Het bericht dat het aantal migranten dat wordt opgesloten in onmenselijke Libische detentiecentra sterk is toegenomen |
|
Bram van Ojik (GL) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Aantal gevangenen in Libische detentiecentra sterk toegenomen»?1
Ja.
Acht u het acceptabel dat het aantal migranten dat vanaf de Middellandse Zee is teruggestuurd en opgesloten in onmenselijke Libische detentiecentra, hard is gestegen in plaats van gedaald? Zo nee, waarom blijft u de training en ondersteuning van de Libische kustwacht, die deze pushbacks uitvoert, dan steunen?
De situatie in Libië blijft zorgelijk en de erbarmelijke omstandigheden waarin sommige migranten worden vastgehouden zijn hiervan een voorbeeld.
Het aantal mensen dat vastzit in Libische detentiecentra is de laatste tijd gestegen, maar is nog steeds aanzienlijk lager dan afgelopen november. Destijds zaten ruim 20.000 migranten vast, nu spreekt Amnesty Int. over 7.000 migranten. De stijging zou het gevolg zijn van toegenomen activiteiten van de Libische kustwacht op zee.
Zoals eerder richting uw Kamer benadrukt2, voert de Libische kustwacht een aantal wettelijke taken uit zoals het redden van migranten op zee en het tegengaan van mensensmokkel. Daarmee is er geen sprake van «pushbacks».
Om ervoor te zorgen dat de kustwacht deze taken zo goed mogelijk uit kan voeren ondersteunt Nederland de maritieme missie EUNAVFOR MED Sophia, waarbij trainingen worden verzorgd waarbij ook aandacht wordt besteed aan het naleven van mensenrechten. Bovendien is er een EU-monitoringsmechanisme opgericht om te zorgen dat de kustwacht wordt gemonitord, waarbij Nederland in Europees verband aandacht blijft vragen voor het versterken en verbeteren van de effectiviteit van het mechanisme.3
Doordat IOM en UNHCR ook aanwezig zijn wanneer drenkelingen aan wal worden gebracht, neemt het internationale toezicht op de Libische kustwacht toe.
Hoe beoordeelt u het feit dat uit onderzoek van het Forensisch Instituut van de London University blijkt dat Italië de Libische kustwacht aanstuurt om deze pushbacks uit te voeren?2 Acht u dit in lijn met het recht van de Europese Unie (EU)? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u bereid om bilateraal of in EU-verband de Italiaanse regering hier op aan te spreken?
Er is voor zover bekend geen sprake van aansturing door Italië van de Libische kustwacht. Er vindt evident wel afstemming plaats tussen de Italiaanse en de Libische kustwacht bijvoorbeeld in het geval dat er nog geen schip in de buurt is van een gesignaleerde boot met drenkelingen om een reddingsoperatie uit te voeren en de verantwoordelijkheid daarvoor gedetermineerd moet worden. De reddingsoperaties van Libische kustwachtschepen worden gecoördineerd door Libische officieren. Van hen wordt verwacht dat zij mensenrechten respecteren tijdens de reddingsoperaties. Dit is ook onderdeel van de training van de Libische kustwacht die onder andere plaatsvindt binnen het mandaat van de EU-missie EUNAVFOR MED Sophia. Binnen deze zelfde missie wordt het monitoringsmechanisme versterkt. Ook daarbuiten worden aanvullende maatregelen getroffen om de monitoring te versterken. Doordat IOM en UNHCR ook aanwezig zijn wanneer drenkelingen aan wal worden gebracht, neemt het internationale toezicht op de Libische kustwacht toe.
De Libische autoriteiten zijn verantwoordelijk voor de behandeling van migranten en vluchtelingen op het grondgebied van Libië. De Europese Unie richt haar steun vooral op een betere behandeling van vluchtelingen en migranten in Libië door onder andere lokale gemeenten te ondersteunen om de dienstverlening te verbeteren. Verdere Europese steun is vooral gericht op het verbeteren van de omstandigheden in de detentiecentra en het bevorderen van de werkzaamheden van IOM en UNHCR. In het kader van de bredere aanpak in Libië, ondersteunt de EU projecten en initiatieven die zich richten op het stabiliseren van het land en het vinden van een oplossing Libië via onder andere capaciteitsopbouw van lokale overheden, het bij elkaar brengen van de strijdende partijen in Libië onder leiding van de VN en het faciliteren van veiligheidsdialogen. Deze inspanningen zijn vooral gericht op het verbeteren van de algemene situatie in Libië en in het bijzonder die van vluchtelingen en kwetsbare migranten. De suggestie dat de EU daarmee zou doen aan «refoulement met volmacht» deel ik dan ook niet.
De Europese en internationale regelgeving scheppen het juridisch kader voor de mogelijkheid om internationale bescherming in de EU aan te vragen en maken daarnaast de individuele behandeling van asielaanvragen mogelijk. Het is primair aan de Europese Commissie om toe te zien op de toepassing van het EU-acquis. Indien de Commissie naar aanleiding van dit soort berichten aanleiding ziet om deze landen hierop aan te spreken, verwacht het kabinet dat de Commissie dit zal doen.
Bent u bereid de Europese Commissie te verzoeken om een onderzoek in te stellen naar de betrokkenheid van de Italiaanse regering bij mogelijke schendingen van het EU-recht, in het bijzonder het in de Terugkeerrichtlijn verankerde beginsel van non-refoulement? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Wat heeft de regering gedaan sinds de uitspraak van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking dat er zo snel mogelijk een einde moet komen aan de onmenselijke detentiecentra in Libië, om dit doel te bereiken?3 Hoe is vormgegeven aan haar uitspraak dat mensen die niet vanuit de detentiecentra naar het land van herkomst terug kunnen worden geleid, een vluchtelingenstatus moeten krijgen en vervolgens worden hervestigd?
Graag verwijs ik u naar de brief van 25 apirl jl. n.a.v. het verzoek van het lid Jasper van Dijk, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 29 maart 2018, over het sluiten van detentiecentra in Libië (tweede Kamerkenmerk 2018Z07854).
Nederland dringt al geruime tijd zowel in bilateraal als in multilateraal verband bij de Libische autoriteiten aan op het verbeteren van de opvang en toegang tot detentiecentra, het sluiten van detentiecentra, het aanpakken van straffeloosheid en het bevorderen van vrijwillige terugkeer naar herkomstlanden. Dat heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking recent nog gedaan tijdens haar bezoek aan Tripoli, net als de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gesprek met de Libische Minister van Buitenlandse Zaken, dhr. Siyala, op 6 februari jl. te Rome.
Zoals eerder met uw Kamer gedeeld6, zet het kabinet zich in om samen met de AU, EU en VN de situatie in de centra te verbeteren, waaronder het bevorderen van de toegang tot medische zorg en voedselvoorziening. Het uiteindelijke doel is deze detentiecentra te sluiten en te komen tot alternatieve ontvangst- en transit centra. Daar heeft de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie, Frederica Mogherini, ook al eerder voor gepleit. Sinds het bezoek van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zijn weer vier detentiecentra gesloten. Ook zijn de bouwwerkzaamheden in de open faciliteit van UNHCR in Tripoli hervat. Het zal nog wel enkele maanden duren voor deze operationeel is. In eerste instantie zullen er 160 kwetsbare vluchtelingen worden gehuisvest. De capaciteit voor opvang wordt later uitgebreid tot 1.000 mensen. Vooral kwetsbare vluchtelingen zouden in het vervolg dan rechtstreeks vanuit het disembarkation point worden overgebracht naar dit nieuwe centrum in plaats van naar een detentiecentrum. Maar voortgang blijft moeizaam gezien de complexe situatie in het land.
Welke stappen gaat u nog zetten om op korte termijn een einde te maken aan de onmenselijke detentiecentra in Libië? Vanaf welk moment verwacht u dit resultaat bereikt te hebben?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg Raad Buitenlandse Zaken op 22 mei 2018?
Ja.
Het bericht ‘Gegevens huisdieren en hun baasjes op straat’ |
|
Arne Weverling (VVD), Sven Koopmans (VVD) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kent u het bericht «Gegevens huisdieren en hun baasjes op straat»?1
Ja.
Is bekend of recent daadwerkelijk gegevens van huisdieren en hun eigenaren op straat terecht zijn gekomen?
De in het artikel genoemde databanken die gegevens aanleveren voor Identificatie & Registratie Hond (databank bij LNV) hebben aangegeven dat er geen gevoelige informatie van huisdieren en hun eigenaren op straat terecht gekomen is. Naar aanleiding van de constatering door de Nederlandse Omroep Stichting (NOS) hebben databanken maatregelen genomen, waardoor opvraag van meerdere chipnummers vanaf één IP adres nu onmogelijk is.
Is er van de genoemde beveiligingsincidenten melding gemaakt bij de Autoriteit Persoonsgegevens?
De databanken zijn zelf verantwoordelijk voor het melden van ernstige datalekken bij de Autoriteit Persoonsgegevens. Mij is bekend dat één van de genoemde databanken een melding heeft gedaan.
Hoe heeft u de aan het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gelieerde organisaties voorbereid op de verhoogde gegevensbeschermingsvereisten van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)?
Alle aangewezen databanken in het kader van Identificatie & Registratie (landbouwhuisdieren of honden) hebben met RVO.nl een bewerkersovereenkomst afgesloten. Voorafgaand aan de aanwijzing en het afsluiten van de overeenkomst is een DPIA uitgevoerd. DPIA staat voor Data Protection Impact Assessment en is een instrument om vooraf de privacyrisico’s van een gegevensverwerking in kaart te brengen. En vervolgens maatregelen te kunnen nemen om de risico’s te verkleinen. De DPIA geeft voldoende waarborg dat voldaan wordt aan de verhoogde gegevens beschermingseisen.
De samenwerking tussen Italië en Libië |
|
Jasper van Dijk |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat Italië de Libische kustwacht coördineert? Wat is hierop uw reactie?1
Ja.
Klopt het dat Italië directe steun aan de Libische kustwacht geeft door middel van hulp van Italiaanse oorlogsschepen, helikopters en geavanceerde radartechnologie?
Voor zover bekend, heeft Italië aan Libië in ieder geval een schip ter beschikking gesteld.
Wat is uw reactie op de stelling van Charles Heller, een van de auteurs van de studie, dat de Europese Unie (EU) doet aan «refoulement met volmacht»?
Er is, voor zover bekend, geen sprake van aansturing door Italië van de Libische kustwacht. Er vindt evident wel afstemming plaats tussen de Italiaanse en de Libische kustwacht, bijvoorbeeld in het geval dat er nog geen schip in de buurt is van een gesignaleerde boot met drenkelingen om een reddingsoperatie uit te voeren en de verantwoordelijkheid daarvoor bepaald moet worden. De reddingsoperaties van Libische kustwachtschepen worden gecoördineerd door Libische officieren. Van hen wordt verwacht dat zij mensenrechten respecteren tijdens de reddingsoperaties. Dit is ook onderdeel van de training van de Libische kustwacht die onder andere plaatsvindt binnen het mandaat van de EU-missie EUNAVFOR MED Sophia. Binnen deze zelfde missie wordt het monitoringsmechanisme versterkt. Ook daarbuiten worden aanvullende maatregelen getroffen om de monitoring te versterken. Doordat IOM en UNHCR ook aanwezig zijn wanneer drenkelingen aan wal worden gebracht, neemt het internationale toezicht op de Libische kustwacht toe.
De Libische autoriteiten zijn verantwoordelijk voor de behandeling van migranten en vluchtelingen op het grondgebied van Libië. De Europese Unie richt haar steun op een betere behandeling van vluchtelingen en migranten in Libië door onder andere lokale gemeenten ter verbetering van de dienstverlening. Verdere Europese steun is vooral gericht op het verbeteren van de omstandigheden in de detentiecentra en het bevorderen van de werkzaamheden van IOM en UNHCR waardoor vluchtelingen en kwetsbare migranten beter beschermd worden. De suggestie dat de EU daarmee zou doen aan «refoulement met volmacht» of medeplichtig is aan of verantwoordelijkheid voor misdaden, deel ik dan ook niet.
Hoe verhoudt het nieuws dat Italië de Libische kustwacht rechtstreeks aanstuurt waardoor migranten onder andere in detentiecentra belanden zich tot de eerdere stelling van het kabinet dat die centra inhumaan zijn?2
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u dat als een entiteit een andere entiteit alle mogelijkheden en instructies geeft om een misdaad te begaan de eerste medeplichtig en verantwoordelijk is?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u dat als een entiteit een andere entiteit alle mogelijkheden en instructies geeft om het beginsel van refoulement te schenden de eerste medeplichtig en verantwoordelijk is? Zo ja, wat betekent dit dan voor het handelen van Italië ten aanzien van de refoulement van Libië inzake migranten vanuit internationale wateren? Zo nee, waarom ziet u hier een verschil met andere misdaden, bijvoorbeeld in het gehele strafrecht?
