Het nieuws dat de treinverbinding Zwolle-Enschede grote problemen kent. |
|
Jimmy Dijk |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met de extreme uitval van 10,5% op de spoorverbinding Zwolle-Enschede?1
Ja, ik ben ervan op de hoogte dat de uitval in oktober 10,5% was op de spoorverbinding Zwolle-Enschede.
Kunt u bevestigen dat de hoge uitval komt door de overstap van spoorpersoneel van Keolis (Blauwnet) naar NS?
Ik heb hiervoor navraag gedaan bij de provincie Overijssel, die concessieverlener is voor deze verbinding. De provincie geeft aan dat het klopt dat de hoge uitval grotendeels veroorzaakt wordt door een personeelstekort. Dit tekort is deels een gevolg van spoorpersoneel dat begin 2023 is overgestapt naar de NS. Ook is er personeel, als gevolg van de nieuwe Regeling Vervroegde Uittreding, eerder uitgetreden dan verwacht. Het duurt gemiddeld 6 maanden voordat nieuw personeel opgeleid en inzetbaar is. Vandaar dat de gevolgen nu nog steeds merkbaar zijn.
Daarnaast is de uitval in het najaar ook structureel hoger als gevolg van (weer)omstandigheden op het spoor, net zoals bij andere vervoerders. Ook deelt de vervoerder het spoor tussen Wierden en Enschede met meerdere vervoerders. Als samenloop van al deze omstandigheden is de uitval nu (10,5% in oktober 2023) hoger dan de voorgaande periode (gemiddeld 5%).
Kunt u een overzicht geven van de punten waarop Keolis niet voldoet aan concessieafspraken?
De provincie Overijssel geeft aan dat Keolis niet voldoet aan de in de concessie gestelde norm voor rituitval.
Wat kan de provincie Overijssel ondernemen om de vervoerder te houden aan gemaakte afspraken?
De provincie kan de vervoerder op grond van de verleende concessie beboeten of subsidies inhouden om de vervoerder aan afspraken te houden wanneer de vervoerder niet voldoet aan afspraken.
De provincie is met de vervoerder in gesprek over mogelijke oplossingen van het personeelstekort. Door personeel in te zetten dat voorheen werkte op de lijn Zutphen-Oldenzaal en de instroom van nieuw personeel verwachten de provincie en vervoerder dat de problemen medio december zijn opgelost.
Klopt het dat ook de problemen met de bussen van Keolis nog steeds niet zijn opgelost?2
De bussen zijn inmiddels overgenomen door een andere vervoerder. De provincie Overijssel geeft aan dat het merendeel van de problemen met de bussen, waar het artikel van Omroep Flevoland naar verwijst, inmiddels is verholpen. De problemen die zich momenteel nog voordoen, zijn incidenteel en hebben verschillende oorzaken.
Hoe gaat u voorkomen dat reizigers in Overijssel het openbaar vervoer gaan mijden en de files verder toenemen?
De provincie Overijssel zet zich er samen met de vervoerders voor in om reizigers een goed openbaar vervoer te bieden. De provincie heeft afspraken met de spoorvervoerders, zodat de rituitval bij treinen verholpen gaat worden. Daarnaast zijn met de busvervoerders afspraken gemaakt over de versterking van het busnetwerk dat benoemd wordt in de vervoersplannen 2024.
Ik herken vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid het belang hiervan en ook uw Kamer heeft kenbaar gemaakt dit belangrijk te vinden. Momenteel ben ik bezig met de uitvoering van de motie Slootweg/Kuiken en de motie Bikker, zoals met u gedeeld op 17 november jl.3 De uitwerking versterkt het regionaal openbaar vervoer, waaronder ook het openbaar vervoer in Overijssel.
Worden reizigers van de verbinding Zwolle-Enschede gecompenseerd voor de geleden vertraging? Zo ja, hoe?
Reizigers die te maken hebben gehad met vertraging hebben recht op een vergoeding volgens de Europese Verordening 1371/2007 en de Vergoedingsregels trein.
Is er voldoende vervangend vervoer beschikbaar bij uitval van treindiensten?
Er wordt door Keolis vervangend vervoer aangeboden als de vertraging te lang duurt. Hierover zijn door de provincie Overijssel afspraken gemaakt in de concessie met Keolis. Door de aard van de uitval is deze uitval van tevoren te voorspellen en kan voorkomen worden dat meerdere treinen achter elkaar uitvallen. Hiermee heeft de reizigers altijd binnen een halfuur een volgende trein.
Wat is volgens u de reden dat Keolismedewerkers overstappen naar NS?
Ik heb geen zicht op de motieven van individuele medewerkers om voor de ene dan wel andere werkgever te kiezen, dus ik wil terughoudend zijn in mijn beantwoording. Wel kan gezegd worden dat in een situatie van arbeidsmarktkrapte werkgevers concurreren bij het aantrekken van personeel en de onderhandelingspositie van het personeel ten opzichte van de werkgever sterker is. In algemene zin zijn factoren die bij een overstap van personeel volgens de provincie en de vervoerder een rol spelen de standplaatsen van het personeel, de arbeidsvoorwaarden in de CAO’s en de variatie in routes die machinisten en conducteurs rijden.
Kunt u een actueel overzicht geven van de omvang van de personeelstekorten bij de grote ov-bedrijven die in Nederland actief zijn?
Ik beschik niet over een actueel overzicht van de omvang van de personeelstekorten van de grote ov-bedrijven in Nederland. Duidelijk is dat de sector te maken heeft gehad met een grote uitstroom. Voor het spoor is personeel in opleiding dat nog niet gecertificeerd is. De certificering voor het spoorpersoneel duurt gemiddeld zes maanden. De personeelstekorten voor het uitvoerend personeel op het spoor zijn meer afhankelijk van de regio dan van de bedrijven waar zij werken. De vertraging in het certificeren van nieuw personeel is ook merkbaar in het busvervoer.
Is deze situatie volgens u vergelijkbaar met de eerdere uitstroom van ov-medewerkers van Arriva naar NS?3
Zoals in mijn antwoord op vraag 9 aangegeven, heb ik geen inzicht in de motieven van individuele werknemers. Op de uitstroom van personeel bij Arriva lijkt slechts het punt van de aantrekkelijkheid van de CAO toepasbaar te zijn.
Wat kunt u doen om de sector openbaar vervoer aantrekkelijker te maken als werkgever?
Het is de verantwoordelijkheid van de vervoersbedrijven om voor voldoende personeel te zorgen en om goede arbeidsvoorwaarden te bieden. Ik heb geen rol bij het personeelsbeleid van vervoerders rond de aantrekkelijkheid van de beroepen in de sector. Het personeelstekort is een van de aandachtspunten in de sector. Afgelopen jaar zijn er in de sector zowel voor de NS als voor het streekvervoer CAO’s afgesloten waarmee de arbeidvoorwaarden verbeterd zijn en de sector een aantrekkelijkere werkgever is geworden.
Wel vind ik het belangrijk dat er aandacht is voor dit onderwerp binnen de sector en voer ik gesprekken met de sector hierover. Het is een van de bespreekpunten in het eerstvolgende NOVB.
Deelt u de mening dat de introductie van marktwerking in het (regionale) openbaar vervoer een mislukt experiment is geworden?
Deze stelling wordt niet onderbouwd door de feiten. De kwaliteit van het openbaar vervoer wordt geborgd door wetgeving, onafhankelijk toezicht en door bindende afspraken in concessies. Uit de praktijk blijkt dat overheden binnen deze kaders goed in staat zijn om te zorgen voor openbaar vervoer. Zowel bij onderhandse gunning aan een publieke vervoerder, als bij aanbesteding waarin ook vervoerders meedingen die in private handen zijn.
Uit onderzoek blijkt dat de reizigerstevredenheid in de afgelopen decennia sterk gestegen is. De onderzoekers geven aan dat het aannemelijk is dat de concurrentie bij de aanbestede concessies heeft bijgedragen aan de verbeterde prestaties, zowel financieel als voor reizigers.5
Als gevolg van de Coronapandemie is de afgelopen jaren de dienstregeling in veel regio’s afgeschaald, onder andere als gevolg van vraaguitval tijdens en na de coronapandemie en een tekort aan personeel. Deze problemen doen zich niet alleen voor bij vervoerders zoals Keolis en Arriva, die rijden op basis van een openbaar aanbestede concessie, maar ook bij vervoerders zoals NS en RET, die ov aanbieden op basis van een onderhands gegunde concessie. Het kabinet heeft de sector daarom in de periode 2020 tot en met 2023 financieel gesteund om het ov-aanbod op peil te houden. Op dit moment geef ik invulling aan de motie Bikker, waarmee structurele ondersteuning van het regionaal ov wordt mogelijk gemaakt vanaf 2024. Ik heb uw kamer hier op 17 november over geïnformeerd.
Bent u bereid om provincies de mogelijkheid te geven om het regionaal openbaar vervoer zonder marktwerking en winstoogmerk te organiseren?
Ik heb uw Kamer recent geïnformeerd over welke wijzigingen er nodig zijn in wet en regelgeving om dit mogelijk te maken. Tot op dit moment heb ik geen signalen ontvangen dat provincies de wens hebben om een eigen vervoersbedrijf op te richten.
Het nieuws dat Friesland kampt met vervoersarmoede door verschraald openbaar vervoer |
|
Jimmy Dijk |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Geen bus? Dan ook geen gelijke kansen»?1
Ja, ik ben bekend met dit artikel.
Wat doet u om vervoersarmoede als gevolg van uitgekleed openbaar vervoer te bestrijden?
Vervoersarmoede wordt vaak niet alleen veroorzaakt door minder openbaar vervoer, maar door een samenspel van diverse factoren zoals persoonlijke factoren. Denk onder andere aan inkomen, wel/niet kunnen fietsen of autorijden, het hebben van een baan en gezondheid. Ook factoren uit het ruimtelijke systeem en het vervoersysteem zijn hier deels een oorzaak van.
Deze veelzijdige problematiek vraagt om gezamenlijke oplossingen door vele partijen. Om deze partijen bij elkaar te brengen heb ik twee keer een conferentie «Bereikbaarheid voor iedereen» georganiseerd. Deze vonden plaats op 6 maart en 13 november jl. Hier hebben de deelnemers vanuit overheden, vervoerders, maatschappelijke organisaties én ervaringsdeskundigen kennis met elkaar gedeeld en verdiept en elkaar geïnspireerd met goede voorbeelden.
Dit congres heb ik mede georganiseerd in het licht van de Mobiliteitsvisie 2050, waarin een belangrijk accent wordt gelegd op het basisrecht op de bereikbaarheid van vitaal-economische functies.
Een van de oplossingen om vervoersarmoede te verminderen kan mogelijk gevonden worden in innovatief publiek vervoer. Publiek vervoer betekent één systeem voor zowel de WMO als reguliere reiziger waarbij de provincie en alle Zeeuwse gemeenten samenwerken.
Bij publiek vervoer is er een basis van snelle OV-lijnen, zoals NS, Bus Rapid Transit (BRT) en Hoogwaardig OV (HOV) die volgens een dienstregeling rijden. De overige gebieden worden bediend met vraaggestuurd vervoer bestaande uit busjes, deelmobiliteit en carpoolinitiatieven. Dit zorgt voor een fijnmazig vervoersysteem dat tot dicht bij huis komt.
Zeeland gaat als eerste met dit nieuwe publieke vervoersysteem van start. Dit is met uw Kamer gedeeld in de MIRT-brief van 13 november jl.2
Verder maken we maken gebruik van het instrument Regiodeals om met diverse regio’s vervoersongelijkheid aan te pakken. Dit gebeurt door middel van bijvoorbeeld kennisuitwisseling, fietsstimulering, pilots met deelmobiliteit, smart mobility-oplossingen en hubs.
Daarnaast heeft uw Kamer met de moties Slootweg/Kuiken3, Bikker4, Grinwis5 en Krul6 ervoor gezorgd dat het regionaal openbaar vervoer structureel ondersteuning krijgt om het ov te versterken. Over de uitwerking van deze moties bent u 17 november jl. geïnformeerd.7
Vindt u ook, net als negen op de tien Nederlanders, dat buslijnen die minder intensief worden gebruikt niet geschrapt mogen worden?2
Ik ben van mening dat de overheid verantwoordelijk is om voor een passend vervoersaanbod te zorgen binnen de daarvoor beschikbare financiële middelen. Met de decentrale concessieverleners ben ik daarom op zoek naar passende vervoersopties middels innovatief publiek vervoer die ervoor zorgen dat de bereikbaarheid voor iedereen gewaarborgd kan worden, ook in gebieden waar de vervoersvraag laag is en een klassieke buslijn niet de meest efficiënte optie is.
Deelt u de mening dat er een landelijk aanvalsplan voor het OV moet komen om het verlies van 1500 bushaltes te compenseren en het voortbestaan van bedreigde buslijnen te verzekeren?3
Uw kamer heeft het afgelopen jaar de moties Slootweg/Kuiken10, Bikker11, Grinwis12 en Krul13 aangenomen ter ondersteuning van het regionaal openbaar vervoer. Daardoor komt er vanaf 2024 structureel € 300 mln. extra beschikbaar voor het regionaal ov. In mijn brief van 17 november heb ik aangegeven hoe ik samen met de sector werk aan de uitwerking daarvan. Dankzij deze impuls wordt de ov-sector in staat gesteld om het aanbod van het busvervoer de komende jaren te versterken. Daarbij dienen de decentrale concessieverleners ook rekening te houden met de gewijzigde vervoersvraag en de daarbij passende mobiliteitsopties. In het BO NOVB van 29 november jl. heb ik met de sector afgesproken om in het BO NOVB van februari 2024 te bespreken welke ambitie, inzet en monitoring wenselijk is nu er structureel extra middelen voor het regionaal ov beschikbaar zijn.
Zo ja, welke voorstellen kunt u hiervoor doen?
In mijn brief van 17 november heb ik aangegeven hoe ik samen met de sector werk aan uitwerking van de door u aangenomen moties Slootweg/Kuiken, Bikker, Grinwis en Krul.
Hoe kijkt u naar het idee om wettelijke bereikbaarheidsnormen in te stellen, waarmee een maximale afstand tot de eerstvolgende OV-halte voor alle bewoners van Nederland wordt gegarandeerd?
In het kader van de Mobiliteitsvisie werk ik aan de totstandkoming van bereikbaarheidsdoelen. Hierover ontvangt uw Kamer nog voor de begrotingsbehandeling van IenW een brief.
In de uitwerking van de bereikbaarheidsdoelen wordt onderzocht of het stellen van afstandsnormen een manier is om bereikbaarheidsdoelen vorm te geven. Ook wordt er gekeken of doelen (eventueel in de vorm van normen) op nationaal niveau voor alle regio’s/alle bewoners van Nederland moeten worden vastgesteld of dat per regio/gebied wordt gehecht aan andersoortige bereikbaarheidsdoelen.
Uw Kamer heeft een motie aangenomen waarin u de regering verzoekt bindende maximumnormen op te stellen voor de afstand van woonlocaties tot ov-haltes en deze normen op te leggen aan vervoersbedrijven.14 Deze motie loopt vooruit op de uitwerking van bereikbaarheidsdoelen. De uitvoering van de motie betrek ik graag bij de uitwerking van de bereikbaarheidsdoelen.
Kunt u de Kamer zo spoedig mogelijk informeren over de uitwerking van de toekomstige (bus)dienstregeling voor de provincie Friesland?
De ov-sector is momenteel bezig met het aanpassen van de vervoersplannen op de veranderde situatie ten gevolge van de moties Slootweg/Kuiken15, Bikker16, Grinwis17 en Krul18. Daarnaast zal vanaf eind 2024 het busvervoer overgaan naar een ander vervoersbedrijf. De provincie Fryslân werkt nu uit wat dit betekent voor hun vervoersplan en dienstregeling. Zij zullen hun nieuwe vervoersplan en dienstregeling daarna bekend maken.
Bent u bereid om bewoners en reizigers meer te betrekken bij besluiten over hun openbaar vervoer, bijvoorbeeld door hen instemmingsrecht te geven bij veranderingen in de dienstregeling?
De Wet Personenvervoer 2000 schrijft in artikel 31 de wijze voor hoe reizigersorganisaties worden betrokken bij de totstandkoming van veranderingen in de dienstregeling, tarieven en overige zaken in de concessie. Hiermee wordt de inspraak van bewoners en reizigers geborgd. In het Landelijk Overleg Consumentenbelangen Openbaar Vervoer (LOCOV) overleggen zes consumentenorganisaties zoals Vereniging Rover, Fietsersbond, ouderenbonden, enz. elke twee maanden met NS, ProRail en het Ministerie van IenW. Het LOCOV heeft wettelijk adviesrecht.
Daarnaast is de inrichting van het regionaal openbaar vervoer een verantwoordelijkheid van de provincies en vervoersregio’s en is het aan hen om inspraak boven op de eisen uit de Wet Personenvervoer 2000 vorm te geven. In de regionale vervoersconcessies is de betrokkenheid van de consumentenorganisaties geregeld via de ROCOV’s, de Reizigers Overleggen Consumentenbelangen Openbaar Vervoer. Hierin adviseren de consumentenorganisaties over het openbaar vervoer in de betreffende provincie of vervoersregio.
Is de 300 miljoen euro die de Tweede Kamer recent reserveerde voldoende om de voortdurende tariefstijgingen in het regionale openbaar vervoer te stoppen? Zo nee, hoeveel is er dan wel nodig?
De middelen die uw Kamer heeft aangeboden middels de moties Slootweg/Kuiken19, Bikker20, Grinwis21 en Krul22 bieden een goede ondersteuning aan de ov-sector voor de komende jaren. De tariefstijging van 11,7% die was voorgenomen voor 2024 is daarmee niet meer nodig. De tarieven worden vanaf 2025 weer op de gebruikelijke manier geïndexeerd. Toekomstige tariefstijgingen worden met deze € 300 mln. niet gecompenseerd.
Welke extra mogelijkheden ziet u om meer reizigers naar het OV te trekken door de prijzen van OV-tickets te verlagen of (deels) gratis te maken?
