Het bericht ‘Op geluidsopnamen is te horen hoe dit reddingsschip contact heeft met mensensmokkelaars’ |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennis genomen van het bericht «Op geluidsopnamen is te horen hoe dit reddingsschip contact heeft met mensensmokkelaars»?1
Ja
Deelt u de opvatting dat een groot aantal NGO’s, die op de Middellandse zee missies uitvoeren onder de noemer van reddingswerk, mensensmokkel bevorderen zoals in het artikel van de Volkskrant wordt beschreven? Zo nee, hoe zou u deze missies typeren?
Zoals op eerdere schriftelijke vragen2 is aangegeven, is het voor het kabinet evident dat mensen in nood op zee geholpen moeten worden in lijn met de verplichtingen onder het internationaal zeerecht. In de kern komt het erop neer dat alle schepen verplicht zijn mensen in nood aan boord te brengen en hen in de dichtstbijzijnde veilige haven aan wal te brengen. Zoals helaas blijkt, maken de criminele mensensmokkelaars van dit gegeven misbruik, bijvoorbeeld door bootjes met te weinig brandstof de zee op te sturen. Daarmee krijgen deze reddingsoperaties een onbedoeld versterkend neveneffect op deze misdadige activiteiten.
Het merendeel van de ngo’s die actief zijn op de centrale Middellandse Zee opereert in lijn met de verplichtingen onder het internationaal zeerecht en werkt samen met de Italiaanse autoriteiten en voert deze operaties doorgaans op verzoek van de Italiaanse autoriteiten uit conform de gebruikelijke procedures voor reddingsoperaties op zee. Tegelijkertijd is het aantoonbaar deel uitmaken van mensensmokkelactiviteiten strafbaar en ligt het voor de hand dat Italië vermeende strafbare feiten grondig onderzoekt.
Bent u op de hoogte van het feit dat dergelijke NGO’s soms onder de Nederlandse vlag varen? Zo ja, kunt u een overzicht geven van alle schepen onder Nederlandse vlag die zich volgens eigen zeggen met reddingswerk bezighouden?
Zover het kabinet bekend zijn er op dit moment geen Nederlandse ngo’s actief in dit deel van de Middellandse Zee. Wel voeren verschillende internationale organisaties die ook een Nederlandse afdeling hebben zoals Médecins Sans Frontières/Artsen zonder Grenzen en Save the Children op verzoek van de Italiaanse autoriteiten reddingsoperaties uit conform het geldende zeerecht.
In de media wordt het beeld geschetst dat een deel van deze organisaties «onder Nederlandse vlag vaart». Dit is echter niet juist. Alleen de «Iuventa» van Jugend Rettet is op dit moment opgenomen in het Nederlandse scheepsregister. Het kabinet heeft kennisgenomen van het feit dat enkele andere schepen van met name Duitse ngo’s zoals Sea Watch en Sea Eye ook varen met een Nederlandse vlag, maar daar bestaat op dit moment geen vlaggenstaatrelatie mee.
Bent u op de hoogte van het bestaan van Nederlandse NGO’s die deelnemen aan dergelijke «reddingsmissies» of dit middellijk of op andere wijze mogelijk maken? Zo ja, kunt u een overzicht van deze NGO’s geven?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat de Nederlandse overheid verantwoordelijk is voor schepen die varen onder de Nederlandse vlag?
De Nederlandse overheid is verantwoordelijk voor schepen met de Nederlandse nationaliteit. Op grond van het VN-Zeerechtverdrag kunnen staten de voorwaarden vaststellen voor het verlenen van zijn nationaliteit aan schepen, voor de registratie van schepen op zijn grondgebied en voor het recht zijn vlag te voeren. Schepen die in het Nederlandse scheepsvaartregister en het Nederlandse rompbevrachtingsregister zijn opgenomen, worden beschouwd als Nederlandse schepen. Voor al deze schepen draagt Nederland verantwoordelijkheid als vlaggenstaat. Met het enkel voeren van een Nederlandse vlag ontstaat nog geen vlaggenstaatrelatie met bijbehorende verantwoordelijkheden.
Naast een vlaggenstaatrelatie kunnen ook op een andere wijze relaties tussen Nederland en de eigenaren, organisatie en/of bemanning van een schip bestaan. Welke juridische consequenties dat heeft, zal per individueel geval moeten worden beoordeeld.
Kunt u aangeven of er sprake is van subsidiëring door de Nederlandse overheid van NGO’s die dergelijke «reddingsmissies» uitvoeren of middellijk dan wel op andere wijze mogelijk maken? Zo ja, kunt u aangeven welke NGO’s dit betreft en welke bedragen zij ontvangen?
Zoals in de beantwoording op eerdere schriftelijke vragen is aangegeven, ontvangen deze organisaties geen subsidies of andere vormen van financiering voor hun activiteiten op de Middellandse Zee.3
Tijdens het Algemeen Overleg van 5 juli jl. ter voorbereiding op de informele JBZ-raad van 6 en 7 juli jl. is ook over dit onderwerp gesproken. De bij reddingsoperaties op de Middellandse Zee betrokken organisaties verrichten in de meeste gevallen ook ander werk en leveren belangrijke bijdragen aan bijvoorbeeld de opvang van migranten en de bescherming van (alleenstaande) minderjarigen in de regio, maar ook in Europa.
Het kabinet meent dat de uitkomsten van het Italiaanse onderzoek naar de vermeende betrokkenheid van ngo’s bij mensensmokkel eerst moeten worden afgewacht, alvorens conclusies te trekken over de financiële relatie met deze organisaties. Het is dan ook niet wenselijk om alle ngo’s op voorhand over één kam te scheren.
Deelt u de opvatting van de Italiaanse overheid dat de handelingen van NGO’s, zoals beschreven in het artikel van de Volkskrant, moeten worden tegengegaan? Zo ja, kunt u aangeven welke maatregelen worden getroffen om hun werkzaamheden tegen te gaan? Zo nee, kunt u zijn visie nader toelichten?
Het evident samenwerken met criminele organisaties en daarmee het faciliteren van mensensmokkel of andere vormen van illegale migratie naar de Europese Unie acht het kabinet strafbaar.4 Hierbij dient wel de kanttekening te worden geplaatst dat de meeste van deze zelfde ngo’s juist op verzoek van de Italiaanse overheid de reddingsoperaties uitvoeren en mensen in nood op zee redden conform de bestaande kaders van het zeerecht.
Het kabinet is dan ook van mening dat de gedragscode die Italië met ngo’s overeen is gekomen een nuttig instrument kan zijn om de samenwerking tussen Italiaanse autoriteiten en ngo’s te bevorderen en het onderlinge vertrouwen te versterken. Het kabinet ziet graag dat alle organisaties die in de centrale Middellandse Zee actief zijn de uitgangspunten van de gedragscode onderschrijven.
In het geval dat er sprake is van een relatie met Nederland, kan Nederland eventuele strafrechtelijke maatregelen treffen. Dit zal per individueel geval moeten worden beoordeeld.
Kunt u aangeven of er sprake is van samenwerking met de Italiaanse overheid op dit thema?
Italië en Nederland werken al langere tijd op verschillende manieren samen in de bestrijding van mensensmokkel. Zo is er op 21 juni 2017 een samenwerkingsovereenkomst getekend door de HOvJ van Palermo in Italië en de HOvJ van het Landelijk Parket van het Openbaar Ministerie om de georganiseerde criminaliteit, zoals mensensmokkel aan te pakken. Daarnaast is er sinds eind 2014 een Nederlandse liaison-magistraat in Italië om onder meer de samenwerking op dit thema te bevorderen. Over lopende (strafrechtelijke) onderzoeken worden geen uitspraken gedaan.
Verder loopt er een project bij Europol genaamd «EMPACT» (European multidisciplinary platform against criminal threats), waarbij onder meer Nederland en Italië bij zijn aangesloten, dat als doel heeft het tegengaan van het faciliteren van illegale migratie.
Mogelijke marginalisering van Assyriërs in Koerdisch gebied in Irak |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Vindt u het verontrustend dat Koerdische autoriteiten opnieuw de burgemeester van een Assyrische gemeenschap uit zijn functie hebben verwijderd?1 2
Het kabinet heeft geen eigenstandige informatie over de achtergronden van de bestuurswisselingen in Tel Keppe. Wel deelt het kabinet in het algemeen uw zorgen over de kwetsbare positie van christenen, alsook andere minderheden, in Irak.
Klopt het dat de Assyrische burgemeester van Tel Keppe al langer onder vuur ligt van de «Kurdistan Democratic Party»?
Zie antwoord vraag 1.
Wilt u de Iraakse en Koerdische autoriteiten laten weten dat bestuurlijke zuiveringen op etnische en religieuze grondslag zullen moeten leiden tot intrekking van Nederlandse steun voor Irak en de Koerden?
Interne bestuursaangelegenheden als deze zijn in de eerste plaats een Iraakse binnenlandse kwestie. De Iraakse federale overheid en de Koerdische regionale autoriteiten zijn partners in onder andere de strijd tegen ISIS, de opvang van ontheemden en de stabilisatie van bevrijde gebieden. Internationale steun is daarvoor onontbeerlijk. Nederland spoort, samen met internationale partners, aan tot inclusief bestuur in gesprekken met Iraakse en Koerdische autoriteiten, omdat inclusief bestuur een voorwaarde is om bovengenoemde uitdagingen effectief aan te kunnen pakken.
Bent u van mening dat een autonome christelijke regio in de Nineveh-vlakte te verkiezen is boven Koerdische onderdrukking? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet ziet zelfbestuur binnen een federale overheid niet als een duurzame oplossing voor de onderliggende problemen die ten grondslag liggen aan de kwetsbare positie van minderheden, waaronder christenen, in Irak. Alleen het verankeren van de principes van inclusief bestuur en een inclusieve mensenrechtenbenadering kunnen zorgen voor een duurzame verbetering van de positie van alle minderheidsgroepen.
Door NGO's gefaciliteerde asielinvasie naar Europese Unie |
|
Vicky Maeijer (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de berichten «Bewijs. Mensensmokkelaars duwen dobbernegers in handen van smokkel-NGO's»1 en «Nave luventa, in un video della polizia i trafficanti scortano i migranti»?2
Inmiddels wel.
Ziet u op de foto's en in het filmpje ook het bewijs dat mensensmokkelaars en niet-gouvernementele organisaties (NGO's) samenwerken om migranten in de Europese Unie aan land te zetten? Zo nee, bent u stekeblind?
Via de media heb ik kennisgenomen van verschillend beeldmateriaal. De beelden roepen zeker vragen op. Of dit voldoende is om als bewijs te gelden, zal moeten blijken. Door Italië wordt hier momenteel strafrechtelijk onderzoek naar verricht.
In het algemeen is het evident dat mensen in nood op zee geholpen moeten worden in lijn met de verplichtingen onder het internationaal zeerecht. Tegelijkertijd is het aantoonbaar deel uitmaken van mensensmokkelactiviteiten strafbaar en ligt het voor de hand dat Italië vermeende strafbare feiten grondig onderzoekt.
Om de samenwerking met ngo’s in reddingsoperaties verder te verbeteren, heeft Italië een gedragscode voorgesteld. Ook draagt deze gedragscode bij aan een versterkte aanpak van mensensmokkel. Het kabinet ziet graag dat alle organisaties die in de centrale Middellandse Zee actief zijn de uitgangspunten van de gedragscode onderschrijven.
Klopt het dat de boot die voor deze veerdienst werd gebruikt, de Iuventa, is aangeschaft via een Nederlandse stichting? Zo ja, welke stichting was dit? Ontvangt deze stichting direct of indirect belastinggeld?
Uit informatie die tot nu toe bekend is, blijkt dat de Duitse ngo Jugend Rettet de Nederlandse stichting Jugend Rettet Nederland heeft opgericht en daarmee de «Iuventa» heeft aangeschaft. Zoals ook in eerdere beantwoording en tijdens verschillende Algemene Overleggen is gewisseld, verstrekt de Nederlandse overheid geen subsidies of andere vormen van financiering specifiek aan organisaties voor reddingsoperaties op de Middellandse Zee.3
Zijn er nog meer Nederlandse NGO's op enige wijze betrokken bij het faciliteren van mensensmokkel? Zo ja, welke?
Zover het kabinet bekend zijn op dit moment geen Nederlandse ngo’s actief in de Middellandse Zee. Wel voeren verschillende internationale organisaties die ook een Nederlandse afdeling hebben zoals Médecins Sans Frontières/Artsen zonder Grenzen en Save the Children op verzoek van de Italiaanse autoriteiten reddingsoperaties uit conform het geldende zeerecht.
In de media wordt het beeld geschetst dat veel van deze organisaties «onder Nederlandse vlag varen». Dit is echter niet juist. Alleen de «Iuventa» van Jugend Rettet is op dit moment opgenomen in het Nederlandse scheepsregister. Met de andere bekende schepen heeft Nederland voor zover bekend geen vlaggenstaatrelatie. Naast een vlaggenstaatrelatie kunnen overigens ook op een andere wijze relaties tussen Nederland en de eigenaren en bemanning van een schip bestaan. Welke juridische consequenties dat heeft, wordt thans uitgezocht naar aanleiding van een aangifte.
Kunt u garanderen dat er geen indirect of direct met Nederlands belastinggeld gesubsidieerde NGO's samenwerken met mensensmokkelaars?