Zie antwoord vraag 3.
Herinnert u zich uw antwoorden van 19 december 2017 op Kamervragen over reddingsmissies op zee?3 Verandert het feit dat Italië – lidstaat van de EU – de Libische kustwacht directe steun geef, uw antwoord op de vraag of de Europese Unie (EU) medeplichtig is aan het terugsturen van vluchtelingen naar een onveilig land aangezien u er eerder vanuit ging dat de EU slechts investeerde in de training van de Libische kustwacht? Zo ja, waarom?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw reactie op de rechtszaak die door Global Legal Action Network tegen Italië is aangespannen? Heeft u hierover contact gehad met Italië en het netwerk aangezien deze zaak gevolgen voor het hele Europese handelen ten aanzien van Libië kan hebben?4 Zo ja, wat heeft u besproken? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Zoals hierboven aangegeven, zet het kabinet zich, in samenwerking met de EU-partners, in om mogelijke mensenrechtenschendingen te voorkomen. Het Global Legal Action Network heeft gebruikgemaakt van de mogelijkheid die het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens biedt om een klacht in te dienen tegen een verdragsstaat. Indien het EHRM ertoe overgaat de ingediende klacht officieel aan de Italiaanse staat te communiceren, zullen ter zake uiteraard besprekingen in EU-verband plaatsvinden.
De steekpartij in Den Haag |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de artikelen «Dader steekpartij Den Haag komt uit Syrië»1 en «Kramp rondom de steek-Syriër?2
Ja.
Kunt u aangeven waarom er direct geconcludeerd wordt dat deze steekpartij is veroorzaakt door verward gedrag, nu in het artikel is te lezen dat de dader van deze steekpartij bij de politie en andere hulpdiensten bekend was vanwege verward gedrag? Worden er nog andere motieven voor deze daad onderzocht?
Zoals eerder gemeld, is de verdachte bekend bij politie en hulpverleningsinstanties vanwege verward gedrag. Op dit moment kan nog niet met zekerheid worden gesteld wat hem tot zijn daden heeft gebracht.
Maandag 23 juli a.s. is de eerste pro forma zitting. Op de voorlopige tenlastelegging staan drie pogingen moord dan wel doodslag, al dan niet met terroristisch oogmerk, alsmede twee bedreigingen met zware mishandeling. Dit wordt nu nog verder onderzocht.
Wat is de asielstatus is van de verdachte die volgens het artikel afkomstig is uit Syrië? Was bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) of een andere overheidsinstantie reeds bekend dat deze persoon gewelddadig gedrag kon vertonen? Is in dit individuele geval sprake geweest van begeleiding bij de inburgering in verband met verward gedrag? Zo ja, hoe kan het dan dat deze persoon drie mensen neersteekt, terwijl overheidsinstanties weten van zijn verwarde gedrag? Wat is er bij dit voorval misgegaan? Kunt u daarbij ook ingaan op eerdere voorvallen van deze persoon, zover bekend bij politie?
Betrokkene is in het bezit van een verblijfsvergunning. Bij de IND was geen informatie bekend waaruit bleek dat betrokkene verward gedrag vertoonde of veroordeeld is inzake gewelddadige gedragingen. Zoals hierboven vermeld was verdachte bij politie en hulpverleningsinstanties wel bekend vanwege verward gedrag. Er wordt niet verder ingegaan op de vreemdelingrechtelijke aspecten van deze individuele zaak. Voor het overige verwijs ik u naar mijn antwoord bij vraag 2.
Kunt u aangeven of er begeleiding is voor asielzoekers met verward gedrag? Zo ja, waaruit bestaat die begeleiding? Is er sprake van een samenwerking in integraal verband? Heeft de politie beschikking over informatie uit een eventueel begeleidingstraject? Hoe wordt die begeleiding georganiseerd?
Een asielzoeker maakt aanspraak op zorg via de Regeling Zorg Asielzoekers (RZA) die op dit moment wordt uitgevoerd door Arts en Zorg en betaald wordt vanuit het Ministerie van JenV. Het medisch personeel in de eerste lijn op asielzoekerscentra kan asielzoekers doorverwijzen naar de tweede lijn (o.a. specialistische zorg, ziekenhuiszorg, geestelijke gezondheidszorg). Daarbij kunnen tolken worden ingeschakeld.
Naast de reguliere asielzoekerscentra is er een aantal (opvang)voorzieningen waar asielzoekers terecht kunnen die extra (psychische) zorg of aandacht nodig hebben. Het betreft hier:
Kunt u in algemene termen aangeven wat de huidige stand van zaken is van het beleid rondom personen met verward gedrag? Is er bij de begeleiding van personen met verward gedrag sprake van specifieke problematiek rond asielzoekers? Zo ja, hoe wordt die problematiek aangevlogen?
Ik sta in nauw overleg met de Staatssecretaris van VWS over het beleid rondom personen met verward gedrag. Hoewel incidenten nooit volledig zullen zijn uit te sluiten, houden wij de lokale en regionale aanpakken en infrastructuren voor personen met verward en/of risicovol gedrag nauwgezet tegen het licht om ervoor te zorgen dat de kans daarop zo klein mogelijk blijft. Wij verwachten uw Kamer hierover dit najaar bij brief nader te kunnen informeren. Daarmee zal dan tegelijkertijd worden tegemoetgekomen aan het verzoek van uw Kamer zoals gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 3 juli naar aanleiding van het steekincident in de Amsterdamse metro.
De pushbacks van vluchtelingen door Griekenland |
|
Joël Voordewind (CU), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht dat Griekenland vluchtelingen gedwongen terugstuurt naar Turkije zonder dat hen de mogelijkheid wordt geboden asiel aan te vragen?1
Ja.
Kunt u nagaan bij de Griekse Raad voor de Vluchtelingen en andere niet-gourvernementele organisaties of VN-instellingen als ook bij de Griekse overheid of en op welke schaal deze pushbacks voorkomen?
Het kabinet neemt dergelijke berichtgeving serieus en volgt de situatie in Griekenland, en zo ook aan de Europese buitengrenzen, nauwlettend. De Griekse overheid heeft aan de Commissie laten weten dat er geen sprake is van pushbacks aan de Griekse buitengrens. De Europese en internationale regelgeving, met inbegrip van de bepalingen van het Vluchtelingenverdrag, scheppen het juridisch kader voor de mogelijkheid om internationale bescherming in een EU-lidstaat aan te vragen en maken daarnaast de individuele behandeling van asielaanvragen mogelijk. Het kabinet spreekt waar nodig in de verschillende Europese overleggen lidstaten aan op tekortschietende implementatie van het asielacquis. Zoals uw Kamer bekend, heeft het kabinet Griekenland in voorkomende gevallen aangesproken op de situatie voor migranten in het land. Overigens is het primair aan de Europese Commissie om toe te zien op de toepassing van het EU-acquis. Indien de Commissie naar aanleiding van dit soort berichten constateert dat van toepassing geen of in mindere mate sprake is, of dat zelfs sprake is van schending, mag het kabinet van haar verwachten dat zij het betrokken land hierop aanspreekt en zonodig vervolgstappen neemt. Recent nog heb ik Commissaris Avramopoulos hier per brief aan herinnerd.2
Deelt u de mening dat dit, als het bericht klopt, tegen het VN-Vluchtelingenverdrag in gaat en dat Griekenland als een van de ondertekenaars hiermee het vluchtelingenverdrag schendt?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u vervolgens bereid de Griekse overheid hierop aan te spreken en deze schendingen eveneens aan de kaak te stellen bij de collega-bewindslieden in de Raad Buitenlandse Zaken als ook in de Raad voor Justitie?
Zie antwoord vraag 2.
Wat kan Nederland en de Europese Unie meer doen om de Griekse overheid te helpen om de opvang en asielprocedure te doen verbeteren c.q. versnellen? Bent u bereid zich hiervoor in te zetten?
Griekenland is in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de asielprocedure en de opvang en handelt hier in toenemende mate naar. Dit laat onverlet dat de Europese Commissie nog steeds een belangrijke coördinerende rol bij de verbetering van het Griekse asielsysteem en de uitvoering van de EU-Turkije Verklaring speelt. Zoals bekend werd en wordt hierbij grootschalige steun geboden. De EU heeft sinds 2014 per 4 april 2018 circa € 1,3 miljard3 aan hulpgeld gealloceerd aan de Griekse autoriteiten, waarvan € 561 miljoen vanuit het Asiel, Migratie en Integratiefonds (AMIF) en het Fonds voor Interne Veiligheid (ISF), en € 393 miljoen vanuit het noodhulpinstrument van de Commissie. Dit geld draagt direct danwel indirect bij aan het verbeteren van de opvangomstandigheden en de asielprocedure alsmede aan de grensbewaking.
Ook bilateraal wordt Griekenland door lidstaten ondersteund. Zo heeft Nederland in 2016 € 100.000 plus materieel beschikbaar gesteld ten behoeve van de opvangomstandigheden in Griekenland. Daarnaast levert Nederland al geruime tijd op permanente basis deskundigen via EASO en Frontex ter ondersteuning van Griekenland, waarmee het ruimschoots zijn Europese aandeel levert. Verder stelt Nederland periodiek een fondsenexpert beschikbaar ter verbetering van het absorberen en uitgeven van (het Griekse deel van) de EU-fondsen en draagt het financieel bij aan de capaciteitsopbouw van de Griekse ombudsman.
Tot slot zette Nederland in 2018 de Zr. Ms. Karel Doorman in bij de NAVO-operatie Sea Guardian, ter bevordering van stabiliteit in de regio.4 Zoals eerder aan uw Kamer gemeld heb ik recent een werkbezoek aan Griekenland gebracht en mij bereid verklaard om verdere ondersteuningsmogelijkheden te bezien waar nodig. In dit kader levert Nederland dit jaar zes extra tolken voor drie maanden, vanwege een acuut tekort hieraan. Tijdens mijn bezoek werd Nederland door meerdere gesprekspartners geprezen om de ondersteuning van de afgelopen jaren en de constructieve rol die het steeds speelt.5
Het bericht ‘Hoornse Zedenzaak: Somalische verkrachter nog in Nederland’ |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Hoornse Zedenzaak: Somalische verkrachter nog in Nederland»?1
Ja.
Bent u bekend met de uitspraken van uw voorganger de heer Dijkhoff en zijn voornemen de dader in de «Hoornse zedendzaak» Nederland uit te zetten?2
Ja.
Klopt het artikel waarin staat dat de veroordeelde dader elk moment vrij kan komen en dat de dader tijdens zijn straf uitgezet zou worden uit Nederland? Kunt u uitleggen waarom deze dader Nederland nog niet is uitgezet?
Na het uitzitten van zijn strafdetentie is betrokkene aansluitend in vreemdelingenbewaring gesteld ter fine van uitzetting. Hij kon niet onmiddellijk worden uitgezet, omdat hij op 22 februari 2018 een opvolgende asielaanvraag heeft ingediend. Deze is op 26 maart 2018 afgewezen en de rechtbank heeft op 9 mei het beroep ongegrond verklaard. Het hoger beroep dat de vreemdeling hiertegen heeft ingesteld, is op 23 mei 2018 kennelijk ongegrond verklaard. Op 25 mei 2018 is betrokkene succesvol uitgezet naar Mogadishu.
In een strafzaak ontvangen slachtoffers standaardformulieren waarin wordt gevraagd of zij op de hoogte willen worden gehouden tijdens de strafrechtelijke procedure. In strafzaken met een grote impact op het slachtoffer en de maatschappij wordt een zaakcoördinator aan de zaak toegevoegd, die het slachtoffer gedurende de strafzaak begeleidt en informeert. Daarnaast kan de zaaksofficier van justitie in een gesprek met het slachtoffer een toelichting geven over de strafzaak zoals de stand van zaken of de strafeis. Ook in het onderhavige geval heeft de zaaksofficier van justitie meerdere malen contact gehad met het slachtoffer, ook ten aanzien van de invrijheidsstelling van de veroordeelde.
Kunt u aangeven wat u voornemens bent te doen teneinde ervoor te zorgen dat deze dader wel het land wordt uitgezet, precies zoals uw voorganger voor ogen had? Wanneer kan deze dader uitgezet worden?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het wenselijk is dat deze dader vast blijft laten zitten in de gevangenis tot hij het land kan worden uitgezet? Indien u deze mening niet deelt, hoe denkt u deze dader dan te gaan opsporen en hem vervolgens het land uit te zetten?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat volgens het artikel het slachtoffer niet op de hoogte is gebracht over het niet-uitzetten van deze man en dat zij daar zelf achter moest komen? Deelt u de mening dat dat een onwenselijk situatie is? Kunt u aangeven hoe u van plan bent het slachtoffer te informeren over de vorderingen in deze zaak? Hoe bent u van plan slachtoffers in een meer algemene zin te informeren over de vorderingen in een strafzaak?
