Een dreigend tekort van menskracht bij de GGD door de toestroom van vluchtelingen |
|
Attje Kuiken (PvdA), Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «asielcrisis wordt immense opgave»?1
Ja, ik ben bekend met het bericht waaraan uw Kamer refereert. Ook deel ik de mening dat – indien noodzakelijk – medische zorg en publieke gezondheidszorg (al dan niet uitgevoerd door de GGD) voor vluchtelingen toegankelijk moet zijn.
Deelt u de mening dat vluchtelingen die naar Nederland komen in alle fasen van de asielprocedure en in de doorstroom van statushouders, indien nodig, goede zorg moeten krijgen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het ermee eens dat dit ook zinvolle screening, voorlichting, consultatie en follow-up door de GGD betreft?
Zie antwoord vraag 1.
In hoeverre verwacht u, evenals de GGD-baas, dat de huidige toestroom van vluchtelingen leidt tot een tekort aan menskracht bij de GGD?
In welke mate de instroom van vluchtelingen zal leiden tot een hogere zorgvraag is nu nog moeilijk te voorspellen omdat harde gegevens over het zorggebruik en mogelijke gezondheidsrisico’s van deze nieuwe groep vluchtelingen ontbreken. Daardoor is het op voorhand niet aan te geven of er zich een tekort aan menskracht bij GGD’en gaat voordoen. Het is een verantwoordelijkheid voor gemeenten om voldoende GGD capaciteit beschikbaar te hebben. Het eventueel optreden van een capaciteitstekort bij GGD regio’s kan worden beïnvloed door de spreiding van het aantal nieuwe vergunninghouders over alle gemeenten in Nederland. Niet alleen wat aantallen betreft, maar ook qua samenstelling.
Ook speelt de manier waarop de gemeenten de publieke gezondheid lokaal hebben georganiseerd een rol.
Wat zijn de mogelijke gevolgen van een eventueel tekort aan menskracht bij de GGD voor de invulling van zijn taken voor vluchtelingen en zijn reguliere taken? Wat zijn de mogelijke gevolgen voor de gezondheid van vluchtelingen en inwoners van Nederland?
Zie antwoord vraag 4.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat GGD-en door gebrek aan menskracht hun taken niet volledig kunnen uitvoeren?
Het Ministerie van VenJ is verantwoordelijk om de toegang tot de zorg voor asielzoekers te regelen en de zorg te financieren. Vanaf 1 januari 2010 voeren de regionale GGD’en de Publieke Gezondheid Asielzoekers (PGA)-taken uit in de asielzoekerscentra in hun gemeente(n). GGD GHOR Nederland sluit hiervoor een overeenkomst af met alle GGD’en, en daar waar van toepassing, met de plaatselijke jeugdgezondheidszorg (JGZ) instelling. GGD GHOR Nederland voert de landelijke coördinatie en ondersteuning uit met betrekking tot PGA. Hiervoor heeft het COA een overeenkomst met GGD GHOR Nederland.
Als een statushouder in een gemeente instroomt, dan is deze gemeente – net als bij alle andere inwoners – verantwoordelijk voor de publieke gezondheidszorg.
Vanuit deze verantwoordelijkheden is in het tussen Rijk en VNG op 27 november 2015 gesloten Bestuursakkoord Verhoogde Instroom Asielzoeker aandacht gevraagd voor gezondheid en zorg aan statushouders. In dit Bestuursakkoord is hierover volgende opgenomen: «Op korte termijn zullen VNG en Rijk een werkgroep instellen om de inhoudelijk en financiële knelpunten in kaart te brengen. Het betreft hier zowel uitvoeringsvraagstukken als ook de financiële vraagstukken die de uitvoering raken». Deze werkgroep is in januari 2016 van start gegaan.
De penibele situatie van gestrande migranten bij de Griekse grensplaats Idomeni |
|
Attje Kuiken (PvdA), Marit Maij (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Welke actuele informatie heeft u over de situatie voor vluchtelingen bij de Griekse plaats Idomeni, bij de Macedonische grens? Klopt het dat zich daar duizenden migranten op doorreis ophouden, die geen mogelijkheid hebben tot basisvoorzieningen en onderdak?1
Het kabinet heeft aandacht voor de situatie in Idomeni, die zeer fluïde is, en volgt de ontwikkelingen op de voet. Het door u genoemde opvangkamp is inmiddels wederom in gebruik genomen. Het aantal migranten dat hier wordt opgevangen verschilt per dag en hangt mede af van de mogelijkheden de Grieks-Macedonische grens over te kunnen steken. Het gaat voornamelijk om migranten die geen asiel in Griekenland wensen aan te vragen.
Tot twee weken geleden bedroeg de wachttijd bij de grensovergang Idomeni enkele uren. Deze is sindsdien toegenomen als gevolg van tijdelijke maatregelen aan de Macedonische kant van de grensovergang. Het kabinet onderstreept het belang dat in Europese context wordt gewerkt aan het oplossen van de migratiedruk om situaties zoals aan de grens met Idomeni te voorkomen. Dat betekent onder andere het tegengaan van instroom uit Turkije, betere registratie van migranten, verbeterd grensbeheer en herplaatsing via de hotspotbenadering.
Welke informatie heeft u dat betrokken hulporganisaties ter plaatse, zoals Save the Children en Medicins Sans Frontières, deze week een noodkreet richting de autoriteiten hebben gedaan om een nabijgelegen ongebruikt opvangkamp in gebruik te nemen, zodat deze mensen in nood onderdak kunnen krijgen?2
Zie antwoord vraag 1.
Met welke redenen houden de Griekse autoriteiten dit opvangkamp gesloten voor deze migranten? Op welke wijze gaat u dit zo snel mogelijk uitzoeken en zo mogelijk bilateraal of in EU-verband contact zoeken met uw Griekse collega’s met als doel aan te dringen op humanitaire hulp voor deze migranten, waaronder het ter beschikking stellen van het opvangkamp, eventueel met Europese praktische hulp?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe lang verblijven deze migranten gemiddeld bij Idomeni totdat zij de grens kunnen oversteken? Wordt deze mensen een asielprocedure geboden in Griekenland? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Welke andere nijpende vergelijkbare knelpunten aan de grenzen in/met de Europese Unie zijn er, waar groepen mensen zich ophopen en geen of onvoldoende voorzieningen aanwezig zijn?
De humanitaire situatie langs de zogenoemde Westelijke Balkanroute wordt nauwlettend in de gaten gehouden. Vanuit verschillende landen en met behulp van meerdere internationale organisaties, zoals UNHCR en het Internationale Rode Kruis, wordt gezorgd voor voldoende opvangcapaciteit. Op dit moment lijkt deze adequaat. Verder bevinden zich in Calais relatief veel migranten die verlangen door te reizen naar het Verenigd Koninkrijk.
NL heeft tot nu toe in totaal EUR 1.5 mln bijgedragen aan humanitaire hulp in de landen langs de Westelijke Balkan-route, ten behoeve van de opvang van vluchtelingen. Zo is bijvoorbeeld EUR 500.000 bijgedragen aan de activiteiten van UNHCR in Griekenland (eind 2015) en is via het Rode Kruis in Griekenland een bijdrage geleverd van EUR 1 mln (dec 2015). Daarnaast heeft NL waterpompen, veldbedden en lichtmasten gedoneerd aan respectievelijk Griekenland, Servië en Slovenië, via het Europese civiele beschermingsmechanisme, als antwoord op hun noodhulpverzoek.
UNHCR en IOM hebben op 25 januari een appeal gepresenteerd, waarin zij vragen om ruim EUR 500 mln voor humanitaire hulp aan vluchtelingen in Europa. Het appeal betreft Turkije, Griekenland en de Westelijke Balkan landen. Naast een bijdrage voor opvang en bescherming van vluchtelingen en migranten in Europa, roept dit appeal tegelijkertijd op tot een gecoördineerde, humane, op recht gebaseerde respons. Het appeal besteedt specifiek aandacht aan de kwetsbare positie van kinderen, vrouwen en meisjes, en mensen met special needs. NL heeft besloten vooralsnog geen bijdrage te leveren aan dit appeal, maar houdt regelmatig contact met o.a. UNHCR en andere humanitaire situaties om op de hoogte te blijven van de humanitaire situatie.
Deelt u de mening dat de Europese Unie deze weken en maanden alles op alles moet zetten om te voorkomen dat vluchtelingen en andere migranten in de winterkou op straat moeten leven als gevolg van grenscontroles en het ontbreken, of onvoldoende beschikbaar stellen, van onderdak en basisvoorzieningen? Zo ja, op welke wijze gaat u zich daar als voorzitter van de EU extra hard voor maken?
Het is van groot belang het menselijk aspect niet uit het oog te verliezen bij de aanpak van de Europese vluchtelingenproblematiek. Er wordt hard gewerkt om bestaande faciliteiten waar nodig verder te verbeteren en er voor te zorgen dat er voldoende opvangcapaciteit beschikbaar is in zowel Griekenland als langs de zogenoemde Westelijke Balkan-route. Naar aanleiding van de bijeenkomst van enkele leiders op 25 oktober jl. wordt i.s.m. UNHCR gewerkt aan het creëren van 50.000 opvangplekken in Griekenland en 50.000 in verschillende landen langs de route. Vooral bij de grenzen van Macedonië en Servië zijn de tijdelijke opvangfaciliteiten de afgelopen tijd verbeterd en uitgebreid.
Het kabinet zet zich actief in voor een effectieve aanpak van de vluchtelingenproblematiek op de Westelijke Balkan-route. En marge van de informele Raad Justitie en Binnenlandse Zaken heeft Nederland een bijeenkomst georganiseerd van de ministers van de meest betrokken landen. Daar is benadrukt dat landen nog meer hun nationale maatregelen op elkaar moeten afstemmen om te voorkomen dat er een ongewenst domino-effect ontstaat. Deze bijeenkomst heeft in de marges van de informele Raad Buitenlandse Zaken (Gymnich) van 5 en 6 februari een vervolg gekregen. Ook in bilaterale contacten met de betrokken ministers van Macedonië en Griekenland is gesproken over de huidige problemen bij de grensovergangen en mogelijkheden deze uitdagingen in regionale en/of Europese context aan te pakken.
Deelt u de mening dat dit soort situaties de noodzaak onderstrepen om met nog meer urgentie te zorgen voor het opzetten en inrichten van de afgesproken hotspots in Griekenland en Italië? Op welke wijze gaat u zich daar in Europees verband, bijvoorbeeld tijdens de aanstaande Europese Raden (Raad Algemene Zaken, Raad Buitenlandse Zaken, Raad Justitie en Binnenlandse Zaken), extra hard voor maken?
De hotspots moeten ervoor zorgen dat migranten bij binnenkomst in de Europese Unie, direct worden gescreend, geïdentificeerd en geregistreerd. Daarna kan worden beoordeeld of ze in aanmerking komen voor herplaatsing, de asielprocedure of terugkeer. De hotspots dienen daarnaast als opvanglocatie, waar ook basisvoorzieningen zoals medische zorg worden aangeboden. Meer en beter functionerende hotspots zijn van belang voor het in goede banen leiden van de migratiestroom. Dit dient ook gepaard te gaan met het creëren van de nodige opvangcapaciteit en het organiseren van terugkeer indien asielzoekers niet voor asiel in Griekenland of Italië of herplaatsing in aanmerking komen.
De Europese Commissie en de lidstaten blijven daarom met man en macht werken aan meer en beter functionerende hotspots. In verschillende Europese overleggen wordt de voortgang van de implementatie van de hotspots nauwlettend gevolgd. Met de betrokken lidstaten en de Commissie is nauw contact om ervoor te zorgen dat er resultaten worden behaald. Daarnaast zal dit onderwerp op de agenda staan van de komende JBZ-Raden en Europese Raden en zal Nederland zich ook in dat verband hard maken voor een snelle implementatie.
Het Nederlandse grensbewakingsteam dat nu voorbereidingen treft op Chios is een heel concreet voorbeeld van de aanvullende bijdrage die wordt geboden aan Griekenland om de versnelde inrichting van de hotspot op Chios te ondersteunen.
Bent u bereid deze vragen zo snel mogelijk te beantwoorden?
Ja.
De moeilijke positie van LHBT in de asielopvang |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Klopt het bericht dat in de opvang van asielzoekers in Alphen aan den Rijn in de voormalige penitentiaire inrichting aldaar een zelfmoordpoging door een homoseksuele asielzoeker is ondernomen die verband hield met de moeilijke positie van lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders (LHBT) in deze inrichting? Indien onduidelijkheid bestaat over het al dan niet voorvallen van een dergelijke vreselijke gebeurtenis dan wel over de toedracht van het gebeurde, bent u bereid om onafhankelijk onderzoek te laten doen naar de toedracht?
Op 19 december 2015 heeft een LHBT-bewoner in Alphen aan den Rijn zichzelf met een mes verwond. De bewoner is, na verblijf in een gastgezin, op eigen verzoek overgeplaatst naar een ander asielzoekerscentrum (azc). Het COA heeft zijn dossier tevens onder de aandacht gebracht bij het Gezondheidscentrum Asielzoekers (GCA). Er zijn door het COA diverse gesprekken gevoerd, met de betrokken asielzoeker zelf, de groep LHBT-ers in Alphen en belangenorganisaties, waaronder het COC. De bewoner ziet op dat moment deze overplaatsing als een goede oplossing. Ik zie dan ook geen aanleiding om een nader onderzoek te laten doen naar de toedracht.
