De omstandigheden in Noord-Koreaanse politieke gevangenissen |
|
Martijn van Helvert (CDA), Kees van der Staaij (SGP), Han ten Broeke (VVD), Raymond de Roon (PVV) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «North Korea’s prisons are as bad as Nazi camps, says judge who survived Auschwitz»?1
Ja.
Klopt het dat er ongeveer 130.000 Noord-Koreanen zonder enige vorm van proces worden vastgehouden in politieke gevangenissen en dat de omstandigheden daar minstens zo verschrikkelijk zijn als in Auschwitz?
Ondanks een gebrek aan toegang voor onafhankelijke waarnemers, zijn de rapporten van de VN-onderzoekscommissie naar mensenrechten in Noord-Korea een gezaghebbende bron van informatie over aantallen gedetineerden en detentieomstandigheden in het land. Het kabinet hecht zeer aan de informatie en het deskundige oordeel uit deze rapporten.
Hoe beoordeelt u de berichten dat het Noord-Koreaanse regime zich in tenminste vier grote politieke gevangenissen schuldig maakt aan tien van de elf misdaden tegen de menselijkheid, zoals die in 1998 zijn vastgesteld in het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof?
Deze berichten, die grotendeels zijn gebaseerd op de bevindingen van de VN-onderzoekscommissie, zijn gruwelijk en onderstrepen eens temeer het belang van VN-instellingen bij het tegengaan van straffeloosheid en het ter verantwoording roepen van personen die zich schuldig zouden hebben gemaakt aan misdaden tegen de menselijkheid.
Bent u bereid de stalinistische praktijken in Noord-Koreaanse politieke gevangenissen te adresseren in VN-verband en hoog op de agenda te zetten als Nederland volgend jaar lid is van de VN-Veiligheidsraad? Zo nee, waarom niet?
Nederland stelt de mensenrechtensituatie in Noord-Korea, inclusief misstanden in (politieke) gevangenissen, mede in EU-verband regelmatig aan de orde door middel van verklaringen en resoluties in de Mensenrechtenraad en in de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de VN, waarbij ook de VN-Veiligheidsraad wordt aangespoord maatregelen te treffen. Als het aan Nederland ligt, vindt er dit jaar bovendien wederom een zeer stevig debat plaats in de VN-Veiligheidsraad over de mensenrechtensituatie in Noord-Korea.
Deelt u de mening van Thomas Buergenthal en twee andere vooraanstaande juristen dat Kim Jong-un c.s. voor het Internationaal Strafhof gedaagd moet worden om zich te verantwoorden voor de misdaden tegen de menselijkheid die zijn regime begaat, iets waarvoor VN-rapporteur Michael Kirby in 2014 ook al pleitte? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat de VN-Veiligheidsraad op basis van de conclusies en aanbevelingen van de VN-onderzoekscommissie passende maatregelen zou moeten treffen, waarbij ook de mogelijkheid om de situatie in Noord-Korea naar het Internationaal Strafhof te verwijzen zou moeten worden overwogen. Nederland is een van de landen die de VN-Veiligheidsraad hier sinds 2014 toe oproept en zal dit tijdens het lidmaatschap van de VN-Veiligheidsraad blijven doen. Maar voor een dergelijk besluit is instemming van de vijf Permanente Leden van de VN-Veiligheidsraad vereist. Het kabinet ondersteunt ieder initiatief dat het mogelijk maakt de schuldigen verantwoordelijk te houden voor hun misdaden, zoals het onderzoek van de International Bar Association.
Welke andere manieren ziet u om de grove mensenrechtenschendingen in Noord-Korea niet onbestraft te laten?
Nederland is voorstander van het versterken van de rol die het kantoor van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN in Seoel vervult op het gebied van informatiegaring die het mogelijk maakt schuldigen verantwoordelijk te houden voor hun misdaden.
Bent u ermee bekend dat Noord-Korea al jarenlang bovenaan de Ranglijst Christenvervolging van Open Doors staat en dat ruim 50.000 Noord-Koreaanse christenen momenteel in strafkampen zitten?
Ik ben bekend met deze zeer ernstige berichten, en ook met het feit dat de vervolging van christenen een van de mensenrechtenschendingen in Noord-Korea is die door de VN-onderzoekscommissie in haar rapport wordt benoemd.
Bent u bereid in het bijzonder op te komen voor de benarde positie van christenen in Noord-Korea? Zo ja, hoe gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Nederland komt op voor de mensenrechten van alle Noord-Koreanen, waaronder het recht op vrijheid van religie en levensovertuiging. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar kwetsbare groepen die een verhoogd risico lopen op vervolging, zoals Noord-Koreaanse christenen. Gezien de zeer beperkte mogelijkheden om in Noord-Korea projecten te ontplooien, ligt daarbij de nadruk op het documenteren van misstanden met als doel de schuldigen te zijner tijd verantwoordelijk te kunnen houden voor hun misdaden. Hiertoe worden onder andere projecten gefinancierd vanuit het Mensenrechtenfonds in Zuid-Korea.
Het optreden van de Israëlische autoriteiten in de bezette Palestijnse gebieden |
|
Sadet Karabulut |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Is u bekend dat Israëlische autoriteiten deze week een Palestijns meisje van 17 jaar, Ahed al-Tamimi, hebben opgepakt en even later ook haar moeder?1
Ja.
Is u verder bekend dat een Palestijnse demonstrant, Ibrahim Abu Thuraya, die eerder zijn benen verloor tijdens een Israëlische luchtaanval op Gaza, vorige week door het Israëlische leger is gedood?2
Ja.
Kunt u een overzicht geven van het Israëlische optreden in de bezette Palestijnse gebieden sinds de Amerikaanse erkenning van Jeruzalem als hoofdstad van Israël en de aankondiging de ambassade naar Jeruzalem te verplaatsen? Hoeveel Palestijnse demonstranten zijn gedood, hoeveel gewond en hoeveel opgepakt?
De VN (OCHA) rapporteerde dat in de periode van 6 december jl. tot 1 januari 2018 in totaal 14 Palestijnen, van wie 12 burgers, zijn gedood en 4.549 Palestijnen gewond zijn geraakt bij protesten en confrontaties met Israëlische veiligheidstroepen. Bijna 70% van de gewonden op de Westelijke Jordaanoever werd behandeld wegens het inademen van traangas. Voorts zijn volgens OCHA in de periode van 5 tot 18 december jl. 364 Palestijnen gedetineerd. In de periode van 19 december tot 1 januari jl. betrof het 214 Palestijnen.
Kunt u aangeven hoeveel Palestijnse politieke gevangenen momenteel door Israël gedetineerd zijn?
Volgens de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’tselem verbleven er eind november 2017 5.881 Palestijnse gevangenen in Israëlische detentie, waarvan 425 in administratieve detentie. Volgens Israël is er geen sprake van administratieve detentie op basis van politieke overtuigingen. Op basis van het internationaal recht is administratieve detentie om dwingende redenen van veiligheid, zonder dat dit samenhangt met een strafrechtelijk proces, geoorloofd als een uitzonderlijke maatregel. Een dergelijke detentie dient conform internationaalrechtelijke waarborgen te worden uitgevoerd, zonder willekeur. Nederland en de EU dringen aan op strikte naleving van deze waarborgen, met name in die gevallen waarin detentie alleen is gebaseerd op geheim bewijsmateriaal. Dit is problematisch, omdat betrokkenen en hun advocaten het bewijs niet kunnen inzien of toetsen.
Deelt u de opvatting dat het Israëlische optreden disproportioneel is en beëindigd dient te worden?
Op basis van het bezettingsrecht, dat onderdeel uitmaakt van het humanitair oorlogsrecht, is Israël als bezettende mogendheid verplicht de openbare orde en het openbare leven in het bezette gebied zo veel als mogelijk te herstellen en te verzekeren.
Dit sluit de mogelijkheid van geweldgebruik niet uit, mits voldaan wordt aan de voorwaarden van noodzakelijkheid en proportionaliteit. Het kabinet roept Israël op terughoudend te zijn met het gebruik van geweld en verwacht van Israël dat ieder geweldsgebruik proportioneel is.
Bent u bereid hier per direct bij uw Israëlische collega’s op aan te dringen en te pleiten voor onderzoek naar en vervolging van daders die ongewapende demonstranten doden? Zo nee, waarom niet?
Ja. Tijdens mijn recente bezoek aan Israël en de Palestijnse gebieden heb ik met beide partijen gesproken over de huidige situatie sinds het besluit van de Amerikaanse President Trump om Jeruzalem te erkennen als hoofdstad van Israël. Daarbij heb ik benadrukt dat het in het belang van beide partijen is om verdere escalatie te voorkomen. Zo bestaat er geen enkele rechtvaardiging voor de beschietingen uit Gaza en terroristische aanslagen. Tegelijk zal het kabinet Israël blijven aanspreken op de verplichting proportioneel te handelen en aandringen op de noodzaak van onderzoeken naar eigen optreden, op transparantie van de uitkomsten, op vervolging van eventuele daders en op maatregelen om incidenten in de toekomst te voorkomen. Eenzelfde boodschap wordt door de EU uitgedragen naar de Israëlische autoriteiten, zoals ook opgenomen in de Raadsconclusies van januari 2016.
Extra maatregelen tegen Noord-Korea en de positie van Nederland als voorzitter van het VN-sanctiecomité Noord-Korea |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kunt u nader ingaan op het Nederlandse voorzitterschap van het VN-sanctiecomité Noord-Korea in 2018? Wat is de Nederlandse inzet binnen dit sanctiecomité?1
In 2018 is Nederland, als lid van de VN-Veiligheidsraad, tevens voorzitter van het krachtens VN-Veiligheidsraadsresolutie 1718 (2006) opgerichte sanctiecomité dat is belast met toezicht op de implementatie van het uitgebreide sanctieregime tegen Noord-Korea. Deze sancties zijn gericht op het voorkomen van nucleaire proliferatie en treffen een groot aantal sectoren van de Noord-Koreaanse economie, waaronder militaire goederen, olie, transport, textiel, luxegoederen, financiële dienstverlening en ook Noord-Koreaanse arbeiders in het buitenland. Nederland zal zich als neutrale voorzitter concentreren op volledige en effectieve uitvoering van de sancties. Daarnaast zal Nederland speciale aandacht besteden aan wereldwijde sanctie-implementatie, het complexe sanctieregime inzichtelijker pogen te maken voor overheden en uitvoerders door voorlichtingsactiviteiten te organiseren in de relevante regio’s, en inzetten op robuuste en tijdige rapportage over nationale implementatie door alle VN-lidstaten.
Steunt u de oproep van de Verenigde Staten (VS) aan de Verenigde Naties (VN) om de zwarte lijst met schepen die Noord-Korea helpen om VN-sancties te ontwijken, uit te breiden? Zo nee, waarom niet? 2
Ook zonder een uitgebreide zwarte lijst met schepen biedt het huidige sanctieregime reeds mogelijkheden om schepen aan te houden, te inspecteren, aan de ketting te leggen, of een verboden lading in beslag te nemen wanneer er een verdenking is dat deze schepen betrokken zijn bij door de relevante resoluties verboden activiteiten, waaronder het transporteren van verboden goederen. Schepen die direct of indirect eigendom zijn of onder gezag staan van personen of entiteiten op de zwarte lijst, dienen door lidstaten uit hun havens te worden geweerd.
Beschikt u straks wel over voldoende kennis en middelen om effectief toezicht te kunnen houden op de naleving van VN-sancties die zijn opgelegd aan Noord-Korea?
Ja. Het 1718-Sanctiecomité wordt in de uitvoering van zijn mandaat bijgestaan door een onafhankelijk Expertpanel bestaande uit acht personen, dat met name alle aanwijzingen van mogelijke sanctieschendingen onderzoekt en indien noodzakelijk aanbevelingen doet voor maatregelen om naleving van de sanctiemaatregelen te verbeteren. Twee keer per jaar brengt het Expertpanel verslag uit aan de Veiligheidsraad van zijn bevindingen.
Bent u bekend met het feit dat Noord-Korea geld binnen haalt voor zijn nucleaire- en raketprogramma door de handel in cryptocurrencies en de digitale diefstal daarvan? Bent u bereid naar de schaal hiervan onderzoek te laten uitvoeren, omdat Noord-Korea zo alsnog op listige wijze de financiering van allerlei wanpraktijken voor elkaar krijgt?3
Ik ben bekend met deze berichten. Uitvoering van een eigenstandig onderzoek door Nederland naar de schaal van de handel in cryptocurrencies door Noord-Korea en digitale diefstal daarvan ligt niet voor de hand. Om hiervan een gedegen beeld te krijgen is goede samenwerking nodig met internationale partners. Nederland draagt waar mogelijk bij aan bestrijding van de financiering van proliferatie van massavernietigingswapens in Noord-Korea, onder andere binnen de VN-Veiligheidsraad en binnen de Financial Action Task Force.
Deelt u de mening dat de sancties tegen Noord-Korea verder opgevoerd dienen te worden als het communistische regime zijn nucleaire wapenarsenaal niet snel opgeeft? Zo nee, waarom niet?