Zie antwoord vraag 3.
De daling van het aantal uitzettingen |
|
Sietse Fritsma (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Uitzetting stokt: duizenden afgewezen immigranten gaan niet weg»?1
Ja.
Waarom laat u afgewezen vreemdelingen vrij in onze samenleving rondlopen, zelfs als ze bijvoorbeeld jarenlang als krakersbende door de hoofdstad trekken?
Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik u naar mijn antwoorden op de vragen van uzelf en het lid Kops, die op 25 april 2018 naar de Kamer zijn verzonden (Tweede Kamer, Vergaderjaar 2017–2018, Aanhangsel van de Handelingen 1940).
Realiseert u zich dat u het illegalenprobleem door dit laffe gedoogbeleid niet oplost maar erger maakt?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid alle illegalen eindelijk van straat te halen, vast te zetten en uit te zetten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u tevens bereid landen van herkomst die niet meewerken aan uitzettingen eindelijk eens te sanctioneren? Zo nee, waarom niet?
Landen zijn op basis van internationaal recht verplicht hun onderdanen terug te nemen. Dit gebeurt in onvoldoende mate ten aanzien van een aantal landen. Hierin ligt de noodzaak voor een brede aanpak van positieve en negatieve prikkels om die landen tot betere samenwerking te bewegen. Dit staat dit kabinet ook voor. Ook op EU-niveau zet ik mij in voor het behalen van betere terugkeerresultaten. Voor de EU is terugkeer een beleidsprioriteit, waarbij een «more for more» en «less for less»-aanpak wordt gehanteerd. De (onder meer door Nederland gesteunde) aankondiging van mogelijke maatregelen op het terrein van het visumbeleid door de EU heeft geleid tot verbetering van de terugkeersamenwerking met Bangladesh. Met gezamenlijk optreden van de EU kunnen dus resultaten op terugkeer worden bereikt. Net als bij alle maatregelen binnen de strategische landenbenadering is de inzet maatwerk, waarbij steeds moet worden gekeken naar effectiviteit en proportionaliteit. Er zal bij het inzetten van negatieve prikkels altijd oog moeten worden gehouden voor mogelijke repercussies in de bilaterale relaties van zowel NL als van de EU.
Deelt u de mening dat degenen die (nog) niet gedwongen kunnen worden uitgezet ook moeten worden vastgezet totdat ze zelfstandig uit ons land vertrekken? Zo nee, waarom niet?
Nee. De aanwezigheid van een zicht op uitzetting is een uit artikel 5 van het EVRM volgende voorwaarde voor vreemdelingenbewaring. Zonder zicht op uitzetting is bewaring in strijd met dat verdrag. Wel kan een vreemdeling worden vastgehouden als aan zijn uitzetting gewerkt wordt, en er wordt voldaan aan de overige criteria die worden gesteld aan bewaring. Zoals opgenomen in het regeerakkoord zet het kabinet in op het vergroten van de mogelijkheden om vreemdelingen in bewaring te kunnen stellen maar dit vindt vanzelfsprekend zijn grens in de fundamentele waarborgen van het EVRM.
Kunt u Nederland in plaats van een illegalenparadijs niet beter een paradijs voor Nederlanders laten zijn?
Ik kan mij in de omschrijving van Nederland als een illegalenparadijs niet vinden.
De berichten "Aanrander nog hier" en "Doodsbang voor het monster uit Hoorn." |
|
Lilian Helder (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Aanrander nog hier» en «Doodsbang voor het monster uit Hoorn.»1?
Ja.
Waarom is asielzoeker en dader van verkrachting Mohammed M. nog steeds in Nederland terwijl op 22 februari 2018 het onvoorwaardelijk deel van zijn straf erop zit en de voormalig Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan het slachtoffer heeft beloofd dat hij wordt uitgezet?
Na het uitzitten van zijn strafdetentie is betrokkene aansluitend in vreemdelingenbewaring gesteld ter fine van uitzetting. Hij kon niet onmiddellijk worden uitgezet, omdat hij op 22 februari 2018 een opvolgende asielaanvraag heeft ingediend. Deze is op 26 maart 2018 afgewezen en de rechtbank heeft op 9 het beroep ongegrond verklaard. Het hoger beroep dat de vreemdeling hiertegen heeft ingesteld, is op 23 mei 2018 kennelijk ongegrond verklaard. Op 25 mei is betrokkene succesvol uitgezet naar Mogadishu.
Zelfs al zou het regelen van de benodigde reisdocumenten de vertraging veroorzaken, waarom is dit nog steeds niet op orde, terwijl de voormalig Staatssecretaris op 7 juli 2017 heeft bevestigd dat wordt gestart met de intrekking van de verblijfsvergunning en van de uitzetting.
Zie antwoord vraag 2.
Wanneer is de verblijfsvergunning ingetrokken?
Het besluit om de verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in te trekken alsmede het opleggen van een zwaar inreisverbod voor de duur van 10 jaar is op 9 november 2017 aan de vreemdeling bekendgemaakt.
Waarom moet het slachtoffer voor de zoveelste keer zelf achter de feiten aan, omdat het Openbaar Ministerie, in strijd met het beleid dat aan de Tweede Kamer is beloofd, haar niet actief heeft geïnformeerd?
Deelt u de mening dat het een gotspe is dat het slachtoffer, dat eerst zelf voor de opsporing van de dader heeft gezorgd, nu wederom in onzekerheid en angst moet leven, omdat de overheid haar voor de tweede keer in de steek laat? Zo ja, wat gaat u er aan doen teneinde hier per direct een einde aan te maken?
Bent u bereid excuses te maken aan het slachtoffer voor dit wanbeleid? Zo nee, waarom niet?
Kunt u garanderen dat betrokkene alsnog zeer snel uit Nederland wordt verwijderd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De uitzetting van de in de Hoornze zedenzaak voor verkrachting veroordeelde Mohamed M. |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich het bericht «Dijkhoff: Somalische aanrander uitzetten»1 en kent u het bericht «Slachtoffer Sylvia geschokt: aanrander nog steeds hier»2?
Ja.
Is er begonnen met de procedure teneinde de verblijfsvergunning van Mohamed M. in te trekken en hem vervolgens uit te zetten? Zo ja, wanneer is er met die procedure begonnen en wat is de stand van zaken daarvan? Zo nee, waarom niet?
De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechter heeft aan deze straf een proeftijd verbonden van 2 jaar. In deze twee jaar mag de verdachte zich niet schuldig maken aan een misdrijf. Daarnaast moet de verdachte zich houden aan de voorwaarden van de reclassering en mag hij geen (in)direct contact opnemen dan wel zoeken met het slachtoffer.
Na het onherroepelijk worden van de strafrechtelijke veroordeling van de vreemdeling is de IND op 15 augustus 2017 met de intrekkingsprocedure begonnen. Het besluit om de verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in te trekken is op 9 november 2017 aan de vreemdeling bekendgemaakt. Tegen het besluit tot intrekking is door de vreemdeling geen beroep ingesteld, waardoor het intrekkingsbesluit in rechte onaantastbaar is geworden.
Na het uitzitten van zijn strafdetentie is betrokkene aansluitend in vreemdelingenbewaring gesteld ter fine van uitzetting. Hij kon niet onmiddellijk worden uitgezet, omdat hij op 22 februari 2018 een opvolgende asielaanvraag heeft ingediend. Deze is op 26 maart 2018 afgewezen en de rechtbank heeft op 9 mei 2018 het beroep ongegrond verklaard. Het hoger beroep dat de vreemdeling hiertegen heeft ingesteld, is op 23 mei 2018 kennelijk ongegrond verklaard. Op 25 mei 2018 is betrokkene succesvol uitgezet naar Mogadishu.
Heeft de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) Mohamed M. al tot ongewenst vreemdeling verklaard? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
In situaties als deze is ongewenstverklaring juridisch niet mogelijk. Conform de huidige wet- en regelgeving heeft de vreemdeling een vergelijkbare maatregel, te weten een inreisverbod opgelegd gekregen voor de duur van 10 jaar. Dit betekent dat de vreemdeling gedurende deze periode geen toegang heeft tot Nederland, andere landen van de Europese Unie/ de Europese Economische Ruimte en Zwitserland. De duur van het inreisverbod is gestart op de dag van uitzetting, dus 25 mei 2018.
Bevindt Mohamad M. zich momenteel in vreemdeligendetentie? Zo nee, waarom niet en is bij de justitiële autoriteiten of de IND bekend wat de verblijfplaats van Mohamed M. is? Zo nee, waarom niet en hoe kan dan voor zijn uitzetting worden gezorgd?
Zie antwoord vraag 2.
Wat wordt er gedaan teneinde te voorkomen dat Mohamed M. in de buurt van zijn slachtoffer komt of nieuwe slachtoffers kan maken?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitzetting van Mohamed M.? Zijn er belemmeringen teneinde hem uit te zetten? Zo ja, wat zijn die en hoe kunnen die worden weggenomen? Zo nee, waarom is Mohamed M. dan nog niet uitgezet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht 'Waarom het KhAD-WAD ambtsbericht van 29 februari 2000 onjuist en onbetrouwbaar is' |
|
Bram van Ojik (GL) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Waarom het KhAD-WAD ambtsbericht van 29 februari 2000 onjuist en onbetrouwbaar is» uit het Nederlands Juristenblad?1
Ja.
Klopt het dat de vaststelling in het KhAD-WAD ambtsbericht van 29 februari 2000 dat alle officieren en onderofficieren van de Afghaanse veiligheidsdienst KhAD/WAD mee moeten hebben gewerkt aan mensenrechtenschendingen omdat sprake was van een roulatiesysteem, enkel en alleen is gebaseerd op verklaringen van anonieme bronnen op de Nederlandse ambassade in Islamabad? Zo nee, waarop is de stellingname dan gebaseerd?
De geraadpleegde bronnen zijn niet anoniem maar vertrouwelijk. Deze bronnen zijn door de Nederlandse ambassade in Islamabad geraadpleegd wegens hun deskundigheid, betrouwbaarheid en objectiviteit inzake de werkwijze van genoemde staatsveiligheidsdienst. De bronnen hebben expliciet gevraagd om hun namen vertrouwelijk te houden. De bronnen zijn afzonderlijk van elkaar geraadpleegd en elk aan KhAD-WAD gerelateerd onderwerp is afzonderlijk aan hen voorgelegd. De verklaringen van de bronnen waren consistent.
Klopt het dat de anonieme bronnen van de Nederlandse ambassade in Islamabad werkten voor de Taliban of anderszins onder de invloed stonden van de Taliban?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat na de vaststelling van het KhAD-WAD ambtsbericht van 29 februari 2000 door het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan de Nederlandse ambassade in Islamabad is gevraagd om de betrouwbaarheid van de anonieme bronnen te bevestigen, gelet op de mogelijke verblijfsrechtelijke consequenties hiervan voor een groep vluchtelingen uit Afghanistan? Zo ja, wat is hierop door de ambassade in Islamabad aan de regering teruggekoppeld en wat is met deze informatie gebeurd?
Nee. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft in overleg met het Ministerie van Justitie de Nederlandse ambassade in Islamabad gevraagd nogmaals en expliciet in te gaan op de deskundigheid, betrouwbaarheid en objectiviteit van de geraadpleegde vertrouwelijke bronnen inzake de KhAD-WAD veiligheidsdiensten. Dit verzoek werd gedaan, voordat het ambtsbericht van 29 februari 2000 werd gepubliceerd, vanwege de door de toenmalige Staatssecretaris van Justitie te trekken beleidsconclusies. De aanvullende informatie gaf geen aanleiding voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken om het door de vertrouwelijke bronnen onafhankelijk van elkaar gestelde over de werkwijze van genoemde veiligheidsdiensten in twijfel te trekken.
Waarom acht u het redelijk en wenselijk dat bij informatie in een ambtsbericht met verregaande verblijfsrechtelijke consequenties voor een groep vreemdelingen enkel anonieme bronnen worden geciteerd?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel personen hebben in relatie tot werkzaamheden bij de KhAD/WAD in de periode 1978–1992 een verdenking van betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen op basis van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag tegengeworpen gekregen, maar zijn desondanks (nog) niet uitgezet? Is het uw voornemen deze personen in hun huidige juridische limbo te laten zitten? Zo ja, waarom acht u dat billijk en noodzakelijk? Bij hoeveel personen heeft een dergelijke 1F-verdenking inmiddels tot uitzetting geleid?
