Het coalitieakkoord |
|
Caroline van der Plas (BBB), Farid Azarkan (DENK), Laurens Dassen (Volt), Lammert van Raan (PvdD), Liane den Haan (Fractie Den Haan), Tom van der Lee (GL), Wybren van Haga (BVNL), Chris Stoffer (SGP), Teun van Dijck (PVV), Pieter Omtzigt (Omtzigt), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU) |
|
Kunt u onderstaande vragen behandelen als feitelijke vragen, waarbij de gestelde vragen doorgaans niet van alle bovengenoemde fracties het standpunt vertegenwoordigen?
Ja.
Kunt u onderstaande (feitelijke) vragen, voorafgaand aan het debat over de regeringsverklaring, één voor één beantwoorden of, indien een antwoord op een bepaalde vraag nog niet beschikbaar is, aangeven op welke datum het antwoord op deze vraag wel beschikbaar is?
Ja.
Met hoeveel zekerheid zijn de plannen in dit coalitieakkoord voldoende om de aangescherpte doelstelling van 2030 (Commissie-Remkes) te halen?
In het coalitieakkoord is ervoor gekozen om het advies van de Commissie Remkes voor een aanscherpte doelstelling van 2030 te volgen, om de natuur te herstellen en de biodiversiteit te verbeteren. Er is voor de integrale gebiedsgerichte aanpak 25 miljard vrijgemaakt.
Op 12 november jl. is met de Kamerbrief Voortgang Stikstof (Kamerstuk 35 334, nr. 170) uw Kamer geïnformeerd over de analyses die de kennisinstellingen PBL, RIVM en WUR hebben gemaakt ten behoeve van de te maken keuzes omtrent een integrale aanpak.
De ambtelijke inschatting o.b.v. het PBL-rapport is dat de aangescherpte doelstelling van 2030 zoals benoemd in het coalitieakkoord binnen bereik kan komen als aan bepaalde voorwaarden voldaan wordt. Het doelbereik hangt bijvoorbeeld sterk af van een succesvolle ruimtelijke inrichting van het pakket en de vormgeving van de maatregelen. Om hierbij perspectief te bieden aan de boer, en ruimte te laten voor het ondernemerschap, wordt ingezet op het leveren van maatwerk in de uitvoering van dit beleid.
Om het precieze doelbereik te bepalen is een aanvullende doorrekening noodzakelijk, na verdere uitwerking van de plannen. De vormgeving van de uitvoering is namelijk ook zeer belangrijk voor de doeltreffendheid en doelmatigheid en daarmee voor de prognose of de aangescherpte doelstelling ermee wordt gerealiseerd. Op verschillende manieren zal worden ingeregeld dat de doelen onontkoombaar zullen worden gehaald.
Zijn er ramingen gemaakt van de effecten van de stikstofmaatregelen? Kunt u deze delen met de Kamer?
Zoals ook in het antwoord op vraag 3 is aangegeven, is uw Kamer op 12 november jl. met de Kamerbrief Voortgang Stikstof (Kamerstuk 35 334, nr. 170) geïnformeerd over de analyses die de kennisinstellingen PBL, RIVM en WUR hebben gemaakt ten behoeve van de te maken keuzes omtrent een integrale aanpak. In meegestuurde rapporten wordt de samenhang tussen de stikstofopgave, de klimaatopgave en de opgave op waterkwaliteit kwantitatief en kwalitatief nader geduid. De rapporten geven een beeld van de effecten van diverse maatregelenpakketten, de sociaaleconomische consequenties en het toekomstperspectief voor in het bijzonder de landbouwsector.
Wat betekent de ambitie van de coalitie om de natuur van Caribisch Nederland beter te beschermen voor het Chogogo Hotel op Bonaire?
De doelen en ambitie voor de natuur van Caribisch Nederland zijn vastgesteld in het Natuur en milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030 (NMBP). In het nieuwe coalitieakkoord is incidenteel 35 miljoen euro gereserveerd voor de uitvoering van de eerste fase (tot 2025) van het Natuur en milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030. De openbare lichamen zijn en blijven verantwoordelijk voor het eilandelijk natuurbeheer. Het maken van een afweging tussen publieke belangen zoals natuur en private belangen zoals een hotel is dan ook primair aan het betreffende bestuurscollege van het openbaar lichaam. (Ruimtelijke) ontwikkelingen zijn mogelijk binnen het wettelijk kader, handhaving is daarvoor essentieel. Om die reden zullen de bij het NMBP betrokken ministeries de openbare lichamen ondersteunen in het vaststellen van toezicht en handhavingsprogramma’s voor natuur en milieu. Met betrekking tot de activiteiten van het Chogogo hotel is het vergunning proces niet goed doorlopen. Op korte termijn zal dit worden hersteld door het nemen van een besluit door het openbaar lichaam over de aanvraag voor een vergunning voor uitvoering van de activiteiten. Om de situaties zoals het Chogogo hotel in de toekomst te voorkomen zullen de bij het NMBP betrokken ministeries de openbare lichamen ondersteunen in het vaststellen van toezicht en handhavingsprogramma’s voor natuur en milieu.
Welk doel is er gesteld onder de carbon credits om de verdienmodellen van boeren te versterken? En hoe hangt dit samen met de voorgestelde Europese verordeningen rondom landgebruik en emmissiereductie in de landbouw?
«Carbon credits» worden in het coalitieakkoord genoemd als een van de mogelijke nieuwe verdienmodellen die het kabinet zal stimuleren. Het nationale beleid t.a.v. koolstoflandbouw («carbon farming»), waaronder «carbon credits» vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. Zoals gesteld in de recente mededeling van de Europese Commissie «Sustainable Carbon Cycles» COM(2021) 800 kan koolstoflandbouw een belangrijke bijdrage leveren aan het bereiken van de doelen van het voorstel tot wijziging van de LULUCF-verordening: 310 Mton CO2-equivalent netto koolstofverwijderingen per jaar op EU-niveau in 2030 en klimaatneutraliteit in de gehele landsector op EU-niveau in 2035. Met klimaatneutraliteit in de gehele landsector bedoelt de Commissie een balans tussen broeikasgasemissies van landgebruik, vee en kunstmestgebruik enerzijds en koolstofverwijderingen in terrestrische ecosystemen anderzijds. Het kabinet is nog bezig met het bestuderen van de genoemde Commissiemededeling, in februari 2022 zal het BNC-fiche aan uw Kamer worden verzonden.
Erkent u de kritiek en angst van boeren dat het geld uit het fonds voor de transitie van de landbouw vooral zal worden besteed aan advies of consulten? Hoe gaat u er voor zorgen dat de gelden in het fonds voor de landbouw terecht komen op het boerenerf?
Het transitiefonds is bedoeld om tijdens een meerjarige transitie mogelijk te maken dat doelen op het terrein van stikstof, natuurherstel, klimaat en water gerealiseerd worden met een gebiedsgerichte aanpak. De inrichting van de wijze van vrijgeven van gelden uit het transitiefonds en van de wijze van monitoring zal erop gericht zijn dat de besteding van de middelen doelmatig is. Dit zullen we «lerend» doen: van ervaringen hoe we met zoveel mogelijk tempo doelmatig stappen kunnen zetten willen we leren en doorvertalen in eventuele aanpassing van onze werkwijze.
Voor een belangrijk deel gaat het werken aan de doelen op het terrein van stikstof, natuurherstel, klimaat en water leiden tot veranderingen op het boerenerf l. Buiten kijf staat dat dit veel meer inhoudt dan «vooral advies of consulten». Deze doelen kunnen nooit gehaald worden met «vooral advies of consulten». Het vergt inzet van een mix van maatregelen met maatwerk op gebiedsniveau. Perspectief voor boeren, het verstandig gebruik maken van innovaties en het komen tot andere verdienmodellen zijn hier belangrijke onderdelen van.
Wat definieert u als duurzaam voedsel dat gestimuleerd dient te worden, aangezien het coalitieakkoord spreekt over het stimuleren van lokaal en duurzaam voedsel? En hoe hangt dit samen met de voorgestelde EU gelden en campagnes voor stimulatie van biologisch voedsel?
Duurzaam voedsel is afkomstig uit duurzame landbouw, waarbij met respect voor milieu, natuur, water en dierenwelzijn vee gehouden wordt en/of plantaardige producten geteeld worden, én dat past binnen een gezond en duurzaam voedingspatroon volgens de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum. Om duurzaam voedsel herkenbaar en de keuze ervoor makkelijker te maken, wordt vaak gebruik gemaakt van een keurmerk met een logo als hulpmiddel op de verpakking van voedingsmiddelen. Er zijn op dit moment tien topkeurmerken op het gebied van duurzaamheid. Deze zijn terug te vinden in de Keurmerkenwijzer van Milieu Centraal en scoren het hoogst op het gebied van controle, transparantie en ambitieniveau ten aanzien van milieu, dierenwelzijn of mens en werk. Biologisch voedsel is een voorbeeld van duurzaam voedsel. Het wettelijk geborgde Europees keurmerk voor biologisch is één van de tien topkeurmerken. Een product met een biologische keurmerk voldoet aan de EU-regels en eisen voor biologische landbouw, die via een EU-verordening vastgelegd zijn. Op basis van de boer-tot-bord strategie heeft de Europese Commissie op 25 maart 2021 een «Actieplan voor de ontwikkeling van de biologische productie» gepubliceerd, waarvoor de Europese Commissie financiële middelen heeft uitgetrokken.
Welke rol gaat het fonds voor de landbouw spelen in het financieel ondersteunen van extensiveren, aangezien het coalitieakkoord spreekt over een gebiedsgerichte aanpak voor extensivering, innovatie, legalisering en verplaatsing.? Acht u dit genoeg om de doelen rondom klimaat en extensivering te halen?
Het doel van het transitiefonds van cumulatief € 25 miljard is het mogelijk maken om doelen op het terrein van stikstof, natuurherstel, klimaat en water te realiseren met een integrale gebiedsgerichte aanpak. Deze aanpak bestaat uit een mix van maatregelen met maatwerk op gebiedsniveau. Extensivering is een van de mogelijke maatregelen om de doelen te realiseren. Provincies stellen voor deze aanpak gebiedsplannen op, in samenspraak met medeoverheden en andere betrokkenen, onder meer gebaseerd op de verplichtingen uit de stikstofwet, zoals die medio 2021 in werking is getreden. Deze gebiedsplannen moeten uiterlijk twee jaar na inwerkingtreding van de stikstofwet door de provincies worden opgeleverd. Elk gebiedsplan zal onder meer inzicht bieden in de inzet van maatregelen en middelen en de daarmee te behalen resultaten. Voor de stikstof, natuur, klimaat en water opgaven is de optelsom van gebiedsplannen van belang. Alle opgaven, ook die voor klimaat, kennen immers nationale (reductie)doelen Om te verzekeren dat de aanpak in de gebieden de- benodigde broeikasgasreductie oplevert, en tevens het benodigde voor de andere doelen op het terrein van natuurherstel en waterkwaliteit, zal het kabinet kaders meegeven aan de provincies voor de planvorming en toezien op doelbereik in de uitvoering. Dit gebeurt in goed overleg met het IPO en vraagt nadere uitwerking en besluitvorming. U wordt hier zo spoedig mogelijk over geïnformeerd.
Is het de bedoeling dat provincies meer ruimte krijgen om eigen keuzes te maken voor de inzet van middelen voor opkoop dan wel innovatieve stalsystemen en managementmaatregelen afhankelijk van gebiedsprocessen?
Zoals in het coalitieakkoord staat vermeld komt er een Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) waarin bestuurlijke afspraken met provincies worden gemaakt om gebiedsgericht de opgaven ten aanzien van natuurherstel, klimaat en water te halen. Dit programma moet nog worden uitgewerkt; hierin zal o.a. worden gekeken hoe beslist wordt over de inzet van maatregelen en middelen. Er zijn verschillende mogelijkheden, waarbij van belang is dat goed gekeken wordt dat de verandering goed aansluit op de veranderideeën van de betrokken boeren. Dit punt zal bij de vormgeving van het NPLG door ons met provincies worden besproken. Tevens worden voorwaarden vastgelegd aan de inzet van rijksbudget en de instrumenten die het kabinet beschikbaar stelt.
Is invoering van de door de commissie Remkes voorgestelde afrekenbare stoffenbalans een randvoorwaarde voor aanscherping van de doelstellingen in de Wet stikstofreductie en natuurverbetering?
Het kabinet laat momenteel verkenningen doen naar de mogelijkheden voor doelsturing via een Afrekenbare Stoffen Balans (ASB). Deze verkenningen zijn in de afrondende fase en uw Kamer zal hierover binnenkort geïnformeerd worden.
Wordt voor het opstellen van het voorstel tot wijziging van de Wet stikstofreductie en natuurverbetering eerst een analyse gemaakt van de haalbaarheid van de voorgestelde versnelling van de doelstellingen?
Zoals ook in het antwoord op de vragen 3 en 4 is aangegeven, is Uw Kamer op 12 november jl. met de Kamerbrief Voortgang Stikstof (Kamerstuk 35 334, nr. 170) geïnformeerd over de analyses die de kennisinstellingen PBL, RIVM en WUR hebben gemaakt ten behoeve van de te maken keuzes omtrent een integrale aanpak. De met de Kamerbrief meegestuurde rapporten geven ook een beeld van de effecten van diverse maatregelenpakketten, de sociaaleconomische consequenties en het toekomstperspectief voor in het bijzonder de landbouwsector. De ambtelijke inschatting o.b.v. het PBL-rapport is dat, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden, een integrale, gebiedsgerichte aanpak de aangescherpte doelstelling van 2030 binnen bereik kan komen. Het precieze te verwachten doelbereik vraagt om een aanvullende doorrekening van de nadere uitgewerkte van de integrale, gebiedsgerichte aanpak door PBL en RIVM. Hierbij zal ook de vormgeving van de uitvoering nader getoetst moeten worden om te komen tot een realistische prognose. Al deze informatie wordt meegenomen bij de voorgenomen wijziging van de middels de Wet stikstofreductie en natuurverbetering vastgelegde doelstellingen conform het coalitieakkoord. U wordt hier zo spoedig mogelijk nader over geïnformeerd.
Is het de bedoeling om onteigening in het kader van de stikstofaanpak zoveel mogelijk te voorkomen?
Het kabinet heeft gekozen voor een integrale, gebiedsgerichte aanpak voor substantiële stikstofreductie en het aanpakken van andere drukfactoren. Hiermee wordt gewerkt aan het onontkoombaar behalen van de doelen van de VHR, en daarmee ook aan de voorwaarden voor eenvoudiger toestemmingsverlening op termijn. Het onontkoombaar maken van doelen, instrumenten en middelen is noodzakelijk voor de doelmatigheid en voorspelbaarheid van deze aanpak in het onomstotelijk realiseren van de opgave. Dit is nodig voor natuurherstel, het bieden van een toekomstperspectief voor de boeren en de juridische houdbaarheid voor infra- en woningbouwprojecten. De gebiedsgerichte aanpak moet ervoor zorgen dat de doelen worden gehaald terwijl gelijktijdig recht wordt gedaan aan de leefbaarheid en het ondernemerschap van boeren en andere bewoners in het gebied. Het pakket is nadrukkelijk integraal ingestoken met het oog op het bieden van perspectief voor blijvers en stoppers binnen de landbouw, om te voorkomen dat agrarische ondernemers binnen afzienbare tijd meerdere malen geconfronteerd worden met verschillende opgaven of dat maatregelen worden genomen die voor de ene opgave wel, maar de andere opgave niet werken. Dat pakket bestaat uit een waaier aan mogelijkheden, zoals de opkoop van veehouderijen, inzet op stalinnovatie en het stimuleren van omschakeling voor de boeren die blijven. Onteigening is hierbij als sluitstuk van de aanpak niet uitgesloten wanneer dit voor het behalen van de doelen onontkoombaar is.
Is het de bedoeling om het traject voor het legaliseren van PAS-knelgevallen te versnellen?
We werken zo snel als mogelijk aan legalisering om boeren en andere initiatiefnemers zekerheid te bieden voor hun activiteiten. Van de eerste meldingen staat al vast dat ze legaal zijn op basis van intern salderen. Wettelijk is vastgelegd dat drie jaar na het vaststellen van het legalisatieprogramma (januari 2025) alle maatregelen moeten zijn uitgevoerd die nodig zijn voor het legaliseren van de meldingen en meldingsvrije activiteiten. Voor het legaliseren is het immers nodig dat er stikstofruimte ontstaat via de saneringsregeling varkenshouderij en uitvoering van de landelijke beëindigingsregeling veehouderijen en de gerichte opkoopregeling.
Is het de bedoeling om in de gebiedsgerichte aanpak op basis van de ecologische analyses verder te kijken dan stikstof en de focus op de kritische depositiewaarden los te laten?
Het is de bedoeling om samen met betrokken stakeholders in de gebiedsgerichte aanpak integraal te kijken naar de opgave ten aanzien van stikstof, natuurherstel, klimaat en water. Hierbij zullen voor de natuuropgave alle drukfactoren, waaronder stikstof, betrokken worden. Voor stikstof is de doelstelling door dit kabinet gesteld om in 2030 74% van het Natura 2000-areaal onder de kritische depositiewaarde te brengen. Daarbij wordt, conform het coalitieakkoord, ook het perspectief voor de landbouw in een bepaald gebied meegenomen. De ecologische analyses ondersteunen de gebiedsgerichte aanpak door per gebied inzicht te geven in de opgave voor het verbeteren van de staat van instandhouding. De kritische depositiewaarden blijven daarbij onverminderd relevant, aangezien het verminderen van stikstofdepositie essentieel blijft voor zowel de staat van de natuur als de mogelijkheden voor nieuwe gebiedsontwikkelingen.
Hoe wilt u verdergaan met het traject voor de totstandkoming van een landbouwakkoord, waarvoor de Sociaal Economische Raad (SER) inmiddels een verkenning heeft afgerond?
De SER heeft in mei 2020 een verkenning uitgevoerd naar een landbouwakkoord uitgevoerd. Het rapport daarover, «Naar duurzame toekomstperspectieven voor de landbouw» is aangeboden aan uw Kamer (Kamerstuk 35 600, nr. 58). Er moet nog besluitvorming plaatsvinden over op welke wijze opvolging wordt gegeven aan deze verkenning. Daarna zal ik uw Kamer nader informeren.
Wordt bij het voornemen om te onderzoeken op welke wijze een bijdrage van de consument aan de verduurzaming van de landbouw vormgegeven zou kunnen worden, gedacht aan een vorm van heffing op voedingsproducten?
We onderzoeken op welke wijze een bijdrage van de consument aan de verduurzaming van de landbouw vormgegeven zou kunnen worden. Uw Kamer wordt hier zo snel mogelijk over geïnformeerd.
Kunt u onderstaande vragen behandelen als feitelijke vragen, waarbij de gestelde vragen doorgaans niet van alle bovengenoemde fracties het standpunt vertegenwoordigen?
Ja.
Kunt u onderstaande (feitelijke) vragen, voorafgaand aan het debat over de regeringsverklaring, een voor een beantwoorden of, indien een antwoord op een bepaalde vraag nog niet beschikbaar is, aangeven op welke datum het antwoord op deze vraag wel beschikbaar is?
Ja.
Klopt het dat er in dit coalitieakkoord cumulatief 10,7 miljard euro wordt uitgetrokken voor Defensie als je kijkt naar de periode 2022–2025, cumulatief 25,7 miljard euro in de periode 2022–2030 en maar liefst 55,7 miljard euro cumulatief in de periode 2022–2040?
Ja, als de structurele reeks uit het coalitieakkoord wordt doorgetrokken tot 2040 zijn dit de bedragen die worden uitgetrokken voor Defensie. Deze gelden komen bovenop de bestaande middelen in de Defensiebegroting.
Wat wordt bedoeld met «onderhoud en intensivering van defensie-uitgaven» waarin deze kabinetsperiode 10,7 miljard euro wordt geïnvesteerd? Welk bedrag gaat waar naartoe?
In het coalitieakkoord is onder de noemer «intensivering» 1,85 miljard euro structureel gereserveerd voor het versterken van de krijgsmacht. Uit deze middelen wordt structureel 0,5 miljard euro gereserveerd voor modernisering van het loongebouw en arbeidsvoorwaarden. De overige middelen worden gereserveerd voor gevechtsondersteuning, inzetvoorraden, digitalisering, innovatie en nieuwe (cyber)capaciteiten en wapensystemen. Voor het inlopen en wegwerken van achterstanden bij vastgoed, IT, instandhouding en onderhoud van materieel bij Defensie is onder de noemer «onderhoud» structureel 1,15 miljard euro gereserveerd.
Structureel is in het coalitieakkoord daarmee 3 miljard euro gereserveerd voor intensivering en onderhoud. Binnen de kabinetsperiode is het bedrag hoger door incidentele aanvullende uitgaven. In 2024 wordt de begroting verhoogd met 4,1 miljard euro en in 2025 met 4,2 miljard euro.
Hoe de middelen uit het coalitieakkoord precies worden uitgegeven, vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. Dit zal leiden tot de nieuwe Defensienota. In de Defensienota werkt het kabinet het coalitieakkoord voor Defensie verder uit in doelstellingen en beleidsmaatregelen.
