Het onderschatte gevaar van koolmonoxide |
|
Farshad Bashir , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid «Koolmonoxide- onderschat en onbegrepen gevaar»?1
Het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) over koolmonoxide geeft een goede en uitvoerige analyse van de problematiek. Wij zijn de OvV hiervoor zeer erkentelijk. Momenteel werken de minster van VWS en ik aan een kabinetsstandpunt waarin een reactie op het rapport wordt gegeven. Het kabinetsstandpunt wordt in het voorjaar 2016 gestuurd aan de Tweede Kamer.
Hoe is het mogelijk dat in 46% van de ongevallen er een moderne of goed onderhouden cv-installatie bij is betrokken? Was deze informatie al eerder bij u bekend omdat het beeld altijd is geweest dat het om oude of slecht onderhouden geisers en cv-ketels zou gaan?
Uit het OvV-onderzoek blijkt dat de aanleg en het onderhoud van de cv-installaties niet altijd goed wordt uitgevoerd, waardoor ongevallen ook vaak plaatsvinden bij jonge en periodiek onderhouden toestellen.
De mogelijkheid dat er ook bij jonge en onderhouden cv-toestellen ongevallen kunnen plaatsvinden, was bekend. Nieuw is dat het OvV-rapport aangeeft dat het hierbij gaat om relatief veel ongevallen. Het bestaande beeld dat de problematiek van koolmonoxide vooral speelt bij oude en slecht onderhouden toestellen wordt herzien.
Bent u het met de constatering van de Onderzoeksraad voor Veiligheid eens dat de overheid meer zou kunnen doen om bewoners te beschermen tegen de gevaren die verbrandingsinstallaties met zich meebrengen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord 1
Welke wettelijke eisen, al dan niet Europees, gelden nu voor verbrandingsinstallaties, zowel wat betreft de techniek als de volksgezondheid? Welke aanvullende eisen gaat u stellen in het kader van veiligheid en volksgezondheid?
Het Bouwbesluit stelt eisen aan de verbrandingsluchttoevoer en rookgasafvoer als in een bouwwerk een verbrandingstoestel aanwezig is. Deze eisen worden gesteld uit oogpunt van gezondheid en beogen dat bij het gebruik van een toestel geen voor de gezondheid schadelijke omstandigheden kunnen optreden. Uitgangspunt bij deze eisen is dat het verbrandingstoestel zelf veilig is. De veiligheid van toestellen is geregeld via Europese productregelgeving. Gastoestellen moeten voldoen aan de eisen die volgen uit de Richtlijn Gastoestellen en verbrandingstoestellen op vaste brandstoffen aan de eisen die volgen uit de Richtlijn Bouwproducten. De installatie van deze toestellen moet plaatsvinden volgens voorschriften van de producent. In samenhang met de voorschriften die het Bouwbesluit stelt aan de verbrandingsluchttoevoer en rookgasafvoer kan daarmee een veilige installatie worden geïnstalleerd die geen gevaar voor de gezondheid oplevert.
Voor wat betreft de mogelijkheden voor aanvullende eisen zullen wij u nader informeren in het kabinetsstandpunt.
Bent u voornemens verplichte opleverkeuringen in te stellen bij de aanleg en periodieke keuringen van de verbrandingsinstallaties? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wij zijn niet voornemens om verplichte opleverkeuringen bij de aanleg of periodieke keuringen van verbrandingsinstallaties in te stellen. De OvV doet daartoe ook geen aanbeveling. De OvV doet de aanbeveling om te komen tot een wettelijke erkenningsregeling. Hierover informeren wij u nader in het kabinetsstandpunt.
Waarom zijn op dit moment niet alle testresultaten van koolmonoxidemelders openbaar en hoe kunnen consumenten weten of ze een betrouwbare melder hebben of kopen?
De onveilige melders zijn op last van de nationale autoriteiten (in Nederland: de NVWA) uit de handel genomen en er zijn publiekswaarschuwingen uitgegaan. Alle onveilige melders uit de Europese steekproef zijn terug te vinden op de Rapex-website: http://ec.europa.eu/consumers/safety/rapex/alerts/main/index.cfm?event=main.search. (De jaartallen 2014 én 2015 aanvinken en bij het veld «product» de term «carbon monoxide» invullen).
Consumenten die willen weten of hun melder veilig is, kunnen zich wenden tot de fabrikant. Die moet de veiligheid van zijn product kunnen aantonen met documenten, zoals onafhankelijke onderzoeksrapporten.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat alle koolmonoxidemelders betrouwbaar, effectief en in elke woning aanwezig zijn?
In het kabinetsstandpunt zullen wij u hierover nader informeren.
Hoe ziet de voorlichting van de overheid aan bewoners, installateurs en hulpverleners er nu uit en op welke wijze gaat u deze verbeteren? Wordt er bijvoorbeeld een actieve publiekscampagne gestart?
In het verleden heeft het Ministerie van BZK (en voorheen het Ministerie van VROM) handreikingen uitgebracht over de koolmonoxide problematiek bij open verbrandingstoestellen. Daarnaast verstrekt het BZK subsidie aan de Brandwondenstichting, die (in samenwerking met de Brandweer) op diverse manieren het bewustzijn over de gevaren van de koolmonoxide creëert en vergroot.
Over toekomstige, nieuwe campagnes zullen we u in het kabinetsstandpunt nader informeren.
Kunt u bij elke van de zes concrete aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid aangeven of u deze aanbeveling gaat uitvoeren, en zo ja hoe?
In het kabinetsstandpunt zullen wij u hierover nader informeren.
Kunt u de Kamer elk half jaar op de hoogte houden van de voortgang van de uitvoering van uw acties voor bewoners, eigenaren, fabrikanten, installateurs en hulpverleners?
In het kabinetsstandpunt zullen wij u hierover nader informeren.
De toegankelijkheid van acute psychische zorg in Zeeland |
|
Grace Tanamal (PvdA), Joyce Vermue (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het voornemen om de Psychiatrische Afdeling Algemeen Ziekenhuis (PAAZ afdelingen) in Vlissingen en Terneuzen met ingang van 1 december 2015 te sluiten1 en die om te vormen tot intensieve zorg thuis?
Ik ben op de hoogte van de aanstaande plannen rondom de PAAZ afdelingen in Vlissingen en Terneuzen.
De PAAZ in Terneuzen sluit per 1 december 2015 haar intramurale capaciteit. Deze plaatsen verdwijnen niet allemaal; ruim 40% van de huidige intramurale capaciteit in Terneuzen wordt op die datum verplaatst naar Kloetinge, op het terrein van Emergis.
De ambulante zorg in de thuissituatie of op de polikliniek blijft behouden in Terneuzen en deze wordt versterkt met onder andere intensieve behandeling thuis. Deze ambulante «Intensive Home Treatment-teams» (IHT-teams) zijn in staat om intensieve behandelingen thuis uit te voeren, met als doel om crisisopname zoveel mogelijk te voorkomen. Daarnaast kan een cliënt na een opname intensief worden begeleid.
De overige functies van de PAAZ in Terneuzen, zoals de crisisfunctie en de consultatiefunctie voor medisch specialisten in het ziekenhuis, blijven in de huidige vorm bestaan totdat er een kwalitatief goed alternatief is opgebouwd.
De PAAZ in Vlissingen gaat pas medio 2016 haar klinische capaciteit afbouwen zodat de afbouw van de totale klinische capaciteit geleidelijk plaatsvindt. Wel wordt in januari, vanwege een reeds geplande verbouwing van locatie Vlissingen, tijdelijk een deel van de beddencapaciteit (10 bedden) van de PAAZ naar Kloetinge verhuisd.
Deze veranderingen vinden plaats in nauwe samenwerking met andere betrokken partijen zoals Emergis en Zeeuwse Gronden, huisartsen, gemeenten en cliëntvertegenwoordiging.
In hoeverre kan iedere inwoner van Zeeland indien nodig binnen 45 minuten acute psychiatrische zorg krijgen?
De 45-minuten norm is een norm voor het ambulancevervoer voor de medisch-specialistische zorg; deze is niet van toepassing op de acute GGZ. In de GGZ worden als algemeen geldende norm de afspraken uit het convenant tussen GGZ Nederland en de politie uit 2012 gehanteerd. Die afspraken houden in dat 80% van de aanmeldingen voor de crisisdienst van patiënten die in acute psychische nood verkeren binnen 2 uur, en 100% binnen drie uur, door de crisisdienst moeten zijn beoordeeld. Hier vormt Zeeland geen uitzondering op. Zie verder mijn antwoord op vraag 3.
Kunt u tijdige toegang tot de acute geestelijke gezondheidszorg (ggz) blijvend garanderen?
De zorgverzekeraars hebben een wettelijke zorgplicht. Dit betekent dat zij ervoor moeten zorgen dat hun verzekerden zorg of een vergoeding van zorg krijgen als zij daar recht op hebben. Daarbij hoort ook dat deze zorg tijdig verleend kan worden. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) houdt toezicht op de naleving van de zorgplicht; het laatste rapport van de NZa over de naleving van de zorgplicht heb ik u onlangs aangeboden (Kamerstuk 29 689, 677). In dit rapport geeft de NZa aan dat de uitkomsten van de enquête naar de wachttijden in de acute GGZ geen verontrustend beeld opleveren. Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat dit in de beoogde situatie anders is.
Op welke manier worden inwoners van de regio betrokken bij de besluitvorming en zijn hun behoeften uitgangspunt?
De commissie Toekomstige Zorg Zeeland heeft deze zomer zijn «Visie op zorg in Zeeland in 2025» uitgebracht. Ook de GGZ is hierin meegenomen. Hoewel de genoemde veranderingen in de GGZ al in gang waren gezet, zijn deze in lijn met het rapport van de commissie Toekomstige Zorg Zeeland. De commissie heeft aangegeven bewust te hebben gekozen voor het perspectief van de Zeeuwse burger, omdat in de ogen van de commissie de behoeftes van de burger, nu en in de toekomst, leidend moeten zijn voor de vormgeving van de zorg. In een aantal werksessies hebben de inwoners van Zeeland hiervoor input geleverd.
Op welke manier wordt in dit besluitvormingsproces al rekening gehouden met de motie Bouwmeester/Bruins Slot over zeggenschap over zorg in de regio?2
De genoemde motie is zeer recent, deze is op 10 november jl. aangenomen. Het besluit om de PAAZ afdelingen van Terneuzen en Vlissingen te sluiten is voor die tijd voorbereid. Zoals u kunt lezen in mijn antwoord op vraag 4 neemt dat echter niet weg dat de inwoners van Zeeland betrokken zijn bij het opstellen van de «Visie op zorg in Zeeland in 2025», waar de genoemde veranderingen mee in lijn zijn. Meer in het bijzonder worden patiënten- en familie-organisaties, huisartsen en politiek actief betrokken bij de vormgeving van de herinrichting van het Zeeuwse GGZ-landschap. Ook worden de genoemde partijen de komende periode nadrukkelijk betrokken bij de monitoring van de gemaakte afspraken.
Wilt u deze vragen, in verband met de voorgenomen sluiting, vóór 1 december 2015 beantwoorden?
Ja.
De Niet Invasieve Prenatale Test (NIPT) via Prenacheck |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is u bekend dat een Googlezoekopdracht op «NIPT» als eerste resultaat geeft de bedrijfsadvertentie van «Prenacheck», waar ouders buiten de TRIDENT studie om een NIPT in Duitsland kunnen bestellen? (de TRIDENT studie is een Nederlandse studie voor de evaluatie van de Niet Invasieve Prenatale Test. NIPT wordt uitgevoerd in de acht Universitair Medische Centra in Nederland door het NIPT consortium. TRIDENT staat voor «Trial by Dutch laboratories for Evaluation of Non-Invasive Prenatal Testing»)
Ja, dat is mij bekend. De website van Prenacheck is sinds 25 november 2015 niet meer online bereikbaar. De IGZ volgt de ontwikkelingen rondom de website.
Vindt u er dat er voldoende aandacht is voor voorlichting en begeleiding van zwangere vrouwen via de website van «Prenacheck»?
Voorlichting, counseling en begeleiding bij prenatale screening moet zorgvuldig en in contact met een professional plaatsvinden. Het geven van beperkte informatie op een website voldoet niet aan de kwaliteitseisen en waarborgen die we hebben voor de prenatale screening die door Nederlandse zorgverleners binnen het screeningsprogramma wordt aangeboden.
Deelt u de mening dat ouders op de website van «Prenacheck» onvolledig over de gevolgen van een positieve testuitslag en over een leven met het syndroom van Down worden geïnformeerd?
Zie antwoord vraag 2.
Wat weet u over de «Prenacheck»? Op welke wijze werken Nederlandse zorgorganisaties samen met deze organisatie? Valt het handelen van «Prenacheck» onder de Wet op het bevolkingsonderzoek (WBO)?
Wat ik weet over de «Prenacheck» heb ik gelezen op de website. Daaruit kan ik niet opmaken op welke wijze Nederlandse zorgorganisaties samenwerken met Prenacheck. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft de wettelijke taak toe te zien op de naleving van de WBO. De IGZ toetst na melding van een mogelijke overtreding van de WBO. Indien de IGZ een overtreding van de WBO vaststelt, kan zij hiervan aangifte doen bij het OM. De website van Prenacheck is inmiddels niet meer operationeel.
Wat voor bedrijf is «U-Diagnostics B.V.»? Vindt u het ook zorgelijk dat dit bedrijf ook een directe link heeft met de website bloedwaardentest.nl?1
«U-Diagnostics B.V.» is een laboratorium. De IGZ verricht momenteel nader onderzoek bij deze organisatie in het kader van de melding over de website bloedwaardentest.nl (mogelijke overtreding van de WBO).
Wilt u naar aanleiding van het onderzoek dat u uitvoert naar de website bloedwaardentest.nl ook onderzoek doen naar «Prenacheck»?
De IGZ blijft volgen of de website van Prenacheck weer beschikbaar wordt en is bezig met het onderzoek naar de bloedwaardentest.nl en «U-Diagnostics».
Wilt u deze vragen beantwoorden vóór het Algemeen overleg Medische ethiek/Afbreking zwangerschap op 16 december a.s.?
Beantwoording is helaas niet gelukt voor 16 december 2015.
De uitzending “ Hogere eigen bijdragen ziekenhuis” |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hebt u de uitzending van Radar «Hogere eigen bijdragen ziekenhuis» gezien? Zo ja, wat vond u daarvan?1
Ik heb de uitzending van Radar «Hogere eigen bijdragen ziekenhuis» met belangstelling bekeken.
Deelt u de mening dat er over het zogenaamde hinderpaalcriterium en de budgetpolissen veel onduidelijkheid bestaat? Zo ja waarom wel, zo nee waarom niet?
De budget- en naturapolissen van verzekeraars bevatten informatie over de eigen bijdragen die verzekerden moeten betalen als ze gebruik maken van zorg van niet-gecontracteerde aanbieders met inachtneming van het hinderpaalcriterium. Dit houdt volgens de Zvw in dat de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg niet zo laag mag zijn dat dit een belemmering is voor de verzekerde om zorg te betrekken bij een niet-gecontracteerde zorgaanbieder.
Deelt u de mening dat zorgverzekeraars meer duidelijkheid moeten geven over consequenties van het zogenaamde hinderpaalcriterium bij het afsluiten van een zorgpolis? Hoe wilt u dit bevorderen?
Zorgverzekeraars zijn uit hoofde van de Wet marktordening gezondheidszorg verplicht informatie openbaar te maken over de eigenschappen van aangeboden producten en diensten op zodanige wijze dat deze gegevens voor consumenten gemakkelijk vergelijkbaar zijn. Hieronder valt ook informatie over contractering bij zorgpolissen. Deze verplichting is uitgewerkt in de Regeling TH/NR-004 Informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Deze regeling is onlangs aangescherpt; hierover heb ik u geïnformeerd in de voortgangsrapportage over Kwaliteit loont.
