
In hoeverre wordt binnen verpleeghuizen, meer nog dan daarvoor, gewerkt in vaste teams zodat wisselend contact tussen teams en tussen bewoners en medewerkers voorkomen wordt?
Gelden er landelijke afspraken voor bezoekregelingen aan terminale bewoners in het verpleeghuis of kan dit per locatie verschillen? Kunt u toelichten waarom deze keuze is gemaakt?
Bent u bereid deze vragen voorafgaand aan het plenaire debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus van 1 april 2020 te beantwoorden?
De gevolgen van de coronacrisis op huishoudens |
|
Lilian Marijnissen , Mahir Alkaya , Sandra Beckerman |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Op welke wijzen monitort het kabinet – naast de effecten op de volksgezondheid – wat de economische gevolgen van het coronavirus zijn voor verschillende huishoudens in ons land? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Het kabinet gebruikt de reguliere monitoringsmechanismen voor de economische gevolgen van het coronavirus. Dit betekent onder andere dat het kabinet de inkomensposities van huishoudens monitort via de realisaties van de koopkracht van het CBS en de ramingen van CBP. Daarnaast houdt het CBS ook bij hoeveel bedrijven en instellingen er per maand failliet gaan en ook hoeveel faillissementen er van natuurlijke personen met en zonder eenmanszaak optreden. Daarnaast staat het kabinet in nauw contact met medeoverheden, maatschappelijke partners en betrokkenen om de gevolgen van het virus in kaart te brengen.
Met deze brief wil ik u tevens informeren over de uitkomsten van het bestuurlijk overleg over huisuitzettingen dat ik op 25 maart jl. met Aedes, Vastgoed Belang, IVBN, Kences, VLBN (leegstandsbeheerders), de Woonbond en LSVb. Er is met de verhuurders als gezamenlijke lijn afgesproken dat huisuitzettingen voorlopig worden uitgesteld gedurende de crisisperiode, tenzij er evidente redenen zijn, zoals criminele activiteiten of extreme overlast. Het Kabinet zal het daarnaast via spoedwetgeving mogelijk maken dat tijdelijke huurcontracten kunnen worden verlengd voor een tijdelijke periode tijdens deze crisis. Voor de volledigheid verwijs ik u naar het «Gezamenlijk statement verhuurders over huisuitzettingen en tijdelijke huurcontracten tijdens de Coronacrisis» en de verklaring van VLBN, zoals deze zijn toegevoegd in de bijlagen.
Bent u bereid om alle waterbedrijven op te roepen om huishoudens tijdens de coronacrisis niet af te sluiten van water en reeds afgesloten huishoudens weer aan te sluiten, zoals Dunea en Brabant Water hebben gesteld, zodat alle huishoudens de mogelijkheden hebben om geadviseerde hygiënemaatregelen toe te passen? Kunt u dit per direct doen? Zo nee, waarom niet?2 3
In het kader van bestrijding van het virus heeft de drinkwatersector besloten dat geen klanten worden afgesloten van drinkwater en dat afgesloten klanten op verzoek weer aangesloten worden op het drinkwaternet. Een voorwaarde hierbij is dat de veiligheid van de medewerkers van de drinkwaterbedrijven is geborgd.
Bent u bereid om energieleveranciers op te roepen om huishoudens tijdens de coronacrisis niet af te sluiten van elektriciteit en reeds afgesloten huishoudens weer aan te sluiten, zodat elke huishouden op de hoogte kan zijn van de laatste informatie en richtlijnen vanuit de overheid hoe om te gaan met het coronavirus? Kunt u dit per direct doen? Zo nee, waarom niet?
Netbeheerders hebben aangegeven geen afsluitingen wegens betalingsachterstanden uit te voeren. Alleen in gevallen van fraude of misbruik kan afgesloten worden. De energieleveranciers zullen bij betalingsproblemen met begrip voor de situatie in gesprek gaan om individuele afspraken te maken. Hierbij kijken energieleveranciers altijd of het mogelijk is om bijvoorbeeld tijdelijk de incassodatum of het maandbedrag aan te passen, of een betalingsregeling op te zetten met desbetreffende afnemer.
Bent u bereid om per direct geen huisuitzettingen meer te laten plaatsvinden zolang de coronacrisis voortduurt in verband met hygiëne, onnodige verplaatsingen van mensen en onnodige belasting op hulp- en zorgverleners, waartoe ook in bijvoorbeeld Groot-Brittannië wordt opgeroepen? Kunt u uw antwoord toelichten voor zowel de sociale als de vrije sector en de koopsector?4
Ik heb samen met Aedes, IVBN, Vastgoed Belang en Kences, de koepels van verhuurders van woningen en met steun van de Woonbond en de LSVb, afgesproken dat er geen huisuitzettingen als gevolg van het coronavirus tijdens de crisisperiode plaatsvinden. Daarnaast spannen verhuurders zich maximaal in binnen hun mogelijkheden om te zoeken naar maatwerkoplossingen voor huurders die in de betalingsproblemen zijn gekomen door het coronavirus. In aansluiting op dit statement hebben leegstandbeheerders in een eigen verklaring aangegeven hoe ze omgaan met hun bewoners in deze crisistijd. Daarnaast worden huisuitzettingen door de rechtbanken niet aangemerkt als urgente zaken, tenzij de rechter in kort geding oordeelt dat de zitting moet doorgaan (alleen in geval van superspoed). In zulke zaken vinden dus voorlopig geen mondelinge behandelingen plaats. Huiseigenaren die ondanks de steunmaatregelen van het kabinet niet langer de financiële ruimte hebben om hun hypotheeklasten te dragen, worden geadviseerd in contact te treden met hun kredietverstrekker. Kredietverstrekkers kunnen dan met de consument zoeken naar een passende oplossing (meer hierover bij vraag 8).
Het kabinet zet daarnaast in op het aan de voorkant voorkomen dat er mensen in de knel raken door de gevolgen van het coronavirus. Om deze reden zijn diverse maatregelen aangekondigd om banen en inkomens te beschermen en de gevolgen voor zzp’ers, mkb-ondernemers en grootbedrijven op te vangen.
Wat gebeurt er wanneer mensen die geen inkomen hebben door de beperkingen door het coronavirus, zoals zzp’ers of mensen met een nul-urencontract, de huur of hypotheek niet kunnen betalen? Hoe gaat u voorkomen dat het zover komt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het kabinet neemt maatregelen om bedrijven te ondersteunen waardoor zij geen personeel hoeven te ontslaan. Voor zzp’ers wordt een tijdelijke ondersteuningsregeling in het leven geroepen waarbij een uitkering beschikbaar is tot het sociaal minimum. De werkloosheids- en bijstandsuitkeringen blijven daarnaast ook bestaan als vangnet voor mensen met een vaste of tijdelijke aanstelling. Dit geldt ook mensen met een nulurencontract. Voor mogelijkheden voor mensen die toch te maken krijgt met een terugval in het inkomen en zich zorgen maakt over de hypotheeklasten of huur verwijs ik naar de antwoorden in vraag 4, 6, 8 en 10.
Bent u bereid om huurders, die door de coronacrisis in financiële problemen komen, per direct te helpen door een achtervang te zijn zodat verhuurders en woningcorporaties geen geld verliezen, maar mensen ook niet hun grondrechten zoals een dak boven je hoofd verliezen? Kunt u uw antwoord toelichten voor zowel de sociale als de vrije sector?
Het Kabinet neemt diverse maatregelen om huishoudens te helpen, om werkgevers te ondersteunen zodat mensen hun baan kunnen houden en maatregelen voor zzp’ers en flexwerkers in het bijzonder om hen in hun inkomstenvoorziening te ondersteunen. Woningcorporaties en andere verhuurders dragen op verschillende manieren bij in deze moeilijke tijden. Zoals aangegeven heb ik samen met Aedes, IVBN, Vastgoed Belang en Kences, de koepels van verhuurders van woningen, en met steun van de Woonbond en de LSVb, afgesproken dat er geen huisuitzettingen als gevolg van het coronavirus tijdens de crisisperiode plaatsvinden. Daarnaast spannen verhuurders zich maximaal in binnen hun mogelijkheden om te zoeken naar maatwerkoplossingen voor huurders die in de betalingsproblemen zijn gekomen door het coronavirus. Zo zullen verhuurders geen incassokosten doorberekenen aan huurders die door het coronavirus in de problemen zijn gekomen. In aansluiting op dit statement hebben leegstandbeheerders in een eigen verklaring aangegeven hoe ze omgaan met hun bewoners in deze crisistijd.
Zo gaan meerdere woningcorporaties ruimhartig om met huishoudens die in betalingsproblemen komen door onverwachte inkomensterugval, zeker tot het moment dat de inkomensmaatregelen van het kabinet van kracht zijn.
Woningcorporaties geven daarbij ook aan dat spoedeisende reparaties zoveel mogelijk doorgang vinden, met uiteraard gepaste afstand tussen bewoners en personeel. Daarnaast zijn er initiatieven waarbij oudere huurders actief worden opgebeld om te kijken hoe het met ze gaat en waar nodig zorg- en welzijnsinstanties in te kunnen schakelen. Verschillende corporaties hebben mondkapjes van de onderhoudsdienst gedoneerd aan zorginstanties.
Is het mogelijk om het Waarborgfonds Sociale Woningbouw aan te spreken om te zorgen dat zowel huurders als woningcorporaties niet in de problemen komen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Met de Autoriteit woningcorporaties en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw is contact over de financiële situatie van de corporatiesector. Vooralsnog is het beeld dat er geen grote financiële problemen bij woningcorporaties worden verwacht, daarmee wordt er ook geen aanspraak op borgstellingen van WSW verwacht. Dat heeft er mee te maken dat dat de inkomsten van corporaties in grote mate stabiel zijn en de sector financieel solide is, zoals ook recentelijk nog gerapporteerd in de Staat van de corporatiessector (vergaderjaar 2019–2020, 29 453, nr. 513). Dit zorgt ervoor dat er ruimte is voor corporaties om in deze bijzonder situaties voor huurders met financiële problemen maatwerk toe te passen zonder dat de continuïteit van de woningcorporatie in het geding komt. Aedes en Woonbond hebben in het kader van het Sociaal Huurakkoord hier afspraken over gemaakt.
Voorts zorgt WSW ervoor dat de reguliere borgingsactiviteiten voortgezet kunnen worden, door middel van o.a. ICT-ondersteuning. Doordat WSW leningen blijft borgen, hebben woningcorporaties tegen gunstige voorwaarden toegang tot financiering. Dit helpt woningcorporaties om hun taken te kunnen (blijven) uitvoeren en zo huurders te kunnen blijven bedienen.
Bent u bereid om huiseigenaren, die door de coronacrisis in financiële problemen komen, per direct te helpen door met banken afspraken te maken over het tijdelijk opschorten van betalingsverplichtingen voor hypotheken en het maken van betalingsregelingen zonder extra rentelasten of andere kosten voor de getroffen groep? Kunt u uw antwoord toelichten en daarbij ingaan op de noodwet in Italië waarbij hypotheekaflossingen tijdelijk worden opgeschort?5
Het kabinet heeft in het noodpakket banen en economie een groot aantal maatregelen genomen waarmee onder andere ingezet wordt op het behoud van inkomen. De verwachting is dan ook dat een generieke maatregel voor alle huishoudens met een koopwoning, zoals een noodwet, niet nodig zal zijn. Wanneer een consument toch te maken krijgt met een terugval in het inkomen en zich zorgen maakt over de hypotheeklasten, kan deze contact opnemen met de kredietverstrekker. Maatwerk is dan van belang, de kredietverstrekker zal met de consument verkennen welke oplossing het meest passend is bij de situatie. Er zijn in dergelijke situaties verschillende manieren om maatwerk toe te passen, zoals het treffen van een betalingsregeling, het aanpassen van de hypotheekvorm, rentemiddeling, een rentepauze of tijdelijk uitstel van het betalen van de aflossing en rente voor de hypotheeklening. Het kabinet heeft met banken en verzekeraars gesproken, die hebben gemeld dat zij hier een sterke verantwoordelijkheid voelen voor de klant en dit juich ik toe. Ik vind dit van groot belang en het kabinet zal daarbij kijken of zij de kredietverstrekkers moet helpen om deze verantwoordelijkheid te kunnen nemen.
Is het mogelijk om het Waarborgfonds Eigen Woningen of de nationale Hypotheek Garantie aan te spreken om te zorgen dat huiseigenaren en hypotheekverstrekkers niet in de problemen komen?
