De dreigende hakbijl voor bomen in de middenberm van de A28 tussen Wezep en Nunspeet |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Dreigt de hakbijl voor bomen in middenberm van A28 tussen Wezep en Nunspeet»?1
Ja, ik heb kennisgenomen van dit bericht.
Kunt u aangeven of het de verwachting is dat extra maatregelen zullen moeten worden genomen om de verkeersveiligheid te verbeteren op de A28 tussen Wezep en Harderwijk?
Het is niet de verwachting dat er extra maatregelen zullen moeten worden genomen aanvullend op de huidige werkzaamheden.
Bent u op de hoogte van het beleid van de provincie Gelderland waarbij veiligheid en bomenbehoud rond provinciale wegen voortdurend zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen? Vindt u dat het gemak waarmee gepraat wordt over het kappen van kilometers aan bomen en struiken in de middenberm van de snelweg hier haaks op staat?
Ja, ik ben hiervan op de hoogte.
Een zorgvuldige afweging is ook mijn uitgangspunt bij het veiliger maken van de bermen. Zoals eerder aangegeven gaat het om het vinden van de juiste balans: het maken van een afweging tussen verschillende factoren zoals veiligheid, natuurwaarde en cultuurhistorische waarde. Helaas is het daarbij in sommige gevallen onvermijdelijk om grotere aantallen bomen te moeten verwijderen dan je zou wensen. Primair dienen op dit traject van de A28 alle naaldbomen verwijderd te worden, ter breedte van 80 meter, in verband met het grote risico op brandoverslag. Door gericht de naaldbomen te verwijderen vermindert het risico op brandoverslag sterk.
Deze maatregelen zijn tot stand gekomen op verzoek van en in samenwerking met de Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland. De aanpak op de A28 komt voort uit de vier doelstellingen voor de herinrichting van bermen van de provinciale en rijkswegen over de Veluwe zoals afgesproken in de Gebiedsgerichte Aanpak Veluwe tussen Veiligheidsregio’s, Provincie Gelderland en Rijkswaterstaat.
Naast het primaire doel van brandveiligheid verbetert Rijkswaterstaat met de huidige werkzaamheden als wegbeheerder de veiligheid van de berm door het verwijderen van risicovolle bomen (oud en/ of risicovol door omvang). In de middenberm worden de kleinere loofbomen behouden en wordt de veiligheid gegarandeerd door waar nodig een geleiderail te plaatsen.
Het terug brengen van de berm in de oorspronkelijke staat door het lokaal verwijderen van de huidige begroeiing maakt dat de oorspronkelijke biotoop zich weer kan ontwikkelen en geeft ruimte voor flora- en faunasoorten die de afgelopen jaren door het spontane opschot in de bermen sterk waren teruggedrongen. Voor deze flora- en faunasoorten, zoals de zandhagedis, is de oorspronkelijk staat van de berm een ideale bodem. De verwachting is dan ook dat de biodiversiteit in het gebied na de herinrichting aanzienlijk zal toenemen.
Rijkswaterstaat houdt het aantal verwijderde bomen nauwkeurig bij en zorgt voor een verantwoorde invulling van de compensatieplicht die volgt uit de Wet Natuurbescherming. De compensatie zal binnen 3 jaar plaatsvinden, zowel binnen het eigen beheersgebied als daarbuiten, afhankelijk van de mogelijkheden.
Kunt u aangeven, indien er extra maatregelen zullen moeten worden genomen, welke alternatieve maatregelen in deze situatie denkbaar zijn om de verkeersveiligheid te vergroten in plaats van het kappen van bomen en het weghalen van struiken in de middenberm? Kunt u aangeven in hoeverre er naar deze alternatieve maatregelen zal worden gekeken?
Er is geen noodzaak tot extra maatregelen aanvullend op de huidige werkzaamheden. De maatregelen voortvloeiend uit de doelstellingen zoals genoemd in antwoord 3 zijn onderling zorgvuldig afgewogen.
Bent u van mening dat een natuurlijk zichtscherm, zoals een begroeide middenberm, een positieve bijdrage kan leveren aan de verkeersveiligheid, omdat het in het donker op een onverlichte weg kan helpen tegen verblinding van tegenliggers? Kunt u aangeven in hoeverre een vangrail dit kan vervangen en of u dit in de overweging tot kappen meeneemt?
Voor de verkeersveiligheid is het beter om goede zichtlijnen en een overzichtelijke weg te hebben om verwarring van automobilisten, zoals het idee dat je op de verkeerde weghelft rijdt, te voorkomen. Om de juiste balans te vinden tussen het verwijderen van bomen en het vergroten van de verkeersveiligheid, worden de kleinere loofbomen behouden en wordt de veiligheid gegarandeerd door waar nodig een geleiderail te plaatsen.
Heeft Rijkswaterstaat contact gehad met de provincie Gelderland over de mogelijke maatregel om de middenberm van de A28 tussen Wezep en Harderwijk geheel of gedeeltelijk te kappen? Zo ja, wat kwam uit dit contact? Zo nee, wanneer gaat contact hierover plaatsvinden?
De maatregelen vloeien, zoals bij het antwoord op vraag 3 al aangegeven, voort uit de Gebiedsgerichte Aanpak Veluwe. In dat verband is contact geweest met de provincie Gelderland en zijn er in het recente verleden zowel bij meerdere provinciale als rijkswegen soortgelijke maatregelen uitgevoerd. Specifiek voor de maatregelen op dit traject van de A28 staat het informeren over en afstemmen met de andere omgevingspartijen (zoals de omliggende gemeentes) gepland om vanaf begin september 2019 plaats te vinden.
Kunt u aangeven met welke andere betrokkenen contact is geweest of contact zal gaan plaatsvinden en wat uit deze gesprekken naar voren is gekomen?
Naast de contacten met provincie Gelderland heeft voor de totstandkoming van de huidige opdracht afstemming plaatsgevonden met de Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland. Uit deze gesprekken is naar voren gekomen dat de naaldbomen in de middenberm verwijderd moeten worden in verband met het grote risico op brandoverslag. Tevens is contact geweest met gemeente Nunspeet. De gemeente Nunspeet heeft in het gesprek aangeheven belang te hechten aan het zo veel mogelijk in stand houden van de groene corridor gezien het karakter van deze gemeente. De diversiteit van zowel de berm als de middenberm dragen hieraan bij. In de belangenafweging met betrekking tot het onderhoud zal dit worden meegenomen. Na het afronden van het voorbereidingstraject van het project, inclusief bijbehorend gunningstraject, zal met de overige stakeholders begin september contact plaatsvinden. Het gaat dan bijvoorbeeld om terreinbeheerders en perceeleigenaren zoals gemeentes.
Kunt u aangeven wat hierbij onder «de komende periode» wordt verstaan en op welke elementen zal worden gecontroleerd?
De werkzaamheden zullen in het 4e kwartaal 2019 en het 1e kwartaal 2020 plaatsvinden. Bij het bepalen op welke locatie bomen kunnen blijven staan of verwijderd moeten worden en op welke locatie geleiderail moet komen, wordt gekeken naar verschillende elementen zoals de soort boom (naaldhout of loofhout), de gezondheid en natuurwaarde van de boom, de locatie van de boom (afstand tot de weg) en de fysieke situatie in de berm (in potentie gevaarlijk hoogteverschil met de weg, bijvoorbeeld een geul of hobbel op korte afstand van de weg). Het is kortom maatwerk en Rijkswaterstaat zal hierbij zoveel mogelijk rekening houden met de wens van de stakeholders.
De berichten inzake de Ketelbrug |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA), Hilde Palland (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten inzake de terugkerende problemen bij de Ketelbrug van De Stentor?1 2 3 4 5
Ja.
Kunt u bevestigen dat de oorzaak van de storingen van afgelopen periode is weggenomen door vervanging van een onderdeel?
De storingen werden veroorzaakt door onderdelen van de frequentieregelaar. De onderdelen van de frequentieregelaar zijn vervangen op woensdag 31 juli 2019. Daarna zijn in de nacht van woensdag 31 juli 2019 op donderdag 1 augustus testdraaiingen uitgevoerd die zonder storingsmeldingen zijn verlopen. Zodoende is besloten om de Ketelbrug op donderdagochtend 1 augustus 2019 weer in gebruik te nemen conform regulier bedieningsregime. De brug is een week lang extra gemonitord zodat eventuele problemen vroegtijdig konden worden gesignaleerd en er gepaste maatregelen genomen konden worden. Tijdens de extra monitoring zijn geen storingsmeldingen naar voren gekomen. Het kan echter niet gegarandeerd worden dat er in de toekomst geen vergelijkbare storingen zullen optreden.
Kunt u een omschrijving geven van het probleem met data-overdracht, waarover in de artikelen wordt gesproken (bij monde van een vertegenwoordiger van Rijkswaterstaat) en aangeven of een goede data-overdracht met het vervangen van het kapotte onderdeel nu is geborgd?
Zoals gesteld bij antwoord 2 werden de storingen veroorzaakt door onderdelen van de frequentieregelaar. De frequentieregelaar is een onderdeel wat de snelheid regelt van de motor en dit ook bewaakt. Vanuit de bediening wordt vanuit de computers data verzonden naar de frequentieregelaar, die dit vervolgens stuurt naar de aandrijfmotor van de brug. Voor de beantwoording van het tweede deel van de vraag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2.
Hoe verloopt de communicatie met de betrokken havens en/of traditionele zeilvaartorganisaties bij het besluit om de Ketelbrug enkele dagen niet te openen voor scheepvaart?
Het besluit is direct met de gebruikers gedeeld via de gebruikelijke kanalen. Dat wil zeggen dat er een BAS (Bericht Aan Scheepvaart) is uitgegaan, dat de stremming is opgenomen in de uurberichten via de marifoon en dat de berichtgeving op vaarweginformatie.nl en teletekst te vinden was. Rijkswaterstaat is ook bereikbaar voor contact met scheepvaart op het moment van een storing bij monde van de Centrale Meldpost IJsselmeergebied (CMIJ).
Hoe borgt u dat nieuwe storingen bij de Ketelbrugbediening in de toekomst worden voorkomen?
De onderdelen die de storingen veroorzaakten zijn vervangen. Daarnaast evalueert Rijkswaterstaat met de onderhoudsaannemer de storingen die hebben opgetreden. Ook worden de risico’s van het object herijkt en deze worden getoetst aan de beheersmaatregelen. Indien nodig worden de beheersmaatregelen aangescherpt. Tenslotte monitort en inspecteert Rijkswaterstaat continue de staat van de infrastructuur, waaronder de Ketelbrug, en laat zo nodig onderhoudswerkzaamheden uitvoeren.
Bent u bereid om in overleg te treden met vertegenwoordigers van de getroffen scheepvaartorganisaties (met name traditionele zeilvaart) om tot werkbare afspraken te komen om schade voor hen in geval bij storingen bij de Ketelbrug zoveel mogelijk te beperken c.q. te voorkomen?
Hinder door storingen is erg vervelend voor de hoge scheepvaart en ik vind goede communicatie omtrent storingen naar gebruikers van groot belang. Ik verwijs voor de aanpak daaromtrent naar antwoord 4. Rijkswaterstaat staat daarnaast open voor een gesprek om te bezien wat redelijkerwijs en binnen zijn taken en verantwoordelijkheden extra gedaan kan worden om de hinder voor de scheepvaart te beperken c.q. te voorkomen.
Hoe borgt u dat in onverhoopt voorkomend geval bij nieuwe storingen van de Ketelbrug enerzijds de toegang en wegdoorstroming bij dit deel van Flevoland is geborgd en anderzijds de scheepvaart (met name de traditionele zeilvaartschepen met thuishaven Kampen) hier zo min mogelijk overlast van ondervinden?
Bij een storing van een beweegbare brug is het niet te voorkomen dat of wel scheepvaart, of wel wegverkeer, of beiden hinder ondervinden. RWS spant zich nadrukkelijk in om storingen te voorkomen, zoals beschreven in het antwoord op vraag 5. Ook is snelle en goede communicatie over storingen van groot belang voor scheepvaartverkeer, zoals beschreven in het antwoord op vraag 4, en het wegverkeer. Voor het wegverkeer hoort hierbij ook het veilig weggeleiden van het verkeer alsook het instellen van omleidingen conform de bestaande protocollen.
De chaos op Schiphol door de brandstofstoring |
|
Cem Laçin |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de brandstofstoring van woensdag 24 juli jongstleden en de grote chaos die dat op Schiphol tot gevolg heeft gehad?
Mijn ministerie staat hierover in contact met AFS en Schiphol en volgt de ontwikkelingen op de voet. Hierbij is het goed om te melden dat er een onafhankelijk onderzoek is ingesteld door AFS en Schiphol naar de oorzaak van de brandstofstoring. Het onderzoek wordt uitgevoerd door TNO. Dit onderzoek zal zich ook richten op de brandstoring bij AFS die heeft plaatsgevonden op 9 augustus 2019.
Wat is uw reactie op de wijze waarop tijdens de storing met reizigers aanwezig op of onderweg naar de luchthaven is gecommuniceerd?
Schiphol heeft een eigen evaluatie van de gebeurtenissen tijdens de storing opgesteld. Op basis hiervan gaat Schiphol in gesprek met alle sectorpartijen hoe het crisismanagement en de communicatie (inclusief reizigersopvang, verzorging, slaapplaatsen etc.) kunnen worden verbeterd. Mijn ministerie zal geïnformeerd worden over de uitkomsten.
Wat vindt u van het feit dat Schiphol stelt niet aansprakelijk te zijn voor de gevolgen van de storing?1
De oorzaak van de storing in de brandstofvoorziening is nog niet bekend. Pas als die bekend is komen vraagstukken met betrekking tot schuld, verwijtbaarheid en aansprakelijkheid aan de orde.
Bent u het met luchtvaartjurist Croon eens dat Schiphol op grond van artikel 8.25a van de Wet luchtvaart wel degelijk een zorgplicht heeft en voorzieningen had moeten treffen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Artikel 8.25a in samenhang met artikel 8.3 van de Wet luchtvaart bepaalt dat de exploitant van de luchthaven, met het oog op het waarborgen van de continuïteit van de luchthaven, verplicht is tot exploitatie van de luchthaven en daartoe de voorzieningen treft die nodig zijn voor een goede afwikkeling van het luchthavenluchtverkeer en het daarmee samenhangende personen- en goederenvervoer op de luchthaven. Hieronder valt ook de brandstofvoorziening. Volgens de memorie van toelichting bij dit artikel (Kamerstuk 28 074, nr. 3) gaat het om het nemen van maatregelen ter instandhouding van de luchthaven, zoals onderhoudswerkzaamheden en tevens het doen van nodige investeringen of andere bedrijfsbeslissingen die de exploitatie van de luchthaven ten goede komen, waarbij onder meer te denken valt aan het aanleggen van start- en landingsbanen, terminals, voorrijwegen, parkeerfaciliteiten en aansluitingen op openbaarvervoervoorzieningen. De oorzaak van de storingen in de brandstofvoorziening is nog niet bekend.
Wat vindt u van het feit dat het bedrijf Aircraft Fuel Supply (AFS) tot op heden nog geen commentaar heeft gegeven over de storing, en dat Schiphol alleen schriftelijk heeft gereageerd waar ze anders zo graag voor de camera verschijnen?