Zorgverzekeraars moeten kenbaar maken met welke zorgaanbieders voor welke vormen van zorg een contract is afgesloten voor de betreffende polis. Bovendien moet transparant worden of de keuze voor een niet-gecontracteerde zorgaanbieder leidt tot een vergoedingsbeperking en wat de hoogte van het percentage is van de vergoedingsbeperking.
Zoals aangekondigd in hun actieplan Kern-gezond wijzen de zorgverzekeraars dit jaar consumenten expliciet – via de zogenaamde bijsluiter – op de risico’s van polissen waarvoor een beperkt aantal zorgaanbieders gecontracteerd is (budgetpolissen). Zorgverzekeraars wijzen zowel op het risico dat de verzekerde met deze polis bij minder zorgaanbieders terecht kan, als op het financiële risico dat een verzekerde loopt bij het gebruik maken van niet-gecontracteerde zorg als hij deze zorg niet volledig vergoed krijgt. Hierover heb ik u geïnformeerd in mijn brief van 20 oktober jl. (Kamerstukken II 2015/16, 34 300 XVI, nr. 11).
Zorgverzekeraars gaan de werking van de bijsluiter na het overstapseizoen evalueren, waarbij ook zal worden nagegaan of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Zowel de NZa als VWS zullen ook onderzoek (laten) doen naar het verloop van het overstapseizoen.
Deelt u de mening dat zorgverzekeraars ook de juiste informatie over polissen en bijvoorbeeld het hinderpaalcriterium moeten verstrekken? Wat vindt u ervan dat dit op basis van bovengenoemde uitzending van Radar klaarblijkelijk niet gebeurt?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u net als de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF) van mening dat er rekenmodellen beschikbaar zouden moeten zijn om te bepalen wat een geschikte vergoeding is? Zo ja, waarom wel, zo nee, waarom niet?
Het hinderpaalcriterium is niet te vervatten in een rekenmodel. De invulling van dat criterium en de jurisprudentie daarover is nog in ontwikkeling.
Wat vindt u ervan dat uit het onderzoek van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) van juni 2015 blijkt dat er nog budgetpolissen zijn die slechts 50% van de niet-gecontracteerde medisch-specialistische zorg vergoeden?
De NZa heeft recent besloten vast te houden aan het standpunt dat zorgverzekeraars, gegeven het hinderpaalcriterium, zelf een vergoeding mogen bepalen voor niet gecontracteerde zorg. Voor de duiding van het begrip hinderpaal verwijst de NZa naar de bestaande jurisprudentie. Deze jurisprudentie is nog niet uitgekristalliseerd.
De NZa maakt voorts kenbaar hoe zij als toezichthouder op dit onderdeel zal toezien en wil dat zorgverzekeraars een lager percentage dan 75 procent motiveren en zo nodig onderbouwen naar de NZa. Volgens de NZa kan het opnemen van een hardheidsclausule in de modelovereenkomst hierbij ook een rol spelen. Een dergelijke hardheidsclausule moet de verzekerde dan in een concreet geval de mogelijkheid geven om bij de zorgverzekeraar aanspraak te maken op een hogere vergoeding ingeval het in de modelovereenkomst opgenomen vergoedingspercentage vanwege de omstandigheden van het geval een feitelijke hinderpaal vormt voor de toegang tot niet gecontracteerde zorg.
De NZa beoordeelt bij de polissen die in 2016 op de markt worden gebracht of die voldoen aan de wet in het licht van staande jurisprudentie. Indien dat niet het geval is zal de NZa hiertegen optreden en indien nodig handhaven.
Op welke manier heeft de NZa dit jaar er toezicht op gehouden dat een hinderpaal van 50% niet een te grote belemmering is voor patiënten voor het afnemen van niet-gecontracteerde zorg?
Zie antwoord vraag 6.
Welke zorgverzekeraars hanteren een vergoeding van 50% voor niet-gecontracteerde verslavingszorg? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot het arrest van het gerechtshof van ’s-Hertogenbosch van 9 juli 2013?
In 2015 worden door twee zorgverzekeringsconcerns acht polissen aangeboden waarbij voor de GGZ een vergoedingspercentage van minder dan 75% van het marktconforme tarief wordt gehanteerd. Voor 2016 heb ik op dit moment nog geen zicht op het aantal polissen met een vergoedingspercentage van minder dan 75%. Op grond van de huidige jurisprudentie valt niet met zekerheid te zeggen of deze vergoedingspercentages al dan niet een hinderpaal opleveren.
Wat vindt u ervan dat de NZa stelt dat mensen die van mening zijn dat de 25% of meer eigen bijdrage een te grote hinderpaal is naar de rechter of geschillencommissie van de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ) kunnen stappen?
Het klopt niet dat de NZa dit zo stelt. Zoals ik bij mijn antwoord op vraag 6 en 7 heb aangegeven stelt de NZa dat een zorgverzekeraar een vergoeding van minder dan 75% moet motiveren en zo nodig onderbouwen.
Wanneer verzekerden vinden dat de geboden vergoeding in hun specifieke situatie een hinderpaal vormt kan de verzekerde bezwaar maken bij de zorgverzekeraar. Indien de zorgverzekeraar daar negatief op antwoordt heeft de verzekerde altijd het recht om naar de geschillencommissie (SKGZ) of naar de civiele rechter te stappen. Mensen kunnen bij de geschillencommissie laagdrempelig met hun klachten terecht.
Heeft u er zicht op of er ook voor 2016 nog budgetpolissen worden aangeboden? Als die worden aangeboden, zit er dan een duidelijke bijsluiter bij die te begrijpen is?
Zowel de NZa als VWS zullen het lopende overstapseizoen (laten) onderzoeken. Uit dit onderzoek zal blijken of er polissen met beperkende voorwaarden worden aangeboden voor 2016 en of daar een bijsluiter bij wordt aangeboden en welke informatie die bevat.
Deelt u de mening dat ziekenhuizen en specialistische behandelcentra bij aanvang van de behandeling de plicht hebben om voor de patiënt na te gaan of het ziekenhuis of het specialistisch behandelcentrum ook gecontracteerd is?
Het is de taak van de patiënt zelf om na te gaan of het ziekenhuis of het specialistisch behandelcentrum gecontracteerd is. De patiënt kan dit nagaan door dit na te vragen bij zijn zorgverzekeraar. Ook moeten de zorgverzekeraars op hun website een actueel overzicht publiceren van de zorgaanbieders die gecontracteerd zijn. Dit is te vinden via bijvoorbeeld de «Zorgzoeker» of «Zorgvinder» op de websites van zorgaanbieders.
Zorgverzekeraars Nederland (ZN) heeft een tool ontwikkeld die zorgaanbieders de mogelijkheid geeft om een polischeck te doen zodat de zorgaanbieder de patiënt/verzekerde voorafgaand aan een behandeling informatie kan geven over de mate van vergoeding op grond van de polis van de patiënt/verzekerde. Dit is de inkijkvoorziening polis verzekerden (IVP). De planning is dat de IVP vanaf 1 januari 2016 beschikbaar komt voor zorgaanbieders, te starten met ziekenhuizen. Ik vind het van belang dat zorgaanbieders met behulp van het IVP hun patiënten/verzekerden goed informeren over de mate van vergoeding op grond van de polis van de patiënt/verzekerde.
Wat vindt u ervan om voor categorieën behandeling een vast percentage als hinderpaal vast te stellen, zodat patiënten niet langer een rechtszaak hoeven te voeren om te weten wat een passende en niet-belemmerende vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg is?
Zie mijn antwoord op vraag 5.
De reactie op de verzwegen misstanden bij Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU) en de handelswijze van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kunt u bevestigen dat de betreffende arts X, naast de twee fatale calamiteiten, ook betrokken is bij meer cases, waarbij patiënten onverwachte schade hebben opgelopen? Is de betreffende arts lopende het onderzoek van de Inspectie nog actief op de KNO-afdeling van het UMCU? Zo ja, hoe wordt dan de veiligheid van de afdeling KNO UMCU op dit moment gewaarborgd?
Zijn de twee fatale calamiteiten, alsmede het feit dat er mogelijk gefraudeerd is met betrekking tot de doodsoorzaak, niet voldoende aanleiding om gedurende het onderzoek de KNO-afdeling van het UMCU stil te leggen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Kunt u de veiligheid van patiënten van de KNO-afdeling van het UMCU garanderen? Zo ja, waarom doet de Inspectie dan onderzoek? Zo nee, waarom sluit u de afdeling dan niet lopende het onderzoek?
Waar is uw vertrouwen op gebaseerd dat de Raad van Bestuur van het UMCU «adequate maatregelen» zal nemen, gelet op het feit dat hij het eerder geschetste beeld over fatale, niet gemelde calamiteiten en een verziekte werksfeer op de KNO-afdeling niet herkende?
In mijn brief aan uw Kamer heb ik u laten weten dat het beeld dat in deze uitzending is geschetst, een beeld is van een afdeling waarbij het lijkt alsof professioneel handelen, transparantie, kwaliteit en veiligheid voor patiënten en de eigen medewerkers onvoldoende zijn geborgd. Ik heb dan ook de nieuwe voorzitter van de raad van bestuur opgeroepen om indien nodig hier adequate maatregelen op te nemen. Het ziekenhuis heeft zich sinds de TV-uitzending van Zembla toetsbaar opgesteld en het IGZ onderzoek loopt. De IGZ gaat in haar onderzoek na op welke wijze de raad van bestuur van het UMCU met haar verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van zorg en de aansturing binnen haar organisatie omgaat en of er daadwerkelijk adequate maatregelen zijn genomen.
Is het waar dat het ziekenhuis onderzoek laat doen naar de gebeurtenissen op de KNO-afdeling vanaf 2011? Is het niet logisch dat het ziekenhuis het onderzoek start vanaf het aantreden van het nieuwe hoofd van de KNO-afdeling in 2009, te meer daar vanaf het aantreden van het nieuwe hoofd zich kwaliteitsdiscussies hebben voorgedaan, ook in de periode 2009–2011?
Het UMCU heeft op 9 november 2015 laten weten dat het ziekenhuis alle overlijdensgevallen op de afdeling keel-, neus- en oorheelkunde vanaf 2011 opnieuw gaat bekijken. Het ziekenhuis heeft de IGZ laten weten dat de onderzoekstermijn is verbonden aan de introductie van het elektronisch patiëntendossier in het ziekenhuis. Afhankelijk van het resultaat van dit onderzoek kan de onderzoeksperiode door het ziekenhuis worden uitgebreid. De uitkomsten van dit onderzoek worden gedeeld met de IGZ.
Waarom stelt u dat het «evident» is dat de Inspectie de leiding neemt in het «onafhankelijke» onderzoek naar onder andere de handelwijze van de Inspectie? Is dat niet juist bijzonder vreemd?
Waarom bepaalt de Inspectie de opdracht en samenstelling van de commissie die «onafhankelijk» onderzoek moet doen, naar onder andere de handelwijze van de Inspectie?
Zou het niet beter zijn werkelijk onafhankelijk onderzoek – door u zelf geëntameerd – te doen naar de handelwijze van de Inspectie in deze casus? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zou, gezien de ernst van de calamiteiten en het verzwijgen van de werkelijke doodsoorzaak, het onderzoek niet boven elke twijfel verheven moeten worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op welke periode heeft het onderzoek betrekking? Hoe is die periode bepaald? Bent u bereid de periode van 2009 tot heden te onderzoeken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het bericht dat ziekenhuisrekeningen vaak te hoog uitvallen en niet begrijpelijk voor patiënten zijn |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het bericht dat ziekenhuisrekeningen vaak te hoog uitvallen en niet begrijpelijk voor patiënten zijn?1 2
Ja.
Wat is volgens u nodig voor het verbeteren van de begrijpelijkheid, en daarmee controleerbaarheid van ziekenhuisrekeningen?
De ziekenhuisrekening is al veel inzichtelijker geworden. Voor alle behandelingen die vanaf 1 juni 2014 zijn gestart kunnen verzekerden een inzichtelijke nota vinden op de mijnomgeving van hun verzekeraar. Op de ziekenhuisrekening staat meer informatie: de diagnose behandelcombinatie en de onderliggende zorgactiviteiten. Deze informatie wordt bovendien in begrijpelijke consumentenvertalingen aangeboden. Uit onderzoek van de consumentenbond blijkt dat verzekerden de nota ook echt inzichtelijker vinden: waar de oude rekening gemiddeld een rapportcijfer 5,7 kreeg, krijgt de nieuwe gemiddeld een 7,3. Overeenkomstig mijn voortgangsbrief kostenbewustzijn van 29 juni jongstleden (Kamerstuk 29 689, nr. 624), aan uw Kamer laat ik begin 2016 samen met de betrokken koepels van verzekeraars, aanbieders en patiënten een evaluatie uitvoeren naar de ervaringen van verzekerden en de wensen die zij hebben in het vergroten van het kostenbewustzijn. Op basis van deze evaluatie zal ik bezien of en zo ja welke extra maatregelen nodig zijn.
Kunt u tegen de achtergrond van het onderzoek van zorgverzekeraar CZ, waaruit blijkt dat voor 400.000 euro onterecht in rekening is gebracht, een inschatting maken van de jaarlijkse kosten die onterecht in rekening worden gebracht?
CZ geeft aan dat ze medio 2014 gestart is met het actief benaderen van verzekerden om nota’s te controleren. Sindsdien hebben ze 36.000 meldingen binnengekregen, waarvan er 7.000 betrekking hadden op de ziekenhuiszorg. In 15% van de gevallen was er sprake van een fout welke CZ heeft rechtgezet. Verzekerden die daardoor een te hoog bedrag aan eigen risico hebben betaald krijgen dat bedrag door CZ teruggestort.
Zorgverzekeraars controleren onder meer de rechtmatigheid van zorgnota’s door formele en materiële controle en/of fraudeonderzoeken. Zoals aangegeven in mijn brief van 29 oktober jongstleden over de voortgang van het programma rechtmatige zorg (Kamerstuk 28 828 nr. 93) rapporteert ZN dat er, via formele en materiële controles die zijn uitgevoerd na betaling, € 449 miljoen teruggevorderd is.
Daarnaast is in 2014 door fraudeonderzoek van zorgverzekeraars bijna € 53 miljoen aan onjuistheden aan het licht gebracht. Van deze € 53 miljoen is € 18,7 miljoen daadwerkelijk gebleken fraude.
Wat zijn volgens u de oorzaken voor deze onterecht in rekening gebrachte kosten, en welke oplossingen ziet u?
Door CZ wordt expliciet aangegeven dat het gaat om administratieve fouten, niet om fraude.
Wat is de stand van zaken van de maatregelen en plannen om ziekenhuisrekeningen inzichtelijker te maken voor de burger, zoals voorgenomen in het jaar van de transparantie?
Zie mijn antwoord op vraag 2 en 3, die verwijzen naar brieven waarin dat staat uitgeschreven (Kamerstuk 29 689, nr. 624, Kamerstuk 28 828 nr. 93).
Wat zijn de belemmeringen op dit moment bij het declareren van de zorgactiviteiten, en het daaruit volgen van een begrijpelijke rekening aan de patiënt? Welke mogelijkheden ziet u om de registratie van alle zorgactiviteiten te vertalen naar een duidelijke rekening?
Zorgactiviteiten worden reeds in begrijpelijke taal weergegeven op de nota voor behandelingen die gestart zijn na 1 juni 2014. Zie mijn antwoord op vraag 2.
Wanneer is het volgens u mogelijk kosten voorafgaand aan de behandeling (waar mogelijk, zoals bij planbare zorg en electieve behandelingen, zoals het zetten van een spiraaltje) aan de patiënt voor te leggen?