Het Waarborgfonds Eigen Woningen is uitvoerder van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Het NHG-instrument vormt een financieel vangnet voor huiseigenaren en biedt zekerheid aan hypotheekverstrekkers. Huishoudens met een NHG-hypotheek die door het coronavirus gedwongen werkloos worden of te maken krijgen met een substantiële inkomstenderving kunnen terugvallen op de zekerheden die NHG biedt. NHG is er voor kwetsbare groepen in kwetsbare situaties, ook in economisch slechtere tijden. Dat zijn niet alleen huishoudens die te maken hebben met gedwongen werkloosheid maar ook ondernemers en zzp’ers. Daarbij gaat NHG in eerste instantie voor woningbehoud. Zo heeft NHG een beheer traject om vroegtijdig huishoudens te helpen om woningbehoud mogelijk te maken. Op het moment dat er toch een gedwongen verkoop plaats moet vinden en er sprake is van een restschuld, dan kan NHG die restschuld onder voorwaarden kwijtschelden. Zo zorgt NHG ervoor dat huishoudens in de meeste gevallen in hun woning kunnen blijven wonen en ze, indien woningbehoud niet mogelijk is en ze aan de voorwaarden voldoen, niet te maken krijgen met een restschuld.
Daarnaast biedt NHG ook zekerheid aan hypotheekverstrekkers. NHG zoekt samen met de hypotheekverstrekker naar maatwerkoplossingen om woningbehoud te realiseren. Daarbij staat NHG onder voorwaarden borg voor het eventuele verlies na verkoop van een woning en keert dit verlies na verkoop van de woning uit aan de hypotheekverstrekker. Op deze manier draagt NHG er in tijden van crisis aan bij dat hypotheekverstrekkers minder snel in de problemen komen. Het kabinet is in nauw contact met NHG die overlegt met ketenpartners en andere stakeholders om te bezien of verdere passende maatregelen nodig zijn zodat zij bestaande klanten kunnen helpen die door de uitbraak van het coronavirus in betalingsproblemen komen.
Welke andere mogelijkheden ziet u om huurders en huiseigenaren, die in de problemen komen door het coronavirus, in deze moeilijke periode te helpen?
Het Kabinet neemt diverse maatregelen om huishoudens te helpen, om werkgevers te ondersteunen zodat mensen hun baan kunnen houden en maatregelen voor zzp’ers en flexwerkers in het bijzonder om hen in hun inkomstenvoorziening te ondersteunen.
Naast de maatregelen die een grote inkomensval moeten tegengaan wordt er vanuit de koop- en huursector gewerkt aan oplossingen indien mensen in de problemen komen. Huiseigenaren die ondanks de steunmaatregelen van het kabinet niet langer de financiële ruimte hebben om hun hypotheeklasten te dragen, worden geadviseerd in contact te treden met hun kredietverstrekker. Kredietverstrekkers kunnen dan met de consument zoeken naar een passende oplossing (meer hierover bij vraag 8). Het kabinet houdt nauw contact met de kredietverstrekkers om te bezien of er knelpunten zijn bij het leveren van maatwerkoplossingen.
Verhuurders en huurders kunnen maatwerkoplossingen afspreken bij betalingsachterstanden, denk hierbij aan betalingsregelingen, schikkingen of andere oplossingen. Zoals aangegeven heb ik samen met Aedes, IVBN, Vastgoed Belang en Kences, de koepels van verhuurders van woningen, en met steun van de Woonbond en de LSVb, afgesproken dat er geen huisuitzettingen als gevolg van het coronavirus tijdens de crisisperiode plaatsvinden. Onderdeel van deze afspraken is dat het kabinet via spoedwetgeving mogelijk maken dat tijdelijke huurcontracten kunnen worden verlengd voor een tijdelijke periode tijdens deze crisis. Deze maatregel is ingegeven vanuit het besef dat het in deze tijden niet past om van huurders te verwachten dat zij hun volle aandacht kunnen richten op het zoeken naar andere woonruimte.
De koepel van woningcorporaties Aedes en de koepel van huurders(organisaties) Woonbond hebben eind vorig jaar afspraken gemaakt over de betaalbaarheid voor huishoudens met structurele financiële problemen met relatief hogere huren, voor deze huishoudens wordt maatwerk toegepast door middel van huurbevriezing of huurkorting. Het kabinet werkt daarnaast aan een wetswijziging om de belemmeringen weg te nemen voor verhuurders om een tijdelijke huurkorting toe te passen. Voor de huishoudens met een lager inkomen is en blijft de huurtoeslag een bijdrage in de huurkosten.
Wat doet u voor dak- en thuislozen en hun hulpverleners tijdens de coronacrisis, zodat zij zichzelf (extra) kunnen beschermen tegen het virus en zodat voorkomen wordt dat het virus wordt doorgegeven?
Het kabinet heeft nauw contact met gemeenten en aanbieders om te zorgen dat de doelgroep wordt beschermd. Gemeenten en aanbieders zijn sinds vorige week met man en macht aan het werk om gepaste maatregelen te nemen voor deze kwetsbare groep mensen. Zij hebben het beste zicht op deze doelgroep en wat zij nu nodig hebben. Gemeenten en aanbieders handelen conform de richtlijnen van RIVM. Zij bekijken of de opvangplekken over de stad kunnen worden verspreid. Zo worden in veel steden slaapzalen opgesplitst in kleinere compartimenten, worden er quarantaine plekken ingericht (bijvoorbeeld in hotels) en wordt gebruik gemaakt van leegstaand vastgoed, zoals gymzalen. Er is dagelijks overleg met landelijke partijen als Valente en de VNG om signalen te monitoren en bij te sturen waar nodig.
Kunt u samen met gemeenten dak- en thuislozen tijdelijk in leegstaande woningen huisvesten? Zo nee, bent u bereid om het kraakverbod op te schorten tijdens de coronacrisis, zodat alle mensen zichzelf kunnen beschermen tegen het virus en de adviezen van experts kunnen opvolgen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is met gemeenten en opvanginstellingen in gesprek over alternatieve locaties die nodig zijn om mensen op te vangen volgens de richtlijnen van het RIVM. Op dit moment wordt met name gebruik gemaakt van hotels en leegstaand gemeentelijk vastgoed. Het kraakverbod opschorten is daarom op dit moment niet aan de orde. Bovendien zou opheffen van het kraakverbod een averechts effect hebben op de gezondheid, omdat het daardoor lastig wordt de gezondheid van deze kwetsbare doelgroep te beschermen en te monitoren tegen besmetting met het virus. In locaties die gemeenten en opvangorganisaties aanbieden is dit beter mogelijk.
Bent u bereid om samen met gemeenten te kijken of kwetsbare dak- en thuislozen opgevangen kunnen worden in hotels of in sportzalen met inachtneming van de afstandsregels en andere veiligheidsmaatregelen?
Ook hiervoor staat het Rijk in contact met gemeenten en aanbieders. Gemeenten en aanbieders zijn hier op dit moment mee bezig. De VNG en Valente wijzen hun leden actief op de mogelijkheden en delen goede voorbeelden. VWS ondersteunt waar nodig.
Kunt u de vragen per stuk beantwoorden en niet clusteren?
Ik heb de vragen per stuk beantwoord.
Wat is uw reactie op het bericht dat de Amerikaanse president Donald Trump een Duits bedrijf dat aan een coronavaccin werkt wil opkopen om zo het vaccin voor uitsluitend Amerikanen ter beschikking te stellen?1
In de media geeft het Duitse farmaceutische bedrijf CureVac aan dat het geen aanbod van de Amerikaanse president Donald Trump heeft ontvangen om de exclusieve rechten op een mogelijk coronavirusvaccin veilig te stellen. Dit heeft Franz-Werner Haas, plaatsvervangend CEO van CureVac, aangegeven. Hij heeft op 17 maart volgens Politico gezegd: «er was en is geen aanbod» van Trump «of van overheidsinstanties» om het bedrijf over te nemen of «productieslots te reserveren» voor exclusieve vaccinproductie voor de Amerikaanse markt.2
Ook op de website van CureVac staat aangegeven dat het bedrijf zich richt op de ontwikkeling van een coronavirusvaccin met als doel mensen en patiënten wereldwijd te bereiken, te helpen en te beschermen.3
Deelt u de mening dat het immoreel is om met geld en overnames een oplossing voor de coronacrisis voor alleen de eigen bevolking proberen veilig te stellen?
Ik vind het van belang dat therapieën die ontwikkeld zijn, bij die patiënten terecht komen die daar op dat moment het meest baat bij hebben. De medische afweging moet hier leidend in zijn en zou idealiter boven de landsgrenzen moeten uitstijgen. Ik zal dit altijd uitdragen.
Hoe gaat u de beschikbaarheid, toegankelijkheid en betaalbaarheid van een effectief middel in de strijd tegen corona voor iedereen garanderen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat bedrijven en onderzoeksinstellingen die zich bezighouden met de ontwikkeling van een vaccin of middel tegen corona, hiermee een taak van publiek belang uitvoeren en een rol hebben in het garanderen van de beschikbaarheid, toegankelijkheid en betaalbaarheid van het te ontwikkelen medicijn?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe gaat u garanderen dat de resultaten in de zoektocht naar een dergelijk middel die mede met Nederlands belastinggeld worden ontwikkeld, niet in private handen verdwijnen en dat de Nederlandse bevolking ervan zal profiteren?
Het is ook in deze crisis niet mijn voornemen om publiekelijk een vaccin te ontwikkelen en bij een eventueel succes de distributie vanuit een publieke organisatie naar de wereldbevolking te verzorgen. Private partijen zijn hier goed voor ingericht en zoals u al zelf aangeeft in uw eerste vraag, zijn private partijen ook op stoom in hun zoektocht naar een vaccin. Zoals ik ook in mijn brief over maatschappelijk verantwoord licentiëren heb aangegeven vind ik toegang tot het middel wat mede met publiekelijk geld tot stand is gekomen van groot belang. Daar waar dit al passend is, kunnen dit soort voorwaarden opgenomen worden als overheidsfinanciering bij de ontwikkeling een rol speelt.
Ik begrijp de vragen die u stelt en ben het met u eens dat toegang tot een vaccin voor de wereldbevolking belangrijk is. En dat geldt ook voor een therapie voor de behandeling van Covid-19. En dat zal iedereen ook met u eens zijn. Maar ik wil nu eerst wel de focus leggen dat het vaccin ontwikkeld wordt, waar ook ter wereld. En dat onderzoekers, privaat of publiek, hier goede omstandigheden voor hebben. Vanuit onder meer fondsen vanuit de EU en ook met coördinatie vanuit de WHO wordt hier hard aan gewerkt.
Bent u bereid om een private verkoop van een eventueel resultaat om een coronavaccin te maken dat mede met behulp van Nederlands belastinggeld tot stand is gekomen en waaraan nu bijvoorbeeld wordt gewerkt door het Erasmus Medisch Centrum en de Universiteit Utrecht, te verbieden?2
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid een noodmaatregel in te stellen waarmee het patentrecht tijdelijk opzij geschoven wordt en het dus verboden wordt een eventueel middel of vaccin te monopoliseren? Wilt u dit op zowel nationaal als Europees niveau doen?
Het bestaande instrumentarium van de Rijksoctrooiwet biedt voldoende mogelijkheden en is noodzakelijk om de kennis omtrent te ontwikkelen medicijnen of vaccins tegen Covid-19 te delen. De Rijksoctrooiwet kent daarnaast de mogelijkheid van een dwanglicentie, dit is een nationale bevoegdheid. Op dit moment is er nog geen aanleiding om naar dit instrument te grijpen. Maar (ook) in tijden van een pandemie is het een optie, waarbij wel zorgvuldigheid en terughoudendheid voorop staat. Ik hoop dat de maatschappelijke betrokkenheid, bij zowel bedrijven als bij landen, ervoor zorgt dat nieuwe therapieën terecht komen bij die patiënten of bevolkingsgroepen die er baat bij hebben.
Bent u bereid om op nationaal, Europees en zo nodig mondiaal niveau afspraken te maken over woekerprijzen, zodat het onmogelijk wordt voor fabrikanten om van de coronacrisis een verdienmodel te maken?
Ik ben er voorstander van om samen met andere landen te onderhandelen over geneesmiddelenprijzen. Dit zal ook hier mijn inzet zijn. Ik zal het altijd afkeuren als er excessieve prijzen voor geneesmiddelen worden gerekend.
