Het bericht ‘Draagvlak minder door incidenten opvang’ |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Draagvlak minder door incidenten opvang»?
Ja.
Hoe beoordeelt u de reeks aan incidenten in en rond het onderkomen van een grote groep minderjarige asielzoekers in Papendrecht?
Ik betreur het dat er op de genoemde locatie incidenten hebben plaatsgevonden in de opvang voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (hierna: amv). Het is begrijpelijk dat dit tot onrust heeft geleid bij omwonenden. De situatie in en rondom de opvanglocatie is de afgelopen weken onrustig geweest en de politie is meerdere keren aanwezig geweest op de locatie. Overigens is er niet altijd iets aan de hand is wanneer de politie aanwezig is bij de opvanglocatie, soms is dit enkel voor overleg.
Het COA heeft passende maatregelen opgelegd aan de jongeren die betrokken waren bij een vechtpartij. Zo zijn sommige jongeren doorgeplaatst naar een andere locatie. Ook heeft het COA extra personeel ingezet op de locatie om de rust terug te laten keren.
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel incidenten er sinds begin april gemeld zijn zowel binnen als rondom de asielopvang in Papendrecht? Zo nee, waarom niet?
Het COA publiceert jaarlijks een incidentenoverzicht op locatieniveau. Het gaat om gebeurtenissen waarbij de veiligheid, leefbaarheid en beheersbaarheid op een locatie in het geding zijn. Het meeste recente incidentenoverzicht, dus ook voor locatie Papendrecht, beslaat het jaar 2022 en is te raadplegen op de website van het COA.1 De cijfers over 2023 komen in 2024 beschikbaar, zodat ze goed vergelijkbaar zijn met de jaren daarvoor.
Deelt u de mening dat de situatie in Papendrecht, door het grote aantal incidenten en de oproep van omwonenden, onhoudbaar is geworden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe bent u voornemens in te grijpen?
Deze mening deel ik niet. Hoewel de incidenten die hebben plaatsgevonden niet te tolereren zijn, ben ik van mening dat het COA gepaste maatregelen heeft genomen om de rust op en rondom de locatie te herstellen. Alle inzet is erop gericht om incidenten in de toekomst te voorkomen. De laatste weken hebben geen incidenten plaatsgevonden. Omwonenden zijn in goed contact met de locatiemanager en worden betrokken bij de stand van zaken.
Hoe beoordeelt u dat de gemeenteraad van Papendrecht steevast buitenspel wordt gezet en pas achteraf wordt bijgepraat over plannen omtrent asielopvang in hun gemeente?
Ik herken mij niet in de geschetste situatie. Het college van burgemeesters en wethouders (hierna: B&W) in Papendrecht heeft het nodige gedaan om de gemeenteraad en omwonenden op de hoogte te stellen van plannen omtrent asielopvang in de gemeente. Voor een toelichting bij de stappen die het college van B&W hierbij heeft ondernomen, verwijs ik u naar de website van de gemeente Papendrecht.
De gemeente Papendrecht geeft aan dat bij «structureel overlast of onveiligheid op of rondom deze opvanglocatie, de gemeente samen met het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) een oplossing gaat zoeken»1. Kunt u aangeven hoe deze oplossing er concreet uit zal zien? Zo nee, waarom niet?
Naar aanleiding van een incident enkele weken geleden heeft het COA onderzocht welke aanpassingen noodzakelijk waren in de samenstelling van de groep op de locatie. Deze zijn doorgevoerd. Daarnaast is er begeleidingscapaciteit toegevoegd op de locatie en zal het dagbestedingsprogramma tijdens schoolvakanties worden aangepast. Daardoor is er weer rust gekomen op de locatie. COA en de gemeente hebben hierover intensief contact.
Hoe rijmt u de situatie die aan de Seringenstraat is ontstaan en de plannen om in het voormalige politiebureau aan de Poldermolen asielzoekers onder te brengen?
De incidenten in de amv-opvang hebben geen rechtstreekse betekenis voor de plannen om asielzoekers op te vangen aan de Poldermolen. Wel neemt het COA op de locatie aan de Poldermolen, net als op de amv-locatie, gepaste voorzorgsmaatregelen om incidenten zoveel als mogelijk te voorkomen.
Bevindingen van onderzoek door DUO naar fraude met studiefinanciering |
|
Joost Eerdmans (EénNL), Nicki Pouw-Verweij (BBB) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Kunt u het feit bevestigen dat de beschuldiging na onderzoek van fraude door DUO in veruit de meeste gevallen juist blijkt te zijn, wat blijkt uit zowel het besluit op het bezwaar door deze overheidsdienst zelf als uit de uitspraken van de rechter in zaken die aanhangig zijn gemaakt?1, 2, 3
Ik kan bevestigen dat de meeste besluiten van DUO niet worden teruggedraaid in bezwaar of in beroep.
Bent u het ermee eens dat als ongemakkelijk ervaren uitkomsten van fraudeonderzoek door DUO niet meteen hoeven te betekenen dat er derhalve sprake zal zijn van discriminatoire bijeffecten van het gehanteerde opsporingssysteem?
Ik ben het met de vragenstellers eens dat naast de uitkomsten van dit proces, ook het proces zelf grondig bezien moet worden alvorens daar conclusies over getrokken kunnen worden. Het onderzoek moet juist uitwijzen of er al dan niet discriminatie op basis van afkomst is, en ik kan nog niet vooruitlopen op welke handelingsperspectieven er op basis daarvan kunnen zijn.
Heeft de Minister kennisgenomen van het feit dat DUO aangeeft niet op etniciteit te screenen en vertrouwt de Minister daarop?
Ja, ik heb er kennis van genomen en ik vertrouw daarop.
Kan de Minister een voorbeeld geven van bewezen fraude die bij nader inzien indirecte discriminatie blijkt te zijn?
Ik kan daar geen voorbeeld over delen zolang het onderzoek naar de werkwijze van DUO nog loopt. Daarom wacht ik het onderzoek af.
Wilt u bevestigen dat daadwerkelijk vastgestelde fraude met studiefinanciering, bevestigd in besluit op bezwaar door DUO en door de rechter, geen bijeffect is maar gewoon laakbare en strafbare fraude met belastinggeld?
Als een student aangeeft uitwonend te zijn, maar niet voldoet aan de criteria voor de uitwonende beurs, dan volgt terugvordering en een boete.
Vormt het gegeven dat de meeste fraude volgens het onderzoek van DUO wordt gepleegd door studenten met een migratieachtergrond aanleiding om over te gaan tot een manier van fraudeopsporing die tot andere uitkomsten leidt?
Er is mij geen onderzoek van DUO bekend waarin DUO concludeert dat de meeste fraude wordt gepleegd door studenten met een migratieachtergrond. DUO heeft ook geen data over migratieachtergrond. Ik wil niet vooruitlopen op beleidswijzigingen tot het aangekondigde onderzoek is afgerond.
Gaat u de werkwijze van DUO onbevangen analyseren, zonder aan te sturen op gewenste uitkomsten door het uitschakelen van voor fraude relevant gebleken risico-indicatoren?
Ik laat de werkwijze van DUO extern en onafhankelijk onderzoeken.
Kunt u garanderen dat wanneer het algoritme wordt aangepast, die uitsluitend wordt aangepast om het opsporen van fraude te optimaliseren en niet om onwenselijke uitkomsten te voorkomen?
Ik ben niet bereid om opvallende patronen in de uitkomsten van misbruikbeleid, bij voorbaat, terzijde te schuiven.
De voornemens van het kabinet tot asielopvang in Albergen |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hoe is het door u te verklaren dat er op 16 augustus 2022 door het kabinet met stoom en kokend water werd besloten om door middel van het ruimtelijk ordeningsinstrumentarium dwang toe te passen en een opvanglocatie voor 300 asielzoekers aan te wijzen in Albergen met als excuus de druk op Ter Apel, terwijl er ruim negen maanden na dato nog steeds geen opvang in het voormalig hotel in Albergen is?
Er zijn onverminderd plekken nodig. Op 16 augustus 2022 is in overeenstemming met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening afgesproken een besluit te nemen op de vergunningsaanvraag van het COA voor een door hen aangekocht object in Albergen in de gemeente Tubbergen. Hierbij heb ik aangegeven altijd in contact te willen blijven met de gemeente Tubbergen. Voordat het ruimtelijk ordeningsinstrumentarium daadwerkelijk ingezet zou worden, is er overeenstemming bereikt met de gemeente Tubbergen om in de betreffende locatie 150 asielzoekers op te vangen. Om deze reden is de mogelijkheid om vanuit het rijk de vergunning te verlenen voor de opvang van asielzoekers uiteindelijk niet ingezet. Dat er na negen maanden geen asielzoekerscentrum in gemeente Tubbergen is, komt door meerdere factoren, waaronder de duur van het vergunningentraject en het sluiten van de financiële regeling.
Deelt u de conclusie dat het toepassen van het ruimtelijk ordeningsinstrumentarium een ongepaste zet was en dat u de lokale overheid die normaal gesproken het bevoegd gezag is onnodig buitenspel heeft gezet? Zo nee, waarom niet?
Ik had in die tijd onverminderd hard plekken nodig. Eerder heb ik in mijn brief van 25 mei1 en 9 augustus 20222 aangegeven dat ik over zou kunnen gaan tot het inzetten van het RO-instrumentarium om op korte termijn opvangplekken te realiseren. In die Kamerbrief staan mijn overwegingen om toentertijd het RO-instrumentarium in te zetten.
Had de inzet van het ruimtelijk ordeningsinstrumentarium destijds enkel en alleen het doel om middels machtsvertoon een voorbeeld te stellen om andere gemeenten te bewegen tot extra inzet met betrekking de opvang van asielzoekers? Zo nee, welk doel had het dan wel?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u zich voorstellen dat Albergen zich, terugkijkend op deze gang van zaken en de huidige situatie in ogenschouw nemend, misbruikt voelt? Zo nee, waarom niet?
Ik begrijp dat het College, de Raad en de inwoners van de gemeente Tubbergen zich overvallen voelden door deze maatregel. Er was echter niet de luxe om langer af te wachten. Tegelijkertijd is er sinds april op zowel bestuurlijk als ambtelijk niveau op verschillende momenten contact geweest met de gemeente Tubbergen over de mogelijke opvang van asielzoekers in Hotel ’t Elshuys in Albergen. Er is gewezen op het voornemen van het kabinet om indien nodig het juridisch instrumentarium in te zetten, en dat de mogelijke toepassing van het instrumentarium voor deze locatie nader onderzocht zou worden.
Kunt u bevestigen dat het toepassen van het ruimtelijk ordeningsinstrumentarium van vorig jaar augustus de enige keer is geweest met betrekking tot het forceren van asielopvang? Overweegt u dit in de toekomst opnieuw te gaan doen? Zo ja, waarom?
Zoals hiervoor aangegeven is het ruimtelijk ordeningsinstrumentarium uiteindelijk niet ingezet omdat er met de gemeente, het COA en het Rijk overeenstemming is bereikt over de komst van de opvang. Om in de toekomst inzet van het Ruimtelijk Ordening instrumentarium te voorkomen heb ik bij de Tweede Kamer het wetsvoorstel «Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen» ingediend. Deze wet moet mogelijk maken om voldoende opvangplekken te realiseren. Het wetsvoorstel is op 26 en 27 september door de Tweede Kamer behandeld. Op 10 oktober wordt er gestemd over het voorstel.
Bent u zich bewust van de impact die de beslissing om dwang toe te passen heeft en heeft gehad, op de inwoners van Albergen, op het bestuur van de gemeente Tubbergen, op de verhouding tussen inwoner en de overheid en het vertrouwen van de inwoner in de overheid, en kunt u in al deze vier opzichten reflecteren op de gevolgen van de keuze om dwang toe te passen door middel van het ruimtelijk ordeningsinstrumentarium?
Ik wil benadrukken dat ik het bij de inzet van dit instrumentarium van groot belang vind om zo goed als mogelijk met (het bestuur van) de gemeente samen te werken, en om de gemeenteraad en omwonenden goed bij dit besluit te betrekken. Gelukkig zijn de gemeente, het COA en ik alsnog tot overeenstemming gekomenen.
Hoe loopt het huidige proces dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) samen met de gemeente Tubbergen en commissies bestaande uit omwonenden en andere betrokkenen doorloopt, en kunt u aangeven of dit ook naar tevredenheid verloopt volgens de gemeente Tubbergen en de eerdergenoemde commissies?
Het is een doorlopend proces, dat het ene moment intensiever is dan het andere moment. Tussen het COA en de gemeente Tubbergen is in principe wekelijks overleg.
Bent u bereid op uw schreden terug te keren en het plan voor asielopvang in Albergen van tafel te halen? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik ben niet van plan daarop terug te komen. Er is in overeenstemming met gemeente Tubbergen, COA en het Ministerie van Justitie en Veiligheid nu een financiële regeling gesloten. Ook heeft het COA op dit moment alle plekken nodig, ook de overeengekomen 150 plekken in gemeente Tubbergen.
Kunt u bevestigen dat de eerder met de gemeente Tubbergen overeengekomen einddatum van 1 november 2032 gehandhaafd blijft en dat deze opgenomen wordt in de nog op te stellen bestuursovereenkomst tussen de betrokken partijen?
Met het college van Tubbergen is afgesproken dat de bestuursovereenkomst na 10 jaar eindigt. De letterlijke tekst betreft: «De einddatum wordt vastgesteld op 10 jaar, dus sluiting op 1 november 2032». Het is aan het dan zittend college, de dan zittende gemeenteraad en het COA om te bezien of er nieuwe afspraken worden gemaakt.
Kunt u bevestigen dat er na de eerder met de gemeente Tubbergen overeengekomen einddatum van 1 november 2032 geen opvang van asielzoekers en statushouders meer zal plaatsvinden in het voormalige hotel in Albergen?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u bevestigen dat de eerder met de gemeente Tubbergen overeengekomen afspraak dat er maximaal 100 asielzoekers en maximaal 50 statushouders, in plaats van maximaal 300 asielzoekers, opgevangen zullen worden gehandhaafd blijft en dat deze opgenomen wordt in de nog op te stellen bestuursovereenkomst tussen de betrokken partijen?
Ja, die afspraak bevestig ik.
Kunt u bevestigen dat de eerder met de gemeente Tubbergen overeengekomen afspraak dat zowel de inwoners van de gemeente Tubbergen als de gemeente Tubbergen zelf geen financiële hinder zullen ondervinden van de asielopvang gehandhaafd blijft en dat deze opgenomen wordt in de nog op te stellen bestuursovereenkomst tussen de betrokken partijen?
Met de gemeente Tubbergen is afgesproken dat derden geen aanspraak kunnen maken op de financiële regeling. De gemeente Tubbergen en het dorp Albergen als zodanig zullen mede door de afgesloten financiële regeling geen financiële nadelen van asielopvang ondervinden.
Kunt u bevestigen dat de eerder met de gemeente Tubbergen overeengekomen afspraak dat er niets gebouwd wordt als aanvulling op de bestaande bebouwing gehandhaafd blijft en dat deze opgenomen wordt in de nog op te stellen bestuursovereenkomst tussen de betrokken partijen?
In augustus 2022 is de mogelijkheid overwogen om tijdelijke woonruimtes te plaatsen op het perceel waarop het Elshuys is gelegen. Met de gemeente Tubbergen is afgesproken om maximaal 150 bewoners te plaatsen op deze locatie, waardoor het plaatsen van aanvullende bebouwing niet noodzakelijk is.
Het bericht ‘Speciaal politiekorps voor haven Antwerpen’ |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Speciaal politiekorps voor haven Antwerpen»?1
Hoe beoordeelt u de rol van drugsuithalers in de keten van drugscriminaliteit?