Om het inzicht in de kosten voorafgaand aan een behandeling te vergroten heeft de NZa haar regels over informatievoorziening van verzekeraar aan verzekerden aangescherpt. Kort gezegd moet een verzekeraar alle informatie die hij kan geven over de prijs van een behandeling geven, als een verzekerde ernaar vraagt. Indien er geen concrete prijs gegeven kan worden dient de verzekeraar een indicatie van de kosten te geven. Deze scherpere regels zijn per 1 november jongstleden in werking getreden. De NZa houdt toezicht op de naleving van deze regels.
Herinnert u zich de antwoorden die u heeft gegeven op eerdere vragen over verrassingsrekeningen na bezoek aan de Spoedeisende Hulp (SEH) in het ziekenhuis?3
Ja.
Wat is de voortgang van de verbetering van de informatievoorziening voor patiënten over het verschil in kosten van het eigen risico tussen de huisartsenpost en de SEH? Worden mensen nu niet meer verrast met een rekening achteraf?
Sinds twee jaar is eerstelijnsorganisatie InEen bezig met het project «Keten acute zorg». In dit programma wordt onder andere gekeken naar de samenwerking tussen huisartsenpost (HAP) en spoedeisende hulp (SEH). Door in kaart te brengen hoe deze samenwerking nu in Nederland verloopt en welke kansen bestaan voor betere samenwerking stimuleert InEen de integratie van HAP en SEH. Dit alles draagt bij aan het bevorderen dat patiënten buiten werktijden van de huisarts eerst langs gaan bij de HAP en zich niet meer automatisch bij de SEH melden en daarmee het aanspreken van het eigen risico voorkomen. Daarnaast zal VWS, net als vorig jaar, in haar jaarlijkse campagne het algemeen publiek wijzen op het feit dat ze bij een niet levensbedreigende situatie beter contact kunnen opnemen met de huisarts of huisartsenpost, in plaats van een bezoek aan de spoedeisende hulp dat ten koste gaat van het eigen risico, zoals ik ook het aangegeven in het AO zorgverzekeringswet d.d. 4 maart 2015.
Weet u hoe het met het streven staat van Zorgverzekeraars Nederland om patiënten slechts door te verwijzen naar de SEH, nadat de patiënt fysiek eerst huisartsgeneeskundig is getrieerd, en waar mogelijk door de huisartsenpost zal worden behandeld, zoals u beschrijft in uw antwoord op de eerdere vragen over verrassingsrekeningen?
De zorgverzekeraars hebben afgelopen jaren een verbindende rol gespeeld bij het tot stand brengen van intensievere samenwerking tussen HAP en SEH. Doel hierbij was tot organisatievormen te komen waarbij patiënten niet meer voor de keuze worden gesteld maar in principe eerst door een HAP geholpen worden behalve als uit triage blijkt dat een SEH nodig is. Verzekeraars hebben dit voornamelijk gestimuleerd door partijen regionaal bij elkaar te brengen. Daarnaast hebben sommige verzekeraars ook actief gecommuniceerd naar hun verzekerden wanneer zij in avond-, nacht- en weekenduren het beste als eerste de HAP kunnen bellen.
Wat zijn de mogelijkheden voor de patiënt wanneer deze wordt geconfronteerd met een onverwacht (hoge) rekening? Tot welke partijen kan de patiënt zich in dit geval richten, en welke verantwoordelijkheden hebben deze partijen vervolgens? Wat is de rechtspositie van een patiënt, indien deze achteraf wordt «verrast» met een rekening?
Een verzekerde moet zichzelf ook op de hoogte stellen van waar een eigen risico geldt en waar niet. De overheid informeert de verzekerde daarover door middel van een publiekscampagne en ook de verzekeraar informeert zijn verzekerden. Ik vind het daarnaast belangrijk dat patiënten hun rekening controleren. Het voorbeeld van CZ toont aan dat patiënten op die manier een wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan het betaalbaar houden van de zorg. Indien een verzekerde wordt geconfronteerd met een onverwachte hoge rekening is het zaak dat hij zich hiervoor meldt bij zijn zorgverzekeraar.
Een zorgverzekeraar kan controleren of het bedrag onterecht zo hoog is of dat er iets anders speelt. Als een patiënt van mening is dat een zorgverzekeraar hier niet afdoende op handelt, kan hij eerst bij de NZa nagaan of het tarief klopt. Daarna kan er een klacht ingediend worden bij de zorgverzekeraar. Elke zorgverzekeraar heeft een klachtenregeling. Indien ook dit niet tot de gewenste actie leidt kan een verzekerde terecht bij de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ).
De financiering van het kwaliteitsregister in de zorg |
|
Leendert de Lange (VVD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Kwaliteitsregister zorg op losse schroeven»?1
Ja, daarvan heb ik kennisgenomen.
Wat is uw reactie op het bericht dat de stichting DICA nog niet zeker is van financiering voor een derde van de kwaliteitsregistraties voor 2016?
De betrokken partijen – NVZ, NFU, ZN en DICA – besluiten jaarlijks over de financiering van de registraties. Dit jaar is dat later dan in eerdere jaren, waardoor de situatie voor DICA spannend is. De betreffende registraties voldeden vorig jaar nog niet aan alle – door partijen onderling overeengekomen – criteria voor structurele financiering. Ik onderschrijf het principe dat om in aanmerking te komen voor structurele financiering, een registratie aan voorwaarden moet voldoen over bijvoorbeeld de kwaliteit, relevantie en organisatie van de registratie. Dit moeten partijen met elkaar concluderen. Ik ga ervan uit dat partijen een veelbelovende registratie niet laten omvallen.
Deelt u de mening dat de registraties essentieel zijn voor patiënten, zorgverleners en zorgverzekeraars om informatie te krijgen over de kwaliteit van zorg, en de mogelijkheid om behandelingen met elkaar te kunnen vergelijken?
Om behandelingen en uitkomsten met elkaar te kunnen vergelijken zijn deze registraties een belangrijk instrument voor de professionals. Dat heeft al geleid tot aanzienlijke verbeteringen in de uitkomsten. Zorgaanbieders zijn verplicht om transparant te zijn over de kwaliteit van de geleverde zorg. Dat is noodzakelijk voor zowel patiënten als zorgverzekeraars. Door de kwaliteitsregistraties ook daarvoor te gebruiken is voor zorgaanbieders veel winst te behalen in het verminderen van de registratielast. Kwaliteitsregistraties vervullen naar mijn mening een belangrijke rol in het gezamenlijk streven naar steeds betere kwaliteit van zorg in Nederland.
Welke kans is er dat de betrokken partijen er samen niet tijdig uitkomen, en de kwaliteitsregistraties in 2016 mogelijk geen doorgang vinden? Wat heeft dit voor nadelige gevolgen?
Uit onderzoek van Zorgverzekeraars Nederland blijkt dat de betreffende registraties nu aan de criteria voor financiering voldoen. De betrokken partijen delen deze conclusie maar zijn nu nog met elkaar in gesprek over de tarieven. Als ze er niet uitkomen zullen zorgaanbieders voor deze aandoeningen op een andere manier aan hun wettelijke verplichting voor transparantie moeten voldoen zodat patiënten en verzekeraars daarvan geen hinder ondervinden. Het nieuwe gegevensportaal dat NVZ en NFU laten bouwen moet daarin gaan voorzien.
Bent u bereid met alle betrokken partijen in gesprek te gaan over de manier waarop de registraties kunnen worden gefinancierd, al dan niet door deze op te nemen in de reguliere ziekenhuisfinanciering? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er is geen discussie over het feit dat registraties gefinancierd moeten en kunnen worden vanuit de huidige DBC/DOT bekostiging. Evaluatie van zorgverlening en initiatieven voor kwaliteitsverbetering maken immers integraal onderdeel uit van de geleverde zorg. Er is daarvoor geen nieuwe financiering nodig. Het is wel belangrijk dat partijen daar samen uit komen. Ik zie hier een rol weggelegd voor het Kwaliteitsinstituut en zal het Kwaliteitsinstituut zo nodig verzoeken met partijen in gesprek te gaan.
Op welke manier kan de kwaliteitsinformatie voor patiënten op www.kiesbeter.nl vollediger, toegankelijker en helderder worden gemaakt? Wat is uw oordeel over de constatering vanuit het Kwaliteitsinstituut dat op dit moment slechts «een gelimiteerd aantal behandelingen» met elkaar kunnen worden vergeleken? In welke mate kan het Kwaliteitsinstituut doorzettingsmacht gebruiken om de kwaliteitsinformatie nog beter te ontsluiten voor alle behandelingen in de zorg?
Het jaar van de transparantie is gericht op het vollediger, toegankelijker en helderder maken van kwaliteitsinformatie voor patiënten; onder andere via kiesBeter.nl. Het Kwaliteitsinstituut heeft de regie over het jaar van de transparantie en ik heb hen gevraagd voortvarend gebruik te maken van hun doorzettingsmacht wanneer het proces stokt. Het Kwaliteitsinstituut heeft dit jaar knopen doorgehakt over de 30 meest relevante aandoeningen en recent over de aandoeningen en indicatorsets voor de rapportage over 2015.
De constatering dat «een gelimiteerd aantal behandelingen met elkaar kan worden vergeleken» is feitelijk juist – er zijn immers ontzettend veel verschillende behandelingen – en juist daarom vind ik het zo belangrijk dat er tempo wordt gemaakt met het transparant maken van de informatie over de 30 meest relevante aandoeningen. Daarmee komt voor een grote groep patiënten belangrijke informatie beschikbaar op www.kiesbeter.nl.
Wat is uw reactie op de oproep om «afspraken te maken over de aard en omvang van de registraties die wij in Nederland nodig hebben, de kwaliteit en de bekostiging van deze registraties»? Welke mogelijkheden zijn er om de verschillende kwaliteitsregistraties meer te stroomlijnen, zodat de gegevens beter met elkaar te vergelijken zijn, en de administratieve last afneemt? Welke rol kan het Kwaliteitsinstituut hierin vervullen?
Ik heb vertrouwen in de professionaliteit van de betrokken partijen en ik ga ervan uit dat men steeds verder zal gaan in de organisatie van een efficiënt en effectief systeem van kwaliteitsregistraties. Partijen zien zelf de noodzaak om hierover afspraken te maken en hebben het initiatief genomen voor een toetsingskader voor kwaliteitsregistraties. Ook hier zie ik een rol voor het Kwaliteitsinstituut en zal zo nodig het Kwaliteitsinstituut verzoeken hier regie in te nemen.
Een ziekenhuisbestuurder die vindt dat ziekenhuisbestuurders meer moeten verdienen dan een minister |
|
John Kerstens (PvdA), Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Juist méér salaris voor ziekenhuisdirecteuren», vindt baas Amphia Ziekenhuis»?1
Ik heb kennis genomen van het bericht.
Deelt u de mening dat de regels voor topinkomens voor zorgbestuurders, zoals vastgelegd in de Wet Normering Topinkomens (WNT), in beginsel moeten blijven gelden voor ziekenhuisdirecteuren? Zo nee, waarom niet?
Met de invoering van de WNT-2 per 1 januari 2015 is vastgelegd dat het wettelijk bezoldigingsmaximum (ook wel de WNT-norm) in 2015 € 178.000 bedraagt (in 2016 is dat € 179.000). Op basis van artikel 2.7, lid 2,van de WNT heb ik onlangs met ingang van 1 januari 2016 nieuwe regeling met verlaagde bezoldigingsmaxima voor de sector zorg en jeugdhulp vastgesteld, in lijn met de verlaagde WNT-norm. De verlaagde bezoldigingsmaxima zijn onder andere van toepassing op ziekenhuizen. De regeling is in de Staatscourant van 30 november gepubliceerd.
Deelt u voorts de mening dat uit geen enkel relevant onderzoek blijkt dat ziekenhuizen niet goed bestuurd zouden kunnen worden als hun directeuren «maar» maximaal het salaris volgens de WNT zouden verdienen? Zo nee, uit welk onderzoek blijkt dan het tegendeel?
In zijn algemeenheid kan niet gesteld worden dat de kwaliteit van het bestuur van ziekenhuizen ontoereikend wordt als gevolg van de normering van de bezoldiging op maximaal de WNT-norm van € 178.000.
Deelt u bovendien de mening van de in het bericht genoemde voorzitter van de Raad van Toezicht van het Amphia Ziekenhuis dat «de complexiteit, zwaarte en verantwoordelijkheden van het werk onderschat worden als de salarissen aan banden worden gelegd»? Zo ja, waarom? Zo ja, acht u de complexiteit, zwaarte en verantwoordelijkheden van het werk van een ziekenhuisdirecteur dan groter dan die van uzelf? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet vindt normering van het inkomen van zorgbestuurders wenselijk. Daarom is dat wettelijk vastgelegd. De normen van de WNT handhaven we. Binnen de kaders van de wet maken instellingen hun eigen afwegingen bij hun aanstellingsbeleid en bestuurders hun afwegingen om al dan niet een functie in de zorg te ambiëren.
Deelt u de mening dat, als een zorgbestuurder meer meent te moeten gaan verdienen dan 178.000 euro, die bestuurder ook maar beter geen baan in de zorg kan ambiëren? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Zijn de staffels op grond waarvan in de zorgsector ook lagere inkomens dan het maximum van de WNT kunnen worden vastgesteld voor het komend jaar al gereed? Zo ja, kunt u de Kamer daarover informeren? Zo nee, waarom niet, en hoe draagt u er zorg voor dat dit wel tijdig het geval zal zijn?
Onlangs heeft het kabinet uw Kamer geïnformeerd over de hoofdlijnen van nieuwe verlaagde bezoldigingsmaxima voor de sector zorg en jeugdhulp2. Verder verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 2.
Het bericht dat homo mannen één jaar geen seks mogen hebben voordat ze bloed doneren |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Homoseksuele mannen mogen jaar na seks weer bloed doneren» dat, naar aanleiding van uw brief over «Standpunt rapport MSM&Bloeddonatie», op 28 oktober jl. verscheen op NU.nl?1 1)2
Ja.
Deelt u de mening dat het feitelijk klopt dat «permanente» uitsluiting van bloeddonatie van de baan is, maar dat dit in de praktijk niets zal veranderen voor de homo man, omdat hij eerst een jaar geen seks mag hebben voordat hij bloed mag doneren?
De maatregel betekent voor seksueel actieve homo mannen dat de praktijk van bloeddonatie niet verandert. Niettemin is dit een ongelooflijk belangrijke stap. De beleidswijziging maakt het voor het eerst mogelijk dat mannen die in het verleden seks hebben gehad met een andere man (MSM) als bloeddonor toegelaten kunnen worden. In mijn onlangs verzonden brief over MSM en bloeddonatie heb ik toegelicht dat dit besluit enkel en alleen is gebaseerd op epidemiologische gegevens die laten zien dat in deze groep nog steeds een sterk verhoogd risico bestaat op bloedoverdraagbare infecties.3 Daarom is het noodzakelijk dat er een voorwaarde wordt verbonden aan de bloeddonatie van MSM zodat dit geen nadelig effect kan hebben op de veiligheid van ontvangers van bloedproducten. De veiligheid van bloedproducten stond en staat nog steeds centraal.
Kunt u aangeven waarom u er op dit moment niet voor kiest seksueel risicogedrag veel actiever te bevragen (bijvoorbeeld het condoomgebruik of wisselende seksuele contacten), voorafgaand aan bloeddonatie?
