Het onderzoek ‘Geldzaken in de praktijk 2015’ van het Nibud |
|
Otwin van Dijk (PvdA), Lea Bouwmeester (PvdA), Keklik Yücel (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek «Geldzaken in de praktijk 2015» van het Nibud?1
Ja
Deelt u de zorgen van het Nibud over hoge zorgkosten als belangrijkste reden voor betalingsachterstanden?
Het is zorgelijk als mensen herhaaldelijk te maken hebben met betalingsachterstanden. Het is in dergelijke situaties van groot belang dat inkomsten en uitgaven zo snel mogelijk weer in evenwicht worden gebracht. Voor de laagste inkomens geldt in algemene zin dat stijgende huur en zorgkosten grotendeels worden gecompenseerd via een hogere huur- en zorgtoeslag. Daarnaast houdt het kabinet de koopkracht van met name de lagere inkomens nauwlettend in de gaten. Zo zijn werkenden met een laag inkomen er door kabinetsbeleid fors op vooruitgegaan en zijn minima (vooral met kinderen) zoveel mogelijk ontzien. Komend jaar gaan uitkeringsgerechtigden er in doorsnee 0,7% op vooruit omdat het kabinet de koopkracht voor deze groepen heeft gerepareerd via uitstel van de bezuiniging op de huurtoeslag, een verlenging van de tijdelijke verhoging van de zorgtoeslag en via een hoger kindgebonden budget en kinderbijslag. Gemeenten kunnen waar nodig maatwerk bieden om mensen die te maken hebben met financiële problemen te ondersteunen.
Bent u het er mee eens dat het alarmerend is dat meer dan een kwart van de consumenten moeite heeft met het vinden van relevante financiële informatie, en dat 70 procent van de mensen niet weet waar zij terecht kunnen voor hulp bij schulden?
Dit is inderdaad niet wenselijk, maar het beeld is wel iets genuanceerder. Uit het onderzoek van Nibud blijkt namelijk ook dat 56 procent van de respondenten wel denkt te weten waar zij terecht kunnen met persoonlijke problemen zoals schulden als het nodig is. En dat consumenten met een lening, roodstand of consumenten die moeilijk rondkomen wel vaker weten waar ze terecht kunnen. Maar dit kan beter.
Wanneer iemand niet kan rondkomen is het belangrijk dat hij zich in een vroeg stadium wendt tot de gemeente, zodat het ontstaan van problematische schulden voorkomen kan worden. Daarbij is het belangrijk dat gemeenten vervolgens laagdrempelige informatie, regelingen en diensten, zoals schuldhulpverlening, aanbieden. De afgelopen jaren is geïnvesteerd in informatievoorziening over geldzaken door organisaties die zich richten op consumenten. Denk daarbij aan het Nibud, Wijzer in Geldzaken en de website zelfjeschuldenregelen.nl van het Nibud en de brancheorganisatie voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren (de NVVK). Dit is van groot belang.
Specifieke informatie over zorgkosten ontvangen burgers via verschillende kanalen. Zo verzorgt Zorgverzekeringslijn.nl (SKGZ) in opdracht van het Ministerie van VWS de voorlichtingsactiviteiten gericht op wanbetalers en onverzekerden. Dit doen zij met een telefonisch informatie- en adviespunt, een website, voorlichtingsmateriaal en bijeenkomsten. In de Verzekerdenmonitor 20152 staat beschreven dat de Zorgverzekeringslijn met deze activiteiten steeds meer mensen weet te bereiken. Zorgverzekeraars informeren verzekerden met betalingsachterstanden onder andere met brieven over de mogelijkheden van een betalingsregeling en verwijzen naar mogelijkheden voor schuldhulpverlening. Daarnaast bieden zorgverzekeraars in toenemende mate (preventief) de mogelijkheid van gespreide betaling.
Welke rol ziet u hierbij weggelegd voor wijkteams en gemeenten, mede in het licht van de motie waarbij wordt uitgesproken dat het signaleren van armoede en schulden een integraal onderdeel moet worden van het takenpakket van wijkteams?2
In de brief van 27 november jl.5 heb ik gereageerd op de motie van lid Yücel6 waar u naar verwijst. Wijkteams kunnen inderdaad een cruciale rol spelen bij signaleren van armoede en schuldenproblematiek. In de praktijk is dit vaak ook het geval. Daarnaast kunnen sociale wijkteams laagdrempelige voorzieningen zijn voor burgers om even naar binnen te lopen en vragen te stellen over zaken waar zij tegen aanlopen. In veel gevallen spelen hier ook financiële vragen. Uw Kamer onderstreepte het belang van laagdrempelige dienstverlening en preventie en vroegsignalering van schulden nogmaals met de aangehouden motie van de leden Koser-Kaya en Yücel7, die vraagt om een faciliterende rol te vervullen bij de instelling van financiële loketten en te onderzoeken op welke manier ze het beste opgericht en vormgegeven kunnen worden. In reactie op deze motie ben ik op bezoek geweest bij het Geldloket in Amersfoort.
Gemeenten zijn wettelijk verantwoordelijk voor het aanbieden van schuldhulpverlening aan hun burgers. Hier hoort ook preventie bij. Uit de praktijk en onderzoeken zoals het onderzoek van het Nibud en het recent uitgevoerde onderzoek Huishoudens in de rode cijfers 20158, blijkt dat het laagdrempelig inrichten van deze verantwoordelijkheid van groot belang is. Het kabinet wil gemeenten hierbij faciliteren en ondersteunen. Daarom heeft het kabinet 100 miljoen euro per jaar extra uitgetrokken voor armoede- en schuldenbeleid, waarvan 90 miljoen euro voor gemeenten. Zo kunnen gemeenten meer werk maken van het voorkomen, signaleren en verhelpen van schulden.
Het is aan gemeenten zelf hoe zij een laagdrempelige en preventieve aanpak vormgeven. Er zijn goede voorbeelden in het land van sociale wijkteams die deze rol vervullen. Het Geldloket in Amersfoort is hier een voorbeeld van. Het is van groot belang dat gemeenten van elkaar leren en niet opnieuw het wiel hoeven uit te vinden. Daarom faciliteert dit kabinet gemeenten ook door stevig in te zetten op kennisuitwisseling. Concreet door in januari een Peer-Review te organiseren over de wijze waarop sociale wijkteams beter geëquipeerd kunnen worden om armoede te bestrijden. Dit gebeurt in het kader van de prioriteit «armoedebestrijding» tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie waarbij de integrale aanpak centraal staat. De uitkomsten van de Peer-Review worden door de Europese Commissie gebundeld en gepubliceerd en door mij verspreid richting gemeenten. Daarnaast heb ik in mijn Verzamelbrief aan Gemeenten van 18 december jl. aandacht gevraagd voor het Geldloket in Amersfoort. Deze verzamelbrief is ook naar de Tweede Kamer gestuurd. Ik roep hierin gemeenten op om kennis te nemen van de aanpak van het Geldloket en zich hier door te laten inspireren.
Bent u het ermee eens dat loketten voor informatie en hulp bij inkomensondersteuning en schulden beter gebundeld moeten worden, zodat er vanuit de situatie van mensen in samenhang hulp geboden kan worden, zoals de Kamer in een motie heeft gevraagd?3
Zie antwoord vraag 4.
Hoe ziet u de mogelijkheden tot compensatie voor de zorgkosten in het algemeen? Deelt u de mening dat er veel verschillende manieren van compensatie voor zorgkosten bestaan, zoals bijvoorbeeld de zorgtoeslag, het terugvragen van zorgkosten, en de mogelijkheid tot gespreide betaling, maar dat verzekerden hier niet in alle gevallen van op de hoogte zijn, en daarom niet iedereen toegang tot deze compensaties heeft?
In ons zorgstelsel zijn verschillende maatregelen genomen om de financiële toegang tot zorg voor een ieder te waarborgen. In de brief van 28 oktober jl. naar aanleiding van het onderzoek naar de aard en omvang van zorgmijding9 heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) deze maatregelen beschreven. Voorts zijn in deze brief verschillende acties aangekondigd om de bekendheid met deze acties te vergroten voor mensen met een laag inkomen, jongvolwassenen in de leeftijdscategorie 18–39 en mensen in achterstandswijken. De Minister van VWS is reeds met diverse partijen (zoals de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen en de VNG) in gesprek om tot gedegen doelgroepgerichte voorlichtingscampagnes te komen.
Bent u het ermee eens dat deze mogelijkheden beter vindbaar moeten worden voor diegenen die hier gebruik van kunnen maken? Op welke manier bent u bereid dit te stimuleren?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u ervan op de hoogte dat gemeenten bijvoorbeeld een budget van 260 miljoen euro hebben gekregen voor compensatie van zorgkosten en gerichte ondersteuning? Kan worden aangegeven hoe dat budget op dit moment door gemeenten wordt ingezet?
Gemeenten hebben de vrijgekomen middelen uit de voormalige Wtcg en de CER (€ 45 miljoen in 2014 oplopend tot € 268 miljoen structureel vanaf 2017) op verschillende wijze ingezet. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld in de derde voortgangsrapportage HLZ10, is uit het onderzoek dat tezamen met de voortgangsrapportage op 2 november jl. aan uw Kamer is gestuurd, naar voren gekomen dat vrijwel alle gemeenten de middelen (deels) hebben ingezet om de collectieve verzekering voor minima en chronisch zieken uit te breiden. Nagenoeg alle gemeenten bieden momenteel een collectieve verzekering (inclusief aanvullend pakket) voor minima en chronisch zieken aan. Daarnaast zijn de middelen ingezet in de vorm van aparte specifieke financiële regelingen voor bijzondere en noodzakelijke kosten, om de eigen bijdragen van maatwerkvoorzieningen te verlagen en/of de bijzondere bijstand te verruimen.
Hoe staat het op dit moment met de najaarscampagne, en welke resultaten worden hiervan verwacht, waarover de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in haar brief van 25 oktober 2015 over de verhoging van het eigen risico en zorgmijding stelt dat er bij verzekerden misvattingen bestaan over het eigen risico en de zorgtoeslag, waaraan zij in de najaarscampagne extra aandacht zal besteden?4
In deze vraag wordt verwezen naar een brief van 25 oktober 2013 (Kamerstuk 29 689 nr. 479). We gaan er echter van uit dat bedoeld zal zijn de brief van 28 oktober 2015 «Onderzoek omvang en aard van zorgmijding» (Kamerstuk 29 689, 664).
De najaarscampagne is 1 december 2015 van start gegaan. De doelstelling van de campagne is het kennisniveau van de burgers over het eigen risico van de zorgverzekering te laten toenemen.
Deze publiekscampagne bestaat uit inzet van diverse communicatiemiddelen (radiospots, online video, bannering en een advertentie in huis-aan-huis bladen) in diverse media die de burgers verwijzen naar de campagnesite «meerwetenoverzorg.nl». Daarnaast is een uitgebreid artikel over de zorgverzekering aangeboden als bijlage bij huis-aan-huis bladen,
Op de campagnesite, in de communicatie-uitingen en in het artikel bij de huis-aan-huisbladen is benadrukt dat de zorgtoeslag dient om de premie en het verplicht eigen risico te betalen. Tevens worden jongeren erop gewezen dat vanaf 18 jaar recht op zorgtoeslag bestaat. De campagnesite verwijst voor gedetailleerde informatie door naar de site van de Belastingdienst/toeslagen. Tevens is op de campagnesite en op de reguliere website rijksoverheid.nl een opsomming gegeven in welke situaties het verplicht eigen risico niet verschuldigd is (zoals de huisarts, wijkverpleging, verloskundige en kraamzorg en nog enkele andere situaties).
In aanvulling op de publiekscampagne via media zal van januari tot en met mei 2016 een voorlichtingsteam aanwezig zijn op beurzen en markten waar veel publiek komt.
Het bericht 'Zorgadviseur strijkt 368.000 euro op' |
|
Otwin van Dijk (PvdA), Grace Tanamal (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Zorgadviseur» strijkt 368.000 euro op»1 en herinnert u zich eerdere vragen over een oud-topman van een zorginstelling die na zijn vertrek nog 235.000 bij dezelfde instelling verdiende?2
Het bericht is mij bekend. Ja, ik herinner mij die vragen nog.
Is het waar dat, na zijn vertrek in 2013 als bestuursvoorzitter bij zorginstelling Reinier van Arkel, deze oud-topman in 2013 en 2014 van dezelfde instelling, als adviseur, in totaal nog € 368.000 ontving? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Blijkens de openbare jaarrekening 2013 van de Stichting Reinier van Arkel bedroeg de bezoldiging van betrokkene in 2013 € 190.835. Blijkens de jaarrekening 2014 bedroeg de bezoldiging van betrokkene in 2014 € 184.668. Betrokkene is volgens de jaarstukken tot 1 februari 2013 voorzitter van de Raad van Bestuur geweest. Daarna is hij tot en met 31 december 2014 adviseur van de Raad van Bestuur geweest.
Zijn de genoemde betalingen aan de ex-topman van Reinier van Arkel geheel conform de Wet Normering Topinkomens, met name die ten aanzien van interimmers? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Blijkens de jaarstukken was betrokkene van 1 februari 2013 tot en met 31 december 2014 adviseur Raad van Bestuur. In de door de accountant gecontroleerde jaarstukken wordt hij in die periode als gewezen bestuurder aangemerkt. De bezoldiging en ontslaguitkering van een gewezen topfunctionaris worden niet genormeerd door de WNT. Wel moeten de gegevens over de bezoldiging en ontslaguitkering op naam openbaar gemaakt worden. De regels ten aanzien van topfunctionarissen zonder dienstbetrekking (ook wel interim--bestuurders genoemd) zijn niet van toepassing, omdat betrokkene een dienstverband had bij de Stichting Reinier van Arkel. De toezichthouder van de WNT voor de zorgsector, het CIBG, zal deze casus in het kader van het reguliere toezicht op de WNT onderzoeken. Jaarlijks wordt in de maand december aan de Kamer verslag gedaan van de handhaving in de gevallen waarin als resultaat van het toezicht op de naleving van de WNT overtredingen zijn vastgesteld.
Heeft de genoemde persoon na zijn vertrek als bestuursvoorzitter een vertrekpremie ontvangen? Zo ja, hoe hoog was die en hoe verhoudt zich dat, mede gezien zijn inkomen als adviseur, tot de Wet Normering Topinkomens?
Blijkens de jaarrekeningen van 2013 en 2014 heeft betrokkene geen uitkering wegens beëindiging van het dienstverband ontvangen.
Deelt u de mening dat het inhuren van een ex-topman als adviseur, en die vervolgens op hoog niveau doorbetalen, de indruk kan wekken dat een topman helemaal de desbetreffende zorginstelling niet heeft verlaten, maar als interimmer een topfunctie blijft bekleden? Zo nee, waarom niet?
Blijkens de jaarstukken heeft betrokkene zijn taken als bestuursvoorzitter per 1 februari 2013 neergelegd en is hij daarna tot en met 31 december 2014 in dienst gebleven als adviseur. Ik verwijs u verder naar het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat een zorginstelling die al een topman heeft niet ook nog daarnaast een ex-topman voor een dito salaris moet inhuren? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dat tot de verliezen die Reinier van Arkel maakt?
De WNT normeert alleen de bezoldiging van topfunctionarissen.
Deelt u de mening dat de door Reinier van Arkel gebruikte constructie met de ex-topman/adviseur, onder andere bij het personeel van die instelling, de indruk kan wekken dat er iets verzonnen moest worden om een topfunctionaris vorstelijk door te kunnen betalen? Zo ja, waarom, en bent ook u dan van mening dat organisaties er verstandig aan doen die indruk te vermijden? Zo nee, waarom niet?
Van een schijnconstructie is sprake als een topfunctionaris formeel zijn taken neerlegt, maar feitelijk belast blijft met de leiding van de organisatie met als doel de WNT te omzeilen of indien deze voortzetting van het dienstverband in een functie als adviseur onderdeel uitmaakt van de afspraken die met het oog op de beëindiging van het dienstverband als topfunctionaris zijn gemaakt. Dit soort constructies zijn niet toegestaan. Er staat hier niet vast dat sprake is van een schijnconstructie. Verder verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 3.
De ingrediënten die aan wijn worden toegevoegd |
|
Sjoera Dikkers (PvdA) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met de uitzending van de Keuringsdienst van Waarde over wijn van 3 december 2015?1
Ja.
Klopt de uitspraak dat 95% van de wijnen niet natuurlijk is?
Wijn is een product dat volgens Europese regelgeving (Verordening (EU) nr. 1308/2013) uitsluitend wordt verkregen door gehele of gedeeltelijke alcoholische vergisting van al dan niet gekneusde verse druiven of van druivenmost. Deze vergisting van druiven en druivenmost is een natuurlijk proces, maar om dit natuurlijke proces in goede banen te leiden en te komen tot een zuiver, gezond en stabiel product worden bepaalde wijnbereidingstechnieken toegepast. Deze zogenaamde oenologische procedés zijn beschreven in de EU-Verordening 606/2009 en kunnen met zich meebrengen dat bepaalde hulpstoffen worden toegevoegd. Deze procedés mogen slechts worden toegepast om een goede bereiding, een goede bewaring of een goede ontwikkeling van het product te waarborgen en worden binnen de EU toegestaan op grond van gedane experimenten en bewezen effectiviteit.
Wat is de argumentatie om op alcohol bevattende dranken niet verplicht alle ingrediënten te benoemen, maar slechts de ingrediënten waarvoor mensen allergisch zijn?
Het verplicht vermelden van ingrediënten is geregeld in de Europese Verordening Voedselinformatie voor consumenten (Verordening (EU) nr. 1169/2011). Tot dusver zijn alcoholische dranken met een alcoholpercentage van 1,2% of meer uitgezonderd van deze verplichte ingrediëntendeclaratie en verplichte voedingswaardevermelding. Op grond van deze verordening moet de Commissie een verslag opstellen (eventueel vergezeld van een wetgevingsvoorstel) of de vermelding van ingrediënten en voedingswaarde in de toekomst ook verplicht moet worden voor alcoholische dranken met meer dan 1,2% alcohol.
