Uitgezette kinderen die met een toeristenvisum Nederland weer binnen zijn gekomen |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Uitgezette kinderen met toeristenvisum weer terug in Nederland»?1
Ja.
Is het waar dat de in het artikel genoemde vreemdelingen enkele weken na hun (kostbare) uitzetting met een toeristenvisum ons land weer binnen zijn gekomen en dat dit mogelijk was omdat hen geen inreisverbod is opgelegd?
Zoals uw Kamer bekend is, ga ik in schriftelijke Kamervragen niet in op individuele zaken. Wel kan ik in zijn algemeenheid aangeven dat personen uit de Oekraïne geen visum nodig hebben voor een kort verblijf van maximaal 90 dagen binnen een periode van 180 dagen in het Schengengebied.
Deelt u de mening dat het een absurde situatie is dat, terwijl het u vaak niet lukt om uitgeprocedeerde vreemdelingen uit Nederland te laten vertrekken, degenen die wel zijn uitgezet zo makkelijk weer naar Nederland terug kunnen keren? Zo nee, waarom niet?
Ik herken niet het in de vraag geschetste beeld dat vreemdelingen die zijn uitgezet, frequent weer naar Nederland terugkeren. Dat neemt niet weg dat ik mij inspan om in die gevallen dat vertrek uit Nederland heeft plaatsgevonden, dit ook een duurzaam karakter heeft.
In dat licht moet ook het inreisverbod worden gezien. Uit artikel 66a van de Vreemdelingenwet volgt dat vreemdelingen die geen vertrektermijn hebben gekregen of Nederland niet binnen hun vertrektermijn hebben verlaten, in principe een inreisverbod krijgen. Dat geldt ook voor vreemdelingen van wie het asielverzoek is afgewezen. Personen aan wie een inreisverbod is opgelegd, mogen na hun vertrek gedurende de duur van het inreisverbod in principe de Europese Unie niet inreizen, ook niet indien geen visumplicht geldt, en zal zo nodig aan de grens de toegang worden geweigerd.
Waarom is aan de betreffende kinderen geen inreisverbod opgelegd (terwijl dit bij hun ouders wel is gebeurd)?
In artikel 6.5, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit is een aantal categorieën kwetsbare vreemdelingen opgenomen aan wie in de regel geen inreisverbod wordt opgelegd, tenzij er sprake is van een gevaar voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid. Een van deze categorieën betreft minderjarige vreemdelingen. Hierover is uw Kamer in 2011 bij de implementatie van de terugkeerrichtlijn ook geïnformeerd.
Hoe vaak wordt het opleggen van een inreisverbod aan uitgeprocedeerde/uitgezette vreemdelingen achterwege gelaten en hoe vaak leidt dit ertoe dat deze vreemdelingen als een boemerang naar Nederland terugkeren?
Zoals ik het vorige antwoord heb vermeld, is een aantal categorieën vreemdelingen in principe uitgezonderd van het inreisverbod. Daarnaast vindt altijd een individuele weging plaats bij het opleggen van het inreisverbod. De vreemdeling wordt daartoe ook gehoord. Dit kan ertoe leiden dat het inreisverbod wordt bekort of niet wordt opgelegd.
Er wordt momenteel niet op geaggregeerd niveau geregistreerd hoe vaak het opleggen van een inreisverbod aan vreemdelingen van wie het asielverzoek is afgewezen en die Nederland niet binnen de termijn hebben verlaten achterwege wordt gelaten. Zoals gemeld in antwoorden 3 en 6, herken ik mij tot slot niet in het in de vraag geschetste beeld dat het achterwege laten van het inreisverbod ertoe zou leiden dat uitgezette vreemdelingen frequent weer naar Nederland terugkeren.
Kunt u er zorg voor dragen dat alle uitgeprocedeerde/uitgezette vreemdelingen nimmer meer zo makkelijk (met toeristenvisum) Nederland weer binnen kunnen komen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Leegstaande EBTL’s |
|
Jasper van Dijk |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht de Extra Toezicht en Begeleidingslocaties (EBTL's) in Amsterdam en Hoogeveen nauwelijks gebruikt worden?1 Wat is uw reactie daarop?
Ja, ik heb kennis genomen van het bericht. Op basis van een WOB-verzoek, dat in afschrift aan uw Kamer is verzonden2, heeft de Volkskrant informatie ontvangen over het gebruik van de ebtl’s. Dit was de aanleiding voor het artikel.
De verstrekte cijfers betreffen de periode vanaf de opening (Amsterdam 24 november 2017 en Hoogeveen 18 december 2017) tot en met maart 2018. Beide locaties bevonden zich in hun opbouw- en startfase van de pilot. Zoals toegezegd in het AO van 14 december 20173, zal ik uw Kamer dit najaar uitgebreider informeren over het functioneren van de ebtl. Ik streef ernaar hierbij de bevindingen te betrekken van het onderzoek dat de Inspectie JenV uitvoert naar aanleiding van een onnatuurlijk overlijden in de ebtl Hoogeveen4.
Verder heb ik het WODC verzocht een uitgebreidere evaluatie uit te voeren, op basis waarvan verdergaande conclusies kunnen worden getrokken over het functioneren en de effectiviteit van de ebtl. Naar verwachting is dit onderzoek voor de zomer van 2019 gereed.
Hoeveel meldingen van overlast zijn er in 2017 en 2018 gedaan? Kunt u deze zoveel mogelijk naar hun aard specificeren?
In de rapportage Vreemdelingenketen 20175, van 30 april 2018, heb ik uw kamer geïnformeerd over de incidenten die in 2017 in en rond asielzoekerscentra hebben plaatsgevonden. Ik beraad mij thans over de wijze waarop ik uw Kamer in de toekomst zal informeren over incidenten in en rond de AZC’s.
Hoe komt het dat er in de eerste vier maanden na oprichting slechts 36 mensen tijdelijk onder extra toezicht zijn geplaatst terwijl er plaats is voor 100 mensen?
De ebtl betreft een pilot van een nieuwe opvangvorm binnen de migratieketen. Zoals vermeld in de brief die ik op 8 juni aan uw Kamer6 heb gestuurd, is de ebtl één van de maatregelen die wordt ingezet tegen overlast op en rondom COA-locaties. Bij de ontwikkeling van de ebtl is gekozen om qua instroom kleinschalig van start te gaan en zo een beheerste opbouw te borgen en ruimte te creëren voor personeel en betrokken partijen om de praktijk te toetsen en om van ervaringen te leren en zo nodig bij te sturen.
Welk deel van de 1,2 miljoen euro die in 2017 aan de EBTL’s zijn besteed waren opstartkosten? Wat zijn de verwachte kosten voor 2018?
Aangezien de ebtl’s pas aan het einde van 2017 in gebruik zijn genomen (respectievelijk 24 november en 18 december), betreft verreweg het grootste deel van de € 1,2 miljoen, de kosten die in 2017 gemaakt zijn om beide locaties op te starten (onder andere personeel en materieel). Ook een deel van de afschrijvingskosten op de investeringen zit in dit bedrag. De verwachte kosten voor 2018 bedragen bij het COA circa € 8 miljoen. Bij DJI zijn de te verwachten kosten voor 2018 € 1,8 miljoen (vooral personele ondersteuning). Totaal dus € 9,8 miljoen.
Hoeveel kost de opvang per persoon in een EBTL bij volledige bezetting?
De kosten voor de ebtl zijn onder te verdelen in vaste kosten (onder andere rente- en afschrijving, huurkosten en (deels) personeel vanwege minimale bezetting) en variabele kosten (onder andere medische verstrekkingen en activiteiten). In deze kosten zitten ook de afschrijvingskosten voor de gemaakte investeringen. De investeringen worden in twee jaar afgeschreven.
Berekend is dat bij een volledige bezetting van de 100 plekken, de jaarlijkse kosten neerkomen op een bedrag van circa € 134.000 per plek. Het uitgangspunt is dat overlastgevers een korte periode (maximaal 3 maanden) een ebtl-plek bezetten. Door het jaar heen zullen daarom meerdere asielzoekers gebruik maken van één ebtl-plek. Bij een volledige bezetting van jaarlijks vier overlastgevers op één plek zijn de kosten dan circa € 33.500,– per bewoner. De kosten zijn gebaseerd op inschattingen en prognoses.
Wat is er met de 36 mensen die in de EBTL’s verbleven gebeurd? Hoeveel van hen zijn onder toezicht vertrokken, en hoeveel konden wegens goed gedrag weer terug naar een regulier asielzoekerscentrum (AZC)?
Ik zal ik uw Kamer in het najaar uitgebreider informeren over het functioneren van de ebtl, waarbij ik ook nader zal ingaan op de uitstroom van asielzoekers uit de ebtl.
Klopt het dat er minder mensen in de EBTL zijn geplaatst om te testen of alles functioneert als gepland? Wat is daarover de conclusie?
Zie mijn antwoorden op vragen 1 en 3.
Wanneer wordt iemand naar een EBTL overgeplaatst?
In mijn brief van 3 juli 20177 heb ik aangegeven dat asielzoekers in de ebtl kunnen worden geplaatst als zij overlast veroorzaken met grote impact, op of rondom de locatie waar ze verblijven. Hierbij kan worden gedacht aan (herhaaldelijk) agressief gedrag richting medebewoners of personeel, het aanrichten van vernielingen of het discrimineren of intimideren van medebewoners. Er kan sprake zijn van een stapeling van overlast of incidenten die plaatsing in de ebtl rechtvaardigen, maar ook één enkel ernstig incident kan tot ebtl-plaatsing leiden. Plaatsing in de ebtl is enerzijds bedoeld om overlastgevers te confronteren met de gevolgen van hun gedrag en in te zetten op gedragsverandering. Anderzijds wordt door het overplaatsen van overlastgevers naar een aparte locatie de veiligheid en het welzijn van andere bewoners geborgd.
Hoe verhoudt uw voornemen om jongeren vanaf 16 jaar in EBTL’s te plaatsen bij wangedrag zich tot de kinderrechten? Zijn de EBTL’s voldoende toegerust op de opvang van jongeren? Wanneer zouden zij in aanmerking komen om naar een EBTL te worden overgeplaatst?
Als in een individueel geval wordt overgegaan tot plaatsing van een jongere van 16 jaar en ouder in de ebtl, worden alle noodzakelijke waarborgen in acht genomen waardoor de rechten van het kind worden zeker gesteld. Bij een afweging tot plaatsing vervullen professionals, waaronder de voogden van Nidos, een belangrijke rol. Momenteel vindt overleg plaats met de betrokken gemeenten over de vraag of en onder welke condities plaatsing van overlastgevende alleenstaande minderjarigen in de ebtl gerealiseerd kan worden.
Waarop is uw uitspraak gebaseerd dat alleen al het feit dat zo af en toe iemand uit een AZC na wangedrag wordt overgeplaatst naar een EBTL op zichzelf ook al een werking heeft op de achterblijvende bewoners van een AZC?
In het algemeen overleg met uw Kamer heb ik aangegeven, dat ik op basis van signalen uit de praktijk de indruk heb dat het feit dat een overlastgever wordt overgeplaatst van een AZC naar de ebtl een positieve werking heeft op de veiligheid en beheersbaarheid van het betreffende AZC.8
Mijn verwachting is dat de aankomende evaluatie door het WODC hier meer feitelijke onderbouwing over zal verschaffen.
Kunt u percentages geven van het aantal asielzoekers uit Albanië en Marokko dat zich misdraagt?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat het snel uitzetten van mensen die geen recht hebben op verblijf, hoewel dat van groot belang is, niet ten koste mag gaan van de veiligheid in de omgeving van AZC’s?
Ja.
Bent u bereid de mogelijkheden te onderzoeken om overlastgevende veiligelanders in een EBTL te plaatsen en hun procedure alsnog versneld af te handelen? Zo nee, wat onderneemt u tegen deze groep overlastgevende asielzoekers?
Aanvragen van overlastgevende asielzoekers uit veilige landen worden versneld (in spoor 2) afgehandeld. Het is wenselijk dat zij ter beschikking blijven van het asielproces in Ter Apel, zodat de aanvraag snel kan worden afgedaan en er aan (gedwongen) terugkeer kan worden gewerkt. Daarom komen zij bij wangedrag in beginsel niet in aanmerking voor plaatsing in de ebtl. Een belangrijk uitgangspunt is immers dat plaatsing in de ebtl terugkeer niet mag frustreren.
Plaatsing in de ebtl is echter onderdeel van een breder pakket van maatregelen om overlastgevende asielzoekers – waaronder ook asielzoekers uit veilige landen – aan te pakken. Uw Kamer is hier eerder over geïnformeerd.9 Zoals ik in mijn brief van 8 juni jl. heb aangegeven kijken we kritisch hoe deze maatregelen in de praktijk uitwerken en of er aanscherpingen of wijzigingen nodig zijn.
Wanneer verwacht u dat de Inspectie Justitie en Veiligheid het onderzoek naar de vraag of EBTL’s voldoende zijn toegerust op hun opvangtaak heeft afgerond? Welke maatregelen zijn in de tussentijd genomen?
Aangezien de ebtl een nieuwe opvangvorm is en in de pilotfase verkeert, is er voortdurend aandacht voor noodzakelijke verbetering in de opvang en procedures. De aanbevelingen die de Inspectie JenV zal opstellen naar aanleiding van het thans lopende onderzoek, worden daarbij uiteraard betrokken. De verwachting is dat het rapport in het najaar 2018 is afgerond.
Uitzettingen naar Afghanistan |
|
Jasper van Dijk , Joël Voordewind (CU), Attje Kuiken (PvdA), Bram van Ojik (GL) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Mensenrechtenorganisaties boos over uitzetting Afghaans gezin?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de conclusie van twaalf mensenrechtenorganisaties dat met deze uitzetting het betrokken gezin in groot gevaar is gebracht?
Ik deel deze conclusie niet. Bij de asielaanvraag is uitgebreid bezien of er gronden aanwezig zijn voor bescherming. Er is geen vrees voor vervolging dan wel een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer aangenomen – wat is bevestigd door de rechtbank en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Terugkeer is dan aan de orde.