Bij donors wordt het seksueel risicogedrag actief uitgevraagd via de standaard donorvragenlijst en het daarop volgende gesprek met een donorassistente of donorarts. Dit vindt plaats voorafgaand aan iedere bloeddonatie. De systematiek die hierbij wordt gevolgd heeft geleid tot een uiterst veilige bloedvoorziening. In de onlangs verzonden brief over MSM en bloeddonatie heb ik uitgebreid toegelicht waarom het onverstandig en niet wenselijk is om bij donors te vragen naar condoomgebruik («veilig vrijen») en/of wisselende seksuele contacten (of het al dan niet hebben van een monogame relatie).
Kunt u uitleggen waarom u in uw brief geen aandacht besteedt aan de hiv-test, die binnen 12 dagen na een infectie al kan aantonen of er sprake is van besmetting?
De hiv-test als zodanig was niet bepalend voor mijn afweging. In mijn brief over MSM en bloeddonatie heb ik uitgelegd waarom met de huidige laboratoriumtesten niet alle vroege infecties opgespoord kunnen worden. In de bijlage van de brief ben ik daar gedetailleerder op ingegaan door de gemiddelde windowperiodes van bloedoverdraagbare infecties aan te geven. Met de modernste technieken duurt de windowperiode bij hepatitis C-virus ongeveer 7 dagen, bij hiv ongeveer 12 dagen, en bij hepatitis B-virus circa 25 dagen met uitschieters naar 6 maanden. De beveiliging van bloedproducten is dus niet alleen gericht op hiv, maar ook op andere infecties die een langere windowperiode hebben. Bovendien worden niet alle hiv-varianten die bestaan herkend door de moleculair-diagnostische test4 waarmee bloeddonaties routinematig worden gescreend. Deze hiv-varianten worden daardoor pas op een later moment opgespoord door de hiv-antistoftest5, waarmee bloeddonaties ook routinematig worden gescreend. De aanname dat hiv-infecties in alle gevallen binnen 12 dagen na infectie kunnen worden aangetoond, klopt dus niet.
Wat is uw reactie op de uitspraken van de bloedbank Sanquin dat de «noodzaak en lengte van een uitsluitingstermijn van 12 maanden niet wettenschappelijk onderbouwd is»? Kunt u aangeven waarom er dan toch op dit moment voor deze 12 maanden wordt gekozen?3
De termijn van 12 maanden na seksueel risicogedrag is een gangbare uitsluitingstermijn voor bloeddonors in Westerse landen. Alle personen die seksueel contact hebben gehad met iemand met een verhoogd risico op een ernstige bloedoverdraagbare infectie mogen pas bloed doneren nadat 12 maanden na dat contact zijn verstreken. Dit regime geldt bijvoorbeeld voor donors die betaald hebben voor seksueel contact en voor donors die seksueel contact hebben gehad met iemand uit een hiv-endemisch gebied. Daarnaast heb ik in mijn brief over MSM en bloeddonatie aangegeven dat uit cijfers van de Raad van Europa is gebleken dat de 12 maanden uitsluiting die Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk (met uitzondering van Noord-Ierland) na het laatste MSM-contact hanteren geen nadelig effect heeft gehad op de veiligheid van de bloedvoorziening.
Kunt u aangeven in hoeverre andere landen – zoals Italië en Spanje, met een donorselectiebeleid rondom mannen die seks hebben gehad met andere mannen (MSM) – in uw ogen risicovol beleid voeren, omdat u in uw brief van 28 oktober jl. stelt «dat geen van deze alternatieven op dit moment de veiligheid van ontvangers van bloedproducten (kan) garanderen»?
Ik ben verantwoordelijk voor de bloedvoorziening in Nederland en daarmee ook voor de veiligheid van ontvangers van bloedproducten. In mijn brief heb ik aangegeven dat uit de cijfers van de Raad van Europa blijkt dat het aantal nieuwe infecties van hiv, hepatitis B- en hepatitis C-virus onder trouwe donors in Italië en Spanje structureel een factor 5 tot 9 hoger ligt dan in Nederland en in landen die een tijdelijke uitsluiting hanteren van 12 maanden na het laatste MSM-contact. Het is mogelijk dat een toename van het aantal infecties onder trouwe donors tot meer windowdonaties leidt. Dit kan de veiligheid van ontvangers van bloedproducten ondermijnen en dat is ongewenst.
Klopt het dat u volgend jaar verder spreekt met de bloedbank Sanquin en het COC? Kunt u aangeven in hoeverre andere partijen daar ook bij betrokken zullen worden? Zo ja, welke partijen zijn dit?
De partijen die tijdens de voorbereiding van mijn brief over MSM en bloeddonatie zijn geraadpleegd, zullen over een jaar opnieuw worden uitgenodigd voor een gesprek. Ik hecht hier veel waarde aan. Dus naast Sanquin Bloedvoorziening, het COC Nederland zal ook de Nederlandse Vereniging van Hemofiliepatiënten hiervoor worden uitgenodigd.
Deelt u de mening dat windowdonaties voorkomen moeten worden, maar dat bijvoorbeeld een hiv-test hier geen uitsluitsel over kan bieden? Als dat het geval is, waarom kiest u dan daarvoor?
Windowdonaties moeten inderdaad voorkomen worden. Een hiv-test alleen biedt onvoldoende garanties over de afwezigheid van infecties in de bloeddonatie. Zie ook mijn toelichting op vraag 4.
In hoeverre deelt u de mening dat dit een eerste stap is, maar dat er nog veel werk te doen is om ervoor te zorgen dat seksueel risicogedrag echt één van de beoordelingscriteria is geworden voor bloeddonatie?
In mijn brief over MSM en bloeddonatie geef ik aan dat ik met mijn besluiten recht doe aan het belang van gelijke behandeling én aan het belang van de veiligheid van de bloedvoorziening in ons land. Mochten in de nabije toekomst gegevens beschikbaar komen die een verdere aanpassing van het donorselectiebeleid rond MSM mogelijk maken zónder dat dit ten koste gaat van de veiligheid van de bloedvoorziening, dan zal ik dit uiteraard in overweging nemen. In mijn brief heb ik dan ook aangegeven dat ik Sanquin verzocht heb om de internationale ontwikkelingen op dit gebied te volgen.
Het terugeisen van belastinggeld dat besteed is voor het WK bid 2018 |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Waarom eist Zeist geen schadevergoeding van de FIFA?1
Ja.
Deelt u de mening dat inmiddels wel als een vaststaand feit mag worden beschouwd dat de stemming welk land het WK-voetbal in 2018 mocht organiseren tenminste voor een deel doorgestoken kaart was? Zo nee, waarom niet?
Ik doe daar geen uitspraak over. Op dit moment lopen er twee juridische onderzoeken naar vermeende corruptie binnen de FIFA, de wereldvoetbalbond. Eén onderzoek in de Verenigde Staten en één in Zwitserland. In antwoord op eerdere kamervragen van het lid Klever (PVV) heb ik uw Kamer op 2 juni 2015 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 2598) laten weten de resultaten daarvan af te wachten. Daarna beraad ik mij over mogelijke vervolgstappen.
Weet u of de KNVB naar het voorbeeld van de Engelse FA ook schadevergoeding van de FIFA gaat vragen vanwege een investering voor de kandidatuur van het WK-voetbal in 2018?
De KNVB onderzoekt samen met de KBVB de mogelijkheden omtrent terugvorderen van het geld dat was gemoeid met het WK 2018 bid. Het is nu te vroeg om te spreken over eventuele schadevergoeding.
Hoeveel geld heeft de Nederlandse staat (indirect) gestoken in de kandidatuur België/Nederland WK 2018?
De totale kosten voor dit bid bedroegen € 10,5 miljoen. De begroting van het bid is gedekt door de beide nationale bonden en de overheden van de twee landen. De Nederlandse rijksoverheid heeft daarvan € 3 miljoen voor zijn rekening genomen. Van dit bedrag is een half miljoen euro besteed aan het haalbaarheidsonderzoek. Het resterende bedrag is besteed aan onder meer reis- en verblijfskosten, (pers)presentaties, drukwerk, websites, FIFA-inspecties etc.
Deelt u de mening dat, aangezien de Nederlandse staat miljoenen euro’s aan het promoten van de kandidatuur van Nederland heeft bijgedragen, ook de Nederlandse staat schadevergoeding aan de FIFA zou moeten vragen? Zo ja, hoe gaat u er voor zorgen dat verspild belastinggeld bij de FIFA wordt teruggehaald? Zo nee, waarom niet?
Ik doe daar geen uitspraak over. Zoals ik hierboven al heb gesteld wacht ik eerst de resultaten van de lopende onderzoeken af. Als daarin wordt aangetoond dat de toewijzing niet correct is verlopen, beraad ik mij over de mogelijke vervolgstappen.
Het bericht dat het verlieslijdend Zorgsaam haar oud-bestuurders tonnen betaalt |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de verlieslijdende zorgorganisatie Zorgsaam haar oud-bestuurders tonnen betaalt?1
Het kabinet vindt onmatige ontslagvergoedingen van zorgbestuurders onwenselijk. Daarom is wettelijk geregeld wat maatschappelijk verantwoorde inkomens voor topfunctionarissen zijn in de Wet Normering Topinkomens (WNT). De normen van de WNT handhaven we. Instellingen maken binnen de kaders van de wet hun eigen afwegingen bij hun personeelsbeleid. Dit geldt ook voor ontslagvergoedingen.
Vindt u het moreel aanvaardbaar dat zorgbestuurders die verantwoordelijk zijn voor de slechte resultaten van de zorgorganisatie, het ontstane miljoenentekort en het ontslag van honderden mensen, een paar ton mee naar huis krijgen? Kunt u tevens precies toelichten waarom deze heren recht hadden op de exact uitbetaalde bonussen? Hoe waren deze bedragen opgebouwd?
Zie antwoord vraag 1.
Was er enig toezicht op het functioneren van de raad van toezicht? Zo ja, hoe zag dit toezicht eruit?
In het algemeen is een raad van toezicht zelf verantwoordelijk voor haar eigen functioneren en moet deze op grond van de zorgbrede governancecode ook periodiek toetsen. Ik vind het belangrijk dat raden van toezicht kritisch zijn op hun eigen functioneren. Externe evaluatie kan een goed middel zijn om blinde vlekken of lacunes in beeld te krijgen. Zorgsaam geeft aan zich te houden aan de zorgbrede governancecode maar dat op dit moment geen evaluatie van de nieuwe raad van toezicht aan de orde is.
In onze agenda goed bestuur, hebben de Staatssecretaris en ik geconstateerd dat het interne toezicht nog verder geprofessionaliseerd kan worden. Een van de acties in deze agenda is het ontwikkelen van een accreditatie voor toezichthouders, waarbij aandacht zal zijn voor de vakontwikkeling, het kritisch vermogen en mogelijkheden tot externe evaluatie van een raad van toezicht.
In de voortgangsrapportage goed bestuur, die rond de jaarwisseling aan uw Kamer wordt gezonden, zal ik nader ingaan op de stand van zaken van dit traject.
Wie gaat de toetsing uitvoeren van de nieuwe Raad van Toezicht van Zorgsaam die zijn eigen functioneren nu extern laat toetsen? Wat is uw mening hierover? Denkt u dat dit dergelijke situaties kan voorkomen? Is dit iets wat andere raden van toezicht ook zouden moeten laten doen?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe kan het dat de ontslagvergoeding van de heer R. anderhalve ton hoger uitvalt dan eerder door het Scheidsgerecht gezondheidszorg was vastgesteld? Deelt u de mening dat in de jaarverslagen van ziekenhuizen en zorgorganisaties duidelijk moet worden gemaakt hoe de hoogte van een ontslagvergoeding tot stand is gekomen? Wat vindt u ervan dat het jaarverslag dit niet inzichtelijk maakt? Kunt u uw antwoord toelichten?
De WNT verplicht dat instellingen de uitkeringen in verband met het dienstverband van topfunctionarissen opnemen in de jaarrekening. Daarbij hoeft niet vermeld te worden hoe het bedrag tot stand gekomen is.
De WNT kent voldoende transparantieverplichtingen over de bezoldigingsgegevens van topfunctionarissen. De accountant controleert deze gegevens. De toezichthouder op de naleving van de WNT in de zorg, het CIBG, kan indien nodig aanvullende gegevens opvragen. De WNT maximeert ontslagvergoedingen op € 75.000.
Zijn binnen zorgorganisatie Zorgsaam de regels gevolgd die gelden met betrekking tot ontslagvergoedingen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het CIBG heeft al een onderzoek lopen naar een mogelijke overtreding met betrekking tot ontslagvergoedingen bij deze zorginstelling. Dit onderzoek is nog niet afgerond.
Deelt u de mening dat bestuurders of leden van de raad van bestuur van ziekenhuizen of zorgorganiasties nooit een (grote) bonus mee zouden moeten krijgen in gevallen zoals de onderhavige waarin beide leden van de raad van bestuur zijn ontslagen vanwege slecht functioneren en gebrek aan vertrouwen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2.
Kunt u aangeven of de heren R. en P. naast hun werk binnen de Raad van Bestuur van zorgorganisatie Zorgsaam nog andere banen en/of functies hadden? Zo ja, welke banen/functies waren dat? Kunt u vervolgens aangeven waar beide heren momenteel werken?
Nee, ik beschik niet over de gevraagde informatie. Instellingen en personen zijn niet verplicht om deze informatie te registeren of openbaar te maken. Alleen voor de nevenfuncties van leden van Raden van Toezicht moeten zorginstellingen vermelden in de jaarrekening.
Hoe groot is de tweede ontslagronde die dit jaar binnen Zorgsaam nog gaat plaatsvinden? Zou het dan niet schappelijk zijn om ook de zorgmedewerkers die ontslagen worden een compensatie mee te geven?
Ik heb hier geen inzicht in. Dit is primair aan de sociale partners. De instelling heeft aangegeven in gesprek te zijn met de vakbonden.
Welke leden heeft de nieuwe raad van toezicht die in de loop van 2015 is aangetreden? Wie zitten er nu in de raad van bestuur?
De raad van toezicht van Zorgsaam bestaat uit drie leden: de heren T.R. Doesburg, G. van Essen en W.N.M. Hustinx. Allen zijn in 2015 aangetreden. De raad van bestuur is eenhoofdig en bestaat uit de heer M.J. Rutgers.
Zijn de ontslagvergoedingen van meerdere tonnen betaald met geld dat bedoeld was voor het verlenen van zorg of het salaris van zorgpersoneel? Heeft het moeten betalen van deze ontslagvergoedingen het ziekenhuis nog dieper in de financiële problemen gebracht? Kunt u uw antwoord toelichten?
Instellingen zijn zelf verantwoordelijk voor de precieze besteding van hun middelen. Zij leggen hierover op hoofdlijnen verantwoording af in de jaarrekening. Op basis van de gegevens in de jaarrekening over 2014 kan ik uw specifieke vragen niet beantwoorden.
Hoeveel bestuurders die vanwege slecht functioneren ontslagen zijn hebben de afgelopen vijf jaar een ontslagvergoeding meegekregen en hoe hoog waren die bedragen? Kunt u hiervan een overzicht naar de Kamer sturen met daarin de namen van de organisaties, de namen van degenen die de bonus uitbetaald hebben gekregen en wat de exacte hoogtes van de bonussen waren?
Jaarlijks stuurt de Minister van BZK een rapportage naar de Tweede Kamer met daarin alle ontslagvergoedingen in de publieke en semipublieke sector die de WNT-norm overstijgen. Daarin kan geen onderscheid gemaakt worden naar de reden van het ontslag. Eind dit jaar stuurt de Minister van BZK u de WNT-jaarrapportage over verslagjaar 2014.
Passen dergelijke ontslagvergoedingen in uw beeld van zinnige en zuinige zorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2 en 6.