Hoe verhoudt de zinsnede «Een krachtige NAVO blijft de hoeksteen van onze collectieve verdediging» zich tot de plannen voor verregaande Europese defensiesamenwerking, ook op het vlak van commandovoering en uitvoering?
Europa moet in de toekomst zelfstandig kunnen optreden wanneer de Europese belangen in het geding zijn. Daarom zet het kabinet in op de verdieping van de samenwerking met omringende Europese landen, versterken we op EU-niveau de samenwerking in de vorm van gemeenschappelijke missies en oefeningen en speelt Nederland een actieve rol in de Europese ontwikkeling van defensiecapaciteiten. Dit komt ook de NAVO ten goede. De inspanningen die Defensie levert en de extra middelen uit het coalitieakkoord versterken dan ook onze bijdrage in zowel NAVO-verband als in Europees verband.
Gaat de nieuwe coalitie op defensiegebied streven naar taakspecialisatie binnen de EU? Zo ja, met welke landen en binnen welke kaders wordt hierover samenwerking gezocht?
In de Defensievisie 2035 is aangegeven dat Defensie gaat inzetten op verdere specialisatie binnen de NAVO en EU. Dit onderwerp wordt nu al geregeld opgebracht in internationaal verband, en Nederland heeft specialisatie expliciet ingebracht tijdens de strategische dialoogfase over het Strategisch Kompas (Kamerstuk 21 501-28-229). Het coalitieakkoord benadrukt de noodzaak van het versterken van specialismen. De Nederlandse inzet wordt verder uitgewerkt in de Defensienota. Uw Kamer ontvangt bovendien nog een brief waarin nader wordt ingegaan op de rationale van specialisatie, welke vormen mogelijk zijn en waar kansen en risico’s liggen.
Wat zijn concreet de voornemens voor strategische autonomie voor onze defensie-industrie en het bevorderen van een gelijker speelveld, ook in het licht van het beleid van lidstaten als Frankrijk?
Zoals hierboven beschreven, wordt het coalitieakkoord verder uitgewerkt in de nieuwe Defensienota.
Kunt u aangeven hoe Defensie binnen 3 jaar 4 miljard euro extra per jaar gaat uitgeven? Kunt u aangeven waarop die grote intensivering gebaseerd is?
Zoals hierboven beschreven, worden de ambities in het coalitieakkoord vertaald naar realistische doelstellingen en beleidsmaatregelen in de nieuwe Defensienota. De Defensienota zal duidelijk maken hoe en waaraan het defensiebudget specifiek wordt uitgegeven. In het coalitieakkoord is benadrukt dat we leven in een wereld met veranderende machtsverhoudingen en instabiliteit rond Europa. Door de opstelling van landen als Rusland en China en de sterkere focus van de VS op Azië moeten we onze vrijheid, veiligheid en welvaart actiever beschermen. Met de huidige inrichting en staat van de organisatie is Defensie onvoldoende toegerust voor toekomstige (en sommige huidige) dreigingen. In NAVO-verband is in 2014 afgesproken om de defensie-uitgaven in 10 jaar te bewegen richting 2% van het bbp. Met de uitgaven uit het coalitieakkoord brengt het kabinet de defensie-uitgaven als percentage van het bbp in 2024 en 2025 volgens de huidige verwachting naar het niveau van het Europees NAVO-gemiddelde van 1,85% bbp.
Tot welke «internationale verplichting» wordt het defensiebudget opgehoogd: de NAVO-norm of het Europees gemiddelde van het BNP?
Met de uitgaven uit het coalitieakkoord brengt het kabinet de defensie-uitgaven als percentage van het bbp in 2024 en 2025 volgens de huidige verwachting naar het niveau van het Europees NAVO-gemiddelde van 1,85% bbp. Dit betreft het geprognosticeerde gemiddelde van de defensie-uitgaven door de Europese NAVO-bondgenoten.
Kunt u onderstaande vragen behandelen als feitelijke vragen, waarbij de gestelde vragen doorgaans niet van alle bovengenoemde fracties het standpunt vertegenwoordigen?
Ja.
Kunt u onderstaande (feitelijke) vragen, voorafgaand aan het plenair debat over de regeringsverklaring, een voor een beantwoorden of, indien een antwoord op een bepaalde vraag nog niet beschikbaar is, aangeven op welke datum het antwoord op deze vraag wel beschikbaar is?
Ja.
Komt in elke wet een hardheidsclausule? Zo nee, voor welke wetten maakt u een uitzondering en waarom?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Kunt u aangeven over welke wetsvoorstellen is afgesproken deze in te trekken, dan wel aan te houden?
Het kabinet heeft besloten om op het terrein van het Ministerie van Justitie en Veiligheid het volgende voorstel in te trekken: Wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de Faillissementswet en enige andere wetten in verband met de bevoorrechting van vorderingen, het verbinden van een bijzonder verhaalsrecht aan bepaalde vorderingen en de invoering van de mogelijkheid van een vereenvoudigde afwikkeling van faillissement (Kamerstuk 22 942).
Is € 200 miljoen extra geld voor de politie genoeg om te voldoen aan de wettelijke norm van minimaal 1 wijkagent per 5.000 inwoners? Wordt dit ook door de politie bevestigd?
De korpschef heeft mij bericht dat er d.d. eind augustus jl. 3.593 wijkagenten waren. Op dat moment telde Nederland volgens cijfers van het CBS 17.515.152 inwoners. Op basis daarvan (17.515.152/ 5.000) zouden er 3.503 wijkagenten moeten zijn. Met 3.593 zitten we dus 90 wijkagenten boven de norm van 1 wijkagent op 5.000 inwoners.
Wat is feitelijk het verschil tussen het strafbaar stellen van illegaliteit en het middel van de ongewenstverklaring van uitgeprocedeerde asielzoekers?
Op dit moment is nog niet aan te geven op welke wijze de ongewenstverklaring zal worden aangepast; dit vergt nog nadere uitwerking.
Kunt u een definitie geven van ongewenste migratiestromen?
Er is geen vaste definitie te geven van ongewenste migratiestromen. Het kabinet wil migratie zoveel mogelijk veilig en gestructureerd laten verlopen, ongewenste migratiestromen zoveel mogelijk beperken en het draagvlak voor migratie in onze samenleving behouden en versterken. Daar hoort in ieder geval bij dat irreguliere migratie zoveel mogelijk wordt tegen gegaan.
Bent u bekend met het Blue Card Initiative? Hoe verhoudt zich dit tot het creëren van meer structuur in de arbeidsmigratie en het aantrekken van de kennismigratie in dit akkoord?
Ja, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is bekend met de Richtlijn Europese blauwe kaart. De Europese blauwe kaart is een verblijfsvergunning die wordt afgegeven aan kennismigranten op grond van de EU-richtlijn inzake de toegang en verblijf van derdelanders met het oog op een hooggekwalificeerde baan. Deze richtlijn is onlangs herzien. Uw Kamer is over de inhoud van deze herziening geïnformeerd in het verslag van de JBZ-Raad van 7 en 8 juni 2021. Deze Europese blauwe kaart bestaat naast de nationale kennismigrantenregeling.
Nederland is positief over de herziening van de Europese blauwe kaart. EU-beleid inzake migratie van kennismigranten heeft een toegevoegde waarde aangezien het de EU, en daarmee ook de lidstaten, aantrekkelijker kan maken voor kennismigranten. Dit gezamenlijke beleid kan beter op EU-niveau geregeld worden dan door de lidstaten afzonderlijk. Door de herziening sluit de Europese blauwe kaart beter aan op de Nederlandse systematiek ten aanzien van het aantrekken van kennismigranten. Daarmee sluit de herziene richtlijn Europese blauwe Kaart ook aan bij de wens uit het coalitieakkoord om meer structuur te creëren in arbeidsmigratie.
Kunt u aangeven of het verder werken aan een fundamentele herziening van het gezamenlijk Europese asielsysteem (GEAS) met een kopgroep van gelijkgestemde lidstaten ook een mogelijk loslaten van de pakketbenadering betekent?
Op de betekenis kan niet vooruitgelopen worden; deze passage vergt een nadere uitwerking.
Kunt u een definitie geven van een humanitaire crisis of van een fors hogere instroom? Kunt u een definitie geven van een (migratie-)crisis?
Er is geen vaste definitie te geven van een fors hogere instroom en migratiecrisis. Of het een crisis in de migratieketen betreft is namelijk afhankelijk van verschillende exogene en endogene factoren, waardoor een bepaalde situatie soms wel tot een crisis kan leiden en soms niet.
Wat betekent het versterken van de bescherming van de buitengrenzen van de EU binnen internationale verdragen? Hoe verhoudt zich dit tot de voorstellen voor de herziening van de Schengen Borders Code?
Het kabinet zet reeds in op het versterken van de bescherming van de buitengrenzen van de EU. Dit dient te gebeuren binnen de kaders die gesteld zijn door internationale verdragen, zoals het Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Er wordt ingezet op betere informatiedeling en coördinatie van grensbeheer op Europees en nationaal niveau. Ook wordt een actieve bijdrage geleverd aan het ondersteunen van Frontex en de landen die de buitengrens van EU en Schengen vormen. De herziening van het Schengenevaluatie- en monitoringsmechanisme en screening- en grensprocedure zijn belangrijke instrumenten om het beheer aan de buitengrenzen te versterken. Het voorstel tot wijziging van de Schengengrenscode is op 14 december jl. door de Europese Commissie gepresenteerd. Ook daarin wordt onder andere ingezet op het verder versterken van de buitengrenzen, het toezicht in de binnengrenszone en het tegengaan van secundaire migratiestromen. Uw Kamer wordt binnenkort middels het BNC-traject over het kabinetsstandpunt ten aanzien van dit voorstel geïnformeerd.
Zal geld voor zelfstandige gemeentelijke opvang beschikbaar blijven in het geval van onverwachts hoge instroom en crises?
Hoe de gemeentelijk opvang wordt ingericht is onderwerp van nadere uitwerking voor de komende periode.
Bij benadering, welk percentage van het miljard dat structureel wordt geïnvesteerd in het versterken van veiligheid gaat naar cybersecurity?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Waaruit zal de maatschappelijke bijdrage van de «gehele advocatuur» bestaan? Gaat het om financiële middelen? Moet de sociale advocatuur ook bijdragen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Bij benadering, welk percentage van de investeringen in het bestrijden van ondermijnende criminaliteit zal naar preventieve maatregelen gaan?
Preventie is een belangrijk onderdeel van de brede aanpak van ondermijning. Het komt daarom in vrijwel elk onderdeel van de aanpak zichtbaar of minder zichtbaar terug. Zo wordt er binnen regionale versterking gewerkt aan projecten gericht op het voorkomen van crimineel gebruik van panden en de aanpak van hotspots en worden er bij de aanpak van criminele geldstromen maatregelen genomen ter voorkoming van witwassen. Ook bij bijvoorbeeld de aanpak van logistieke knooppunten/mainports wordt veel aandacht besteed aan het voorkomen van crimineel handelen. Voor preventie met gezag, gericht op het voorkomen van jonge aanwas, is er via de Prinsjesdaggelden € 82 mln. beschikbaar gesteld. Dit beslaat ca 20% van het volledige bedrag van € 434 mln.
Daarnaast is er bij het coalitieakkoord in 2022 een bedrag van € 50 mln. beschikbaar gesteld voor preventie oplopend naar € 200 mln. structureel. Deze gelden zijn onder andere bestemd voor de preventie van jeugdcriminaliteit in algemene zin en een brede domein overstijgende wijkaanpak met daarbinnen een belangrijke rol voor politie en justitie. Omdat deze preventieve maatregelen breder zijn dan de investeringen in het bestrijden van ondermijnende criminaliteit is het niet mogelijk om een totaalpercentage te noemen.
Uit welke maatregelen uit de aanpak van bestrijding van de maffia in Italië wil de coalitie lessen trekken?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd. In de brief van 21 november jl is een aantal maatregelen genoemd om voortgezet crimineel handelen in detentie tegen te gaan en de veiligheid tijdens de rechtszaak en detentie voor zowel gedetineerden als personeel te vergroten. Een deel van deze maatregelen is geïnspireerd op Italiaans voorbeeld. Deze maatregelen worden, naast andere, in de komende periode nader uitgewerkt.
Welke lokale partijen moeten beter gegevens kunnen uitwisselen en om welke gegevens gaat het?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Er wordt met gelijkgezinde en ons omringende landen gewerkt aan het bewaken van grenzen, relocatie en verdere operationele samenwerking in geval van een humanitaire crisis of een forse hogere instroom van asielzoekers, wanneer is sprake van een humanitaire crisis en aan welke aantal moet worden gedacht bij een forse hogere instroom van asielzoekers?
Zie het antwoord op vraag 10.
In hoeverre wordt de € 200 miljoen, die wordt uitgetrokken voor het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) in verband met een hogere instroom en bezetting, ook voldoende geacht voor het creëren van een stabiele financiering van een robuuste asielketen op de lange termijn?
In hoeverre de structureel uitgetrokken € 200 miljoen voldoende gaat bijdragen is sterk afhankelijk van de zich daadwerkelijk voortdoende in- door- en uitstroom in het asieldomein. Komende periode worden plannen uitgewerkt om de organisaties op basis van deze structureel hogere financiële reeks stabiel en flexibel in te richten en de sturing te versterken.
Heeft u de ambitie uitgereisde IS-ers te vervolgen voor medeplichtigheid aan genocide, aangezien de Kamer heeft vastgesteld dat IS genocide gepleegd heeft?
Het is aan het Openbaar Ministerie om te bepalen of een persoon strafrechtelijk wordt vervolgd, en zo ja, voor welke strafbare feiten. Het hangt van de feiten en omstandigheden van elk individueel geval af welke strafbare feiten aan een verdachte kunnen worden tenlastegelegd. Of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat een verdachte een bepaald strafbaar feit heeft begaan, is uiteindelijk aan de rechter om te bepalen.
Hoe verhoudt het feit dat de netto uitgaven voor de begroting justitie en veiligheid tussen 2022 en 2026 dalen zich tot alle ambities op dat terrein in het regeerakkoord?
De daling van de netto-uitgaven van JenV in de periode 2022–2026 vloeit voort uit enerzijds incidentele factoren aan de uitgavenkant en anderzijds stijgende niet-belastingontvangsten uit hoofde van boetes en transacties. Aan de uitgavenkant zijn met name de incidentele schadevergoedingen in 2022 uit hoofde van de toepassing van de wet tegemoetkoming schade (waterschade Limburg) relevant. Afgezien van deze specifieke factoren is te zeggen dat er geen sprake is van dalende netto-uitgaven op de JenV-begroting die een belemmering vormen voor de realisatie van de ambities uit het coalitieakkoord.
In welk opzicht is de uitbreiding van de Landelijke vreemdelingenvoorzieningen (LVV) gericht op terugkeer?
Op dit moment is nog niet aan te geven op welke wijze de uitbreiding van de LVV naar een landelijk dekkend netwerk zal plaatsvinden. Dit vergt nog nadere uitwerking.
Hoeveel geeft u in totaal extra uit aan asielopvang?
In het coalitieakkoord wordt voor de periode 2022–2025 rekening gehouden met een extra uitgave van € 1,1 miljard, zoals opgenomen in de budgettaire bijlage van het coalitieakkoord.
Waarom verwacht u een hogere asielinstroom en hoe hoog is die?
Sinds het begin van de zomer van 2021 zien we een toename in het aantal eerste asielaanvragen en de instroom van nareizigers. Deze verhoogde instroom wordt o.a. veroorzaakt door de afgenomen reisbeperkingen rondom Covid en de instroom van Afghaanse evacués. De asielinstroom is daarmee weer vergelijkbaar met de asielinstroom van voor de Covid-19 pandemie.
Voor 2022 gaat het Ministerie van Justitie en Veiligheid vooralsnog uit van een hogere asielinstroom dan voor 2021.1 Dit aantal betreft de verwachting op basis van de inzichten, aannames en onzekerheden die op het moment van opstellen van kracht waren. De verwachting wordt periodiek bijgesteld, voorafgaand aan de reguliere momenten in de Rijksbegroting (de najaarsnota / voorjaarsnota).
Zitten in de uitgaven voor een hoger asielinstroom tevens de directe en indirecte maatschappelijke kosten verwerkt? Zo nee, waarop raamt u de directe en indirecte maatschappelijke kosten?
De J&V uitgaven voor hogere asielinstroom hebben betrekking op de uitvoeringskosten van de partijen in de migratieketen. Er is geen raming van directe en indirecte maatschappelijke kosten en baten.
Kunt u onderstaande vragen behandelen als feitelijke vragen, waarbij de gestelde vragen doorgaans niet van alle bovengenoemde fracties het standpunt vertegenwoordigen?
Ja.
Kunt u onderstaande (feitelijke) vragen, voorafgaand aan het debat over de regeringsverklaring, een voor een beantwoorden of, indien een antwoord op een bepaalde vraag nog niet beschikbaar is, aangeven op welke datum het antwoord op deze vraag wel beschikbaar is?
Ja, voor zover mogelijk wordt dit gedaan.
Hoe wordt vliegen over korte afstanden precies «ontmoedigd»?
Hiertoe zijn onder andere maatregelen relevant om het reizen per trein als alternatief voor luchtvervoer te bevorderen. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat werkt in den brede aan het stimuleren van internationaal personenvervoer per trein, hiervoor verwijs ik graag naar de laatste brief1 hierover. In het kader van de Actieagenda Trein en Luchtvaart werkt het ministerie daarnaast samen met de partijen in zowel spoor- als luchtvaartsector aan het verbeteren van het aanbod van de internationale trein om een alternatief te bieden aan vluchten over korte afstanden. In eerste instantie zijn de volgende 6 bestemmingen opgenomen in de Actieagenda: Brussel, Parijs, Londen, Berlijn, Frankfurt en Düsseldorf.
Kunt u voor 2020–2030 per jaar aangeven wat het aantal vluchten zal zijn in Nederland, op basis van de meest recente cijfers en plannen uit dit coalitieakkoord?
In de luchtvaartmarkt wordt het aantal vluchten bepaald door vraag en aanbod, binnen de grenzen die zijn en worden vastgelegd in de luchthavenbesluiten. Covid-19 zorgt daarbij voor extra onzekerheden. Daarom kan nu niet per jaar worden aangegeven wat het aantal vluchten in Nederland zal zijn tot 2030.
Kunt u de extra investeringen in infrastructuur uitsplitsen naar auto, fiets, openbaar voervoer (ov)?
In het Coalitieakkoord is – behoudens de genoemde concrete projecten – geen verdeling vastgelegd van de extra investeringen in infrastructuur over de diverse modaliteiten. Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet.
Worden de normen van de World Health Organization op luchtkwaliteit met dit coalitieakkoord bereikt? Kunt u dit kwantitatief onderbouwen?
Het antwoord op deze vraag is nog niet bekend. Dit voorjaar publiceert RIVM de voortgangsmeting van het Schone Lucht Akkoord. Hierin wordt duidelijk gemaakt of Rijk, provincies en de deelnemende gemeenten, op koers liggen om de doelen van het Schone Lucht Akkoord te halen. In de voortgangsmeting worden de verwachte concentraties van fijnstof en stikstofdioxide in 2030 getoetst aan de WHO advieswaarden uit 2005 en aan de nieuwe WHO advieswaarden die in september 2021 zijn vastgesteld. In de voortgangsmeting wordt gerekend met vastgesteld en voorgenomen beleid (Kamerstuk 30 175, nr. 390). Nieuwe maatregelen die kunnen voortvloeien uit de afspraken in het coalitieakkoord zijn hier nog niet in opgenomen. Daarnaast werkt RIVM aan de uitvoering van de motie Bouchallikh (Kamerstuk 30 175, nr. 387) waarbij wordt gekeken of en zo ja met welke maatregelen, de nieuwe WHO advieswaarden in 2030 in Nederland gehaald kunnen worden. Het streven is om uw kamer hierover voor de zomer 2022 te informeren.
Of afspraken uit het coalitieakkoord al meegenomen kunnen worden in de analyse ten behoeve van uitvoering van de motie Bouchalikh vergt nadere uitwerking van het kabinet en overleg met onder andere het RIVM.
Hoe verhouden de inkomsten uit de verhoging voortkomend uit de vliegbelasting zich tot de uitgaven in het ov?
In het coalitieakkoord is een taakstellende verhoging met € 400 mln. van de vliegbelasting opgenomen. Ook is aangegeven dat de opbrengst deels gebruikt wordt voor de verduurzaming van de luchtvaart en vermindering van leefomgevingseffecten. Er is in het coalitieakkoord geen inhoudelijke koppeling gelegd tussen de vliegbelasting en de hoogte van de uitgaven in het OV.
Wordt de 200 miljoen euro voor verbetering van de verkeersveiligheid van rijks N-wegen ter beschikking gesteld in het kader van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid en is er ruimte om een deel van het budget afhankelijk van risicoanalyses zo nodig aan andere verkeersveiligheidsknelpunten te besteden?
De komende tijd worden prioriteringsopties voor het verbeteren van de verkeersveiligheid op Rijks-N-wegen nader uitgewerkt. Op basis van deze uitwerking vindt besluitvorming plaats over de concrete inzet van de beschikbare € 200 miljoen ten behoeve van de verbetering van de verkeersveiligheid op Rijks-N-wegen. U wordt hierover medio dit jaar geïnformeerd.