Zoals ook in eerdere beantwoording en tijdens verschillende Algemene Overleggen is gewisseld, verstrekt de Nederlandse overheid geen subsidies of andere vormen van financiering aan organisaties voor reddingsoperaties op de Middellandse Zee.4 Tijdens het Algemeen Overleg ter voorbereiding op de informele JBZ-raad van 6 en 7 juli jl. is ook over dit onderwerp met u gesproken. De bij reddingsoperaties op de Middellandse Zee betrokken organisaties verrichten in de meeste gevallen ook ander werk en leveren belangrijke bijdragen aan bijvoorbeeld de opvang van migranten en de bescherming van (alleenstaande) minderjarigen in de regio, maar ook in Europa.
Het kabinet meent dat de uitkomsten van lopende onderzoeken die bijvoorbeeld in Italië worden uitgevoerd naar de vermeende betrokkenheid van ngo’s bij mensensmokkel moeten worden afgewacht, alvorens conclusies te trekken over de financiële relatie met deze organisaties. Het is niet wenselijk om alle ngo’s op voorhand over één kam te scheren.
Bent u nu eindelijk bereid om de Nederlandse grenzen te sluiten en Nederland niet langer afhankelijk te laten zijn van een eurofiele elite die deze gefaciliteerde asielinvasie mogelijk maakt? Zo nee, waarom niet?
Zoals u bekend, vindt het kabinet dat het categorisch sluiten van de Nederlandse grenzen geen realistische, laat staan een structurele oplossing is voor het complexe migratievraagstuk. Een dergelijke maatregel miskent bovendien de negatieve impact op de Nederlandse economie. In plaats van achter onze grenzen te wachten, spant het kabinet zich in om juist in samenwerking met Europese partners, de Europese Commissie en belangrijke landen van transit en herkomst, afspraken te maken om deze migratie- en vluchtelingenstromen beheersbaar te houden. Een alomvattende aanpak is nodig. Zo’n aanpak kan Nederland niet alleen uitvoeren, maar dient in Europees verband plaats te vinden.
Voor een verdere uitleg, verwijst het kabinet u naar de eerdere beantwoording van deze zelfde vraag.5
Een bezoek van diplomaten aan de Evin-gevangenis in Teheran |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Ben u op de hoogte van een bezoek van een groep van 45 diplomaten aan de beruchte Evin-gevangenis in Teheran?1
Ja.
Klopt het dat op een van de foto’s van dat bezoek een Nederlandse vlag te zien is?2
Ja. Alle vlaggen van deelnemende landen werden tijdens het bezoek getoond.
Hebben één of meerdere Nederlandse diplomaten aan dat bezoek deelgenomen? Zo ja, wat was de functie en rang van die diploma(a)t(en)?
De Nederlandse ambassadeur in Iran heeft deelgenomen aan het bezoek aan de Evin-gevangenis. Ook de ambassadeurs van onder andere België, Denemarken en Zweden waren aanwezig.
Hoe beoordeelt u het standpunt van Amnesty International, dat dit bezoek een grove publiciteitsstunt van de Iraanse autoriteiten was?3
Het precieze programma was voorafgaand niet bekend. Het bezoek gaf geen volledig beeld van de faciliteiten in de Evin-gevangenis, noch van de leefomstandigheden van de gevangenen.
Was van tevoren bekend dat de diplomaten alleen het «luxe deel» van de Evin-gevangenis te zien zouden krijgen? Zo ja, waarom was dat voor Nederland geen reden om af te zien van deelname aan het bezoek?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u van mening dat het bezoek zinloos was om een volledig beeld te krijgen van de manier waarop gevangenen gehuisvest en behandeld worden?
Nederland heeft, net als andere gelijkgezinden landen (onder andere België, Denemarken, Duitsland, Noorwegen, Oostenrijk, Verenigd Koninkrijk en Zweden), de gevangenis bezocht om te onderstrepen welk belang gehecht wordt aan de omstandigheden in Iraanse gevangenissen. De mensenrechtensituatie in Iran blijft zeer zorgelijk. Dit bezoek bood een gelegenheid voor de internationale gemeenschap om die zorgen rechtstreeks over te brengen aan de Iraanse autoriteiten. In overleg met andere gelijkgezinde landen is daarom besloten aan het bezoek deel te nemen, juist om die kritische boodschap over te brengen.
Wilt u er voor zorgen dat Nederlandse diplomaten niet (meer) aan dergelijke fopbezoeken deelnemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
De situatie in Venezuela |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de verkiezingen in Venezuela op zondag 30 juli jongstleden, het geweld en de intimidatie rondom deze verkiezingen, en het feit dat nagenoeg de hele oppositie de verkiezingen heeft geboycot?1
Bent u van mening dat de verkiezingen en de uitslag daarvan legitiem zijn? Deelt u de mening van de Amerikaanse ambassadeur bij de Verenigde Naties dat er sprake is van een schijnverkiezing en dat Venezuela weer een stap dichter bij een dictatuur is?2 Kunt u uw antwoord toelichten?
Bent u bereid om deze verkiezingen en het geweld daaromheen ferm te veroordelen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u toelichten welke concrete acties vanuit de EU volgen in aanvulling op de veroordeling van het excessieve geweld en de grondwetgevende vergadering?3
Hoe beoordeelt u het ondemocratische voornemen van Maduro om de onschendbaarheid van het gekozen Venezolaans parlement op te heffen? Hoe beoordeelt u het zorgwekkende bericht dat oppositieleiders Lopez en Ledezma gisternacht uit hun huis zijn ontvoerd?4
Hoe beoordeelt u de sancties van de VS tegen hooggeplaatste Venezolaanse functionarissen uit regeringskringen, het leger en van de staatsoliemaatschappij PDVSA?5
Hebt u er zicht op of hooggeplaatste Venezolaanse functionarissen eigendommen, bankrekeningen of andere middelen in het Koninkrijk der Nederlanden of de EU hebben?
Bent u bereid om binnen de EU te ijveren voor het instellen van persoonsgerichte sancties (bevriezen van tegoeden en het opleggen van reisverboden) tegen iedere hooggeplaatste Venezolaanse functionaris die betrokken is bij het ondermijnen van het Venezolaans parlement, het ontvoeren van politieke oppositieleiders of het inzetten van geweld tegen ongewapende demonstranten?
Kunt u aangeven of er al meer mogelijkheden zijn om humanitaire hulp aan Venezuela te verlenen, of dat dit nog steeds wordt geweigerd door de Venezolaanse autoriteiten?
Hebt u er zicht op hoeveel Nederlanders op dit moment in Venezuela verblijven? Ligt er een evacuatieplan klaar voor al deze Nederlanders, indien er aanleiding is tot evacuatie?
Hebt u er kennis van genomen dat er een flinke toename is van het aantal Venezolanen dat naar Aruba en Curaçao vlucht, zoals blijkt uit de onderscheppingen van de Kustwacht?6 Kunt u een inschatting geven van hoeveel Venezolanen dit jaar al hebben geprobeerd naar Aruba, Bonaire en Curaçao te vluchten? Bent u desondanks nog steeds van mening dat niet hoeft te worden gevreesd voor een flinke toename van het aantal Venezolaanse vluchtelingen, en dat de eilanden van het Koninkrijk voldoende geëquipeerd zijn om zorg te dragen voor een adequate opvang en asielprocedure?
Risico’s voor willekeurige arrestaties in Turkije |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Turkije bepaalt zelf wel wie het gevangen zet»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de uitspraken in dat bericht dat vooral buitenlandse journalisten en mensenrechtenactivisten het risico lopen (willekeurig) te worden gearresteerd, onder andere wanneer zij bepaalde uitlatingen hebben gedaan buiten Turkije en/of in verband worden gebracht met zogenaamd terrorisme en «complotten tegen Turkije»?
Het kabinet blijft de Turkse autoriteiten oproepen tot het respecteren van de rechtsstaat – in het bijzonder als het gaat om fundamentele rechten zoals een eerlijke en onafhankelijke rechtsgang en rechten gerelateerd aan arrestatie en detentie.
In hoeverre is een dergelijke actieve monitoring van uitlatingen die gedaan worden in het buitenland, maar mogelijk gevolgen hebben in Turkije, volgens u een risico voor Nederlanders (al dan niet met een Turkse achtergrond) die naar Turkije afreizen? Zijn daarbij paralellen te trekken met andere landen waar dergelijke monitoring plaatsvindt, zoals Thailand waar bijvoorbeeld in 2011 een Amerikaan werd gearresteerd voor het beledigen van de Thaise Koning op internet?2 Kunt u uw antwoord toelichten?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken kijkt voortdurend of reisadviezen aanpassing vragen. In een aparte passage in de reisadviezen worden Nederlanders gewaarschuwd voor wetten, regels en gebruiken die anders zijn dan in Nederland. Het BZ reisadvies voor Turkije kent reeds geruime tijd een waarschuwing voor vervolging door Turkse autoriteiten voor belediging van het staatshoofd en voor activiteiten gerelateerd aan groepen die beschouwd worden als terroristische organisatie. Dat geldt ook voor activiteiten buiten Turkije. Ook zijn in het reisadvies de ruimere bevoegdheden van de autoriteiten opgenomen, waaronder detentie, uitreisverboden en andere maatregelen vallen. Het BZ reisadvies voor Turkije is hierin vergelijkbaar met het reisadvies voor Turkije van Duitsland. In het reisadvies is, zoals bij alle reisadviezen, een uitnodiging opgenomen aan reizigers om zich te registreren en hun gegevens achter te laten bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Het ministerie brengt, bijvoorbeeld bij aanpassingen, de inhoud van deze reisadviezen actief onder de aandacht. Ook bestaande reisadviezen kunnen proactief onder de aandacht gebracht als dit in het belang van de reizende Nederlanders wordt geacht. Het reisadvies voor Turkije is daarom afgelopen week via de BZ 247 Informatieservice extra onder de aandacht gebracht van bij de service geregistreerde Nederlanders. Ook is via het BZ Twitter kanaal aandacht gevraagd voor het reisadvies. Daarbij is specifiek gewezen op de lokale wetten, regels en gebruiken in het reisadvies voor Turkije.
Het BZ reisadvies voor Turkije is gepubliceerd op: https://www.nederlandwereldwijd.nl/reizen/reisadviezen/turkije.
Ook in andere BZ reisadviezen wordt indien relevant nader ingegaan op lokale wetten, regels en gebruiken. Zo wordt in het reisadvies voor Thailand gewezen op het verbod op het beledigen van het Thaise Koningshuis.
Op welke wijze worden die risico’s momenteel verwerkt in reisadviezen van de regering voor de landen waar deze risico’s aan de orde zijn? Is de actuele berichtgeving hierover mogelijk een reden om dit aspect nadrukkelijker te benadrukken en/of aan te scherpen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid deze problematiek aan de orde te stellen tijdens de eerstvolgende Raad Buitenlandse Zaken en de Kamer te informeren over de uitkomsten daarvan?
Nederland stelt de zorgen over de rechtsstaat in Turkije regelmatig aan de orde, niet alleen binnen de Europese Unie maar ook in het kader van de Raad van Europa. Nederland speelt hierin een voortrekkersrol. Zo was Nederland de eerste die pleitte voor het opschorten van de pretoetredingssteun aan Turkije, een standpunt dat aanvankelijk op weinig steun kon rekenen bij de andere lidstaten van de EU, maar dat nu ook wordt gedeeld door Duitsland. Nederland zal de zorgen over de rechtsstaat in Turkije, inclusief de gevolgen voor de burgers van de landen van de EU, actief blijven aankaarten in EU- en RvE-kader en de Kamer hierover op de gebruikelijke wijze op de hoogte houden. Nederland trekt samen met andere EU-lidstaten op, met name met die landen die ook een omvangrijke Turkse gemeenschap hebben en te maken hebben met dezelfde problematiek, vooral in het kader van het «like-minded» overleg dat actief door Nederland is geïnitieerd. Hierdoor staat Nederlander sterker in het bepleiten van deze kwestie en individuele gevallen.
De inbeslagname door Israël van een door Nederland gesubsidieerd zonne-energieproject in het Palestijnse dorp Jubbet adh Dhib |
|
Bram van Ojik (GL), Isabelle Diks (GL) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft Israël reeds gereageerd op uw protest tegen de inbeslagname door Israël van het door Nederland gesubsidieerde zonne-energieproject in Jubbet adh Dhib? Zo nee, wilt u dan (opnieuw) op een snelle reactie en een bevredigende oplossing aandringen?
Ja. Zoals aangegeven in de antwoorden op de vragen gesteld door de leden Knops en Amhaouch (CDA) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2426), heeft de Israëlische premier Netanyahu per brief laten weten dat de zonnepanelen teruggeven zullen worden aan Nederland. De zonnepanelen en overige apparatuur zijn vrijgegeven aan COMET-ME, de organisatie die met steun van Nederland het energiesysteem had opgezet in Jubbet adh Dhib. COMET-ME heeft de panelen op 3 oktober jl. teruggeplaatst in het dorp. Nederland beschouwt dit als een tijdelijke oplossing totdat Israël een besluit heeft genomen over de aanvraag van een bestemmingsplan, die de gemeenschap in 2014 heeft ingediend. Dit bestemmingsplan bevat tevens een verzoek tot aansluiting op het elektriciteitsnet.