Een bezoek aan het noorden van Marokko |
|
Sadet Karabulut , Lilian Marijnissen |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Hoeveel politieke gevangenen van de Hirak-beweging in de Rif, die vanaf oktober 2016 na de dood van visverkoper Mohsin Fikri verantwoordelijk was voor grote vreedzame demonstraties in het noorden van Marokko, zitten nog altijd vast?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken houdt niet bij hoeveel gedetineerden in Marokko een straf uitzitten naar aanleiding van hun deelname aan de Hirak-beweging, daar het geen personen met de Nederlandse nationaliteit betreft.
Welk oordeel heeft u over de processen tegen deze politieke gevangenen, waaronder protestleider Nasser Zafzafi? Bent u het eens met mensenrechtenorganisaties dat die niet eerlijk zijn verlopen en de gevangenen vrijgelaten moeten worden?
De Marokkaanse autoriteiten zijn afdoende op de hoogte van de eerdere Nederlandse reactie (referte ook het desbetreffende Kamerdebat, Kamerstuk 34 775 V, nr. 87 en Kamerstuk 32 735, nr. 208). Daarnaast loopt er nog een verzoek tot cassatie. Het is op dit moment niet bekend wanneer dit verzoek behandeld zal worden.
Bent u zich ervan bewust dat het nog vele jaren kan duren voordat processen tegen Hirak-activisten volledig zijn afgerond, dat deze bewust getraineerd kunnen worden en dat dit kan betekenen dat gevangenen nog vele jaren onterecht vastzitten? Wat doet u met dit gegeven?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid zich alsnog uit te spreken over de oneerlijke processen in Marokko, deze af te keuren, en op te roepen tot directe vrijlating van alle politieke gevangenen? Zo nee, waarom niet, en wanneer, onder welke omstandigheden dan wel?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven hoeveel en welke processen door Nederland zijn gemonitord? Wat en hoe frequent is hierover gecommuniceerd met advocaten van Hirak-activisten? Met hoeveel advocaten is gesproken?
De Nederlandse ambassade heeft het proces tegen 53 Hirak activisten in Casablanca regelmatig bijgewoond. Ook enkele andere EU-ambassades woonden zittingen bij. Zoals toegezegd aan uw Kamer op 28 juni 2018, heeft de ambassade de rechtszittingen in het kader van de beroepsprocedure eveneens bijgewoond. Daarbij is er ook contact geweest met enkele advocaten van de verdachten.
In augustus 2019 heeft de Nederlandse ambassade het Hirak-proces en de veroordelingen besproken met de voorzitter van de Marokkaanse Nationale Mensenrechtenraad, CNDH, die aankondigde een rapport over het gehele Hirak proces te zullen publiceren.
Wat zijn de bevindingen naar aanleiding van deze monitoring? Wat is er gedaan met deze bevindingen? Is hierover contact geweest met de Marokkaanse autoriteiten?
Zie antwoord vraag 5.
Welk beeld heeft u van marteling door de Marokkaanse autoriteiten van Hirak-activisten? Kunt u het beeld bevestigen dat de indieners van deze vragen tijdens hun bezoek eerder deze maand aan het noorden van Marokko kregen, namelijk dat marteling en andere mishandeling op grote schaal is toegepast? Zo nee, waarom niet?
Het is in de eerste plaats aan de autoriteiten in Marokko om onderzoek te doen naar aanleiding van deze berichten. Ik beschik niet over eigenstandige dan wel onafhankelijke, betrouwbare informatie die bovenstaand beeld bevestigen.
Naar aanleiding van berichten over disciplinaire maatregelen tegen gedetineerden heeft de Marokkaanse nationale mensenrechtenraad (CNDH) begin november 2019 een bezoek gebracht aan zes gevangenissen waar Rif-activisten zijn gedetineerd. De conclusies hiervan zijn beschikbaar op de website van de CNDH (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1062).
Marokko is geen lid van de Raad van Europa. Evenmin heeft het land als zogeheten derde staat de European Convention for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment ondertekend. Het is dan ook niet mogelijk om in het kader van het Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment hierover het gesprek aan te gaan.
Welke mogelijkheden ziet u om de Marokkaanse autoriteiten te dwingen zich te verantwoorden voor het inzetten van marteling? Ziet u hiertoe bijvoorbeeld mogelijkheden via het European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT)? Wat bepleit u in Europees verband om marteling in Marokko tegen te gaan, om het land te dwingen zich te houden aan internationaalrechtelijke standaarden waar het zichzelf aan verbonden heeft?
Zie antwoord vraag 7.
Welk beeld heeft u van de behandeling van de politieke gevangenen? Krijgen zij goede zorg? Deelt u de zorgen van onze gesprekspartners dat er lang niet altijd goede zorg is? Vraagt u hier aandacht voor bij de Marokkaanse autoriteiten?
Ik beschik niet over eigenstandige dan wel onafhankelijke, betrouwbare informatie over de behandeling van de gedetineerde Hirak-activisten die aanleiding geeft tot zorg (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1871). Voor zover bekend uit publieke berichten van de Marokkaanse gevangenisautoriteit is een aantal gevangenen vanuit Casablanca en Fes dichter bij hun familie geplaatst, hiervan zijn geen exacte aantallen bekend.
Bent u bereid er bij de Marokkaanse autoriteiten op aan te dringen dat gevangenen in de buurt van hun familie worden geplaatst zodat er geen lange reizen gemaakt hoeven te worden tegen hoge kosten voor bezoek?
Zie antwoord vraag 9.
In welke mate is sinds 2016 door de Marokkaanse autoriteiten tegemoetgekomen aan de legitieme eisen van de Hirak-demonstranten op het gebied van sociaaleconomische ontwikkeling, werkgelegenheid en goede zorg in de regio, waaronder een ziekenhuis ter berstrijding van kanker?
Marokko lanceerde in 2015 het programma Manarat Al Moutawassit, ten behoeve van de ruimtelijke en sociaaleconomische ontwikkeling van de provincie Al Hoceima. Binnen dit programma is ook aandacht voor het verbeteren van de gezondheidszorg in de regio, waaronder de modernisering van het oncologisch centrum in Al Hoceima.
Daarnaast werd afgelopen najaar het plan goedgekeurd voor de bouw van een universitair complex en eind 2019 opende een nieuw behandelcentrum voor hemodialyse zijn deuren.
Wat betreft sociaaleconomische ontwikkeling is het noorden overigens niet het armste gebied van Marokko. In de twee noordelijke regio’s Tanger-Tétouan-Al Hoceima respectievelijk Oriental ligt het jaarlijks inkomen per hoofd van de bevolking hoger dan het gemiddelde in Marokko1.
Deelt u de opvatting dat dit tot op heden volstrekt onvoldoende gebeurt? Bent u bereid er bij de Marokkaanse autoriteiten op aan de dringen dat meer gedaan wordt ter ontwikkeling van het achtergestelde noorden van Marokko?
Zie antwoord vraag 11.
Ziet u mogelijkheden dat hulp en/of investeringen vanuit de EU meer ten goede komen aan de bevolking van Marokko, ook in het noorden van het land, en niet vooral belandt in de zakken van corrupte, zichzelf verrijkende leiders?
EU-steun aan Marokko richt zich tijdens het lopende Meerjarige Financiële Kader (2014–2020) hoofdzakelijk op de volgende sectoren: toegang tot sociale diensten, inclusief de gezondheidszorg; democratisch bestuur, de rechtsstaat en mobiliteit; en werkgelegenheid en duurzame en inclusieve groei. De verbetering van deze openbare diensten komt de Marokkaanse bevolking ten goede, ook in het noorden van het land. Meerdere programma’s met een regionale focus richten zich bovendien specifiek op Noordelijke regio’s, zoals een project voor rurale ontwikkeling van EUR 50 mln, dat Oriental als één van de drie focusregio’s heeft. De samenwerking en steun vanuit de EU kent verschillende vormen: zowel samenwerking met en steun aan de overheid, als het maatschappelijk middenveld en de private sector.
De steun van de Europese Commissie is onderworpen aan gedegen toetsing van ontvankelijkheidscriteria en naleving van financiële regels. Ontwikkelingsprogramma’s kunnen bovendien worden onderworpen aan audits door de Europese Rekenkamer en aan onderzoeken door het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF). Dit heeft tot doel om onrechtmatigheden te voorkomen of op te sporen, en bij te dragen aan de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking, bijvoorbeeld door het formuleren van aanbevelingen. Ook vinden regelmatig evaluaties plaats. Het kabinet vindt het belangrijk dat hier lering uit getrokken wordt en dat aanbevelingen worden opgevolgd.
Kunt u het beeld bevestigen dat migratie vanuit het noorden van Marokko richting Europa is toegenomen sinds het gewelddadig neerslaan van de demonstraties? Welke cijfers zijn u hierover bekend?
Tot en met 2018 nam het aantal irreguliere migranten in Spanje jaarlijks toe. In 2019 is dit gehalveerd.2 Een deel van deze migranten heeft de Marokkaanse nationaliteit. Het is onbekend uit welke regio in Marokko deze migranten afkomstig zijn en wat hun motieven waren om te migreren.
Een andere indicator is het totale aantal eerste asielaanvragen in de EU van personen met de Marokkaanse nationaliteit. Deze cijfers zijn sinds 2016 gedaald.3 Op basis van bovenstaande gegevens kan ik het door u geschetste beeld niet bevestigen.
Ziet u een relatie tussen enerzijds de toegenomen migratie en anderzijds het gewelddadig neerslaan van de demonstraties en het onvoldoende tegemoetkomen aan de legitieme eisen van de bevolking in het gebied?
Zie antwoord vraag 14.
Deelt u de opvatting dat het harde neerslaan van de Hirak-demonstraties en de marteling die erop volgde ertoe moet leiden dat activisten die asiel aanvragen in Europa niet teruggestuurd kunnen worden omdat er geen enkele garantie is op een eerlijk proces? Zo nee, waarom niet?
Deze vraag leent zich niet voor een beantwoording in zijn algemeenheid. Als er een asielaanvraag aan de orde is, wordt deze individueel beoordeeld.
Klopt het dat mensenrechtenorganisaties in Marokko, om in aanmerking te komen voor buitenlandse financiering, zich moeten aansluiten bij mensenrechtenorganisaties die onder leiding staan van de centrale autoriteiten? Wat is u hierover bekend?
Er is geen Marokkaanse wet- of regelgeving die stipuleert dat mensenrechtenorganisaties in Marokko zich moeten aansluiten bij mensenrechtenorganisaties die onder leiding staan van de centrale autoriteiten. Wel dient iedere non-gouvernementele organisatie (NGO) die in Marokko financiering wil ontvangen zich te registreren bij het Marokkaanse Ministerie van Binnenlandse Zaken. Als NGOs buitenlandse financiering ontvangen, dienen zij dit binnen dertig dagen na ontvangst te melden aan het Sécrétariat Général du Gouvernement.
Probeert Nederland om onafhankelijke mensenrechtenorganisaties in Marokko te financieren uit het Mensenrechtenfonds? Zo nee, waarom niet? Zo ja, lukt dat?
Nederland financiert op dit moment diverse onafhankelijke mensenrechtenorganisaties vanuit het mensenrechtenfonds zoals ook opgenomen in de jaarlijkse mensenrechtenrapportage (BZDOC-609426177-43).
Kunt u aangeven waarom u geen poging heeft ondernomen om een gesprek tussen de delegatie en de burgemeester van Al Hoceima mogelijk te maken?
Aangezien de delegatie geen officieel werkbezoek bracht aan Marokko heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken geen rol in het faciliteren van gesprekken of onderdelen van het programma.
Het bericht dat er een studentenstop is aan de verpleegkunde opleidingen |
|
Lilian Marijnissen , Frank Futselaar |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Hoe kijkt u aan tegen de studentenstop van de verpleegkunde opleidingen in het licht van het enorm nijpende tekort aan verpleegkundigen? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Gelet op de toenemende zorgvraag is het belangrijk dat scholieren, die belangstelling hebben voor dit werk, dit ook kunnen gaan doen. Gelukkig stijgt de instroom van studenten in het zorgonderwijs, dit geldt vooral voor de opleiding hbo-verpleegkunde. Voor het schooljaar 2017–2018 leiden de hogescholen circa 2000 extra voltijd studenten op. Om goed te kunnen opleiden, is een verantwoorde groei van opleidingsplekken nodig. De kwaliteit van de opleiding moet immers behouden blijven en er moeten genoeg stageplaatsen zijn. Onderwijsinstellingen en werkgevers zijn ambitieus in hun doelstellingen, ze zetten zich in voor maximale verantwoorde groei van het aantal studenten en voor kwalitatief goed onderwijs. Ondanks het invoeren van een numerus fixus bij 10 van de 17 hogescholen blijft het aantal plaatsen groeien, maar blijft de groei beheersbaar en daardoor verantwoord. Niet alle hogescholen hanteren een numerus fixus en de grens bij de hogescholen, die er wel één hanteren, ligt op een dusdanig niveau dat de verwachting van de hogescholen is dat alle studenten die dat willen, een hbo-v opleiding kunnen volgen.