Met de middelen van de motie Bikker is het mogelijk om de tarieven van het regionaal ov in 2024 niet te laten toenemen. Daarnaast zijn er ook verschillende gemeenten en provincies die het ov voor specifieke doelgroepen (minima, kinderen, ouderen) gratis of goedkoper maken. Ik heb u daarover recent geïnformeerd.23 In hoeverre er ook landelijke initiatieven voor gratis of goedkoop ov wenselijk zijn, is gezien de budgettaire consequenties aan het volgende kabinet.
Wat kunt u doen tegen marktpartijen in het regionale openbaar vervoer die niet waarmaken wat ze beloven?
De provincies en vervoerregio’s hebben concessierelaties met vervoerders op basis waarvan trein- en busvervoer geleverd worden. Het aanbod aan vervoersdiensten en de tarieven worden vastgelegd in de concessies. Het is aan deze concessieverleners om te handhaven als vervoerders beloften niet nakomen. Concessieverleners kunnen boetebepalingen opnemen in hun concessies, en vervoerders beboeten als ze de concessievereisten niet naleven. Ik volg – vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke voor het openbaar vervoer – de ontwikkelingen in het regionale vervoer.
Welke mogelijkheden hebben provincies om eigen vervoersbedrijven op te richten?
Momenteel is het voor provincies wettelijk niet mogelijk om concessies onderhands te gunnen aan eigen vervoersbedrijven. Ik informeer uw Kamer binnenkort geïnformeerd over het toepasselijke (Europeesrechtelijke) wettelijke kader en de wijzigingen die nodig zouden zijn indien de Kamer dit mogelijk wenst te maken.
Hoe beschermt u het regionale openbaar vervoer tegen overnames door private partijen, nu regeringen in Duitsland en Italië hebben besloten om Nederlandse dochters van hun staatsbedrijven af te stoten?
De vraag verwijst naar de verkoop van Arriva door Deutsche Bahn. Zoals ook aangegeven in de beantwoording op de vragen van de leden Dijk en Beckerman (beiden SP) en lid De Hoop (PvdA) verstuurd op 15 november jl.24, verwacht ik dat de overname van Arriva geen gevolgen zal hebben voor de openbaarvervoerdiensten die Arriva momenteel uitvoert in Nederland. Dit vanwege de hiervoor beschreven concessierelatie tussen concessieverlenende overheden en vervoerders. De inhoud van de concessies en de afspraken over het te bieden vervoer wijzigen met de overname niet. Daarom zie ik geen aanleiding om maatregelen te nemen. Met het oog op het belang van een stabiel en betrouwbaar openbaar vervoer blijf ik de overname van Arriva nauwgezet volgen.
De vraag verwijst ook naar de eventuele (gedeeltelijke) privatisering van de Italiaanse spoorwegen (Ferrovie dello Stato / FS), waar de media over berichtten. Officiële berichtgeving over het afstoten van Qbuzz is bij mij niet bekend. Als andere vervoerders door staatsbedrijven worden verkocht, zal ik mij daarover nader laten informeren en in gesprek treden met de betrokken concessieverlenende overheden om te bepalen of dit aanleiding geeft tot zorgen.
De problemen bij de commerciële ggz-instelling Mindler in Zweden |
|
Jimmy Dijk |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht over de problemen bij de commerciële ggz-instelling Mindler in Zweden?1
Het bericht gaat in op de lengte van consulten, werkdruk en de financiële compensatie die de zorgaanbieder Mindler ontvangt binnen de context van het Zweedse zorgstelsel. Mijn verantwoordelijkheid gaat over geestelijke gezondheidszorg in de context van het Nederlandse zorgstelsel. Hieronder zal ik de vragen beantwoorden die u hierover heeft gesteld.
Hoeveel patiënten heeft Mindler in Nederland?
In het jaar 2022 stonden 3.601 unieke patiënten ingeschreven bij Mindler in Nederland, aan 3.566 patiënten is in dit jaar zorg verleend.2
Hoeveel omzet en winst behaalde Mindler de afgelopen jaren in Nederland?
Hieronder staan in een tabel de netto-omzet en het resultaat van Mindler in Nederland weergegeven in de jaren 2021 en 2022.3
Jaartal
Netto-omzet in euro’s
Resultaat na belastingen in euro’s
2021
1.180.597
– 2.946.478
2022
2.785.368
– 3.470.109
In hoeverre werkt Mindler ook in Nederland met consulten van tien minuten?
Voor de beantwoording van uw vraag is informatie ingewonnen bij Mindler in Nederland. Mindler geeft hierbij aan consulten van 45 en 30 minuten te hanteren, waarbij de keuze voor de lengte van het consult aan de psycholoog is. Daarnaast geeft Mindler aan te werken met adviesgesprekken en evaluatiegesprekken door een GZ-psycholoog van minimaal 15 minuten. In incidentele gevallen, bijvoorbeeld bij een cliënt in crisis, kan een 10 minuten consult worden geregistreerd. Mindler geeft hierbij aan dat hun werkwijze is ingericht conform het Landelijk Kwaliteitsstatuut GGZ.4
Bent u het ermee eens dat het zeer onwenselijk is als er vanuit financiële overwegingen wordt gewerkt met zeer korte consulten?
Ik ben ermee eens dat het onwenselijk is als er enkel vanuit financiële overwegingen wordt gewerkt met zeer korte consulten. Een behandeling moet passen bij de klachten van een patiënt en voldoen aan de wet- en regelgeving en eisen met betrekking tot kwaliteit. Deze eisen zijn vastgelegd in de Wkkgz, waaraan iedere zorgaanbieder in Nederland dient te voldoen. Het is aan de zorgverlener om een inschatting te maken van de passende lengte van een consult, binnen de kaders van het ZPM.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is als commerciële bedrijven winst maken in de ggz? Zo ja, bent u bereid om winstuitkering in de ggz te verbieden? Zo nee, wat is volgens u precies het voordeel van het uitkeren van geld aan op winst beluste investeerders, dat eigenlijk bedoeld is om mensen met mentale problemen te helpen?
Het zorgbeleid is er op gericht dat de zorg betaalbaar is, van goede kwaliteit en toegankelijk voor iedereen die haar nodig heeft. Om hiervoor te zorgen moet onder andere worden voldaan aan de eisen rond kwaliteit van zorg door zorgaanbieders zoals vastgelegd in de Wkkgz, de bepalingen rond het winstuitkeringsverbod in de Wtzi (dat ook geldt voor de intramurale ggz) en de bepalingen over bestuursstructuur zoals vastgelegd in de Wtza. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Nederlands Zorgautoriteit zien daarop toe.
Naar aanleiding van een door uw Kamer aangenomen motie van de leden Van den Berg en Dijk5 wordt onderzoek gedaan naar de omvang van private equity in diverse zorgsectoren en de invloed van private equity op de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg. Dit onderzoek ziet ook op de ggz. Naar verwachting zullen de resultaten van het private equity onderzoek einde van het eerste kwartaal 2024 beschikbaar komen. Ik vind het van belang om eerst beter zicht te krijgen op de rol en het effect van private equity in de zorg om te bepalen of, en zo welke, nadere maatregelen gewenst zijn. Daarbij zal ik ook de mogelijkheid van een breder verbod op winstoogmerk betrekken.
Bent u het daarnaast ermee eens dat private equity financiering binnen de ggz onwenselijk is? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om dit aan te pakken?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6 ben ik van mening dat het belangrijk is om eerst beter zicht te krijgen op de rol en het effect van private equity in de zorg, om daarna te kunnen bepalen of er aanvullende maatregelen nodig zijn.
De dreigende sluiting van de huisartsenposten in het VUmc en het Erasmus MC |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Wat is uw reactie op de berichten over de dreigende sluiting van de huisartsenposten in het VUmc en het Erasmus MC?1 2
Een eventuele sluiting van een zorgvoorziening, in dit geval een huisartsenpost (HAP), zal altijd impact hebben op het lokale zorgaanbod. Tegelijk zien we dat de druk op de zorg en op het beschikbare zorgpersoneel sterk toeneemt, ook in de toekomst. Het is dus verstandig dat HAP’s goed nadenken over de optimale inzet van het beschikbare aanbod, zodat goede toegankelijkheid en kwaliteit van zorg kan worden geboden.
Aanbieders van acute zorg in een regio werken in een keten. Keuzes over de inrichting van één van de acute zorgvoorzieningen in de keten, hebben daardoor effect op andere aanbieders. Daarom vind ik het van groot belang dat bij voorgenomen sluitingen de procedure uit het Uitvoeringsbesluit Wkkgz (AMvB acute zorg) en Uitvoeringsregeling Wkkgz wordt gevolgd, waarin onder andere de verplichting is opgenomen om een continuïteitsplan op te stellen en te bespreken in het Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ). Het verplicht de zorgaanbieder om met andere zorgaanbieders en zorgverzekeraars een zorgvuldige afweging te maken over de continuïteit in de bereikbaarheid en beschikbaarheid van de acute zorg in de regio en om gemeenten en inwoners goed en tijdig te betrekken bij deze afweging. Dat neemt niet weg dat het voorstelbaar is dat er situaties voorkomen waarbij gemeenten en inwoners zich niet voldoende betrokken voelen, ondanks dat de zorgaanbieder zich wel degelijk heeft ingespannen om hen op een goede manier te betrekken. De uiteindelijke uitkomst van de procedure kan daarnaast, ondanks alle inspanningen, anders zijn dan betrokkenen wensen.
Ziet u hoe het sluiten van de Spoedeisende Hulp (SEH) in het VUmc nu leidt tot sluiting van andere afdelingen? Bent u zich ervan bewust dat dit ook dreigt te gebeuren in streekziekenhuizen waar de SEH verdwijnt?
De spoedeisende hulp (SEH) van het Amsterdam UMC, locatie VUmc, krijgt een andere invulling maar verdwijnt niet. Patiënten die vanwege hun onderliggende aandoening al bekend zijn op locatie VUmc (gezien de op die locatie geconcentreerde specialismen) kunnen daar ook in de toekomst gewoon terecht voor een acuut probleem. Alleen patiënten die nog niet bekend zijn op locatie VUmc kunnen daar in de toekomst niet meer terecht bij een acuut probleem. Zij zullen zich dan moeten presenteren op de SEH van de locatie AMC. Dit heeft nagenoeg geen invloed op de aanwezige afdelingen/specialismen op locatie VUmc.
Verder zie ik dat streekziekenhuizen die nu aan het nadenken zijn over de toekomst van hun SEH, in het algemeen niet zozeer overwegen om de spoedzorg volledig af te stoten, maar om het huidige aanbod om te vormen tot een voorziening voor laagcomplexe acute zorg, met daarbij afspraken met andere zorgaanbieders in de regio voor hoogcomplexere patiënten. Bij dergelijke bewegingen is ook samenwerking met onder meer de HAP juist van belang.
Hoe reageert u op de kritiek van sommige Rotterdamse huisartsen dat sluiting van de huisartsenpost daar zal leiden tot meer onnodige drukte op de SEH?
Veruit de meeste patiënten die mogelijk zorg nodig hebben in de avond, nacht of weekend, bellen naar de HAP. Wanneer zij voor een spoedconsult moeten langskomen, worden zij verwezen naar de daarvoor bestemde HAP’s in Rotterdam-Noord of -Zuid, of vlakbij Rotterdam (in Spijkenisse of Capelle aan de IJssel) en niet naar de zogenaamde satelliet-post in het Erasmus. Die is daar ook niet op ingericht. Voor deze patiënten verandert er dus niets bij een eventuele sluiting van de HAP in het Erasmus MC.
Daarnaast zijn er de zelfverwijzers, mensen die op eigen gelegenheid naar het Erasmus MC komen. Wanneer zij niet op de SEH van het ziekenhuis hoeven te worden geholpen, kunnen zij nu op de HAP terecht als het nodig is. Goed hierbij te vermelden dat dit om een relatief klein deel gaat. Ik heb van Huisartsenposten Rijnmond begrepen dat er in 2022 2% van het totaal aantal patiënten door de HAP in het Erasmus MC is behandeld, de overige 98% bij de vier andere HAP’s. De eventuele sluiting van de HAP in het Erasmus MC zal voor deze groep betekenen dat indien nodig, zij op een veilige manier naar de HAP in Rotterdam-Noord worden doorgeleid. Huisartsenposten Rijnmond heeft hier afspraken over gemaakt met de SEH van het Erasmus MC. Voor sommige patiënten zoals bijvoorbeeld sociaal kwetsbare mensen zal de SEH zelf de zorg organiseren. Dit betreft ongeveer 5% van de gevallen.
Welke stappen bent u bereid te zetten om te voorkomen dat deze huisartsenposten verdwijnen?
Partijen kunnen zelf goede afwegingen maken over de inrichting van het spoedzorglandschap, zij kennen de lokale situatie het best. Eventuele wijzigingen in het aanbod zullen in samenhang moeten worden bezien met de gehele spoedzorgketen, zodat zorg van goede kwaliteit kan worden geleverd en deze ook voor iedereen goed toegankelijk blijft. Er zijn daarbij duidelijke procedures omschreven die hierbij gevolgd dienen te worden, zoals ik ook heb aangegeven in het antwoord op vraag 1.
Het nieuws dat vervoerder Arriva is verkocht aan een Amerikaanse investeerder |
|
Sandra Beckerman , Jimmy Dijk |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Kunt u deze vragen gezamenlijk beantwoorden met de eerder door de SP-fractie gestelde vragen over dit onderwerp?1
Ja, bij deze ontvangt u de antwoorden op beide sets vragen tegelijkertijd.
Bent u bereid om de Kamer zo spoedig mogelijk te informeren over het nieuws dat vervoersbedrijf Arriva is verkocht aan de Amerikaanse private equity-firma «I Squared Capital»?2
Met de beantwoording van deze schriftelijke vragen informeer ik uw Kamer over de verkoop van Arriva door Deutsche Bahn aan Amerikaanse investeringsmaatschappij I Squared Capital.
Op welke wijze bent u betrokken geweest bij de overname van Arriva vanuit uw functie als bewindspersoon openbaar vervoer?
Arriva heeft mijn ministerie op 19 oktober per brief op de hoogte gesteld van de verkoopovereenkomst tussen Deutsche Bahn en I Squared Capital over de overname van Arriva.
Bent u door eigenaar Deutsche Bahn (DB) ingelicht over deze overname, of heeft Deutsche Bahn u als potentiele overnemende partij in het verkoopproces benaderd?
Ik ben niet vooraf door Deutsche Bahn ingelicht over de overname, of door DB gevraagd of ik interesse heb in het overnemen van Arriva Nederland
Klopt het dat de overname van Arriva per 2024 moet zijn afgerond?3
Ik heb van Arriva begrepen dat de huidige planning is dat de verkoop in april 2024 is afgerond.
In hoeverre is de verkoop van Arriva volgens u een voldongen feit?
De verkoop van Arriva moet nog worden goedgekeurd door het Duitse Ministerie van Transport en de Raad van Commissarissen van Deutsche Bahn.
Deelt u de vrees van FNV Spoor dat deze Amerikaanse durfinvesteerder Arriva overneemt om bedrijfsonderdelen door te kunnen verkopen en snel rendement te behalen?4 5
Het is afwachten hoe I Squared Capital zich gaat opstellen als aandeelhouder van Arriva en wat de investeringsstrategie wordt voor de komende jaren. Op basis van het persbericht van Deutsche Bahn kan worden afgeleid dat I Squared Capital voornemens is om € 2 miljard te investeren in de elektrificatie van de vloot van Arriva. Ook geeft I Squared Capital aan dat het aankopen van Arriva bijdraagt aan haar verduurzamingsstrategie. Daarom ligt het niet per se voor de hand dat deze investeerder het opknippen van Arriva als doel heeft.
Wat is uw reactie op de Britse transportvakbond RMT die stelt dat verkoop aan een firma met een registratie op de Kaaijmaneilanden zal leiden tot verschraling van openbaar vervoer en toenemende private winsten uit een publieke dienst?6
Zoals in eerdere antwoorden aangegeven, verwacht ik dat de overname van Arriva geen gevolgen zal hebben voor het overgrote deel van de openbaarvervoerdiensten die Arriva momenteel uitvoert in Nederland. De provincies hebben een concessierelatie met Arriva op basis waarvan de ov-diensten geleverd worden en die concessies wijzigen met de overname niet. De provincies zien erop toe dat Arriva zich aan de verplichtingen uit de concessies houdt.
Kunt u bevestigen dat de verkoop van Arriva nog moet worden goedgekeurd door het Duitse ministerie voor Transport en de Raad van Commissarissen van Deutsche Bahn?7
Naar ik heb begrepen moet de overname nog worden goedgekeurd door het Duitse Ministerie van Transport en de Raad van Commissarissen van DB
Wat kunnen provincies als opdrachtgever van Arriva doen om de verkoop aan I Squared Capital tegen te houden?
De meeste provincies hebben in hun concessies geen bepalingen opgenomen voor deze situatie. De provincies Limburg en Noord-Brabant hebben in hun concessies een instemmingsvereiste opgenomen. Dit houdt in dat de provincie voorafgaand aan het definitief maken van de verkoop (dus na instemming van de Raad van Commissarissen van Deutsche Bahn en het Duitse Ministerie van Transport) toestemming moet geven voor de overdracht van eigendom of zeggenschap. De provincies hebben het recht om de concessie met Arriva te beëindigen als daar voldoende grond voor is en als er (juridisch houdbare) argumenten zijn om niet in te stemmen met de verkoop. Dan gaat het bijvoorbeeld over de gegoedheid van de kopende partij zoals kan blijken uit een due dilligence-onderzoek.
Het proces van de provincies om te bepalen of instemming met de verkoop kan worden verleend, is vertrouwelijk. Vóór het definitief maken van de verkoop zullen de provincies bekend maken of zij de concessie willen beëindigen. Uiteraard volg ik deze ontwikkelingen en blijf ik in contact met de provincies hierover.