Hoe kijkt de u tegen het zwaarder straffen van drugsuithalers door ze bijvoorbeeld te straffen op basis van deelname criminele organisatie?
Kunt u aangeven in hoeverre de ronselaars van drugsuithalers in beeld zijn?
Bent u het met JA21 eens dat de huidige aanpak op drugscriminaliteit in de haven van Rotterdam onvoldoende blijkt te zijn?
Hoe kijkt u aan tegen het oprichten van een speciaal politieteam dat zich specifiek richt op de opsporing en aanpak van drugsuithalers en de ronselaars hiervan?
Kunt u aangeven in hoeverre de Rotterdamse zeehavenpolitie overeenkomt en verschilt ten opzichte van het speciale politiekorps in de haven van Antwerpen?
Kunt u aangeven in hoeverre er een risico bestaat dat een beter beveiligde Antwerpse haven ervoor kan zorgen dat de haven van Rotterdam nog vaker gebruikt zal worden voor druggerelateerde transporten?
Kunt u aangeven in hoeverre de (speciale) Antwerpse-en de Rotterdamse (zeehaven)politie op dit moment samenwerken en in hoeverre deze samenwerking verbeterd zou kunnen worden?
Bestaat er op dit moment een integrale aanpak om corruptie en/of omkoping in de Rotterdamse haven aan te pakken? Zo ja, kunt u schetsen hoe deze aanpak er op dit moment uit ziet? Zo nee, bent u voornemens om hiervoor een integrale aanpak op te zetten?
De Nedcar-fabriek in Born helpen omschakelen naar een fabriek voor militaire voertuigen |
|
Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch), Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Christophe van der Maat (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Bent u er bekend mee dat BMW de productie van auto’s («Mini’s») bij de Limburgse autobouwer VDL Nedcar vanaf 1 maart 2024 gaat stoppen en deze productie gaat verplaatsen naar China?1
Ja.
Ziet u het verdwijnen van werkgelegenheid voor ruim 3.500 mensen in de regio Born ook als een significant probleem?2
VDL Nedcar telt momenteel circa 3.800 werknemers, waarvan het overgrote deel afkomstig is uit Limburg. Bovendien leidt de aanwezigheid van de fabriek tot een significant aantal (exacte cijfers zijn niet voorhanden) indirecte banen in de regio, onder meer bij toeleverende industrie, de diensten- en transportsector en de lokale en regionale detailhandel. VDL Nedcar is daarmee een van de grootste werkgevers in Zuid-Limburg en een belangrijke factor in de Limburgse economie. Het kabinet acht de werkgelegenheid bij VDL Nedcar van groot belang voor de regionale arbeidsmarkt en de leefbaarheid van het gebied en heeft dan ook haar medewerking toegezegd om oplossingen te vinden voor het behoud ervan.
Ziet u het ook als een probleem dat onze militaire pantservoertuigen door een Chinees staatsbedrijf gebouwd worden?3
Zou u kunnen overwegen om hulp te bieden om de autofabriek van Nedcar na 2024 om te schakelen naar een fabriek waar militaire voertuigen kunnen worden gebouwd? Zo nee, laat Nederland dan niet een enorme kans schieten om een stap te maken richting een autonomere defensie-industrie, innovatie binnen onze maakindustrie te bevorderen en de baanzekerheid van mogelijk duizenden banen in de provincie Limburg te behouden?
De huidige faciliteiten op het VDL Nedcar terrein zijn gericht op vergaand geautomatiseerde serieproductie van personenvoertuigen in grote volumes (capaciteit 200.000 auto’s per jaar). De fabriek leent zich daarmee niet voor de productie of assemblage van militaire voertuigen, waar het vaak om kleine series met veel maatwerk gaat en de vraag niet constant is. Daarnaast wijken de specificaties voor militaire voertuigen significant af van personenvoertuigen.
Mochten marktpartijen echter kansen zien om zo’n faciliteit voor deze doeleinden rendabel te maken dan is het in eerste instantie aan deze partijen om hierover in contact te treden met VDL Groep en VDL Nedcar om de mogelijkheden te bespreken. Als ik een rol kan spelen om partijen met elkaar in contact te brengen dan pak ik die graag op. Ook kunnen we dan als overheid bezien hoe we dat binnen onze mogelijkheden kunnen faciliteren en succesvol ondersteunen.
Ziet u andere mogelijkheden om de kennis en vaardigheid die mogelijk verloren gaat na 2024 in te zetten voor de militaire maakindustrie van voertuigen?
Het initiatief ligt bij de directie van de fabriek en bij eigenaar VDL Groep om nieuwe klanten te vinden voor grootschalige voertuigproductie en om de geplande verbreding van activiteiten op het fabrieksterrein in te vullen. En daarmee zoveel als mogelijk de werkgelegenheid, kennis en vaardigheden te behouden. Ik ben daarover geïnformeerd en daarom weet ik dat hier hard aan gewerkt wordt. Waar dat mogelijk is, krijgt VDL Nedcar daarbij ondersteuning van het kabinet. In hoeverre productie voor de militaire maakindustrie van voertuigen een passende invulling kan zijn binnen de beoogde verbreding van activiteiten bij VDL Nedcar kan ik niet inschatten. Zusterbedrijven binnen VDL Groep zijn in het verleden betrokken geweest bij opdrachten voor militaire voertuigen en zullen waarschijnlijk ook bij nieuwe tenders kansen willen pakken. Denkbaar is ook dat andere ondernemingen met opdrachten binnen dit domein, die gebrek aan ruimte en personeel ervaren, de faciliteiten bij VDL Nedcar zouden kunnen benutten. Mochten hier kansen liggen om de kennis en vaardigheid bij Nedcar te behouden, dan geldt ook voor dergelijke scenario’s dat het kabinet bereid is om te bezien of en hoe we dit kunnen ondersteunen.
Bent u bereid zich publiekelijk uit te spreken voor een militaire maakindustrie in Born en mogelijk investeerders en bedrijven bij elkaar te brengen om van de huidige situatie alsnog een succes te maken en in te zetten op een pad waarin Nedcar-werknemers weer toekomst kunnen zien?
Zie antwoord vraag 4.
Ziet u het ook als een doel om zo veel mogelijk van ons militaire materieel in de eigen industrie te kunnen investeren?
Op basis van de Defensie Industrie Strategie (DIS) en het Industrieel Participatiebeleid, waarover de Minister van Economische zaken uw kamer tweejaarlijks rapporteert (Kamerstuk 26 231), spant de overheid zich actief in om de Nederlandse industrie optimaal te betrekken in de productie en toeleveringsketens van de grote eindproducenten van militair materieel (de zogenaamde Original Equipment Manufacturer [OEM]).
Het aanpassen van boeken onder druk van de woke doctrine |
|
Joost Eerdmans (EénNL), Nicki Pouw-Verweij (BBB) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Wat is uw reactie op recente berichten over het aanpassen van boeken van onder anderen Agatha Christie, Roald Dahl en Ian Fleming nadat passages of woorden hieruit door «sensitivity readers» als onwenselijk of «kwetsend» waren bestempeld?1, 2, 3
De NOS bericht dat uitgeverij De Fontein, waar de Nederlandse edities van onder meer Roald Dahl verschijnen, kritisch is over het besluit van de Engelse uitgever bepaalde woorden aan te passen. Het artikel van de NOS maakt duidelijk dat het aanpassen van sommige kinderboeken niet iets nieuws is: «Zo zijn ouderwetse woorden in de verhalen van Annie M.G. Schmidt moderner gemaakt. Ook is het taalgebruik in de van oorsprong Zweedse boeken over Pippi Langkous aangepast: in de originele versie werd haar vader «negerkoning» genoemd. In de nieuwe editie is hij «Koning van de Zuidzeeën». Taalgebruik dat nu wordt ervaren als racistisch wordt vaker aangepast.»
Ik neem met belangstelling kennis van dit debat. Of en welke woorden er worden gewijzigd, zie ik als een zaak van uitgevers, schrijvers en vertalers.
Deelt u de grote zorgen over het op basis van politiek-ideologische motieven censureren van dergelijke klassieke werken? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 1.
Deelt u de opvatting dat literatuur per definitie binnen de tijdsgeest gezien moet worden en dat het absurd is om boeken anno 2023 contextloos door een progressieve bril te bekijken? Zo nee, waarom niet?
Het klopt dat het voor een beter begrip van een kunstwerk goed is om dit tegen de achtergrond van de tijd waarin het is ontstaan te bekijken. Daarnaast komt de betekenis van een kunstwerk tot stand in wisselwerking met de lezer, toeschouwer of luisteraar. Daarbij is het duidelijk dat opvattingen over woorden en hun betekenis in de loop van de tijd veranderen. Zie het voorbeeld uit Pippi Langkous hierboven.
Deelt u de opvatting dat het daarnaast bijzonder onvolwassen is om gekwetst te zijn door woordjes als «dik» of «lelijk» of door «rolpatronen» in boeken? Bent u bereid dit onomwonden uit te spreken?
Zie het antwoord op vraag 1.
Welke gevallen zijn u bekend van Nederlandse werken die om dergelijke redenen zijn aangepast?
Ik zie het niet als de taak van de politiek om precies in beeld te brengen welke werken waarom aangepast worden.
Deelt u de mening dat het herschrijven van boeken tevens onwenselijk is met het oog op literatuuronderwijs op middelbare scholen, aangezien in dat geval geen literatuur maar herschreven geschiedenis wordt onderwezen?
Nee, die mening deel ik niet automatisch. Een zorgvuldig debat over woorden en hun betekenis kan bijdragen aan historisch begrip. Overigens zijn scholen vrij om te kiezen welke literatuur zij in de klas willen behandelen.
Bent u ermee bekend dat in ieder geval Roald Dahl bij leven heeft aangegeven dat hij absoluut niet wilde dat zijn werken na zijn dood zouden worden aangepast4? Wat is uw oordeel over het postuum aanpassen van werken van auteurs in de wetenschap dat zij dit niet hebben gewild?
Ja, hiermee ben ik bekend. Zie verder de antwoorden op de vragen 1, 2, 6 en 8.
Kunt u helder en uitgebreid uiteenzetten welke beschermingsconstructies er momenteel van toepassing zijn op boeken van auteurs die niet meer in leven zijn, onder andere met betrekking tot zaken als auteursrecht, intellectueel eigendom etc?
Het auteursrecht is het uitsluitend recht van de maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, zoals een boek, of van diens rechtverkrijgenden, om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens de beperkingen, bij de wet gesteld (artikel 1 van de Auteurswet). Het auteursrecht geldt in beginsel tot 70 jaar na de dood van de maker (artikel 37 van de Auteurswet).
Naast het uitsluitend recht van de maker om een werk openbaar te maken en te verveelvoudigen, ook wel exploitatierechten genoemd, kent de Auteurswet de maker ook persoonlijkheidsrechten toe (artikel 25 van de Auteurswet). De maker kan deze rechten ook uitoefenen nadat hij het auteursrecht heeft overgedragen.
Met een beroep op artikel 25 van de Auteurswet kan een maker zich onder meer verzetten tegen het aanbrengen van wijzigingen in het betreffende werk, tenzij verzet tegen een dergelijke wijziging onredelijk zou zijn (artikel 25, eerste lid, sub c van de Auteurswet), of tegen elke aantasting van het betreffende werk die nadeel zou kunnen toebrengen aan zijn eer of goede naam (artikel 25, eerste lid, sub d. van de Auteurswet). Van het laatstgenoemde recht kan de maker geen afstand doen.
Anders dan de exploitatierechten gaan de persoonlijkheidsrechten van artikel 25 van de Auteurswet bij overlijden van de maker niet van rechtswege over op de erfgenamen. Persoonlijkheidsrechten gaan alleen over aan een ander indien de maker dit bij uiterste wilsbeschikking heeft bepaald. Is dat niet gebeurd, dan vervallen de persoonlijkheidsrechten bij de dood van de maker.
Op grond van artikel 25, vierde lid, van de Auteurswet blijft de maker bevoegd om zodanige wijzigingen in het werk aan te brengen als hem naar de regels van het maatschappelijk verkeer te goeder trouw vrijstaat. Dit recht komt na zijn overlijden ook toe aan degene die de maker bij wilsbeschikking heeft aangewezen als redelijkerwijs aannemelijk is dat ook de maker die wijzigingen zou hebben goedgekeurd.
Wat is de reikwijdte hiervan? Met andere woorden: bestaan er juridische beperkingen met betrekking tot het aanpassen of totaal herschrijven van dergelijke werken en zo ja, welke?
Zie het antwoord op vraag 8.
Bent u ermee bekend dat schrijver Jan Terlouw zeer kritisch is over de verfilming van zijn werk «Koning van Katoren», waarin onder andere zonder zijn toestemming een kerk werd vervangen door een moskee, en dat hij oproept de verfilming vooral niet te bekijken5?
Ik beschouw dit als een zaak tussen de schrijver en de filmmakers.
Kunt u aangeven of en op welke wijze auteurs beschermd zijn en/of kunnen worden tegen voor hen ongewenste aanpassingen aan hun werk bij de verfilming ervan? Kunt u ook hierbij weer specifiek ingaan op zaken met betrekking tot intellectueel eigendom en auteursrecht?
Zie het antwoord op vraag 8.
Welke juridische mogelijkheden ziet u om boeken te beschermen tegen hetgeen de werken van Christie, Dahl en Fleming nu overkomt?
Zie het antwoord op de vraag 8.
Biedt het classificeren van bepaalde Nederlandse boeken tot nationaal en/of cultureel erfgoed mogelijkheden hiertoe? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en bent u bereid hier werk van te maken?
Ik zie het niet als een taak van de overheid voor te schrijven welke boeken tot ons nationale erfgoed behoren. Dit is aan de samenleving zelf.
Overzichten van belangrijke boeken en schrijvers leiden vaak tot boeiende gesprekken over wat van waarde is en blijft, en over hoe onze opvattingen, smaken en voorkeuren in de loop van de tijd veranderen. Juist doordat we met een nieuwe blik naar erfgoed kijken, houden we het erfgoed levend.
Het nieuwe Zweedse asiel- en terugkeerbeleid |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Het artikel 'Faillissementsgolf mkb door corona schulden, Nederland wereldwijd koploper' |
|
Nicki Pouw-Verweij (BBB), Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Herkent u zich in dit inzicht dat in het artikel wordt gesteld dat het hoge aantal faillissementen in Nederland veroorzaakt wordt door het niet kunnen betalen van achterstallige belasting en corona schulden?1
In de jaren voor corona (2017–2019) lag het gemiddeld aantal uitgesproken faillissementen van mkb-bedrijven rond de 750 per kwartaal. Vanaf het derde kwartaal van 2020 is dit gemiddelde gedaald. Er is in deze periode sprake van een opvallend gering aantal faillissementen. In het eerste kwartaal van 2023 bedraagt het aantal faillissementen van mkb-bedrijven binnen het niet-financiële bedrijfsleven 5912. Dit is nog steeds een lager niveau dan voor corona. Bedrijfsbeëindigingen en faillissementen vormen een regulier onderdeel van de bedrijvendemografie, niet iedere onderneming of ondernemer is immers succesvol. Wanneer door externe omstandigheden, zoals coronasteunmaatregelen, een periode van relatief weinig faillissementen heeft bestaan, wordt dit op termijn gecorrigeerd door een periode van meer faillissementen, omdat de steunmaatregelen er niet toe leiden dat bedrijven structureel succesvoller worden.
Zijn er mogelijk nog andere oorzaken die u kunt toeschrijven aan de faillissementsgolf?
Het aantal faillissementen ligt op dit moment relatief laag; 2021 en 2022 zijn sinds 1981 de jaren met het laagste aantal faillissementen. Door de verwachte stijging in 2023 komt het aantal faillissementen ongeveer op het niveau van voor de coronapandemie.