Kunt u verklaren waarom u eerder heeft gesteld dat het uitzetten van gezinnen met minderjarige kinderen naar aanleiding van het ambtsbericht niet meer voor de hand ligt, terwijl dat nu in de praktijk wel blijkt te gebeuren?2
Ik verwijs u naar mijn brief aan uw Kamer van 11 juli 2018 waarin ik heb aangegeven dat aan gezinnen met minderjarige kinderen waar sprake is van vrees voor vervolging dan wel een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer in beginsel geen binnenlands beschermingsalternatief in Afghanistan wordt tegengeworpen. Dat is dus anders dan de stelling dat het uitzetten van gezinnen met minderjarige kinderen niet meer voor de hand ligt.
Klopt het dat inwilligingspercentages van asielverzoeken van personen met de Afghaanse nationaliteit in Frankrijk 84% en in Italië 92% bedragen, en in Nederland slechts 35%? Bent u van mening dat Frankrijk en Italië een onredelijk niveau van bescherming hanteren jegens vluchtelingen uit Afghanistan? Zo ja, waarom?
Uit de cijfers van EASO blijkt inderdaad dat Nederland 35% van de asielverzoeken van Afghanen inwilligt. Elke asielaanvraag in Nederland wordt op haar merites beoordeeld. Asielaanvragen van vreemdelingen uit Afghanistan worden getoetst aan het algemeen asielbeleid dat in het landgeboden asielbeleid voor asielzoekers uit Afghanistan nader is ingevuld. Hierbij wordt rekening gehouden met de specifieke omstandigheden in een zaak en de algemene situatie in het land van herkomst. Of een asielaanvraag ingewilligd of afgewezen wordt, hangt van de individuele omstandigheden van de zaak af. De IND registreert niet de asielgronden van de vreemdeling die aan de aanvraag ten grondslag hebben gelegen.
Dat het inwilligingspercentage in Frankrijk en Italië anders is, is mij bekend. Daar staat tegenover dat er ook meerdere Europese landen zijn waar het inwilligingspercentage in Afghaanse asielzaken vergelijkbaar met of lager zijn dan Nederland. Meer dan het inwilligingspercentage is voor mij daarom de inhoud van het beleid leidend. Dat is ook waarom ik in mijn brief aan uw Kamer in ben gegaan op de EASO Guidance Notes Afghanistan.
Waarom heeft u bij uw herbeoordeling van het landenbeleid ten aanzien van Afghanistan naar aanleiding van het ambtsbericht van 15 juni 2018 niet specifiek bekeken wat dit betekent voor de mate waarin de universele rechten van kinderen, zoals vastgelegd in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), worden gerespecteerd in het geval van uitzetting naar Afghanistan? Bent u bereid dit alsnog te doen?
Het Nederlandse vreemdelingenbeleid houdt rekening met de positie van minderjarigen, zowel voor minderjarigen in gezinsverband als voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen, waarmee onder meer recht wordt gedaan aan het IVRK. In zowel de asielprocedure als reguliere toelatingsprocedures heeft het belang van het kind een duidelijke plaats en dit komt tot uitdrukking in verschillende beleidskaders en in de wijze waarop procedures zijn ingericht waarbij kinderen betrokken zijn.
In welke gevallen acht u het uitzetten van gezinnen met minderjarige kinderen naar Afghanistan nog billijk en in lijn met wetgeving en internationale verdragen?
Als na een zorgvuldige procedure is vastgesteld dat een gezin met minderjarige kinderen niet voor verblijf in Nederland in aanmerking komt, dan moet alles gericht zijn op vertrek naar het land van herkomst. Dat de veiligheidssituatie in Afghanistan aanleiding geeft tot zorg, en de situatie waarin personen en gezinnen naar terugkeer komen te verkeren niet eenvoudig zal zijn, maakt nog niet dat zij daarmee voldoen aan de toelatingsgronden voor asielbescherming.
Het enkele feit dat een gezin met minderjarige kinderen afkomstig is uit Afghanistan wil niet zeggen dat zij voor bescherming in aanmerking komen. Dat volgt evenmin uit wetgeving of internationale verdragen. Ook blijkt dit niet uit het ambtsbericht of andere informatiebronnen waar het beleid op is gebaseerd. Ik verwijs u wat betreft de complexe situatie in Afghanistan naar mijn Kamerbrief van 11 juli alsmede naar het beleid over Afghanistan dat in paragraaf C7/2 van de Vreemdelingencirculaire is opgenomen en waar alle bijzondere beleidsregels in staan. In dit kader wijs ik op de recente beslissing van het EHRM van 26 juni 2018 in de zaak A.G. en M.M. tegen Nederland (43092/16) waarin het EHRM evenmin aanleiding zag om ten aanzien van een gezin met kinderen een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM aan te nemen.
Klopt de eerdere appreciatie door mensenrechtenorganisaties van de beleidswijziging dat de wijziging slechts betrekking zou hebben op een aantal gezinnen dat op twee handen te tellen zou zijn?3
De beleidswijziging zal slechts gevolgen hebben voor gezinnen met minderjarige kinderen die gegronde vrees voor vervolging, dan wel voor wie een reëel risico op onmenselijke behandeling bij terugkeer aan de orde is. Aan hen wordt niet langer een binnenlands beschermingsalternatief tegengeworpen bij de beoordeling van hun asielaanvraag. Nu het op voorhand niet te zeggen is hoeveel gezinnen met minderjarige kinderen een aanvraag zullen doen, waar sprake is van een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico bij terugkeer, kan ik niet aangeven om hoeveel gezinnen de wijziging mogelijkerwijs betrekking zou hebben.
Hoeveel gezinnen met minderjarige kinderen afkomstig uit Afghanistan bevinden zich momenteel in een terugkeerproces?
Op dit moment bevinden zich in de caseload van de Dienst Terugkeer & Vertrek circa 120 Afghaanse gezinnen met minderjarige kinderen. Dit betreft het totaal aantal Afghaanse gezinnen dat Nederland dient te verlaten, zowel de gezinnen die terug dienen te keren naar Afghanistan, als de gezinnen die naar een andere lidstaat dienen te gaan voor de afhandeling van hun asielaanvraag.
Kunt u beargumenteren waarom u het, ondanks de heldere conclusies uit het ambtsbericht over de onveiligheid, redelijk en billijk acht om alleenstaande minderjarigen uit te zetten naar Afghanistan?
Zoals ook in het beleid, paragraaf C7.2.6 van de Vreemdelingencirculaire, staat, worden alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv) afkomstig uit Afghanistan niet uitgezet als er geen familie in Afghanistan bekend is, nu er geen algemene vorm van adequate opvang in Afghanistan beschikbaar is voor amv's. De veiligheid voor een amv-er wordt daarmee afdoende meegenomen in het terugkeerproces.
Het bericht dat de staatssecretaris in hoger beroep is gegaan in de zaak van Lili en Howick en daarmee het advies van de Raad voor kinderbescherming negeert |
|
Attje Kuiken (PvdA), Bram van Ojik (GL), Jasper van Dijk , Joël Voordewind (CU) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Waarom is 1) het feit dat artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) uitzetting naar een land verbiedt waar een vreemdeling onmenselijke behandeling wacht, 2) dat relevant is bij de beoordeling van asielaanvragen alle aangevoerde elementen die raken aan een van de verblijfsgronden, waaronder subsidiaire bescherming op grond van artikel 3 EVRM en 3) Howick en Lili diverse onderzoeken hebben ingebracht waaruit volgt dat zij bij gedwongen terugkeer zeer ernstig dreigen te worden geschaad omdat niet aan de voorwaarden voor terugkeer is voldaan, volgens u niet een element dat op zijn minst raakt aan artikel 3 EVRM en tot een inhoudelijke beoordeling noopt?
De uitspraak van de rechtbank Utrecht van 19 juli 2018 is door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State bij uitspraak van 24 augustus 2018 vernietigd. De Afdeling geeft daarin antwoord op deze vragen. Sinds het arrest van het Hof van Justitie van de EU van 18 december 2014 inzake M’Bodj (C-542/13) kunnen niet alle aangevoerde elementen onder artikel 3 EVRM worden betrokken bij een asielaanvraag. De aangevoerde omstandigheden in deze zaak, erin gelegen dat de door de Raad voor de Kinderbescherming geformuleerde doelen nog niet zijn bereikt, kunnen en mogen volgens deze jurisprudentie van het Hof van Justitie niet leiden tot een asielstatus. De gestelde problemen bij terugkeer worden immers niet veroorzaakt door derden, zoals de Armeense overheid, en zijn daarom geen relevant element in de asielaanvraag. Hoogstens zou – indien artikel 3 EVRM zich tegen uitzetting zou verzetten – verlening van een nationale (reguliere) verblijfsvergunning aan de orde kunnen zijn. Ik verwijs u voor de onderbouwing hiervan naar de uitspraak van de Afdeling (rechtsoverwegingen 6.7 tot en met 6.13).
De diverse onderzoeken die zijn ingebracht, zijn daarom in de reguliere toelatingsprocedure volledig inhoudelijk in de beoordeling betrokken. Daarbij zijn de omstandigheden rondom de overdracht en het langdurig verblijf in Nederland betrokken. Deze leidden echter niet tot het oordeel dat van de overdracht dient te worden afgezien. De drempel voor omstandigheden van sociaaleconomische aard die in het kader van 3 EVRM kunnen worden aangemerkt als beletsel voor terugkeer, ligt hoog. De Afdeling gaat in de uitspraak volledigheidshalve wel in op de stelling dat bij terugkeer sprake zal zijn van een 3 EVRM schending en komt daarbij tot het oordeel dat die drempel niet wordt gehaald (rechtsoverwegingen 10.6 tot en met 10.10).
Zoals ik u bij brief van 10 september 2018 heb laten weten hebben ontwikkelingen op zaterdag 8 september 2018 in Nederland er echter toe geleid dat het welzijn en de veiligheid van de kinderen niet meer voldoende gewaarborgd konden worden. Ik heb daarom, alles overwegend, besloten dat de kinderen in Nederland mogen blijven.
Waarom hebt u het feit dat de rechtbank Utrecht oordeelde dat u ten onrechte de voorwaarden die zijn gesteld door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), Indigo, het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NFIP) en de Stichting Nidos buiten beschouwing heeft gelaten, niet betrokken bij de beoordeling van de asielaanvraag?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u, onafhankelijk van het asielrechtelijk beoordelingskader, dat het verantwoord is onder toezicht gestelde kinderen uit te zetten zonder dat de door de RvdK geformuleerde doelen zijn bereikt?
Zoals volgt uit de Afdelingsuitspraak van 24 augustus 2018 heb ik alles gedaan wat in redelijkheid van mij kan worden verwacht om de kinderen op zorgvuldige wijze te laten terugkeren naar Armenië om daar met hun moeder herenigd te worden. Daarbij heeft de Afdeling het rapport en het oordeel van de Raad voor de Kinderbescherming uitdrukkelijk betrokken en hierover ter zitting ook meerdere vragen gesteld. De uitspraak van de Afdeling is voor mij leidend geweest.
Kan er op andere wijze recht worden gedaan aan uitvoerig onderzoek van de RvdK, Indigo, het NIFP en de Stichting Nidos dan door voorafgaand aan de uitzetting te garanderen dat de door die instanties gestelde doelen zijn bereikt? Zo ja, op welke wijze?
Zie antwoord vraag 3.
Waaruit bestaan de samenwerking van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) en de RvdK, die beoogt de belangen van minderjarige vreemdelingen anders en beter te waarborgen?
Allereerst wil ik graag een toelichting geven bij de in vraag 6 gebruikte terminologie, die een tegenstrijdigheid impliceert die niet juist is. De RvdK formuleert geen voorwaarden voor terugkeer, maar doelen die door ouders (of andere gezagsdragers) met behulp van hulpverlening moeten worden behaald om zorgen over de ontwikkeling van het kind af te wenden. Dat is ook in deze zaak gebeurd.
De IND en DT&V en de RvdK krijgen bij de uitvoering van hun taken ieder vanuit hun eigen context te maken met het belang van het kind. De RvdK komt op voor de belangen van het kind en stelt een rapport op over hoe een stabiele en veilige ontwikkeling van het kind kan worden geborgd. De IND en DT&V houden rekening met de positie van minderjarigen door het belang van het kind een duidelijke plaats te geven in verschillende beleidskaders en in de wijze waarop vreemdelingenrechtelijke procedures, inclusief de voorbereiding van het vertrek, zijn ingericht. Dat wil evenwel niet zeggen dat dit belang in de toelatingsprocedure dan ook altijd de doorslag behoeft te geven ten aanzien van het verlenen van verblijf.
Dit verschil in context betekent geenszins dat de autoriteit van de RvdK om op te komen voor het belang van het kind niet door haar partners in de migratieketen wordt gerespecteerd of vice versa. De RvdK, IND en DT&V werken al geruime tijd samen in vreemdelingrechtelijke zaken, waarin het belang van het kind een rol speelt. Hierbij wordt algemene kennis over en weer actief gedeeld.
Wat betekent het voor de samenwerking tussen de RvdK, de IND en DT&V, die allen vallen onder het Ministerie van Justitie en Veiligheid, wanneer de RvdK voorwaarden voor terugkeer formuleert, de IND die voorwaarden niet als een relevant element beschouwt in de asielprocedure en de DT&V hen vervolgens uitzet zonder garanties dat aan de door de RdvK gestelde voorwaarden wordt voldaan? Wat zijn de gevolgen hiervan voor de autoriteit van de RvdK?
Zie antwoord vraag 5.
Het opheffen van de visumplicht voor Kosovo |
|
Sietse Fritsma (PVV), Vicky Maeijer (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Visumliberalisering: Commissie bevestigt dat Kosovo aan alle voorwaarden voldoet»?1
Ja.
Deelt u de mening van de Europese Commissie dat Kosovo klaar is voor visumliberalisatie? Zo ja, wanneer wordt besluitvorming hierover verwacht en bent u van plan in te stemmen met het opheffen van de visumplicht voor 1.7 miljoen Kosovaren? Zo nee, hoe gaat u dit tegenhouden?