Als de conclusie is dat een vreemdeling weet heeft gehad van en betrokken is geweest bij internationale misdrijven als bedoeld in artikel 1F Vluchtelingenverdrag (Vlv) is het beleid duidelijk: 1F’ers krijgen hier geen verblijf en moeten uit Nederland vertrekken. Dit geldt ook voor 1F’ers ten aanzien van wie is vastgesteld dat zij niet kunnen terugkeren naar het land van herkomst vanwege artikel 3 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Van dit uitgangspunt hoeft enkel te worden afgeweken indien artikel 3 EVRM zich duurzaam verzet tegen uitzetting naar het land van herkomst en het onthouden van een vergunning aan de vreemdeling disproportioneel is.
In de geautomatiseerde systemen van de IND wordt slechts geregistreerd of aan een vreemdeling artikel 1F Vlv is tegengeworpen. De grond of bron waarop aan een vreemdeling artikel 1F Vluchtelingenverdrag is tegengeworpen wordt niet geregistreerd. De vraag aan hoeveel vreemdelingen op grond van werkzaamheden bij de KhAD/WAD in de periode 1978–1992 artikel 1F Vlv is tegengeworpen, is daarom niet te beantwoorden.
Uit geautomatiseerde systemen van de IND blijkt dat sinds 1992 in totaal ongeveer 460 vreemdelingen met de Afghaanse nationaliteit artikel 1F Vlv is tegengeworpen. Dit betreft zowel vreemdelingen aan wie vanwege hun werkzaamheden voor de KhAD/WAD, als vreemdelingen aan wie op andere gronden artikel 1F Vlv is tegengeworpen. De DT&V organiseert sinds 2007 vertrek. Van de ongeveer 460 vreemdelingen hebben 60 aantoonbaar Nederland verlaten waaronder 30 gedwongen.2 Op 7 mei 2018 bevonden zich circa 50 Afghaanse 1F vreemdelingen in de caseload van de DT&V waarvan ca. 20 met een 3 EVRM beletsel.3
Vindt u het van belang dat de volksvertegenwoordiging de betrouwbaarheid van in ambtsberichten gerefereerde bronnen kan controleren? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot het gebruik van door de Kamer niet te verifiëren bronnen?
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft ten behoeve van het opstellen van het ambtsbericht van 29 februari 2000 gericht onderzoek gedaan naar de organisatie van de veiligheidsdiensten, naar de wijze van rekrutering, opleiding en het vervolgens regelmatig wisselen van werkzaamheden binnen de organisatie.
Het ambtsbericht is gebaseerd op bronnen die deels openbaar en deels vertrouwelijk zijn. Ter bescherming van de personen waarmee gesproken is, zijn enkele bronnen als vertrouwelijk aangemerkt. Dat betekent niet dat de bronnen anoniem zijn. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft inzage gehad in de onderliggende stukken van het ambtsbericht en heeft bij herhaling geoordeeld dat deze stukken de informatie in het ambtsbericht dragen én dat sindsdien ter weerlegging van het ambtsbericht aangedragen informatie geen aanknopingspunten biedt voor een andere conclusie.
Het ambtsbericht uit 2000 en het daarop gebaseerde bijzonder 1F-beleid voor deze categorie vreemdelingen zijn onderwerp van kritiek geweest, onder meer van UNHCR – «Note on the structure and operation of the KhAD/WAD in Afghanistan (1978–1992)» van mei 2008. Zo heeft het kabinet naar aanleiding van informatie van de UNHCR uit 2008 overlegd met de UNHCR en daarnaast (vertrouwelijk) onderzoek gedaan naar reeds bestaande aanvullende bronnen. Dit heeft geresulteerd in de conclusie van het kabinet dat de informatie van UNHCR de informatie van het ambtsbericht niet weerlegt. De Kamer is hierover geïnformeerd in brieven van 2 oktober 2009 en 7 januari 2010.5
In de laatstgenoemde brief heeft de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken alle leden van de toenmalige vaste Kamercommissie (voor Justitie) uitgenodigd tot vertrouwelijke inzage van alle onderliggende stukken. De toenmalige Minister van Justitie heeft deze uitnodiging tijdens een algemeen overleg in de Kamer op 24 maart 2010 herhaald. Enkele Kamerleden hebben vervolgens in 2010 en 2014 vertrouwelijke inzage gehad in de onderliggende stukken.
Kunt u aangeven waarom de notitie van de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) uit 2008 over het bestaan van een roulatiesysteem bij de KhAD/WAD2, alsmede soortgelijke verklaringen van Amnesty International, Vluchtelingenwerk, het Nederlands Juristencomité voor de Mensenrechten, de voorzitter van het Afghaanse parlement, professor Barnett R. Rubin en dr. A. Giustozzi, geen aanleiding zijn geweest voor de regering om de conclusies uit het KhAD-WAD ambtsbericht van 29 februari 2000 opnieuw tegen het licht te houden?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de constatering dat in de inleiding van het KhAD-WAD ambtsbericht van 29 februari 2000 gesteld wordt dat het bericht is gebaseerd op internationale rapporten en boeken, maar dat dit voor het vaststellen van het hebben bestaan van een roulatiesysteem bij de KhAD/WAD niet het geval is geweest?
Nee. In de inleiding staat dat aan de totstandkoming van dit ambtsbericht onder meer rapportages van de Nederlandse ambassade te Islamabad ten grondslag hebben gelegen en dat daarnaast gebruik is gemaakt van rapportages van de Verenigde Naties, rapporten van internationale mensenrechtenorganisaties en vakliteratuur over Afghanistan ten tijde van het communistisch bewind.
Waarom zijn geen bronnen rond de algemene inlichtingendienst van de Sovjet-Unie (KGB) of KGB-experts geconsulteerd bij de totstandkoming van het KhAD-WAD ambtsbericht van 29 februari 2000, gelet op het feit dat in het ambtsbericht zelf wordt gesteld dat de KhAD/WAD een verlengstuk van de KGB was?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u een reactie geven op de conclusies die in het artikel worden getrokken dat bij het opstellen van het KhAD-WAD ambtsbericht van 29 februari 2000 een bevooroordeelde keuze van bronnen is gebruikt, selectief gebruik is gemaakt van bewijs, feiten zijn verdraaid en mogelijk zelfs sprake is van valsheid in geschrifte? Deelt u deze conclusies? Zo nee, waarom niet?
De suggestie dat bij het opstellen van het ambtsbericht door het Ministerie van Buitenlandse Zaken sprake is van misinterpretatie en mogelijk zelfs fraude, werpen wij van ons. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen die aanleiding geven tot nieuw onderzoek en er is dan ook geen reden voor een nieuw ambtsbericht of onderzoek over dit onderwerp.
Uw Kamer weet dat het staande praktijk is dat nadere informatie die daartoe aanknopingspunten biedt, wordt betrokken bij de beoordeling van beleid en besluitvorming. Ik zie geen aanleiding om tot een beleidsaanpassing te komen van het bijzonder 1F-beleid voor deze categorie vreemdelingen. Verder stuit onderzoek van het ambtsbericht van februari 2000 en hiermee het opstellen van een nieuw ambtsbericht op de volgende bezwaren:
Bent u bereid om in het voor mei 2018 aangekondigde nieuwe ambtsbericht over Afghanistan een herbeoordeling van het al dan niet hebben bestaan van een roulatiesysteem bij de KhAD/WAD mee te nemen en daarbij uitsluitend door de Kamer verifieerbare bronnen te gebruiken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Ziet u naar aanleiding van het artikel reden om te stoppen met het op categorische wijze tegenwerpen van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag aan vluchtelingen die tot een bepaalde groep behoren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Kunt u deze vragen beantwoorden voordat u het nieuwe ambtsbericht inzake Afghanistan vaststelt en naar de Kamer stuurt?
Ja.
De lange wachttijd bij gezinshereniging |
|
Jasper van Dijk |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw antwoord op Kamervragen over het bericht dat gezinshereniging voor Eritrese asielzoekers vrijwel onmogelijk is?1
Ja.
In hoeveel gevallen zijn sinds het versoepelde beleid indicatieve documenten eerder bij de beoordeling van de Immigratie-en Naturalisatiedienst (IND) meegenomen in plaats van pas in het geval van bewijsnood? Moet hierbij eerst worden geloofd dat er geen officiële documenten zijn? Zo ja, in hoeveel gevallen wordt dit niet geloofd en hoe wordt dit getoetst? In hoeveel gevallen zijn de indicatieve documenten afdoende gebleken en kunt u uiteenzetten waarom dit niet voldoende bleek in de andere gevallen?2
De IND neemt bewijsnood aan als de vreemdeling een aannemelijke verklaring geeft voor het ontbreken van officiële documenten. Een dergelijke verklaring moet gebaseerd zijn op de individuele situatie van de vreemdeling. Ook wordt de verklaring afgezet tegen de informatie die bekend is over een land. De IND registreert niet in hoeveel zaken bewijsnood wordt aangenomen.
Als er sprake is van bewijsnood en er worden voldoende indicatieve documenten overgelegd, dan kan op basis hiervan de aanvraag worden ingewilligd. Als er geen sprake is van bewijsnood maar wel voldoende indicatieve bewijzen zijn aangeleverd, zal dit leiden tot nader onderzoek. Als er geen sprake is van bewijsnood en er ook geen of onvoldoende indicatieve documenten zijn overgelegd, zal de aanvraag worden afgewezen.
In mijn brief van 23 november jl. aan uw Kamer3 heb ik aangegeven dat indicatieve documenten eerder bij de nareisaanvraag in de beoordeling worden meegenomen en niet pas ingeval van bewijsnood ten aanzien van officiële documenten. De IND betrekt in alle zaken, met uitzondering van de zaken die direct op basis van officiële documenten worden ingewilligd, indicatieve documenten bij de beoordeling van de aanvraag. De vraag wanneer «voldoende» indicatieve documenten zijn overgelegd, zal van een individuele zaak afhangen. De IND registreert niet in hoeveel zaken «voldoende» indicatieve documenten zijn overgelegd.
De Raad van State heeft op 16 mei jl. in een zestal uitspraken geoordeeld dat dit beoordelingskader in overeenstemming is met de Europese Gezinsherenigingsrichtlijn4.
In hoeverre hebben de zaken die in bezwaar en hoger beroep voorliggen door het toepassen van het nieuwe beoordelingskader tot een inwilliging geleid?
Alle zaken in de fase van (hoger) beroep waarbij sprake was van (huwelijks)partners zonder kinderen, zijn eind 2017 volgens dit besliskader opnieuw beoordeeld. Dit is gebeurd op eigen initiatief van de IND. Het betrof in totaal ongeveer 300 zaken. Ongeveer 2/3 van de zaken is doorgezet, al dan niet met een aanvullende motivering. Ongeveer 1/3 van de besluiten is ingetrokken omdat nader onderzoek noodzakelijk was. Deze zaken worden in bezwaar opnieuw beoordeeld.
Voor nareisaanvragen in bezwaar geldt in zijn algemeenheid dat 27% van de afgehandelde aanvragen is ingewilligd sinds de toepassing van het nieuwe beoordelingskader (1 oktober 2017 t/m april 2018). Voor Eritrese nareisaanvragen in bezwaar is dit inwilligingspercentage 30%. Ter vergelijking: in de periode vóór de toepassing van het nieuwe beoordelingskader (1 januari 2017 tot 1 oktober 2017) was het inwilligingspercentage voor nareisaanvragen in bezwaar 14% en voor Eritrese nareisaanvragen in bezwaar 13%. Dit betekent dat het inwilligingspercentage in bezwaar (voor alle aanvragen en voor Eritrese aanvragen) sinds de invoering van het nieuwe kader is gestegen. Uit de registratie van de IND is echter niet af te leiden of/in welke mate dit een direct gevolg is van het toepassen van het nieuwe beoordelingskader.
In hoeveel gevallen is sinds het versoepelde beleid een DNA-onderzoek aangeboden? Is in die gevallen ook besloten geen DNA-onderzoek aan te bieden terwijl hier wel om werd gevraagd? Zo ja, waarom niet?
De IND registreert niet in hoeveel gevallen er is gevraagd om een DNA-onderzoek, dat vervolgens niet is aangeboden omdat de identiteit van de in het buitenland verblijvende ouder en/of meerderjarige kinderen niet kon worden aangenomen. In de beantwoording op uw eerdere vragen heb ik aangegeven dat de IND een DNA-onderzoek aanbiedt in het geval van (gestelde) biologische kerngezinnen, indien de IND de identiteit van de nareizende ouder kan vaststellen aan de hand van officiële documenten, of indien de IND de identiteit aannemelijk acht ondanks het ontbreken van officiële documenten. In laatstgenoemd geval dient de vreemdeling een plausibele verklaring te geven voor het ontbreken van officiële documenten ter vaststelling van de identiteit. Het vaststellen of aannemen van de identiteit is een basisvoorwaarde voor het kunnen verstrekken van een op naam gestelde MVV. DNA onderzoek biedt immers slechts uitsluitsel over de biologische afstammingsrelatie en niet over de identiteit van de ouder die wil nareizen. Indien de identiteit kan worden aangenomen maar er geen aannemelijke verklaring is gegeven voor het ontbreken van officiële documenten die de gezinsband aantonen, dan kan de IND vanwege het belang van het kind van deze werkwijze afwijken en alsnog een DNA-onderzoek aanbieden.