Kunt u aangeven hoe groot het tekort aan stageplekken voor verpleegkundigen is? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Volgens het Landelijk Overleg Opleiding Verpleegkunde zijn er geen harde gegevens over studenten die hun studie hebben moeten stoppen vanwege een tekort aan stageplaatsen. Voor hogescholen gaat het vooral om de kwaliteit van stageplaatsen die is vereist om tot een goed eindniveau van de student te komen. Een belangrijk element in deze is de begeleiding van een hbo-student door een professional met hbo-niveau. Hogescholen nemen verschillende stappen om de kwaliteit hoog te borgen. Bijvoorbeeld met duostages van eerstejaars en vierdejaars, buddy projecten, leerafdelingen waar ook een docent lesgeeft in de instelling of zorginnovatiecentra.
Welke maatregelen gaat u treffen om ervoor te zorgen dat er voldoende stageplekken zijn om de verpleegkunde studenten te kunnen opleiden? Kunt u toelichten hoe en wanneer dit tot een oplossing van het tekort aan stageplekken gaat leiden?
Met de brieven over de arbeidsmarkt voor zorgpersoneel van 12 juli en 26 september jongstleden bent u geïnformeerd over de maatregelen die al worden genomen voor een maximale verantwoorde groei in opleidingsplekken. Werkgevers en hogescholen hebben zich verbonden aan de arbeidsmarktagenda Aan het werk! Ze zijn in de regio gezamenlijk verantwoordelijk voor de afstemming van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, de benodigde vernieuwing van het onderwijs en de beschikbaarheid van voldoende en kwalitatief goede stages. Ik steun de sector hierin actief door middel van het Stagefonds (€ 112 miljoen euro per jaar) waarbij nog nadrukkelijker dan voorheen wordt ingezet op stages voor beroepen in de zorg waar een tekort dreigt. Naast deze lopende initiatieven ga ik in 2018 samen met het Ministerie van OCW opnieuw in gesprek met opleidingsinstellingen over de numerus fixus voor de hbo-opleiding verpleegkunde. De combinatie van een regionale aanpak, financiële ondersteuning vanuit VWS en goede afspraken over de toegang tot hbo-v opleidingen moet ervoor zorgen dat er voor hbo-v studenten voldoende kwalitatief goede opleidings- en stageplaatsen zijn.
Maakt u zich ook zorgen over signalen dat stagiairs worden ingezet om personeelstekorten van verpleegkundigen op te vullen? Bent u ervan op de hoogte hoe vaak dit voorkomt? Hoe gaat u dit voorkomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ken deze signalen niet, ook bij de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd i.o. zijn ze niet bekend. Ik zou het zorgelijk vinden als de inzet van stagiairs nadelige gevolgen heeft voor de kwaliteit van de geleverde zorg. Zorginstellingen zijn op basis van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen in de zorg (Wkkgz) verplicht om goede zorg te leveren en moeten beschikken over een kwaliteitssysteem om dit te monitoren. Het is aan de zorginstellingen om hieraan invulling te geven en te bepalen op welke manier stagiairs in hun instelling worden ingezet. Een stage is onderdeel van de opleiding en vindt onder begeleiding plaats. Als stagiairs worden ingezet voor het in opdracht verrichten van voorbehouden handelingen, moeten ze hiervoor wel voldoende bekwaam zijn en moet dit gebeuren onder supervisie van de beroepsbeoefenaar aan wie de handeling is voorbehouden. Een stagiair kan, gelet op het opleidingsaspect en de vereiste supervisie bij het verrichten van voorbehouden handelingen, een verpleegkundige niet vervangen. Ik vertrouw erop dat zorginstellingen hierin hun verantwoordelijkheid nemen.
Hoe kijkt u aan tegen het bericht dat verpleegkundigen veel tijd kwijt zijn aan taken als post wegbrengen, afvalbakken opruimen, wificodes regelen en andere taken die ten koste gaan van de directe zorg, dit in het licht van het tekort aan verpleegkundigen?
Om het tekort aan verpleegkundigen te verminderen zet ik de komende tijd in op het aantrekken van meer mensen in de zorg, het behoud van mensen voor de zorg en het gebruik van innovatie en technologie door middel van de Arbeidsmarktagenda Aan het werk!. Onderwijs, werkgevers en overheid werken op regionaal niveau samen aan een concrete uitwerking van de agenda en VWS steunt dit met een totaalbedrag van € 347 miljoen voor het verbeteren van het beeld van werken in de zorg, loopbaanoriëntatie en begeleiding en voor op-, bij-, en nascholing van medewerkers. Dit geldt ook nadrukkelijk voor mensen met een lager opleidingsniveau die een belangrijke toegevoegde waarde hebben waar het gaat om de kwaliteit van leven van patiënten. Veel verzorgende taken, waarvoor nu vaak -onnodig- hoger opgeleiden worden ingezet, kunnen door deze groep worden vervuld. Met deze middelen kunnen ruim 50.000 kwalificerende scholingstrajecten worden aangebonden en ruim 100.000 gerichte trainingen en opleidingsmodules. Ook worden mensen ondersteund in hun loopbaankeuze en in duurzame inzetbaarheid.
Hoe wordt de € 112 miljoen uit het Stagefonds Zorg ingezet om deze problemen op te lossen? Wie is eindverantwoordelijk voor het organiseren van meer stageplekken of wordt dit enkel overgelaten aan hogescholen en werkgevers? Kunt u uw antwoord toelichten?2
De € 112 miljoen uit het Stagefonds Zorg wordt ingezet als een tegemoetkoming in de kosten van het bieden van een stageplaats en begeleiding op de stageplaats door zorgaanbieders. Zorgaanbieders die een stageplaats gerealiseerd hebben voor een student van in de subsidieregeling stageplaatsen zorg II gespecificeerde zorgopleidingen komen in aanmerking voor een subsidie. De verdeling van het budget over de verschillende opleidingen wordt periodiek herzien zodat de inzet van de middelen aansluit op de verwachte arbeidsmarktsituatie voor de verschillende beroepen waartoe wordt opgeleid. Voor stageplaatsen die gerealiseerd worden bij opleidingen tot tekortberoepen is een hogere vergoeding per gerealiseerde stageplaats beschikbaar. Aldus wordt het aanbieden van stageplaatsen voor studenten in die opleidingen aantrekkelijker. Het Stagefonds Zorg is één van de instrumenten die ik hiertoe inzet.
Het organiseren van voldoende stageplaatsen is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de onderwijsinstellingen en de werkgevers in zorg en welzijn. Het is van belang dat onderwijsinstellingen en zorg -en welzijnsinstellingen in de regio hier met elkaar het gesprek over aangaan en samen gaan werken. Via het «Zorgpact3» wordt de samenwerking in de regio tussen onderwijsinstellingen, werkgevers in de zorg – en welzijn en de overheid gefaciliteerd. Het Zorgpact roept deze partijen op om gezamenlijk verantwoordelijkheid te nemen voor het opleiden in de regio. Ook in de uitwerking van de hierboven genoemde arbeidsmarktagenda is aandacht voor het belang van voldoende en goede stageplaatsen. Sociale partners committeren zich eraan om vanaf 2018 voldoende stage- en opleidingsplaatsen inclusief de bijbehorende begeleiding te bieden. De onderwijsorganisaties werken aan voldoende (zij-) instroom in het mbo en hbo om de stage- en opleidingsplaatsen in te vullen. Op regionaal niveau werken 14 regionale werkgeversorganisaties, aangesloten bij RegioPlus, samen met andere partijen aan oplossingen op regionaal niveau met Regionale Actieplannen Aanpak Tekorten (RAAT). In verschillende regio’s hebben onderwijsinstellingen en werkgevers afspraken gemaakt over het aantal stageplaatsen.
In het licht van het tekort van verpleegkundigen, vindt u het wenselijk dat in de afgelopen jaren verdwenen zorgbanen (niveau 1 en3 en ontslagen zorgmedewerkers terugkomen? Zo ja, welke maatregelen bent u bereid te treffen om ervoor te zorgen dat deze zorgbanen en de ontslagen medewerkers weer terugkomen?
Ik deel uw zienswijze dat, met de huidige krappe arbeidsmarkt voor verpleegkundigen en verzorgenden, iedereen die een bijdrage kan leveren aan goede zorg nodig is. Daarom zet dit kabinet in op een ambitieuze implementatie van de arbeidsmarktagenda Aan het werk!, waarover op 7 juli een akkoord is bereikt. Hiermee zetten we in op voldoende mensen voor de zorg, het behoud van mensen van de zorg en een andere manier van werken die nodig is voor het borgen van kwaliteit. De inzet van mensen van alle opleidingsniveaus en aandacht voor de juiste werkomstandigheden, zoals gunstigere roosters en contracten, zijn onderdeel van deze brede inzet.
Op dit moment zijn partijen op regionaal niveau hard aan de slag met het ontwikkelen van regionale actieplannen tegen de tekorten. Sinds 21 november kunnen zorginstellingen een beroep doen op de eerste € 30 miljoen van de € 325 miljoen voor op-, bij- en nascholing van nieuwe medewerkers en met ontslag bedreigde medewerkers. Voorwaarde, naast een eigen bijdrage, is een aantoonbare commitment op de brede regionale aanpakken.
Deze aanpak sluit aan op uw zorgen en die van de V&VN. De landelijke actiedag gericht op minder regeldruk heb ik actief gesteund
Bent u ervan op de hoogte dat de Beroepsvereniging Verzorgenden Verpleegkundigen (V&VN) aangeeft dat de werkdruk van verpleegkundigen verlicht kan worden door gunstiger roosters en contracten met meer zekerheid? Welke maatregelen bent u bereid te nemen om ervoor te zorgen dat dit ook daadwerkelijk gebeurt? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 7.
Weet u dat verpleegkundigen op 20 november 2017 een landelijke actiedag hebben aangekondigd? Hoe beoordeelt u het feit dat verpleegkundigen blijkbaar eerst in actie moeten komen voordat ze gehoord worden? Bent u bereid om de eisen van de verpleegkundigen in te willigen? Zo ja, kunt u toelichten op welke manier u dit gaat doen? Zo neen, kunt u dit toelichten?4
Zie antwoord vraag 7.
De misstanden bij Thebe |
|
Lilian Marijnissen |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u ook zo geschrokken van de signalen over grove misstanden die gemeld worden door medewerkers van zorgorganisatie Thebe?1 2 3
Ik heb kennis genomen van het Zwartboek over zorgorganisatie Thebe, opgesteld door een (onbekend) aantal medewerkers, met daarin klachten en meldingen van uiteenlopende aard over de zorgverlening. Ik vind het zorgelijk wanneer dit soort signalen over een zorgaanbieder naar voren komt. Het feit dat een andere groep medewerkers van Thebe, die zich niet herkende in het beeld, daags na het Zwartboek met een Witboek kwam als tegengeluid, geeft aan dat er verschillende beelden zijn. De Raad van Bestuur van een zorginstelling dient te zorgen voor veilige en kwalitatief verantwoorde zorg. Het is dan ook zaak dat zij deze signalen van medewerkers serieus nemen. Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat dit niet het geval is. Thebe heeft de afgelopen maanden diverse gesprekken gevoerd met vakbond FNV over de werkdruk en personeelsbezetting binnen de zorg. Daarnaast zijn zowel de Centrale Cliëntenraad als de Ondernemingsraad meegenomen in de gesprekken en de lijn die Thebe daarin kiest.