In hoeverre is de 1,25 miljard euro die structureel wordt uitgetrokken voor het inlopen van achterstanden bij beheer en onderhoud van onze wegen, spoor, bruggen, viaducten en vaarwegen voldoende om deze opgave aan te kunnen? Welke bedrag denk het kabinet in de periode 2021–2025 kwijt te zijn aan deze opgave?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Kunt u onderstaande vragen behandelen als feitelijke vragen, waarbij de gestelde vragen doorgaans niet van alle bovengenoemde fracties het standpunt vertegenwoordigen?
Ja, dat kan.
Kunt u onderstaande (feitelijke) vragen, voorafgaand aan het debat over de regeringsverklaring, een voor een beantwoorden of, indien een antwoord op een bepaalde vraag nog niet beschikbaar is, aangeven op welke datum het antwoord op deze vraag wel beschikbaar is?
Alle vragen worden nu beantwoord, waarbij bij een aantal vragen verwezen wordt naar de nadere uitwerking van het coalitieakkoord.
Hoe hoog wordt de nieuwe basisbeurs voor studenten?
Op dit moment wordt gewerkt aan de nadere uitwerking van een nieuw studiefinancieringsstelsel. Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover nader geïnformeerd.
Hoe hoog wordt de compensatie voor de leenstelselgeneratie? Klopt het dat een bedrag van € 1 miljard leidt tot een compensatie van zo’n € 1.500 per student?
Het totale bedrag dat voor de tegemoetkoming beschikbaar is, is € 1 miljard. De hoogte van de tegemoetkoming per student hangt af van de omvang van de doelgroep en de vormgeving van de regeling. Op dit moment wordt gewerkt aan de nadere uitwerking van de tegemoetkoming voor studenten voor wie geen basisbeurs beschikbaar is geweest. Dit vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover nader geïnformeerd.
Hoe hoog zal de gemiddelde leenstelselcompensatie per student zijn wanneer de basisbeurs aankomend collegejaar (per 1 september 2022) zou worden ingevoerd in plaats van in 2023–2024?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. Het is uitvoeringstechnisch niet mogelijk om de basisbeurs al per 1 september 2022 in te voeren. In algemene zin kan wel gesteld worden dat hoe meer studenten in aanmerking komen voor de tegemoetkoming, hoe lager het bedrag per student zal zijn.
In hoeverre wordt de Lissabondoelstelling (3% bruto binnenlands product voor onderzoek en ontwikkeling) met dit coalitieakkoord bereikt?
Nederland heeft in Europees verband afgesproken om 2,5% van het bbp te besteden aan R&D en te streven naar 3%. In 2019 (het laatste peiljaar) besteedde Nederland 2,18% van het bbp aan onderzoek en ontwikkeling. Met het nieuwe coalitieakkoord zet het kabinet koers naar een kenniseconomie waarbij we, in lijn met de Lissabondoelstelling, investeren in vrij en ongebonden onderzoek en ontwikkeling. Zo investeren we structureel € 700 miljoen per jaar in vervolgopleidingen en onderzoek, richten we een fonds op voor onderzoek en wetenschap van in totaal € 5 miljard over 10 jaar. Daarnaast wordt binnen het Nationaal Groeifonds het budget voor de pijlers kennisontwikkeling en onderzoek, ontwikkeling en innovatie verhoogd met € 6,7 miljard. Ondanks deze forse investeringen is de verwachting dat we deze kabinetsperiode nog niet het streven van 3% bereiken. In hoeverre dit wordt gehaald is echter ook afhankelijk van de (hoogte van de) private investeringen en de stand van het bbp zelf. Daarover zijn op dit moment de cijfers nog niet beschikbaar.
Wordt het Regenboogakkoord integraal overgenomen? Zo niet, welke maatregel uit het Regenboogakkoord wordt niet overgenomen?
Het Regenboog Stembusakkoord is door een grote meerderheid van de Tweede Kamerfracties ondertekend, namelijk door VVD, CDA, D66, GL, SP, PVDA, PvdD en 50PLUS. Ook Volt en BIJ1 hebben aangegeven dat ze het akkoord onderschrijven. In het coalitieakkoord staat dat we blijven werken aan de acceptatie, veiligheid en emancipatie van de LHBTQI+ gemeenschap en dat het Regenboogakkoord hiervoor de basis is. Dit vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover nader geïnformeerd.
Staat de taakstelling vanwege het niet verhogen van de studierente nog steeds in de boeken bij OCW of is deze taakstelling inmiddels geschrapt?
De geraamde generale opbrengst (structureel € 226 miljoen) van de SF-rentemaatregel uit het regeerakkoord «Vertrouwen in de Toekomst» is afgeboekt van art. 6 (hbo) en art. 7 (wo) toen in 2019 werd besloten de rentemaatregel in te trekken. Hier is met het coalitieakkoord geen wijziging in aangebracht. Bij Voorjaarsnota wordt bezien hoe deze afboeking met een concrete maatregel kan worden ingevuld en/of alternatief kan worden gedekt op de OCW-begroting.
Welk bedrag en percentage van de extra onderwijsuitgaven in het coalitieakkoord gaan naar het middelbaar beroepsonderwijs (mbo)? Hoe verhoudt dit zich tot het aantal studenten op het mbo, hoger beroepsonderwijs (hbo) en wetenschappelijk onderwijs (wo)?
Hoe de investeringen uit het regeerakkoord precies over de sectoren worden verdeeld – in bedragen, percentages en per student – is afhankelijk van de uitwerking van de diverse maatregelen. Dit vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. In de begroting van OCW wordt een tabel opgenomen waarin intensiveringen zijn uitgesplitst naar sectoren.
Kunt u aangeven welke verhoging u beoogt voor de salarisverhoging van leraren/schoolleiders, op welke schaal en hoe het budget verdeeld is tussen deze twee groepen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover nader geïnformeerd.
Wat is uw doelstelling voor het lerarentekort in 2025?
Zoals in het coalitieakkoord staat, investeren wij in leraren en schoolleiders om zo de kwaliteit van het onderwijs te verhogen. Door te investeren in (bij)scholing en professionele ontwikkeling, in het verlagen van de werkdruk en in de verbetering van de arbeidsvoorwaarden maken we het aantrekkelijk om te gaan en blijven werken in het onderwijs. Dat zijn belangrijke stappen om het lerarentekort aan te pakken en de kwaliteit van het onderwijs te verhogen. Over de verdere uitwerking en doelstelling van de aanpak van de tekorten informeren wij de Kamer, dit voorjaar conform de toezegging gedaan in de decemberbrief (Kamerstuk 27 923, nr. 436).
Op wat voor manier wordt de strijd aangegaan om nepnieuws tegen te gaan, zonder daarbij de persvrijheid in het geding komt?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover nader geïnformeerd.
Hoe wordt de onafhankelijkheid van de pers op lokaal niveau gewaarborgd door de financiering over te hevelen naar landelijk niveau? Is daar niet meer voor nodig?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. Met het overhevelen van de financiering van lokale omroepen naar het Rijk beëindigt het kabinet de situatie waarin lokale omroepen, die geacht worden de lokale politiek kritisch te volgen, afhankelijk worden van de gemeente als subsidieverstrekker. Het advies van de Raad voor Openbaar Bestuur en de Raad voor Cultuur dat het vorige kabinet heeft verstrekt, bevatte de aanbeveling om de financiering om deze reden over te dragen aan het Rijk. U wordt hierover nader geïnformeerd.
Hoe gaat het kabinet «ieder kind gelijke kansen» geven en «oog voor de talenten van ieder kind», terwijl het recht op passend onderwijs al jaren bestaat en er desondanks duizenden scholieren thuis zitten omdat er geen passende school te vinden is?
Het is belangrijk dat elk kind de kans krijgt om zich maximaal te ontwikkelen. Daarbij is het uitgangspunt dat dit zoveel mogelijk in het reguliere onderwijs gebeurt, eventueel met extra ondersteuning die daarbij nodig is. Sommige jongeren hebben echter zo’n specifieke behoefte op het gebied van onderwijs of zorg dat zij een vorm van speciaal onderwijs nodig hebben. Om te zorgen dat er voor elke kind een plek is, is passend onderwijs ingevoerd. In 2020 is geconstateerd dat er met passend onderwijs goede slagen zijn gemaakt, maar ook dat verdere verbetering nodig is. Daarom is toen de verbeteraanpak passend onderwijs aangekondigd, waarin de maatregelen zijn beschreven om de volgende stappen te zetten. In het coalitieakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst» heeft het kabinet afgesproken verder te gaan met de verbeteraanpak en ook te streven naar een volgende stap, waarin via inclusief onderwijs kinderen met en zonder een beperking of ziekte zoveel als mogelijk samen naar school gaan.
Waar komt het geld voor de gratis kinderopvang vandaan, en hoe wordt misbruik van deze regeling tegengegaan?
Het coalitieakkoord bevat naast investeringen in de kinderopvang ook vele andere investeringen en ombuigingen, alsmede aanpassingen aan de lastenkant van de begroting. De investeringen zijn daarbij niet expliciet gekoppeld aan specifieke ombuigingen of lastenverzwaring elders, maar worden ingepast binnen de nieuwe uitgaven- en lastenplafonds, zoals gebruikelijk is bij een nieuw coalitieakkoord. Net als bij elke regeling, zal ook bij de uitwerking van deze herziening aandacht zijn voor het risico van misbruik en oneigenlijk gebruik en het treffen van mitigerende maatregelen om het risico te minimaliseren. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal de uitvoering van de voornemens ten aanzien van de kinderopvang ter hand nemen.
Gaat het onderbrengen van het gespecialiseerd voortgezet onderwijs bij het voortgezet onderwijs geen problemen opleveren en is dit niet juist strijdig met de wens dat ieder kind les op zijn niveau dient te hebben? Gaan leerlingen met speciale behoeften dan niet de meeste aandacht vragen van de toch al overbezette leraren?
Het uitgangspunt van het nieuwe kabinet blijft dat ieder kind les moet krijgen op een passend niveau. Het onderbrengen van het gespecialiseerd voortgezet onderwijs bij het voortgezet onderwijs betekent dan ook niet dat de vorm van onderwijs die daar nu wordt geboden en juist voor deze leerlingen passend is, zal gaan verdwijnen. Wel is het uitgangspunt om het gespecialiseerd voortgezet onderwijs onder hetzelfde wettelijke kader te laten vallen als het voortgezet onderwijs. Zo kunnen voor het gespecialiseerde voortgezet onderwijs zoveel mogelijk dezelfde afspraken gaan gelden als voor het overige voortgezet onderwijs, daarbij rekening houdend met de speciale behoeften van de doelgroep. Dit vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. Voor de langere termijn geldt dat in het coalitieakkoord is afgesproken dat het kabinet zal streven naar inclusief onderwijs, waarbij kinderen met en zonder een beperking of ziekte zoveel als mogelijk samen naar school gaan. Het vorige kabinet heeft al de ambitie uitgesproken om in 2035 inclusiever onderwijs te hebben gerealiseerd, waarbij leerlingen met en zonder ondersteuningsbehoeften vaker samen dicht bij huis naar dezelfde school kunnen, als het kan in dezelfde klas zitten en elkaar ontmoeten op het schoolplein. Dit tijdpad is nodig omdat de stap naar inclusiever onderwijs veel vergt voor bijvoorbeeld de inrichting van de lessen, de vaardigheden van leraren, bekostiging van het onderwijs, wetgeving en ook aanpassen van huisvesting. Hiervoor wordt gezamenlijk met de betrokkenen uit het veld een routekaart ontwikkeld.
Waarom is er een relatief lang stuk aan digitalisering van het onderwijs gewijd, terwijl fysiek onderwijs toch de norm is en digitaal onderwijs uitzonderlijk?
Fysiek onderwijs is de norm en de coronacrisis heeft het belang hiervan onderstreept; fysieke nabijheid en sociale interactie is een essentieel onderdeel van goed onderwijs. Tegelijkertijd helpt een doordachte inzet van digitale toepassingen in de klas om de kwaliteit en kansengelijkheid te bevorderen en leraren zich te laten richten op de kern van het onderwijs. In de onderwijsparagraaf van het coalitieakkoord staat dat we het gebruik van digitale hulpmiddelen gaan faciliteren om de werkdruk van de leraar te verminderen en de onderwijskwaliteit te verbeteren. Daarnaast is in het coalitieakkoord opgenomen dat digitalisering kansen biedt voor onderwijs aan thuiszitters, bijvoorbeeld in de vorm van een Digitale School. Dit vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover nader geïnformeerd.
Het coalitieakkoord |
|
Wybren van Haga (BVNL), Caroline van der Plas (BBB), Chris Stoffer (SGP), Teun van Dijck (PVV), Henk Nijboer (PvdA), Lammert van Raan (PvdD), Laurens Dassen (Volt), Pieter Omtzigt (Omtzigt), Tom van der Lee (GL), Liane den Haan (Fractie Den Haan), Farid Azarkan (DENK) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kunt u onderstaande vragen behandelen als feitelijke vragen, waarbij de gestelde vragen doorgaans niet van alle bovengenoemde fracties het standpunt vertegenwoordigen?
Kunt u onderstaande (feitelijke) vragen, voorafgaand aan het debat over de regeringsverklaring, een voor een beantwoorden of, indien een antwoord op een bepaalde vraag nog niet beschikbaar is, aangeven op welke datum het antwoord op deze vraag wel beschikbaar is?
Wordt de aanbeveling van de 16e Studiegroep Begrotingsruimte omtrent brede welvaart volledig overgenomen? Dat wil zeggen, wordt er expliciet gestuurd op brede welvaart, wordt bij de formatie duidelijk gemaakt wat de belangrijkste doelen zijn, wordt er jaarlijks gerapporteerd over de politiek gekozen indicatoren en wordt de rapportagecyclus van het Planbureau voor de Leefomgeving en Sociaal en Cultureel Planbureau aangesloten op de begrotingscyclus?
Klopt het dat de lasten (inclusief basispad) voor gezinnen de komende vier jaar gaan stijgen? Waarom spreekt u van «lastenverlichting» als mensen «minder meer belasting» gaan betalen?
Is er (per begroting) een budgettaire ondergrens afgesproken waar maatregelen in het coalitieakkoord aan moeten voldoen in het kader van «een akkoord op hoofdlijnen»?
Kunt u aangeven welke maatregelen wél in het coalitieakkoord zijn opgenomen, maar (nog) geen plek hebben gekregen in de budgettaire bijlage? Wat gaat er met deze maatregelen gebeuren?
Is het gebruikelijk om te werken met een inverdieneffect van 42%? Welke percentages zijn gehanteerd bij vorige regeerakkoorden? Wat zouden de budgettaire gevolgen zijn bij dit coalitieakkoord als het inverdieneffect van het vorige regeerakkoord werd gehanteerd?
Wat zijn de inverdieneffecten na de kabinetsperiode?
Kunt u de ramingen van de staatsschuld ook weergeven voor de jaren na 2026?
Kunt u tabel 1 (samenvatting financieel beeld) & tabel 2 (beleidsmatige lastenontwikkeling) van de budgettaire bijlage uitbreiden met de jaren 2026–2030?
Kunt u de beleidsmatige lastenontwikkeling uitsplitsen in de categorieën (inkomen & arbeid, vermogen & winst, milieu, overig)?
Kunt u de koopkrachttabel ook uitsplitsen per jaar (2022, 2023, 2024 en 2025)? Hoe komt de koopkrachttabel eruit te zien als de meest recente inflatiecijfers worden meegenomen in plaats van de achterhaalde inflatiecijfers?
Hoe verhoudt het creëren van steeds meer fondsen zich tot budgetdiscipline?
Hoe zal uitvoering worden gegeven aan de aangenomen motie Van Raan/Nijboer over verkennen op welke manier de Monitor Brede Welvaart en de Klimaat- en Energie Verkenning gesynchroniseerd kunnen worden met de begrotingscyclus (Kamerstuk 35 925, nr. 140) en de motie Van Raan c.s. over de MBW en de KEV integreren in de besluitvorming rondom het Belastingplan (Kamerstuk 35 927, nr. 72)?
Welke mogelijkheden zijn er om coronasteungelden in te zetten voor zowel herstel als voor verduurzaming, zodat het mes aan twee kanten snijdt?
Hoe gaat de coalitie aan de slag met de aanbevelingen uit de initiatiefnota van GL, D66, CU en CDA «Van oliedom naar gezond verstand: verduurzaming van de financiële sector»? Welke plannen heeft de coalitie voor verduurzaming van de financiële sector?
Wanneer zal het kabinet de nationale plannen aangaande de Recovery and Resilience Facility (RRF) gelden indienen bij de Europese Commissie? En welke afspraken uit het coalitieakkoord worden hierin meegenomen?
Zijn er concrete afspraken gemaakt over het terugkeren naar begrotingsregels?
Welke uitgavenkaders zijn vastgesteld voor de komende kabinetsperiode?
Waarom is er bij het bepalen van het coalitiedoel van het EMU-saldo van -1,75% gerekend met een rente van 0% en een structurele bbp-groei van 3%. Waar zijn deze getallen op gebaseerd en hoe realistisch zijn deze variabelen?
Kunt u de uitgaven van het Stikstoffonds en het Klimaat- en transitiefonds per jaar uitsplitsen in de periode 2026–2030?
Klopt het dat in het coalitieakkoord wordt uitgegaan van 0% rente en een jaarlijkse groei van het bbp met 3%? Waarop zijn die aannames gebaseerd?
Wat zouden de budgettaire gevolgen zijn als de rente gaat stijgen?
Wat zouden de budgettaire gevolgen zijn als het bbp minder hoog uitkomt?
Wat zouden de budgettaire gevolgen zijn als de aannames omtrent de het bbp, de rente en de inflatie niet uitkomen?
Kunt u vanaf het basispad per jaar de beleidsmatige lastenontwikkeling weergeven en dit uitsplitsen naar burgers, bedrijven, buitenland en totaal lastenverzwaring (vergelijkbaar met tabel 2 uit de budgettaire bijlage coalitieakkoord, maar dan vanaf het basispad)?
Kunt u het basispad per jaar geven van de uitgaven en lasten, en dit uitsplitsen naar ombuigingen, intensiveringen, lastenverlichting en lastenverzwaring (vergelijkbaar met tabel 1 uit de budgettaire bijlage coalitieakkoord)?
Klopt het dat met het voorliggende coalitieakkoord de beleidsmatige lasten over de gehele periode voor alle groepen alsnog toenemen (namelijk voor burgers met 1,6 miljard, voor bedrijven met 19,9 miljard en voor het buitenland met 0,6 miljard)?
Welke maatregelen uit het basispad zorgen alsnog voor een (structurele) lastenverzwaring eind 2025? Kunt u deze maatregelen opsommen, toelichten en uitsplitsen naar burgers, bedrijven en buitenland?
Kunt u in de medianentabel uit de budgettaire bijlage coalitieakkoord per inkomensgroep aangeven hoeveel de groep wat betreft koopkracht er in euro’s op vooruit gaat? Graag tevens per jaar tot en met 2025 uitsplitsen.
Kunt u verklaren waarom de beleidsmatige lastenontwikkeling over de kabinetsperiode toeneemt en de koopkracht eveneens toeneemt?
Welke aannames omtrent de inflatie, uitvoering van verschillende maatregelen, hervorming van de huurtoeslag, invulling van de 3 miljard lastenverlichting en de loonontwikkeling liggen ten grondslag aan de koopkrachtcijfers?
Kunt u aangeven hoe de lastenverlichting van 3 miljard precies is verdeeld onder gezinnen, werkenden en middeninkomens?
Kunt u per jaar een overzicht opstellen van de geraamde inkomsten van het Rijk onderverdeeld naar: directe belastingen, indirecte belastingen, Zorgverzekeringswet, premies werknemersverzekeringen en premies volksverzekeringen?
Nemen de sociale lasten als percentage van de loonkosten toe of af op basis van het regeerakkoord? Kunt u een overzicht geven per jaar en onderscheid maken tussen werkgevers en werknemers?
Met hoeveel loopt de overheidsschuld op in 2025 in miljarden?
Met hoeveel loopt het begrotingstekort op in 2025 in miljarden?
Hoeveel zal het kabinet in totaal extra uitgeven in 2025?
Kunt u, in lijn met de aangenomen motie Van Weyenberg c.s. (Kamerstuk 35 572, nr. 60), de gevolgen van het coalitieakkoord op de vermogensongelijkheid in Nederland in kaart brengen?
Wat is uw doelstelling op het gebied van vermogensongelijkheid? Welke Gini-coëfficiënt in 2025 is voor u acceptabel?
Klopt het, op basis van de budgettaire raming van € 400 miljoen per jaar, dat de vliegticketbelasting gemiddeld wordt verhoogd met € 14 per ticket?
Welke inkomens vallen er onder uw definitie van een «middeninkomen» (bruto/netto, individueel en per huishouden)?
Waarom is er geen geld ingeboekt in de budgettaire tabel voor de maatregel om de btw op groente en fruit naar 0% te verlagen? Wanneer verwacht u deze maatregel ingevoerd te hebben?