Bent u op de hoogte van de verschillende aangiften welke LHBT intussen hebben gedaan en welke gaan over zaken die hen zijn overkomen in diverse instellingen voor de opvang van asielzoekers en verband houden met hun geaardheid? Wat is uw reactie op het feit dat een groeiend aantal LHBT zich onveilig voelt in asielopvangcentra en dat zij zeer wel mogelijk slachtoffer zijn van misdrijven?
Discriminatie en bedreigingen, in welke vorm dan ook, worden binnen de opvang niet getolereerd. Dit geldt niet alleen in geval van discriminatie van LHBT’s, maar bijvoorbeeld ook als christenen of anderen vanwege hun geloof of politieke overtuiging worden gediscrimineerd of lastig gevallen. Als je in Nederland asiel aanvraagt heb je je te houden aan de Nederlandse regelgeving en aan de Nederlandse normen en waarden.
Alle signalen omtrent incidenten die plaats hebben in of rond opvanglocaties neem ik serieus. In geval van incidenten neemt het COA (straf)maatregelen en in geval van mogelijk strafbare feiten worden slachtoffers gestimuleerd tot het doen van aangifte.
Conform mijn toezegging tijdens het algemeen overleg op 19 januari jl. zal uw Kamer uiterlijk in maart 2016 worden geïnformeerd over de aangescherpte aanpak van overlastgevende en criminele asielzoekers. Hierbij zal het gehele scala van maatregelen inzichtelijk worden gemaakt; van de huisregels en de sanctieregeling van het COA tot en met de strafrechtelijke aanpak.
Het COA houdt geen centrale geautomatiseerde informatie bij over het aantal aangiften door of tegen bewoners dan wel van medewerkers. Voorts wordt de aard van een incident geregistreerd, maar niet de aanleiding ervan. Informatie over aangiftes, afkomstig van de Nationale Politie, zal vanaf begin 2016 halfjaarlijks openbaar gemaakt worden, tezamen met het overzicht incidenten in en rondom opvangcentra. De politie registreert bij aanhoudingen van verdachten op geboorteplaats-land en eventueel aanvullend op nationaliteit. De politie registreert niet apart op categorieën, zoals «asielzoekers».
Wat is uw reactie op de recente gebeurtenissen in de asielopvang Heumensoord?1 Op welke wijze bent u tot dusver omgegaan met de signalen, die vanuit diverse opvanglocaties komen, van onheuse bejegening tot zelfs het gebruik van geweld tegen LHBT door andere asielzoekers?
Zie antwoord vraag 2.
In welke kwetsbare individuele gevallen wilt u wel separate opvang bieden? Zo ja op basis van welke criteria worden deze keuzes gemaakt? Is daar een landelijk beleid voor?
Het uitgangspunt is dat incidenten zoveel mogelijk moeten worden voorkomen en dat de daders moeten worden gestraft. Categoriale opvang is niet aan de orde. Wel kan het voorkomen dat een slachtoffer op eigen verzoek wordt overgeplaatst. Als een slachtoffer direct gevaar loopt en het COA is van mening dat de veiligheid niet gegarandeerd kan worden door plaatsing elders van dader of, desgewenst, het slachtoffer, zal het COA het bestaande proces volgen dat ook wordt gehanteerd bij crisisplaatsing van vrouwen in een blijf van mijn lijf huis. Een dergelijke situatie heeft zich tot nu toe in relatie tot LHBT-bewoners niet voorgedaan. Wel zijn er LHBT-bewoners die naar aanleiding van advies van belangenorganisaties tijdelijk buiten de locatie zijn gaan logeren. Of het nodig is om over te gaan tot crisisplaatsing wordt per situatie bekeken. Dit hangt in belangrijke mate af van de vraag of de veiligheid in het geding is. COA vraagt hierbij advies aan en stemt af met andere partijen, zoals de politie.
Is het Centraal orgaan opvang asielzoekers (COA), gelet op de grote instroom die we nu kennen, wel voldoende in staat om de veiligheid en welzijn van LHBT te waarborgen? Zo ja, waar blijkt dit uit? Zo nee, welke maatregelen kunt u nemen om dit te verbeteren?
In het algemeen merk ik op dat de verhoogde instroom op diverse fronten fricties veroorzaakt, ook op het gebied van huisvesting. Dit brengt logischerwijs allerlei spanningen met zich mee. De veiligheid en leefbaarheid zijn prioritair voor het COA. Hierbij is er bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen zoals LHBT’s.
Het COA heeft tot nu toe in alle situaties waarin zich incidenten voordeden maatregelen genomen, met name door plaatsing elders van daders, als deze bekend waren, of desgewenst slachtoffers. Zoals ook verwoord in het antwoord op de vragen 2 en 3 zal nog strikter worden ingezet op het straffen van de daders. Hierover zal uw Kamer uiterlijk in maart 2016 worden geïnformeerd.
Daarnaast organiseert het COA, in samenwerking met de ministeries van V&J en OCW, op 1 maart een studiemiddag om met relevante partijen, waaronder het COC, te overleggen op welke wijze de voorlichting aan bewoners over grondrechten en discriminatie beter kan. Het COA heeft reeds een inventarisatie gemaakt van de bestaande voorlichting aan bewoners over onder andere discriminatie (op grond van religie, seksuele gerichtheid, of een andere grond) en normen en waarden in Nederland. Dit overzicht wordt tijdens de bijeenkomst besproken en dan wordt bezien of en op welk gebied aanvullingen nodig zijn en op welke wijze good practices uit de ervaring van de diverse aanwezigen hierbij kunnen worden ingezet.
Hoe en in hoeverre heeft u in uw beleid rekening gehouden met de aan u gerichte oproep van het COC?2
In een brief aan het COC heb ik uitgelegd waarom ik geen meerwaarde zie in een afzonderlijke vertrouwenspersoon voor LHBT’s op de COA-locaties. Bewoners kunnen bij iedere opvangmedewerker terecht als zij zich bedreigd voelen of geconfronteerd worden met concrete situaties van discriminatie, pesterijen of bedreigingen. In een tussen het COA en het COC gesloten convenant is dit ook zo afgesproken. Zo nodig ondersteunt het COA medewerkers bij het uitoefenen van de rol van vertrouwenspersoon door middel van voorlichting en training. Ik vind het van belang dat alle COA medewerkers in de opvang voldoende vaardigheden hebben om als vertrouwenspersoon op te treden en zie daarmee geen meerwaarde in een afzonderlijke vertrouwenspersoon. In de brief geef ik tevens aan dat ik categoriale opvang voor LHBT’s niet wenselijk acht. Een aparte opvang waar alleen LHBT’s geplaatst worden is naar mijn mening stigmatiserend. Veiligheid voor kwetsbare personen, zoals LHBT’s, christenen, alleenstaande vrouwen, moet door het COA geboden worden in de reguliere opvang. De daders moeten worden aangepakt.
Hoe kan de bereidheid om aangifte te doen van strafbare feiten worden vergroot onder LHBT?
Het COA bespreekt, zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 5, binnenkort met relevante partijen, waaronder het COC, op welke wijze de voorlichting aan bewoners nog verder verbeterd kan worden. Onderdeel hiervan is om de meldingsbereidheid van incidenten te vergroten en de drempel tot het doen van aangifte te verlagen.
Het bericht dat uit Eritrea gevluchte vrouwen mogelijk zijn gedwongen tot seks rondom een bezoek aan de Eritrees-orthodoxe kerk |
|
Marith Volp (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht over het mogelijke seksuele misbruik van uit Eritrea gevluchte minderjarige vrouwen rondom een bezoek aan de Eritrees-orthodoxe Tewahdo-kerk in Rotterdam?1
Ja.
Wanneer bent u door het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers (COA) op de hoogte gesteld van deze zorgwekkende signalen en welke acties heeft u daarop ondernomen?
Het COA heeft mij op 5 januari gemeld dat zij signalen heeft ontvangen die duiden op mogelijke misstanden bij Eritrese individuen en binnen de Eritrese gemeenschap. Het gaat hierbij om signalen van uiteenlopende aard. Een aantal van de ontvangen signalen heeft betrekking op gebeurtenissen in of rondom de Eritrese kerk in Rotterdam.
Het COA kan de ernst en het waarheidsgehalte van deze signalen niet inschatten en heeft deze signalen gemeld bij de politie en EMM. Tegelijkertijd heeft het COA besloten om een aantal preventieve maatregelen te treffen. Deze maatregelen zijn uit voorzorg genomen en impliceren geenszins een beschuldiging richting bepaalde individuen of organisaties.
Voor wat betreft de signalen van eventueel misbruik in of rondom een kerk in Rotterdam hebben de politie en het Openbaar Ministerie in Rotterdam een oriënterend feitenonderzoek gedaan naar de herkomst van deze signalen. De politie en het Openbaar Ministerie in Rotterdam hebben mij laten weten dat er tot dusver geen aangiftes zijn gedaan en er tot dusver geen verdenking is van strafbare feiten met betrekking tot de Eritrese kerk in Rotterdam. Het Landelijk Parket van het OM zal de mogelijkheden verkennen om de signalen van mogelijke misstanden binnen de Eritrese gemeenschap in Nederland op landelijk niveau en op multidisciplinaire wijze nader te bezien.
Centreren de signalen zich rondom deze kerkgemeenschap en alleen in Rotterdam, of zijn er redenen om aan te nemen dat deze praktijken zich ook elders afspelen? Worden er momenteel preventief maatregelen getroffen om dit op andere plekken te voorkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het feit dat het gaat om extra kwetsbare, minderjarige meisjes, reden is om extra begeleiding en personeel vanuit het COA op deze doelgroep te plaatsen? Zo ja, bent u bereid dit tot uitvoering te brengen?
Het COA is samen met Nidos verantwoordelijk voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Dit is een kwetsbare groep. Dit betekent dat als er aanwijzingen zijn voor mogelijke misstanden, er preventief maatregelen worden genomen om deze groep te beschermen. Dat hebben het COA en Nidos in dit geval ook gedaan.
Vanwege de kwetsbaarheid van alleenstaande minderjarige vreemdelingen kent het opvangmodel bij het COA een intensieve 24-uursbegeleiding op de verschillende amv-opvanglocaties. Op deze locaties is reeds extra personeel aanwezig ten opzichte van andere opvanglocaties. Mentoren van het COA dragen zorg voor de dagelijkse begeleiding, houden toezicht en voeren vanuit een specifiek voor deze doelgroep ontwikkelde methode gesprekken met de alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Deze mentoren organiseren de zorg voor de nodige ondersteuning. In samenwerking met de jeugdbeschermer worden afspraken gemaakt met de jongeren.
Wordt er vanuit het COA contact gelegd met Eritrees-orthodoxe kerken, en bent u het eens met de constatering dat, indien dit niet het geval is, dit wel wenselijk is gezien de belangrijke plek die deze kerken innemen als sociaal vangnet voor alleenstaande minderjarige asielzoekers uit Eritrea?
Het COA heeft geen contact gelegd met de Eritrese kerk in Rotterdam. Het COA heeft als alternatief aangeboden om alleenstaande minderjarige vreemdelingen te begeleiden naar een Koptische kerk in Amstelveen.
Weet u of deze slachtoffers aangifte hebben gedaan bij de politie en zo nee, welke acties worden er ondernomen om aangiftebereidheid onder deze groep slachtoffers te vergroten?
Er is tot op heden geen aangifte gedaan. Waar COA meent dat er sprake is van een (strafrechtelijke) misstand, stimuleert het COA de bewoners om aangifte te doen. Het COA stimuleert dit door in gesprek te zijn met bewoners en te ondersteunen in het doen van aangiften. Wanneer bewoners weigeren aangifte te doen, maakt het COA melding van misstanden bij de politie. Dat laatste is in dit geval gedaan.
Het COA spreekt frequent met leden van de Eritrese gemeenschap (en amv’s in het bijzonder) op locaties om meer inzicht te krijgen in wat er speelt binnen deze (gesloten) gemeenschap.
Wordt er, gezien het feit dat het COA deze gevallen ook gemeld heeft bij het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel, extra aandacht besteed aan de mogelijkheid dat deze slachtoffers in handen vallen van mensenhandelaren en krijgen de minderjarige meisjes in dit licht extra bescherming?
Er zijn vooralsnog geen signalen die wijzen op mensenhandel. De signalen worden gedeeld met het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel om zo ketenbreed een goed beeld te krijgen van hetgeen zich hier voordoet. Mocht er een signaal zijn dat er een relatie is met mensenhandel dan wordt de minderjarige in de hiervoor bestemde beschermde opvang van het COA geplaatst.
Wat voor slachtofferhulp en zorg wordt er actief geboden aan de slachtoffers, zijnde de vanuit Eritrea gevluchte (vermoedelijk) seksuele misbruikte minderjarige vrouwen rondom een bezoek aan de Eritrees-orthodoxe Tewahdo-kerk in Rotterdam?
De volgende hulp wordt geboden aan vrouwen die ongewenst zwanger zijn:
Wat wordt er gedaan om de daders op te sporen en te bestraffen?
Zie antwoord vraag 2.
De berichten dat veel vluchtelingenkinderen nog steeds geen onderwijs ontvangen |
|
Loes Ypma (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten in diverse media die aangeven dat het onderwijs aan vluchtelingenkinderen te wensen overlaat?