Op 22 december jl. heeft de VN-Veiligheidsraad unaniem resolutie 2379 (2017) aangenomen, waarin de sancties tegen Noord-Korea verder zijn aangescherpt naar aanleiding van de lancering van een ballistische raket op 28 november jl. De VN-Veiligheidsraad geeft daarin onomwonden aan de activiteiten van Noord-Korea nauwgezet te zullen volgen en bereid te zijn de sanctiemaatregelen verder aan te scherpen indien nodig. Zo heeft de VN-Veiligheidsraad besloten over te zullen gaan tot verdere inperking van export van olieleveranties aan Noord-Korea in geval van een nieuwe kernproef of lancering van een intercontinentale raket. Nederland steunt deze aanpak en heeft de resolutie verwelkomd. Nederland is voorstander van het opvoeren van de druk op Noord-Korea, mede door volledige implementatie van bestaande sancties door alle landen, met als doel Noord-Korea naar de onderhandelingstafel te krijgen en tot een diplomatieke oplossing te komen.
Is Nederland aanwezig bij de bijeenkomst in Vancouver op 16 januari 2018, waar meerdere landen een sterk signaal willen afgeven tegen de nucleaire- en rakettesten van Noord-Korea? Zo nee, bent u bereid alsnog te gaan? Indien u niet wilt gaan, waarom steunt u het afgeven van zo’n sterk signaal niet?
Ja, ik zal namens Nederland deelnemen aan de bijeenkomst in Vancouver op 16 januari 2018.
Het bericht ‘Niemand vertelt ons wat’ |
|
Martijn van Helvert (CDA), Chris van Dam (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Niemand vertelt ons wat»?1
Op verzoek van de nabestaanden verleent het Ministerie van Buitenlandse Zaken consulaire bijstand bij overlijden van een Nederlander in het buitenland. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag onderhoudt contact met een contactpersoon van de overledene in Nederland. Indien er nabestaanden verblijven in het land van overlijden onderhoudt de Nederlandse ambassade contact met de nabestaande(n) ter plaatse. De ambassade houdt daarnaast contact met de lokale autoriteiten.
Bij bijstand na overlijden gaat het in de regel om het ondersteunen bij de repatriëring van het stoffelijk overschot naar Nederland, het opvragen van overlijdensaktes of politie- en autopsierapporten. Indien een overlijden aanleiding geeft tot een lokaal politieonderzoek kan het ministerie op verzoek van de nabestaanden de voortgang van het onderzoek volgen en waar nodig de lokale autoriteiten, die verantwoordelijk zijn voor het onderzoek, vragen om een voortvarende behandeling. Nederland kan zich niet mengen in een politieonderzoek door buitenlandse autoriteiten naar een zaak die zich in het buitenland heeft afgespeeld.
Slachtofferhulp Nederland kan slachtoffers van een misdrijf of een ongeval na terugkeer in Nederland emotionele en praktische steun bieden en ook beperkte juridische bijstand. Indien nabestaanden dit wensen, brengt het ministerie hen in contact met Slachtofferhulp.
De dood van Ivana Smit in Kuala Lumpur is dramatisch. Ik hoop dat er snel helderheid komt voor de nabestaanden over wat er is gebeurd. De Maleisische autoriteiten onderzoeken de toedracht. Ook het Nederlands Openbaar Ministerie beziet of feiten en omstandigheden aanleiding geven tot het starten van een strafrechtelijk onderzoek.
De nabestaanden van Ivana Smit hebben consulaire bijstand ontvangen langs bovenstaande lijnen. De Nederlandse ambassade in Kuala Lumpur heeft na 7 december jl. al het mogelijke gedaan om de nabestaanden bij te staan en te bemiddelen tussen hen en de Maleisische autoriteiten. De vragen en zorgen van de nabestaanden zijn door de ambassade aan de Maleisische autoriteiten overgebracht en er is daarbij aangedrongen op een zorgvuldig en voortvarend onderzoek. Verdere details deelt het ministerie steeds met de nabestaanden. Deze hebben via hun contactpersoon aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken, in lijn met wat de advocaat van de familie in de media heeft gemeld, laten weten tevreden te zijn met de consulaire bijstand die het ministerie heeft gegeven na het overlijden en bij de overbrenging van het lichaam van Ivana Smit naar Nederland.
Kunt u aangeven hoe de nabestaanden begeleid en ondersteund worden door de Nederlandse regering?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe draagt de Nederlandse regering bij aan de ondersteuning van het politieonderzoek in Maleisië?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom is er geen contactpersoon voor nabestaanden van slachtoffers van misdrijven in het buitenland?
Zie antwoord vraag 1.
Ziet u verdere ruimte voor verbetering wat betreft de ondersteuning van nabestaanden van slachtoffers van misdrijven in het buitenland?
Zie antwoord vraag 1.
Een zelfmoordaanslag op een kerk in Pakistan |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Raymond de Roon (PVV) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Doden bij zelfmoordaanslag op kerk in Pakistan»?1
Ik heb van het bericht kennisgenomen.
Kunt u een overzicht geven van de aantallen slachtoffers van deze en soortgelijke zelfmoordaanslagen in Pakistan in 2017?
Bij de aanslag op de Bethel Memorial Methodist kerk in Quetta, Balochistan, zijn 9 personen gedood en meer dan 50 personen gewond geraakt. Volgens het South Asia Terrorism Portal (SATP) vielen er in 2017 1.260 doden, waaronder 540 burgers.2
Het is niet uit de cijfers op te maken of het hierbij gaat om slachtoffers van terroristisch, sektarisch of separatistisch geweld. Op basis van cijfers van dezelfde organisatie vonden in 2017 22 zelfmoordaanslagen plaats. Hierbij vielen 369 doden en waren er 1.052 gewonden.3
Volgens de recent verschenen Ranglijst Christenvervolging 2018 van Open Doors zouden in 2017 26 christenen zijn omgekomen vanwege hun geloof en werden 168 kerken aangevallen.
Kunt u aangeven wat de achtergrond van de aanslagplegers is, en wat de aanleiding zou zijn voor deze aanslag?
De aanslag op de Bethel Memorial Methodist kerk in Quetta, Balochistan, is online opgeëist door «ISIS-Khorasan» (ISIS-KP), actief in het grensgebied van Afghanistan en Pakistan in de Afghaanse provincie Nangahar. Deze groep heeft in Pakistan vergelijkbare doelstellingen als ISIS elders in de wereld, en operationaliseert deze doelstellingen in Pakistan door terroristische aanslagen te plegen op de Pakistaanse overheid en veiligheidsdiensten, religieuze minderheden en andersdenkende moslims, zoals bijvoorbeeld de Shia en Hazara gemeenschap in Pakistan.
Wat is de huidige status en invloed van radicale islamitische groepen in Pakistan? Klopt het dat de cultuur sterk islamiseert, waardoor (christelijke) minderheidsgroepen maar ook politici in toenemende mate moeten vrezen voor aanslagen?
Pakistan is een van de landen in de wereld die het meest getroffen wordt door terroristische aanslagen. Deze aanslagen raken alle burgers in Pakistan, maar vinden momenteel het meest plaats in het grensgebied met Afghanistan. De overheid heeft als belangrijke prioriteit de bestrijding van terrorisme en aanpak van gewelddadig radicale islamitische groepen. De Pakistaanse National Counter Terrorism Authority (NACTA) heeft bijvoorbeeld 65 organisaties, grotendeels extreem radicale gewelddadige islamitische groepen, als terroristische organisaties bestempeld en verboden.
Uit het eerdergenoemde overzicht van het South Asia Portal, blijkt sinds 2015 een neerwaartse trend in het aantal aanslagen en slachtoffers. Deze trend is uit meerdere bronnen waarneembaar, zoals ook is opgenomen in het op 24 april 2017 aan uw Kamer aangeboden thematisch ambtsbericht 2014–2016 over de positie van ahmadi’s en christenen in Pakistan 2014–2016. Dit heeft mede te maken met een door de Pakistaanse overheid ontwikkeld nationaal actieplan tegen terrorisme (NAP) na de aanslag op een school in Peshawar in december 2014.
Het actieplan gaat ook in op de bescherming van minderheden ook omdat de verantwoordelijkheid van de overheid richting minderheden is verankerd in de Pakistaanse Grondwet. Een voorbeeld van meer actief overheidshandelen was de onmiddellijke toezegging na de aanslag in Quetta dat christelijke gebedsplaatsen gedurende de Kerstperiode extra zouden worden beveiligd. De Pakistaanse overheidsinstellingen en het rechtssysteem blijken echter niet in staat al haar burgers voldoende te beschermen tegen geweld en terroristische aanslagen. Verbetering van deze instituties is tevens onderdeel van het Pakistaans nationaal actieplan tegen terrorisme.
Sinds de jaren 70 van de vorige eeuw speelt religie in de Pakistaanse politiek een steeds grotere rol. Dit wordt verklaard door enerzijds de intrede en invloed van de politieke Islam en daaraan verbonden radicale predikers, en anderzijds de actieve politisering van het geloof door Pakistaanse politici. In toenemende mate spelen religieuze partijen en religieuze leiders een actieve rol in de politiek. Veel experts en analisten zijn het erover eens dat de toenemende polarisering en politisering op basis van geloof en binnen religieuze stromingen een van de oorzaken is van toenemende intolerantie jegens minderheden in Pakistan.
Wat doet Nederland, of kan Nederland doen, om op te komen voor de godsdienstvrijheid in Pakistan?
Vrijheid van religie en levensovertuiging is een van de centrale thema’s in het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Tijdens het meest recente bezoek van de Mensenrechtenambassadeur aan Pakistan, april 2017, is vrijheid van religie en levensovertuiging onderwerp van gesprek geweest bij zijn ontmoetingen met Pakistaanse autoriteiten en religieuze leiders Ook tijdens het jaarlijkse bilaterale overleg op hoogambtelijk niveau tussen Nederland en Pakistan, en in andere contacten met vertegenwoordigers van de Pakistaanse overheid, wordt dit onderwerp aan de orde gesteld, alsook de zaken van Asia Bibi en Nadeem Masih.
Vanuit het Mensenrechtenfonds worden verscheidene programma’s gefinancierd die gericht zijn op vrijheid van religie en levensovertuiging, en het verhogen van onderling begrip en tolerantie. De programma’s richten zich op het creëren en versterken van netwerken van activisten, waaronder van minderheden en lokale NGO’s, het stimuleren van dialoog tussen verschillende religieuze en sociale groepen, en het direct beschermen van bedreigde (christelijke) minderheden door het verlenen van juridische ondersteuning en noodopvang.
Ook in EU verband is vrijheid van religie en levensovertuiging een centraal thema. De delegatie van de Europese Unie ondersteunt diverse projecten op dit gebied. Van 10 tot 16 december 2017 bezocht Ján Figel, de EU Speciaal Vertegenwoordiger voor vrijheid van religie en levensovertuiging, Pakistan. Hij heeft met leden van de overheid, politici, academici, scholen en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld gesproken. Tijdens zijn bezoek, maar ook tijdens de regelmatige contacten tussen EU vertegenwoordigers en de Pakistaanse regering, wordt consequent aandacht besteed aan dit belangrijke onderwerp.
Wilt u zowel bilateraal in uw contacten met de Pakistaanse regering, maar ook binnen multilaterale organisaties, zich actief inzetten voor godsdienstvrijheid in Pakistan, en daarbij ook expliciet aandacht besteden aan het lot van ter dood veroordeelde christenen zoals Asia Bibi en Nadeem Masih?2
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht ‘Komt Johan van Laarhoven in 2018 naar Nederland?’ |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Komt Johan van Laarhoven in 2018 naar Nederland?»1?
Ik heb van het artikel kennisgenomen.
Deelt u de mening dat het feit dat het Thaise Openbaar Ministerie heeft aangegeven in cassatie te gaan in de zaak tegen Johan van Laarhoven een (diplomatieke) voorbereiding niet in de weg staat? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de procedure voortvloeiende uit de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS) alvast voor te bereiden?
Een Wots-procedure kan pas worden ingezet nadat het buitenlandse vonnis onherroepelijk is en er in het veroordelende land geen andere gerechtelijke procedures in verband met het strafbaar feit of enig ander strafbaar feit aanhangig zijn. Vast moet immers staan op welke feiten de veroordeling precies ziet en welke straf eventueel kan worden overgenomen. Zodra de zaak onherroepelijk is, zal het Wots-verzoek van de heer Van Laarhoven, zoals toegezegd in mijn brief van 13 december 2017 aan uw Kamer, voortvarend in behandeling worden genomen en worden getoetst aan de hiervoor geldende criteria.2 Het verzoek zal worden getoetst aan de criteria in het Verdrag met Thailand, aan de Wots en aan het Beleidskader inzake de overdracht van de tenuitvoerlegging van buitenlandse strafvonnissen aan Nederland.3 4 Er zijn op dit moment geen voorbereidingen die in dit licht alvast kunnen worden getroffen.
Deelt u de mening dat het belangrijk is dat Johan van Laarhoven aanwezig is bij de rechtszaak die tegen hem loopt in Nederland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid via diplomatiek contact te bespoedigen dat het cassatieberoep alsnog wordt ingetrokken?
Ik onderken het belang van personen om aanwezig te zijn bij gerechtelijke procedures die hen betreffen. De Wots is echter niet het instrument om dit te bewerkstelligen. Deze wet is bedoeld om buitenlandse straffen in Nederland ten uitvoer te leggen of Nederlandse straffen in het buitenland ten uitvoer te leggen. Los daarvan geeft het geen pas wanneer de regering zou aandringen bij Thailand op intrekking van het cassatieberoep dat door het Thaise OM is ingesteld, aangezien de Nederlandse regering zich niet mengt in lopende strafzaken, ook niet in buitenlandse.