Wilt u, zodra hier duidelijkheid over is, de Kamer informeren of Israël bereid is om de inbeslaggenomen voorwerpen conform uw verzoek te retourneren en de schade die door de afbraak ervan is ontstaan te vergoeden?
Ja.
Wilt u hierbij expliciet vermelden of de Israëlische autoriteiten voorwaarden verbinden aan de teruggave en/of vergoeding en zo ja, welke dit zijn?
Israël heeft een beleid waarbij bouwwerken, waarvoor geen vergunning is gegeven, zonder gerechtelijke procedure binnen 60 dagen kunnen worden weggehaald of afgebroken. In dit geval waren de panelen al langer dan 60 dagen geïnstalleerd. COMET-ME heeft mede daarom bezwaar gemaakt. In zijn besluit heeft Israël aangegeven de panelen terug te geven aan de uitvoerende organisatie, onder meer vanwege dit punt, zonder daarbij voorwaarden te stellen. Tegelijkertijd herziet Israël diens standpunt over vergunningen niet.
Op welke wijze is Israël van plan te voldoen aan zijn verplichting als bezettende macht om voor de humanitaire basisbehoeften van de bewoners van Jubbet adh Dhib te zorgen, na de vernieling van de zonnepanelen?
Het is niet aan het kabinet om deze vraag naar voornemens van de Israëlische regering te beantwoorden. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1, beschouwt het kabinet de terugplaatsing van de zonnepanelen als een tijdelijke oplossing totdat Israël een besluit heeft genomen over de aanvraag van een bestemmingsplan, die de gemeenschap in 2014 heeft ingediend.
Deelt u de mening dat Israëls vergunningenregime onbetrouwbaar en ineffectief is gebleken, onderdeel is van Israëls onrechtmatig bezettingsbeleid en inheemse Palestijnen ten opzichte van Israëlische kolonisten systematisch discrimineert en benadeelt?
Het is een feit dat Israël niet of nauwelijks vergunningen afgeeft ten behoeve van Palestijnen in Area C en wel vergunningen afgeeft voor de bouw van nieuwe huizen in nederzettingen. Uit cijfers van de Israëlische overheid blijkt dat in 2014 2% van de vergunningsaanvragen ten behoeve van Palestijnen werd goedgekeurd (9 vergunningen), en in 2015 1.8% (7 vergunningen). Bovendien geldt dat minder dan 1% van Area C bestemd is voor Palestijnse ontwikkeling, terwijl 70% van Area C is toebedeeld aan Israëlische nederzettingen. Dit alles benadeelt de Palestijnen en creëert ongelijkheid.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is humanitaire hulp en steun voor basisvoorzieningen aan kwetsbare Palestijnse gemeenschappen op de bezette Westelijke Jordaanoever aan Israëls vergunningenregime te onderwerpen?
Ja. Het Israëlisch beleid waarbij niet of nauwelijks vergunningen worden afgegeven voor humanitaire en/of ontwikkelingsprojecten in Area C maakt het uiterst lastig de hulp te verstrekken met een vergunning. In sommige gevallen, waarbij humanitaire hulp snel geboden moet worden, is het bovendien praktisch ondoenlijk om een langdurig traject voor vergunningen te doorlopen als dat zou betekenen dat er zes maanden of langer gewacht moet worden. Daarom kiezen veel hulporganisaties, waaronder de VN en COMET-ME, ervoor om Israël op hoofdlijnen te informeren over de projecten. Daarnaast heeft Israël als bezettende mogendheid op basis van het bezettingsrecht een specifieke zorgplicht jegens de Palestijnse bevolking.
Heeft u de inbeslagname reeds met de Europese bondgenoten besproken, zoals u tijdens het vragenuur in de Tweede Kamer aankondigde op 4 juli jongstleden? Zo ja, hoe hebben de lidstaten en de Hoge Vertegenwoordiger gereageerd? Zo nee, wanneer gaat u dit doen?
Uiteraard heeft het kabinet EU-partners geïnformeerd. In dit geval heeft het kabinet ervoor gekozen om in eerste instantie de kwestie bilateraal op te lossen.
Op welke manier zou de EU, uw inziens, het patroon van vernielingen van door de EU en lidstaten gefinancierde projecten in bezet Palestijns gebied kunnen doorbreken? Bent u bereid om hiertoe voorstellen te doen aan uw Europese collega’s?
De EU veroordeelt de sloop en confiscatie van Palestijnse bezittingen in Area C en dringt bij Israël consequent aan op ontwikkeling van Area C ten behoeve van de Palestijnse bevolking. Het kabinet acht het van belang dat de EU via een kritische beleidsdialoog druk op Israël blijft uitoefenen om sloop en confiscatie stop te zetten. Zoals tevens aangegeven in de antwoorden op vragen gesteld door de leden Knops en Amhaouch (beiden CDA), (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2426), zijn er binnen de EU voorts afspraken gemaakt over de mogelijkheid dat EU-lidstaten en instellingen gezamenlijk optrekken in geval van sloop van projecten, inclusief de mogelijkheid van schadevergoeding.
Wilt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De arrestatie van een Nederlander in Turkije |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Nederlander mag Turkije niet uit na «beledigen» Erdogan»?1
Nederland is extra alert, actief en kritisch op de Turkse uitreisverboden. De Nederlandse ambassade in Ankara heeft uiteraard meerdere malen mondeling en schriftelijk de situatie van Nederlanders met een Turks uitreisverbod, waaronder de situatie van de hier bedoelde persoon, actief onder de aandacht gebracht van de Turkse autoriteiten, nadat betrokkenen zelf hadden aangegeven hiermee akkoord te zijn. De Nederlandse ambassade zal dit blijven doen, ook ten aanzien van toekomstige gevallen, opdat zij zo spoedig mogelijk naar Nederland kunnen terugkeren.
Welke consulaire ondersteuning en assistentie krijgt deze Nederlander van de Nederlandse ambassade in Turkije?
Zie antwoord vraag 1.
Wat zijn de precieze gronden op basis waarvan deze Nederlander een uitreisverbod is opgelegd?
Vanwege privacybescherming kan ik uw Kamer via deze openbare brief geen informatie verstrekken over individuele zaken.
Bent u van mening dat het uitreisverbod legitiem is? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Turkse wetgeving voorziet in verscheidene mogelijkheden van vrijheid beperkende maatregelen, waaronder ook uitreisverboden. Een oordeel over de legitimiteit van het uitreisverbod is in de eerste plaats aan de Turkse rechter. Nederland maakt zich echter wel grote zorgen over de onderliggende redenen van de recente uitreisverboden. De Nederlandse ambassade in Ankara heeft daarom sinds er gevallen zijn van Nederlanders met een Turks uitreisverbod het onderwerp meerdere malen actief onder de aandacht gebracht van de Turkse autoriteiten. Daarbij is aandacht gevraagd voor de gevoelige en moeilijke situatie waarin deze groep Nederlanders verkeert en voor een spoedige rechtsgang aangaande deze uitreisverboden. Nederland zal dit voor deze – en toekomstige – gevallen blijven doen.
Hebt u reeds protest aangetekend bij uw Turkse ambtsgenoot tegen deze eenzijdige actie van de Turkse overheid? Zo nee, waarom niet en bent u bereid dit alsnog te doen?
De Nederlandse ambassade in Ankara heeft meerdere malen mondeling en schriftelijk de gevoelige en moeilijke situatie van Nederlanders die een Turks uitreisverbod hebben gekregen actief onder de aandacht gebracht van de Turkse autoriteiten en aandacht gevraagd voor een spoedige rechtsgang en opheffing van uitreisverboden. Nederland maakt zich grote zorgen over de onderliggende redenen van de recente uitreisverboden en zal daarom extra aandacht voor deze gevallen blijven vragen. Ook ten aanzien van toekomstige bij het ministerie bekende gevallen geldt dat betrokken personen direct zal worden gevraagd of zij prijs stellen op bijstand van de Nederlandse ambassade en of zij wensen dat de ambassade proactief aandacht voor hun zaak vraagt bij de Turkse autoriteiten opdat zij zo spoedig mogelijk naar Nederland kunnen terugkeren.
Op het moment van het opstellen van deze brief is het Ministerie van Buitenlandse Zaken bekend met ongeveer tien personen die zich thans in Turkije bevinden die zich bij het ministerie hebben gemeld vanwege een uitreisverbod. Van zeven andere personen die een uitreisverbod hadden is bekend dat zij inmiddels Turkije hebben kunnen verlaten.
Ook als deze kwestie in beginsel een nationale verantwoordelijkheid is, trekt Nederland samen met andere EU-lidstaten op. Dat doet Nederland met name met die landen die ook een omvangrijke Turkse gemeenschap hebben en te maken hebben met dezelfde problematiek, vooral in het kader van het «like-minded» overleg dat actief door Nederland is geïnitieerd. Hierdoor staat Nederlander sterker in het bepleiten van deze kwestie en individuele gevallen.
Welke acties onderneemt u om het uitreisverbod voor de Nederlander opgeheven te krijgen, zodat hij weer van zijn vrijheid kan genieten en naar Nederland kan terugkeren?
Zie antwoord vraag 5.
Hoeveel andere Nederlandse staatsburgers in Turkije hebben op dit moment een uitreisverbod, en op basis van welke reden(en)? Wat heeft u ondernomen voor deze Nederlanders sinds deze kwestie is besproken tijdens het mondeling vragenuur op 11 april jl.? Wat heeft het «like-minded» overleg hierover met Duitsland, Frankrijk, België, Oostenrijk, Zweden en Denemarken opgeleverd?2
Zie antwoord vraag 5.
Hoeveel Nederlanders die in april jl. nog vastzaten in Turkije, zoals besproken tijdens het mondeling vragenuur, hebben sindsdien Turkije kunnen verlaten? Hoeveel niet?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe kan het dat er geen gezamenlijke, officiële Europese positie is ten aanzien van het opleggen van uitreisverboden aan individuen door Turkije? Wat gaat u doen om wel tot een dergelijke gezamenlijke Europese actie te komen?
Zie antwoord vraag 5.
Ziet u naar aanleiding van deze arrestatie reden om uw besluit van vorige week, om de uitlevering van verdachten aan Turkije te hervatten3, te heroverwegen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uitlevering van verdachten aan Turkije wordt door zowel de rechter als de Minister van Veiligheid en Justitie per geval getoetst. Ik verwijs u voor de verdere beantwoording van deze vraag naar de beantwoording, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, op de schriftelijke vragen van het lid Karabulut over uitreisverboden voor Nederlanders in Turkije (2017Z10629).
Ziet u naar aanleiding van deze recente arrestatie reden om het reisadvies voor Turkije aan te passen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken kijkt voortdurend of reisadviezen aanpassing vragen. Het BZ reisadvies voor Turkije kent reeds geruime tijd een waarschuwing voor vervolging door Turkse autoriteiten voor belediging van het staatshoofd en voor activiteiten gerelateerd aan groepen die beschouwd worden als terroristische organisatie. Dat geldt ook voor activiteiten buiten Turkije. Ook zijn in het reisadvies de ruimere bevoegdheden van de autoriteiten opgenomen, waaronder detentie, uitreisverboden en andere maatregelen vallen. Het BZ reisadvies voor Turkije is hierin vergelijkbaar met het reisadvies voor Turkije van Duitsland. In het reisadvies is, zoals bij alle reisadviezen, een uitnodiging opgenomen aan reizigers om zich te registreren en hun gegevens achter te laten bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Het ministerie brengt, bijvoorbeeld bij aanpassingen, de inhoud van deze reisadviezen proactief onder de aandacht. Ook bestaande reisadviezen kunnen proactief onder de aandacht gebracht als dit in het belang van de reizende Nederlanders wordt geacht. Het reisadvies voor Turkije is daarom afgelopen week via de BZ 247 Informatieservice extra onder de aandacht gebracht van bij de service geregistreerde Nederlanders. Ook is via het BZ Twitterkanaal aandacht gevraagd voor het reisadvies. Daarbij is specifiek gewezen op de lokale wetten, regels en gebruiken in het reisadvies voor Turkije.
Het BZ reisadvies voor Turkije is gepubliceerd op: https://www.nederlandwereldwijd.nl/reizen/reisadviezen/turkije.
Het bericht ‘Nederlander vast na kritiek op Erdogan’ |
|
Raymond Knops (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel in Trouw «Nederlander vast na kritiek op Erdogan»?1
Ja.
Hoeveel mensen met een Nederlands paspoort mogen op dit moment van de Turkse autoriteiten Turkije niet verlaten? Om welke redenen mogen zij het land niet verlaten en kunt u daar een overzicht van geven?
Op het moment van het opstellen van deze brief is het Ministerie van Buitenlandse Zaken bekend met ongeveer tien personen die zich thans in Turkije bevinden en die zich bij het ministerie hebben gemeld vanwege een uitreisverbod. Vanwege privacybescherming kan ik uw Kamer via deze openbare brief geen informatie verstrekken over de achtergronden bij deze zaken.