Begrijpt u de gegronde vrees van Eritreeërs om zich te melden bij de Eritrese autoriteiten, zoals de Eritrese ambassade? Erkent u het risico voor gezinsleden dat vanwege de druk alsnog officiële documenten te overleggen zij in contact treden met de Eritrese autoriteiten in het land van herkomst terwijl dit tot repercussies kan leiden? Bent u bereid hiervoor een oplossing te zoeken?
Ja, ik begrijp de vrees van Eritreeërs om zich te melden bij de Eritrese autoriteiten. De IND vraagt vergunninghouders of diens gezinsleden niet dat zij zich wenden tot de autoriteiten van het land waarvan men is gevlucht. Daarnaast hoeft het beleid of de uitvoeringspraktijk van de IND niet te leiden tot druk om in contact te treden met de Eritrese autoriteiten. Immers, het beleid voorziet erin dat nareis nog steeds mogelijk is als betrokkene geen officiële documenten kan aanleveren om de identiteit en/of de gezinsband aan te tonen (zie antwoord op vraag 2). Er is derhalve geen noodzaak om een oplossing te bieden.
Wordt er nog altijd vanuit gegaan dat Eritreeërs officiële documenten moeten bezitten? Zo ja, wat zijn de andere kennisbronnen waaruit dit blijkt, nu het ambtsbericht aangeeft dat met name buiten de steden men makkelijk zonder identiteitsdocumenten kan leven?
Uitgangspunt is dat de identiteit en gezinsband van de nareizigers wordt aangetoond middels het aanleveren van officiële documenten. Als zulke documenten ontbreken, vraagt de IND om een verklaring hiervoor. De IND neemt bewijsnood aan als een aannemelijke verklaring wordt gegeven voor de omstandigheid dat geen officiële documenten zijn aangeleverd. Een dergelijke verklaring dient gebaseerd te zijn op individuele omstandigheden. Deze verklaring wordt afgezet tegen wat uit openbare bronnen bekend is. In geval van Eritrea is naast het ambtsbericht van Buitenlandse Zaken ook het EASO rapport een veelgebruikt brondocument voor informatie.
Wat is het huidige inwilligingspercentage voor Eritrese zaken en is dat hoger dan voorgaande jaren?
Het gemiddelde inwilligingspercentage voor nareisaanvragen van Eritreeërs is voor de maanden januari tot en met maart 2018 hetzelfde als in 2017, namelijk 37%. In 2016 was dat gemiddeld 27%.
Hoe heeft u de daling van achterstallige verzoeken tot nareis weten te verminderen?
Ja. Ik deel uw mening dat een spoedige gezinshereniging voor vergunninghouders van groot belang is en dat een lange wachttijd belemmerend werkt voor hun integratie. De EU Gezinsherenigingsrichtlijn gebiedt dat lidstaten zo spoedig mogelijk beslissen op nareisaanvragen. Daar is de inzet van de IND ook op gericht. Zoals ik heb aangegeven tijdens het vragenuur op 23 januari jl.5 heeft de IND reeds grote inspanningen verricht om de voorraad nareisaanvragen en de wachttijd te reduceren. Op 1 januari 2017 bedroeg de totale voorraad nareisaanvragen in eerste aanleg nog 20.300 zaken. Inmiddels (peildatum 31 mei 20182018) is de totale voorraad nareisaanvragen in eerste aanleg teruggelopen naar 2130 zaken.
In hoeveel procent van de bezwaarzaken tot nareis wordt de wettelijke termijn overtreden?
Doordat de IND zich bij het wegwerken van de mvv-nareis voorraad op eerste aanlegzaken heeft geconcentreerd, is de bezwaarvoorraad opgelopen. De IND heeft reeds extra personeel ingezet om de nareisaanvragen in bezwaar weg te werken. Daarnaast wordt op dit moment nog aanvullend extra personeel opgeleid om bezwaarzaken nareis af te kunnen handelen. Dat laat onverlet dat gegeven de grote voorraad aan nareisaanvragen in bezwaar en de complexiteit van de zaken het voorlopig niet lukt om de meeste van de nareisaanvragen in bezwaar binnen de wettelijke termijn af te handelen. Op 30 april 2018 was in 49% van de openstaande bezwaarzaken inzake nareis de wettelijke termijn overschreden.
Op welke manier gaat de IND de wachttijd van bezwaarzaken verminderen?
Zie antwoord vraag 9.
Wordt extra personeel bij de IND ingezet teneinde de bezwaarzaken ook binnen de wettelijke termijn af te handelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Deelt u de mening dat een lange wachttijd bij gezinshereniging slecht is voor de integratie en dat hieraan grote prioriteit dient te worden toegekend, ook als dit gepaard gaat met kosten, omdat het maatschappelijke belang van goede integratie groot is?
Zie antwoord vraag 8.
Het bericht dat asielzoekers weigeren om toiletten schoon te maken in een asielzoekerscentrum |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Asielzoekers Alkmaar woedend over nieuw schoonmaakbeleid toiletten»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het dat asielzoekers het vertikken in een asielzoekerscentrum toiletten schoon te maken? Deelt u de mening dat deze personen geen echte vluchtelingen zijn maar profiteurs die wel gratis gezondheidszorg, huurwoningen en uitkeringen eisen, maar niet de intentie hebben er ook maar iets voor terug te doen? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het vanzelfsprekend dat mensen verantwoordelijk zijn voor het schoonhouden van hun eigen woonruimte en ontoelaatbaar als zij daar niet toe bereid zijn. Op alle COA-locaties zijn de bewoners gezamenlijk verantwoordelijk voor het schoon en leefbaar houden van de locatie, waaronder de gemeenschappelijke woonruimtes en ook het schoonhouden van douches en toiletten valt hieronder. Dit staat nadrukkelijk in de huisregels die mensen ontvangen.
Of een individuele asielzoeker wel of niet bereid is om toiletten schoon te maken, zegt niets over de vraag of deze persoon wel of geen bescherming nodig heeft. Dat laatste beoordeelt de Immigratie-en Naturalisatiedienst (IND) in de asielprocedure.
Waarom blijft u nepvluchtelingen binnenhalen, ten koste van de Nederlanders die bijvoorbeeld wel als schoonmaker willen werken en belasting betalen teneinde de opvang van vreemdelingen te regelen die dus zelf te beroerd zijn mee te helpen met de schoonmaak van hun eigen opvangcentrum?
Hiertoe verwijs ik de vraagstellers naar de inmiddels meerdere beantwoordingen van gelijke of vergelijkbare vragen van hen, waarin uiteengezet is dat het kabinet inzet op opvang in de regio, maar tegelijk hecht aan het bieden van bescherming aan vluchtelingen in lijn met de internationale verdragen waar Nederland zich aan heeft gebonden.
Hoe beoordeelt u uw eigen asielbeleid in het licht van het geven van opvang en wellicht verblijfsvergunningen aan personen die zeggen dat een Nederlands asielzoekerscentrum «erger is dan een gevangenis in Syrië»?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid het asielverzoek van bedoelde ondankbare, onbeschofte profiteurs af te wijzen en hen zo snel mogelijk uit Nederland te verwijderen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u tevens bereid eindelijk een volledige asielstop in te voeren, temeer daar vrijwel alle asielzoekers die ons land bereiken door andere veilige landen zijn gereisd waar zij allang in veiligheid waren en dus louter vanuit economisch motief naar Nederland zijn gekomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht 'Statushouder werkloos' |
|
Sietse Fritsma (PVV), Machiel de Graaf (PVV), Léon de Jong (PVV) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Statushouder werkloos»?1
Ja.
Hoe verklaart u, dat in weerwil van de vele juichberichten over apothekers en andere hoogopgeleiden uit Syrië en andere landen, het overgrote deel van de statushouders amper een opleiding heeft?
Net als de Nederlandse samenleving is de samenstelling van de groep vluchtelingen die vanuit Syrië en andere landen naar Nederland komt divers. Deze bestaat zowel uit hoogopgeleiden, als uit laagopgeleiden, of zelfs uit analfabeten. Daarnaast sluiten gevolgde opleidingen niet altijd aan en is (bij)scholing nodig. Voor statushouders geldt echter, net als voor Nederlanders in de bijstand, een activerend beleid dat gericht is op snelle uitstroom naar werk.
Kunt u uitleggen, met cijfermatige onderbouwing m.b.t. de kosten en baten, waar de massa-immigratie van de laatste jaren een verrijking heeft betekend voor Nederland?
De stelling dat sprake zou zijn geweest van massa-immigratie wordt niet herkend. Of een maatschappelijke kwestie kan worden gezien als een verrijking is over het algemeen een subjectief (waarde)oordeel waaraan veelal geen cijfermatige onderbouwing ten grondslag ligt.
Deelt u de mening dat de vele asielzoekers die via een (ander) veilig land zijn binnengekomen, niet moeten inburgeren, maar terug moeten naar dat veilige land, aangezien ze voor bescherming niet afhankelijk zijn van Nederland en hier dus alleen vanuit economisch perspectief zijn gekomen? Zo nee, waarom niet?
Zoals onder andere uiteengezet in de brief aan uw Kamer betreffende de integrale migratieagenda2, streeft het kabinet ernaar om de opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio te verbeteren zodat er gesproken kan worden van een veilig derde land. Het kabinet zet dan ook in op migratieovereenkomsten met veilige derde landen in Europees verband over de opvang en overname van asielzoekers. Tevens wordt ingezet op verbeterde Dublinregelgeving, waardoor informatie over eerder verblijf in een ander Europees land eerder moet kunnen leiden tot een overdracht aan het betreffende land. Deze inzet heb ik mede kenbaar gemaakt in mijn brief aan de Commissaris voor Migratie, Binnenlandse Zaken en Burgerschap, Dimitris Avramopoulos.3
Zo ja, wanneer trekt u de verblijfsvergunningen van al deze nepvluchtelingen in, zodat zij hier niet meer kunnen graaien uit de bijstandspot?
De IND heeft beoordeeld dat de betreffende personen bescherming nodig hebben en daarmee het recht hebben op een verblijfsvergunning asiel. Indien er signalen zijn dat er oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van het asielrecht beoordeelt de IND of de verblijfsvergunning asiel kan worden ingetrokken.
Bent u bereid om eindelijk een volledige asielstop in te voeren? Zo nee, waarom niet?
Hiertoe verwijs ik de vraagstellers naar de inmiddels meerdere beantwoordingen van gelijke of vergelijkbare vragen van hen, waarin uiteengezet is dat het kabinet inzet op opvang in de regio, maar tegelijk hecht aan het bieden van bescherming aan vluchtelingen in lijn met de internationale verdragen waar Nederland zich aan heeft gebonden.
Het rapport van Amnesty over de situatie van migranten in Libië |
|
Jasper van Dijk , Joël Voordewind (CU), Maarten Groothuizen (D66), Attje Kuiken (PvdA), Bram van Ojik (GL) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het rapport van Amnesty «Libya’s dark web of collusion: abuses against Europe-bound refugees and migrants»?
Ja, graag verwijzen wij u naar de reactie op dit rapport die u op 23 januari jl.1 is toegezonden.
Hoe probeert Nederland te bewerkstelligen dat de detentiecentra voor migranten in Libië gesloten worden? Op welke termijn moet dit doel bereikt zijn?
Zoals in onze eerdere brief2 is toegelicht, dringt Nederland zowel in bilateraal als in multilateraal verband bij de Libische autoriteiten aan op het verbeteren van de opvang, het aanpakken van straffeloosheid en het verkrijgen van toegang voor internationale organisaties tot de detentiecentra in Libië. Zoals eerder met uw Kamer gedeeld3, zet het kabinet zich samen met de AU, EU en VN in om de situatie in de centra te verbeteren, waaronder het bevorderen van de toegang tot medische zorg en voedselvoorziening.
Het uiteindelijke doel is deze detentiecentra te sluiten en te komen tot alternatieve ontvangst- en transitcentra. Inmiddels heeft dit geleid tot de sluiting van vier detentiecentra. Ook zijn de bouwwerkzaamheden in de open faciliteit van UNHCR in Tripoli hervat. Het zal nog wel enkele maanden duren voor deze operationeel is. Het kabinet blijft hier samen met internationale partners bij de Libische autoriteiten op aandringen, waarbij zij aangetekend dat de Libische autoriteiten daar in beginsel zelf over beslissen.