Kunt u reflecteren op andere mogelijkheden voor overbrenging van Johan van Laarhoven, zoals een bilaterale overeenkomst tussen Nederland en Thailand of een uitleveringsverzoek? Kunt u per optie aangeven waarom deze al dan niet ingezet wordt?
Het OM bepaalt van welke instrumenten het gebruikt maakt in een strafzaak. Daartoe behoort ook dat het OM zelfstandig kan bepalen of het wil overgaan tot het doen van een uitleveringsverzoek. Desgevraagd heeft het OM mij laten weten dat het niet voornemens is om de uitlevering van de heer Van Laarhoven te vragen. Andere mogelijkheden om de heer Van Laarhoven naar Nederland te halen zie ik momenteel niet.
Het bericht “Deal in Nederland onder de radar” |
|
Bente Becker (VVD), Han ten Broeke (VVD), André Bosman (VVD) |
|
Halbe Zijlstra (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
Kent u het bericht «Deal in Nederland onder de radar»?1
Ja.
Klopt het dat een administratiekantoor in Den Haag aandeelhouder is geworden van een reusachtig olieveld in Venezuela? Zo ja, klopt de bewering dat de gesloten deal in strijd is met de wet en regelgeving in Venezuela?
Informatie met betrekking tot het aandeelhouderschap van een in Nederland gevestigd administratiekantoor zou bekend kunnen zijn bij de Belastingdienst. Op grond van de geheimhoudingsplicht van artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen kan zoals bekend niet worden ingegaan op individuele belastingplichtigen.
Zijn de in het bericht genoemde commerciële handelingen rechtmatig, tegen de achtergrond van de in internationaal verband ingestelde sancties tegen Venezuela? Zo nee, welke stappen worden hiertegen ondernomen?
Op 13 november 2017 heeft de EU sancties ingesteld tegen Venezuela bestaande uit een wapenembargo en een exportverbod op goederen die gebruikt kunnen worden voor interne repressie en IT-surveillance. Daarnaast is het wettelijk kader ingesteld voor persoonsgerichte sancties (tegoedenbevriezing en reisrestricties) tegen degenen die zich schuldig maken aan ondermijning van de democratie en mensenrechtenschendingen. Op 22 januari jl. zijn een zevental personen op de lijst geplaatst. Het sanctieregime voorziet niet in een verbod of beperking op commerciële transacties betrekking hebbende op de oliesector.
Bent u van mening dat Nederland risico’s loopt als gevolg van de gesloten overeenkomst? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe worden dergelijke commerciële handelingen in Europees of nationaal verband getoetst, in het bijzonder op de vraag of ze in lijn zijn met sanctieregimes?
Alle onder Nederlandse jurisdictie vallende bedrijven dienen zich aan de Nederlandse wet te houden, zo ook aan de in Nederland geldende sanctieverordeningen. Het is aan bedrijven om dit zelf te toetsen. Overtreding van de sanctiewetgeving kan leiden tot vervolging. Financiële instellingen hebben de plicht tegoeden te bevriezen en financiële dienstverlening te staken van gesanctioneerde partijen. Hierbij geldt dat financiële instellingen een meldplicht hebben indien zij hiertoe overgaan. Financiële instellingen brengen hun toezichthouder op de hoogte. Het niet voldoen aan deze meldplicht kan leiden het nemen van bestuurlijke maatregelen door de betreffende toezichthouder.
Hoe verhouden de handelingen zich tot de richtlijnen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) voor multinationale ondernemingen?
Het kabinet doet geen uitspraak over individuele casussen, maar bedrijven dienen de wettelijke normen in zowel het land waar zij gevestigd zijn, als landen waar zij activiteiten hebben, na te leven. Buiten de wettelijke kaders verwacht het kabinet dat bedrijven internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen door invulling te geven aan internationale normen voor onder andere mensenrechten, arbeidsomstandigheden en milieu, zoals die zijn neergelegd in de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen (OESO-richtlijnen). Partijen kunnen een melding doen van vermeende schendingen van de OESO-richtlijnen door bedrijven bij het Nationaal Contactpunt voor de OESO-richtlijnen (NCP).
Wanneer kan de Kamer het onderzoek van het Nationaal Contactpunt voor de OESO-richtlijnen naar de mate waarin de Nederlandse olie- en gassector de OESO-richtlijnen implementeert tegemoet zien?
Het onderzoek wordt in het voorjaar van 2018 afgerond. Het Nationaal Contactpunt zal het onderzoek vervolgens aanbieden aan het kabinet, dat de opdracht voor het onderzoek heeft gegeven. Het kabinet zal het onderzoek daarna naar de Tweede Kamer sturen. Dit gebeurt voor de zomer van 2018.
De waarschuwing van Unicef over de zorgwekkende situatie van 8,5 miljoen kinderen in Syrië en omliggende landen |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Kirsten van den Hul (PvdA), Isabelle Diks (GL) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Kent u het bericht «Unicef: Syrische oorlogswinter bedreigt miljoenen kinderen»?1 Wat is uw reactie op de waarschuwing van Unicef dat 8,5 miljoen kinderen humanitaire noodhulp moeten krijgen en dat de situatie met de winter voor de deur steeds zorgwekkender wordt?
Ja. Het kabinet volgt de situatie rond Syrië nauwlettend en is zich terdege bewust van de effecten van de oorlog op kinderen. De schrijnende situatie in heel Syrië, en met name op plekken als het belegerde Oost-Ghouta, baart het kabinet grote zorgen. Nederland zet zich wekelijks in de ISSG (International Syria Support Group) in om de zorgwekkende situatie aan de kaak te stellen en zal zich in 2018 ook in de VN Veiligheidsraad ervoor inzetten om de schrijnende situatie in Syrië, en met name van kinderen, waar mogelijk te verbeteren. Nederland draagt via bijdragen aan UNICEF op het gebied van voedselzekerheid en humanitaire hulp bij aan het lenigen van de noden van kinderen in Syrie. Ook draagt Nederland bij via de VN Pooled Fundsaan het bieden van additionele hulp in de voorbereidingen op de winter, met specifieke aandacht voor kwetsbare groepen als vrouwen en meisjes.
Welke actie onderneemt u om bij te dragen aan humanitaire noodhulp aan de 8,5 miljoen kinderen in Syrië en omliggende landen, in het bijzonder aan levensreddende hulp aan 1,5 miljoen kinderen?
Nederland heeft in de periode van 2012–2017 EUR 382 mln. bijgedragen aan het verlichten van noden in de Syrië regio, met specifieke aandacht voor de kwetsbare situatie van vrouwen en meisjes. In 2017 heeft Nederland EUR 24,5 mln. bijgedragen, waarvan EUR 10 mln. aan de VN Pooled Funds, EUR 4 mln aan het Nederlandse Rode Kruis en EUR 8,5 mln aan de Dutch Relief Alliance ten behoeve van bescherming, water, sanitaire voorzieningen, en gezondheid. Via deze bijdragen, alsook de ongeoormerkte bijdragen van Nederland aan onder andere UNICEF van EUR 17 miljoen voor humanitaire hulp in 2017, draagt Nederland bij aan levensreddende hulp voor Syriërs, met specifieke aandacht voor kinderen. In 2018 gaat Nederland door met het bieden van levensreddende hulp, onder andere via de VN, het Rode Kruis en de Dutch Relief Alliance.
Bent u bereid om in internationaal verband met spoed aandacht te vragen voor de humanitaire noodsituatie in Oost-Ghouta in Syrië, waar één op de negen kinderen levensbedreigend ondervoed is?
Het kabinet is op de hoogte van de erbarmelijke situatie in Oost-Ghouta, waar de laatste weken sprake is van een zware geweldsescalatie terwijl de humanitaire toegang nihil is en er een zwaar tekort is aan voedsel en medische voorzieningen. Er is zware ondervoeding, vooral bij kinderen. Nederland benadrukt internationaal het belang van naleving van het internationaal humanitair oorlogsrecht en mensenrechten. Specifiek pleit Nederland in de ISSG wekelijks voor het mogelijk maken van medische evacuaties en voor humanitaire toegang tot Oost-Ghouta. Verder heeft Nederland samen met het Verenigd Koninkrijk aangedrongen op een gezamenlijke EU-verklaring die op 18 december jl. door Commissaris Stylianides is uitgebracht en die oproept tot onmiddellijke bescherming van burgers. Nederland is ook een grote donor in het VN Humanitarian Pooled Fund Damascus, dat nu een reserve aanhoudt voor Oost-Ghouta om humanitaire hulp te leveren zodra er toegang is tot het gebied. Zonder toestemming van het regime kan die toegang echter niet worden bewerkstelligd. Het is dan ook zeer frustrerend dat het regime geen gehoor geeft aan de internationale oproepen om de belegering van Oost-Ghouta op te heffen, en humanitaire hulp door te laten.
Deelt u de mening dat de positie van kinderen centraal moet staan bij vredesonderhandelingen en diplomatieke overleggen over crisisgebieden? Gaat u zich inspannen om de positie van kinderen blijvend onder de aandacht te brengen en te versterken?
Kinderen worden vaak het hardst getroffen door crisissituaties, zoals ook duidelijk te zien is in Syrië. Het kabinet blijft zich ervoor inzetten dat hun rechten worden gewaarborgd en de specifieke noden van kinderen adequaat worden geadresseerd.
Bent u bereid om namens Nederland als lid van de VN-Veiligheidsraad in 2018 de positie van kinderen in oorlogen en conflicten hoog op de agenda van de VN-Veiligheidsraad te zetten en blijvend hiervoor aandacht te vragen?
Ja. De handhaving van humanitair oorlogsrecht en mensenrechten, waaronder ook de rechten en positie van kinderen, is een prioriteit voor Nederland tijdens het lidmaatschap van de VN-Veiligheidsraad. Het is heel belangrijk dat de Secretaris-Generaal van de VN en zijn speciale vertegenwoordiger voor Children and Armed Conflict in alle onafhankelijkheid en met voldoende middelen jaarlijks blijven rapporteren over schendingen van de rechten van kinderen en de aanpak van daders. Overtreders ter verantwoording roepen en de strijd tegen straffeloosheid zijn daarbij het leidmotief. De lijst van overtreders in het jaarlijkse rapport kan positieve verandering tot stand brengen en heeft een preventieve functie. Als lid van de Veiligheidsraad neemt Nederland ook deel aan de Working Group on Children and Armed Conflict. In die werkgroep wordt mogelijk nog in 2018 een rapport over Children And Armed Conflict in Syrië behandeld. Daarbij zal Nederland zich inzetten voor scherpe aanbevelingen aan de Veiligheidsraad in lijn met de algemene prioriteiten voor de bescherming van kinderen in gewapend conflict.
Erkent u het essentiële belang van resolutie 2165 van de VN-Veiligheidsraad voor cross-border operaties in Syrië voor organisaties als Unicef om kinderen te kunnen bereiken met humanitaire hulp? Erkent u het essentiële belang van onvoorwaardelijke verlening van resolutie 2165? Bent u bereid om zich in de VN-Veiligheidsraad maximaal in te spannen voor onvoorwaardelijk verlenging van de resolutie voor cross-border operaties voor humanitaire hulp in Syrië?
Na een kort maar intensief onderhandelingsproces is resolutie 2165 op 19 december jl. voor 12 maanden verlengd. Nederland heeft waar mogelijk de penvoerders van de resolutie gesteund en zal dit in 2018 zeker blijven doen. Cross border hulp bereikt maandelijks meer dan een miljoen mensen in Syrië. Gelet op de verwachting dat de humanitaire noden in 2018 groot zullen blijven (ref Humanitarian Needs Overview 2018) en het feit dat het logistiek gezien onmogelijk is die noden te adresseren met cross line hulp, was het essentieel dat resolutie 2165 verlengd werd. Het blijft belangrijk om alle mogelijke modaliteiten in te zetten om levensreddende hulp te bieden in Syrië.
Turkse journalisten die op een dodenlijst zijn gezet door Erdogan’s AK-partij |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Hoe beoordeelt u het feit dat een hooggeplaatst Turks politicus van de AK-partij een dodenlijst heeft opgesteld voor kritische journalisten?1
Het artikel waar u naar verwijst, citeert uit een column van een Turkse politicus. In deze column waarschuwt de betreffende politicus onder andere voor interne strijd binnen de Gülen-beweging. Het kabinet constateert dat op basis van deze column en het artikel waar u naar verwijst, niet kan worden geconcludeerd dat een hooggeplaatste Turkse politicus een dodenlijst voor kritische journalisten heeft opgesteld. Ook buiten dit artikel beschikt het kabinet niet over informatie waaruit blijkt dat er sprake is van een dergelijke dodenlijst.
Op welke wijze gaat u uw Turkse ambtgenoot aanspreken op deze fascistische praktijken?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe gaat Nederland verhinderen dat Turkse paramilitaire knokploegen, waarvoor de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTV) heeft gewaarschuwd, de jacht openen op Turkse journalisten en buitengerechtelijke executies gaan uitvoeren?2
De overheid houdt eventuele activiteiten in Nederland van deze groepen nauwlettend in de gaten. Indien nodig worden maatregelen getroffen. Zoals eerder gemeld zijn de politie en het Openbaar Ministerie extra alert op zaken die voortvloeien uit de spanningen in de Turks-Nederlandse gemeenschap. Personen die menen het slachtoffer te zijn van bedreiging, intimidatie of geweld worden nadrukkelijk opgeroepen om melding en/of aangifte te doen.