Wat zijn precies de gevolgen van de versoepeling van de wet excessief lenen? In hoeverre gaat deze versoepeling bijdragen aan het voorkomen van onevenwichtige situaties?
Wordt beoogd om per 2025 alle huurinkomsten te belasten op basis van werkelijk rendement?
Klopt het dat de hypotheekrenteaftrek de komende kabinetsperiode niet verder wordt afgebouwd?
Waarom wordt de jubelton pas in 2024 afgeschaft? Is het technisch mogelijk om de jubelton al eerder af te schaffen?
Is de aanpak van belastingontwijking een speerpunt voor dit nieuwe kabinet?
Kunt u zowel voor pakket A als pakket B uit het advies van de Commissie ter Haar (deel 1) aangeven welke maatregelen niet worden overgenomen en hoeveel belastinginkomsten er hierdoor worden mislopen?
Welke maatregelen uit het advies van Commissie ter Haar (deel 2) worden wel overgenomen en welke niet?
Wat is uw doelstelling in 2025 voor het aantal onbelaste miljarden dat via Nederland naar belastingparadijzen wordt gesluisd?
Klopt het dat er in het coalitieakkoord geen afspraken zijn gemaakt over het initiatiefwetsvoorstel «conditionele exitheffing in de dividendbelasting»? Is het daarmee een vrije kwestie voor de Kamer of hebben coalitiepartijen afspraken gemaakt hierover buiten het coalitieakkoord om?
Klopt het dat niet het volledige toeslagenstelsel wordt afgeschaft, maar alleen de kinderopvangtoeslag, en dat er voor de andere toeslagen herzieningen binnen hetzelfde stelsel gepland staan? Indien dit klopt, waarom gaat het toeslagenstelsel niet volledig op de schop, gezien het leed dat het met zich mee heeft gebracht en de overeenstemming die er leek te zijn over het afschaffen van toeslagen? Indien het toeslagenstelsel volledig op de schop gaat, wat gaat ervoor zorgen dat mensen genoeg overhouden om normaal van rond te komen?
Kan er per fiche met bouwsteen uit bijlage 1 van het syntheserapport Bouwstenen voor een beter belastingstelsel worden aangeven of de coalitie de beleidsoptie heeft overgenomen en in welke vorm (overgenomen dan wel gedeeltelijk overgenomen of niet overgenomen)?
Kunt u nader duiden aan welke wijziging in de tariefstructuur van de energiebelasting gedacht wordt?
Welke lastenverzwaring door onder meer de wijzigingen in de energiebelasting brengt het coalitieakkoord met zich mee voor de glastuinbouw?
Uit het lastenoverzicht blijkt dat zelfstandigen voor de verlaging van de zelfstandigenaftrek meer dan gecompenseerd worden via een verhoging van de arbeidskorting. Welke afspraken zijn gemaakt over die verhoging van de arbeidskorting, nu blijkbaar al wel duidelijk is dat deze verhoging de verlaging van de zelfstandigenaftrek meer dan compenseert?
Op welke wijze is opvolging gegeven aan de aangenomen motie Van der Staaij/Omtzigt (Kamerstuk 35 925, nr. 48) waarin uitgesproken is dat een volgend kabinet concrete maatregelen moet nemen om de belastingkloof tussen een- en tweeverdieners te verkleinen?
Wordt de verhuurderheffing per 2023 geheel afgeschaft of wordt de heffing vanaf 2023 geleidelijk afgeschaft?
Kunt u een indicatie geven hoe de klimaatlasten neerslaan bij zowel het grootbedrijf, het middenbedrijf als kleine ondernemers?
Kunt u in een tabel inzage geven in de voorgenomen wijzigingen in de tarieven van de energiebelasting en Opslag Duurzame Energie- en Klimaattransitie (ODE), voor beide zowel gas als elektriciteit?
Kunt u aangeven hoe de tax payers advocate vormgegeven zal worden en hoeveel budget hij ter beschikking krijgt?
Is er in de koopkrachtberekeningen rekening mee gehouden dat ongeveer 92% van de huishoudens nog op gas stookt?
Met hoeveel gaat de energierekening voor een huishouden omhoog dan wel omlaag bij een gebruik van 3.500 kwh aan elektriciteit en 1.500 m3 aan gas?
Kunt u de vennootschapsbelasting lastenverzwaring nader toelichten en de opbrengsten nader specificeren, welke aannames zijn bij deze maatregel gemaakt?
Kunt u de stelling nader specificeren dat de (versnelde) afbouw van de zelfstandigenaftrek ruim wordt gecompenseerd door de verhoging van de arbeidskorting?
Kunt u in het kader van tabaksaccijns nader toelichten wat een pakje sigaretten ongeveer gaat kosten?
Kunt u aangeven wat de lastenverzwaring die samenhangt met de aanscherping verbruiksbelasting niet-alcoholische dranken nader uitsplitsen in niet-alcoholische dranken en verhoging van het minimumtarief voor bier, doet met de prijs voor 1 liter frisdrank respectievelijk bier?
Wat is het effect van de accijnsverhogingen op de inflatie?
Hoe concreet is het voornemen om het btw-tarief op groente en fruit te verlagen naar 0%?
Hoeveel huishoudens maken gebruik van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK)?
Wat is de budgettaire opbrengst per jaar van de afbouw van de IACK?
Kunt u nader toelichten wat u bedoelt met: «We ondersteunen de voorstellen van de Europese Commissie voor een belasting op kerosine op EU-niveau.»?
Wat is het effect van het afschaffen van de middelingsregeling voor werkenden?
Kunt u onderstaande vragen behandelen als feitelijke vragen, waarbij de gestelde vragen doorgaans niet van alle bovengenoemde fracties het standpunt vertegenwoordigen?
Ja, voor zover het feitelijke vragen betreft.
Kunt u onderstaande (feitelijke) vragen, voorafgaand aan het debat over de regeringsverklaring, een voor een beantwoorden of, indien een antwoord op een bepaalde vraag nog niet beschikbaar is, aangeven op welke datum het antwoord op deze vraag wel beschikbaar is?
Ja.
Wat betekent een klimaatdoelstelling van maximaal 1,5 graad? Hoeveel CO2-reductie hoort bij die doelstelling?
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) gaat op deze vraag in bij hun reflectie op de leefomgevingsthema’s in het coalitieakkoord 2021–2025. De conclusie is dat de 55-procentdoelstelling voor broeikasgasemissies van Europa ruwweg in overeenstemming is met 1,5°C als dit zonder sinks (opslag van CO2 in bossen of onder de grond) wordt gedaan, tijdelijke overshoot en negatieve emissies worden geaccepteerd en Europa geen extra verantwoordelijkheid neemt uit rechtvaardigheidsprincipes. Als eerlijkheidsprincipes zouden meewegen, komt de passende reductie in Europa groter uit dan in een kostenoptimaal pad. Voor eerlijkheidsprincipes bestaan ook andere mechanismen dan aangescherpte binnenlandse emissiereductiedoelen. Zo is in de klimaatconferentie in Glasgow ook opgeroepen ontwikkelingslanden ruimhartiger bij te staan in de te maken kosten voor klimaatmitigatie en -adaptatie, en de Europese Unie zou daar gehoor aan kunnen geven.
Welke fossiele subsidies/vrijstellingen/belastingenkortingen blijven de komende jaren bestaan? Kunt u aangeven om welke bedragen het gaat?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Wat betekent «we ronden de procedure rond Ternaard af»? Wat zijn de gevolgen hiervan voor de plannen van Shell en andere bedrijven om gas te winnen onder de Waddenzee?
In het coalitieakkoord is aangegeven dat de lopende vergunningsprocedure voor de gaswinning Ternaard zal worden afgerond, maar dat daarna geen nieuwe vergunningen voor gaswinning onder de Waddenzee meer zullen worden afgegeven. Dit betekent dat de vergunningsaanvraag van de NAM voor de gaswinning Ternaard zal worden getoetst aan het huidige beleid en de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
Welk CO2-reductie percentage hoort bij de onderkant van de bandbreedte van dit regeerakkoord (25,4 Mton reductie in 2030)?
25,4 Mton komt overeen met een extra reductie van ongeveer 11% in 2030 ten opzichte van 1990. Dit is een extra reductie ten opzichte van de 38–48% reductie in het basispad uit de Klimaat- en Energieverkenning 2021 (KEV 2021) van PBL. In de reflectie op het coalitieakkoord geeft PBL aan dat wanneer de 25,4 – 31,0 Mton reductie uit het coalitiepad gerealiseerd wordt, de totale reductie in 2030 uitkomt op 49% – 62%.
Wat houdt de subsidieregeling CO2-vrije gascentrales in? Wat zijn CO2-vrije gascentrales precies?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Klopt het dat hyperscale datacenters niet actief geweerd gaan worden?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Kan de 35 miljard euro uit het klimaat- en transitiefonds ook aan houtige biomassa en carbon capture and storage (CCS) worden uitgegeven?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Kan het zijn dat de ETS-bodemprijs onder de verwachte ETS-prijs komt te liggen, net zoals de nationale CO2-minimumprijs elektriciteitsopwekking?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Gaat de indirecte kostencompensatie ETS van ruim 80 miljoen euro door, nu in het coalitie-akkoord het plan staat om de marginale heffing bovenop de prijs in het Europese emissiehandelssysteem (ETS) te verhogen? Hoe verhoudt het compenseren van kosten die worden gemaakt door het ETS zich tot plannen om de kosten juist te verhogen? Is dat niet juist in strijd met elkaar?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Wat betekent het afbouwen van het gebruik van houtige biomassa voor energie «waarbij we rekening houden met de kosteneffectiviteit»? Kan dit betekenen dat er toch wordt afgezien van het afbouwen van het gebruik van houtige biomassa voor energie?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Wat wordt bedoeld met houtige biomassa «voor energiedoeleinden»?
Het betreft toepassingen van houtige biomassa voor energieproductie in energiecentrales, bij bedrijven en bij huishoudens.
Wat betekent «Biomassa wordt zo hoogwaardig mogelijk ingezet aan de hand van de cascaderingsladder» precies? Hoe ziet de cascaderingsladder eruit? Geldt dit voor alle biomassa of alleen houtige biomassa?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Waarom moet houtige biomassa voor iets ingezet worden? Is het een optie dat houtige biomassa blijft bestaan zoals het is, nl. in de vorm van bos?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Klopt het dat het de afgelopen kabinetsperiode niet mogelijk was om alle herkomst van alle houtige biomassa te traceren? Hoe komt dat en waarom zou dat aankomende kabinetsperiode anders zijn? Is het uitgesloten dat er straks weer een rapport verschijnt zoals «Wood pellet damage: How Dutch government subsidies for Estonian biomass aggravate the biodversity and climate crisis»?
In het Nederlandse systeem is in het geval van bosbiomassa de bron tot het niveau van het land van herkomst bekend evenals het gebruikte duurzaamheidscertificaat van het bos. Door de publieke toezichthouder is informatie tot op bosniveau te achterhalen, mocht daartoe aanleiding zijn.
Hoe verhouden de plannen voor houtige biomassa zich tot de in de Eerste Kamer aangenomen motie Koffeman c.s. waar de regering wordt verzocht definitief geen nieuwe of verlengde subsidies te geven op het stoken van houtige biomassa (Kamerstuk 35 668, nr. F)?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Klopt het dat er geen subsidie meer naar mestvergisting gaat en kan er de komende jaren nog op andere manieren dan via de SDE++ subsidie naar mestvergisters gaan?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Waarom wil de coalitie nog meer onderzoek doen naar «de mogelijkheden om financiële prikkels voor fossiele brandstoffen af te bouwen om vervolgens de financiële stimulering voor deze brandstoffen waar mogelijk te beëindigen», terwijl er al zo veel onderzoeken zijn gedaan waaruit concrete beleidsopties zijn voortgekomen, waaronder ambtelijke onderzoeken?
Dit is een vraag gericht aan de coalitiefracties en niet aan het kabinet.
Klopt het dat de duurzaamheidswinst van CCS in twijfel wordt getrokken en dat het een techniek is die niet bewezen effectief is (waar dan ook ter wereld) in de aanpak van klimaatverandering?
Nee, De techniek kan wel degelijk een effectieve bijdrage leveren, zoals blijkt uit diverse IPCC-rapporten, en wordt mondiaal al succesvol toegepast in 27 projecten met een jaarlijkse capaciteit van 37 Mton.
Op welke manier voorkomt CCS dat er meer olie en gas worden gewonnen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Via welke instrumenten kan er de komende kabinetsperiode subsidie worden verstrekt ten behoeve van houtige biomassa en CCS?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Via welke instrumenten worden er uitgaven gedaan ten behoeve van kernenergie?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Wat zal het aandeel grijze, blauwe, groene en paarse waterstof en eventueel andere soorten waterstof zijn waar het kabinet op inzet (in percentages van het totaal)? Valt er onder groene waterstof ook waterstof die is geproduceerd met behulp van houtige biomassa?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Hoe kan het dat het coalitie-akkord volledig duurzame energievoorziening voor Caribisch Nederland beoogt, terwijl Bonaire Brandstof Terminals B.V. nieuwe olie-infrastructuur gaat verzorgen op Bonaire, waardoor dit eiland voor de komende 30 à 40 jaar vastzit aan fossiele brandstoffen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Op welke termijn wordt het bouwen van de kerncentrales verwezenlijkt? Welk type centrale zal worden gebouwd? Waar zullen deze komen te staan? Wanneer zullen deze actief worden? Welk aandeel van CO2 reductie van de gehele benodigde CO2 reductie voor 2030 moet hiermee verwezenlijkt worden?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Hoeveel CO2 vrije gascentrales verwacht u te kunnen (om)bouwen met de subsidie in het coalitieakkoord. En welk aandeel in de energiemix moeten deze gascentrales gaan spelen tegenover nucleair en hernieuwbaar?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Welke verhoging van de marginale heffing bovenop de prijs van het ETS acht u nodig om de klimaatambitie van ten minste 55% te verwezenlijken?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Welk bedrag is er via welke subsidiestroom gereserveerd om CO2 neutrale technologieën te ontwikkelen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
U heeft een tussendoel voor 2030 om het gebruik van primaire abiotische grondstoffen te halveren. Hoe wilt u in het uitvoeringsprogramma circulaire economie deze halvering meetbaar maken en monitoren?
Deze vraag wordt mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) beantwoord, die coördinerend bewindspersoon is ten aanzien van de circulaire economie. In januari 2021 is de eerste Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) verschenen (Kamerstuk 32 852, nr. 138). PBL geeft hiermee inzicht in de voortgang van de transitie naar een circulaire economie en de resultaten die worden bereikt met de ingezette maatregelen ten behoeve van de circulaire economie. Begin 2022 verschijnt een beknopte voortgangsrapportage, gevolgd door de tweede ICER in het eerste kwartaal van 2023.
Ten aanzien van de 2030-doelstelling wordt, zoals gemeld aan de Kamer (Kamerstuk 32 852, nr. 170), vanuit het Ministerie van IenW, samen met de andere betrokken ministeries en de maatschappelijke partners van het Grondstoffenakkoord, gewerkt aan het nader concretiseren van deze doelstelling om te komen tot specifieke doelen op het niveau van (clusters van) prioritaire productgroepen. Hierover zal de Staatssecretaris van IenW voor de zomer 2022 een bericht aan de Kamer sturen.
Welke bedrijven vallen er onder de tien tot twintig grootste uitstoters? Welk percentage van de Nederlandse emissies valt er onder de ketens achter deze bedrijven? Worden deze ketens meegenomen in de maatwerkafspraken?
Voor het eerste deel van de vraag verwijs ik naar de website van de Nea voor de emissiecijfers (https://www.emissieautoriteit.nl/), waaruit blijkt welke bedrijven in de top 10 – 20 staan. Het antwoord op het laatste deel van de vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Hoeveel geld van het klimaatfonds wordt er specifiek beschikbaar gesteld voor de subsidiëring van hernieuwbare energie en welk aandeel van de energiemix gaat hernieuwbaar via het klimaatfonds hierdoor spelen in 2030 en 2040?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Hoeveel CCS wordt er verwacht nodig te zijn, lees hoever zal het plafond mogelijk verhoogd worden, om de klimaatdoelen uit het coalitieakkoord te halen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Hoeveel subsidie krijgt een gemiddelde woningeigenaar bij aanvraag onder het Nationaal isolatie programma? Hoeveel woningen verwacht u te isoleren met de totale hoeveelheid beschikbare subsidie onder alle subsidieprogramma’s en de uitbreiding in het regeerakkoord? Hoe verhoudt deze hoeveelheid zich tot de Europese (voorgestelde)plannen voor de gebouwde omgeving?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Hoeveel hybride warmtepompen verwacht u met de regeling in het coalitieakkoord in Nederland aan te brengen tot 2030, en hoe verhoudt deze hoeveelheid zich tot de Europese (voorgestelde)plannen voor de gebouwde omgeving?
Het gaat volgens het Coalitieakkoord om 150.000 warmtepompen per jaar vanaf 2025. Het antwoord op het laatste deel van de vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Welk percentage voor belasting op kerosine acht u nodig om het vliegen dusdanig te ontmoedigen om de klimaatdoelen te halen? Hoe verhoudt deze belasting zich tot de voorgestelde EU verordening op dit thema?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Blijft het doel van 55% CO2-reductie in 2030, zoals de coalitie op wil nemen in de Klimaatwet, een streefdoel, net zoals de huidige doelstelling van 49% CO2-reductie (artikel 2, tweede lid van de Klimaatwet)?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Wordt voor het opstellen van het voorstel tot wijziging van de Klimaatwet eerst een analyse gemaakt van de haalbaarheid van de voorgestelde doelstelling van 55% CO2-reductie in 2030, met in achtneming van onder meer de knelpunten in het energienet en het tekort aan technisch personeel?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Is het de bedoeling om de maatregelen met het oog op extra CO2-reductie in ETS-sectoren bovenop wat Europa vraagt te koppelen aan het uit de markt nemen van emissierechten voor serieuze emissiereductie op Europees niveau, rekening houdend met het waterbedeffect?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Welk tijdpad voor de bouw van twee nieuwe kerncentrales heeft u voor ogen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Betekent de genoemde normering voor hybride warmtepompen de facto dat de normale CV-ketel verboden gaat worden?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Waarom is, ondanks de aangenomen motie voor het zo snel mogelijk tolvrij maken van de Westerscheldetunnel (Kamerstuk 35 570-A nr. 67) en de unanieme steun van de Kamer voor het opstellen van het draaiboek voor het tolvrij maken van de Westerscheldetunnel (Kamerstuk 35 570-A nr. 64), gekozen voor het parkeren van het tolvrij maken van de Westerscheldetunnel tot 2030 of mogelijk zelfs later, in de wetenschap dat de tolheffing al in 2033 zou vervallen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Komt er een kwantitatieve doelstelling voor verlaging van de regeldruk voor ondernemers en professionals?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Wanneer worden de heldere afstandsnormen voor de bouw van windmolen op land ingevoerd? Op basis waarvan zullen die afstandsnormen gelden en wat gebeurt er met windmolens die al gebouwd zijn en niet voldoen aan die afstandsnormen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Wat is de definitie van een hyperscale datacentrum? Wat gebeurt er met de regie rond datacentra die kleiner zijn dan hyperscale?
Dit zijn zeer grootschalige datacenters (vaak meer dan 10 hectare en een vermogen van meer dan 70 megawatt) van meestal grote techbedrijven zoals Microsoft en Google. Het antwoord op het tweede deel van deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Kunt u aangeven hoe u precies de realisatie van nieuwe grootschalige energie-infrastructurele projecten gaat versnellen? Welke obstakels gaat u wegenemen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Kunt u aangeven welke specifieke maatregelen u kunt en gaat nemen om te zorgen voor voldoende vakmensen bij de voorgenomen energietransitie van dit kabinet?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Kunt u aangeven welke regelingen u gaat versimpelen voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) met betrekking tot verduurzaming?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Wanneer kan er een knoop worden doorgehakt over de bouw van twee nieuwe kerncentrales? Kunt u een tijdlijn geven?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Kunt u aangeven met welke hoeveelheid u het CCS plafond wilt gaan verhogen? Wat is hier het netto-effect van op de CO2-uitstoot?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Hoe gaat u de precies de regeldruk aanpakken voor mkb?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Wat bedoelt u precies met «(reële) bedrijfsopvolging eenvoudiger en eerlijker te maken»?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Kunt u nader toelichten waarom de klimaat gerelateerde fondsen met een looptijd van 10–15 jaar kwalificeren als een incidentele ruimte?
Het betreft een incidentele ruimte aangezien het een eindige reeks extra middelen voor de betreffende periode betreft en geen structurele verhoging van de begroting.
Komt de 25 miljard euro die nu gereserveerd is voor het Stikstoffonds bovenop de miljarden die al gereserveerd waren in het basispad? Wat zijn de totale uitgaven aan stikstof aan het einde van 2035?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Komt de 35 miljard euro die nu gereserveerd is voor het Klimaatfonds bovenop de miljarden die al gereserveerd waren in het basispad? Wat zijn de totale uitgaven aan klimaat aan het einde van 2030?