Het uitgangspunt van het kabinet ten aanzien van visumliberalisatievoorstellen is strikt en fair. Het kabinet ziet er nauwgezet op toe dat landen die in aanmerking willen komen voor visumliberalisatie aan alle strenge eisen voldoen en blijven voldoen (zie BNC fiche van 10 juni 2016 betreffende de afschaffing van de visumplicht voor Kosovo (Kamerstuk 22 112, nr. 2152)). In het rapport van de Commissie op 18 juli jl. geeft de Commissie aan dat Kosovo aan alle voorwaarden in het stappenplan voor visumliberalisatie heeft voldaan. De Commissie heeft daarbij, mede op aandringen van Nederland, ook hernieuwd gekeken naar de benchmarks waaraan eerder was voldaan. Het kabinet zal dit rapport nauwgezet bestuderen alvorens een standpunt in te nemen. Uw Kamer zal hierover worden geïnformeerd. Besluitvorming over Europees visumbeleid geschiedt volgens de gewone wetgevingsprocedure door het Europees parlement en de Raad (met gekwalificeerde meerderheid). Een eerste bespreking van het Commissierapport zal na de zomer plaatsvinden.
Hoe is het mogelijk dat hiervan sprake is nu bekend is dat het opheffen van de visumplicht voor Albanezen een ware misdaadgolf heeft opgeleverd die natuurlijk niet voor herhaling vatbaar is?
Elk land wordt afzonderlijk beoordeeld m.b.t. het voldoen aan de gestelde criteria. Visumliberalisatie gaat vergezeld van een omvangrijk pakket aan voorwaarden en flankerende maatregelen die erop zijn gericht mogelijke negatieve effecten zo veel mogelijk tegen te gaan. Dat is ook het geval op het thema openbare orde en veiligheid. Het kabinet acht het noodzakelijk dat vooraf helderheid en zekerheid bestaat ten aanzien van het volledig voldoen aan de gestelde voorwaarden voor visumliberalisatie door Kosovo, waaronder die op het terrein van de bestrijding van georganiseerde criminaliteit en corruptie. Dit zal uiteraard worden meegewogen in de standpuntbepaling na bestudering van het rapport van de Europese Commissie door het kabinet.
Deelt u de mening dat het afschaffen van de visumplicht, en het daarmee nog makkelijker maken om naar de EU te reizen, het stomste is wat je kunt doen gelet op alle terreur, massa-immigratie en islamisering die de open grenzen van de Europese Unie al over Nederland afroepen?
Visumliberalisatie is niet vrijblijvend. Een land zal aan alle gestelde voorwaarden, inclusief die op het terrein van illegale migratie, nationale veiligheid en openbare orde, moeten voldoen voordat tot visumliberalisatie kan worden overgegaan en zal dit ook na de afschaffing van de visumplicht moeten blijven doen. Mede op aandringen van Nederland ziet de Europese Commissie erop toe dat landen ook na afschaffen van de visumplicht aan de voorwaarden blijven voldoen. Het Kabinet beschouwt visumliberalisatie als een effectief instrument om hervormingen aan te jagen, of samenwerking op belangrijke gebieden te bewerkstelligen. Daarnaast versterkt visumliberalisatie de handels- en intermenselijke contacten.
De gevolgen van het no deal -scenario voor Nederlandse en EU-burgers in het Verenigd Koninkrijk |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Johannes Sibinga Mulder , Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de enigszins chaotische situatie in de Britse regering met negen afgetreden bewindspersonen de afgelopen week en de daardoor toegenomen kans op een no deal-scenario?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de Europees toezichthouder voor de financiële sector nu partijen vraagt zich voor te bereiden op het no deal-scenario?1
Ja.
Begrijpt u dat ook de EU-burgers in het Verenigd Koninkrijk en de Britse burgers in de EU feitelijk gedwongen worden zich voor te bereiden op een no deal-scenario?
De huidige situatie brengt veel onzekerheid met zich mee, ook voor de EU-burgers in het Verenigd Koninkrijk en Britse burgers in de EU. Het kabinet probeert de Britse burgers in Nederland zo goed mogelijk te informeren over de potentiële gevolgen van de Brexit. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft hiertoe een pagina op de website van de IND2 geplaatst die Britse burgers woonachtig in Nederland kunnen raadplegen om te bezien welke acties zij nu al kunnen ondernemen, ongeacht de uitkomsten van de onderhandelingen. Voor de informatievoorziening aan Nederlandse burgers in het VK wordt verwezen naar het antwoord op vraag 9.
Ziet u mogelijkheden om er samen met alle huidige 28 EU-lidstaten voor te zorgen dat de deal over burgerschap wordt vastgelegd en dat hij uitgevoerd wordt in alle Brexitscenario’s inclusief het no deal-scenario? (Als het antwoord op deze vraag een ondubbelzinnig ja is, hoeft u de vragen hieronder niet te beantwoorden.)
Ondanks het op 19 maart 2018 gepresenteerde principeakkoord blijft het risico op een uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de EU zonder terugtrekkingsakkoord (het cliff edge scenario) bestaan. Immers, over zaken zoals de Iers/Noord-Ierse grenskwestie en de governance van het uittredingsakkoord moet nog verder worden onderhandeld. Hierbij geldt dat er pas een akkoord is als er overeenstemming is op alle onderdelen. Bovendien moet het terugtrekkingsakkoord door het Europees parlement en het nationale parlement van het Verenigd Koninkrijk worden goedgekeurd, voordat het in werking kan treden. Het kabinet bereidt zich dan ook voor op een no deal-scenario. Het is echter niet in het belang van de onderhandelingen om nu al op deelterreinen, onder andere over de situatie van burgers, afspraken te maken voor het geval de onderhandelingen mislukken.
Welk perspectief hebben gemengde Nederlands/Britse stellen om in het Verenigd Koninkrijk te blijven wonen en werken onder het no deal-scenario?
De Britse regering heeft op 21 juni jl. een EU Settlement Scheme: Statement of Intent uitgebracht waarin staat hoe de Britse regering om zal gaan met EU-burgers woonachtig in het Verenigd Koninkrijk. Dit EU Settlement Scheme heeft de gemaakte afspraken in het principeakkoord als uitgangspunt: EU-burgers die vijf jaar of langer woonachtig zijn in het Verenigd Koninkrijk kunnen een permanente verblijfsvergunning aanvragen; EU-burgers die korter dan 5 jaar in het Verenigd Koninkrijk wonen, kunnen een tijdelijke verblijfsvergunning aanvragen die na vijf jaar kan worden omgezet in een permanente verblijfsstatus. Hiermee biedt de Britse regering perspectief aan Nederlands/Britse stellen om in het Verenigd Koninkrijk te blijven wonen en werken na de Brexit.
Dit Statement of Intent biedt echter geen harde garanties. De Britse regering heeft vooralsnog niet gecommuniceerd of het EU Settlement Scheme ook wordt toegepast in een no deal-scenario. Bovendien zal veel afhangen van hoe (streng) het Verenigd Koninkrijk de voorwaarden voor het verkrijgen van een nieuwe verblijfsstatus voor de EU-burgers in de praktijk gaat toetsen. Ook dient het Britse parlement nog in te stemmen met de werkwijze zoals geformuleerd in dit Statement of Intent.
Klopt het dat de Britse regering, behalve veel goede intenties, geen enkele garantie geboden heeft over verblijfsrechten (settled status) voor EU-burgers in het VK in het geval van een no deal-scenario?
Zie antwoord vraag 5.
Voor welke datum moet een gehuwd Brits/Nederlands koppel bij een no deal-scenario en een no deal-Brexit in maart 2019 naar Nederland komen, waarbij de Britse partner een verblijfsstatus krijgt zonder inburgeringscursus? Acht u het redelijk dat zij dus zeer snel na maart 2019 een besluit moeten nemen? Zo nee, wilt u de termijn dan verlengen?
In het scenario dat het Verenigd Koninkrijk de EU verlaat zonder geratificeerd terugtrekkingsakkoord is er op geen enkel onderwerp een overeenkomst, dus ook niet over een transitieperiode. Indien geen terugtrekkingsakkoord tot stand komt, zal vanaf de datum van uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de EU het recht op toegang voor burgers uit het Verenigd Koninkrijk in beginsel worden beheerst door de nationale regelgeving van de lidstaten van de EU en door de relevante EU-wetgeving voor derdelanders.
Het is inderdaad van belang dat Britse burgers zich ook informeren over mogelijke gevolgen van de Brexit voor hun (toekomstige) verblijfsstatus. Informatie over verblijfsrechtelijke gevolgen van de Brexit is te vinden op bovengenoemde website van de IND.
Kunt u aangeven welke acties andere landen (Duitsland, Frankrijk, België) ondernemen voor hun burgers in het VK?
De voorbereidingen op de gevolgen van Brexit voor burgers zijn interne aangelegenheden binnen lidstaten. Ik kan dan ook niet aangeven welke acties andere EU lidstaten ondernemen voor hun burgers in het Verenigd Koninkrijk.
Bent u bereid om bij de ambassade en de consulaten van Nederland in het VK een helpdesk in te richten voor Nederlandse burgers in het VK, waar ze antwoord kunnen krijgen op hun zeer specifieke vragen rondom verblijfsrechten in Nederland en in het VK voor henzelf, hun partners en hun minderjarige en meerderjarige kinderen?
Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk kunnen al contact opnemen met de ambassade voor specifieke consulaire informatie, ook omtrent de Brexit. De Nederlandse ambassade in Londen heeft een aparte pagina met betrekking tot de Brexit ingericht op de website. De ambassade informeert Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk onder andere over wat de Brexit voor hun verblijfsrecht kan betekenen en wat hierbij hun handelingsperspectief is. Ook informeert de ambassade Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk door middel van Brexit-informatiebijeenkomsten (met een livestream via Facebook).
Andere digitale informatiebronnen ten behoeve van Nederlanders in het buitenland over het verkrijgen en verliezen van de Nederlandse nationaliteit zijn de websites van de rijksoverheid3 en het Brexit-loket4. Verder is in de periode van juni tot en met december 2017 de campagne «Dubbele nationaliteit? Raak je Nederlandse niet kwijt!» gehouden.
Bent u bereid om in augustus of september met een niet-vertrouwelijke brief de Kamer te informeren over alle aspecten van burgerschap en het no deal-scenario?
In september wordt de Tweede Kamer in de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken geïnformeerd over de stand van zaken van de Brexit onderhandelingen en de voorbereidingen op de gevolgen ervan. Naar aanleiding van de motie Omtzigt c.s. over draaiboeken voor het no-deal scenario wordt de Tweede Kamer in oktober in een besloten technische briefing nader geïnformeerd over de voorbereidingen op het no deal scenario, waarbij ook het thema burgers aan bod komt.5
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Het tekort van de VN voor vluchtelingenopvang in de regio |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht dat de VN meer dan 4 miljard dollar tekort komt voor de opvang van Syrische vluchtelingen in de regio?1
Ja.
Wat heeft Nederland tot nu toe ondernomen om in EU-verband het tekort van de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR van 4 miljard aan te vullen? Hoe legt u de tekorten uit gezien de toezeggingen die eerder op EU-niveau zijn gedaan? Zijn alle financiële toezeggingen die de lidstaten hebben gedaan, ook daadwerkelijk overgemaakt? Zo nee, wat is dan de huidige stand van zaken?
Ik verwijs u graag naar de Kamerbrief van 12 juli jl. waarin het kabinet reageert op de noodkreet van de VN.2 Het tekort van 4 miljard US dollar waarover de VN de noodklok luidde, betreft de achterblijvende bijdragen aan het regionale responsplan (het zogenaamde 3RP) van de VN voor de opvang en bescherming van Syrische vluchtelingen. Het tekort van de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR vormt hier onderdeel van.3 Uit de Financial Tracking Service (FTS) van UNOCHA blijkt dat de verschillende donoren tot op heden gezamenlijk 2,16 miljard US dollar aan het 3RP hebben bijgedragen, waarmee voor 38,5% tegemoet gekomen is aan de noden voor 2018.4 De FTS geeft ook inzage in de bijdragen per donor. Het totale tekort van de VN voor de opvang en bescherming van Syrische vluchtelingen bedraagt momenteel nog 3,45 miljard US dollar.
Het kabinet trekt de komende vier jaar ten minste EUR 400 miljoen uit voor de verbetering van de perspectieven van vluchtelingen en gastgemeenschappen in de Syrië regio, zoals door mij is toegezegd tijdens de CEDRE (Conférence économique pour le développement par les réformes et avec les entreprises) conferentie in Parijs (6 april jl.) en de Syrië-conferentie in Brussel (25 april jl.). Er wordt daarbij met name ingezet op onderwijs, bescherming, duurzame economische ontwikkeling en werkgelegenheid in de focuslanden Libanon, Jordanië en Irak. Deze inzet wordt vormgegeven in nauwe samenwerking met VN-organisaties, waaronder UNHCR. Nederland blijft daarnaast andere landen, onder andere in EU-verband, aansporen om bij te dragen aan het lenigen van noden en het realiseren van duurzaam perspectief voor mensen in de Syrië regio.
Bent u bereid in te springen nu de scholen dreigen te sluiten in Jordanië? Wat is het aantal UNHCR-hervestigingen vanuit Jordanië naar Nederland? Bent u bereid meer te doen?
De druk op het Jordaanse onderwijssysteem blijft onverminderd hoog. Ondanks inspanningen van de Jordaanse overheid, hulporganisaties en donoren bestaat er nog altijd een tekort aan scholen, materiaal en leerkrachten. Dit dwingt de Jordaanse overheid tot kostenefficiëntere planning. Als onderdeel hiervan worden momenteel bij scholen die dubbele diensten draaien, in de ochtenden voor Jordaniërs en in de middag voor Syrische vluchtelingen, de middagdiensten afgeschaft in gebieden waar relatief minder Syrische kinderen verblijven. Daarnaast kampt VN-organisatie UNRWA met significante tekorten, waardoor het risico bestaat dat een deel van de 172 UNRWA-scholen voor Palestijnse vluchtelingen in Jordanië komend schooljaar niet zal kunnen openen. UNICEF heeft aangegeven er vertrouwen in te hebben komend schooljaar onderwijs voor alle Syrische kinderen in de vluchtelingenkampen te kunnen realiseren.5
Zoals ook beschreven in de BHOS-beleidsnota, wendt het kabinet een aanzienlijk deel van de extra middelen die beschikbaar zijn voor «opvang in de regio» aan voor onderwijs. Nederland financiert programma’s die zich richten op capaciteitsopbouw van lokale onderwijssystemen, informeel onderwijs voor kinderen met een leerachterstand en vakopleidingen, studiebeurzen en zogenaamde «life skills»voor jongeren. Zo draagt Nederland sinds 2016 bij aan een programma van UNICEF in Jordanië dat onder andere extra onderwijs biedt aan kinderen die gedurende lange tijd geen les hebben gevolgd. Tijdens mijn recente bezoek aan Jordanië is een verhoging van de Nederlandse bijdrage met EUR 7 mln. aan UNICEF toegezegd, waarmee de totale bijdrage aan het programma tot maart 2019 uitkomt op EUR 14 mln.