Kan de regering Turkse journalisten die kritiek hebben op Erdogan en zijn regeringsbeleid (zoals Can Dündar) nog wel voldoende veiligheidsgaranties geven bij een bezoek aan Nederland?
Iedereen die zich op het Nederlandse grondgebied bevindt, heeft recht op bescherming. De Nederlandse politie zorgt voor veiligheid voor iedereen die zich in Nederland bevindt.
Lopen Turkse journalisten gevaar om in Europa ontvoerd te worden door Turkse inlichtingendiensten zoals de pro Erdogan journalist Cem Küçük heeft geschreven over Gülen-aanhangers? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet beschikt niet over informatie dat er een specifiek ontvoeringsgevaar is voor Turkse journalisten in Europa.
Waarom bent u Turkije de afgelopen jaren indirect blijven financieren met tientallen miljoenen euro’s aan Nederlands belastinggeld (de EU-toetredingssteun), terwijl de lijst met veroordeelde en gezochte journalisten blijft groeien?3
Nederland bepleit in Europees kader reeds geruime tijd de opschorting van pre-accessiesteun aan Turkije, conform de motie-Roemer/Segers (Kamerstuk 32 823, nr. 158). Hier is onvoldoende draagvlak voor. De Europese Raad van 19–20 oktober 2017 vroeg de Commissie wel om de pre-accessiesteun aan Turkije te korten en om te buigen. Hierbij zal juist de steun aan het maatschappelijk middenveld in Turkije, waaronder de media, conform de motie-Van Ojik/Van den Hul (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1207) worden uitgebreid.
Bent u eindelijk bereid de relatie met Turkije te herzien en niet langer meer met meel in de mond te praten over ernstige zaken zoals de Armeense genocide, de grootschalige mensenrechtenschendingen in Turkije en het Turkse NAVO-lidmaatschap?
Turkije is een strategische partner en NAVO-bondgenoot in een moeilijke regio waar Nederland en de Europese Unie mee samen moeten werken op gebieden als veiligheid en migratie. De relatie met Turkije moet mede in dat licht worden bezien, wat echter niet wegneemt dat Nederland de zorgen over de rechtsstaat en mensenrechtensituatie in Turkije regelmatig via verschillende fora in duidelijke bewoordingen aan de orde stelt. Het Turkse lidmaatschap van de NAVO staat op geen enkele manier ter discussie.
Het BBC programma 'Jihadi’s you pay for' |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending «Jihadi’s you pay for» van 4 december 2017 van het BBC programma Panorama?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de aantijgingen in Panorama dat geld uit het «Access to Justice and Community Security Programme (AJACS)» gebruikt is op de volgende manieren:
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de Britse regering het AJACS-programma heeft opgeschort terwijl het onderzoek doet naar deze zeer serieuze aantijgingen?
Ja.
Herinnert u zich de brief van uw ambtsvoorganger, waarin meegedeeld wordt dat Nederland in het kader van de bestrijding van ISIS bijdraagt aan AJACS?2
Ja. Nederland steunt hetAccess to Justice and Community Security Project (AJACS)-programma sinds de start in 2014. Het programma heeft onder meer bijgedragen aan versterking van lokale politiemachten in fragiele, door de oppositie bevrijde gebieden. De door AJACS ondersteunde ongewapende Vrije Syrische Politie beschermt kwetsbare groepen, assisteert bij de verdeling van humanitaire hulp, regelt het verkeer en voorkomt plunderingen. Het biedt de bevolking een alternatief voor het regime en maakt hen weerbaar tegen invloed van meer extremistische groepen. De onafhankelijke evaluator Integrity stelde begin november 2017 dat AJACS één van de weinige effectieve veiligheid- en justitieprogramma’s in Syrië is.
Aan de uitvoering van dit soort programma’s in Syrië kleven evenwel risico’s. De situatie is vaak zeer complex, verschillende groepen bevechten elkaar en in de bevrijde gebieden is stabiliteit vaak fragiel.
Het AJACS-programma wordt daarom zeer intensief gemonitord, met extra verificatie- en evaluatiemomenten en intensieve procedures voor selectie en goedkeuring van politiefunctionarissen («vetting») om infiltratie door extremisten te voorkomen. Deze vetting wordt uitgevoerd door het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. De onderzoeksafdeling van uitvoerder Adam Smith Internationalmonitort dagelijks de gesteunde politiestations, en deelt wekelijkse analyses en voortgangsrapporten met de financiers, te weten het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Duitsland, Denemarken, Canada en Nederland. Deze donoren komen in Istanbul tweewekelijks bijeen met de uitvoerder om het project te monitoren.
Kunt u aangeven hoeveel geld Nederland ieder jaar heeft bijgedragen aan AJACS sinds 2013?
Nederland heeft sinds 2.014 EUR 12,6 miljoen aan het programma bijgedragen. Voor 2017 stond een bijdrage van EUR 2,2 miljoen gepland. Naar aanleiding van de recente aantijgingen is deze bijdrage voorlopig opgeschort, zie ook antwoord 8 en 9.
Kunt u een precies overzicht geven van alle steun die Nederland aan groepen en NGO’s in Syrië direct of indirect gegeven heeft sinds 2012?
Nederland heeft sinds de start van het conflict in Syrië in 2011 bijna EUR 60 miljoen uitgegeven aan steun voor projecten in Syrië ten behoeve van stabilisatie, mensenrechten en het politiek proces. Deze projecten staan toegelicht in de «lijst van vragen en antwoorden over de artikel-100 brief inzake de Nederlandse bijdrage aan de internationale strijd tegen ISIS» (Kamerstuk 27 925, nr. 612) d.d. 25 november 2017, onder vraag 93. Vanwege de aantijgingen ten aanzien van het AJACS-programma heb ik opdracht gegeven om de monitoringsprocedures voor al deze programma’s nogmaals nauwkeurig tegen het licht te houden. Daarnaast heeft Nederland sinds 2011 circa EUR 382 miljoen bijgedragen aan humanitaire hulp in Syrië en de regio.
Kunt u aangeven of zaken zoals beschreven in vraag 2 ook (deels) door Nederland gefinancierd zijn of niet?
Het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Duitsland, Denemarken en Canada dragen bij aan de uitvoering van het AJACS-programma via een centraal fonds dat beheerd wordt door het Verenigd Koninkrijk. Op dit moment vindt onderzoek plaats door zowel het Verenigd Koninkrijk als uitvoerder Adam Smith International naar de aantijgingen waaraan u refereert. Zolang dat onderzoek loopt valt nog niet vast te stellen of deze gebeurtenissen ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, of in welke mate. Nederland is in zeer nauw contact met het Verenigd Koninkrijk.
Bent u bereid om de Britse regering te vragen om samen op te trekken in dit onderzoek en zo helder mogelijk te krijgen wat er met het geld gebeurd is?
Ja. Zie ook het antwoord op vraag 9.
Ziet u aanleiding om het Britse voorbeeld te volgen en de steun op te schorten?
Naar aanleiding van deze ernstige aantijgingen hebben de betrokken financiers direct actie ondernomen. Het Verenigd Koninkrijk heeft in samenspraak met alle donoren, waaronder Nederland, het AJACS-programma op vrijdag 17 november opgeschort. Daarenboven heeft Nederland per direct en hangende het onderzoek een geplande bijdrage van EUR 2,2 mln aangehouden.
Het Verenigd Koninkrijk en de uitvoerder van het AJACS-programma, Adam Smith International (ASI), zijn een grootschalig onderzoek gestart. Er vindt hierover intensieve afstemming tussen financiers plaats.
Nederlandse steun aan het AJACS-programma wordt alleen hervat als het onderzoek is afgerond, inzicht is verkregen in de feitelijkheid van de aantijgingen, eventuele problemen adequaat zijn aangepakt, garanties zijn afgegeven dat de schuldigen zijn gesanctioneerd, helderheid bestaat over preventieve maatregelen om herhaling in de toekomst te voorkomen, en er tussen de donoren overeenstemming is over voortzetting van financiering. Iedere euro die in verkeerde handen valt is er een teveel.
Kunt u deze vragen, gezien de ernst van de aantijgingen, binnen een week en een voor een beantwoorden?
Ja.
De verplaatsing van de Amerikaanse ambassade in Israël naar Jeruzalem |
|
Sadet Karabulut |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u de berichten over de voornemens van de Amerikaanse regering om Jeruzalem als hoofdstad van Israël te erkennen en de ambassade in dat land naar Jeruzalem te verplaatsen? Wat is hier precies de stand van zaken?1
Ja. Op woensdag 6 december jl. heeft President Trump bekend gemaakt dat de Verenigde Staten Jeruzalem erkennen als hoofdstad van Israël en dat de Amerikaanse ambassade van Tel Aviv naar Jeruzalem zal worden verplaatst. Omdat verhuizing van de ambassade een aantal jaar in beslag zal nemen ondertekende President Trump wel een waiver waarmee hij uitstel van de verhuizing bevestigt.
Deelt u de zorgen hierover van meerdere EU-landen, de Hoge Vertegenwoordiger Mogherini en veel landen in het Midden-Oosten? Zo nee, waarom niet?
Ja. Zowel voor als na de beslissing heeft het kabinet het besluit onverstandig en contraproductief genoemd. Het kabinet heeft de zorg uitgesproken dat dit besluit de kansen op vrede kleiner zal maken en zou kunnen leiden tot onrust.
Kunt u toelichten waarom u de motie die oproept de Nederlandse ambassade in Israël te verplaatsen naar Jeruzalem vorige maand hebt ontraden?2
De motie werd ontraden omdat het standpunt van het kabinet onveranderd is. Nederland heeft in 1980 de ambassade verplaatst van Jeruzalem naar Tel Aviv. Dat was in lijn met VN-Veiligheidsraad resolutie 478. Deze resolutie bepaalde dat de annexatie door Israël van Oost-Jeruzalem strijdig is met internationaal recht en riep lidstaten op hun ambassades uit Jeruzalem te verplaatsen. Nederland zal pas de ambassade terugverhuizen nadat er een alomvattend vredesakkoord ligt met een oplossing voor Jeruzalem, inclusief duidelijkheid over de grenzen.
Bent u bereid contact op te nemen met uw Amerikaanse collega om uw zorgen uit te spreken over de Amerikaanse voornemens? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft de zorgen kenbaar gemaakt aan de VS, onder meer bij de lunch met Secretary of State Tillerson tijdens de ministeriële bijeenkomst van de NAVO en in hoogambtelijk contact met de Amerikaanse autoriteiten.
De op Saoedi-Arabië afgevuurde raketten ‘Made in Iran’ |
|
Martijn van Helvert (CDA) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Hoe beoordeelt u de berichtgeving dat de raketten die Houthi-rebellen uit Jemen hebben afgevuurd op Saudi-Arabië geproduceerd zouden zijn door Iran?1
De beschikbare informatie over de raketten afgevuurd door Houthi-rebellen wordt momenteel nauwgezet bestudeerd. Het is derhalve te vroeg om uitspraken te doen over de juistheid van de berichtgeving.
Klopt het dat inspecteurs van de Verenigde Naties (VN) hebben vastgesteld dat de resten van door hen in Saudi-Arabië onderzochte raketten alle kenmerken hebben van de Iraanse Qiam-1, een raket met een bereik van ruim 800 kilometer?
Het Panel of Experts van het VN-sanctiecomité voor Jemen heeft onderzoek gedaan naar de herkomst van de (resten van) raketten die door de Houthi-rebellen afgevuurd zouden zijn op Saudi-Arabië. Het Panel heeft in een vertrouwelijk rapport geconstateerd dat de raket alle kenmerken vertoont van een Iraanse raket. Het Panel doet in dit rapport geen uitspraken over wanneer, door wie en hoe de raket aan de Houthi-rebellen geleverd zou zijn.
Klopt het dat de raketten volgens de VN-inspecteurs waarschijnlijk in losse onderdelen over land naar Jemen gesmokkeld zijn en daar lokaal in elkaar gezet zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Herinnert u zich uw uitspraken: «(...) Als die raket die op Riyad is afgeschoten door de Iraniërs blijkt te zijn geleverd, dan zijn ze goed verkeerd bezig. Dan zullen ze daar door Europa ook op worden aangesproken, omdat ze dan de verkeerde kant op aan het gaan zijn.» en «Als Iran willens en wetens een raket levert aan de rebellen en zij die op Riyad afschieten, dan is dat een enorme escalatie van het conflict.»?2
Ja.
Hoe weegt u uw uitspraken in het licht van de onderzoeksresultaten van het VN-inspectieteam?
Indien onomstotelijk vast zou komen te staan dat de raket afgevuurd op Riyad door Iran is geleverd, nadat het wapenembargo voor Jemen (VR-resolutie 2216) is ingegaan (14 april 2015) zou dit een zeer zorgwekkende ontwikkeling zijn die reden zou zijn voor een stevig gesprek met Iran, in principe in EU-verband. Daarnaast zal het relevante sanctiecomité rapport uitbrengen en is de Veiligheidsraad aan zet, aangezien Iran dan een VN-sanctieregime zou hebben geschonden.