De redenen voor een faillissement zullen per bedrijf verschillen. Een mogelijke factor die in 2023 tot een stijging zou kunnen leiden is de afkoeling van de economie. De laatste raming van het CPB gaat uit van een groei van 1,6 procent voor 2023. Het economische groeicijfer van het eerste kwartaal in 2023 (–0,7%) valt inmiddels tegen ten opzichte van deze raming en wijst in ieder geval in het eerste kwartaal op een afkoelende economie. Een afkoelende economie kan een hoger aantal faillissementen tot gevolg hebben: een dalende vraag maakt het moeilijker voor bedrijven om financieel gezond te blijven.
Een andere mogelijke reden voor financiële problemen bij ondernemingen is de stijgende rente. Deze heeft tot gevolg dat de financieringslasten voor bedrijven kunnen stijgen. Ook dit zal echter per bedrijf verschillen, afhankelijk van de wijze waarop de bedrijfsactiviteiten gefinancierd zijn.
Deelt u de mening dat het midden- en kleinbedrijf (mkb) de ruggengraat is van de Nederlandse economie en ook als zodanig behandeld dient te worden?
Van de Nederlandse bedrijven valt ruim 99% onder het mkb. Verder draagt het mkb bijna 2/3 bij aan de toegevoegde waarde van de Nederlandse economie en bijna driekwart aan de Nederlandse werkgelegenheid3. Het mkb is dus inderdaad een belangrijke pijler van onze economie.
Welke invloed heeft de faillissementsgolf volgens u op de Nederlandse economie?
Faillissementen zijn in de eerste plaats vaak een drama voor betrokkenen. Op macro-economisch niveau hoeft een stijging van het aantal faillissementen echter niet nadelig te zijn. Faillissementen zijn een onderdeel van economische dynamiek: doordat er bedrijven verdwijnen en andere nieuwe bedrijven ontstaan, kan de economie zich vernieuwen. Dit is een belangrijk mechanisme waarmee de economie zich aanpast aan nieuwe omstandigheden, en een motor van productiviteitsgroei. Productiemiddelen die werden benut door de onderneming die wegvalt, komen vrij om te worden ingezet door andere ondernemingen. Wanneer deze middelen in de nieuwe onderneming meer waarde kunnen opleveren dan in de oude, levert dit winst op voor de economie. Anderzijds kan een nadelig gevolg van faillissementen op macro-economisch niveau zijn dat de economie afkoelt en werkloosheid kan toenemen, vooral wanneer voor uitstromend personeel geen vervangende banen voorhanden zijn. Dit risico is op dit moment echter juist gering, gezien de grote krapte op de arbeidsmarkt. Om deze krapte te verminderen is economische dynamiek en vernieuwing nu bovendien extra belangrijk.
Welke sectoren kampen volgens u het meest met faillissementen?
De meest recente cijfers van het CBS laten zien dat in mei 16 bedrijven meer failliet zijn verklaard dan in april, dat is een stijging van 7 procent. Het aantal faillissementen bleef onder het gemiddelde niveau van voor de pandemie. Wel is het aantal faillissementen in de eerste vijf maanden van dit jaar ruim de helft hoger dan in dezelfde periode in 2022.4
In de periode 2019–2022 is er op bedrijfstakniveau sprake van een daling van het aantal faillissementen. De enige uitzondering hierop is landbouw. Het aantal faillissementen in de landbouwsector is in de periode 2020–2021 ook gedaald maar is in 2022 weer op vergelijkbaar niveau van 2019.5
De faillissementsstatistieken van mei tonen nominaal het hoogste aantal faillissementen in de sector handel. Dit is ook de sector met de meeste bedrijven in Nederland. De bouwnijverheid en de horeca volgden op respectievelijk plaats twee en drie. Relatief gezien werden er in mei van dit jaar de meeste faillissementen uitgesproken in de sector horeca.6
Kunt u een globaal overzicht geven van de verschillende vormen van steun/belastingschulden die nog door ondernemers terugbetaald dienen te worden?
De vaststellingsaanvragen voor de NOW-subsidie worden op dit moment nog door UWV verwerkt. Een deel van de ondernemers die een voorschot hebben ontvangen, moet dit voorschot terugbetalen. Meestal komt dit omdat het omzetverlies lager was dan verwacht (of helemaal niet is opgetreden) of omdat de loonsom tijdens de NOW-periode is gedaald. In die gevallen is er meer NOW-subsidie verstrekt dan waar recht op bestond en is terugvordering een logisch gevolg.
Kunnen zij daarbij gebruikmaken van aanvullende (betalings)regelingen?
Bij de terugbetaling van NOW-vorderingen hanteert UWV ruime betalingsregelingen. Er kan een betalingsregeling van maximaal 5 jaar worden afgesproken, met de mogelijkheid om binnen deze vijf jaar een betaalpauze van één jaar in te lassen. Daarnaast wordt er door UWV geen rente berekend over de openstaande vordering.
Op 17 mei jl. heeft de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst een brief gestuurd met als onderwerp «Actuele cijfers coronabetalingsregeling en intrekken betalingsregelingen»7. In deze brief is een overzicht gegeven van o.a. de openstaande coronabelastingschuld en de betalingsregeling. Zie tabel 1 voor een overzicht van het aantal debiteuren dat gebruik maakt van de betalingsregeling en van de openstaande schuld. De duur van de betalingsregeling is vijf jaar. Ook konden ondernemers onder bepaalde voorwaarden een versoepeling aanvragen zoals een betaalpauze of een verlenging van de betalingsregeling van vijf naar zeven jaar. Zie tabel 2 voor een overzicht van de behandelde verzoeken om versoepeling. Voor overige informatie verwijs ik uw Kamer graag naar voornoemde brief van 17 mei jl.
Peildatum
Aantal ondernemers
Openstaande schuld in €
1 oktober 2022
266.369
19,6 mld
5 december 2022
254.583
18,6 mld
16 januari 2023
244.847
17,7 mld
6 februari 2023
243.373
17,5 mld
14 februari 2023
242.925
17,4 mld
27 februari 2023
242.226
17,2 mld
20 maart 2023
240.672
16,9 mld
24 april 2023
237.420
16,5 mld
Type verzoek
Aanvragen
Toegewezen
Afgewezen
Verlenging (5–7 jaar)
2.230
1.081
1.149
Pauzeren
5.884
4.954
930
Kwartaalbetaling
228
228
Incomplete verzoeken, wachtend op aanvulling
Totaal
11.861
6.263
2.079
Ziet u nog aanvullende mogelijkheden om ondernemers te ondersteunen met hun terugbetalingstraject?
Ondernemers kunnen onder bepaalde randvoorwaarden gebruik maken van de WHOA8-regeling. Deze kan onder andere soelaas bieden wanneer het nodig is om schulden te herstructureren ten behoeve van de doorstart van hun onderneming.
Daarnaast onderzoekt de aangestelde aanjager schulden de schuldenproblematiek bij ondernemers en gaat hier verder op in. In zijn rapportage worden mogelijke oplossingen aangedragen. Deze rapportage met aanbevelingen wordt verwacht in augustus en zal zo snel mogelijk na het reces met een Kabinetsreactie aan de Tweede Kamer worden gestuurd.
De afgelopen periode zijn diverse lasten voor ondernemers, waaronder mkb'ers, aanzienlijk gestegen. Het vpb-tarief en de loonlasten zijn daar voorbeelden van. Bent u van mening dat deze lastenverzwaringen de huidige faillissementsgolf versterken?
Het kabinet heeft ervoor gekozen het lage vennootschapsbelastingtarief per 2023 te verhogen van 15% naar 19% en de tariefgrens te verlagen van € 395.000 winst naar € 200.000. Daarmee heeft het kabinet de onevenwichtigheid verkleind die bestaat tussen de belasting van werknemers en IB-ondernemers9 enerzijds en directeuren-groot aandeelhouders anderzijds. Ook vermindert deze maatregel het risico dat bedrijven zich opsplitsen om gebruik te maken van het lage vennootschapsbelastingtarief. De maatregel treft alleen winstgevende bedrijven. Daarom verwacht het kabinet dat deze maatregel geen effect zal hebben op het aantal faillissementen. Daarnaast beseft het kabinet dat ondernemers last ondervinden van externe omstandigheden zoals stijgende rentekosten, energieprijzen en loonkosten. Het kabinet houdt uiteraard vinger aan de pols en probeert ondernemers hierin zo goed mogelijk te ondersteunen met bijvoorbeeld de regeling voor Tegemoetkoming Energiekosten (TEK).
Kunt u uitsluiten dat de gemiddelde belastingdruk voor ondernemers verder zal stijgen in 2024?
Dit voorjaar heeft de Staatssecretaris van Financiën een start gemaakt met de lastenbesluitvorming voor 2024 en verder. De Voorjaarsnota bevat een tussenstand van het inkomstenkader. Definitieve besluitvorming over de inkomsten en koopkracht vindt plaats in augustus. Er spelen verschillende onderwerpen die leiden tot een uitdagende dekkingsopgave. Tijdens de augustusbesluitvorming maakt het kabinet een integrale afweging over de invulling van het pakket aan maatregelen dat wordt genomen.
Wilt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Hier is aan voldaan, zie hierboven.
Het bericht ‘Aboutaleb stopt met dwangsom mesbezit’ |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Aboutaleb stopt met dwangsom mesbezit; Rechter fluit aanpak van jongeren met steekwapen terug»?1
Ja
Bent u van mening dat burgemeesters een last onder dwangsom in hun instrumentarium moeten kunnen hebben om messenbezit tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Een last onder dwangsom kan een nuttig instrument zijn, ook om messenbezit tegen te gaan. Het is echter afhankelijk van de aard en omvang van de lokale problematiek of een bepaling in de Algemene plaatselijke verordening (APV) als aanvulling op de Wet wapens en munitie (WWM) nodig is. Dat verschilt per gemeente en het is niet aan mij als Minister om daar een standpunt op in te nemen. In geval van een aanvullende bepaling in een APV is een gemeentelijke last onder dwangsom mogelijk. Dat zo’n aanvullende bepaling kan bestaan, blijkt ook uit de uitspraak van de Hoge Raad van 15 december 2020, waarin een APV-bepaling van de gemeente Amsterdam verbindend werd geacht.2
Bent u bereid om een wettelijke grondslag te creëren waardoor burgemeesters een last onder dwangsom op kunnen leggen voor messenbezit? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke (extra) maatregelen bent u voornemens te treffen om het messenbezit onder jongeren het hoofd te bieden?
Hoewel uit de cijfers blijkt dat de jeugdcriminaliteit in algemene zin daalt, is sprake van een zorgwekkende toename van een kleine groep jongeren die persisteren in het plegen van ernstige feiten, zoals (vuur)wapen- en geweldsdelicten. Om deze problematiek onder jongeren terug te dringen, is in 2020 het Actieplan Wapens en Jongeren opgesteld.3
In de periode van 2020 tot en met 2022 zijn in het Actieplan Wapens en Jongeren zestien acties geformuleerd én uitgevoerd om dit doel te bereiken. De gemeenten bepaalden zelf welke van de acties het beste aansloten op hun lokale situatie en de doelgroep.
Alle deelnemende gemeenten hebben zich gecommitteerd aan het uitvoeren van in ieder geval een viertal acties, namelijk:
handreiking voor het verbeteren van de samenwerking rond risicojongeren);
Het doel van het Actieplan is om wapenbezit en wapengebruik, waaronder messenbezit, onder jongeren te verminderen. Met de Kamerbrief van 8 maart jongstleden is de Kamer geïnformeerd over het WODC-onderzoek «Plan- en procesevaluatie Actieplan Wapens en Jongeren». De uitkomsten van het WODC-rapport bevestigen dat we nog meer moeten doen om het wapenbezit onder jongeren terug te dringen.
In mijn brief van 1 juni aan de Kamer met een reactie op de plan- en procesevaluatie van het Actieplan Wapens en Jongeren, wordt nader ingegaan op de opvolging van de aanbevelingen uit het WODC-rapport. Bij het vervolg wordt in ieder geval ingezet op contact met de doelgroep door de inzet van jongerenwerkers en rolmodellen en verdiepend onderzoek naar de achterliggende oorzaken en werkzame interventies bij wapengeweld door jongeren.
De aanpak van pinpasfraude |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het u bekend dat Nederlanders jaarlijks voor miljoenen euro’s aan schade ondervinden vanwege fraude die wordt gepleegd door gestolen/verloren betaalpassen (hierna: pinpasfraude)?
Bij pinpasfraude raakt de bankpas van het slachtoffer kwijt (vanuit verlies of diefstal) en worden met deze bankpas door de fraudeur fysieke betalingen verricht of geld opgenomen. Naast de financiële schade die slachtoffers kunnen ondervinden door pinpasfraude, kan dit ook emotionele of psychische schade veroorzaken. Ik vind het daarom van belang om, samen met de belangrijkste partners in het betalingsverkeer, pinpasfraude te bestrijden.
Uit de meest recente cijfers van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) blijkt dat de schade als gevolg van deze vorm van fraude in 2022 2,7 miljoen euro bedraagt. In de tabel hieronder is de schade over de afgelopen jaren weergegeven. Uit de cijfers valt op dat er een daling is te zien in de schadecijfers tussen 2019 en 2021, met een stijging in 2022.
2018
2019
2020
2021
2022
3,3
6,6
5,8
1,9
2,7
Kunt u een overzicht geven voor hoeveel euro er de afgelopen jaren aan schade is ontstaan door pinpasfraude?
Zie antwoord vraag 1.
In hoeveel van de gevallen van de afgelopen jaren waarbij pinpasfraude wordt gepleegd, wordt de dader ook daadwerkelijk gepakt en vervolgd?
De cijfers over de opsporing van pinpasfraude zijn onderdeel van de totale cijfers met betrekking tot fraudezaken met betaalproducten en worden door het Openbaar Ministerie tweejaarlijks in de Fraudemonitor gepubliceerd. De Fraudemonitor wordt door de Minister van Justitie en Veiligheid aan uw Kamer aangeboden. Daar wordt behalve zaken over pinpasfraude, ook spoofing, phishing en het gebruik van valse betaalapp’s, QR-codes en online misbruik van gestolen creditcardgegevens onder verstaan. Het ging in 2017 om 158 parketnummers, dat wil zeggen 158 verdachten die zijn vervolgd ten aanzien van fraude met betaalproducten en in 2018 om 149 verdachten.1 In 2019 en 2020 was er sprake van een stijging van het aantal zaken. In 2019 ging het om 250 verdachten en in 2020 om 326.2 De Fraudemonitor 2021–2022 wordt naar verwachting rond de zomer door het Openbaar Ministerie gepubliceerd en zal vervolgens door de Minister van Justitie en Veiligheid aan uw Kamer worden aangeboden.
Bent u voornemens om (creatieve) oplossingen voor pinpasfraude te onderzoeken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u aangeven of u hiervoor al concrete voorstellen heeft?
Met gestolen of verloren pinpassen en/of pincodes kunnen betalingen op rekening van het slachtoffer plaatsvinden. Het is daarom van cruciaal belang dat mensen pincodes geheim en gescheiden houden van pinpassen en daarnaast nooit hun pinpas afgeven aan onbekenden.3 Fraude met betaalmiddelen kan het vertrouwen in het (digitale) betalingsverkeer raken. In de Werkgroep Veiligheid van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB) wordt door vertegenwoordigers van verschillende stakeholders, zoals banken, betaalinstellingen, consumentenorganisaties, politie, OM, De Nederlandsche Bank en de overheid gewerkt aan het veilig houden van het betalingsverkeer. Binnen de MOB-werkgroep Veiligheid worden continu de veiligheidsontwikkelingen in het betalingsverkeer gemonitord. Ook speelt deze werkgroep een belangrijke rol bij het bevorderen van innovaties in het veilig houden van het betalingsverkeer. Daarbij beziet deze werkgroep ook de mogelijkheden van nieuwe technologieën om fraude te bemoeilijken.