Het bericht Renteswap kost Zwols Isala-ziekenhuis minstens 25 miljoen euro |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat een renteswap het Isala-ziekenhuis minstens 25 miljoen euro kost?1
Ik constateer dat het Isala-ziekenhuis in 2009 risico heeft genomen door het vastleggen van een rentederivaat voor een lening met een toen nog onzekere omvang. Hierdoor is een zogenaamde «open positie» ontstaan, wat door de ontwikkeling van de marktrente heeft geleid tot hogere (rente)kosten dan aanvankelijk voorzien. Ik heb niet het beeld dat vanuit speculatieve redenen bewust is gekozen voor een open positie. Dat neemt niet weg dat ik dergelijk risicovol gebruik van derivaten door zorgaanbieders onwenselijk vind. Het huidige kabinetsbeleid is er op is gericht het ontstaan van open posities, met bijkomende kosten, te voorkomen.
Het gebruik van de rentederivaten beoordeel ik op zichzelf niet als onwenselijk. Instellingen op het terrein van wonen, onderwijs en zorg gebruiken derivaten om renterisico’s bij lange termijn investeringen af te dekken. Na het bijna-faillissement van de woningcorporatie Vestia is echter pijnlijk duidelijk geworden wat de gevolgen van risicovol derivatengebruik kunnen zijn. In reactie hierop heeft het kabinet in het beleidskader derivaten haar uitgangspunten voor het verstandig gebruik van derivaten uiteengezet. Het beleidskader gaat uit van de gedachte dat niet-financiële instellingen met een publiek belang beschermd dienen te worden tegen onoverzichtelijke financiële risico’s bij het gebruik van derivaten. Zo zijn zogenaamde «margin calls» (het instrument waardoor Vestia in de problemen kwam) verboden en dient een rentederivaat één op één te zijn gekoppeld aan een lening, waardoor het ontstaan van open posities wordt vermeden.
Voor de zorgsector wil ik de uitgangspunten van het beleidskader derivaten wettelijk verankeren door middel van een voorziening in de WTZi2. Daarbij sluit ik zoveel mogelijk aan op de beleidsregels zoals het Waarborgfonds van de Zorgsector (WFZ) deze nu al hanteert voor haar deelnemers. Vooruitlopend daarop heb ik al in 2014 met de banken afgesproken dat zij bij het verstrekken van derivaten aan zorginstellingen dezelfde beleidsregels hanteren als het WFZ. Daarmee wordt het risicovol gebruik van derivaten, waaronder het ontstaan van open posities, sectorbreed voorkomen.
Het bovenstaande neemt niet weg dat het binnen het wettelijk kader verantwoord gebruik van derivaten door een zorginstelling, primair de verantwoordelijkheid is van de Raad van Bestuur en vervolgens van de Raad van Toezicht. Eventuele risico’s – die altijd verbonden zijn met het inzetten van derivaten – moeten dan ook bewust worden ingeschat door de zorginstellingen.
Vindt u het ook bizar dat juist door een meevaller in de kosten het ziekenhuis extra geld kwijt is aan rente?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening van het Isala-ziekenhuis dat er geen sprake is van schade door het hoge bedrag aan rente dat voor niets is betaald en dit ook geen probleem is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Verbaast het u dat het Isala-ziekenhuis er schijnbaar geen enkel probleem mee heeft dat door de ontstane situatie zo’n 25 miljoen euro is verdampt en in de zakken van de banken terecht komt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op de Raad van Toezicht die nog altijd van mening is dat het onnodig overmaken van 25 miljoen euro aan de banken, de beste optie was? Wie ziet er eigenlijk toe op de toezichthouders?
Ik kan niet beoordelen of het Isala-ziekenhuis met de kennis van toen heeft gekozen voor de best mogelijke optie. Het huidige kabinetsbeleid is er op gericht het risicovol gebruik van derivaten bij instellingen met een publiek belang te voorkomen. Het is echter lastig om met de kennis van nu te oordelen over de afwegingen die destijds door toezichthouders en externe adviseurs zijn gemaakt.
Ik vind wel dat professionaliteit van interne toezichthouders in de zorg over de gehele linie omhoog moet. Dat geldt wat mij betreft ook voor kennis op het vlak van allerhande bancaire producten. In onze gezamenlijke agenda voor goed bestuur zetten de Staatssecretaris en ik in op een verdere professionalisering van intern toezicht in de zorg, bijvoorbeeld door de accreditatie voor toezichthouders. Rond de jaarwisseling ontvangt uw Kamer de eerste voortgangsrapportage waarin u wordt geïnformeerd over de huidige stand van zaken.
Bent u van mening dat het Isala-ziekenhuis de juiste adviseurs heeft ingeschakeld? Is de best mogelijke deal gesloten? Deelt u de mening van de heer Van Gerwen van Cadension en advocaat mevrouw Van Bais dat de situatie sterk lijkt op ondeskundig, risicovol en speculatief handelen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Wat zijn de gevolgen voor de Raad van Toezicht en de ingehuurde experts zoals KPMG? Komen zij ermee weg dat door gebrekkig toezicht en onvoldoende kennis 25 miljoen euro aan geld dat bestemd was voor zorg, in de zakken van de banken verdwijnt?
Zie antwoord vraag 5.
Zijn er meer ziekenhuizen in Nederland die een renteswap gebruiken of hebben gebruikt? Zo ja, welke en wat zijn de gevolgen daarvan geweest?
Het toezicht op de financiën van een individuele zorginstelling is de verantwoordelijkheid van de interne toezichthouder. Ik heb geen overzicht van de bestaande derivatenportefeuilles. Wel kan ik u melden dat in 2012 het Waarborgfonds van de Zorgsector (WFZ) onder haar leden een uitvraag heeft gedaan naar het gebruik van derivaten3. Hieruit bleek dat van de 378 zorginstellingen die lid zijn van het WFZ of een oude rijksgarantie hebben, er 70 (18,5%) zijn met een rentederivaat. Daarvan waren er maar 5 die destijds beschikten over een zogenaamde «margin call» (het type derivaat waardoor Vestia in de problemen kwam). Deze vijf zijn inmiddels afgebouwd. In aanvulling hierop bleek uit gelijktijdig onderzoek door het Ministerie van VWS dat vier van de acht academische ziekenhuizen derivaten gebruiken. Daarbij is geen sprake van een bijstortverplichting. Ik heb geen reden om te veronderstellen dat deze cijfers sindsdien substantieel zijn veranderd.
Het WFZ hanteert voor haar deelnemers strikte beleidregels bij het gebruik van derivaten. Dit sluit onnodige risico’s zoveel mogelijk uit. Zo zijn open posities en zogenaamde «margin calls» verboden. Het WFZ hanteert tevens een toestemmingsvereiste voor het gebruik van derivaten. Zorginstellingen die deelnemer zijn bij het WFZ, zijn daarom verplicht het gebruik van derivaten te melden. Ook als het derivaat wordt aangetrokken voor niet-geborgde leningen.
Het Isala-ziekenhuis is geen lid van het WFZ en staat daarom niet onder het hierboven beschreven toezicht. Om onverstandig gebruik binnen de gehele zorgsector te voorkomen wil ik een verbod op risicovolle derivaten wettelijk verankeren door middel van een voorziening in de WTZi. Vooruitlopend daarop heb ik al in 2014 met de banken afgesproken dat zij bij het verstrekken van derivaten aan zorginstellingen dezelfde beleidsregels hanteren als het WFZ.
Zijn er ziekenhuizen of andere zorginstellingen in Nederland die op dit moment te maken hebben met kapitaallastenproblematiek? Zo ja, welke ziekenhuizen of zorginstellingen zijn dit, hoe is deze problematiek ontstaan, hoe groot zijn de risico’s en wat zijn daarvan de gevolgen?
Ik houd geen toezicht op de financiële bedrijfsvoering van zorginstellingen.
Dit is primair de verantwoordelijkheid van achtereenvolgens de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht. Ik kan daarom geen uitspraak doen over de ontwikkeling van kapitaallasten binnen individuele instellingen.
Op welke wijze ziet u op dit moment toe op de financiële positie van ziekenhuizen?
In het verantwoordingssysteem van ziekenhuizen is vervat dat de accountant in het jaarverslag aangeeft als er sprake is van gevaar voor de continuïteit van de onderneming, ook moet de Raad van Toezicht het jaarverslag en de jaarrekening goedkeuren. De WMG schrijft daarnaast voor dat zorgverzekeraars afspraken moeten maken met zorgaanbieders over continuïteit van zorg. Zij dienen onderling af te spreken welke informatie daarvoor relevant is. Op basis van die informatie beschikt de zorgverzekeraar over een early-warning-systeem die hem in staat stelt om zijn wettelijke zorgplicht te vervullen. De verzekeraar moet in een vroeg stadium ook de NZA inlichten, omdat de NZA toeziet op de zorgplicht.
Deelt u de mening dat ondanks dat zorginstellingen niet direct in financiële problemen komen door het geblunder, er desondanks zinnig en zuinig met geld bestemd voor de zorg omgegaan dient te worden? Hoe gaat u hierop toezien?
Het is evident dat ook zorginstellingen zinnig en zuinig moeten omgaan met de beschikbare middelen. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt primair bij achtereenvolgens de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht van een instelling.
Wat vindt u van de houding van de banken in dit verhaal waarbij commissaris Steenbergen op de vraag of andere mogelijkheden geen optie waren, aangeeft dat «de banken niet in de rij stonden om betere alternatieven te bieden»?
Banken zijn private organisaties met eigen (commerciële) afwegingen. Zolang deze in lijn zijn met geldende wet- en regelgeving is het niet aan mij om hierover te oordelen. Wel ben ik al in 2014 met de banken in gesprek gegaan over het gebruik van derivaten in de zorg. Daarbij is overeengekomen dat zij bij het verstrekken van derivaten aan zorginstellingen – in de periode tot aan de realisatie van het wettelijke verbod op risicovolle derivaten – dezelfde beleidsregels hanteren als het eerdergenoemde WFZ. Daarmee wordt het ontstaan van zogenaamde «open posities» – zoals in het geval van Isala – in de toekomst te voorkomen.
Deelt u de mening dat de dubbelrol van de heer Bruggink, die ten tijde van de onderhandelingen zowel Chief Financial Officer (CFO) van Rabobank Nederland als toezichthouder bij het Isala-ziekenhuis was, ongewenst is en er een schijn van belangenverstrengeling heerst? Deelt u vervolgens de mening dat de heer Bruggink niet na twee jaar maar zich direct had moeten terugtrekken op het moment dat de deal in onderhandeling kwam? Kunt u uw antwoord toelichten?
De onafhankelijkheid van de interne toezichthouder is wettelijk verankerd in het uitvoeringsbesluit WTZi. Hierin is opgenomen dat het toezichthoudend orgaan zodanig samengesteld moet zijn dat de leden ten opzichte van elkaar, de dagelijkse en algemene leiding van de instelling en welk deelbelang dan ook onafhankelijk en kritisch kunnen opereren. Deze wettelijke bepaling is verder uitgewerkt binnen de Zorgbrede Governancecode (ZGC). In de ZGC is onder meer opgenomen dat de Raad van Toezicht zelf verantwoordelijk is voor de besluitvorming over het oplossen van zaken waarbij een belangenverstrengeling aan de orde kan zijn bij leden van de Raad van Toezicht of de Raad van Bestuur.
Het Isala-ziekenhuis is in haar jaarverantwoording transparant geweest over de positie van dhr. Bruggink en de wijze waarop daarmee is omgegaan. Om belangenverstrengeling van de leden de Raad van Toezicht te voorkomen werkte het ziekenhuis volgens een speciaal protocol. Op basis van dit protocol kon de heer Bruggink niet deelnemen aan vergaderingen over de financiering van de nieuwbouw. Voor zover ik kan beoordelen, is dat ook niet gebeurd.
Welke regels gelden er in dit soort situaties precies als het gaat om (het voorkomen van) belangenverstrengeling?
Zie antwoord vraag 13.
Wat vindt u van de reactie van het Isala-ziekenhuis op het onderzoek en het artikel van Follow the Money?
Zie mijn antwoord op de vragen 1,2,3, & 4
Geweigerde terminale thuiszorg aan mensen die thuis wilden sterven |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met de Nieuwsuur-uitzending over zorgverzekeraar CZ die weigerde tijdig extra terminale thuiszorg in te kopen, waardoor meer dan 20 patiënten voor hun laatste levensfase naar het ziekenhuis moesten?1
Ja.
Deelt u de mening dat iedere terminale patiënt waardig moet kunnen sterven op plaats van keuze? Deelt u de mening dat het onacceptabel is als zorgverzekeraars niet tijdig voldoende terminale thuiszorg inkopen om dit mogelijk te maken?
Voor mij staat voorop dat iedereen die recht heeft op terminale zorg thuis, die zorg ook krijgt, zodat niemand onnodig hoeft te overlijden in het ziekenhuis. Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht en moeten voor voldoende en tijdig beschikbare terminale thuiszorg zorgen.
Welke gevallen zijn u bekend van patiënten die ondanks hun uitdrukkelijke wens thuis te sterven, in het ziekenhuis of hospice stierven omdat er geen terminale thuiszorg was geregeld?
Er is bij mij tot nu toe één geval bekend, namelijk het Maasstad Ziekenhuis dat in de Nieuwsuur uitzending van 29 oktober jl. heeft aangegeven dat er de afgelopen periode mensen zijn overleden in het ziekenhuis, die als eerste voorkeur hadden om thuis te overlijden. Naar aanleiding van deze uitzending heeft het Ministerie van VWS navraag gedaan bij het Maasstad Ziekenhuis. Hieruit blijkt dat het Maasstad Ziekenhuis het genoemde getal door Nieuwsuur van 23 terminale patiënten die thuis wilden sterven maar bij wie zorg aan huis is geweigerd, niet herkent. Het beeld dat het om een grootschalig probleem gaat, is voor het Maasstad Ziekenhuis ook niet herkenbaar. Het Maasstad Ziekenhuis heeft wel aangegeven dat het incidenteel is voorgekomen dat door fluctuaties in het aantal terminale patiënten niet altijd de voorkeursoplossing van de patiënt en familie (zoals thuis sterven) op korte termijn kan worden gerealiseerd.
Zorgverzekeraar CZ heeft naar aanleiding van de Nieuwsuur uitzending aangegeven nieuwe werkafspraken te zullen maken met ziekenhuizen en thuiszorgaanbieders, om er voor te zorgen dat eventuele probleemsituaties, zoals onvoldoende aanbod van palliatieve thuiszorg waardoor mensen onnodig in het ziekenhuis overlijden, direct bij CZ worden gemeld. CZ zal namelijk vanwege haar zorgplicht, altijd voor een oplossing moeten zorgen. Dit kan door het beschikbaar stellen van een plaats bij een andere aanbieder of door extra budget beschikbaar te stellen als geen van de thuiszorgorganisaties ruimte heeft.
Wat gaat u doen om voor iedere patiënt die dat in de laatste levensfase nodig heeft en wenst, tijdig terminale thuiszorg te regelen? Welke specifieke verantwoordelijkheden hebben zorgverzekeraars, aanbieders van terminale thuiszorg en de transferverpleegkundigen, en hoe verhouden deze verantwoordelijkheden zich tot elkaar?
Laat ik nogmaals benadrukken dat zorgverzekeraars voor elke individuele verzekerde een zorgplicht heeft. Om aan de zorgplicht te kunnen voldoen is een proactieve houding van de zorgverzekeraars essentieel. Het is van belang dat zorgverzekeraars hier goede regionale afspraken over maken met thuiszorgaanbieders en ziekenhuizen.