Op dit moment beschik ik echter niet over informatie die hier aanleiding toe geeft.
Heeft Iran, hoewel de VN-inspecteurs kennelijk nog geen direct bewijs gevonden hebben dat Iran de raketten geleverd heeft, volgens u iets uit te leggen? Zo nee, waarom niet?
Het is van belang dat de Iraanse autoriteiten, maar ook andere landen, meewerken met het onderzoek van het Panel of Experts. De beschuldiging van de levering van raketten is immers een ernstige zaak, met zorgwekkende potentiele gevolgen voor de stabiliteit in de regio.
Hoe beoordeelt u de beschuldiging van de Franse president Macron in de richting van Iran?3 Deelt u de opvatting van Frankrijk dat de raketaanval op Riyad de noodzaak onderstreept van onderhandelingen met Iran over zijn rakettenprogramma, naar het voorbeeld van het atoomakkoord, waarbij in de mogelijkheid van sancties voorzien wordt?
President Macron heeft aangegeven bezorgd te zijn over Irans ballistische programma. Ik deel deze zorgen. Irans raketprogramma dient los van het nucleaire akkoord (JCPOA) geadresseerd te worden want ballistische activiteiten vallen buiten de reikwijdte van het nucleaire akkoord zelf. De EU voert regelmatig – mede op aandringen van Nederland – een kritische dialoog met Iran over o.a. de opstelling van Iran in de regio, mensenrechten en de ontwikkelingen van het ballistische raketprogramma. Vooralsnog zijn nieuwe sancties niet voorzien als onderdeel van deze gesprekken.
Bent u bereid opheldering te vragen bij de Iraanse regering over hoe het kan dat in Iran gefabriceerde ballistische raketten in Jemen belanden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Zijn er aanwijzingen dat Iran Resolutie 2216 van de VN-Veiligheidsraad schendt, die het landen verbiedt wapens te leveren aan de Houthi-rebellen? Bent u bereid hierover in contact te treden met bondgenoten, zoals de Verenigde Staten?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid deze kwestie te adresseren in de VN, de Europese Unie en de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO)? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de zorgen over de destabiliserende rol van Iran in het Midden-Oosten? Welke maatregelen richting Iran bent u bereid te overwegen?
Ja, ik deel deze zorgen. Deze zorgen worden – mede op aandringen van Nederland – regelmatig geadresseerd in de dialoog tussen EU Hoge Vertegenwoordiger en Iraanse vertegenwoordigers, waaronder de president. In die dialoog wordt expliciet gesproken over de rol van Iran in de regio en wordt duidelijk te kennen gegeven dat Iran de destabiliserende activiteiten moet staken.
De implementatie van het vredesakkoord in Colombia |
|
Martijn van Helvert (CDA), Han ten Broeke (VVD), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Vrede dreigt Colombia te ontvallen»?1
Ja.
Klopt de informatie dat een jaar na de ondertekening van het vredesakkoord er nog weinig is terechtgekomen van de implementatie van het akkoord en dat in grote delen van het land geweld en mensenrechtenschendingen nog steeds veel voorkomen?
De zorgen die in het artikel worden geuit zijn de Nederlandse regering bekend. De uitvoering van het vredesakkoord is een complexe uitdaging voor Colombia, die niet zonder problemen verloopt. De internationale gemeenschap is nauw betrokken bij de uitvoering van het vredesakkoord en is bezorgd over het tempo van de implementatie, de toename van geweld in delen van het land en de mensenrechtenschendingen waar met name mensenrechtenverdedigers en lokale leiders het slachtoffer van worden. Dit blijkt ook uit het persbericht dat de VN Veiligheidsraad op 30 november jl. uitbracht.
Een jaar na de start van de uitvoering van het vredesakkoord laat de implementatie daarvan een gemengd beeld zien. Enerzijds zijn de demobilisatie en ontwapening van de FARC voorspoedig verlopen en is de algemene veiligheidssituatie in Colombia verbeterd. Anderzijds gaat het geweld in delen van het land verder, vanwege de aanwezigheid van andere gewapende groeperingen. In sommige gebieden is het geweld na de demobilisatie van de FARC toegenomen. Mensenrechtenverdedigers, lokale leiders, slachtoffers van het conflict en diegenen die proberen langs juridische weg hun land terug te krijgen, lopen in deze regio’s vaak groot gevaar. De transformatie van deze gebieden is een proces van lange adem en vraagt om een integrale aanpak, gericht op vestiging van het overheidsgezag, sociaaleconomische ontwikkeling en bescherming van mensenrechtenverdedigers en lokale leiders. De Nederlandse regering is er echter van overtuigd dat Colombia op de juiste weg is en dat met het vredesakkoord met de FARC een onomkeerbare stap is gezet. Het vredesproces in Colombia zal nog verder bestendigd worden wanneer ook de onderhandelingen tussen Colombiaanse regering en ELN tot resultaat zullen leiden.
Klopt het dat andere gewapende groeperingen, zoals ELN, het ontstane machtsvacuüm gebruiken om hun eigen macht uit te breiden en illegale activiteiten te ontplooien?
Het is juist dat de Colombiaanse autoriteiten in diverse delen van het land nog niet in staat zijn gebleken het geweld te beëindigen en veiligheid te garanderen. Dit geldt ook voor een aantal van de gebieden waar de FARC tot voor kort territoriale controle uitoefende en waar na hun demobilisatie een machtsvacuüm ontstond. Dit vacuüm wordt in sommige gebieden opgevuld door andere gewapende groeperingen, waaronder neo-paramilitaire bewegingen, criminele bendes en de ELN (Ejército de Liberación Nacional), o.a. in delen van de departementen Chocó, Cauca en Nariño. Deze gebieden hebben veelal te kampen met cocaproductie, drugshandel en illegale mijnbouw. Dit vereist van de Colombiaanse overheid meer aandacht en met name effectieve inzet. Samen met andere internationale actoren blijft Nederland de Colombiaanse regering wijzen op de ontwikkelingen die een bedreiging vormen voor de implementatie van, en het vertrouwen in, het vredesakkoord en daarmee het bereiken van duurzame vrede in Colombia.
Op welke wijze levert het Nederlandse buitenlandbeleid een bijdrage aan de uitvoering van het vredesakkoord, en daarmee aan stabiliteit, veiligheid en vrede in Colombia?
Het Nederlandse beleid ten aanzien van Colombia richt zich op vrede, veiligheid, democratisering, mensenrechten, duurzame economische ontwikkeling en handel. Nederland verleent politieke en financiële steun aan de implementatie van het vredesakkoord met de FARC, o.a. door middel van de volgende initiatieven:
Naast het vredesakkoord met FARC levert Nederland een bijdrage aan de vredesonderhandelingen tussen de Colombiaanse regering en guerilla-groep ELN. Nederland is lid van de steungroep – samen met Duitsland, Zweden, Zwitserland en Italië – die ondersteuning biedt aan de onderhandelingstafel.
Welke initiatieven voor de uitvoering van het vredesakkoord in Colombia behoeven in het bijzonder politieke dan wel financiële ondersteuning?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe kan Nederland de inzet voor een effectieve uitvoering van het vredesakkoord versterken, met name wat betreft de bescherming van mensenrechten en het stimuleren van economische ontwikkeling?
Nederland is een belangrijke partner van Colombia in het vredesproces en vaart een constructief kritische koers ten aanzien van de implementatie van het vredesakkoord met de FARC. Daarnaast worden ten aanzien van de economische ontwikkeling diverse topsectoren ondersteund, w.o. de logistieke, water- en landbouwsector. Deze sectoren blijken cruciaal bij de ontwikkeling van de rurale gebieden die het meest hebben geleden onder het conflict en waar grote investeringen nodig zijn, om duurzame sociaaleconomische ontwikkeling op gang te brengen en de voedingsbodem voor hernieuwd conflict weg te nemen.
In maart en mei/juni van 2018 zullen in Colombia parlements- en presidentsverkiezingen plaatsvinden. De Colombiaanse samenleving is sterk verdeeld over de merites van het vredesakkoord. Deze verdeeldheid zorgt voor een sterke polarisatie in de verkiezingsdebatten, die de uitvoering van het vredesakkoord bemoeilijkt. Nederland zal, samen met andere leden van de internationale gemeenschap, druk blijven uitoefenen op de Colombiaanse regering, ook ná de verkiezingen van 2018, om de afspraken uit het vredesakkoord zo goed mogelijk te implementeren en duurzame vrede en stabiliteit in Colombia zeker te stellen. Nederland blijft de komende maanden in dialoog met zowel de regering als met de politieke oppositie en de belangrijkste kandidaten voor het presidentschap.
De Nederlandse inzet op private sector ontwikkeling wordt voortgezet, o.a. op het gebied van infrastructuur, ontwikkeling van duurzame productieketens, toegang tot nieuwe afzetmarkten, technische assistentie aan bedrijven en ondersteuning van educatieprojecten.
Bent u bereid om op alle mogelijke manieren bij de Colombiaanse regering aan te dringen op een zo effectief en spoedig mogelijke uitvoering van het vredesakkoord?
Nederland heeft in het afgelopen jaar in verschillende gremia waardering geuit voor de behaalde resultaten in het vredesproces, maar tegelijkertijd ook zorgen gedeeld over de trage voortgang van de implementatie van het vredesakkoord met de FARC. Ook tijdens de recente bezoeken aan Nederland van de Colombiaanse Minister van Buitenlandse Zaken, Holguín, en de Minister van Mijnbouw en Energie, Arce, is het belang van effectieve en spoedige implementatie van het vredesakkoord, met speciale aandacht voor de mensenrechtensituatie en «transitional justice», benadrukt.
Nederland wil de vertrouwensbasis en goede relatie met Colombia verder verdiepen om, op wederzijds respectvolle manier, een constructief kritische partner te blijven om duurzame vrede en stabiliteit in de regio te bevorderen. Het kabinet zal dan ook elke gelegenheid aangrijpen om aan te dringen op een zo effectief en spoedig mogelijke uitvoering van het vredesakkoord, zowel bilateraal als in multilateraal verband, o.a. in de EU. Daarvoor bestaat ook gelegenheid tijdens het lidmaatschap van het Koninkrijk der Nederlanden van de VN-Veiligheidsraad in 2018. De VNVR ziet door middel van de Speciale Politieke Verificatiemissie toe op implementatie van een onderdeel van het vredesakkoord en het huidige staakt-het-vuren-bestand tussen de Colombiaanse regering en de ELN.
Het Nederlandse stemgedrag inzake VN-resoluties aangaande Israël |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «151 UN member states vote to disavow Israeli ties to Jerusalem» over een resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) waarin, analoog aan de Unesco-resolutie van december 2016, de Joodse band met de Joodse heilige plaatsen in Jeruzalem wordt ontkend?1
Het kabinet is bekend met het bericht. Het betreft een resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) over Jeruzalem. Alle EU-lidstaten hebben deze resolutie gesteund. De resolutie is in lijn met de door de VN-Veiligheidsraad (VNVR) aangenomen resolutie 478 uit 1980. Die VNVR-resolutie werd destijds aangenomen, nadat het Israëlische parlement een zogenaamde «basic law» had goedgekeurd die bepaalde dat Jeruzalem de ondeelbare hoofdstad van Israël is. Het standpunt van de EU, zoals vastgelegd in Raadsconclusies, is om geen wijzigingen van de grenzen van 1967, inclusief met betrekking tot Jeruzalem, te accepteren tenzij overeengekomen tussen de partijen.
Voor een toelichting op de Nederlandse inzet en de stemposities van EU-lidstaten ten aanzien van het besluit onder het agendapunt «Occupied Palestine» in de Uitvoerende Raad van UNESCO van april-mei jl. verwijst het kabinet naar de beantwoording van Kamervragen van 11 mei 2017 over het bericht dat UNESCO een resolutie in stemming wil brengen waarin de soevereiniteit van Israël over West-Jeruzalem ontkend wordt (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1840).
Is de berichtgeving correct dat alle lidstaten van de Europese Unie (EU), dus inclusief Nederland, voor deze resolutie stemden, inclusief de landen die eerder binnen Unesco tegen de resolutie stemden of zich van stemming onthielden?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat de EU de AVVN na de stemming heeft gewaarschuwd haar standpunt ten aanzien van dergelijke resoluties in de toekomst te wijzigen als de taalkeuze niet neutraler is? Aangezien dit impliceert dat de resolutie onvoldoende neutraal geformuleerd was, waarom heeft Nederland dan niet tegen gestemd?
De essentie van de resolutie heeft betrekking op de status van Jeruzalem, in lijn met VNVR-resolutie 478 en het EU-standpunt ten aanzien van de grenzen van 1967. Het niet-steunen van deze resolutie zou in de optiek van het kabinet en de EU als geheel niet in overeenstemming zijn met op het internationaal recht gebaseerde uitgangspunten van het beleid terzake. De resolutie bevat tevens een paragraaf over de heilige plaatsen in Jeruzalem. De EU heeft mede op aandringen van Nederland in een aangescherpte gezamenlijke stemverklaring de noodzaak benadrukt om in de formulering hiervan het belang van de heilige plaatsen voor de drie monotheïstische religies te bevestigen. Daarbij is aangegeven dat de toekomstige keuze van de formulering van invloed kan zijn op de gezamenlijke EU-steun voor de resolutie. De stempositie van de EU-lidstaten op de resolutie dient in samenhang met deze aangescherpte stemverklaring te worden gelezen. Voor een toelichting op de wijze van uitvoering van de betreffende motie Van der Staaij c.s. verwijst het kabinet naar de beantwoording van de schriftelijke vragen van de begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken 2018 (kenmerk 2017Z15450) en de beantwoording van de Kamervragen van de leden Voordewind, Ten Broeke en Van Helvert (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 915).