Kunt u aangeven wat de consequenties zijn als provincies niet akkoord gaan met de verkoop van Arriva en bijvoorbeeld hun overeenkomst met het bedrijf beëindigen?8
De provincies Noord-Brabant en Limburg maken de afweging of de overeenkomst met Arriva al dan niet wordt beëindigd. De consequenties daarvan worden door de provincies gewogen.
Algemeen zal de eerste prioriteit zijn om de continuïteit van het openbaar vervoer te borgen. Een concessieverlenende overheid heeft de mogelijkheid om een noodconcessie te verlenen. Dat kan na onderhandeling met een vervoerder of via het opleggen aan de zittende vervoerder. Afhankelijk van de vraag of deze vervoerder genoeg materieel beschikbaar heeft of kan maken, heeft dit gevolgen voor de kwaliteit en kwantiteit van de dienstverlening. Een noodconcessie na onderhandeling leidt veelal tot minder gunstige financiële voorwaarden voor de overheid of een aangepast openbaar vervoeraanbod voor reizigers. Een noodconcessie opleggen aan de zittende vervoerder zet de verhoudingen met de vervoerder op scherp. Tijdens de looptijd van de noodconcessie moet een nieuwe aanbesteding worden uitgeschreven en binnen de wettelijke maximale duur van de noodconcessie – twee jaar – worden voltooid. Nadat de aanbestedingsprocedure is afgerond en de implementatieperiode verlopen is, kan de nieuwe concessie van start gaan.
Hoeveel geld hebben Nederlandse overheden in de afgelopen jaren gezamenlijk uitgegeven voor vervoersopdrachten aan Arriva?
Vervoersbedrijven ontvangen in Nederland subsidies, bijdragen en vergoedingen uit verschillende bronnen. Ten eerste geven concessieverleners meestal een exploitatiebijdrage om te zorgen voor voldoende aanbod van openbaar vervoer in een gebied. Ten tweede betaalt het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een vergoeding voor het studentenreisproduct (SOV-bijdrage). Studenten met een prestatiebeurs hebben het recht om gratis in het openbaar vervoer te reizen in het weekend of doordeweeks. Ten derde heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat via de concessieverleners de afgelopen jaren tijdelijk de beschikbaarheidsvergoeding OV (BVOV, 2020–2022) en de transitievergoeding OV (TVOV, 2023) verstrekt aan vervoerders waarmee zij zijn gecompenseerd voor de terugloop in inkomsten door de lagere reizigersaantallen vanwege de Coronapandemie.
Het is op korte termijn niet mogelijk om deze geldstromen uit respectievelijk het Provinciefonds en de begrotingen van OCW en IenW uit te splitsen naar vervoerders. De reden daarvoor is dat het Rijk het merendeel van de middelen uitkeert aan de decentrale overheden en niet rechtstreeks aan de vervoerders. Daarnaast is deze informatie deels bedrijfsvertrouwelijk.
Welke mogelijkheden ziet u nog om de Nederlandse delen van Arriva over te nemen, of om lopende concessies te gunnen aan publieke vervoersbedrijven, indien provincies niet akkoord gaan met verkoop aan I Squared Capital?
In lijn met mijn antwoord op eerder vragen is het naar mijn mening geen voorwaarde dat het Nederlands openbaar vervoer in publieke handen behoort te zijn om goed te functioneren. Ik zie daarom geen aanleiding om te overwegen om aandelen te verwerven in Arriva.
Het is kabinetsbeleid om terughoudend te zijn bij het aangaan van deelnemingen. Voor een dergelijk ingrijpende vorm van overheidsingrijpen moeten aantoonbaar dringende redenen zijn. In de Nota Deelnemingenbeleid rijksoverheid 20229 is een afwegingskader opgenomen dat kaders stelt voor het aangaan van een nieuwe deelneming. Hier is alleen rechtvaardiging voor als de publieke belangen niet op een andere manier geborgd kunnen worden (bijvoorbeeld door de markt of door wet- en regelgeving) of dat er behoefte is om meer invloed uit te kunnen oefenen indien er sprake is van niet-contracteerbare publieke belangen of een zeer sterke afhankelijkheid van één bedrijf. Dat is hier niet het geval.
Bent u bereid te kijken naar de mogelijkheden voor Nederlandse overname van andere vervoerders die door staatsbedrijven worden afgestoten, zoals Qbuzz dat onderdeel uitmaakt van Ferriore dello Stato?
De media berichtte over een eventuele (gedeeltelijke) privatisering van de Italiaanse spoorwegen (Ferrovie dello Stato / FS).10 Officiële berichtgeving van de Italiaanse overheid is bij mij niet bekend. Als andere vervoerders door staatsbedrijven worden verkocht, dan zal ik mij daarover nader laten informeren en in gesprek treden met de betrokken concessieverlenende overheden om te bepalen of dit aanleiding geeft tot zorgen.
De overname van Tandartspraktijk Kennemerland door een Deens private-equityhuis |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Scandinavisch private-equityhuis Axcel zet eerste stap in Nederlandse zorg met overname tandartspraktijk»?1
Ik ben bekend met de situatie die wordt geschetst in het aangehaalde artikel. In beginsel staat het elke partij in Nederland vrij om een (mondzorg) praktijk te starten of over te nemen mits vanzelfsprekend wordt voldaan aan de geldende wet- en regelgeving. Denk hierbij aan wetgeving over sturing van de zorg (zoals de Wet toetreding zorgaanbieders en de Mededingingswet) tot aan wetgeving over de kwaliteit van de zorg (zoals de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg). Voor de volledigheid merk ik op dat op grond van art. 1.3 Uitvoeringsbesluit Wet toelating zorginstellingen voor mondzorgpraktijken een winstoogmerk is toegestaan.
Wat betreft overnames, deze dienen vooraf gemeld en goedgekeurd te worden door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de Autoriteit Consument en Markt (ACM). Overnames waarbij door één van de partijen met meer dan 50 personen zorg wordt verleend, dienen bij de NZa te worden gemeld. Een melding bij de ACM dient gedaan te worden als sprake is van bepaalde omzetdrempels die door de overname zullen worden gehaald.
In lijn met de door uw Kamer aangenomen motie die de leden Van den Berg en Dijk hebben ingebracht tijdens het Wetgevingsoverleg in juni jl., laat ik zorgbreed een onderzoek doen naar de omvang van private equity in diverse zorgsectoren en de invloed van private equity op de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg.2 Ook zal met het onderzoek worden onderzocht hoe de groei van investeringsfondsen en andere commerciële aanbieders in de zorg eventueel kan worden tegengegaan.
Bent u het ermee eens dat het een onwenselijke ontwikkeling is dat private equitybedrijven hiermee een nog groter deel van de tandartsenzorg in handen krijgen?
Het zorgbeleid is er op gericht dat de zorg betaalbaar is, van goede kwaliteit en toegankelijk voor iedereen die haar nodig heeft. Het is hierbij belangrijk om zicht te behouden op de effecten van private equity in onze gezondheidszorg zodat adequaat ingegrepen kan worden indien nodig. Het onderzoek dat ik laat uitvoeren naar de omvang van private equity in diverse zorgsectoren en de invloed van private equity op de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg, zal hieraan bijdragen. Naar verwachting zullen de resultaten van het private equity onderzoek einde van het eerste kwartaal 2024 beschikbaar komen.
Daarnaast heb ik navraag gedaan bij de IGJ of zij signalen hebben ontvangen waaruit blijkt dat de kwaliteit van zorg in het geding is. De IGJ heeft aangegeven geen signalen t.a.v. ketenvorming in de zorg ontvangen te hebben. Ik ben mij er bewust van dat er zich kansen maar mogelijk ook risico’s voor kunnen doen bij private equity in de (mond)zorg, bijvoorbeeld wanneer het realiseren van (uitkeerbare) winst van groter belang wordt dan de kwaliteit of toegankelijkheid van zorg. Bij dergelijke situaties kunnen de in vraag 1 genoemde toezichthouders handhavend optreden. Ook merk ik op dat zorgverzekeraars, in het kader van de toegankelijkheid van zorg, als taak hebben te waarborgen dat verzekerden toegang tot goede zorg houden (de zorgplicht). De NZa toetst vervolgens op het naleven van de wettelijke zorgplicht door de verzekeraars.
Zijn er volgens u redenen om aan te nemen dat de groei van private equity in de tandartsenzorg minder negatieve effecten heeft dan in de jeugdzorg en de huisartsenzorg, ten aanzien waarvan de Kamer eerder al moties over de onwenselijkheid van private equity aannam?2 3
Het is te voorbarig om hier nu uitspraken over te doen. In lijn met de door uw Kamer aangenomen motie van de leden Van den Berg en Dijk laat ik zorgbreed een onderzoek uitvoeren om beter inzicht te krijgen in de daadwerkelijke positieve en negatieve effecten van private equity in de zorg op de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg.5 Ook zal met het onderzoek worden onderzocht hoe de groei van investeringsfondsen en andere commerciële aanbieders in de zorg eventueel kan worden tegengegaan.
Bent u bereid om stappen te zetten tegen de opmars van private equity in de tandzorg?
Zoals ik hiervoor heb aangegeven vind ik het belangrijk om eerst beter zicht te krijgen op de rol en het effect van private equity in de zorg om te bepalen of, en zo welke, nadere maatregelen gewenst zijn en laat ik daarom zorgbreed een onderzoek uitvoeren naar private equity in de zorg. Doel van dit onderzoek is om beter inzicht te krijgen in de daadwerkelijke positieve en negatieve effecten van private equity in de zorg op de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg. Indien één van de conclusies van dat onderzoek is dat de toezichthouders aanvullende middelen nodig hebben voor effectief toezicht, verwacht ik dat zij dit zullen aangeven. Daarna kan bepaald worden of er aanvullende maatregelen nodig zijn.
Het bericht dat ruim twee op de drie huisartsen een patiëntenstop hebben |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Wat is uw reactie op de berichten Ruim twee op de drie huisartsen hebben patiëntenstop, Huisartsentekort? Er zijn meer huisartsen dan ooit en Huisartsentekort: zo zit het met de patiëntenstop in jouw regio?1, 2, 3
Er zijn meer huisartsen dan ooit tevoren: het aantal werkzame huisartsen in Nederland is de afgelopen jaren zowel absoluut als relatief gegroeid.
Jaar
Inwoners
Werkzame huisartsen1
Inwoners/huisartsen
2000
16,3 mln.
8.600
± 1.900
2021
17,5 mln.
13.400
± 1.300
NIVEL, Cijfers uit de registratie van huisartsen 2021, https://www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/1004234.pdf
Daarnaast wordt op grond van het advies van het Capaciteitsorgaan het aantal opleidingsplekken huisartsgeneeskunde de komende jaren stapsgewijs verhoogd tot 1035 plekken in 2026.4 Ik vind het belangrijk dat iedereen in Nederland zich kan inschrijven bij een huisarts. Dit vormt de basis van ons zorgsysteem. Het is dus onwenselijk dat er veel huisartsenpraktijken zijn die geen nieuwe patiënten aannemen.
Ik ben bekend met de problematiek die wordt geschetst in de aangehaalde artikelen. De druk op de huisartsenzorg en de daaruit volgende patiëntenstops hebben meerdere redenen, waaronder de stijgende zorgvraag, wachtlijsten elders in de zorg en de relatieve afname van het aantal praktijkhouders. Zoals geconcludeerd in de aangehaalde artikelen, biedt het simpelweg opleiden van meer huisartsen geen direct antwoord op de stops. Om de patiëntenstops aan te pakken, zet ik samen met het veld in op verschillende acties om de druk op de huisartsenzorg te verminderen, zowel op korte als op lange termijn. Dit doe ik onder andere door de afspraken gemaakt in het Integraal Zorgakkoord (IZA), over het anders organiseren van de avond-, nacht-, en weekendzorg, het mogelijk maken van meer tijd voor de patiënt voor elke huisartsenpraktijk, en het opstellen van een handreiking huisvesting huisartsen en gezondheidscentra.
Welke stappen zet u om huisartsen te ondersteunen bij het opzetten of overnemen van een huisartsenpraktijk?
Met de afspraken gemaakt in het IZA zetten we langs verschillende lijnen in op versterking van de huisartsenzorg en de eerste lijn. In het commissiedebat Eerstelijnszorg van 5 juli jl. heb ik daarnaast de toezegging gedaan om voor het einde van dit jaar met verschillende beleidsopties te komen die gericht zijn op het aantrekkelijker maken van het praktijkhouderschap. Hierover informeer ik uw Kamer voor het einde van het jaar.
Op welke manier zouden huisartsen beter kunnen worden ondersteund bij het opzetten of overnemen van een huisartsenpraktijk?
Ik vind het belangrijk dat iedere inwoner van Nederland zich kan inschrijven bij een huisarts en dat de continuïteit van de zorg wordt gewaarborgd. Dit leidt aantoonbaar tot betere kwaliteit van zorg en bijvoorbeeld minder doorverwijzingen naar de tweede lijn. Een huisarts kan zich op verschillende manieren verbinden met een vaste populatie, bijvoorbeeld als praktijkhouder, in loondienst of als vaste waarnemer. Daarnaast zijn er verschillende goede voorbeelden van initiatieven die (jonge) huisartsen helpen bij de stap naar het praktijkhouderschap. Zowel zorgverzekeraars, regionale huisartsenorganisaties als landelijke partijen – zoals Buurtdokters – zie ik daar steeds meer hun rol in pakken. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, verken ik of er mogelijkheden zijn om het praktijkhouderschap aantrekkelijker te maken. Hierover zal ik uw Kamer voor het einde van dit jaar informeren.
Op welke manier worden de tarieven van freelance huisartsen momenteel gereguleerd?
Voor waarnemend huisartsen (dus niet-praktijkhouders en niet in dienst van een andere huisarts) gelden vrije tarieven, zowel voor overdag als in de avond-, nacht- en weekend (ANW) uren. Praktijkhouder en waarnemer maken hier onderlinge afspraken over.
In het Integraal Zorgakkoord heb ik met partijen afspraken gemaakt over een nieuwe organisatie van de ANW-zorg. Deze heeft als doel om de dienstendruk beter te verdelen tussen waarnemers en praktijkhouders. Onderdeel van de afspraken over de nieuwe organisatie is dat praktijkhouders en waarnemers dezelfde tarieven ontvangen voor dezelfde diensten. Het is dus de bedoeling dat diensten niet meer voor een hoger bedrag dan het maximumtarief van de NZa worden doorverkocht. Om partijen voldoende financiële ruimte te bieden voor deze nieuwe organisatie heeft de NZa de maximumtarieven voor ANW-zorg per 1-1-2023 verhoogd en gedifferentieerd.
Het is juridisch echter nog steeds mogelijk om ANW-diensten tegen een hoger tarief door te verkopen aan een waarnemer. Daarom heeft de NZa afgelopen zomer advies gegeven over de mogelijkheid van het reguleren van de tarieven bij doorverkoop van de diensten aan waarnemend huisartsen.5 Op basis van de resultaten van de nieuwe organisatie van ANW-zorg, zal ik beoordelen of aanvullende regulering noodzakelijk is. Betrokken partijen in de huisartsenzorg en zorgverzekeraars monitoren de effecten van de nieuwe ANW-organisatie. Ik ben met hen in gesprek over de ontwikkelingen en zal uw Kamer hier voor het einde van het jaar over informeren.
Hoe komt het dat de budgetten voor de huisartsenzorg niet worden opgemaakt, als huisartsen tegelijkertijd stellen dat de vergoedingen te laag zijn om fatsoenlijk een praktijk te kunnen runnen? Is er dan geen ruimte voor ruimere tarieven?4
Het door VWS vastgestelde macro budgettair kader voor huisartsenzorg betreft de maximale beschikbare budgettaire ruimte. Deze beschikbare ruimte groeit sterk, om de afspraken uit te kunnen voeren die in de hoofdlijnenakkoorden (tot en met 2022) en inmiddels het IZA (vanaf 2023) zijn gemaakt. Het is aan zorgverzekeraars en zorgaanbieders – individuele huisartsen en de regionale huisartsenorganisaties – om de macro budgettaire ruimte die beschikbaar is voor de huisartsenzorg (HAZ) en multidisciplinaire zorg (MDZ), goed te benutten. Dit doen zij met individuele afspraken, in de praktijk, in de wijk en regionaal. In 2022 werd 96% van de beschikbare middelen in de huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg uitgegeven.7 Op basis van voorlopige cijfers van het Zorginstituut lijkt het erop dat het kader in 2023 (licht) wordt overschreden, mede als gevolg van de uitvoering van IZA-afspraken over meer tijd voor de patiënt en verhoogde tarieven voor de ANW-zorg.8
In hoeverre wordt de toegenomen werkdruk voor huisartsen veroorzaakt door het feit dat veel andere zorgsectoren onder druk staan, waardoor er meer op het bordje van de huisarts terecht komt? Hoe kijkt u naar de rol die het kabinetsbeleid van de afgelopen dertien jaar daarbij heeft gespeeld?
De druk op de huisartsenzorg neemt toe, net als in de rest van de zorg. Wachtlijsten in andere sectoren, zoals de ggz of in de ouderenzorg, verhogen inderdaad de druk op de huisartsenzorg. Het oplossen van dit vraagstuk vereist een integrale aanpak. Samen met de Minister voor Langdurige Zorg en Sport zet ik daarop in met het Integraal Zorgakkoord.
Het nieuws dat Arriva in handen van een Amerikaanse investeringsmaatschappij dreigt te komen |
|
Sandra Beckerman , Jimmy Dijk |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met de nieuwsberichten «Moederbedrijf Deutsche Bahn dicht bij verkoop van Arriva aan Amerikaanse investeringsmaatschappij», «Vakbond vol vragen over mogelijke verkoop Arriva» en «Amerikaanse investeerder lonkt naar ov-bedrijf Arriva»?1, 2, 3
Ja, ik ben bekend met de nieuwsberichten waarin melding wordt gemaakt van de verkoop van Arriva aan I Squared Capital.
Klopt het dat de verkoop van vervoersbedrijf Arriva op handen is, of dat Deutsche Bahn in elk geval de ambitie heeft om haar dochterbedrijf voor het einde van 2024 te verkopen?