Deelt u de mening dat consumenten bewuste voedingskeuzes moeten kunnen maken en hiervoor moeten kunnen weten welke ingrediënten in producten zitten? Deelt u de mening dat dit dus ook voor wijn en andere alcoholische dranken zou moeten gelden?
Ik ben het met u eens dat consumenten bewuste voedingskeuzes moeten kunnen maken op basis van goede informatie. Voor wat betreft een eventuele toekomstige verplichte vermelding van de ingrediënten op alcoholische dranken wacht ik het verslag van de Commissie af (zie antwoord 3).
Kunt u een overzicht geven van de (Europese) regelgeving waarin geregeld wordt dat op wijn niet de volledige ingrediëntenlijst hoeft te staan?
Zie het antwoord op vraag 3. Dit is geregeld in de Verordening Voedselinformatie. Daarnaast bevatten de EU-verordeningen 1308/2013 (gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten) en 607/2009 (bijbehorende uitvoeringsbepalingen) specifieke etiketteringsvoorschriften voor wijnbouwproducten. Ook deze EU-verordeningen bevatten geen verplichting om de volledige ingrediëntenlijst te vermelden.
Zijn er nog andere voedingsproducten waarop een uitzondering van toepassing is, zodat niet alle ingrediënten op de ingrediëntenlijst hoeven te worden vermeld? Kunt u een overzicht van deze producten geven?
Ja, dat zijn niet-voorverpakte producten op grond van artikel 44 van de Verordening Voedselinformatie. Het is niet mogelijk om een uitputtende lijst te geven van deze producten, maar op de website van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) is een beslisboom beschikbaar op basis waarvan de ondernemer kan bepalen in welke categorie zijn producten vallen (voorverpakte dan wel niet-voorverpakte levensmiddelen).
Verder zijn op grond van Bijlage V van de Verordening Voedselinformatie specifieke producten (zoals zout) uitgezonderd van de voedingswaardedeclaratie.
Het artikel “Controle op medicijngebruik schiet tekort” |
|
Henk Krol (50PLUS) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Controle op medicijngebruik schiet tekort»?1
Ja.
Hoe staat u tegenover het stimuleren van de uitvoering van medicatiebeoordelingen door middel van uitkomstbekostiging? Bent u bereid hier onderzoek naar uit te voeren?
Ik vind medicatiebeoordelingen bij kwetsbare groepen, zoals ouderen met polyfarmacie, van groot belang. Medicatiebeoordeling bij bijvoorbeeld ouderen die meerdere geneesmiddelen gebruiken, kan gezondheidsschade door bijwerkingen of verkeerd gebruik van geneesmiddelen voorkomen. Het is de verantwoordelijkheid van zorgaanbieders en zorgverzekeraars om samen afspraken te maken over de (hoogte van de) vergoeding of de wijze van bekostiging van medicatiebeoordelingen. Het is dan ook aan hen om samen te beoordelen of uitvoering van medicatiebeoordelingen op basis van uitkomstbekostiging wenselijk is en of op die manier de uitvoering van medicatiebeoordelingen dient te worden gestimuleerd.
Echter, volgens de Unie KBO (seniorenorganisatie van Nederland) is er sprake van een impasse tussen zorgverleners en zorgverzekeraars over de hoogte van de vergoeding waardoor niet alle patiënten die een medicatiebeoordeling zouden moeten krijgen, deze ook daadwerkelijk ontvangen. Dit signaal neem ik serieus zal daarom op korte termijn samen met Unie KBO in overleg treden met zorgaanbieders en zorgverzekeraars over het rapport en de knelpunten die daarin beschreven staan.
Bent u ervan op de hoogte dat vanaf 1 juli van dit jaar de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) op het uitvoeren van medicatiebeoordelingen handhaaft? Zo ja, ligt de uitvoering voor dit jaar op het geplande schema? (Kamerstuk 29 477 nr. 332)
Vanaf 1 juli 2015 is de IGZ het inspectiebrede project «Voorwaarden voor verantwoord voorschrijven» gestart waarbij ook het uitvoeren van medicatiebeoordelingen wordt beoordeeld, wat betreft aantallen en inhoud. Hierbij hanteert de IGZ de multidisciplinaire richtlijn «Polyfarmacie bij ouderen» uit 2012 en de brief van de IGZ aan de koepels «Vastgestelde handhavingsnormen medicatiebeoordelingen» (8 mei 2015; zie website www.igz.nl). De IGZ vindt het belangrijk dat zorgverleners aantoonbaar gestart zijn met het uitvoeren van medicatiebeoordelingen volgens de richtlijn, waarbij begonnen wordt met de meest kwetsbare patiënten. De IGZ is op dit moment bezig met haar toezichtbezoeken inclusief rapportage van de bevindingen aan de bezochte zorgverleners. In het tweede kwartaal van dit jaar zal de IGZ de resultaten van het zorgbrede toezicht op de voorwaarden voor verantwoord voorschrijven met het veld communiceren tijdens een conferentie. Een geaggregeerde rapportage volgt in dit najaar.
Hoe beoordeelt u de stelling dat zorgverzekeraars te weinig betalen voor de uitvoering van een medicatiebeoordeling?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid in gesprek te gaan met Zorgverzekeraars Nederland en overige betrokken partijen over een mogelijke verhoging van de tariefstelling van de medicatiebeoordeling, en gezamenlijk te zoeken naar overige manieren om de uitvoering van de medicatiebeoordeling te bevorderen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Wat wordt er op dit moment ondernomen om de mogelijkheid van een medicatiebeoordeling onder de aandacht van patiënten te brengen? Bent u bereid de voorlichting te intensiveren?
Er is en wordt nog steeds voorlichting gegeven over de mogelijkheid van medicatiebeoordelingen voor personen die meerdere geneesmiddelen gebruiken. Dit gebeurt zowel op landelijk niveau als ook op lokaal niveau. Op de consumentensite van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP) www.apotheek.nl is informatie te vinden over medicatiebeoordeling. Ook is vanuit de Patiëntenfederatie NPCF (NPCF) materiaal in de vorm van patiëntveiligheidskaarten over medicatiebeoordeling beschikbaar (www.mijnzorgveilig.nl). Daarnaast wordt in apotheken informatie gegeven aan patiënten over de mogelijkheden van medicatiebeoordeling.
Verder heeft de IGZ in 2015 zowel richting de koepels, waaronder de NPCF en Unie KBO, als op haar website gecommuniceerd over haar toezicht op medicatiebeoordelingen. Het intensiveren van voorlichting hierover vanuit de rijksoverheid vind ik dan ook niet nodig.
Bent u bereid een meer ambitieuze planning dan u voorligt voor het uitvoeren van medicatiebeoordelingen op te stellen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Tijdens een bijeenkomst in juli 2015 met de NPCF, de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV), de KNMP en een vertegenwoordiging van zorgverzekeraars, heeft de IGZ aangegeven dat zij haar toezicht op medicatiebeoordelingen in de eerstelijnsgezondheidheidszorg zal uitvoeren, zoals aangekondigd in de brief van 8 mei 2015 (zie ook www.igz.nl). Daarin wordt verwezen naar een door partijen overeengekomen veldnorm, vastgelegd in «handhavingsnormen medicatiebeoordeling» inhoudende een groeimodel.
De IGZ heeft als standpunt dat medicatiebeoordeling een vast onderdeel is van verantwoorde zorg en dat iedere patiënt daar recht op heeft. Als de patiënt om een medicatiebeoordeling vraagt zal de patiënt deze dus ook moeten ontvangen. De IGZ heeft begrip voor de omstandigheid dat zorgaanbieders die omslag niet ineens voor alle patiënten tegelijkertijd kunnen maken. Om de beweging hierheen te stimuleren richt de IGZ haar toezicht op de zorg aan de meest kwetsbare groep en op het groeimodel.
Tijdens de bijeenkomst van juli 2015 heeft vooral de NPCF uitgesproken dat een versnelling in het uitvoeren van medicatiebeoordelingen wenselijk is. De IGZ onderschrijft en steunt dit. Het is echter de verantwoordelijkheid van veldpartijen (inclusief NPCF) om een eventuele aangescherpte veldnorm tot stand te brengen. Op dit moment heeft de IGZ nog geen voorstel voor aanpassing ontvangen van partijen en zal het toezicht voor 2016 vooralsnog gebaseerd blijven op het groeimodel uit de al eerder door partijen overeengekomen veldnormen die zijn neergelegd in de hiervoor vermelde «handhavingsnormen medicatiebeoordeling».
De geheugenpoli voor immigranten |
|
Reinette Klever (PVV), Fleur Agema (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Zorg demente migrant»?1
Ik zie het als een initiatief om de regionale keten voor dementiezorg te versterken.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is om voor elk ziektebeeld een speciale migrantenpoli te openen?
Het is niet altijd onwenselijk het zorgaanbod voor specifieke groepen of aandoeningen te organiseren. De pragmatische begrenzing zal gelegen zijn in de rendabele exploitatie gelet op het aantal patiënten dat zich aandient, en het onderhouden van de generieke vaardigheden van de professionals die deze zorg leveren.
Kunt u aangeven of er een tekort aan geheugenpoli’s is?
Ik beschik niet over signalen dat er nu onvoldoende zorgaanbod bestaat voor mensen met geheugenproblemen. Op grond van de demografische ontwikkelingen is een toenemende zorgvraag wel aannemelijk.
Kunnen autochtonen ook terecht bij de migrantenpoli of worden zij gediscrimineerd?
De toegang tot de zorgketen bij geheugenproblemen is ook voor autochtonen geborgd. Zie ook mijn antwoord op vraag 7.
Valt behandeling op een migrantenpoli onder het basispakket? Zo ja waarom?
Ja. Zie ook mijn antwoord op vraag 7.
Waaruit worden de extra kosten voor tolk, maatschappelijk werk en opvang etc. betaald?
Voor zover de ondersteuning met tolken onderdeel uitmaakt van de integrale zorgverlening, dient deze bekostigd te worden uit het tarief van de Diagnose Behandel Combinatie.
Wanneer maakt u een einde aan deze flauwekul?
In artikel 14 van de Zorgverzekeringswet is bepaald dat »de vraag of een verzekerde behoefte heeft aan een bepaalde vorm van zorg of een bepaalde andere dienst, slechts op basis van zorginhoudelijke criteria beantwoord wordt.»
Zorgverzekeraars hebben ten aanzien van deze aanspraak een eveneens wettelijk bepaalde zorgplicht. Ik ben niet voornemens de Zorgverzekeringwet op deze punten te wijzigen.
Het advies om een grensverleggend medicijn in de strijd tegen longkanker niet te vergoeden |
|
Geert Wilders (PVV), Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het concept-advies van het Zorginstituut om Nivolumab, het eerste geneesmiddel dat de sterfte bij longkanker kan verminderen, niet te vergoeden?1
Op 8 december 2015 heeft het Zorginstituut mij geadviseerd om nivolumab niet op te nemen in het verzekerde pakket, tenzij door prijsonderhandeling de kosteneffectiviteit van het middel wordt verbeterd en de impact op het zorgbudget wordt gereduceerd.
Ik ben op dit moment in onderhandeling met de fabrikant van dit product. Na afronding van deze onderhandeling zal ik uw Kamer informeren over de uitkomst hiervan en mijn besluit of ik Nivolumab wel of niet toelaat tot het verzekerde pakket.
Deelt u de mening dat een geneesmiddel, waarbij de overlevingskans stijgt van 20% naar 40%, altijd in het basispakket moet worden opgenomen, zeker gezien de hoge zorgpremies die Nederlanders betalen? Zo nee, waarom niet?
In zijn advisering toetst het Zorginstituut zorg die mogelijk het pakket instroomt aan de vier pakketcriteria. Dit zijn de criteria stand van de wetenschap en praktijk, noodzakelijkheid, kosteneffectiviteit en uitvoerbaarheid. In zijn uiteindelijke advies of zorg wel of niet tot het pakket zou moeten behoren, maakt het Zorginstituut een weging tussen deze criteria. Voor wat betreft het criterium kosteneffectiviteit is het bedrag van € 80.000 per gewonnen levensjaar in goede kwaliteit een referentiewaarde die het Zorginstituut gebruikt in haar advisering, dit is geen vastliggende bovengrens.
Bij mijn besluit of zorg wel of niet tot het verzekerde pakket wordt toegelaten, maakt het advies van het Zorginstituut altijd een belangrijk onderdeel uit van mijn overweging. Ik vind het niet juist om hierbij op voorhand keuzes te maken over bijvoorbeeld onder- of bovengrenzen, of over minimale of maximale stijgingen van de overlevingskans. Het gaat namelijk bij elke beslissing over een behandeling, geneesmiddel of medisch hulpmiddel om maatwerk. Om dit maatwerk te leveren en een zorgvuldige beslissing te kunnen nemen adviseert het Zorginstituut mij, zoals hierboven beschreven, over de effectiviteit van bepaalde zorg, de kosten en de verhouding tussen beide. Daarbij kijkt het ook goed naar wetenschappelijke en maatschappelijke aspecten van de behandeling.
Sinds wanneer is de prijs van een geneesmiddel leidend bij het al dan niet toelaten tot het basispakket, en wie heeft de bovengrens van 80.000 euro per behandeling bepaald?
Zie antwoord vraag 2.
Onderhandelt u met de fabrikant om de prijs te verlagen? Zo ja, wat is voor u een acceptabele prijs?
Ik verwijs u voor het antwoord op het eerste deel van deze vraag naar mijn antwoord op vraag 1. Het is op voorhand niet te zeggen wat een acceptabele prijs voor een geneesmiddel is. Hierbij spelen meerdere factoren een rol. Denk aan de mate van effectiviteit van het geneesmiddel, het volume dat wordt afgezet en de ontwikkelings- en productiekosten. Ik kijk bijvoorbeeld kritisch naar de prijs die een fabrikant stelt als deze in de praktijk leidt tot een relatief zeer hoog kostenbeslag en ten laste komt van het basispakket, zeker als er geen transparante prijsonderbouwing van de leverancier aan ten grondslag ligt of de verhouding tussen kosten en effecten van de behandeling ongunstig is.
Wat waren de besparingen op geneesmiddelen de afgelopen vijf jaar, en waarom zet u deze besparingen niet in voor nieuwe geneesmiddelen, zoals Nivolumab?
De realisatie van de uitgaven in het kader voor extramurale geneesmiddelen lag in de afgelopen vijf jaar ten opzichte van de geraamde kosten cumulatief grofweg € 2,5 miljard lager (op jaarbasis). De lagere uitgaven zijn elders in de zorg ingezet, en voor de collectieve uitgaven in het algemeen. Ook hebben deze lagere uitgaven geleid tot een beperktere stijging van zorgpremies.
Ik vind het van belang de betaalbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit van nieuwe innovatieve geneesmiddelen te borgen. Hiervoor is een integraal pakket van maatregelen noodzakelijk. Hierover ben ik in overleg met de partijen van het bestuurlijk hoofdlijnenakkoord medisch specialistische zorg. Onderdeel hiervan is ook hoe we gezamenlijk ervoor kunnen zorgen dat er lagere prijzen gerealiseerd worden. Dat heeft immers mijn voorkeur in plaats van het verhogen van de uitgaven. Verder ben ik bezig met het opstellen van een visie geneesmiddelenbeleid waarin dit ook een belangrijk aandachtspunt is en breng ik tijdens het Nederlands voorzitterschap van de Europese Raad dit onderwerp onder de aandacht.
Vindt u het redelijk dat er volgens de Minister van Financiën voor asielzoekers onbeperkt budget is2, maar voor ernstig zieke Nederlanders, die jarenlang premies en belastingen betaald hebben, kennelijk niet? Zo ja, waarom?
De kwestie die u in uw vragen aan de orde stelt ziet op een mogelijk advies van het Zorginstituut Nederland om een bepaald medicijn niet te verstrekken. In de najaarsnota 2015 bent u geïnformeerd over de extra inzet in verband met de hogere instroom van asielzoekers.
Het boek De Kraak van het Slotervaartziekenhuis |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Welke maatschappelijke kosten zijn er in totaal gemaakt door de gemeente Amsterdam, de ziekenfondsen en het Ministerie van VWS bij de totstandkoming van het Slotervaartziekenhuis?1
Ik beschik niet over een overzicht van maatschappelijke kosten welke in totaal zijn gemaakt bij de totstandkoming van het Slotervaartziekenhuis.
Kan uitgebreid en helder beschreven worden wat de rol van de zorgconsultant, de heer Spijker, is geweest bij het Slotervaartziekenhuis? Was hij op enigerwijze betrokken bij het heroïneproject? Is er op enigerwijze sprake geweest van belangenverstrengeling, wetende dat de heer Spijker de echtgenoot is van de Minister van VWS, en dat ook was ten tijde van deze situatie? Kan gegarandeerd worden dat hier nooit sprake van is geweest?
De invulling van het werk van mijn partner is aan hem. Relevant is of er sprake is geweest van belangenverstrengeling. Dat is niet het geval. Hij was niet betrokken bij het project om heroïne te produceren of verstrekken. Overigens was hij geen partij bij de besluitvorming omtrent Achmea of het vertrek van de voorzitter van de Raad van Bestuur. Hij heeft over al deze zaken nooit contact gehad met het ministerie.
Bij welke adviezen aan en besluiten van het Slotervaartziekenhuis is zorgconsultant Spijker betrokken geweest ten tijde van de perikelen met Achmea, en het vertrek van Erbudak als directeur van het Slotervaartziekenhuis? Op welke wijze is dat gebeurd?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is er waar van de volgende bewering op pagina 236: «De vergadering staat even stil bij de positie van Sander Spijker, de echtgenoot van Minister Schippers, aangesteld in weerwil van een «nadrukkelijk negatief advies» van Beijnen en Brandjes en zonder besluitvorming door de raad van bestuur. Beijnen klaagt dat Spijker zich ten onrechte opwerpt als tweede man van het Slotervaart en als contactpersoon bij het advieskantoor KPMG, dat de waarde van de ziekenhuisaandelen moet bepalen.»?2
Zie antwoord vraag 2.