Ik ben bekend met deze berichtgeving. Voor leerplichtige asielzoekerskinderen die op een bestaande opvanglocatie (AZC) terecht komen, is er al een onderwijsvoorziening en kunnen kinderen snel naar school. Door de sterke instroom van het aantal asielzoekers is het gebruik van noodopvanglocaties echter noodzakelijk. Op deze nieuwe locaties is nog geen onderwijs voorhanden. Het kost tijd om een onderwijsvoorziening in te richten. Uitgangspunt is dat dit gebeurt binnen de termijn van uiterlijk drie maanden na binnenkomst in Nederland, conform de Europese Richtlijn tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten.1
Was u al op de hoogte van de situatie dat het voor scholen onduidelijk is hoeveel kinderen onderwijs nodig hebben en zij zich hierdoor niet kunnen voorbereiden op de komst van vluchtelingenkinderen? Kunt u aangeven hoeveel kinderen op dit moment wachten op onderwijs en hoe lang zij al wachten?
Ja, dat is mij bekend. Ik heb u toegezegd om u voor 1 april 2016 te informeren over het aantal asielzoekersjongeren op school in Nederland.2 Op dit moment is de registratie van asielzoekerskinderen in de diverse opvanglocaties van het COA niet gekoppeld aan de registratie van jongeren in het onderwijs. Ik heb met de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgesproken dat deze koppeling, met inachtneming van de privacyregels, tot stand wordt gebracht. Zodra dit gelukt is, komt in beeld welke kinderen naar school gaan en welke nog niet.
Bent u zich bewust van de problemen die deze onduidelijkheid kan geven? Hoe gaat u het tekort aan ondersteuning op het gebied van traumaverwerking, onvoldoende NT21 docenten en te weinig of geen geschikt lesmateriaal zo spoedig mogelijk oplossen?
Ik ben me ervan bewust dat onduidelijkheid over het aantal asielzoekerskinderen tot problemen kan leiden voor de scholen die het onderwijs moeten verzorgen. Daarom streven de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en ik er naar om die gegevens zo snel mogelijk en structureel ter beschikking te krijgen.
Voor traumaverwerking gelden specifieke afspraken. Gemeenten zijn in principe vanuit de Jeugdwet verantwoordelijk voor de jeugdhulp aan alle kinderen. Dit geldt ook voor de jeugdhulp aan vluchtelingenkinderen. Voor de hulp aan vluchtelingenkinderen die in een opvanglocatie van het COA verblijven, is een afwijkende afspraak gemaakt. Het COA organiseert en financiert in deze gevallen de jeugdhulp. Voor het onderwijs zijn er verschillende organisaties actief die leerkrachten kunnen helpen bij het herkennen van trauma’s, het organiseren van veiligheid in de klas en bij eventuele doorverwijzing.
Ik krijg ook signalen dat er te weinig bevoegde NT2-docenten zijn maar een analyse ontbreekt. Ik heb het CAOP opdracht gegeven om te onderzoeken hoe groot dit tekort nu en in de nabije toekomst is. Daarnaast heb een aantal maatregelen in gang gezet.4 Ik laat uitzoeken of flexibele opleidingsroutes zijn in te richten. Voorts zorgen we ervoor dat meer pabo-gediplomeerden met bijscholing en een ontheffing in aanmerking komen om bevoegd les te geven aan nieuwkomers.
Tot slot heb ik het LOWAN gevraagd om zowel voor het primair onderwijs als het voortgezet onderwijs leskisten te ontwikkelen samen met de diverse onderwijsorganisaties en leerkrachten. Dit lesmateriaal is dit voorjaar gereed en beschikbaar voor de scholen.
Welke mogelijkheden zijn er voor scholen en samenwerkingsverbanden om signalen en vragen door te geven? Hoe gaat u naar scholen communiceren hoe zij aan de aangekondigde ondersteuning kunnen komen en wanneer deze beschikbaar is? Welke extra stappen bent u bereid te ondernemen als de aangekondigde middelen onvoldoende blijken te zijn om scholen te ondersteunen?
Om te zorgen dat alle signalen en vragen over asielzoekersonderwijs mij bereiken, zet ik sinds 1 februari negen ervaren accountmanagers in. De accountmanagers informeren samen met LOWAN en de sectororganisaties scholen en gemeenten over maatwerkfinanciering, geven voorlichting en verspreiden kennis. Daarnaast hebben onderwijswethouders van de G37 onlangs van mij een informatiedocument over asielzoekersonderwijs ontvangen. Ik verspreid dit document door middel van nieuwsbrieven en websites nu breed. Tot slot heeft de PO-Raad een helpdesk ingericht. Samen met de sectororganisaties, het LOWAN en de VNG bezie ik of deze maatregelen afdoende zijn of dat aanvullende activiteiten noodzakelijk zijn.
Kunt u aangeven hoe het staat met de uitwerking van motie Ypma betreffende duidelijke communicatie over maatwerkfinanciering voor onderwijs zowel in opvangcentra als in reguliere scholen2 en met de motie Ypma waarin vragen gesteld worden over het aantal peilmomenten en verstrekking van financiering vanaf één kind in het basisonderwijs?3
De informatie over maatwerkfinanciering heb ik de afgelopen periode breed verspreid door middel van nieuwsbrieven, websites en de aangestelde accountmanagers. Bovendien wordt het informatiedocument regelmatig geactualiseerd.
De scholen voor primair onderwijs kunnen maatwerkfinanciering aanvragen voor het verzorgen van onderwijs aan asielzoekerskinderen. Op basis van de ervaringen met de maatwerkfinanciering pas ik de huidige regelingen aan waarbij ik het aantal peilmomenten en de drempels die nu in de bekostiging zitten, kritisch zal bezien. Ik zal u hierover nader informeren in de eerstvolgende voortgangsrapportage asielzoekersonderwijs. Deze rapportage stuur ik u voor de zomer van 2016 toe.
De detentie en deportatie van vluchtelingen in Turkije |
|
Marit Maij (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht van Amnesty International over de detentie en deportatie van vluchtelingen door Turkije?1
Ja
Bent u op de hoogte van het feit dat Turkije Syrische en Irakese vluchtelingen terugstuurt en daarmee het belangrijkste onderdeel van het VN Vluchtelingenverdrag schendt en zo ja, bent u bereid om in Europees verband Turkse regeringsleiders hier op aan te spreken?
Het kabinet is bekend met deze berichten. De EU-delegatie in Ankara staat in nauw contact met de Turkse autoriteiten en Amnesty International om opheldering te krijgen over de in het rapport beschreven misstanden en heeft de Turkse autoriteiten verzocht een onderzoek in te stellen.
Turkije heeft zich gecommitteerd aan het principe van non-refoulement, in de artikelen 4 en 55 van de Turkse Wet op Vreemdelingen en Internationale Bescherming. Op grond van deze wet kan internationale bescherming worden verleend aan alle vreemdelingen, ongeacht hun nationaliteit. Turkije onderstreept verder dat het een no-returnbeleid heeft voor Syriërs, en dat de ongeveer 2,5 miljoen vluchtelingen die het land opvang biedt daarvan het bewijs zijn.
Voor beantwoording van de vraag of sprake is van strijd met internationaal recht, acht het kabinet van belang het onderzoek naar de in het rapport beschreven misstanden af te wachten.
Heeft u eerder signalen ontvangen over het vastketenen en mishandelen van vluchtelingen in deze detentiecentra in Turkije, zoals nu gedocumenteerd door Amnesty? Kunt u de Kamer informeren over de omstandigheden in deze centra en in welke mate detentie daadwerkelijk gerechtvaardigd is?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de constatering van Amnesty International dat het detineren van deze groepen, vaak 1.000 kilometer verderop, zonder duidelijke rechtsgrond en zonder contact met de buitenwereld ontoelaatbaar is en in strijd met internationaal recht? Zo ja, welke consequenties bent u bereid daar aan te verbinden?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhouden deze berichten zich tot het EU/Turkije actieplan van de Europese Commissie? Worden deze detentiecentrum betaald met steun van Europa? Op wat voor manier controleert de EC deze detentiecentra en welk mandaat hebben zij om hier in te grijpen?
Het EU Turkije actieplan bestaat uit twee delen: één deel over steun aan Syrische vluchtelingen die onder het Turkse tijdelijke beschermingsregime vallen en de gemeenschappen die hen opvangen, en één deel over de versterking van de samenwerking ter voorkoming van illegale migratie naar de EU. Daarin staan onder meer afspraken om het migratiemanagement in Turkije te verbeteren. Voor de inhoud van het actieplan verwijs ik kortheidshalve naar de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 27 oktober 2015.2
Vanuit het pre-accessie instrument (IPA) zijn in het verleden diverse detentiecentra in Turkije gefinancierd. De EU-delegatie in Ankara is in nauw contact met de Turkse autoriteiten en Amnesty International om opheldering te krijgen over de in het rapport beschreven misstanden en heeft de Turkse autoriteiten verzocht een onderzoek in te stellen.
In het verleden is ook in projectverband Turkije technische ondersteuning aangeboden om de terugkeercapaciteit en -procedures te versterken. Deze richtte zich onder meer op het in lijn brengen van Turkse procedures en regelgeving met de EU Terugkeerrichtlijn.
Bent u het eens met de constatering dat de reden waarom Turkije vluchtelingen terug stuurt, te maken heeft met het feit dat Turkije geen uitvoering geeft aan het 1967 Protocol en het zodoende Syriërs niet erkent als vluchtelingen en het Verdrag dus ook niet zou schenden? Kunt u de Kamer informeren over de acties die de EU onderneemt om er voor te zorgen dat Turkije het volledige VN Vluchtelingenverdrag zo snel mogelijk ratificeert?
Deze mening deel ik niet. Op grond van de Wet op Vreemdelingen en Internationale Bescherming is het non-refoulementbeginsel ook van toepassing op vluchtelingen van buiten Europa, die in Turkije de status van «conditional refugee» kunnen krijgen. Bovendien is Turkije als verdragspartij bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele vrijheden (EVRM) verbonden aan de verdragsverplichtingen die voortvloeien uit onder meer artikel 3 EVRM.
Turkije biedt veel Syrische vluchtelingen op dit moment een (tijdelijke) status. Met het Gezamenlijke EU-Turkije Actieplan heeft Turkije zich gecommitteerd om de (juridische) status van onder andere deze groep vluchtelingen te verbeteren. Bovendien, als gevolg van de verplichtingen die voortvloeien uit de Visa Roadmap, zal Turkije zijn nationale asielwet- en regelgeving verder in lijn moeten brengen met internationale en Europese standaarden. Daarvoor is het niet per se noodzakelijk dat Turkije formeel afstand doet van de geografische beperking. Het is voldoende wanneer op grond van de Turkse nationale wet- en regeling de bescherming en bijbehorende rechten en voorzieningen voor vluchtelingen in overeenstemming zijn met het VN Vluchtelingenverdrag.
De situatie van LHBT’ers in het AZC in Alphen aan den Rijn |
|
Attje Kuiken (PvdA), Keklik Yücel (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht over de bedreigen van lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgender (LHBT) asielzoekers in de opvang in Alphen?1
Ja.
Kunt u, gezien het feit dat het kabinet vindt dat slachtoffers van discriminatie, bedreiging of geweld in asielopvang alleen in acute noodsituaties op een andere plek ondergebracht moeten worden, vertellen wat het kabinet verstaat onder «een acute noodsituatie»? Valt de situatie van de tien asielzoekers in Alphen daar onder en zo nee, waarom niet?
In de vraag wordt gesteld dat slachtoffers alleen in acute noodsituaties «op een andere plek» worden ondergebracht. Ik wil benadrukken dat, als de veiligheid van een bewoner in het geding is, door het COA andere huisvesting geregeld wordt, als het slachtoffer dat wenst. Uitgangspunt is dat de dader als straf wordt overgeplaatst. Als het slachtoffer kiest voor overplaatsing kan dit naar een andere plek op de locatie zijn, of naar een locatie elders in het land. Een aparte centrale opvang voor kwetsbare groepen is niet aan de orde. Uitgangspunt is dat iedere asielzoeker, van welke gezindheid, geaardheid, nationaliteit of etniciteit ook, veilig in de COA-opvang moet kunnen verblijven. In Alphen heeft het COA zorg gedragen voor een veilige plek op de locatie.
Onder een acute noodsituatie verstaat het kabinet een situatie waarin een bewoner gevaar zou lopen en waarin het COA diens veiligheid niet zou kunnen waarborgen. In een dergelijke situatie kan het COA met politie en andere partijen (zoals het COC) in gesprek gaan om te bezien of plaatsing buiten het COA mogelijk is. Een dergelijke situatie heeft zich met lhbt asielzoekers nog niet voorgedaan.
Deelt u de mening dat daders te allen tijde veroordeeld zouden moeten worden om zodoende een signaal af te geven dat Nederland een homovriendelijk land is en dergelijk gedrag gevolgen kan hebben voor hun asielaanvraag?
Zodra duidelijk is wie het incident heeft veroorzaakt, moet de dader altijd worden aangepakt. Dit kan op verschillende manieren, afhankelijk van de ernst van het incident. Indien sprake is van een strafbaar feit motiveert het COA het slachtoffer om aangifte te doen. Bij strafbare feiten wordt ook altijd de politie ingeschakeld. Onder voorwaarden kan een veroordeling wegens een ernstig misdrijf tot gevolg hebben dat een verblijfsvergunning wordt ingetrokken dan wel niet wordt verleend. Uw Kamer ontving recent een brief waarin een aanscherping van het beleid ter zake wordt aangekondigd.2
Hoe verklaart u dat er geen aangifte is gedaan van het bedreigen of mishandelen van homoseksuele vluchtelingen in het asielzoekerscentrum in Alphen aan den Rijn? Wat wordt er vanuit het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers (COA) gedaan om de aangiftebereidheid te stimuleren? Ziet u mogelijkheden om verbeteringen aan te brengen in dit proces?