Arriva heeft mijn ministerie op 19 oktober per brief op de hoogte gesteld van de verkoopovereenkomst tussen Deutsche Bahn en I Squared Capital over de overname van Arriva.
Zo ja, kunt u de Kamer dan met spoed informeren over de u bekende overnameplannen voor Arriva?
Het is via de media bekend dat Deutsche Bahn (DB) de Arriva Group al enkele jaren trachtte te verkopen. In de afgelopen jaren zijn losse onderdelen van de Arriva Group verkocht. De Arriva Group zoals die verkocht wordt, is actief in tien Europese landen. Op basis van openbare informatie blijkt dat I Squared Capital met name investeert in bedrijven in de energiesector, in nutsvoorzieningen en in de telecom- en transportsector. De strategie van het bedrijf is vooral gericht op de transitie naar duurzame, moderne openbare nutsvoorzieningen als bijdrage aan de energietransitie. Zo heeft het bedrijf via het persbericht4 van DB over de verkoop van Arriva aangekondigd € 2 miljard te willen investeren in de elektrificatie van de vloot van Arriva in heel Europa. De verkoop van de Arriva Group moet nog worden goedgekeurd door de Raad van Commissarissen van Deutsche Bahn en het Duitse Ministerie van Transport.
Kunt u daarbij tevens aangeven wat de gevolgen zijn voor de reizigers en medewerkers van Arriva in de Nederlandse vervoersgebieden?
Ik verwacht dat de overname van Arriva geen gevolgen zal hebben voor de openbaarvervoerdiensten die Arriva momenteel uitvoert in Nederland. Arriva Nederland heeft bij mij aangegeven dat er geen gevolgen zijn voor reizigers en medewerkers, en dat Arriva onder dezelfde voorwaarden haar OV-diensten blijft aanbieden in de gebieden waar zij OV-concessies heeft.
Meerdere provincies hebben een concessierelatie met Arriva op basis waarvan trein- en busvervoer geleverd worden. De inhoud van de concessies en daarmee de afspraken over het te bieden openbaar vervoer wijzigen met de overname niet. De provincies zien erop toe dat Arriva zich aan de verplichtingen uit de concessies houdt. Voor medewerkers van Arriva gelden de arbeidsvoorwaarden op basis van de CAO’s Openbaar Vervoer en Multimodaal Vervoer. Een nieuwe eigenaar heeft zich te houden aan de geldende Nederlandse CAO’s.
Naast bovengenoemde concessiediensten rijdt Arriva ook nachttreinen in open toegang op de trajecten Groningen-Schiphol en Maastricht-Schiphol. Daar is geen concessierelatie met de overheid en biedt de vervoerder spoordiensten aan voor eigen rekening en risico. Het is afwachten welke strategie de nieuwe eigenaar I Squared Capital gaat hanteren voor Arriva en wat de mogelijke gevolgen zullen zijn voor de initiatieven van Arriva voor het rijden in open toegang.
Deelt u de mening dat vervoersbedrijven die actief zijn in het Nederlandse openbaar vervoer in publieke handen horen te zijn?
Dat het Nederlands openbaar vervoer per definitie in publieke handen behoort te zijn, verhoudt zich niet goed tot de Europese regelgeving op het gebied van spoor en openbaar vervoer en de daarop gebaseerde Wet Personenvervoer 2000. Het is naar mijn mening ook niet een voorwaarde voor goed functionerend openbaar vervoer. Uit de praktijk blijkt dat overheden als concessieverleners in staat zijn om te zorgen voor goed openbaar vervoer, ongeacht of vervoersbedrijven in private of in publieke handen zijn. Vervoerders houden zich aan hun concessieverplichtingen en de provincies handhaven dit.
Vervoerders zoals Arriva verkrijgen concessies door het winnen van een openbare aanbesteding. Uit onderzoek naar de effecten van openbaar aanbesteden in het regionaal OV blijkt dat de reizigerstevredenheid in de afgelopen decennia sterk gestegen is als gevolg van het openbaar aanbesteden van openbaar vervoer. De onderzoekers geven aan dat het aannemelijk is dat de concurrentie bij de aanbestede concessies heeft bijgedragen aan de verbeterde prestaties, zowel financieel als voor reizigers.5
Wat vindt u ervan dat buitenlandse investeringsmaatschappijen jagen op vervoersbedrijven die grote delen van het Nederlandse openbaar vervoer bedienen?
Voor mij staat het belang van de reiziger voorop. Daarom vind ik het van belang dat vervoersbedrijven het Nederlandse openbaar vervoer verzorgen op een stabiele en betrouwbare manier. Dit kan met zowel publieke als private vervoersbedrijven. Het is afwachten welke strategie de nieuwe eigenaar I Squared Capital gaat hanteren voor Arriva en of dat gevolgen heeft voor de (toekomstige) activiteiten van Arriva. Met het oog op het geschetste belang van een stabiel en betrouwbaar openbaar vervoer blijf ik alert en volg ik de komende tijd nauwgezet hoe dit zich ontwikkelt.
Kunt u zich voorstellen dat het verdienen van geld bij een Amerikaanse investeringsmaatschappij belangrijker wordt gevonden dan het verzorgen van goed regionaal openbaar vervoer in bijvoorbeeld Noord-Nederland, de Achterhoek of Limburg?
Ik volg – vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke voor het openbaar vervoer – hoe Arriva zich gaat opstellen als gevolg van haar nieuwe eigenaar, en voer het gesprek met de concessieverlenende provincies daarover. Ik wil namelijk dat het openbaar vervoer stabiel en betrouwbaar blijft voor de reiziger. Tegelijkertijd geldt voor elke vervoerder die inschrijft op een openbare aanbesteding dat zij rendement (en dus winst) willen maken op hun OV-concessies. Dat geldt ook voor vervoerders die in publieke handen zijn zoals NS, GVB, RET en HTM. Door de concessiesystematiek kan een overheid contractueel borgen dat het openbaar vervoer ook op de minder rendabele trajecten gewaarborgd blijft naast de winstgevende verbindingen. Overheden leggen een minimumaanbod vast in het Programma van Eisen zodat vervoerders lijnen en stations met minder reizigers ook blijven bedienen. Verder begrenzen overheden de tarieven die reizigers moeten betalen. Bij uitval, lage punctualiteit of andere tekortkomingen kunnen overheden bovendien boetes opleggen. Vervoerders kunnen niet eenzijdig tarieven verhogen of minder rendabele verbindingen schrappen als dit in strijd is met de concessieafspraken en zonder toestemming van de concessieverlenende overheid. In veel concessies hebben vervoerders opbrengstverantwoordelijkheid, waardoor zij de reizigersopbrengsten zelf ontvangen. Hierdoor profiteert een concessiehouder direct van extra reizigersgroei als gevolg van goede prestaties. Op deze manier brengen overheden het winstbelang van vervoerders in lijn met het belang van hun reizigers.
Hoe bent u als verantwoordelijk bewindspersoon voor het openbaar vervoer betrokken bij een eventueel verkoopproces, en wordt u hierover ingelicht door uw Duitse ambtgenoten?
Arriva Nederland en de Arriva Group zijn sinds 2010 eigendom van Deutsche Bahn. Arriva heeft mijn ministerie op 19 oktober per brief op de hoogte gesteld van de overname. Ik ben niet ingelicht door Deutsche Bahn over de voorgenomen wisseling van eigenaar.
Op welke wijze zijn de Nederlandse provincies als concessieverlener/opdrachtgever van Arriva betrokken bij een eventueel verkoopproces?
Arriva heeft haar concessieverleners op de hoogte gesteld van de verkoop. De provincies Limburg en Noord-Brabant hebben in hun concessies een instemmingsvereiste opgenomen. Dit houdt in dat de provincie voorafgaand aan het definitief maken van de verkoop (dus na instemming van de Raad van Commissarissen van Deutsche Bahn en het Duitse Ministerie van Transport) toestemming moet geven voor de overdracht van eigendom of zeggenschap. De provincies hebben het recht om de concessie met Arriva te beëindigen als daar voldoende grond voor is en als er (juridisch houdbare) argumenten zijn om niet in te stemmen met de verkoop. Dan gaat het bijvoorbeeld over de gegoedheid van de kopende partij zoals kan blijken uit een due dilligence-onderzoek.
Het proces van de provincies om te bepalen of instemming met de verkoop kan worden verleend, is vertrouwelijk. Vóór het definitief maken van de verkoop zullen de provincies bekend maken of zij de concessie willen beëindigen. Uiteraard volg ik deze ontwikkelingen en blijf ik in contact met de provincies hierover.
Ziet u het afstoten van Arriva door Deutsche Bahn ook als een kans om tot provinciale vervoersbedrijven te komen en commerciële bedrijven uit het publieke domein te weren?
In lijn met mijn antwoord op vraag 5 is het naar mijn mening geen voorwaarde dat het Nederlands openbaar vervoer per definitie in publieke handen behoort te zijn om goed te functioneren. Dat staat op gespannen voet met de Europese en nationale wetgeving en de noodzaak daarvan blijkt niet uit de praktijkervaringen met 20 jaar openbaar aanbesteden. Ik zie daarom ook geen aanleiding om te overwegen om aandelen in Arriva te verwerven.
Zo ja, zou u bereid zijn zich te melden als gegadigde voor Arriva?
Zoals ook benoemd in het antwoord op de voorgaande vraag zie ik geen aanleiding om te overwegen om aandelen in Arriva te verwerven.
De ontwikkeling van medicijnen door ziekenhuizen |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Hoe een Gronings ziekenhuis het opneemt tegen big pharma»?1
Ik ben blij met de bijdrage die farmaceutische bedrijven en academische onderzoekers leveren aan de ontwikkeling van celtherapieën tegen kanker, zoals de genoemde CAR-T therapie. Een verkorting van de productietijd en lagere prijs zijn inderdaad wenselijk. Ik wacht de resultaten van het onderzoek met de CAR-T therapie vanuit het UMCG met interesse af.
Welke mogelijkheden ziet u om ziekenhuizen vaker te ondersteunen bij het zelf ontwikkelen van nieuwe medicijnen, zodat Nederland hiervoor minder afhankelijk wordt van de farmaceutische industrie?
Ik zet mij in op het stimuleren van academische ontwikkeling van geneesmiddelen. Dit biedt mogelijkheden om te sturen op onderzoek naar middelen die dicht op de zorgpraktijk worden ontwikkeld en zo goed aansluiten bij de behoeften van patiënten en artsen. Eerder dit jaar sprak ik met een onderzoekers van het Nederlands Kanker Instituut (NKI) / Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis (AVL), het Radboudumc en het Erasmus MC over hun onderzoek naar nieuwe innovatieve geneesmiddelen. Ik ben onder de indruk van deze initiatieven. De onderzoekers hebben me laten weten dat ze behoefte hebben aan ondersteuning bij de route naar registratie en vergoeding. Ik heb daarom contact opgenomen met het expertisecentrum FAST (Centre for Future Affordable Sustainable Therapy Development). FAST is opgericht voor het bevorderen van de ontwikkeling, productie en beschikbaarheid van nieuwe therapieën voor patiënten op een wijze die toekomstgericht, duurzaam en betaalbaar is. FAST zal, in nauwe samenwerking met VWS en relevante stakeholders, werken aan een overzicht van knelpunten en stimuleringsmogelijkheden voor academisch-gedreven geneesmiddelenontwikkeling.
Zijn er bij u nog meer gevallen bekend waarbij ziekenhuizen zelf een goedkoper alternatief voor een medicijn ontwikkelen? Zo ja, ziet u mogelijkheden om ziekenhuizen hierbij ook te ondersteunen? Zo nee, bent u bereid om hierover navraag te doen bij ziekenhuizen?
Een ander voorbeeld is de tumorinfiltrerende lymfocyten (TIL) therapie voor de behandeling van patiënten met een uitgezaaid melanoom. Deze therapie is ontwikkeld door een aantal academische ziekenhuizen onder leiding van het Antoni van Leeuwenhoek (AVL) en mede gefinancierd vanuit het Ministerie van VWS. Deze therapie wordt vanaf januari dit jaar vergoed vanuit het basispakket.
De behandeling heeft nog geen marktvergunning. Daardoor mogen patiënten in Nederland alleen met TIL behandeld worden met een zogenoemde hospital exemption (ziekenhuisuitzondering) die de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft goedgekeurd. Het NKI heeft aangegeven te werken aan registratie van deze therapie bij het Europees Medicijn Agentschap (EMA).
Wat gebeurt er met het intellectueel eigendom van de medicijnen die door ziekenhuizen zelf ontwikkeld worden?
Universitair Medische Centra (umc’s) die een intellectueel eigendomsrecht hebben, zoals een octrooi, gaan daar in het algemeen bij het valoriseren van kennis mee om volgens de uitgangspunten die in het «Richtsnoer omgang met intellectuele eigendomsrechten (IER) richting academische start-ups» van de NFU en betrokken partners (UNL, KNAW, NWO) zijn opgenomen (volgens het principe «pas toe of leg uit»)2. Op initiatief van de NFU zijn aansluitend de tien principes voor maatschappelijk verantwoord licentiëren (MVL) geformuleerd in 20193. In 2020 is daar een MVL-Toolkit aan toegevoegd4. Over deze MVL-Toolkit heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer op 17 december 2020 geïnformeerd5. Ook in het UMCG worden deze uitgangspunten en principes waar mogelijk gehanteerd. De celtherapieën die voor de onderhavige studie in het UMCG worden vervaardigd, worden gemaakt op basis van een samenwerking en overeenkomst tussen het UMCG en Hospital Clinic Barcelona in Spanje, op basis waarvan het UMCG het recht op toepassing van deze celtherapie in Nederland heeft.
Hoe staat het met de ondersteuning van ziekenhuizen bij het zelf registreren van de medicijnen die zij hebben ontwikkeld, waar de Kamer ook eerder de motie Hijink/Paulusma2 over aannam?
De motie van de leden Hijink en Paulusma over ziekenhuizen ondersteunen in het registreren van hun eigen bereidingen dateert van 8 juli 2021. Op 9 juli 2021 zijn door het lid Paulusma Kamervragen gesteld van dezelfde strekking als de motie, naar aanleiding van het initiatief van een aantal ziekenhuizen in de strijd tegen geneesmiddelkaping. Deze vragen heb ik 11 oktober 2021 beantwoord (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 241). In mijn beantwoording heb ik aangegeven dat ik dergelijke initiatieven ondersteun, en dat de stichting Nationaal Farmaceutisch Kennis-, ontwikkel- en opleidingscentrum (NFKOO) mede voor dit doel subsidie ontvangt. Met de beantwoording van deze vragen beschouwde ik ook de motie als afgedaan7. Inmiddels biedt ook het expertisecentrum FAST, via een wegwijsloket, hulp bij therapieontwikkeling in Nederland.
Ziet u nog meer mogelijkheden voor samenwerking tussen ziekenhuizen in Nederland en in het buitenland bij het ontwikkelen en produceren van medicijnen, in navolging van de samenwerking tussen het UMCG en een ziekenhuis in Barcelona? Zo ja, welke stappen bent u van plan te zetten om dit te stimuleren?
Ik vind nóg intensievere samenwerking tussen de academische centra van groot belang. FAST zal, in nauwe samenwerking met VWS en relevante stakeholders, werken aan een overzicht van knelpunten en stimuleringsmogelijkheden voor academisch-gedreven geneesmiddelenontwikkeling. FAST zal ook onderzoeken hoe de samenwerking tussen academische centra kan worden geïntensiveerd.
Bent u het ermee eens dat het een goede zaak is dat er publiek gefinancierde alternatieven worden ontwikkeld voor dure geneesmiddelen van de farmaceutische industrie? Zo ja, bent u bereid om dat structureler te financieren, bijvoorbeeld via een nationaal onderzoeksfonds geneesmiddelen?
Ik acht het weinig zinvol om in te zetten op academisch-gedreven geneesmiddelenontwikkeling in directe concurrentie met de industrie. Ik wil inzetten op synergie zodat alle betrokken partijen hun expertise kunnen bijdragen. Eerder8 heeft de toenmalige Minister van VWS al laten weten dat het ontwikkelen van nieuwe businessmodellen voor het op de markt brengen van geneesmiddelen niet eenvoudig is. De ervaring laat zien dat een hoog investeerdersrisico en het vooruitzicht op een beperkte winst niet goed samengaan.
Ik geef er de voorkeur aan om te investeren in academische ontwikkeling van geneesmiddelen waar de grootste medische behoefte ligt, ook wel de unmet medical need. Idealiter investeert de overheid in projecten met een hoog potentieel maatschappelijk rendement en een relatief beperkte faalkans, die desondanks niet door private partijen worden opgepakt.
FAST zal tegelijkertijd mogelijkheden onderzoeken voor eventuele aangepaste processen om een middel bij de patiënt te brengen, bijvoorbeeld voor gepersonaliseerde therapieën. In dat verband wijs ik ook op de voorstellen voor aanpassing van de Europese farmawetgeving waarin wordt gesproken over onderzoek naar een aangepast regulatoir kader voor minder complexe ATMPs die onder de Hospital Exemption zijn ontwikkeld.
Hoewel de ontwikkeling van de TIL therapie door het NKI/AVL laat zien dat academische ontwikkeling van geneesmiddelen wel degelijk mogelijk is, kunnen we in algemene zin niet zonder de expertise en investeringen van de farmaceutische industrie. Bij de transitie van ontwikkeling vanuit de academie naar de industrie en het aangaan van licenties moeten de principes van Maatschappelijk Verantwoord Licentiëren (MVL) leidend zijn. Daarmee borg je het maatschappelijk belang. De uiteindelijke toepassing van de principes is afhankelijk van de onderhandeling. Een sterk product, dat bijvoorbeeld al getest is in patiënten, borgt een sterke onderhandelingspositie voor de academie. Het kan dan interessant zijn dat een product vanuit de academie zover mogelijk door hen wordt doorontwikkeld voor toepassing van MVL. Als de overheid besluit om verder te investeren dan moet het ook de risico’s accepteren die daarmee gepaard gaan.