Ja, de middelen zijn additioneel ten opzichte van de middelen in het basispad. De totale uitgaven aan klimaat aan het einde van 2030 vergt nog een nadere uitwerking. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Het coalitieakkoord |
|
Liane den Haan (Fractie Den Haan), Farid Azarkan (DENK), Teun van Dijck (PVV), Lammert van Raan (PvdD), Tom van der Lee (GL), Wybren van Haga (BVNL), Chris Stoffer (SGP), Laurens Dassen (Volt), Pieter Omtzigt (Omtzigt), Caroline van der Plas (BBB), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Kunt u onderstaande vragen behandelen als feitelijke vragen, waarbij de gestelde vragen doorgaans niet van alle bovengenoemde fracties het standpunt vertegenwoordigen?
Ja.
Kunt u onderstaande (feitelijke) vragen, voorafgaand aan het debat over de regeringsverklaring, één voor één beantwoorden of, indien een antwoord op een bepaalde vraag nog niet beschikbaar is, aangeven op welke datum het antwoord op deze vraag wel beschikbaar is?
De vragen zijn zoveel mogelijk één voor één beantwoord. In een aantal gevallen bestaat er echter dusdanig veel overlap in de strekking van de vragen dat gebruik is gemaakt van een gecombineerd antwoord.
Wordt de aanbeveling van de 16de Studiegroep Begrotingsruimte omtrent brede welvaart volledig overgenomen? Dat wil zeggen, wordt er expliciet gestuurd op brede welvaart, wordt bij de formatie duidelijk gemaakt wat de belangrijkste doelen zijn, wordt er jaarlijks gerapporteerd over de politiek gekozen indicatoren en wordt de rapportagecyclus van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) aangesloten op de begrotingscyclus?
De adviezen van de Studiegroep Begrotingsruimte neemt het kabinet ter harte. In het coalitieakkoord worden tal van beleidsdoelen gesteld ten aanzien van bijvoorbeeld veiligheid, klimaat, onderwijs en zorg, waarmee het kabinet zijn invulling geeft aan het concept brede welvaart. In het licht van het advies van de Studiegroep Begrotingsruimte en ook ter uitvoering van motie Hammelburg (Kamerstuk 35 925, nr. 88) onderzoekt het kabinet hoe het brede welvaart in zijn begrotingsstukken kan opnemen. Ook overlegt het kabinet met het PBL en SCP over het laten aansluiten van de brede welvaartsrapportage op de begrotingscyclus.
Klopt het dat de lasten (inclusief basispad) voor gezinnen de komende vier jaar gaan stijgen? Waarom spreekt u van «lastenverlichting» als mensen «minder meer belasting» gaan betalen?
Volgens de laatste cijfers uit de startnota stijgen de beleidsmatige lasten voor burgers in de periode 2022–2025 met 2,4 miljard euro. Zonder dit coalitieakkoord (d.w.z. in het zogenoemde basispad) zouden de beleidsmatige lasten voor burgers stijgen met 4,7 miljard euro. Het geïsoleerde effect van dit coalitieakkoord is daarmee een lastenverlichting van 2,3 miljard euro voor burgers. Deze cijfers wijken af van het coalitieakkoord, met name door de invulling van het pakket lastenverlichting middeninkomens van 3 miljard euro. Dit verschil wordt toegelicht in paragraaf 4.2 van de startnota.
Voor bedrijven geldt dat volgens de laatste cijfers uit de startnota de beleidsmatige lasten in de periode 2022–2025 met 6 miljard euro stijgen. Zonder dit coalitieakkoord zouden de beleidsmatige lasten voor bedrijven stijgen met 5 miljard euro. Het geïsoleerde effect van dit coalitieakkoord is daarmee een lastenverzwaring van 1 miljard euro voor bedrijven.
Voor het buitenland geldt dat volgens de laatste cijfers de beleidsmatige lasten in de periode 2022–2025 met 0,2 miljard euro stijgen, dit is ook gelijk het geïsoleerde effect van het coalitieakkoord. Zonder dit coalitieakkoord zouden de beleidsmatige lasten voor het buitenland namelijk gelijk blijven.
De cijfers in het coalitieakkoord en de Startnota zijn weergeven in standen in plaats van de gebruikelijke weergave in mutaties. Dit zorgt ervoor dat je de cijfers niet bij elkaar hoeft op te tellen om het totale effect op de beleidsmatige lasten gedurende de kabinetsperiode te berekenen, maar de stand in 2025 kunt aflezen.
Is er (per begroting) een budgettaire ondergrens afgesproken waaraan maatregelen in het coalitieakkoord moeten voldoen in het kader van «een akkoord op hoofdlijnen»?
Er is geen budgettaire ondergrens afgesproken. Budgetten die zijn toegevoegd aan de begrotingen vallen onder de reguliere begrotingssystematiek. Dat betekent dat de middelen op grond van het budgetrecht onderdeel uitmaken van een maximum aan uitgaven op artikelniveau van de betreffende begroting.
Kunt u aangeven welke maatregelen wél in het coalitieakkoord zijn opgenomen, maar (nog) geen plek hebben gekregen in de budgettaire bijlage? Wat gaat er met deze maatregelen gebeuren?
Voor de budgettaire verwerking van het coalitieakkoord zijn de bedragen zoals opgenomen in de budgettaire bijlage leidend. Departementen kunnen conform de begrotingsregels binnen de begroting ruimte vrij maken voor het uitvoeren van maatregelen die niet zijn opgenomen in de budgettaire bijlage.
Is het gebruikelijk om te werken met een inverdieneffect van 42 procent? Welke percentages zijn gehanteerd bij vorige regeerakkoorden?
Voorgaande regeerakkoorden waren voorzien van een integrale doorrekening door het CPB waarbij uit de modellen het inverdieneffect volgde. Dit is afhankelijk van de precieze maatregelen. Dit regeerakkoord is niet op voorhand doorgerekend waardoor de formerende partijen aannames hebben gemaakt. De daadwerkelijke inverdieneffecten volgen uit de volledige CPB-doorrekening van het Regeerakkoord, voor de jaren die het planbureau publiceert.
Bij het Regeerakkoord van Rutte III kwamen uit de doorrekening van CPB de volgende inverdieneffecten (bron: CPB1)
2018
2019
2020
2021
Initieel effect pakket (% bbp)
– 0,6
– 0,8
– 1,5
– 1,8
Doorwerkingseffect pakket (% bbp)
0,3
0,6
0,6
0,6
Bovenstaande tabel laat zien dat het inverdieneffect van de maatregelen in 2018 uitkwam op ongeveer 50 procent en in 2021 op ongeveer 33 procent (doorwerkingseffect betekent hetzelfde als inverdieneffect). Er komt voor elk jaar een inverdieneffect uit het model, afhankelijk van de precieze combinatie van de maatregelen en hoe deze doorwerken. Er is dus niet één specifiek inverdieneffect voor het vorige regeerakkoord. Het CPB heeft inmiddels een eerste doorrekening van het effect van de maatregelen uit het coalitieakkoord gepubliceerd. Daarna, uiterlijk bij CEP, volgt een integrale doorrekening van het CPB, waarbij de doorwerking van de maatregelen wordt uitgerekend in combinatie met het nieuwe macro-economisch beeld. Hierna worden de uitgavenplafonds nog herijkt.
Wat zouden de budgettaire gevolgen zijn bij dit coalitieakkoord als het inverdieneffect van het vorige regeerakkoord werd gehanteerd?
Zie antwoord vraag 7.
Wat zijn de inverdieneffecten na de kabinetsperiode?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u de ramingen van de staatsschuld ook weergeven voor de jaren na 2026?
Er zijn geen macro-economische ramingen van het CPB beschikbaar voor de jaren na de kabinetsperiode. Daarom kan er voor deze jaren geen raming van de staatsschuld gepresenteerd worden.
Kunt u tabel 1 (samenvatting financieel beeld) en tabel 2 (beleidsmatige lastenontwikkeling) van de budgettaire bijlage uitbreiden met de jaren 2026–2030?
In de Startnota zijn de uitgavenreeksen t/m 2026 verwerkt conform de looptijd van de begrotingen. Bij miljoennota worden de uitgaven geëxtrapoleerd naar 2027. Hieronder is tabel 1 (samenvatting financieel beeld) uitgebreid met het jaar 2026.
2022
2023
2024
2025
2026
Struc
Uitgaven
6.533
15.898
24.829
27.853
26.897
12.840
w.v. ombuigingen
325
345
18
– 1.176
– 2.076
– 5.886
w.v. intensiveringen
6.208
15.553
24.811
29.029
28.973
18.726
In deze startnota is een voorlopige invulling van de koopkrachtmaatregelen gegeven. In lastentermen komt de gepresenteerde lastenontwikkeling daardoor in 2025 lager uit dan gepresenteerd bij coalitieakkoord. Dat heeft drie redenen:
Op basis van de actualisatie van het macro-economische beeld van het CPB bij het CEP zal het kabinet uiterlijk bij voorjaarsnota 2022 de concrete invulling en fasering van dit indicatieve pakket nader bezien, waarbij bij uitzondering ook geschoven kan worden tussen inkomsten en uitgaven. Hierbij blijft het mogelijk om ook al in de jaren 2023–2025 3 miljard euro lastenverlichting per jaar te geven.
2022
2023
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
w.v. burgers
0,0
– 2,0
– 2,3
– 2,3
– 2,2
– 2,2
– 2,1
– 2,1
– 2,0
w.v. bedrijven
0,0
0,9
1,0
1,0
1,0
1,0
1,0
1,0
1,0
w.v. buitenland
0,0
0,2
0,2
0,2
0,2
0,2
0,2
0,2
0,2
w.v. burgers
– 1,4
0,9
1,3
2,4
3,0
3,4
3,9
4,4
4,8
w.v. bedrijven
3,4
5,1
5,5
6,0
6,4
6,4
6,5
6,7
6,9
w.v. buitenland
0,0
0,2
0,2
0,2
0,2
0,2
0,2
0,2
0,2
Kunt u de beleidsmatige lastenontwikkeling uitsplitsen in de categorieën inkomen en arbeid, vermogen en winst, milieu en overig?
Dat is niet mogelijk. De categorieën waarin de beleidsmatige lastenontwikkeling wordt weergeven zijn burgers, bedrijven en buitenland.
Kunt u de koopkrachttabel ook uitsplitsen per jaar, 2022, 2023, 2024 en 2025?
Het kabinet neemt diverse maatregelen met gevolgen voor de koopkracht, waaronder een structurele lastenverlichting van 3 mld. euro. Qua uitvoerbaarheid is aangesloten bij het beeld dat volgt uit eerdere beleidsverkenning zoals de Kansrijk Beleid-studies van het CPB en de ombuigings- en intensiveringslijst. Bij nadere uitwerking en besluitvorming van maatregelen in het coalitieakkoord wordt uitvoerbaarheid scherp voor ogen gehouden. In de budgettaire bijlage van het coalitieakkoord is een voorlopig cumulatief koopkrachtbeeld opgenomen voor de kabinetsperiode. Dit betrof een koopkrachtraming gemaakt op basis van de meest recente raming van het CPB (MEV, uitgekomen op Prinsjesdag 2021) aangevuld met enkele maatregelen n.a.v. de motie Hermans (onder meer verhoging van de algemene heffingskorting) en koopkrachtrelevante maatregelen uit het coalitieakkoord (waaronder een voorlopige invulling van het lastenverlichtingspakket). De autonome ontwikkeling van lonen en prijzen sinds het uitkomen van de MEV-raming, bijvoorbeeld door oplopende energieprijzen, was nog niet beschikbaar bij het opstellen van deze cijfers en zit derhalve niet in dit beeld. Derhalve geven onderstaande cijfers een indicatief beeld.
Inmiddels heeft het CPB haar doorrekening van het coalitieakkoord gepubliceerd, hierin staan een overzicht van maatregelen in het coalitieakkoord en het gemiddelde koopkrachtbeeld per jaar in de kabinetsperiode. De doorrekening van het CPB toont een koopkrachtbeeld waar geen geactualiseerd macro-economisch beeld aan ten grondslag ligt, maar waarin wel een correctie is doorgevoerd voor hogere inflatie dan bij de MEV werd verwacht. Dit gebeurt bij de volgende raming (CEP) die het CPB in het voorjaar publiceert. Het koopkrachtbeeld uit de doorrekening is daarmee ook indicatief. Op basis van de actualisatie van het macro-economische beeld bij het CEP zal het kabinet uiterlijk bij de voorjaarsbesluitvorming de concrete invulling en fasering van dit indicatieve lastenverlichtingspakket nader bezien, waarbij ook geschoven kan worden tussen inkomsten en uitgaven. Dit leidt tot een definitieve raming van het koopkrachtbeeld voor de kabinetsperiode, dat cumulatief en per jaar kan verschillen van de beelden die tot dan toe zijn verschenen. Op dat moment is het mogelijk om een jaar-op-jaar-uitsplitsing van de koopkracht en de bijbehorende effecten in euro’s in beeld te brengen.
Hoe komt de koopkrachttabel eruit te zien als de meest recente inflatiecijfers worden meegenomen in plaats van de achterhaalde inflatiecijfers?
Een opwaartse bijstelling van de inflatiecijfers heeft een negatief effect op het koopkrachtbeeld. Hierbij geldt dat de inflatie weinig invloed heeft op de verschillen tussen groepen in het koopkrachtbeeld. De meest recente inflatiecijfers, die overigens geen jaar- maar maandcijfers zijn, zullen ook een macro-economische doorwerking hebben op onder andere de lonen die ook meegenomen moeten worden om de koopkrachteffecten te kunnen bepalen. Er is dus een nieuwe macro-economische raming van het CPB nodig. De verwachting is dat het CPB een nieuw macro-economisch beeld in maart bij CEP presenteert.
Hoe verhoudt het creëren van steeds meer fondsen zich tot budgetdiscipline?
Zoals in de Startnota is aangegeven zal uiterlijk bij Voorjaarsnota een voorstel voor inrichting van de fondsen worden gedaan. Middelen in begrotingsfondsen zijn geoormerkt voor het doel van het fonds en worden apart beheerd. Begrotingsfondsen gaan daarmee potentieel ten koste van de integrale weging. Tegelijk geldt in zijn algemeenheid dat voor de uitgaven die worden gedaan via begrotingsfondsen veelal dezelfde begrotingsregels en waarborgen gelden voor reguliere uitgaven. Dit houdt ten eerste in dat het budget van het fonds zoals dit is begroot niet mag worden overschreden. Dreigende overschrijdingen moeten worden gecompenseerd binnen de eigen begroting. Ten tweede is de controle op de fondsen net als op departementale begrotingen ingericht langs de three lines of defence, waarbij respectievelijk de directie FEZ, het Ministerie van Financiën en de Auditdienst Rijk toezicht houden op de bestedingen. Ten derde wordt ook voor begrotingsfondsen periodiek een beleidsdoorlichting uitgevoerd naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de uitgaven. Ten slotte heeft de Tweede Kamer bij de begrotingswetten van begrotingsfondsen het recht van amendement, net als bij reguliere begrotingen.
Hoe zal uitvoering worden gegeven aan de aangenomen motie Van Raan/Nijboer over verkennen op welke manier de Monitor Brede Welvaart (MBW) en de Klimaat- en Energie Verkenning (KEV) kunnen worden gesynchroniseerd met de begrotingscyclus (Kamerstuk 35 925, nr. 140) en de motie Van Raan c.s. over de MBW en de KEV integreren in de besluitvorming rondom het Belastingplan (Kamerstuk 35 927, nr. 72)?
De Monitor Brede Welvaart sluit aan bij de begrotingscyclus doordat het in mei, voorafgaand aan verantwoordingsdag, wordt gepubliceerd. De publicatie kan zodoende bij het verantwoordingsdebat worden betrokken. Wat de KEV betreft zal het kabinet met het PBL in overleg treden hoe de aansluiting van de KEV op de begrotingscyclus en het belastingplan versterkt kan worden. Hierbij zal worden aangesloten bij de herziening van de Klimaatwet. In het kader van het belastingplan zal het PBL worden gevraagd om het emissiereductie-effect en de kosteneffectiviteit van het voorgestelde wetgevingspakket te analyseren. Tot slot ontwikkelen de planbureaus (CPB, PBL en SCP) een set kernindicatoren brede welvaart, welke in het voorjaar zal worden gepubliceerd en daarmee aansluit bij de voorjaarsbesluitvorming.
Welke mogelijkheden zijn er om coronasteungelden in te zetten voor zowel herstel als voor verduurzaming, zodat het mes aan twee kanten snijdt?
Voor Nederland is er circa 5,8 miljard euro beschikbaar aan steungelden uit het Europees herstelfonds, de Recovery and Resilience Facility (RRF). De RRF heeft tot doel het economisch en sociale herstel, het groeipotentieel en de veerkracht van lidstaten te bevorderen. Mede door de goede budgettaire uitgangspositie heeft Nederland snel op het uitbreken van de coronacrisis kunnen reageren en het herstel stevig ondersteund. Vanuit conjunctureel perspectief is er geen directe noodzaak om meer te doen op het gebied van investeringen. De rationale voor Nederland voor het Recovery and Resilience Plan (RRP) kan eerder worden gezocht in het bevorderen van noodzakelijke transities en het versterken van de economische veerkracht via gerichte hervormingen en investeringen.
Dit kabinet hecht veel belang aan een stevig en ambitieus RRP. Door in te zetten op structurele hervormingen en investeringen die aansluiten bij de landspecifieke aanbevelingen en de groene en digitale transities, kan maximaal gebruik gemaakt worden van de Europese middelen uit de RRF. Het coalitieakkoord bevat ambitieuze toekomstplannen op het gebied van onder andere klimaatverandering, arbeidsmarkonevenwichtigheden, onderwijs en innovatie. Deze ambities zijn ook in lijn met de RRF-verordening.
Hoe gaat de coalitie aan de slag met de aanbevelingen uit de initiatiefnota van GroenLinks, D66, CU en CDA «Van oliedom naar gezond verstand: verduurzaming van de financiële sector»?
Het vorige kabinet heeft in de kabinetsreactie op de initiatiefnota (Kamerstuk 35 446, nr. 3) en in het verslag van een schriftelijk overleg over financiële markten dd. 17 december jl. (Kamerstuk 32 545, nr. 156) aangegeven de noodzaak tot verduurzaming van de financiële sector met de initiatiefnemers te delen en is daarbij ingegaan op de manieren waarop het invulling heeft gegeven aan de voorstellen. Daarnaast heeft het vorige kabinet in verschillende andere Kamerstukken haar beleid gericht op de verduurzaming van de financiële sector uiteengezet, zoals in de Verkenning markt voor groene financiering (Kamerstuk 32 013, nr. 220), de Kamerbrief bij voortgangsrapportage klimaatcommitment (Kamerstuk 32 013, nr. 252) en de BNC-fiches Beoordeling herziening richtlijn Solvency II (Kamerstuk 22 112, nr. 3236) en Beoordeling wijziging verordening en richtlijn kapitaalvereisten (Kamerstuk 22 112, nr. 3250).
De coalitie hecht aan de continuïteit van dit ingezette beleid en zal hier op een ambitieuze wijze nadere invulling aan geven langs verschillende sporen op nationaal, Europees en mondiaal niveau. Daarbij gaat het in eerste instantie om het versterken van inzicht in, transparantie over en beheersing van duurzaamheidsrisico’s binnen de financiële sector. Zo blijft Nederland zich in Europa wat de coalitie betreft inzetten voor meer inzicht in en beter adresseren hiervan binnen de financiële sector onder meer via additionele prudentiële en transparantie-eisen. Daarnaast zal de coalitie zich inzetten voor het stimuleren van de financiële sector om een bijdrage te leveren aan de verduurzaming van de gehele economie. Zowel als het gaat om het verkleinen van negatieve duurzaamheidsimpact (bijvoorbeeld door de fossiele blootstellingen af te bouwen), als om het vergroten van de positieve impact (bijvoorbeeld door een bijdrage aan de financiering van de energietransitie). Het Klimaatcommitment biedt hiervoor in Nederland een adequaat platform, waarbij de coalitie de voortgang hierop nauwlettend zal volgen en de sector waar mogelijk ondersteuning zal bieden bij de ambitieuze invulling ervan.
De coalitie hecht er ook belang aan dat het Klimaatcommitment goed aansluit op de bredere duurzaamheidsdoelen en instrumenten van de coalitie. Daarnaast zal de coalitie zich inzetten voor het stellen van duidelijke normen binnen de energietransitie (zodat de transitiepaden helder en voorspelbaar zijn) en het beprijzen van CO2-uitstoot (zodat de business cases van duurzame investeringen aantrekkelijker worden). Ook zal zij zich parallel inzetten op verschillende stimulerende maatregelen (zoals risicoregelingen en subsidies), faciliterend optreden (zoals via platforms voor kennisuitwisseling) en het stellen van goede voorbeeld (bijvoorbeeld door in te zetten dat de EU-taxonomie een basis vormt voor de groene overheidsobligaties). Daarbij zal de coalitie een goede balans trachten te treffen tussen enerzijds de regulerende en verplichtende en anderzijds overige instrumenten, met het oog op de effectiviteit van het duurzame financieringsbeleid, het draagvlak ervoor en het gelijke speelveld.
Welke plannen heeft de coalitie voor verduurzaming van de financiële sector?
Zie antwoord vraag 18.