Wat is uw reactie op het zwartboek waarin zorgmedewerkers 305 misstanden over de situatie binnen Thebe hebben toegelicht?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u ervan dat veel misstanden worden veroorzaakt door chronische personeelstekorten en de inzet van flex- en uitzendkrachten, waardoor onveilige situaties ontstaan voor zowel cliënten als het personeel en de werkdruk gigantisch hoog is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is primair aan de Raad van Bestuur van een zorginstelling om te zorgen voor veilige en kwalitatief goede zorg. Passende personeelsinzet is daar onderdeel van. Daarvoor is het onder meer belangrijk naar de juiste functiemix in de teamsamenstelling te zoeken. In dat verband geldt dat er meer wegen naar Rome leiden, zolang dat maar tot goede zorg leidt.
Thebe heeft, net als veel andere organisaties, te maken met een krappe arbeidsmarkt. Het aantal moeilijk vervulbare vacatures stijgt en voor een aantal beroepen is het op dit moment moeilijk om voldoende mensen te vinden. Er is de afgelopen periode al veel in gang gezet met tal van maatregelen en initiatieven. De huidige tekorten bij specifieke beroepen en (vooral) de verwachte zorgbrede tekorten aan verzorgend en verpleegkundig personeel op mbo- en hbo-niveau vragen echter om blijvende inzet. Daarom zijn ActiZ, BTN, CNV, FNV, de MBO-raad, NVZ en VWS samen aan de slag gegaan met een arbeidsmarktagenda 2023. Dat heeft geleid tot de agenda «Aan het werk voor ouderen» die op 12 juli van dit jaar naar uw Kamer is gestuurd. In deze agenda zijn vier doelstellingen geformuleerd: behouden van zorgprofessionals, vergroten van de instroom, verminderen van de zorgafhankelijkheid en verbeteren van de kwaliteit. Om die doelstellingen te realiseren zijn in de arbeidsmarktagenda elf actielijnen benoemd die zowel landelijk als regionaal richting geven aan concrete acties. Ook in de regio waar Thebe werkzaam is, wordt dit actief opgepakt.
Waarom investeren bestuurders van Thebe enkel in zorgmedewerkers vanaf niveau 3 en zijn alle helpenden wegbezuinigd? Begrijpt u hoe waardevol juist medewerkers van niveau 1 en 2 zijn binnen een organisatie? Wat gaat u doen om de ontslagen helpenden weer terug te krijgen bij Thebe? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Welke maatregelen bent u bereid te treffen om te bewerkstelligen dat Thebe voldoende zorgmedewerkers vanaf niveau 1 tot en met 5 inzet, zodat flex- en uitzendkrachten niet meer nodig zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe oordeelt u over de signalen dat er een angstcultuur heerst binnen de organisatie van Thebe? Bent u dat bereid uit te zoeken en niet alleen onder de bestuurders van Thebe, maar juist ook onder de zorgmedewerkers? Zo nee, waarom niet?
Wanneer dit aan de orde is, is het aan de Raad van Toezicht van een zorginstelling – als interne toezichthouder – om daar naar te handelen. Ik constateer in ieder geval dat het beeld van een angstcultuur niet door iedereen wordt herkend. Naast de Raad van Bestuur van Thebe geven ook de ondernemingsraad en de Centrale Cliëntenraad van Thebe aan zich niet in dit beeld te herkennen. Zij hebben afzonderlijk een reactie gegeven op deze aantijgingen en nemen hier beide afstand van. Daarnaast blijkt ook een groot deel van de medewerkers het oneens te zijn met het beeld dat wordt geschetst van Thebe. In de verhalen in het Witboek wordt door medewerkers zelf aangegeven dat zij zich niet herkennen in het beeld dat in de media is geschetst.
Klopt het dat het bestuur meermalen zou zijn ingelicht, maar daar niets mee heeft gedaan? Kunt u uitzoeken waarom de bestuurders van Thebe niets hebben gedaan met de signalen van de vakbond over de vele klachten? Zo nee, waarom niet?
Thebe heeft aangegeven na het ontvangen van het Zwartboek in gesprek te zijn gegaan met medewerkers. Er zijn ook twee bijeenkomsten geweest waarin de FNV en een groep medewerkers hun ongenoegen hebben geuit, waarna dit zo concreet mogelijk is gemaakt en vervolgens duidelijke afspraken zijn gemaakt. Ook heeft Thebe in deze gesprekken toegelicht wat zij al aan acties heeft uitgezet om personeel te werven en de werkdruk te verlagen. Deze gesprekken zijn volgens Thebe in oktober eenzijdig door de FNV stopgezet. Thebe is doorgegaan met de afgesproken actiepunten.
Wat is uw visie op goed bestuur en hoe oordeelt u over de handelwijze en bekwaamheid van de bestuurders en de toezichthouders van Thebe, dit in het licht van het feit dat al vier jaar op rij er door het handelen van Thebe commotie ontstaat over de kwaliteit van zorg of dat geld voor zorg niet aan zorg besteed wordt? Kunt u uw antwoord toelichten?4 5 6
Ik zie in de zorg bestuurders en interne toezichthouders die hun functies met toenemende professionaliteit vervullen. Naast de bedrijfsmatige kant krijgt ook het sturen op gedrag en cultuur steeds meer aandacht. Om deze positieve ontwikkeling kracht bij te zetten is begin 2015 de agenda goed bestuur aan de Tweede Kamer gepresenteerd. De speerpunten van deze agenda zijn:
aanscherpen van verantwoordelijkheden over en weer van bestuurders en interne toezichthouders,
versterken van het externe toezicht en aanpak van onbehoorlijk bestuur en wanbeleid,
het optimaliseren van checks and balances langs de weg van medezeggenschap en
het stimuleren van (het debat over) goed bestuur.
Om invulling te geven aan het speerpunt «versterken extern toezicht» is een beleidskader gemaakt, dat op 13 januari 2016 eveneens aan de Kamer is gestuurd. Enerzijds wordt hiermee duidelijk voor bestuurders en interne toezichthouders wat de overheid van hen verwacht, anderzijds schetst dit beleidskader hoe de externe toezichthouder zich verhoudt tot de besturing van de zorginstelling. Daarmee wordt voor zorginstellingen helderder waar zij aan moeten voldoen en geeft het de externe toezichthouders een kader voor ingrijpen. Ook voor Thebe geldt bovengenoemd kader, dat is toegepast door de interne – en externe toezichthouders die zowel toezien op de kwaliteit van zorg als op een rechtmatige besteding van middelen. Aan hun oordeel heb ik niets toe te voegen.
Welke maatregelen gaat u treffen om ervoor te zorgen dat goed bestuur bij Thebe geborgd is?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe is het volgens u mogelijk dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) geen reden ziet om in te grijpen om het toezicht van Thebe aan te scherpen? Kunt u uw antwoord toelichten?7
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd in oprichting (hierna: de inspectie) hield na eerdere media-aandacht in de periode 2016–2017 intensief toezicht bij Thebe. De inspectie bezocht verschillende locaties en de thuiszorg. Uit deze bezoeken bleek een overwegend positief beeld van de kwaliteit van zorg bij Thebe. De inspectie zag daarop geen aanleiding om aanvullende toezichtactiviteiten uit te voeren. Op dit moment heeft de inspectie geen zorgen over de wijze waarop de raad van bestuur van Thebe stuurt op de kwaliteit van zorg. De inspectie heeft er vertrouwen in dat Thebe de verbeterpunten die er nog zijn, zelf oppakt.
De inspectie is door de raad van bestuur geïnformeerd over de huidige situatie, het Zwartboek, het Witboek en de wijze waarop de raad van bestuur overleg pleegt en contact zoekt met de vakbond. De inspectie heeft begrepen dat de interne medezeggenschapsorganen van Thebe de raad van bestuur steunen. De inspectie neemt de geanonimiseerde signalen uit het Zwartboek en Witboek serieus. Zij neemt deze mee in haar toezicht bij Thebe en laat zich blijvend informeren over ontwikkelingen rondom deze situatie bij Thebe.
Gezien de Inspectie niet wenst in te grijpen naar aanleiding van de honderden meldingen van misstanden van zorgmedewerkers in het zwartboek, wat zegt dit over de bekwaamheid van de Inspectie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik verwijs naar mijn antwoord op de vragen 8, 9 en 10. De inspectie heeft in dit geval gehandeld zoals van haar verwacht mag worden; ik zie in het handelen van de inspectie geen aanleiding om uitspraken te doen over de bekwaamheid van de inspectie.
Bent u bereid zo spoedig mogelijk de Inspectie naar Thebe te sturen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 10 en concludeer hiervoor geen aanleiding te zien; de inspectie volgt de situatie bij Thebe.
Bent u bereid om naar Thebe te gaan en te spreken met zorgmedewerkers, bewoners en familieleden om hun verhaal aan te horen in plaats van deze vragen eenzijdig aan de bestuurders van Thebe voor te leggen? Zo nee, waarom niet?
Gezien de beantwoording van voorgaande vragen, zie ik daartoe geen aanleiding.
Welke maatregelen gaat u inzetten om te zorgen dat de kwaliteit van zorg weer op orde komt en zorgmedewerkers met voldoende collega’s weer kunnen werken in een prettige omgeving binnen Thebe? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoorden op de vragen 3, 4 en 5 en 8 en 9.
Het vervolgonderzoek naar Alliade |
|
Lilian Marijnissen |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is de stand van zaken van het vervolgonderzoek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Nederlandse Zorgautoriteit naar de handelwijze van bestuurders van Alliade die eerder met zorggeld sjoemelden?1
In de Kamerbrief met stand van zaken moties en toezeggingen zomer 2017, van 6 juli jl., heeft de voormalig Staatssecretaris uw Kamer geïnformeerd dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg, thans Inspectie gezondheidszorg en jeugd in oprichting (hierna de inspectie), ernaar streeft om het aanvullende onderzoek naar Alliade na de zomer op te leveren. Echter, omdat het betreffende onderzoek nog niet kan worden afgerond zal, zo is nu de verwachting, het onderzoeksrapport rond de jaarwisseling beschikbaar komen. Omdat het onderzoek nog loopt kan ik u daarover alleen laten weten dat het aanvullende onderzoek langer duurt dan verwacht omdat het een diepgaand en zorgvuldig onderzoek betreft waarbij, lopende het onderzoek, nieuwe informatie wordt verkregen die geanalyseerd en geverifieerd wordt.
Waarom duurt het onderzoek zo lang? Is het waar dat het opleveren van het onderzoek al twee keer is uitgesteld? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Is er sprake van dat op een of andere wijze Alliade het onderzoek tegenwerkt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, de inspectie heeft mij laten weten dat zij in het onderzoek van de kant van Alliade tot nu toe geen tegenwerking ervaart.
Wanneer worden het vervolgonderzoek afgerond en naar de Kamer gestuurd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op de vragen 1 en 2.
Wat is de stand van zaken van de uitvoering van de motie-Leijten, waarin om een onderzoek wordt verzocht naar het aantal zorginstellingen dat hun vastgoed in een aparte bv heeft geplaatst? Wanneer wordt dit onderzoek naar de Kamer gestuurd?2 3
In de gewijzigde motie Leijten van 8 november 2016 (zie voetnoot4, vraagt uw Kamer mij om een verkenning naar de redenen voor zorginstellingen om met dochterondernemingen te werken, hoe het zit met het risico op belangenverstrengeling bij die zorginstellingen en de mate waarin de toezichthouders voldoende in staat zijn toezicht te houden op dergelijke constructies. Ter uitvoering van deze motie heeft mijn ministerie het afgelopen jaar gesprekken gevoerd met zorgbestuurders, interne toezichthouders en relevante experts zoals accountants en juridisch adviseurs. De uitkomsten worden meegenomen in de beleidsreactie op het aanvullende onderzoek naar Zorggroep Alliade. Zie daarvoor mijn antwoorden op vragen 1 en 2.
Het aanpakken van teveelverdieners in de zorg |
|
Lilian Marijnissen |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe denkt u als nieuwe Minister voor Medische zorg de één op de vijf teveelverdieners in de zorg geloofwaardig aan te pakken, terwijl u zelf in uw publieke functies afgelopen jaar bij het Uitkeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) er geen moeite mee had om ruim 2,5 ton te ontvangen, wat veel meer is dan de inkomensnorm die de Wet Normering Topinkomens tot doel heeft?1
Blijkbaar is er sprake van een misverstand. UWV voldoet aan de Wet normering topinkomens. Zie hiervoor het antwoord op Kamervragen van Minister Asscher van SZW d.d. 25 mei 2016. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 2624). De Wet normering topinkomens geldt in Nederland voor iedereen en een ieder dient zich hier ook aan te houden. Daar waar sprake is van een (vermoeden van een) overtreding van de Wet normering topinkomens in de zorg treedt het CIBG op als onafhankelijk toezichthouder.