Het COA informeert slachtoffers over de mogelijkheid om aangifte te doen en motiveert hen daartoe. Indien het slachtoffer dit wenst kan een COA-medewerker het slachtoffer begeleiden bij het doen van aangifte. In Alphen aan den Rijn zijn het COA en de wijkagent in gesprek gegaan met de groep lhbt’s om hen te motiveren tot het doen van aangifte. De groep besloot echter om geen aangifte te doen. De groep wilde evenmin aangeven wie de daders waren. COA medewerkers zijn zelf geen getuige geweest van het incident. Dit verklaart dat geen aangifte is gedaan.
Welke maatregelen worden er genomen om dorst- en hongerstakingen onder asielzoekers zo veel mogelijk te voorkomen? Bent u van mening dat het protocol dat het COA gebruikt om te kijken wanneer dergelijke acties echt een hongerstaking zijn, voldoende functioneert?
Een honger- en/of dorststaking kan door verschillende situaties getriggerd worden, bijvoorbeeld door een afwijzing van een verzoek om een verblijfsvergunning. COA medewerkers zijn alert op signalen van bewoners dat er mogelijk problemen spelen. Als het COA de indruk heeft dat er iets aan de hand is met een bewoner zal een COA-medewerker met de bewoner in gesprek gaan en hem waar mogelijk ondersteunen bij het vinden van een oplossing.
Het protocol hongerstaking wordt periodiek geëvalueerd en waar nodig bijgesteld. Ik ben van mening dat het protocol hongerstaking adequate ondersteuning biedt in situaties waarin sprake is van een honger- en of dorststaking.
De mogelijke oprichting van een ‘mini-Schengen’ zone |
|
Attje Kuiken (PvdA), Marit Maij (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is de voornaamste aanleiding voor de plannen voor een mini-Schengen?1
Het is duidelijk dat de hoge asielinstroom EU lidstaten voor een grote uitdaging stelt en dat Schengen niet functioneert zoals het is bedoeld.
Op 4 december aanstaande zal hier tijdens de JBZ-raad over worden gesproken. In de tussentijd wordt doorlopend op informele en onverbindende wijze met verscheidene landen gesproken met een vergelijkbare migratiedruk over de uitvoering van de genomen maatregelen in reactie op de hoge toestroom van vluchtelingen naar Europa.
Daarbij wordt ook informeel van gedachten gewisseld over onderlinge samenwerking bij eventuele aanvullende maatregelen om Schengen goed te laten functioneren. Dat gaat bijvoorbeeld om versterking van de Schengen buitengrenzen (zoals bewaking, registratie), verscherpt toezicht aan de binnengrenzen en in de grensregio’s en mogelijkheden tot terugkeer en opvang. De inzet van Nederland is er daarbij steeds op gericht om gezamenlijk met 28 lidstaten in de EU en de 26 landen van de Schengenzone tot een aanpak te komen; iedereen heeft daarbij zijn verantwoordelijkheid te nemen.
Hoe vergevorderd zijn deze plannen en welke overwegingen zijn hieraan vooraf gegaan?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze zou zo’n mini-Schengenzone ingevuld worden? Hoe verloopt momenteel het denk- en besluitvormingsproces in de EU en het overleg met andere lidstaten hierover?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om de Kamer op de hoogte te houden van ontwikkelingen rondom de oprichting van een mini-Schengen zone, waaronder voortgang en overwegingen van de overige betrokken landen?
Zoals gebruikelijk zal ik u informeren over de Europese ontwikkelingen via de geannoteerde agenda’s en verslagen van de JBZ-raad.
De gebrekkige doorstroming van statushouders in Arnhem |
|
Albert de Vries (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht over de gebrekkige doorstroom van statushouders naar reeds beschikbare woningen in Arnhem?1
Ja.
Kunt u verklaren hoe het kan dat er in Arnhem wel geschikte huurhuizen beschikbaar zijn, maar dat er geen statushouders gevonden worden die hier intrek in zouden kunnen nemen?
Het beeld dat er geen statushouders (vergunninghouders) gevonden kunnen worden voor de woningen in Arnhem klopt niet. Momenteel staan er 132 vergunninghouders gekoppeld aan de gemeente Arnhem. Zij wachten op definitieve huisvesting. Van deze vergunninghouders ontbreekt bij 40 personen nog het Burgerservicenummer (BSN). Een BSN wordt verkregen door inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP). Het BSN is een voorwaarde voor het aangaan van de meeste rechtshandelingen, zoals het sluiten van een huurcontract in de sociale huursector.
De opdracht om burgers in te schrijven in de BRP ligt bij de gemeenten. Asielzoekers die een vergunning krijgen, moeten zich inschrijven in de BRP bij de afdeling burgerzaken in de gemeente waar zij verblijven. Doorgaans is dat de AZC-gemeente. Ik constateer dat daar nu lange wachttijden aan het ontstaan zijn, mede doordat er in korte tijd veel opvanglocaties zijn bijgekomen. De gemeente waar de vergunninghouder gaat wonen, in dit geval Arnhem, hoeft overigens niet te wachten totdat de vergunninghouder in de AZC-gemeente is ingeschreven, maar kan de vergunninghouder ook uitnodigen zich in te schrijven in de gemeente Arnhem.
Hoe lang duurt het gemiddeld genomen voordat een statushouder een Burgerservicenummer (BSN) ontvangt?
Dat verschilt per gemeente. De exacte duur van deze wachttijd per gemeente wordt niet geregistreerd. Om die reden kan geen exact gemiddelde gegeven worden. Het gemiddelde is in ieder geval langer dan gewenst, vandaar ook mijn antwoord onder 4 en 5.
Bent u bereid om te onderzoeken wat er op dit moment nodig is om statushouders sneller aan een BSN te helpen, om zo de doorstroming naar een huurhuis te bevorderen en de druk op asielzoekerscentra (AZC’s) te verlichten?
Uiteraard heb ik geconstateerd dat de vertraging bij inschrijving van vergunninghouders in de BRP het proces van huisvesting vertraagt. Door de hoge instroom van asielzoekers is hierbij een achterstand ontstaan en daar hebben gemeenten last van. Om die reden zijn inmiddels maatregelen getroffen om enerzijds deze achterstanden weg te werken en anderzijds gemeenten te ondersteunen nieuwe inschrijvingen in de BRP tijdig te realiseren.
Om het huisvestingsproces te versnellen is in het aanmeldcentrum Ter Apel een zogenoemde «BRP-straat» ingericht. Hier worden alle personen die in Ter Apel al een verblijfsvergunning krijgen direct door de gemeente Vlagtwedde in de BRP ingeschreven. Door de hoge instroom vindt aanmelding momenteel echter ook op andere locaties plaats. De BRP-straat wordt zo spoedig mogelijk ook op deze locaties ingericht. Tenslotte wordt momenteel een team van «vliegende keeps» opgericht, dat gemeenten kan bijstaan die achterlopen met het inschrijven van vergunninghouders in de BRP. Eind november zal het team actief zijn. Binnenkort wordt er een meldpunt ingericht waar gemeenten zich kunnen melden als ze gebruik willen maken van zulke ondersteuning. Gemeenten worden hier nog nader over geïnformeerd.
Klopt het dat er in veel meer gemeenten zich soortgelijke situaties voordoen, waarbij niet het tekort aan geschikte huurhuizen maar bureaucratie de doorstroming in de weg staat?
Zie antwoord vraag 4.
De migratiestroom vanuit het Rifgebied |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met berichten over de vele duizenden jongeren uit het Rifgebied in Marokko die via de Izmir-route een poging doen om Griekenland te bereiken en vervolgens als Syrische vluchteling asiel aan proberen te vragen in Europa?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze groep jongeren de asielinstroom vertroebelen en de druk op het Europese asielsysteem onnodig opvoeren?
In principe geldt dat iedere economische migrant die zich voordoet als asielzoeker een onwenselijk verhoging van de druk op het asielstelsel betekent.
Kunt u toelichten of er op dit moment genoeg middelen zijn, zowel in Griekenland als in Nederland, om migranten die zich voordoen als Syrische asielzoekers als zodanig te herkennen? Zo ja, kunt u vertellen op wat voor manier dit gebeurt; en zo nee, waar ligt dat aan?
De registratie van asielzoekers in Griekenland verloopt op dit moment nog niet optimaal. Daarom wordt op EU niveau ingezet op een betere registratie en identificatie van vluchtelingen – met name middels de inrichting van hotspots in Griekenland. In de Raadsconclusies van de JBZ-Raad van 9 november 2015 is afgesproken om deze inzet te intensiveren met het oog op het operationeel krijgen van de geplande hotspots eind november. Naast financiële middelen uit de EU fondsen, ontvangt Griekenland ondersteuning van agentschappen als Frontex en EASO. Nederland levert in dit kader ook experts aan Frontex en EASO. Op 26 oktober jl. heeft Griekenland ongeveer 6 miljoen euro aan aanvullende noodfinanciering gekregen met het oog op het functioneren van de hotspots. In december wordt ook het voorstel van de Europese Commissie verwacht om het mandaat van Frontex te versterken, waardoor Frontex daadkrachtiger kan optreden aan de buitengrens, onder andere met leveren van bijstand bij het identificatie- en registratie proces.
Wat betreft de situatie in Nederland geldt het volgende. De IND beoordeelt aan de hand van de overgelegde documenten, afgelegde verklaringen en herkomstonderzoek de nationaliteit van elke vreemdeling die een aanvraag indient. Daarbij ligt de focus op de onderzoeken naar het paspoort, maar dit wordt in samenhang bezien met de andere documenten die de vreemdeling heeft afgegeven. Een herkomstonderzoek maakt derhalve standaard deel uit van de asielprocedure in Nederland.
Vreemdelingen uit Syrië vullen een uitgebreid formulier in met onder meer vragen over het land van herkomst en de documenten die zij bij zich hebben. De ervaring leert dat Syriërs in de regel een asielaanvraag en hun identiteit met meerdere documenten onderbouwen. Voor de beoordeling van de herkomst wordt (door de KMAR) onderzoek uitgevoerd naar de echtheid van de documenten die door de Syrische vreemdeling worden overgelegd.
Heeft de vreemdeling geen documenten of een vals document overgelegd, of zijn er anderszins signalen dat getwijfeld moet worden aan de gestelde nationaliteit, dan is dit aanleiding om nader onderzoek te verrichten. Ook indien enkel recente documenten worden overgelegd, en deze zijn authentiek bevonden, zal de IND nader onderzoek instellen. Dit juist vanwege de omstandigheid dat echte paspoorten sinds een tweetal jaar in de omloop zijn gekomen en valselijk worden gebruikt. Ook kan er nader onderzoek worden verricht naar de taal en het dialect dat de vreemdeling spreekt.
Bent u van mening dat er vanuit Europa gekeken moet worden naar de grondoorzaken van deze specifieke migratiestroom, enerzijds om het toekomstperspectief van de jongeren uit het Rifgebied te verbeteren en anderzijds om de druk op het Europese asielsysteem te verlichten? Zo ja, welke maatregelen kunt u nemen om hier aandacht aan te besteden in Nederlands en Europees verband?
De aanpak van de migratieproblematiek door middel van gelijkwaardige partnerschappen met Afrikaanse landen was de inzet voor de Valletta-conferentie van 11 en 12 november jl. U bent geïnformeerd over de uitkomsten van deze top middels de brief d.d. 17 november 2015 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1052). De aanpak van de grondoorzaken van migratie was daarbij één van de belangrijkste aandachtspunten. Daarbij wordt mede op Nederlands verzoek concreet ingezet op werkgelegenheid en economische groei met nadruk op Afrikaanse jeugd. De politieke afspraken en het actieplan zijn mede onderschreven door Marokko.
De identificatie van migranten die zich voordoen als Syrische vluchtelingen was geen onderdeel van de besprekingen.
Ook buiten de bijeenkomst te Valletta is er veel dialoog en samenwerking tussen de EU en Marokko op migratieterrein, bijvoorbeeld via het zogenaamde Rabat proces (migratiedialoog EU en Noordwest-Afrika) en in het kader van het mobiliteitspartnerschap tussen de EU en Marokko, dat ook mogelijkheden biedt voor ondersteuning van samenwerkingsprojecten en voor capaciteitsopbouw op terreinen als de bestrijding van illegale migratie en het opzetten van een asielsysteem. Nederland neemt actief deel aan het mobiliteitspartnerschap met Marokko.
Bij de aanpak van gebrek aan economisch perspectief als grondoorzaak, legt Nederland de nadruk op private sector ontwikkeling en het bevorderen van werkgelegenheid voor jongeren. De huidige portefeuille voor private sector development in Marokko bedraagt circa 10 miljoen euro. Het «Dutch Good Growth Fund» staat open voor Marokko.
Bent u bereid om deze problematiek, dus zowel die van het identificeren van migranten die zich voordoen als Syrische vluchtelingen alsmede de migrantenstroom uit het Rifgebied door gebrek aan toekomstperspectief, te benoemen tijdens de Valletta-conferentie op 11 en 12 november a.s.?
Zie antwoord vraag 4.