Wanneer zal het kabinet de nationale plannen aangaande de Recovery en Resiliance Facility (RRF)-gelden indienen bij de Europese Commissie? Welke afspraken uit het coalitieakkoord worden hierin meegenomen?
De zomer van 2022 geldt als uiterste moment voor formele indiening van het Nederlandse Recovery and Resilience Plan (RRP). Dit is gebaseerd op het uiterste moment waarop de Commissie 70% van de RRF-middelen moet committeren aan lidstaten, namelijk 31 december 2022, en de termijn die voorafgaand daaraan nodig is voor de beoordeling en goedkeuring van een plan. Nadat een plan formeel is ingediend door een lidstaat heeft de Commissie volgens de RRF-verordening twee maanden om dit te beoordelen en een voorstel te doen voor een uitvoeringsbesluit van de Raad. De Raad heeft vervolgens in de regel een maand de tijd om dit uitvoeringsbesluit aan te nemen. Dit gezegd hebbende zal het kabinet streven naar het tijdig indienen van een plan zodat een overschrijding van de deadline niet dreigt.
Het kabinet heeft ervoor gekozen om de middelen uit het RRF in te zetten om een aantal begrote uitgaven uit onder andere het coalitieakkoord te financieren. De projectdirectie die per 1 januari 2022 van start is gegaan bij het Ministerie van Financiën is verantwoordelijk voor het opstellen (schrijven) van het plan. Welke afspraken uit het coalitieakkoord hierin meegenomen worden, hangt af van zowel de RRF-verordening als het consultatie- en afstemmingsproces. Zo dient het plan een coherent geheel te zijn van investeringen en structurele hervormingen, dient ten minste 37 procent besteed te worden aan klimaat en 20 procent aan digitaal en dient het te gaan om projecten die voor 31 augustus 2026 afgerond kunnen worden. Ook moet het RRP bijdragen aan een doeltreffende aanpak van alle of een significant deel van de landenspecifieke aanbevelingen. Sinds 1 februari 2020 zijn hiertoe al een belangrijke stappen gezet dan wel aangekondigd, door het vorige en door dit kabinet.
Zijn er concrete afspraken gemaakt over het terugkeren naar begrotingsregels?
De Startnota die inmiddels naar uw Kamer is verzonden bevat de begrotingsregels die het kabinet de komende kabinetsperiode zal hanteren. Dit volgt uit de financiële bijlage bij het coalitieakkoord waarin staat dat de al geldende begrotingsregels worden bestendigd en de aanpassingen die de 16de SBR heeft geadviseerd worden overgenomen.
Welke uitgavenkaders zijn vastgesteld voor de komende kabinetsperiode?
In de Startnota bent u geïnformeerd over de uitgavenplafonds die volgen uit het Coalitieakkoord. Dit zijn echter ex-ante plafonds, dat wil zeggen exclusief macro-economische doorwerking van de maatregelen. Deze kunnen pas berekend worden na integrale doorrekening van het CPB, waarna de plafonds (uiterlijk bij Voorjaarsnota) definitief zullen worden vastgesteld. Hierbij geldt wel dat de begrotingsregels direct bij Startnota gelden.
Waarom is er bij het bepalen van het coalitiedoel van het EMU-saldo van –1,75 procent gerekend met een rente van nul procent en een structurele groei van het Bruto binnenlands product (BBP) van drie procent. Waarop zijn deze getallen gebaseerd en hoe realistisch zijn deze variabelen?
Met deze aannames is gerekend op verzoek van de onderhandelende partijen. Deze cijfers zijn ongeveer in lijn met de ramingen van het CPB bij MEV: een nominale bbp-groei van 3 procent en een rente van 0,1 procent in 2025.
Kunt u de uitgaven van het Stikstoffonds en het Klimaat- en transitiefonds per jaar uitsplitsen in de periode 2026–2030?
In onderstaande tabel zijn de geraamde uitgaven voor het stikstoffonds en Klimaat- en transitiefonds per jaar uitgesplitst voor de periode 2026–2030.
2026
2027
2028
2029
2030
Stikstoffonds
3.300
3.300
3.300
3.300
3.300
Klimaat- en transitiefonds
5.782
5.782
5.782
5.782
5.782
Klopt het dat in het coalitieakkoord wordt uitgegaan van nul procent rente en een jaarlijkse groei van het BBP met drie procent? Waarop zijn die aannames gebaseerd?
Zie antwoord vraag 23.
Wat zouden de budgettaire gevolgen zijn als de rente gaat stijgen?
De rente-uitgaven vallen onder plafond Rijksbegroting. Dat wil zeggen dat wanneer meer uitgegeven wordt aan rente als gevolg van rentestijgingen, er elders bezuinigd moet worden. Per saldo zijn er dan dus geen budgettaire effecten. Door een rentestijging van 1 procent zal de extra jaarlijkse rentelast naar verwachting oplopen van ongeveer 1 miljard euro in 2022 tot ongeveer 2,6 miljard euro in 2027.
Wat zouden de budgettaire gevolgen zijn als het BBP minder hoog uitkomt?
Wanneer het bbp minder groeit dan nu aangenomen heeft dat geen directe gevolgen voor de uitgavenkaders. Dit betekent echter naar alle waarschijnlijkheid wel dat er minder inkomsten gegenereerd worden en hogere werkloosheidsgerelateerde uitgaven plaatsvinden. Per saldo leidt dit tot een verslechtering van het EMU-saldo en de EMU-schuld. Er is geen eenduidige formule te geven, omdat het type BBP-groei (vanuit export, overheidsuitgaven etc.) ook uitmaakt voor de doorwerking op saldo en schuld. Het CPB neemt dit mee in de macro-economische modellen.
Wat zouden de budgettaire gevolgen zijn als de aannames omtrent de het BBP, de rente en de inflatie niet uitkomen?
Zie ook bovenstaande antwoorden op vragen 26 en 27. In iedere begroting worden aannames gedaan ten aanzien van de ontwikkeling van het bbp, de rente en de inflatie. De definitieve uitgavenkaders worden vastgesteld na een integrale macro economische doorwerking inclusief het meest recente economische beeld in het voorjaar. De al geldende begrotingsregels worden bestendigd. Dit betekent dat eventuele tegenvallers worden opgevangen binnen het desbetreffende plafond, meevallers onder de plafonds komen ten gunste van het saldo.
Kunt u vanaf het basispad per jaar de beleidsmatige lastenontwikkeling weergeven en dit uitsplitsen naar burgers, bedrijven, buitenland en totale lastenverzwaring (vergelijkbaar met tabel 2 uit de budgettaire bijlage coalitieakkoord, maar dan vanaf het basispad)?
Naast de maatregelen uit het coalitieakkoord worden de beleidsmatige lastenontwikkeling in belangrijke mate bepaald door het basispad. Het BLO basispad is de stand vanaf het niveau van 2022, de start van deze kabinetsperiode. In onderstaande tabel kunt u het basispad van de beleidsmatige lastenontwikkeling vinden, uitgesplitst naar burgers, bedrijven en buitenland. Onderstaande cijfers zijn weergegeven in standen (mutatie t.o.v. 2021), in miljarden euro’s. Een min betekent een lastenverlichting. Deze tabel is de laatste stand zoals gepresenteerd in de starnota en verschilt nog van het basispad waarmee gerekend is in het coalitieakkoord. Dit verschil is te wijten aan de verlenging van de fiscale coronamaatregelen die nog niet in het basispad bij het coalitieakkoord zaten. Dit zorgt voor een verschuiving in beleidsmatige lastenontwikkeling voor bedrijven in de periode 2022–2023. Aangezien deze fiscale coronamaatregelen incidentele lastenverlichting betreft, heeft dit geen effect op de stand in 2025.
In het BLO basispad zit een stijging van de beleidsmatige lasten van 9,7 miljard euro. Deze stijging komt onder meer door het aflopen van fiscale coronamaatregelen, wijzigingen in de vennootschapsbelasting (vpb) en oplopende zorgpremies (nominale premies en IAB-premies) als gevolg van verwachte hogere Zvw-uitgaven.
2022
2023
2024
2025
Totaal
2,1
7,1
8,1
9,7
w.v. burgers
– 1,4
2,9
3,6
4,7
w.v. bedrijven
3,4
4,2
4,5
5,0
w.v. buitenland
0,0
0,1
0,1
0,1
Kunt u het basispad per jaar geven van de uitgaven en lasten en dit uitsplitsen naar ombuigingen, intensiveringen, lastenverlichting en lastenverzwaring (vergelijkbaar met tabel 1 uit de budgettaire bijlage coalitieakkoord)?
Dit is niet mogelijk. Het basispad bestaat uit alle budgettaire besluiten die in het verleden zijn genomen. Dit zou een optelling zijn van alle besparingen en intensiveringen die ooit zijn besloten, en nu ten grondslag liggen aan het huidige stelsel. Buiten dat dit tot een ontelbare lijst van besparingen en intensiveringen leidt, is het ook niet meer mogelijk om precies te onderscheiden welk budgettair effect toe te wijzen is aan welke besparing of intensivering in het verleden.
Klopt het dat met het voorliggende coalitieakkoord de beleidsmatige lasten over de gehele periode voor alle groepen alsnog toenemen (namelijk voor burgers met 1,6 miljard euro, voor bedrijven met 19,9 miljard euro en voor het buitenland met 0,6 miljard euro)?
Zie antwoord vraag 4.
Welke maatregelen uit het basispad zorgen alsnog voor een (structurele) lastenverzwaring eind 2025? Kunt u deze maatregelen opsommen, toelichten en uitsplitsen naar burgers, bedrijven en buitenland?
Zie antwoord vraag 29.
Kunt u in de medianentabel uit de budgettaire bijlage van het coalitieakkoord per inkomensgroep aangeven hoeveel de groep wat betreft koopkracht er in euro’s op vooruit gaat? Kunt u dit tevens per jaar t/m 2025 uitsplitsen?
Zie antwoord vraag 13.
Kunt u verklaren waarom de beleidsmatige lastenontwikkeling over de kabinetsperiode toeneemt en de koopkracht eveneens toeneemt?
De koopkrachtontwikkeling hangt niet alleen af van de beleidsmatige lastenontwikkeling, maar ook van de verdeling hiervan over groepen en andere factoren zoals de loonontwikkeling en inflatie. Bovendien zitten een aantal uitgavenmaatregelen zoals de toeslagen die de koopkracht verbeteren niet in de beleidsmatige lastenontwikkeling. Hierdoor kan het dat de beleidsmatige lasten over de kabinetsperiode toenemen, maar de koopkrachtontwikkeling nog steeds toeneemt. De koopkrachttabel in het coalitieakkoord is wel gebaseerd op de meest recente raming van het CPB ten tijde van MEV en een indicatieve doorrekening. De uitvoering en effecten van deze maatregelen wordt nader bezien. Op basis van de Startnota en een actualisatie van het macro-economische beeld door het CPB bij de CEP-raming kan een nieuwe raming van de koopkrachtontwikkeling worden gemaakt.
Welke aannames omtrent de inflatie, uitvoering van verschillende maatregelen, hervorming van de huurtoeslag, invulling van de drie miljard euro lastenverlichting en de loonontwikkeling liggen ten grondslag aan de koopkrachtcijfers?
Zie antwoord vraag 13.
Kunt u aangeven hoe de lastenverlichting van drie miljard euro precies is verdeeld onder gezinnen, werkenden en middeninkomens?
In de Startnota is een voorlopige invulling van de lastenverlichting middeninkomens van 3 miljard euro structureel opgenomen. Het belangrijkste onderdeel van deze invulling is de verhoging en snellere afbouw van de arbeidskorting. Daarnaast wordt de ouderenkorting verhoogd, de jonggehandicaptenkorting gehalveerd, de eerste schijf ingekort en het tarief eerste schijf verhoogd. Dit pakket bevat ook de snellere afbouw van de dubbele AHK in de bijstand. Tot slot wordt als onderdeel van de verhoging van het wettelijk minimumloon de zorgtoeslag steiler afgebouwd. Dit staat tegenover de hogere zorgtoeslag- en WKB-uitgaven. Hiermee blijven de toeslagen bij de WML-verhoging budgetneutraal. De steilere afbouw van de zorgtoeslag wordt echter weer teruggedraaid in het pakket lastenverlichting middeninkomens. Het pakket lastenverlichting middeninkomens komt hiermee structureel op 3 miljard euro uit. Op basis van de actualisatie van het macro-economische beeld door het CPB bij het CEP zal het kabinet uiterlijk bij de Voorjaarsnota 2022 de concrete invulling en fasering van dit indicatieve pakket nader bezien.
Kunt u per jaar een overzicht opstellen van de geraamde inkomsten van het Rijk onderverdeeld naar: directe belastingen, indirecte belastingen, Zorgverzekeringswet, premies werknemersverzekeringen en premies volksverzekeringen?
Een doorgerekend overzicht van de geraamde inkomsten van het Rijk inclusief de gevraagde uitsplitsing is nog niet beschikbaar. Het laatste doorgerekende overzicht dateert van de Miljoenennota 2022. Onderstaande tabel geeft dit overzicht weer, en geeft aanvullend weer wat de ex ante impact is van de maatregelen die door het vorige kabinet nadien zijn getroffen en de maatregelen uit het coalitieakkoord. «Ex ante» wil zeggen dat de doorwerking van deze maatregelen en die aan de uitgavenkant op de economie niet is meegenomen. Een volledig doorgerekend overzicht van de inkomsten van het Rijk op basis van een actueel economisch beeld van het CPB komt beschikbaar na het CEP.
2022
2023
2024
2025
Belastingen en premies volksverzekeringen
253.709
267.582
268.007
276.711
wv belastingen1
215.495
227.392
229.941
235.946
wv premies volksverzekeringen
38.214
40.190
38.066
40.765
Premies werknemersverzekeringen
73.099
77.650
80.967
84.175
wv zorgpremies
46.368
48.969
51.170
53.571
wv overige premies werknemersverzekeringen
26.731
28.681
29.798
30.604
Budgettair effect omvorming ProRail voor vergelijkbaarheid met terugwerkende kracht van 2022 naar 2023 verplaatst.
Hierbij zijn vooral relevant het APB-pakket en het pakket energierekening.
Excl. ODE-maatregelen die op begroting EZK neerslaan.
Nemen de sociale lasten als percentage van de loonkosten toe of af op basis van het regeerakkoord? Kunt u een overzicht geven per jaar en onderscheid maken tussen werkgevers en werknemers?
Het coalitieakkoord heeft per saldo geen effect op de sociale lasten. Voor werkgevers stijgen weliswaar de IAB premies als gevolg van hogere zorguitgaven in de periode 2021–2025, deze worden echter weer gecompenseerd door lagere aof-premies. Het aandeel van de sociale lasten in de totale loonkosten hangt niet alleen af van de premietarieven die de overheid vaststelt maar ook van pensioenpremies en de loonstijging. Die laatste twee ontwikkelingen worden door het CPB geraamd en is nog niet beschikbaar op het moment van beantwoording van de vraag.
Met hoeveel loopt de overheidsschuld op in 2025 in miljarden euro?
In de gehanteerde cijfers van het CA komt de geraamde overheidsschuld in 2025 komt uit op 594,3 miljard euro en het geraamde tekort op 24,3 miljard euro. De extra uitgaven in 2025 bedragen 27,9 miljard. De gebruikte veronderstellingen staan uitgelegd in de budgettaire bijlage bij het coalitieakkoord.
Met hoeveel loopt het begrotingstekort op in 2025 in miljarden euro?
Zie antwoord vraag 39.
Hoeveel zal het kabinet in totaal extra uitgeven in 2025?
Zie antwoord vraag 39.
Kunt u, in lijn met de aangenomen motie Van Weyenberg c.s. (35.572), de gevolgen van het coalitieakkoord op de vermogensongelijkheid in Nederland in kaart brengen?
De motie van het lid Van Weyenberg c.s. ziet op het stelselmatig in kaart brengen van de impact van (fiscaal) beleid op de vermogensverdeling. Hier is niet direct een pasklaar instrument of maatstaf voor, omdat de relatie tot overheidsbeleid en vermogensverdeling niet direct is en ook wordt beïnvloed door externe factoren. Het coalitieakkoord kent ook geen expliciete doelstelling op het gebied van vermogensongelijkheid en het CPB berekent ook geen effect van het coalitieakkoord op de gini-coefficient van de vermogensverdeling. Zoals ook gemeld in de Miljoenennota 20222 vindt in opdracht van het kabinet in de ronde interdepartementale beleidsonderzoeken (IBO) 2021/2022 onderzoek plaats naar het onderwerp vermogensverdeling. Het doel van dit IBO is om in kaart te brengen hoe beleidsmatig tegen de vermogensverdeling moet worden aangekeken en of een maatstaf hiervoor een rol moet spelen in het besluitvormingsproces en zo ja, welke dan.
Wat is uw doelstelling op het gebied van vermogensongelijkheid? Welke Gini-coëfficiënt in 2025 is voor u acceptabel?
Zie antwoord vraag 42.
Klopt het, op basis van de budgettaire raming van 400 miljoen euro per jaar, dat de vliegticketbelasting gemiddeld wordt verhoogd met 14 euro per ticket?
De aanpassing van de vliegbelasting moet nog nader uitgewerkt en onderzocht worden. Het is daarom niet mogelijk om nu al aan te geven hoeveel de verhoging per ticket is.
Welke inkomens vallen er onder uw definitie van een «middeninkomen», bruto/netto, individueel en per huishouden?
Bij middeninkomens gaat het om inkomens die tussen de lage en hoge inkomensgroepen inzitten. Hierbij ligt in het coalitieakkoord geen exacte afbakening aan ten grondslag. Het is daardoor ook niet precies te zeggen welke inkomens (bruto/netto, individueel en per huishouden) hieronder vallen.
Waarom is er geen geld ingeboekt in de budgettaire tabel voor de maatregel om de btw op groente en fruit naar 0 procent te verlagen? Wanneer verwacht u deze maatregel te hebben ingevoerd?
Het kabinet beziet de mogelijkheden voor het op termijn verlagen van de btw op groente en fruit naar 0% en het invoeren van een suikerbelasting. De mogelijkheden voor deze maatregelen worden in samenhang onderzocht. Het is daardoor te vroeg om nu al te kunnen aangeven wat de mogelijkheden zijn, op welke termijn dat zou kunnen en wat het eventuele per saldo budgettaire effect is.
Wat zijn precies de gevolgen van de versoepeling van de Wet excessief lenen?
De versoepeling van de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap betreft een verhoging van het maximumbedrag van € 500.000 naar € 700.000. Indien een aanmerkelijkbelanghouder een schuld heeft bij zijn eigen vennootschap van meer dan € 700.000 wordt het meerdere belast als inkomen uit aanmerkelijk belang in de inkomstenbelasting (box 2). Door de hogere drempel van € 700.000 in plaats van € 500.000 zal een kleiner deel van de aanmerkelijkbelanghuishoudens geraakt worden door de maatregel (2,2% ten opzichte van 3%) en een kleiner deel van de schulden van aanmerkelijkbelanghouders aan de eigen vennootschap (€ 9,9 miljard ten opzichte van € 11,8 miljard).
In hoeverre gaat deze versoepeling bijdragen aan het voorkomen van onevenwichtige situaties?
Het doel van het wetsvoorstel is het tegengaan van belastinguitstel en mogelijk -afstel dat zich voordoet in box 2 van de inkomstenbelasting. Door het excessief lenen bij de eigen vennootschap door aanmerkelijkbelanghouders kan de box 2-heffing worden uitgesteld. Via het aangaan van een lening bij de eigen vennootschap kan een aanmerkelijkbelanghouder namelijk, ondanks het niet uitkeren van dividend, toch beschikken over middelen uit de eigen vennootschap zonder hierover op dat moment belasting te betalen. Daarom regelt het wetsvoorstel dat bij leningen op de peildatum van 31 december van meer dan € 700.000 het meerdere als fictief regulier voordeel in box 2 wordt belast. De maatregel heeft naar verwachting een preventieve werking. Verwacht wordt dat aanmerkelijkbelanghouders hun schulden tot onder het maximumbedrag zullen brengen en houden.
Wordt beoogd om per 2025 alle huurinkomsten te belasten op basis van werkelijk rendement?
In het coalitieakkoord is afgesproken dat per 2025 een nieuw box 3 stelsel op basis van reëel rendement wordt ingevoerd, waarbij inkomsten uit vermogen worden belast op basis van werkelijk rendement. In dit nieuwe box 3-stelsel zal sparen en beleggen direct op reëel rendement worden belast, bestaande uit reguliere voordelen zoals rente, dividend en huurinkomsten en waardeontwikkelingen. De waardeontwikkeling van vastgoed zal aanvankelijk echter nog forfaitair worden belast, waarbij zo snel als mogelijk de overstap wordt gemaakt naar werkelijk rendement.
Klopt het dat de hypotheekrenteaftrek de komende kabinetsperiode niet verder wordt afgebouwd?
In het coalitieakkoord zijn geen maatregelen opgenomen die zien op de afbouw van de hypotheekrenteaftrek. Wel leiden enkele maatregelen binnen de eigenwoningregeling die voorafgaande aan de kabinetsperiode zijn ingevoerd tot wijziging van (het fiscale voordeel van) de belastbare inkomsten uit eigen woning tijdens de kabinetsperiode.