Het bericht dat bendes het gemak ontdekt hebben van fraude met persoonsgebonden budget (pgb) |
|
Lilian Marijnissen |
|
Martin van Rijn (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat geld bestemd voor langdurige zorg van zieken en gehandicapten met een pgb nog te makkelijk in de zakken van fraudeurs belandt?1
Ja.
Bent u ook geschokt door de bevindingen van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) dat het bedrag van pgb-fraude nog hoger ligt dan de door Zorgverzekeraars Nederland veronderstelde 13,5 miljoen euro?
Het is ernstig dat er jaarlijks zorggeld uit het systeem «weglekt» vanwege fraude. Geld dat bestemd is voor zorg moet ten goede komen aan de zorg voor – vaak kwetsbare- mensen. Het wekt geen verbazing dat het vastgestelde fraudebedrag lager ligt dan de daadwerkelijke omvang van fraude in de zorg. Fraude vindt per definitie in het geheim plaats en niet alle fraudegevallen zullen op basis van onderzoek aan het licht komen. De cijfers zijn daarmee altijd een onderschatting van de werkelijke omvang van de problematiek. Overigens vorderen zorgverzekeraars onterecht uitbetaalde bedragen altijd terug bij zorgaanbieders of verzekerden, ongeacht of het gaat om onbewuste fouten of fraude. Ook verhalen zorgverzekeraars de kosten van fraudeonderzoeken tegenwoordig op de fraudeurs.
Zorgverzekeraars Nederland publiceert jaarlijks de resultaten van de controles en fraudeonderzoeken die zorgverzekeraars en zorgkantoren in het voorgaande jaar hebben uitgevoerd. Deze cijfers hebben alleen betrekking op de uitvoering van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz, voorheen de AWBZ). In de periode van 2013 tot en met 2016 varieerde het bedrag aan vastgestelde fraude met pgb’s van circa € 4,1 tot € 13,6 miljoen per jaar (Wlz en Zvw). De cijfers over 2017 zijn nog niet beschikbaar. Het is niet bekend hoeveel zorgverzekeraars en zorgkantoren hiervan hebben kunnen terughalen.
Daarnaast heeft de Inspectie SZW in 2015 op basis van strafrechtelijk onderzoeken in totaal voor circa € 8 miljoen aan wederrechtelijk verkregen voordeel berekend. Van dit totale fraudebedrag had circa € 7 miljoen betrekking op het pgb. In 2016 ging het om circa € 5 miljoen aan zorgfraude, waarvan ruim € 1,9 miljoen betrekking had op fraude met pgb’s. Voor deze bedragen geldt dat op grond van deze berekeningen het Openbaar Ministerie een ontnemingsvordering doet, die door de strafrechter al dan niet gedeeltelijk kan worden toe- of afgewezen. Ook voor de Inspectie SZW geldt dat er nog geen recentere cijfers beschikbaar zijn. Ook is niet bekend hoeveel geld er, na toewijzing van de ontnemingsvordering door de strafrechter, daadwerkelijk is teruggehaald.
De genoemde fraudebedragen geven als gezegd geen representatief beeld van de werkelijke omvang van fraude met het pgb, maar vormen een ondergrens. De precieze omvang van fraude in de zorg is niet volledig te kwantificeren.
Wat gaat u op korte en op lange termijn doen om de mogelijkheden voor fraude met pgb’s te minimaliseren? Kunt dit toelichten?
Voor veel mensen met een complexe zorgvraag is het pgb een belangrijk instrument om hun zorg zo op maat te organiseren en zelfstandig en volwaardig deel te kunnen nemen aan de samenleving. Eigen regie is een voorwaarde en essentie van het pgb. Fraude plaatst het instrument pgb in een kwaad daglicht en schaadt het imago van de vele budgethouders die zorgvuldig en integer met hun pgb omgaan.
De afgelopen jaren zijn al verschillende stappen gezet om het pgb fraudebestendiger te maken, waaronder indicatiestelling in persoon (door het CIZ), de invoering van bewustekeuzegesprekken, het opstellen van een budgetplan en vervolgens zorgovereenkomsten en zorgbeschrijvingen. Daarnaast beoordelen de zorgkantoren of de vertegenwoordiger (als de budgethouder het pgb niet zelf kan beheren) de verantwoordelijkheden en verplichtingen kan nakomen. Ook toetsen zorgkantoren of de weigeringsgronden voor een pgb van toepassing zijn. Onder de AWBZ werd het geld nog op rekening van de budgethouder gestort. Sinds 2015 is het trekkingsrecht ingevoerd. De SVB beheert nu het geld. Er kan pas bij de SVB gedeclareerd worden door de zorgverlener nadat de zorg geleverd is en deze is goedgekeurd door de budgethouder. Zorgkantoren leggen voor controle en evaluatie ook huisbezoeken af. Verder is de capaciteit van de Inspectie SZW en het Openbaar Ministerie uitgebreid voor de strafrechtelijke aanpak van onder meer fraude met het pgb. Ook heeft de vorige Staatssecretaris van VWS bestuurlijke afspraken gemaakt voor budgethouders die te goeder trouw hebben gehandeld en voor jongmeerderjarige budgethouders die worden geconfronteerd met een terugvordering. Tot slot is het mogelijk geworden voor verstrekkers om frauderende zorgaanbieders rechtstreeks aan te spreken via het zogenaamde derdenbeding dat verplicht in de modelzorgovereenkomst is opgenomen.
Er zijn al met al meer waarborgen voor budgethouders en instrumenten voor de zorgkantoren in de regelgeving aangebracht. Ondanks deze maatregelen constateer ik dat het probleem van fraude met het pgb nog steeds voorkomt. Strafrechtelijke handhaving werkt per definitie achteraf. Gepast gebruik van het pgb vraagt om brede en gedifferentieerde benadering. Zoals de NZa in haar aanbevelingen opmerkt, zal het niet mogelijk zijn om alle geschetste belemmeringen volledig weg te nemen zonder dat het instrument pgb in zijn essentie wordt aangetast.
Vindt u het ook zorgelijk dat zorgkantoren te weinig mogelijkheden hebben om fraude tegen te gaan en herhaling te vooromen? Wat is er voor nodig om de zorgkantoren deze mogelijkheden wel te geven? Gaat u de zorgkantoren voorzien van de juiste instrumenten?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u een beeld geven van wat de fraude met pgb’s de samenleving in totaal al gekost heeft?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe garandeert u dat pgb’s ingezet gaan worden daar waar ze voor bedoeld zijn, namelijk individueel maatwerk in de zorg, in plaats van als businessmodel om fraude mee te plegen?
Zie antwoord vraag 3.
Wat gaat u doen met de aanbevelingen van de NZa? Kunt u een uitgebreide reactie geven per aanbeveling?2
Om nog sterker op te treden tegen onrechtmatig handelende partijen, zoals zorgaanbieders, vertegenwoordigers en bemiddelaars, doet de NZa mij vier concrete aanbevelingen. Hieronder ga ik op iedere aanbeveling afzonderlijk in.
In de afgelopen periode heeft zich inderdaad casuïstiek voorgedaan waarbij pgb-houders buiten hun schuld worden geconfronteerd met een terugvordering. Daarom heb ik de regelingen getroffen die nu door de NZa zijn onderzocht. De regeling te goeder trouw heeft inmiddels via aanpassing van de Regeling langdurige zorg en opname van het derdenbeding in de zorgovereenkomst een meer structureel karakter gekregen. Dit neemt niet weg dat in beginsel de Wlz-budgethouder (degene die de zorg ontvangt) verantwoordelijk is voor het pgb-beheer. In dit kader adviseert de NZa mij om het pgb-beheer te scheiden van de zorgontvangst.
Om inzicht te krijgen in regie en vertegenwoordiging bij pgb- beheer, heeft mijn voorganger afgelopen voorjaar een domeinoverstijgend onderzoek hiernaar uitgezet. Het gaat dan om het in kaart brengen van de huidige praktijk en toepassing van pgb vertegenwoordiging in de vier zorgdomeinen, de eventuele knelpunten die zich daarbij voordoen en de mogelijke oplossingsrichtingen. Het onderzoeksrapport wordt eind 2017 opgeleverd. Mogelijk volgen uit dit rapport ook aanbevelingen over de wijze waarop met de verantwoordelijkheid voor een pgb om kan worden gegaan. Ik zal uw Kamer informeren over de resultaten van dit onderzoek.
De NZa constateert in haar rapport dat zorgkantoren zien hoe onwelwillende partijen zonder noemenswaardige inspanningen als zorgaanbieder de markt kunnen betreden of opnieuw kunnen betreden na een faillissement, strafrechtelijke vervolging of andere (financiële) problemen. De NZa geeft aan dat zorgkantoren hierin geen doorzettingsmacht hebben en dan niet anders kunnen dan budgethouders te adviseren zich tot een andere zorgaanbieder te wenden. Weigering kan alleen als de zorgaanbieder om andere redenen geen zorg mag leveren, zoals na ingrijpen van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd in oprichting. De NZa adviseert hierom het Ministerie van VWS de drempels voor (hernieuwde) toetreding van professionele zorgaanbieders tot de zorgmarkt te verhogen.
Zorgaanbieders moeten vanaf het moment waarop de zorgverlening wordt aangeboden voldoen aan de vereisten in diverse wetten, zoals de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG). Dit geldt ook voor zorgaanbieders die beroeps- of bedrijfsmatig zorg verlenen op basis van een pgb. Onder de huidige Wet toelating zorginstellingen (WTZi) zijn pgb-zorginstellingen nog uitgezonderd van de toelatingsplicht. Daarbij zijn de huidige toelatingseisen niet specifiek gericht op de kwaliteit van zorg. Hierop heeft de Minister van VWS op 4 september 2017 het wetsvoorstel Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) aan uw Kamer aangeboden3, die de toelatingsparagraaf van de WTZi dient te vervangen. Het wetsvoorstel Wtza richt zich ook op pgb-aanbieders die beroeps- of bedrijfsmatig zorg willen verlenen. Doel van het wetsvoorstel Wtza is verbetering van het toezicht van de Inspectie van Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) op nieuwe zorgaanbieders en bewustwording van nieuwe zorgaanbieders van de (kwaliteits)eisen waaraan zij dienen te voldoen bij aanvang van de zorgverlening. Hiertoe wordt een meldplicht geïntroduceerd voor alle nieuwe zorgaanbieders onder het bereik van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Eveneens met meer oog voor kwaliteit wordt de bestaande toelatingsvergunningprocedure en doelgroep van de vergunningsplicht gewijzigd.
De NZa adviseert mij om het voortouw te nemen in het opstellen van het controle- en incassoprotocol voor de Wlz. Op grond van de regelgeving heeft VWS hier echter geen concrete rol in. Het controle- en incassoprotocol geeft invulling aan bepaalde bevoegdheden van zorgkantoren in hun rol van subsidieverstrekker. Daarnaast helpt het hen bij de uitvoering. Over het opstellen van het protocol zal ik in gesprek gaan met Zorgverzekeraars Nederland en de zorgkantoren.
De NZa heeft over de informatiebevoegdheden voor zorgkantoren in het rapport op twee ervaren knelpunten gewezen. Het eerste punt is dat zorgkantoren bij de aanpak van fraude tegen beperkingen in de informatie-uitwisseling tussen domeinen aanlopen. De informatieverplichting zoals die in de AWBZ was opgenomen is niet één-op-één teruggekomen in de Wlz maar is ingeperkt, zo geeft de NZa aan. Op grond van artikel 54 AWBZ was een ieder (dus ook zorgaanbieders) verplicht informatie te verstrekken aan de in dat artikel genoemde partijen. Het tweede punt is dat de mogelijkheden beperkt zijn om informatie uit te wisselen over (mogelijke) fraudegevallen tussen zorgkantoren en gemeenten. De NZa adviseert daarom de mogelijkheid om informatie uit te wisselen tussen pgb-verstrekkers in de wet op te nemen.