Heeft hij op enigerlei wijze contact gehad met het ministerie in bovengenoemde kwesties? Zo ja, op welke wijze?
Zie antwoord vraag 2.
Is u bekend dat Di-AcetylM BV de aanbesteding voor het «heroïne-project» won, en kan het traject van deze aanbestedingsprocedure uitgebreider worden beschreven dan in de brief van 20 november 2015? Wat waren precies de voorwaarden waaraan de partijen die mee wilden dingen moesten voldoen, en welke twee andere partijen schreven zich in voor deze aanbestedingsronde? Is het correct dat Di-acetylM BV vlak voor de aanbesteding is opgericht? Is het vervolgens u correct dat gedegen financiële historie tot de voorwaarden van aanbesteding hoorde? Zo ja, kunt u toelichten hoe een en ander zich tot elkaar verhoudt?3
De aanbesteding is aangekondigd in het Pharmaceutisch Weekblad van 28 januari 2005 en gepubliceerd op de website www.aanbestedingskalender.nl. De inschrijvingstermijn liep van 28 januari 2005 tot 28 februari 2005 12 uur.
De voorwaarden waaraan partijen moesten voldoen waren aangegeven in het beschrijvend document bij deze aanbesteding. Om voor de opdracht in aanmerking te komen moest een partij in staat zijn en bereid zijn medicinale heroïne als farmaceutisch product te registreren. En tevens moest een partij zorg dragen voor de productie en levering van de farmaceutische producten.
Behalve Di-AcetylM BV schreven twee andere partijen zich in. De ene partij, een apotheek, voldeed niet aan de voorwaarden zoals gesteld en de andere partij, een farmaceutisch bedrijf, meldde zich ruim na de sluitingstermijn.
Di-AcetylM BV is op 22 februari 2005 opgericht.
Tot de zogenaamde gunningcriteria behoorde, naast een aantal andere criteria, ook de financiële situatie van de dienstverlener.
Waarom is bij de aanbesteding voor een BV gelieerd aan het Slotervaartziekenhuis gekozen, terwijl in de periode van aanbesteding duidelijk was dat de toekomst van dit ziekenhuis hoogst onzeker was, omdat er al jaren gesproken werd over verdwijnen van dit specifieke ziekenhuis, dan wel door overname/fusie, dan wel door faillissement?4 5
De apotheek van het Slotervaartziekenhuis, onderdeel van de Stichting Slotervaartziekenhuis, was vanaf het begin bij het medisch-wetenschappelijk experimenteel onderzoek betrokken door het produceren en leveren van de studiemedicatie. Deze apotheek stond goed aangeschreven. De speciaal met het oog op de opdracht van VWS opgerichte BV was de enige partij die een offerte uit bracht die aan de gestelde voorwaarden voldeed. Door de oprichting van een BV werd deze op afstand van het Slotervaartziekenhuis en van de ziekenhuisapotheek gepositioneerd. Daardoor konden risico’s worden gespreid en geldstromen worden gescheiden. Daarmee werd ook voldaan aan de wens van VWS dat de registratiehouder een zelfstandige rechtspersoonlijkheid zou aannemen, en daardoor op afstand van de apotheek en van het Slotervaartziekenhuis.
Wat was in 2005/2006 precies de voorlopig afgesproken prijs voor de heroïneproductie, en hoe heeft deze prijs zich in de vervolgjaren ontwikkeld? Kan dit per jaar vanaf 2005 inzichtelijk worden gemaakt?
Totdat een reële prijs kon worden vastgesteld was de geoffreerde kostprijs met een opslag van 15% richtinggevend. In de kostprijs waren tot de wijziging van het Opiumwetbesluit in oktober 2009 nog niet alle kostenposten betrokken, omdat de Centrale Commissie Behandeling Heroïneverslaafden enkele onderdelen bleef financieren. Bovendien was afgesproken dat vanwege fluctuaties van de grondstofprijs de prijs kon worden aangepast bij significante wijziging van die grondstofprijs. Eind 2009, toen wijziging van het Opiumwetbesluit was gerealiseerd en het aantal poli’s en behandelplaatsen was uitgebreid, kon een reële prijs worden vastgesteld. Wanneer de handelsprijs van 1 januari 2010 als uitgangspunt op 100 wordt geïndexeerd, heeft deze zich voor de inhaleerbare varianten als volgt ontwikkeld: 2012 92,5 en 2015 92,7. Voor de injecteerbare varianten: 2012 105, 2015 109.
Hoe kwam een gemeente in aanmerking om binnen haar grenzen een heroïnepoli te starten? Wat waren de voorwaarden waaraan voldaan moest worden?
Op basis van het advies van de Commissie Invoeringsaspecten Behandeling Heroïneverslaafden zijn 18 gemeenten in de gelegenheid gesteld om reeds bestaande poli’s (behandeleenheden) uit te breiden of nieuwe poli’s te vestigen. Daartoe konden zij een verzoek indienen bij het Ministerie van VWS. In de handleiding (manual) van de Centrale Commissie Behandeling Heroïneverslaafden en door de Commissie Invoeringsaspecten Behandeling Heroïneverslaafden waren de voorwaarden aangegeven waaraan een poli moest voldoen, zoals bijvoorbeeld een capaciteit van minstens 20 behandelplaatsen doch niet groter dan 100 behandelplaatsen, uitsluitend toegankelijk voor patiënten die tot heroïnebehandeling zijn toegelaten, 7 dagen per week geopend etc.6
Klopt het dat AcetylM BV ieder jaar een slordige miljoen euro winst maakt op de productie van heroïne?6
Zoals in de brief van 20 november 2015 is aangegeven wordt een medicijn normaliter in concurrentie ingekocht bij een farmaceutisch bedrijf. Dat was in het geval van medicinale heroïne niet voorhanden. Bovendien betrof het een bijzondere situatie waarvan de continuïteit onzeker was. Gelet op die onzekere basis van de continuïteit van heroïnebehandeling werden geen leningen voor de investeringen verstrekt. Deze BV beschikte zelf niet over de middelen om investeringen voor te financieren en heeft daarom stelselmatig doelreserves aangelegd om te kunnen investeren en een buffer voor risico-afdekking aan te leggen. De overeenkomst had betrekking op nieuw te ontwikkelen, te registreren en te produceren farmaceutische producten. In eerste instantie is geïnvesteerd in research en apparatuur en onlangs in een nieuwe productiefaciliteit. Ik heb in de brief van 20 november 2015 aangegeven dat op basis van het jaarverslag van Di-AcetylM BV over 2014 de beschikbare reserves € 3,3 miljoen bedragen. Daaruit zullen in elk geval de € 1,7 miljoen voor investeringen in 2015 en 2016 en de terugbetaling aan VWS moeten worden voldaan.
Waarom staan de winstuitkeringen zowel in 2007 als 2010 niet in het jaarverslag van het ziekenhuis? Heeft KPMG hier een steek laten vallen?
De Slotervaart ziekenhuis BV alsmede de Slotervaart Participaties BV heeft geen dividend uitgekeerd. Wel zijn er twee keer dividenduitkeringen gedaan door Di-AcetylM BV aan de moedermaatschappij, Slotervaart Participaties BV. De dividenduitkeringen worden genoemd in de jaarverslagen van 2008 en 2010 van Di-AcetylM BV. De behaalde resultaten van de entiteiten zijn, zoals wettelijk verplicht, geconsolideerd in de jaarrekening van het ziekenhuis. De geconsolideerde jaarrekeningen van het ziekenhuis zijn gecontroleerd door de accountant van het ziekenhuis.De beoordeling of een accountant een steek laat vallen is niet aan mij maar aan de beroepsorganisatie en de Autoriteit Financiële markten.
Waarom staat de winstuitkering niet in het jaarverslag van Slotervaart Participaties van 2010 (gedeponeerd 28 okt 2013)? Heeft KPMG hier een steek laten vallen?
Zie antwoord vraag 11.
Waarom is de winstuitkering van Di-AcetylM in 2007 niet in het jaarverslag van Di-AcetylM BV vermeld? Welk accountantsbureau was er betrokken bij het goedkeuren van dit jaarverslag? Heeft dit accountantsbureau een steek laten vallen?
Zie antwoord vraag 11.
Zijn de met AcetylM BV gemoeide bedragen bewust «verstopt» in de begroting van het Slotervaartziekenhuis? Wat stond hierover in de overeenkomst tussen het ziekenhuis en het Ministerie van VWS?
Het Slotervaartziekenhuis heeft er bewust voor gekozen om de naam en woonplaats van Di-AcetylM BV niet op te voeren in het jaarverslag. Het ziekenhuis geeft als reden hiervoor dat bekendheid van locatie en betrokken personen bij deze productie kan leiden tot uitlokking van criminele activiteiten gericht op deze locaties en personen. De bedragen (resultaat en vermogen) van Di-AcetylM BV zijn in de geconsolideerde jaarrekening van het Slotervaartziekenhuis BV terug te vinden onder de naam van de dochtermaatschappij Slotervaart Participaties BV. In de Publicatiestukken van Slotervaart Participaties BV van 2010 wordt de deelneming in Di-AcetylM BV vermeld.
De wettelijke verplichtingen hieromtrent staan in titel 9 van boek 2 BW. Het is wettelijk verplicht om dochtermaatschappijen die volledig in de geconsolideerde jaarrekening worden betrokken met naam en woonplaats te vermelden. Op deze regel bestaan ook uitzonderingen. Het hangt voorts van specifieke omstandigheden af of naam en woonplaats van dochters van dochtermaatschappijen dienen te worden vermeld. Het rapporterend groepshoofd kan ervoor kiezen om «dochters van dochters» niet te vermelden, bijvoorbeeld indien deze al worden gemeld in het jaarverslag van de dochtermaatschappij. De jaarrekeningen zijn jaarlijks goedgekeurd door een onafhankelijk accountant.
In de overeenkomst met VWS staat over geheimhouding alleen de volgende passage: «Beide partijen verplichten zich al wat hen bij de uitvoering van deze overeenkomst ter kennis komt en waarvan zij het vertrouwelijke karakter kennen of redelijkerwijs kunnen vermoeden, op generlei wijze bekend te maken, behalve voor zover voorzien en beoogd in de overeenkomst, of enig wettelijk voorschrift of uitspraak van de rechter, of daartoe bevoegd bestuursorgaan tot bekendmaking verplicht.» Deze clausule is onderdeel van de Algemene Rijksinkoopvoorwaarden (ARIV). In de overeenkomst uit 2015 is deze passage daarom niet expliciet terug te vinden en wordt verwezen naar de ARIV.
Is het waar wat in het boek «De Kraak van het Slotervaartziekenhuis» beschreven wordt, dat ondanks dat het Ministerie van VWS schrok van het uitkeren van winst (dividend), zij door bleef gaan met het bestellen van heroïne tegen een bovenmatig hoge prijs? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom werd dit gedaan?7
Zoals in de brief van 20 november 2015 is aangegeven bestond aanleiding een externe accountant onderzoek te laten doen naar de kostprijs. De uitkomsten van dit onderzoek hebben geleid tot het bijstellen van de afspraken die in een aanvulling op de bestaande overeenkomst zijn vastgelegd. Voorop stond dat dividenduitkering onwenselijk werd gevonden. Daarom zijn in 2012 afspraken gemaakt zodat dit niet meer kon voorkomen. Voor de prijsontwikkeling verwijs ik naar het antwoord op vraag 8.)
Is het correct dat Slotervaart Participaties BV een 100% dochter is van het ziekenhuis?
Ten tijde van de oprichting van Slotervaart participaties BV hield Slotervaartziekenhuis BV 100% van de aandelen van Slotervaart participaties BV. Sinds 31-12-2013 is Slotervaart Participaties BV een 100% dochter van het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis.
Hoe verhoudt wat beschreven wordt in het boek «De Kraak van het Slotervaartziekenhuis» zich met de informatie in uw brief dat er geen middelen van het uitbetaalde dividend naar het ziekenhuis zijn gegaan?
De dividenduitkering is naar Slotervaart Participaties BV gegaan en daar gebruikt voor doeleinden waarmee het Ministerie van VWS geen bemoeienis heeft gehad. Er is geen dividend uitgekeerd aan Slotervaartziekenhuis BV. Di-AcetylM BV en Slotervaart Participaties BV zijn andere rechtspersonen dan Slotervaartziekenhuis BV. Als dus gesteld wordt dat het Slotervaartziekenhuis miljoenenwinsten boekte, klopt dit alleen voorzover dit ziet op het resultaat en het eigen vermogen van Di-AcetylM dat zichtbaar werd op de geconsolideerde jaarrekening van het ziekenhuis. Het Slotervaartziekenhuis heeft hier niet vrij over kunnen beschikken.
Wat heeft de heer Beijnen exact verdiend met de deal die is gesloten met betrekking tot de heroïneproductie? Kan dit inzichtelijk worden gemaakt?
Desgevraagd geeft de heer Beijnen aan dat anders dan zijn bezoldiging als ziekenhuisapotheker in de Slotervaart apotheek hij geen inkomsten heeft genoten uit zijn werkzaamheden voor de productie van medicinale heroïnepreparaten.
Is het gehele bedrag van 300.000 euro dat is uitgekeerd in dividend ingezet voor het verkrijgen van patenten, zoals het Slotervaartziekenhuis stelt? Zo nee, waar is het geld verder aan besteed? Om welke patenten gaat het?8
Allereerst merk ik op dat de dividenduitkeringen welke zijn gedaan door Di-AcetylM BV aan de eigenaar, Slotervaart Participaties BV wettelijk waren toegestaan. Di-AcetylM BV is immers geen zorginstelling in de zin van de Wet toelating zorginstellingen. Waarvoor dit dividend vervolgens is gebruikt, is voor het Ministerie van VWS als contractpartij niet relevant, het stond de betrokken partijen vrij om hierover zelf te beslissen. Hetzelfde geldt ook voor de betrokkenheid van de heer Beijnen bij beide BV’s. Voorop stond dat dividenduitkering onwenselijk werd gevonden. Daarom zijn in 2012 afspraken gemaakt zodat dit niet meer kon voorkomen.
Het Slotervaartziekenhuis geeft mij overigens de volgende informatie: de middelen zijn aangewend voor patentkosten voor drie patenten. Het eerste betreft een farmaceutische formulering voor de orale toepassing van taxanen (antikanker geneesmiddelen). Het tweede patent betreft het productieproces van sproeidrogen voor de orale taxanen formuleringen en het derde patent handelde over een vertraagd afgifte formulering van het antikanker geneesmiddel capecitabine.
Is het waar dat een groot deel van de 300.000 euro, uitbetaald aan dividend, is gegaan naar Modra Pharmaceuticals BV? Zo ja, is het toeval dat de heer Beijnen bij beide BV’s actief is?
Zie antwoord vraag 19.
Is het correct dat de 300.000 euro die aan dividend is uitgekeerd, geen onderdeel uitmaken van het later door Di-AcetylM BV terug gestorte bedrag van 468.753 euro?
De terugbetaling is gebaseerd op de berekening van alle kosten en alle opbrengsten gedurende de looptijd van de oorspronkelijke overeenkomst van juli 2006 tot juli 2015. Vervolgens is op basis van de door accountants goedgekeurde jaarrekeningen van Di-AcetylM BV berekend wat het verschil tussen de totale kosten en opbrengsten was. Daarbij is geconstateerd dat dit boven de afgesproken 15% uit kwam. Het bedrag dat boven de opslag van 15% uit kwam wordt in vier termijnen aan VWS terugbetaald.
Waar is de terugbetaling van 468.753 euro op gebaseerd? Hoe is dit bedrag precies tot stand gekomen? Wanneer is precies afgesproken dat dit bedrag moet worden terugbetaald, en heeft het Ministerie van VWS dit bedrag inmiddels ontvangen?9
Zie antwoord vraag 21.
Bij welke BV’s onder het Slotervaartziekenhuis is/was de heer Beijnen precies betrokken? Kunt u een opsomming geven van al zijn nevenactiviteiten?
Op grond van de Zorgbrede Governancecode 2010 vermelden leden van de Raad van Bestuur hun relevante nevenactiviteiten in het jaarverslag. Ook dienen zij de Raad van Toezicht op eerste verzoek inzicht te geven in hun nevenfuncties. In het jaarverslag 2012 staan de volgende nevenfuncties van de heer Beijnen genoemd:
Verder heeft de heer Beijnen desgevraagd aangegeven nog de volgende nevenfuncties te hebben (gehad):
Bent u het ermee eens dat, ondanks dat het een «algemeen bekend en geaccepteerd verschijnsel is dat ziekenhuizen specifieke activiteiten onderbrengen in dochterondernemingen met een eigen rechtspersoon», het vreemd is dat het Slotervaartziekenhuis werkte met vele dochterondernemingen, omdat het ziekenhuis er prat op gaat dat alle artsen in loondienst zijn, en dat die salariëring voortkomt uit een ideologie waar het bijklussen van artsen haaks op staat? Zo neen, waarom niet?10
Het apart onderbrengen van activiteiten in dochterbedrijven gebeurt veelal vanuit de overweging dat risico’s worden gespreid en geldstromen kunnen worden gescheiden. Ook komt het vaak voor dat specialisten zich vanuit hun medische professie bezig houden met onderzoek en ontwikkeling van nieuwe behandelingen en geneesmiddelen. Het is aan de Raad van Bestuur van een zorginstelling om hierin een eigen koers te varen, binnen de grenzen van de wet en de uitgangspunten van goed bestuur.