Communicatie over het incident en de oorzaak is een eigen verantwoordelijkheid van deze organisaties. Zij bepalen zelf hun communicatiebeleid.
Vindt u het verantwoordelijk dat op een van de heetste dagen van het jaar tienduizenden gestrande reizigers urenlang niks te eten of te drinken kregen uitgereikt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op grond van de passagiersrechtenverordening hebben passagiers na een aantal uren, afhankelijk van de afstand van de bestemming, recht op eten en drinken, in redelijke verhouding tot de wachttijd, en indien noodzakelijk een hotelovernachting. De verordening legt de verplichting hierin te voorzien bij de luchtvaartmaatschappijen. Zoals ik reeds bij vraag 2 heb aangegeven heeft Schiphol een eigen evaluatie van de gebeurtenissen tijdens de storing opgesteld. Op basis hiervan gaat Schiphol in gesprek met alle sectorpartijen over het crisismanagement en de communicatie (inclusief reizigersopvang, verzorging, slaapplaatsen etc.). Mijn ministerie zal geïnformeerd worden over de uitkomsten.
Wat gaat u er als verantwoordelijk Minister aan doen om te voorkomen dat in de toekomst bij storingen dit soort afschuifgedrag wordt vertoond ten koste van de reiziger?
Schiphol en AFS hebben gezamenlijk TNO als onafhankelijk partij aangesteld om onderzoek te doen naar de toedracht van de verstoringen. Het is op dit moment nog niet bekend wanneer deze evaluatie is afgerond. AFS en Schiphol hebben TNO wel verzocht om de directe aanleiding zo snel mogelijk te achterhalen zodat direct eventuele extra maatregelen getroffen kunnen worden waardoor de kans op herhaling geminimaliseerd kan worden.
Kunt u garanderen dat reizigers in redelijkheid gecompenseerd worden voor de kosten en misgelopen of vertraagde vluchten door deze storing? Zo ja, per wanneer kunnen gedupeerde reizigers hun geld zien? Zo nee, waarom niet?
De oorzaak van de storingen in de brandstofvoorziening is nog niet bekend. Pas als die bekend is komen vraagstukken met betrekking tot schuld, verwijtbaarheid en aansprakelijkheid aan de orde. Daarnaast verschilt van geval tot geval of een reiziger voor compensatie een beroep kan doen op de passagiersrechtenverordening, de pakketreizenrichtlijn en/of het Verdrag van Montreal, waarbij het ervan afhangt of sprake is van overmacht (buitengewone omstandigheden) voor de luchtvaartmaatschappijen.
Het bericht ‘De Ketelbrug stond vast, moet oplossing voor komen’ |
|
Remco Dijkstra (VVD), Helma Lodders (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «De Ketelbrug stond vast, moet oplossing voor komen» van 28 juli 2019 op Omroep Flevoland?1
Ja.
Wat is de oorzaak van deze storing? Klopt het dat de Ketelbrug in 2013 gerenoveerd is? Kunt u een overzicht geven hoeveel storingen er sinds die tijd hebben plaatsgevonden, wat de oorzaken waren en hoe lang de brug bij verschillende storingen buiten bedrijf is geweest?
De storing werd veroorzaakt door de frequentieregelaar (onderdeel van het systeem voor data-overdracht).
De Ketelbrug is in 2013 gerenoveerd. Sinds 2013 zijn er 16 storingen geweest die hebben geleid tot hinder voor het scheepvaartverkeer. In totaal was de brug 67 uur en 42 minuten niet beschikbaar voor de hoge scheepvaart.
In dezelfde periode zijn er 7 storingen geweest die hebben geleid tot hinder voor het wegverkeer. In totaal was de brug voor wegverkeer gedurende 33 uur en 28 minuten niet beschikbaar.
Ook zijn er sinds 2013 9 storingen geweest die ervoor zorgden dat de brug niet bediend kon worden. Dit heeft echter niet tot hinder voor gebruikers geleid, omdat dit bijvoorbeeld buiten de bedientijden heeft plaats gevonden. Dit bedroeg in totaal 55 uur en 12 minuten.
30-9-2013
Storing bedienplek
0:10:00
18-11-2014
Camerabeeld
12:08:00
7-1-2015
Veiligheidsschakelaar
0:01:56
4-3-2015
Camerabeeld
2:03:00
21-10-2015
Camerabeeld
2:32:27
16-2-2016
Landverkeerseinen
5:27:00
14-4-2016
Camerabeeld
1:58:55
14-4-2016
Camerabeeld
1:13:00
9-5-2017
Camerabeeld
1:08:02
11-6-2017
Camerabeeld
1:39:00
30-6-2019
Frequentieregelaar
2:15:00
1-7-2019
Frequentieregelaar
1:50:00
12-7-2019
Frequentieregelaar
1:30:00
25-7-2019
Frequentieregelaar
1:30:00
27-7-2017
Frequentieregelaar
1:15:00
28-7-2019
Frequentieregelaar
31:00:00
11-9-2013
Werkzaamheden aan brug
28:26:00
6-12-2014
Besturingssysteem
0:07:33
6-12-2014
Besturingssysteem
1:00:01
9-4-2016
Spanningsdip
0:20:00
19-8-2016
Verstellen schakelaar
0:12:00
11-10-2018
Bedienfout
0:37:00
28-7-2019
Frequentieregelaar
2:45:00
20-11-2014
Camerabeeld
4:54:21
8-12-2014
Netwerkverbinding
1:10:29
16-6-2015
Onbekend
2:35:00
26-2-2016
Camerabeeld
2:00:00
26-3-2016
Onbekend
4:00:00
9-4-2016
Onbekend
7:02:00
31-8-2016
Afstelling schakelaars
30:50:00
13-1-2017
Noodstroom aggregaat
1:32:00
25-5-2017
Frequentieregelaar
1:07:59
In dit overzicht zijn niet de stremmingen meegenomen als gevolg van het aanrijden van de slagbomen. Dit wordt niet als een storing gezien.
Wat zijn de maximale aanrijtijden die door Rijkswaterstaat gehanteerd worden bij dit soort storingen en calamiteiten? Is aan deze aanrijtijden voldaan? Zo nee, waarom niet?
Het contract met de onderhoudsaannemer stelt geen eisen t.a.v. maximale aanrijtijden, maar aan beschikbaarheid van de brug voor het weg- en scheepvaartverkeer. De aannemer verliest zijn beschikbaarheidsvergoeding en krijgt een boete als er niet wordt voldaan aan de beschikbaarheidseisen.
De aannemer wordt dus aangestuurd om minimalisatie van niet-beschikbaarheid. Aanrijtijden voor storingen zijn onderdeel van de niet-beschikbaarheid.
Hoe wordt de doorgang van noodhulpdiensten gewaarborgd wanneer de brug niet gebruikt kan worden?
Indien er een stremming is van het wegverkeer door storing of schade aan de brug, dan licht Rijkswaterstaat direct de gemeenschappelijke meldkamer in.
De gemeenschappelijke meldkamer stuurt dan de inzet van hulpdiensten aan vanaf de overzijde van de brug indien dit voordeel oplevert.
Wanneer worden er bij een calamiteit verkeersregelaars ingezet om het verkeer dat tussen de afslag Lelystad Noord en de Ketelbrug staat op een veilige manier om te leiden? Is deze werkwijze tijdens de recente calamiteit gevolgd? Zo niet, waarom niet?
Rijkswaterstaat maakt bij incidenten op de snelweg geen gebruik van externe verkeersregelaars. Het verkeer wordt geregeld door weginspecteurs van Rijkswaterstaat. Deze werkwijze is bij het recente incident op de Ketelbrug gevolgd. Het verkeer dat vaststond is door de politie en door Rijkswaterstaat opgevangen en omgeleid via de N50.
Klopt het dat de Ketelbrug voorlopig gestremd blijft voor het scheepvaartverkeer? Wat zijn de gevolgen voor de scheepvaartsector (vooral recreatieve vaarten)?
Nee, vanaf 1 augustus wordt de brug weer bediend conform regulier bedieningsregime. Op het moment dat de Ketelbrug niet voor de scheepvaart kan worden bediend, is er een stremming voor schepen hoger dan 12,5 m NAP. Deze schepen kunnen indien gewenst omvaren via de Randmeren en het Markermeer. Alle lagere scheepvaart kan onder de brug doorvaren.
Welke maatregelen zijn denkbaar om overlast op korte termijn zoveel mogelijk te voorkomen?
Rijkswaterstaat heeft voor op de korte termijn een aantal maatregelen genomen. Er vindt extra monitoring plaats van de Ketelbrug gedurende de eerste week na de oplossing van de storing. Indien de monitoring er aanleiding toe geeft, zal er een extra monteur op de brug worden ingezet zodat de monteur gelijk de brug in dichte stand kan zetten.
Is er bij de Ketelbrug sprake van achterstallig onderhoud? Zo ja, wat moet er aan achterstallig onderhoud gedaan worden? Welke prioriteit wordt hieraan gegeven?
Zoals vermeld bij antwoord 2, is de Ketelbrug in 2013 gerenoveerd. De brug wordt onderhouden volgens de reguliere onderhoudscyclus. Er is geen sprake van achterstallig onderhoud.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk en één voor één beantwoorden?
Ja.
De actieve handel in privégegevens uit het kentekenregister |
|
Roy van Aalst (PVV) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Actieve handel in privégegevens uit kentekenregister: Schokkend en gevaarlijk» van 23 juli 2019?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze gang van zaken totaal onacceptabel is?
Ondanks dat nog niet is vastgesteld dat er daadwerkelijk persoonsgegevens rechtstreeks uit het kentekenregister illegaal worden verhandeld neem ik de berichtgeving, net als de RDW, zeer serieus. De RDW heeft aangifte gedaan bij de politie die samen met de RDW (en het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit (LIV)) een onderzoek naar een mogelijk datalek is gestart. Dit onderzoek is in volle gang. Daarnaast is de Autoriteit Persoonsgegevens uiteraard op de hoogte gesteld.
Bent u bereid een grootschalig onderzoek naar vermeende corruptie te houden, aangezien verkopers van deze gegevens stellen hun informatie van medewerkers van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) te krijgen en deze personen te betalen?
De RDW heeft aangifte gedaan bij de politie die daarop in samenwerking met de RDW (en het LIV) een onderzoek is gestart. De politie leidt dit onderzoek. Afhankelijk van de bevindingen zal ik met alle betrokkenen, bezien of, en zo ja, welke maatregelen er getroffen moeten worden en of verder onderzoek noodzakelijk is. Daarnaast hebben de directie en de raad van toezicht van de RDW besloten om een externe partij de opdracht te geven tot een onderzoek naar de structurele maatregelen van de RDW om het kentekenregister nog veiliger te laten raadplegen door eigen medewerkers, andere overheidsdiensten en overige beroepsbeoefenaren. Ik heb de RDW gevraagd mij over de uitkomsten hiervan te informeren.
Bent u bereid dit onderzoek door een andere partij dan de RDW uit te laten voeren om doofpotten en onvolledige informatie te voorkomen?
Zie antwoord vraag 3.
Het lekken en illegaal verhandelen van persoonsgegevens uit het kentekenregister |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat vertrouwelijke persoonsgegevens uit het kentekenregister illegaal verhandeld worden?1
Ja.
Hoe waardeert u het feit dat dit heeft kunnen gebeuren ondanks de aanscherping van de privacyregels?
Ondanks dat nog niet is vastgesteld dat er daadwerkelijk persoonsgegevens rechtstreeks uit het kentekenregister illegaal worden verhandeld neem ik de berichtgeving, net als de RDW, zeer serieus. De RDW heeft aangifte gedaan bij de politie die samen met de RDW (en het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit (LIV)) een onderzoek naar een mogelijk datalek is gestart. De politie leidt dit onderzoek dat in volle gang is. Daarnaast is de Autoriteit Persoonsgegevens uiteraard op de hoogte gesteld.
Kunt u een volledige lijst geven van instanties en personen die toegang hebben tot deze persoonsgegevens?
De RDW verstrekt gegevens uit het kentekenregister aan overheidsorganen voor de uitvoering van hun publieke taken. Het register is een basisregistratie en moet daarom door overheden voor wat betreft de authentieke gegevens verplicht geraadpleegd worden. De kaders voor de gegevensverstrekking en het gebruik liggen vast in de wegenverkeerswetgeving en in algemene wetgeving zoals de Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid van bestuur en de Algemene verordening gegevensbescherming. Voor de verstrekking moet onderscheid worden gemaakt tussen overheidsorganen en aangewezen personen of organisaties met een publieke taak enerzijds en beroepsbeoefenaren anderzijds.
Voor wat betreft overheidsorganen als bedoeld in artikel 41a, eerste lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994, zoals de politie, het Centraal Justitieel Incasso Bureau, de Belastingdienst en gemeenten respectievelijk aangewezen personen of instanties die publieke taken uitvoeren als bedoeld in artikel 41a, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, zoals curatoren en bewindvoerders gaat de RDW voorafgaande aan de verstrekking na of er inderdaad sprake is van een overheidsorgaan of een aangewezen persoon of instantie. Na de gegevensverstrekking houdt de RDW geen toezicht op het gebruik van de gegevens. Het overheidsorgaan of de aangewezen persoon of instantie met een publieke taak is zelf verantwoordelijk voor het juiste gebruik.
Ten aanzien van verstrekkingen aan beroepsbeoefenaren is in de Wegenverkeerswet 1994 vastgelegd aan welke beroepsbeoefenaren en voor welk doel de RDW persoonsgegevens mag verstrekken. Het gaat dan om door de Minister van IenW aangewezen beroepsbeoefenaren, zoals verzekeraars voor schadeafwikkeling, advocaten voor het voeren van gerechtelijke procedures en auto-importeurs alleen voor de uitvoering van terugroepacties. De RDW houdt toezicht op deze doelbinding. Deze organisaties moeten zelf in het kader van de Algemene verordening gegevensbescherming passende technische en organisatorische maatregelen treffen om de verkregen persoonsgegevens te beschermen. In het jaarverslag van de RDW is de lijst opgenomen van het aantal informatieverstrekkingen onderverdeeld naar categorie.2 Verstrekking kan daarnaast ook onder bepaalde voorwaarden plaatsvinden aan buitenlandse autoriteiten en internationale organisaties. Dan gaat het onder meer om met de registratie van voertuigen belaste autoriteiten en autoriteiten die zijn belast met de handhaving van verkeersregels en de opsporing van verkeersovertredingen.
Hoe heeft dit kunnen gebeuren?
De RDW heeft naar aanleiding van de berichtgeving aangifte gedaan bij de politie en deze is samen met de RDW (en het LIV) direct een onderzoek gestart. Het onderzoek moet uitwijzen waar de gegevens vandaan komen en of er sprake is van misbruik. De politie leidt dit onderzoek dat in volle gang is. Totdat de uitkomsten daarvan bekend zijn, kan ik hier geen uitspraken over doen. Ook heeft de RDW naar aanleiding van het vermoeden van RTL nieuws de Autoriteit Persoonsgegevens op de hoogte gesteld. Daarnaast hebben de directie en de raad van toezicht van de RDW besloten om een externe partij de opdracht te geven tot een onderzoek naar mogelijke extra maatregelen van de RDW om het kentekenregister nog veiliger te laten raadplegen door eigen medewerkers, andere overheidsdiensten en overige beroepsbeoefenaren. Ik heb de RDW gevraagd mij over de uitkomsten hiervan te informeren. De RDW monitort maatregelen om privacygevoelige data te beschermen tegen misbruik door onbevoegden en de processen worden ieder jaar onafhankelijk getoetst. Uiteraard worden de bevindingen uit de lopende onderzoeken benut om te bezien of, en zo ja, door wie en welke aanvullende maatregelen getroffen moeten worden.