Wanneer een patiënt die in het ziekenhuis ligt de allerlaatste fase van zijn leven niet in het ziekenhuis wil doorbrengen, dan zal de transferverpleegkundige worden ingeschakeld. De transferverpleegkundige zal samen met de patiënt, diens familie en andere hulpverleners, zoals de huisarts, overleggen welke optie het beste aansluit bij de wens van de uitbehandelde of terminale patiënt. Indien wordt besloten om de laatste fase thuis door te brengen, zal de transferverpleegkundige in samenspraak met de patiënt een palliatieve thuiszorg aanbieder inschakelen. Als de gewenste zorg niet kan worden aangeboden door deze zorgaanbieder dan zal, afhankelijk van de afspraken die door de verzekeraar zijn gemaakt in de regio, de transferverpleegkundige zoeken naar een andere thuiszorgaanbieder of de transferverpleegkundige vraagt aan de zorgverzekeraar om voor een oplossing te zorgen. Los van de afspraken die zijn gemaakt in de regio, blijft de verzekeraar altijd verantwoordelijk in het kader van de zorgplicht.
Ik vind dat patiënten en naasten bij het regelen van tijdige terminale thuiszorg geen belemmeringen mogen ondervinden. Ik ben daarom bereid, conform de moties van het Kamerlid Wolbert2, om bij zorgverzekeraars en zorgaanbieders het belang van goede regionale afspraken en een pro-actieve houding bij een knellend budget te benadrukken. Hierbij zal ik ook de motie van de leden Van der Staaij en Dik-Faber betrekken3.
Plannen voor het aanbesteden van forensische zorg en onderzoek door de Nationale Politie |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Beslissing tot gunning aanbesteding medische zorg en onderzoek» en «Aanbesteding medische zorg en forensisch onderzoek gestaakt»1 en herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over plannen voor het aanbesteden van forensische zorg en onderzoek door de Nationale Politie?2
Ja
Wat is de actuele stand van zaken van de aanbesteding van de forensische zorg en onderzoek door de politie?
De aanbesteding van de dienstverlening op het terrein van de forensisch medische zorg en de medische arrestantenzorg is in juli jl. gestaakt. Reden was dat geen van de partijen aan wie percelen van de aanbesteding waren gegund, aan de vereisten heeft kunnen voldoen. De politie beraadt zich op dit moment over het vervolg op de gestaakte aanbestedingsprocedure. De contracten met de huidige dienstverleners worden verlengd om de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen.
Wie leveren op dit moment deze zorg en onderzoek en hoe lang lopen deze contracten nog? Komt de omvang en kwaliteit van de forensische zorg en onderzoek in het geding vanwege het aflopen van contracten of het uitblijven van een aanbesteding? Zo ja, waarom en wat gaat u daar aan doen? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment wordt de zorg geleverd door de Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD’en), Forensisch Medische Maatschappij Utrecht (FMMU) en Forensisch Artsen Rotterdam Rijnmond (FARR). Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 blijven de huidige contractpartijen vooralsnog de dienstverlening op dit terrein aan de politie leveren. De contracten met de dienstverleners worden verlengd opdat de dienstverlening gecontinueerd kan worden.
Deelt u de mening dat vanwege de samenhang tussen de forensische zorg en onderzoek, de gemeentelijke lijkschouw en de publieke gezondheidszorg en de kwaliteits- en beschikbaarheidseisen die aan die diensten worden gesteld, er bij een aanbesteding met die samenhang rekening moet worden gehouden en dat opsplitsing van die diensten moet worden voorkomen? Zo ja, waarom en op welke wijze gaat dit gebeuren? Zo nee, waarom niet?
De politie hecht groot belang aan de kwaliteit van de dienstverlening op het terrein van de forensisch medische zorg, de medische arrestantenzorg en de lijkschouw. De politie zal uit dien hoofde waar mogelijk en nodig rekening houden met de samenhang tussen deze disciplines. Mede vanwege deze samenhang waren in de gestaakte aanbesteding overigens ook enkele eisen opgenomen met betrekking tot de lijkschouw.
Deelt u de mening dat vanwege het publieke belang van de forensische geneeskunde, deze goed geborgd moet zijn in wet- en regelgeving, waaronder een wettelijke borging van de forensische geneeskunde, kwaliteitsborging, financiering van de opleiding, betere regelgeving met zorgverzekeraars? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat dit zich niet op korte termijn laat regelen en meer tijd vergt? Zo, ja deelt u dan ook de mening dat er in die tijd beter geen aanbesteding kan plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Ik onderschrijf het belang van de forensische geneeskunde voor de strafrechtelijke opsporing door de politie en vervolging door het OM. Een goede samenwerking binnen en tussen de (rijks)overheid en de beroepsgroep is cruciaal voor een goed functioneren van de forensische geneeskunde. Met deze samenwerking wordt de forensische geneeskunde in voldoende mate geborgd en zijn vooralsnog geen aanvullende maatregelen nodig. Ik verwijs naar de initiatieven die recent door de beroepsgroep in samenspraak met onder meer OM, politie en NFI zijn gestart bijvoorbeeld op het terrein van de opleidingen (Kamerstuk 33 628, nr. 10).
Acht u het gezien het tot nu toe moeizaam verlopend aanbestedingsproces wenselijk om in plaats van de tot nu toe gehanteerde wijze van openbare aanbesteding te zijner tijd te kiezen voor een (meervoudige) onderhandse aanbesteding? Zo ja, op welke manier kan dat worden bewerkstelligd? Zo nee, waarom niet? Welke bezwaren van juridische aard verzetten zich hiertegen?
Op dit moment beraadt de politie zich over het vervolg van de gestaakte aanbesteding. In dit kader voert zij – onder meer – evaluatiegesprekken met de inschrijvers voor deze aanbesteding of hun vertegenwoordigers als ook met de Nederlandse Zorgautoriteit, het lokaal bestuur en de beroepsgroep zelf. De aldus verkregen inzichten zal zij gebruiken om te komen tot verdere gedachtenvorming over de wijze waarop de toekomstige dienstverlening kan worden georganiseerd.
Kunt u deze vragen vóór de behandeling van de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor het jaar 2016 beantwoorden?
Ja
Het bericht ‘Maasstad pluist oud pand na op pillen en dossiers’ |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht van afgelopen juli dat het Maasstad ziekenhuis haar oude pand napluist op pillen en dossiers?1
Het Ministerie van VWS heeft contact opgenomen met het Maasstad Ziekenhuis om navraag te doen. Het Maasstad Ziekenhuis heeft ons het volgende laten weten: Het Maasstad Ziekenhuis was ook onaangenaam verrast door de vondst en heeft dit serieus genomen. Het ziekenhuis heeft een Systematische Incident Reconstructie en Evaluatie (SIRE) analyse uitgevoerd om te kunnen vaststellen hoe het komt dat er materialen zijn achtergebleven in de bunker van het voormalige pand van het Clara Ziekenhuis. Dit onderzoek bevat verbetermaatregelen en adviezen waarvan ook andere zorgorganisaties kunnen leren.
Begin augustus 2015 heeft de raad van bestuur van het Maasstad Ziekenhuis opdracht gegeven tot uitvoering van de SIRE analyse. Het onderzoek is uitgevoerd door twee adviseurs kwaliteit en veiligheid. De onderzoekers hebben gesprekken gevoerd met managers, ex-projectleden en leden van het crisisteam en er is een plenaire sessie gehouden met de betrokkenen om de gebeurtenissen door te spreken en een tijdlijn op te stellen. De conclusie van het onderzoek en de analyse achteraf is dat het achterblijven van materialen te voorkomen was geweest.
De resultaten worden aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) aangeboden en zijn door de raad van bestuur van het Maasstad Ziekenhuis gemeld in de vergadering van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen op 25 november 2015. Dit om de lering die andere ziekenhuizen hieruit kunnen trekken te bevorderen.
Klopt het dat tijdens de inspectie die in juli 2015 is uitgevoerd door het Maasstad ziekenhuis, aanvraagformulieren voor onderzoeken voor patiënten zijn aangetroffen? Zijn er verder nog documenten of relevante zaken, zoals bijvoorbeeld echo’s, foto’s of computers, gevonden? Zo ja, welke? Zijn deze documenten inmiddels nader onderzocht? Zo ja, wat is er uit dit onderzoek naar voren gekomen?2
Ja, het door het ziekenhuis ingestelde crisisteam treft tijdens een controle op 31 juli 2015 in de bunker van het voormalige Clara pand aanvraagformulieren voor onderzoeken voor patiënten aan. Elders in het pand vinden ze andere materialen zoals stoelen, kasten en dergelijke. Bij een vervolgcontrole de week erna in de delen die bij de controle op 31 juli niet toegankelijk waren, wordt elders in het pand nog medicatie aangetroffen. De gevonden patiëntgegevens zijn direct op 31 juli veilig gesteld en zijn inmiddels nader onderzocht. Het ging om papieren uit het jaar 2000 waar privacygevoelige gegevens op stonden. Voor de verhuizing naar het nieuwe pand zouden alle patiëntgegevens door een scanteam worden gescand, gearchiveerd en daarna worden afgevoerd voor vernietiging. Eén gescand archief wordt, na afronding van de hele actie eind 2011, tijdelijk bewaard voor controle door de medisch specialisten/onderzoekers. Dit gescande archief is verzameld in afvoercontainers en archiefdozen en werd in 2011 in de bunker van het Clara Ziekenhuis geplaatst. Daar wordt het in juli 2015 aangetroffen.
Het Maasstad Ziekenhuis meldt de vondst bij de Inspectie van de Gezondheidszorg en zegt toe een analyse van de gebeurtenissen te maken.
Klopt het dat twee jaar geleden, in augustus 2013, een extra controle is uitgevoerd en het volledige pand van het Clara ziekenhuis nogmaals is nagelopen op zoek naar achtergebleven documenten? Klopt het dat bij deze controle geen patiëntendossiers of medicijnen zijn aangetroffen, zoals gesteld door het Maasstad ziekenhuis? Hoe kan het dat tijdens deze controle de aanvraagformulieren die eind juli 2015 werden gevonden, niet zijn aangetroffen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, in 2013 is er ook al een extra controle gedaan. Op dat moment is de bunker onder het Clara Ziekenhuis niet toegankelijk als gevolg van wateroverlast. De hoogbouw is niet toegankelijk doordat trappen en liften ontbreken. Bovendien is in een aantal ruimten speciale (asbest)bescherming nodig. Deze gedeeltes van het pand zijn om die reden in 2013 buiten de controle gehouden.
Wat is uw reactie op het eerdere standpunt uit 2012 van het Maasstad ziekenhuis dat de dossiers «daar wellicht niet hadden moeten liggen» en waarbij tegelijkertijd bestuursvoorzitter van Westerlaken aangaf de actie van de studenten als «de omgekeerde wereld» te zien omdat zij in het pand woonden en wisten dat er materiaal en documenten opgeslagen lagen in het pand? Al met al, deelt u de mening dat het Maasstad ziekenhuis zorgvuldig met het bewaren van haar dossiers is omgegaan? Was het überhaupt verantwoord om de dossiers zonder enige controle achter te laten in een gebouw dat niet meer werd gebruikt door het ziekenhuis en waar studenten woonden? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Eind 2011 komt er anti-kraakbewoning in de Clara locatie. Het pand is op dat moment nog niet leeg, er bevinden zich nog materialen voor het partnerziekenhuis Kameroen, oud ijzer en in de bunker bevinden zich dialysestoelen en het archief waar de medisch specialisten/onderzoekers nog een blik op willen werpen. Deze materialen waren ondergebracht in van de anti-kraakbewoners afgesloten gedeelten. Deze bewoners hebben een aantal deuren geforceerd. Achter deze deuren bevonden zich de patiëntgegevens, medicijnen, röntgenfoto’s en bestellijsten. Het Maasstad ziekenhuis heeft aangifte gedaan van de inbraak en – naar toen werd aangenomen – alle privacygevoelige informatie uit het pand weggehaald. Achteraf bezien was de situatie waar het hier om gaat te voorkomen geweest, zo stelt ook het eigen onderzoek van het ziekenhuis. In zoverre was het proces bij Maasstad naar mijn mening dus niet voldoende zorgvuldig.
In antwoord op eerdere vragen over het veilig bewaren van medische informatie stelde uw ambtsvoorganger Klink destijds dat er eisen worden gesteld aan de opslag van medische dossiers; voldeed en voldoet volgens u het Maasstad ziekenhuis aan die eisen? Kunt u uw antwoord toelichten?4
Er zijn geen patiëntendossiers aangetroffen maar aanvraagformulieren voor onderzoeken en DBC registratie formulieren. Met betrekking tot de patiëntendossiers heeft het Maasstad Ziekenhuis de verhuizing aangegrepen als moment om alle patiëntengegevens die tot dan toe op papier beschikbaar waren in te scannen en zodoende te digitaliseren in het Elektronisch Patiëntendossier (EZIS). Het Maasstad Ziekenhuis voldoet aan alle eisen die gesteld worden aan het Elektronisch Patiëntendossier. In alle gevallen voeren gespecialiseerde bedrijven daarna de gescande archieven af. De archieven/dossiers voor archiefopslag zijn apart per verhuisdoos verpakt, genummerd en gedocumenteerd. Gedurende de bewaartermijn zijn de archieven daarna opvraagbaar via het Maasstad Service Punt. De gevonden stukken die achteraf bleken te zijn achtergebleven in de bunker van het Clara Ziekenhuis hadden daar niet meer mogen liggen en zijn direct vernietigd.
Dit terrein van het voormalige Clara Ziekenhuis is al sinds het verlaten van dit pand verboden gebied voor onbevoegden. Ondanks het afzetten van het terrein blijkt inbraak bij dit voormalige ziekenhuis in Rotterdam-Zuid moeilijk te voorkomen. Er zijn grove inbraakmethodes gebruikt waardoor op meerdere plekken onrechtmatig toegang is verschaft tot het terrein.
Is er ooit serieus onderzoek gedaan naar het achterblijven van patiëntendossiers in het Clara Ziekenhuis? Zo ja, wanneer vond het onderzoek plaats, door wie is het onderzoek uitgevoerd, welke conclusies zijn er getrokken en wat is er met de resultaten gedaan? Zo nee, waarom is er geen onderzoek uitgevoerd?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is er precies met de in het Clara ziekenhuis gevonden dossiers en andere documenten gedaan door het Maasstad ziekenhuis?
Zie antwoord vraag 5.
Zijn de (oud)patiënten wier dossiers zijn achtergelaten en teruggevonden in het Clara Ziekenhuis hiervan op de hoogte gesteld? Zijn hun medische dossiers nu wel volledig? Wat zijn precies de gevolgen voor de getroffen (oud)patiënten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals hierboven ook aangegeven zijn er geen patiëntendossiers aangetroffen maar aanvraagformulieren voor onderzoeken en DBC registratie formulieren. Het betrof formulieren van meer dan 15 jaar geleden waarvan de vondst geen impact heeft op de zorg aan de betreffende patiënten. Het ging hier om aanvragen voor onderzoeken, deze gegevens waren al gescand en dus opgeslagen in het digitale patiëntendossier. Alle dossiers van het Maasstad ziekenhuis zijn dus volledig, het gebeurde heeft dus geen gevolgen voor (oud)patiënten.
Is ooit de privacy van (oud)patiënten in het geding geweest? Is hier onderzoek naar gedaan door het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP)? Zo ja, wat is er uit dit onderzoek naar voren gekomen? Zo nee, waarom is dit onderzoek niet uitgevoerd?
Naar aanleiding van berichten in de media heeft het College bescherming persoonsgegevens (CBP) het Maasstad Ziekenhuis in juni 2012 per brief verzocht een aantal vragen te beantwoorden. Op grond van de door het ziekenhuis verstrekte informatie concludeerde het CBP dat de maatregelen die het Maasstad Ziekenhuis had getroffen om de medische gegevens te beveiligen niet passend waren en de organisatie niet in overeenstemming met artikel 13 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) had gehandeld. Omdat het ziekenhuis in juli 2012 heeft aangegeven dat er geen medische gegevens meer aanwezig waren op de locatie Clara, heeft het CBP afgezien van verder onderzoek.