Hoe beoordeelt u de situatie dat de heer Beijnen als lid van de Raad van Bestuur telkens contracten met zichzelf heeft afgesloten?11
Er is nooit sprake van overeenkomsten of besluiten op persoonlijke titel, maar van overeenkomsten of besluiten van organisaties waarvan de heer Beijnen bestuurder was. Besluiten worden genomen door meerdere tekenbevoegde leden van de Raden van Bestuur. Voor wat betreft de contractrelatie tussen Di-AcetylM en het Slotervaartziekenhuis kan ik opmerken dat hierop is gestuurd door het Ministerie van VWS. Di-AcetylM BV is in 2012 door het Ministerie van VWS verzocht een aantal maatregelen te treffen, zoals een service level agreement om de financiële relatie met het Slotervaartziekenhuis BV voor wat betreft de inzet van personeel en het gebruik van voorzieningen transparant te maken. Dit was nodig om een reële kostprijscalculatie te kunnen maken. Di-AcetylM BV heeft vervolgens opdracht gegeven aan Deloitte een nieuw calculatiemodel voor de kostprijs te ontwikkelen, zodat meer zicht is op de reële kostprijs. Naar aanleiding daarvan zijn in 2012 nieuwe, lagere, prijsafspraken gemaakt.
Waarom is de nevenfunctie van de heer Beijnen bij zijn privébv «USEL 1990 BV» nimmer in de jaarverslagen van het Slotervaartziekenhuis genoemd? Waarom is de directiefunctie van de heer Beijnen bij DI-acetylM bv vele jaren niet genoemd/verzwegen in de jaarverslagen van het ziekenhuis?12 13
Op grond van de Zorgbrede Governancecode 2010 vermelden leden van de Raad van Bestuur hun relevante nevenactiviteiten in het jaarverslag. Ook dienen zij de Raad van Toezicht op eerste verzoek inzicht te geven in hun nevenfuncties.
Het vermelden van een «privéBV» is niet gebruikelijk in het jaarverslag. De reden om de directiefunctie van de heer Beijnen bij Di-AcetylM BV niet te vermelden in het jaarverslag is volgens informatie van het Slotervaartziekenhuis dat zij van mening was dat bekendheid van locatie en betrokken personen bij deze productie kan leiden tot uitlokking van criminele activiteiten gericht op deze locaties en personen. Voorts wijst het Slotervaartziekenhuis op de geheimhoudingsclausule uit het contract met VWS, zie antwoord op vraag 14.
Bent u ervan op de hoogte dat in het boek de Kraak van het Slotervaartziekenhuis wordt beschreven dat mevrouw Aysel Erbudak nooit een salaris ontving van het ziekenhuis, maar in plaats daarvan de creditcard van het ziekenhuis gebruikte voor privéuitgaven, waardoor persoonlijke en zakelijke transacties door elkaar liepen? Kunt u hierop reageren? Dit is toch niet gebruikelijk? Hoeveel geld heeft mevrouw Erbudak uiteindelijk van het ziekenhuisbudget voor persoonlijke uitgaven uitgegeven? Gedurende welke jaren heeft zij op een creditcard van het ziekenhuis geleefd, en vanaf welke jaren is overgegaan tot het betalen van een salaris door het ziekenhuis? Hoe hoog waren de salarissen die aan haar werden uitgekeerd? Wat is uw oordeel daarover? Kon dat wettelijk? Hoeveel schade heeft het ziekenhuis hiermee opgelopen? Hoe kon de accountant van het ziekenhuis deze gang van zaken goedkeuren?14
Vaststaat dat de rechter heeft bepaald dat de voormalig voorzitter van de Raad van Bestuur artikel 9 van boek 2 van het Burgerlijk wetboek heeft overtreden alsmede onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van het Slotervaartziekenhuis. Dit houdt in dat zij, kort gezegd, haar functie als bestuurder niet heeft uitgeoefend zoals dat mag worden verwacht. Zij is daarom ook veroordeeld tot het terugbetalen van de bedragen die zij ten onrechte heeft ontvangen. Het mag voor zich spreken dat ik deze gang van zaken bijzonder onwenselijk vindt, evenmin als het kennelijke uitblijven van corrigerend optreden door de Raad van Toezicht hiertegen.
Hoe kan het dat, toen commissaris Erents opstapte, de toezichthouders (zowel het Ministerie van VWS, de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), de gemeente Amsterdam, de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), de zorgverzekeraars, de accountant en ING als huisbankier) niets deden? Hebben deze partijen überhaupt voldoende toezicht gehouden gedurende het hele traject? Kan een uitgebreide toelichting op het functioneren van al deze partijen in de geschiedenis van het Slotervaartziekenhuis worden gegeven?
Hieronder zal ik ingaan op hun betrokkenheid in de afgelopen jaren. De gemeente Amsterdam heeft een zelfstandige betrokkenheid, welke wordt gecontroleerd door de gemeenteraad. Zorgverzekeraars, banken en accountants zijn private ondernemingen, hun gedrag wordt gereguleerd door branchespecifieke gedrags- en beroepsregels en de relevante wettelijke kaders en toezichthouders. Het is niet aan mij om een toelichting te geven op hun functioneren in de geschiedenis van het Slotervaartziekenhuis.
De IGZ houdt toezicht op de kwaliteit en veiligheid van de zorg die wordt geleverd door een zorginstelling en zorgverleners. Het toezicht op de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor kwaliteit en veiligheid maakt integraal onderdeel uit van het toezicht van de inspectie. Wisselingen in de raad van commissarissen zijn voor de IGZ echter geen aanleiding om nader onderzoek te doen of om aanvullende vragen te stellen. Het oordeel van de IGZ als toezichthouder heeft immers betrekking op de vraag, of de bestuurder in staat blijkt te sturen op de kwaliteit van zorg en het verbeteren daarvan.
De IGZ heeft gedurende de periode vele bezoeken gebracht aan het ziekenhuis in verband met haar risicotoezicht en incidententoezicht. Daarnaast was de bestuurlijke situatie onderdeel van de jaarlijkse gesprekken die de IGZ heeft met de Raad van Bestuur van het Slotervaartziekenhuis. In 2000 heeft de IGZ het ziekenhuis een periode onder verscherpt toezicht gesteld. In de periode erna heeft de IGZ regulier toezicht gehouden op onder andere de governance in het ziekenhuis. De IGZ heeft gedurende deze periode geen meldingen ontvangen over onrust, ruzie of verstoorde verhoudingen. In 2013 heeft de IGZ, na onduidelijkheid over de onafhankelijkheid van de RvB ten opzichte van de RvT, onderzoek gedaan naar de naleving van de wetgeving en normen op het gebied van governance. Hierover heb ik uw kamer geïnformeerd in onder andere de antwoorden op de Kamervragen van het lid Leijten en van Gerven van 28 augustus 2013.
Ten aanzien van de rol van de NZa geldt dat voor het Slotervaartziekenhuis de algemene beleidsregels voor de bekostiging van de ziekenhuiszorg van toepassing zijn. Ten aanzien van verschillende zaken die in deze vragen aan de orde zijn gesteld, heeft de NZa geen wettelijke taak of verantwoordelijkheid om toezicht te houden. De NZa houdt op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) toezicht of zorgmarkten goed werken en of marktpartijen zich gedragen in overeenstemming met marktnormen (markttoezicht). Ook houdt de NZa toezicht of partijen voldoen aan hun verplichtingen die uit de Wmg voortvloeien. Deze zaken zien niet op het opstappen van een commissaris.
Is het uiteindelijk positief geweest voor het Slotervaartziekenhuis dat het als eerste ziekenhuis in Nederland in handen van een ondernemer kwam?
Het ziekenhuis dreigde meerdere malen, na jarenlang verlieslijdend te hebben geopereerd in publiek eigendom, failliet te gaan en bestaat nu nog steeds. Voor het voortbestaan van het ziekenhuis is het dus positief geweest dat het is overgenomen door private investeerders.
Hoeveel beleggingsmaatschappijen, ondernemers of andere eigenaren van een BV dat een ziekenhuis of zorginstelling bezit betalen de maximale boete van 19.500 euro om geen jaarverslag te deponeren, om op deze wijze onder de radar te blijven? Kunt u een overzicht geven van organisaties die betrokken zijn bij zorginstellingen die deze boete betalen?
Dergelijke cijfers worden niet bijgehouden. Overigens is in de afgelopen jaren geen proces verbaal opgemaakt tegen een zorginstelling vanwege deze verplichting.
Kan een ziekenhuis via een dochteronderneming die deze maximale boete betaalt activiteiten en winsten/dividenden verborgen houden? Vindt u dit wenselijk? Bent u bereid hier een einde aan te maken?
Een zorginstelling die in de vorm van een rechtspersoon wordt gedreven, is in beginsel op grond van het jaarrekeningenrecht (met name artikel 2:414 BW) verplicht om in de jaarrekening dochterondernemingen te consolideren. Op grond van de Wet toelating zorginstellingen zijn zorginstellingen die een toelating hebben op grond van de Wtzi verplicht om jaarlijks verantwoording af te leggen over de manier waarop de instelling het geld uit de Wet Langdurige zorg (Wlz) en Zorgverzekeringswet besteedt.
Indien een zorginstelling besluit om de jaarrekening niet te deponeren of verantwoording af te leggen op grond van de Wtzi, zijn hier sancties aan verbonden. Ten aanzien van de Wtzi geldt dat de IGZ een last onder dwangsom op kan leggen van € 1.000 per week met een maximum van € 10.000. Het niet deponeren van de jaarrekening kan leiden tot een boete van ten hoogste € 19.500, persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders in het geval van faillissement en strafrechtelijke vervolging van de bestuurder.
Ik ben van mening dat de hierboven beschreven waarborgen voldoende zijn om te bewerkstelligen dat zorginstellingen zich gedragen zoals de wet voorschrijft.
Budgetplafonds die de vrije artsenkeuze inperken |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u ervan kennisgenomen dat uit de contractvoorwaarden van zorgverzekeraars ten aanzien van zorgaanbieders voor 2016 blijkt dat er zelfs met de duurste zorgpolis geen garantie voor een arts naar eigen keuze is?1
Ik heb kennis genomen van het bedoelde artikel.
Deelt u de mening dat het hanteren van omzetplafonds een beperking is van de vrije artsenkeuze? Zo nee, waarom niet?
Het onderwerp budgetplafonds is aan de orde geweest tijdens het algemeen overleg «Kwaliteit Loont» op 10 december 2015. Uit hoofde van de zorgplicht van de zorgverzekeraar en ongeacht de polis moet de verzekerde altijd binnen redelijke termijn en op redelijke afstand zorg krijgen. Dat betekent dat als iemand ziekenhuiszorg nodig heeft de zorgverzekeraar die zorg moet regelen. Voor het invullen van de zorgplicht kopen verzekeraars selectief in waardoor enerzijds de verzekerden keuze hebben uit een voldoende breed aanbod en anderzijds de zorg duurzaam betaalbaar wordt gehouden. In een aantal gevallen komen de zorgverzekeraar en de zorgaanbieder daarbij een omzetplafond overeen. Hierdoor kan de zorgverzekeraar onder meer bij verschillende zorgaanbieders zorg inkopen waardoor de keuzevrijheid van de verzekerde ruimer is dan wanneer een zorgverzekeraar alle zorg bij één of twee aanbieders zou inkopen. Ook bij het bereiken van een omzetplafond bij een bepaalde aanbieder geldt de zorgplicht van de zorgverzekeraar. De zorgplicht wordt dan ingevuld doordat de zorgverzekeraar de verzekerde naar een andere zorgaanbieder bemiddelt of door aanvullende afspraken te hebben gemaakt (doorleverplicht) dan wel te maken met de betreffende zorgaanbieder. In het geval van een restitutiepolis kunnen mensen hun eigen zorgaanbieder kiezen en moeten daar ook terecht kunnen ongeacht de onderliggende contracten. Ik heb de NZa gevraagd specifiek hierop toezicht te houden.
Klopt het dat afspraken tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders over omzetplafonds geheim zijn? Zo ja, bent u dan van mening dat dit betekent dat verzekerden onvoldoende geïnformeerd zijn bij het kiezen van de zorgverzekeraar?
Zorgverzekeraars zijn – conform de regelgeving van de NZa (Regeling TH/NR-004 Informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten) – verplicht hun verzekerden goed te informeren over contractering bij zorgpolissen.
Deze regelgeving is onlangs aangescherpt; hierover heb ik u geïnformeerd in de voortgangsrapportages over «Kwaliteit loont». Zorgverzekeraars moeten op basis van deze regeling hun verzekerden informeren of er sprake is van omzetplafonds in de zorg indien deze afspraken mogelijk consequenties hebben voor de verzekerde (punt 15 van de regeling). De NZa houdt toezicht op de zorgverzekeraars op het naleven van deze transparantievereisten.
Klopt het dat, als een zorgverzekeraar geld terug vraagt voor behandelingen die boven het omzetplafond hebben plaatsgevonden, daarbij niet standaard het eventueel betaalde eigen risico aan de verzekerde wordt teruggegeven? Zo ja, wat vindt u hiervan?
In het geschetste geval hebben een zorgverzekeraar en zorgaanbieder een omzetplafond met doorleverplicht afgesproken en wordt meer zorg afgenomen bij de zorgaanbieder dan waarvan bij het overeenkomen van het omzetplafond of aanneemsom is uitgegaan. In die situatie betaalt de verzekeraar alleen de contractueel overeengekomen behandelingen. De verzekeraar vraagt bijvoorbeeld achteraf de betalingen voor de behandelingen die uitgaan boven het omzetplafond, van de zorgaanbieder terug. In feite betekent dit dat voor dezelfde totaalprijs meer behandelingen worden verricht, waardoor gesteld kan worden dat de prijs per behandeling iets daalt.
Alle behandelingen -ook de behandelingen die uitgaan boven het omzetplafond- vallen onder de gemaakte afspraken tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder en betreffen daarmee Zvw-zorg. Voor Zvw-zorg, met uitzondering van bijvoorbeeld huisartsenzorg, verloskundige zorg en kraamzorg, geldt dat de kosten van die zorg bij verzekerden van 18 jaar en ouder ten laste worden gebracht van hun eigen risico. Daarom is het logisch dat in de in de vraag bedoelde situatie alle behandelingen ten laste van het eigen risico van verzekerden worden gebracht.
Het is aan verzekeraars zelf om te bepalen of zij bij overschrijding van het omzetplafond het eigen risico wel of niet corrigeren. In de meeste gevallen zal het niet leiden tot een lager eigen risico, omdat de lagere prijs per behandeling er niet toe leidt dat de kosten voor Zvw-zorg in dat jaar onder het maximum eigen risico zakt. In die gevallen waarbij wel bijstelling van het eigen risico zou kunnen plaatsvinden, gaat het veelal om hele kleine bedragen per verzekerde. De uitvoeringskosten voor zorgverzekeraars zijn zo hoog in verhouding tot bij de correctie aan verzekerden terug te betalen eigen-risicobedragen, dat de algehele kosten daardoor hoger zullen zijn. Een zorgverzekeraar kan daarom ook besluiten het eigen risico niet te corrigeren, maar de vrijgevallen middelen in te zetten voor premieverlaging (of het minder stijgen van de premie) het jaar erop. Uitgangspunt voor mij is dat zorgverzekeraars geen voordeel behalen op de inning van het verplicht eigen risico.
Deelt u de mening dat zorgverzekeraars met het hanteren van omzetplafonds de risico’s verleggen naar de zorgaanbieder? Zo ja, deelt u voorts de mening dat dit principieel onjuist is, omdat zorgverzekeraars bestaansrecht ontlenen aan het dragen van deze risico’s? Zo nee, waarom niet?
Zorgverzekeraars en zorgaanbieders hebben de gezamenlijke verantwoordelijkheid de zorg in Nederland van een kwalitatief hoog niveau, duurzaam betaalbaar en toegankelijk te houden.
Het al dan niet afspreken van een omzetplafond is de uitkomst van onderhandelingen door twee private partijen, de zorgverzekeraar en de zorgaanbieder. Blijkbaar wordt dit als instrument gezien om aan deze doelstellingen invulling te geven. Ik treed daar niet in. Daarmee kan, afhankelijk van de uitkomst van de onderhandelingen, het risico bij de zorgaanbieder worden gelegd (doorleverplicht) dan wel bij zorgverzekeraar gegeven de zorgplicht (aanvullende afspraken).
Klopt het dat bij het hanteren van omzetplafonds juist de beste zorgaanbieders per saldo minder patiënten kunnen behandelen, omdat zij vaak wel een hoger tarief aangeboden krijgen, maar geen hoger omzetplafond?
Het al dan niet afspreken van een omzetplafond en aanvullende afspraken over wat te doen als het plafond bereikt wordt maken onderdeel uit van de onderhandelingen tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Als ze gehanteerd worden, zullen omzetplafonds per zorgaanbieder en zorgverzekeraar verschillen, afhankelijk van het verwachte aantal behandelingen. Kwalitatief goede zorgaanbieders kunnen bijvoorbeeld hogere omzetplafonds krijgen.
Deelt u de mening dat met een zuivere restitutiepolis te allen tijde aanspraak gemaakt mag worden bij de aanbieder van eigen keuze, en dat deze zorgaanbieder ook te allen tijde deze zorg vergoed moet krijgen van de zorgverzekeraar? Zo nee, waarom niet?
Er mag geen onduidelijkheid zijn over wat het aanbod voor een polis inhoudt. In zijn zuivere vorm kan men bij een restitutiepolis zelf kiezen voor een aanbieder, waarvoor de verzekerden een marktconform tarief vergoed krijgen voor de behandeling. Dat de vergoeding ook aan de verzekerde kan worden betaald, volgt uit artikel 11, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet. Ik heb de NZa gevraagd er op toe te zien dat mensen met een restitutiepolis altijd terecht kunnen bij de aanbieder van hun keuze. De afspraken tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars staan hier dus los van.