De afgelopen maanden is duidelijk geworden dat gezamenlijke inspanningen kunnen leiden tot positieve ontwikkelingen. Het is nu zaak om samen met alle partners ervoor te zorgen dat de resultaten van het afgelopen half jaar worden bestendigd en dat hierop wordt voortgebouwd.
Welke vormen van ondersteuning, financieel of materieel, ontvangen de Libische autoriteiten momenteel nog van Nederland of van de Europese Unie ten behoeve van de beheersing van ongeregelde migratie?
In 2017 heeft de EU onder het EUTF programma’s goedgekeurd voor migratiebeheer ter waarde van EUR 90 miljoen en integraal grensbeheer ter waarde van EUR 46,3 miljoen.4 Het eerste programma biedt bescherming en ondersteuning van migranten in en buiten detentiecentra. Het tweede biedt ondersteuning aan de Libische autoriteiten op het gebied van grensbeheer en migratiemanagement. Deze programma’s lopen nog en worden in 2018 mogelijk uitgebreid. Nederland heeft onder het EUTF een bedrag van EUR 10 miljoen beschikbaar gesteld voor de vrijwillige terugkeer van migranten naar hun land van herkomst.
Voor de ondersteuning van de Libische kustwacht verwijs ik u naar het antwoord op vraag 7 en 8 en naar mijn brief aan uw Kamer van 20 december 2017.5
Denkt u dat van het conditioneel maken van financiële steun aan het actief werken aan het sluiten van detentiecentra een extra impuls kan uitgaan naar de Libische overheid om hiervan meer werk te maken?
De Libische autoriteiten zijn zich bewust van het standpunt van het Nederlandse kabinet, maar ook van het standpunt van de Europese Commissie m.b.t. de situatie van irreguliere migranten in de Libische detentiecentra.6 Gezien de vooruitgang sinds eind 2017 ziet het kabinet momenteel geen reden om verdere ondersteuning aan Libië conditioneel aan deze doelstelling te maken. Ook omdat de Nederlandse ondersteuning primair gericht is op het stabiliseren van Libië via o.a. capaciteitsopbouw van lokale overheden, het bij elkaar brengen van de strijdende partijen in Libië onder leiding van de VN en het faciliteren van veiligheidsdialogen. Het stabiliseren van Libië is essentieel om te voorkomen dat criminele mensensmokkelaars misbruik kunnen maken van de chaotische situatie in Libië.
Welke inspanningen leveren Nederland en Europese partners om de Libische autoriteiten tot een overeenkomst te laten komen met de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR, zodat de status van de UNHCR in Libië versterkt wordt?
In gesprekken met Libische autoriteiten wordt door het kabinet, maar ook door andere Europese partners, bij herhaling het belang van betere samenwerking met UNHCR benadrukt. Daarbij wordt ook aangedrongen op het herzien van het huidige mandaat (d.w.z. een MoU) van UNHCR. Dit heeft er mede toe geleid dat UNHCR momenteel betere toegang heeft tot de detentiecentra, er in toenemende mate in slaagt om vluchtelingen en asielzoekers uit de centra te krijgen en de bouw van een open faciliteit in Tripoli heeft kunnen hervatten. Hoewel deze stappen uiteraard worden verwelkomd, meent het kabinet, samen met een aantal Europese partners, dat het van belang is dat de genoemde ontwikkelingen ook worden geformaliseerd in een vernieuwd MoU.
Hoe kan voorkomen worden dat het Assisted Voluntary Return-programma van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) ertoe leidt dat mensen die recht hebben op bescherming daar geen beroep op kunnen doen en teruggestuurd worden naar een voor hen onveilige situatie?
Vooropgesteld zij dat het hier vrijwillige terugkeer betreft. Indien een persoon, ook in Libië, niet terug wenst te keren naar haar of zijn land van herkomst, kan hij of zij daartoe niet worden gedwongen. Daarnaast is er sprake van intensieve samenwerking tussen IOM en UNHCR. In het geval dat IOM van oordeel is dat er sprake is van mogelijk vluchtelingschap, informeert IOM UNHCR over dergelijke gevallen.
Wat doet u eraan ervoor te zorgen de in het genoemde rapport gedocumenteerde misstanden gepleegd door de Libische kustwacht aangepakt worden?
In lijn met de motie- Verhoeven/Groothuizen heeft het kabinet tijden de Europese Raad in december aangedrongen op een versterking van het monitoringssysteem van de Libische kustwacht.8 Zoals ook vaker met uw Kamer gewisseld in verschillende Algemene Overleggen, wordt in dit kader o.a. binnen de Operatie EUNAVFOR MED Sophia het monitoringsmechanisme versterkt.
Conform het zeerecht gelden specifieke regels met betrekking tot de verplichting voor bepaalde schepen om transponders aan boord te hebben en deze te hebben aanstaan. Deze regels gelden ook voor de Libische kustwacht. Het kabinet beschikt niet over informatie waaruit zou blijken dat de Libische kustwacht deze verplichting niet nakomt.
Welke inspanningen is Nederland bereid te doen om, in lijn met de motie-Verhoeven/Groothuizen, te bewerkstelligen dat de Libische kustwacht transponders aanzet zodat hun schepen gemonitord kunnen worden, en te komen tot onderzoek naar incidenten?1
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht ‘Hiaat in IND-regels voor pardonners’ |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Hiaat in IND-regels voor pardonners»?1
Ja.
Hoe verhoudt de praktijk dat doortoetsen de vreemdeling financieel voordeel oplevert zich tot het feit dat de leges in principe kostendekkend moeten zijn? Zouden in geval van doortoetsen niet ook de extra kosten in rekening gebracht moeten worden?
Het uitgangspunt is inderdaad dat de leges die de IND heft voor verblijfsvergunningen zoveel mogelijk kostendekkend dienen te zijn. Er is een uitzondering gecreëerd voor situaties waarin het aanvragen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd zinloos zou zijn als niet tevens tot verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning zou worden overgegaan. Dit is met name het geval aan het einde van de looptijd van die vergunning (bijvoorbeeld in het geval dat de termijn van vijf jaar rechtmatig verblijf nog net niet is gehaald). De regeling voorkomt daardoor ook situaties waarbij door een afwijzing van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd een verblijfsgat ontstaat. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan in dat geval aansluitend aan het einde van de geldigheidsduur van die vergunning worden verlengd. Deze regeling is neergelegd in artikel 3.34d, onderdeel b, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000. Een verblijfsgat heeft grote gevolgen voor een vreemdeling: het kan onder andere problemen opleveren met werk en reizen.
Ook betekent een verblijfsgat dat de termijn van vijf jaar rechtmatig verblijf, waarna een verzoek tot een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd of naturalisatie ingediend kan worden, opnieuw gaat lopen.
Op het aanvraagformulier voor een vergunning voor onbepaalde tijd en voor een EU-status als langdurig ingezetene is daarom opgenomen dat de vreemdeling tevens een aanvraag om verlenging van de huidige verblijfsvergunning aanvraagt. Indien de IND de aanvraag voor de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd of voor een EU-status als langdurig ingezetene afwijst, wordt vervolgens de aanvraag om verlenging van de huidige verblijfsvergunning getoetst.
Toen deze regeling in het leven geroepen werd, waren de leges voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd aanzienlijk hoger dan nu. In 2012 is het legestarief voor een aanvraag om een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd op grond van een uitspraak van het EU Hof van Justitie (C508–10) verlaagd van € 401 naar € 130 (thans € 161). Sindsdien kan een financieel voordeel ontstaan door gebruik te maken van de doortoets-mogelijkheid.
Hoe apprecieert u de duiding van de Immigratie- en Naturlisatiedienst (IND) dat zij tot nu toe nog geen signalen hebben dat pardonners of advocaten bewust een andere verblijfsvergunning aanvragen, maar dat zij als ze die signalen in de toekomst krijgen, de regels zullen aanpassen? Is het feit dat Vluchtelingenwerk pardonners zal wijzen op de «ontsnappingsroute» niet al voldoende signaal?
Er zijn op dit moment inderdaad geen signalen bij de IND bekend dat deze regeling leidt tot onbedoeld gebruik, ook niet door personen met een RANOV-vergunning. Uit een recent gehouden steekproef is gebleken dat een groot percentage van personen met een RANOV-vergunning in aanmerking zal komen voor een vergunning voor onbepaalde tijd, mocht men hiervoor kiezen. Oneigenlijk gebruik door personen met een RANOV-vergunning lijkt in de meeste gevallen dan ook niet aan de orde te zijn. Dit wordt ook ondersteund door de tussentijdse meting van het inwilligingspercentage van aanvragen voor vergunningen voor onbepaalde tijd ingediend door vreemdelingen die nog in het bezit waren van een RANOV-vergunning. Het beeld laat namelijk zien dat 84% van de genomen besluiten op de aanvraag voor een vergunning voor onbepaalde tijd een inwilliging betrof. Deze meting heeft betrekking op de RANOV-groep, waarvan de aanvraag voor een vergunning voor onbepaalde tijd was gedaan in de periode januari 2018 tot en met 19 april 2018. Deze cijfers zijn in lijn met de inwilligings-percentages van alle aanvragen om verblijfsvergunningen voor onbepaalde tijd die bij de IND zijn ingediend. Er is daarom vooralsnog geen reden om aan te nemen dat personen met een RANOV-vergunning oneigenlijk gebruik maken van de doortoets-mogelijkheid.
Ik wil er verder op wijzen dat Vluchtelingwerk Nederland niet goed is geciteerd in het oorspronkelijke artikel waar u naar verwijst. Op 14 april 2018 heeft Trouw hierover een rectificatie gepubliceerd: Vluchtelingenwerk heeft niet aangegeven asielzoekers die vallen onder het generaal pardon te zullen wijzen op deze manier om hogere legeskosten te voorkomen. VWN heeft enkel aangegeven dit «hiaat» te onderzoeken.
Deelt u de mening dat er niet gewacht moet worden met het aanpassen van de regels totdat er misbruik van gemaakt wordt, maar dat misbruik juist op voorhand voorkomen moet worden? Zo ja, op welke termijn bent u bereid de regels aan te passen?
Ik vind het onwenselijk dat deze uitzondering – die juist in het leven is geroepen om te voorkomen dat vreemdelingen in een vervelende situatie terecht komen – wordt gebruikt enkel en alleen om lagere leges te betalen. Op dit moment onderzoek ik de mogelijkheden om deze onwenselijke situatie ongedaan te maken zonder dat andere vreemdelingen daardoor in problemen komen. Een van de mogelijkheden die onderzocht wordt, is om alsnog het hoogste legestarief in rekening te brengen, indien de IND op basis van deze regeling doortoetst. Dit is beter in lijn met het uitgangspunt dat de leges van de IND kostendekkend zijn.
Als de uitkomsten van mijn onderzoek aanleiding geven om de regelgeving aan te passen, dan zal het veranderen van de regels, alsmede de implementatie van deze nieuwe regels, enige tijd vergen. Dit komt m.n. omdat hiervoor – naast aanpassing van regelgeving – ook aanpassingen nodig zijn van o.a. het ICT-systeem van de IND (INDIGO) en (digitale) aanvraagformulieren.
Bent u, gezien het feit dat veel pardonners nog altijd niet aan de inburgeringsvereisten voldoen, bereid contact op te nemen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om te bekijken hoe er voor gezorgd kan worden dat wanneer deze pardonners een (verlengings)aanvraag indienen, ook meteen wordt beoordeeld of zij kunnen worden gekort op hun uitkering?
Het opleggen van een korting op de uitkering bij het niet voldoen aan de inburgeringsvereisten is op individueel niveau nu al mogelijk. Niet meewerken aan de arbeidsinschakeling is voldoende reden voor een maatregel onder de Participatiewet. Weigeren in te burgeren kan hieronder geschaard worden, aangezien inburgering bijdraagt aan participatie in de samenleving. De gemeente oordeelt per individueel geval of hier sprake is van verwijtbaar handelen. Het enige feit dat hij zijn inburgeringexamen nog niet heeft gehaald, is geen reden tot korten van de uitkering.
De continuïteit van onderwijs van asielkinderen door de sluiting van het AZC Goes |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van de aankondiging door het Centraal Orgaan Asielzoekers (COA) van de sluiting van het asielzoekerscentrum in Goes per 1 oktober?1
Ja. Het voorgenomen besluit van het COA om het aantal opvangplekken in lijn te brengen met de benodigde capaciteit leidt ertoe dat elf COA-locaties zullen sluiten, waaronder die in Goes.
De locatie in Goes is overigens een gezinslocatie waar onderdak wordt geboden aan minderjarige kinderen en hun familie die in beginsel vertrekplichtig zijn. Hierdoor hebben zij geen recht meer op opvang, maar wordt onderdak in een gezinslocatie verleend om humanitaire noodsituatie te voorkomen.