Wat gaat u doen om na trekken hoe dit kon gebeuren?
Zie antwoord vraag 4.
Wat gaat u in overleg met de Rijksdienst voor Wegverkeer en betrokken instanties en personen doen om te voorkomen dat dit blijft gebeuren? Betrekt u daarbij alle betrokken instanties en personen?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht ‘Actieve handel in privégegevens uit kentekenregister: ‘Schokkend en gevaarlijk’’ |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht van RTL Nieuws van 23 juli jl. «Actieve handel in privégegevens uit kentekenregister: «Schokkend en gevaarlijk»»?1
Ja.
Wanneer is dit voor het eerst geconstateerd en hoe kan het dat een journalist dit moest achterhalen? Was al eerder intern bekend dat misbruik kon worden gemaakt van deze gegevens uit de database van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW).
RTL Nieuws heeft op 15 juli 2019 contact opgenomen met de afdeling persvoorlichting van de RDW met het verzoek om een reactie op hun informatie die zou aantonen dat RDW-gegevens, waaronder NAW-gegevens, online worden verkocht. Het was bij de RDW eerder niet bekend dat er vermoedelijk misbruik wordt gemaakt van gegevens uit een RDW-register.
Hoeveel organisaties, tussenpersonen of partijen hebben inzicht in dergelijke gegevens, waarvan men kan verwachten dat deze privé zijn en blijven? Welke organisaties kunnen allemaal de RDW-gegevens raadplegen? Kunt u een schatting maken van hoeveel mensen toegang zouden kunnen hebben tot dergelijke privégegevens van automobilisten?
De RDW verstrekt gegevens uit het kentekenregister aan overheidsorganen voor de uitvoering van hun publieke taken. Het register is een basisregistratie en moet daarom door overheden voor wat betreft de authentieke gegevens verplicht geraadpleegd worden. De kaders voor de gegevensverstrekking en het gebruik liggen vast in de wegenverkeerswetgeving en in algemene wetgeving zoals de Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid van bestuur en de Algemene verordening gegevensbescherming. Voor de verstrekking moet onderscheid worden gemaakt tussen overheidsorganen en aangewezen personen of organisaties met een publieke taak enerzijds en beroepsbeoefenaren anderzijds.
Voor wat betreft overheidsorganen als bedoeld in artikel 41a, eerste lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994, zoals de politie, het Centraal Justitieel Incasso Bureau, de Belastingdienst en gemeenten respectievelijk aangewezen personen of instanties die publieke taken uitvoeren als bedoeld in artikel 41a, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, zoals curatoren en bewindvoerders gaat de RDW voorafgaande aan de verstrekking na of er inderdaad sprake is van een overheidsorgaan of een aangewezen persoon of instantie. Na de gegevensverstrekking houdt de RDW geen toezicht op het gebruik van de gegevens. Het overheidsorgaan of de aangewezen persoon of instantie met een publieke taak is zelf verantwoordelijk voor het juiste gebruik.
Ten aanzien van verstrekkingen aan beroepsbeoefenaren is in de Wegenverkeerswet 1994 vastgelegd aan welke beroepsbeoefenaren en voor welk doel de RDW persoonsgegevens mag verstrekken. Het gaat dan om door de Minister van IenW aangewezen beroepsbeoefenaren, zoals verzekeraars voor schadeafwikkeling, advocaten voor het voeren van gerechtelijke procedures en auto-importeurs alleen voor de uitvoering van terugroepacties. De RDW houdt toezicht op deze doelbinding. Deze organisaties moeten zelf in het kader van de Algemene verordening gegevensbescherming passende technische en organisatorische maatregelen treffen om de verkregen persoonsgegevens te beschermen. In het jaarverslag van de RDW is de lijst opgenomen van het aantal informatieverstrekkingen onderverdeeld naar categorie.2 Verstrekking kan daarnaast ook onder bepaalde voorwaarden plaatsvinden aan buitenlandse autoriteiten en internationale organisaties. Dan gaat het onder meer om met de registratie van voertuigen belaste autoriteiten en autoriteiten die zijn belast met de handhaving van verkeersregels en de opsporing van verkeersovertredingen.
Welke stappen zijn er al ondernomen nadat is gebleken dat deze data in foute handen kon vallen? Is het lek inmiddels gedicht? Welke stappen worden er ondernomen om het lek boven te krijgen als dit nog niet het geval is?
De RDW heeft naar aanleiding van de berichtgeving aangifte gedaan bij de politie en deze is samen met de RDW (en het LIV) direct een onderzoek gestart. Het onderzoek moet uitwijzen waar de gegevens vandaan komen en of er sprake is van misbruik. De politie leidt dit onderzoek dat in volle gang is. Totdat de uitkomsten daarvan bekend zijn, kan ik hier geen uitspraken over doen. Ook heeft de RDW naar aanleiding van het vermoeden van RTL nieuws de Autoriteit Persoonsgegevens op de hoogte gesteld. Daarnaast hebben de directie en de raad van toezicht van de RDW besloten om een externe partij de opdracht te geven tot een onderzoek naar mogelijke extra maatregelen van de RDW om het kentekenregister nog veiliger te laten raadplegen door eigen medewerkers, andere overheidsdiensten en overige beroepsbeoefenaren. Ik heb de RDW gevraagd mij over de uitkomsten hiervan te informeren. De RDW monitort maatregelen om privacygevoelige data te beschermen tegen misbruik door onbevoegden en de processen worden ieder jaar onafhankelijk getoetst. Uiteraard worden de bevindingen uit de lopende onderzoeken benut om te bezien of, en zo ja, door wie en welke aanvullende maatregelen getroffen moeten worden.
Is te achterhalen wie, wanneer en vanuit welke organisatie ingelogd is op het RDW-systeem om deze privégegevens te raadplegen, te kopiëren of te delen?
De RDW houdt bij wanneer, aan welke organisatie en welke persoonsgegevens worden verstrekt. Voor beroepsbeoefenaren registreert de RDW in de aanvraag ook het doel (bijvoorbeeld een dossiernummer van de beroepsbeoefenaar). Conform de Algemene verordening gegevensbescherming dient elke organisatie, die persoonsgegevens raadpleegt bij de RDW, een passend beschermingsniveau te hebben, dat wil zeggen dat deze passende technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen heeft genomen gelet op de omstandigheden die op de doorgifte van toepassing zijn. Bij het gebruik van persoonsgegevens uit het kentekenregister voor de uitoefening van de eigen publieke taken via een applicatie door medewerkers van de RDW zelf wordt op persoonsniveau gelogd wie, wanneer, voor welke taak en welk kenteken heeft bevraagd. Voor een beperkt aantal RDW-beheerders van het kentekenregister, die rechtstreeks de database kunnen bevragen, wordt gelogd door wie en wanneer de database is bevraagd. Voor deze medewerkers geldt dat zij deze bevoegdheid alleen mogen gebruiken om storingen op te lossen of moeten bijhouden in een logboek waarom zij van deze bevoegdheid gebruik hebben gemaakt. Voor het toezicht op de bevoegdheden van deze beheerders heeft de RDW organisatorische maatregelen genomen die periodiek worden gecontroleerd, bijvoorbeeld de toepassing van het breaking glass principe (bij calamiteiten of incidenten kan de beheerder alleen op aanvraag tijdelijk extra rechten ontvangen, die ook worden gelogd) of het controleren van het logboek van de beheerder waarin hij alle wijzigingen bijhoudt.
Door wie wordt deze zaak onderzocht? Wat kan er van het onderzoek verwacht worden? Welke juridische stappen kunnen er ondernomen worden om hierop te handhaven?
Deze zaak wordt onderzocht door de politie in samenwerking met de RDW (en het LIV). De politie leidt dit onderzoek. Afhankelijk van de bevindingen uit het lopende onderzoek, zal ik met alle betrokkenen, bezien of, en zo ja, welke stappen genomen moeten worden en of verder onderzoek noodzakelijk is.
Wat kan er in de toekomst gedaan worden om de cybersecurity van systemen van (semi-)overheidsorganisaties te waarborgen en te voorkomen dat privégegevens van mensen op straat komen te liggen?
De RDW heeft een stelsel van securitymaatregelen in werking om de systemen en het register te beveiligen. Het betreft hier maatregelen op organisatorisch, procesmatig en technisch vlak. RDW laat dit jaarlijks extern toetsen door gecertificeerde auditors en beschikt over het erkende keurmerk «Privacy-Audit-Proof» (NOREA) en ISO 27001 certificering voor zijn systemen. Als uit een dergelijke toets blijkt dat aanvullende beveiliging nodig of gewenst is, dan neemt de RDW passende maatregelen. Niet alle risico’s zijn echter uit te sluiten. Afhankelijk van de bevindingen uit het lopende onderzoek zal met alle betrokkenen worden bezien of, en zo ja, welke maatregelen getroffen moeten worden en of verder onderzoek noodzakelijk is.
Is de RDW in staat op korte termijn de toereikende maatregelen te nemen?
De RDW monitort maatregelen om privacygevoelige data te beschermen tegen misbruik door onbevoegden en de processen worden ieder jaar onafhankelijk getoetst. Uiteraard worden de bevindingen uit de lopende onderzoeken benut om te bezien of, en zo ja, door wie en welke aanvullende maatregelen getroffen moeten worden.
Wilt u deze vragen één voor één en zo snel mogelijk beantwoorden?
Ja.
Aan Infrastructuur en Waterstaat gerelateerde kosten van allochtonen |
|
Emiel van Dijk (PVV), Sietse Fritsma (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Herinnert u zich de antwoorden van uw ambtsvoorganger op de Kamervragen van het lid Fritsma van tien jaar geleden (17 juli 2009) over de kosten die voortvloeien uit de aanwezigheid van (niet-westerse) allochtonen in Nederland?1 Bent u bereid deze vragen nu wel van een gedegen inhoudelijk en financieel antwoord te voorzien?
In het antwoord op de vragen van 17 juli 2009 is aangegeven dat Infrastructuur en Waterstaat geen indeling in kosten naar burgers met een (niet-westerse/westerse) migratieachtergrond hanteert. Dat is sinds die tijd niet gewijzigd.
Kunt u aangeven welk deel van de aan Infrastructuur en Waterstaat gerelateerde kosten toe zijn te rekenen aan (niet-westerse) allochtonen? Hoe verhouden deze kosten zich tot de relatieve omvang van deze groep?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe verhouden bedoelde kosten zich tot de opbrengsten die bedoelde groep oplevert op het terrein van Infrastructuur en Waterstaat?
Zie antwoord vraag 1.
Welke gegevens heeft u betrokken bij de bepaling van het bovenstaande?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u de kosten uitsplitsen naar: dit jaar, de afgelopen vijf jaar en (geprognosticeerd) het komende jaar en de komende vijf jaar?
Zie antwoord vraag 1.
Indien de hier gevraagde kosten niet exact zijn vast te stellen: wat is hiervan de reden en kunt u in ieder geval een reële schatting maken? Zo nee, waarom niet?
Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de begeleidende brief. (Kamerstuk 30 573, nr. 176)
De toename van agressie tegen weginspecteurs |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Werkplek weginspecteurs Rijkswaterstaat levensgevaarlijk»?1
Ja, dat bericht ken ik.
Wat is uw reactie op dit bericht?
Ook ik zie dat de werkomstandigheden van de weginspecteurs steeds gevaarlijker worden. De weginspecteurs zijn er om te zorgen dat iedereen zo veilig en vlot mogelijk van A naar B kan rijden. Het is dus in ieders voordeel dat deze mensen hun werk goed uit kunnen oefenen. De weginspecteurs staan daar in weer en wind in gevaarlijke situaties langs de weg. Als ik ergens ontzettend boos van word, is het wel agressief gedrag tegen hulpverleners, zoals de weginspecteurs.
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat de directeur-generaal van Rijkswaterstaat aangeeft nooit de publiciteit te zoeken, maar nu een uitzondering maakt omdat gemerkt wordt dat agressief gedrag tegen weginspecteurs toeneemt?
Dat de directeur-generaal een uitzondering maakt, geeft aan dat agressie tegen hulpverleners een ernstige zaak is. Agressiviteit richting medewerkers van Rijkswaterstaat, niet alleen de weginspecteurs maar ook de handhavers op het water, neemt steeds meer toe. De directeur-generaal is en voelt zich als werkgever verantwoordelijk voor een veilige werkomgeving voor al haar mensen, dus ook de weginspecteurs.
Deelt u de mening dat naast fysiek geweld ook agressief gedrag als «een vinger opsteken», spugen of schelden naar mensen die op of naast de weg aan het werk zijn absoluut onacceptabel is?
Die mening deel ik. Ook dergelijk gedrag is volkomen onacceptabel.
Deelt u de mening dat de mensen die voor ons werken aan de weg, de weginspecteurs, de bergers en de wegenwacht bescherming verdienen tegen dit soort wangedrag?
Ik ben het hier van harte mee eens. Iedereen die bij het uitoefenen van zijn of haar functie agressief bejegend wordt, verdient bescherming.
Kunt u aangeven waar de toename van dergelijk wangedrag vandaan komt? Deelt u het gevoel van urgentie om grenzen te stellen en waar mogelijk eerder in te grijpen en de pakkans te verhogen?
In zijn algemeenheid zien we dat de maatschappij verhardt en dat het persoonlijk belang prevaleert boven het algemeen belang. In veel sectoren neemt de agressiviteit richting publieke hulpverleners en handhavers toe. Om hier aandacht voor te vragen en mensen bewust te maken van de effecten van hun gedrag, is de rijksoverheid de campagne #doeslief gestart. Het gevoel van urgentie om agressief gedrag richting hulpverleners aan te pakken deel ik. De Minister van Justitie en Veiligheid is ook bezig om dit aan te pakken.
Bent u bereid om op korte termijn in gesprek te gaan met de Minister van Justitie en Veiligheid om te kijken welke maatregelen hiertegen genomen kunnen worden?
Mijn ambtsgenoot van Justitie en Veiligheid is druk bezig om maatregelen hiertegen te nemen. Zo is in 2018 de celstraf voor agressief gedrag tegen hulpverleners verhoogd van 1 naar 3 maanden en wordt op dit moment gewerkt aan een wet die moet voorkomen dat mensen die geweld plegen tegen hulpverleners wegkomen met een taakstraf.
Rijkswaterstaat heeft ook regelmatig contact met de politie en het OM over dit onderwerp. Een van de maatregelen die hiermee in gang zijn gezet is het versneld en vereenvoudigd aangifte kunnen doen van agressief gedrag. Een andere maatregel die uit deze gesprekken is voortgekomen, is het gebruik van de noodknop door weginspecteurs.