Bent u bereid te regelen dat de omzet die door een zorgaanbieder gerealiseerd wordt in het kader van de behandeling van een verzekerde met een restitutiepolis niet meetelt voor het omzetplafond? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit regelen?
In het antwoord op vraag 5 is aangegeven dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders de gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben de zorg in Nederland van een kwalitatief hoog niveau, duurzaam betaalbaar en toegankelijk te houden. Het al dan niet afspreken van een omzetplafond maakt onderdeel uit van de onderhandelingen tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Het centraal vaststellen dat de kosten voor een behandeling van een verzekerde die een restitutiepolis heeft niet meetellen voor omzetplafonds, maakt inbreuk op deze onderhandelingen en is derhalve ongewenst.
Bent u bereid zorgverzekeraars in het geval van een naturapolis te verplichten aan te geven met wie is gecontracteerd, per zorgsoort te vermelden of omzetplafonds gelden en de verzekerde te waarschuwen dat deze mogelijk niet terecht kan bij de behandelaar die zijn voorkeur heeft? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht 'NZa bemiddelt bij ruzies inkoop wijkverpleging' |
|
Agnes Wolbert (PvdA), Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «NZa bemiddelt bij ruzies inkoop wijkverpleging»?1
Ja.
Heeft u de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) verzocht te bemiddelen? Deelt u de mening dat dit een goede stap is om er samen uit te komen?
Ik heb de NZa hiertoe niet verzocht. Dat is ook niet de taak van de NZa. De NZa heeft mij laten weten dat het een bijeenkomst van algemene strekking betreft en geen bemiddeling. De uitnodiging van de NZa voor het faciliteren van een gezamenlijke bijeenkomst zal zorgaanbieders en zorgverzekeraars hopelijk aanmoedigen het gesprek met elkaar te blijven aangaan.
Het stelsel is gebaseerd op 3 partijen die elkaar in evenwicht moeten houden, te weten patiënt, zorgaanbieder en zorgverzekeraar; deelt u daarom de mening dat het ontbreken van een patiëntenafvaardiging onwenselijk is en in strijd met de uitgangspunten van het stelsel?
De NZa heeft mij laten weten dat bij de bijeenkomst geen patiënten worden betrokken. De intentie van de bijeenkomst is namelijk het bevorderen van het contracteerproces tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Van de NZa heb ik tevens begrepen dat deze maand ook een regulier overleg gepland staat met consumentenorganisaties. Voor dat overleg staat op de agenda om hen bij te praten over de stand van zaken rondom wijkverpleging.
Deelt u de mening dat patiënten op alle niveaus betrokken moeten worden en er meer met deze mensen gesproken kan worden in plaats van over hen, om zo kwaliteit te bevorderen en draagvlak te vergroten?
Het staat voor mij buiten kijf dat de inbreng van patiënten de kwaliteit van de zorg ten goede komt. Hoewel het betrekken van verzekerden en patiënten op verschillende plekken op diverse wijzen vorm krijgt, zijn we er nog lang niet. Zowel door zorgverzekeraars als zorginstellingen zijn nog voldoende stappen te zetten. Dat is ook de reden waarom ik uw Kamer heb toegezegd de invloed van cliënten en verzekerden te versterken. Hiervoor heb ik twee wetsvoorstellen in voorbereiding.
Het bericht dat zorgverzekeraar CZ de bonuscultuur introduceert in de operatiekamer |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat zorgverzekeraar CZ cardiologen van het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven een bonus gaat uitkeren wanneer zij hun werk goed doen?1
Zoals bekend ben ik een groot voorstander van het bevorderen van de kwaliteit van de zorg, ook via de zorginkoop. De afspraken die CZ heeft gemaakt met het Catharina Ziekenhuis zijn bedoeld om het verbeteren van de kwaliteit extra te belonen. Als het ziekenhuis erin slaagt het aantal wondinfecties, heroperaties of sterfgevallen te verminderen dan krijgt het ziekenhuis extra betaald, maar als de kwaliteit afneemt dan moet het ziekenhuis juist terugbetalen.
In tegenstelling tot wat de kop van het bericht suggereert gaat het niet om een bonus voor de cardiologen, maar om extra budget voor het ziekenhuis dat gebruikt wordt om de zorg te verbeteren.
Is dit niet gewoon een goedkope pr-stunt van CZ, of heeft CZ serieus de intentie deze contractvorm op grote schaal toe te gaan passen?
Niet CZ maar het ziekenhuis is met dit bericht naar buiten gekomen. CZ geeft aan dat zij van plan is om in de toekomst afspraken te blijven maken die tot doel hebben om het verbeteren van de kwaliteit van zorg extra te belonen.
Kunt u de Kamer het contract toesturen dat CZ heeft afgesloten met het Catharina Ziekenhuis? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat is uw oordeel over dit contract?
Nee, dat kan ik niet toesturen. Het is niet mijn contract. Ik heb ook geen inzicht in individuele contracten. Dit zijn afspraken tussen private partijen en deze bevatten bedrijfsgevoelige informatie.
Wat is er op dit moment mis met de afdeling cardiologie van het Catharina Ziekenhuis? Zo ja, zou de Inspectie voor de Gezondheidszorg dan niet moeten ingrijpen?
Voor zover mij bekend is er niets mis met de afdeling cardiologie van het Catharina Ziekenhuis. De IGZ heeft geen signalen dat de zorg op deze afdeling niet verantwoord is.
Van zorgverzekeraar CZ begrijp ik dat ze deze afspraken met het Catharina Ziekenhuis juist maken omdat dit ziekenhuis volgens hen een heel goed hartcentrum heeft. Zo is het Catharina Ziekenhuis één van de initiatiefnemers geweest van het programma Meetbaar Beter, gericht op het verbeteren van (complexe) hartzorg. Binnen Meetbaar Beter wordt met behulp van onafhankelijke (internationale) experts èn met directe betrokkenheid van patiënten een selectie gemaakt van de voor de patiënt meest relevante uitkomsten van zorg. Door op uniforme wijze deze resultaten te meten en te publiceren kunnen artsen leren waar kwaliteit verder verbeterd kan worden, zowel binnen het ziekenhuis als tussen ziekenhuizen. Kwaliteit is daarbij gedefinieerd als de toegevoegde waarde voor de patiënten, gemeten aan de hand van de uitkomstindicatoren.
Sinds wanneer hebben zorgverzekeraars er zicht op wat kwaliteit van zorg is? Hoe gaan zij die kwaliteit meten? Door middel van nog meer afvinklijstjes? Betekent dit niet een nieuwe bureaucratische moloch in de zorg?
Voor deze casus is het niet de zorgverzekeraar die de kwaliteit van zorg meet maar de artsen zelf, via Meetbaar Beter. Zie mijn antwoord op vraag 4. Meetbaar Beter is gestart in 2012. Inmiddels omvat Meetbaar Beter meer dan 80% van de complexe hartzorg in Nederland, nemen 14 van de 16 hartcentra deel en sinds 2015 ook de eerste 5 dottercentra zonder cardiochirurgie.
Moeten patiënten er volgens u niet vanuit kunnen gaan dat zij altijd de beste zorg ontvangen, ongeacht of hun arts daar een bonus voor ontvangt? Zo ja, wat voegt die bonus dan toe? Leidt het niet tot risicoselectie? Zo neen, waarom niet?
Natuurlijk moeten patiënten goede zorg krijgen en patiënten kunnen daar ook vanuit gaan. Door het belonen van aanbieders als zij extra inspanningen leveren kan de zorg verder verbeteren. Het gaat hier niet om het introduceren van bonussen voor artsen maar om het belonen van extra kwaliteit ten behoeve van de zorg in het ziekenhuis.
Denkt u dat het introduceren van een bonuscultuur in de gezondheidszorg, zoals we die kennen in de bancaire sector, een goede ontwikkeling is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het gaat hier niet om het introduceren van een bonuscultuur. Het gaat hier om een beweging van betalen voor kwantiteit naar betalen voor kwaliteit, voor betere zorg voor de patiënt. Belonen van kwaliteit is zeker een goede ontwikkeling en kan ook bijdragen aan meer doelmatige zorg (minder complicaties en/of minder heroperaties). De bonus komt niet ten goede aan individuen maar aan de zorg in het ziekenhuis.
Vreest u niet dat het introduceren van een bonuscultuur in de gezondheidzorg op termijn de kosten juist zal opdrijven? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Zijn er nog meer zorgverzekeraars die met dit soort contracten werken, of van plan zijn te gaan werken? Zo ja, welke zijn dit, en met welke zorgaanbieders zijn die afgesloten?
Ik heb geen volledig overzicht maar mij is van meer zorgverzekeraars bekend dat zij ook met contractvormen werken waarbij zorgaanbieders worden beloond voor kwaliteit en doelmatigheid. Dit kan in de vorm van meerjarenafspraken, extra volume, of een hoger tarief (of een combinatie hiervan). Het doel van dit soort contracten is om een kwaliteitsimpuls te geven aan de zorg. Dit is ook conform het overheidsbeleid dat de zorgverzekeraar de opdracht geeft in te kopen op prijs en kwaliteit.
Is het introduceren van de bonuscultuur, na het mogelijk maken van winstuitkering door ziekenhuizen, het volgende verschijnsel van de doorgeslagen marktwerking in de zorg?
Zoals hierboven al aangegeven wordt er geen bonuscultuur geïntroduceerd.
Het wetsvoorstel Vergroten Investeringsmogelijkheden in de medisch-specialistische zorg is momenteel aanhangig in de Eerste Kamer. Met dit wetsvoorstel worden zorginstellingen minder afhankelijk van schuldfinanciering (leningen), hetgeen hun financiële stabiliteit ten goede kan komen.
Bent u bereid u uit te spreken tegen deze doorgeslagen vorm van marktwerking in de zorg, en deze vorm van contractering te verbieden? Zo neen, waarom niet?
Ik waardeer ieder initiatief dat de kwaliteit van zorg verder vergroot en juich het toe dat verzekeraars hierin meer hun rol pakken. Ik verzet me tegen de suggesties in de vraag, het belang van de patiënt staat hier centraal.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het Algemeen overleg «Kwaliteit loont» voorzien op 10 december aanstaande?
Ja
Het bericht dat omzetplafonds de keuzevrijheid van de patiënt bedreigen |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Omzetplafond in zorg bedreigt keuzevrijheid patiënt»?1
Uit hoofde van de zorgplicht van de zorgverzekeraar en ongeacht de polis moet de verzekerde altijd binnen redelijke termijn en op redelijke afstand zorg krijgen. Dat betekent dat als iemand ziekenhuiszorg nodig heeft de zorgverzekeraar die zorg moet regelen. Voor het invullen van de zorgplicht kopen verzekeraars selectief in waardoor enerzijds de verzekerden keuze hebben uit een voldoende breed aanbod en anderzijds de zorg duurzaam betaalbaar wordt gehouden. In een aantal gevallen komt de zorgverzekeraar en de zorgaanbieder daarbij een omzetplafond overeen. Hierdoor kan de zorgverzekeraar onder meer bij verschillende zorgaanbieders zorg inkopen waardoor de keuzevrijheid van de verzekerde ruimer is dan wanneer een zorgverzekeraar alle zorg bij één of twee aanbieders zou inkopen. Ook bij het bereiken van een omzetplafond bij een bepaalde aanbieder geldt de zorgplicht van de zorgverzekeraar. De zorgplicht wordt dan ingevuld doordat de zorgverzekeraar de verzekerde naar een andere zorgaanbieder bemiddelt of door aanvullende afspraken te hebben gemaakt (doorleverplicht) dan wel te maken met de betreffende zorgaanbieder.
Uit artikel 13, vijfde lid, Zvw vloeit overigens voort dat wanneer een verzekerde een behandeling bij een zorgaanbieder is gestart, hij recht heeft op het voortzetten van de behandeling ook wanneer een eventueel omzetplafond is bereikt, ongeacht welke soort polis, natura,- restitutie- of combinatiepolis, een verzekerde heeft afgesloten. Ik heb dat ook aangegeven in mijn brieven van 2 juni 2014 en 18 juni 2015.
Om wachtlijsten te voorkomen moeten verzekeraars in hun inkoopbeleid rekening houden met de ontwikkelingen in de zorgvraag dan wel bemiddelen als een wachtlijst dreigt.
Deelt u de mening dat een omzetplafond niet bedoeld is om een patiëntenstop of wachtlijsten te veroorzaken? Zo ja, hoe gaat u dit voorkomen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u van de uitspraak dat het onjuist is om risico’s te verleggen van de zorgverzekeraar naar de zorgaanbieder?
Zorgverzekeraars en zorgaanbieders hebben de gezamenlijke verantwoordelijkheid de zorg in Nederland van een kwalitatief hoog niveau, duurzaam betaalbaar en toegankelijk te houden. Het al dan niet afspreken van een omzetplafond is de uitkomst van onderhandelingen door twee private partijen, de zorgverzekeraar en de zorgaanbieder. Daarmee kan, afhankelijk van het overleg, het risico in overleg bij de zorgaanbieder worden gelegd. De verzekerde mag hiervan geen nadeel ondervinden om zorg te krijgen.
Deelt u de mening dat de beste zorgaanbieders de ruimte moeten hebben om meer patiënten te behandelen? Zo ja, hoe strookt dit met het omzetplafond? Zo nee, waarom niet?
Contractering is hèt vehikel om de kwaliteit van de zorg te verbeteren en de betaalbaarheid te vergroten. Indien een zorgaanbieder hoog scoort op kwaliteit tegen de beste prijs zal de zorgverzekeraar daarbij in de contractonderhandelingen rekening kunnen houden, bijvoorbeeld door relatief meer in te kopen bij deze aanbieder. De zorgverzekeraar zal echter ook zijn verzekerden moeten voorzien in een voldoende ruim en divers aanbod.
Deelt u de mening dat patiënten tijdig op de hoogte dienen te zijn van de omzetplafonds die zorgverzekeraars hebben opgelegd aan zorgaanbieders? Zo ja, hoe gaat u daar voor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Zorgverzekeraars zijn – conform de regelgeving van de NZa (Regeling TH/NR-004 Informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten) – verplicht hun verzekerden goed te informeren over contractering bij zorgpolissen. Deze regelgeving is onlangs aangescherpt; hierover heb ik u geïnformeerd in de voortgangsrapportage over Kwaliteit loont. Zorgverzekeraars moeten op basis van deze regeling hun verzekerden informeren of er sprake is van omzetplafonds in de zorg indien deze afspraken mogelijk consequenties hebben voor de verzekerde (punt 15 van de regeling). De NZa houdt toezicht op de zorgverzekeraars op het naleven van deze transparantievereisten.
Garandeert u dat patiënten met een restitutiepolis zelf kunnen kiezen waar en door wie ze zich laten behandelen zonder dat dit gevolgen heeft voor de vergoeding? Zo nee, waarom niet?
Er mag geen onduidelijkheid zijn over wat een restitutiepolis is. Een restitutiepolis is een polis waarin men zelf kan kiezen voor aanbieders, waarvoor de verzekerde een marktconform tarief vergoed krijgen voor de behandeling.
Wat vindt u van de oplossing om een algemeen verbod op omzetplafonds in te voeren?
Het al dan niet afspreken van een omzetplafond is onderdeel van de contractonderhandelingen tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Desalniettemin heb ik de NZa gevraagd op de toepassing van omzetplafonds te gaan letten. Ik krijg nog geen signalen dat het veel problemen oplevert maar ik wil ook niet dat het problemen gaat opleveren. Een algemeen verbod op omzetplafonds betekent dat verzekeraars minder verschillende aanbieders gaan contracteren. Dat vind ik onwenselijk.
Wat vindt u van het aangeboden alternatief om het omzetplafond niet te laten meetellen bij patiënten met een restitutiepolis?
Gezien mijn antwoorden op vragen 6 en 7, zie ik daartoe geen aanleiding.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het Algemeen overleg Kwaliteit loont voorzien op 10 december a.s.?
Ja.
Het gebruik van Mucusol door visverwerkers |
|
Sjoera Dikkers (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het feit dat het gebruik van het middel Mucusol als visontslijmer door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) tot 2016 is toegestaan, ondanks dat dit een ontsmettingsmiddel is en dat ontsmettingsmiddelen niet gebruikt mogen worden op vis?1
Ja, ik ben er mee bekend. Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u verder naar het antwoord op vraag 2 van de vragen door het Kamerlid Van Gerven (ingezonden 20 november 2015).
Waarom wordt door de NVWA momenteel niet gehandhaafd op het gebruik van het middel Mucusol als (indirect) ontsmettingsmiddel?
Zoals in het antwoord op vraag 2 van de vragen door het Kamerlid Van Gerven is toegelicht, is het gebruik van waterstofperoxide, als dit gericht is op het ontslijmen van vis, een geoorloofde toepassing en heeft de NVWA geen reden handhavend op te treden. Dit is wel het geval als het gebruik gericht is op het decontamineren van vis.
Klopt het dat de NVWA al in 2008 en 2009 meerdere keren visverwerker Foppen heeft gewaarschuwd voor het gebruik van het middel Mucusol?
Dit is juist. Mucusol was bij de NVWA tot 2009 uitsluitend bekend als nationaal toegelaten decontaminatiemiddel. Omdat het gebruik van decontaminatiemiddelen sinds 1 januari 2006 onder Europese goedkeuring viel (en een dergelijke goedkeuring ontbrak) besloot de NVWA in 2008 op te treden tegen het gebruik in de visindustrie.
In 2009 veranderde deze situatie, omdat toen onderbouwd werd dat Mucusol in de processtap van het ontslijmen de functie van ontslijmingsmiddel heeft en dus geoorloofd is, zolang het gebruik veilig is.
Was de NVWA ervan op de hoogte dat bij het gebruik van het middel Mucusol als visontslijmer het automatisch ook als ontsmettingsmiddel wordt gebruikt en dat dit verboden is? Zo ja, waarom stond de NVWA het dan in 2008/2009 wel toe dit middel als visontslijmer te gebruiken? Zo nee, waarom niet?