Zijn er Turkse Nederlanders die bij de Nederlandse overheid aangegeven hebben dat zij problemen hebben met de Turkse overheid, bijvoorbeeld omdat de Turkse overheid hun paspoort heeft ingenomen, weigert hun paspoort te verlengen of weigert om het proces om afstand te doen van de Turkse nationaliteit te beginnen of te voltooien?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reisadvies voor Turkse Nederlanders (met twee paspoorten) alsook Nederlanders (met alleen een Nederlands paspoort) die op internet kritiek geuit hebben op president Erdogan en die naar Turkije willen reizen voor vakantie? Bent u voornemens het reisadvies aan te passen?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken kijkt voortdurend of reisadviezen aanpassing vragen. Het BZ reisadvies voor Turkije kent reeds geruime tijd een waarschuwing voor vervolging door Turkse autoriteiten voor belediging van het staatshoofd en voor activiteiten gerelateerd aan groepen die beschouwd worden als terroristische organisatie. Dat geldt ook voor activiteiten buiten Turkije. Ook zijn in het reisadvies de ruimere bevoegdheden van de autoriteiten opgenomen, waaronder detentie, uitreisverboden en andere maatregelen vallen. Het BZ reisadvies voor Turkije is hierin vergelijkbaar met het reisadvies voor Turkije van Duitsland. In het reisadvies is, zoals bij alle reisadviezen, een uitnodiging opgenomen aan reizigers om zich te registreren en hun gegevens achter te laten bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Het ministerie brengt, bijvoorbeeld bij aanpassingen, de inhoud van deze reisadviezen proactief onder de aandacht. Ook bestaande reisadviezen kunnen proactief onder de aandacht gebracht als dit in het belang van de reizende Nederlanders wordt geacht. Het reisadvies voor Turkije is daarom afgelopen week via de BZ 247 Informatieservice extra onder de aandacht gebracht van bij de service geregistreerde Nederlanders. Ook is via het BZ Twitterkanaal aandacht gevraagd voor het reisadvies. Daarbij is specifiek gewezen op de lokale wetten, regels en gebruiken in het reisadvies voor Turkije.
Belangrijk uitgangspunt bij de BZ reisadviezen is dat deze relevant zijn voor alle Nederlanders die naar een bepaald land af willen reizen. In de reisadviezen wordt naast informatie die relevant is voor alle reizigers evenwel ook ingegaan op specifieke risico’s waar niet elke Nederlander bloot aan staat maar waarvoor het ministerie het noodzakelijk acht de Nederlander op te wijzen met het oog op de veiligheid. Nederlanders bepalen uiteindelijk zelf voordat zij afreizen of zij de risico’s in een land acceptabel vinden.
Het BZ reisadvies voor Turkije is gepubliceerd op: https://www.nederlandwereldwijd.nl/reizen/reisadviezen/turkije.
In reactie op concrete hulpvragen van Nederlanders die zich in Turkije bevinden verleent het Ministerie van Buitenlandse Zaken in het kader van consulaire bijstand individuele hulp en advies.
Heeft de Nederlandse regering bepaalde mensen ontraden om naar Turkije af te reizen? Zo ja, hoeveel mensen en om welke redenen?
Zie antwoord vraag 4.
Wat adviseert u de (Turkse) Nederlanders die op dit moment in Turkije zijn en kritiek hebben geuit op president Erdogan?
Zie antwoord vraag 4.
Wat bent u van plan te doen voor de Turkse Nederlanders die op dit moment belemmerd worden om Turkije te verlaten?
Nederland is hier extra alert, actief en kritisch op en heeft reeds geruime tijd contact met de Turkse autoriteiten over Nederlanders met uitreisverboden. Daarbij heeft de Nederlandse ambassade in Ankara sinds er gevallen zijn van Nederlanders met een Turks uitreisverbod het onderwerp uiteraard meerdere malen actief onder de aandacht gebracht van de Turkse autoriteiten. Er is specifiek aandacht gevraagd voor de gevoelige en moeilijke situatie waarin deze groep Nederlanders verkeert en voor een spoedige rechtsgang aangaande deze uitreisverboden. De Nederlandse ambassade heeft daarbij ook de verschillende gevallen benoemd, nadat betrokkenen zelf hadden aangegeven hiermee akkoord te zijn. Nederland maakt zich grote zorgen over de onderliggende redenen van de recente uitreisverboden en zal daarom extra aandacht voor deze gevallen blijven vragen. Ook ten aanzien van toekomstige bij het ministerie bekende gevallen geldt dat betrokken personen direct zal worden gevraagd of zij prijs stellen op bijstand van de Nederlandse ambassade en of zij wensen dat de ambassade actief aandacht voor hun zaak vraagt bij de Turkse autoriteiten opdat zij zo spoedig mogelijk naar Nederland kunnen terugkeren.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk en uiterlijk volgende week beantwoorden gezien de grote groep (Turkse) Nederlanders die nog met vakantie naar Turkije zullen gaan?
Ja.
Uitreisverboden voor Nederlanders in Turkije |
|
Sadet Karabulut |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Nederlander mag Turkije niet uit na «beledigen» Erdogan»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat een Nederlandse man in Turkije is gearresteerd en een uitreisverbod heeft gekregen, omdat hij volgens de Turkse justitie president Erdogan heeft beledigd? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Ik kan bevestigen dat een Nederlander bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft gemeld dat hij in Turkije aangehouden is geweest en vervolgens een uitreisverbod heeft gekregen. Vanwege privacybescherming kan ik uw Kamer via deze openbare brief geen verdere informatie verstrekken over een individuele zaak.
Is het waar dat zo’n tien Nederlandse staatsburgers Turkije niet mogen verlaten wegens vermeende banden met de Gülen-beweging? Wat is hier de stand van zaken?
Op het moment van het opstellen van deze brief is het Ministerie van Buitenlandse Zaken bekend met ongeveer tien personen die zich thans in Turkije bevinden en die zich bij het ministerie hebben gemeld vanwege een uitreisverbod.
Kunt u toelichten waarom de uitlevering van verdachten aan Turkije is hervat? Hoe is zeker gesteld dat zij op een goede rechtsgang kunnen rekenen? Wordt die opvatting gedeeld door mensenrechtenorganisaties?
Ieder uitleveringsverzoek wordt op zijn eigen merites beoordeeld. Zowel de rechter als de Minister van Veiligheid en Justitie toetsen per geval of de gronden die zijn genoemd in het uitleveringsverdrag, in de Uitleveringswet en in mensenrechtenverdragen (met name het EVRM) zich daartegen verzetten. Na individuele toetsing kunnen uitleveringsverzoeken gehonoreerd worden, indien aan de daarvoor geldende voorwaarden is voldaan.
Voor verzoeken uit Turkije geldt hetzelfde. Nederland heeft van Turkije aanvullende informatie en garanties verkregen over de naleving in Turkije van mensenrechten jegens door Nederland uit te leveren personen. Op basis hiervan is onlangs besloten om in voorkomende gevallen (wanneer bijvoorbeeld sprake is van strafbare feiten als drugshandel, mishandeling, inbraken of levensdelicten) Turkse uitleveringsverzoeken toe te staan. De Hoge Raad heeft eerder dit jaar een Turks uitleveringsverzoek wegens een commuun delict (HR 23 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:955) toelaatbaar verklaard. Ook met betrekking tot een ander uitleveringsverzoek wegens een commuun delict heeft de Rechtbank Den Haag geoordeeld dat de beslissing van de Minister om uitlevering toe te staan, rechtmatig is (Rb. Den Haag 11 augustus 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:8901).
De regering kan niet spreken namens mensenrechtenorganisaties en hun opvattingen op dit punt.
Bent u bereid er bij de Turkse autoriteiten op aan te dringen dat de uitreisverboden worden opgeheven? Zo nee, waarom niet?
Nederland is hier extra alert, actief en kritisch op en heeft reeds geruime tijd contact met de Turkse autoriteiten over Nederlanders met uitreisverboden. Daarbij heeft de Nederlandse ambassade in Ankara sinds er gevallen zijn van Nederlanders met een Turks uitreisverbod het onderwerp uiteraard meerdere malen actief onder de aandacht gebracht van de Turkse autoriteiten. Er is specifiek aandacht gevraagd voor de gevoelige en moeilijke situatie waarin deze groep Nederlanders verkeert en voor een spoedige rechtsgang aangaande deze uitreisverboden. De Nederlandse ambassade heeft daarbij ook verschillende gevallen benoemd, nadat betrokkenen zelf hadden aangegeven hiermee akkoord te zijn. Nederland maakt zich grote zorgen over de onderliggende redenen van de recente uitreisverboden en zal daarom extra aandacht voor deze gevallen blijven vragen. Ook ten aanzien van toekomstige bij het ministerie bekende gevallen geldt dat betrokken personen direct zal worden gevraagd of zij prijs stellen op bijstand van de Nederlandse ambassade en of zij wensen dat de ambassade actief aandacht voor hun zaak vraagt bij de Turkse autoriteiten opdat zij zo spoedig mogelijk naar Nederland kunnen terugkeren.
Overweegt u, in navolging van Duitsland, om het reisadvies voor Nederlandse burgers die naar Turkije willen, aan te scherpen? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken kijkt voortdurend of reisadviezen aanpassing vragen. Het BZ reisadvies voor Turkije kent reeds geruime tijd een waarschuwing voor vervolging door Turkse autoriteiten voor belediging van het staatshoofd en voor activiteiten gerelateerd aan groepen die beschouwd worden als terroristische organisatie. Dat geldt ook voor activiteiten buiten Turkije. Ook zijn in het reisadvies de ruimere bevoegdheden van de autoriteiten opgenomen, waaronder detentie, uitreisverboden en andere maatregelen vallen. Het BZ reisadvies voor Turkije is hierin vergelijkbaar met het reisadvies voor Turkije van Duitsland. In het reisadvies is, zoals bij alle reisadviezen, een uitnodiging opgenomen aan reizigers om zich te registreren en hun gegevens achter te laten bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Het ministerie brengt, bijvoorbeeld bij aanpassingen, de inhoud van deze reisadviezen proactief onder de aandacht. Ook bestaande reisadviezen kunnen proactief onder de aandacht gebracht als dit in het belang van de reizende Nederlanders wordt geacht. Het reisadvies voor Turkije is daarom afgelopen week via de BZ 247 Informatieservice extra onder de aandacht gebracht van bij deze service geregistreerde Nederlanders. Ook is via het BZ Twitterkanaal aandacht gevraagd voor het reisadvies. Daarbij is specifiek gewezen op de lokale wetten, regels en gebruiken in het reisadvies voor Turkije.
Het BZ reisadvies voor Turkije is gepubliceerd op: https://www.nederlandwereldwijd.nl/reizen/reisadviezen/turkije.
De handel in zand uit West-Sahara |
|
Sadet Karabulut |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u de berichten «Nederlands bedrijf vervoerde illegaal zand naar Gran Canaria» en «Trouble in paradise: the Canary Island beach accused of illegally importing sand»?1
Ja, via de media is kennisgenomen van de genoemde berichten. Desgevraagd hebben de bevoegde Spaanse autoriteiten bevestigd dat bij een routine-inspectie op 28 juni 2016 in de haven van Las Palmas uit de documentatie van genoemd schip is gebleken dat betrokken schip zand vervoerde dat afkomstig was uit de Westelijke-Sahara. Er loopt geen juridisch onderzoek naar het schip noch de bemanning, maar de informatie over het schip is wel doorgegeven aan een lokale onderzoeksrechter in verband met onderzoek naar het gebruik van zand afkomstig uit de Westelijke Sahara voor kustplaatsen op Spaans grondgebied. Dit onderzoek is momenteel nog lopend.
Kunt u bevestigen dat de Nederlandse reder Eemswerken zand uit West-Sahara heeft vervoerd naar Gran Canaria? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u bevestigen dat Spaanse milieuautoriteiten een schip van Eemswerken hebben onderschept omdat hiermee zand uit West-Sahara zou zijn vervoerd? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de opvatting dat deze handel in zand door Eemswerken (mogelijk) illegaal is? Zo nee, kunt u dan in detail en concreet aangeven hoe deze handel in lijn met het internationaal recht is?
De regering heeft op dit moment geen aanwijzingen ontvangen van toezichthoudende instanties of het Openbaar Ministerie dat er sprake is van een overtreding van Nederlandse of Europese regelgeving. De Nederlandse regering heeft geen zicht of er sprake is van een schending van Spaanse regelgeving.
De regering heeft de grondwettelijke taak de ontwikkeling van de internationale rechtsorde te bevorderen (artikel 90 Grondwet). Ten aanzien van economische activiteiten in conflictgebieden heeft de regering zich onder meer van deze taak gekweten door zich in te zetten voor de ontwikkeling van een internationaal normatief kader voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. In dit kader zijn ook bepalingen opgenomen met betrekking tot conflictgebieden.
Economische activiteiten in de Westelijke Sahara zijn niet per definitie in strijd met het internationaal recht. Wel waarschuwt de Nederlandse regering bij het doen van investeringen en zaken in het gebied van de Westelijke Sahara onder de 27e breedtegraad, zoals aangegeven op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Hierbij wordt gewezen op risico’s en voorwaarden. Het is van belang dat opbrengsten van dergelijke activiteiten ten goede komen aan de oorspronkelijke bevolking. Die bevolking moet ook adequaat betrokken worden. De rijksoverheid voert tevens een Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO)-beleid. Bepalingen over conflictgebieden van de VN, de Raad van Europa en de OESO zijn hierbij maatgevend.
Bent u van opvatting dat u de ontwikkeling van de internationale rechtsorde dient te bevorderen? Zo ja, hoe heeft u in dit geval gehandeld om te voorkomen dat in strijd met het internationaal recht werd gehandeld? Is er bijvoorbeeld contact opgenomen met de reder om te wijzen op de juridische bezwaren en gevaren van de handel in zand uit West-Sahara? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
De veiligheidssituatie van diplomaten in Venezuela |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de families van diplomaten van de VS uit Venezuela worden weggehaald vanwege de veiligheidssituatie in dat land1?