De uitspraak van de Raad van State inzake het Tracébesluit A27/A12 |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met de uitspraak van de Raad van State inzake het Tracébesluit A27/A12?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze uitspraak een logisch gevolg is van de eerdere uitspraak over het Programmatische Aanpak Stikstof-stelsel (PAS-stelsel) en dat dit niet zozeer een juridisch probleem is, maar een consequentie van teveel stikstofemissies en te slechte natuurwaarden?
De Raad van State heeft geoordeeld dat de passende beoordeling die ten grondslag ligt aan het Programma Aanpak Stikstof (PAS), niet voldoet aan de eisen die het Europese Hof van Justitie daaraan stelt. Omdat het Tracébesluit A27/A12 zich baseert op de PAS als ecologische onderbouwing heeft de RvS dit besluit, evenals verschillende andere besluiten, vernietigd. Daarmee is de vernietiging van het Tracébesluit A27/A12 het directe gevolg van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 waarin is aangegeven dat het PAS niet meer gebruikt kan worden als basis voor toestemmingsverlening.
Deelt u de mening dat de oplossing dus moet worden gezocht in het snel verminderen van de emissies en concentraties totdat de natuur zich voldoende heeft hersteld? Zo ja, hoe gaat u dit aanpakken? Welke extra maatregelen worden overwogen?
De uitspraak van de Afdeling bevestigt het belang van bron- en herstel-maatregelen voor het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen voor natuur. Zoals de Minister van LNV u eerder ook heeft geïnformeerd (DGNVLG-NP/19140219) is het de ambitie van het kabinet om samen met de verschillende sectoren afspraken te maken over dit onderwerp. Dit vraagt fundamentele keuzes die het kabinet samen met de bestuurlijke partners en uw Kamer zal moeten maken.
Nu de verbreding van de snelwegen bij Utrecht en het toevoegen van extra wegverkeer voorlopig geen optie is vragen wij hierbij wat u gaat doen om de bereikbaarheid op een emissievrije manier te verbeteren? Komen alternatieve opties, zoals het verbeteren van het openbaar vervoer (ov) en de fietsinfrastructuur weer in beeld? Komen maatregelen, die de verkeergroei niet accommoderen, maar juist verminderen of spreiden, zoals rekeningrijden, weer in beeld?
In de uitwerking van het programma U-Ned werkt het rijk samen met de regio aan een adaptieve aanpak op het gebied van wonen, werken, leefbaarheid en mobiliteit waardoor Utrecht nu én straks haar economische belofte als gezonde metropoolregio waarmaakt en de draaischijffunctie voor Nederland behoudt. Hiervoor is de Ring Utrecht van groot belang. Ondanks de vernietiging van het Tracébesluit ligt er nog steeds een opdracht om de regio bereikbaar te houden. De urgentie en noodzaak om het probleem aan te pakken is nog steeds aanwezig.
Binnen de projectdoelstellingen en de eisen van de natuurwetgeving zal daarom verder gewerkt worden aan een oplossing voor de stikstofproblematiek voor de Ring Utrecht en bereid ik een nieuw Tracébesluit voor. Vanuit de afspraken die binnen het klimaatakkoord gemaakt zijn zal het kabinet, ten behoeve van de volgende kabinetsformatie, een aantal varianten van betalen naar gebruik onderzoeken. Het is aan een nieuw kabinet om een besluit te nemen over een eventuele invoering.
Bent u bereid de verlaging van de snelheid op de ring Utrecht naar 80 km/u te overwegen, waarmee voldoende capaciteit binnen de huidige bak een optie is, conform de resultaten van extern onderzoek?2
Er is in het verleden diverse keren gekeken naar een mogelijkheid zonder de bak te verbreden, met minder rijstroken (2x6 ipv 2x7), waarbij de snelheid omlaag gaat naar 80 km/uur en waarbij het ontweven van rijrichtingen in stand blijft.
De commissie Schoof heeft geconcludeerd dat er géén veilige oplossing mogelijk is binnen de bestaande bak. In hoofdstuk 5 van de Gids van netwerkanalyse tot Ontwerp Tracébesluit staat beschreven waarom de commissie Schoof tot deze conclusie kwam. De belangrijkste argumenten voor 2x7 zijn verkeersveiligheid, met name ten aanzien van de vele weefbewegingen, en de specifieke dwangpunten (de twee spoorviaducten, de ligging van de folie en de bak) die leiden tot een heel specifiek ontwerp.
Bent u bereid om op korte termijn wel te starten met de «minder hinder»-maatregelen, die voorzien waren voor tijdens de werkzaamheden, zoals bijvoorbeeld automobilisten te adviseren om -voor wie dat mogelijk is- op andere tijden te reizen, een alternatief vervoermiddel te kiezen of thuis te werken? Bent u bereid op korte termijn ook andere maatregelen te nemen die tijdens werkzaamheden vaak gebruikt worden om binnen de bestaande capaciteit doorstroming op peil te houden, zoals het verlagen van de snelheid en het versmallen van rijbanen?3
De financiering van minder hinder maatregelen is specifiek gekoppeld aan werkzaamheden. Uw Kamer heeft door de aangenomen motie Hoogland/Visser (Kamerstuk 29 398, nr. 519) besloten dat het toepassen van spitsmijden alleen in geval van groot onderhoud, wegwerkzaamheden en activiteiten vooruitlopend op wegwerkzaamheden toegestaan is.
Daarnaast is de korte termijn aanpak voor bereikbaarheid een onderdeel van het programma U-Ned.
Welke voorbereidende werkzaamheden zijn inmiddels uitgevoerd? Heeft dit onherstelbare schade aan natuur en landschap aangericht? Worden deze voorbereidende werkzaamheden nu gestaakt? Wat hebben deze werkzaamheden en de totale voorbereiding van dit project tot nu toe gekost?
Er zijn voorbereidende werkzaamheden gestart, onder andere op het gebied van grondverwerving en het verleggen van kabels en leidingen. Bestaande processen/activiteiten worden afgerond. Er worden geen nieuwe processen/ activiteiten gestart. Er is geen onherstelbare schade aan natuur en landschap aangericht. De totale kosten die tot op heden zijn gemaakt tellen op tot circa € 50 mln.
Wat gaat er met de voor dit project gereserveerde fondsen gebeuren? Worden deze toegevoegd aan de overschotten op de infrastructuurbegroting of ingezet voor projecten die niet voor meer luchtvervuiling zorgen?
De Raad van State heeft het Tracébesluit vernietigd. Dit betekent echter niet dat het project niet verder uitgevoerd wordt. Binnen de projectdoelstellingen en de eisen van de natuurwetgeving zal verder gewerkt worden aan een oplossing voor de Ring Utrecht.
Worden de onderdelen van het project die onomstreden zijn en waarvoor geen wijziging van het tracébesluit nodig is, zoals de natuurcompensatie of de betere geluidsschermen, wel uitgevoerd? Zo nee, waarom niet?
De maatregelen voor natuur en geluid zijn onderdeel van het Tracébesluit dat door de Raad van State is vernietigd. Daarmee is de grondslag om deze maatregelen te nemen komen te vervallen. Er wordt een nieuw besluit voor de Ring Utrecht voorbereid, waarin de maatregelen voor natuur en geluid een plek krijgen.
Welke andere projecten die leiden tot extra stikstofemissies zijn nu in voorbereiding? Welke hiervan lopen eveneens het risico om door de uitspraak van de Raad van State te worden belemmerd? Ben u van plan dit risico voor elk project te nemen of gaat u de conclusies van deze zaak toepassen op alle lopende projecten?
Een overzicht van IenW-projecten die mogelijk gevolgen ondervinden van de PAS-uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is opgenomen bij de brief die de Minister van LNV u 13 september j.l. heeft doen toekomen (Kamerstuk 32 670, nr. 165).
Mogelijke gevolgen kunnen uiteenlopen van vertraging in besluitvorming en/of realisatie, hogere kosten voor onderzoek, het treffen van extra mitigerende of compenserende maatregelen of een andere wijze van uitvoering van het project.
Deze gevolgen zullen per project worden bezien. Het is altijd de bedoeling geweest om recht te doen aan de bescherming van Natura 20000-gebieden, dit is niet nieuw. Uit de uitspraak volgt dat het PAS niet langer als onderbouwing kan worden gebruikt voor tracébesluiten. De PAS-uitspraak betekent niet dat er helemaal geen activiteiten meer mogelijk zijn die stikstof veroorzaken. Deze zijn wel mogelijk met een individuele projectspecifieke beoordeling die voldoet aan de randvoorwaarden, zoals beschreven in de nadere reactie van de Minister van LNV op de PAS-uitspraak d.d. 11 juni 2019 (Kamerstuk 32 670, nr. 147).
De flinke groei CO2 Luchtvaart terwijl reductie van de uitstoot van CO2 nodig is |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Uitstoot Nederlandse luchtvaart flink gestegen»1 en «Hoe kon de uitstoot van de Nederlandse luchtvaart zo groeien»?2
Ja.
Onderschrijft u de uitspraken van mevrouw Breukels van de Nederlandse Emissie autoriteit (NEa) dat «de luchtvaart [...] tegen de trend in [gaat]» en dat "alle sectoren gezamenlijk [...] een daling [laten] zien van de CO2-uitstoot» en de hieruit voortvloeiende constatering dat de luchtvaart één van de weinige sectoren is die zo'n sterke stijging laat zien? Zo nee, waarom onderschrijft u deze uitspraken niet?
Ja, voor wat betreft de sectoren onder het EU ETS onderschrijf ik dit.
Erkent u de validiteit van de uitspraak van het The Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) dat «every extra bit of warming matters, especially since warming of 1.5°C or higher increases the risk associated with long-lasting or irreversible changes, such as the loss of some ecosystems»?3
Ja.
Erkent u dat, hoewel de (inter)nationale luchtvaartsector haar eigen plannen voor CO2-reductie heeft, deze plannen vooralsnog niet tot een nettoreductie van CO2-uitstoot in 2030 ten opzichte van 1990 leiden in Nederland? Zo nee, op welke wijze en in welke mate leiden deze plannen tot een nettoreductie van CO2-uitstoot in 2030 ten opzichte van 1990?
Ja. De internationale luchtvaart is de afgelopen 30 jaar dermate sterk gegroeid dat een reductie in 2030 ten opzichte van de CO2 emissies in 1990 weinig realistisch is.
Erkent u dat, hoewel de (inter)nationale luchtvaartsector haar eigen CO2-reductieplannen heeft, deze plannen vooralsnog niet tot een nettoreductie van CO2-uitstoot in 2030 ten opzichte van 2005 leiden in Nederland? Zo nee, op welke wijze leiden deze plannen tot een nettoreductie van CO2-uitstoot in 2030 ten opzichte van 2005?
Het enige klimaatdoel specifiek voor de internationale luchtvaart voor het jaar 2030 (met als referentiejaar 2005) dat mij op dit moment bekend is, staat in het Ontwerpakkoord Duurzame Luchtvaart. Daarin hebben partijen afgesproken om de CO2-uitstoot in 2030 terug te brengen tot het niveau van 2005 en te onderzoeken of een hogere ambitie onderbouwd kan worden met concrete plannen.
Deelt u de mening dat, naast de effecten door CO2-uitstoot ook andere klimaateffecten (niet door CO2-uitstoot) ontstaan door de luchtvaart?4 Zo nee, waarom niet?
Ja.
Erkent u dat deze niet-CO2-effecten eveneens zeer aanzienlijk zijn?
Zoals ik uw Kamer heb geschreven in mijn brief van 27 maart jl. (Kamerstuk 31 936, nr. 585) bestaat over de bijdrage aan klimaatverandering van de niet-CO2 emissies op grote vlieghoogte nog veel onzekerheid ondanks langdurig wetenschappelijk onderzoek.
Welk beleid bent u voornemens te voeren om deze niet-CO2-effecten op het klimaat te verminderen?
Zie ook mijn antwoord op vraag 7. In mijn brief van 27 maart jl. (Kamerstuk 31 936, nr. 585) heb ik aangegeven dat ik het wenselijk acht dat op termijn ook niet-CO2 klimaatemissies expliciet kunnen worden meegewogen in het klimaatbeleid voor luchtvaart. Hiertoe zal echter eerst (internationaal) meer kennis moeten worden opgebouwd. Ik kijk daarom uit naar het rapport van de Europese Commissie hierover en naar de uitkomsten van het in mijn brief van 27 maart jl. genoemde onderzoek dat het NLR in samenwerking met het KNMI op verzoek van mijn ministerie uitvoert.
Bent u bekend met het gegeven dat het IPCC al minstens vanaf 1999 over schadelijke gevolgen van «radiative forcing» van zowel CO2-uitstoot als niet-CO2-uitstoot schrijft?5
Ja.
Met welke factor als ondergrens voor 'radiative forcing» voor zowel CO2-uitstoot als niet-CO2-uitstoot rekent u op dit moment, daarbij in ogenschouw nemend dat het hierbij altijd gaat om marges en onzekerheden en dat bijvoorbeeld de International Civil Aviation Organization (ICAO) zelf ook meer onderzoek aanbeveelt?6 Indien u hier geen rekening mee houdt, waarom niet?
In de beantwoording van de vragen die ik op 17 mei jl. aan uw Kamer heb gestuurd (Kamerstuk 31 936, nr. 631) ben ik uitgebreid ingegaan op vragen over dit onderwerp. In het bijzonder in reactie op de vragen 58, 73, 74 en 77 heb ik toen aangegeven dat – vanwege de beschreven onzekerheid en complexiteit – het niet correct is om het klimaateffect van niet-CO2 emissies met één simpele rekenfactor af te leiden van het uitstootniveau van CO2.
Heeft u bij de beantwoording van vragen 4 en 5 rekening gehouden met radiative forcing factor van in ieder geval 1,5, zoals de luchtvaartsector zelf neemt?7 Zo nee, waarom niet?
Nee. De vragen 4 en 5 hadden uitsluitend betrekking op doelen ten aanzien van de hoeveelheid CO2-uitstoot. Voor additionele effecten van luchtvaartemissies op grote vlieghoogte bestaan thans geen klimaatdoelen.
Ongeacht de «papieren werkelijkheid», dat luchtvaart niet «meetelt» in «Parijs» en het Nederlandse klimaatbeleid («de tonnenjacht»), onderschrijft u de feitelijke omstandigheid dat de nu geconstateerde flinke groei strijdig is met de doelstellingen van het Nederlandse klimaatbeleid om de totale CO2-uitstoot te beperken? Zo nee, op welke manier niet?
In mijn brief van 27 maart jl. (Kamerstuk 31 936, nr. 585) heb ik uitgelegd dat ook de luchtvaart moet bijdragen aan de doelstelling die in 2015 in Parijs is afgesproken: de opwarming van de aarde beperken tot beneden de 2 graden Celsius, met een streven naar 1,5 graad. Binnen de systematiek van het klimaatakkoord van Parijs wordt via twee sporen uitvoering gegeven aan CO2-reductie door de luchtvaart: 1) reductie door de internationale luchtvaart wordt primair gerealiseerd via de VN-organisatie voor de internationale burgerluchtvaart (ICAO) en 2) reductie door de binnenlandse luchtvaart en grondgebonden activiteiten wordt nationaal gerealiseerd.