Op dit moment zijn er al verschillende (technische) veiligheidsmaatregelen zoals pincodes, opnamelimieten en camerabewaking bij geldautomaten om pinpasfraude te bemoeilijken. Daarnaast hebben banken het tegenwoordig makkelijker gemaakt om een betaalpas snel te blokkeren als iemand zijn pas kwijt is geraakt, bijvoorbeeld via de internetbankierenomgeving of via de mobiele app van de bank. Daarnaast geven de meeste banken aan dat er ook gebeld kan worden naar de klantenservice om een pas te blokkeren. Het idee om gelduitgifte bij geldautomaten bij een bepaalde mate van onherkenbaarheid te weigeren gaat gepaard met complexe technische aanpassingen bij geldautomaten, waarbij technische, privacy-, toegankelijkheids- en veiligheidsvraagstukken komen kijken. Bovendien lijken bestaande (technische) veiligheidsmaatregelen in combinatie met preventieve maatregelen effectiever om pinpasfraude te voorkomen. Desalniettemin zal ik in de MOB-werkgroep Veiligheid bespreken op welke manier pinpasfraude verder bemoeilijkt kan worden en hoe aanvullende technologische maatregelen daarbij kunnen helpen.
Voorts investeer ik in de integrale aanpak van online fraude, waarbij pinpasfraude een mogelijk onderdeel van de modus operandi van criminelen is. Dat doe ik samen met de Ministers van Justitie en Veiligheid, voor Rechtsbescherming en van Economische Zaken en Klimaat en in de publiek-private samenwerking met onder andere de Nederlandse Vereniging van Banken, de Betaalvereniging Nederland, de politie en het Openbaar Ministerie. Het gaat daarbij om bewustwording, fraudepreventie en -detectie. Het actieplan voor de integrale aanpak van online fraude heeft de Minister van Justitie en Veiligheid u recent toegezonden.4 Onze inzet binnen de integrale aanpak is gericht op preventieve maatregelen en om samen het aantal slachtoffers te verkleinen.
Is er op dit moment technologie die toereikend zou kunnen zijn om pinpasfraude te bemoeilijken? Zo ja, wat houdt deze technologie in en waarom is deze technologie nog niet geïmplementeerd?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u voornemens om te kijken naar een oplossing voor pinpasfraude waarbij geldautomaten bij een bepaalde mate van onherkenbaarheid weigeren geld uit te keren?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u voornemens om met cashdienstverleners het gesprek aan te gaan om te kijken naar oplossingen voor pinpasfraude? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn antwoord op de vragen 4, 5 en 6 aangeef ben ik binnen de MOB-werkgroep Veiligheid en binnen de integrale aanpak online fraude continu in gesprek met de belangrijkste stakeholders uit het betalingsverkeer om te kijken naar oplossingen voor verschillende vormen van fraude. Daaronder valt ook pinpasfraude. De resultaten van het MOB worden in de MOB-jaarrapportages beschreven. Ik verwacht de MOB-jaarrapportage 2022 op korte termijn naar de Kamer te versturen. In het najaar van 2023 wordt ook de eerste voorgangsrapportage over de integrale aanpak van online fraude door de ministers van Justitie en Veiligheid, voor Rechtsbescherming en van Economische Zaken en Klimaat en mij naar uw Kamer gestuurd.
Dreigende onteigening van panden als gevolg van de asieldwangwet. |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u ermee bekend dat tijdens een expertmeeting met gemeenteraadsleden in de regio Kennemerland op 1 februari jongstleden door de Haarlemse burgemeester Jos Wienen, verantwoordelijk voor de inventarisatie van asielopvanglocaties in de regio, is gemeld dat «gedwongen onteigening» in het kader van de dwangwet niet wordt uitgesloten?
Nee, dat is mij niet bekend.
Bent u ermee bekend dat een dag later, op 2 februari, door de Beverwijkse wethouder Bal in antwoord op vragen van raadsleden bevestigde dat onteigening inderdaad niet wordt uitgesloten als onderdeel van dit «transitieplan»?
Nee, dat is mij niet bekend.
Deelt u de conclusie dat gemeenten derhalve als gevolg van uw dwangwet de deur naar onteigening openzetten? Zo nee, waarom niet?
De Raad van State heeft op 6 februari jl. haar advies gepubliceerd ten aanzien van het wetsvoorstel Gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen. Het wetsvoorstel is op 24 maart jl. in de ministerraad besproken en wordt voorgelegd ter behandeling aan de Tweede en daarna de Eerste Kamer. Het wetsvoorstel bevat geen bepalingen die onteigening mogelijk maken. Onteigening is dus onder deze wet geen optie.
Sluit u uit dat er onteigening gaat plaatsvinden als gevolg van de dwangwet? Zo ja, hoe kunt u dit uitsluiten terwijl u gemeenten tegelijkertijd dwingt om ruimte voor asielopvang te creëren en zij hierbij wel degelijk onteigening overwegen?
Zie het antwoord op vraag 3.
Bent u bereid direct en wettelijk bindend iedere vorm van onteigening, door welke bestuurslaag dan ook, in het kader van de dwangwet onmogelijk te maken?
Zie het antwoord op vraag 3.
Ziet u inmiddels in dat de dwangwet op nul draagvlak kan rekenen, op juridisch drijfzand gebouwd is, de lokale democratie uitholt en zeer schadelijke gevolgen voor gemeenten met zich meebrengt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid uw plannen in te trekken en de dwangwet niet naar de Kamer te sturen?
Nederland is op basis van internationale en Europeesrechtelijke verplichtingen verplicht om asielzoekers opvang te bieden. Het Rijk is verantwoordelijk voor het opvangen van asielzoekers. Het COA voert dit in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid uit. Tegelijkertijd is er geen wettelijke taak voor gemeenten om de opvang van asielzoekers door het COA in gemeenten mogelijk te maken. Het wetsvoorstel wil een einde maken aan deze situatie door gemeenten ook een taak te geven bij de opvang van asielzoekers. Tevens wil het kabinet met dit wetsvoorstel komen tot een evenwichtigere verdeling van asielzoekers over gemeenten. De regering streeft ernaar het wetsvoorstel op korte termijn aan de Tweede Kamer ter behandeling voor te leggen.
Het bericht 'Achterlijke situaties bij glastuinders, eerste bedrijven stoppen' |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel van Nieuwe Oogst «Achterlijke situaties bij glastuinders, eerste bedrijven stoppen»?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht?
Het is bekend dat de gestegen energiekosten een grote impact hebben op de glastuinbouw. Dit heeft ook een effect op de keuzes die ondernemers maken, zoals extensivering, bedrijfsbeëindiging of elektriciteitslevering. Dit wordt ook beschreven in de tweede verkenning van WEcR van de mogelijke inkomenseffecten van de oorlog in Oekraïne voor bedrijven in de land- en tuinbouw die u op 9 november heeft ontvangen.2 Exacte cijfers zijn niet bekend, mede doordat er grote verschillen binnen de sector bestaan.
Meerdere ondernemers gaan stoppen met hun bedrijf of zijn genoodzaakt de productie aanzienlijk terug te schroeven, wat gaat dit volgens u betekenen voor het aanbod van groenten, zoals tomaten, paprika’s en komkommers?
Indien productie wordt verlaagd of beëindigd zal het aanbod van producten uit de glasgroententeelt afnemen. Mogelijk wordt het weggevallen aanbod vervangen door groenten uit het buitenland. In de eerder aangehaalde verkenning wordt uitgegaan van volumedalingen in 2022 van circa 10% voor komkommers en circa 15% voor tomaten. Voor paprika’s vermoed men dat de volumes ongewijzigd zijn ten opzichte van het vorige jaar. Hierbij wordt wel een voorbehoud gemaakt, namelijk dat de landelijke arealen van de diverse teelten ook van invloed zijn om bovengenoemde volumeontwikkelingen. Daarbij is de situatie divers en zijn er ook veel telers die het winterseizoen overslaan. Dat betekent dat het aanbod van Nederlandse groenten in de winter daalt, terwijl richting zomer veel aanbod gelijktijdig op de markt komt.
Wat zijn de gevolgen van het terugschroeven van de productiecapaciteit voor de prijzen van groenten?
In algemene zin zullen prijzen stijgen wanneer het aanbod daalt. De prijzen van groenten zijn echter ook sterk afhankelijk van opbrengsten in andere landen, gezien het om een internationale markt gaat en het de vraag is in hoeverre de daling in aanbod in Nederland door producten uit andere landen opgevuld zullen gaan worden. De verwachting is dat richting zomer het aanbod van Nederlandse groenten juist weer stijgt.
Het komende tekort aan groenten gaat waarschijnlijk gecompenseerd worden door import vanuit Marokko en Spanje. Dergelijke ontwikkelingen staan haaks op de duurzaamheidsambities. Wat is uw reflectie hierop?
Bij de beantwoording van deze vraag moeten twee voorbehouden worden gemaakt. Ten eerste is er niet genoeg data voorhanden om hier sluitende uitspraken over te doen. Ten tweede is het antwoord ook afhankelijk van of het duurzaamheidsperspectief smal (broeikasgasuitstoot) of breed (zoals effecten op biodiversiteit) is.
Voor tomaten uit Spanje en Marokko geldt dat deze veelal in de buitenlucht of onder plastic worden geteeld. In vergelijking met de Nederlandse glastuinbouw betekent dat dus een vermoedelijk minder energie-intensieve teeltwijze en dat er dus ook vermoedelijk minder koolstoflekkage optreedt. Dat moet opgewogen worden tegen het transport van de producten uit zuidelijke landen. Anderzijds scoort de Nederlandse glastuinbouw in algemene zin beter op watergebruik en wordt ook veel biologische plaagbestrijding ingezet.
Door de hoge gasprijzen en het ontbreken van financiële steun verplaatsen verschillende ondernemers hun research & developtment naar landen als India, wat zijn de gevolgen hiervan op onze concurrentiepositie?
Vanwege de uiteenlopende bedrijfssituaties en afhankelijkheden met de rest van de keten is het moeilijk om generieke uitspraken te doen over de specifieke gevolgen voor de concurrentiepositie. Enerzijds betekenen de hoge energieprijzen dat de glastuinbouw minder concurrerend wordt. Anderzijds zal, voor zover er concurrentie plaatsvindt met buitenlandse energie-intensieve glastuinbouw, dit effect ook gelden voor het buitenland.
In een ledenenquête van glastuinbouw Nederland geeft 8% van de ondernemers aan dit jaar faillissement aan te moeten vragen, wat zijn hiervan de gevolgen voor onze hoogwaardige tuinbouwcluster?2
Het is vanwege de uiteenlopende bedrijfssituaties en afhankelijkheden met de rest van de keten moeilijk om generieke uitspraken te doen over wat het effect is van faillissementen op de rest van het cluster. In algemene zin kan gesteld worden dat een disruptie zoals de energiecrisis negatief is voor het cluster, dit heeft immers ook effect op de keten van toeleveranciers en afnemers. Daarbij kunnen de hoge kosten leiden tot minder investeringsruimte. Door de diversiteit binnen de sector is het lastig in te schatten wanneer een dusdanig keteneffect optreedt dat het cluster als geheel wordt bedreigd.
Kunt u vertellen waarom de motie van de leden Grinwis en Erkens over een tijdelijke correctieregeling duurzame warmte in het leven roepen (Kamerstuk 29 023, nr. 322)?
Helaas lijkt er een deel van de vraag weggevallen. Ik ga er daarom vanuit dat de vraag ziet op de stand van zaken van de afhandeling van de motie. Ik verwacht uw Kamer op korte termijn over de uitvoering van de motie te kunnen informeren.
Vanwege de hoge energieprijzen en het uitblijven van afdoende financiële steun is er geen kapitaal om te investeren in verdere verduurzamingsmaatregelen, wat zijn de gevolgen hiervan op de energietransitie?
Het is vanwege de uiteenlopende situaties op bedrijfsniveau lastig te zeggen wat het effect is van de energiecrisis op de energietransitie. Wel worden via verschillende instrumenten middelen vrijgemaakt voor de energietransitie in de glastuinbouw, zo is het budget voor subsidie op energiebesparende maatregelen opgehoogd naar € 60 mln. om zoveel mogelijk aanvragen te kunnen honoreren. Tegelijk wordt met Glastuinbouw Nederland en Greenports Nederland gesproken over mogelijkheden om de energietransitie te versnellen. Voorts kan ik u melden dat eraan gewerkt wordt dat de Borgstelling MKB-Landbouwkredieten zo gauw als de staatssteun-goedkeuring verkregen wordt, tijdelijk een optie gaat bieden voor glastuinbouwbedrijven die vanwege de hoge energieprijzen over aanvullend werkkapitaal moeten kunnen beschikken om in bedrijf te kunnen blijven. De Kamer is daarover in een aparte brief van mijn collega’s van EZK en LNV (2022Z25539) uitgebreider geïnformeerd.
Kunt u elke vraag afzonderlijk en binnen de gebruikelijke termijn van drie weken beantwoorden?
Het is vanwege de benodigde afstemming helaas niet gelukt om aan dit verzoek te voldoen.
Het bericht ‘Chinese TikTok-medewerkers krijgen toegang tot data Europese gebruikers’ |
|
Queeny Rajkowski (VVD), Bouchallikh , Renske Leijten , Hind Dekker-Abdulaziz (D66), Farid Azarkan (DENK), Danai van Weerdenburg (PVV), Henri Bontenbal (CDA), Marieke Koekkoek (D66), Barbara Kathmann (PvdA), Joost Eerdmans (EénNL), Don Ceder (CU) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Chinese TikTok-medewerkers krijgen toegang tot data Europese gebruikers»?1
Ja, daarmee ben ik bekend.
Kunt u een schatting geven hoeveel Nederlanders momenteel gebruik maken van TikTok? Hoeveel van deze gebruikers zijn kinderen?
In januari 2022 waren er ongeveer drie miljoen Nederlandse gebruikers van TikTok.2 De minimumleeftijd voor het gebruik van TikTok, volgens het beleid van TikTok, is 13 jaar. Bij TikTok is nagevraagd hoeveel van de gebruikers in Nederland minderjarig zijn. Hierbij heeft TikTok aangegeven dat zij deze informatie niet openbaar kunnen maken, omdat het voor TikTok bedrijfsgevoelige informatie betreft. Het is moeilijk met zekerheid vast te stellen hoeveel van de Nederlandse gebruikers minderjarig zijn. Hierbij speelt een rol dat de juistheid van de door gebruikers opgegeven leeftijd door TikTok niet wordt geverifieerd. Minderjarigen kunnen zich daarom als meerderjarigen voordoen. Uit onderzoek van de Britse (telecom) toezichthouder Office of Communications (Ofcom) bleek vorige maand dat één op de drie Britse kinderen een sociale media-account voor volwassenen heeft.3 Naar alle verwachting zijn er ook in Nederland kinderen die een account voor een volwassene hebben.
Welke medewerkers hebben toegang tot de verzamelde informatie? Klopt het dat een deel van de medewerkers van TikTok een dubbelrol hebben bij de Chinese Communistische Partij en dat dus de Chinese overheid toegang krijgt tot al deze persoonlijke informatie?
Op dit moment weten we niet welke medewerkers van TikTok toegang hebben tot welke gegevens. TikTok is benaderd om hier meer informatie over te geven, maar TikTok heeft aangegeven hier geen antwoord op te kunnen geven. Uiteraard zou ik het absoluut onacceptabel vinden als persoonsgegevens in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) worden doorgegeven aan de Chinese overheid.