Ja.
Welke maatregelen neemt u om de veiligheid van Nederlandse diplomaten en hun families in dat land te waarborgen?
Het Ministerie van Buitenlands Zaken kan geen openbare uitspraken doen over de veiligheid c.q. veiligheidsmaatregelen ten behoeve van diplomaten en hun families. De veiligheidssituatie in Venezuela in het algemeen en Caracas in het bijzonder, heeft de voortdurende aandacht van het ministerie. Hierover is onder meer dagelijks contact tussen het departement en de ambassade in Caracas.
Zijn de ontwikkelingen in Venezuela aanleiding om het reisadvies aan te passen?
De ontwikkelingen in Venezuela worden constant gemonitord. Zodra er aanleiding is het reisadvies aan te passen, zoals bij een veranderde veiligheidssituatie, wordt dat vanzelfsprekend direct gedaan. De laatste actualisering van het reisadvies vond plaats op woensdag 2 augustus 2017. De in Venezuela bij de Nederlandse ambassade geregistreerde Nederlanders zijn zoals gebruikelijk over de aanpassing van het reisadvies geïnformeerd waarbij extra aandacht is gevraagd voor de overweging of hun reis c.q. verblijf in Venezuela inderdaad noodzakelijk is.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor 1 augustus 2017?
Deze antwoorden zijn u zo spoedig mogelijk toegezonden.
Het gebruik van spyware in China |
|
Maarten Hijink , Sadet Karabulut |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «China legt spyware op in moslimregio»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de Chinese overheid burgers in de provincie Xinjiang verplicht om spyware te installeren, waardoor burgers onder andere op allerlei manieren bespioneerd kunnen worden? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Het kabinet is op de hoogte van de berichten over verplichte installatie van software op Androidtelefoons in de stad Urumqi in de Chinese provincie Xinjiang. De software kan gebruikt worden voor surveillance en om gegevens te detecteren. In een aankondiging van de autoriteiten d.d. 10 juli staat dat de applicatie terroristische content kan identificeren en dat burgers die dergelijke bestanden niet verwijderen daarvoor strafrechtelijk vervolgd kunnen worden.
Klopt het dat burgers die weigeren de spyware te installeren een celstraf van tien dagen riskeren?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting dat de verplichting tot het installeren van spyware onacceptabel is? Zo ja, bent u bereid uw ongenoegen hierover te delen in uw contact met de Chinese autoriteiten?
Het kabinet is een sterk voorstander en bepleiter van een wereldwijd open en vrij internet waar fundamentele vrijheden zoals de vrijheid van meningsuiting en vereniging en het recht op privacy worden gerespecteerd. De inzet van de app om toegang te krijgen tot apparaten en de verplichting tot het installeren ervan door de Chinese overheid maakt ernstige inbreuk op de privacy van de betrokken burgers.
Het kabinet is bereid om mensenrechtenschendingen aan te kaarten in bilateraal verband. Zo heeft de Nederlandse mensenrechtenambassadeur tijdens de bilaterale mensenrechtendialoog in Peking op 11 april 2017 zorgen geuit over de vergaande maatregelen die in toenemende mate de vrijheden van de bevolking in de Chinese provincie Xinjiang inperken. Een volgend gesprek binnen deze dialoog zal worden aangegrepen om dit incident en de inbreuk op privacy op te brengen.
Het bereiken van een definitief akkoord tussen Turkije en Rusland over het leveren van S-400 luchtverdedigingssystemen |
|
Raymond Knops (CDA), Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Herinnert u zich de beantwoording van de vragen van het lid Ten Broeke over de aanschaf van een Russisch luchtafweersysteem door NAVO-lid Turkije1?
Ja.
Bent u bekend met de uitspraken van de Turkse president Erdogan, waarin hij aangeeft dat een deal met Rusland over S-400 systemen is bereikt?2 Hoe weegt u deze uitspraak? Acht u deze uitspraken voldoende – aangezien het de president betreft van een van beide landen die betrokken zijn bij de overeenkomst – om te kunnen stellen dat er inderdaad sprake is van een definitieve overeenkomst tussen Rusland en Turkije? Zo nee, waarom niet en bent u in dat geval bereid actief te achterhalen of een dergelijke deal definitief tot stand is gekomen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De regering heeft kennisgenomen van de uitspraken van president Erdogan over het bereiken van overeenstemming met Rusland over de levering van S-400 luchtverdedigingssystemen. Het kabinet heeft echter via diplomatieke, militaire en openbare bronnen diverse indicaties ontvangen dat een definitieve overeenkomst nog niet is gesloten. Zo zei presidentieel woordvoerder Kalın, twee dagen na voorgenoemde uitspraak van president Erdogan, dat de overeenkomst nog niet volledig is uitgewerkt. Ook Rusland heeft niet bevestigd dat er een definitief akkoord is gesloten. Het Russische staatsbedrijf Rostec heeft gemeld dat er sprake is van een technisch akkoord, maar dat Rusland en Turkije nog geen overeenkomst hebben bereikt over de financiering. Het kabinet kan daarom niet bevestigen dat Rusland en Turkije een definitieve overeenkomst hebben gesloten.
Bent u eveneens bereid om actief te achterhalen om welke redenen Turkije heeft gekozen voor deze Russische systemen en niet voor een systeem dat wordt geleverd door c.q. in gebruik is bij mede NAVO-bondgenoten en kunt u de Kamer over de uitkomst daarvan informeren?
Zolang er geen sprake is van een definitieve overeenkomst, is het niet duidelijk of Turkije werkelijk zal kiezen voor het Russische S-400 luchtverdedigingssysteem. Pas wanneer een beslissing is genomen kunnen uitspraken worden gedaan over de motivatie voor die keuze.
Indien inderdaad blijkt dat een definitief akkoord is bereikt over de levering van de systemen, welke gevolgen heeft dit dan mogelijk voor Turkije als NAVO-lid? Kunt u uw antwoord toelichten?
Pas wanneer vaststaat dat Rusland en Turkije een definitieve overeenkomst hebben gesloten en meer bekend is over de inhoud van deze overeenkomst, kan het kabinet uitspraken doen over de gevolgen van de aanschaf van het Russische S-400 luchtverdedigingssysteem door Turkije. Zoals eerder gemeld bij de beantwoording van de vragen van het lid Ten Broeke over dit onderwerp (referentie: BS2017022200), ligt het evenwel in de rede dat de aanschaf van het Russische S-400 luchtverdedigingssysteem door Turkije gevolgen zou hebben voor de interoperabiliteit met systemen en entiteiten van andere NAVO-bondgenoten. Als wapensystemen niet aan NAVO-eisen voldoen, worden zij niet toegepast in NAVO-netwerken en systemen. Het is nagenoeg uitgesloten dat een S-400 luchtverdedigingssysteem, dat mogelijk door Turkije wordt aangeschaft, zal worden geïntegreerd met NAVO-systemen en entiteiten.
Bent u bereid deze kwestie te agenderen binnen de NAVO bij de eerstvolgende mogelijkheid daartoe en de Kamer te informeren over de uitkomsten? Wilt u daarbij de volgende kwesties meenemen: (1) de gevolgen die deze overeenkomst heeft voor de mate waarin de NAVO zich effectief kan verdedigen tegen dreigingen vanuit de lucht en dan met name Russische dreigingen (zowel vliegtuigen als raketten); (2) de risico’s dat hierdoor – of doordat de systemen onvolledig compatibel zijn met andere NAVO-systemen – gaten in de verdediging van het NAVO-grondgebied ontstaan zodra Turkije de systemen geleverd krijgt en gaat gebruiken; (3) de rol die Rusland gaat spelen bij de inzet en het onderhoud van de systemen en hoe ver de toegang reikt die Rusland krijgt tot de systemen na levering; (4) de wijze waarop in deze situatie een geclassificeerd NAVO recognized air picture tot stand kan komen als een Russisch wapensysteem met wellicht verborgen codes wordt ingeplugd in het geïntegreerde NAVO air defencesystem en (5) de mate waarin Rusland met deze deal toegang krijgt tot (zeer) gevoelige en strategische informatie over de (verdedigende en offensieve) capaciteiten van de NAVO en de kwetsbaarheden die dat oplevert voor het NAVO-bondgenootschap voor eventuele Russische offensieve handelingen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Mogelijke marginalisering van Assyriërs in Koerdisch gebied in Irak |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de benoeming van een islamitische Koerd tot burgemeester van een van oudsher christelijke gemeente?1
Ja.
Wilt u nagaan wat de reden is van deze ongebruikelijke benoeming?
Interne bestuursaangelegenheden als deze zijn in de eerste plaats een Iraakse binnenlandse kwestie. Nederland spoort in algemene zin aan tot inclusief bestuur in gesprekken met Iraakse en Koerdische autoriteiten.
Kunt u begrijpen dat de christenen in die regio vrezen voor bestuurlijke marginalisering en achterstelling?
Het kabinet is ervan doordrongen dat christenen momenteel een bijzonder kwetsbare groep in Irak zijn en hun situatie zorgwekkend is. Dit geldt momenteel helaas voor veel minderheden in Irak. Zelfbestuur an sich is echter geen oplossing voor de onderliggende problemen die ten grondslag liggen aan deze situatie. Alleen het verankeren van de principes van inclusief bestuur en een inclusieve mensenrechtenbenadering kunnen zorgen voor duurzame verbetering van de positie van alle minderheidsgroepen, waaronder christenen.
Nederland brengt het belang van respect voor mensenrechten en minderheden veelvuldig op in gesprekken met de Iraakse autoriteiten. Dit gebeurt via de ambassade in Bagdad en het consulaat-generaal in Erbil, maar ook op hoog politiek niveau. Zo bezocht de Nederlandse Mensenrechtenambassadeur Bagdad en Erbil in oktober vorig jaar. Ook Minister-President Rutte heeft tijdens zijn gesprek met premier Abadi in augustus 2016 Nederlandse kritiek op mensenrechtenschendingen in Irak nadrukkelijk opgebracht. Ikzelf heb het belang van respect voor mensenrechten en de positie van minderheden opgebracht in mijn gesprekken met Iraakse en Koerdische autoriteiten tijdens mijn laatste bezoek aan Irak in december 2016 en tijdens het bezoek van Koerdische vicepremier Talabani aan Nederland in juni 2017. Daarnaast houdt het kabinet in internationaal verband respect voor mensenrechten en inclusief bestuur in Irak op de agenda. Zo heeft het kabinet ervoor gepleit dat het belang van inclusief bestuur en gelijke rechten, ongeacht etnische of religieuze achtergrond, werd opgenomen in de raadsconclusies over Irak van de Raad Buitenlandse Zaken in juni 2017.
Wilt u de zorgen daarover onder de aandacht brengen bij de Iraakse en Koerdische autoriteiten en aandringen op zoveel mogelijk zelfbestuur van christelijke gemeenschappen?
Zie antwoord vraag 3.
Wilt u ook aan die autoriteiten vragen wat zij eraan doen om te bereiken dat de christelijke minderheid zich geen zorgen hoeft te maken over hun vrijheid en zelfbeschikking in die regio?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw reactie op de reconstructie van de Volkskrant waaruit het indringende beeld ontstaat dat de Nederlandse overheid grote steken heeft laten vallen ten aanzien van een Nederlander, de heer Singh, die al 33 jaar in de VS gevangen zit en mogelijk onterecht veroordeeld is voor twee moorden die hij niet gepleegd heeft?1
De ministeries van Buitenlandse Zaken en Justitie en Veiligheid herkennen zich niet in dat beeld. Uw Kamer is eerder al uitvoerig geïnformeerd over de situatie van de heer J.S. en de inspanningen van de Nederlandse overheid ten behoeve van de heer J.S.2
In antwoorden op eerdere Kamervragen3 is reeds gemeld dat de Nederlandse overheid niet kan treden in de rechtsgang van andere landen. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft alle beschikbare informatie over de heer J.S. zorgvuldig getoetst aan de geldende regelgeving en het geldende beleid. Relevant in dit licht is – naast het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen (Vogp) en de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (Wots) – het beleidskader inzake de overdracht van de tenuitvoerlegging van buitenlandse strafvonnissen aan Nederland, dat eerder met uw Kamer is gedeeld.4
Waarom heeft Nederland niets gedaan ten gunste van de heer Singh toen bleek dat de Amerikaanse officier van justitie die belast was met de zaak, zelf werd veroordeeld wegens corruptie en het arrangeren van belastend bewijs en dus duidelijk werd dat het strafproces van de heer Singh niet geheel onomstreden was?
Met uitzondering van gedetineerden die een reële kans lopen ter dood veroordeeld te worden of die ter dood veroordeeld zijn, omvat de consulaire bijstand aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland geen rechtsbijstand. Nederlandse gedetineerden in het buitenland zijn zelf verantwoordelijk voor hun verdediging, in combinatie met de plicht van het land van detentie een advocaat ter beschikking te stellen indien betrokkenen daartoe zelf niet over de middelen beschikken. Dit principe sluit aan op de rechtspraktijk in het buitenland. Alle Nederlandse gedetineerden in het buitenland ontvangen schriftelijke informatie over de Nederlandse consulaire bijstand, over andere instanties betrokken bij de Nederlandse gedetineerdenbegeleiding, zoals Reclassering Nederland, en over de mogelijkheden en voorwaarden van de lokale rechtsbijstand.