Voor het halen van de klimaatdoelstelling van Parijs is mondiaal een scherpere lange termijn doelstelling nodig voor de internationale luchtvaart. Nederland zal zich daar samen met andere Europese landen voor inzetten in ICAO. Ook de partijen aan de Duurzame Luchtvaarttafel willen hun invloed aanwenden om hieraan bij te dragen, zo is afgesproken in het Ontwerpakkoord Duurzame Luchtvaart.
Kunt u bevestigen dat met de door u ingezette trendbreuk – zijnde dat de volgorde van besluitvorming is omgedraaid, doordat eerst naar de brede set aan grenswaarden wordt gekeken voordat een verandering in het aantal vliegbewegingen wordt overwogen – de absolute hoeveelheid CO2-uitstoot een sturende parameter geworden is in de besluitvorming over de verandering van de aard en het aantal vliegbewegingen in Nederland? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn brief van 5 juli heb aangegeven (Kamerstuk 31 936, nr. 646) moet groei op Schiphol de komende jaren stapje voor stapje worden verdiend nadat overlast voor omwonenden aantoonbaar is afgenomen. Het aantal mensen dat op basis van de huidige systematiek als ernstig gehinderd wordt aangemerkt moet ieder jaar aantoonbaar omlaag. De sector kan groei verdienen door aantoonbare reductie van de hinder. Dit kan bijvoorbeeld door vlootvernieuwingen, aanpassing van de vliegprocedures en door minder te vliegen in de nacht. Op de vraag of, en zo ja op welke manier, grenswaarden voor CO2 emissies op termijn een rol zullen spelen in de besluitvorming over het aantal vliegtuigbewegingen van en naar Nederlandse luchthavens, zal worden ingegaan in de ontwerpLuchtvaartnota 2020–2050 die dit najaar wordt gepubliceerd.
Kunt u aangeven wat volgens u het CO2-budget voor de luchtvaart in 2030 zou moeten zijn, gezien de totale hoeveelheid uit te stoten CO2 voor 2030 volgens uw eigen doelstelling van 49% reductie?
Wat betreft een mogelijk CO2-budget verwijs ik u naar het antwoord op vraag 13. Verder zou ik graag – conform het antwoord op vraag 12 – het onderscheid maken tussen de reductiedoelen voor binnenlandse luchtvaartemissies en voor emissies die worden veroorzaakt door de internationale luchtvaart. In mijn brief van 27 maart jl. (Kamerstuk 31 936, nr. 585) heb ik u geïnformeerd over de doelen en ambities voor beide categorieën emissies. De in de vraag genoemde doelstelling van 49% is uitsluitend van toepassing op binnenlands vliegverkeer en grondgebonden luchtvaartactiviteiten. In het Ontwerpakkoord Duurzame Luchtvaart zijn afspraken gemaakt om die binnenlandse luchtvaartemissies te reduceren.
Kunt u aangeven wanneer de luchtvaart onder de doelstelling van 49% zou vallen, gegeven de stagnatie van de reductieontwikkelingen in de luchtvaart? Kunt u aangeven welke sectoren tot 2030 sneller naar beneden kunnen gaan en tegen welke kosten en of de luchtvaartsector bereid is om deze kosten op zich te nemen om zo het recht op «achterblijven» te verkrijgen? Zo nee, wilt u een dergelijk scenario uitwerken?
Zie ook de antwoorden op de vragen 12, 13 en 14. De afspraken in het Ontwerpakkoord Duurzame Luchtvaart zijn erop gericht om de genoemde doelstelling voor binnenlandse emissies te behalen. Hierdoor zal geen noodzaak bestaan voor aanvullende inspanningen door andere sectoren met binnenlandse emissies.
Deelt u de mening dat, hoewel de luchtvaart niet onder «Parijs« valt, de gevolgen van de uitstoot ervan niet anders is dan de CO2- en de niet-CO2-uitstoot van andere sectoren?
Zoals uitgelegd in antwoord 12 moet ook de luchtvaart bijdragen aan de graden Celsius doelstelling die in 2015 in Parijs is afgesproken. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt naar verschillende soorten broeikasgassen.
Kunt u uitleggen waarom de internationale luchtvaart grotendeels buiten de nationale verantwoordelijkheid blijft voor emissiereducties zoals bepaald in New Distribution Capability's (NDC's), terwijl geen enkele andere industrie de voor de internationale markt geproduceerde productie mag weglaten uit haar NDC?
Over de positie van de internationale luchtvaart én zeescheepvaart zijn afspraken gemaakt in het klimaatakkoord van Parijs. Zie ook het antwoord op vraag 12.
Bent u bereid om de internationale lucht- en zeevaart alsnog direct te betrekken in het nationale klimaatbeleid om zo op nationaal niveau te doen wat mogelijk is? Zo nee, waarom niet?
Zoals toegelicht in mijn brief van 27 maart jl. (Kamerstuk 31 936, nr. 585) werk ik – in aanvulling op de Nederlandse en Europese inspanningen in ICAO – reeds samen met de partijen aan de Duurzame Luchtvaarttafel aan zowel de reductie van CO2-uitstoot van de binnenlandse luchtvaart en grondgebonden activiteiten als aan de reductie van CO2-uitstoot van de internationale luchtvaart. Over de nationale ambitie van de Nederlandse klimaataanpak voor de internationale zeescheepvaart heb ik uw Kamer 11 juni jl. schriftelijk geïnformeerd (Kamerstuk 33 043, nr. 102). Verder heeft het kabinet uw Kamer op 28 juni jl. geïnformeerd over het nationale klimaatbeleid zoals verwoord in het voorstel voor een Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 342).
Hoeveel CO2-reductie van de internationale luchtvaart afkomstig uit Nederland conform de berekeningen van het IPCC zou volgens u als «fair share» nodig zijn, om aan de 1,5°C-doelstelling te kunnen voldoen?
De verdeling van de mondiale CO2-taakstelling over de verschillende landen en economische sectoren hangt af van politieke keuzes. Ook binnen ICAO wordt hierover gesproken voor wat betreft de wereldwijde internationale luchtvaart. Over de vraag of en de mate waarin Nederland hierop kan vooruitlopen, zal ik ingaan in de ontwerpLuchtvaartnota 2020–2050 die dit najaar wordt gepubliceerd.
Wat is volgens u het juiste CO2-plafond voor de luchtvaartsector in 2030 om aan de 1,5°C-doelstelling te kunnen voldoen?
Zie de antwoorden op de vragen 13, 14 en 19.
Indien luchtvaartmaatschappijen en andere emissiehandel-bedrijven (ETS-bedrijven) samen op een lijst komen, op welke positie staat KLM op de lijst van alle Nederlandse ETS-bedrijven in volgorde CO2-uitstoot in 2018?
KLM en KLM Cityhopper rapporteren hun emissies gezamenlijk. Zij zouden 11e staan op de lijst van Nederlandse ETS-bedrijven in 2018.
Op welke positie zou KLM op deze lijst komen te staan, indien de CO2-emissies voor alle vluchten vertrekkend vanuit de EU zouden worden meegerekend?
De emissies van vluchten van en naar bestemmingen buiten de Europese Economische Ruimte vallen niet onder de huidige scope van het EU ETS. De NEa verzamelt daar dan ook geen geverifieerde gegevens over.
Wat heeft ETS in 2018 bijgedragen aan de verhoging van de vliegticketprijs voor vluchten binnen de EU in euro’s, in euro's per passagier en euro's per ticket en wat heeft dit betekend in hoeveelheid uitgespaarde tonnen CO2-uitstoot voor de Nederlandse luchtvaartsector?
De Nederlandse luchtvaartmaatschappijen hebben 2.816.218 emissierechten moeten inleveren in 2018. Hiervan waren 1.561.987 emissierechten niet gratis toegewezen. In 2018 was de gemiddelde prijs voor een emissierecht € 15,42. Nederlandse luchtvaartmaatschappijen hebben in 2018 dus € 24.085.839,54 betaald in het kader van het EU ETS. Een emissierecht representeert 1 ton CO2-uitstoot. De hoeveelheid gekochte rechten geeft een indicatie van de hoeveelheid CO2 die door de luchtvaart is gecompenseerd in andere ETS-sectoren. Het is echter niet mogelijk om het aantal gekochte emissierechten in één jaar direct te relateren aan een bepaalde (additionele) emissiereductie omdat er ook rekening dient te worden gehouden met emissierechten die in eerdere jaren gratis zijn toegewezen dan wel door Europese overheden zijn geveild.
Ticketprijzen komen op een vrije markt tot stand op basis van vele variabelen. De mate waarin kosten voor luchtvaartmaatschappijen als gevolg van het EU ETS zijn vertaald in de ticketprijzen is concurrentiegevoelige informatie die alleen bij de luchtvaartmaatschappijen zelf bekend is. Hogere ticketprijzen leiden ook niet per definitie tot minder vluchten en minder CO2-uitstoot. Ik kan daarom geen inschatting geven van de mate waarin een hogere ticketprijs kan hebben geleid tot minder CO2-uitstoot.
Wat verwacht u van ETS in termen van uitgespaarde tonnen CO2 in de luchtvaart voor 2020, 2025 en 2030?
De European Environment Agency heeft in het rapport «Trends and projections in the EU ETS in 2018» een projectie gemaakt van de ontwikkeling van het EU ETS tot en met 2030. Hierin wordt de verwachting uitgesproken dat de hoeveelheid emissies van de luchtvaart onder het EU ETS zal blijven stijgen. Hierdoor zal de luchtvaart meer emissierechten moeten kopen van de stationaire bedrijven onder het EU ETS. Voor wat betreft de uitgespaarde tonnen CO2 verwijs ik u ook naar het antwoord op vraag 23.
Tot en met 2023 valt de uitstoot van intra-Europese luchtvaart onder het EU ETS. Over de vormgeving van het EU ETS na 2023 zal Europese besluitvorming plaatsvinden in samenhang met de ontwikkeling van het mondiale CO2 compensatie- en reductiesysteem CORSIA. De Nederlandse positie hierin zal mede gebaseerd zijn op de resultaten van de impact assessment die de Europese Commissie naar verwachting eind 2020 oplevert.
Kunt u aangeven – gegeven dat in de rijksbegroting 2019, Beleidsartikel 17 (Luchtvaart), vermeld staat dat ten opzichte van negen andere grote EU-luchthavens, Schiphol de laagste aeronautical kosten, te weten luchthavengelden, Air Traffic Control-heffingen en andere overheidsheffingen, rekent – hoeveel dit per vlucht scheelt in euro’s, in euro's per passagier en euro's per ticket voor vluchten binnen de EU respectievelijk vluchten vanuit de EU, ten opzichte van London Heathow, die de hoogste aeronautical kosten berekent?
De genoemde kosten variëren per type toestel (maximaal startgewicht en geluidscategorie), per moment van de dag waarop gevlogen wordt en per type passagier. In de Benchmark luchthavengelden en overheidsheffingen 2018 (Kamerstuk 31 936, nr. 581, bijlage 875109) laat figuur 5.4 de berekende gemiddelde aeronautical kosten (luchthavengelden, Air Traffic Control-heffingen en overheidsheffingen) per passagier in 2018 zien. Voor Schiphol is dit 13 euro en voor Londen Heathrow 38 euro. Ook toont de benchmark (in figuur 5.1 en bijlage E) de berekende gemiddelde kosten per «turn-around» voor drie verschillende vliegtuigtypen. Voor een middelgroot vliegtuig (B737–800 W) bedragen die 4.335 euro op Schiphol en 10.693 euro op Londen Heathrow. Voor wat betreft de ticketprijzen, zie ook het antwoord op vraag 23. De overige door u gevraagde informatie is niet bekend.
Hoeveel tonnen CO2 zouden kunnen worden gereduceerd, indien Schiphol dezelfde tarieven als London Heathrow zou hanteren?
Zie het antwoord op vraag 25. Verder wijs ik erop dat de in vraag 25 genoemde heffingen tot stand komen op basis van de kosten die door luchthavens en luchtverkeersdienstverleners worden gemaakt voor de aangeboden diensten en faciliteiten. Als gevolg van deze verplichting tot kostenoriëntatie staat het Schiphol niet vrij om tarieven zomaar te verhogen.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Vernieuwing Leeghwaterbrug opnieuw maanden vertraagd’ |
|
Remco Dijkstra (VVD), Rudmer Heerema (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Vernieuwing Leeghwaterbrug opnieuw maanden vertraagd»?1
Ja.
Onder wiens verantwoordelijkheid vallen deze brug en de werkzaamheden eraan? Wie is de vergunningverlener en wie is de toezichthouder? Wat zijn in deze de rollen van Rijkswaterstaat, de provincie en de gemeente?
Deze brug en de werkzaamheden aan deze brug vallen onder de verantwoordelijkheid van de provincie Noord Holland. De gemeente is vergunningverlener en toezichthouder. Rijkswaterstaat heeft, behalve als belanghebbende, geen rol bij deze werkzaamheden.
Is er inzicht in de oorzaak van deze vertraging? Is hiermee ook inzicht in hoe verdere vertraging in de nabije toekomst te voorkomen is?
De provincie komt binnenkort met een brief naar buiten, mede naar aanleiding van Statenvragen. Ik verwacht dat uw vragen daarmee ook grotendeels beantwoord zullen worden. Mijn organisatie zal verder ook geïnformeerd worden over de ontwikkelingen.
Is de veiligheid voor passanten van de brug en automobilisten in het gevaar of in het gevaar geweest? Zo ja, waar blijkt dit uit? Zo nee, hoe wordt gegarandeerd dat dit ook in de toekomst zo blijft?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn er op dit moment alternatieven denkbaar om verdere vertraging in de toekomst te voorkomen?
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel schade (economisch en/of in tijd) wordt er geleden door ondernemers als gevolg van de vertraging bij de oplevering van de brug? Kunnen zij deze schade ergens verhalen? Gelden daar regels voor?
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer is het wel realistisch dat de brug klaar is en klopt het dat er momenteel amper aan gewerkt wordt? Hoe zit dit precies?
Zie antwoord vraag 3.
Herkent u de frustratie van automobilisten die dagelijks deze bottleneck moeten passeren? Kent u de lijst van de ANWB waarin de N242 met stip op plek één is binnengekomen als N-weg die de meeste ergernis oproept?2
Ja.
Slimme oplossingen voor het tekort aan vrachtwagenparkings |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Techniek uit Rijnland-Palts lost vrachtwagenparkeerproblematiek op»?1
Ja.
Hoeveel parkeerplaatsen voor vrachtwagens langs de goederencorridors missen er nog in Nederland? Welke zijn reeds gerealiseerd? Welke zijn gepland? Welke zijn nog onder beraad en waar missen nog locaties? Wanneer kan de Kamer een totaaloverzicht ontvangen voor de periode van nu tot 2024?
Rekening houdend met een verwachte lichte stijging van het weggoederenvervoer de komende vijf jaren is langs de twee belangrijke internationale goederenvervoercorridors (de oostelijk corridor R’dam – A15 – Duitsland en de zuidoostelijke corridor R’dam – Noord-Brabant – Venlo – Duitsland) een tekort van 2.400 parkeerplekken voor vrachtwagens geprognosticeerd. Het overgrote deel van het internationale goederenvervoer over de weg wordt via deze transportcorridors afgewikkeld. Daarnaast zijn er buiten de genoemde corridors enkele knelpunten, waaronder de Schipholregio. Hierover ontbreken concrete cijfers.