Waarom wordt de jubelton pas in 2024 afgeschaft? Is het technisch mogelijk om de jubelton al eerder af te schaffen?
In het coalitieakkoord is afgesproken dat de schenkingsvrijstelling eigen woning per 2024 wordt afgeschaft. Deze verhoogde eenmalige schenkingsvrijstelling voor de eigen woning is onderdeel van de aangifte schenkbelasting. Bij het afschaffen van deze schenkingsvrijstelling moet het onderdeel uit de aangifte worden verwijderd. Dit vraagt aanpassingen in de aangifte zelf en in de achterliggende systemen voor de verwerking van de gegevens uit de aangifte. Deze aanpassingen vragen tijd en capaciteit van de Belastingdienst. In 2022 is de beschikbare capaciteit nodig voor afronding van de overgang naar het nieuwe systeem voor de schenk- en erfbelasting. Capaciteit voor het verwijderen van de schenkingsvrijstelling is beschikbaar vanaf 2023. Dit maakt verwijdering mogelijk per 1 januari 2024.
Is de aanpak van belastingontwijking een speerpunt voor dit nieuwe kabinet?
Het voorgaande kabinet heeft verschillende maatregelen genomen die zien op het tegengaan van belastingontwijking. Deze maatregelen, die primair zijn gericht tegen belastingontwijking, zorgen ook voor een verbreding van de belastinggrondslag en een meer evenwichtige belastingheffing van multinationals. Ook dit kabinet zal zich blijven inzetten om belastingontwijking tegen te gaan. Het kabinet zal de voortgang en effectiviteit van de aanpak van belastingontwijking blijven monitoren en hierover aan de Kamer rapporteren.4 De volgende stappen op dit terrein zullen voor een belangrijk deel voortkomen uit internationale samenwerking. Nederland werkt actief samen om in internationaal verband tot oplossingen te komen, bijvoorbeeld op het gebied van het tegengaan van belastingontwijking.
Kunt u zowel voor pakket A als pakket B uit het advies van de Commissie ter Haar (deel 1) aangeven welke maatregelen niet worden overgenomen en hoeveel belastinginkomsten hierdoor worden misgelopen?
De basisvariant uit het rapport van de Adviescommissie Belastingheffing van multinationals (pakket A) bestaat uit zeven aanbevelingen. Daarnaast formuleert de commissie negen aanvullende maatregelen (pakket B) waarbij de commissie geen consensus over de wenselijkheid heeft bereikt.5
Het voorgaande kabinet heeft reeds verschillende aanbevelingen en maatregelen overgenomen. Zo is in de afgelopen kabinetsperiode de mogelijkheid om verliezen te verrekenen beperkt tot 50% van de belastbare winst. Daarnaast zijn met de Wet tegengaan mismatches bij toepassing zakelijkheidsbeginsel6 maatregelen getroffen die er voornamelijk op zijn gericht om dubbel niet-heffing weg te nemen die ontstaat als gevolg van een verschillende toepassing van het zakelijkheidsbeginsel in met name internationale situaties. Verder heeft het vorige kabinet met de tweede nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2022 door middel van de fiscale uitwerking van de moties Hermans7 en Hijink/Bikker8 vanaf 2022 het hoge vennootschapsbelastingtarief verhoogd van 25% naar 25,8% en de earningsstrippingmaatregel aangescherpt. De earningsstrippingmaatregel – een generieke renteaftrekbeperking in de vennootschapsbelasting – beperkt de aftrekbaarheid van het verschil tussen de rentelasten en de rentebaten ter zake van geldleningen (oftewel het saldo aan renten), voor zover dat saldo meer bedraagt dan het hoogste van 30% van de gecorrigeerde winst of € 1 miljoen. Dit percentage is vanaf 2022 aangescherpt tot 20% als dekking voor de maatregelen uit het aanvullende pakket van de motie Hermans.
De belangrijkste aanbevelingen die niet zijn overgenomen betreffen het beperken van de aftrek van aandeelhouderskosten tot een maximum percentage van de belastbare winst, het beperken van de aftrek van rente en aandeelhouderskosten (en eventueel royalty’s) gezamenlijk tot een maximum percentage van de belastbare winst, het effectiever maken van de CFC-regels en het beperken van de afschrijving op vermogensbestanddelen die binnen concern zijn overgedragen en niet voldoende belast zijn geweest. Wat betreft de wenselijkheid van het beperken van de aftrek van aandeelhouderskosten en royalty’s wordt nader onderzoek gedaan naar de aard en omvang van deze kosten. Dit onderzoek wordt verwacht in 2022.
Het coalitieakkoord heeft de ambitie om 1 miljard euro aan extra belastingopbrengsten op te halen binnen het domein van de vennootschapsbelasting. In het coalitieakkoord is ten eerste opgenomen om de CFC-regels aan te scherpen. Ten tweede worden in internationaal verband belangrijke stappen gezet richting een herziening van het belastingsysteem. De budgettaire impact daarvan wordt nog onderzocht en hangt deels samen met de aanbevelingen en maatregelen van de Adviescommissie. Vanwege deze samenloop tussen de maatregelen bestaat op dit moment geen exact zicht op de resterende budgettaire impact van de niet overgenomen aanbevelingen en maatregelen, na invoering van de voorgestelde maatregelen uit het coalitieakkoord.
Welke maatregelen uit het advies van Commissie ter Haar (deel 2) worden wel overgenomen en welke niet?
Het advies van de Commissie Doorstroomvennootschappen onder leiding van Bernard ter Haar gaat over de rol van doorstroomvennootschappen in Nederland. Het rapport is eind november 2021 door het vorige kabinet in ontvangst genomen. De adviescommissie erkent dat op nationaal niveau al veel stappen zijn gezet om belastingontwijking tegen te gaan. De aanbevelingen zien daarom voornamelijk op de inzet van Nederland met betrekking tot internationale wetgeving. De Europese Commissie heeft recentelijk een voorstel gepresenteerd om ongewenste doorstroom via brievenbusfirma’s tegen te gaan. Het kabinet bestudeert dit voorstel en zal binnenkort in de vorm van een BNC fiche een inhoudelijke reactie geven. Daarbij betrekt het kabinet ook de aanbevelingen van de Commissie Doorstroomvennootschappen.
Wat is uw doelstelling in 2025 voor het aantal onbelaste miljarden dat via Nederland naar belastingparadijzen wordt gesluisd?
Het vorige kabinet heeft met ingang van 2021 een bronbelasting op renten en royalty’s ingevoerd. De uitbreiding van deze bronbelasting naar dividenden treedt vanaf 2024 in werking. Het doel van de bronbelasting is dat deze stroom renten, royalty’s en dividenden naar laagbelastende jurisdicties nagenoeg zal verdwijnen. Het CPB onderschrijft de verwachting van het kabinet dat er geen inkomensstromen meer via Nederland direct naar laagbelastende jurisdicties zullen gaan.9 Het kabinet zal de effectiviteit van de aanpak van belastingontwijking blijven monitoren en hierover aan de Kamer rapporteren.
Klopt het dat er in het coalitieakkoord geen afspraken zijn gemaakt over het initiatiefwetsvoorstel «conditionele exitheffing in de dividendbelasting»? Is het daarmee een vrije kwestie voor de Kamer of hebben coalitiepartijen afspraken gemaakt hierover buiten het coalitieakkoord om?
In het coalitieakkoord is geen afspraak opgenomen met betrekking tot dit initiatiefwetsvoorstel. Afgelopen december is het wetsvoorstel ter advisering voorgelegd aan de Raad van State. Het kabinet kijkt met belangstelling uit naar dit advies en de verdere behandeling van het wetsvoorstel.
Klopt het dat niet het volledige toeslagenstelsel wordt afgeschaft, maar alleen de kinderopvangtoeslag en dat er voor de andere toeslagen herzieningen binnen hetzelfde stelsel gepland staan? Indien dit klopt, waarom gaat het toeslagenstelsel niet volledig op de schop, gezien het leed dat het met zich mee heeft gebracht en de overeenstemming die er leek te zijn over het afschaffen van toeslagen? Indien het toeslagenstelsel volledig op de schop gaat, wat gaat ervoor zorgen dat mensen genoeg overhouden om normaal van rond te komen?
Het kabinet heft de ambitie om de toeslagen af te schaffen, zodat mensen niet meer verdwalen in de ingewikkelde regelingen of te maken krijgen met hoge terugvorderingen. Een volledige afschaffing zal niet binnen deze kabinetsperiode plaatsvinden. Wel worden deze kabinetsperiode stappen gezet passend bij deze ambitie. In gang gezette verbeteringen en herstel van fouten uit het verleden vergen veel capaciteit van Toeslagen, er is daarnaast deze kabinetsperiode beperkte ruimte voor grote stappen in de hervorming van de toeslagen. Ook gaat het kabinet in de tussentijd door met verbeteringen in het huidige toeslagenstelsel (mede naar aanleiding van de motie Lodders/van Weyenberg), dit naast de grotere hervormingen in de huurtoeslag en kinderopvangtoeslag. In het coalitieakkoord heeft het kabinet afgesproken om de komende jaren een fundamentele herziening van de kinderopvangtoeslag door te voeren. De vergoeding van de kinderopvang wordt verhoogd tot 95% voor werkende ouders voor kinderen tot 12 jaar. De toeslag wordt straks direct uitgekeerd aan kinderopvanginstellingen zodat er minder sprake is van terugvorderingen. Op basis van de praktijkervaringen en gedragseffecten beziet het kabinet de ambitie om het vergoedingspercentage op te hogen naar 100%. Tegelijkertijd wordt de huurtoeslag hervormd en vereenvoudigd door de maximale huurgrens af te schaffen en over te stappen naar een systeem van genormeerde huren, waarbij de hoogte van de toeslag niet meer afhankelijk is van de daadwerkelijke huur. Het kabinet zal bij deze hervormingen oog hebben voor de inkomenspositie van de betrokken burgers.
Kan er per fiche met bouwsteen uit bijlage 1 van het syntheserapport Bouwstenen voor een beter belastingstelsel worden aangeven of de coalitie de beleidsoptie heeft overgenomen en in welke vorm (overgenomen dan wel gedeeltelijk overgenomen of niet overgenomen)?
Het rapport Bouwstenen voor een beter belastingstelsel bevat uitgebreide analyses van de verschillende brede vraagstukken omtrent het Nederlandse belastingstelsel. De inzichten uit deze analyses zijn waardevol geweest voor de gedachtenvorming van het kabinet. Het kabinet acht het tevens van groot belang om bij de parlementaire behandeling van de wetsvoorstellen verantwoording af te leggen over de voorgestelde beleidskeuzes en eventuele alternatieven.
Kunt u nader duiden aan welke wijziging in de tariefstructuur van de energiebelasting wordt gedacht?
Het Coalitieakkoord bevat meerdere voorgenomen maatregelen in de energiebelasting (EB) en opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE). Deze hebben allen invloed op de tariefstructuur van de EB en ODE gezamenlijk. Allereerst maatregel «8a. Tariefstructuur energiebelasting EB». Bij deze maatregel wordt eraan gedacht om de tariefstructuur van de energiebelasting minder degressief te maken door de tarieven in de hogere verbruiksschijven gas en elektriciteit te verhogen. Ten tweede zal ook de maatregel «8b. verlagen tarief ODE 2de en 3de schijf» invloed hebben op de tariefstructuur van de energiebelasting en ODE gezamenlijk. Ten derde zal de maatregel «15. Schuif energiebelasting 1e schijf» ervoor zorgen dat het tarief van elektriciteit in de eerste schijf zal dalen en het tarief van gas in de eerste schijf zal stijgen. Daarnaast zullen er specifieke vrijstellingen of verlaagde tarieven voor sectoren of toepassingen worden afgeschaft (maatregelen «9. Afschaffen vrijstellingen EB – mineralogische en metallurgische procedés», «18a. beperken inputvrijstelling WKK» en «18b. afschaffen verlaagd tarief glastuinbouw»).
Hoe deze maatregelen exact doorwerken in de tariefstructuur van de energiebelasting (EB) is afhankelijk van de nog te bepalen maatvoering. De maatvoering vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover tijdig nader geïnformeerd.
Welke lastenverzwaring door onder meer de wijzigingen in de energiebelasting brengt het coalitieakkoord met zich mee voor de glastuinbouw?
Zoals in het antwoord hiervoor (59) aangegeven bevat het Coalitieakkoord meerdere voorgenomen maatregelen in de EB en ODE. Het gaat daarbij om zowel lastenverzwaringen als lastenverlichtingen. Naar verwachting zullen met name de maatregelen 18a. beperken inputvrijstelling WKK», «18b. afschaffen verlaagd tarief glastuinbouw» en «8b. verlagen tarief ODE 2de en 3de schijf» een effect hebben op de lasten voor de glastuinbouwsector. De gevolgen zullen verschillen tussen verschillende type bedrijven in de sector. Deze maatregelen vergen nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover tijdig nader geïnformeerd.
Uit het lastenoverzicht blijkt dat zelfstandigen voor de verlaging van de zelfstandigenaftrek meer dan gecompenseerd worden via een verhoging van de arbeidskorting. Welke afspraken zijn gemaakt over die verhoging van de arbeidskorting, nu blijkbaar al wel duidelijk is dat deze verhoging de verlaging van de zelfstandigenaftrek meer dan compenseert?
Als onderdeel van de lastenverlichting middeninkomens zal de arbeidskorting waarschijnlijk significant worden verhoogd. Naar verwachting is dit tijdens de kabinetsperiode voldoende om de extra verlaging van de zelfstandigenaftrek te compenseren. De verhoging van de arbeidskorting is ook opgenomen in de indicatieve invulling van de lastenverlichting middeninkomens in de Startnota. Op basis van de actualisatie van het macro-economische beeld door het CPB bij het CEP zal het kabinet uiterlijk bij de Voorjaarsnota 2022 de concrete invulling en fasering van dit indicatieve pakket nader bezien.
Op welke wijze is opvolging gegeven aan de aangenomen motie Van der Staaij/Omtzigt (Kamerstuk 35 925, nr. 48) waarin is uitgesproken dat een volgend kabinet concrete maatregelen moet nemen om de belastingkloof tussen een- en tweeverdieners te verkleinen?
Op basis van de Startnota en een actualisatie van het macro-economische beeld door het CPB zal een nieuwe raming van de koopkrachtontwikkeling worden gemaakt. Hierin zullen ook de koopkrachteffecten van het coalitieakkoord voor een- en tweeverdieners zichtbaar zijn en worden meegewogen.
Wordt de verhuurderheffing per 2023 geheel afgeschaft of wordt de heffing vanaf 2023 geleidelijk afgeschaft?
De verhuurdersheffing wordt per 2023 in zijn geheel afgeschaft.
Kunt u een indicatie geven hoe de klimaatlasten neerslaan bij zowel het grootbedrijf, het middenbedrijf als kleine ondernemers?
Het kabinet presenteert in principe geen cijfers voor de lastenontwikkeling uitgesplitst voor het grootbedrijf, kleine/middelgrote bedrijven en kleine ondernemers (microbedrijven).10 Reden is dat dit vaak moeilijk te bepalen is. Een exact bedrag van de lastenontwikkeling uitgesplitst naar grootbedrijf, middenbedrijf en kleine ondernemers door de maatregelen van dit kabinet kan daarom niet worden gegeven.
Om toch enige inschatting te geven wordt hieronder per lastenmaatregel van de klimaatmaatregelen uit het regeerakkoord een grove indicatie gegeven waar de lasten in eerste instantie primair zouden neerslaan.
1.
Aanscherpen CO2-heffing industrie
Grootbedrijf
1a.
Oplopende CO2 minimumprijs (een bodemprijs; geen vlakke heffing)
Grootbedrijf
2a.
Tariefstructuur energiebelasting EB (Fit for 55) (gas en elektra)
Grootbedrijf en kleine/middelgrote ondernemingen
2b.
Verlagen tarief ODE 2e en 3e schijf (elektra)
Grootbedrijf en kleine/middelgrote ondernemingen
3.
Afschaffen vrijstellingen EB – mineralogische en metallurgische procedés
Grootbedrijf
4a
verhoging 1e schijf energiebelasting gas (+5,23 ct)
Huishoudens
4b
verlaging 1e schijf energiebelasting elektriciteit (– 5,23 ct)
Huishoudens
5
Compensatie energierekening groen gas
Huishoudens
6a
Beperken inputvrijstelling WKK
Grootbedrijf en middelgrote ondernemingen
6b
Afschaffen verlaagd tarief glastuinbouw
Kleine/middelgrote ondernemingen
7
MRB++ EV/Fossiel (km-stand)
Nader in te vullen
8
Vrijstelling bpm bestelauto naar 0% in 2026
Kleine ondernemer
9
Verhogen onbelaste reiskostenvergoeding
Huishoudens
10
Verhogen vliegbelasting (400 mln taakstellend)
Huishoudens en grootbedrijf (en buitenland)
11
Verhogen budget EIA
Kleine ondernemer en kleine/middelgrote ondernemingen
12
Verhogen budget MIA/VAMIL
Kleine ondernemer en kleine/middelgrote ondernemingen
Kunt u in een tabel inzage geven in de voorgenomen wijzigingen in de tarieven van de energiebelasting en de Opslag Duurzame Energie- en Klimaattransitie (ODE) voor zowel gas als elektriciteit?
Er is gevraagd om middels een tabel inzage te geven in de voorgenomen tariefwijzigingen van de energiebelasting (EB) en de Opslag Duurzame Energie- en Klimaattransitie (ODE) voor zowel gas als elektriciteit.
In het coalitieakkoord zijn zowel voor de EB als ODE meerdere beleidsmaatregelen aangekondigd. Het betreft hier veelal nader in te vullen taakstellende tariefmaatregelen en daarnaast is in het coalitieakkoord onder meer aangekondigd dat conform het advies van de Studiegroep Begrotingsruimte (SBR) de koppeling tussen de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE) en de ODE vanaf 2022 wordt losgelaten.
Aangezien deze beleidsmaatregelen nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet behoeven kan daarom op dit moment geen overzicht van de ontwikkeling van de EB- en ODE-tarieven voor 2023 en later worden verstrekt. Over de invulling van de overige voor de EB en ODE relevante maatregelen in het coalitieakkoord en de impact daarvan op de toekomstige fiscale energietarieven wordt uw Kamer te zijner tijd geïnformeerd
Kunt u aangeven hoe de tax payers advocate vormgegeven zal worden en hoeveel budget hij ter beschikking krijgt?
In het coalitieakkoord is afgesproken dat er een laagdrempelige onafhankelijke fiscale rechtshulp komt, naar voorbeeld van de Amerikaanse «Taxpayers Advocate Service». Om meer te kunnen zeggen over de precieze vormgeving van deze onafhankelijke rechtshulp is nadere uitwerking nodig. Zo moet onder meer worden gekeken naar waar in het huidige bestel reeds mogelijkheden voor rechtshulp bestaan en hoe de nieuw vorm te geven onafhankelijke rechtshulp zich daartoe zal verhouden. Voor deze fiscale rechtshulp en directe bijstand aan burgers wordt structureel € 14 miljoen gereserveerd.
Is er in de koopkrachtberekeningen rekening mee gehouden dat dat ongeveer 92 procent van de huishoudens nog op gas stookt?
In de koopkrachtberekeningen loopt het energieverbruik niet direct mee. Dat komt omdat de energieprijzen via de inflatie meelopen in de koopkrachtberekeningen. In de inflatieberekening van het CBS wordt de prijsontwikkeling en het aandeel van gas en elektriciteit in de totale uitgaven van huishoudens, voor een zeer grote steekproef van Nederlandse huishoudens berekend. De koopkrachtberekeningen in de bijlage van het coalitieakkoord zijn gebaseerd op het economisch beeld uit de MEV van afgelopen september. Dat was op dat moment het recentste economische beeld van het CPB. De inflatie is sindsdien gestegen. Bij de eerstkomende raming (CEP) die het CPB in het voorjaar publiceert actualiseert het CPB de totale macro economische verwachting.
Met hoeveel euro gaat de energierekening voor een huishouden omhoog dan wel omlaag bij een gebruik van 3.500 kwh aan elektriciteit en 1.500 m3 aan gas?
Er kan op dit moment nog niet precies worden aangegeven hoe het Coalitieakkoord de energierekening zal beïnvloeden. Het Coalitieakkoord bevat meerdere voorgenomen maatregelen in de energiebelasting (EB) en opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE). Denk hierbij aan de «Schuif energiebelasting 1e schijf», die ervoor zorgt dat het tarief van elektriciteit in de eerste schijf zal dalen en het tarief van gas in de eerste schijf zal stijgen. En verder kan gedacht worden aan de «Compensatie energierekening huishoudens groen gas», waarbij ter compensatie voor de verwachte stijging van de leveringstarieven door de bijmengverplichting groen gas is besloten om de belastingvermindering in de energiebelasting per 2023 structureel met taakstellend 225 miljoen euro te verlagen.
Kortom, de ontwikkeling van het belastingdeel van de energierekening is nog niet geheel bekend. Hoe deze maatregelen exact doorwerken is afhankelijk van de nog te bepalen maatvoering. De maatvoering vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet.