De veiligheid van LHBT asielzoekers in opvanglocaties |
|
Attje Kuiken (PvdA), Keklik Yücel (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht van 23 oktober 2015 van het COC over de brandbrief aangaande de veiligheid van LHBT asielzoekers in AZC's?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het feit dat er vanuit verschillende hoeken signalen komen over asielzoekers die zich vanwege hun geaardheid niet veilig voelen in de opvang en dat er gedreigd wordt met verkrachting en fysieke mishandeling? Zo ja, kunt u aangeven om welke schaal het gaat?
Ik ben ervan op de hoogte dat zowel het COA als het COC signalen hebben ontvangen over LHBT asielzoekers die in de opvang te maken kregen met een onveilige situatie. In de afgelopen periode, waarin er sprake was van een ongekend hoge instroom, heeft zich een tiental meldingen voorgedaan, afkomstig van acht verschillende opvanglocaties. Daaraan voorafgaand was het aantal signalen zeer gering.
Kunt u verklaren hoe het kan dat de problematiek van deze groep asielzoekers wel bij het Centraal Opvang Asielzoekers (COA) wordt gemeld maar dat dit niet heeft geleid tot oplossingen zodat het pesten en de bedreigingen gewoon door gaan?
Het handhaven van de veiligheid in opvanglocaties is een van de prioriteiten van het COA. Het COA is er voorts mee bekend dat een aantal groepen in de opvanglocaties kwetsbaar zijn. Daarom wordt er extra aandacht besteed aan de veiligheid van deze groepen, mede op basis van aanbevelingen uit het in 2012 verschenen rapport inzake het bevorderen van de veiligheid van kwetsbare groepen in de opvang, meer specifiek LHBT’s en christenen. Het aantal signalen omtrent incidenten waarbij LHBT’s betrokken waren was tot voor kort dan ook minimaal. Evenals in de maatschappij buiten de opvanglocaties is het helaas niet mogelijk om volledige veiligheid te garanderen.
Deelt u de mening dat bovenstaande onacceptabel is en de hoge instroom en zware werkdruk voor de COA medewerkers niet ten koste gaat van de veiligheid van deze kwetsbare groep?
Er was de afgelopen periode sprake van een ongekend hoge instroom die tevens gepaard ging met de inzet van noodopvanglocaties. In deze locaties zijn de opvangvoorzieningen zodanig dat de privacy minder dan in de reguliere opvangvoorzieningen geboden kan worden.
Ik ben het met uw Kamer eens dat de hoge instroom en de daaruit voortvloeiende hoge werkdruk voor COA medewerkers niet ten koste mogen gaan van de veiligheid in de opvanglocaties. De COA medewerkers doen er alles aan om ook in deze onorthodoxe situatie veiligheid te blijven bieden, ook in de noodopvanglocaties. Ook hier geldt echter dat volledige veiligheid helaas niet gegarandeerd kan worden.
Bent u bereid passende maatregelen te nemen ter bescherming van de LHBT asielzoekers in de opvang? Zo ja, hoe staat u tegenover gedane voorstellen zoals een aparte categoriale opvang voor LHBT asielzoekers en het instellen van een vertrouwenspersoon?
Zoals in het antwoord op vraag 3 al is aangegeven, heeft het COA veel aandacht voor de veiligheid van kwetsbare groepen in de opvang. Het aantal incidenten, voorafgaand aan de situatie van de hoge instroom, was zeer gering. COA medewerkers zijn getraind om signalen dat er sprake is van een onveilige situatie te herkennen en om hierover in gesprek te gaan. Gesprekken met (potentiele) slachtoffers zijn er mede op gericht om vertrouwen te scheppen en aan te geven dat de bewoner bij de COA medewerkers terecht kan voor hulp en ondersteuning. Tevens kan worden doorverwezen naar belangenorganisaties, in geval van LHBT’s, het COC.
Ik verwijs hierbij tevens naar het vorig jaar tussen het COA en het COC gesloten convenant, waarin is opgenomen dat het voor het gevoel van veiligheid van essentieel belang is dat bewoners met een vertrouwenspersoon kunnen praten over hun situatie en over hun angst. Het convenant vermeldt tevens dat bij het COA de medewerkers deze rol van vertrouwenspersoon hebben. Als medewerkers deze rol niet (voldoende) kunnen invullen ondersteunt het COA hen door middel van voorlichting en training. Ik vind het van belang dat alle COA medewerkers in de opvang voldoende vaardigheden hebben om als vertrouwenspersoon op te treden en zie daarmee geen meerwaarde in een afzonderlijke vertrouwenspersoon.
Categoriale opvang voor LHBT-asielzoekers acht ik niet wenselijk. Een aparte opvang is naar mijn mening stigmatiserend. Ook zou een dergelijke locatie nu juist voorwerp van bedreigingen kunnen worden.
De mogelijkheid tot het inzetten van mensenrechtenambassadeurs op AZC’s |
|
Attje Kuiken (PvdA), Keklik Yücel (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennis genomen van de aan u gerichte brief van Vluchtelingen Organisaties Nederland (VON) waarin zij pleiten voor het inzetten van mensenrechtenambassadeurs op asielzoekerscentra (AZC’s)?
Ja.
Bent u bekend met de signalen dat het recht op zelfbeschikking en recht op vrijheid van godsdienst in AZC’s onder druk kan komen te staan als gevolg van de diversiteit onder de grote instroom van vluchtelingen?
Het COA ontvangt de signalen waar Vluchtelingen-Organisaties Nederland (VON) naar verwijst ook. Het gaat om meldingen van bewoners die zich onveilig voelen wegens hun religie, seksuele oriëntatie en/of genderidentiteit. Ook andere organisaties, zoals het COC en Stichting de Gave, ontvangen vergelijkbare signalen. Het COA voert regelmatig overleg met diverse organisaties over deze signalen en over verbetermaatregelen.
COA medewerkers zijn getraind om signalen te herkennen en hierover in gesprek te gaan met betrokkenen. Het COA tolereert geen beledigende en discriminerende uitingen over religie, sekse, seksuele geaardheid, leeftijd, etniciteit of nationaliteit. Asielzoekers die anderen discrimineren, bijvoorbeeld op grond van hun religie, seksuele oriëntatie of genderidentiteit, worden hierop aangesproken. Op de COA locaties geldt vrijheid van godsdienst. Een individuele bewoner mag zijn of haar religie uitoefenen door bijvoorbeeld te bidden op de eigen kamer, in afstemming met eventuele andere bewoners van diezelfde privéruimte. Het is daarentegen niet toegestaan om gemeenschappelijke ruimtes te gebruiken als bijvoorbeeld gebedsruimte. De reden is dat dergelijke ruimtes voor iedereen vrij toegankelijk moeten zijn. Uiteraard staat het bewoners vrij om buiten de COA locaties deel te nemen aan activiteiten van religieuze aard.
Wat is uw reactie op het idee van VON om getrainde mensenrechtenambassadeurs in te zetten voor het faciliteren van gesprekken onder vluchtelingen en zij zodoende inzicht in essentiële Nederlandse waarden geven aan de vluchtelingen?
Ik heb de suggestie van VON voor mensenrechtenambassadeurs doorgeleid naar het COA. Net als de suggestie van Protestantse Kerk Nederland (PKN) om asielzoekers voorlichting en training te geven over de vrijheid van religie, bijvoorbeeld via een organisatie zoals Amnesty International of een universiteit. Beide ideeën passen in de voorlichting die het COA momenteel geeft aan alle bewoners.
Alle asielzoekers die bij het COA worden opgevangen, krijgen voorlichting over artikel 1 van de Grondwet: het gelijkheidsbeginsel en discriminatieverbod. Recent heeft het kabinet besloten om de Grondwet in het Arabisch beschikbaar te stellen voor asielzoekers die in de opvang komen. Ook hangen er op COA locaties posters met een anti-discriminatie boodschap. Verder is er op locaties een sociale kaart beschikbaar. Dit is een document waarop voor de bewoners in kaart wordt gebracht wat er in de omgeving allemaal te vinden is qua belangenverenigingen, kerken, moskeeën, enzovoort. De kaart wordt gebruikt om bewoners door te verwijzen als zij behoefte hebben aan specifieke informatie en ondersteuning. Input vanuit maatschappelijke en religieuze organisaties op het vervolmaken van deze sociale kaarten is welkom.
Het COA heeft mij laten weten dat de ideeën van VON en andere organisaties kunnen bijdragen aan het verder verbeteren van de bovengenoemde voorlichting over Nederlandse grondrechten. Het COA bekijkt momenteel, in overleg met enkele maatschappelijke en religieuze organisaties, hoe de reeds bestaande voorlichting kan worden uitgebreid of op welke wijze COA medewerkers nog meer geschoold kunnen worden op het gebied van geven van voorlichting. Het COA gaat daarom graag het gesprek aan met VON om te bespreken welke mogelijke bijdrage de genoemde mensenrechtenambassadeurs kunnen leveren. Het streven is een bredere voorlichting aan te bieden over grondrechten en democratie, conform de motie van de leden Kuiken en Marcouch.
Deelt u de mening dat deze mensenrechtenambassadeurs kunnen bijdragen aan het vergroten van kennis en inzicht in de waarden die men in Nederland belangrijk vindt?
Zie antwoord vraag 3.
Syrische kindbruiden in AZC's |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht over de tientallen Syrische kindbruiden die onderweg naar Nederland zijn?1
Ja.
Deelt u de mening dat er momenteel een gedoogbeleid is van de regering met betrekking tot het erkennen van huwelijken tussen minderjarige meisjes met meerderjarige mannen die zich aanmelden bij een asielzoekerscentrum (AZC)? Zo nee, kunt u vertellen wat het beleid met betrekking tot deze specifieke situatie is en hoe het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) controleert of er sprake is van familiebanden of van een ongelijkwaardige relatie met misbruik en/of mishandeling?
Nee, de mening over een gedoogbeleid deel ik niet. Het kabinet wil dergelijke huwelijken tegengaan door enerzijds binnen de wettelijke kaders te doen wat mogelijk is en anderzijds via wetswijziging de wettelijke kaders aan te scherpen. Tot mijn vreugde is het proces van wetswijziging inmiddels met versnelde medewerking van het parlement tot stand gekomen.
Een in het buitenland voltrokken huwelijk dat volgens het recht van de staat waarin het voltrokken is rechtsgeldig is, wordt in beginsel in Nederland erkend. Erkenning kan worden onthouden aan een buiten Nederland gesloten huwelijk, indien deze erkenning kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde. Bij een huwelijk onder de 15 jaar wordt een schending aangenomen met de openbare orde. Bij het zeer binnenkort in werking treden van het nieuwe wetsvoorstel Huwelijksdwang zal deze grens op 18 jaar gesteld zijn.
Alle betrokken organisaties, waaronder dus ook het COA, zijn alert op situaties van gehuwde minderjarige meisjes. Over de veiligheid, bescherming en opvang zijn werkafspraken gemaakt. Als er een minderjarig gehuwd meisje in Nederland arriveert) gaat Nidos met haar (en haar partner) een gesprek aan over het aanvragen van de voogdij door Nidos. Tijdens de gesprekken met de minderjarige (als ook met de partner) zijn Nidos en het COA zeer alert op signalen van huwelijksdwang en/ of andere mogelijke vormen van misbruik.
Bij signalen hiervan wordt er samen met de minderjarige en daar waar mogelijk met familie gezocht naar een oplossing. De Raad voor de kinderbescherming en/ of met het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld (LEC EGG) worden ingeschakeld. Zo nodig wordt de minderjarige in de beschermde opvang geplaatst. Ook hebben de gehuwde minderjarige meisjes in de dagelijkse begeleiding bijzondere aandacht. Specifiek wordt er steeds bekeken hoe het met het meisje gaat om te controleren hoe haar situatie is en hoe ze er voor staat.
Bent u bereid, indien het antwoord op vraag 2 bevestigend is, de relevante organisaties en instanties tot actie te bewegen, teneinde op grond van de relevante beleid hieraan een einde te maken?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u vertellen op welke wijze er binnen de AZC’s aandacht is voor reproductieve zorg? Bent u bijvoorbeeld op de hoogte van onderzoek van Rutgers waaruit blijkt dat jonge, vrouwelijke asielzoekers meer risico lopen op ongewenste zwangerschap en abortus en dat er sprake is van relatief hogere hiv-cijfers bij zwangere asielzoekers?2 Is er in dit kader actuele informatie bekend over hoe veel zwangere meisjes er momenteel in AZC’s zijn en welke afspraken er zijn gemaakt over verloskundige en gynaecologische zorg voor deze zwangere meisjes?
De zorg voor zwangere vrouwen is vastgelegd in de ketenrichtlijn geboortezorg asielzoekers. Hierin hebben alle betrokken partijen3 afspraken gemaakt over de voorlichting, begeleiding en zorg bij zwangerschap en bij geboorte en de periode direct na de geboorte voor moeder en kind. Op COA locaties is een aandachtsfunctionaris zwangeren aangesteld.
Informatiemateriaal (factsheet zwangerschap) is in diverse talen beschikbaar.
Er zijn geen gegevens hoeveel zwangeren er op dit moment bij het COA verblijven. Ter indicatie, in 2014 zijn er circa 500 baby’s geboren.
DE GGD geeft op COA- locaties individuele voorlichting en counseling ter preventie van soa en hiv en het bevorderen van veilig vrijen (gebruik anticonceptie, voorkomen onbedoelde zwangerschappen) naar professionele normen en richtlijnen.
Zijn er naar uw weten signalen bekend van mensenhandel/kinderhandel van minderjarigen in de AZC’s en zo ja, op welke wijze wordt voorkomen dat minderjarigen slachtoffer van mensenhandel worden?