Het bericht 'Minder personeel dreigt in ouderenzorg door geldruzie met zorgkantoren' |
|
Jimmy Dijk , Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Minder personeel dreigt in ouderenzorg door geldruzie met zorgkantoren» van 11 oktober 2023?1
Het is niet wenselijk dat zorgpersoneel ontslagen wordt. Met de toenemende vergrijzing is het van belang dat al het personeel dat in de zorg werkzaam is behouden blijft om de groeiende zorgvraag op te vangen. Het is aan zorgkantoren om een reële prijs te bieden aan de organisaties in de ouderenzorg, zodat die in staat zijn om het benodigde personeel te betalen.
Omdat ze het niet eens waren met de geboden tarieven hebben circa 250 organisaties een kort geding aangespannen. Op 31 oktober heeft de rechter uitspraak gedaan in dit kort geding. De rechter heeft aangegeven dat de door de zorgkantoren gehanteerde tarieven over het algemeen reëel zijn. Daarbij speelt mee dat de zorgkantoren het richttariefpercentage – op basis van de jaarcijfers over 2022 – naar boven hebben aangepast, dat de NZa de tarieven jaarlijks indexeert met de Overheidsbijdrage in de Arbeidskostenontwikkeling (OVA), zodat het mogelijk is om afspraken te maken over marktconforme arbeidsvoorwaarden, en dat de voorgenomen maatregelen, die samenhingen met het beleid om meerjarig te contracteren en de doorontwikkeling van het kwaliteitskader, voor 2024 zijn doorgevoerd.
Overigens wordt voor 2024 een aanzienlijke volumegroei in de ouderenzorg voorzien. De zorgorganisaties krijgen daarvoor ook de benodigde financiële middelen, waardoor ze het extra personeel dat daarvoor nodig is kunnen aantrekken.
Wat is uw reactie op het feit dat er in korte tijd meerdere rechtszaken zijn gestart tegen zorgkantoren in verband met niet toereikende Wet langdurige zorg (Wlz)-tarieven waardoor ontslagen in de zorg dreigen?
Zorgkantoren hebben de wettelijke plicht om de zorg doelmatig in te kopen. In het voorjaar 2023 hebben ze daartoe hun meerjarig inkoopkader 2024–2026 gepubliceerd. In dat inkoopkader worden allerlei zaken geregeld die van belang zijn voor de zorginkoop van de zorgkantoren, waaronder de te hanteren tarieven. Zorgaanbieders hebben vervolgens de mogelijkheid om daarover vragen te stellen en hebben daar ook veelvuldig gebruik van gemaakt. Mede op basis van de door de zorgkantoren gegeven antwoorden, hebben zorgaanbieders dit najaar besloten om het inkoopkader, meer specifiek de door zorgkantoren gehanteerde tarieven, aan de rechter voor te leggen. Dat was ook het moment om dat te doen.
De transitie die ik met WOZO in gang heb gezet vraagt wel om een gezamenlijke aanpak. Nu de rechter een uitspraak heeft gedaan, roep ik partijen op om met elkaar de noodzakelijke beweging in gang te zetten en/of te versnellen, zodat de langdurige zorg ook in de toekomst voor iedereen toegankelijk is die aangewezen is op zorg in het kader van de Wlz.
Wat voor gevolgen verwacht u voor de kwaliteit van de ouderenzorg na het lezen van dit bericht?
Dat de ouderenzorg onder druk staat is niet nieuw. Naast de stijgende kosten waar zorgaanbieders mee te maken hebben, is er ook een personele uitdaging. Door de algemene krapte op de arbeidsmarkt zijn vacatures moeilijk te vervullen. Het ziekteverzuim en het personeel niet in loondienst (PNIL) zijn hoog. Uit de benchmark ouderenzorg van BDO komt naar voren dat het ziekteverzuim eind 2022 op 9,3% ligt. Ook de kosten van PNIL zijn in 2022 ten opzichte van 2021 gestegen met € 374,5 miljoen. Het is aan de zorgaanbieders om te sturen op de interne bedrijfsvoering en op de omslag om de ouderenzorg toekomstbestendig te maken. Hiervoor is het nodig om het zorgpersoneel op een andere manier in te zetten door onder andere te investeren in een andere werkwijze (bijvoorbeeld met meer gebruik van technologie), zodat de zorg met minder mensen geleverd kan worden met behoud van kwaliteit. Ik ondersteun dat met de programma’s Wonen, Ondersteunen en Zorg voor Ouderen (WOZO) en Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg & Welzijn (TAZ).
Welke stappen gaat u ondernemen om de kwaliteit van zorg binnen de ouderenzorg te waarborgen?
Ten eerste heb ik via het Zorginstituut partijen gevraagd om het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg door te ontwikkelen, zodat het zorgorganisaties meer mogelijkheden biedt om op een toekomstbestendige wijze goede kwaliteit van zorg te leveren, bijvoorbeeld door meer in te zetten op een andere manier van werken. Ten tweede ondersteun ik de zorgorganisaties met het programma WOZO hierbij, waarbij ik ook nadrukkelijk inzet op preventie en zorg en ondersteuning in de thuissituatie, zodat zwaardere vormen van zorg minder (snel) nodig zijn. In het kader van WOZO ben ik ook gestart met «Waardigheid en trots voor de toekomst», waarmee organisaties in de ouderenzorg ondersteund worden om deze omslag te realiseren. Ten derde ondersteun ik de zorgaanbieders met het programma TAZ in hun arbeidsmarktbeleid. Ten vierde heb ik besloten om de in het Coalitieakkoord opgenomen maatregelen met betrekking tot de doorontwikkeling van het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg en het meerjarig contracteren voor het jaar 2024 niet door te voeren.
Welke gevolgen verwacht u voor de wachtlijsten voor de verpleeghuiszorg als vacaturestops worden ingesteld, ontslagen dreigen of als ouderenzorginstellingen zelfs dreigen om te vallen? Hoe gaat u hierop handelen?
Voldoende personeel voor de ouderenzorg is een forse uitdaging Er zijn veel vacatures en die zijn door de algemene krapte op de arbeidsmarkt niet altijd eenvoudig te vervullen. De uitstroom is nog altijd te hoog. We hebben daarom al het personeel dat beschikbaar is hard nodig. Vacaturestops en ontslagen zijn daarbij niet behulpzaam en kunnen de bestaande problemen verergeren, waaronder ook oplopende wachtlijsten. Als reactie op de motie Mohandis ga ik dan ook in kaart brengen in welke mate organisaties in de ouderenzorg personeel collectief dreigen te ontslaan. Ik doe dat door het volgen van de meldingen van zorgorganisatie bij het UWV in het kader van de Wet meldingen collectief ontslag (Wmco) en via een uitvraag van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) bij de zorgkantoren. In de voortgangsbrief WOZO die ik u in december 2023 doe toekomen, neem ik de eerste resultaten hiervan op.2
Bent u het ermee eens dat ontslagen in de ouderenzorg het personeelstekort in deze sector zullen verergeren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Daar ben ik het mee eens en dat moet dan ook zoveel mogelijk voorkomen worden.
Bent u het ermee eens dat een vacaturestop met het heersende personeelstekort in de ouderenzorg een negatieve invloed zal hebben op de werkdruk van het huidige personeel? Kunt u uw antwoord toelichten?
Als een vacaturestop inhoudt dat er minder personeel beschikbaar is voor dezelfde werkzaamheden, dan zal dat de werkdruk van het personeel verhogen. Dat moet dan ook zoveel mogelijk voorkomen worden. Enerzijds door de redenen voor eventuele vacaturestops weg te nemen. Anderzijds door meer in te zetten op andere manieren van zorg verlenen met behoud van de kwaliteit van zorg.
Hoe rijmt u de dreigende ontslagen in de ouderenzorg met het doel van het kabinet om juist medewerkers in de sector zorg en welzijn te behouden, zoals omschreven in het Programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg (TAZ)?
Met het programma TAZ zetten we zorgbreed in op een toekomstbestendige arbeidsmarkt in zorg en welzijn. Personeel collectief ontslaan past daar niet in. Dat moet dus ook zoveel mogelijk voorkomen worden. In dat kader is het ook belangrijk dat met TAZ ingezet wordt op regionale (brancheoverstijdgende) samenwerking om gezamenlijk de uitdagingen op de arbeidsmarkt aan te gaan. Ook zorginkopers (zorgkantoren, gemeenten, zorgverzekeraars) worden hierbij zoveel mogelijk betrokken.
Bent u het ermee eens dat een oplopende werkdruk door een vacaturestop of door ontslagen, niet in lijn is met het Programma TAZ waarbij juist gestreefd wordt naar een lagere werkdruk? Kunt u uw antwoord toelichten?
Met het programma TAZ zetten we in op goede werkomstandigheden, waaronder een gezonde werkdruk. Vacaturestops en ontslagen die leiden tot een ongewenste hogere werkdruk passen daar niet bij. Ook hierbij kan de bij vraag 8 genoemde regionale samenwerking behulpzaam zijn.
Wat vindt u ervan dat uw eigen beleid lijkt te leiden tot een toename van personeelstekorten in de zorg?
Mijn beleid is erop gericht om de organisaties in de (ouderen)zorg te ondersteunen bij het beperken van de personeelstekorten in de (ouderen)zorg. De algemene krapte op de arbeidsmarkt vormt daarbij een forse uitdaging, voor zowel de zorgorganisaties als voor het kabinet. Met de programma’s WOZO en TAZ zet ik in op regionale samenwerking en een toekomstbestendige ouderenzorg. Daarnaast heb ik besloten om de in het Coalitieakkoord opgenomen maatregelen met betrekking tot de doorontwikkeling van het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg en het meerjarig contracteren voor het jaar 2024 niet door te voeren. De ervaren financiële druk heeft overigens ook andere oorzaken dan de maatregelen uit het Coalitieakkoord, zoals ik ook in mijn brief van 13 september 2023 heb aangegeven.3 Daarbij gaat het onder andere om de hoge kosten van het ziekteverzuim en de inzet van personeel niet in loondienst, en de hoge inflatie.
Welke gerichte maatregelen gaat u nemen die ervoor zorgen dat ontslagen in de sector ouderenzorg worden voorkomen, waarbij uw recht doet aan één van de verzoeken van de aangenomen motie Mohandis c.s. van 28 september 2023 (Kamerstuk 31 765, nr. 807)?2
Ten eerste ondersteun ik met het programma TAZ de organisaties in de zorg in hun arbeidsmarktbeleid. Daarnaast heb ik het advies van de NZa gevolgd om het budgettair kader voor de Wlz te verhogen, waardoor er meer financiële middelen beschikbaar zijn om personeel aan te trekken.5 Ten derde volg ik, mede naar aanleiding van de aangenomen motie Mohandis c.s., nauwlettend of er sprake is van dreigende ontslagen in de ouderenzorg.6 Ten vierde heb ik in de brief over de uitvoering van deze motie aangegeven dat ik van mening ben dat met het niet doorvoeren in 2024 van een aantal in het Coalitieakkoord opgenomen maatregelen voor de ouderenzorg en het terugdraaien van de voorgenomen verlaging van de richttarieven door de zorgkantoren, er voldoende ruimte is geboden aan de organisaties in de ouderenzorg om de exploitatie rond te kunnen krijgen.
Bent u bereid om deze vragen één voor één te beantwoorden?
Daartoe ben ik bereid.
Het niet komen opdagen van de minister bij de protestbijeenkomst om het Zuyderland ziekenhuis een volwaardig ziekenhuis te houden |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat er grote onrust bestaat in de regio Parkstad vanwege de plannen om alle bedden voor opnames en de spoedeisende hulp in het Zuyderland ziekenhuis in Heerlen te sluiten?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht en ik heb ook contact gehad met het Zuyderland ziekenhuis.
Waarom heeft u zich, in tegenstelling tot veel gemeenten in de regio, de provincie Limburg en veel andere maatschappelijke organisaties nog niet uitgesproken over de onwenselijkheid van het uitkleden van het Zuyderland ziekenhuis in Heerlen?
Ik deel de kwalificatie «uitkleden van het Zuyderland ziekenhuis» niet. Zoals ik eerder heb aangegeven in beantwoording van de Kamervragen van het lid Dijk (SP) en het lid Van den Berg (CDA)2 vind ik het belangrijk dat ziekenhuizen nadenken over de wijze waarop toekomstbestendige ziekenhuiszorg geleverd kan worden in de regio, zoals het Zuyderland ziekenhuis nu doet. Om te komen tot een toekomstbestendige inrichting staan ziekenhuizen soms voor ingrijpende keuzes en het is begrijpelijk dat die tot allerlei gevoelens bij betrokkenen leidt. Bij dit proces is het van belang dat er door zorgaanbieders en zorgverzekeraars goed wordt nagedacht of ook in de toekomst de kwaliteit en toegankelijkheid van de zorg behouden kan blijven. Daarbij staat voor mij goede en veilige zorg voorop.
Klopt het dat u niet van plan bent om aanstaande zaterdag aanwezig te zijn bij de protestbijeenkomst voor het behoud van een volwaardig ziekenhuis in Parkstad om de zorgen van de demonstranten te horen? Zo ja, waarom? Bent u ervan op de hoogte dat ook de directeur van zorgverzekeraar CZ en zelfs de directie van het Zuyderland ziekenhuis aanwezig zullen zijn? Waarom is dit wel of niet een reden voor u om niet aanwezig te zijn?
Ik was niet in de gelegenheid om hierbij aanwezig te zijn, als gevolg van een internationale reis in verband met de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
Bent u bereid om alsnog aanwezig te zijn bij de protestbijeenkomst om uw betrokkenheid te tonen en om te laten zien dat u de zorgen van de mensen in Parkstad serieus neemt?
Zie het antwoord op vraag 3.
Bent u bereid om u uit te spreken tegen het afbouwen van het enige ziekenhuis in één van de regio’s in ons land met mensen met grote sociaaleconomische achterstanden en sociaaleconomische gezondheidsverschillen?
De verkenning die het Zuyderland ziekenhuis uitvoert om te komen tot toekomstbestendige ziekenhuiszorg in de regio, kan niet los worden gezien van de opgave die we zorgbreed in het hele land met elkaar moeten oppakken. Alle patiënten in Nederland hebben recht op kwalitatief goede zorg. Daarbij moet het niet uitmaken waar je woont of verblijft.
Door de toegenomen levensverwachting en de toename van het aantal mensen met chronische ziekten neemt de vraag naar zorg nog veel verder toe. En het is niet realistisch dat het aantal zorgmedewerkers en mantelzorgers die groei kan bijbenen. Het is dus belangrijk om hier goed en tijdig met elkaar over na te denken. Het is nodig de zorg anders te organiseren, omdat we met de huidige inrichting op afzienbare termijn niet meer de goede kwaliteit van zorg kunnen behouden zoals we gewend zijn of omdat die kwaliteit soms nu al niet altijd voldoet aan de minimale eisen. Dat doen we volgens het principe «dichtbij waar het kan, verder weg als het moet».
Bovenstaande betekent ook dat er soms moeilijke keuzes gemaakt moeten worden, maar ik zie op veel plekken in het land dat er door nieuwe vormen van samenwerking ook weer nieuwe mogelijkheden ontstaan. Juist daarom is het ook zo belangrijk dat we inzetten op een integrale aanpak van zorg en ondersteuning in de regio, die meer uitgaat van preventie, een aanpak in de wijk en betere ketensamenwerking zodat we kwetsbare situaties zoveel mogelijk kunnen voorkomen. Met het Integraal Zorgakkoord (IZA) hebben veel zorgpartijen met de zorgverzekeraars, VNG en het Rijk afgesproken samen dit proces op te pakken. De in het IZA ontwikkelde regiobeelden en regioplannen moeten helpen om tot passende oplossingen te komen in de regio.
Op welke manier vindt u het verantwoord om juist in deze regio het ziekenhuis af te bouwen en afdelingen te sluiten?
Als Minister van VWS vind ik het belangrijk dat alle Nederlands en de inwoners van Parkstad kunnen rekenen op dezelfde hoge kwaliteit van zorg, het mag daarbij niet uitmaken waar je woont of verblijft. Daartoe hanteren we een integrale aanpak van zorg en ondersteuning in de regio, waarbij meer focus ligt op preventie, een aanpak in de wijk en betere samenwerkingen in de zorgketen. In het IZA hebben veel zorgpartijen met de zorgverzekeraars, VNG en het Rijk afgesproken gezamenlijk dit proces op te pakken. De in het IZA ontwikkelde regiobeelden en regioplannen kunnen daar goed bij helpen, want daar moeten passende oplossingen voor verschillende vraagstukken in samenhang gevonden worden.
Het is voor mij van groot belang dat alle partijen in de regio goed betrokken worden bij de plannen, zeker als het gaat om (mogelijke) wijzigingen in het aanbod van zorg in de regio. Juist ook voor inwoners, gemeenten en zorgmedewerkers is van grote betekenis om tijdig de plannen te kennen en om mogelijkheden te hebben om daarover in gesprek te gaan. Iedereen kan – vanuit de eigen rol en verantwoordelijkheid – bijdragen om tot de best mogelijke oplossingen te komen. Hiervoor is een zorgvuldige procedure uitgewerkt die is vastgelegd in de AMvB acute zorg.
Het bericht dat verzekerden van Zilveren Kruis en ASR dit jaar niet meer naar het Martini Ziekenhuis kunnen |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat verzekerden van Zilveren Kruis en ASR dit jaar niet meer naar het Martini Ziekenhuis kunnen?1
Verzekerden hebben recht op zorg. Zorgverzekeraars hebben zorgplicht. Zorgplicht houdt in dat de zorgverzekeraar zorg moet leveren die tijdig en bereikbaar is. Als verzekerden niet terecht kunnen bij het Martini Ziekenhuis, dan moet de zorgverzekeraar ervoor zorgen dat deze zorg voor de betreffende verzekerden elders – tijdig en bereikbaar – beschikbaar is. Ik heb geen signalen dat verzekerden van Zilveren Kruis en ASR geen zorg kunnen krijgen bij andere ziekenhuizen dan het Martini Ziekenhuis.