Er zijn concrete uitbreidingsplannen voor ongeveer 800 parkeerplekken langs deze goederencorridors verdeeld over 4 locaties (een nieuwe locatie, drie uitbreidingslocaties). Realisatie ervan is voorzien in de periode ’20-’22.
Inmiddels zijn enkele nieuwe locaties op en rond de corridors geïdentificeerd voor toekomstige ontwikkeling en aanleg van truckparkings en worden er voorbereidingen getroffen deze aan te melden voor een Europese subsidie uit het CEF-fonds.
Het is de ambitie van de gezamenlijke corridorpartijen binnen een tijdsbestek van vijf jaar een dekkend netwerk van voldoende beveiligde truckparkings op de genoemde goederenvervoercorridors goederen te realiseren. Een totaaloverzicht kan naar verwachting medio 2020 worden geleverd.
Kent u de techniek waarbij gebruik wordt gemaakt van intelligente technologie waardoor meer vrachtwagens op een parkeerplaats kunnen staan? Vindt u het interessant om dergelijke techniek te gebruiken op Nederlandse parkeerplekken om zo de capaciteit drastisch te verhogen?
De bedoelde techniek is bij mijn ministerie bekend. Enige tijd geleden is hierover reeds op ambtelijk niveau contact geweest met betrokkenen in Duitsland. Gezien de verdere doorontwikkeling van de techniek is besloten om dit contact op korte termijn te hernieuwen. Daartoe wordt een bezoek voorbereid waaraan behalve ambtelijke vertegenwoordigers van mijn Ministerie, Rijkswaterstaat en provincies, ook commerciële exploitanten van beveiligde truckparkings zullen deelnemen. Doel is te verkennen wat de mogelijkheden van dit innovatieve concept zijn voor de Nederlandse situatie.
Kunt u de Kamer voor de begrotingsbehandeling 2020 (oktober 2019) informeren over de mogelijkheden en vereisten om veilige vrachtwagenparkings op redelijke termijn en zo optimaal mogelijk te realiseren?
Ja, dit is mogelijk.
Het bericht ‘Volkerak-Zoommeer op de grens van Zeeland en Brabant wordt al vóór 2030 zout’ |
|
Rutger Schonis (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht »Volkerak-Zoommeer op de grens van Zeeland en Brabant wordt al vóór 2030 zout»?1
Ja. Anders dan de kop van dit bericht suggereert, is nog niet besloten of het Volkerak-Zoommeer zout zal worden. Het Volkerak-Zoommeer maakt deel uit van een groslijst van maatregelen binnen de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW), waarover de besluitvorming nog moet plaatsvinden. Hierover heb ik samen met de Minister van LNV uw Kamer op 8 juli jl. geïnformeerd (Kamerbrief 27 625, nr. 476).
Bent u bekend met de huidige ecologische status van het zoetwatergebied Volkerak-Zoommeer, dat op dit moment ecologisch floreert? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. De meeste doelen van de Kaderrichtlijn Water worden bereikt en er zijn diverse Natura 2000 waarden aanwezig. Een terugkerend probleem is overlast door blauwalgenplagen. Dat heeft bijvoorbeeld in de zomer van 2018 in West-Brabant en Goeree-Overflakkee nog geleid tot het stopzetten van de inname van water uit het Volkerak-Zoommeer.
Heeft u met de landbouw- en natuurbeschermingsorganisaties overleg gevoerd over de mogelijkheid van het versneld verzilten van het Volkerak-Zoommeer? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. Binnen de organisatiestructuur van het Gebiedsoverleg Zuidwestelijke Delta vindt met de landbouw- en natuurbeschermingsorganisaties en andere belanghebbenden, regionale en lokale overheden periodiek overleg plaats. Het overleg wordt voortgezet in het gebiedsproces ten behoeve van de uiteindelijke besluitvorming over de groslijst van projecten. Zie verder antwoord 4.
Deelt u de mening dat wanneer de huidige ecologische en economische waarde van het Volkerak-Zoommeer hoger is dan de verwachte waarde na de verzilting, het MIRT-project afgeblazen dient te worden (MIRT staat voor Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport)? Zo nee, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het belang van de huidige ecologische, economische en sociaal-maatschappelijke waarden wordt betrokken bij een gebiedsproces dat ten grondslag ligt aan de uiteindelijke besluitvorming over de groslijst van maatregelen voor de PAGW. Daarbij is ruimte voor de inbreng van alle belanghebbenden. Het besluit over het eventueel weer zout maken van het Volkerak-Zoommeer zal ik niet eerder nemen dan nadat op basis van een milieueffectrapportage en een (maatschappelijke) kosten-batenanalyse de kosten en effecten hiervan zijn bepaald. Dit geldt voor zowel het Volkerak-Zoommeer zelf als voor een stabiel en samenhangend ecologisch netwerk van grote wateren. De effecten van het weer zout maken zullen worden afgezet tegen de aanwezige ecologische en economische toestand en de mate waarop deze onder invloed van autonome ontwikkelingen (zoals klimaatverandering en economische ontwikkeling) gaan wijzigen.
Welke stappen neemt u om te waarborgen dat alle omwonenden en organisaties voldoende betrokken worden bij de besluitvorming over het al dan niet versneld verzilten van het Volkerak-Zoommeer? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoorden 3 en 4.
Welke stappen neemt u om te waarborgen dat, wanneer al voor verzilten van het Volkerak-Zoommeer wordt gekozen, onder de streep meer waarde ontstaat dan de huidige zoete situatie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het antwoord op vraag 4 beschrijft verschillende waarborgen voorafgaand aan besluitvorming over het eventueel zout maken van het Volkerak-Zoommeer. Uw Kamer wordt geïnformeerd over het resultaat van de besluitvorming over de groslijst van projecten voor de PAGW en de argumentatie die eraan ten grondslag ligt. Dan zal verder duidelijk worden wat de betekenis daarvan is voor de toekomstige ontwikkeling van het Volkerak-Zoommeer en welke waarborgen worden gehanteerd.
Kent u de woedende en verbijsterde reacties op uw voornemen om Schiphol nog verder te laten groeien?1 2
Ik heb veel verschillende positieve en negatieve reacties gezien en gekregen op het kabinetsvoornemen om Schiphol onder strikte voorwaarden beperkte groei toe te staan.
Wat zeggen deze reacties u over het gevoerde luchtvaartbeleid in Nederland?
Dat veel mensen zich positief dan wel negatief betrokken voelen bij de ontwikkeling van Schiphol en de Nederlandse luchtvaart.
Deelt u de mening van de Bewoners Omgeving Schiphol (BOS) dat uw voornemen om Schiphol te laten groeien strijdig is met de beginselen van behoorlijk bestuur? Zo nee, waaruit blijkt dat dit niet zo is?3
Ik deel deze meningen niet. Het voornemen is zorgvuldig voorbereid en afgewogen. Zoals in de brief van 5 juli jl. staat opgenomen heeft het kabinet besloten over de systematiek voor de toekomstige ontwikkeling van Schiphol voor de middellange termijn. Dit betreft een overgangsperiode waarin we werken in lijn met het perspectief van de Luchtvaarnota, totdat dit perspectief in concrete bruikbare instrumenten is uitgewerkt. Daarbij geldt dat het aantal mensen dat op basis van de huidige systematiek als ernstig gehinderd wordt aangemerkt ieder jaar aantoonbaar omlaag moet. Oftewel pas nadat er sprake is van aantoonbare hinderbeperking kan Schiphol groei verdienen. De komende tijd ga ik met betrokken partijen in gesprek over de in de brief geschetste aanpak voor de middellange termijn. Ik zal uw Kamer over de verdere invulling hiervan dit najaar informeren.
In de aanloop naar dit besluit is er vanuit zowel de ORS als het ministerie een uitvoerig participatieproces doorlopen met diverse bijeenkomsten en mogelijkheden tot reageren. Hierbij zijn alle belangen zorgvuldig afgewogen op basis van verschillende participatietrajecten, het verslag van de voorzitter van de ORS en het advies van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI). Daarnaast ga ik de komende tijd in gesprek met de delegaties van de ORS en wordt nader onderzoek verricht ten behoeve van zorgvuldige besluitvorming voor de middellange termijn. Na de afronding wordt een ontwerpwijziging van het Luchthavenverkeersbesluit Schiphol (LVB 2) opgesteld en volgt vervolgens de formele inspraakprocedure. De voornemens voor lange termijn zullen worden opgenomen in de Luchtvaartnota, waarvoor ook een uitgebreid onderzoeks- en participatietraject plaatsvindt.
Deelt u de mening van de Bewoners Omgeving Schiphol (BOS) dat uw voornemen om Schiphol te laten groeien in strijd is met het vertrouwensbeginsel, door tegenover participerende bewoners het vertrouwen te wekken dat eerst zorgvuldig zal worden onderzocht of de luchtvaart wel of niet kan groeien of juist moet krimpen, terwijl nu blijkt dat u voor groei gaat zonder onderzoek? Zo nee, waarom niet?4
Zie antwoord vraag 3.
Op welke wijze gaat u recht doen aan de kritiek van de Bewoners Omgeving Schiphol (BOS)?
Zie antwoord vraag 3.
Kent u de berichten «Geen Schipholoverleg met mes op tafel»5 en «Inspraakprocedure Lelystad Airport oneerlijk, van de 164.000 verbetervoorstellen zijn er 3 toegepast»6?
Ja.
Herinnert u zich dat voormalig voorzitter van de Omgevingsraad Schiphol, Hans Alders, voordat hij zijn adviesopdracht uiteindelijk alsnog inleverde, aanvankelijk probeerde om buiten de bewoners om en rechtstreeks tegen hun wens in, met een groeiadvies te komen?7
De betrokken partijen in de ORS hebben aan het einde van vorig jaar en het begin van dit jaar intensief overleg gevoerd om tot een gezamenlijk advies te komen. Vervolgens heeft de voormalig voorzitter van de ORS een brief gestuurd met de conclusie dat: «de marges voor een gedragen advies smal waren, maar dat de meest recente ontwikkelingen binnen de ORS duidelijk hebben gemaakt dat partijen niet in staat zijn om met elkaar tot een gezamenlijk advies te komen.» Dhr. Alders heeft daarom, met inachtneming van hetgeen de verschillende partijen naar voren hebben gebracht in de diverse overleggen, als voorzitter van de ORS een verslag van de besprekingen uitgebracht.
Erkent u dat het voor omwonenden van luchthavens in heel Nederland steeds onaantrekkelijker wordt om deel te nemen aan inspraak- en participatietrajecten als hun wensen structureel genegeerd worden bij de uiteindelijke besluitvorming? Zo nee, waarom niet?
Ik hecht aan een zorgvuldig proces en goede participatie. In de aanloop naar dit besluit is er vanuit zowel de ORS als het ministerie een uitvoerig participatieproces doorlopen met diverse bijeenkomsten en mogelijkheden tot reageren. Alle belangen uit deze participatietrajecten zijn zorgvuldig afgewogen inclusief het verslag van de voorzitter van de ORS en het advies van de RLI. Na het uitbrengen van het kabinetsbesluit heb ik op 16 juli jl. een inloopavond over de besluitvorming over Schiphol georganiseerd. Er zal ook nog een tweede inloopavond worden gepland. Daarnaast ga ik de komende periode in gesprek met de delegaties van de ORS. Pas daarna zal het zogenaamde ontwerp ? LVB 2 definitief worden opgesteld en zal de inspraakperiode worden doorlopen. De voornemens voor de lange termijn zullen worden opgenomen in de Luchtvaartnota, waarvoor ook een uitgebreid onderzoeks- en participatietraject plaatsvindt. Daarbij wil ik benadrukken dat het enorm wordt gewaardeerd dat iedereen tijd stopt in het participatieproces en de ingebrachte voorstellen zullen dan ook ter harte worden genomen en waar mogelijk worden verwerkt in het besluit.
Erkent u dat de inspraak- en participatietrajecten hun waarde verliezen wanneer ze enkel gebruikt worden om het vinkje te kunnen zetten achter «draagvlak bij de samenleving» zonder daadwerkelijk iets te doen met de wensen van diezelfde samenleving? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Erkent u dat de inspraak- en participatietrajecten rond het Nederlandse luchtvaartbeleid een groeiend geloofwaardigheidsprobleem hebben omdat bewoners keer op keer zwaar teleurgesteld raken over de wijze waarop ze hun wensen terugzien in het uiteindelijke beleid? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Wat gaat u doen om de geloofwaardigheid van de inspraak- en participatietrajecten rond het Nederlandse luchtvaartbeleid te herstellen?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u bevestigen dat met de door u ingezette trendbreuk -zijnde dat de volgorde van besluitvorming is omgedraaid, doordat eerst naar de brede set aan grenswaarden wordt gekeken voordat een verandering in het aantal vliegbewegingen wordt overwogen- de door u aangekondigde groei van het aantal vliegbewegingen niet gegarandeerd is?
Dat kan ik bevestigen.
Sluit u uit dat een krimp van het aantal vliegbewegingen het mogelijke resultaat kan zijn van het correct uitvoeren van de motie Van Raan/Kröger8 waarin de Kamer de regering oproept om voor de luchtvaart grenswaarden te ontwikkelen op het gebied van klimaat, leefomgeving en veiligheid? Zo ja, waarom?
De eerste jaren na 2020 vormen een overgangsperiode waarin we werken in lijn met het perspectief van de Luchtvaartnota, tot dit perspectief in concrete bruikbare instrumenten is uitgewerkt. Dit betekent concreet dat het aantal mensen dat op basis van de huidige systematiek als ernstig gehinderd wordt aangemerkt ieder jaar aantoonbaar omlaag moet. Oftewel pas nadat er sprake is van aantoonbare hinderbeperking kan Schiphol groei verdienen. Ook kan Schiphol zich alleen verder ontwikkelen als dit aantoonbaar veilig kan (zie ook antwoord op vraag 17). Ik zal de ILT vragen om ieder jaar te beoordelen of aan deze reductie en de regels van het stelsel is voldaan, om op basis daarvan te besluiten of voor een volgend jaar een beperkte groei van het aantal vliegtuigbewegingen is verdiend. Ook zal de ILT toe blijven zien op de veiligheidsaspecten. Daarnaast hecht ik er aan dat de hinderreductie als gevolg van bijvoorbeeld vlootvernieuwing en reductie van het aantal nachtvluchten ook gepaard gaat met concrete en zichtbare maatregelen voor de omgeving, die aansluiten bij hoe de hinder door omwonenden wordt beleefd. Daarom vraag ik Schiphol om samen met andere partijen uit de sector en de omgeving nog dit jaar een uitvoeringsplan hinderreductie op te stellen (waarin wordt gekeken naar bv. hogere en/of andere aan- en uitvliegroutes, vermindering van de inzet van secundaire banen en het creëren van rustmomenten). Naast het uitvoeringsplan hinderreductie is ook verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving nodig. Daarvoor vraag ik Schiphol om samen met andere partijen uit de sector en de omgeving een concreet voorstel uit te werken voor een Omgevingsfonds. Vanuit dit fonds zal bijvoorbeeld moeten worden geïnvesteerd in het aanpakken van individuele schrijnende situaties als gevolg van het vliegverkeer, het beter/verder isoleren van huizen in de directe omgeving van Schiphol en het ontwikkelen van gebieden rond Schiphol waarvoor bouwbeperkingen gelden.