Zoals in antwoord op vraag 4 van de vragen van het Kamerlid Van Gerven is aangegeven beschikt de NVWA niet over inspectiegegevens die wijzen op oneigenlijk gebruik van desinfectie- of decontaminatiemiddelen in direct contact met vis. Wanneer Mucusol wordt toegepast als ontslijmingsmiddel is het een geoorloofde technische hulpstof. Er is dan, zoals in het antwoord op vraag 2 van het Kamerlid Van Gerven is toegelicht, geen reden om op te treden tegen dit gebruik; dit zal ook in de toekomst niet gebeuren.
Omdat de NVWA signalen uit de markt heeft ontvangen dat er sprake zou zijn van oneigenlijk gebruik, neemt zij dit in haar reguliere controles mee. Ik heb geen reden om aan te nemen dat de NVWA in deze casus niet juist zou hebben gehandeld.
Waarom is besloten met ingang van 2016 wel te gaan handhaven, terwijl dit de afgelopen jaren niet gebeurde? Toont dit aan dat het achterliggende onderzoek door de NVWA niet (goed) is uitgevoerd?
Zie antwoord vraag 4.
Waarom wordt niet met onmiddellijke ingang gecontroleerd?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4 van de vragen van het Kamerlid Koşer Kaya (ingezonden 26 november 2015).
Is bekend door hoeveel bedrijven het middel Mucusol op dit moment nog gebruikt wordt, zowel primair als ontslijmer als primair als ontsmettingsmiddel? Kan dit met de Kamer gedeeld worden?
De NVWA houdt geen gegevens bij van het gebruik van Mucusol als ontslijmingsmiddel. Het gebruik als decontaminatiemiddel zou illegaal zijn en is tot dusver niet geconstateerd.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het volgende Algemeen overleg NVWA voorzien op 10 december 2015?
Ja.
Het bericht dat het WADA en het IOC voor de Winterspelen in Sotsji hadden moeten ingrijpen in Rusland |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Dopingzwendel in de doofpot; internationale instanties hadden kunnen ingrijpen voor Winterspelen Sotsji»?1
Ja.
Deelt u de mening dat sportinstanties en dopinglaboratoria altijd vrij moeten zijn van iedere verdenking? Hoe moet er volgens u worden gehandeld als er vooruitlopend aan sportevenementen wel degelijk verdenkingen bestaan?
Het uitgangspunt is dat sportinstanties en dopinglaboratoria betrouwbaar zijn. Door de wereld anti-dopingcode zijn sportinstanties gebonden aan strenge regels. Dopinglaboratoria moeten daarnaast nog aan uitgebreide kwaliteitscriteria voldoen, waaronder het waarborgen van onafhankelijkheid. Ik wil hierbij de kanttekening maken dat het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de sport zelf is om op te treden bij onregelmatigheden. Indien er daadwerkelijk sprake is van een ernstige en geloofwaardige verdenking, zal die moeten worden onderzocht. Als een verdenking gegrond wordt bevonden zal er moeten worden ingegrepen. WADA beschikt bijvoorbeeld over de mogelijkheid om in te grijpen in laboratoria.
In voorkomende gevallen van handelen dat strafbaar is volgens nationale wet- en regelgeving van betreffend land, kan vervolging plaatsvinden.
Wat vindt u in het kader van een veilige, eerlijke en schone sport ervan dat het World Anti-Doping Agency (WADA) en het Internationaal Olympisch Comité (IOC) concrete aanwijzingen over systematisch dopinggebruik door Russische atleten op hun beloop hebben gelaten in de aanloop naar Sotsji 2014? Hoe is het mogelijk dat het WADA en het IOC, onder het toeziend oog van de wereld, dopingcontroles lieten uitvoeren door een laboratorium dat net geschorst was geweest voor corruptie en op niet transparante wijze in aanloop naar Sotsji 2014 zijn licentie terugkreeg?
Het is aan WADA en aan het IOC zelf om hun verantwoordelijkheid te nemen indien zij concrete aanwijzingen hebben over systematisch dopinggebruik van atleten in een land. Ik weet niet over welke informatie aangaande het dopinggebruik van Russische atleten WADA en IOC beschikten in aanloop naar de Olympische Spelen. Volgens informatie van de Dopingautoriteit was het Russische laboratorium in de aanloop naar de Winterspelen van Sotsji voorwaardelijk geschorst om kwaliteitsredenen. Vervolgens heeft het laboratorium een tijdige verbeterslag gemaakt, waardoor WADA niet hoefde over te gaan tot een daadwerkelijke schorsing. Het feit dat WADA en het IOC een groep «independent observers (IO)» heeft ingesteld tijdens de dopingcontroles gedurende de Olympische en Paralympische Winterspelen biedt naar mijn mening een voldoende extra waarborg voor een correcte gang van zaken. De IO-rapporten hebben geen belangrijke afwijkingen vastgesteld.
Zie link voor de rapporten:
Hoe typeert u het handelen van het WADA en het IOC in dezen? In hoeverre valt hen verwijten te maken? Had het betreffende laboratorium naar uw mening, gezien de verdenking, geschorst moeten blijven? In hoeverre hebben de belangen van een veilige, eerlijke en schone sport bij de internationale instanties de overhand gehad in de aanloop naar Sotsji 2014?
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel belang hecht u aan goed functionerende internationale sportorganisaties? In hoeverre vindt u dat de internationale sportorganisaties alles binnen hun mogelijkheden moeten doen om sport eerlijk, veilig en schoon te maken?
Het is mijns inziens evident dat Internationale Sportfederaties er alles aan zouden moeten doen om hun sport eerlijk, veilig en schoon te laten verlopen.
Ik ga er vanuit dat de gang van zaken tijdens de Olympische Spelen correct en volgens de regels verlopen is. Zowel de uitvoering van de dopingcontroles als de analyse van de stalen in het dopinglaboratorium waren tijdens de Spelen een IOC-verantwoordelijkheid, waarbij toezicht gehouden werd, door het IOC en ook door het Independent Observer Team. Alle stalen zijn ingevroren en overgebracht naar het laboratorium in Lausanne wat een eventuele heranalyse in de toekomst mogelijk maakt.
Wat vindt u ervan dat men zich altijd zal moeten blijven afvragen of de dopingcontroles in Sotsji wel eerlijk zijn verlopen?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat schoon schip gemaakt moet worden in internationale sportorganisaties die bewezen corrupt en/of niet integer handelen?
Ja, indien bewezen is dat internationale sportorganisaties corrupt of niet integer handelen dan deel ik inderdaad deze mening. Zie ook antwoord 2.
Wat gaat u namens Nederland doen, bijvoorbeeld tijdens het EU-voorzitterschap in 2016, om van internationale sportorganisaties zuivere en veilige instanties te maken? Gaat u pleiten voor een onafhankelijk onderzoek naar de gang van zaken tijdens de dopingcontroles in Sotsji 2014?
Tijdens het EU-voorzitterschap van Nederland zal ik de integriteit van de sport op de agenda zetten met de nadruk op goed bestuur, transparantie van grote sportevenementen en de bestrijding van doping en wedstrijdvervalsing.
Ik ben voornemens een internationale Europese anti-dopingconferentie te organiseren tijdens het voorzitterschap. Daarbij teken ik aan dat het probleem van doping in eerste aanleg een zaak van de sport is. Naar mijn mening geeft het IO-rapport voldoende inzicht over de gang van zaken rondom dopingcontroles in Rusland tijdens de Olympische- en Paralympische Winterspelen.
Het bericht dat visverwerkers oude vis oplappen met verboden middelen met waterstofperoxide |
|
Fatma Koşer Kaya (D66) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Klopt het bericht «Visverwerkers lappen oude vis op met verboden middelen met waterstofperoxide»?1
De titel van het bericht refereert aan de opvatting van een voedingsmiddelentechnoloog dat de betreffende praktijk zou voorkomen. De NVWA kan dit vermoeden niet bevestigen, maar neemt het signaal wel serieus en besteedt hier bij de controles aandacht aan.
Hoe kan een dergelijke gebruik van ontsmettingsmiddelen blijkbaar zowel een publiek geheim zijn als onttrokken worden aan het toezicht van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)? Kunt u uitsluiten dat dit met capaciteitsgebrek te maken heeft? Zo ja, welke onderbouwing heeft u daarvoor?
Het is een verwoording van de aangehaalde voedingsmiddelentechnoloog dat de inzet van waterstofperoxide in de visindustrie een «publiek geheim» is. Dit suggereert dat de inzet van waterstofperoxide illegaal is; dit is niet het geval. Waterstofperoxide kan als technische hulpstof bij de productie van vis (als ontslijmingsmiddel) worden ingezet. De NVWA is bekend met dit gebruik en ziet er op toe dat het gebruik van technische hulpstoffen veilig is.
Wat volgens het artikel onttrokken wordt aan het toezicht van de NVWA is mogelijk illegaal gebruik van middelen om «oude vis op te lappen». De NVWA kent de signalen over dergelijk gebruik, maar kan dat vanuit haar eigen waarnemingen niet bevestigen. Wel zal zij de komende tijd meer aandacht aan dit mogelijke gebruik geven. Er zijn geen capaciteitsproblemen die de NVWA belemmeren deze extra aandacht te geven.
Wanneer is besloten om het middel Mucusol en/of andere ontsmettende middelen met waterstofperoxide toe te laten of te gedogen voor het ontslijmen en/of ontsmetten van vis? Welke redenen lagen daaraan ten grondslag? Betrof dit een bedrijfsspecifieke of sectorbrede toestemming?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2 van de vragen door het Kamerlid Van Gerven (ingezonden 20 november 2015). In aanvulling hierop meld ik u dat het geoorloofd zijn van Mucusol als ontslijmingsmiddel geldt voor alle bedrijven en alle formuleringen van producten met waterstofperoxide, zolang het gebruik kan worden aangemerkt als technische hulpstof en het gebruik daarvan veilig is.
Waarom gaat de NVWA pas vanaf volgend jaar controleren? Hoeveel vertraging zit er in dit geval en in het algemeen tussen het opvangen van signalen en het overgaan tot toezicht?
De controle van de NVWA is continu; er is geen sprake van dat de NVWA pas in 2016 zou beginnen met controleren. Wel is het juist dat extra nadruk op het toezien op het juiste gebruik van waterstofperoxide (en andere stoffen met een decontaminerende werking) in 2016 in het reguliere werkproces van de NVWA wordt opgenomen. Dit laat onverlet dat de NVWA ook in de resterende tijd in 2015 in haar toezicht aandacht aan dit punt geeft.
Heeft het gebruik van middelen met waterstofperoxide per definitie een ontsmettend effect, zoals voedingsmiddelentechnologen en de Consumentenbond zeggen, of zijn er, zoals de NVWA blijkbaar van oordeel was, wijzen waarop het gebruikt kan worden voor ontslijmen zonder dat het een ontsmettend effect heeft?
Waterstofperoxide heeft in werkzame concentraties altijd een decontaminerend effect; ook de NVWA is zich hiervan bewust. De mate waarin dit effect optreedt kan variëren, afhankelijk van de formulering en concentratie waarin het wordt gebruikt. Voor de overheid was bij het in dit geval geoorloofd-verklaren van waterstofperoxide niet de afwezigheid van een decontaminerend effect bepalend, maar de werkzaamheid van de stof als ontslijmingsmiddel en de veiligheid van het gebruik.
Kunt u uitsluiten dat er vis ter consumptie beschikbaar is gesteld die daarvoor niet in aanmerking zou zijn gekomen als deze niet met het middel Mucusol of andere ontsmettingsmiddelen behandeld was? Zo nee, waarom niet en welk risico is er geweest voor de volksgezondheid?
Nee, dat kan ik niet uitsluiten. De NVWA onderzoekt of van dergelijk illegaal gebruik sprake is. Het gebruik van waterstofperoxide voor het ontslijmen van vis resulteert niet in een gevaar voor de volksgezondheid.
Bij het gebruik van andere middelen zou dit anders kunnen liggen. Onderzoek van de NVWA zal moeten aantonen of illegale behandelingen plaatsvinden en of deze praktijken gevaar voor de volksgezondheid zouden kunnen opleveren.
Het bericht “Nog geen deal tussen verzekeraars en ziekenhuizen” |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Nog geen deal tussen verzekeraars en ziekenhuizen»?1
Ja.
Bent u het eens met de kritiek van de patiëntenkoepel NPCF, verwoord in de brief «Wat heb je aan een nieuwe zorgpolis als je niets weet over het gecontracteerde aanbod»?2
Ik neem aan dat u hiermee doelt op de brief die de NPCF over de contractering 2016 op 23 november aan Zorgverzekeraars Nederland heeft verzonden (bijlage 1).3 In de link verwijst u namelijk naar een cursus over social media en communicatie.
Ik ben het met NPCF eens dat het voor verzekerden heel belangrijk is dat zorgverzekeraars transparant zijn over de inhoud van hun polissen, inclusief welke zorgaanbieders ze wel en wel ze niet hebben gecontracteerd. Ze zijn daartoe ook verplicht.
Wat is uw mening over het feit dat verzekeraars verzekerden tijdig een compleet aanbod moeten kunnen doen, inclusief een overzicht moeten kunnen geven van de gecontracteerde zorgaanbieders, maar dat dit op dit moment nog niet het geval is?
Zorgverzekeraars zijn uit hoofde van de Wet marktordening gezondheidszorg verplicht informatie openbaar te maken over de eigenschappen van aangeboden producten en diensten op zodanige wijze dat deze gegevens voor consumenten gemakkelijk vergelijkbaar zijn. Hieronder valt ook informatie over contractering bij zorgpolissen en of de keuze voor een niet-gecontracteerde zorgaanbieder leidt tot een vergoedingsbeperking. Deze verplichting is uitgewerkt in de Regeling TH/NR-004 Informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Deze regeling is onlangs aangescherpt, hierover heb ik u geïnformeerd in de voortgangsrapportage over Kwaliteit loont.
Op 19 november moeten de polisvoorwaarden voor patiënten duidelijk zijn. Deze zes weken termijn staat in de Zorgverzekeringswet (Zvw). De verzekerde kan op de polis zien welke zorg de zorgverzekeraar aanbiedt. Alle zorg die daarop staat aangegeven moet in ieder geval door de zorgverzekeraar worden geleverd.
Als een zorgverzekeraar in de polis aangeeft dat de zorg van een bepaald ziekenhuis vergoed wordt, dan kan de patiënt daar vanuit gaan.
Als de zorgverzekeraar op 19 november nog met een ziekenhuis in onderhandeling is en nog niet zeker is of er een contract wordt afgesloten en als dat gevolgen heeft voor de vergoeding, dan moet de zorgverzekeraar dit melden. Dan kan de verzekerde op basis van alle relevante informatie besluiten wel of niet voor deze zorgverzekeraar te kiezen.
Zorgverzekeraars kunnen ziekenhuizen met wie zij geen contract hebben toch als «gecontracteerd» opnemen in de communicatie naar de patiënt. De patiënt kan er dan vanuit gaan dat de zorg van deze instelling vergoed wordt alsof het een gecontracteerde instelling betreft. Sommige verzekeraars geven aan dat ze in onderhandeling zijn. De verzekerde weet dan dat het niet zeker is of er een contract wordt afgesloten en kan op basis van deze informatie besluiten.
Wat vindt u ervan dat bijvoorbeeld de vier grote verzekeraars nog niet kunnen zeggen met welke ziekenhuizen zij volgend jaar een contract hebben, en dat een ziekenhuis aangeeft er nog met geen enkele zorgverzekeraar uit te zijn?
Zorgverzekeraars hebben op 19 november van dit jaar een deel van de ziekenhuizen nog niet gecontracteerd. Verzekerden moeten op basis van zoveel mogelijk informatie een weloverwogen keuze kunnen maken. Verzekeraars moeten aan verzekerden duidelijkheid geven over de gevolgen daarvan voor de polis.
Ik vind het van groot belang dat verzekeraars en aanbieders hun contractering snel afronden. Uit navraag bij zorgverzekeraars blijkt dat er nu iedere dag contracten bij komen. Sommige verzekeraars hebben aangegeven dat de zorg voor alle ziekenhuizen vergoed zal worden, ongeacht of de contractering wel of niet rond komt.
Het heeft bij mij, maar ook bij zorgaanbieders en zorgverzekeraars, zeker de voorkeur om op 19 november klaar te zijn met het gehele contracteerproces.
Ik heb in de voortgangsrapportage over Kwaliteit loont aangegeven dat ik in overleg treedt met aanbieders en verzekeraars om afspraken te maken over de contracteringstermijnen- en processen.
Welke oorzaken heeft deze vertraging van contracteren volgens u? Hoe ziet u het verschil tussen dit jaar en voorgaande jaren? Hoe komt het dat in voorgaande jaren slechts enkele verzekeraars en ziekenhuizen rond dit tijdstip nog niet klaar waren met contracteren en dit jaar een fors deel van de zorgverzekeraars en ziekenhuizen nog geen contracten hebben afgesloten? Welke conclusie verbindt u aan het feit dat al jaren contracteren pas laat in het jaar plaatsvindt?
Uit verschillende berichtgeving en door navraag bij partijen heb ik vernomen dat er een aantal zaken is waardoor de contractering dit jaar stroef verloopt. Partijen noemen onder andere de oplopende kosten van dure geneesmiddelen als knelpunt bij de contractering. Ik sluit niet uit dat de deadline van 19 november ook werkt als een drukmiddel richting verzekeraars in de onderhandelingen.
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 5 heb aangegeven vind ik het van groot belang dat de contracten zoveel mogelijk voor 19 november worden afgesloten. Ik zal daarover nader in gesprek gaan met betrokken partijen.