In het algemeen kunnen signalen van mogelijke mensenhandel op meerdere momenten naar voren komen. Om die reden zijn medewerkers van het COA, IND, Nidos en de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel getraind deze signalen te herkennen. In het aanmeldproces worden gesprekken gevoerd met de minderjarigen door de IND, Nidos en de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel. In deze gesprekken kunnen signalen mensenhandel naar voren komen en kan Nidos de minderjarige zo nodig in de Beschermde Opvang plaatsen. Ook in de AZC’s zijn aandachtsfunctionarissen mensenhandel aangesteld om signalen te herkennen.
Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat minderjarigen in de AZC’s slachtoffer worden van mensenhandel.
Zijn er gegevens bekend over het aantal gevallen van Female Genital Mutilation (FGM) in AZC’s? Worden er maatregelen getroffen om dit aan te pakken en zo ja, wordt daarbij gekeken naar de aanbevelingen van de Raad voor de Volksgezondheid voor de aanpak van FGM zoals deze in een onderzoek van enige tijd geleden werden genoemd?3
FGM wordt niet apart geregistreerd in de systemen van IND en COA. Indien er vermoeden en of sprake is van FGM kan het COA voorlichting geven over het Rijksbrede Nederlandse beleid inzake FGM. Verder wordt op COA locaties door middel van weerbaarheidstrainingen aandacht geschonken aan het onderwerp FGM en is een stukje voorlichting opgenomen in het programma «kennis van de Nederlandse Samenleving». Ook is er binnen de vreemdelingenketen aandacht voor het afstemmen met andere (overheids)instanties ten behoeve van de Rijksbrede aanpak en preventie van FGM. Het COA doet dit middels de «Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling» waarin FGM wordt geadresseerd.
Bent u, gezien het ontbreken van betrouwbare landelijke informatie, bereid om een onderzoek te starten naar de toegang (zowel financieel als fysiek) tot seksuele gezondheidszorg en seksuele voorlichting aan volwassen en minderjarige nieuwkomers in AZC’s, en landelijke prevalentie van ongewenste zwangerschappen, anticonceptie, seksuele dwang, soa’s/hiv onder asielzoekers, bij voorkeur met meer informatie over achtergronden en oorzaken?
Ik ben van mening dat de gezondheidszorg voor asielzoekers goed is geregeld. Dit betreft ook de toegang tot de seksuele gezondheidszorg en seksuele voorlichting. Ik zie dan ook geen aanleiding om hier onderzoek naar te laten doen.
De toegang tot seksuele gezondheidszorg in AZC’s |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u zich bewust van het feit dat het aanstaande zaterdag internationale anticonceptiedag is?
Ja.
Kunt u vertellen op welke wijze er binnen de asielzoekerscentra (AZC’s) aandacht is voor reproductieve zorg? Bent u bijvoorbeeld op de hoogte van onderzoek van Rutgers waaruit blijkt dat jonge, vrouwelijke asielzoekers meer risico lopen op ongewenste zwangerschap en abortus en dat er sprake is van relatief hogere hiv-cijfers bij zwangere asielzoekers? Is er in dit kader actuele informatie bekend over hoeveel zwangere meisjes er momenteel in AZC’s zijn en welke afspraken er zijn gemaakt over verloskundige en gynaecologische zorg voor deze zwangere meisjes? 1
De zorg voor zwangere vrouwen is vastgelegd in de ketenrichtlijn geboortezorg asielzoekers. Hierin hebben alle betrokken partijen2 afspraken gemaakt over de voorlichting, begeleiding en zorg bij zwangerschap en bij geboorte en de periode direct na de geboorte voor moeder en kind. Op de COA locaties is een aandachtsfunctionaris zwangeren aangesteld.
Informatiemateriaal (factsheet zwangerschap) is in diverse talen beschikbaar.
Er zijn geen gegevens hoeveel zwangeren er op dit moment bij het COA verblijven. Ter indicatie, in 2014 zijn er circa 500 baby’s geboren.
DE GGD geeft op COA- locaties individuele voorlichting en counseling ter preventie van soa en hiv en het bevorderen van veilig vrijen (gebruik anticonceptie, voorkomen onbedoelde zwangerschappen) naar professionele normen en richtlijnen.
Zijn er naar uw weten signalen bekend van mensenhandel/kinderhandel van minderjarigen in de AZC’s en zo ja, op welke wijze wordt voorkomen dat minderjarigen slachtoffer mensenhandel worden?
In het algemeen kunnen signalen van mogelijke mensenhandel op meerdere momenten naar voren komen. Om die reden zijn medewerkers van het COA, IND, Nidos en de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel getraind deze signalen te herkennen. In het aanmeldproces worden gesprekken gevoerd met de minderjarigen door de IND, Nidos en de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel. In deze gesprekken kunnen signalen mensenhandel naar voren komen en kan Nidos de minderjarige zo nodig in de Beschermde Opvang plaatsen. Ook in de AZC’s zijn aandachtsfunctionarissen mensenhandel aangesteld om signalen te herkennen.
Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat minderjarigen in de AZC’s slachtoffer worden van mensenhandel
Deelt u de mening dat er geen adequaat beleid is voor minderjarige meisjes die zich met meerderjarige mannen aanmelden bij een AZC? Zo nee, kunt u vertellen wat het beleid met betrekking tot deze specifieke situatie is en hoe het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) controleert of er sprake is van familiebanden of een ongelijkwaardige relatie met misbruik en/of mishandeling?
Alle betrokken organisaties, waaronder dus ook het COA, zijn alert op situaties van gehuwde minderjarige meisjes. Over de veiligheid, bescherming en opvang zijn werkafspraken gemaakt. Als er een minderjarig gehuwd meisje in Nederland arriveert met haar partner gaat Nidos met haar (en haar partner) een gesprek aan over het aanvragen van de voogdij door Nidos. Tijdens de gesprekken met de minderjarige (als ook met de partner) zijn Nidos en het COA zeer alert op signalen van huwelijksdwang en/ of andere mogelijke vormen van misbruik.
Bij signalen hiervan wordt er samen met de minderjarige en daar waar mogelijk met familie gezocht naar een oplossing. De Raad voor de kinderbescherming en/ of het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld (LEC EGG) worden ingeschakeld. Zo nodig wordt de minderjarige in de beschermde opvang geplaatst. Ook hebben de gehuwde minderjarige meisjes in de dagelijkse begeleiding bijzondere aandacht. Specifiek wordt er steeds bekeken hoe het met het meisje gaat om te controleren hoe haar situatie is en hoe ze er voor staat.
Bent u bereid, indien het antwoord op vraag 4 bevestigend is, de relevante organisaties en instanties tot actie te bewegen teneinde op grond van het relevante beleid hieraan een einde te maken?
Zie antwoord vraag 4.
Zijn er gegevens bekend over het aantal gevallen van Female Genital Mutilation (FGM) in AZC’s? Worden er maatregelen getroffen om dit aan te pakken en zo ja, wordt daarbij gekeken naar de aanbevelingen van de Raad voor de Volksgezondheid voor de aanpak van FGM zoals deze in een onderzoek van enige tijd geleden werden genoemd?2
FGM wordt niet apart geregistreerd in de systemen van IND en COA. Indien er vermoeden en of sprake is van FGM kan het COA voorlichting geven over het Rijksbrede Nederlandse beleid inzake FGM. Verder wordt op COA locaties door middel van weerbaarheidstrainingen aandacht geschonken aan het onderwerp FGM en is een stukje voorlichting opgenomen in het programma «kennis van de Nederlandse Samenleving». Ook is er binnen de vreemdelingenketen aandacht voor het afstemmen met andere (overheids)instanties ten behoeve van de Rijksbrede aanpak en preventie van FGM. Het COA doet dit middels de «Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling» waarin FGM wordt geadresseerd.
Bent u, gezien het ontbreken van betrouwbare landelijke informatie, bereid om een onderzoek te starten naar de toegang (zowel financieel als fysiek) tot seksuele gezondheidszorg en seksuele voorlichting aan volwassen en minderjarige nieuwkomers in AZC’s, en landelijke prevalentie van ongewenste zwangerschappen, anticonceptie, seksuele dwang, soa’s/hiv onder asielzoekers, bij voorkeur met meer informatie over achtergronden en oorzaken?
Ik ben van mening dat de gezondheidszorg voor asielzoekers goed is geregeld. Dit betreft ook de toegang tot de seksuele gezondheidszorg en seksuele voorlichting. Ik zie dan ook geen aanleiding om hier onderzoek naar te laten doen.
De erbarmelijke omstandigheden voor vluchtelingen in Hongarije |
|
Attje Kuiken (PvdA), Marit Maij (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de beelden uit Hongarije, waarbij een grote menigte met vluchtelingen eten toegeworpen krijgt door de politie?1 Wat is uw reactie op dit bericht?
Ja. Hongarije wordt als land aan de buitengrens van de Europese Unie (EU) geconfronteerd met grootschalige illegale migratie van buiten de EU. De situatie aan de Hongaars-Servische grens was chaotisch en de heftige beelden raakten ons allemaal. Net als alle EU-lidstaten, heeft Hongarije de verplichting om de Europese waarden, inclusief eerbied voor menselijke waardigheid, na te leven.
Wat is uw laatste informatie omtrent de leefomstandigheden voor vluchtelingen in (en buiten) opvangkampen en detentiecentra in Hongarije?
Op 11 september 2015 heeft Human Rights Watch (HRW) een rapport uitgebracht over de omstandigheden in detentiecentra aan de Hongaars-Servische grens, naar aanleiding van de grote toestroom van vreemdelingen van juli tot eind augustus 2015. Tot medio september was het algemene beeld dat de situatie in Hongaarse centra verslechterde, door de toevloed van asielzoekers en omdat de opvangcapaciteit vrijwel niet werd uitgebreid. De Hongaarse regering heeft hierop aangeven de faciliteiten voor opvang te willen verbeteren. Op dit moment hebben de reguliere Hongaarse opvanglocaties volgens UNHCR weer een bezetting die gelijk is met die van voor de grote toestroom.
Deelt u de mening dat het beneden alle menselijke waardigheid is om vluchtelingen op zo’n vernederende wijze te behandelen, dat dit in strijd is met mensenrechten en dat dit indruist tegen alle beginselen van de Europese Unie en het gemeenschappelijk asielbeleid?
Zie antwoord bij vraag 4.
Bent u bereid zo snel mogelijk in Europees verband aandacht te vragen voor deze nijpende situatie in Hongarije, de Hongaarse regering hierop aan te spreken en te bezien hoe in Europees verband op de snelst denkbare termijn maatregelen kunnen worden getroffen om deze omstandigheden uit te bannen en te verbeteren?
Het kabinet is bekend met de kritische berichten over de situatie in Hongarije. De Europese Commissie heeft laten weten de situatie nauw te volgen, en (juridische) stappen te zetten indien de situatie daartoe aanleiding geeft. Wij hebben met zorg kennis genomen van het politieoptreden aan de Servisch-Hongaarse grens. Deze zorg is ook bilateraal overgebracht, bijvoorbeeld door de Nederlandse ambassadeur in Boedapest, maar ook tijdens een gesprek van de Directeur-Generaal Europese Zaken op 25 september met zijn Hongaarse counterpart.
Deelt u de opvatting dat Nederland onmiddellijk moet stoppen met het overdragen van asielzoekers aan Hongarije op grond van de Dublin-verordening, omdat een fatsoenlijke opvang en asielprocedure daar op geen enkele wijze gegarandeerd kunnen worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is Nederland bereid deze asielzoekers voorlopig zelf op te vangen?
Zoals ook geantwoord op vragen van het lid Voortman (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 326) kan, naar mijn opvatting, ten aanzien van Hongarije worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat het fundament is van de Dublin-afspraken. Uit de rapporten over de asielsituatie in Hongarije, waaronder een rapport van het EASO gebaseerd op een van 16 tot 20 maart 2015 gehouden missie, en rapporten van het Hongaarse Helsinki Comité, kan worden afgeleid dat de Hongaarse asielprocedure en de daarbij geboden voorzieningen tekortkomingen kennen.
Echter, uit deze stukken blijkt niet dat opvang, gezondheidszorg en juridische bijstand in de asielprocedure door de verhoogde instroom van asielzoekers nu in zijn geheel niet meer beschikbaar zijn noch dat de tekortkomingen stelselmatig zijn.
Hoe houdbaar en uitvoerbaar is de Dublin-verordening nog, gezien ontwikkelingen als deze in Hongarije, eerdere in Griekenland en Italië, en ook in andere lidstaten? Kan Nederland garanderen dat asielzoekers nimmer worden overgedragen aan lidstaten indien een goede opvanglocatie en asielprocedure niet zijn gegarandeerd?
Een overdracht mag niet plaatsvinden als het niveau van de aan de betrokken asielzoeker aangeboden voorzieningen de ondergrens van artikel 3 EVRM overschrijden. In iedere individuele zaak wordt dit getoetst door de IND, en door de rechter indien de asielzoeker beroep heeft ingesteld. Zoals aangegeven in de antwoorden op de vragen van het lid Voortman, is de vraag of met een overdracht naar Hongarije artikel 3 van het EVRM niet wordt geschonden ter sprake gekomen in een zitting van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 oktober jl. Daarenboven toetst (ook) het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in voorkomende zaken of de overdracht niet in strijd is met artikel 3 van het EVRM. Op 9 september 2015 heeft het EHRM een voorlopige maatregel getroffen in een procedure van een asielzoeker die door Oostenrijk zou worden overgedragen aan Hongarije. Het EHRM heeft Oostenrijk om aanvullende informatie verzocht. Uit het vorenstaande blijkt dat er in een individuele Dublinprocedure voldoende waarborgen zijn ingebouwd om de toelaatbaarheid van de overdracht zorgvuldig te toetsten.