Bespaart het daadwerkelijk kosten als mensen voor de operatie die zij nodig hebben naar een ander ziekenhuis moeten, waarvoor zij vaak ook verder moeten reizen?
Zorgverzekeraars en zorgaanbieders maken jaarlijks via de contractering afspraken over de te leveren zorg en de budgetten daarvoor. De inspanningen daarbij zijn erop gericht dat de zorgverzekeraar aan de zorgplicht kan voldoen en dat de zorg die geleverd wordt kwalitatief goed is en doelmatig geleverd wordt. Onder andere budgetplafonds zijn voor zorgverzekeraars een belangrijk instrument om de uitgaven te beheersen. Indien de zorgverzekeraar voldoet aan zijn zorgplicht door de patiënt te bemiddelen naar zorg bij een andere zorgaanbieder, waarbij er nog ruimte is binnen het afgesproken plafond, kan dit bijdragen aan de betaalbaarheid van de zorg en blijft de patiënt nog steeds verzekerd van kwalitatieve en passende zorg die tijdig en bereikbaar is.
In hoeverre hebben omliggende ziekenhuizen de capaciteit om deze operaties over te nemen?
Het is de verantwoordelijkheid van de zorgverzekeraar om aan de zorgplicht te voldoen. Dat betekent o.a. dat zij voldoende (zorg)capaciteit moeten inkopen voor hun verzekerden. De NZa verwacht van zorgaanbieders en zorgverzekeraars dat zij op een professionele manier samenwerken en goede afspraken met elkaar maken. Daar kunnen ook afspraken bij horen over hoe om te gaan met een hogere zorgvraag dan verwacht. Zorgaanbieders en zorgverzekeraars moeten tijdig met elkaar in gesprek gaan wanneer zij denken dat het omzetplafond in zicht komt, zodat individuele zorgaanbieders kunnen bij contracteren en/of regionale samenwerkingsafspraken kunnen worden gemaakt over de zorgvraag en de beschikbare capaciteit in de regio bij de omliggende zorgaanbieders.
Bent u het ermee eens dat het feit dat patiënten steeds vaker halverwege het jaar niet langer terecht kunnen bij sommige ziekenhuizen als zij zijn verzekerd bij bepaalde zorgverzekeraars, een slechte ontwikkeling is?
Het is belangrijk dat patiënten tijdig de zorg krijgen die ze nodig hebben. Als dat niet gebeurt is het belangrijk dat zij zich melden bij hun zorgverzekeraar. De zorgverzekeraar moet de patiënt naar een andere zorgaanbieder bemiddelen voor zorg. Daarbij moeten zorgverzekeraars en zorgaanbieders objectieve en duidelijke informatie geven aan verzekerden/patiënten over dat er budgetafspraken met de betreffende aanbieder gemaakt zijn, wat de consequenties daarvan zijn voor de verzekerde/patiënt en bij welke zorgaanbieder zij wel goed terecht kunnen.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met Zilveren Kruis, ASR en het Martini Ziekenhuis om te kijken of patiënten die verzekerd zijn bij Zilveren Kruis of ASR niet alsnog bij het Martini Ziekenhuis terecht kunnen?
De zorgverzekeraar is vrij om te bepalen waar de zorg wordt ingekocht. Het is aan de zorgverzekeraars en de ziekenhuizen om hier constructief het gesprek over aan te gaan. Daarnaast is de NZa de wettelijke toezichthouder. Zij houden toezicht op de naleving van de zorgplicht. Het is dan ook niet aan mij om daar een gesprek over te voeren met partijen.
Wat is uw reactie op de uitslag van de peiling van MIND dat 74% van de respondenten niet via de hulpverlener geïnformeerd is over het feit dat gegevens worden doorgegeven en dat 72% van de respondenten niet is gewezen op de mogelijkheid om een zogeheten privacyverklaring in te vullen?1
Ik vind dit onwenselijk. Ik verwacht van zorgaanbieders dat zij hun cliënten en patiënten over de privacyverklaring goed, volledig en neutraal informeren, de keuze altijd helemaal bij de patiënt laten en daar geen invloed op uitoefenen. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft ter ondersteuning ook een informatiefolder opgesteld om cliënten en patiënten te informeren.2 De NZa heeft bij mij aangegeven deze patiëntenfolder actief te delen met zorgaanbieders, zodat zij cliënten en patiënten op hun beurt kunnen informeren. Naar aanleiding van berichtgeving in verschillende media over privacy in het licht van de data-uitvraag van de NZa voor de zorgvraagtypering heeft de NZa ook extra aandacht besteed aan privacy in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) via hun website.3 Dit alles om cliënten en patiënten zo goed mogelijk te informeren en in staat te stellen om de keuze te maken of zij willen dat hun gegevens met de NZa worden gedeeld.
Klopt het dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beweert dat het bestaan van een zogeheten privacyverklaring voor cliënten in de ggz (geestelijke gezondheidszorg) algemeen bekend is? Zo ja, op basis van welke gegevens baseert de NZa dit, aangezien zij niet monitort hoe goed ggz-patiënten bekend zijn met de privacyverklaring in de ggz?
De NZa geeft bij mij aan dat gegevensdeling in de zorg niet nieuw is. Daarom gaat de NZa er van uit dat zorgaanbieders de uitvraag rond zorgvraagtypering onderdeel hebben gemaakt van het gesprek dat zij voeren over gegevensdeling met cliënten en patiënten. De NZa heeft mij laten weten dat de hier bedoelde privacyverklaring ook al sinds 2014 bestaat en er daarom vanuit gaat dat zorgverleners bekend zijn met deze privacyverklaring. Zoals bij het antwoord op vraag 1 aangegeven verwacht ik daarbij dat zorgaanbieders hun patiënten zo goed mogelijk, neutraal en in begrijpelijke taal informeren over de privacyverklaring en het verzamelen van hun zorg- en behandelgegevens door de NZa, zodat deze zelf een beslissing kunnen nemen over het delen van hun gegevens met de NZa door hun zorgverlener.
Klopt het dat bij het ondertekenen van de eerdergenoemde privacyverklaring niet alleen het delen van de gegevens met de NZa wordt stopgezet, maar ook het delen van gegevens met de desbetreffende zorgverzekeraar? Waarom is er destijds geen aparte privacyverklaring ontwikkeld die alleen over het delen van gegevens met de NZa gaat?
Het klopt dat de privacyverklaring geldt voor verzending van gegevens aan zowel zorgverzekeraars als aan de NZa. De NZa heeft mij laten weten in 2021 en 2022 onderzocht te hebben of het mogelijk was de privacyverklaring op te splitsen, zodat kon worden aangegeven welke partij of welke set gegevens niet mogen inzien. Gegevensdeling is echter zeer afhankelijk van de ICT-infrastructuur bij zorgaanbieders. De partijen die de ICT-systemen van zorgaanbieders verzorgen gaven in dit kader aan de NZa aan dat het onmogelijk was deze splitsing (tijdig) gerealiseerd te krijgen.
Zijn er gevallen bekend waarbij gegevens van ggz-cliënten die een privacyverklaring hadden ondertekend alsnog doorgegeven zijn door de ggz-instelling aan de NZa? Zo ja, om hoeveel gevallen gaat het?
Het aanleveren van de medisch-inhoudelijke gegevens wanneer een patiënt een privacyverklaring heeft ondertekend is expliciet uitgesloten in de Regeling ggz en fz en in de aanleverstandaard zorgvraagtypering.4 5 De NZa geeft bij mij aan de eigen systemen zo georganiseerd te hebben dat het onmogelijk is de uitgesloten gegevens van een patiënt te ontvangen wanneer in de aanlevering is aangegeven dat er sprake is van een privacyverklaring. Uit een recente test blijkt dan ook dat er geen medisch-inhoudelijke gegevens aanwezig zijn voor patiënten bij wie is aangegeven dat zij een privacyverklaring hebben ondertekend.
Eerder is wel gebleken dat één ICT-systeem niet in alle gevallen aangaf dat er een privacyverklaring was ondertekend door een probleem in de programmatuur van dat ICT-systeem. Zodra de NZa hier een signaal over ontving is zij in overleg getreden met de ICT-leverancier en heeft verzocht bij haar klanten, de zorgaanbieders, na te gaan of het probleem zich bij hen had voorgedaan. De NZa heeft bij mij aangegeven van in totaal vijf zorgaanbieders het signaal te hebben ontvangen dat dit probleem zich ook bij hen heeft voorgedaan. De NZa heeft vervolgens de bestanden waarin deze fout zat verwijderd en heeft de zorgaanbieders gevraagd om deze opnieuw aan te leveren met gecorrigeerde gegevens.
Welke procedure treedt er bij de NZa in werking als blijkt dat een ggz-instelling onterecht gegevens heeft doorgegeven van cliënten die een privacyverklaring hadden ondertekend?
De NZa geeft bij mij aan géén gegevens te willen verwerken die zij niet mag verwerken. Om die reden wordt de aanlevering van de gegevens van patiënten waarbij bekend is dat dat ze privacyverklaring hebben ondertekend automatisch afgewezen en verwijderd, zoals ook aangegeven in antwoord op vraag 4. De zorgaanbieder ontvangt hiervan bericht met het verzoek de gegevens aan te passen en opnieuw aan te leveren.
Als het voorkomt dat de automatische veiligheidsmechanismen niet in werking treden, omdat in het bestand van de zorgaanbieder niet wordt aangegeven dat er sprake is van een privacyverklaring terwijl dat wel het geval is, neemt de NZa direct contact op met de betreffende ICT-leverancier. De NZa verwijdert deze bestanden en verzoekt de gegevens opnieuw aan te leveren zonder de gegevens van patiënten die een privacyverklaring hebben ondertekend, zoals ook bij vraag 4 toegelicht. De NZa heeft onderzoek gedaan of dit soort situaties met extra automatische of menselijke interventies voorkomen kunnen worden. Dit blijkt helaas niet het geval volgens de NZa, omdat de fout zit in de ICT-systemen waaruit de bestanden worden aangeleverd.
Hoe komt het dat in uw brief van 13 april 2023 over het zorgprestatiemodel en de zorgvraagtypering2 het argument van het terugdringen van de wachttijden in de ggz niet genoemd werd, terwijl dit nu wel als belangrijkste argument wordt gebruikt door de NZa voor de data-uitvraag voor de zorgvraagtypering?3
In de brief van 13 april 2023 bent u geïnformeerd over de uitkomsten van de eerste evaluatie van het zorgprestatiemodel, hierin heb ik expliciet stilgestaan bij de toegankelijkheid van de ggz: «Dit [het zorgprestatiemodel] draagt bij aan een goede ggz, die toegankelijk is voor iedereen die haar nodig heeft.» Een goede ggz die toegankelijk is, is voor mij een ggz die de wachttijden weet terug te dringen en zo mensen tijdig en goed zorg kan bieden. Ik heb in deze brief, zij het in iets andere bewoordingen, dus weldegelijk het argument van terugdringen van wachttijden aangehaald als belangrijke reden voor invoering van zorgprestatiemodel en de daarmee samenhangende data-verzameling.
Wat zijn volgens u de oorzaken van de lange wachttijden in de ggz?
Hiervoor zijn meerdere redenen. De druk op de ggz is al langere tijd te hoog. Het aantal mensen dat psychische hulp nodig heeft blijft stijgen en het psychisch welbevinden in de maatschappij neemt af.8 Tegelijkertijd heeft de sector te kampen met grote personele schaarste.9 Al deze zaken hebben als gevolg dat de toegankelijkheid van de ggz onder druk staat en de ggz al langer te maken heeft met (te) hoge wachttijden. Om te komen tot een betaalbare, kwalitatief goede én toegankelijke ggz voor iedereen die haar nodig heeft is een brede aanpak nodig.
Deze hebben mijn collega-bewindspersonen en ik vormgegeven in het Integraal Zorgakkoord (IZA), het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA), het programma Mentaal welzijn van ons allemaal en het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg & Welzijn (TAZ)10.
Kunt u stap voor stap uitleggen hoe de data van de HoNOs+ vragenlijsten bijdragen aan het terugdringen van de wachttijden in de ggz?
HoNOs+ vragenlijsten (Health of the Nations Outcome Scale) dragen indirect bij aan het terugdringen van de wachttijden in de ggz. HoNOs+ vragenlijsten dragen dus ook indirect bij aan het vergroten van de toegankelijkheid van de ggz. Met behulp van de HoNOs+ vragenlijsten, een instrument afkomstig uit Engeland, wordt uiteindelijk het proces van contractering ondersteund door de mismatch tussen vraag en aanbod van zorg te verkleinen. Ik zal hieronder toelichten hoe dit met elkaar samenhangt.
Zoals bij vraag 7 aangegeven kent de ggz (te) hoge wachttijden. Daarbij zijn de wachttijden voor patiënten met ernstige of complexe problemen het langst. Een van de verklaringen voor dit probleem is de mismatch tussen vraag en aanbod van zorg. Dit wordt in de hand gewerkt doordat zorgaanbieders en zorgverzekeraars nu geen (gestandaardiseerde) informatie uit kunnen wisselen over de ernst van de problematiek van een patiënt. Als zorgverzekeraar en zorgaanbieder geen «gestandaardiseerde taal» hebben om aan te wijzen welke groepen patiënten een complexe zorgvraag hebben, dan is het onduidelijk wat het aanbod en de vraag van zorg zou moeten zijn. Hierdoor is het dus ook niet mogelijk specifieke afspraken te maken over het terugdringen van de wachttijd voor die groepen.
Om dit probleem van het ontbreken van een «gestandaardiseerde taal» op te lossen is zorgvraagtypering ontwikkeld. Zorgvraagtypering moet duidelijk maken welke groep ggz-cliënten veel zorg nodig heeft, maar ook bij welke groep cliënten een lagere zorgintensiteit te verwachten is. Om het systeem achter de zorgvraagtypering nu verder te ontwikkelen en te verfijnen naar de Nederlandse situatie in de praktijk, vraagt de NZa eenmalig de gegevens op van de HoNOs+ vragenlijst die behandelaren invullen voor of tijdens de behandeling. Met behulp van dit verbeterde systeem achter de zorgvraagtypering op basis van de HoNOs+ vragenlijsten, wordt inzichtelijker op basis van objectieve criteria bij welke zorgaanbieders patiënten met een complexe zorgvraag worden behandeld. Vervolgens kunnen zorgaanbieders en zorgverzekeraars in het kader van het contracteringsproces overleggen over inkoop van voldoende zorg en passende vergoedingen voor de behandeling van de patiëntengroepen met een zwaardere zorgvraag. Op deze wijze dragen HoNOs+ vragenlijsten indirect bij aan het verminderen van de wachttijden.
In het licht van bovenstaand proces hecht ik er waarde aan om nogmaals te benadrukken dat de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) eerder heeft geconstateerd dat de NZa de geschiktheid van verwerking van de HoNOs+ gegevens van ggz-patiënten ten behoeve van het verbeteren van de zorgvraagtypering aannemelijk heeft gemaakt.11
Bent u bereid om deze vragen alle afzonderlijk te beantwoorden?
Ja, ik ben bereid om dat te doen.
Het bericht dat het ziekenhuis HMC in financiële problemen verkeert |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het ziekenhuis HMC in financiële problemen verkeert?1
Het is altijd vervelend om te horen dat een ziekenhuis het financieel lastig heeft. Tegelijk zijn zorgaanbieders zelf verantwoordelijk voor hun financiële bedrijfsvoering en de inkopende partijen hebben zorgplicht. Als een zorgaanbieder financiële problemen heeft moet hij samen met de zorgverzekeraar en andere betrokkenen een passende oplossing zoeken. In het bericht geeft het ziekenhuis HMC aan dat zij een actieplan hebben opgesteld om de financiën op orde te krijgen en dat is heel goed.
Ik vind het van belang dat patiënten zo min mogelijk hinder ondervinden van de financiële problemen bij het HMC en dat zij de zorg ontvangen die zij nodig hebben. Tot op heden zijn er bij de NZa geen signalen bekend over discontinuïteit van zorg bij het HMC ziekenhuis.
In hoeverre spelen de budgetplafonds die door de zorgverzekeraars zijn ingesteld hierbij een rol?
Ik ben niet op de hoogte van de afspraken die individuele zorgverzekeraars en individuele zorgaanbieders in contracten met elkaar maken. Ook heb ik geen signalen dat budgetplafonds een rol spelen bij de financiële problemen van het ziekenhuis HMC.
Welke stappen zet u om de winsten te beperken die externe leveranciers maken ten koste van de ziekenhuizen, zoals uitzendbureaus en ICT-leveranciers?
Ziekenhuizen zijn zelf aan zet bij het inkopen van goederen en diensten of de inhuur van (tijdelijk) personeel bij externe leveranciers. Zij kunnen daarbij hun leveranciers kiezen, waarbij de afweging tussen de kwaliteit en de prijs van de in te kopen goederen of diensten aan hen is. Het is in dat licht niet mijn rol, en ik heb overigens ook geen bevoegdheden, om winsten van externe leveranciers te beperken.
Worden de lange ligtijden in het ziekenhuis niet ook deels veroorzaakt door tekorten in andere delen van de zorg, zoals de thuiszorg, de geestelijke gezondheidszorg (ggz) en de verpleeghuizen, die mede zijn ontstaan door de bezuinigingen van de afgelopen jaren?
De druk op de zorg is in alle zorgsectoren hoog door de toenemende zorgvraag en krapte op de arbeidsmarkt. In algemene zin kunnen de langere ligtijden in het ziekenhuis deels worden veroorzaakt door knelpunten in de doorstroommogelijkheden naar vervolgzorg in bijvoorbeeld wijkverpleging, het tijdelijk verblijf, de geestelijke gezondheidszorg en de verpleeghuiszorg.