De voorwaarden waaronder persoonsgegevens vanuit de EU naar derde landen kunnen worden doorgegeven liggen vast in de AVG. Doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen, waaronder China, dient plaats te vinden volgens hoofdstuk V van de AVG. Of er bij TikTok sprake is van een onrechtmatige doorgifte, is niet aan mij of dit kabinet om vast te stellen, maar aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) of diens collega in de lidstaat waar TikTok haar hoofdzetel heeft.
Momenteel doet de Ierse toezichthouder (DPC) als leidende autoriteit van de EU onderzoek naar de wijze waarop TikTok persoonsgegevens verwerkt. Het betreft een tweetal onderzoeken. Het eerste onderzoek richt zich op de verwerking van persoonsgegevens van minderjarige gebruikers in de context van de platforminstellingen van het TikTok-platform met betrekking tot accounts van gebruikers jonger dan 18 jaar en leeftijdsverificatiemaatregelen. Het onderzoek gaat ook na of TikTok heeft voldaan aan de transparantieverplichtingen van de AVG in het kader van de verwerking van persoonsgegevens van gebruikers jonger dan 18 jaar. Het tweede onderzoek richt zich op de overdracht door TikTok van persoonsgegevens naar derde landen waaronder China en de naleving van de vereisten van de AVG voor deze overdrachten.
De DPC is beide onderzoeken gestart in september 2021. De DPC heeft haar ontwerpbesluit in het eerste onderzoek begin september 2022 voorgelegd aan de toezichthouders – waaronder de AP – in de andere lidstaten. Dit maakt deel uit van het proces op grond van artikel 60 van de AVG. Voor het tweede onderzoek waar het gaat om de doorgifte naar derde landen heeft de Minister voor Rechtsbescherming de AP gevraagd om bij haar Ierse collega te vragen naar de stand van zaken van dit onderzoek.
Kunt u toelichten om wat voor een data het hier gaat? Gaat het hier om persoonsgegevens, persoonlijke voorkeuren of psychologische profielen?
Het is mij niet bekend welke gegevens op welke manier verwerkt worden en welke TikTok-medewerkers toegang hebben tot welke gegevens. TikTok geeft in zijn privacybeleid aan welke gegevens worden verzameld. In zijn beleid schrijft TikTok dat gegevens onder drie categorieën wordt verzameld: (1) informatie die de gebruiker verstrekt, (2) automatisch verzamelde informatie en (3) informatie uit andere bronnen.
Het gaat hier o.a. om profielinformatie, gebruikerscontent en informatie uit directe berichten van gebruikers, maar ook om locatiegegevens van de gebruikers, technische gegevens met betrekking tot het apparaat van de gebruiker, gebruikers informatie en cookies. Ook wordt in gevallen door adverteerders op TikTok informatie over gebruikers gedeeld met TikTok.4
Acht u het wenselijk dat de Chinese overheid toegang heeft tot dit soort informatie, met name ook over kinderen?
Zoals ik in antwoord op vraag 3 schreef, zou ik het absoluut onacceptabel vinden als persoonsgegevens in strijd met de AVG worden doorgegeven aan de Chinese overheid. Binnenkort ga ik met TikTok in gesprek in het kader van een serie gesprekken met verschillende grote tech-bedrijven. In dat gesprek zullen de hierboven genoemde uitgangspunten bij TikTok onder de aandacht worden gebracht.
Bent u bereid om TikTok per direct op te roepen geen gegevens van Europese gebruikers opgeslagen binnen de Europese Unie met China te delen?
Zoals gemeld in antwoord op vraag 3 kan doorgifte van persoonsgegevens in derde landen rechtmatig plaatsvinden, mits voldaan aan de voorwaarden van hoofdstuk V van de AVG. Op 18 juni 2021 heeft het Europees Comité voor Gegevensbescherming (EDPB) richtsnoeren vastgesteld die beogen bedrijven en organisaties handvatten te bieden bij de beoordeling welke aanvullende maatregelen zij kunnen treffen bij de verwerking – waaronder doorgifte – van persoonsgegevens met derde landen om te voldoen aan de voorwaarden van de AVG.
Ik vind het onacceptabel indien gegevens van Nederlandse burgers onrechtmatig worden gedeeld met de Chinese overheid. Binnenkort spreek ik met TikTok in het kader van een serie gesprekken met verschillende grote tech-bedrijven. De hierboven genoemde uitgangspunten zullen bij TikTok onder de aandacht worden gebracht, mede naar aanleiding van de berichtgeving hierover. Het blijft aan de onafhankelijke toezichthouder om de rechtmatigheid van gegevensverwerkingen te onderzoeken en daar op te handhaven.
Welke stappen acht u noodzakelijk richting TikTok in Nederland en de Europese Unie zolang persoonlijke gegevens terecht komen in handen van de Chinese overheid?
Het is in de eerste plaats aan de onafhankelijke toezichthouder om onderzoek te doen naar rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens, en om daar vervolgens tegen op te treden. In het stelsel van de AVG zijn geen bevoegdheden toegekend aan het kabinet. Daarbij wil ik graag opmerken dat de toezichthouder binnen de AVG een breed scala aan bevoegdheden heeft tot het nemen van corrigerende maatregelen mocht zij dat nodig achten. De toezichthouder kan bijvoorbeeld de verwerkingsverantwoordelijke of verwerker waarschuwen, berispen of gelasten een verzoek van betrokkene voor de uitoefening van zijn of haar rechten in te willigen. Ook kan er ook een geldboete worden opgelegd en de toezichthouder kan ook een tijdelijk of definitief verwerkingsverbod opleggen of gelasten de gegevensstromen naar een ontvanger in een derde land op te schorten.
Zoals gezegd in het antwoord op vraag 3, voert de DPC momenteel onderzoek uit naar of de doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen – waaronder China – voldoet aan de AVG-vereisten voor deze doorgifte. Daarnaast heeft de AP vorig jaar een boete van 750.000 euro aan TikTok opgelegd wegens het schenden van de privacy van jonge kinderen. De informatie die de Nederlandse gebruikers van TikTok kregen bij het installeren en gebruiken van de app was in het Engels en daardoor niet goed te begrijpen door jonge kinderen. Door de privacyverklaring niet in het Nederlands aan te bieden, legde TikTok onvoldoende uit hoe de app persoonsgegevens verzamelt, verwerkt en gebruikt. Tijdens het onderzoek door de AP heeft TikTok zich gevestigd in Ierland en de AP was vanaf dat moment alleen nog bevoegd om te oordelen over de privacyverklaring van TikTok, omdat de overtreding was beëindigd.
Wat betreft de inzet van TikTok voor overheidscommunicatie kan ik u melden dat de Dienst Publiek en Communicatie (DPC) van het Ministerie van Algemene Zaken (AZ) sinds september adviseert om de inzet van TikTok voor de rijksoverheid op te schorten vanwege zorgen over gegevensbescherming.
Welke stappen worden er op dit moment binnen de Europese Unie gezet om de juridische kaders ten aanzien van adequate beveiliging van data-transfers wereldwijd te verduidelijken en uit te breiden om te voorkomen dat buitenlandse inlichtingendiensten toegang krijgen tot persoonsgegevens van Europese gebruikers?
Binnen de EU zijn bepalingen uit de AVG t.a.v. adequate beveiliging van data-transfer verduidelijkt via richtsnoeren van de EDPB (zie ook antwoord op vraag 6).5 Deze richtsnoeren beogen organisaties handvatten te bieden voor veiligheidsmaatregelen bij de verwerking – waaronder doorgifte – van persoonsgegevens met derde landen om te voldoen aan de voorwaarden van de AVG. Zo worden in deze richtsnoeren praktische voorbeelden gegeven van hoe veiligheidsmaatregelen getroffen kunnen worden. In deze richtlijnen staat bijvoorbeeld hoe gegevens gepseudonimiseerd kunnen worden doorgegeven en hoe gegevens versleuteld kunnen worden om deze te beschermen tegen toegang voor overheidsinstanties van het derde land.
Welke stappen zet u richting de Europese Commissie om hier aandacht voor te vragen en actie op te ondernemen?
Zie het antwoord op vraag 10.
Hoe geeft u uitvoering aan de afspraak uit het coalitieakkoord dat we kinderen beschermen door ze het recht te geven niet gevolgd te worden en geen dataprofielen te krijgen?
Wat betreft het recht van kinderen om niet gevolgd te worden en geen dataprofiel te krijgen is Europese wetgeving van belang. In het gegevensbeschermingsrecht hebben kinderen het recht op specifieke bescherming, met name bij het gebruik van hun persoonsgegevens voor marketingdoeleinden of voor het opstellen van persoonlijkheids- of gebruikersprofielen (overweging 38 AVG). Deze bescherming zal versterkt worden door de Digital Services Act (DSA) die in 2024 in werking treedt. Het wordt dan voor zeer grote platforms zoals TikTok verboden om data van minderjarigen te verzamelen voor het profileren voor marketingdoeleinden
De Europese Commissie heeft in de geactualiseerde Better Internet For Kids (BIK+) strategie aangekondigd een EU gedragscode voor leeftijdsgeschikt ontwerpen te gaan publiceren. Deze gedragscode moet er aan bijdragen dat de verplichtingen neergelegd in de DSA en AVG worden nageleefd om zo te voorkomen dat kinderen gevolgd worden en dataprofielen krijgen. Wij zijn nauw betrokken bij deze Europese ontwikkelingen en maken ons er hard voor om de bescherming van kinderen in de digitale wereld verder te versterken.
Kunt u deze vragen nog voor het begrotingsdebat Digitale Zaken op 14 november 2022 afzonderlijk beantwoorden?2
Ja.
De aantallen asielzoekers die gemeenten moeten opvangen als gevolg van de dwangwet. |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het dat gemeenten (al dan niet via de commissaris van de Koning (CdK) van hun provincie) te horen hebben gekregen hoeveel asielzoekers ze (indicatief) moeten gaan opvangen, mocht de dwangwet van kracht worden?
Nee, dit klopt niet. Op het moment van schrijven van deze beantwoording vinden er nog gesprekken plaats over de inhoud van het wetsvoorstel. Vanuit het Rijk zijn er geen mededelingen gedaan die de inhoud van het wetsvoorstel betreffen.
Zo ja, waarom worden dergelijke aantallen aan gemeenten gecommuniceerd terwijl er nog niet eens een wet ligt, laat staan dat de Kamer zich hierover – inclusief de verdeelsleutel als onderdeel hiervan – heeft kunnen uitspreken?
Zie antwoord op vraag 1
Kunt u deze aantallen (per gemeente) direct met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 1
Kunt u deze vragen nog deze week beantwoorden?
Ja.
De potentieel desastreuze gevolgen van de gascrisis voor de industrie |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Hoe zeker bent u ervan dat met een totale vulgraad van de Nederlandse gasopslagen van 90 procent gastekorten deze winter voorkomen zullen worden?
Voor wat betreft de leveringszekerheid baseer ik mij op de inzichten van Gasunie Transport Services (GTS) en die onderschrijf ik. GTS geeft aan dat indien aan een aantal randvoorwaarden wordt voldaan (blijven lagere gasvraag, geen capaciteitsbegrenzing voor stroomopwek met kolen, voldoende aanvoer van LNG, maximale benutting van LNG, en goed gevulde gasopslagen) zich deze winter geen tekorten aan gas hoeven voordoen. Op dit moment wordt aan deze randvoorwaarden voldaan. Het blijft zaak constant te monitoren of dit zo blijft. Goed gevulde gasopslagen zijn slechts één van deze randvoorwaarden. Het kabinet heeft zich daarom ingespannen om te zorgen dat de gasopslagen zo vol mogelijk zijn en is op dit moment bezig om maatregelen uit te werken voor het volgende vulseizoen. Los van het monitoren van de door GTS geschetste randvoorwaarden ga ik ook verder met verder operationaliseren van het Bescherm- en Herstelplan Gas (BH-G). Op die manier zijn we ook op slechtere scenario’s voorbereid.
Deelt u de conclusie van de Gasunie dat Nederland met deze vulgraad ook een strenge winter probleemloos aankan?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u de omstandigheden schetsen waaronder wél een gastekort kan ontstaan?
Zie antwoord vraag 1.
In welke mate bereidt u zich op dat scenario voor?
Zie antwoord vraag 1.
Tot welke trede van de maatregelenladder van het Bescherm- en Herstelplan Gas (BH-G) verwacht u deze winter te zullen gaan?
Op dit moment zitten we in fase 1 (vroegtijdige waarschuwing) van het Bescherm- en Herstelplan Gas. Ook heeft het kabinet al meerdere keren opgeroepen tot een vermindering van het gasverbruik (maatregel 1 uit de maatregelenladder). Daarnaast is door het kabinet de beperking op stroomopwek door middel van gebruik van kolen ingetrokken. Dit maakt het mogelijk dat meer elektriciteit kan worden opgewekt met kolen waardoor de gascentrales minder snel aan de beurt komen. Dit is een vorm van vrijwillige brandstofomschakeling die mogelijk is gemaakt. Andere maatregelen uit het BH-G hoopt het kabinet komende winter niet te hoeven inzetten. Uiteraard zijn we bezig met het verder operationaliseren van de BH-G maatregelen 3 (besparingstender) en 7 (afschakelstrategie) voor het geval dit toch nodig blijkt.
Kunt u vanaf maatregeltrede 5 van het BH-G (gedwongen brandstofomschakeling van industrieën) per trede aangeven welke (niet-beschermde) afnemers u hierbij concreet voor ogen hebt en in het geval van trede 7 ook de volgorde in afnamevolume vermelden? Zo nee, wilt of kunt u deze informatie niet geven? Waarom niet?
Het concept van de afschakelstrategie heb ik op 9 september in mijn brief over de voortgang van het Bescherm- en Herstelplan Gas met uw Kamer gedeeld. In de afschakelstrategie lopen alle niet-beschermde afnemers mee en wordt ook de volgorde waarin verschillende sectoren worden afgeschakeld bepaald. Op dit moment werk ik deze verder uit, waarbij ik ook verder specificeer wat beschermde en niet-beschermde afnemers zijn. Voor het einde van het jaar kom ik met een nieuwe update rond het Bescherm- en Herstelplan Gas.
Ziet u ook het risico dat eenzijdig wordt gefocust op scenario’s van gastekorten, waardoor scenario’s onder de radar blijven waarin gas wel fysiek leverbaar is voor het bedrijfsleven, maar te duur is om productieprocessen van industrie op gang te houden, zoals nu bijvoorbeeld bij HAK gebeurt? Zo nee, waarom niet en op welke wijze bereidt u zich op dergelijke scenario’s voor?
Het voorbereiden op scenario van gastekorten is en blijft van belang in de huidige situatie. Daarnaast is het kabinet bezig met de gevolgen van de hoge energieprijzen voor consumenten, huishoudens en bedrijven. Het prijsplafond voor huishoudens en de recent aangekondigde regeling Tegemoetkoming Energie Kosten (TEK) voor het gas-intensieve mkb zijn voorbeelden van maatregelen die het kabinet neemt om burgers en bedrijven te ondersteunen.
Ziet u het probleem dat energie-intensieve bedrijven vaak aan het begin van de productieketen staan, en daarom bij uitval potentieel hele bedrijfsketens om kunnen laten vallen, zoals de chemische industrie die voor vele andere industrieën en bedrijven een belangrijke of zelfs belangrijkste toeleverancier is?