Hoe beoordeelt u het effect van die sluiting en de daaruit voortkomende verhuizing van verschillende gezinnen met schoolgaande kinderen, vooral vanuit de situatie dat kinderen alweer naar een nieuwe omgeving en school moeten verhuizen?
Ik ben mij ervan bewust dat een sluiting van een COA-locatie impact heeft op de bewoners, specifiek op minderjarige kinderen, en op lokale partijen zoals een school, de middenstand en vrijwilligersorganisatie(s). Ik vind dit echter niet opwegen tegen de (maatschappelijke) kosten die gepaard gaan met het in stand houden van teveel opvangplekken.
Klopt het dat de scholen in de regio die het onderwijs voor deze kinderen verzorgen, evenals de ouders, last minute en onverwacht geïnformeerd zijn over de sluiting van deze locatie? Zo ja, waarom zijn zij niet tijdig meegenomen in dit voor leerlingen, ouders en scholen ingrijpende besluit?
Nee, dat klopt niet. Op 27 maart 2018 heeft het COA haar voorgenomen besluit over de sluiting van locaties, waaronder Goes, genomen en bekend gemaakt. De sluiting van de locatie in Goes is voorzien per 1 oktober 2018. Hier zit dus een periode tussen van een half jaar en hiermee wordt voorkomen dat kinderen in het midden van het schooljaar van de een op de andere dag van school moeten wisselen.
De betrokken ouders en scholen zijn kort na het voorgenomen besluit over de sluiting geïnformeerd. Het COA volgt bij het sluiten van locaties een vaste werkwijze, die ook in Goes is toegepast. Onderdeel hiervan is dat het COA zo snel mogelijk na een besluit om een locatie te sluiten de betreffende gemeente op de hoogte stelt. De gemeente wordt verzocht om onder meer de betreffende schoolbesturen te informeren. COA informeert de bewoners van de COA-locatie. Het COA stelt vervolgens de betrokken stakeholders, zoals een school, nog schriftelijk op de hoogte en organiseert daarbij in de regel op een later moment een bijeenkomst voor zowel bewoners als de stakeholders zodat vragen kunnen worden gesteld en stil kan worden gestaan bij de periode van samenwerking.
Op welke wijze worden scholen en ouders doorgaans betrokken bij besluiten vanuit het COA die gevolgen hebben voor leerlingen en ouders en het onderwijs die kinderen op die scholen volgen en op welke wijze communiceert het COA hierover met de scholen?
Zie het antwoord op vraag 3. Het COA informeert de ouders en kinderen zorgvuldig over een sluiting van een locatie en informeert de ouders van de betreffende kinderen direct wanneer duidelijk is waar de gezinnen vervolgens worden geplaatst. In het geval van Goes streeft het COA ernaar om de bewoners begin juni te informeren over de gezinslocatie waar zij zullen worden geplaatst. Hierna kan ook duidelijkheid worden verschaft over de school waar de kinderen vervolgens naar toe zullen gaan.
Deelt u de mening dat de gevolgen en de impact van dergelijke sluitingen en bijbehorende verhuizingen groot zijn voor schoolgaande asielkinderen en hun ouders, maar ook voor onderwijspersoneel en medeleerlingen? Zo ja, op welke wijze kan er op verantwoorde wijze omgegaan worden met het belang en de continuïteit van onderwijs voor deze kinderen, die vaak al meerdere verhuizingen in Nederland achter de rug hebben en zich beginnen te wortelen in hun nieuwe omgeving?
Zoals eerder aangegeven ben ik mij ervan bewust dat het sluiten van een COA- locatie impact heeft op haar bewoners. Dit geldt ook voor het COA. Indien een verhuizing echter onvermijdelijk is, streeft het COA naar een goede voorbereiding en begeleiding, samen met betrokken partijen, zodat de verhuizing voor de kinderen zo min mogelijk belastend is. Hierbij maakt het COA reeds gebruik van een verhuischecklist, juist om oog te houden voor de positie van kinderen tijdens verhuizingen.2
Daarnaast streeft het COA ernaar dat de verhuizingen van kinderen plaatsvinden in de schoolvakanties, ook in Goes, zodat zij na de vakantie kunnen beginnen op hun nieuwe school. Hiermee is de continuïteit van onderwijs voor deze kinderen adequaat geborgd.
Bent u bereid om de zorgen over de continuïteit van onderwijs voor deze kinderen en de moeizame communicatie met scholen te bespreken met het COA om de impact van dergelijke besluiten op kinderen, ouders en onderwijspersoneel te verkleinen en de onderwijscontinuïteit van kinderen te borgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht dat Amsterdam krakende asielzoekers laat zitten |
|
Sietse Fritsma (PVV), Alexander Kops (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Amsterdam laat krakende asielzoekers zitten»?1
Ja.
Hoe kan het dat illegalen al jarenlang vrij spel hebben in onze samenleving en in Amsterdam zelfs weg komen met het kraken van tientallen panden?
Het is juist dat al langere tijd een (mogelijk wisselende) groep vreemdelingen zonder verblijfsvergunning panden kraakt in de gemeente Amsterdam, verenigd onder de naam «we are here». Zij verblijven vaak al lang in Nederland en hebben dikwijls meerdere vreemdelingrechtelijke procedures doorlopen, waarin zij keer op keer te horen hebben gekregen dat zij niet in Nederland mogen blijven. Vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf hebben een vertrekplicht en dienen Nederland, in beginsel uit eigen beweging, te verlaten. Niettemin hebben de vreemdelingen die zich verenigen in «we are here» – met steun van hen omringende activisten – besloten alles in het werk te stellen om rechterlijke uitspraken naast zich neer te leggen en hun vertrek uit Nederland te frustreren. Voor vreemdelingen die niet meewerken aan zelfstandig vertrek is gedwongen terugkeer aan de orde. Nederland kan vreemdelingen in de praktijk echter niet altijd dwingen om terug te keren. Als iemand bijvoorbeeld geen reisdocument heeft en niet meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit, kan het land van herkomst geen reisdocument verstrekken. Daarnaast is de medewerking van sommige herkomstlanden aan gedwongen vertrek moeilijk te verzekeren.
Zoals ik eerder aan uw Kamer heb laten weten, is de stelling dat de vreemdelingen die verenigd zijn in «we are here» in onze samenleving vrij spel hebben en het kraakverbod jegens hen niet wordt gehandhaafd onjuist.2 Jaarlijks wordt vele malen overgegaan tot ontruiming van gekraakte panden op grond van art. 551a Wetboek van Strafvordering. Deze ontruimingen betreffen ook panden die worden gekraakt door deze groep vreemdelingen. In de gevallen waarin deze groep vreemdelingen een kort geding heeft aangespannen tegen de aangezegde ontruiming, heeft de voorzieningenrechter vrijwel in alle gevallen het ontruimingsbesluit bevestigd. Voor meer informatie over de casus waarop het nieuwsbericht van de Telegraaf betrekking heeft, verwijs ik u naar de brief die de Minister van Justitie en Veiligheid in reactie op een informatieverzoek van het lid Koerhuis (VVD) over ditzelfde onderwerp gelijktijdig met deze Kamervragen aan uw Kamer zal verzenden.
Hoe beoordeelt u het feit dat de gemeente Amsterdam nu zelfs voor deze krakende illegalen opkomt in plaats van dat deze gemeente het geldende kraakverbod handhaaft?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom pakt u gemeenten, zoals Amsterdam, niet aan vanwege het steeds ondermijnen van het terugkeerbeleid, bijvoorbeeld door deze gemeenten flink te korten op het gemeentefonds?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom laat u illegalen gewoon vrij in onze samenleving rondlopen in plaats van ze aan te pakken, vast te zetten en uit te zetten?
Zie antwoord vraag 2.
De bevindingen van de onderzoekscommissie Gezondheidsklachten Ter Apel |
|
Cem Laçin , Jasper van Dijk |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u bereid de eerdere Kamervragen over de gezondheidsklachten onder de (oud)medewerkers van het Central Orgaan opvang Asielzoekers (COA) op de locatie Ter Apel1 aanvullend te beantwoorden, nu de onderzoekscommissie haar rapport2 heeft uitgebracht?
De onafhankelijke onderzoekscommissie heeft na grondig en deskundig onderzoek geconcludeerd dat de gezondheidsklachten het gevolg zijn van een combinatie van factoren. In enkele kantoorgebouwen is sprake van een slecht binnenklimaat door vervuilde klimaatinstallaties, wisselend gebruik van LED verlichting en te vroeg verlijmde vloerbedekking. Daarnaast concludeert de commissie dat de klachten een gevolg zijn van psychosociale factoren zoals o.a. een hoge werkdruk door de hoge instroom in 2015 en 2016, onzekerheid over continuïteit van de aanstelling en onregelmatige werktijden. Zowel het COA als ik vinden het zeer belangrijk dat er verklaringen voor de klachten zijn gevonden. Het COA volgt de aanbevelingen om de situatie te verbeteren dan ook op, waarmee reeds een start is gemaakt. Ik licht dit hieronder verder toe. Onderstaande uitleg is daarmee mede te beschouwen als aanvullende beantwoording op de eerdere Kamervragen.
Onderschrijft u de conclusies en bijbehorende aanbevelingen van de onderzoekscommissie?
Ik onderschrijf de aanbevelingen en conclusies van de onderzoekscommissie. Het COA is de dag na het verschijnen van het rapport van start gegaan met het oppakken en uitvoeren van de aanbevelingen van de onderzoekscommissie. Zo heeft het COA diverse schoonmaakwerkzaamheden laten verrichten zoals o.a. van het kantoormeubilair, de ventilatieroosters en de in- en uitblaasroosters. Daarnaast hebben externe deskundigen de luchtinstallaties chemisch en technisch gereinigd. Ook worden aanpassingen verricht die er voor zorgen dat meer natuurlijke ventilatie in de gebouwen mogelijk wordt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de expertise van een externe installateur. Zoals de commissie heeft aanbevolen zal de vloerbedekking in de tijdelijke gebouwen binnenkort worden vervangen. De spots met ledverlichting worden voorzien van afschermplaatjes. Ook wordt het mogelijk gemaakt om de ledverlichting te dimmen.
Het COA ziet er nauwgezet op toe dat al deze werkzaamheden tot voor de medewerkers positieve resultaten leiden. Het COA zal ook na afronding van alle reinigings- en vervangingswerkzaamheden regelmatig de chemische en microbiële luchtkwaliteit (laten) monitoren. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van de deskundigheid van een extern en onafhankelijk laboratorium dat gespecialiseerd is in water en binnenmilieu.
Welke (technische) maatregelen gaat het COA nu nemen om de werkomstandigheden van haar medewerkers op de werkvloer te verbeteren ten aanzien van het binnenklimaat? Op welke termijn worden deze maatregelen doorgevoerd?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen gaat het COA nemen om de verstoorde relatie met haar medewerkers te herstellen? Hoe worden de zorgelijke psychosociale factoren aangepakt?
Voor de betrokken medewerkers vind ik het een vervelende situatie dat medewerkers ten aanzien van de oorzaak van hun gezondheidsklachten, lang in onzekerheid hebben gezeten. Ik ben blij dat met het verschijnen van het rapport aan deze onzekerheid een einde is gekomen. Het COA-bestuur neemt de werkgerelateerde stress van haar medewerkers zeer serieus en neemt de aanbeveling van de onderzoekscommissie om de psychosociale factoren binnen de werkomgeving te verbeteren over. Het COA is zich bewust van de soms moeilijke omstandigheden waarin werknemers van het COA hun werk doen, zeker ten tijde van de hoge instroom in 2015 en 2016 die het eerst en het meest voelbaar was voor de medewerkers in Ter Apel. Het doel is om, in nauwe samenwerking met alle betrokken medewerkers, het vertrouwen te herstellen en de psychosociale factoren aan te pakken. Er worden gesprekken gevoerd met de medewerkers waarin onder andere wordt besproken welke verbeteringen de medewerkers nodig en wenselijk achten, en wat er nodig is om het vertrouwen te herstellen. Daarnaast hebben de gesprekken tot doel ervoor te zorgen dat iedere medewerker zich vrij voelt om al wat wenselijk is te melden aan de collega’s en leidinggevenden. Deze gesprekken worden, waar daar behoefte aan is, begeleid door externe deskundigen.
Het bericht dat de EU meebetaalt aan dodelijke grensbewaking in Turkije |
|
Jasper van Dijk , Sadet Karabulut |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht dat de Europese Unie (EU) meebetaalt aan de dodelijke grensbewaking in Turkije?1
Ja.
Waarom heeft de EU pantservoertuigen voor Turkije gefinancierd? Kunt u aangeven met welk geld dit precies is gebeurd, wanneer en hoe daarover besloten is en in welke mate dit ook Nederlands geld betrof?