Met betrekking tot het eerste punt verwijs ik naar hoofdstuk 9 van de Wlz, waarin de informatiebevoegdheden van zorgkantoren en bepalingen over gegevensuitwisseling staan. Daar is ook opgenomen welke partijen persoonsgegevens met elkaar mogen delen. Zowel zorgkantoren (Wlz-uitvoerders) als zorgaanbieders worden in artikel 9.1.2 van de Wlz genoemd, waardoor het voor zorgkantoren mogelijk is om informatie op te vragen bij zorgaanbieders, maar ook bij het CAK en het CIZ. In artikel 9.1.2, eerste lid, onder i, is verder de mogelijkheid opgenomen dat de genoemde partijen onderling gegevens uitwisselen ten behoeve van het fraudeonderzoek door de Wlz-uitvoerders (zorgkantoren). Over het tweede punt van de NZa ben ik voornemens om een juridische verkenning te starten naar de mogelijkheden voor Wlz-uitvoerders om bijzondere persoonsgegevens ook bij gemeenten en zorgverzekeraars te kunnen opvragen voor controle en fraudeonderzoek, en andersom.
Verder is in dit kader relevant dat Zorgverzekeraars Nederland, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Ministerie van VWS al werken aan de ontwikkeling van een Waarschuwingsregister Zorg. Uw Kamer is hierover geïnformeerd in de vijfde voortgangsrapportage Rechtmatige Zorg4. Dit waarschuwingsregister is bedoeld om het mogelijk te maken voor zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten om gegevens over door hen vastgestelde fraudes onderling te delen. Door elkaar te waarschuwen voor bekende fraudeurs, zijn alle zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten alert en kunnen zij preventieve maatregelen treffen om herhaling of voortzetting van fraude binnen hun eigen wettelijke kader te voorkomen. Ik heb inmiddels een wetsvoorstel in voorbereiding dat een grondslag creëert voor de partijen om via de beveiligde elektronische infrastructuur van een waarschuwingsregister gegevens uit te wisselen over (rechts)personen waarvan is vastgesteld dat zij fraude hebben gepleegd.
Acht u het haalbaar dat zorgkantoren meer samenwerken voor een meer fraudebestendige uitvoering van de pgb-regeling?3
Over het algemeen geeft het NZa-rapport een positief beeld van de uitvoering door zorgkantoren van beide regelingen. Zorgkantoren spannen zich in om vorderingen te innen, wisselen onderling al ervaringen uit en medewerkers tonen een grote betrokkenheid bij hun budgethouders. De NZa geeft in het rapport aan dat zij mogelijkheden ziet voor nauwere samenwerking tussen zorgkantoren om te komen tot een meer fraudebestendige uitvoering van de pgb-regeling. Ik zal Zorgverzekeraars Nederland vragen om met de zorgkantoren de ruimte voor nauwere samenwerking te verkennen.
Alarmerende berichten dat mensen met een beperking ’s nachts enkel in de gaten gehouden worden door camera’s |
|
Lilian Marijnissen |
|
Martin van Rijn (PvdA) |
|
Wat vindt u ervan dat in de gehandicaptenzorg vaak ‘s nachts geen personeel fysiek meer aanwezig is, maar dat gehandicapte mensen in de gaten gehouden worden door middel van camera’s?1
Ik vind dat de inzet van cameratoezicht of andere toepassingen van moderne techniek een goede aanvulling vormen op de zorg, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan. Het is namelijk niet voor elke cliënt in elke situatie geschikt. Zorgaanbieders moeten dan ook van te voren beoordelen of en hoe de techniek op een verantwoorde manier kan worden ingezet en een gedegen risicoanalyse maken. Voorts is het van belang dat hierover goed met de client en/of zijn familie wordt gesproken. Het zorgveld heeft diverse handreikingen en instrumenten ontwikkeld die zorgaanbieders ondersteunen in het veilig en verantwoord inzetten van technologie in de zorg.
Vindt u het acceptabel dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) niet weet of het gebruik van camerasystemen veilig of onveilig is en dit nooit heeft onderzocht? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er is geen wetenschappelijk onderzoek waaruit blijkt of de inzet van toezichthoudende technologie zoals uitluisterapparatuur en camerasystemen veiliger of onveiliger is dan het inzetten van slapende of wakende wachten. Ook uit het toezicht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd in oprichting (hierna: de inspectie) komt niet naar voren dat de inzet van uitluistersystemen op zichzelf onveiliger is. Het gaat erom dat zorgaanbieders van geval tot geval bekijken of en hoe de techniek verantwoord kan worden ingezet. Hierbij is het van belang dat vooraf een risico-inventarisatie wordt gemaakt en een combinatie van randvoorwaarden en maatregelen wordt ingezet die hierbij aansluit.
De Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) heeft besloten onderzoek te doen naar de zorg en begeleiding van bewoners van instellingen in de gehandicaptenzorg in de nacht. Op basis van de resultaten zal de VGN met de zorginstellingen bespreken of en welke verbeteringen nodig zijn en welke rol de VGN hierin kan spelen.
Vindt u het acceptabel dat veel gehandicaptenzorginstellingen werken met verouderde apparatuur, waardoor het risico vergroot wordt op ongelukken? Kunt u uw antwoord toelichten? Wanneer moet het fout gaan, voordat u inziet dat camerasystemen geen zorgverleners mogen vervangen?
Voorop staat dat de zorg voor cliënten veilig moet zijn, met of zonder toepassing van moderne techniek. Er moet gewerkt worden met deugdelijke apparatuur, indien nodig in combinatie met aanvullende maatregelen die aansluiten bij de gebruikte techniek en de behoefte van de individuele cliënt. Bovendien moet de organisatie voorbereid zijn op een eventueel tijdelijk uitvallen van de technologische voorziening. Er moet dus worden voldaan aan de toepasselijke randvoorwaarden (zie ook antwoord op vraag2.
Deelt u de mening dat technologie in de zorg nooit zorgverleners mag vervangen, maar enkel ter aanvulling ingezet mag worden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het gaat bij inzet van technologie nooit om volledige vervanging van zorgprofessionals, maar om het overnemen van een deel van hun taken. Ook bij het gebruik van camera’s of uitluistersystemen zijn de zorgprofessionals nooit ver weg.
De inzet van camera’s en uitluisterapparatuur is op zich niet minder veilig dan de inzet van slapende of wakende wachten. Met een goed monitorsysteem kan de zorgprofessional er naar toe als er iets aan de hand is, ook als de cliënt niet zelf alarmeert. Helaas kan ook bij een systeem dat volledig is gebaseerd op zorgprofessionals een incident optreden. Zo kan een zorgprofessional die «ronden loopt» niet opmerken dat het mis is met een cliënt bij wie hij kort daarvoor langs is gelopen.
Wat zegt het feit dat veel gehandicaptenzorginstellingen camera’s gebruiken over de menswaardigheid van het leven van mensen met een beperking in een instelling volgens u? Kunt u uw antwoord toelichten?
De zorg moet menswaardig zijn. Ik vind veiligheid het meest basale aspect van menswaardige zorg. Veel zorgorganisaties maken gebruik van de techniek om die veiligheid te bieden. Het inzetten van technologie kan ook bijdragen aan de menswaardigheid. Zo kunnen cliënten bijvoorbeeld ‘s nachts rustiger slapen, nu zij niet worden gewekt doordat een nachtdienst hun kamer binnen komt. Voorts kan de inzet van technologie er toe leiden dat zorgprofessionals meer tijd aan andere taken kunnen besteden, zoals het geven van aandacht aan cliënten.
Waarom is er geen richtlijn of landelijk beleid ingesteld op deze camerasystemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het zorgveld heeft diverse handreikingen en instrumenten ontwikkeld rond de verantwoorde en zorgvuldige inzet van technische hulpmiddelen in de zorg. Concrete en relevante voorbeelden zijn de handreiking over toezichthoudende domotica voor zorginstellingen van het VUmc (in samenwerking met o.a. ActiZ en VGN, 2012) en de norm NEN 8028 voor telemedicine.
Vindt u dat een bezettingsnorm voor verpleeghuizen ook moet gelden voor de gehandicaptenzorg? Bent u bereid om een bindende bezettingsnorm naast voor de verpleeghuiszorg ook voor de gehandicaptenzorg in te stellen? Zo nee, waarom niet?
Het is aan het zorgveld om aan te geven wat goede zorg is. In de gehandicaptenzorg is dit voorjaar een hernieuwd Kwaliteitskader vastgesteld. Daarin is geen leidraad voor de bezetting opgenomen. Dit heeft vooral praktische redenen. Zo verschilt de wijze waarop instellingen woongroepen samenstellen. De ene instelling vormt groepen van cliënten met vergelijkbare zorgvragen, de andere instelling kiest juist voor groepen met cliënten met naar zwaarte variërende zorgvragen. Dit maakt het stellen van absolute sectornormen, overdag en gedurende de nacht, minder zinvol.
Vindt u ook dat een bezettingsnorm niet alleen overdag maar ook in de nacht moet gelden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 7.
Welke maatregelen gaat u treffen om te zorgen dat zorgverleners zowel ’s nachts als overdag worden ingezet in plaats van camerasystemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben van mening dat er geen aanleiding is aan te nemen dat de inzet van cameratoezicht, mits er sprake is van een verantwoorde toepassing, minder veilig is dan het houden van traditionele nachtelijke bezoekrondes. Ik zie dan ook geen aanleiding om maatregelen te treffen om de inzet van cameratoezicht te vervangen door zorgverleners.
Deelt u de mening dat, gezien het beleid is dat gehandicaptenzorginstelling het aantal vrijheid beperkende maatregelen moet terugdringen, de inzet van camera’s (in plaats van mensen) ook een vorm van een vrijheid beperkende maatregel is? Hoe ziet de IGZ hierop toe en op welke manier grijpt de IGZ in wanneer dit aan de orde is?
De inzet van camera’s en uitluisterapparatuur kan inderdaad beschouwd worden als een vrijheidsbeperkende maatregel. De inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen is een specifiek aandachtspunt in het toezicht van de inspectie. De inspectie bekijkt of de vrijheidsbeperkende maatregel is opgenomen in het zorgplan en is besproken met de cliënt of zijn vertegenwoordiger. Ook bekijkt de inspectie of de maatregel proportioneel is in de gegeven situatie. De proportionaliteit wordt mede bezien in de brede inzet van maatregelen. Zo kan de inzet van een uitluister- of camerasysteem soms voorkomen dat een zwaardere maatregel wordt ingezet. Daar waar nodig vraagt de inspectie de zorginstellingen om verbetermaatregelen te nemen en monitort zij de opvolging hiervan. Ook kan de inspectie besluiten om bestuursrechtelijke maatregelen te nemen.
In voorkomende gevallen van meldingen houdt de inspectie toezicht op de verantwoorde inzet van toezichthoudende technologie zoals camerasystemen en uitluisterapparatuur. Aandachtspunten van de inspectie zijn hierbij dat de zorgaanbieder vooraf een visie moet hebben en beleid moet ontwikkelen over de toepassing hiervan in het zorgproces. Daarnaast moet een gedegen risicoanalyse worden uitgevoerd, een pakket van eisen worden opgesteld en moeten werkprocessen worden aangepast op het gebruik van deze technologie. Verder zijn een cliëntgerichte benadering en scholing van personeel essentieel. Ten slotte moet de organisatie zijn voorbereid op een eventueel tijdelijk uitvallen van de technologische voorziening.
Fraude bij zorgaanbieder Job Lanceer |
|
Lilian Marijnissen |
|
Martin van Rijn (PvdA) |
|
Wat is uw reactie over de aangetoonde misstanden bij zorgaanbieder Job Lanceer, waarvan geconstateerd is dat cliënten niet de benodigde zorg ontvingen en er beschuldigingen van fraude middels persoonsgebonden budgetten (pgb's) zijn geuit?1 2
Als de berichtgeving klopt, vind ik dit zeer ernstig. Het gaat hier om kwetsbare cliënten, die hun vertrouwen hebben gesteld in deze zorgaanbieder. De cliënten moeten de zorg en ondersteuning krijgen die zij nodig hebben. De gemeente Tiel is met alle cliënten in gesprek om hen te begeleiden naar andere zorgaanbieders. De gemeente heeft mij laten weten dat het voor het merendeel van de cliënten inmiddels is gelukt om een nieuwe zorgaanbieder te vinden. Bij alle cliënten van de gemeente Tiel was overigens sprake van een aanbod van zorg in natura, niet van pgb’s.
Hoe kan het dat Inspectie voor de Gezondheidszorg de zorg bleef goedkeuren, terwijl er grote vraagtekens waren bij de kwaliteit van zorg en later ook met betaalde pgb-gelden die de GGD, SVB en VGZ constateerden? Kunt u uw antwoord toelichten?