Door middel van hervestiging van vluchtelingen die in de opvanglanden in de regio van het Syrië conflict het meest kwetsbaar zijn, toont Nederland verdere solidariteit met landen als Jordanië die grote groepen vluchtelingen opvangen. Tot op heden heeft Nederland in Jordanië ongeveer 160 vluchtelingen geselecteerd voor hervestiging. Alle hervestigingen naar Nederland vinden plaats op voordracht van UNHCR. De hervestigingsmissies naar Jordanië zijn onderdeel van de intensivering van de samenwerking met Jordanië op het gebied van vluchtelingenopvang zoals benoemd in het regeerakkoord. Zowel in 2018 als 2019 voert Nederland hervestigingsmissies uit naar onder andere Jordanië, Libanon en Turkije. Nederland doet dit op grond van het nationale beleidskader hervestigingen en in het kader van Europese migratieafspraken met derde landen, zoals de EU-Turkije Verklaring. Binnen deze kaders zal Nederland in de periode 1 januari 2018 tot november 2019 circa 3.000 vluchtelingen hervestigen.
Hoe zet Nederland zich in voor meer banen voor vluchtelingen in de regio? Klopt het dat slechts 12% van de Syrische werkvergunningen voor vrouwen is en wat gaat u doen om dat te veranderen?
Nederland zet zich op verschillende manieren in voor het vergroten van de werkgelegenheid en de toegang tot werk voor zowel Syrische vluchtelingen als gastgemeenschappen in de Syrische buurlanden. Zo draagt Nederland bij aan programma’s die vluchtelingen en gastgemeenschappen de kans bieden om op de markt toegesneden opleidingen te volgen en relevante vaardigheden te ontwikkelen. Voorts zet Nederland zich in voor de ontwikkeling van de lokale private sector en verbetering van het algemene investeringsklimaat in de regio. Daarbij gaat specifieke aandacht uit naar sectoren waarin relatief veel vluchtelingen werkzaam zijn, zoals de land- en tuinbouwsector. Ten slotte draagt Nederland in totaal EUR 50 miljoen bij aan de concessionele leenfaciliteit van de Wereldbank, waarmee omvangrijke programma’s op het gebied van publieke infrastructuur, economische hervormingen en werkgelegenheid worden gesteund.
De arbeidsparticipatie van Syrische vrouwen verschilt per land waarin vluchtelingen worden opgevangen, maar is over het algemeen laag. Werkvergunningen zijn voor Syrische vluchtelingen (zowel voor mannen als vrouwen) lastig te verkrijgen en beperkt tot een aantal sectoren. In Jordanië was van de in totaal 108.600 werkvergunningen voor Syrische vluchtelingen die sinds januari 2016 zijn afgegeven slechts 4% voor vrouwen.6 Ook de arbeidsparticipatie van vrouwen in gastgemeenschappen in de Syrische buurlanden is in vergelijking met mannen laag. De redenen hiervoor zijn uiteenlopend. Zo bestaan er culturele en economische belemmeringen. Binnen de hierboven omschreven Nederlandse inzet in de buurlanden van Syrië gaat speciale aandacht uit naar het oplossen van deze belemmeringen en bevordering van de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt. Zo steunt Nederland in Libanon onder andere de Non-Gouvernmentele Organisatie (NGO) Concern als partner van de NGO Alliance2015. Er wordt bijvoorbeeld samengewerkt met een zuivelcoöperatie in het noorden van Libanon bij de grens met Syrië, waar veel Syrische vluchtelingen hun toevlucht hebben gezocht. Hier werken 364 Syriërs en Libanezen, van wie ruim 60% vrouw. De coöperatie geeft training aan 100 vrouwen die uit rurale gebieden in Syrië zijn gevlucht. De vrouwen leren onder andere over ondernemerschap en over het verbeteren van de kwaliteit en kwantiteit van hun zuivelproducten zoals kaas en yoghurt. In Jordanië steunt Nederland de International Labour Organization (ILO) bij het opzetten van zogeheten employment centres binnen en buiten vluchtelingenkampen, waar Jordaanse en Syrische werkzoekenden aan werkgevers met vacatures worden gekoppeld. Tot en met mei 2018 heeft dit al 950 mensen aan een baan geholpen, van wie het merendeel vrouw (632). Het aantal Syrische vrouwen dat hiermee wordt bereikt is echter nog laag (58).
Bent u bereid zich hard te maken voor een ruimere toepassing van de «rules of origin»?
Het kabinet vindt het belangrijk dat de EU Jordanië ondersteunt in de opvang van vluchtelingen, het vergroten van hun weerbaarheid en die van hun gastgemeenschappen. Nederland zet zich daarom op EU-niveau in voor verdere flexibilisering van de regeling, zodat deze economische groei stimuleert in Jordanië en bijdraagt aan het creëren van werkgelegenheid voor Jordaniërs en vluchtelingen. Naar verwachting bespreekt de Europese Raad in september mogelijke aanpassingen van deze regeling.
Deelt u de mening dat toegang weigeren aan hulpverleners onder omstandigheden moet worden gekwalificeerd als een oorlogsmisdaad? Bent u bereid zich in internationaal verband hard te maken om die ongehinderde toegang mogelijk te maken?
Het toegang weigeren aan hulpverleners tijdens een gewapend conflict kan onder omstandigheden worden gekwalificeerd als een oorlogsmisdrijf. In de Wet Internationale Misdrijven (WIM) is het opzettelijk gebruikmaken van uithongering van burgers als methode van oorlogvoering door hen goederen te onthouden die onontbeerlijk zijn voor hun overleving, waaronder het opzettelijk belemmeren van de aanvoer van hulpgoederen zoals voorzien in de Verdragen van Genève, strafbaar gesteld als oorlogsmisdrijf. Tot voor kort was deze strafbaarstelling alleen op internationale gewapende conflicten van toepassing. Op 29 juni jl. is de WIM gewijzigd, waardoor de strafbaarstelling ook geldt voor niet-internationale gewapende conflicten.
Nederland pleit in internationaal verband voor ongehinderde toegang voor hulpverleners tot burgers in nood. Zo heeft Nederland bijvoorbeeld het initiatief genomen voor het aannemen door de VN Veiligheidsraad van een resolutie over de verbanden tussen conflict en voedselonzekerheid, resolutie 2417. In deze resolutie bevestigt de Veiligheidsraad dat het uithongeren van burgers als oorlogsmisdrijf kan worden gekwalificeerd. De Veiligheidsraad veroordeelt het onrechtmatig weigeren van toegang aan hulpverleners, en wijst expliciet op de mogelijkheid om sancties op te leggen aan individuen die moedwillig humanitaire hulp, zoals voedselkonvooien, blokkeren. Daarnaast is in samenwerking met Clingendael de Humanitarian Negotiation faciliteit opgericht om humanitaire hulpverleners onderhandelingstraining te geven, en zo bij te dragen aan het vergroten van humanitaire toegang en de veiligheid van hulpverleners.
Tevens steunt NL de International NGO Safety Organisation (INSO). Deze organisatie verstrekt veiligheidsrelevante informatie aan hulpverleners in het veld, zodat NGO’s een gedegen risicoanalyse kunnen maken.
Het onderzoek naar de onveilige situatie van sekswerkers |
|
Michiel van Nispen |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de bevindingen van de onderzoekers van SOA Aids Nederland, het Aidsfonds en Proud over de onveilige situatie van sekswerkers?1
Elke vorm van geweld keur ik af en vraagt om stevig optreden. Sekswerkers moeten zich in onze maatschappij beschermd weten en voelen.
Kunt u per aanbeveling een reactie geven en daarbij aangeven in hoeverre u er uitvoering aan zult geven?
Het onderzoek van SOA Aids Nederland in samenwerking met PROUD is uitgevoerd in het kader van de motie Van Tongeren (GL) en Swinkels (D66) over de versterking van de maatschappelijke positie van sekswerkers.2 Ter uitvoering van deze motie verwacht ik op korte termijn tevens een onderzoek van het WODC over de maatschappelijke positie van sekswerkers. Zodra ik laatstgenoemd onderzoek heb ontvangen bied ik uw Kamer beide onderzoeken aan. Ik zal de uitkomsten en aanbevelingen van de rapporten bespreken met de verschillende betrokken actoren en aan de hand daarvan bezien of er aanvullende maatregelen nodig zijn om sekswerkers beter tegen geweld te beschermen en hun positie te versterken. Daaropvolgend ontvangt u dit najaar een inhoudelijke reactie op beide onderzoeken.
Wanneer bent u van plan het wederom gewijzigde wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijden misstanden seksbranche aan de Tweede Kamer te sturen?2 In hoeverre zal dit wetsvoorstel bijdragen aan meer mogelijkheden voor sekswerkers op een veilige manier legaal hun werk te doen?
De aanpassing van het Wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche wordt na de zomer in consultatie gebracht. Uitgangspunt van het wetsvoorstel is het reguleren van de branche om zo misstanden tegen te gaan en sekswerkers een veilige en gezonde werkomgeving te bieden. Het wetsvoorstel zal daarom zo worden ingericht dat het sekswerkers de mogelijkheid biedt om op een veilige manier legaal hun werk te kunnen doen.
De voorbereiding van voorstellen ter modernisering van het nationaliteitsrecht |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat heeft u sinds 26 oktober 2017 uitgevoerd ter voorbereiding van de in het regeerakkoord afgesproken modernisering van het nationaliteitsrecht?
De afspraak in het regeerakkoord om het nationaliteitsrecht te moderniseren bestaat uit twee componenten, die in samenhang worden voorbereid. Het gaat om een verruiming van de mogelijkheid van het bezit van meerdere nationaliteiten voor aankomende eerste generatie emigranten en immigranten. Gelijktijdig komt er voor volgende generaties een verplicht keuzemoment dat daadwerkelijk leidt tot het behoud van niet meer dan één nationaliteit. Beide componenten vergen aanzienlijke aanpassingen in onder meer de Rijkswet op het Nederlanderschap. Een wetsvoorstel daartoe is op dit moment in voorbereiding. Bij die voorbereiding wordt de voor het eind van dit jaar verwachte prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie in de zaak Tjebbes (C-221/17) betrokken.
Wat is uw tijdslijn om te komen tot deze modernisering, in het bijzonder de verruiming van de mogelijkheid van het bezit van meerdere nationaliteiten voor de huidige en aankomende eerste generatie emigranten en immigranten?
Zie antwoord vraag 1.
Staat u in contact met huidige Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk en kunt u hen garanderen dat zij van het verruimingselement van de modernisering van het nationaliteitsrecht gebruik kunnen maken om Brit te worden zonder het Nederlanderschap te verliezen? Zo nee, waarom niet? Welke voorzieningen treft u dan om hen wel tegemoet te komen?
Er is zowel vanuit de Nederlandse ambassade in Londen als vanuit Den Haag met grote regelmaat contact met Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk. De Brexit kan voor Nederlanders die in het Verenigd Koninkrijk woonachtig zijn gevolgen hebben. Welke gevolgen dit specifiek zullen zijn is afhankelijk van diverse factoren, zoals of en zo ja welke afspraken hierover worden gemaakt in EU-verband. Het wetsvoorstel naar aanleiding van de afspraak in het regeerakkoord is niet primair gericht op de situatie van Nederlanders die woonachtig zijn in het Verenigd Koninkrijk, maar ziet op een modernisering van het nationaliteitsrecht in den brede. Het betreft een wetstraject dat naar verwachting langere tijd in beslag zal nemen en om die reden minder geschikt is voor een snelle wijziging van de relevante regels, mocht dit wenselijk of nodig blijken te zijn. Vanzelfsprekend zal de situatie van Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk betrokken worden bij de afweging van de vormgeving van de modernisering van het nationaliteitsrecht en betrekt het kabinet de positie van Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk bij het vormgeven van de Europese onderhandelingsinzet.
Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk worden voorts onder andere door middel van Brexit-informatiebijeenkomsten (met een livestream via Facebook) en de website van de Nederlandse ambassade op de hoogte gehouden van voor hen belangrijke en veelal specifieke land gebonden informatie. Zo informeert de ambassade deze Nederlanders bijvoorbeeld over wat de Brexit voor hun verblijfsrecht kan betekenen en wat hierbij hun handelingsperspectief is. Andere digitale informatiebronnen ten behoeve van Nederlanders in het buitenland over het verkrijgen en verliezen van de Nederlandse nationaliteit zijn de websites www.Nederlandwereldwijd.nl en www.Rijksoverheid.nl. Tot slot ontvangt en beantwoordt de overheid regelmatig vragen van Nederlanders in het buitenland, waaronder het Verenigd Koninkrijk, over hun specifieke situatie.
Bent u het met de Nationale ombudsman eens dat het schrijnend is dat Nederlanders in het buitenland onbewust of onbedoeld hun Nederlanderschap verloren zijn?
Bent u bereid constructief te staan tegenover oplossingen van bovengenoemd probleem, in lijn met de aanbeveling van de Nationale ombudsman daartoe in rapport 2016/145 en de amendementen (Kamerstuk 33 852 (R 2023), nrs. 48 en 49)? Zo nee, waarom niet? Wat doet u wel om hen herstel te bieden?
Het bericht dat Nederland een deel van de migranten van het schip 'Lifeline' gaat opvangen |
|
Sietse Fritsma (PVV), Geert Wilders (PVV), Vicky Maeijer (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het waar dat u heeft toegezegd een deel van de migranten van het schip «Lifeline» te gaan opvangen?1 Zo ja, hoeveel migranten betreft dit?
Nederland heeft gehoor gegeven aan een verzoek van Malta en heeft daarom het aanbod gedaan om éénmalig verantwoordelijkheid te nemen voor maximaal 20 asielzoekers uit Malta.
Hoe haalt u het in uw hoofd om deze gelukszoekers hier op te vangen terwijl duidelijk is dat het (veelal) geen echte vluchtelingen zijn en Nederland hier ook geen enkele verantwoordelijkheid voor heeft?
Voor de overwegingen op grond waarvan en de modaliteiten waaronder deze geste wordt gedaan, verwijs ik u naar de aanbiedingsbrief bij Geannoteerde Agenda voor de informele Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 13 juli a.s. die u is toegegaan bij brief d.d. 2 juli jl.