Kunt u aangeven welke andere resoluties binnen de AVVVN en andere VN-gremia in 2017 betrekking hadden op Israël, en wat daarbij het Nederlandse stemgedrag was?
In de Mensenrechtenraad (MRR), UNESCO, de World Health Organisation (WHO), de AVVN en de Economische en Sociale Raad van de VN (ECOSOC) werden in 2017 resoluties aangenomen die betrekking hadden op de situatie in de door Israël sinds 1967 bezette gebieden. Overigens eindigt het tijdelijk lidmaatschap van Nederland van de MRR per 31 december 2017. Het tijdelijk lidmaatschap van Nederland van de Uitvoerende Raad van UNESCO is per 14 november 2017 geëindigd.
Bij de 34e sessie van de MRR in maart jl. betrof het de volgende resoluties en stemposities van Nederland:
Bij de Uitvoerende Raad van UNESCO, die tweemaal per jaar plaatsvindt, betrof het twee besluiten onder de respectievelijke agendapunten Occupied Palestine en Educational and cultural institutions in the occupied Arab territories. Bij de Uitvoerende Raad in het voorjaar stemde Nederland tegen het besluit onder het agendapunt Occupied Palestine. In de gezamenlijke stemverklaring met Duitsland, Litouwen en Griekenland werd onder meer opgeroepen om tot een technisch besluit te komen. Nederland stemde voor het besluit over Educational and cultural institutions in the occupied Arab territories. Bij de Uitvoerende Raad in het najaar werd bij consensus bepaald dat de beide besluiten zouden worden doorgeschoven naar de volgende Uitvoerende Raad in het voorjaar van 2018. Bij de jaarlijkse Algemene Vergadering van UNESCO in november jl. werden twee besluiten over Jerusalem en Educational and cultural institutions in the occupied Arab territoriesmet consensus aangenomen. In het Werelderfgoedcomité van UNESCO werd in juli jl. een besluit over Jeruzalem aangenomen, alsmede een besluit om de oude stad van Hebron via een spoedprocedure op de Werelderfgoedlijst te plaatsen aangenomen. Nederland is momenteel geen lid van dit comité. Het kabinet verwijst tevens naar de beantwoording van Kamervragen van 27 juli 2017 over het besluit van Unesco over de Oude Stad van Hebron (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2405).
Bij de jaarlijkse World Health Assembly in mei 2017 werd een besluit aangenomen over Health conditions in the occupied Palestinian territory, including East-Jerusalem, and in the occupied Syrian Golan. Nederland stemde voor dit besluit, inclusief een gezamenlijke stemverklaring met Duitsland, Oostenrijk, Cyprus, Tsjechië, Denemarken, Estland, Finland, Griekenland, Italië, Litouwen, Noorwegen, Polen en Slowakije. In de stemverklaring werd benadrukt dat WHO-besluiten van technische aard zouden moeten zijn, en dat de tekst in dat opzicht is verbeterd ten opzicht van eerdere jaren. Voorts worden Israël en de Palestijnen opgeroepen om constructief met elkaar samen te werken teneinde in de toekomst consensus te bereiken.
In de AVVN in november 2017 betrof het de volgende resoluties en stemposities:
In een EU-stemverklaring bij de bovengenoemde resoluties Peaceful settlement of the question of Palestine, Work of the Special Committee to investigate Israeli Practices Affecting the Human Rights of the Palestinian People and Other Arabs of the Occupied Territories en Permanent Sovereignty of the Palestinian People in the Occupied Palestinian Territory, including East-Jerusalem, and of the Arab population in the Occupied Syrian Golan over their natural resourcesheeft de EU met name duidelijk gemaakt dat zij zich niet uitspreekt over de juridische kwalificatie van enkele termen in de resolutie. Ook heeft de EU de noodzaak benadrukt om in de formulering het belang van de heilige plaatsen voor de drie monotheïstische religies te benadrukken, in lijn met de stemverklaring bij de resolutie Situation in the Middle-East: Jerusalem.
Naar aanleiding van de bekendmaking door de Amerikaanse president Trump dat de Verenigde Staten voortaan Jeruzalem erkent als hoofdstad van Israël, en zijn aankondiging dat de Amerikaanse ambassade zal worden verplaatst van Tel Aviv naar Jeruzalem, werd op 21 december jl. tijdens een speciale bijeenkomst van de AVVN een resolutie aangenomen over de status van Jeruzalem. Nederland stemde voor deze resolutie. Voor een toelichting verwijst het kabinet naar de Kamerbrief over het Amerikaanse besluit om Jeruzalem als hoofdstad van Israël te erkennen van 9 januari 2018.
In ECOSOC is in juli jl. een resolutie aangenomen, getiteldEconomic and social repercussions of the Israeli occupation on the living conditions of the Palestinian people in the Occupied Palestinian Territory, including East Jerusalem, and the Arab population in the occupied Syrian Golan. Nederland is momenteel geen lid van ECOSOC. Wel heeft Nederland deelgenomen aan EU-coördinatieoverleg, op grond waarvan de EU-lidstaten die momenteel lid zijn van ECOSOC voor de resolutie hebben gestemd. In de Commission on the Status of Women, die onder ECOSOC valt, is in maart jl. een resolutie aangenomen met als titel Situation of and Assistance to Palestinian women. Nederland is momenteel geen lid van deze commissie. Op grond van EU-coördinatieoverleg hebben de EU-lidstaten die momenteel zitting hebben in deze commissie zich onthouden van stemming op deze resolutie. In de EU-stemverklaring is benadrukt dat de EU van mening is dat de onderwerpen in de resolutie in AVVN-kader behandeld zouden moeten worden en dat de EU constructief met de Palestijnen wil samenwerken om deze resolutie uit te faseren.
Hoe verhoudt het Nederlandse stemgedrag zich tot de aangenomen motie-Van der Staaij c.s. van 2 november 2017, waarin de regering verzocht is actief stelling te nemen tegen lidstaten in VN-organisaties die disproportioneel agenderen tegen Israël, en onrechtvaardige resoluties af te wijzen?2 Welke maatregelen gaat u treffen om alsnog effectief uitvoering aan deze motie te geven?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat Nederland in de VN meestemt met anti-Israëlische resoluties als gevolg van EU-beleid |
|
Martijn van Helvert (CDA), Han ten Broeke (VVD), Joël Voordewind (CU) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «EU bepaalt wat Nederland in de VN over Israël stemt» op de website OpinieZ?1
Ja.
Klopt het dat het Nederlandse stemgedrag ten aanzien van de anti-Israëlische moties en ander buitenlandsbeleid wordt bepaald door het beleid van de Europese Unie (EU)?
Het kabinet beoordeelt ieder voorgesteld besluit van een internationale organisatie op zijn merites. Uitgangspunten daarbij vormen het internationaal recht, het regeerakkoord, waarin wordt aangegeven dat het kabinet de goede betrekkingen met Israël en de Palestijnse Autoriteit benut voor het behoud en de verwezenlijking van de twee-statenoplossing, en het EU-beleid ten aanzien van het Midden-Oosten Vredesproces, zoals vastgesteld in Raadsconclusies. Internationaalrechtelijke uitgangspunten zijn leidend bij de beoordeling van voorgestelde resoluties en andere besluiten waarin de status van de door Israël bezette gebieden (Golan, Westelijke Jordaanoever, met inbegrip van Oost-Jeruzalem, en Gaza) centraal staat.
Het kabinet zet in onderhandelingen in op EU-eensgezindheid, om de invloed van de EU zo groot mogelijk te maken. Een verdeelde EU heeft veel minder invloed om tekstuele aanpassingen te bewerkstelligen. Een keuze om niet in EU-verband te opereren zou de beïnvloedingsmogelijkheden van Nederland op de inhoud van voorgestelde resoluties, de evenwichtige positie van Nederland richting beide partijen en het gezamenlijk optreden van de EU ondermijnen. Nederland streeft in EU-verband naar een zo evenwichtig mogelijk resultaat en stelt zich daartoe in onderhandelingen kritisch op. Nederland let er voorts op dat voorgestelde besluiten geen feitelijke onjuistheden of verkeerde juridische interpretaties bevatten. Overigens slagen Israël en de Palestijnen er in sommige gevallen in om in onderling overleg overeenstemming te bereiken, waardoor besluiten met consensus kunnen worden aangenomen. Dat was bijvoorbeeld het geval bij de twee besluiten over Jerusalem en Educational and cultural institutions in the occupied Arab territories tijdens de recente Algemene Vergadering van UNESCO in november jl.
Zoals aangegeven in de schriftelijke beantwoording van vragen gesteld tijdens de Begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken 2018 (kenmerk 2017Z15450), is de Nederlandse inzet erop gericht om disproportionele aandacht voor een land binnen de VN tegen te gaan. Zo spreekt het kabinet de Palestijnse Autoriteit aan op disproportionele aandacht in VN-fora voor de situatie in de door Israël bezette gebieden. Dat laat onverlet dat er in het algemeen in VN-verband ruimte moet zijn om gerechtvaardigde kritiek op het optreden van lidstaten te uiten.
In die gevallen waarbij het kabinet van mening is dat voorgestelde resoluties overduidelijk disproportioneel kritisch zijn jegens landen, en daarmee onverenigbaar met de hierboven gestelde uitgangspunten, zal de inzet op een tegenstem gericht zijn. Daarbij kan het voorkomen dat door deze inzet en gezamenlijk EU-optreden de teksten zodanig aangepast worden dat dit leidt tot aangepast stemgedrag.
Het kabinet beschouwt de motie Van der Staaij c.s. (Kamerstuk 34 475, nr. 44) als een aanmoediging om bovengenoemde inzet onverminderd voort te zetten. Voor een nadere toelichting over de wijze van uitvoering van de motie wordt verwezen naar de schriftelijke beantwoording van vragen gesteld tijdens de Begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken 2018 (kenmerk 2017Z15450).
Deelt u de mening dat dit stemgedrag in strijd is met de aangenomen motie-Van der Staaij c.s. betreffende zulke resoluties?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid het stemgedrag in de Verenigde Naties voortaan wel in overeenstemming met deze motie te brengen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De vrijspraak van Julio Poch |
|
Maarten Groothuizen (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Oud-piloot Julio Poch vrijgesproken van deelname aan dodenvluchten»?1
Ja.
Ziet u aanleiding uw antwoorden op eerdere Kamervragen inzake de heer Poch te herzien, gezien de recente ontwikkelingen? Zo nee, waarom niet?2
Op basis van de mij bekende informatie zie ik daartoe op dit moment geen aanleiding.
Hoe duidt u het gegeven dat de heer Poch acht jaar in Argentinië in voorarrest heeft gezeten en nu is vrijgesproken?
De totale duur van het voorarrest in Argentinië is naar Nederlandse maatstaven zeer lang te noemen. De regering heeft zich in het kader van de aan de heer Poch verleende consulaire bijstand ingespannen voor het in vrijheid afwachten van zijn strafproces in Argentinië. Beslissingen omtrent de duur van het voorarrest in een ander land zijn echter voorbehouden aan rechterlijke autoriteiten van dat land.
Het past de regering niet om inhoudelijk te oordelen over buitenlandse rechterlijke uitspraken. Dat geldt temeer wanneer het een uitspraak betreft waarvan de motivering nog niet beschikbaar is en die nog niet onherroepelijk is.
Klopt het dat Nederland geen uitleveringsverdrag met Argentinië heeft? Zo ja, wat was destijds de overweging en juridische grond om bij te dragen aan de uitlevering van de heer Poch van Spanje aan Argentinië?
Tussen Nederland en Argentinië geldt een bilateraal uitleveringsverdrag, doch dit verdrag biedt geen rechtsbasis voor de uitlevering van eigen onderdanen. De Argentijnse autoriteiten hebben door middel van een rechtshulpverzoek verzocht om een vertrek van de heer Poch naar het buitenland aan Argentinië en aan het land van bestemming te melden. Een dergelijk verzoek betreft een rechtshulpverzoek waaraan Nederland op grond van het Wetboek van Strafvordering en het Verdrag tegen Foltering in zo ruim mogelijke mate moet voldoen. Het Anti-Folteringsverdrag verplicht partijen in art. 9 elkaar «de grootst mogelijke mate van rechtshulp» te verlenen. Alleen als een dwingende wettelijke weigeringsgrond dat verbiedt, kan het verzoek niet worden ingewilligd. Omdat een dergelijke weigeringsgrond zich niet voordeed, heeft Nederland uitvoering gegeven aan zijn verplichtingen en inlichtingen over vluchtgegevens aan Argentinië en Spanje verstrekt. Daarin was ook naar het oordeel van de rechter in kort geding geen onrechtmatig handelen jegens de heer Poch gelegen.
Hoe duidt u de beslissing destijds om bij te dragen aan de uitlevering van de heer Poch, in de wetenschap dat de heer Poch nu is vrijgesproken?