Welk belang hecht u aan een termijn van 6 weken voor de verzekerden om een keuze te kunnen maken? Welke voordelen biedt deze termijn volgens u? Deelt u de mening dat verzekerden en patiënten deze termijn nodig hebben om een weloverwogen keuze te kunnen maken op basis van juiste en belangrijke informatie? Acht u het nodig deze termijn van 6 weken wettelijk te borgen?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Wanneer zullen volgens u alle zorgverzekeraars patiënten kunnen informeren welke zorgaanbieders zij hebben gecontracteerd? Wat betekent dat voor verzekerden en voor het moment waarop zij een weloverwogen keuze voor een polis kunnen maken? Welk perspectief biedt u de verzekerde die op dit moment dus nog geen gefundeerde keuze kan maken?
Zie antwoord vraag 6.
Wat kunnen de gevolgen zijn voor verzekerden die nu een keuze voor een polis voor 2016 maken, zonder dat alle contracten zijn afgesloten? Wordt door uw ministerie verzekerden geadviseerd te wachten met het maken van een keuze tot volledige informatie beschikbaar is? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 3. Het is aan verzekerden zelf om te bepalen welke informatie voor hen van belang is bij het maken van een keuze voor een polis. De informatie die de verzekeraar aan de verzekerde geeft moet kloppen, daar ziet de NZa op toe.
Is het volgens u een optie een termijn van 6 weken, waarbinnen verzekerden de tijd moeten hebben om een keuze te maken voor de zorgpolis, in te laten gaan vanaf moment dat het aanbod daadwerkelijk gereed is, en verzekerden op deze manier op basis van volledige informatie een keuze kunnen maken? Zo nee, waarom niet? Welke termijn acht u nodig voor verzekerden om een goede keuze te kunnen maken?
Dit is geen goede optie. Zorgverzekeraars kunnen ook in de loop van het contractjaar nog een nieuwe zorgaanbieder contracteren als dat in het belang is van zijn verzekerden. Verzekerden moeten hun keuze dus baseren op de informatie die eind van het jaar beschikbaar is. Het aanbod kan daarna nog ruimer worden, dat is dan in het voordeel van de verzekerden. Zoals ik bij mijn antwoord op vraag 3 heb aangegeven moet de zorgverzekeraar alle zorg die met de polis in het vooruitzicht is gesteld vergoeden aan de verzekerde.
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 5 heb aangegeven vind ik het van groot belang dat de contracten zoveel mogelijk voor 19 november worden afgesloten. Ik zal daarover nader in gesprek gaan met betrokken partijen.
Wanneer bovenstaande optie niet mogelijk is, wat vindt u dan van de mogelijkheid verzekerden minimaal het recht te geven op hetzelfde pakket als vorig jaar bij hun huidige verzekeraar, als zorgverzekeraars laat zijn met contracteren? Deelt u de mening dat dit een noodzakelijke stok achter de deur is voor zorgverzekeraars om tijdig duidelijkheid te bieden aan de verzekerden? Hoe kan dit vormgegeven worden?
Uit mijn antwoord op vraag 9 kunt u opmaken dat een dergelijke optie niet nodig is. Het is ook niet nodig om een extra stok achter de deur te organiseren, zorgverzekeraars hebben er nu al alle belang bij om zo tijdig mogelijk duidelijkheid te bieden aan verzekerden. Immers, als zij dat niet doen dan lopen zij het risico dat verzekerden voor een andere zorgverzekeraar kiezen die dat wel doet. Het is echter niet alleen aan zorgverzekeraars om tijdig duidelijkheid te kunnen bieden, zorgverzekeraars zijn bij de contractering afhankelijk van de zorgaanbieders om tijdig een contract de kunnen sluiten. Overigens verandert het basispakket ook al elk jaar, waardoor de suggestie ook niet praktisch is.
Kunt u deze oplossingen bij verzekeraars afdwingen op basis van uw bevoegdheden als stelselverantwoordelijke?
Nee, dit kan ik niet afdwingen. Zorgverzekeraars moeten aan hun zorgplicht voldoen. Maar verder is het een zaak van zorgaanbieders en zorgverzekeraars om contracten te sluiten. Daar ben ik geen partij in.
Wat is uw mening over het feit dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) niet handhaaft op dit punt? Hoe is dat volgens u mogelijk, aangezien de NZa vorig jaar partijen nog had opgeroepen haast te maken en eerder te beginnen met de onderhandelingen? Welke mogelijkheden heeft de NZa volgens u om hierop in te grijpen, en waarom doet zij dit nu niet? Hoe kan de NZa volgens u verzekerden tegemoet komen?3
De NZa heeft in haar Regeling TH/NR-004 Informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten vastgelegd dat zorgverzekeraars op 19 november kenbaar moeten maken met welke zorgaanbieders voor welke vormen van zorg een contract is afgesloten voor de betreffende polis en of de keuze voor een niet-gecontracteerde zorgaanbieder leidt tot een vergoedingsbeperking. Daarnaast moeten zorgverzekeraar transparant zijn bij welke zorgaanbieders plafondafspraken zijn gemaakt. Op die manier weet een verzekerde bij het afsluiten van een polis of en in welke mate een eventuele arts van zijn voorkeur gecontracteerd is en welke gevolgen dit heeft voor de vergoeding. Een verzekerde kan daar dan bij het afsluiten van een polis rekening mee houden. De NZa zal erop toezien dat zorgverzekeraars dit doen en daar zo nodig op handhaven. Als de zorgverzekeraar zich niet aan de afspraak houdt dan kan de NZa de zorgverzekeraar hierop aanspreken en een sanctie opleggen op basis van de regeling «informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars voor consumenten». Dit is het geval als de zorgverzekeraar zich in het algemeen niet aan de afspraken houdt. NZa heeft hiervoor signalen nodig.
In welke mate kunt u garanderen dat verzekerden recht hebben op zorg op de locatie die volgens de verzekeraar is gecontracteerd (of in het geval van restitutiepolissen, daadwerkelijk vrije keuze in zorgaanbieders hebben), en dat zij niet onaangenaam verrast worden door budgetplafonds, waardoor ze als verrassing toch niet ergens anders terecht kunnen?4
Zie antwoord vraag 12.
Is naar uw mening voor een verzekerde duidelijk en begrijpelijk aangegeven op de sites van alle zorgverzekeraars of deze met een budgetplafond werken, en wat daarvan de gevolgen zijn? Zo nee, welke actie wordt ondernomen richting zorgverzekeraars die hier niet aan voldoen?
Zie antwoord vraag 12.
Het bericht dat verzekeraars nog niet alle contracten met ziekenhuizen hebben gesloten maar dat patiënten nu wel hun zorgverzekering moeten kiezen |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Nog geen deal tussen verzekeraars en ziekenhuizen», en «Patiëntenvereniging boos op zorgverzekeraars»?1 2
ja
In hoeverre deelt u de mening dat het onwenselijk is dat verzekerden op dit moment de keuze moeten maken voor een zorgverzekering voor 2016, maar dit op basis van onvolledige informatie moeten doen, omdat nog niet alle contracten tussen verzekeraars en ziekenhuizen rond zijn?
Ik vind het belangrijk dat een verzekerde op basis van zoveel mogelijk informatie een weloverwogen keuze kan maken voor een zorgverzekeraar. De verzekerde moet op tijd duidelijkheid hebben over de polisvoorwaarden. Zorgverzekeraars zijn – conform de regelgeving van de NZa (Regeling TH/NR-004 Informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten) – verplicht hun verzekerden goed te informeren over contractering bij zorgpolissen. Deze regelgeving is onlangs aangescherpt; hierover heb ik u geïnformeerd in de voortgangsrapportage over Kwaliteit loont. Zorgverzekeraars moeten hun verzekerden informeren of er sprake is van gecontracteerde zorg. En zo ja, voor welke vormen van zorg en bij welke ziekenhuizen er sprake is van gecontracteerde zorg. Op basis van deze informatie kan de verzekerde besluiten te switchen naar een andere zorgverzekeraar. De NZa houdt toezicht op deze transparantie door de zorgverzekeraar.
Zorgverzekeraars hebben op 19 november van dit jaar een deel van de ziekenhuizen nog niet gecontracteerd. Ik deel uw mening dat dit niet optimaal is. De verzekerde kan op de polis zien welke zorg de zorgverzekeraar aanbiedt. Alle zorg die daarop staat aangegeven moet in ieder geval door de zorgverzekeraar worden geleverd. Ik vind het desondanks van groot belang dat de contracten zoveel mogelijk voor 19 november worden afgesloten. Uit navraag bij zorgverzekeraars blijkt, dat er nu iedere dag contracten bij komen.
Ik heb in de voortgangsrapportage over Kwaliteit loont aangegeven dat ik in overleg treedt met aanbieders en verzekeraars om afspraken te maken over de contracteringstermijnen- en processen.
Welke mogelijkheden en oplossingen ziet u voor degenen die nu een naturaverzekering afsluiten, maar niet weten op basis van welke voorwaarden dit is? Kunt u aangeven of deze personen wijzigingen kunnen doorvoeren in de door hun gekozen premie, zoals vorig jaar door Achmea is toegestaan?
De zorgverzekeraar moet op 19 november aan verzekerden duidelijk maken wat de polisvoorwaarden zijn. Wanneer een zorgverzekeraar aangeeft met bepaalde aanbieders een contract te hebben kan de verzekerde daar vanuit gaan. In het geval dat de zorgverzekeraar aangeeft met een bepaalde aanbieder een contract te hebben en vervolgens in de loop van het jaar blijkt dat deze zorgaanbieder toch niet wordt gecontracteerd, moet de zorgverzekeraar de kosten alsnog vergoeden.
Kunt u aangeven in hoeverre de ontstane situatie knelt met het hoofdlijnakkoord waarin is afgesproken dat de afspraken tussen verzekeraars en ziekenhuizen op 19 juni 2015 rond moeten zijn? Kunt u aangeven welke stappen u gaat ondernemen om ervoor te zorgen dat deze situatie zo snel mogelijk wordt opgelost, en volgend jaar niet nogmaals voorkomt?
In het hoofdlijnenakkoord medisch specialistische zorg is afgesproken dat zorgverzekeraars voor 19 november alle informatie over ingekochte zorg beschikbaar moeten stellen voor patiënten. Hierbij moet ook duidelijk worden welke zorg ze (nog) niet hebben ingekocht, zodat de patiënt een weloverwogen keuze kan maken voor een zorgverzekeraar. De NZa houdt hier toezicht op. De huidige situatie knelt in dat opzicht niet met het hoofdlijnenakkoord. Het heeft bij mij, maar ook bij zorgaanbieders en zorgverzekeraars de voorkeur om op 19 november klaar te zijn met het gehele contracteerproces. Ik heb in de voortgangsrapportage van Kwaliteit loont aangegeven dat ik in overleg treedt met aanbieders en verzekeraars om afspraken te maken over de contracteringstermijnen- en processen.
Kunt u aangeven waarom de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) niet gaat handhaven? In hoeverre is dit in uw ogen een verstandige keuze? Zo nee, waarom niet?
Zorgverzekeraars moeten voor 19 november alle informatie over ingekochte zorg beschikbaar stellen voor de patiënten. Hierbij moet ook duidelijk worden welke zorg ze (nog) niet hebben ingekocht. De NZa houdt hier zoals gezegd toezicht op. VWS heeft navraag gedaan bij de NZa en de NZa geeft aan dat zij hier zonodig ook op wel op handhaaft.
Kunt u aangeven waarom het voor het tweede jaar op rij niet gelukt is het hoofdlijnenakkoord na te leven? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid dit te onderzoeken?
De afspraak in het bestuurlijk hoofdlijnenakkoord medisch specialistische zorg heeft betrekking op het inzicht in het gecontracteerde aanbod. Zorgverzekeraars bieden dit inzicht. De zorg die wordt aangeboden in de polis moet worden geleverd. Daarover kan geen misverstand bestaan. Ik vind het desondanks van groot belang dat de contracten zoveel mogelijk voor 19 november worden afgesloten. Ik zal daarover nader in gesprek gaan met betrokken partijen.
Bent u bereid deze vragen voor het einde van deze maand te beantwoorden, zodat mensen in december een weloverwogen keuze kunnen maken?
Ja
Het overtreden van regels van de farmaceutische industrie |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Recordboetes voor verboden reclame farmaceuten»?1
Ja.
Klopt het dat er vorig jaar 836.123 euro aan boetes aan de farmaceutische industrie is uitgedeeld?
In 2014 zijn tien boetes opgelegd voor overtredingen van de reclameregels. Het gaat om een totaalbedrag van 832.799 euro. Zeven boetes (totaal 719.243 euro) zijn opgelegd aan farmaceutische bedrijven en drie aan websitehouders (totaal 113.547 euro). Het ging om overtredingen als het maken van publieksreclame voor een receptgeneesmiddel, reclame voor niet-geregistreerde geneesmiddelen, verboden gunstbetoon en off-label reclame.
Is het u bekend welke overtredingen zijn geconstateerd?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe kan het dat dit bedrag in 2014 zo veel hoger ligt dan andere jaren?
Het bedrag is afhankelijk van een aantal factoren. De doorlooptijden van individuele zaken vanaf de constatering van de overtreding tot het daadwerkelijk opleggen van de boete kan soms langer dan een jaar duren. Daarnaast is de hoogte van boetes afhankelijk van de zwaarte en ernst van de overtreding en de grootte van de onderneming.
Waarom komt deze informatie pas openbaar nadat er een WOB-verzoek is ingediend?
Maatregelen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) worden niet actief openbaar gemaakt omdat daar geen wettelijke basis voor is. Het recent bij uw Kamer ingediende wetsvoorstel voor wijziging van de Gezondheidswet voorziet in nieuwe stappen in het verbeteren van de naleving van normen door openbaarmaking van gegevens. Als deze wetswijziging is aangenomen en in werking kan treden zal de mogelijkheid voor actieve openbaarmaking van gegevens verder ingevuld worden door de IGZ.
Wilt u de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) verzoeken om jaarlijks te rapporteren over welke overtredingen er begaan zijn en hoeveel boetes er zijn opgelegd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe staat u tegenover het verplichten van farmaceutische bedrijven om actief meer openbaarheid te geven en bent u bereid hiertoe maatregelen te nemen?
Het wetsvoorstel voor wijziging van de Gezondheidswet dat ik in antwoord op vragen 5 en 6 noemde, ziet toe op openbaarmaking van gegevens door de toezichthouder, dat vind ik in deze de geëigende route. In aanvulling daarop staat het bedrijven vrij om vrijwillig inzage te geven in de overtredingen die begaan zijn en welke boetes of waarschuwingen daarop volgden.
Hoeveel capaciteit (fte’s) heeft de IGZ en is dit genoeg capaciteit om in te zetten op de bestrijding van verboden reclamehandelingen of is deze, zoals het bovengenoemde artikel stelt, te beperkt?
Het team reclametoezicht bij de IGZ beschikt over ongeveer 5 fte. Het team is in 2009 na een beleidsevaluatie met 2 fte tot deze capaciteit uitgebreid. Dit team zet haar capaciteit in op het toezicht op naleving van de reclameregels en op het toezicht op het illegaal aanbod van geneesmiddelen op het internet. Ik ben met de IGZ van mening dat deze capaciteit voldoende is voor het onderzoek van meldingen en gericht risicotoezicht op deze onderwerpen.
Bent u bereid om meer fte’s op de bestrijding van verboden reclamehandelingen te zetten? Zo ja, hoeveel en zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Welke maatregelen kan en wilt u nemen om ervoor te zorgen dat de farmaceutische bedrijven beter de regels naleven en zich richten op de zorg voor de patiënt in plaats van het maximaliseren van de verkoop van hun medicijn?
Er is al een aantal maatregelen genomen gericht op bevordering van naleving van de reclameregels. Primair is dat het toezicht op naleving van de regels door de IGZ. Daarnaast is er de zelfregulering in de sector door de Code Geneesmiddelenreclame (CGR), waarbij mogelijkheden voor advies- en klachtenprocedures er ook op gericht zijn om naleving van de regels te bevorderen. Samenwerkingsafspraken tussen IGZ en CGR beogen dat de activiteiten van beide organisaties elkaar aanvullen. Deze afspraken zijn voor het jaar 2016 verlengd. Binnen deze afspraken heeft de IGZ overigens nog steeds een eigenstandige bevoegdheid om in te grijpen als zij dat nodig acht.
In dit kader wil ik ook de regels omtrent transparantie van financiële relaties tussen artsen en farmaceutische bedrijven noemen. Het primaire doel van deze transparantie is de patiënt te informeren over eventuele financiële relaties van zijn of haar zorgverlener. Net als de andere maatregelen is transparantie er daarnaast op gericht dat farmaceutische bedrijven, die primair commercieel zijn en daarom marketing zullen bedrijven, zich van oneigenlijke beïnvloeding zullen onthouden. Transparantie is nog volop in ontwikkeling: in 2016 zullen voor het eerst ook financiële relaties tussen artsen en medische hulpmiddelenbedrijven openbaar worden gemaakt.
En daarnaast heb ik recent bij uw Kamer wetsvoorstel voor wijziging van de Gezondheidswet ingediend, zoals ik ook in antwoord 5, 6 en 7 heb aangegeven.
Aanvullende maatregelen acht ik op dit moment niet nodig.
Bent u bekend met de commercials die farmaceutisch bedrijf Mylan uitzendt in de reclamezendtijd van Nederlandse zenders?
Ja.
Vindt u het wenselijk dat farmaceutische bedrijven reclame uitzenden op Nederlandse zenders?
Reclame moet binnen de daarvoor geldende regelgeving passen. Deze is neergelegd in de algemene reclameregels in de Nederlandse Reclamecode, waarin onder andere staat dat reclame niet misleidend mag zijn. Daarnaast zijn er de specifieke regels die gelden voor reclame voor geneesmiddelen, neergelegd in hoofdstuk 9 van de Geneesmiddelenwet. Hierin worden er eisen gesteld aan reclame voor geneesmiddelen, en wordt deze in een aantal gevallen verboden. Ook worden er in dit hoofdstuk regels gesteld voor gunstbetoon, die nader zijn uitgewerkt in de Beleidsregels gunstbetoon Geneesmiddelenwet. Met deze regelgeving is er sprake van duidelijke grenzen aan reclame door geneesmiddelenfabrikanten.