De EU ondersteunt (potentiële) kandidaat-lidstaten financieel uit het Instrument voor Pretoetredingssteun (IPA). IPA is een belangrijk instrument om bij te dragen aan stabiliteit, de rechtsstaat en sociaaleconomische omstandigheden. Hiermee worden de landen in de Westelijke Balkan en Turkije ondersteund bij het doorvoeren van de complexe hervormingen die geleverd moeten worden om lid te worden van de Unie.
Migratiebeheer is één van de prioriteiten in de EU-steun in Turkije vanuit IPA. Turkije bewaakt een zeer lange grens die grenst aan een gebied in oorlogssituatie en waar al jaren sprake is van een hoog aantal illegale grensoverschrijdingen en vele incidenten rondom mensen- en goederensmokkel en georganiseerde misdaad. Deze vormen een gevaar voor de nationale veiligheid van NAVO-bondgenoot Turkije en zetten druk op de Europese grensbewaking.
In 2011 en 2012 heeft de Commissie in het kader van de pretoetredingssteun een project gefinancierd gericht op het verbeteren van de surveillance capaciteit van Turkije aan de oostgrens. Het project heet «Socioeconomic Development through Demining and Increasing the Border Surveillance Capacity at the Eastern Borders of Turkey» (fase 1 en fase 2).2 Het budget voor IPA maakt onderdeel uit van de EU-begroting. De lidstaten hebben tijdens vergaderingen van het IPA-comité in 2011 en 2012 met het project ingestemd.
Is in de besluitvorming over het wel of niet financieren van deze pantservoertuigen meegenomen waar deze voertuigen voor gebruikt zouden worden en of de EU dit doel ondersteunt?
De financiering van deze pantservoertuigen heeft het uitdrukkelijke doel om de surveillance-capaciteit van Turkije aan de grens te vergroten. Het ging om pantservoertuigen vanwege incidenten in het verleden met smokkelaars van mensen en goederen, en de vrees voor infiltratie door – bewapende – deelnemers aan terroristische groeperingen.
In het contract tussen de Europese Commissie en Turkije is vastgelegd dat de uitrusting niet voor andere doeleinden mag worden gebruikt dan surveillance. Enig ander gebruik of aanpassing van de uitrusting vereist de schriftelijke toestemming van de Commissie. De Commissie is ook verantwoordelijk voor het toezicht op de uitvoering van het project.
Hoe groot is de geldstroom die van de EU naar de Turkije gaat in totaal? Kunt u dit uitsplitsen naar de Turkijedeal en andere stromen, zoals de financiering van deze pantservoertuigen?
Het gros van de financiële steun van de EU in Turkije wordt gefinancierd vanuit IPA. Daarnaast worden er op beperkte schaal projecten in Turkije gefinancierd vanuit het Instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede (IcSP) en het Financieringsinstrument voor de bevordering en ondersteuning van democratie en mensenrechten (EIDHR). Deze financieringsinstrumenten maken onderdeel uit van de EU-begroting.
Vanuit de Faciliteit voor Vluchtelingen in Turkije (FRIT) wordt daarnaast ondersteuning verleend aan vluchtelingen en de gemeenschappen die hen opvangen in Turkije. Hiervan is EUR 1 miljard uit de EU-begroting gefinancierd en EUR 2 miljard door de lidstaten. De Nederlandse bijdrage bedroeg conform de verdeelsleutel EUR 93,9 miljoen. Zoals vaker met uw Kamer gewisseld, worden vanuit de FRIT projecten gefinancierd om de situatie van vluchtelingen in Turkije en de gemeenschappen die hen opvangen verder te verbeteren. Steun gaat naar de vluchtelingen zelf, bijvoorbeeld in betere toegang tot onderwijs en gezondheidszorg, maar ook werkgelegenheid. De Commissie rapporteert hier regelmatig over middels de voortgangsrapportages van de EU-Turkije Verklaring en de jaarverslagen van de FRIT. Via de reguliere informatievoorziening aan uw Kamer apprecieert het kabinet deze rapportages.
Voor nadere toelichting op deze financiële stromen verwijs ik u naar de brief (Kamerstuk 21 501–02, nr. 1702) van 2 december 2016 over de meerjarige financiële steun van de EU in Turkije, alsmede de voorschriften, voorwaarden en betalingen die daaraan verbonden zijn.
Nederland pleit conform de motie-Roemer/Segers (Kamerstuk 32 824, nr. 158) in Europees kader reeds geruime tijd voor het opschorten van pretoetredingssteun voor Turkije en zal dat blijven doen.3 Voor opschorting bestaat momenteel echter onvoldoende draagvlak. De Europese Raad van 19-20 oktober jl. heeft de Commissie wel verzocht om de pretoetredingssteun aan Turkije voor de jaren 2018–2020 te heroriënteren.4 De Commissie werkt momenteel voorstellen voor inperking en herschikking van de middelen uit. Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd zodra de cijfers bekend zijn.
Kunt u daarbij toelichten waar die secundaire stromen precies voor bedoeld zijn en hoeveel Nederlands geld daarmee gemoeid gaat?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat de Europese Commissie stelt dat de pantservoertuigen geen militair materieel is? Wat is daarop uw reactie? Indien u deze mening deelt, wat voor type materieel is dit dan en welk toetsingskader wordt gehanteerd?
De gefinancierde pantservoertuigen zijn niet uitgerust met wapens. Dodelijke uitrusting maakt geen onderdeel uit van het gefinancierde project. De geleverde voertuigen mogen alleen worden ingezet voor surveillance aan de grens.
Wat is uw reactie op de melding van het Syrische Observatorium voor Mensenrechten dat sinds september 42 Syriërs gedood zijn bij pogingen de grens over te steken en op het rapport van Human Rights Watch waarin gesproken wordt over veertien doden sinds september?
Zoals vaker met uw Kamer gewisseld, vindt het kabinet berichten over dit soort incidenten zorgelijk. Hoewel het kabinet vaststelt dat Turkije een zeer lange grens bewaakt met een gebied in oorlogssituatie, is het neerschieten van een persoon die op zoek is naar veiligheid evident onacceptabel. De Commissie volgt de situatie aan de Turkse grens, ook in het kader van het conflict in Syrië en andere dreigingen. Het is de Commissie niet gelukt om deze berichten bevestigd te krijgen door andere, onafhankelijke bronnen. Uit eerdere vergelijkbare berichtgeving en de wijze waarop deze is uitgezocht, o.a. door de Europese Commissie en UNHCR, blijkt dat er geen sprake is van instructies dat Turkse grenswachten gericht moeten schieten op mensen die illegaal de grens proberen over te steken.
Wat heeft de Europese Commissie precies ondernomen om deze berichten te verifiëren? Bent u bereid de Europese Commissie op te roepen de druk op te voeren zodat de Turkse regering antwoordt op de vragen hierover?
Zie antwoord vraag 7.
Is een grensmuur zonder deuren naast oorlogsgebied juridisch toegestaan aangezien dit verhindert dat mensen oorlogsgebied verlaten? Hoe verhoudt zich dit tot het non-refoulementbeginsel?
Turkije bewaakt een zeer lange grens waar al jaren sprake is van een hoog aantal illegale grensoverschrijdingen en vele incidenten rondom mensen- en goederensmokkel en georganiseerde misdaad, mede als gevolg van het aangrenzende oorlogsgebied. Deze vormen een gevaar voor de nationale veiligheid van NAVO-bondgenoot Turkije en zetten druk op de Europese grensbewaking. Daarnaast merkt het kabinet op dat Turkije ruim 3 miljoen vluchtelingen opvangt. Dat Turkije tegen deze achtergrond het grensbeheer heeft geïntensiveerd acht het kabinet begrijpelijk. Mede door toedoen van Turkije is het ook voor de internationale gemeenschap mogelijk om hulp te bieden aan vluchtelingen die zijn opgevangen in kampen in relatief beschermd noord-Syrisch gebied. Dat is geen schending van non-refoulement. Voorts merkt het kabinet op dat Turkije keer op keer heeft aangetoond zich gastvrij op te stellen wanneer de druk op de grenzen toeneemt. Het is belangrijk om Turkije hierin te blijven ondersteunen, o.a. via de Faciliteit voor Vluchtelingen in Turkije.
Deelt u de mening dat, aangezien nu bekend is dat de pantservoertuigen gebruikt worden om op vluchtelingen te schieten en de grens hermetisch af te sluiten waardoor mensen niet kunnen vluchten, de EU medeplichtig is aan schending van het non-refoulement beginsel? Zo nee, wat is uw reactie op deskundigen zoals Thomas Spijkerboer en Thomas Gammelhoft-Hansen die menen dat dit wel het geval is?
Zie antwoord vraag 9.
Het bericht 'Kerncijfers Asiel en Migratie' |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kunt u ten aanzien van de jaren 2016 en 2017 het aantal immigranten uit islamitische landen aangeven op exact dezelfde wijze waarop dat is gebeurd bij de beantwoording van feitelijke vragen in het kader van de begrotingsbehandelingen over de jaren 2012 t/m 2017?1 Zo ja, wat zijn de betreffende aantallen ingewilligde verblijfsaanvragen uitgesplitst in asiel en regulier?
Op basis van de eerder gehanteerde lijst zijn van migranten uit deze landen in 2016 26.210 aanvragen om een eerste asielvergunning ingewilligd (inclusief nareis) en 15.120 aanvragen om een reguliere verblijfsvergunning ingewilligd. In 2017 waren dat 18.500 ingewilligde asielaanvragen (inclusief nareis) en 17.210 ingewilligde reguliere aanvragen (bron:IND). Ten aanzien van deze aantallen maak ik voorts de kanttekening dat personen met de nationaliteit van een «islamitisch land» niet noodzakelijk zelf moslim zijn; terwijl immigranten uit een «niet-islamitisch land» het islamitisch geloof kunnen aanhangen. Op basis van het aantal immigranten uit een «islamitisch land» kunnen dus geen sluitende conclusies worden getrokken over het aantal moslims dat zich in Nederland vestigt. De zeggingskracht van de vorenstaande getallen is dus beperkt.
Waarom geeft u in de beantwoording van de vorige Kamervragen over dit bericht aan dat het CBS geen lijst van islamitische landen hanteert, terwijl in de beantwoording van voornoemde feitelijke vragen staat dat het CBS voor bedoelde analyses wel degelijk gebruik maakt van zo’n lijst?2
Zoals eerder is aangegeven, hanteren het CBS en de migratieketen geen lijst van «islamitische landen». Voor de beantwoording van eerdere Kamervragen in het kader van de JenV-begroting omtrent migratie uit «islamitische landen» is gebruik gemaakt van een lijst van landen waarvan de meerderheid van de inwoners zich tot het islamitische geloof rekent. Deze lijst is uitsluitend aangemaakt voor het beantwoorden van deze vragen en heeft zowel voor het CBS als voor de migratieketen geen inhoudelijke betekenis en is als zodanig ook niet geactualiseerd. Voor het migratiebeleid is het immers niet relevant of migranten uit «islamitische landen» komen, zodat er ook geen aanleiding is lijsten van dergelijke landen bij te houden. In dit verband merk ik voorts op dat de Staat als zodanig neutraal staat tegenover de verschillende geloofsovertuigingen. Ook daarom zijn er geen redenen dergelijke informatie bij te houden.
Kunt u, in geval niemand meer weet hoe eerdere berekeningen tot stand zijn gekomen, bij de beantwoording de landen hanteren die voor het grootste deel een moslimbevolking hebben, zoals vastgesteld door PEW Research Centre? Zo nee, waarom niet?
Gezien het antwoord op vraag 1, is een antwoord op deze vraag niet meer noodzakelijk.
Deelt u de mening dat het een beetje merkwaardig is om over 2016 en 2017 herhaaldelijk vrij elementaire informatie op te moeten vragen (het aantal immigranten uit islamitische landen), welke informatie over eerdere jaren wel gewoon werd verstrekt? Zo ja, wat is hier de reden van? Zo nee, waarom niet?
Om de redenen die in het antwoord op vragen 1 en 2 zijn aangegeven, heb ik de vragen omtrent migratie uit «islamitische landen» eerder niet beantwoord. Hoewel ik nog steeds de overtuiging heb dat de door mij hierbij op uw verzoek geleverde cijfers geen inhoudelijk doel hebben, en het wel kostbare capaciteit kost om uw vraag te beantwoorden, kom ik u bij deze beantwoording toch tegemoet.
U kunt desgewenst zelf berekenen hoeveel personen met een bepaalde nationaliteit (of groep nationaliteiten) zich in Nederland vestigen, met behulp van de statistische gegevens die het CBS publiceert (de statistiek «Migratie; land van herkomst/vestiging, geboorteland en geslacht» uit Statline).