Als geen medisch specialistische zorg in het ziekenhuis meer nodig is, is het passend om patiënten naar de juiste plek te verplaatsen. Voor het plaatsen van patiënten op een tijdelijk bed vervullen de regionale coördinatiefuncties eerstelijnsverblijf een belangrijke rol in de keten, zoals het ondersteunen bij triage, inzicht geven in beschikbare bedden en ondersteuning richting opname. In de wijkverpleging wordt gestimuleerd dat herkenbare en aanspreekbare teams ervoor zorgen dat ook ziekenhuizen weten waar patiënten terecht kunnen. Ook komt het voor dat patiënten in het ziekenhuis verblijven totdat er een plek is in het verpleeghuis, waarbij wordt gekeken naar de mogelijkheden van overbruggingszorg vanuit de Wlz in de thuissituatie. De afgelopen jaren is geïnvesteerd in onder andere de wijkverpleging en tijdelijk verblijf voor herstel- en revalidatiezorg. In het Integraal Zorgakkoord (IZA) zijn er wederom afspraken gemaakt over investeringen.
Ik heb het HMC gevraagd om een reactie ten aanzien van de specifieke situatie in het HMC. Zij geven aan dat het HMC in toenemende mate wordt geconfronteerd met een forse groei in het aantal «verkeerde bed-dagen» doordat patiënten die in het ziekenhuis zijn behandeld of geopereerd, niet naar huis of naar vervolgzorg kunnen uitstromen omdat de voorzieningen die daarvoor nodig zijn, niet voorhanden zijn. Het aantal verkeerde bed-dagen in januari 2023 is verdubbeld in vergelijking met het aantal in januari 2021 (tot pieken van wel 60 «verkeerde bedden» per dag). Deze patiënten bezetten daardoor een bed dat zij graag zouden uitgeven aan patiënten die geopereerd en behandeld moeten worden (danwel op de wachtlijst staan).
Het HMC geeft aan de inzet van het HMC is dat patiënten die curatieve zorg in het ziekenhuis nodig hebben, ook zo snel mogelijk in hun eigen setting kunnen herstellen, danwel in de VVT-sector instromen. Zo kan HMC de beschikbare bedden bestemmen voor patiënten die de zorg nodig hebben en daarop wachten. Uiteraard staat voor HMC, net als voor mij, in het vraagstuk «uitstroom» het patiëntperspectief centraal: de kwaliteitsnormen staan te allen tijde voorop.
Wat zouden de gevolgen zijn als mensen sneller uit het ziekenhuis zouden moeten vertrekken?
Patiënten zouden eerder het ziekenhuis kunnen verlaten als zij geen medisch specialistische zorg specifiek in het ziekenhuis nodig hebben. Deze beweging stimuleren wij ook: bijvoorbeeld door medisch specialistische zorg thuis te bieden, tijdig ontslag naar een herstel- of revalidatieplek te realiseren of door te kijken naar mogelijkheden van opschaling van wijkverpleging. Dit zou als gevolg hebben dat patiënten sneller op de juiste plek de meest passende zorg ontvangen, en dat het ziekenhuis toegankelijk blijft voor patiënten die medisch specialistische zorg nodig hebben.
Wat vindt u ervan dat het ziekenhuis nu uit financiële overwegingen meer operaties moet gaan uitvoeren? Zou de vraag of een operatie moet worden uitgevoerd niet moeten worden gebaseerd op de vraag of mensen een operatie nodig hebben?
Het uitvoeren van een operatie moet altijd gebaseerd worden op de vraag of mensen een operatie nodig hebben en mag niet gebaseerd zijn op financiële overwegingen. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt toezicht op de kwaliteit van geleverde zorg door het ziekenhuis op basis van professionele standaarden en veldnormen.
Overigens kan het ziekenhuis zelf bepalen om in de planning van de behandelfaciliteiten (bijvoorbeeld de OK’s) bijvoorbeeld prioriteit te geven aan bepaalde behandelingen of operaties indien daar wachttijden voor zijn.
In hoeverre zouden deze problemen kunnen worden voorkomen door ziekenhuizen meer te financieren op basis van populatiebekostiging?
Allereerst dient te worden opgemerkt dat wijzigingen in de bekostiging vaak niet de oplossing zijn voor financiële problemen van zorgaanbieders. Hieraan kunnen namelijk andere oorzaken ten grondslag liggen, zoals bijvoorbeeld een tekort aan personeel of door gemaakte afspraken over de inkoop van zorg.
Populatiebekostiging heeft in het algemeen vooral tot doel om bij te dragen aan betaalbare kwalitatief goede zorg. Dit geldt echter voor alle bekostigingssystemen, of dat nu op basis van populatiebekostiging of anderszins is. Deze manier van bekostigen heeft dus niet als doel om financiële problemen bij zorgaanbieders te voorkomen of op te lossen. In de situatie rond HMC is het nu allereerst aan de zorgverzekeraars en eventueel de Nza om te komen tot een oplossing voor de financiële problemen.
De antwoorden op eerdere vragen over het sluiten van operatiekamers in het Alrijne Ziekenhuis omdat zorgverzekeraars onvoldoende geld beschikbaar stellen |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
In antwoord op eerdere vragen schreef u dat «er geen operaties worden afgezegd – ook niet de al geplande operaties», maar klopt het dat er mensen wel later geopereerd zullen worden dan wanneer de operatiekamers wel gewoon open zouden zijn?1
Ik kan niet met zekerheid zeggen dat het niet voorkomt dat mensen later geopereerd worden, maar mocht dit wel het geval zijn dan gaat het alleen om laagcomplexe, planbare operaties. Indien gewenst kunnen patiënten als zij de wachttijd bij Alrijne te lang vinden zich via hun zorgverzekeraar laten bemiddelen naar een andere zorgaanbieder. Alrijne heeft mij laten weten dat de volgende operaties altijd volgens planning doorgaan: medisch urgente operaties, oncologie, zorg voor kinderen tot 16 jaar, verloskunde en artrosezorg. Dat geldt ook voor operaties waarvoor aanvullende afspraken zijn gemaakt met zorgverzekeraars. Alle overige zorg gaat ook gewoon door, zoals poliklinische zorg en dagbehandelingen zonder operaties.
Op welke wijze worden patiënten ervan op de hoogte gesteld indien hun operatie ergens anders kan worden uitgevoerd?
Alrijne laat haar patiënten actief weten dat als zij op een wachtlijst staan, zij ervoor kunnen kiezen om contact op te nemen met hun zorgverzekeraar om wachtlijstbemiddeling te vragen. Dat doet Alrijne in afstemming en met goedkeuring van de zorgverzekeraars. Daarnaast vraagt Alrijne patiënten van wie hun situatie verslechtert altijd contact met Alrijne op te nemen. De behandelend arts zal dan beoordelen of de operatie toch sneller moet worden ingepland.
Worden patiënten die door sluiting van operatiekamers naar een ander ziekenhuis (buiten de regio) geholpen met dekken van (extra) kosten voor vervoer en eventueel benodigde begeleiding?
De zorgplicht houdt in dat de zorgverzekeraar zorg moet leveren die tijdig en bereikbaar is. Alleen als de zorgverzekeraar daar niet aan kan voldoen is het dekken van eventuele extra kosten aan de orde.
Hoe groot is het financiële tekort van Alrijne waardoor de operatiekamers gesloten worden in oktober?
Hier heb ik geen informatie over.
Hoe komt het dat de zorgverzekeraars en het ziekenhuisbestuur na een maand van onduidelijkheid voor patiënten nog steeds geen oplossing hebben gevonden voor dit probleem?
Zoals bij het antwoord op vraag 1 en 2 aangegeven doen zowel de zorgverzekeraars als Alrijne al het mogelijke om de patiënten zo goed mogelijk te helpen.
Worden maatregelen genomen om te voorkomen dat dit probleem zich de komende jaren opnieuw voordoet? Zo ja, welke maatregelen zijn dit?
Zorgverzekeraars en zorgaanbieders maken jaarlijks afspraken over de te leveren zorg en de budgetten daarvoor. De inspanningen daarbij zijn erop gericht dat de zorgverzekeraar aan de zorgplicht kan voldoen en dat de zorg die geleverd wordt kwalitatief goed is en doelmatig geleverd wordt. Om het contracteerproces te verbeteren heeft de NZa onlangs handvatten voor het contracteerproces gepubliceerd.2
Bent u van mening dat van de kant van verzekering de facto sprake is van wanprestatie ten aanzien van de verzekerden waarvan de operatie niet of pas later kan worden uitgevoerd?
Zorgverzekeraars hebben zorgplicht. De NZa houdt daar toezicht op. Ik heb geen signalen dat zorgverzekeraars hun zorgplicht niet nakomen. In een aantal regio’s met grote toegankelijkheidsknelpunten voert de Nza vervolgonderzoek uit. Daarbij wordt gekeken of zorgverzekeraars voldoende handelen in lijn met hun zorgplicht. Als dat niet het geval is, kan dat leiden tot handhaving. Ik vind het van belang dat consumenten bij het kiezen van een zorgverzekering bruikbare informatie krijgen van zorgverzekeraars die hen helpt tijdens het keuzeproces. Zo kunnen zij een goede keuze maken. In de aanpak van de wachttijden en transformaties kunnen partijen gezamenlijk met een regioplan een grote rol spelen. In het Integraal Zorgakkoord zijn hierover tussen zorgverzekeraars, zorgaanbieders, zorgprofessionals, gemeenten en het Ministerie van VWS afspraken gemaakt.
Zo ja, zou het dan niet redelijk zijn om de gedupeerde verzekerde de mogelijkheid te geven de overeenkomst met de verzekeraar op te zeggen en naar een andere verzekeraar over te stappen?
Zie antwoord vraag 7.
Welke stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat de wachtlijsten voor operaties in de regio Alphen niet verder oplopen?
Zie antwoord vraag 7.
De uitzending 'Het geheim van de spreekkamer' en het artikel 'Zorgverzekeraars hebben groot belang bij de data die toezichthouder verzamelt' |
|
Jimmy Dijk |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de uitzending «Het geheim van de spreekkamer» van Argos, uitgezonden op 31 augustus 2023 op NPO2?1
Naar aanleiding van berichtgeving in verschillende media over de privacy van de data-uitvraag van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) voor de zorgvraagtypering heeft de NZa op 31 augustus jongstleden een nieuwsbericht uitgebracht. In dit nieuwsbericht geeft de NZa een toelichting op het belang en het doel van de informatie-uitvraag.2 De informatieverzameling van de NZa is ook eerder onderwerp van gesprek geweest met uw Kamer. Bij beantwoording van vragen van uw Kamer en per brief ben ik daar uitgebreid op ingegaan.3 Zoals in deze antwoorden ook aangegeven, vind ik het belangrijk dat de NZa hier handelt in overeenstemming met de wet- en regelgeving, binnen de gestelde wettelijke kaders van het oordeel van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) van 14 december 2022 en daarmee in lijn met de motie de leden Hijink (SP) en Westerveld (GroenLinks).4
Kunt u aantonen dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) voldoende en zorgvuldig informatie heeft gegeven voor het geven van een goed advies over de rechtmatigheid van het verzamelen van gevoelige informatie van geestelijke gezondheidszorg (ggz)-patiënten?2
De NZa gaat als zelfstandig bestuursorgaan (ZBO), zelf over de wettelijke taak om markttoezicht en marktontwikkeling uit te voeren en de bevoegdheid om de hiertoe benodigde informatie te vergaren en verwerken. De NZa heeft aangegeven alle relevante stukken verstuurd te hebben aan de AP.
Als er aanwijzingen zijn dat de AP onvoldoende en onzorgvuldig geïnformeerd is door de NZa over het verzamelen van gevoelige informatie van ggz-patiënten, bent u dan bereid om de AP opnieuw een oordeel te laten vellen over deze dataverzameling en de huidige data-uitvraag door de NZa (tijdelijk) stop te zetten totdat er een nieuw oordeel is gegeven?
Het gaat hier om een adviesaanvraag van de NZa aan de AP. De NZa heeft hierbij aangegeven alle relevante stukken gedeeld te hebben met de AP. Daarmee is er voor de NZa geen reden om nog een adviesaanvraag bij de AP aan te vragen. Zoals u weet is de data-uitvraag voor de zorgvraagtypering nu ook onderwerp van een gerechtelijke procedure. De NZa heeft mij laten weten dat zij in afwachting is van de uitspraak van de rechter.
Wat uw reactie op het feit dat verschillende experts hebben aangegeven dat deze HoNOS+ vragenlijsten niet geschikt zijn om hiermee een nieuw bekostigingsmodel te creëren en mogelijk datamanipulatie in de hand kan werken?
De NZa heeft mij laten weten dat in het programma zorgprestatiemodel, met vertegenwoordigers van zorgpartijen in de ggz, voorafgaand aan start van deze informatieverzameling is onderzocht wat het beste alternatief is om de zorgvraagtypering te bepalen.6 Hierbij is geen beter alternatief naar voren gekomen dan de HoNOS+ vragenlijsten voor de doorontwikkeling van zorgvraagtypering. De AP heeft ook geconstateerd dat de NZa de geschiktheid van verwerking van de HoNOS+ gegevens van alle ggz-patiënten ten behoeve van het verbeteren van de zorgvraagtypering aannemelijk heeft gemaakt.7
Bent u het ermee eens dat patiënten goed geïnformeerd zouden moeten zijn over het bestaan van een privacyverklaring? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik vind het heel belangrijk dat zorgaanbieders hun patiënten zo goed mogelijk, neutraal en in begrijpelijke taal informeren over het verzamelen van hun zorg- en behandelgegevens door de NZa. Om patiënten hierover te informeren heeft de NZa onlangs een patiëntenfolder gepubliceerd.8 Deze patiëntenfolder wordt door de NZa actief gedeeld met zorgaanbieders zodat zij deze kunnen delen met patiënten. In deze patiëntenfolder is ook aandacht voor de privacyverklaring waarmee patiënten kunnen aangeven dat zij bezwaar hebben tegen het aanleveren van informatie bij de NZa.
Is er vanuit de overheid data bekend over hoe goed ggz-patiënten op de hoogte zijn van het bestaan van een privacyverklaring? Zo ja, wat zegt deze data en komt deze overeen met de genoemde cijfers in de eerder aangehaalde uitzending van Argos?
De NZa geeft bij mij aan niet te monitoren hoe goed ggz-patiënten bekend zijn met privacyverklaringen in de ggz.
Bent u het ermee eens dat zorgverleners zich bezwaard kunnen voelen om patiënten goed te informeren over bestaan van de privacyverklaring als dit kan leiden tot negatieve acties van de zorgverzekeraars, met als gevolg dat de patiënt onvoldoende wordt geïnformeerd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het al dan niet ondertekenen van een privacyverklaring is de keuze en het recht van een patiënt. Van zorgaanbieders verwacht ik dat zij de patiënt hierover goed, volledig en neutraal informeren, de keuze altijd helemaal bij de patiënt laten en daar geen invloed op uitoefenen. Ik verwacht ook van verzekeraars dat zij het belang van goed, volledig en neutraal informeren van de patiënt onderschrijven.
Welke stappen bent u eventueel bereid om te zetten, zodat de patiënt voldoende op de hoogte wordt gesteld over het bestaan van een privacyverklaring?
Zoals bij het antwoord op vraag 5 aangegeven is het aan zorgaanbieders om hun patiënten zo goed mogelijk, neutraal en in begrijpelijke taal te informeren over het verzamelen van hun zorg- en behandelgegevens door de NZa. De NZa heeft een informatiefolder opgesteld om cliënten en patiënten te informeren.9 Zo kunnen cliënten en patiënten beter kiezen of zij de informatie met de NZa willen delen. Naar aanleiding van berichtgeving in verschillende media over de privacy van de data-uitvraag van de NZa voor de zorgvraagtypering heeft de NZa ook extra aandacht besteed aan privacy in de ggz via hun website.10
Bent u het ermee eens dat aangezien een groep behandelaren en cliënten in de ggz een rechtszaak tegen de Nederlandse Zorgautoriteit starten, dit voldoende signaal geeft dat er over dit onderwerp een maatschappelijk debat gevoerd zou moeten worden en dat een (tijdelijke) stop op de data-uitvraag door de NZa hierbij gepast is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, daar ben ik het niet mee eens. Zoals bij het antwoord op vraag 1 aangegeven vind ik het belangrijk dat de NZa hier handelt in overeenstemming met de wet- en regelgeving, binnen de gestelde wettelijke kaders van het oordeel van de AP van 14 december 2022 en daarmee in lijn met de motie de leden Hijink (SP) en Westerveld (GroenLinks). De data-uitvraag voor zorgvraagtypering door de NZa is op dit moment onderwerp van een gerechtelijke procedure. De NZa heeft mij laten weten dat zij in afwachting is van de uitspraak van de rechter.
Wat is uw reactie op de opmerkingen van deskundigen in de uitzending dat de NZa te veel vrijheid krijgt om zijn eigen regels te stellen?
Ik deel deze opmerkingen niet. De Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) regelt de taken en bevoegdheden van de NZa. De NZa heeft de status van ZBO, omdat de regering het wezenlijk acht dat de NZa zelfstandig, onafhankelijk en op afstand van het Ministerie van VWS kan opereren richting het zorgveld. De hoofdlijn van de rolverdeling tussen de Minister en de NZa is dat de Minister het beleid bepaalt en dat de NZa zelfstandig verantwoordelijk is voor de uitvoering en de behandeling van individuele gevallen.
Bent u bereid om deze vragen één voor één te beantwoorden?
Ja, ik ben bereid om dat te doen.
Het bericht FNV wil 14,3 procent hoger loon in kraamzorg |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers , Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u het ermee eens dat er sprake is van een loonachterstand in de kraamzorg? Zo nee, kunt u uw antwoord toelichten?1
In het kader van een convenant dat tussen Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en Bo Geboortezorg is afgesloten, wordt momenteel onderzoek gedaan naar de financiële situatie binnen de kraamzorg. In dit onderzoek wordt ook gekeken naar de loonontwikkeling van de kraamzorg ten opzichte van vergelijkbare beroepen in andere sectoren. Dit zou ook inzicht moeten geven in hoeverre er sprake is van een loonachterstand. De verwachting is dat de resultaten van dit onderzoek dit najaar worden opgeleverd.