We zien op dit moment dat met name energie-intensieve bedrijven die het moeten opnemen tegen concurrenten van buiten de EU die kunnen produceren met lagere energiekosten, moeite hebben de hogere energiekosten door te berekenen aan hun afnemers en daardoor stil dreigen te vallen. Dit zijn inderdaad veelal bedrijven aan het begin van waardeketens. Echter juist omdat deze bedrijven niet meer kunnen concurreren met goedkopere importen zien we dat de impact hiervan op de verdere waardeketen nog beperkt blijft omdat lokale productie wordt vervangen door importen van buiten de EU. Het kabinet verwacht van deze importsubstitutie geen economische schade op korte termijn. Het is macro-economisch gezien efficiënt dat waardeketens mondiaal verspreid zijn en dat handel mondiale prijsverschillen kan omzetten naar welvaartswinst voor binnen- en buitenland. Desniettemin heeft het kabinet en ook Europa oog voor strategische autonomie en investeringen in verduurzaming. Het is belangrijk dat industriële waardeketens die ook op lange termijn economische kansen bieden voor Nederland en Europa behouden blijven. Het kabinet wil duurzame investeringen en industriële productie in Nederland en geen blijvende weglek van banen en emissies naar het buitenland.
Bent u bereid om op korte termijn te onderzoeken in welke mate de hoge prijzen tot ongecontroleerde grootschalige uitval van de industrie – en daarmee de bredere Nederlandse economische activiteit – kunnen leiden?
Door de hoge energieprijzen in Europa hebben meerdere bedrijven hun productie afgeschaald of gestopt en staat de continuïteit van enkele bedrijven op het spel. Omdat de energieprijs in Europa significant hoger is dan de energieprijs in Azië en in de VS, zijn het vooral energie-intensieve bedrijven die concurreren met concurrenten buiten Europa, die het lastig hebben. Door de concurrentiedruk slagen zij er moeilijk in om de hogere energiekosten door te berekenen aan hun afnemers. De verwachting is dat deze hogere prijzen in Europa versus Azië en de VS zullen aanhouden de komende jaren. Ik onderzoek momenteel welke sectoren hierdoor getroffen worden en wat de gevolgen voor Nederland zijn.
Deelt u de mening dat ongecontroleerde, grootschalige uitval van (grote) industrie in Nederland voorkomen dient te worden, ook aangezien dit leidt tot krimp aan de aanbodkant waardoor de inflatie verder opgejaagd zal worden? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is zich bewust van het belang van de industrie voor Nederland. De situatie van verhoogde en volatiele gasprijzen zal naar verwachting nog enige tijd aanhouden, waardoor het concurrentievermogen van een aantal energie-intensieve bedrijven mogelijk gedurende langere periode onder druk zal blijven staan. Dit zou tot gevolg kunnen hebben dat we voor een aantal producten in toenemende mate afhankelijk worden van importen van buiten de EU. Vanuit het oogpunt van strategische autonomie zou dit voor een aantal waarde ketens ongewenst kunnen zijn.
Voor de langere termijn ziet het kabinet verduurzaming als beste manier voor de energie-intensieve industrie om te handelen naar een situatie waarin energie in Europa mogelijk duurder is dan elders in de wereld. Het kabinet realiseert zich echter ook dat dit voor veel bedrijven pas op de langere termijn een oplossing biedt voor de stijgende energieprijzen.
Op dit moment onderzoek ik daarom wat de impact van de gestegen energieprijzen is voor energie-intensieve bedrijven en voor de gehele Nederlandse economie. In dit onderzoek betrek ik de impact van energie-intensieve bedrijven op cruciale waardeketens en de impact van het mogelijk verdwijnen van bedrijvigheid op de Europese strategische autonomie. Tevens onderzoek ik hoe het kabinet hierop kan acteren. Zoals toegezegd in het Commissiedebat Bedrijfsleven beleid van 19 oktober, zal ik uw Kamer over de uitkomsten van dit onderzoek informeren voor het einde van het jaar. Met dit onderzoek zal ik uitvoering geven aan de motie-Dassen/Omtzigt over een afbakening van sectoren die van belang zijn voor voedselzekerheid energiezekerheid en strategische autonomie1.
Zo ja, bent u bereid maatregelen te treffen om dit te voorkomen?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u scenario’s schetsen waarin u aangeeft welke van deze maatregelen wanneer worden getroffen, net zoals u middels het BH-G heeft gedaan met afschakeling in het geval van fysieke gastekorten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u daarin tevens de verwachte kosten en de verwachte afname van werkgelegenheid, en de afname van het BBP vermelden in geval van niet ingrijpen, en deze afzetten tegen de verwachtingen indien er maatregelen worden getroffen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Wilt u deze vragen voor 1 november beantwoorden?
In verband met interdepartementale afstemming beantwoord ik de vragen later.
Het inzetten van Rijksvastgoed en provinciaal vastgoed voor asielopvang. |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is er nog steeds sprake van dat u, zoals u op 16 augustus aan de Kamer schreef, van plan bent om het Ruimtelijk Ordeningsinstrumentarium (hierna RO-instrumentarium) op «meerdere locaties in andere gemeenten» dan Tubbergen in te zetten (Kamerstuk 19 637, nr. 2952)?
Het verlenen van een vergunning door de overheid door middel van het zogenaamde RO-instrumentarium is een maatregel die in vele opzichten verre van ideaal is. Deze maatregel gaan wij dan ook het liefste uit de weg. Helaas is de nood de afgelopen periode zo hoog geweest dat er pijnlijke keuzes gemaakt moesten worden. De inzet van RO-instrumentarium is op dit moment niet aan de orde.
Zo nee, garandeert u daarmee dat het RO-instrumentarium niet langer ingezet wordt ten behoeve van asielopvang of opvang van statushouders? Zo ja, hoeveel en welke locaties in welke gemeenten zijn in beeld?
Zie antwoord vraag 1.
Wordt er momenteel Rijksvastgoed vrijgemaakt – of de voorbereidende handelingen daartoe verricht – voor asielopvang of opvang van statushouders? Zijn de gemeenten waarin dit vastgoed zich bevindt volledig op de hoogte van deze stappen? Welke gemeenten betreft het, om welke locaties gaat het en bieden zij medewerking aan de totstandkoming van de voorgenomen opvang?
Er is contact tussen het Rijksvastgoedbedrijf en het COA inzake het realiseren van opvanglocaties. Hierbij wordt gekeken naar panden en kavels. Mocht Rijksvastgoed ingezet worden voor opvang van asielzoekers of statushouders, dan treedt het COA in overleg met de gemeente. De gemeente gaat zelf over het huisvesten van aan hen gekoppelde statushouders. Het COA heeft bijna 195.000 m2 Rijksvastgoed in gebruik.
Wordt er momenteel provinciaal vastgoed vrij- of gereedgemaakt – of de voorbereidende handelingen daartoe verricht – voor asielopvang of opvang van statushouders? Zijn de gemeenten waarin dit vastgoed zich bevindt volledig op de hoogte van deze stappen? Welke gemeenten betreft het, om welke locaties gaat het en bieden zij medewerking aan de totstandkoming van de voorgenomen opvang?
Een aantal Provinciale Regietafels heeft aan de provincie en aan het Rijksvastgoedbedrijf verzocht om ook in de eigen bestanden te kijken naar mogelijkheden voor gebouwen en percelen t.b.v. huisvesting van statushouders of het realiseren van asielopvang. Gemeenten worden zo snel mogelijk op de hoogte gesteld en betrokken als provinciaal vastgoed in hun gemeente beschikbaar is voor huisvesting van statushouders en/of asielopvang.
Wanneer en op welke wijze heeft u provincies gevraagd c.q. opdracht gegeven voor het inventariseren en gereedmaken van provinciaal vastgoed voor asielopvang en/of de opvang van statushouders?
Wij hebben daar geen opdracht toe gegeven. Provincies en gemeenten mogen hun taakstelling m.b.t. plaatsing statushouders dan wel de opvang van asielzoekers realiseren met behulp van provinciaal vastgoed.
Klopt het concrete signaal dat de provincie Noord-Holland bezig is met plannen in deze richting in Zwaagdijk-West in de gemeente Medemblik?
De provincie Noord-Holland voert een haalbaarheidsonderzoek uit voor een locatie in de gemeente Medemblik om hiervan de (on)mogelijkheden te onderzoeken van tijdelijke huisvesting van spoedzoekers, waaronder statushouders.
In welke fase verkeren deze plannen? Klopt het dat deze momenteel officieel nog in de fase van een haalbaarheidsstudie zijn? Zo nee, in welke fase dan wel?
Het klopt dat er nog sprake is van een haalbaarheidsonderzoek.
Is de gemeente volledig op de hoogte van iedere stap die door die provincie wordt gezet in deze concrete casus?
Ja. De provincie Noord-Holland en de gemeente Medemblik trekken samen op.
Wat is er de reden van dat op het terrein in kwestie inmiddels werkzaamheden worden verricht, namelijk het verwijderen van een kas?
De provincie is al enige jaren eigenaar van de locatie. Er stond een kassencomplex van circa 10.000 m2 op het erf. Een deel van de kassen werd tot voor kort gebruikt als opslagruimte bij de woning. Helaas was er behoorlijk wat schade (door derden aangebracht) ontstaan. Vanuit veiligheidsoverwegingen zijn de kassen gesloopt.
Sluit u uit dat er werkzaamheden worden verricht ten behoeve van opvang op dit terrein zonder dat de gemeente van deze stap in het proces op de hoogte is?
De provincie Noord-Holland en gemeente Medemblik geven aan dat dit het geval is.
Kunt u bevestigen dat het College van gedeputeerde staten van Noord-Holland op dit moment geen gebruikmaakt van bevoegdheden zoals genoemd in artikel 3.1 besluit Omgevingsrecht, zo nodig voorafgegaan door toestemming van provinciale staten?
Ja
Is uw oordeel dat het College van gedeputeerde staten van Noord-Holland, de eerder uitgevoerde werkzaamheden op het genoemde perceel en de beantwoorde schriftelijke Statenvragen (2022–79) in ogenschouw nemend, voldoet aan alle bepalingen in artikel 167 van de Provinciewet? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Artikel 167 Provinciewet gaat over de informatie-uitwisseling tussen Gedeputeerde en Provinciale staten. Oordeelsvorming daarover laten wij graag aan hen.
De bedreiging van het wokisme |
|
Joost Eerdmans (EénNL), Nicki Pouw-Verweij (JA21) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van het totaal ontkennen door uw voorganger van alarmerende signalen over politieke intimidatie door een woke-cultuur en cancel-praktijk in het hoger onderwijs?1
Ik ben op de hoogte van de vragen die de leden van de JA21-fractie eerder stelden.
Hoe beoordeelt u deze ontkenning, nu opnieuw blijkt dat wokisme wel degelijk een grote bedreiging vormt, zoals blijkt aan Erasmus Universiteit Rotterdam waar studenten met een conservatiever wereldbeeld zich stilhouden omdat ze bang zijn voor boze, negatieve reacties?2
De publicatie in De Telegraaf waarnaar verwezen wordt, betreft het relaas van twee studenten bestuurskunde en sociologie die ook actief zijn in de centrale studentenraad. Zo sprak een van hen zich uit tegen een regenboogzebrapad op de campus en kreeg hierop vervolgens kritiek via een appgroep. Een ander voorbeeld dat zij aandroegen is dat de Europese Unie als instituut in een studieboek kritiekloos zou worden aangeprezen. De student had het gevoel dat het geen zin heeft om hier tijdens college vragen over te stellen.
Ik zie in deze voorbeelden geen bedreiging van de academische vrijheid, de vrijheid van meningsuiting of de kwaliteit van het onderwijs. De studenten zijn het niet eens met bepaalde uitingen, en de universiteit weerhoudt hen er niet van om zich daarover uit te spreken binnen de universiteit. De berichtgeving hierover geeft daar ook geen concrete signalen over. Deze studenten kunnen het gesprek aangaan met betrokken docenten en bestuurders, zo nodig een klacht indienen bij de instelling of bezwaar maken tegen beslissingen. Ook kunnen zij kwesties agenderen in de studentenraad. Ik hecht daarbij te verwijzen naar de reactie van het College van Bestuur die ook in het bericht van De Telegraaf is opgenomen: «Als instituut bieden wij ruimte en faciliteiten voor discussie over een veelheid van gevoelige onderwerpen en politieke meningen. Iedereen in onze gemeenschap mag zich uitspreken en zijn/haar mening hebben over deze onderwerpen op een respectvolle manier. Ook als het schuurt».
Deelt u de constatering van de Minister van Justitie en Veiligheid, Dilan Yeşilgöz-Zegerius, die in haar Schoo-lezing waarschuwt voor de verstikkende invloed van het wokisme op onze universiteiten?3
De Minister van Justitie en Veiligheid onderstreepte in haar lezing het belang van de democratische rechtsstaat als open samenleving. Zij stelt terecht dat ons vermogen om te groeien, om te leren, om te ontwikkelen, gevoed wordt door wederzijdse kritiek en open discussies. Ook waarschuwt zij voor ongefundeerde verdachtmakingen en wantrouwen tegen wetenschap, media en de overheid en stelt ze dat we moeten opstaan tegen intolerantie en intimidatie in het maatschappelijke verkeer. Dit is een oproep die ik natuurlijk van harte onderschrijf. Iedereen, de universiteitsbesturen voorop, is het eens over het belang van academische vrijheid binnen universiteiten.
Deelt u de constatering van uw collega Yeşilgöz dat mensen die vinden dat zij mogen bepalen welke informatie of mening juist is en welke niet, wat kwetsend en wat niet, wie wel deugt en wie niet, en dat allemaal onder de vlag van inclusie in werkelijkheid alleen bezig zijn met uitsluiten?
Over feiten en meningen, over wat kwetsend is en over welk gedrag wenselijk is, moet debat en dialoog mogelijk zijn op een respectvolle manier Debat gaat soms gepaard met een zekere felheid en geestdrift. Dit is iets anders dan iemand de mond snoeren of uitsluiten. Het zou de kwaliteit van het debat over maatschappelijke kwesties ten goede komen als men elkaar over en weer niet te snel afrekent op toon, maar zich richt op de inhoud.
Wanneer informeert u de Kamer over de uitkomsten van het gesprek dat u voert met de universiteiten over het risico op zelfcensuur wegens een klimaat van woke en cancelen en over de acties die worden ingezet om de academische vrijheid te verdedigen?
In antwoord op een schriftelijke vraag van het lid Van der Woude (VVD)4 heb ik aangekondigd in gesprek te gaan met de Universiteiten van Nederland en de Vereniging Hogescholen, mede naar aanleiding van bevindingen van de Inspectie van het Onderwijs over het studie- en werkklimaat. Ik zal uw Kamer voor het einde van dit kalenderjaar op de hoogte stellen van de uitkomsten.
Het bericht dat honderden verdwijnstudenten uit het buitenland misbruik maken van studentenvisa |
|
Nicki Pouw-Verweij (JA21), Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat hogescholen aanwijzingen hebben dat studentenvisa worden misbruikt en dat zij dit misbruik willen tegengaan door strenger te worden in de toelating van buitenlandse studenten?1
Signalen dat een studievisum (c.q. een verblijfsvergunning voor studie) voor een ander doel wordt gebruikt dan in Nederland studeren zijn mij bekend. De Vereniging van Hogescholen werkt op dit moment aan een handelingsrepertoire dat de hogescholen handvatten biedt om een extra controle te doen op niet-EER aspirant-studenten bij wie het vermoeden bestaat dat deze voor een ander doel naar Nederland komen dan het volgen van een studie in het hoger onderwijs.
Herkent u dit probleem en zo ja, wat vindt u van het feit dat studenten uit het buitenland zich aanmelden met een studentenvisum, vervolgens van de radar verdwijnen en zo het Nederlandse onderwijsstelsel misbruiken?