Als er een onderzoek door het CBP is uitgevoerd, hoe is er mee omgegaan dat de voorzitter van de Raad van Bestuur van het Maasstadziekenhuis tevens lid is van de Raad van Advies van het CBP? Heeft deze dubbele pet op een of andere manier een rol gespeeld? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het CBP bepaalt op onafhankelijk wijze bij welke organisaties het onderzoek doet. De leden van de Raad van Advies van het CBP hebben hiermee geen bemoeienis.
Ajax-fans die gedupeerd worden door antisemitische uitlatingen van anderen |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Ajax fans dupe van antisemitisch lied Utrecht fans»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het het bestrijden van antisemitisme op voetbalvelden niet ten goede komt als de sanctie die de KNVB daarvoor heeft opgelegd wordt omzeild door de groep supporters die zich antisemitisch heeft uitgelaten elders in het stadion te laten plaatsnemen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De onafhankelijke commissie van beroep betaald voetbal van de KNVB heeft de beslissing van de tuchtcommissie betaald voetbal van de KNVB van 10 juli 2015 bevestigd. FC Utrecht krijgt een geldboete van 10.000 euro en een lege Bunnikside-tribune tijdens de eerstvolgende thuiswedstrijd tegen Ajax op 13 december 2015, omdat de club niet voldoende heeft gedaan om de antisemitische spreekkoren te voorkomen dan wel te stoppen. De opgelegde straf houdt niet in dat de supporters die normaal op de Bunnikside zitten niet elders in het stadion aanwezig mogen zijn.
Ik heb begrepen dat FC Utrecht besloten heeft de supporters van de Bunnikside in de gelegenheid te stellen elders plaats te nemen, omdat de club niet wil dat een hele tribune vol trouwe supporters benadeeld wordt door een kleine, anoniem gebleven groep die zich misdragen heeft. Ik vind dat hier geen krachtig signaal van uitgaat als het gaat om het veroordelen en aanpakken van discriminerende spreekkoren. Dit heb ik met de KNVB besproken. De KNVB geeft aan verbaasd te zijn over het besluit van FC Utrecht maar dat dit niet in strijd is met de reglementen van de KNVB en voorts niet onrechtmatig is.
FC Utrecht heeft, zo heb ik begrepen, besloten te investeren in een geavanceerd nieuw camerasysteem om supporters die zich misdragen in de toekomst te kunnen identificeren.
Waarom kan niet worden voorkomen dat de harde kern van FC Utrecht kaartjes kan kopen voor andere plaatsen in het stadion dan in het vak waar zij normaal zitten?
De commissie van beroep van de KNVB heeft FC Utrecht opgedragen de Bunnikside tribune gedurende de eerstvolgende wedstrijd tegen Ajax ontruimd te houden. FC Utrecht is echter niet verplicht, noch vanuit de opgelegde straf, noch vanuit de reglementen van de KNVB, om bezoekers en seizoenkaarthouders van de Bunnikside de toegang tot andere zijdes van het stadion te ontzeggen.
Deelt u de mening dat uit het verbod om Ajaxsupporters op de tribune bij FC Utrecht toe te staan de indruk kan ontstaan dat niet de daders maar juist de slachtoffers getroffen worden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de burgemeester van Utrecht om hier een besluit over te nemen, rekening houdend met de veiligheid van een ieder. Hij heeft in de voorbereiding op dit besluit met veel betrokkenen gesproken en zich gebaseerd op zowel actuele signalen als de historie van incidenten rondom wedstrijden tussen FC Utrecht en Ajax. De burgemeester is ervan overtuigd dat deze maatregel op dit moment noodzakelijk is voor het houden van perspectief op normale verhoudingen in de nabije toekomst, zo heeft de burgemeester per brief aan de Utrechtse gemeenteraad laten weten. Voorzitters van de supportersverenigingen van FC Utrecht hebben zich bereid verklaard zich in te zetten voor verbetering van de verhoudingen met de voorzitters van de supportersverenigingen van Ajax.
Is er vanwege de afschuwelijke antisemitische teksten die op zondag 5 april 2015 werden gezongen aangifte gedaan dan wel ambtshalve vervolging ingezet vanwege een strafbaar feit?2 Zo ja, wat is de stand van zaken? Zo nee, is ambtshalve vervolging nu nog mogelijk?
Parallel aan het tuchtrechtelijk traject deed het Openbaar Ministerie (OM) strafrechtelijk onderzoek om de aanstichters van de spreekkoren te achterhalen en te bestraffen. Het onderzoek heeft niet geleid tot identificatie van supporters die hebben meegezongen of andere individuen die strafrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld, zoals ik u per brief van 27 augustus 20153 heb laten weten. Om diezelfde reden konden er ook geen stadionverboden worden opgelegd.
Deelt u de mening dat er ten aanzien van antisemitische spreekkoren in stadions een zero-tolerance beleid moet gelden? Zo ja, hoe gaat u daar voor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Dit zero tolerance beleid is er al. Discriminerende spreekkoren worden niet getolereerd. Alle voetbalpartners treden hier tegen op wanneer zij hiermee geconfronteerd worden. Wat de aanpak soms bemoeilijkt, is dat de spreekkoren op het moment zelf niet altijd gehoord worden door degenen die er tegen kunnen optreden. Ook kan het lastig zijn de spreekkoren tot personen te herleiden. Dit zal echter altijd geprobeerd worden. Daarbij kunnen straffen worden opgelegd door zowel club, KNVB als OM. Daarnaast kan de openbaar aanklager betaald voetbal van de KNVB de club beboeten op het moment dat deze onvoldoende doet om spreekkoren te voorkomen en aan te pakken.
Ondanks het feit dat de daders in dit geval niet zijn achterhaald, ben ik van mening dat er een uitgebreid instrumentarium bestaat om antisemitische, racistische en anderszins discriminerende spreekkoren hard aan te pakken.
Medische claims over het middel Souvenaid en de handhaving door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Wanneer heeft de NVWA in haar rapport geconcludeerd dat Souvenaid niet voldoet aan de definitie van dieetvoeding voor medisch gebruik?1
In januari 2015 heeft de NVWA geconcludeerd dat Souvenaid niet voldoet aan de definitie van dieetvoeding voor medisch gebruik.
Wanneer heeft Nutricia hiervoor een waarschuwing ontvangen om de etikettering van Souvenaid aan te passen?
Nutricia heeft in januari 2015 een waarschuwing gekregen dat het product Souvenaid niet voldoet aan de definitie van dieetvoeding voor medisch gebruik.
Is de termijn die Nutricia heeft gekregen om haar etikettering aan te passen inmiddels verstreken? Zo ja, wanneer was dat? Zo nee, wanneer verloopt die termijn dan wel?
De termijn die Nutricia heeft gekregen om de positionering van het product Souvenaid in de markt aan te passen, is in september 2015 verstreken.
Hoe heeft Nutricia gereageerd op de waarschuwing? Zijn de etiketten aangepast? Welke maatregelen zijn er nog meer genomen?
De NVWA heeft in september 2015 een herinspectie uitgevoerd en geconstateerd dat Souvenaid nog steeds wordt verkocht als dieetvoeding voor medisch gebruik. De NVWA is vervolgens gestart met haar interventiebeleid en doorloopt deze consequent en zorgvuldig.
Dit betekent dat Nutricia het rapport van bevindingen van de NVWA heeft ontvangen. Hierop kan Nutricia reageren. Op een eventueel voornemen tot boeteoplegging zal Nutricia, overeenkomstig het interventiebeleid, de gelegenheid krijgen om te reageren.
Indien de termijn verstreken is en, indien de etikettering niet is aangepast, welke maatregelen heeft de NVWA Nutricia opgelegd?
Zie antwoord bij vraag 4, het interventiebeleid wordt toegepast.
De mogelijke aanwezigheid van schadelijke stoffen in gerecyclede verpakkingen |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Schadelijke olieresten in pasta’s en rijst door hergebruikte verpakking»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de bevindingen van Foodwatch dat van de 36 in Nederland gekochte producten 17 producten (47%) schadelijke aromatische koolwaterstoffen uit minerale oliën bevatten, en dat 9 producten (25%) ernstig verontreinigd waren met verzadigde koolwaterstoffen uit minerale oliën?2
De bevindingen van Foodwatch verrassen mij niet. Ook uit eerdere onderzoeken, die in een opinie van EFSA (uit 20123) zijn besproken, is gebleken dat verpakkingen die gemaakt zijn van hergebruikt papier en karton, minerale oliën kunnen bevatten.4 Naar aanleiding van deze EFSA-opinie en naar aanleiding van een voorstel voor de normering van deze stoffen in papier en karton in Duitsland en in de Raad van Europa heeft dit onderwerp ook in Nederland aandacht gekregen. Op dit moment wordt onderzocht of een norm voor de afgifte van minerale olie door papier en karton aan voedingsmiddelen de juiste maatregel is om risico’s voor de volksgezondheid te beheersen. Hiervoor moeten eerst vragen over de schadelijkheid van de stoffen en over de mogelijkheden om de stoffen te bepalen, worden beantwoord.
De kwalificatie «ernstig verontreinigd» laat ik voor rekening van Foodwatch; over de ernst is alleen een uitspraak te doen als bekend is hoe schadelijk de stoffen precies zijn en hoeveel mensen daarvan kunnen binnenkrijgen via het voedsel.
Kunt u aangeven wat de gezondheidsrisico’s zijn voor consumenten die producten consumeren die te hoge concentraties van minerale olieresten MOSH en MOAH's (Mineral Oil Saturated Hydrocarbons en Mineral Oil Aromatic Hydrocarbons) bevatten? Klopt het dat deze stoffen kankerverwekkend en mutageen zijn; respectievelijk organen kunnen beschadigen?
De gezondheidsrisico’s van te hoge concentraties minerale oliën zijn in grote lijnen bekend; er is echter nog veel onzekerheid over het effect van de verschillende componenten en over de blootstelling daaraan. Mengsels van MOAH’s kunnen inderdaad kankerverwekkend en mutageen zijn; bepaalde MOAH’s dragen hieraan meer bij dan andere. Geregelde blootstelling aan MOSH kan leiden tot stapeling in organen en in sommige gevallen tot orgaanschade. EFSA heeft geconcludeerd dat de margin of exposure (de mate waarin de blootstelling van consumenten afligt van een zorgwekkend niveau) voor MOSH niet altijd geruststellend is. Ook de blootstelling aan MOAH kan reden tot zorg geven. EFSA geeft echter ook aan dat er nog aanvullend onderzoek nodig is om de risico’s goed in te kunnen schatten.
Waar kunnen consumenten terecht die naar aanleiding van dit onderzoek vragen hebben over hun gezondheid?
Naar aanleiding van dit onderzoek heeft het Voedingscentrum informatie over minerale oliën in verpakkingsmaterialen op zijn website geplaatst. Deze informatie is door alle consumenten te raadplegen.
Wat is uw reactie op de constatering in het onderzoek dat verpakkingen die gemaakt zijn van gerecycled papier een belangrijke bron van besmetting met minerale oliën vormen?
Het is bekend dat het gebruik van kringlooppapier en -karton een belangrijke bron kan zijn van besmetting met minerale oliën; ik begrijp daarom dat dit gebruik ook in het bedoelde onderzoek aangewezen wordt als een belangrijke bron. Er zijn echter ook andere mogelijke bronnen, zoals het gebruik van drukinkt op de verpakkingen en vervuiling van levensmiddelen met minerale olie tijdens oogst, opslag en transport.
Was het u bekend dat verontreiniging van voedsel met schadelijke stoffen kan plaatsvinden via gerecyclede verpakkingen waar deze schadelijke stoffen in zitten?
Ja, zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Is er Europese dan wel nationale regelgeving voor de productie en het gebruik van gerecyclede verpakkingen? Zo ja, welke criteria, zoals maximumconcentraties van bepaalde stoffen, zijn hierin opgenomen? Zo nee, waarom niet?
De nationale en Europese regelgeving schrijft voor dat verpakkingsmaterialen geen stoffen mogen afgeven in hoeveelheden die schadelijk kunnen zijn voor de volksgezondheid. Deze bepaling is ook van toepassing op gerecycleerd papier en karton.
Ook is er specifieke Europese wetgeving voor het hergebruik van kunststoffen voor voedselverpakkingen, maar niet voor andere materialen, zoals kringlooppapier en -karton. Exacte limieten voor minerale oliën zijn tot dusver niet vastgesteld, omdat het nog onduidelijk is welke schadelijke stoffen het betreft en in welke mate deze schadelijk zijn en omdat geschikte analysemethoden nog niet beschikbaar zijn.
Hoe verklaart u de bevinding uit het onderzoek dat de gemiddeld gevonden concentratie minerale oliën in producten uit Nederland opmerkelijk hoger is dan in producten uit met name Duitsland?
Deze bevinding kan ik niet verklaren. De markt van verpakkingen en voedingsmiddelen is een internationale markt, dus de verwachting zou zijn dat de gehalten ongeveer gelijk zouden zijn.
Hoe verklaart u dat er in Nederland blijkbaar onvoldoende aandacht is voor de schadelijke effecten van aromatische en verzadigde koolwaterstoffen uit minerale oliën in voedsel?
De Federatie Nederlandse Levensmiddelenindustrie (FNLI) kent al sinds 2012 aanbevelingen voor het voorkomen van verontreiniging van levensmiddelen met minerale oliën. In de FNLI-aanbevelingen is aangegeven dat het gebruik van kringlooppapier en -karton en het gebruik van bepaalde drukinkten belangrijke bronnen van verontreiniging kunnen zijn. Er zijn echter in andere fasen van de levensmiddelenproductie ook andere bronnen aan te wijzen. Ik concludeer dat de sector nog onvoldoende inzicht in de problematiek heeft om tot een adequate beheersing te komen.
Houdt de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit toezicht op de aanwezigheid van deze stoffen in voedselproducten? Zo ja, welke criteria worden hierbij gehanteerd? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit onderzoekt verpakkingen van papier en karton en voedingsmiddelen die daarmee in contact komen niet op de aanwezigheid van minerale olie. Omdat er geen wettelijke limieten zijn en er vooralsnog onvoldoende wetenschappelijke duidelijkheid over het risico bestaat, heeft de NVWA geen basis om op te treden.
Bent u bereid in gesprek te gaan met Nederlandse voedingsmiddelenproducenten over de uitkomsten van dit onderzoek, en afspraken te maken over het reduceren van concentraties van minerale oliën in voedsel en gerecyclede verpakkingen? Zo nee, waarom niet?
De aanwezigheid van minerale olie in papier en karton en de afgifte ervan aan voedingsmiddelen en ook andere bronnen van minerale olie in voedingsmiddelen hebben sinds enkele jaren de aandacht van de levensmiddelensector. Ik ga het gesprek met de industrie aan om te bespreken welke initiatieven er genomen zijn en welke aanvullende acties mogelijk zijn. Ook ben ik met het RIVM in overleg over dit onderwerp; het resultaat van dit overleg zal de basis vormen voor een discussie over de mogelijkheden van het stellen van wettelijke normen aan de afgifte van minerale olie aan voedingsmiddelen.
Deelt u de mening dat het belang van recycling van verpakkingsmateriaal niet ter discussie mag komen te staan? Hoe gaat u voorkomen dat dit onderzoek ertoe zal leiden dat er minder gerecyclede verpakkingen zullen worden gebruikt, ook als deze aantoonbaar veilig zijn?
Het belang van de voedselveiligheid mag niet ter discussie staan. Het belang van materiaalhergebruik is – hoe maatschappelijk wenselijk ook – hieraan ondergeschikt. Het is aan de industrie om materiaalhergebruik te combineren met gelijktijdige garanties voor de voedselveiligheid.