Voor de lange termijn is de Luchtvaartnota in voorbereiding, de hoofdlijnen hiervan heb ik verwoord in de brief van 5 juli jl. Ter ondersteuning van het proces om te komen tot de Luchtvaartnota wordt een PlanMER uitgevoerd. In deze PlanMER wordt naar de verschillende hoekpunten (uitersten) gekeken die tezamen de hoekpunten vormen van het maatschappelijke debat. Eén van die hoekpunten is «normeren». In dit hoekpunt wordt er onderzoek gedaan naar diverse normen en grenswaarden op verschillende gebieden (ook breder t.a.v. hinder) die het toekomstige kader voor het luchtvaartbeleid kunnen vormen (conform de motie v. Raan/Kroger en motie v. Raan c.s.). Dit zou, als resultante eventueel ook kunnen leiden tot krimp. De daadwerkelijke keuze voor een beleidspakket voor de lange termijn zal gebaseerd worden op een brede afweging van effecten in de PlanMER en opgenomen worden in de Luchtvaarnota. Op deze manier wordt er invulling geven aan de moties over de introductie van grenswaarden voor leefomgeving. Bij de publicatie van de ontwerpLuchtvaartnota zal inzichtelijk gemaakt worden op basis van welk onderzoek de besluitvorming is voorbereid.
Waarom schrijft u in uw brief9 niets over krimpscenario’s voor Schiphol?
Zie antwoord vraag 13.
Kunt u bevestigen dat u op de persconferentie over de Schipholplannen de grenswaarde «hinder/geluidshinder» plaatste binnen het bredere begrip leefomgeving?10 Zo nee, hoe zit het dan?
Zie antwoord vraag 13.
Erkent u dat de grenswaarde leefomgeving niet enkel bestaat uit «hinder/geluidshinder», maar ook betrekking heeft op andere grenswaarden op het gebied van onder andere de gezondheid, natuurbescherming en landschapsvervuiling? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13.
Kunt u bevestigen dat, naast de door u op de persconferentie genoemde doelstellingen rond hinderbeperking (binnen het bredere kader van grenswaarden op het gebied van de leefomgeving), ook het klimaat en de veiligheid cruciale grenswaarden bieden waarbinnen besluiten over de verandering van het aantal vliegbewegingen dienen te worden genomen? Zo nee, hoe zit het dan?
Schiphol kan alleen groeien als dat aantoonbaar veilig kan. Onderzoek van het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR) zal moeten aantonen dat veiligheidsrisico?s integraal en structureel voldoende zijn aangepakt en of, en met welke maatregelen, de voorgenomen ontwikkeling van Schiphol zoals voorgesteld in het LVB 2 de komende jaren aantoonbaar veilig kan plaatsvinden. Dit wordt gedaan door een actualisatie van de integrale veiligheidsanalyse die het NLR eerder heeft uitgevoerd, rekening houdend met de ontwikkeling van Schiphol in de komende jaren en de maatregelen die de sector heeft genomen en nog neemt. Tevens wordt een onafhankelijke evaluatie van de implementatie van de aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid uitgevoerd. Zowel de evaluatie als de actualisatie worden dit jaar uitgevoerd en zullen afgerond zijn voordat ik het ontwerp LVB 2 aan uw Kamer zal voorleggen. Aanvullend hierop beoordeelt de sector jaarlijks voorafgaand aan de capaciteitsdeclaratie of de gedeclareerde capaciteit veilig kan worden uitgevoerd, zoals ik heb afgesproken in het convenant veiligheidsverbetering. Ten aanzien van grenswaarden voor klimaat zie beantwoording onder 13 e.v.
Erkent u dat uw stelling dat de luchtvaart groei zou kunnen «verdienen» door hinder te beperken een veel te smalle interpretatie is van de veel bredere waaier aan verschillende typen grenswaarden waar de luchtvaart aan moet voldoen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13.
Op welke wijze gaat u borgen dat de volledige waaier aan grenswaarden op het gebied van klimaat, leefomgeving en veiligheid van mens en dier zullen worden gerespecteerd?
Zie antwoord vraag 13.
Kent u de reactie van Schiphol op uw voornemen om Schiphol te laten groeien?11 12
Zie antwoord vraag 13.
Is het u ook opgevallen dat in de reactie van Schiphol geen melding is gemaakt van de brede waaier aan grenswaarden waaraan de luchtvaart moet gaan voldoen op het gebied van klimaat, leefomgeving en veiligheid? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13.
Op welke wijze gaat u Schiphol attenderen op deze door u aangekondigde grenswaarden?
Zie antwoord vraag 13.
Erkent u dat Schiphol met haar eenzijdige reactie een voorschot neemt op het mogelijk dwarsbomen van het uitvoeren van de aangenomen motie Van Raan/Kröger13 over het opstellen van dergelijke grenswaarden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13.
Op welke wijze gaat u Schiphol attenderen op deze aangenomen motie?
Zie antwoord vraag 13.
Waarom schrijft u in uw brief14 niets over het uitvoeren van de aangenomen motie Van Raan c.s.15, waarin de Kamer de regering oproept om hinder als criterium breder te definiëren dan alleen geluidshinder en hiervoor voorstellen te doen ten behoeve van de Luchtvaartnota, omdat hinder in de vorm van geluid als criterium niet voldoende is om alle schade die de luchtvaart teweegbrengt te bepalen?
Zie antwoord vraag 13.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie Van Raan c.s.?16 Kunt u een uitgebreid overzicht verschaffen van alle stukken, scenario’s en berekeningen die momenteel op tafel liggen ten behoeve van de uitvoering van deze motie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13.
Erkent u dat uw voornemen om Schiphol te laten groeien geen recht doet aan het op correcte wijze uitvoeren van de aangenomen motie Van Raan c.s.?17 Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13.
Kunt u garanderen dat deze reeds anderhalf jaar geleden aangenomen motie correct zal worden uitgevoerd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13.
Waarom heeft u gekozen voor vrijdag 5 juli 2019 als dag van het bekendmaken van uw voornemen om Schiphol te laten groeien?
5 juli is de dag dat het kabinet heeft besloten tot de voorliggende invulling van het voornemen voor de korte middellange en lange termijn. Dit besluit volgt uit een lang traject, dat is gestart met een adviesaanvraag aan de ORS over: een toekomstbestendig NNHS en een oplossing voor het wonen-vliegen vraagstuk. Toen begin dit jaar bleek dat de partijen niet tot een gemeenschappelijke advisering konden komen, heb ik gesprekken gevoerd met de betrokken partijen. Op basis van deze gesprekken heb ik de Kamer geïnformeerd over het vervolgtraject, daarbij heb ik aangeven dat ik zo snel mogelijk wil komen tot het zorgvuldig juridisch verankeren en strikt handhaven van het NNHS. Daarbij heb ik ook aangegeven voor de zomer de Kamer te informeren over de vervolgaanpak.
Erkent u dat deze dag wel zeer ongelukkig gekozen is, kort na de publicatie van het Klimaatakkoord waar luchtvaart geen serieus onderdeel van uitmaakt én kort voor het zomerreces van de Tweede Kamer? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 29.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Vanwege het inhoudelijk overlappen zijn sommige antwoorden samengevoegd.
Kent u de artikelen «Failliete rijschoolhouder blijkt spoorloos», «Rijschoolhouder Ferry A. failliet» en «Verdwenen rijschoolhouder neemt onbetaald personeel verschrikkelijk in de maling»?1 2 3
Ja.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de rijschool A. uit Zoetermeer? Is er inderdaad sprake van een faillissement zoals vandaag op teletekst te lezen valt?
Op dinsdag 2 juli 2019 heeft de rechtbank Den Haag het faillissement uitgesproken.
Is de heer A. al opgepakt door de Spaanse autoriteiten en/of wordt er een verzoek gedaan aan Spanje om tot aanhouding, arrestatie en uitlevering over te gaan zodat de heer A. zich kan verantwoorden voor een Nederlandse rechter?
Ik ga niet in op individuele personen en strafrechtelijke zaken.
Welke mogelijkheden zijn er om foute rijscholen en/of -instructeurs hun lesbevoegdheid per direct te kunnen ontnemen en te weren uit de rijschoolbranche?
Er is een vorderingenprocedure binnen de Wet Rijonderricht Motorrijtuigen (WRM) om het certificaat ongeldig te verklaren ingeval er sprake is van bv. Drankgebruik of gevaarlijk gedrag tijdens de les.
Wat kan het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) doen? Wat doet het CBR om schade voor cursisten te voorkomen? Worden rijscholen regelmatig doorgelicht, bijvoorbeeld op het gebied van vakbekwaamheid en financiële degelijkheid?
Het CBR is geen toezichthouder op het functioneren van rijscholen. Het CBR heeft evenmin een rol bij het voorkomen van financiële schade bij cursisten. Vakbekwaamheid van de instructeur (didactiek en instructie) is geregeld in de WRM.
Elke ondernemer is volgens belastingwetregels verplicht voor de BTW een administratie bij te houden en te bewaren in een voor hen controleerbare boekhouding. Deze voorgeschreven boekhouding is ook noodzakelijk om een rijschool financieel degelijk kunnen voeren. De Belastingdienst doet incidenteel controles van de financiële bedrijfsvoering van ondernemingen, zo ook bij rijscholen.
Wat kunnen gedupeerde instructeurs en cursisten doen om hun schade te verhalen? Bij wie kunnen ze zich melden? Is er zicht op hoeveel mensen schade hebben geleden en in welke omvang?
Gedupeerden kunnen hun vordering, vergezeld van bewijsstukken, indienen bij de curator. De vordering wordt in een later stadium geverifieerd.
Ik heb op dit moment geen zicht op de omvang van de schade. Naar ik begrijp ontvangt de curator nog dagelijks aanmeldingen van vorderingen. Deze vorderingen zullen worden geplaatst op de lijst van voorlopig erkende schulden, maar zullen later nog moeten worden geverifieerd.
Wat heeft de invoering van de Wet Rijonderricht Motorrijtuigen (WRM) voor gevolgen voor verbetering van de kwaliteit van de rijscholen? Waarop zou de WRM nog aangescherpt kunnen worden?
De WRM regelt eisen voor rijinstructeurs en niet op rijschoolniveau. Zoals gemeld in de Kamervragen «onverzekerde lesauto’s»4 ben ik in gesprek met de branche, CBR en IBKI om te bezien op welke aspecten een kwaliteitsimpuls nodig en mogelijk is.
Kunt u deze vragen met spoed en op korte termijn beantwoorden?
Gelet op de oproep van de Kamer om over deze individuele zaak in gesprek te gaan met de branche heb ik dat gedaan alvorens deze vragen te beantwoorden. Dat bood mij de gelegenheid uw Kamer ook meteen te kunnen informeren over de uitkomsten van dit gesprek.
Het bericht 'Sneek calls for speed-up of road-building project' |
|
Chris van Dam (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Sneek calls for speed-up of road-building project»?1
Ja.
Klopt het dat de renovatie van Cherry Tree Road op Sint Eustatius vertraagd is? Zo ja, wat is daarvan de oorzaak? Is er sprake van een conflict tussen de overheid en de aannemer? Hoe kan dit conflict opgelost worden?
De oplevering van het project heeft inderdaad vertraging opgelopen. De oorspronkelijke opleverdatum van het project was juli 2019.
De oorzaak van de vertraging was met name een verschil van inzicht over de te gebruiken materialen om tot een op Statiaanse bodem duurzame en onderhoudsvrije weg te komen. Het afkeuren van de door de aannemer voorgestelde cementsoort heeft geleid tot een geschil. Inmiddels is een nieuwe cementsoort besteld. Tussen het openbaar lichaam en de aannemer zijn daarnaast nieuwe afspraken gemaakt over de voorwaarden waaronder de aannemer het project alsnog, met een vertraagde opleverdatum van uiterlijk maart 2020, mag afmaken. Daarin zijn onder andere nadere eisen gesteld aan de planning en de organisatiestructuur en zijn extra tussentijdse opleveringsmomenten vastgelegd.
De bevolking is op 4 september jl. in een townhall meeting door de regeringscommissaris op de hoogte gebracht van de ontstane situatie en de nieuwe planning.
Bestaat het risico dat ook andere infrastructurele projecten vertraging oplopen? Zo ja, welke maatregelen kunt u nemen om vertraging te voorkomen of te beperken?
Voor andere infrastructurele projecten geldt dat zij een eigen aanbestedingstraject doorlopen. De ervaringen met één aannemer zijn dan ook op zichzelf geen reden om aan te nemen dat ook andere projecten een dergelijk verloop kennen.
Inmiddels heb ik begrepen dat het tweede project uit het wegenprogramma, de weg naar Jeems, dat is gegund aan een lokale aannemer, ook vertraagd zal worden opgeleverd. De oorzaak daarvan is een andere dan die in het geval van Cherry Tree. De toezichthouder heeft het drainageplan afgekeurd, waarbij het eindproduct als te onderhoudsgevoelig is aangemerkt. Het opnieuw opstellen van dat plan en de uitvoering daarvan brengt een vertraging met zich mee van ongeveer 3 maanden.
Deelt u de mening, dat voor de economische ontwikkeling van Sint Eustatius een adequaat wegennet onmisbaar is?
Een adequaat wegennet is onderdeel van de aanpak van de infrastructuur op Sint Eustatius. In de wijk Cherry Tree was het wegennet tot nog toe onverhard en had het water vrij spel na een regenbui. Daarom werd juist aan deze wijk prioriteit gegeven.
Ik hecht naast het zo snel mogelijk opleveren van de nieuwe wegen ook aan de kwaliteit van het eindresultaat. Het is daarom van belang per project te bezien hoe zo snel mogelijk het meest optimale resultaat behaald kan worden.
Bent u bereid in overleg te treden met alle betrokken partijen om ervoor te zorgen dat de vernieuwing van het wegennet op Sint Eustatius wordt bespoedigd?
Zie antwoord vraag 4.
Welke maatregelen neemt u om ervoor te zorgen dat het wegennet op Sint Eustatius niet alleen wordt vernieuwd, maar ook het onderhoud op langere termijn wordt gegarandeerd?
Sint Eustatius komt in aanmerking voor € 1.25 mln. per jaar voor beheer en onderhoud van de infrastructuur vanuit de structurele middelen uit het Regeerakkoord. De middelen voor 2018 en 2019 worden ingezet voor de wegen. Aan Sint Eustatius is een plan voor beheer en onderhoud gevraagd voor de jaren 2020–2023. Dit plan zal in het najaar worden opgeleverd.
Het bericht ‘Verkoop personenauto’s zakt flink in eerste halfjaar 2019’ |
|
Helma Lodders (VVD), Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Verkoop personenauto’s zakt flink in eerste halfjaar 2019»?1
Ja.
Kunt u een overzicht geven van de verkoop van personenauto’s over de afgelopen vijf jaar (uitgesplitst per half jaar en uitgesplitst naar de verschillende brandstofsoorten die worden onderscheiden in de motorrijtuigenbelasting (mrb), te weten benzine, diesel, lpg, elektrisch, overig)?