Waarom gaat u over tot deze ingrijpende actie zonder goedkeuring van het parlement?
Zie antwoord vraag 2.
Denkt u de migrantenstroom te beperken met het afgeven van het signaal dat het met behulp van mensensmokkelaars oversteken van de Middellandse zee opvang in Nederland op kan leveren?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe denkt u deze vreemdelingen weer uit Nederland weg te krijgen nadat de asielverzoeken (naar alle waarschijnlijkheid) zijn afgewezen gelet op uw zeer beroerde trackrecord op het gebied van terugkeercijfers?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om dit krankzinnige besluit terug te draaien en om over te gaan tot een volledige asielstop? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen voor dinsdag 12.00 uur beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Het asielbeleid voor LHBTI’s |
|
Attje Kuiken (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «LHBTI-asielbeleid is gebaseerd op ondeugdelijke stereotypen»1 en het onderliggende onderzoeksrapport «Trots of schaamte?»van het COC?2
Ja.
Deelt u de mening dat het door de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND) gehanteerde criterium dat de asielzoeker een zogenaamd proces van bewustwording en zelfacceptatie van de seksuele identiteit heeft doorgemaakt, geen wetenschappelijk onderbouwing kent? Zo ja, waarom wordt dit criterium dan toch gebruikt voor de beoordeling van asielaanvragen door LHBTI’s? Zo nee, uit welk wetenschappelijk onderzoek blijkt dan dat er wel sprake is van een deugdelijk criterium?
In de brief aan uw Kamer over de beoordeling van de geloofwaardigheid van lbhti’s en bekeerlingen blijkt dat in de werkinstructie van de IND de nadruk bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van lhbti’s niet langer zal liggen op de termen bewustwording en zelfacceptatie.
Deelt u de mening dat het genoemde criterium ook voor de asielzoeker in kwestie onduidelijk is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet en waar blijkt uit dat het wel duidelijk zou zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat een asielzoeker ook LHBTI kan zijn zonder het genoemde proces van bewustwording en zelfacceptatie en wel om de eenvoudige reden dat dat proces in veel gevallen niet nodig is om je seksuele identiteit te leren kennen? Zo ja, welke conclusie trekt u hieruit? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat veruit de meeste asielverzoeken van personen die vanwege hun seksuele identiteit asiel aanvragen afgewezen wordt op grond van het genoemde criterium? Zo nee, op grond van welke andere criteria beoordeelt de IND of een asielzoeker LHBTI is en in hoeveel gevallen leidt dat tot afwijzing van een asielverzoek?
Deze vraag kan ik niet beantwoorden. De IND registreert niet of een asielverzoek wordt afgewezen op grond van (ongeloofwaardigheid van) seksuele gerichtheid.
Waarom worden andere bewijsmiddelen dat iemand een bepaalde seksuele identiteit heeft, waaronder getuigenverklaringen en foto’s, door de IND niet of minder zwaar meegewogen dan in het geval mensen een verblijfsvergunning vragen voor verblijf bij hun partner?
In genoemde brief aan uw Kamer over de geloofwaardigheidsbeoordeling van bekeerlingen en lhbti’s wordt aangegeven dat, hoewel seksueel getint beeldmateriaal door de IND niet mag worden gebruikt als bewijs, ander beeldmateriaal wel kan worden betrokken bij de beoordeling. De Vreemdelingencirculaire zal hierop worden aangepast.
Uit de brief blijkt tevens dat bij de beoordeling van asielverzoeken van lbhti’s de nadruk nog meer zal komen te liggen op het stellen van open vragen en op het authentieke, persoonlijke verhaal van de vreemdeling. Voor een meer uitgebreide toelichting verwijs ik u naar mijn brief.
Gaat u de vaste criteria of gronden, waarvan nu de seksuele identiteit van een asielzoeker wordt vastgesteld, loslaten en voortaan ieder asielverzoek van een LHBTI op zijn merites en zonder stereotypering vast laten stellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Ernstige problemen na gezinshereniging van Eritrese vluchtelingen |
|
Jasper van Dijk |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel en de uitzending «Veilig Thuis? Nooit van gehoord» en het commentaar van Vluchtelingenwerk op deze uitzending die de problematiek herkent?1 Bent u van mening dat deze situatie kan blijven voortbestaan? Zo nee, bent u bereid met organisaties als Pharos, vluchtingenwerk, Veilig thuis, politie en sleutelfiguren in overleg te gaan hoe deze ernstige problemen het best kunnen worden aangepakt?
Ja ik heb kennisgenomen van het artikel en ben bereid in gesprek te gaan. Zie verder het antwoord op vraag 9 en 10.
Bent u ook bekend met de verkenning «Welzijn en gezondheid van gezinsherenigers» van de stichting Pharos?2 Wat is daarop uw reactie?
Ja, de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Justitie en Veiligheid (JenV) zijn bekend met deze verkenning. Zij hebben samen met Pharos, expertisecentrum gezondheidsverschillen (hierna: Pharos) twee bijeenkomsten georganiseerd om de resultaten van de verkenning te bespreken met betrokken organisaties, waaronder de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), gemeenten, Stichting Nidos (jeugdbescherming voor vluchtelingen), Vluchtelingenwerk Nederland, de Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD’en), het Centraal Orgaan Asielzoekers (COA) en het LOWAN, ondersteuning onderwijs nieuwkomers. Het is belangrijk om gezamenlijk de aandachtspunten en knelpunten van welzijn en gezondheid van nagereisde gezinsleden in beeld te hebben.
Wat is uw mening over de specifieke problemen als lichamelijk geweld en (kinder-)mishandeling die nogal eens voorkomen bij nareizigers/gezinsherenigers (vooral vrouwen en kinderen en in het bijzonder bij Eritrese gezinsherenigers)?
Huiselijk geweld en kindermishandeling zijn in iedere situatie onacceptabel. Bij asielzoekers, vergunninghouders en hun nagereisde familie kan hun vaak kwetsbare positie een risico vormen voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Als dit voorkomt, dan is het zaak dat gekeken wordt wat er precies aan de hand is en hoe het geweld kan worden gestopt en duurzaam opgelost. Aan het geweld kunnen veel verschillende oorzaken ten grondslag liggen. Het is daarbij goed dat het risico op problemen na gezinshereniging, steeds meer en beter in beeld komen. De eerder genoemde verkenning van Pharos biedt inzicht in de oorzaken hiervan. Ook de kenniscentra «Oorlog, vervolging, geweld» en «Migratie» van Arq Psychotrauma Expert Groep verzamelen en ontwikkelen kennis op dit gebied.
Bestaat er voldoende inzicht in achterliggende oorzaken zoals oorlogstrauma's, lange tijd van scheiding, afzonderlijk opgedane ervaringen en het moeten leven in compleet nieuwe context zonder steun van familie of netwerk, vaak gepaard gaande met armoede en werkloosheid?
Zie antwoord vraag 3.
Bestaat er voldoende inzicht in het specifieke risico bij Eritrese nareizigers, omdat zij vaak in Eritrea al geen normale relatie hadden (man in militaire dienst), vaak jong getrouwd zijn, de reis en de gezinshereniging vaak langer duurt en vrouwen vaak analfabeet zijn?
De integratie en participatie van Eritrese vergunninghouders en hun gezinsleden in de Nederlandse samenleving lijkt moeizaam te verlopen. Juist om vroegtijdig problemen, waaronder huiselijk geweld en kindermishandeling, te signaleren en hindernissen te overbruggen, zodat gemeenten en andere instanties deze groep bijtijds kunnen helpen, zijn er diverse handreikingen verschenen, onder meer van het Kennisplatform Integratie en Samenleving. Bijvoorbeeld de handreiking Jullie Nederlanders hebben voor alles een systeem (Kennisplatform Integratie en Samenleving, augustus 2017). Ook in het onderzoek Niets is wat het lijkt. Eritrese organisaties en integratie (DSP-groep Amsterdam, Universiteit Tilburg, 2016) wordt hier aandacht aan besteed. Er is dus een goed beeld van de problematiek bij Eritrese nareizigers. Daarnaast heeft Pharos verschillende publicaties uitgebracht over (de gezondheid van) vluchtelingen en asielzoekers in het algemeen en Syriërs in het bijzonder.
Deelt u de mening dat de problemen bij gezinsherenigers, zoals huiselijk geweld en (kinder-) mishandeling, gezondheidsproblemen en problemen op het gebied van onderwijs, integratie, schulden en huisvesting onvoldoende in beeld zijn? Zo ja, bent u bereid dit te onderzoeken, in het bijzonder de problemen van huiselijk geweld en (kinder-)mishandeling bij Eritrese en andere nareizigers die nu niet goed zichtbaar en niet eenvoudig te meten zijn?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat de begeleiding en opvang van nareizigers onvoldoende is? Zo ja, bent u bereid dit te verbeteren, bijvoorbeeld door het inschakelen van gezinscoaches, monitoring van gezinnen, het geven van maatschappelijke begeleiding, inschakelen van oudkomers en sleutelpersonen (als Bethel) en alert te zijn op financiële problematiek?
In de regel verblijven nareizende gezinsleden na aankomst in Nederland slechts beperkte tijd in de opvang van het COA. Het COA heeft voor al haar bewoners aandacht voor zaken als (huiselijk) geweld, gezondheid en onderwijs aan kinderen.
Daarnaast bieden gemeenten maatschappelijke begeleiding aan nareizende familieleden van asielmigranten en ontvangen daarvoor financiële middelen van het rijk. Componenten van deze begeleiding zijn – naast praktische hulp bij het regelen van basisvoorzieningen en de kennismaking met de lokale woonomgeving en maatschappelijke organisaties – hulp bij het starten van de inburgering en het stimuleren van participatie en integratie. Ook voorlichting over de gezondheidszorg hoort hierbij.
Pharos beschikt over kennis en informatie die voor professionals in de zorg van belang kunnen zijn om invulling te geven aan cultuursensitief werken. Deze informatie is voor iedereen beschikbaar en toegankelijk.
Verder geldt, zodra een nieuwe vergunninghouder zich inschrijft bij de gemeente, het reguliere zorgregime zoals dit voor alle Nederlanders geldt. Daarmee wordt niemand van (medische) zorg dan wel ondersteuning uitgesloten. De vergunninghouder dient wel verplicht een zorgverzekering af te sluiten en kan een beroep doen op zorg zoals deze in Nederland is georganiseerd (Zorgverzekeringswet, Wmo2015, Jeugdwet, Wet langdurige zorg). Vergunninghouders – en hun eventuele nareizende gezinsleden – hebben daarmee dezelfde rechten en plichten op het gebied van (medische) zorg als elke andere rechtmatig in Nederland verblijvende persoon.
Deelt u de mening dat nareizigers onvoldoende worden voorgelicht en geïnformeerd en hierin niet afhankelijk moeten zijn van hun partner? Zo ja, bent u bereid dit te verbeteren, bijvoorbeeld door informatie, voorlichting (onder meer over zorg en andere voorzieningen) rechtstreeks aan nareizigers te geven evenals (taal-)training en tevens zorg- en dienstverleners training en ondersteuning te geven over gezinsdynamiek na gezinshereniging, cultuursensitief werken en leren herkennen en omgaan met signalen?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u van mening dat politie en stichtingen inzake huiselijk geweld voldoende zijn uitgerust om ook vrouwen die geen Nederlands spreken, goed te kunnen helpen? Zo nee, op welke manier gaat u de deskundigheid hiervoor bevorderen? Deelt u de mening dat hierbij een tolk essentieel is en bent u bereid te bezien of de tolkenvergoeding weer mogelijk wordt voor alle professionals?
Gemeentelijke voorzieningen moeten toegankelijk zijn voor alle slachtoffers van huiselijk geweld, ongeacht leeftijd, geslacht en land van herkomst. Ook moet er extra aandacht zijn voor slachtoffers die in een kwetsbare positie verkeren, bijvoorbeeld omdat zij de Nederlandse taal niet goed machtig zijn, de weg naar de hulp niet kennen of wantrouwen hebben tegen overheidsinstanties. Veilig Thuis moet in die gevallen extra alert zijn. Dit geldt dus ook voor de groep Eritrese vrouwen. Ik zal de verkenning van Pharos en het artikel en de uitzending van Argos onder de aandacht brengen van de VNG, de 35 centrumgemeenten vrouwenopvang, de vrouwenopvanginstellingen en het landelijk Netwerk Veilig Thuis. Ook zal ik bij hen nagaan of en zo ja welke problemen zij ervaren bij het bieden van hulp aan nagereisde gezinsleden als er sprake is van huiselijk geweld en kindermishandeling. Daarbij betrek ik ook Pharos, Vluchtelingenwerk Nederland en het COA.
Daarnaast is het van belang om asielzoekers en vergunninghouders zelf, in het bijzonder de vrouwen, voor te lichten. Hiervoor is door Pharos en Movisie een voorlichtingspakket ontwikkeld: Geweld is niet gewoon. Ken uw recht – zoek hulp! (derde druk 2017). Dit pakket biedt informatie over huiselijk geweld, seksuele intimidatie, gedwongen prostitutie en discriminatie van homoseksuelen. Het bestaat – naast een handboek voor voorlichters en organisaties – uit zes korte non-verbale filmpjes over deze thema’s. Het handboek biedt voorlichters uit de doelgroep en professionals werkzaam bij hulpverleningsinstanties handvatten om voorlichtingen te organiseren.
Wat betreft de tolkenvergoeding: in 2012 is de regeling tolkenvoorziening in de zorg afgeschaft. Bij deze afschaffing is vanuit het oogpunt van bescherming van verblijfsgegevens een uitzondering gemaakt voor de inzet van tolk- en vertaaldiensten in de vrouwenopvang. Instellingen voor vrouwenopvang kunnen indien nodig zelf een tolk of vertaler inhuren. De inzet van tolk- en vertaaldiensten in de vrouwenopvang is per 1 januari 2012 financieel mogelijk gemaakt via de decentralisatie-uitkering vrouwenopvang die naar 35 centrumgemeenten gaat. Daarvoor is vanaf die tijd structureel € 1.1 miljoen aan deze uitkering toegevoegd3.