De vraag naar de houdbaarheid van de Dublinverordening kan pas zinvol worden beantwoord als het kan worden afgezet tegen een uitgewerkt alternatief. De essentie van de Dublincriteria is dat aan de hand van objectieve criteria een verantwoordelijke lidstaat kan worden aangewezen. Deze criteria zorgen ervoor dat er een verantwoordelijke lidstaat is voor asielzoekers, en dat asielshoppen wordt voorkomen. Dergelijke criteria zijn in elk alternatief nodig. Ik zie dan ook meer in een stelsel waar Dublinafspraken van kracht blijven, met daar bovenop een eerlijk verdelingsmechanisme.
Welke inspanningen heeft Hongarije de laatste maanden/jaren gedaan, mogelijk in samenwerking met de EASO (European Asylum Support Organisation), om de opvang en asielprocedure te verbeteren, zodat deze in lijn komt met Europese maatstaven? Hoe beoordeelt u deze inspanningen, en op welke wijze kan de EU ondersteunen om die te verbeteren?
De aangeboden hulp van de kant van de UNHCR en EASO werd tot op heden door de Hongaarse regering niet of in beperkte mate aanvaard. Wel werd, zoals aangegeven in antwoord 4, onlangs een hulpverzoek bij de Emergency Response Coordination Cell ingediend. Hongarije heeft voor de periode tot 2020 85 miljoen euro toegewezen gekregen van de Europese Commissie. Onlangs kreeg Hongarije hier zeven miljoen euro bij om de opvang en asielprocedures te verbeteren.
Wat is er waar van de opmerkingen van het Hongaarse mensenrechtencomité dat instanties als kerken en het Rode Kruis zich relatief afzijdig (moeten) houden bij deze humanitaire ramp vanwege de vreemdelingonvriendelijke houding van de Hongaarse regering? In welke mate heeft de Hongaarse regering enige intentie om asielzoekers die zich in het land bevinden humaan te behandelen?
De Hongaarse regering tracht de asielzoekers te voorzien van hun basisbehoeften zoals voedsel, onderdak en medicijnen Hulp wordt veelal geboden door ngo's en vrijwilligers die in opvangcentra actief zijn. De Hongaarse regering werkt daartoe samen met de Charity Council. Vrijwilligers van het Rode Kruis, de Hongaarse Oecumenische Hulporganisatie de Malteser Orde delen eten en dekens uit. De overheid heeft aan deze drie organisaties 199.5 miljoen Forint steun toegezegd (plm. 630.000 EUR).
Bent u bereid een zo volledig mogelijk beeld te schetsen van de situatie voor asielzoekers in Hongarije, gegeven ook eerdere berichten dat vluchtelingen, vrouwen en kinderen inclusief, soms in kooien worden opgesloten tijdens hun doortocht in Hongarije?2
Met de beantwoording van deze vragen is een zo volledig mogelijk beeld geschetst naar de stand van de huidige actualiteit. Het geven van een volledig beeld wordt bemoeilijkt omdat de actualiteit in Hongarije zich snel ontwikkelt als gevolg van de opeenvolgende gebeurtenissen in de regio.
Wat is er waar van het bericht dat Hongarije begonnen is met het trainen van militairen die bij de zuidgrens vluchtelingen moeten tegenhouden?3 Wat is er verder waar van het bericht dat Hongarije «weigerachtige vluchtelingen» gaat arresteren?4 Hoe beoordeelt u de reeks maatregelen van de Hongaarse regering om de grens af te sluiten voor asielzoekers? Deelt u de mening dat dit finaal indruist tegen het Europees asielbeleid?
In het licht van de inwerkingtreding van bovengenoemde wetgeving heeft Hongarije de grens met Servië tijdelijk voor vluchtelingen gesloten, maar inmiddels is deze weer geopend. In een zestal regio’s werd de noodtoestand uitgeroepen. Er zouden inmiddels ook arrestaties zijn verricht vanwege voornoemde illegale grensoverschrijding.
Het is in eerste instantie aan de Commissie, als hoedster van het Verdrag, om te beoordelen in hoeverre maatregelen door een lidstaat genomen in lijn zijn met de letter en geest van dat verdrag. De combinatie van Hongaarse maatregelen in de migratiecrisis levert tot dusverre het beeld op van een land dat zich vooral richt op ontmoediging. Hongarije zet daarbij alle middelen in, niet in de laatste plaats een stevige retoriek. Deze eenzijdige insteek baart zorgen en leidt naar de mening van het kabinet niet tot een duurzame oplossing van het probleem, waarbij solidariteit en verantwoordelijkheid uitgangspunten moeten zijn. Dit wordt ook zo gedeeld met de Hongaarse overheid tijdens bilaterale contacten.
Bent u bereid in Europees verband en/of bilateraal de Hongaarse regering aan te spreken op haar verantwoordelijkheid en namens de Nederlandse regering over te brengen dat deze wijze van behandeling van vluchtelingen ontoelaatbaar en onacceptabel is, en moet ophouden? Zo ja, op welke wijze gaat u dat doen?
Zoals geantwoord op uw vragen 3 en 4 ligt het initiatief hiertoe in eerste instantie bij de Europese Commissie als hoedster van de Verdragen.
Bent u bereid deze vragen binnen een week te beantwoorden?
Ik heb deze vragen zo snel als mogelijk beantwoord.
De uitspraak van het Europese Hof van Justitie dat het verplichte basisexamen inburgering gezinshereniging ‘onmogelijk of uiterst moeilijk’ maakt |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het oordeel1 van het Europese Hof van Justitie over de wijze waarop Nederland uitvoering geeft aan het inburgeringsvereiste als voorwaarde voor gezinshereniging?2
Ja.
Bent u op de hoogte van het feit dat, indien de toepassingsvoorwaarden voor de inburgeringsverplichting ertoe leiden dat gezinshereniging onmogelijk of uiterst moeilijk wordt gemaakt, dit in strijd is met het Unierecht?
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft hierover prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. Het Hof heeft nu uitspraak gedaan. De zaak is nu terug verwezen naar de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Na de zomer zal de Raad van State de zaak weer in behandeling nemen en een uitspraak doen op basis van de uitspraak van het Europese Hof van Justitie. Op basis hiervan zal het kabinet haar standpunt bepalen.
Hoe kijkt u aan tegen het uitbreiden van de hardheidsclausule, waardoor er in het beleid meer rekening moet worden gehouden met bijzondere omstandigheden?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met het feit dat de kosten voor de voorbereiding op en het afleggen van het inburgeringsexamen zo hoog zijn dat dit soms tot gevolg heeft dat de uitoefening van het recht op gezinshereniging onmogelijk wordt gemaakt, waarmee het in strijd is met het Unierecht?
De kosten voor de 3 examenonderdelen bedragen 350,– euro. Indien de kandidaat voor één of meerdere onderdelen gezakt is, hoeft hij alleen die onderdelen opnieuw te doen en ook voor die onderdelen te betalen. De kosten van de 3 examenonderdelen zijn: Spreken 150, lezen en KNS ieder 100,– euro.
De kosten van de zelfstudiemethode ter voorbereiding op het basis examen zijn 99,50 euro. De kosten voor de aanschaf van methodes die voorbereiden op het inburgeringsexamen in Nederland zijn ongeveer hetzelfde. In sommige landen van herkomst is het mogelijk ter voorbereiding op het examen een cursus Nederlands te volgen.
Zoals aangegeven bij de beantwoording van de vragen 2 en 3, zal na de zomer de Raad van State de zaak weer in behandeling nemen en een uitspraak doen op basis van de uitspraak van het Europese Hof van Justitie. Ik acht het niet opportuun om vooruitlopend op de uitkomst van deze procedure een beleidskeuze te maken.
Hoe beoordeelt u het feit dat het Europese Hof van Justitie heeft geconstateerd dat de kosten voor de voorbereiding op en het afleggen van het inburgeringsexamen te hoog zijn?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke wijze gaat u gehoor geven aan deze uitspraak van het Europese Hof van Justitie inzake de hardheidsclausule en de te hoge kosten van het inburgeringsexamen?
Zie antwoord vraag 4.
De ruim 3.300 alleenstaande kinderen die de afgelopen maanden de Middellandse Zee overstaken |
|
Marith Volp (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht van Save the Children over de ruim 3.300 alleenstaande kinderen die sinds het begin van dit jaar de Middellandse Zee zijn overgestoken?1 Zo ja, wat is uw mening hierover? Zo nee, op welke wijze wordt informatie gedeeld over het aandeel alleenstaande kinderen onder de vluchtelingen die via de Middellandse Zee de Europese Unie binnenkomen?
Zijn er officiële cijfers bekend over het aantal alleenstaande minderjarigen kinderen die via de Middellandse Zee route Europa binnen zijn gekomen? Zo ja, bevestigen die cijfers het bericht van Save the Children? In hoeveel gevallen gaat het om slachtoffers van mensenhandel?
Deelt u de mening van Save the Children dat EU-regeringsleiders verantwoordelijkheid moeten nemen in de zorg voor en bescherming van deze groep kwetsbare kinderen? Zo ja, op welke wijze zou dit volgens u vorm gegeven moeten worden?
Is er een bestaand monitoringssysteem wat er op toeziet dat deze kinderen niet van de radar verdwijnen? Zo ja, kunt u inzicht geven in de monitoring, zo nee, op welke wijze wilt u hier actie op ondernemen dit mede in het licht van hun aankomst in Italië is het volgens Save the Children namelijk de enige mogelijkheid om hen in veiligheid te brengen, want daarna verdwijnen ze in het illegale circuit en moeten vaak onder erbarmelijke omstandigheden aan het werk?
Welke acties worden er op dit moment ondernomen teneinde te zorgen dat deze groep kwetsbare en alleenstaande kinderen direct na aankomst worden opgevangen en geplaatst in passende, kindvriendelijke opvangplekken? Welke Non-Governementele Organisaties (NGO’s) naast Save the Children houden zich specifiek bezig met deze groep en op welke wijze wordt voorzien in borging van hun veiligheid en basale kinderrechten?
Welke acties worden er door EU-regeringsleiders ondernomen teneinde te voorkomen dat deze groep alleenstaande kinderen na aankomst in Europa in het illegale circuit verdwijnt?
Wordt er door EU-regeringsleiders en/of NGO’s actief ingezet op overleg en samenwerking met de landen van herkomst (bijvoorbeeld Nigeria, zoals blijkt uit dit bericht) over het achterhalen van hun families, dit mede in het licht van het grootste risico voor de kinderen, namelijk in handen te komen van mensenhandelaren, en uit dien hoofde dan ook niet als vluchtelingen moeten worden gezien maar als slachtoffers van mensenhandel?
De kritiek van de Nationale Ombudsman op het medisch adviseren door het Bureau Medische Advisering over vreemdelingen |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Zorgen over de grenzen» van de Nationale ombudsman over het Bureau Medische Advisering (BMA)?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit rapport waarin onder andere geconcludeerd wordt dat het BMA haar adviezen niet voldoende voorbereid?
Ik zal het rapport van de Nationale ombudsman zorgvuldig bestuderen. Voor het zomerreces zal ik mijn schriftelijke reactie op het rapport en de aanbevelingen daarin aan uw Kamer doen toekomen. In zijn algemeenheid onderschrijf ik het belang van een transparante en zorgvuldige werkwijze. Voor nu hecht ik eraan te benadrukken dat de medewerkers van de Immigratie- en Naturalisatiedienst en het Bureau Medische Advisering hun taken vanzelfsprekend professioneel en consciëntieus uitvoeren.
Op welke wijze gaat u uitvoering geven aan de aanbevelingen van de Ombudsman, o.a. dat het BMA en ook de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) een kritischere houding moeten aannemen bij het waarderen van informatie en adviezen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de adviezen van het BMA een maximale onderbouwing en zorgvuldigheid moeten bevatten, mede omdat die bepalend kunnen zijn voor het verblijf van de vreemdeling in Nederland, of terugkeer naar het land van herkomst? Zo ja, hoe gaat u dat borgen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u tevens de mening van de Nationale ombudsman dat het BMA en de IND in geval van terugkeer van een vreemdeling uitgebreider en kritischer moeten nagaan of bepaalde medicatie of een bepaalde medische behandeling daadwerkelijk in het land van herkomst beschikbaar is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bij deze antwoorden eveneens betrekken het internationaal vergelijkend onderzoek dat wordt uitgevoerd naar het beleid omtrent de beoordeling of medische zorg in het land van herkomst feitelijk toegankelijk is voor een vreemdeling, naar aanleiding van de aanbeveling van de Onderzoeksraad voor Veiligheid? Hoe ver bent u met dit onderzoek en wanneer komt dit naar de Kamer?
Ik streef ernaar uw Kamer uiterlijk in mei 2015 over dit onderzoek en de mogelijke beleidsconsequenties schriftelijk te informeren.
Het bericht dat Griekenland 300.000 migranten zou willen laten doorreizen naar de rest van de EU |
|
Marit Maij (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Fred Teeven (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Griekenland ermee dreigt om 300.000 tot 500.000 migranten reisdocumenten te geven zodat zij door kunnen reizen naar de rest van de EU?1
Ja, daar heb ik kennis van genomen.