De vrijspraak maakt mijn duiding van het voorgaande niet anders. Rechtshulpverzoeken worden gedaan in verband met een strafzaak en een strafzaak kan uitmonden in een vrijspraak. De stelling dat Nederland bijdroeg aan de uitlevering verdient enige nuance. De uitlevering vond eerst plaats nadat de Spaanse rechter het Argentijnse uitleveringsverzoek toelaatbaar had verklaard en de heer Poch uiteindelijk zelf met zijn uitlevering aan Argentinië had ingestemd.
Klopt het dat de Argentijnse autoriteiten pas besloten tot vervolging van de heer Poch nadat Nederland een rechtshulpverzoek aan Argentinië deed? Zo ja, hoe duidt u dit?
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft mij laten weten dat het Argentijnse onderzoek naar de heer Poch weliswaar is begonnen naar aanleiding van een rechtshulpverzoek van het OM aan de Argentijnse autoriteiten, maar dat tot de aanhouding van de heer Poch door de Argentijnse onderzoeksrechter pas werd bevolen nadat de Argentijnse autoriteiten zelf al het (op dat moment beschikbare) relevante bewijsmateriaal hadden beoordeeld. Zo was, voordat de aanhouding werd bevolen, in Argentinië archiefonderzoek gedaan met betrekking tot de heer Poch en had de Argentijnse onderzoeksrechter in december 2008 persoonlijk de Nederlandse getuigen (die belastend verklaarden) gehoord. Ik acht deze gang van zaken niet ongeoorloofd.
Klopt het dat Argentinië besloot tot vervolging van de heer Poch over te gaan, niet op basis van eigenstandig bewijsmateriaal, maar enkel op basis van door Nederland aangeleverde informatie? Zo ja, hoe duidt u dit?
Zie antwoord vraag 6.
Kent het Argentijnse juridische systeem, zoals het Nederlandse dat kent, schadevergoedingen voor onterechte vrijheidsbeneming, zoals in het geval van de heer Poch het geval is geweest? Zo ja, bent u bereid er bij de Argentijnse regering op aan te dringen dat een dergelijke vergoeding tegemoet komt aan de heer Poch aangezien het hier een Nederlands staatsburger betreft? Zo nee, hoe gaat u zich op andere wijze inzetten voor tegemoetkoming aan de heer Poch?
Ik beschik niet over deze informatie. Nu de gemotiveerde uitspraak inzake de heer Poch nog niet beschikbaar is en daartegen mogelijk een appelprocedure zal volgen, acht ik het op dit moment ook niet opportuun om in te gaan op vragen met betrekking tot schadevergoeding vanuit de Argentijnse regering. De raadsman van de heer Poch heeft de Nederlandse Staat bij brief van d.d. 9 januari 2018 aansprakelijk gesteld voor schade die de heer Poch stelt te hebben geleden door het handelen van de Nederlandse Staat. Dit verzoek wordt thans bestudeerd.
Bent u bereid de heer Poch te faciliteren indien hij naar Nederland wenst te komen?
Na zijn vrijspraak is aan de heer Poch door de Nederlandse ambassade in Buenos Aires een laissez-passer afgegeven zodat hij naar Nederland kon terugkeren. De heer Poch keerde op 7 december 2017 terug in Nederland.
Op welke wijze heeft de Nederlandse ambassade ten tijde van het voorarrest bijstand aan de heer Poch geleverd? Hoe vaak heeft de heer Poch bezoek gehad van Nederlands ambassadepersoneel?
De heer Poch heeft gedurende zijn detentie in Argentinië consulaire bijstand van het Ministerie van Buitenlandse Zaken ontvangen, zoals die wordt geboden aan Nederlanders in buitenlandse detentie die hebben aangegeven hierop prijs te stellen. De consulaire bijstand bestaat onder andere uit meerdere bezoeken per jaar door een ambassademedewerker en een maandelijkse gift van 30 euro ten behoeve van levensonderhoud.
Aanvullend hierop heeft de Nederlandse ambassade in Buenos Aires gedurende de hele detentieperiode contact onderhouden met de Argentijnse advocaat van de heer Poch over de voortgang van het proces. De ambassade heeft verzoeken van de heer Poch en zijn advocaat om in afwachting van de uitspraak buiten de gevangenis te mogen verblijven langs diplomatieke weg ondersteund.
Is aan de heer Poch de gebruikelijke consulaire bijstand verleend, onder meer het toezien op de detentieomstandigheden en de rechtsgang? Kunt u uiteenzetten hoe hieraan in de praktijk uitvoering is gegeven?
Zie antwoord vraag 10.
Vrijspraak van de heer Poch in Argentinië |
|
Han ten Broeke (VVD), Foort van Oosten (VVD) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Vrij, maar leven verwoest»?1
Ja.
Hoe kijkt u terug op de betrokkenheid van de Nederlandse Staat bij het faciliteren van het proces tegen de heer Poch, in het bijzonder de medewerking aan zijn aanhouding? Had u met de kennis van nu, ondanks het feit dat de handelwijze van de Staat in 2014 door de civiele rechter rechtmatig is bevonden2 en ook het Openbaar Ministerie (OM) op 30 november 2017 verklaarde geen fouten te hebben gemaakt, op dezelfde wijze gehandeld?3
Het genoemde faciliteren bestond uit de verlening van rechtshulp tijdens het strafrechtelijk onderzoek, zulks op basis van het bestaande juridisch kader. Nadien is de Staat niet meer betrokken geweest bij het Argentijnse strafproces jegens de heer Poch. De Staat onthoudt zich van inhoudelijke bemoeienis met strafzaken die onder de (buitenlandse) rechter zijn.
Kunt u zich herinneren dat een anonieme Nederlandse aanklager in 2015 in de NRC werd geciteerd met de opmerking dat het proces tegen de heer Poch «nogal eigenaardig» verliep?4 Bent u bekend met de antwoorden van de Minister van Veiligheid en Justitie op eerdere Kamervragen over dit proces en in het bijzonder het antwoord hij de desbetreffende kwalificatie niet deelde?5 Hebt u, met de kennis van nu, meer begrip voor die kwalificatie?
Ik kan hierover slechts opmerken dat mijn voorganger aan uw Kamer reeds heeft gemeld dat het hier een citaat betrof dat werd toegeschreven aan een anonieme Nederlandse aanklager en onduidelijk was door wie en op basis van welke informatie deze uitlating zou zijn gedaan. Het OM herkende zich niet in het citaat en had ook onvoldoende informatie over deze Argentijnse strafzaak om daarover een opvatting te hebben.
Bent u bekend met de diverse momenten waarop de Kamer met het vorige kabinet van gedachte heeft gewisseld over de consulaire bijstand aan de heer Poch? Kunt u zich bijvoorbeeld herinneren dat u, toen de Kamer u vroeg naar de invulling van de consulaire bijstand aan de heer Poch, op 17 november 2017 enkel aangaf dat de zaak tegen de heer Poch «de volledige aandacht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken» had?6 Hoe kijkt u terug op de mate van consulaire bijstand die de Nederlandse Staat heeft verleend? Zou u hier bij nader inzien op andere wijze invulling aan hebben gegeven?
De heer Poch heeft gedurende zijn detentie in Argentinië consulaire bijstand van het Ministerie van Buitenlandse Zaken ontvangen, zoals die wordt geboden aan Nederlanders in buitenlandse detentie die hebben aangegeven hierop prijs te stellen. De consulaire bijstand bestaat onder andere uit meerdere bezoeken per jaar door een ambassademedewerker en een maandelijkse gift van 30 euro ten behoeve van levensonderhoud.
Aanvullend hierop heeft de Nederlandse ambassade in Buenos Aires gedurende de hele detentieperiode contact onderhouden met de Argentijnse advocaat van de heer Poch over de voortgang van het proces. De ambassade heeft verzoeken van de heer Poch en zijn advocaat om in afwachting van de uitspraak buiten de gevangenis te mogen verblijven langs diplomatieke weg ondersteund.
Bent u bekend met de wens van de heer Poch om terug te keren naar Nederland?7 Kan die terugkeer, indien de heer Poch daartoe besluit, zonder problemen plaatsvinden?
De heer Poch keerde op 7 december 2017 terug in Nederland.
De steun aan het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat en de samenwerking met de Women’s Affairs Technical Committee |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Han ten Broeke (VVD) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met de antwoorden van uw ambtsvoorgangers op Kamervragen over het stopzetten van de financiering aan de Women’s Affairs Technical Committee (WATC)?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat het kabinet, nadat een jeugdcentrum werd vernoemd naar een terroriste, destijds heeft besloten de samenwerking met de WATC direct stop te zetten, zoals gemeld in de brief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan NGO Monitor d.d. 30 juni 2017?2
Nadat Nederland en andere donoren kennisnamen van de kwestie zijn de volgende stappen genomen. Op 13 juni zijn donoren het gesprek aangegaan met de Women’s Affairs Technical Committee (WATC), waarbij donoren WATC de wacht hebben aangezegd, duidelijk hebben gemaakt wat zij van WATC verwachtten en welke consequenties er aan de houding van WATC verbonden zouden kunnen worden. De tijd tussen dat gesprek en definitieve opzegging is door de donoren gebruikt om WATC ertoe aan te zetten afstand te nemen van het jeugdcentrum omdat vernoeming naar Dalal Mughrabi verheerlijking van geweld is. Hoewel WATC geen rol heeft gespeeld bij de keuze van de naam, weigerde de organisatie zich hiervan te distantiëren omdat dit volgens WATC onder vrijheid van meningsuiting valt. Het kabinet acht het verheerlijken van geweld simpelweg onacceptabel en verwacht van al zijn partners dat zij zich hier verre van houden. Omdat er geen oplossing gevonden kon worden, besloten de gezamenlijke donoren vervolgens de samenwerking definitief te beëindigen. WATC is op 4 oktober van dit besluit geïnformeerd, per brief en in een gesprek, waarmee de samenwerking ten einde kwam.
Kunt u verhelderen of de samenwerking destijds is opgeschort of (permanent) beëindigd?
Zie antwoord vraag 2.
Staat u nog steeds achter het besluit om de samenwerking met de WATC op te schorten dan wel te beëindigen?
Ja.
Waarom maakt de website van het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat geen melding van het opschorten of beëindigen van de samenwerking met de WATC?3 Vindt u het niet vreemd dat het kabinet de Kamer laat weten het verheerlijken van geweld «simpelweg onacceptabel» te vinden, maar dat op de website van het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat intussen wordt gedaan alsof er niets aan de hand is door het werk van de WATC te prijzen?
Op de website van het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat staan alle organisaties vermeld waarmee is samengewerkt en met welk doel. WATC staat hier ook op, vanwege de samenwerking tot het moment van beëindiging van de relatie. WATC heeft met de Nederlandse financiering veel nuttig werk verzet voor de bevordering van rechten van vrouwen, onder andere middels de opstelling – samen met andere organisaties – van een schaduwrapportage in het kader van de eerste rapportage van de Palestijnse Autoriteit aan het VN-Comité inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen. Het conflict over de naamkwestie van het jeugdcentrum doet daar niets aan af. Naar aanleiding van de beëindiging van de samenwerking met WATC is het op de website vermelde bedrag naar beneden bijgesteld, omdat de werkelijke bijdrage ook lager werd dan deze geweest zou zijn bij een samenwerking tot het einde van 2017, zoals oorspronkelijk voorzien.
Op welke datum heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat dan wel de WATC geïnformeerd over het opschorten of beëindigen van de samenwerking?
De donoren van het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat hebben de definitieve beëindiging officieel op 4 oktober jl. aan WATC kenbaar gemaakt. Het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat was, als uitvoerende organisatie voor de donoren, vanaf het begin af aan op de hoogte van de visie van de donoren.
Op welke datum heeft de laatste transactie van het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat in de richting van de WATC plaatsgevonden?
Nederland heeft op 17 mei 2017 een betaling van € 1.134.000 aan het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat gedaan conform de contractuele verplichtingen en ten gunste van de (destijds) 24 gesteunde mensenrechtenorganisaties. De laatste betaling vanuit het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat aan WATC heeft op 10 mei 2017 plaatsgevonden. Na het gesprek van 13 juni jl. tussen de donoren en WATC is er geen geld meer richting de organisatie gegaan. De website geeft de uitgekeerde middelen weer voor de periode tot de definitieve beëindiging van de samenwerking met deze organisatie.
Klopt het dat het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat op 24 mei 2017 nog 1,13 miljoen euro van het kabinet heeft ontvangen?4 Heeft de WATC na afloop van die transactie nog geld gekregen van het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat? Zo ja, is het dan terecht om te stellen dat het stopzetten van de samenwerking niet heeft geleid tot het niet langer uitkeren van in het verleden toegezegde subsidies? Zo nee, waarom staat de WATC dan nog altijd op de website van het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat vermeld als subsidie-ontvanger (met bovendien een gestegen subsidie ten opzichte van voorgaande jaren)?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u van mening dat de activiteiten van het in Ramallah gevestigde Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat stroken met kabinetsbeleid, in die zin dat kabinetsbeleid inzake de Israëlisch-Palestijnse kwestie niet in de weg wordt gezeten? Zo ja, hoe beoordeelt u dan de trotse vermelding in het jaarverslag 2016 dat de door deze organisatie gesteunde NGO’s erin zijn geslaagd internationale organisaties onder druk te zetten om Israël te straffen, en dat deze pogingen er zelfs toe hebben geleid dat in het Verenigd Koninkrijk een arrestatiebevel werd uitgevaardigd tegen voormalig Minister van Buitenlandse Zaken Tzipi Livni?5 Deelt u, bij het lezen van dat jaarverslag, de zorg dat zulke initiatieven het conflict eerder bestendigen dan dat wordt bijgedragen aan de oplossing ervan?