Waar liggen wat u betreft de grenzen aan reclame door geneesmiddelenfabrikanten?
Zie antwoord vraag 12.
Deelt u de mening dat reclame door geneesmiddelenfabrikanten niet in het publiek belang is en bent u bereid te onderzoeken op welke wijze reclame-uitingen door fabrikanten van op recept verkrijgbare geneesmiddelen kan worden tegengegaan?
Reclame moet binnen de grenzen van de reclameregels uit de Geneesmiddelenwet blijven. De regels die daar zijn opgenomen geven aan wat wel en niet kan. De IGZ houdt toezicht op naleving van die regels en legt, zoals het artikel waarnaar u verwijst ook duidelijk illustreert, daarbij ook boetes op als er overtredingen worden geconstateerd. Ik ben van mening dat dit systeem afdoende functioneert en vind om die reden aanvullend onderzoek niet nodig.
Het bericht ' Nog geen deal tussen verzekeraars en ziekenhuizen' |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Nog geen deal tussen verzekeraars en ziekenhuizen»?1
Ja
Wat vindt u ervan dat de grote verzekeraars nog niet kunnen zeggen met welke ziekenhuizen ze volgend jaar een contract hebben, terwijl de in het hoofdlijnenakkoord afgesproken deadline van 19 november 2015 inmiddels is verstreken?
In het hoofdlijnenakkoord medisch specialistische zorg is afgesproken dat zorgverzekeraars voor 19 november alle informatie over ingekochte zorg beschikbaar moeten stellen voor patiënten. Hierbij moet ook duidelijk worden welke zorg ze (nog) niet hebben ingekocht, zodat de patiënt een weloverwogen keuze kan maken voor een zorgverzekeraar. De NZa houdt hier toezicht op. De huidige situatie knelt in dat opzicht niet met het hoofdlijnenakkoord. De patiënt kan bij elke polis zien welk zorgaanbod onder zijn polis valt en waar nog geen zekerheid over is. Dat is cruciaal om te kunnen kiezen. Ik vind het tempo van contracteren teleurstellend en zal partijen vragen om hierop maatregelen te nemen.
Wat zijn volgens u de gevolgen voor verzekerden, nu verzekeraars weliswaar hun polissen hebben bekend gemaakt, maar nog onduidelijk is welke ziekenhuizen onder de polis vallen?
Zorgverzekeraars zijn – conform de regelgeving van de NZa (Regeling TH/NR-004 Informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten) – verplicht hun verzekerden goed te informeren over contractering bij zorgpolissen. Deze regelgeving is onlangs aangescherpt; hierover heb ik u geïnformeerd in de voortgangsrapportage over Kwaliteit loont. Zorgverzekeraars moeten hun verzekerden informeren of er sprake is van gecontracteerde zorg. En zo ja, voor welke vormen van zorg en bij welke ziekenhuizen er sprake is van gecontracteerde zorg. Op basis van deze informatie kan de verzekerde besluiten te switchen naar een andere zorgverzekeraar. De NZa houdt toezicht op deze transparantie door de zorgverzekeraar.
Wanneer een zorgverzekeraar aangeeft met bepaalde aanbieders een contract te hebben mag de verzekerde daar vanuit gaan.
Welke oplossingen zijn er voor verzekerden als zij nu een polis afsluiten op basis van onvolledige keuze-informatie, en naderhand tot de conclusie komen dat zij een onjuiste verzekering hebben afgesloten? Kunt u deze oplossingen bij verzekeraars afdwingen op basis van uw bevoegdheden?
Zorgverzekeraars moeten hun verzekerden informeren of er sprake is van gecontracteerde zorg. En zo ja, voor welke vormen van zorg en bij welke ziekenhuizen er sprake is van gecontracteerde zorg. Wanneer een zorgverzekeraar aangeeft met bepaalde aanbieders een contract te hebben mag de verzekerde daar vanuit gaan. In het geval dat de zorgverzekeraar aangeeft met een bepaalde aanbieder een contract te hebben en vervolgens in de loop van het jaar blijkt dat deze zorgaanbieder toch niet wordt gecontracteerd, mag de verzekerde ook na 1 januari zijn verzekering opzeggen en overstappen naar een andere zorgverzekeraar. Immers, de polisvoorwaarden op basis waarvan de verzekerde de zorgverzekeraar heeft gekozen, blijken dan niet te kloppen. Ook moet de genoten zorg van de verzekerde bij de betreffende zorgaanbieder worden vergoed door de zorgverzekeraar. Ik ga er vanuit dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders tot het uiterste zullen gaan om het niet zo ver te laten komen.
Wat zijn volgens u de achterliggende redenen dat er dit jaar zoveel verzekeraars en ziekenhuizen nog niet klaar zijn met de contractering? Betreft het alleen administratieve problemen met de Diagnose Behandel Combinaties (DBC's), zoals de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beweert, of zijn er meer oorzaken aan te wijzen, zoals een grotere belangentegenstelling tussen ziekenhuizen en verzekeraars en de vergoeding van dure medicijnen?
Uit verschillende berichtgeving en door navraag bij partijen heb ik vernomen dat er een aantal zaken is waardoor de contractering dit jaar stroef verloopt. Volgens partijen zijn onder andere de oplopende kosten van dure geneesmiddelen een knelpunt bij de contractering. Ik heb hier nog geen eenduidig beeld van. Ik heb daarnaast het beeld dat ook de datum van 19 november werkt als een drukmiddel in de onderhandelingen en dat partijen erg laat beginnen met deze onderhandelingen en veel contracten slechts voor 1 jaar worden gesloten, waardoor het proces ieder jaar opnieuw plaats moet vinden.
Jaarlijks wordt in het Bestuurlijk Overleg over het hoofdlijnenakkoord medisch specialistische zorg met partijen besproken hoe het met de contractering staat. Dit jaar vindt dit overleg in december plaats. Daarbij zal ook worden besproken wat de knelpunten zijn en welke verbeteringen er mogelijk zijn om tijdig tot contracten te komen.
Wanneer verwacht u dat de contracten tussen ziekenhuizen en verzekeraars wel rond zijn?
Ik weet niet wanneer de contracten tussen ziekenhuizen en verzekeraars rond zijn. Ik vind het van groot belang dat zij hun contractering snel afronden. Zorgaanbieders en zorgverzekeraars hebben er ook belang bij dat de contractering snel is afgerond. Uit navraag bij zorgverzekeraars blijkt, dat er nu iedere dag contracten bij komen.
Wat vindt u ervan dat de NZa nu al aangeeft dat ze niet gaat handhaven? Vindt u dat de NZa, mede gelet op de onvolledige keuze-informatie voor verzekerden, wel zou moeten handhaven?
Zorgverzekeraars moeten voor 19 november alle informatie over ingekochte zorg beschikbaar stellen voor de patiënten. Hierbij moet ook duidelijk worden welke zorg ze (nog) niet hebben ingekocht. Ik heb niet de indruk dat dit niet gebeurt. De NZa houdt hier zoals gezegd toezicht op. VWS heeft navraag gedaan bij de NZa en de NZa geeft aan dat zij hier zo nodig wel op handhaaft.
Welke beleidsmatige conclusies trekt u uit de nu ontstane situatie?
Ik concludeer dat dit jaar op 19 november een groot deel van de contractering voor 2016 nog niet is afgerond. Verzekerden moeten op basis van zoveel mogelijk informatie een weloverwogen keuze kunnen maken. Daarom vind ik het van belang dat verzekeraars en aanbieders hun contractering tijdig afronden.
Jaarlijks wordt in het Bestuurlijk Overleg over het hoofdlijnenakkoord medisch specialistische zorg met partijen besproken hoe het met de contractering staat. Daarbij wordt ook besproken welke verbeteringen mogelijk zijn in het systeem om tijdig tot contracten te komen. Ik zal partijen vragen maatregelen te nemen en ook nagaan wat de mogelijkheden verder zijn.
Het bericht dat één op de drie patiënten vorig jaar het voorgeschreven geneesmiddel niet heeft opgehaald |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Eén op de drie haalt apotheekrecept niet op»?1 Zo ja, wat vindt u van dit bericht?
Ja, ik ken het bericht «Eén op de drie haalt apotheekrecept niet op». Dit bericht is gebaseerd op het rapport van het Nivel naar de aard en omvang van zorgmijden. Dit rapport en mijn reactie hierop heb ik op 28 oktober jl. naar de Kamer gestuurd (Kamerstuk 29 689, nr. 664). Ik heb in mijn reactie onder andere een opsomming gegeven van de acties die ik onderneem om het afzien van noodzakelijke zorg tegen te gaan.
Wilt u het rapport van het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (Nivel), waar in het artikel naar verwezen wordt, voorzien van uw reactie naar de Kamer sturen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel geld wordt er verspild door niet-opgehaalde medicijnen en ingeplande afspraken met medisch specialisten waarbij de patiënt niet komt opdagen?
Met betrekking tot de medisch specialistische zorg kan ik het volgende melden. In 2010 heeft het instituut Beleid & Management Gezondheidszorg (iBMG) een inschatting gemaakt van de totale zorgkosten van no show. Uitgaande van een no show percentage van 5 à 10% kwamen zij op een bedrag van € 300 miljoen over alle sectoren. Het aandeel van ziekenhuiszorg hierbij is onbekend. Uit de «Voortgangsbrief kostenbewustzijn» van juni jl. (Kamerstuk 29 689, nr. 624) blijkt dat de no show cijfers de afgelopen jaren zijn gedaald en aanzienlijk lager liggen dan de percentages die het iBMG heeft gebruikt in haar berekening. Zo ligt in algemene ziekenhuizen de no show op 2,7% en in UMC’s op 3,64%. Het is echter onduidelijk of deze percentages betrekking hebben op poliklinische bezoeken of klinische opnames. Daarom is het niet mogelijk om aan te geven hoeveel geld verspild wordt doordat patiënten niet komen opdagen bij een afspraak met een medisch specialist.
Hoewel de precieze cijfers onbekend zijn, zetten (de koepels van) ziekenhuizen zich ervoor in om de no show terug te dringen. Zo hebben de Nederlandse vereniging van ziekenhuizen (NVZ) en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) begin 2014 een handreiking «Hoe om te gaan met No-Show binnen uw instelling» opgesteld en verspreid onder hun leden.
Het is niet mogelijk om het precieze bedrag te bepalen dat gemoeid is met niet-opgehaalde medicijnen. Het gros van de voorgeschreven middelen betreft geregistreerde medicatie (bron: SFK. Data en feiten 2015). Deze medicatie wordt, indien niet opgehaald door de patiënt, teruggeboekt in de voorraad en niet gedeclareerd bij de zorgverzekeraar. Omdat de medicatie de apotheek niet heeft verlaten, kan deze medicatie opnieuw worden verstrekt. Een uitzondering hierop zijn de magistrale bereidingen. Deze medicatie wordt specifiek voor de patiënt bereid en kan daardoor in de regel niet worden hergebruikt. Het NIVEL maakt in haar onderzoek geen onderscheid tussen geregistreerde en magistraal bereide medicatie. Daarom weten we niet hoeveel van de magistraal bereide geneesmiddelen niet wordt opgehaald en is het niet mogelijk om aan te geven hoeveel geld wordt verspild door niet-opgehaalde medicijnen.
Wilt u een opsomming geven van de acties die u onderneemt om zorg mijden te voorkomen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u van het idee om apothekers de mogelijkheid te bieden een (symbolisch) bedrag voor gemaakte kosten wegens het niet afhalen van medicijnen in rekening te brengen (via zorgverzekeraars) bij cliënten die hun recept niet komen ophalen, om zo zorg mijden tegen te gaan?
In mijn brief van 28 oktober jl. (Kamerstuk 29 689, nr. 664) beschrijf ik verschillende mogelijkheden om mijding van noodzakelijke zorg te voorkomen. Hierbij zie ik een rol voor zorgaanbieders weggelegd. In een goede behandelrelatie kunnen zorgaanbieders namelijk door het geven van goede voorlichting en uitleg eraan bijdragen dat mensen minder afzien van noodzakelijke zorg. Apothekers kunnen bijvoorbeeld vragen over geneesmiddelen beantwoorden en begeleiding geven bij een goed en veilig (langdurig) geneesmiddelgebruik.
Het in rekening brengen van een (symbolisch) bedrag bij het niet afhalen van medicijnen acht ik geen passend instrument om zorgmijding tegen te gaan. Naar verwachting leidt dit tot extra administratieve lasten en ook frustratie bij patiënten, omdat zij niet zullen begrijpen waarom ze een rekening krijgen. Patiënten hebben het geneesmiddel immers niet opgehaald en het geneesmiddel kan in het gros van de gevallen (zie mijn antwoord op vraag 3) aan een andere patiënt worden verstrekt. Ik verwacht dat het idee tot klachten van patiënten over apothekers en verzekeraars leidt zonder dat het daadwerkelijk een effectief instrument is om zorgmijding tegen te gaan.
Voorzorgsmaatregelen tegen een chemische en/of biologische terreuraanval |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Frankrijk is voorbereid op aanval met chemische wapens»?1
Ja.
Is ons land, in navolging van Frankrijk, voorbereid op een eventuele chemische en/of biologische terreuraanval?
Nederland heeft de afgelopen jaren een pakket maatregelen genomen ter voorbereiding op incidenten met chemisch, biologisch, radiologisch of nucleair (CBRN) materiaal. Als onderdeel van het Programma CBRN/E (2008–2013) zijn maatregelen genomen om de beveiliging te verbeteren van hoog-risico onderzoeksinstellingen die kunnen werken met dit materiaal.
Bij aanslagen met chemische of biologische agentia wordt in beginsel gebruik gemaakt van de reguliere structuren voor crisisbeheersing. Gezien de specifieke risico’s van deze stoffen zijn daarnaast aanvullende maatregelen getroffen. Zo bestaan speciale multidisciplinaire protocollen voor het omgaan met verdachte objecten en ontsmetting van slachtoffers. Ook is specialistische kennis en operationele capaciteit beschikbaar om de hulpdiensten 24/7 te ondersteunen; dit betreft onder meer de CBRN-responsunit van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (meten en monstername), de CBRN-responseenheid van Defensie (advies en assistentie, detectie identificatie en monitoring, ontsmetting) en het Landelijk Laboratorium Netwerk terreuraanslagen (analyse). Sinds eind 2014 kunnen operationele diensten (civiel en militair) oefenen, trainen en opleiden op het speciaal voor CBRN-incidenten ingerichte Nationaal Trainingscentrum CBRN in Vught. De DSI is zodanig uitgerust dat zij onder CBRN-omstandigheden volledig operationeel kan zijn.
Burgers worden via zowel de rijksoverheid (Crisis.nl en rijksoverheid.nl) als via de veiligheidsregio’s geïnformeerd over mogelijke risico’s in hun omgeving. Dit betreft ook gevaarlijke stoffen en terrorisme. Gekoppeld aan deze informatie zit een boodschap hoe gehandeld kan worden bij dergelijke situatie. Indien een dreiging acuut is, kunnen burgers door hun gemeente of veiligheidsregio via NL-Alert worden gealerteerd en van een concreet handelingsperspectief (wat te doen of te laten) worden voorzien.
In het geval van een grootschalig incident met biologische agentia treden de draaiboeken voor infectieziektebestrijding in werking. Dan is de coördinatie van en communicatie over de bestrijding in handen van het Centrum voor Infectieziektebestrijding. In de communicatie zal het centrum handelingsperspectieven communiceren voor de bevolking.
In hoeverre is de opdracht van de Franse regering om een tegengif tegen neurotoxische organofosfaten te produceren iets dat ook dient te gebeuren voor Nederland?
Atropine, een generiek tegengif tegen neurotoxische organofosfaten, is reeds beschikbaar in ziekenhuizen en op ambulances.
Op welke wijze is over dit onderwerp recent contact geweest met onze directe buurlanden, en ligt er een grensoverschrijdend plan klaar, zeker met het oog op biologische wapens?
Sinds 2013 is in Europa het besluit over grensoverschrijdende bedreigingen van kracht. Dit besluit versterkt de coördinatie bij de voorbereiding op bedreigingen voor de volksgezondheid, inclusief chemische en biologische agentia. Op basis van dit besluit vergaderen de lidstaten met elkaar in het gezondheidsbeveiligingscomité over problemen die meerdere lidstaten raken. Daarnaast worden meldingen doorgegeven via het Europese systeem voor vroegtijdige waarschuwing en maatregelen.
Als onderdeel van het Verdrag Biologische Wapens (BTWC), waarbij Nederland partij is, zijn ook afspraken gemaakt over het bieden van hulp aan statenpartijen bij calamiteiten. Deze afspraken betreffen ook eventuele pandemieën en uitbraken waarbij verdere verspreiding dreigt en snelle en effectieve hulp nodig is. Daarnaast zijn internationale organisaties als de Wereldgezondheidsorganisatie en de Voedsel- en Landbouworganisatie erop ingericht om snel assistentie te kunnen bieden bij incidenten waarbij biologische agentia zijn vrijgekomen. Ook in NAVO-verband wordt samengewerkt en informatie uitgewisseld over het voorkomen van en reageren op aanvallen met chemisch, biologisch, radiologisch of nucleair materiaal.
In hoeverre liggen er in Nederland draaiboeken klaar voor een eventuele aanval met bovengenoemde wapens, specifiek gericht op civiele doelen, en worden burgers – behalve via de rampenzender op het moment van de ramp – ook preventief geïnformeerd over hoe te handelen in zo'n situatie?
Zie antwoord vraag 2.