Het gevraagde overzicht is als bijlage bij de beantwoording van deze schriftelijke vragen gevoegd.
Kunt u toelichten waarom de verkoop van personenauto’s met ongeveer 10% achterblijft bij vorig jaar?
Vanuit de autobranche ontvangt het kabinet berichten over een daling van de verkoopaantallen van nieuwe auto’s met ca. 10% in het eerste halfjaar van 2019, ten opzichte van het eerste halfjaar van 2018. Het is lastig om specifieke oorzaken aan te wijzen voor een daling of stijging van nieuwverkopen. Een dergelijke ontwikkeling moet volgens het kabinet ook niet worden bezien vanuit één half jaar. Zo waren de autoverkopen in zowel de eerste helft van 2017 als 2018 juist weer met ruim 10% gestegen. De totale nieuwverkoop van auto’s in Nederland fluctueert overigens al jaren tussen ca. 380.000 à 450.000 auto’s per jaar. Een stijging of daling van bijvoorbeeld 10% is daarom, gelet op de afgelopen jaren, geen uitzonderlijke ontwikkeling.
Klopt het dat het de bpm in het eerste half jaar van 2019 met gemiddeld 15% is gestegen ten opzichte van dezelfde periode in 2018? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u daar een toelichting op geven?
De BPM-opbrengst over de eerste helft van 2019 is min of meer gelijk aan de BPM-opbrengst van de eerste helft van 2018. Wel is het aantal nieuwverkochte auto’s over de eerste helft van 2019 gedaald. Zoals beschreven in het antwoord op vraag 3 zijn dergelijke fluctuaties in het aantal nieuwverkochte auto’s niet ongebruikelijk. Dat de BPM-opbrengst gelijk blijft ondanks een daling van het aantal nieuwverkopen is het gevolg van het feit dat de gemiddelde CO2-uitstoot van nieuwverkochte auto’s is gestegen. Dit komt doordat nieuwe auto’s in 2019 gemiddeld zwaarder en duurder (catalogusprijs exclusief BPM) zijn dan in voorgaande jaren. Dit blijkt ook uit onderzoek van TNO.2 Een hogere CO2-uitstoot betekent een hogere BPM. Hier komt bij dat de BPM een zeer progressieve belasting is. Door de progressieve BPM-tarieven kan een relatief kleine stijging van de gemiddelde CO2-uitstoot al snel een flink hogere BPM-opbrengst met zich meebrengen. In 2019 bedraagt de BPM voor een benzineauto met een CO2-uitstoot van 100 g/km € 2.597. Een toename van die CO2-uitstoot naar 120 g/km leidt al tot een verdubbeling van de BPM naar € 5.212. Relatief kleine verschuivingen in de CO2-uitstoot van personenauto’s en de samenstelling van de nieuwverkopen kunnen dus tot aanzienlijke fluctuaties in de totale BPM-opbrengst leiden. Overigens is de totale BPM-opbrengst over een langere termijn bezien nog altijd relatief laag. In 2007 was de totale BPM-opbrengst namelijk nog zo’n € 3,6 miljard. In 2018 was de BPM-opbrengst zo’n € 2,3 miljard.
Herinnert u zich dat u in antwoord op Kamervragen aangaf zich in te zetten om de bpm-opbrengst niet te laten stijgen als gevolg van de Worldwide Harmonised Light Vehicle Test Procedure (WLTP)?2
Op dit moment is de CO2-uitstoot vastgesteld conform de NEDC-testmethode nog altijd de heffingsgrondslag van de BPM. In de brief van 11 juli 2019 heeft het kabinet aangegeven dat per 1 juli 2020 de CO2-uitstoot vastgesteld conform de WLTP-testmethode de heffingsgrondslag wordt van de BPM.4 De CO2-uitstoot vastgesteld conform de WLTP-testmethode is gemiddeld hoger dan de CO2-uitstoot vastgesteld conform de NEDC-testmethode. Een hogere CO2-uitstoot betekent ook een hogere BPM. Het kabinet heeft echter zowel richting de Tweede Kamer als de autosector aangegeven dat deze verandering van heffingsgrondslag niet moet leiden tot een stijging van de totale BPM-opbrengst. Aan deze toezegging geeft het kabinet gevolg door, gelijktijdig met de aanpassing van de heffingsgrondslag, de BPM-tarieven en CO2-schijflengtes aan te passen om te compenseren voor de hogere WLTP CO2-uitstoot. Belangrijk om hierbij te vermelden is dat deze aanpassing van de BPM-tarieftabel wordt uitgevoerd aan de hand van het gemiddelde verschil tussen NEDC CO2-uitstoot en WLTP CO2-uitstoot. Voor sommige auto’s is dit verschil echter groter dan dit gemiddelde. Voor andere auto’s is het verschil weer kleiner dan het gemiddelde. Hierdoor is het mogelijk dat, als gevolg van de nieuwe BPM-tarieftabel, de BPM op sommige auto’s stijgt of daalt. Dit is een logisch gevolg van de nieuwe WLTP-testmethode, omdat de nieuwe testmethode de CO2-uitstoot in de praktijk beter benadert. Auto’s die in de praktijk daadwerkelijk CO2-zuiniger zijn komen gunstiger uit de WLTP-test en omgekeerd. Deze aanpassingen in de BPM worden meegenomen in het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2020.
Kunt u toelichten waarom de bpm-opbrengst in de eerste helft van 2019 dan toch met vier miljoen euro is gestegen ten opzichte van de dezelfde periode vorige jaar terwijl er minder auto’s zijn verkocht en wetende dat de verkoop van elektrische auto's vanwege de vrijstelling geen bpm-opbrengst oplevert?
Zie antwoord vraag 4.
Herinnert u zich dat u tijdens het algemeen overleg over autogerelateerde belastingen op 13 februari 2019 heeft aangegeven dat de aanpassing van de bpm-tabellen een afspraak is die u ook met de sector heeft gemaakt en waar u zich aan gaat houden?
Zie antwoord vraag 5.
Wanneer wordt gevolg gegeven aan deze eerdere toezeggingen om te komen tot aanpassing van de bpm-tabellen?
Zie antwoord vraag 5.
Wordt de sector betrokken bij deze aanpassing, heeft u overleg met de sector? Zo nee, waarom niet? Zo ja, graag een toelichting op dit proces en de bespreekpunten.
Om meer inzicht te krijgen in de gevolgen van de WLTP op de CO2-uitstoot van personenauto’s heeft het kabinet TNO gevraagd om uitgebreid onderzoek te doen. Dit heeft geresulteerd in drie onderzoeksrapporten. Het derde onderzoeksrapport is op 11 juli 2019 aan uw Kamer gestuurd.5 Op dit moment werkt TNO, in aanvulling op dit derde onderzoeksrapport, aan een aanvullende analyse over de gevolgen van de WLTP voor plug-in hybride auto’s. Deze analyse wordt zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval voor Prinsjesdag, aan uw Kamer gestuurd. De autosector is gedurende het onderzoek naar de WLTP uitvoerig geconsulteerd. Zo heeft de sector punten onder de aandacht kunnen brengen, bijvoorbeeld met betrekking tot de onderzoeksvragen. Mede op verzoek van de autosector is door TNO bijvoorbeeld uitvoerig onderzoek gedaan naar de NEDC CO2-uitstoot van WLTP-auto’s. Daarnaast is de sector tweemaal uitgenodigd bij de TNO-presentaties van de onderzoeksresultaten. Bij deze presentaties zijn er gesprekken gevoerd over de onderzoeksresultaten van TNO. De autosector is bijvoorbeeld van mening dat de BPM op dit moment al is gestegen als gevolg van de WLTP. Deze conclusie is echter ontkracht door de onderzoeksresultaten van TNO. Uit het onderzoek van TNO komt namelijk het beeld naar voren dat de nieuwverkochte auto’s gemiddeld zwaarder en duurder zijn en over meer motorvermogen beschikken. Dat verklaart een stijging van de CO2-uitstoot en dus ook een stijging van de BPM. De huidige ontwikkelingen rondom de BPM-opbrengst kunnen dan ook niet worden gezien als een gevolg van de nieuwe WLTP-testmethode, de grondslag van de BPM is momenteel immers nog de CO2-uitstoot op basis van de NEDC-uitstoot. Daarnaast is tijdens deze bijeenkomsten uitvoerig van gedachten gewisseld over een logisch moment om de omzetting naar een op WLTP-uitstootcijfers gebaseerde BPM-tarieftabel op te nemen in de wet BPM. Uit deze gesprekken is gebleken dat de omzettingsdatum van 1 juli 2020 voor de betrokken partijen acceptabel is. Om die reden heeft het kabinet ervoor gekozen deze invoeringsdatum te hanteren.
Kunt u het tweede TNO-rapport over de bpm, waarover u tijdens het algemeen overleg over Autogerelateerde belastingen op 13 februari 2019 aangaf dat dit in mei 2019 zou volgen, delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden?
Vanwege de onderlinge samenhang is ervoor gekozen enkele vragen gezamenlijk te beantwoorden.
3
138.807
1.169
1.084
45.005
0
7.320
0
767
7.639
201.794
0
112.927
2.391
2.180
61.566
2
7.230
0
391
4.604
191.291
2
140.118
1.757
307
46.214
6
4.391
0
236
10.218
203.249
1
119.596
1.681
364
84.990
13
11.537
0
232
30.158
248.572
1
151.281
1.846
166
34.382
1
4.058
0
372
2.649
194.756
1
124.315
2.208
506
38.679
6
7.330
1
567
15.970
189.583
0
172.059
3.323
467
40.663
4
9.840
0
685
545
227.586
0
140.663
4.736
817
33.230
1
9.698
1
554
585
190.285
1
194.944
8.020
772
36.872
0
13.307
1
571
1.517
256.005
1
143.375
16.413
446
21.779
13
9.703
0
411
2.019
194.160
0
174.180
17.212
101
20.338
65
14.310
0
439
3.021
229.666
Het bericht ‘Oefenen voor een no-deal Brexit en een werkbezoek aan de Rotterdamse haven |
|
Aukje de Vries (VVD), Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Oefenen voor een no-deal Brexit» van Maritiem Nederland?1
Ja.
Bent u op hoogte van het feit dat de Rotterdamse haven een Border Inspection Point (BIP) mist aan de noordoever van de Nieuwe Waterweg?
Wat zijn daarvan de gevolgen bij een no-deal Brexit waarin het Verenigd Koninkrijk een «derde land» zou worden? Welke sectoren worden daardoor geraakt? Deelt u de mening dat vertragingen als gevolg van het ontbreken een BIP op de noordoever van de Nieuwe Waterweg onwenselijk is voor de Rotterdamse haven en de regio?
Deelt u de mening dat een BIP nodig is aan de noordoever van de Nieuwe Waterweg in de Rotterdamse haven om ervoor te zorgen dat er geen onnodige vertraging wordt opgelopen bij het inspecteren van goederen en een goede doorstroming te realiseren?
Wat is er volgens u voor nodig om een BIP te realiseren aan de noordoever van de Nieuwe Waterweg? Wie is er verantwoordelijk voor de aanleg van zo’n nieuw BIP en op welke termijn zou dit verwacht kunnen worden?
Wie is er verantwoordelijk voor de financiering van een BIP? Bent u voornemens financieel bij te dragen aan de realisatie van een nieuw BIP?
Is goedkeuring van de Europese Commissie nodig om een BIP aan te leggen? Zo ja, bent u voornemens deze toestemming te verkrijgen in Brussel?
Zijn er elders in het land vergelijkbare knelpunten? Zo ja, welke? Hoe gaan die opgelost worden?
Duizenden gedupeerden door het faillissement van de Zoetermeerse verkeersschool Aalbregt |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Rijschool Zoetermeer failliet: duizenden gedupeerden en eigenaar bedreigd»?1
Ja.
Vindt u ook dat het faillissement een drama is voor al die leerlingen en rijschoolinstructeurs?
Ja.
Zien de gedupeerden nog iets terug van hun al betaalde rijlessen of rijexamens? Kunnen zij gebruik maken van een waarborgfonds van een van de brancheorganisaties?
Of de gedupeerden iets terugkrijgen van hun vooruitbetaalde rijlessen en/of examens is afhankelijk van de afhandeling van het faillissement door de curator. De rijschool is weliswaar aangesloten bij een brancheorganisatie, maar deze kent geen waarborgfonds voor gedupeerde leerlingen.
Kunnen de leerlingen waarvan het rijexamen al gepland was nog afrijden? Bent u bereid om gezamenlijk met het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) te kijken of er een oplossing te vinden is voor de gedupeerden? Zijn er eventueel nog andere manieren waarmee u de gedupeerden kunt ondersteunen?
Een faillissement is eerst en vooral een privaatrechtelijke aangelegenheid. De overheid heeft hier geen rol in. Geplande examens worden door het CBR afgenomen zolang er dekking is. Conform de motie2 van Dijk (PvdA) ben ik over deze situatie in gesprek gegaan met de branchepartijen BOVAG/FAM/VRB. Ik heb begrepen dat er op verzoek en tegen betaling lesautos beschikbaar zijn gesteld voor zover de betrokken leerling over voldoende aantoonbare rijkwaliteiten beschikte en veilig een praktijkexamen kon afleggen.
Deelt u de mening dat dit faillissement laat zien dat er een wildgroei is aan rijscholen en dat daar iets aan gedaan moet worden?
Nee. Deze verkeersschool bestond al vele jaren en stond tot voor het faillissement niet ter discussie.
Hoe komt het dat de aangenomen motie-Kuiken uit 2014 om te komen tot een overkoepelend kwaliteitskeurmerk en klachtenmeldpunt in de rijscholenbranche nog steeds niet is uitgevoerd?2 Gaat u ervoor zorgen dat dit overkoepelende keurmerk en klachtenmeldpunt er dit jaar nog is?
In reactie op de motie is de ontwikkeling van een keurmerk destijds nadrukkelijk overgelaten aan de marktpartijen zelf. De oplossing voor de motie Kuiken 4 is door mijn voorganger gevonden door de Rijscholenkiezer van Stichting TeamAlert te lanceren in samenwerking met de branche en het CBR. Stichting TeamAlert had een online platform ontwikkeld met subsidie van mijn departement. Zoals bekend is deze Rijscholenkiezer door rechtszaken uit de lucht gehaald. Verder overleg met de branche, CBR en IBKI hebben geleid tot een door het CBR gelanceerde app en facebookcampagne, met op hoofdlijnen dezelfde strekking, echter zonder reviewmogelijkheid voor consumenten.
Ik ben continu in gesprek met de branche om gezamenlijk te zoeken naar de mogelijkheden om de kwaliteit van de rijschoolbranche te verbeteren.
Bent u bovendien bereid om, in deze vechtmarkt met rijscholen die niet voldoen aan de kwaliteit, extra eisen te stellen aan rijschoolhouders? Hoe kijkt u aan tegen het pleidooi van brancheorganisatie BOVAG?
Ik ben in gesprek met de branche, CBR en IBKI om te bezien op welke aspecten de branche een extra kwaliteitsimpuls nodig heeft. Bij die gesprekken betrek ik ook het verzoek in de motie van het lid Sienot4. De BOVAG pleit voor meer eisen voor mensen die een rijschool willen beginnen. Ook die oproep zal ik betrekken in mijn overleg met de branche.