Het internationaal recht vormt het kader voor EU en Nederlands buitenlandse beleid, zoals wordt benadrukt in verschillende EU-Raadsconclusies. Nederland en de EU spreken Israël en de Palestijnse Autoriteit consequent aan op hun verantwoordelijkheden ten aanzien van naleving van het internationaal recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht en de mensenrechten. De ondersteuning van Israëlische en Palestijnse mensenrechtenorganisaties via het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat past bij deze inzet.
Deze organisaties komen op voor de rechten van Palestijnse burgers en stellen vermeende schendingen door zowel Israëlische als Palestijnse autoriteiten aan de orde. Het onder de aandacht brengen van vermeende schendingen bij internationale organisaties is daarbij een legitiem en gebruikelijk middel, dat door mensenrechtenorganisaties in vele landen onder allerlei omstandigheden wordt gehanteerd.
Welke afspraken heeft het kabinet gemaakt met het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat inzake toekomstige financiering vanuit Nederland?
De steun aan Palestijnse en Israëlische mensenrechtenorganisaties door Nederland en de andere partners via het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat loopt op het einde van dit jaar af. Zoals aangegeven tijdens de Begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken 2018, d.d. 23 en 24 november, zal het kabinet Israëlische en Palestijnse mensenrechtenorganisaties blijven steunen. Het kabinet onderzoekt verschillende opties hiervoor.
Mogelijke mijnbouwactiviteiten aan de grens met België bij Zuid-Limburg voor de winning van onder andere zink en mogelijke effecten voor de Nederlandse bieding voor de Einstein Telescope |
|
Martijn van Helvert (CDA), Agnes Mulder (CDA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Limburgs stilste hoekje vreest Waalse zinkzoekers»?1
Ja. Het in 2017 opgerichte Belgische bedrijf WalZinc is voornemens bij de Waalse overheid een vergunning aan te vragen voor het uitvoeren van een onderzoek naar het voorkomen van zink, lood en verschillende zeldzame metalen in de ondergrond in de omgeving van de gemeente Plombières (provincie Luik, België). WalZinc zal voor het onderzoek vooral gebruik maken van niet-invasieve geofysische meettechnieken zoals bijvoorbeeld gravimetrie en elektrische weerstandstomografie. Er zullen waarschijnlijk ook enkele boringen worden uitgevoerd. Dit onderzoek zal naar verwachting 4 tot 5 jaar duren.
Bent u door de Belgische autoriteiten op de hoogte gesteld van de Belgische vergunningverlening voor het onderzoek naar bodemschatten aan de zuidelijkste grens van ons land? Zo ja, op welke wijze? Is deze vergunning vergelijkbaar met een opsporingsvergunning onder de Nederlandse wetgeving?
Ik ben door de Belgische autoriteiten niet op de hoogte gesteld. Het is bij initiatieven langs de grens gebruikelijk dat de lokale overheid waar het initiatief wordt genomen de desbetreffende gemeentes en provincie van het buurland informeert.
Op 4 oktober 2017 heeft in de gemeente Plombières een informatiebijeenkomst plaatsgevonden. De provincie en de gemeenten waren over het initiatief en deze bijeenkomst niet op voorhand geïnformeerd. Aan iedereen is de mogelijkheid geboden om binnen veertien dagen na de bijeenkomst een reactie te sturen aan het gemeentecollege van Plombières. De provincie Limburg, de nabij gelegen Limburgse gemeenten Gulpen-Wittem en Vaals en ook de stichting VVV Zuid Limburg hebben per brief gereageerd.
De Nederlandse wetgeving met betrekking tot opsporingsvergunningen is niet gelijk aan de Belgische wetgeving maar er zijn wel overeenkomsten. De in voorbereiding zijnde aanvraag van WalZinc betreft een vergunning voor het uitvoeren van een onderzoek naar het voorkomen van zink, lood en andere metalen. Dit is vergelijkbaar met een opsporingsvergunning als bedoeld in artikel 6 van de Mijnbouwwet. Indien het onderzoek voor WalZinc aanleiding geeft om het initiatief te nemen om te komen tot het winnen van onder andere lood en zink dan zal men eerst een concessie moeten verkrijgen van de Waalse overheid. Hiervoor zal men een openbare procedure moeten starten waarbij inspraak mogelijk is. De voorgenomen mijnbouwactiviteit langs de grens kan mogelijk leiden tot grensoverschrijdende milieueffecten. Uitgaande van het door de EU in 1991 ondertekende Espoo VN-verdrag zal dan ook een milieueffectrapportage moeten plaatsvinden aan de Nederlandse zijde van de grens. Daarnaast heeft de Belgische overheid dan ook de verplichting om de Nederlandse burgers en autoriteiten op een vergelijkbare wijze als de Belgische burgers en autoriteiten te betrekken in de procedure.
Heeft u, of naburige Nederlandse gemeenten en de Provincie Limburg, de mogelijkheid gehad om hier een zienswijze over in te dienen of bezwaar tegen te maken bij de verantwoordelijke Belgische autoriteiten? Zo nee, op welke wijze wordt de omgeving, ook over de grens, betrokken bij de vergunningverlening?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met de gezamenlijke bieding die georganiseerd wordt door Nikhef en de Provincie Limburg om de Einstein Telescope (genoemd in de Nationale Roadmap Grootschalige Wetenschappelijke Infrastructuur) waarmee onderzoek gedaan gaat worden naar zwaartekracht golven?2 Weet u dat er buiten de Zuid-Limburgse bodem maar twee andere plaatsen voor geschikt zijn voor deze «Large-scale Cryogenic Gravitational Wave Telescope» in Europa?
De ambities van het Nikhef en de Provincie Limburg zijn mij bekend. Uit het door de EU-gefinancierde rapport «Einstein gravitational wave Telescope conceptual design study»3 blijkt dat de gesteldheid van de ondergrond in de Limburgse grensregio geschikt is om een Einstein Telescoop te herbergen. Tevens laat het rapport zien dat ook Sardinië en het Hongaarse Matra gebergte in de regio van Budapest goede kandidaten zijn.
De Einstein Telescoop is opgenomen in de Nationale Roadmap van NWO en heeft daardoor onze aandacht. Met steun van het Ministerie van OCW en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) is een taskforce ingericht om de positieve indicaties die er zijn voor de ontwikkeling van een Einstein Telescoop in de grensregio verder te onderzoeken. Via haalbaarheidsstudies, aanvullend bodemonderzoek en coalitievorming zal inzicht worden verkregen over de Nederlandse positie bij de ambitie om de Einstein Telescoop in Europa te realiseren. Deze informatie is noodzakelijk om tot een weloverwogen standpunt te komen. Het zou bij de daadwerkelijke bouw van een Einstein Telescoop om een miljardeninvestering gaan. Als gastland wordt doorgaans een minimale bijdrage van een derde van de totale investeringskosten verwacht. Een weloverwogen keuze is essentieel. Het is op dit moment nog te vroeg om een positie in te nemen.
Vindt u dit project een mogelijkheid om te investeren in onderzoek van wereldniveau in Nederland? Zo ja, hoe gaat u de bieding steunen?
Zie antwoord vraag 4.
Zouden volgens u de mijnbouwactiviteiten vlak over de grens de totstandkoming van de Einstein Telescope in Zuid-Limburg in de weg kunnen staan?
Uit het hierboven genoemde rapport blijkt dat een rustige ondergrond een belangrijke voorwaarde is voor de voorziene Einstein Telescoop. De voorziene Einstein Telescoop zal op een diepte van circa 200 meter in de ondergrond worden gebouwd. De ondergrond is mede bepalend voor de nauwkeurigheid van het instrument. Zuid-Limburg is als locatie voor de Einstein Telescoop geschikt vanwegede combinatie van een zachte bovengrond en daaronder hard gesteente, wat een speciale dempende werking heeft op trillingen. Ook op de bovengrond moet het zo rustig mogelijk zijn. Dat betekent onder andere zo min mogelijk zware industrie, spoorlijnen en vrachtverkeer. Aan deze voorwaarden wordt in Zuid-Limburg voldaan. Het KNMI maakt ook gebruik van deze gunstige omstandigheden en heeft daarom in de Heimansgroeve (Vijlen, gemeente Vaals) haar meest gevoelige meetstation geplaatst. Hiermee worden trillingen afkomstig van aardbevingen van over een groot deel van de wereld geregistreerd.
Ondergrondse mijnbouw aan de Belgische zijde van de grens in Zuid-Limburg kan leiden tot kleine trillingen in de ondergrond. Deze trillingen kunnen, in de vorm van ruis, van invloed zijn op metingen van het KNMI en de voorziene Einstein Telescoop. Het is op dit moment nog te vroeg om te kunnen stellen dat de mogelijke mijnbouw aan de Belgische zijde van de grens de totstandkoming van de Einstein Telescoop in de weg zal staan. Dit zal samen met de initiatiefnemer WalZinc en de Belgische autoriteiten nader onderzocht moeten worden. Ik ondersteun dan ook van harte het initiatief dat de provincie Limburg heeft genomen om tot een goede afstemming te komen met de Belgische autoriteiten.
Vindt u dat dit project niet doorkruist zou moeten worden door mijnbouwactiviteiten vlak over de grens? Zo ja, wat gaat u daaraan doen?
Het gaat hier over een mijnbouwactiviteit in België. Ik ga in dit geval niet over het al dan niet verlenen van vergunningen voor opsporing en later de eventuele winning van deze delfstoffen.
Ik ondersteun de actieve opstelling van de provincie Limburg en de betrokken gemeenten. De provincie Limburg heeft het initiatief genomen om in contact te komen met de Waalse overheid om onder andere duidelijkheid te krijgen over de Belgische procedures.
De Provincie Limburg zal mij informeren over de uitkomsten van de nog te voeren gesprekken met de Waalse overheid. Indien daaruit blijkt dat overleg op landelijk, Benelux of Europees niveau noodzakelijk is, dan zal ik mij daarvoor inzetten.
Wat is het verdere vergunningentraject voor mogelijke mijnbouwactiviteiten aan de Zuid-Limburgse grens met België en wat is daarbij uw inzet?
Zie antwoord vraag 7.
De immense schaal waarop kinderen worden misbruikt op islamitische scholen in Pakistan |
|
Geert Wilders (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Islamic schools in Pakistan plagued by sex abuse of children»?1
Ik heb van het bericht kennisgenomen. De daarin gemelde zaken zijn zeer zorgwekkend. De aard en omvang kan het kabinet niet verifiëren.
Wordt u ook kotsmisselijk als u leest over de immense schaal waarop kinderen worden misbruikt op islamitische scholen in Pakistan?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat er niet of nauwelijks toezicht is op duizenden islamitische scholen, zodat geestelijken die in het voetspoor willen treden van hun profeet Mohammed zich onbestraft kunnen vergrijpen aan weerloze kinderen?
Er zijn zowel bij de overheid geregistreerde, als ongeregistreerde islamitische scholen, ofwel madrassa’s, in Pakistan. Zeker in het geval van de tweede groep is overheidstoezicht nauwelijks of niet aanwezig.
Welke islamitische (politieke) partijen, landen en zakenmensen zitten volgens u achter de financiering van de «madrassa’s» waar pedofilie kennelijk welig tiert?
Madrassa’s in Pakistan worden uit verschillende bronnen gefinancierd. Het kabinet beschikt niet over een overzicht van partijen die financieel bijdragen aan Pakistaanse madrassa’s.
Deelt u de mening dat de islamitische ideologie in combinatie met het shariarecht een giftige cocktail vormt die kindermisbruik niet alleen in de hand werkt, maar bestraffing achteraf ook in ernstige mate verhindert?
Nee, die mening deelt het kabinet niet. Helaas komt kindermisbruik overal ter wereld voor. Het kabinet zet zich in om kindermisbuik en andere schendingen van de rechten van kinderen tegen te gaan. Pakistan is partij bij het verdrag inzake de rechten van het kind. In de reguliere dialoog tussen de EU en Pakistan wordt Pakistan aangesproken op de implementatie en naleving van deze en andere mensenrechtenverdragen. Ook in Pakistan is kindermisbruik strafbaar. Uit diverse bronnen wordt echter duidelijk dat straffeloosheid een groot probleem is, waarbij diverse elementen een rol spelen, waaronder corruptie. De Mensenrechtenambassadeur heeft tijdens zijn bezoek aan Pakistan van 4–6 april 2017 bij de autoriteiten aangedrongen op aanpak van straffeloosheid.
Bent u bereid om de Nederlandse zetel in de VN-Veiligheidsraad in te zetten om voor een onderzoek te pleiten naar de schaal en omvang van dit kindermisbruik? Zo nee, waarom niet?
Gelet op het mandaat van de VN-Veiligheidsraad dat is gericht op zaken waarbij de internationale vrede en veiligheid in het geding zijn, past het niet om deze specifieke kwestie in dit forum aan de orde te stellen.