Vorenstaande gold ook voor de heer J.S. die steeds is bijgestaan door een Amerikaanse advocaat en sinds 2012 ook door de Nederlandse stichting PrisonLAW. In de brief aan uw Kamer van 18 november 2015 gaf mijn voorganger aan dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan de heer J.S. sinds aanvang van zijn detentie de reguliere consulaire bijstand heeft verleend. De heer J.S. gaf bij bezoeken in de regel aan dat hij tevreden was over het optreden van zijn advocaat. In 1998 ontstond bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken de mogelijkheid tot het inroepen van een vertrouwensadvocaat in buitenlandse strafzaken. Op basis van dit nieuwe instrument heeft het ministerie ten tijde van het inroepen van een beroepsinstantie in de zaak van de heer J.S. in 1999 naar aanleiding van een nadere bestudering van het dossier van de heer J.S. volgens de destijds vigerende doelstellingen een advocaat opdracht gegeven tot het uitbrengen van een advies. Dit advies zou zich vooral gaan richten op de mogelijkheden en kansen van eventuele vervolgstappen in de zaak en in mindere mate op eventuele onvolkomenheden in de gevolgde rechtsgang. Het onderzoek leverde echter weinig relevante informatie op. Mijn voorganger informeerde uw Kamer over het vertrouwensrapport onder meer in de brief van 17 februari 2016, waarbij het vertrouwensrapport vertrouwelijk ter inzage is gelegd aan de leden van uw Kamer. In 2003 werd het vonnis in hoger beroep bevestigd.
Vanaf 2012 heeft de stichting PrisonLAW zich in de zaak van de heer J.S. verdiept, waarbij het ministerie PrisonLAW onder meer heeft gefaciliteerd in het leggen van contacten in de Verenigde Staten en verkrijgen van toegang tot de gevangenis. PrisonLAW heeft zich vervolgens in samenwerking met de lokale advocaten van de heer J.S. vanaf 2014 eerst ingezet voor de Wots-procedure en de Amerikaanse parole-procedure voor voorwaardelijke vrijlating op medische gronden. Sinds 2016 werkt PrisonLAW aan de voorbereiding van een verzoek tot herziening. PrisonLAW ontvangt sinds 2012 jaarlijks subsidie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken ten behoeve van onafhankelijk juridisch advies aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland.
Kunt u toelichten hoe het mogelijk was dat de Nederlandse consul en ambassadeur herhaaldelijk bij het Nederlandse Ministerie van Justitie hebben aangedrongen op een «spoedig» besluit over het invliegen van een cruciale ontlastende getuige, maar vanuit het Ministerie van Buitenlandse zaken werd aangegeven dat een officieel rechtshulpverzoek uit de Verenigde Staten nimmer is ontvangen en daarom geen gevolg is gegeven aan het verzoek? Wat heeft Nederland zelf gedaan om aan te dringen op een officieel rechtshulpverzoek van de Amerikanen?
Tussen Nederland en de Verenigde Staten is een bilateraal rechtshulpverdrag van kracht. Daarin staat omschreven welke handelingen in het kader van rechtshulp kunnen worden gevraagd en op welke wijze verzoeken dienen te worden ingezonden. Rechtshulpverzoeken worden opgesteld door de autoriteiten die met vervolging belast zijn. Zij kunnen daartoe besluiten wanneer zich in een ander land informatie bevindt die voor de waarheidsvinding in de strafzaak van belang kan zijn.
Het initiatief hiertoe ligt altijd bij het vervolgende land. Indien de Verenigde Staten een rechtshulpverzoek aan Nederland zouden doen, zal Nederland uiteraard welwillend zijn daar aan mee te werken.
Waarom is destijds geen navraag gedaan naar het vertrouwensrapport dat niet is afgerond maar wel in opdracht van de Nederlandse overheid werd opgesteld en waaruit een vermoeden van een omstreden rechtsgang van een Nederlander in het buitenland zou hebben gebleken?
De vertrouwensadvocaat werd ingeschakeld door het Ministerie van Buitenlandse Zaken in het kader van de consulaire bijstand en gedetineerdenbegeleiding. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid had in 2000 geen kennis van het bestaan van een vertrouwensrapport. Dat lag destijds ook niet in de rede.
Hoe beoordeelt u de weigering van Justitie-ambtenaren in 2015 om mee te werken aan een overplaatsing naar Nederland op humanitaire gronden ondanks een oproep daartoe van de Nederlandse consul-generaal in San Francisco? Deelt u de opvatting dat die weigering geheel is toe te schrijven aan de Minister van Veiligheid en Justitie, was de Minister van Veiligheid en Justitie voorafgaand aan de gestuurde weigering op de hoogte van die voorgenomen weigering en hoe verhoudt het genomen besluit zich naar uw opvatting tot de constatering in de reconstructie dat de Minister van Veiligheid en Justitie niet volledig op de hoogte was van de omstreden rechtsgang?
Zoals ook al is vermeld in antwoorden op eerdere Kamervragen5 hebben de Amerikaanse autoriteiten nooit een officieel verzoek tot overdracht van de tenuitvoerlegging van het strafvonnis van de heer J.S. gedaan. Wel hebben de Verenigde Staten bij brief van 3 maart 2015 informatie gevraagd aan Nederland met het oog op een mogelijke procedure op grond van de Wots. Belangrijke vragen waren onder meer op welke wijze de in de Verenigde Staten opgelegde straf tenuitvoergelegd zou worden in Nederland en of Nederland – op het moment dat een Wots-verzoek zou worden gedaan – de straf om- of voort zou zetten. Zoals eveneens is vermeld in voornoemde antwoorden heeft de afdeling Internationale Overdracht van Strafvonnissen (IOS) van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) deze vragen bij brief van 23 juli 2015 namens de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie beantwoord. Kort samengevat werd in deze brief uiteengezet dat het Vogp in het geval van de heer J.S. geen basis bood voor overdracht van het strafvonnis omdat 1) de binding van de heer J.S. met de Nederlandse samenleving als onvoldoende werd beoordeeld en er 2) na overdracht geen strafrestant meer zou resteren om te executeren. Deze conclusie is zoals gezegd getrokken na zorgvuldige toetsing van alle beschikbare informatie – waaronder die van het Nederlandse consulaat-generaal te San Francisco – aan de geldende regelgeving en het geldende beleid. Relevant in dit licht is, naast het Vogp en de Wots, het voornoemde beleidskader inzake de overdracht van de tenuitvoerlegging van buitenlandse strafvonnissen aan Nederland. In dit beleidskader wordt toegelicht welke gedetineerden in aanmerking komen voor overbrenging naar Nederland, of anders gezegd aan welke voorwaarden moet worden voldaan om naar Nederland te kunnen worden overgebracht.
De lijn van de reactie zoals opgenomen in de brief van 23 juli 2015 is vóórdat deze verzonden werd, voorgelegd aan de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie, die hiermee heeft ingestemd. Gelet op het bovenstaande heeft het mij verbaasd dat in het betreffende artikel in de Volkskrant de suggestie wordt gewekt dat de brief van 23 juli 2015 is verzonden op eigen initiatief van met name genoemde ambtenaren. Voor zover überhaupt al kan worden gesteld dat de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie op het moment van afstemming niet op de hoogte zou zijn geweest van de twijfels die door de heer J.S. zijn geuit over de rechtsgang in de Verenigde Staten, geldt dat dit niet afdeed noch af kan doen aan bovenstaande conclusie. Nederland kan niet treden in de rechtsgang van andere landen.
Indien de Minister van Veiligheid en Justitie wel en tijdig op de hoogte was geweest van de omstreden rechtsgang in de zaak van Singh, had dat tot een andere conclusie kunnen leiden in zijn verzoek tot overplaatsing? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe verklaart en beoordeelt u dat de heer Singh gedurende 12 jaar van zijn detentie geen enkel consulair bezoek en nauwelijks bijstand uit Nederland heeft gehad?
In de brief aan uw Kamer van 18 november 2015 gaf mijn voorganger aan dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan de heer J.S. sinds aanvang van zijn detentie de reguliere consulaire bijstand heeft verleend. Consulaire bijstand bestaat niet enkel uit bezoeken aan de gedetineerde, maar omvat ook andere elementen, zoals is verwoord in de brief aan uw Kamer van 17 februari 2016. Met de brief van 31 maart 2016 deed mijn voorganger uw Kamer een chronologisch overzicht toekomen van de consulaire bijstand aan de heer J.S., waarin ook de bezoeken aan de heer J.S. in de penitentiaire inrichting staan opgenomen. Door de jaren heen hebben beleidswijzigingen plaatsgevonden op het gebied van gedetineerdenbegeleiding waarbij de norm voor het aantal bezoeken per jaar aan gedetineerden is aangepast. Deze beleidswijzigingen hebben er toe geleid dat de bezoekfrequentie aan de heer J.S. in de afgelopen 33 jaar niet altijd constant is geweest. Zo gold een periode dat gedetineerden werden bezocht al naar gelang de noodzaak of behoefte daaraan bestond. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft in de periode tot en met 2015 in totaal 39 bezoeken van een consulair medewerker aan de heer J.S. geregistreerd. Daarnaast heeft de heer J.S. nog bezoeken ontvangen van vertegenwoordigers van Reclassering Nederland en Stichting Epafras. Naast bezoeken heeft de heer J.S. gedurende alle jaren van zijn detentie conform het op dat moment vigerende beleid steeds kunnen rekenen op de financiële schenking, financiële bemiddeling en contact met een contactpersoon. Ook zijn in het geval van de heer J.S. de buitengewone instrumenten van consulaire bijstand ingezet zoals de inschakeling van een vertrouwensadvocaat en juridische advisering door de organisatie PrisonLAW. Tot slot heeft Nederland diplomatieke inspanningen verricht door meermaals de verzoeken van de advocaat van de heer J.S. om vervroegde vrijlating in het kader van parole en gratie bij de Amerikaanse autoriteiten actief te ondersteunen.
Hoe verklaart en beoordeelt u dat uit zes documenten in de reconstructie blijkt dat meerdere overplaatsingsverzoeken zijn gedaan maar dat deze niet de verantwoordelijke consulair medewerker hebben bereikt?
Wanneer een buitenlandse strafprocedure is afgerond, is het aan de gedetineerde om te beslissen of hij een verzoek voor strafoverdracht wil indienen op basis van een daartoe strekkend verdrag bij de betreffende autoriteiten in het land van detentie. Dient de gedetineerde een verzoek in en heeft het land van veroordeling geen bezwaar tegen strafoverdracht, dan kan het land aan Nederland vragen het vonnis over te nemen. Deze mogelijkheid en procedure golden ook voor de heer J.S.
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid is bevoegd voor de uitvoering van Wots-verzoeken. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken vervult hierbij een faciliterende rol die vooral ligt op het terrein van algemene informatievoorziening aan gedetineerden. Uit het dossier over de heer J.S. bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken kan worden afgeleid dat het ministerie het advocatenkantoor van de heer J.S. in 2000 een brochure toestuurde over de Wots.
Erkent u de fouten die zijn gemaakt vanuit beide departementen waarbij de heer Singh 12 jaar van zijn detentie geen enkel consulair bezoek en nauwelijks bijstand uit Nederland heeft gehad, overplaatsingsverzoeken zijn verdwenen en waarbij het Ministerie van Veiligheid en Justitie, ondanks verzoek van de consul-generaal en de omstreden rechtsgang, heeft geweigerd om mee te werken aan de overplaatsing van de heer Singh naar Nederland?
Zoals ook volgt uit de antwoorden op de vragen 5 en 6 is de brief van 23 juli 2015, waarin wordt gereageerd op de vragen van de Verenigde Staten met het oog op een mogelijk Wots-traject, op een zorgvuldige wijze na toetsing van alle beschikbare informatie aan de geldende regelgeving en het geldende beleid, tot stand gekomen. In dit licht is nog relevant te vermelden dat de Nationale ombudsman in het kader van een door de advocaat van de heer J.S. ingediende klacht over de beantwoording van voornoemde vragen heeft geoordeeld dat hij de nadere motivering van de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie gezien de normen van behoorlijkheid voldoende acht.
In mijn antwoord op vraag 8 ben ik reeds ingegaan op de consulaire bijstand die aan de heer J.S. sinds aanvang van zijn detentie is verleend.
Welke zorgvuldigheidsmaatregelen neemt u op beide departementen om te voorkomen dat dergelijke fouten bij consulaire bijstand en overplaatsingsverzoeken zich opnieuw kunnen voordoen?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid om alles in het werk te stellen om de heer Singh alsnog en zo snel mogelijk overgeplaatst te krijgen naar Nederland? Wat is in dat kader de laatste stand van zaken met het parole-verzoek voor voorwaardelijke vrijlating op medische gronden en het gratieverzoek dat bij de Amerikaanse autoriteiten door de heer Singh is ingediend en dat door Minister-President Rutte andermaal en expliciet in 2016 is ondersteund in een brief aan de gouverneur van Californië? Bent u bereid bij de Amerikaanse autoriteiten aan te dringen op een spoedig besluit?