Dat een studievisum (een verblijfsvergunning voor studie) voor een ander doel wordt aangevraagd, en gebruikt, acht ik onwenselijk. De redenen waarom studenten met een verblijfsvergunning van de radar verdwijnen zijn echter divers. Het gaat bijvoorbeeld om aspirant-studenten die zich na aankomst in Nederland niet melden bij de onderwijsinstelling (voor de definitieve inschrijving), geen onderwijs volgen en daarmee uit het zicht verdwijnen, maar ook studenten die bijvoorbeeld vroegtijdig met een opleiding stoppen en van wie verder niet bekend is waar ze verblijven en wat ze doen. De groep is divers waardoor er dus niet zonder meer gesproken kan worden van misbruik van het Nederlandse onderwijsstelsel. Ik wil nogmaals benadrukken dat ik misbruik van het systeem, in welke vorm dan ook, ten zeerste afkeur.
Uit contacten met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is gebleken dat er in 2021 signalen zijn geweest over studenten die vroegtijdig uitvielen in het hoger onderwijs; in het bijzonder van studenten uit Bangladesh. Dit viel samen met signalen over studenten uit dit land die zich in relatief grote aantallen inschreven als zelfstandige met een eenmanszaak. Dit was voor de IND aanleiding om dit nader te onderzoeken. Onderdeel hiervan is het integraal steekproefsgewijs toetsen van de aanvragen voor Bengaalse studenten voor het studiejaar 2022–2023. Dit houdt onder andere in dat de IND stukken opvraagt die de onderwijsinstelling heeft gebruikt om te beoordelen of de student aan de vreemdelingrechtelijke voorwaarden voldoet. Daarnaast is de IND vanuit haar toezichthoudende taak in gesprek met onderwijsinstellingen over deze ontwikkelingen.
Kunt u zich, gelet op de noodzaak om dit misbruik van een studentenvisum tegen te gaan, vinden in het stellen van strengere eisen aan studenten uit het buitenland?
Het stellen van strengere (wettelijke) eisen acht ik op dit moment niet noodzakelijk. De huidige regelgeving stelt aan hogeronderwijsinstellingen, als zijnde erkend referent, een aantal specifieke plichten jegens buitenlandse studenten. Die zijn onder andere: zorg dragen voor een zorgvuldige selectie en werving van de (buitenlandse) aspirant-studenten, administratie inzake, onder meer studievoortgang en middelen voor het bestaan. Daarnaast kent de huidige wet- en regelgeving een aantal verplichtingen voor de onderwijsinstellingen, zoals een meldingsplicht aan IND ingeval de student niet meer een voltijdse studie volgt, vroegtijdig met een studie stopt, onvoldoende studievoortgang boekt, dan wel onvoldoende middelen van bestaan heeft. Dergelijke meldingen kunnen leiden tot het intrekken van een verblijfsvergunning, waardoor het verblijf in Nederland onrechtmatig is geworden, en er dus ook niet meer legaal arbeid kan worden verricht.
Het instellen van een quotum aan internationale studenten heeft geen wettelijke grondslag en is daarmee in strijd met de wet. Daar komt nog bij dat het instellen van een quotum enkel de instroom van studenten, al dan niet uit (vooraf) geselecteerde landen kan beperken, doch geen garantie en/of soelaas kan bieden voor de problematiek rondom misbruik van de verblijfsvergunning voor studie.
De problematiek die hier aan de orde is gesteld, vraagt om gerichte aanpak en maatregelen, waarbij bepaalde groepen studenten niet bij voorbaat worden geweerd dan wel geheel uitgesloten. Ik vind de individuele aanpak van de problematiek wenselijk en ook geheel in lijn met de filosofie van ons stelsel, namelijk student-gericht onderwijs en maatwerk.
Zoals ik eerder aangaf, kennen signalen zoals vroegtijdige uitval of zich niet bij de instelling melden voor de definitieve inschrijving meerdere facetten. Ik ga samen met de instellingen de komende periode gebruiken om een beter zicht te krijgen op de omvang van de problematiek, de oorzaken en de doelgroep, om waar nodig de instellingen beter te kunnen ondersteunen bij de selectieprocedure.
Vindt u het ingestelde quotum van maximaal tien studenten per jaar uit onder andere Bangladesh en Nepal een doeltreffende maatregel?
Zie antwoord vraag 3.
Welke maatregelen kunt u nemen om tegemoet te komen aan de behoefte van hogescholen van een landelijke aanpak om het aantal «verdwijnstudenten» te doen afnemen?
Vanuit het veld is een aantal initiatieven gestart. Zoals ik reeds heb aangegeven, wordt door de Vereniging Hogescholen op dit moment gewerkt aan een handelingsrepertoire waarmee de hbo-instelling op een uniforme wijze een extra controle kan doen op niet-EER aspirant-studenten bij wie het vermoeden bestaat dat deze voor een ander doel dan het volgen van een studie naar Nederland komen. Daarnaast gaat per 1 oktober a.s. de herziene Gedragscode Internationale Student Hoger Onderwijs in, waarin onder andere afspraken zijn vastgelegd inzake de samenwerking met agenten die internationale studenten werven, maar ook aanvullende maatregelen in geval van gerede twijfel over de authenticiteit van taaltestcertificaten. Tenslotte heeft een aantal instellingen een aantal extra maatregelen getroffen op instellingsniveau, zoals het vooraf en ineens voldoen van inschrijfgeld en het regelen van huisvesting voor de aanvang van de studie. Pas als aan deze aanvullende eisen zijn voldaan, en de vreemdeling (c.q. buitenlandse aspirant-student) voldoet aan de vreemdelingrechtelijke voorwaarden, gaat de instelling over tot aanvraag van een verblijfsvergunning bij de IND.
Het effect van deze recente maatregelen, zoals het handelingsrepertoire, de herziene Gedragscode Internationale Student Hoger Onderwijs en de extra maatregelen op instellingsniveau moet nog blijken. Ik zal de praktijk nauwlettend volgen en blijf daarover in gesprek met de instellingen en de koepelorganisaties.
Is u bekend dat deze praktijken ook worden gebruikt bij numerus fixusopleidingen?
Er zijn op dit moment geen Engelstalige fixusopleidingen bij hogescholen. Wel is er een aantal opleidingen met aanvullende toelatingseisen, zoals opleidingen op het gebied van kunst. Vanuit het veld is een signaal afgegeven dat ook studenten die voor een proeve van bekwaamheid zijn geslaagd soms uit het zicht verdwijnen. Dit is des te meer reden om een beter zicht te krijgen op de problematiek en de achterliggende oorzaken.
Als uw antwoord op vraag 6 bevestigend luidt, hoe kan de toegankelijkheid van het onderwijs worden gewaarborgd, aangezien studieplekken aan «echte» studenten worden ontzegd?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om hogescholen bij te staan bij het opsporen en afgrendelen van zwakke plekken in het systeem en de eisen voor aanmelding voor buitenlandse studenten aan te scherpen om misbruik te voorkomen?
Zoals ik in antwoord 5, 6 en 7 heb aangegeven wil ik een beter zicht krijgen op de problematiek en de achterliggende oorzaken van het misbruik van de verblijfsvergunning voor studie. En als er zwakke plekken in de praktijk naar voren komen, zal ik met het veld verder kijken hoe we deze kunnen voorkomen en respectievelijk stoppen. Ik blijf graag in gesprek met de instellingen en de koepelorganisaties om te bezien wat het effect is van de extra maatregelen die genomen zijn en op welke wijze ik de instellingen kan ondersteunen bij de selectie van aspirant-studenten.
Is het verhogen van het inschrijfgeld/collegegeld voor buitenlandse studenten wat u betreft een goede mogelijkheid om serieuze belangstelling voor een studie aannemelijk te maken?
Sinds 2010 kunnen onderwijsinstellingen niet-EER-studenten een instellingscollegegeld-tarief rekenen. Het instellingscollegegeld is ingevoerd vanuit de gedachte dat instellingen op deze manier de kosten kunnen dragen die zij maken voor het verzorgen van het onderwijs aan de studenten die niet worden bekostigd. De huidige wet regelt geen maximumtarief voor het instellingscollegegeld en dient dus kostendekkend zijn.
De praktijk laat zien dat een instellingscollegegeld-tarief nu al aanzienlijk hoger ligt dan het wettelijk collegegeld, waardoor er niet gesteld kan worden dat er een direct verband bestaat tussen het instellingscollegegeld-tarief en het fenomeen «verdwijnstudenten». Het verhogen van het collegegeld-tarief zou niet per se een effectief middel kunnen zijn om de praktijken rondom «verdwijnstudenten» tegen te gaan.
Acht u het goed denkbaar dat deze praktijken ook op universiteiten plaatsvinden?
Uit gesprekken met de koepelorganisatie is gebleken dat deze problematiek bij de universiteiten zich niet, dan wel in zeer beperkte mate, voordoet. Zoals eerder aangegeven ga ik de komende periode in gesprek met de instellingen, koepelorganisaties en de IND om een beter zicht te krijgen op de problematiek en de doelgroep. Samen met het veld gaan we bekijken waar de behoeften vanuit het veld liggen, op welke punten en op welke wijze ik de instellingen kan ondersteunen dan wel faciliteren.
Als het antwoord op vraag 10 bevestigend luidt, wilt u de universiteiten dan dezelfde steun bieden als de steun waar de hogescholen om vragen?
Zie antwoord vraag 10.
Als het antwoord op vraag 10 ontkennend luidt, doet het probleem zich dan op universiteiten niet voor of kunt u de Kamer vervolgens informeren welke maatregelen universiteiten treffen om met dit probleem om te gaan?
Zie antwoord vraag 10.
Het optreden van een CdK als Rijksheer ten behoeve van asielopvang |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u ermee bekend dat de commissaris van de Koning (CdK) van Flevoland naar eigen zeggen in zijn rol van Rijksheer het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) heeft geattendeerd op een vrijkomende kavel in Bant, die vervolgens door het COA is aangeschaft om er een nieuw aanmeldcentrum voor asielzoekers op te vestigen?
Ja, hoewel naar aanleiding van deze en andere vragen zij opgemerkt dat drie formele rollen van de commissaris van de Koning (hierna: cdK) kunnen worden onderscheiden. Behalve zijn rol als provinciaal orgaan kan de cdK de rol van rijksorgaan en die van rijksheer vervullen. In dit verband gaat het erom dat de rol van de cdK als rijksorgaan strikt formeel dient te worden onderscheiden van diens rol als rijksheer. In de politieke en bestuurlijke praktijk worden deze begrippen wisselend gebruikt, wat mogelijk aanleiding tot verwarring kan geven.
De cdK is zowel provinciaal – als rijksorgaan. Grondwettelijk is hij primair provinciaal orgaan, zo volgt uit artikel 125 van de Grondwet. De Provinciewet werkt dit verder uit: de cdK is voorzitter van provinciale staten, voorzitter tevens lid van gedeputeerde staten en eenhoofdig provinciaal orgaan, in welke hoedanigheid hij onder andere een goede behartiging van de provinciale belangen heeft te bevorderen. Als provinciaal orgaan is de cdK verantwoording verschuldigd aan provinciale staten.
Artikel 126 Grondwet opent daarnaast de mogelijkheid voor de wetgever om de cdK te belasten met de uitvoering van een door de regering te geven ambtsinstructie; dat zijn de taken die de cdK als rijksorgaan vervult en waarvoor hij verantwoording verschuldigd is aan de regering. Aan die grondwettelijke mogelijkheid is door de wetgever uitvoering gegeven. Op grond van artikel 182 van de Provinciewet heeft de cdK een aantal taken als rijksorgaan, welke nader zijn uitgewerkt in de Ambtsinstructie. Dit is onder meer het regelmatig bezoeken van de gemeenten in de provincie en het adviseren en bemiddelen bij verstoorde bestuurlijke verhoudingen of integriteitskwesties in een gemeente. De cdK heeft op grond van die bepaling geen beslissingsbevoegdheid als rijksorgaan, veeleer hebben de genoemde taken het karakter van een bestuurlijke zorgplicht om processen goed te laten verlopen. Ook in andere wetten, zoals bijvoorbeeld de Gemeentewet en de Wet veiligheidsregio’s, worden aan de cdK taken en soms ook bevoegdheden als rijksorgaan toegekend, met eveneens een uitwerking in de Ambtsinstructie. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de benoeming van een waarnemend burgemeester door de cdK (artikel 78 Gemeentewet) of bij bovenlokale rampen en crises indien de cdK toeziet op de samenwerking in het regionaal beleidsteam en daartoe aanwijzingen geeft (art. 41 Wet veiligheidsregio’s), of in geval van een ramp of crisis van meer dan regionale betekenis (of ernstige vrees voor het ontstaan ervan) de voorzitter van de Veiligheidsregio een aanwijzing geeft over het te voeren beleid inzake de rampenbestrijding of crisisbeheersing (art. 42 Wet veiligheidsregio’s). Zoals deze voorbeelden laten zien, is de cdK als rijksorgaan in sommige gevallen dus wel beslissingsbevoegd.
Hiervoor is een onderscheid gemaakt tussen de rol van de cdK als provinciaal orgaan en als rijksorgaan. Nog een andere rol heeft de cdK als rijksheer. Rijksheren zijn gedeconcentreerde rijksambtenaren, dat wil zeggen dat zij hiërarchisch ondergeschikt zijn aan het Rijk voor hun werk in de provincie, en in die hoedanigheid aanwijzingen van het Rijk hebben op te volgen. De cdK heeft uitsluitend een rol als rijksheer wanneer het staatsnoodrecht wordt toegepast. In die situatie is de cdK daadwerkelijk de vertegenwoordiger van de Minister in een provincie, en oefent op diens aansturing, of indien communicatie niet mogelijk is, in diens plaats bevoegdheden uit. Dat is bijvoorbeeld aan de orde wanneer toepassing wordt gegeven aan artikel 2b van de Wet verplaatsing bevolking en de cdK wordt gemachtigd om de in dat artikel genoemde bevoegdheid uit te oefenen. Zie voor een verdere toelichting op dit punt het antwoord op vraag 13.
In de huidige situatie met betrekking tot de asielopvang handelen de commissarissen van de Koning als rijksorgaan. De commissarissen zitten op verzoek van de regering provinciale regietafels voor en voeren daaruit voortvloeiende bestuurlijke overleggen, waarin afstemming plaatsvindt tussen het COA en de betrokken overheden over de opvang van asielzoekers, met als doel het realiseren van voldoende opvanglocaties. De wettelijke grondslag voor dit optreden van de cdK als rijksorgaan is artikel 182 lid 1 onder a Provinciewet jo. artikel 1 Ambtsinstructie (het bevorderen van de samenwerking tussen in de provincie werkzame rijksambtenaren – het COA – en andere overheden). Deze taak vervult de cdK niet door middel van de uitoefening van specifieke wettelijke bevoegdheden, maar door middel van bestuurlijk overleg en gezaghebbend optreden. De bevoegdheid tot het nemen van besluiten blijft daarbij altijd bij de betrokken instanties zelf; van enige beslissingsbevoegdheid voor de cdK als rijksorgaan is geen sprake.
Daarnaast is de cdK van Flevoland in het onderhavige geval, als provinciaal orgaan, betrokken geweest bij de totstandkoming van de koopovereenkomst.
Bent u er tevens mee bekend dat de CdK van Flevoland in zijn gesprek met de gemeenteraad van de Noordoostpolder over deze kwestie naar eigen zeggen «als boodschapper van de opvatting van de Staatssecretaris» aanwezig was – dus eveneens in de rol van Rijksheer?