Deelt u de mening dat alle vrouwen in het geval van huiselijk geweld terecht moeten kunnen bij een instantie voor hulp en er voor deze groep Eritrese vrouwen extra aandacht moet zijn omdat de normale kanalen – mede vanwege extra wantrouwen in politie/overheid – niet voldoende toegankelijk voor ze zijn? Zo ja, welke actie gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat ook deze vrouwen een veilig thuis kunnen krijgen?
Zie antwoord vraag 9.
Deelt u de mening dat er onvoldoende afstemming is tussen organisaties en continuïteit in de begeleiding van gezinsherenigers binnen de gemeenten? Zo ja, ben u bereid met gemeenten in overleg te gaan over betere afstemming en samenwerking tussen zorg- en dienstverleners van verschillende organisaties die te maken hebben met gezinsherenigers?
Dit punt zal ik betrekken bij het nagaan of en zo ja welke problemen gemeenten ervaren (zie het antwoord onder vragen 9 en4.
Erkent u dat, nu sinds 2014 gezinsleden van asielstatushouders niet meer een zelfstandige vergunning maar een afhankelijke vergunning krijgen, dit voor gezinsleden een grote belemmering vormt om in situaties van geweld of dreigend geweld bescherming te zoeken? Zo ja, bent u bereid gezinsleden, conform de aanbevelingen van de UNHCR, weer een zelfstandige verblijfsvergunning te geven? Zo nee, vindt u het aanvaardbaar als mishandelde vrouwen «gevangen zitten» in hun situatie, doordat ze zich niet kunnen onttrekken aan hun man, zonder het gevaar te lopen uitgezet te worden?
Het type vergunning en de procedure van de vergunningverlening is niet belemmerend voor het zoeken van bescherming in een situatie van huiselijk geweld. Nareizigers krijgen een afgeleide verblijfsvergunning asiel die gebaseerd is op een huwelijks- of gezinsband met de vergunninghouder die al in Nederland woont (referent). Als de gezinsband wordt verbroken (bijvoorbeeld door echtscheiding of beëindiging van de relatie) kan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) de afgeleide vergunning intrekken. Binnen deze procedure toetst de IND op zelfstandige asielgronden van de nareiziger. Betrokkene kan tevens ervoor kiezen een zelfstandige asielaanvraag in te dienen. De afgeleide vergunning wordt pas ingetrokken, nadat de zelfstandige asielvergunning is verleend, waardoor de nareiziger aanspraak kan maken op voorzieningen die in de Nederlandse samenleving voor vergunninghouders openstaan. Overigens onderscheidt de afgeleide asielvergunning zich niet van een zelfstandige asielvergunning. Beide vergunningen zijn gebaseerd op artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000; er gelden dezelfde rechten en plichten.
Deelt u de mening dat voor gezinsleden van vluchtelingen geldt dat zij meestal een minder groot netwerk zullen hebben en nog onvoldoende de weg naar hulpinstanties kunnen vinden, waardoor het voor hen moeilijk is om opvang en huisvesting te vinden tijdens de procedure? Bent u bereid het Centraal Orgaan Asielzoekers (COA) te verzoeken deze gezinsleden gedurende hun asielprocedure weer opvang te verlenen? Klopt het dat ook gemeenten in deze situaties niet verantwoordelijk zijn voor het regelen van opvang/woning? Zo ja, bent u bereid hierover ook met de Verening Nederlandse Gemeenten (VNG) in overleg te gaan?
Het is de eigen verantwoordelijkheid van de nagereisde gezinsleden om zelf huisvesting te zoeken, als zij niet meer willen wonen bij hun partner of echtgenoot. Dit geldt ook voor andere Nederlandse ingezetenen. Het kan zijn dat de nareiziger, die mogelijk over een beperkt netwerk en kennis over de Nederlandse samenleving beschikt, zich wendt tot de gemeente voor hulp. Een gemeente kan besluiten om in specifieke situaties (bijvoorbeeld bij huiselijk geweld of bij personen die ernstig verward gedrag vertonen) te zoeken naar een oplossing voor acute opvang. Dit sluit aan op de reguliere manier van werken binnen het sociale domein.
Het COA biedt geen nieuwe opvang aan nareizigers die reeds zijn uitgeplaatst in de gemeente en zich opnieuw bij het COA melden voor opvang en/of bemiddeling naar eigen huisvesting. Het uitgangspunt is dat de nareiziger bij de referent in de gemeente blijft of gaat wonen. Zolang de nareiziger beschikt over een afgeleide asielvergunning is er geen recht op opvang bij het COA. Wel gaat het indienen en doorlopen van een zelfstandige asielaanvraag gepaard met een achtdaags verblijf bij het COA. Daarna dient de betrokkene de opvang van het COA te verlaten. Het Ministerie van JenV en het COA hebben dit vorig jaar met de VNG en Vluchtelingenwerk Nederland besproken.
Op welke manier tracht u de lange wachttijden voor gezinshereniging die gezondheid en welzijn van het gezin op verschillende manieren negatief beïnvloeden te verkorten?
Hiervoor wordt verwezen naar de antwoorden op uw Kamervragen (8 en 12) van 8 juni jongstleden5.
Het bericht ‘Dit zijn de schepen en organisaties die migranten oppikken’ |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht over schepen die migranten oppikken op zee?1
Ja.
Wat is uw oordeel over het feit dat vier van de in de berichtgeving genoemde schepen onder de Nederlandse vlag varen? Zijn er bij u meer schepen bekend die onder de Nederlandse vlag varen teneinde migranten uit de Middellandse zee op te pikken?
Nederland is vlaggestaat van slechts één van de in het artikel genoemde NGO (Non-Gouvernementele Organisatie)-schepen, namelijk het schip de Sea-Watch 3, van de gelijknamige Duitse NGO. De drie andere in het artikel genoemde schepen, de Lifeline, de Sea Fuchs en de Sea Eye (ook alle drie van Duitse NGO’s), zijn in het bezit van een eigendomscertificaat (ICP – International Certificate for Pleasure Crafts) afgegeven door het Nederlandse Watersportverbond of Koninklijke Nederlandsche Motorbootclub en een call sign en MMSI-nummer (ten behoeve van de communicatieapparatuur aan boord), uitgegeven door Agentschap Telecom. Een dergelijk ICP en/of call sign impliceert geen recht op een vlaggestaatrelatie met Nederland. Dat een dergelijk schip er voor kiest een Nederlandse vlag op zijn achtersteven te plaatsen doet hier niet aan af.
Deelt u de conclusie van Nieuwsuur dat Italië vrijwel alleen te maken heeft met economische migranten?2 Wat is uw oordeel over de noodzaak van het opvangen van economische migranten?
Verreweg het merendeel van de migranten die in Italië aankomen, komt inderdaad niet in aanmerking voor internationale bescherming. Voor hen is terugkeer naar hun herkomstlanden aan de orde. Gedurende het terugkeerproces dient betrokkenen adequate opvang te worden geboden.
Deelt u het standpunt van de Italiaanse regering dat het oppikken van migranten uit de Middellandse Zee mensensmokkelaars in de kaart speelt en daarmee mensensmokkel en illegale migratieroutes in stand worden gehouden?
Het kabinet ondersteunt levensreddende activiteiten in algemene zin. De activiteiten van NGO-schepen in de Middellandse zee kunnen bijdragen aan het redden van levens. Het is hierbij wel van belang dat de kapitein de orders van het land van de kustwacht in wiens search and rescue gebied de actie plaatsvindt opvolgt, en de voor dergelijke activiteiten noodzakelijke veiligheidsmaatregelen treft. Het kabinet deelt de zorgen van de Italiaanse regering dat schepen van betrokken NGO’s niet altijd voldoende zijn uitgerust om reddingsacties uit te voeren, waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan voor zowel de bemanning als de aan boord genomen drenkelingen. Bovendien deelt het kabinet de zorgen van Italië over de aanhoudende irreguliere instroom van migranten die de Middellandse Zee opgaan met bootjes die niet geschikt zijn om de oversteek te maken, en in dit verband over de neveneffecten van de aanwezigheid van NGO-schepen dicht onder de Libische kust.
Bent u bereid zich in te spannen de voornoemde activiteiten van de vier schepen, die onder de Nederlandse vlag varen, te stoppen en daarmee aan de wens van de Italiaanse regering tegemoet te komen?
Zoals gezegd vaart het merendeel van deze schepen niet onder Nederlandse vlag. De Nederlandse wet- en regelgeving met betrekking tot de nationaliteitsverlening aan schepen, de verlening van call signs of de afgifte van internationale certificaten voor pleziervaartuigen is, net als het internationale zeerecht, niet toegesneden op het structureel uitvoeren van reddingsoperaties in internationale wateren door dit soort schepen. Het kabinet beziet de mogelijkheden om hier betere kaders voor te scheppen.
De aangiftebereidheid van minderjarige slachtoffers mensenhandel |
|
Anne Kuik (CDA) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Aangifte doe je niet» welke op 12 juni 2018 door het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel (CKM) is gepubliceerd?1
Ja.
Deelt u de mening van de opstellers van het rapport dat de aangiftebereidheid onder minderjarige slachtoffers mensenhandel nog altijd erg laag is? Deelt u mijn mening dat dit vanuit het perspectief van het slachtoffer en vanuit het opsporingsbelang een ontoelaatbare situatie is?
Ik onderschrijf het belang van aangifte doen voor zowel het opsporingsproces en voor het slachtoffer. Zoals ook vermeld in de brief van 19 juni jl.2 zet de overheid al geruime tijd in op het wegnemen van onnodige drempels bij het doen van aangifte of het melden van seksuele uitbuiting en heeft aanzienlijk geïnvesteerd in een laagdrempelige toegang tot het recht en de zorg voor slachtoffers van seksueel misbruik en seksueel geweld. Er zijn diverse aanwijzingen dat voor het doen van aangifte of het melden van mensenhandel en zedendelicten diverse en uiteenlopende persoonlijke overwegingen van het slachtoffer een rol spelen. Zedenzaken doen zich vaak voor in de directe (familie)kring. Dat maakt de stap naar de politie niet eenvoudiger. Politie zal zich tot het uiterste inspannen om die drempel zo laag mogelijk te laten zijn, maar het melden bij politie blijft uiteindelijk een persoonlijke afweging van het slachtoffer.
Klopt het dat slechts 11% van 1320 minderjarige slachtoffers uiteindelijk overgaat tot het doen van aangifte en dat wij op dit moment onvoldoende zicht hebben hoeveel slachtoffers in beeld zijn?
Uit de cijfers van de politie blijkt dat in 2016 en 2017 in ongeveer één derde van de gevallen aangifte is gedaan, dit geldt voor zowel mensenhandel als seksuele uitbuiting. Bij minderjarigen ligt dit 4% lager. In de eerste helft van 2018 is dit percentage 22%, hier kunnen eventueel nog aangiften bijkomen omdat er na de kennisname en informatief gesprek nog een aangifte kan volgen. Hieruit blijkt dat er zicht is op hoeveel slachtoffers in beeld zijn. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 kunnen uiteenlopende persoonlijke overwegingen van het slachtoffer een rol spelen bij het wel of niet doen van aangifte, waardoor mogelijk niet alle slachtoffers in beeld zijn bij de politie.
Deelt u de constatering van het CKM dat de drie factoren (zichzelf niet herkennen als slachtoffer, angst en het strafproces zelf) slachtoffers er met name van weerhouden aangifte te doen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ook vermeld in de brief van 19 juni jl.3 zal het kabinet uw Kamer na de zomer een plan van aanpak mensenhandel sturen waarin de ambities uit het regeerakkoord nader worden uitgewerkt. In deze brief zal naast maatregelen om het melden en doen van aangifte te stimuleren, ook aandacht zijn voor het verbeteren van de signalering en ondersteuning van slachtoffers. De inhoud van het rapport zal worden betrokken in de voorbereidingen van het integrale plan van aanpak van mensenhandel zoals de constatering van het CKM over factoren die slachtoffers weerhouden aangifte te doen.
Klopt het dat de politie naar aanleiding van het rapport al heeft besloten tot het instellen van een proeftuin om de verschillende aanbevelingen te implementeren? Kunt de Kamer informeren over de uitkomsten van deze proeftuin?
De politie heeft daartoe besloten en is bezig met de exacte invulling. Ik zal u na de afronding van de pilot hierover informeren.
Klopt het dat minderjarige slachtoffers van mensenhandel soms worden aangemerkt als slachtoffers van zedendelicten? In hoeverre is het wenselijk dat deze slachtoffers worden aangemerkt als zedenslachtoffers in plaats van mensenhandel vanuit het perspectief van het slachtoffer en het opsporingsbelang? In hoeverre zijn de aanbevelingen uit dit rapport ook bruikbaar voor deze slachtoffers?
Zedendelicten en mensenhandel zijn twee verschillende delicten. De slachtoffers van mensenhandel krijgen een andere benadering en behandeling dan slachtoffers van een zedendelict.
Voorafgaand aan ieder onderzoek wordt bepaald of er sprake is van een mensenhandel, zeden of van beiden. Als een onderzoek is gestart naar mensenhandel maar er ook sprake blijkt te zijn van een zedendelict, wordt er contact gezocht met een zedenrechercheur. Andersom wordt deze lijn ook gehanteerd. Als er naast zeden sprake is van een ander delict zoals mensenhandel, dan wordt er naast de gecertificeerd zedenrechercheur ook een andere opsporingsambtenaar betrokken bij het onderzoek.
Deelt u de mening dat aanvullende maatregelen vanuit het kabinet ook nadrukkelijk aandacht moeten krijgen in het aankomende Plan van Aanpak Mensenhandel? Kunt u aangeven aan welke maatregelen u denkt? In hoeverre vindt hier afstemming plaats met maatschappelijk middenveld, waaronder het CKM en de Nationaal Rapporteur Mensenhandel?
In het kader van de ontwikkeling van het plan van aanpak mensenhandel vinden gesprekken plaats over hoe de opsporing van mensenhandel kan worden versterkt zodat daders vaker kunnen worden opgespoord en vervolgd. Hierbij wordt ook gekeken naar hoe drempels die het doen van aangifte in de weg staan, kunnen worden weggenomen. Het rapport van het CKM biedt hierbij waardevolle inzichten.
Uit het rapport blijkt onder andere dat slachtoffers zichzelf niet altijd als zodanig herkennen. Hierbij spelen verschillende factoren een rol, zoals het gebruik van manipulatie door de daders. Daarom is het niet alleen van belang om te kijken naar hoe de aangiftebereidheid kan worden verhoogd, maar ook hoe er vaker ambtshalve opsporing plaats kan vinden.