De Amerikaanse autoriteiten hebben op de verzoeken van de heer J.S. uit 2015 voor parole en gratie negatief beslist. Thans bereidt PrisonLAW voor de heer J.S. nieuwe verzoeken (parole en herziening) aan de Amerikaanse autoriteiten voor. Zodra deze verzoeken voorliggen en de heer J.S. en PrisonLAW van mening zijn dat daarbij Nederlandse steun weer dienstig kan zijn, zal het Ministerie van Buitenlandse Zaken, binnen de mogelijkheden die de consulaire diplomatie daartoe biedt, deze verzoeken weer ondersteunen. Op dit moment zijn er nog geen nieuwe verzoeken gereed en aanhangig.
Ook op andere manieren zal Nederland de actieve steun aan de heer J.S. voortzetten, zoals op het punt van een eventueel rechtshulpverzoek dat is toegelicht in het antwoord op vraag 3.
Bent u bereid om, gezien de gebrekkige bijstand in de zaak Singh, op korte termijn ook de bijstand aan de voormalig Argentijns-Nederlandse piloot Julio Poch tegen het licht te houden en te bezien welke stappen daarin consulair gezet kunnen worden nu de zaak tegen Julio Poch in Argentinië opnieuw vertraging lijkt op te lopen?
De zaak van de heer J.P. in Argentinië heeft de volledige aandacht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
De humanitaire crisissituatie in Gaza |
|
Sadet Karabulut |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Hebt u kennisgenomen van de recente maatregelen die hebben geleid tot een humanitaire crisissituatie in Gaza?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat deze crisis een opeenstapeling van oorzaken kent, zoals de tien jaar durende blokkade van Israël en machtstrijd tussen diverse Palestijnse machtsgroepen, zoals de Palestijnse Autoriteit en Hamas en ook Mohammed Dahlan? Zo niet, wat is dan uw analyse?
Er is reeds langere tijd sprake van een ernstige humanitaire situatie in Gaza. Aan deze situatie ligt een combinatie van oorzaken ten grondslag, waaronder de beperkingen die Israël heeft opgelegd op verkeer van goederen en personen, de diverse gewapende confrontaties die hebben plaatsgevonden, de herbewapening van Hamas, het gebrek aan voortgang ten aanzien van intra-Palestijnse verzoening en de moeizame wederopbouw. De humanitaire situatie is de laatste tijd verder verslechterd door het besluit van de Palestijnse Autoriteit om diensten ten behoeve van Gaza, zoals stroom- en brandstofleveranties, te verminderen. In een situatie waarin vrede met Israël uitblijft, de bezetting en de interne politieke verdeeldheid aan Palestijnse zijde voortduurt, komen de inwoners van Gaza steeds meer in de verdrukking. Het kabinet spreekt zijn grote zorg daarover uit.
Deelt u de mening dat de opschorting van leveranties van brandstof voor de elektriciteitsvoorziening een humanitaire noodsituatie schept, waarvan de bevolking van de Gazastrook direct het slachtoffer is?
Het kabinet deelt de zorgen over de ernstige humanitaire situatie in Gaza. Aan een aantal basisvoorzieningen, zoals medicijnen, water en energie, bestaat grote tekorten. Het gebrek aan brandstof treft, naast vele huishoudens en ziekenhuizen, ook watervoorzieningen en afvalwaterverwerking. Het gebrek aan werkende rioolwatervoorzieningen leidt tot een vervuiling van zee- en grondwater, zowel in als rondom Gaza.
Deelt u tevens de mening dat haperingen in de elektriciteitsproductie ernstige gevolgen hebben voor de watervoorziening? Zo niet, wat is dan uw analyse?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de opvatting dat de vervuiling van de Middellandse Zee als gevolg van het ongezuiverd lozen van rioolwater het risico in zich draagt van epidemieën, niet alleen voor de bevolking van Gaza, maar ook voor aangrenzende gemeenschappen in Israël en Egypte?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat ernstig zieke patiënten in Gaza geweigerd zouden worden tot gespecialiseerde ziekenhuizen in Israël? Zo ja, wordt hiermee het internationale recht geschonden? Zo nee, hoe zit het dan wel?
Volgens lokale mensenrechtenorganisaties en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is het aantal patiënten dat Gaza uitreist om een medische behandeling te ondergaan in Israël of de Westelijke Jordaanoever drastisch gedaald. In juni 2017 zouden 1.728 personen zijn uitgereisd ten behoeve van medische behandeling, ten opzichte van 2.923 in dezelfde maand een jaar eerder. Volgens deze organisaties zouden zowel de Palestijnse Autoriteit als de Israëlische autoriteiten minder aanvragen verwerken. Dit zou mede het gevolg zijn van een grote vertraging in het financiële goedkeuringsproces van de Palestijnse Autoriteit. Deze goedkeuring is een vereiste alvorens een vergunningsaanvraag voor medische uitreizen kan worden ingediend bij de Israëlische autoriteiten. Het kabinet heeft geen precieze informatie over de weigering van ernstig zieke patiënten in Gaza tot gespecialiseerde ziekenhuizen in Israël.
Het kabinet acht het van belang dat zowel Israël als de Palestijnse Autoriteit hun verantwoordelijkheid nemen op basis van relevante verplichtingen onder het internationaal recht. Hieronder valt ook de verplichting maatregelen te nemen ter verwezenlijking van het recht van een ieder op een zo goed mogelijke lichamelijke en geestelijke gezondheid. Daarnaast heeft Israël als bezettende mogendheid de verplichting de volksgezondheid in het bezette gebied te verzekeren.
Wat heeft u in het licht van deze recente crisis ondernomen om de toegang tot Gaza te verbeteren, de leverantie van brandstof en reserveonderdelen te optimaliseren en het uitreizen naar ziekenhuizen in Israël voor ernstig zieke patiënten weer mogelijk te maken? Kunt u dat toelichten?
Het kabinet wil de goede relaties met zowel Israël als de Palestijnse Autoriteit, mede dankzij de investering in de bilaterale samenwerkingsfora, benutten om een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de situatie ter plaatse, het versterken van de Palestijnse economie en het vergroten van wederzijds vertrouwen.
Nederland staat onder andere via de ambassade in Tel Aviv en de vertegenwoordiging in Ramallah voortdurend in contact met Israël en de Palestijnse Autoriteit over de situatie in Gaza. De Nederlandse zorgen hierover worden zowel bilateraal als in VN-, EU- en Kwartetverband aangekaart. De Minister van Buitenlandse Zaken zal de crisis in Gaza ook aan de orde stellen tijdens de informele bijeenkomst van de Raad Buitenlandse Zaken («Gymnich») die 7-8 september in Talinn plaatsvindt. Tijdens de laatste Ad Hoc Liaison Committee(AHLC), het donor-coördinatie platform voor de Palestijnse Gebieden, hebben Nederland en de EU alle partijen opgeroepen tot spoedige maatregelen om tot een fundamentele wijziging te komen van de politieke, veiligheids- en economische situatie in Gaza.
De Nederlandse inzet in Gaza is gericht op het bereiken van een duurzame oplossing, waarmee de humanitaire- en sociaaleconomische situatie structureel wordt verbeterd. Zo levert Nederland technische expertise ten behoeve van de aanleg van een gaspijpleiding naar Gaza. Mede dankzij de inzet van Nederland ging Israël in 2016 akkoord met de bouw van deze gaspijpleiding. Dit zal een duurzame oplossing bieden voor het gebrek aan stroom en de waterinfrastructuur in Gaza verbeteren. Nederland draagt voorts bij aan economisch herstel door middel van steun aan het Gaza Reconstruction Mechanism (GRM), de landbouwsector en door advisering door Nederlandse experts uit de private sector aan Gazaanse bedrijven. Ook zet Nederland in op het opheffen van de beperkingen op verkeer van goederen en personen van en naar Gaza. Mede dankzij de door Nederland gedoneerde scanners is er weer export uit Gaza mogelijk. Deze is gestegen van 182 vrachtwagens in 2013 naar 2.132 in 2016 (dit bedraagt 36% van de totale export van voor de afsluiting in 2007). Nederland blijft bij Israël aandringen op verdere versoepeling van handelsmogelijkheden en het verhogen van de efficiëntie. Het uiteindelijke doel blijft een volledige opening van de overgangen, met inachtneming van de Israëlische veiligheidszorgen. Daarnaast faciliteert Nederland bijeenkomsten tussen Israëlische en Palestijnse experts op de terreinen van energie, grensovergangen en water. Overeenstemming op deze thema’s zal bijdragen aan de verbetering van de levensomstandigheden van Palestijnen, zowel op de Westelijke Jordaanoever als in Gaza.
Wat zijn de mogelijkheden die u heeft in het kader van het bilaterale Samenwerkingsforum met Israël en ook het bilaterale Samenwerkingsforum met de Palestijnse Autoriteit om deze acute crisis te bestrijden en een structurele oplossing mogelijk te maken die op korte termijn leidt tot opheffing van de blokkade? Op welke wijze gebruikt u deze mogelijkheden en wat zijn daarvan de behaalde resultaten of de op korte termijn te verwachten resultaten?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid om extra noodprogramma’s van internationale ngo’s in Gaza te steunen ten einde de allerergste nood te lenigen? Zo ja, om wat voor soort projecten gaat het dan? Zo nee, waarom niet?
Humanitaire hulp wordt geleverd op basis van de humanitaire principes en het humanitair imperatief. Nederland doet dit door hulporganisaties met algemene ongeoormerkte bijdragen in staat te stellen inzet te plegen daar waar zij zien dat de nood het hoogst is. Nederland draagt daarom jaarlijks 13 miljoen euro bij aan de United Nations Relief and Works Agency (UNRWA). Deze middelen kan UNRWA inzetten in alle gebieden waar zij werkzaam is, ook in Gaza. Nederland behoort tot de top 15 grootste donoren van UNRWA. Nederlandse steun komt ook tot stand middels bijdragen van EU aan het algemene budget, het noodhulpfonds en andere specifieke projecten. De EU is de op een na grootste donor van UNRWA. Indien er dit jaar nog ruimte vrijkomt binnen de BHOS-begroting, zal het kabinet een extra bijdrage aan UNRWA welwillend overwegen.
Anti-corruptie rechtbanken in Oekraïne |
|
Maarten Groothuizen (D66), Kees Verhoeven (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitspraken van de voorzitter van de Europese Commissie dat de oprichting van een speciale anti-corruptie rechtbank in Oekraïne niet nodig is en dat het instellen van speciale kamers binnen de bestaande rechtbanken volstaat?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de kritiek van diverse Oekraïense instellingen en Niet-Gouvernementele Organisaties (NGO’s) op deze uitspraak.2
Wat is de status van de uitspraak van de voorzitter van de Europese Commissie? Is dit de officiële positie van de Europese Commissie?
Tijdens de EU-Oekraïne top is corruptiebestrijding één van de centrale onderwerpen van gesprek geweest. De voorzitter van de Europese Commissie Juncker heeft ook meerdere malen gesteld dat corruptiebestrijding één van de belangrijkste prioriteiten moet zijn in de hervormingen die Oekraïne onderneemt. De EU heeft de afgelopen jaren expliciet gevraagd om het oprichten van een onafhankelijk en efficiënt orgaan om corruptie te bestrijden, evenals een versnelling en intensivering van de strijd tegen corruptie. Zo heeft het hoofd van de EU-delegatie in Oekraïne Mingarelli tijdens een nabespreking van de EU-Oekraïne top met een aantal Parlementsleden en een delegatie van het Oekraïens maatschappelijk middenveld benadrukt dat de positie van de EU omtrent corruptiebestrijding niet is veranderd.
Ook de Europese Commissie heeft na de EU-Oekraïne top het belang van institutionele garanties voor onafhankelijkheid en transparantie benadrukt. In een op internet gepubliceerde brief van de Europese Commissie aan de NGO «Reanimation Package of Reforms» d.d. 17 juli jl. wordt deze boodschap herhaald. De Europese Commissie stelt dat het daarbij cruciaal is dat onafhankelijkheid is gegarandeerd, zowel functioneel als financieel. Dit moet tot stand komen via een transparant en onafhankelijk proces, waarbij ook speciale rechters moeten worden geselecteerd.
Het kabinet onderschrijft het standpunt van de Europese Commissie en benadrukt het belang van een consistente inzet van de EU, waarbij de EU nauw samen optrekt met belangrijke partners ten aanzien van de noodzakelijke hervormingen in Oekraïne, waaronder de Oekraïense regering zelf, het maatschappelijk middenveld en andere belangrijke actoren als het IMF.
Hoe beoordeelt u de uitspraken van de voorzitter van de Europese Commissie in het licht van de onder vraag 2 genoemde kritiek?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft Nederland in deze discussie een standpunt ingenomen. Zo ja, welk standpunt?
Zie antwoord vraag 3.
Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) heeft zich steeds een voorstander getoond van een anti-corruptie rechtbank; is het standpunt van de voorzitter van de Europese Commissie afgestemd met het IMF (Internationaal Monetair Fonds)? Zo nee, waarom niet?
De Europese Commissie en het IMF zijn voortdurend met elkaar in dialoog over het hervormingsproces in Oekraïne. Voor het IMF is het bestrijden van corruptie ook een belangrijke doelstelling van het IMF-programma aan Oekraïne. Dit werd nogmaals benadrukt door de delegatieleider van het IMF bij het meest recente bezoek aan Oekraïne3.