Klopt dit bericht? Wat is er waar van de uitspraken van de Griekse onderminister, die dit voornemen heeft uitgesproken? Zijn deze voornemens van Griekenland in formeel Europees verband reeds aangekondigd? Wanneer wordt over deze voornemens gesproken?
Dergelijke uitspraken zijn niet in formeel Europees verband gedaan. Tijdens de JBZ-Raad van 12 maart jl. verklaarde de Griekse Minister dat de Griekse regering geen unilaterale acties zal ondernemen die strijdig zijn met haar EU verplichtingen.
Wat is de reactie van de EU op dit voornemen van reactie, en welke reactie brengt u namens Nederland daarbij in?
De door deze Griekse bewindspersoon gedane uitspraken over het openstellen van de grenzen acht het kabinet onacceptabel. Griekenland is verplicht de nakoming van het EU-recht te verzekeren en het kabinet heeft de Griekse autoriteiten daarop aangesproken.
Deelt u de mening dat de EU, en daarin ook Nederland, scherp stelling moeten nemen tegen elk voornemen van de Griekse regering dat erop neerkomt om migranten zonder enige grond te legaliseren, en zo door te laten reizen naar de rest van de EU, om van het eigen illegalenprobleem af te komen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat Griekenland zelf een (Europese) verantwoordelijkheid heeft om asielzoekers en vluchtelingen een eerlijke procedure en opvang te bieden, en moet zorgen voor een terugkeerbeleid van ongedocumenteerde migranten? Zo ja, op welke wijze gebeurt dit in Griekenland, en welke hulp krijgt men daarbij vanuit de EU, inclusief Nederland?
Ja, uiteraard heeft Griekenland een eigen verantwoordelijkheid om asielzoekers en vluchtelingen een eerlijke procedure te bieden en om te zorgen voor een terugkeerbeleid van ongedocumenteerde migranten. Griekenland is, op dezelfde wijze als de andere EU-lidstaten, verplicht de nakoming van het EU-recht te verzekeren. Zoals uw Kamer bekend is, is Griekenland op dit moment nog niet bij machte om dat zelf op afdoende wijze te doen, waardoor er een verlenging op het herziene Actieplan komt. Griekenland krijgt hulp van de EU door middel van aanvullende financiering, operationele ondersteuning door EASO en meerdere Frontex-operaties. Op het terrein van terugkeer heeft de nieuwe Griekse regering aangegeven prioriteit te willen verlenen aan vrijwillige terugkeer. Zo zijn er plannen om het programma voor vrijwillige terugkeer met IOM uit te breiden.
Hoe beoordeelt u het verzoek van Griekenland om meer te worden gecompenseerd vanwege de toestroom van vluchtelingen, en dat er een meer gelijkmatige verdeling van asielzoekers in de EU moet komen, mede indachtig het feit dat al vier jaar geen asielzoekers in het kader van de Dublin-verordening aan Griekenland kunnen worden overgedragen?
De zuidelijke lidstaten, waaronder Griekenland, kampen met grote uitdagingen op het gebied van illegale immigratie. Griekenland wordt, zoals hierboven vermeld, daarom al jaren op meerdere manieren door de EU bijgestaan. Een ander deel van de lidstaten, waaronder Nederland, neemt echter het grootste aandeel asielzoekers voor zijn rekening. Illegale immigratie en asiel zijn geen los van elkaar staande fenomenen. Daarom moet de aanpak zich op beide tegelijkertijd richten. De EU toont solidariteit met lidstaten die kampen met een bijzondere migratiedruk door middel van Frontex-operaties, assistentie van EASO en financiering. Op hun beurt mag van die lidstaten verwacht worden dat ze de verplichtingen naleven van het asielacquis, inclusief het Dublinstelsel. Ook hebben lidstaten een eigen verantwoordelijkheid om te zorgen voor effectieve grensbewaking aan de buitengrenzen.
Is de Nederlandse regering van mening dat er vanuit de EU voldoende hulp en solidariteit is met de zuidelijke lidstaten in het omgaan met de migrantentoestroom? In welke mate zijn de inspanningen van de landen zelf en van de EU als geheel afdoende?
Zie antwoord vraag 6.
Op welke wijze bevordert u in Europees verband de solidariteit tussen de noordelijke en zuidelijke lidstaten in het migrantenvraagstuk, en voorkomt u dat die door dreigementen en het niet nakomen van afspraken steeds verder wordt ondermijnd en uitgehold?
De EU-lidstaten hebben allen een eigen verantwoordelijkheid in het op correcte wijze nakomen van de EU-verplichtingen die ze zijn aangegaan. In die gevallen waarin dit voor een lidstaat niet mogelijk blijkt, is er hulp vanuit de EU, zoals hierboven aangegeven. Nederland heeft bijvoorbeeld meermaals personeel en materiaal bijgedragen aan Frontex-operaties en experts geleverd aan EASO. Daarmee levert Nederland dus ook expertise. Op het terrein van mensenhandel en mensensmokkel in de lidstaten en/of derde landen is Nederland bijvoorbeeld ook nauw betrokken bij de uitvoering van de operationele actieplannen betreffende georganiseerde illegale immigratie en mensenhandel in het kader van het European Multidisciplinary Platform against Criminal Threats (EMPACT).
Bent u bereid alles op alles te zetten om binnen de EU tot een gezamenlijke, gedeelde migrantenagenda te komen, waarbij alle landen hun verantwoordelijkheid nemen, en waarbij de EU knelpunten op solidaire en urgente wijze adresseert? Zo ja, op welke wijze en wanneer gaat u daar uitvoering aan geven?
Nederland is steeds een constructieve gesprekspartner geweest op dit terrein en zal dat in de toekomst ook blijven. Bijvoorbeeld in de gesprekken in de EU over de nieuwe Europese Agenda voor migratie, en door materiële en/of personele bijdragen te leveren aan de EU-agentschappen indien deze redelijkerwijs beschikbaar kunnen worden gesteld.
De intentieverklaring die is gesloten met België om de samenwerking op immigratiebeleid uit te breiden |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Fred Teeven (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht over de intentieverklaring tot migratiesamenwerking met België?1
Ja.
Op welke specifieke terreinen gaan Nederland en België samenwerken op het migratiebeleid? Vanaf wanneer en welke concrete acties gaan daarmee gepaard? Bent u bereid de intentieverklaring te delen met de Kamer?
De intentieverklaring tussen België en Nederland ziet voornamelijk op samenwerking tussen de uitvoeringsdiensten. De precieze onderwerpen staan genoemd in de intentieverklaring, zie bijlage.
Op welke wijze gaat Nederland met behulp van België voorkomen dat migranten gebruik maken van de zogenoemde «Europa-route», die ervoor zorgt dat de Nederlandse voorwaarden voor gezinsmigratie omzeild worden?
Nederland wil samen met België onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om het gebruik maken van de Europaroute moeilijker te maken. Deze Europa-route houdt in dat een Nederlander in een andere EU-lidstaat gaat wonen en een partner uit een derde land overbrengt. Na een kortstondig verblijf in de andere lidstaat komt de persoon in kwestie met zijn partner terug naar Nederland, gebruikmakend van het recht op vrij verkeer met als enkele doel de Nederlandse migratieregels m.b.t. gezinsvorming of -hereniging te omzeilen.
Het kabinet blijft van mening dat de Europaroute een ongewenste en onbedoelde uitkomst is van de Richtlijn. Samen met mijn Belgische collega zal ik bij de Europese Commissie aandacht vragen voor de problematiek rondom het oneigenlijk gebruik van de Europaroute. Een mogelijke oplossingsrichting hiervoor is om de termijn voor de periode dat in een andere lidstaat moet worden verbleven te verlengen, indien mogelijk naar twee jaar.
Noch Richtlijn 2004/38/EG, noch de relevante jurisprudentie stelt een termijn voor de periode dat in een andere lidstaat moet worden verbleven. Uit de jurisprudentie valt op te maken dat een derdelands familielid van een burger van de Unie aan die familieband alleen een verblijfsrecht op basis van het Unierecht kan ontlenen indien sprake is van het opbouwen of bestendigen van het gezinsleven met de burger van de Unie in een andere lidstaat. Hier wordt geen concrete minimumtermijn aan verbonden door het Hof. Wel is duidelijk dat verblijven van korte duur, zoals weekends of vakanties, naar het oordeel van het Hof niet volstaan. Het is aan lidstaten om een bepaalde termijn te hanteren om aan te nemen dat het gezinsleven is opgebouwd of bestendigd. Hierbij is van belang dat het mogelijk blijft om bij een kortere termijn de opgebouwde of bestendigde gezinsband aan te tonen. Op dit moment is het Nederlandse beleid (paragraaf B10/2.2 Vreemdelingencirculaire) om na ten minste 6 maanden verblijf in een andere lidstaat aan te nemen dat het gezinsleven in een andere lidstaat is opgebouwd of bestendigd.
Welke oproep hebben België en Nederland omtrent hervestiging exact gedaan bij het tekenen van de intentieverklaring? Deelt u de mening dat er in Europees verband sterk moet worden aangedrongen op het deelnemen aan en uitbreiden van de hervestigingsprogramma’s van het Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR), zodat extra kwetsbare vluchtelingen in de hele EU een plek kunnen krijgen? Zijn België en Nederland bereid deze oproep bij de eerstvolgende JBZ-Raad krachtig te herhalen?
België en Nederland hebben in de intentieverklaring aangegeven op het gebied van hervestiging verder samen te werken en «best practices» uit te wisselen. Nederland is voorstander van een verdere uitbreiding van het aantal Europese lidstaten dat deelneemt aan het VN-hervestigingsprogramma. Dit betreft een bestendig Nederlands standpunt dat Nederland ook in de toekomst zal blijven uitdragen.
Deelt u de mening dat deze vorm van bilaterale samenwerking op migratiebeleid met ons omringende landen en andere EU-lidstaten bevorderlijk is voor het harmoniseren van het Europees asielbeleid en het voorkomen van fraude en misbruik? Zo ja, bent u bereid met meerdere van deze landen vergelijkbare afspraken te maken? Zo ja, met welke landen?
Het samen optrekken met omringende landen kan zeker bijdragen aan het gezamenlijk agenderen van gedeelde standpunten om op die wijze een gewenste Europese inzet te bevorderen; zo ook bij de door Nederland voorgestane verdergaande harmonisering van het gemeenschappelijk asielbeleid. Dit kan door middel van bilaterale samenwerkingsafspraken, maar ook door bijvoorbeeld meer informele vormen, zoals een gezamenlijk overleg van gelijkgestemde lidstaten, voorafgaand aan de formele besprekingen in EU-verband. Hoewel er op dit moment geen concrete plannen bestaan voor het afsluiten van bilaterale samenwerkingsafspraken zoals die gemaakt zijn met België, bezie ik wel steeds waar samenwerking of coalitievorming mogelijk is om zo de Europese agenda optimaal en op constructieve wijze te beïnvloeden.
Welke mogelijkheden ziet u om met meerdere ons omringende landen (bijvoorbeeld België, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Noorwegen, Zweden, Denemarken) te komen tot grotere afstemming in het beleid voor de opvang, toelating van terugkeer van vluchtelingen en andere vreemdelingen?
Zie antwoord vraag 5.
Wat behelst het onlangs gestarte project van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO) om verschillende landen te laten leren van elkaars asielprocedure? Welke concrete acties en activiteiten worden in het kader van dat project door EASO uitgevoerd? Op welke wijze kan de Nederlandse asielprocedure voor andere lidstaten als voorbeeld dienen?
In het kader van het EASO-werkprogramma 2014 bereidt EASO een praktische werkwijze voor om lidstaten onder hoge migratiedruk noodhulp te kunnen bieden. Het gaat om de vraag of medewerkers uit andere lidstaten met relatief beperkte inspanningen snel inzetbaar zijn te maken in de procedure in een andere lidstaat.
Daartoe heeft EASO in 2014 tijdens een expert meeting gekeken welke elementen in het Europese asielproces te onderscheiden zijn en in hoeverre deze zich lenen voor ondersteuning door een EASO ondersteuningsteam. Vervolgens is in de zomer van 2014 een aantal kleinere pilots uitgevoerd, waarover u destijds bent geïnformeerd.2 Dit jaar zal een drietal grotere pilots worden uitgevoerd: één in Polen (afgerond in januari jl.), één in Nederland (start 23 februari jl.) en één in het VK (start in april a.s.). Na de zomer zal EASO een totale evaluatie opstellen en de JBZ-Raad daarover informeren.
De pilot in Nederland liep van 23 februari tot 13 maart 2015 in Aanmeldcentrum Den Bosch. Twee Belgische en één Zweedse expert draaiden mee in de Algemene Asielprocedure (afnemen nader gehoor en voorbereiden beslissing). Voor deze opzet is gekozen om de vergelijking te kunnen maken tussen het werken met gelijk- en anderstaligen. Iedere expert heeft een geheimhoudingsverklaring getekend en stond onder de supervisie van een unitmanager in Den Bosch. Conceptbeslissingen van Zweedse en Belgische collega’s werden door een ervaren IND-medewerker inhoudelijk gecontroleerd. Uiteraard lag de ondertekening van het besluit, dus de eindverantwoordelijkheid, bij de IND-medewerkers. De experts zijn in hun land ervaren medewerkers en hebben de opleidingen van het Europees trainingscurriculum of daarmee vergelijkbare trainingen gevolgd. EASO maakt een evaluatie op basis van input die de experts aanleveren.