Het rapport van het CKM benadrukt ook dat het strafrechtelijk proces door slachtoffers op verschillende fronten als te belastend wordt ervaren. Dit beeld is ook uit eerdere gesprekken met professionals naar voren gekomen. Ik ben dan ook blij dat de politie zal starten met een proeftuin om te bezien of het strafrechtelijk proces op een aantal punten voor het slachtoffer kan worden verbeterd. Ik volg deze proeftuin met interesse en zal uw Kamer na afloop informeren.
Daarnaast wordt er de komende jaren flink geïnvesteerd in een betere informatievoorziening in de strafrechtketen en het verkorten van de doorlooptijden. Uw kamer is hierover onlangs per brief geïnformeerd4.
De ontwikkeling van het plan van aanpak vindt momenteel plaats. Hierbij wordt nauwe afstemming met de verschillende departementen en een groot aantal stakeholders gezocht, waaronder het CKM en de Nationaal Rapporteur Mensenhandel. Ik kan daarom nog niet ingaan op specifieke maatregelen die hierin zullen worden opgenomen.
Ik wil hier al wel ingaan op de vraag naar verhoging van de strafmaat. De strafmaat voor mensenhandel is in 2009 en 2013 verhoogd. Voor het gronddelict geldt een strafmaximum van 12 jaar, oplopend naar 30 jaar tot levenslang indien mensenhandel de dood ten gevolge heeft. In de afgelopen jaren zijn de gemiddeld opgelegde straffen echter gedaald. Zoals ook in de Kamerbrief van 29 november 20165 door de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie is aangegeven, laat deze daling zich in ieder geval deels verklaren door de beperkter beschikbare capaciteit en expertise bij politie, Koninklijke Marechaussee en Openbaar Ministerie. Ook wordt de gemiddeld opgelegde straf bepaald door het type zaken dat wordt opgepakt. Een daling van de gemiddeld opgelegde straf, hoeft daarom niet te betekenen dat er in vergelijkbare zaken, lagere straffen worden opgelegd. Met het oog op deze analyse van de oorzaken voor de daling in de opgelegde straffen, verwacht ik dat een verdere verhoging van de strafmaat, geen effect zal hebben.
Wat is uw reactie op de aanbeveling van de onderzoekers dat de strafrechtelijke definitie van mensenhandel te complex is en dat verduidelijking hiervan kan bijdragen aan eerdere (h)erkenning van slachtofferschap mensenhandel bij slachtoffers en professionals? Bent u bereid de mogelijkheden te onderzoeken om te komen tot een handreiking die kan bijdragen aan een verheldering van de definitie van mensenhandel?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening van de onderzoekers dat aanvullende maatregelen vereist zijn om de strafrechtelijke procedure zelf te verbeteren? Wat is uw reactie op de aanbeveling om over te gaan op een fast lane procedure om de doorlooptijd van minderjarige slachtoffers mensenhandel te verkleinen? Kunnen bij het Plan van Aanpak Mensenhandel tevens aanvullende maatregelen worden verwacht om de strafmaat bij daders te verhogen en de kans op een sepot of vrijspraak te verminderen?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u tot slot de mening dat naast maatregelen om de aangiftebereidheid van slachtoffers te vergroten, het tevens van belang is om op andere manieren de pakkans van mensenhandelaren te vergroten? Welke mogelijkheden ziet u bijvoorbeeld om minder afhankelijk te zijn van een aangifte? Bent u bereid te investeren in ambtshalve onderzoek?
Ik deel de mening dat het van belang is de mensenhandelaren ook op een andere manier te pakken. Het ambtshalve onderzoek doen als er (nog) geen aangifte is, is ook belangrijk.
Na de zomer zal ik uw Kamer het plan van aanpak voor mensenhandel toesturen. Hierin gaat het kabinet nader in op de diverse maatregelen.
Het bericht ‘IND-beleid bekeerlingen geregeld onzorgvuldig |
|
Joël Voordewind (CU), Roelof Bisschop (SGP) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «IND-beleid bekeerlingen geregeld onzorgvuldig»?1 en met de inhoud en de bijlagen van de aan u gerichte open brief van Stichting Gave?2
Ja.
Welke verklaring geeft u voor het feit dat Stichting Gave in 50% van de onderzochte dossiers, waarbij Gave over dezelfde informatie beschikt als de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), moet concluderen dat de IND het besluit (de afwijzing) onzorgvuldig en ondeskundig heeft genomen?
De IND heeft de expertise om tot een zorgvuldig en deskundig oordeel te komen over de geloofwaardigheid van een bekering. Van belang hierbij is dat de IND een integraal oordeel geeft op basis van het hele dossier van de vreemdeling, waaronder bijvoorbeeld ook actuele informatie over de situatie in het land van herkomst. Daarnaast weegt de IND ook informatie van derden mee. De weging van de waarde van een verklaring van een derde is afhankelijk van de gegevens in het volledige dossier en de inhoud van de door derden ingebrachte gegevens. De conclusies van Stichting Gave ten aanzien van de onzorgvuldigheid en ondeskundigheid van de IND worden door mij dan ook niet gedeeld.
Zoals u bekend is, zal ik uw Kamer voor het zomerreces een reactie sturen op de motie Groothuizen c.s inzake de geloofwaardigheidsbeoordeling van lhbt-asielzoekers en bekeerlingen door de IND. Alle input die daarbij geleverd is door bijvoorbeeld Stichting Gave, maar ook de Commissie Plaisier, wordt daarbij betrokken. In de brief aan uw Kamer zal ingegaan worden op de in deze schriftelijke vragen aangesneden onderwerpen. Ook de positie van rapporten en verklaringen van derde partijen zal daarbij uitdrukkelijk aan bod komen.
Hoe verklaart u dat er door de IND niet inhoudelijk wordt ingegaan op de conclusie van Stichting Gave dat IND-medewerkers te vaak onvoldoende deskundigheid laten zien in bekeringszaken en dat er volgens Gave met regelmaat sprake is van vooringenomenheid bij IND-medewerkers, terwijl Gave hier in de afgelopen maanden met regelmaat voorbeelden van naar de IND heeft gestuurd? Ook heeft Gave op 27 maart 2018 een adviesbrief naar de IND gestuurd, waarop geen inhoudelijke reactie is gekomen. Hoe beoordeelt u dit in het licht van uw voornemen om deskundigen op een goede manier bij het asielproces te betrekken?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u het eerdere commentaar van de commissie-Plaisier en de forse kritiek van Stichting Gave in het licht van de aangenomen motie-Groothuizen c.s. (Kamerstuk 34 775 VI, nr. 67) over de geloofwaardigheid van bekeerlingen? Hoe staat het met de uitvoering van deze motie?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat, ondanks eerdere toezeggingen van u aan de Kamer dat de rapporten van onder meer Stichting Gave en de commissie-Plaisier inhoudelijk moeten worden meegewogen, deze rapporten zonder inhoudelijke motivering ter zijde worden gelegd door de IND of door de rechter?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om onafhankelijk te laten beoordelen of de stelling van Stichting Gave juist is dat procesvertegenwoordigers van de IND ter rechtszitting stellen dat de rapporten van de commissie-Plaisier en Stichting Gave niet relevant zijn voor de individuele beoordeling (bijvoorbeeld omdat ze aangeven dat de IND zelf terzake deskundig is) en daarmee van tafel worden geveegd?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat er geen beoordelingskader is voor de toetsing van bekeerlingen (Gave stelt dat er alleen een «vaste gedragslijn» is voor de gehoren)? Op welke (onafhankelijke) gronden wordt de beoordeling dan wel gemaakt? Deelt u de mening dat het noodzakelijk is dat er een dergelijk beoordelingskader moet komen?
Het klopt dat er bij de beoordeling van bekeringsaanvragen tot op heden sprake was van een vaste gedragslijn, welke door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State geaccordeerd is. Deze gedragslijn is vastgelegd in een intern informatiebericht van de IND. De gedragslijn geldt niet enkel voor de gehoren, maar betreft het hele beoordelingskader van aanvragen waarin een bekering als asielmotief wordt aangevoerd. In de eerdergenoemde brief die uw Kamer voor het zomerreces ontvangt, zal ik het toetsingskader kenbaar maken.
Bent u bereid de zes oplossingen die Stichting Gave verwoordt in haar tweede bijlage, (Kritiek en oplossingen voor de IND) voor het verbeteren van de beoordeling van bekeerlingen, over te nemen? Wanneer u een of meerdere oplossingen niet wilt overnemen, kunt u dan per oplossing beargumenteren waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Een geliquideerde man in Almere |
|
Sadet Karabulut , Jasper van Dijk |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht dat de in december 2015 in Almere geliquideerde man in werkelijkheid waarschijnlijk een in Iran veroordeelde aanslagpleger was?1 Kloppen de feiten zoals die in de berichtgeving genoemd worden? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Ten tijde van de asielaanvraag tot aan de liquidatie waren er geen signalen bekend dat de heer Motamed mogelijk een andere identiteit zou hebben dan de door hem bij de asielaanvraag opgegeven identiteit. Uit het strafrechtelijk onderzoek naar zijn liquidatie in december 2015 kwamen aanwijzingen naar voren dat de heer Motamed mogelijk een andere identiteit en verzwegen verleden zou hebben, zoals genoemd in het artikel. De toenmalige bewindspersonen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid zijn hiervan op de hoogte gesteld.
Per brief van 12 juni jl.2 is uw Kamer geïnformeerd over onderzoeken die plaatsvinden naar asielzoekers met terroristische motieven en hoe daarin wordt samengewerkt tussen de verschillende betrokken organisaties. In zijn algemeenheid geldt dat sinds de jaren »80 een professionalisering heeft plaatsgevonden in het asielproces. De afgelopen paar jaren zijn er diverse aanvullende maatregelen genomen om binnengekomen asielzoekers te controleren en te identificeren. In het Identificatie & Registratieproces (I&R-proces) wordt onder meer de bagage gecontroleerd, worden gegevensdragers bekeken en indien nodig uitgelezen, biometrische gegevens worden geregistreerd en identiteiten gecontroleerd in alle relevante (inter)nationale systemen, daarnaast worden mensen zo nodig aanvullend gehoord om hun identiteit vast te stellen. Zowel de vreemdelingenketen als het Openbaar Ministerie (OM), als de politie, de Koninklijke Marechaussee (KMar), de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (I&V-diensten) en andere betrokken organisaties zijn, ook binnen het asielproces, alert op signalen die er op duiden dat een persoon een dreiging voor de nationale veiligheid kan vormen. Daar waar bijvoorbeeld middels een ambtsbericht of een rechtelijk vonnis vast is komen te staan dat een vreemdeling aangesloten is (geweest) bij een terroristische organisatie, zich schuldig heeft gemaakt aan misdrijven zoals benoemd in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag, en/of een gevaar vormt voor de nationale veiligheid, kan de IND vreemdelingrechtelijke maatregelen nemen.
Niettemin is het mogelijk dat er ten tijde van een aanvraag geen bijzonderheden zijn of worden geconstateerd die een inwilliging van een verblijfsaanvraag in de weg staan. Het I&R-proces is de afgelopen jaren regelmatig onderwerp van onderzoek door de Inspectie JenV geweest, mede naar aanleiding hiervan zijn bovenstaande verbeteringen in het proces aangebracht.
Er wordt in deze casus geen aanleiding gezien om het I&R-proces verder te onderzoeken.
Hoe is het mogelijk dat de geliquideerde man begin jaren negentig een verblijfsvergunning met een schuilnaam kreeg als hij in Iran veroordeeld was tot de doodstraf vanwege betrokkenheid bij een grote aanslag, waarbij tientallen doden vielen? Bent u bereid hiernaar onderzoek te doen?
Zie antwoord vraag 1.
In welke mate was u op de hoogte van het verleden van deze man zoals in de berichtgeving genoemd, zowel tijdens het verlenen van de verblijfsvergunning als daarna?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft Iran in het verleden met Nederland contact opgenomen vanwege deze kwestie? Zo ja, wat is hiermee gedaan?
Correspondentie met Iran over de heer Motamed, zoals hij bij ons bekend was, is niet aangetroffen.
Beschouwt u of beschouwde u de Mujahedeen-Khalq, de organisatie waar de geliquideerde man lid van zou zijn geweest, als een terroristische organisatie? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Mujahedeen-Khalq organisatie (MKO) was in de periode 2002–2009 geplaatst op de EU terrorismelijst. Het gerecht van Eerste Aanleg, een onderdeel van het Europees Hof van Justitie, heeft echter in de periode 2002–2009 een paar keer geoordeeld dat plaatsing op de terrorismelijst onvoldoende gerechtvaardigd was. Daarom is de MKO in januari 2009 definitief verwijderd van de EU terrorismelijst.
Het bericht 'Noodkreet Vluchtelingenwerk over retourtickets migranten' |
|
Joël Voordewind (CU), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Noodkreet Vluchtelingenwerk over retourtickets migranten»?1
Ja.
Is het waar dat Nederland voor het eerst in zeven jaar probeert om asielzoekers die via Griekenland naar Nederland zijn gereisd terug naar Griekenland te sturen?
Naar aanleiding van de aanbeveling van de Europese Commissie betreffende de hervatting van Dublinoverdrachten aan Griekenland, en omdat het kabinet stapsgewijs wenst terug te keren naar een volledig werkend Dublinsysteem, heb ik besloten in beperkte mate weer te gaan claimen bij Griekenland onder de Dublinverordening. Dit heb ik medegedeeld tijdens het AO JBZ-raad van 6 december 2017 (Kamerstuk 32 317, nr. 501), het AO vreemdelingen- en asielbeleid van 14 december 2017 (Kamerstuk 19 637, nr. 2365) en het AO JBZ-raad van 31 mei 2018. De hervatting betreft vooralsnog alleen duidelijk niet-kwetsbare personen en geschiedt stapsgewijs zoals aanbevolen door de Commissie. Vooralsnog hebben geen van de al verzonden claims geleid tot een besluit met de strekking dat de asielzoeker overgedragen dient te worden aan Griekenland. Dergelijke besluiten zullen pas genomen worden indien er voldoende individuele garanties ten aanzien van de asielprocedure en de opvang door Griekenland zijn gegeven en Nederland op de hoogte is van de situatie in de opvanglocaties waarin de asielzoekers terecht zullen komen. Er zijn in dit kader dan ook geen vliegtickets naar Griekenland aan asielzoekers verstrekt. Omdat personen die in het bezit zijn van een geldige reguliere vergunning in Griekenland niet afhankelijk zijn van asielopvang en de asielprocedure, heeft Nederland de afgelopen jaren wel de Dublinverordening toegepast op deze categorie.