Het IMF volgt de voortgang van het programma nauwgezet. Bij iedere review van het IMF-programma beoordeelt het IMF of Oekraïne aan de kaders van het programma voldoet en of er voldoende progressie is geboekt. Daarbij wordt nadrukkelijk ook gekeken naar de voortgang op het gebied van corruptiebestrijding. Alleen dan zal het IMF overgaan tot uitkering van een volgende tranche. Nederland hecht eraan dat effectieve voortgang van corruptiebestrijding een belangrijk aandachtspunt blijft voor zowel IMF als EU.
Wat zijn de gevolgen voor IMF-steun als Oekraïne geen anti-corruptie rechtbank opricht?
Zie antwoord vraag 6.
Is het u bekend dat Oekraïne de laatste jaren, onder internationale druk, onafhankelijke instituties heeft opgericht voor de bestrijding van corruptie, zoals het Nationaal Anti-Corruptie Bureau (NABU) en het Speciale Anti-Corruptie Openbaar Ministerie (SAPO)? Deelt u de mening dat de instelling van een speciale anti-corruptie rechtbank daarom een logische (vervolg)stap zou zijn?
Nederland benadrukt via bilaterale, Europese en multilaterale kanalen het belang van versterking van corruptiebestrijding in Oekraïne en blijft dit doen. Nederland was daarom een groot voorstander van de oprichting van de NABU en SAPO, dat een belangrijke voorwaarde was in het IMF-programma. Daarnaast heeft Nederland zich het afgelopen jaar geschaard achter het standpunt van de belangrijkste internationale donoren en Oekraïense NGO’s dat de oprichting van een speciale anti-corruptie rechtbank noodzakelijk is. Nederland heeft hier ook actief bij de Oekraïense autoriteiten voor gepleit.
Het kabinet deelt de mening van de Europese Commissie dat de onafhankelijkheid en transparantie van het op te richten institutionele kader gewaarborgd moeten zijn. Ook de onafhankelijkheid, deskundigheid en veiligheid van de aan te wijzen rechters is daarbij cruciaal. Het is daarom van belang dat Oekraïense NGO’s – zoals «Reanimation Package of Reforms» – bij het gehele proces betrokken blijven.
Deelt u de mening dat het voor het succes van de corruptiebestrijding in Oekraïne cruciaal is dat (grote) corruptiezaken worden berecht door deskundige, onafhankelijke rechters die vrij zijn van druk en wier veiligheid is gegarandeerd?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de mening dat het de voorkeur verdient om een speciale anti-corruptie rechtbank op te richten, omdat dat betere waarborgen biedt voor een deskundige en onafhankelijke berechting van ernstige corruptiezaken?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid deze kwestie in Brussel aan te kaarten en te pleiten voor de oprichting van een speciale anti-corruptie rechtbank? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Mogelijke toetreding tot de NAVO door Oekraïne |
|
Sadet Karabulut |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Ukraine keen to begin Nato entry process», over de wens van Oekraïne om toe te treden tot de NAVO?1
Ja.
Is het waar dat Oekraïne de NAVO heeft verzocht een zogeheten Membership Action Plan op te stellen, waardoor gerichter aan NAVO-toetreding gewerkt kan worden? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
President Porosjenko heeft in een persconferentie tijdens een bezoek van de Noord Atlantische Raad (NAR) op 10 juli 2017 aan Kiev, aangegeven een discussie te willen openen over het verlenen van een Membership Action Plan (MAP-status) aan Oekraïne.
Deelt u mijn zorgen dat toetreding van Oekraïne tot de NAVO bij kan dragen aan meer onveiligheid voor het bondgenootschap, vooral vanwege het conflict tussen dat land en Rusland? Zo nee, waarom niet?
Verlening van MAP-status aan Oekraïne of toetreding tot de NAVO is niet aan de orde. Het kabinet ziet derhalve dan ook geen verband met een mogelijke grotere onveiligheid voor het Bondgenootschap zelf. Met Oekraïne is afgesproken dat de partnerschapsrelatie met de NAVO zich dient te concentreren op noodzakelijke, diepgaande hervormingen in de veiligheidssector. Het gaat daarbij onder meer om het tegengaan van corruptie en een versterking van het democratisch toezicht op de strijdkrachten en inlichtingdiensten. Oekraïne heeft hierbij nog een lange weg te gaan. Ook de Secretaris-Generaal van de NAVO heeft aangegeven dat er geen sprake is van een verandering in de huidige partnerschapsrelatie tussen NAVO en Oekraïne, onder andere tijdens een ontmoeting met het Oekraïens parlement op 10 juli jl.
Zo ja, deelt u de mening dat er geen stappen gezet dienen te worden in die richting? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Waaruit bestaat de 40 miljoen euro financiële steun van de NAVO aan Oekraïne?
Tijdens de NAVO-Top in Warschau in juli 2016 zijn NAVO en Oekraïne een Comprehensive Assistance Package (CAP) voor Oekraïne overeengekomen. Het CAP behelst een breed hervormingsprogramma en is bedoeld om Oekraïne beter in staat te stellen voor haar eigen veiligheid te zorgen. Het CAP bestaat zowel uit advies op strategisch niveau als een aantal gerichte ondersteuningsmaatregelen, waarbij gebruikt wordt gemaakt van tien Trust Funds. Vijf van deze Trust Funds dateren van vóór het CAP en zijn in het huidige CAP verwerkt. Het betreft Trust Funds op het terrein van integriteit, professionele ontwikkeling, transitie van militaire naar civiele carrière, C4 («Command, Control, Communications & Computers»), logistiek en standaardisatie, cyber, medische revalidatie, kleine wapens, de aanpak van radioactief afval en opruiming van explosieven. Het totale budget van deze Trust Funds bedraagt ruim 38 miljoen Euro, waarvoor inmiddels bijna 26 miljoen Euro financiering is gevonden. De adviesverlening geschiedt o.a. via de NAVO-vertegenwoordiging in Oekraïne.
Kunt u een overzicht geven van alle NAVO-steun, zowel militair als anderszins, aan Oekraïne?
Zie antwoord vraag 5.
Biedt Nederland ook bilateraal militaire steun aan Oekraïne? Zo ja, waar bestaat dit uit?
Nee. Zoals eerder aan Uw Kamer is gemeld geeft Nederland financiële bijdragen aan de NAVO Trust Funds voor standaardisering en logistiek en voor medische hulpverlening. Deze programma’s zijn gericht op de hervorming van de Oekraïense veiligheidssector.
Welke garanties heeft u dat militaire steun aan Oekraïne niet bijdraagt, direct dan wel indirect, aan het voortdurende conflict in het oosten van het land?
Het conflict in het oosten van Oekraïne is primair terug te voeren op het optreden van separatistische groeperingen, die daarbij nog altijd actieve militaire steun vanuit Rusland ontvangen. Het kabinet ziet geen verband tussen militaire steun die sommige landen op bilaterale basis aan Oekraïne verlenen en de voortzetting van de gewapende strijd in het oosten van het land. Zoals onder vraag 5 en 6 is aangegeven, is de NAVO-steun nadrukkelijk gericht op het ondersteunen van een omvangrijk hervormingsprogramma in de veiligheidssector.
Deelt u de mening dat militaire steun aan Oekraïne door het land opgevat kan worden als aanmoediging om de gewapende strijd in het oosten van het land voort te zetten en dat het daarom heroverwogen dient te worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
De Nederlander die mogelijk 33 jaar ten onrechte vastzit in de VS |
|
Sadet Karabulut , Michiel van Nispen |
|
Bert Koenders (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de aantijgingen dat de Nederlandse overheid de heer Singh in de steek laat? Kunt u ingaan op de gang van zaken zoals beschreven in de verschillende berichten?1
Voor zover er van dergelijke aantijgingen sprake is, spreek ik deze tegen. Ik verwijs u daarvoor naar mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van uw Kamer van 21 juli 2017 met kenmerk (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 449).
Hoe komt het dat de heer Singh jarenlang geen consulaire bijstand heeft gekregen, terwijl u herhaaldelijk heeft aangegeven dat dit wel het geval is geweest?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft aan de heer J.S. sinds aanvang van zijn detentie de reguliere consulaire bijstand verleend. Ik verwijs u naar mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van uw Kamer van 21 juli 2017 met kenmerk (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 449).
In antwoorden op eerdere vragen staat vermeld dat het vertrouwensrapport zich vooral richtte op de mogelijkheden en kansen van eventuele vervolgstappen in de zaak van de heer Singh en in mindere mate op eventuele onvolkomenheden in de gevolgde rechtsgang, maar wat is er met dit rapport gedaan?2 Tot welke vervolgstappen heeft dit advies van de vertrouwensadvocaat geleid?
Ik informeerde uw Kamer over het vertrouwensrapport onder meer in mijn brief van 17 februari 2016 (Kamerstuk 30 010, nr. 26), waarbij tevens het vertrouwensrapport vertrouwelijk ter inzage is gelegd aan de leden van uw Kamer. Voor verdere achtergronden verwijs ik u naar mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van uw Kamer van 21 juli 2017 met kenmerk (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 449).
Hoe komt het dat uit een Wob-verzoek van de Volkskrant is gebleken dat dit vertrouwensrapport niets voorstelde en een woordvoerder van uw ministerie dit bovendien toegeeft, terwijl in antwoord op eerdere vragen wordt gedaan alsof er een volledig rapport lag?3
Het onderzoek leverde weinig op, hetgeen ik uw Kamer meedeelde in mijn bovengenoemde brief van 17 februari 2016. De leden van uw Kamer hebben daarbij zelf kennis kunnen nemen van de inhoud van het vertrouwensrapport; het rapport werd met voornoemde brief ter inzage gelegd aan de leden van uw Kamer.
Wat is uw reactie op de opmerking dat de ministeries van Veiligheid en Justitie en van Buitenlandse Zaken het onderling oneens zijn? Waar gaat deze onenigheid volgens u over en hoe wordt of is deze opgelost? Kan in het antwoord de situatieschets van de Volkskrant worden meegenomen, namelijk dat de consul-generaal in San Francisco ervoor pleitte om Singh naar Nederland te halen terwijl de directeur Beleidsondersteuning van het Ministerie van Veiligheid en Justitie het overplaatsingsverzoek afwees?4
Zoals aangegeven in mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van uw Kamer van 21 juli 2017 met kenmerk (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 449) heeft vóórdat de brief van 23 juli 2015 aan de Amerikaanse autoriteiten is verzonden, uitvoerig onderzoek plaatsgevonden waarbij alle beschikbare informatie, waaronder de informatie van het consulaat-generaal in San Francisco zorgvuldig is getoetst. In de onderzoeksfase is op verschillende momenten discussie gevoerd over de vraag of de heer J.S. op humanitaire gronden naar Nederland zou kunnen worden overgebracht. Zoals ook is aangegeven in antwoorden op eerdere Kamervragen5 is na toetsing aan de geldende regelgeving en het geldende beleid het Ministerie van Veiligheid en Justitie tot de conclusie gekomen dat het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen (Vogp) en de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (Wots) geen basis bood voor overbrenging, ook niet op humanitaire gronden.
Wat is uw reactie op de opmerking dat het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft laten weten dat niet de ambtenaren verantwoordelijk zijn voor het beleid, maar de toenmalige Minister van der Steur? Wat wordt hier nu precies mee bedoeld?
Hiermee wordt bedoeld dat, de brief van 23 juli 2015 aan de Amerikaanse autoriteiten niet eerder is verstuurd dan nadat de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie met de lijn van de reactie en dus met de beslissing om in overeenstemming met het beleidskader te reageren richting de Verenigde Staten, had ingestemd.
Vraagt u nog steeds aandacht voor de detentie van de heer Singh bij de Amerikaanse autoriteiten? Zo nee, waarom niet? Wat is uw insteek bij deze verzoeken en hoe wordt daarop in de VS gereageerd?
Ja, onder meer laatstelijk door een lid van het Nederlandse kabinet op 24 mei 2017 in Californië op politiek niveau. Ook bij komende gelegenheden zal dit weer worden gedaan.
Ziet u nog steeds geen enkele mogelijkheid om de heer Singh naar Nederland over te plaatsen? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten? Kunt u daarbij de mogelijkheid meenemen dat Nederland de straf van de heer Singh overneemt, zodat hij een beroep kan doen op resocialisatie en gratie?
Ik benadruk hier dat de Amerikaanse autoriteiten nooit een officieel verzoek tot overdracht van de tenuitvoerlegging van het strafvonnis van de heer J.S. hebben gedaan, zoals reeds was vermeld in antwoorden op eerdere Kamervragen6. Thans bereidt PrisonLAW voor de heer J.S. nieuwe verzoeken (parole en herziening) aan de Amerikaanse autoriteiten voor. Zodra deze verzoeken voorliggen en de heer J.S. en PrisonLAW van mening zijn dat daarbij Nederlandse steun weer dienstig kan zijn, zal het Ministerie van Buitenlandse Zaken, binnen de mogelijkheden die de consulaire diplomatie daartoe biedt, deze verzoeken weer ondersteunen. Op dit moment zijn er evenwel nog geen nieuwe verzoeken gereed en aanhangig. Na een eventuele vrijlating van de heer J.S. staat het hem vanzelfsprekend vrij naar Nederland terug te keren. In dat geval kan het Ministerie van Veiligheid en Justitie de heer J.S. ook in vrijwillig kader actief ondersteunen bij zijn resocialisatie.