In 2014 bracht de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) (thans Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd in oprichting, hierna: inspectie) een eerste bezoek aan de instelling. Daarbij constateerde de inspectie tekortkomingen in de zorg waarna de instelling aan de hand van een verbeterplan is gestart met het doorvoeren van de vereiste verbeteringen. In 2015 volgde een inspectiebezoek om de verbetermaatregelen te toetsen en had de inspectie een gesprek met de bestuurder. Daarop had de inspectie voldoende vertrouwen in de voortgang van het verbeterplan. Na nieuwe signalen over tekortkomingen in de zorgverlening is de inspectie in 2016 opnieuw op bezoek gegaan. De inspectie constateerde toen op basis van haar onderzoek naar de kwaliteit van zorg dat de instelling inmiddels geen Wlz-zorg meer leverde aan cliënten maar maatschappelijke ondersteuning vanuit de Wmo. Met de instelling werden afspraken gemaakt voor wanneer zij weer Wlz zorg zouden leveren en daarmee beëindigde de inspectie het toezichttraject.
De inspectie doet zelf geen onderzoek naar fraude met zorggelden (declaratiefraude en fraude met pgb’s, hierna: zorgfraude). Indien de inspectie in het kader van haar toezichtsactiviteiten signalen ontvangt die mogelijk duiden op zorgfraude, dan geeft zij dit signaal door aan de NZa. De NZa, de FIOD en de Inspectie SZW kunnen onderzoek doen naar signalen van zorgfraude.3 Fraudesignalen kunnen voor de inspectie wel aanleiding zijn voor nader onderzoek naar de kwaliteit en veiligheid van zorg en naar de rol van bestuurders en toezichthouders hierbij. Uit de toezichtbezoeken kwamen geen aanwijzingen van mogelijke fraude naar voren en er was destijds dus geen aanleiding voor de inspectie om contact op te nemen met de NZa.
De gemeente Tiel is, onder andere vanwege twijfels over de kwaliteit van de geboden Wmo-ondersteuning en klachten van omwonenden over overlast, in 2016 ook een onderzoek gestart naar de kwaliteit van de zorgverlening bij Job Lanceer. De Wmo-toezichthouder (GGD Gelderland Zuid) heeft daarbij kwalitatieve tekortkomingen vastgesteld. Naar aanleiding hiervan heeft de gemeente Job Lanceer in gebreke gesteld. Wel is de zorgaanbieder in de gelegenheid gesteld om een verbeterplan op te stellen. Naar aanleiding van het verbeterplan heeft de GGD opnieuw een onderzoek uitgevoerd, waaruit bleek dat de kwaliteit van de zorgverlening onvoldoende was verbeterd. De gemeente heeft daarop besloten om het contract met Job Lanceer te beëindigen en de cliënten per direct over te dragen aan andere zorgaanbieders. In het toezichtonderzoek constateerde de GGD ook dat er mogelijk sprake was van financiële onrechtmatigheden. De gemeente heeft daarop een aanvullend rechtmatigheidsonderzoek laten uitvoeren door de Sociale Recherche. Naar zeggen van de gemeente bevestigde dit onderzoek de eerdere fraudevermoedens. De gemeente heeft de bevindingen uit het onderzoek aangebracht bij het Openbaar Ministerie.
Ik onderschrijf dat een goede samenwerking van belang is om te voorkomen dat toezicht of handhaving overlapt of ten onrechte achterwege blijft. In het licht van de decentralisatie is er sprake van een continue leerproces over het onderscheid tussen lokale en landelijke (toezicht)taken en hoe de afstemming tussen betrokken instanties georganiseerd moet worden Dit leerproces heeft dan ook blijvend de aandacht en leidt ook tot aanpassingen in de afspraken. Zo publiceerden de rijksinspecties, gemeenten en Wmo-toezichthouders in juni van dit jaar hun vernieuwde afsprakenkader en draaiboeken waarin de reeds bestaande afspraken verder uitgewerkt zijn. Het leerproces is daarmee niet klaar, want over deze afspraken vindt periodieke afstemming plaats en zij worden over twee jaar geëvalueerd.
Daarnaast is in november 2016 het Informatie Knooppunt Zorgfraude (IKZ) gestart. Het IKZ verzamelt en verrijkt de signalen van zorgfraude vanuit verschillende instanties. Dit draagt bij de coördinatie en samenwerking bij de afhandeling van fraudesignalen.
Hoe is het mogelijk dat een gemeente, de Inspectie voor de Gezondheidszorg, VGZ en het SVB zo langs elkaar hebben gewerkt en deze zorgaanbieder een lange tijd vrij uit ging met het bieden van slechte zorg en mogelijke fraude met pgb’s?
Zie antwoord vraag 2.
Had het onderzoek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg niet diepgravender gemoeten en ook gericht moeten zijn op fraude onderzoek naar aanleiding van de signalen die andere instanties constateerden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg ook de jaarrekening van Job Lanceer onderzocht? Zo ja, wat waren hun conclusies? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op de vragen 2 t/m 4. Ten tijde van het toezichttraject was er voor de inspectie geen aanleiding om de jaarrekening van Job Lanceer inhoudelijk bij haar toezicht te betrekken.
Wat vindt u ervan dat gegevens omtrent de Wet normering topinkomens ontbreekt in de jaarrekening van Job Lanceer? Zijn hiertoe sancties ingediend vanwege het ontbreken van deze gegevens in de jaarrekening? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Het CIBG, de WNT-toezichthouder in de zorg, doet onderzoek naar de situatie. Indien er sprake is van een overtreding zal het CIBG handhavend optreden.
Kunt u toelichten hoeveel kansen een zorgorganisatie krijgt van de Inspectie voor de Gezondheidszorg als de zorg niet op orde is? Hoe lang kan een zorgorganisatie doorgaan voordat die echt gesloten kan worden? Hoe ziet het tijdsplan van de Inspectie voor de Gezondheidszorg eruit in dergelijke situaties? Kunt u uw antwoord toelichten?
De inspectie maakt op basis van haar bevindingen in toezichtonderzoek de afweging of zij vertrouwen heeft dat een zorgorganisatie voldoende in staat is om zelf verbetermaatregelen te treffen. Zo nodig brengt zij inspectiebezoeken, vraagt zij verbeterplannen op en spreekt zij met de bestuurder over de voortgang. Dat is in deze casus ook gebeurd. Als de inspectie onvoldoende vertrouwen heeft, kan zij verdergaande maatregelen opleggen. Dat moet in verhouding staan met de geconstateerde risico’s en de verbeterkracht van de organisatie. Die afweging maakt de inspectie steeds opnieuw.
In hoeverre werkten de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de GGD als inspecties samen in een onderzoek naar Job Lanceer? Kunt u uw antwoord toelichten?
De inspectie zag, op basis van de bij haar bekende informatie, in dit geval geen aanleiding om een gezamenlijk onderzoek te doen. Zie mijn antwoord op de vragen 2 t/m 4.
Er zijn samenwerkingsafspraken tussen de inspectie en gemeentelijke toezichthouders voor het doen van gezamenlijk onderzoek en het uitwisselen van signalen.
Gegeven het feit dat Job Lanceer een WTZi-erkenning (Wet toelating zorginstellingen) heeft, in hoeverre had deze situatie voorkomen kunnen worden voordat Job Lanceer werd toegelaten tot WTZi? Wat gaat de in behandeling zijnde Wetgeving omtrent regels in verband met de uitbreiding van het toezicht op nieuwe zorgaanbieders (Wet toetreding zorgaanbieders; Kamerstuk 34767) hieraan verbeteren? Hoe wordt voorkomen dat dergelijke zorgaanbieders tussen de selectie van de Inspectie voor de Gezondheidszorg slippen als op papier alles er goed uit ziet, maar in de praktijk dat niet blijkt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op papier kan alles er inderdaad goed uitzien, in de praktijk kan dit anders zijn. Hierom heeft de inspectie sinds 2015 beleid om nieuwe zorginstellingen binnen de ouderenzorg, thuiszorg, gehandicaptenzorg en de geestelijke gezondheidszorg binnen vier weken tot een half jaar na de start van zorgverlening in de praktijk te bezoeken. Nieuwe zorgaanbieders die zorg leveren waaraan hoge risico’s zijn verbonden, bezoekt de inspectie vroegtijdig. Voor de andere sectoren, zoals medisch specialistische zorg of eerstelijnszorg, vindt andersoortig onderzoek plaats alvorens tot een eventueel bezoek wordt overgegaan. De inspectie onderzoekt solisten als zij meldingen en/of signalen van of over deze nieuwe aanbieder ontvangt.
Het wetsvoorstel Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza), dat de toelatingsparagraaf in de WTZi vervangt, regelt een meldplicht voor alle nieuwe zorgaanbieders onder de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Met de in dit wetsvoorstel opgenomen meldplicht krijgt de inspectie al informatie over alle nieuwe zorgaanbieders voor aanvang van de zorgverlening. Hiermee kan de inspectie selecteren welke zorgaanbieders zij na de aanvang van zorgverlening zal bezoeken om in de praktijk te toetsen of de kwaliteit van zorg op orde is. Met de meldplicht wordt bovendien bevorderd dat nieuwe zorgaanbieders zich beter bewust zijn van de eisen die aan de zorgverlening worden gesteld en hun verantwoordelijkheid daarvoor. Vooruitlopend op deze meldplicht is sinds begin 2016 sprake van een vrijwillige melding bij de website www.nieuwezorgaanbieders.nl. Het wetsvoorstel Wtza ligt inmiddels voor bij uw Kamer.
Gegeven het feit dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg WTZi-erkende zorgaanbieders controleert, kunt u aangeven wie zorgaanbieders controleert die zonder deze erkenning pgb-zorg verlenen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik in het antwoord op vraag 1 heb aangegeven, kregen alle Wmo-cliënten zorg in natura via de gemeente. De gemeente had een contract met Job Lanceer en er was dus geen sprake van zorgverlening op basis van pgb’s.
In algemene zin geldt dat de inspectie op grond van de Wkkgz en de Jeugdwet toezicht houdt op de kwaliteit van de zorg bij de pgb-zorgaanbieders die tot het bereik van deze wetten horen. Dat is een breder bereik dan de WTZi.
De gemeente wijst een Wmo-toezichthouder aan op basis van artikel 6.1 van de Wmo 2015. Deze houdt toezicht op de kwaliteit van de uitvoering van de Wmo. Als het gaat om het toetsen van rechtmatigheid moet de gemeente in de verordening regels stellen om te bestrijden dat cliënten ten onrechte ondersteuning krijgen en over misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet. Over de uitvoering van de Wmo vindt verder horizontale verantwoording plaats aan de gemeenteraad.
Hoe is het mogelijk dat de Raad van Toezicht stelt dat hij verrast is door de ontwikkelingen? Wat zegt dit volgens u over goed bestuur in de zorg? Gaat u ervoor zorgen dat zowel de Raad van Bestuur als de Raad van Toezicht vervangen worden? Zo nee, waarom niet?4
Het is de taak van de raad van toezicht om na te gaan of het beleid van de bestuurders bijdraagt aan de continuïteit en maatschappelijk doelstelling van de organisatie. Als de berichtgeving klopt, is het interne toezicht binnen Job Lanceer hierin tekortgeschoten. Ik heb echter geen enkele reden om te veronderstellen dat deze casus illustratief is voor het algehele niveau van bestuur en intern toezicht in de zorg.
Welke lessen leert u uit deze situatie? Gaat u maatregelen treffen, zodat in de toekomst deze instanties beter samenwerken en misstanden bij zorgaanbieders zoveel mogelijk voorkomen worden? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen? Zo nee, waarom niet?
Gelet op bovenstaande antwoorden zie ik op dit moment geen aanleiding tot het nemen van maatregelen.
Opnieuw honderden ontslagen in de zorg |
|
Lilian Marijnissen |
|
Martin van Rijn (PvdA) |
|
Vindt u het acceptabel dat zorgmedewerkers ontslagen worden bij Zorgspectrum Het Zand, terwijl er juist duizenden mensen nodig zijn in de zorg?1 2
Vindt u het acceptabel dat Zorgspectrum Het Zand een fors aantal zorgmedewerkers van niveau 1 en 2 en activiteitenbegeleiders wil ontslaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wat zijn de precieze oorzaken van deze grootste ontslagronde? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo neen, waarom niet?
Bent u bereid om samen met sociale partners in te grijpen bij deze ontslagronde zodat voorkomen wordt dat zorgmedewerkers ontslagen worden, terwijl ze keihard nodig zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?