Bent u bereid dit onderwerp onder de aandacht te brengen bij de Eurocommissaris voor Gezondheid en Voedselveiligheid, en het als agendapunt in te brengen voor de Gezondheidsraad?
Ik heb dit onderwerp al onder de aandacht van de Europese Commissie gebracht. De Europese Commissie wil dit onderwerp meenemen in de discussie over de inventarisatie die op dit moment wordt uitgevoerd van voedselcontactmaterialen (verpakkingen en gebruiksartikelen) waarvoor Europese wetgeving al dan niet gewenst is. De conclusies uit deze inventarisatie zullen vervolgens in de Gezondheidsraad in Brussel worden besproken.
Het bericht dat ziekenhuizen zich voorbereiden op het uitkeren van winst |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de berichtgeving rondom de IJsselmeerziekenhuizen in Lelystad en Emmeloord die hun rechtsvorm hebben veranderd van een stichting naar een besloten vennootschap (BV)?1
Ziekenhuizen zijn vrij om te kiezen voor de rechtsvorm die het best bij hen past. De Wet toelating zorginstellingen stelt geen beperkingen aan de rechtsvorm van een zorginstelling.
Klopt het dat de IJsselmeerziekenhuizen met deze wijziging een eerste stap richting winstuitkering zetten? Wat vindt u van de beslissing van de IJsselmeerziekenhuizen om deze stap te zetten? Kunt u uw antwoord toelichten?
De IJsselmeerziekenhuizen hebben zelfstandig besloten om hun rechtsvorm te wijzigen naar een BV en zij hebben daar ook het recht toe. Zolang het wetsvoorstel Vergroten investeringsmogelijkheden in medisch-specialistische zorg niet is aangenomen, is winstuitkering in de medisch specialistische zorg niet toegestaan. In de media geeft een bestuurder van het ziekenhuis aan dat het ziekenhuis op dit moment niet bezig is met een mogelijke winstuitkering en zich aan de geldende regelgeving zal houden.2 Wel is het zo dat zij met deze wijziging voldoen aan één van de voorwaarden die in het wetsvoorstel worden gesteld aan winstuitkering, namelijk dat de instelling een rechtsvorm heeft van BV, NV of coöperatie.
Lopen de IJsselmeerziekenhuizen hiermee volgens u vooruit op de behandeling van het wetsvoorstel dat dit mogelijk maakt in de Eerste Kamer? Is dit volgens u een «ondernemersrisico», of zijn er redenen om aan te nemen dat het wetsvoorstel ongewijzigd wordt vastgesteld? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 2.
Wanneer wordt de behandeling van het wetsvoorstel Vergroten investeringsmogelijkheden in medisch-specialistische zorg eigenlijk voortgezet in de Eerste Kamer? Wanneer wordt het advies van de Raad van State verwacht? Waarop is het wachten?
Ik heb het advies van de Raad van State inmiddels ontvangen. Momenteel ben ik aan het bekijken welke gevolgen dit advies heeft voor het wetsvoorstel en zal vervolgens uw Kamer en de Eerste Kamer hierover informeren.
Deelt u de angst dat vanwege winstoogmerk de kosten voor medisch specialistische zorg explosief zullen stijgen, dan wel tot een verschraling van de zorg zal leiden? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?
Nee, ik deel uw angst niet. Allereerst kunnen de kosten voor medisch specialistische zorg helemaal niet explosief stijgen. Ziekenhuizen zijn gebonden aan afspraken met zorgverzekeraars en daarnaast is ook het macrobeheersinstrument nog steeds van kracht. Daarnaast denk ik dat het toestaan van het uitkeren van een vergoeding op risicodragend kapitaal juist zal leiden tot een stijging van kwaliteit en een prikkel tot efficiëntie geeft. Een ziekenhuis of kliniek zal zich namelijk willen onderscheiden van zijn concurrenten en is daarom gebaat bij het leveren van hoge kwaliteit tegen lage prijzen.
Onderschrijft u de uitspraak van uw ambtsvoorganger «Met winstuitkeringen gooi je er nog een extra prikkel bovenop om volume te draaien. Het geeft te veel risico's.»? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Nee, ik deel deze mening niet. Een ziekenhuis kan namelijk niet zomaar «meer volume draaien». Ziekenhuizen zijn gebonden aan de afspraken met zorgverzekeraars en het macrobeheersinstrument.
Hoeveel ziekenhuizen voldoen momenteel aan de eisen ten aanzien van solvabiliteit (20%) en positief resultaat (drie jaar op rij)? Hoe zal dat aantal zich naar verwachting de komende jaren gaan ontwikkelen? Hoeveel ziekenhuizen bereiden soortgelijke stappen voor als de IJsselmeerziekenhuizen?
De Nederlandse Zorgautoriteit constateert in haar marktscan medisch specialistische zorg 2015 dat het gewogen solvabiliteitspercentage voor algemene ziekenhuizen uitkomt op 20,6 procent. De rentabiliteit van algemene ziekenhuizen is 4,3. De NZa concludeert dat de gemiddelde financiële positie van de zorgaanbieders in de medisch specialistische zorg in de afgelopen jaren is verbeterd. Dit neemt niet weg dat er individuele zorgaanbieders kunnen zijn die er financieel minder goed voor staan. Ook zijn investeringen van ziekenhuizen in materiële vaste activa de afgelopen jaren afgenomen. Dit hangt samen met de financiële situatie van zorginstellingen zelf, en ook met de financieringsbereidheid van banken die mede als gevolg van de kapitaaleisen van Basel III is afgenomen. Het is de komende jaren belangrijk dat zorgaanbieders voldoende kunnen blijven investeren in bijvoorbeeld ICT en innovatie. Om al deze redenen acht ik het onverminderd nodig dat ziekenhuizen risicodragend kapitaal kunnen aantrekken.
Hoe denkt u tegemoet te gaan komen aan de vrees van veel partijen dat publiek opgebracht geld in zakken van private investeerders verdwijnt? Welke concrete maatregelen moeten dit gaan voorkomen?
Het wetsvoorstel vergroten investeringsmogelijkheden in de medisch specialistische zorg bevat uitgebreide waarborgen die ervoor zorgen dat een mogelijke winstuitkering op een verantwoorde wijze plaatsvindt. Deze zijn:
Wat is uw reactie op het gegeven dat voormalig mede-eigenaar van het Slotervaartziekenhuis tegen een rendement van 6% geld stak in het ziekenhuis, en zodoende € 1,5 miljoen per jaar opstrijkt? Vindt u dit zinnig en zuinig besteden van geld voor de zorg?3
In het algemeen geldt dat tegenover het beschikbaar stellen van risicodragend vermogen een vergoeding staat. Banken lenen al sinds jaar en dag geld uit aan ziekenhuizen en ontvangen daarover rente.
Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot de hoeveelheid publiek geld dat gestoken is in het voorkomen van een faillissement van de IJsselmeerziekenhuizen? Hoeveel is het totaal aan middelen dat er in is gestoken, en hoeveel heeft het ziekenhuis inmiddels afgelost?
Vanuit het Rijk is een kredietovereenkomst gesloten met de IJsselmeerziekenhuizen van € 12,5 miljoen. In de overeenkomst is opgenomen dat het uitstaande bedrag in twee tranches van € 6,25 miljoen, vermeerderd met de rente, wordt terugbetaald. Van deze kredietovereenkomst is inmiddels, op basis van een nader afgesproken aflossingsschema € 10,5 miljoen afgelost, plus de daarbij horende rente.
Het Rijk, de gemeente Lelystad en de provincie Flevoland hebben ieder een achtergestelde lening aan de IJsselmeerziekenhuizen verstrekt van € 2 miljoen. Over deze leningen is afgesproken dat de IJsselmeerziekenhuizen deze in drie gelijke tranches zou terugbetalen. Hierover is een clausule opgenomen dat als op dat moment de solvabiliteit van het ziekenhuis lager is dan 15%, de betreffende tranche van de terugbetaling komt te vervallen. Tot op heden is dit het geval en heeft het IJsselmeerziekenhuis dus nog geen terugbetaling hoeven te doen. Over de laatste tranche moet het formele besluit nog genomen worden. Op dat moment wordt de afboeking van de vordering op de VWS-begroting verwerkt.
Verder heeft de gemeente Lelystad een achtergestelde lening ten bedrage van € 3,6 miljoen kwijtgescholden.
Daarnaast heeft de NZa € 12 miljoen balanssteun verleend aan de IJsselmeerziekenhuizen in twee tranches van elk € 6 miljoen. Op verzoek van het ziekenhuis is de derde tranche van € 6 miljoen niet verleend en is het balanssteundossier in 2013 gesloten.
Wat is uw reactie op het gegeven dat de drie oprichters van de MC Groep die geld staken in de IJsselmeerziekenhuizen een rendement van 7% opstrijken? Vindt u dit zinnig en zuinig besteden van geld voor de zorg? Kunt u uw antwoord toelichten?4
Zie mijn antwoord op vraag 9.
Bent u bereid paal en perk te stellen aan de rendementen die private investeerders behalen bij het investeren in ziekenhuizen? Zo nee, hoe gaat u dan voorkomen dat premiegeld voor de verplichte zorgverzekering in de zakken van investeerders verdwijnt?
Zie mijn antwoord op vraag 8.
Is het niet in strijd met geldende nationale en internationale wet- en regelgeving dat publiek bijeengebracht geld, bestemd voor een verplichte verzekering zoals de zorgverzekering, verdwijnt in de zakken van private investeerders? Is dit al juridisch getoetst?
Het wetsvoorstel vergroten investeringsmogelijkheden in de medisch specialistische zorg voldoet aan nationale en internationale wet- en regelgeving.
Wat zegt u tegen al die 13,4 miljoen Nederlanders die komend jaar wederom met een premieverhoging voor hun zorgverzekering worden geconfronteerd, terwijl ondertussen door u de deur wagenwijd wordt opengezet voor graaiende investeerders?
Zie mijn antwoord op vraag 8.
De berichtgeving van het Vlietland Ziekenhuis om de kraamafdeling op te heffen en te verhuizen naar het Sint Franciscus Gasthuis in Rotterdam |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het overhandigen van de petitie tot het openhouden van de kraamzorg van het Vlietland Ziekenhuis?1
Ja.
Deelt u het standpunt dat kwalitatief goede, bereikbare en doelmatige integrale zorg voor de zwangere vrouw centraal moet staan bij de inrichting van goede ziekenhuiszorg?
De stuurgroep Zwangerschap en Geboorte heeft in december 2009 een advies uitgebracht om de geboortezorg te verbeteren. Eén van de hoofdaanbevelingen was om moeder en kind in de hoofdrol te plaatsen. Ik heb dit advies van de stuurgroep onderschreven. De kwaliteit van zorg staat centraal, waarbij een goede bezetting 24/7 van groot belang is, evenals de aanwezige faciliteiten. Het gaat daarbij over integrale geboortezorg en niet alleen over ziekenhuiszorg.
Deelt u voorts de mening dat bij een eventuele herschikking van het zorglandschap alle partijen in de verloskundige keten verantwoordelijk zijn voor de bereikbaarheid van kwalitatief goede zorg?
Het is de verantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur van het Franciscus Gasthuis en Vlietland ziekenhuis om, indachtig het advies van de stuurgroep en in overleg met betrokken partijen in de verloskundige keten, te zorgen voor een adequate infrastructuur die voldoet aan de relevante richtlijnen en regelgeving. Het is de verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars om voldoende zorg in te kopen om jegens hun verzekerden aan de zorgplicht te kunnen voldoen.
Heeft u kennisgenomen van de visie en conclusie van de Verloskundige Kring Rijnmond dat in de regio Rijnmond geboortecentra decentraal op de flanken van de regio moeten worden ingericht, en dat een anderhalvelijns werkwijze in de geboortecentra aanbevolen is? Wat vindt u hiervan?
Ik beschik niet over de visie en conclusie van de Verloskundige Kring Rijnmond. Het is ook niet aan mij om een oordeel te vormen over dergelijke regionale visies. Wat ik belangrijk vind, is dat alle partijen in de regio constructief met elkaar in overleg gaan, hun visies met elkaar delen en te komen tot kwalitatief goede en veilige zorg voor moeder en kind.
Wordt bij de 45 minutennorm rekening gehouden met weigeringen tot spoedopname, files en financiële drempels? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
In de bereikbaarheidsanalyses ga ik uit van het rijtijdenmodel voor de spoedeisende ambulancezorg dat het RIVM beheert. Dit model gaat uit van rijsnelheden van ambulances die met spoed naar een incident rijden. De snelheden zijn gebaseerd op metingen van werkelijke ambulancesnelheden over heel Nederland over de periode van een heel jaar. In het bereikbaarheidsmodel voor acute verloskunde wordt de integrale responstijd gehanteerd. Dat is de som van meld-, uitruk-, rij-, inlaad- en bezorgtijd. De door u genoemde filevertragingen zijn – voor zover deze daadwerkelijk in de meetperiode plaatsvonden – dus meegenomen in het rijtijdenmodel van het RIVM. De 45 minutennorm is een spreidingsnorm voor de ziekenhuizen in relatie tot de spreiding van ambulancestandplaatsen. Het gaat uit van het aanbod van 24/7 uurs acute verloskundige zorg door ziekenhuizen. Het model houdt geen rekening met weigeringen tot spoedopnames die zich bijvoorbeeld bij piekdrukte voordoen of met eventuele financiële drempels.
Hoe kijkt u aan tegen de opvatting van de raad van bestuur dat het sluiten van de kraamzorg pas kan als de verlengde A4 geopend is en de filedruk tot het verleden behoort? Neemt de Inspectie voor de Gezondheidszorg de filedruk in haar toezicht mee in relatie tot het halen van de 45 minutennorm?
Het ligt voor de hand dat een extra snelweg leidt tot vermindering van files en dat vermindering van files een belangrijk criterium is voor de bereikbaarheid van een ziekenhuis. Het lijkt mij daarmee een relevant gegeven om in de afweging mee te nemen.
Vindt u dat de raad van bestuur van het Vlietland Ziekenhuis eerst totale zekerheid moet hebben dat files in de regio wegblijven, omdat anders de kwaliteit van geboortezorg in gevaar komt? Zo nee, waarom niet?
Het lijkt vrij onwaarschijnlijk dat totale zekerheid kan worden gegeven dat in de regio Rijnmond files zullen wegblijven. Volgens de analyse gevoelige ziekenhuizen voor acute verloskunde van het RIVM zijn beide ziekenhuizen niet gevoelig. Dat betekent dat als één van deze ziekenhuizen haar aanbod van acute verloskunde sluit, er niet meer inwoners buiten de 45 minutennorm bereikbaarheid vallen omdat er voldoende aanbod van andere ziekenhuizen is.
Deelt u de mening dat het van belang is dat de partijen uit de geboortezorgketen, samen met de betrokken gemeentebesturen, moeten kijken naar wat een toekomstbestendige geboortezorg in de regio Rijnmond is?
Ik deel de mening dat het van belang is dat betrokken partijen serieus met elkaar in gesprek gaan. De verantwoordelijkheid voor het bieden van toegankelijke en verantwoorde zorg ligt immers bij zorgaanbieders zelf. De zorgverzekeraar is op basis van zijn zorgplicht verantwoordelijk voor een doelmatige inrichting van de zorg waarbij kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid uitgangspunt zijn. Partijen kunnen hierbij gebruik maken van de leidraad «concentratie van (acute) geboortezorg» van het College Perinatale Zorg. Ik zie hierbij niet direct een rol voor de betrokken gemeentebesturen. Zij hebben vooral een taak in het kader van de Wet Publieke Gezondheid (Wpg) als het gaat om prenatale voorlichting.