Bent u het ermee eens dat de loonachterstand een belangrijke factor is voor het huidige personeelstekort in de kraamzorg? Zo nee, kunt u uw antwoord toelichten?
De aantrekkelijkheid van werken in de zorg is van veel meer afhankelijk dan salaris. Zaken als professionele autonomie, zeggenschap en ontwikkelmogelijkheden zijn zeker zo belangrijk, zo niet belangrijker voor een keuze om wel of niet in de zorg te (blijven) werken. Uitstroomonderzoek van RegioPlus laat zien dat arbeidsvoorwaarden op de 9de plaats staan als reden om te vertrekken bij een werkgever. Om personeel te behouden zijn in eerste instantie werkgevers aan zet. Binnen het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg en welzijn (TAZ) worden zij door VWS en relevante partijen in het veld ondersteund om een beweging richting goed werkgeverschap te maken. Dit neemt niet weg dat het belangrijk is dat er een aantrekkelijk salaris geboden wordt. Het is daarom goed dat ZN en Bo Geboortezorg onderzoek laten doen naar de loonontwikkeling in de kraamzorg.
Wat zijn volgens u de oorzaken van deze loonachterstand in de kraamzorg? In hoeverre speelt de ruimte voor overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling (ova-ruimte) van de afgelopen jaren hierbij een rol?
Of er sprake is van een loonachterstand zal moeten blijken uit het eerdergenoemde onderzoek (zie ook het antwoord op vraag 1).
Indien blijkt dat er sprake is van een loonachterstand, dan speelt de ova-ruimte van de afgelopen jaren hierin geen rol. Via de ova-ruimte wordt immers jaarlijks marktconforme loonruimte toegevoegd aan de budgettaire kaders en wordt het loongerelateerde deel van de gereguleerde tarieven in de kraamzorg met de ova geïndexeerd.
Bent u het ermee eens dat een forse loonstijging voor zorgverleners in de kraamzorg noodzakelijk is, gezien het feit dat zij al de laagste salarissen hebben in de sector Zorg & Welzijn en hun lonen de afgelopen jaren amper gestegen zijn, terwijl zij ook kampen met de gevolgen van de inflatie? Zo nee, kunt u uw antwoord toelichten?
Sociale partners in de zorg onderhandelen over de arbeidsvoorwaarden en sluiten cao’s. Ik mag mij op grond van internationale verdragen (o.a. verdragen van de International Labour Organization (ILO) en het Europees Sociaal Handvest (ESH)) niet met deze onderhandelingen bemoeien.
Bent u het ermee eens dat er ook dringend iets moet gebeuren om het vak aantrekkelijker te maken, gezien het feit dat de kraamzorg steeds meer onder druk komt te staan door personeelstekorten? Kunt u uw antwoord toelichten?
De personeelstekorten in zorg en welzijn zijn groot en zullen ook de komende jaren blijven. Het is daarom van belang te investeren in het aantrekken en behouden van zorgmedewerkers, in leven lang ontwikkelen en in zeggenschap. Maar ook in het opschalen van technologische en sociale innovaties. Met het programma TAZ zetten we hier breed op in.
Daarnaast hebben we Bo Geboortezorg de afgelopen drie jaar met subsidie ondersteund om onderzoek te doen naar het regionaal organiseren van de wachtdiensten van kraamverzorgenden en of dit bij kan dragen aan de aantrekkelijkheid van het vak. Een tweetal pilots laat positieve resultaten zien. Inmiddels is een toolkit met «lessons learned» ontwikkeld die kraamzorgorganisaties concrete handvatten aanreikt om hier mee aan de slag te gaan. Ook wordt in het experiment van de nieuwe indicatiesystematiek gekeken wat de nieuwe manier van indiceren bijdraagt aan het werkplezier en daarmee het vak van de kraamverzorgende.
Bent u als Minister bereid om de looneis van de FNV te steunen? Zo ja, op welke manier?
Nee, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 mag ik mij op grond van internationale verdragen niet bemoeien met cao-onderhandelingen en kan en wil ik dus geen positie innemen met betrekking tot looneisen in de zorg.
Bent u bereid om bepaalde stappen te ondernemen (e.g. loonruimte vergroten), zodat de lonen in de kraamzorg stijgen om verdere personeelstekorten te voorkomen? Zo ja, welke stappen? Zo nee, kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals eerder aangegeven in het antwoord op vraag 1 loopt er een onderzoek naar de financiële situatie binnen de kraamzorg, waarin ook de loonontwikkeling in de kraamzorg wordt meegenomen. Ik wil niet vooruitlopen op de uitkomsten van dit onderzoek. Daarnaast wil ik nogmaals benadrukken dat ik geen partij ben bij de cao-onderhandelingen en dat het sociale partners zijn die afspraken maken over de beloning in de kraamzorg. Tot slot kan ik al wel aangeven dat het extra vergroten van de arbeidsvoorwaardenruimte (ova-ruimte) niet aan de orde is. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 wordt conform de ova-systematiek al jaarlijks marktconforme loonruimte toegevoegd aan de budgettaire kaders en wordt het loongerelateerde deel van de gereguleerde tarieven in de kraamzorg met de ova geïndexeerd.
Bent u het ermee eens dat het maken van de loonafspraken in de zorg overlaten aan de sociale partners, de loonachterstand niet heeft doen voorkomen en dat de overheid bij de afspraken betrokken zou moeten worden om de werknemersbelangen in de zorg beter te dienen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, zoals eerder aangegeven in de antwoorden 1, 3 en 7 zal eerst moeten blijken of er sprake is van een loonachterstand. Daarnaast heb ik al in de antwoorden op vragen 4 en 6 aangegeven dat ik mij op grond van internationale verdragen niet mag bemoeien met de cao-onderhandelingen.
Bent u bereid om deze vragen één voor één te beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat er alweer twee huisartsenpraktijken zijn overgenomen door de commerciële keten Co-Med |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat er alweer twee huisartsenpraktijken zijn overgenomen door de commerciële keten Co-Med?1
In beginsel staat het elke partij in Nederland vrij om een huisartsenpraktijk te starten of over te nemen als zij aan de geldende wet- en regelgeving voldoen. Ik verken de mogelijkheden om in concrete gevallen, waarin toezichthouders op basis van signalen gericht onderzoek doen naar het handelen van bepaalde zorgaanbieders, de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de wettelijke bevoegdheid te geven om gedurende de looptijd van die onderzoeken overnames door betreffende partijen te verbieden. Ik vind het namelijk belangrijk dat in deze situaties de betreffende zorgaanbieder alle aandacht en energie steekt in het verbeteren van de kwaliteit en toegankelijkheid van zorg en niet in het overnemen van nieuwe praktijken.
Bent u het ermee eens dat het zorgwekkend is dat commerciële bedrijven die gericht zijn op het maken van winst steeds meer huisartsenpraktijken overnemen, terwijl de zorg voor patiënten daaronder lijdt?
Ik zie dat er zich mogelijk risico’s voor kunnen doen bij ketens in de huisartsenzorg, bijvoorbeeld wanneer het realiseren van (uitkeerbare) winst een groter belang krijgt dan de kwaliteit of de toegankelijkheid van zorg. Indien daardoor de kwaliteit en/of de toegankelijkheid van zorg in gevaar komt zullen de toezichthouders handhavend optreden.
Bent u het ermee eens dat de toezichthouders te weinig middelen hebben om de opmars van commerciële huisartsenketens tegen te gaan, aangezien de IGJ wordt teruggefloten door de rechter2 en de NZa enkel kijkt naar de procedure bij overnames3?
Het is op dit moment te prematuur om te stellen dat de toezichthouders te weinig juridische middelen hebben om effectief toezicht te houden. De zaak waar u over spreekt is nog onder de rechter en er is derhalve geen definitieve uitspraak. Daarnaast loopt momenteel een gezamenlijk onderzoek van de IGJ en NZa naar innovatieve ketens van huisartsenzorg.4 Onderdeel van dat onderzoek is of de beide toezichthouders het toezicht op dergelijke praktijken anders moeten vormgeven.
Indien één van de conclusies van dat onderzoek is dat de toezichthouders aanvullende juridische middelen nodig hebben voor effectief toezicht, verwacht ik dat zij dit zullen aangeven.
De suggestie die u wekt, dat de NZa alleen naar de procedures kijkt bij overnames, herken ik niet. De zorgspecifieke concentratietoets is een onderdeel van het toezicht door de NZa. De NZa heeft geen juridische grond om overnames tegen te houden als de procedure om tot de overname te komen goed is gevolgd. Zoals in antwoord 1 al aangegeven, verken ik de mogelijkheden om in concrete gevallen, waarin toezichthouders op basis van signalen gericht onderzoek doen naar het handelen van bepaalde zorgaanbieders, de NZa de wettelijke bevoegdheid te geven om gedurende de looptijd van die onderzoeken overnames door betreffende partijen te verbieden.
Naast de zorgspecifieke concentratietoets heeft de NZa meer taken en bevoegdheden op grond van de Wet marktordening en gezondheidszorg (Wmg) om de betaalbaarheid en toegankelijkheid van zorg te borgen. Zo ziet de NZa toe op aanmerkelijke marktmacht van zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Daarnaast ziet de NZa toe op de naleving van administratieverplichtingen, een goed bestuur en een professionele bedrijfsvoering van organisaties, als ook op de rechtmatigheid van de declaraties. Ook houdt de NZa toezicht op de toegankelijkheid van zorg en de zorgplicht van zorgverzekeraars.5
Welke mogelijkheden zijn er om de opmars van commerciële huisartsenketens tegen te gaan?
De eerstelijnszorg is een belangrijke pijler voor goede en toegankelijke zorg in Nederland. De toenemende zorgvraag en het beperkte aanbod van zorgmedewerkers zet ook de eerstelijnszorg inclusief de huisartsen onder druk. Tegen die achtergrond zien we nieuwe vormen van huisartsenzorg ontstaan.
Met het Integraal Zorgakkoord hebben we met alle betrokken partijen afspraken gemaakt om deze druk het hoofd te bieden. We werken gezamenlijk aan een visie op de eerstelijnszorg waarin we een betere organisatie en samenwerking van de eerstelijn voor ogen zien.6 Samenwerken en committeren aan de gemaakte (regio-)afspraken is hierbij van cruciaal belang. In lijn met het gedachtengoed achter de visie op de eerste lijn, hebben huisartsen(ketens), regionale huisartsenorganisaties en zorgverzekeraars zelf een belangrijke rol bij het toekomstbestendig inrichten van de huisartsenzorg in hun regio. Door gericht beleid te voeren rondom de arbeidsmarkt en het praktijkhouderschap en duidelijke afspraken te maken over de (eisen aan) regionale samenwerking en zich hieraan te committeren, kunnen deze partijen gezamenlijk sturen op voldoende en kwalitatief goed aanbod van huisartsenzorg in de regio en zo ongewenste overnames door ketens te voorkomen.
Daarbij blijf ik, zoals ik reeds in het commissiedebat van 5 juli heb aangegeven, bestaande praktijkhouders oproepen om geen goodwill te vragen bij de overdracht van hun praktijk, om zo geen onnodige drempels op te werpen voor jonge huisartsen om praktijkhouder te worden.
De NZa en IGJ zien toe op de toegankelijkheid en kwaliteit van zorg. Zoals beschreven in de voorgaande antwoorden verken ik de mogelijkheden om in concrete gevallen, waarin toezichthouders op basis van signalen gericht onderzoek doen naar het handelen van bepaalde zorgaanbieders, de NZa de wettelijke bevoegdheid te geven om gedurende de looptijd van die onderzoeken overnames door betreffende partijen te verbieden.
Daarnaast laat ik, zoals is voorgesteld tijdens het Wetgevingsoverleg in juni jl., zorgbreed een onderzoek doen om beter inzicht te krijgen in de daadwerkelijke (positieve en negatieve) effecten van private equity in de zorg op de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid.7 Eind van dit jaar zal ik uw Kamer informeren over de stand van zaken daaromtrent.
Hoe staat het met het onderzoek naar «de mogelijkheid om de NZa de bevoegdheid te geven om overnames door specifieke aanbieders te verbieden wanneer toezichthouders op basis van signalen onderzoek doen naar deze aanbieder»?4
Zoals in voorgaande antwoorden beschreven staat, loopt het onderzoek om de NZa meer wettelijke bevoegdheden te geven om overnames tegen te houden op het moment dat er signalen zijn over de kwaliteit of toegankelijkheid van de zorg. Naar verwachting vergt een dergelijke bevoegdheid een wijziging van de Wmg. Ik zal uw Kamer voor het eind van dit jaar verder informeren.
Het bericht dat vijftien ziekenhuizen worstelen met knellende zorgplafonds |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat vijftien ziekenhuizen worstelen met knellende zorgplafonds?1
Zorgverzekeraars hebben een wettelijke zorgplicht. Dit betekent dat hun verzekerden met een naturapolis binnen een redelijke tijd en reisafstand toegang moeten hebben tot alle zorg uit het basispakket. Zorgverzekeraars moeten daarom voldoende zorg inkopen voor hun verzekerden met een naturapolis om aan hun zorgplicht te kunnen voldoen. Voor verzekerden met een restitutiepolis moeten zorgverzekeraars de zorg vergoeden bij alle zorgverleners.
Als er in een bepaald ziekenhuis geen capaciteit beschikbaar is, moet de zorgverzekeraar ervoor zorgen dat de zorg elders beschikbaar is of vergoed wordt. De zorg hoeft niet persé ingekocht te worden bij een specifiek ziekenhuis.
Het is aan de ziekenhuizen en zorgverzekeraars om goede voorlichting te geven over de toegankelijkheid van zorg. Hierbij wil ik benadrukken dat het aan ziekenhuizen en verzekeraars is om met elkaar eventuele geschillen in de contractering op te lossen.
Bent u bereid om in kaart te brengen bij welke ziekenhuizen dit nog meer speelt, naast de ziekenhuizen die Skipr heeft gesproken, om zo te voorkomen dat zorgverleners, patiënten en gemeenten hier op een later moment door verrast worden?
Nee, het is – zoals in mijn vorige antwoord aangegeven – aan de ziekenhuizen en de verzekeraars om hier goed en tijdig over te communiceren.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat het bij deze ziekenhuizen ook komt tot een operatiestop, zoals nu bij het Alrijne ziekenhuis dreigt?
Het zorgstelsel in Nederland is erop gericht dat iedereen de zorg krijgt die zij nodig heeft. Zorgverzekeraars hebben een wettelijke zorgplicht. Dit betekent dat hun verzekerden met een naturapolis binnen een redelijke tijd en reisafstand toegang moeten hebben tot alle zorg uit het basispakket. Zorgverzekeraars moeten hiertoe voldoende zorg inkopen. Voor verzekerden met een restitutiepolis moeten zorgverzekeraars de zorg vergoeden bij alle zorgverleners.
Als er in een bepaald ziekenhuis geen capaciteit beschikbaar is, moet de zorgverzekeraar ervoor zorgen dat de zorg elders beschikbaar is of vergoed wordt. De zorg hoeft niet persé ingekocht te worden bij een specifiek ziekenhuis. De NZa ziet hierop toe.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de ziekenhuizen en de zorgverzekeraars, om te voorkomen dat patiënten hier uiteindelijk de dupe van worden?
De zorgverzekeraars hebben – zoals hiervoor al aangegeven – de plicht om ervoor te zorgen dat iedere verzekerde met een naturaverzekering de zorg krijgt die nodig is of om deze voor iedere verzekerde met een restitutieverzekering te vergoeden. De NZa houdt er toezicht op dat de zorgverzekeraars hun zorgplicht nakomen en voert hier zo nodig het gesprek over met relevante partijen.
Het sluiten van operatiekamers in het Alrijne Ziekenhuis omdat zorgverzekeraars onvoldoende geld beschikbaar stellen |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het Alrijne Ziekenhuis operatiekamers sluit omdat zorgverzekeraars onvoldoende geld beschikbaar stellen?1
Het Alrijne ziekenhuis geeft aan dat er geen operaties worden afgezegd – ook niet de al geplande operaties. Medisch urgente zorg gaat altijd door. Patiënten krijgen vanzelf een oproep voor hun operatie. Patiënten kunnen altijd contact opnemen met hun zorgverzekeraar om wachtlijstbemiddeling aan te vragen dan kan de zorgverzekeraar nagaan of er elders een kortere wachttijd is bij een zorgaanbieder. Daarnaast geven zorgverzekeraars aan het beeld dat geschetst is niet te herkennen en dat partijen met elkaar in overleg zijn.
Wat is naar verwachting het effect hiervan op de wachttijden voor patiënten uit de regio die een operatie nodig hebben?
Zoals in mijn antwoord op vraag 1 is aangegeven is er volgens mijn informatie op dit moment geen sprake van het afzeggen van operaties. Ik ga er dus vanuit dat patiënten terecht kunnen bij het Alrijne ziekenhuis of bij een ander ziekenhuis.
Kunnen patiënten uit deze regio in oktober überhaupt nog wel geopereerd worden, aangezien zij ook niet of nauwelijks terecht kunnen bij andere ziekenhuizen in de buurt?2 Wat is voor hen straks het perspectief als de operatiekamers in oktober dichtgaan?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het ermee eens dat de tijdelijke sluiting van operatiekamers een kunstmatig gecreëerd probleem is, aangezien het primair gebaseerd is op het budget dat door zorgverzekeraars beschikbaar gesteld wordt?
De NZa houdt er toezicht op dat de zorgverzekeraars hun zorgplicht nakomen. Tot op heden zijn er bij de NZa geen signalen bekend over discontinuïteit van zorg bij het Alrijne. De NZa heeft mij verder laten weten dat partijen constructief met elkaar in overleg zijn. Zij zullen de situatie monitoren en mij op de hoogte houden van relevante ontwikkelingen.
Bent u bereid om in gesprek te treden met de zorgverzekeraars om hen ertoe te zetten om de sluiting van deze operatiekamers te voorkomen?
Zie antwoord vraag 4.