Ja, met de kanttekening dat de commissaris van de Koning het gesprek met de gemeenteraad van de gemeente Noordoostpolder heeft verricht in zijn hoedanigheid van rijksorgaan, zoals hiervoor uiteengezet. Een ander voorbeeld van het invulling geven aan die rol is – zoals eveneens hiervoor uiteengezet – het voorzitten van een regietafel waarin wordt overlegd tussen ambtenaren van het Rijk (het COA) en bestuurders van gemeenten en provincies. De cdK’s vervullen daarmee een waardevolle rol als verbindingsschakel tussen het Rijk en de medeoverheden.
Bent u ermee bekend dat zijn optreden in de hoedanigheid van Rijksheer tevens is bevestigd door het College van gedeputeerde staten van Flevoland?
In reactie op deze vraag merk ik op dat voor het kunnen optreden van de cdK van Flevoland als rijksorgaan het niet noodzakelijk is dat dit wordt bevestigd door gedeputeerde staten.
Bent u ermee bekend dat uit een notitie die op verzoek van de Statengriffie van de provincie Flevoland is opgesteld door dr. Ernst Brainich von Brainich Felth (zie bijlage) blijkt dat van een optreden als Rijksheer geen sprake kan zijn inzake kwesties rond opvang van asielzoekers?
Ja, die notitie is ons bekend. Zoals hiervoor reeds uiteengezet worden de begrippen rijksheer en rijksorgaan in de politieke en bestuurlijke praktijk wisselend gehanteerd en vervult de cdK in het onderhavige dossier een rol als rijksorgaan, op grond van artikel 182 lid 1 onder a Provinciewet jo. artikel 1 Ambtsinstructie.
Deelt u de conclusie zoals uiteengezet in deze notitie? Zo nee, waarom niet?
De notitie maakt onderscheid tussen de verschillende rollen van de cdK, de daaraan verbonden taken en bevoegdheden en de wijze van verantwoording afleggen. De auteur wijst terecht op de rol van de cdK als rijksorgaan in dezen. Wij herkennen ons in het licht van het vorengaande echter niet in diens suggestie dat de regering met een beroep op de cdK als rijksorgaan buiten de kaders van de Ambtsinstructie zou zijn getreden. Zoals gezegd is de grondslag voor het bevorderen van een goede samenwerking tussen de verschillende betrokken overheden, in dit geval gericht op het realiseren van voldoende opvangplekken, gelegen in artikel 182 lid 1 onder a Provinciewet jo. artikel 1 Ambtsinstructie. Het door de cdK als rijksorgaan bevorderen van die goede samenwerking heeft geen gevolgen voor de bestaande bevoegdheidsverdeling ter zake, die blijft bij de betrokken instanties; van enige beslissingsbevoegdheid voor de cdK als rijksorgaan is geen sprake.
Indien u deze conclusie wel deelt, erkent u dan dat de CdK rond de aanschaf van grond door het COA in Bant niet als Rijksheer kon optreden?
Zoals aangegeven betreft het bevorderen van een goede samenwerking tussen het Rijk en de betrokken overheden de rol van de cdK als rijksorgaan, op grond van artikel 182 lid 1 onder a Provinciewet jo. artikel 1 Ambtsinstructie. De suggestie die in de notitie wordt gewekt dat met dit optreden buiten de kaders van de Ambtsinstructie zou zijn getreden, delen wij niet.
Wat betreft de totstandkoming van de koopovereenkomst was de cdK in zijn rol van provinciaal orgaan betrokken. Hoewel dit in de politieke en bestuurlijke praktijk niet altijd even helder is, dienen deze rollen van elkaar onderscheiden te worden.
Wat is uw reactie op het feit dat de CdK van Flevoland desondanks aangeeft dat hij wel als Rijksheer optrad?
Zoals gezegd worden de begrippen rijksheer en rijksorgaan in de politieke en bestuurlijke praktijk regelmatig door elkaar gebruikt, hetgeen tot verwarring zou kunnen leiden. Buiten kijf staat dat de cdK in het bevorderen van een goede samenwerking tussen het COA en de betrokken overheden – op verzoek van de regering – als rijksorgaan heeft opgetreden.
Wat betreft de totstandkoming van de koopovereenkomst was de cdK in zijn rol van provinciaal orgaan betrokken. Hoewel dit in de politieke en bestuurlijke praktijk niet altijd even helder is, dienen deze rollen van elkaar onderscheiden te worden.
Wat is volgens u de juridische en/of bestuurlijke grond waarop de CdK van Flevoland als Rijksheer kan optreden met betrekking tot het verwerven van gronden en gebouwen ten behoeve van het COA en het optreden richting de gemeente Noordoostpolder inzake de vestiging van een aanmeldcentrum door het COA?
Het door de provincie als publiekrechtelijk rechtspersoon verwerven van gronden en gebouwen betreft het verrichten van een privaatrechtelijke rechtshandeling; het besluiten daartoe is een bevoegdheid van gedeputeerde staten (artikel 158 lid 1 onder d Provinciewet), waarbij zij aangetekend dat de cdK de provincie in en buiten rechte vertegenwoordigt (artikel 176 Provinciewet).
Het bestuurlijk overleg met de gemeente Noordoostpolder is, evenals het voorzitten van de provinciale regeltafel, een taak die de cdK als rijksorgaan verricht op grond van artikel 182 lid 1 onder a Provinciewet jo. artikel 1 Ambtsinstructie. Daarnaast is de cdK van Flevoland in het onderhavige geval als provinciaal orgaan betrokken geweest bij de totstandkoming van de koopovereenkomst.
Heeft u op deze CdK een beroep gedaan in de hoedanigheid van Rijksheer inzake de opvang van asielzoekers?
Gelet op de omvang en ernst van het vraagstuk is op alle commissarissen een beroep gedaan in de hoedanigheid van rijksorgaan, dit ter bevordering van de goede samenwerking tussen de verschillende overheden, gericht op het realiseren van voldoende opvang.
Heeft u dit tevens richting andere CdK gedaan?
Ja, dit beroep is op alle commissarissen gedaan.
Heeft u dit tevens expliciet richting hem/hen uitgesproken?
Het beroep op de commissarissen is expliciet in verschillende brieven gedaan, waarbij tevens de gedeputeerden en de colleges van burgemeester en wethouders zijn geïnformeerd en op hun eigen verantwoordelijkheden zijn aangesproken, een en ander in afstemming met de VNG, het IPO en het COA.1
Indien u dit niet heeft gedaan, houdt dat in dat deze – en eventueel andere CdK – ten onrechte optreden als Rijksheer inzake kwesties met betrekking tot asielopvang? Zo ja, wat is hierop uw reactie en welke gevolgen heeft dit? Zo nee, waarom niet?
Zoals gezegd is de commissarissen expliciet gevraagd om de regietafels voor te zitten (en daaruit voortvloeiende bestuurlijke overleggen te voeren) om zo een goede samenwerking te bevorderen. Voor zover in de politieke en bestuurlijke praktijk wisselende terminologie is gehanteerd, zijn hieraan geen bijzondere gevolgen verbonden. Het is een kwestie van begripsverwarring in het alledaags taalgebruik. Wel onderkennen wij dat het de voorkeur heeft telkens de juiste formeel-juridische terminologie te hanteren; wij zullen dit bij alle betrokkenen onder de aandacht brengen, om toekomstige verwarring te voorkomen.
In welke situaties heeft u de afgelopen maanden gebruikgemaakt van Rijksheren? Om welke reden deed u dit en op welke gronden was dit gerechtvaardigd?
De afgelopen maanden is geen gebruik gemaakt van de rijksheren, zoals bedoeld in de strikt formeel-juridische betekenis van dit begrip. Hoewel het staatsnoodrecht op 1 april jl. is geactiveerd, betreft dit de artikelen 2c en 4 van de Wet verplaatsing bevolking. Deze activering heeft de burgemeester belast met een (tijdelijke) opvangtaak ten aanzien van ontheemden uit Oekraïne. Artikel 2b van deze wet is thans niet geactiveerd, wat betekent dat de cdK geen bevoegdheid is gegeven in zijn rol als rijksheer. De commissarissen zijn dan ook niet als rijksheren betrokken in de opvang van ontheemden uit Oekraïne.
Hoeveel CdK hebben de afgelopen maanden in de breedste zin van het woord acties ondernomen met betrekking tot asielopvang vanuit de (vermeende) hoedanigheid als Rijksheer? Welke betrof dit?
In de strikt formeel-juridische terminologie zoals hiervoor omschreven heeft geen enkele cdK met betrekking tot de asielopvang vanuit de hoedanigheid als rijksheer geacteerd. Alle commissarissen hebben zich de afgelopen maanden ter zake als rijksorgaan ingezet, om een goede samenwerking tussen de verschillende overheden te bevorderen. Dit betrof het voorzitten van de provinciale regietafels en het voeren van daaruit voortvloeiende bestuurlijke overleggen zoals in het onderhavige geval; van enige beslissingsbevoegdheid van de cdK als rijksorgaan is geen sprake geweest.
Zoals gezegd was de cdK van Flevoland in het onderhavige geval in zijn rol van provinciaal orgaan betrokken bij de totstandkoming van de koopovereenkomst.
Hoeveel CdK doen dit tot op de dag van vandaag?
Alle cdK’s handelen tot op heden bij het bevorderen van een goede samenwerking tussen het Rijk (het COA) en de betrokken overheden met betrekking tot de asielopvang in de hoedanigheid als rijksorgaan, op grond van artikel 182 lid 1 onder a Provinciewet jo. artikel 1 Ambtsinstructie.
Indien van een optreden als Rijksheer inzake asielgerelateerde kwesties inderdaad geen sprake kan zijn, welke gevolgen heeft dat dan voor de (juridische) houdbaarheid van de acties en besluiten die als zodanig genomen zijn?
Het wisselend gebruik van de terminologie in het politieke en bestuurlijk spraakgebruik heeft geen gevolgen voor de juridische houdbaarheid van de besluiten en andere rechtshandelingen die als zodanig genomen zijn. Als rijksorgaan heeft de cdK in deze ook helemaal geen formele beslissingsbevoegdheid, zijn rol is gelegen in het bevorderen van de goede samenwerking tussen de betrokken overheden.
Als provinciaal orgaan was de cdK Flevoland in het onderhavige geval bevoegd ten aanzien van de totstandkoming van de koopovereenkomst; zie ook het antwoord op vraag 8.
Bent u ermee bekend dat de CdK van Flevoland eerder heeft aangegeven dat hij over de onderhavige kwestie geen verantwoording hoeft af te leggen aan de provinciale staten aangezien hij meent te acteren als Rijksheer?
Het gevolg van het handelen van de cdK als rijksorgaan is dat de cdK verantwoording verschuldigd is aan de regering (artikel 182, vijfde lid, Provinciewet) en niet aan provinciale staten. Dat neemt niet weg dat hij provinciale staten desgevraagd kan informeren over de feitelijke gang van zaken van zijn optreden ter zake.
Voor zover het zijn handelen als provinciaal orgaan betreft, is de cdK uiteraard verantwoording verschuldigd aan provinciale staten.
Kunt u zich voorstellen dat de provinciale staten (PS) van Flevoland, ook gelet op de notitie van dr. Brainich von Brainich Felth, behoefte hebben aan een toelichting van uw kant op deze gang van zaken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid deze toelichting te geven voorafgaand aan het interpellatiedebat in de PS van Flevoland over deze kwestie op woensdag 7 september aanstaande?
Ja, zij het dat wij aannemen dat de toelichting zoals hiervoor is gegeven tegemoet komt aan de informatiebehoefte van provinciale staten van Flevoland. Om die reden achten ook wij het van belang om deze vragen voor het interpellatiedebat van 7 september a.s. te hebben beantwoord.
Wilt u deze vragen tevens voor 7 september beantwoorden?
Ja.
De aankopen en transacties in het kader van het nieuwe aanmeldcentrum in Bant |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kunt u een gedetailleerde reconstructie geven (en dus niet volstaan met uw brief van 6 juli) van de gang van zaken met betrekking tot de aankoop van de kavel in Bant waarop u een nieuw aanmeldcentrum wilt vestigen – vanaf het allereerste moment dat de kavel in beeld was tot en met het afronden van de aankoop? Zo nee, waarom niet?
Eind maart 2022 heeft naar aanleiding van een informatiebijeenkomst in het kader van Aanpak stikstof Flevoland, zich de mogelijkheid voorgedaan om te komen tot de aankoop van een boerderij met opstallen. In april is COA door de CdK van de provincie Flevoland in de rol van rijksorgaan gewezen op de mogelijkheid tot het kunnen aankopen van 10 ha grond met bijbehorende opstallen in de Noordoostpolder. Er hebben in deze periode diverse gesprekken plaatsgevonden tussen de CdK in de rol van rijksorgaan, de bestuursvoorzitter van het COA, de directeur-generaal Migratie en mijzelf. Bij het bekijken van de ruimtelijke mogelijkheden in geval van aankoop van het gehele bedrijf, is gekeken naar de specifieke locatie, de mogelijkheden en maatschappelijke opgaven. Daarop heeft de commissaris in zijn hoedanigheid als rijksorgaan de partijen samengebracht. Dit is op verzoek van het Rijk gedaan, waarbij de grondslag voor de CdK om een goede samenwerking tussen het Rijk en de betrokken overheden te bevorderen is gelegen in artikel 182 lid 1 onder a Provinciewet jo. artikel 1 Ambtsinstructie. Eind april 2022 heeft er vervolgens een gesprek met vertrouwelijk karakter plaatsgevonden tussen de CdK in de rol van rijksorgaan en het college van B&W alsmede de fractievoorzitters van de gemeenteraad van de gemeente Noordoostpolder over de mogelijkheid tot koop van de grond met opstallen aan de Oosterringweg in Bant (Luttelgeest) door COA. Op ambtelijk niveau is er na dit gesprek contact geweest met de provincie over deze mogelijkheid.
Bij de totstandkoming van de koopovereenkomst was de CdK in zijn rol van provinciaal orgaan betrokken. Deze rol dient te worden onderscheiden van de rol van de CdK als rijksorgaan. Na de aankoop door COA, heeft COA op 6 juli het formele verzoek tot planvorming van het aanmeldcentrum bij het college van B&W van de gemeente Noordoostpolder ingediend, zodat gesprekken met belanghebbenden, openbare bespreking en de bestuurlijke besluitvorming kunnen gaan plaatsvinden.
Hoeveel geld is met de aankoop in alle facetten (waaronder maar niet beperkt tot de aankoop van de kavel zelf, de stikstofrechten etc.) gemoeid?
Ik doe in het algemeen geen inhoudelijke mededelingen over de inhoud van een privaatrechtelijke overeenkomst met een particuliere eigenaar. Wel kan ik u mededelen dat er naar aanleiding van een officieel taxatierapport een reële prijs is bepaald voor het geheel. De provincie heeft de stikstofrechten aangekocht en COA de grond en opstallen aangekocht.
Door wie zijn al deze onderdelen van de totale aankoop betaald? Graag een volledig overzicht waarin de afzonderlijke elementen apart worden weergegeven.
Het COA heeft de grond en de opstallen verworven, de overdracht en daarmee de betaling hebben nog niet plaatsgevonden. COA zal bij de overdracht deze onderdelen betalen aan de particuliere verkoper. De provincie Flevoland heeft de stikstofrechten aangekocht, hiervoor geldt dat de stikstofrechten na het staken van de bedrijfsactiviteiten kunnen worden overgedragen en betaald.
Hoe is de waarde van al deze specifieke onderdelen bepaald en op basis waarvan?
De waarde van de onderdelen tezamen (grond, opstallen en de stikstofrechten) is bepaald aan de hand van een officieel taxatierapport. Deze is opgesteld door een erkend makelaar gespecialiseerd in agrarisch vastgoed.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk en binnen de gebruikelijke termijn beantwoorden?
Ja.