Is het waar dat in elk geval twee asielzoekers een vliegticket naar Griekenland hebben gekregen?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er andere lidstaten die Dublin-overdrachten naar Griekenland uitvoeren? Zo ja, welke landen zijn dit?
Een aantal andere lidstaten heeft ook het verzenden van Dublinclaims aan Griekenland op grond van de aanbeveling van de Commissie hervat. Er zijn geen openbare bronnen bekend waaruit blijkt dat dit tot overdrachten heeft geleid.
Hoe beoordeelt u de situatie op de Griekse eilanden en op het vasteland als het gaat om de opvangomstandigheden van migranten?
De hogere instroom in combinatie met de nog altijd geringe uitstroom zetten druk
op de opvangvoorzieningen in de hotspots op de Griekse eilanden. Ik verwijs u voor een verdere uiteenzetting daarvan naar mijn brief die ik op 31 mei jl. aan uw Kamer zond4. Op het vasteland is er sprake van capaciteitsproblemen. Dit geldt met name voor de Evros-regio vanwege de verhoogde instroom in april. De Griekse autoriteiten zijn daarom samen met UNHCR bezig met het uitbreiden van de capaciteit op het vasteland.
Op basis waarvan beoordeelt u dat de situatie in Griekenland dusdanig verbeterd is dat er geen beletsel als bedoeld in artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens meer ligt op Dublinoverdrachten naar dit land?
Of een overdracht conform artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens kan plaatsvinden zal worden beoordeeld op individuele basis aan de hand van de individuele garanties die Griekenland verstrekt en informatie over de opvangsituatie. Nederland is momenteel in gesprek met Griekenland over de modaliteiten.
De gevolgen van de uitspraak van het Hof van Justitie van de EU in de zaak Chavez-Vilchez |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hoeveel vreemdelingen hebben een verblijfsvergunning gekregen op grond van het Chavez-Vilchez arrest?
Sedert de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie op 10 mei 2017 in de zaak Chavez-Vilchez e.a. is in 1.9301 gevallen verblijf toegekend op grond van het arrest.2
Hoeveel van deze vreemdelingen verbleven illegaal in Nederland ten tijde van de aanvraag voor deze verblijfsvergunning?
Ongeveer 70% van de 1.930 vreemdelingen aan wie verblijf is toegekend op grond van dit arrest hebben daarvoor gemiddeld 2 verblijfsrechtelijke procedures doorlopen. Ongeveer 85% van deze verblijfsrechtelijke procedures betrof een reguliere procedure. De overige verblijfsrechtelijke procedures waren asielgerelateerd.
Het betreft ouders van Nederlandse kinderen, dus men kan bijvoorbeeld eerder verblijf bij het in Nederland verblijvende kind hebben aangevraagd of verblijf bij de in Nederland verblijvende echtgeno(o)t(e) of partner.
In een veel kleiner deel van de gevallen was het beroep op het arrest het eerste contact met de IND. Deze eerste contacten betroffen ook aanspraken op verblijf van ouders die nog in het buitenland verbleven, doorgaans met het Nederlandse kind.
Uit het geautomatiseerde systeem van de IND valt niet op dossierniveau af te leiden of een ouder illegaal in Nederland verbleef op het moment van de aanvraag.
Hoeveel van deze vreemdelingen hebben eerder verblijfsprocedures doorlopen en wat is de aard en de hoeveelheid van deze procedures?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zijn de vijf meest voorkomende nationaliteiten van de ontvangers van genoemde verblijfsvergunning?
De vijf meest voorkomende nationaliteiten zijn Marokkaans, Surinaams, Turks, Nigeriaans en Ghanees.
In hoeveel gevallen is sinds het verschijnen van dit arrest een verblijfsaanvraag, van een vreemdeling die hier een kind heeft, afgewezen?
Tussen 1 mei 2017 en 1 juni 2018 is de aanvraag in 90 gevallen afgewezen.
Bent u bereid zich tegen de EU-regels te verzetten die het in Nederland op de wereld zetten van een kind belonen met een verblijfsvergunning? Zo nee, waarom niet?
Ingevolge het Nederlandse nationaliteitsrecht volstaat enkel het geboren worden in Nederland niet om de Nederlandse nationaliteit te verkrijgen. De geboorte van een kind in Nederland levert de ouder evenmin – al dan niet op basis van EU-regels een verblijfsrecht op.3 Er is dus geen sprake van nationale of EU-regels die het in Nederland op de wereld zetten van een kind belonen met een verblijfsvergunning.
Vóór het arrest Chavez-Vilchez, heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie in een aantal arresten4 al geoordeeld dat ouders uit derde landen van een kind dat in bezit is van de nationaliteit van een lidstaat van de Europese Unie een aan hun kinderen afgeleid verblijfsrecht in Europese Unie kunnen ontlenen.
Voor zover deze arresten betrekking hebben op Nederlandse kinderen, ontlenen deze kinderen hun Nederlanderschap aan het feit dat zij ook een Nederlandse ouder hebben. Derdelanders kunnen zich in Nederland (en de rest van de EU) rechtstreeks op deze jurisprudentie van het Hof beroepen.
Voor zover uw vraag zich richt op mijn standpunt ten aanzien van dit arrest verwijs ik u naar mijn brief van 14 juli 2017 aan uw Kamer waarin ik heb aangegeven dat ik door dit arrest genoodzaakt was het beleid aan te passen.
Het bericht dat Amsterdam 24-uursopvang gaat bieden aan illegalen |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u het nieuwe coalitieakkoord van de gemeente Amsterdam gelezen waarin staat dat er 24-uursopvang voor illegalen komt?1
Ja.
Bent u bereid de plannen van de gemeente Amsterdam teneinde ruim 500 illegalen in de watten te gaan leggen tegen te houden? Zo nee, waarom niet?
De gemeente Amsterdam heeft haar plannen nog niet nader uitgewerkt. Ik ben bereid om over de plannen in gesprek te gaan met het college. Voor mij is van belang dat voorkomen wordt dat langdurige opvang, zoals de gemeente Amsterdam voor ogen heeft, de uitzichtloosheid van het illegale bestaan in Nederland alleen maar verlengt. Daarnaast dient de gemeente Amsterdam ervoor te waken dat men met het laten verrichten van betaalde arbeid de wet niet overtreedt. Ik wacht het gesprek en de uitwerking van de plannen dan ook af voordat ik hier verdere beslissingen over neem.
Bent u tevens bereid de andere tientallen gemeenten die aan illegalenopvang doen aan te pakken? Zo nee, waarom laat u zich steeds piepelen door gemeenten die het Nederlandse vertrekbeleid ernstig geweld aandoen?
In haar uitspraak van 29 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1783) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwogen dat het niet verboden is voor een gemeente om onderdak te bieden in een zogeheten bed, bad, brood-voorziening, maar dat het buitenwettelijk begunstigend beleid behelst. Ik ben momenteel met de VNG in gesprek over het vraagstuk van opvang van vreemdelingen zonder recht op verblijf en Rijksopvang. Gemeenten worden dagelijks geconfronteerd met de maatschappelijke gevolgen van illegaal verblijf. Mijn inzet hierbij is om samen met gemeenten oplossingen te vinden voor deze problematiek.
Kunt u uitleggen hoe het mogelijk is dat daklozen in de vier grote steden slechter worden behandeld dan uitgeprocedeerde vreemdelingen die van de rechter te horen hebben gekregen dat zij Nederland moeten verlaten?2
Ik kan de stelling dat daklozen slechter worden behandeld dan vreemdelingen in de bed, bad, brood-voorzieningen niet volgen. Bed, bad, brood-voorzieningen zijn, net als daklozenopvang, over het algemeen basale voorzieningen.
Kunt u ervoor zorgen dat illegalen niet worden beloond voor het negeren van hun vertrekplicht maar uit Nederland vertrekken en, voor zover dat nog niet gebeurt, worden vastgezet? Zo nee, waarom niet?
Deze vraag heeft u mij reeds meermaals in verschillende bewoordingen gesteld. Ik verwijs u naar de beantwoording van uw Kamervragen die op 25 april 20183 en 22 mei 20184 naar de Kamer zijn verzonden.
Bent u bereid de Nederlandse grenzen te sluiten voor asielzoekers, temeer daar u niet in staat bent afgewezen asielzoekers het land uit te krijgen? Zo nee, waarom niet?
Nee, het recht op asiel is een universeel en onvervreemdbaar recht, dat onder meer is vastgelegd in het Vluchtelingenverdrag van Genève en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Asielzoekers in Weert |
|
Jasper van Dijk |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het interview met de burgemeester van Weert, de heer Heijmans, over de problemen met asielzoekers?1
Ja.
Wat vindt u van de werkwijze van deze burgemeester, waarbij hij regelmatig overleg voert met de bewoners en open is over de problemen? Deelt u de mening dat dit kan helpen problemen te onderkennen en het draagvlak te vergroten?
Ik ben met u van mening dat het van groot belang is om als overheid transparant te zijn en de dialoog te voeren met belanghebbenden, ook juist over maatschappelijk onbehagen. Dit is essentieel voor het behoud en het vergroten van het draagvlak voor migratie en asielopvang. De werkwijze van de burgemeester van Weert vind ik een goed voorbeeld van hoe hier invulling aan kan worden gegeven.
Klopt het dat het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) misstanden verzwijgt en ontevreden is over de openheid van de burgemeester van Weert? Deelt u de mening dat openheid van groot belang is?
Zoals ook aangegeven in mijn antwoord op vraag 2 onderschrijf ik het belang van openheid en transparantie. Dit geldt ook voor het COA, in zowel contacten met de gemeente Weert als in algemene zin. Er is dus geenszins sprake van het verzwijgen van misstanden of ontevredenheid over de openheid van andere partijen, zoals de burgemeester van Weert.
Zijn er soortgelijke problemen in andere steden? Zo ja, hoe wordt daar gehandeld?
Zoals aangegeven in mijn brief over de aanpak van overlastgevende asielzoekers, die parallel met deze beantwoording aan uw Kamer is aangeboden, is er recent sprake van een toename van lokale signalen van overlast door asielzoekers. Ik verwijs voorts naar de inhoud van deze brief.
Klopt het dat er een tekort aan personeel was voor de begeleiding van de jeugd in Weert? Klopt het dat er pas extra personeel kwam nadat de burgemeester de landelijke pers opzocht in plaats van direct nadat er meer minderjarige asielzoekers kwamen? Hoe is dit mogelijk?
Er is geen sprake van een personeelstekort voor de begeleiding van alleenstaande minderjarige asielzoekers (amv) in Weert of in andere amv-opvanglocaties.
Wel is het zo dat het COA hoge eisen stelt aan de medewerkers die deze begeleiding bieden. Amv zijn immers een bijzondere doelgroep in de opvang die om extra zorg en aandacht vragen. Hoewel deze kwaliteitseisen het soms moeilijker maken om geschikt personeel te vinden is er geen sprake van een tekort.
Naar aanleiding van een toename van het aantal amv in de opvang in Weert is er meer personeel bijgekomen, onafhankelijk van uitingen in de media hierover. Daarnaast is er in overleg met de burgermeester voor gekozen om extra beveiliging in te zetten.
Deelt u de mening dat personeelstekorten moeten worden opgelost zonder dat daar media-aandacht voor nodig is?
Zie antwoord vraag 5.
Zijn er personeelstekorten voor begeleiding van minderjarige asielzoekers in andere steden? Zo ja, hoe en wanneer gaat u dit oplossen?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het dat het COA vooral bezig is met het saneren van personeel en locaties, terwijl de Inlichtingen- en Naturalisatie Dienst (IND) bezig is met het juridisch zorgvuldig afwikkelen van procedures, waardoor er problemen ontstaan in asielzoekerscentra die nog wel gevuld zijn?
Het beeld dat COA vooral bezig is met het saneren van personeel en locaties doet geen recht aan de werkzaamheden van het COA en de betrokkenheid van de medewerkers. Dat beeld is als zodanig dan ook niet juist.
Het verband dat in de vraag vervolgens wordt gelegd is mij niet helder.
Waarom kunnen sommige overlast gevende asielzoekers niet overgeplaatst worden naar de Extra Begeleiding en Toezichtlocatie? Bent u bereid te realiseren dat ook niet-kansrijke asielzoekers die overlast geven, uit de normale azc’s geplaatst kunnen worden?
Ook niet-kansrijke asielzoekers die verblijven op een azc, zoals asielzoekers met een Dublin-claim die moeten worden overgedragen aan de verantwoordelijke EU- lidstaat, kunnen worden geplaatst in de extra begeleiding- en toezichtslocatie (ebtl). Een belangrijk uitgangspunt hierbij is dat plaatsing in de ebtl de terugkeer van die vreemdelingen die terug moeten naar het land van herkomst of een derde land niet mag frustreren. Dit wordt voorafgaand aan een plaatsing getoetst door de betrokken ketenpartners.
Vreemdelingen uit veilige landen waarvan de asielaanvraag versneld wordt afgedaan worden in beginsel niet in de ebtl geplaatst omdat het van belang is dat zij ter beschikking blijven van het asielproces in Ter Apel of Budel, zodat snel op hun aanvraag kan worden beslist.
Onderkent u dat het niet goed is voor het draagvlak ten aanzien van opvang van asielzoekers, als overlast gevende asielzoekers hun verblijf langdurig kunnen rekken? Wat onderneemt u, in lijn met mijn motie over gedwongen terugkeer2 teneinde ervoor te zorgen dat deze asielzoekers alsnog worden uitgezet?
Ik ben het met u eens dat het van belang is om, onder meer met het oog op het behoud van draagvlak voor de opvang van asielzoekers, die vreemdelingen die geen recht hebben op een verblijf in Nederland zo snel mogelijk te doen laten terugkeren, al dan niet gedwongen. Ik verwijs naar de integrale migratieagenda3 en de brief over overlastgevende asielzoekers, die ik parallel met deze beantwoording, aan uw Kamer heb gezonden, voor de inzet die ik samen met mijn collega’s van het kabinet pleeg om (gedwongen) terugkeer te intensiveren.