Kunt u de lastenverzwaring in de vennootschapsbelasting (VPB) nader toelichten en de opbrengsten nader specificeren? Welke aannames zijn bij deze maatregel gemaakt?
Het coalitieakkoord voorziet in grondslagverbreding in de vennootschapsbelasting. Hiermee wordt een structurele budgettaire opbrengst van 1 miljard euro voorzien. In eerste instantie gaat het bij deze grondslagverbreding om de aanscherping van de CFC-maatregel, zoals voorgesteld door de Adviescommissie Belastingheffing van multinationals (Ter Haar 1), en de implementatie van pijler II in het kader van de herziening van het internationale belastingsysteem, waarmee wordt voorzien in een wereldwijd minimumtarief van 15%. De Europese Commissie heeft 22 december jongstleden zijn richtlijnvoorstel voor pijler II gepubliceerd waarbij inwerkingtreding is voorzien per 1 januari 2023.11 Een precieze specificatie van de budgettaire opbrengst van pijler II is nog niet beschikbaar. Daarom gaat het coalitieakkoord uit van verdere grondslagverbreding indien de gewenste besparing van 1 miljard euro niet wordt bereikt. Hierbij wordt gekeken naar de hoogte en reikwijdte van het lage vpb-tarief, waar bij de uitwerking het vestigingsklimaat en de positie van het mkb in ogenschouw wordt genomen.
Kunt u de stelling nader specificeren dat de (versnelde) afbouw van de zelfstandigenaftrek ruim wordt gecompenseerd door de verhoging van de arbeidskorting?
Zie antwoord vraag 61.
Kunt u in het kader van tabaksaccijns nader toelichten wat een pakje sigaretten ongeveer gaat kosten?
De tabaksaccijns wordt verhoogd zodat een pakje sigaretten van 20 stuks ongeveer € 10 gaat kosten in 2024. Dit gebeurt in twee gelijke, opvolgende stappen, zoals voorgesteld in het Nationaal Preventieakkoord.
Kunt u aangeven wat de lastenverzwaring die samenhangt met de aanscherping verbruiksbelasting niet -alcoholische dranken, nader uitgesplitst in niet-alcoholische dranken en verhoging van het minimumtarief voor bier, doet met de prijs voor één liter frisdrank, respectievelijk bier?
De hoogte van de verbruiksbelasting niet- alcoholische dranken moet nog nader onderzocht en uitgewerkt worden. Het is daarom niet mogelijk om nu al aan te geven hoeveel de verhoging betekent voor één liter frisdrank respectievelijk bier. Om te voorkomen dat over bier minder accijns moet worden betaald dan over frisdrank moet het minimumtarief van bier ook worden verhoogd. Het aantal hectoliters lichte bieren is een klein aandeel van de totale hectoliters bier.
Wat is het effect van de accijnsverhogingen op de inflatie?
Zie antwoord vraag 14.
Hoe concreet is het voornemen om het btw-tarief op groente en fruit te verlagen naar 0 procent?
Het kabinet beziet de mogelijkheden voor het op termijn verlagen van de btw op groente en fruit naar 0% en het invoeren van een suikerbelasting. De mogelijkheden voor deze maatregelen worden in samenhang onderzocht. Het is daardoor te vroeg om nu al te kunnen aangeven wat de mogelijkheden zijn, op welke termijn dat zou kunnen en wat het eventuele per saldo budgettaire effect is.
Hoeveel huishoudens maken gebruik van de Inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK)?
In 2021 hebben ongeveer 950.000 huishoudens recht op de IACK. Hoeveel huishoudens daadwerkelijk gebruik maken van de IACK is afhankelijk van andere factoren. Zo moeten rechthebbende huishoudens deze korting aangeven in de belastingaangifte.
Wat is de budgettaire opbrengst per jaar van de afbouw van de IACK?
De Inkomensafhankelijke Combinatiekorting (IACK) wordt voor nieuwe gevallen afgeschaft na 2024. Dit wordt gedaan door vanaf 2025 een leeftijdsondergrens op basis van geboortejaar te hanteren. Kinderen die in 2025 geboren worden, tellen in 2025 niet meer mee voor de IACK. In 2026 tellen ook kinderen geboren in 2026 niet meer mee, enzovoort. De IACK wordt op deze wijze in 13 jaar tijd met ingang van 2037 afgeschaft. Dat levert het volgende budgettaire beeld op.
2022
2023
2024
2025
Structureel
IACK dekking (nieuwe gevallen na 2024)
0
0
0
€ 55
€ 1.561
Kunt u nader toelichten wat u bedoeld met: «We ondersteunen de voorstellen van de Europese Commissie voor een belasting op kerosine op EU-niveau.»?
Nederland staat positief kritisch tegenover het uitbreiden van de reikwijdte van de Richtlijn energiebelastingen door het belasten van brandstoffen die worden gebruikt in de luchtvaart. Het belasten van luchtvaartbrandstoffen binnen de EU past bij de oproep van Nederland aan de Europese Commissie en acht andere lidstaten om een voorstel te doen voor een Europees initiatief op het gebied van beprijzing van luchtvaart. Dit neemt echter niet weg dat de effecten van het belasten van brandstof in de luchtvaart in samenhang moeten worden beoordeeld met de andere voorstellen uit het Fit for 55 pakket waarin de luchtvaart voor komt, en waardoor stapelingseffecten en bijbehorende kosten voor de sector kunnen ontstaan.
Wat is het effect van het afschaffen van de middelingsregeling voor werkenden?
Het afschaffen van de middelingsregeling houdt in dat 2022–2024 het laatste tijdvak is waarover gemiddeld kan worden. Dit heeft effect voor werkenden die gedurende de drie middelingsjaren een (sterk) fluctuerend box1-inkomen hebben, dat in een deel van die jaren in de hoogste schijf valt (meer dan € 69.398, grens 2022). Deze belastingplichtigen hebben straks niet meer de mogelijkheid om box1-inkomens over drie jaren te middelen en daardoor een belastingteruggave wegens middeling te ontvangen.
Kunt u onderstaande vragen behandelen als feitelijke vragen, waarbij de gestelde vragen doorgaans niet van alle bovengenoemde fracties het standpunt vertegenwoordigen?
Ja.
Kunt u onderstaande (feitelijke) vragen, voorafgaand aan het debat over de regeringsverklaring, een voor een beantwoorden of, indien een antwoord op een bepaalde vraag nog niet beschikbaar is, aangeven op welke datum het antwoord op deze vraag wel beschikbaar is?
Ja, waar dit al bekend is, is dit aangegeven.
Is de verhoging van het minimumloon voorwaardelijk aan de vereenvoudiging van de huurtoeslag of wordt het minimumloon sowieso met 7,5% verhoogd ongeacht wat er gebeurt met de huurtoeslag?
De verhoging van het wettelijk minimumloon geeft inkomensruimte om de huurtoeslag te hervormen. Het ligt voor de hand om de verhoging van het wettelijk minimumloon en de hervorming van de huurtoeslag in samenhang te bezien. De uitvoering wordt nader vormgegeven door het kabinet.
Wat is het verschil tussen het nieuwe voorstel van directe financiering aan kinderopvanginstellingen en het oude voorstel dat tijdens het kabinet Rutte-II is gestrand? Welke inhoudelijke bezwaren waren er destijds die nu zijn weggenomen?
Een verschil is dat bij het huidige voorstel tegelijkertijd ook de grondslagen worden vereenvoudigd, namelijk een inkomensonafhankelijke vergoeding van 95% voor alle werkende ouders en het loslaten van het criterium koppeling gewerkte uren. De precieze vormgeving van dit stelsel zal de komende periode nader uitgewerkt worden. Hiervoor zal ook gekeken worden naar de ervaringen van het oude voorstel voor directe financiering.
Is er een inschatting gemaakt van wat de kinderopvangtoeslagverruiming gaat doen met de uurprijs van de kinderopvang? Als dit niet het geval is waarom niet? Kan er uitgesloten worden dat deze extra investering vanuit publieke middelen niet via winsten wegstroomt?
Bij de raming van deze beleidsvoornemens is uitgegaan van de huidige maximum uurprijzen en tarieven, zie ook antwoord 24. Het is op voorhand lastig te voorspellen wat de effecten van de stelselwijziging op de tariefontwikkeling en winstgevendheid precies zullen zijn. Dit is een aandachtspunt in de verdere uitwerking.
Kunt u aangeven voor welk doeleinde de € 500 miljoen Arbeidsmarkt enveloppe is gereserveerd? Welke doelstelling hoort bij dat budget, en wat is de verdeling tussen hervormen arbeidsmarkt, re-integratie en het aanpakken armoede en schulden?
U wordt hierover geïnformeerd aan de hand van de uitwerking van de toepasselijke thema’s uit het coalitieakkoord.
Klopt het dat de kinderopvangtoeslag voor lage inkomens al voor 96% wordt vergoed? Kunt u de inkomenseffecten weergeven van het plan om de vergoeding alleen voor werkende ouders te verhogen naar 95%? Klopt het dat dit een denivellerende maatregel is?
De laagste inkomens ontvangen nu een toeslag van 96%. Onderstaande tabel toont het geïsoleerde mediane inkomenseffect (van de hele groep en KOT-ontvangers binnen de groep) indien het vergoedingspercentage voor alle KOT-ontvangers in 2025 95% wordt.
Groep
KOT-ontvangers
Omvang groep (dzd)
W.v. KOT-ontvangers (dzd)
1e (<=111% WML)
0,0%
– 0,2%
1.549
39
2e (111–177% WML)
0,0%
0,1%
1.549
35
3e (177–273% WML)
0,0%
0,8%
1.549
93
4e (273–406% WML)
0,0%
1,5%
1.549
179
5e (>406% WML)
0,0%
2,8%
1.548
191
Werkenden
0,0%
1,4%
4.872
522
Uitkeringsgerechtigden
0,0%
– 0,1%
657
13
Gepensioneerden
0,0%
xxx
2.066
xxx
Tweeverdieners
0,0%
1,6%
3.845
458
Alleenstaanden
0,0%
– 0,1%
3.570
76
Alleenverdieners
0,0%
xxx
328
xxx
Huishoudens met kinderen
0,0%
1,4%
1.685
537
Huishoudens zonder kinderen
0,0%
xxx
4.008
xxx
Bron: SZW-berekeningen
Deze maatregel verlaagt de eigen bijdrage voor een groot deel van de ouders fors. Met name huishoudens met een hoog inkomen profiteren het meest van het verhogen van de vergoeding. Voor de laagste inkomensgroep (met een gezamenlijk toetsingsinkomen tot € 27.437 neemt de eigen bijdrage toe. De aanpassing van het vergoedingspercentage binnen de KOT is echter slechts één maatregel uit het coalitieakkoord dat meer maatregelen bevat die relevant zijn voor de ontwikkeling van het huishoudinkomen. Het invoeren van een inkomensonafhankelijke eigen bijdrage is een onderdeel van de hervorming van de kinderopvangtoeslag en betreft een vereenvoudiging van het stelsel. Het aantal terugvorderingen en nabetalingen neemt hierdoor af.
Klopt het dat het Algemene Ouderdomswet (AOW)-gat van Surinaamse Nederlanders wel is opgenomen in het coalitieakkoord maar er geen geld voor is uitgetrokken in de budgettaire bijlage? Hoeveel geld is er nodig voor deze maatregel? Komt dit geld alsnog beschikbaar?
Er is in de budgettaire bijlage van het coalitieakkoord geen specifieke reservering gedaan voor dit dossier. Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover geïnformeerd nadat besluitvorming binnen het kabinet heeft plaatsgevonden.
Zijn de plannen in dit coalitieakkoord voldoende om de doelstelling op kinderarmoede (halvering in 2025) te bereiken? Kunt u dit kwantitatief onderbouwen?
De beantwoording van deze vraag zal plaatsvinden bij de verdere uitwerking van de maatregelen, die in hun effecten nu nader worden geanalyseerd.
Wat is uw doelstelling in 2025 voor het aantal werkenden in een kwetsbare arbeidsmarktpositie?
In het coalitieakkoord is geen doelstelling opgenomen voor het aantal werkenden in een kwetsbare arbeidsmarktpositie. Het coalitieakkoord bevat wel, met name in hoofdstuk 4 Bestaanszekerheid en kansengelijkheid, een breed pakket aan maatregelen om de arbeidsmarktpositie van zowel kwetsbare werkenden, als werkzoekenden, waaronder jongeren, te verbeteren. Ook wordt het minimumloon stapsgewijs verhoogd. Deze maatregelen zullen komende periode verder worden uitgewerkt. Het eindrapport van de commissie Regulering van Werk (commissie-Borstlap) en het hoofdstuk «Arbeidsmarkt, inkomensverdeling en gelijke kansen» uit het SER MLT-advies vormen de leidraad voor hoe de inrichting van de arbeidsmarkt van de toekomst er uit komt te zien.
Wat is uw doelstelling in 2025 voor de loonkloof tussen mannen en vrouwen?
De Minister van SZW hecht veel waarde aan het sneller verder dichten van de loonkloof en streeft naar gelijke beloning voor mannen en vrouwen. Het doel is dan ook om beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen aan te pakken en te verkleinen. In het coalitieakkoord is opgenomen dat gewerkt wordt aan de gendergelijkheid op de arbeidsmarkt. Daaronder valt ook het verder tegengaan van loonverschillen tussen mannen en vrouwen, door beter te controleren op loonverschillen. Op dit moment wordt het Europese Richtlijnvoorstel over loontransparantie ter bevordering van gelijke beloning van mannen en vrouwen in Europa behandeld. Dit voorstel heeft tot doel om gelijke beloning te bevorderen door het verbeteren van loontransparantie. Tijdens de Sociale Raad van 6 december 2021 is een algemene oriëntatie bereikt door de lidstaten op dit richtlijnvoorstel. Nederland heeft daar ingestemd met de tekst van het richtlijnvoorstel. De onderhandelingen over dit voorstel tussen het Europees Parlement en de Raad moeten nog starten. Wanneer het richtlijnvoorstel uiteindelijk zal worden aangenomen moet deze door de lidstaten worden omgezet en geïmplementeerd in nationale wetgeving. Ik zal u daar te zijner tijd over informeren.
Hoe gaan overheids- en uitvoeringsorganisaties het goede voorbeeld geven bij het aanpakken van institutioneel racisme?
Ter uitvoering van de moties Marijnissen c.s. en Klaver c.s. zijn departementen momenteel bezig met het inventariseren, beoordelen en opruimen van onrechtmatige of oneigenlijke verwerkingen van afkomst gerelateerde indicatoren in risicoprofielen. Ook het gebruik van nationaliteit en etniciteit in risicoprofielen wordt meegenomen in de uitvoering van deze moties. Het College voor de Rechten van de Mens heeft een toetsingskader ontwikkeld met juridische maatstaven om te bepalen wanneer risicoprofielen leiden tot discriminatie op grond van ras (waaronder etniciteit valt) of nationaliteit. Dit toetsingskader zal worden betrokken bij de nog lopende inventarisatie en toetsing bij uitvoeringsorganisaties. Ook heeft de voormalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties inzet toegezegd voor de verdere verspreiding en toepassing van het toetsingskader en andere waarborgen tegen etnisch profileren door de overheid.
Verder wordt een Staatscommissie ingesteld die tot taak zal hebben om op langjarige basis onderzoek te doen naar de stand van racisme in Nederland, voorstellen te doen en effecten van beleid te monitoren. Ook zijn andere belangrijke stappen gezet. In navolging op de Black Lives Matter demonstraties en Catshuisgesprekken die daaromtrent zijn gevoerd, is er een interdepartementaal traject (SZW, BZK, OCW, JenV, VWS) gestart om de aanpak van racisme en discriminatie in samenwerking met verschillende stakeholders bottom-up te bezien. Ter versterking de algehele aanpak tegen discriminatie en racisme is de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme aangesteld. In 2022 zal hij een Nationaal Actieprogramma presenteren dat in samenwerking met verschillende stakeholders wordt ontwikkeld. En er is nadrukkelijker een brede discriminatietoets aan de voorkant gekomen voor wetgeving en beleid, onder meer in de constitutionele toets, de invoeringstoets, het Integraal Afwegingskader (IAK) en de data protection impact assessment (DPIA). Deze instrumenten gelden ook als een risicoprofiel wordt opgesteld.
Uitvoeringsorganisaties zetten in op bewustwording en bestrijding van discriminerende effecten en gedrag door ambtelijke organisaties. Dit gebeurt via het voorkomen van (onbewuste) discriminatie jegens klanten, bijvoorbeeld bij SVB waar het Ethics Center sessies organiseert gericht op bewustwording van onbewuste vooroordelen bij medewerkers, en inclusief werkgeverschap.Bij inclusief werkgeverschap is het doel een evenwichtige verhouding in het personeelsbestand met diversiteit in alle lagen.
Ook wordt er ingezet op het voorkomen van discriminerende algoritmen. Zo is UWV bezig met het oprichten van een Commissie Data Ethiek om het gebruik van algoritmes tegen het licht te houden en specifieke algoritmes te beoordelen. In het coalitieakkoord is opgenomen dat we wettelijk willen regelen dat algoritmes worden gecontroleerd op transparantie, discriminatie en willekeur. Een algoritmetoezichthouder moet dit bewaken.
Wat wordt bedoeld met het «zorgvuldig» uitvoeren van het Regenboogakkoord met initiatiefwetgeving en beleid? Wordt het hele Regenboogakkoord uitgevoerd zoals afgesproken?
Zie antwoord op vraag 14.
Kunt u punt voor punt aangeven welke onderdelen van het Regenboogakkoord uitgevoerd worden? Wat gebeurt er met het meerouderschap?
Voor het antwoord op de vragen 13 en 14 verwijs ik u naar het antwoord van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op de vraag over het integraal overnemen van de maatregelen uit het Regenboogakkoord (vraag 7). Hierin staat dat het Regenboog Stembusakkoord door een grote meerderheid van de Tweede Kamerfracties is ondertekend. In het coalitieakkoord staat dat we blijven werken aan de acceptatie, veiligheid en emancipatie van de LHBTQI+ gemeenschap en dat het Regenboogakkoord hiervoor de basis is. Het nieuwe kabinet zal dit in de komende tijd uitwerken en een voorstel aan uw Kamer doen.
Wat zijn de gevolgen van het niet-invoeren van het loonkostenvoordeel voor jongeren, onder meer voor werkgevers en deze jongeren?
Het loonkostenvoordeel voor jongeren (verder: LKV jongeren) zou de opvolger zijn van het Lage inkomensvoordeel (LIV), dat per 2025 wordt afgeschaft. De bedoeling was dat werkgevers dit loonkostenvoordeel zouden ontvangen voor jongeren met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt die werken in een substantiële baan rondom het wettelijk minimum(jeugd)loon. De hoogte van het LKV jongeren stond nog niet vast, maar zou maximaal € 1,01 per verloond uur met een maximum van ongeveer € 2.000 per jaar bedragen. Werkgevers die jongeren met een kwetsbare arbeidsmarktpositie in dienst hebben zullen hiervoor nu niet deze financiële compensatie krijgen. Wel zal met de resterende LIV-gelden het loonkostenvoordeel voor de doelgroep banenafspraak structureel worden gemaakt.
Het LKV jongeren zou het voor werkgevers aantrekkelijker maken jongeren met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen. Jongeren kunnen niet meer van dit verwachte effect profiteren. Het verwachte werkgelegenheidseffect van het LKV jongeren is niet doorgerekend. Hoe groot het effect van het niet invoeren van dit loonkostenvoordeel is, is daarom niet aan te geven.
Wat is het toekomstige kabinet van plan met het kindgebonden budget en de kinderbijslag? Is zij bereid het voornemen tot niet-indexering van de kinderbijslag in 2022, 2023 en deels 2024 te herzien?
Over het kindgebonden budget zijn in het coalitieakkoord geen concrete voorstellen opgenomen. Wel is de ambitie opgenomen om de toeslagen op termijn af te schaffen. Deze kabinetsperiode worden daartoe de eerste stappen gezet. Het kabinet zal hiertoe met voorstellen te komen. In de tussentijd wordt verder gegaan met verbeteringen in het huidige toeslagenstelsel (Kamerstuk 31 066, nr. 898). Over de kinderbijslag zijn in het coalitieakkoord geen voorstellen opgenomen. Het wetsvoorstel niet indexering kinderbijslag (Kamerstuk 35 845) ligt in de Eerste Kamer ter behandeling. Op 17 december jl. heeft de toenmalige Staatssecretaris de Eerste Kamer geïnformeerd dat reactie op het voorlopig verslag, door middel van een memorie van antwoord, niet voor de door de commissie gevraagde termijn kan worden gegeven. Dit betekent dat de beoogde inwerkingtredingsdatum van het wetsvoorstel, 1 januari 2022, niet haalbaar is gebleken. De basiskinderbijslagbedragen en het extra bedrag aan kinderbijslag zijn daarom met ingang van 1 januari 2022 geïndexeerd conform de huidige wet. Het kabinet zal de beantwoording op de vragen van de Eerste Kamer ter hand nemen en daarin ook ingaan op wat dit betekent voor (de inwerkingtredingsdatum van) het wetsvoorstel.
Hoe wordt de verhoging van het wettelijk minimumloon gedekt, en wat gaat dit ondernemers kosten?
Bij de vaststelling van het coalitieakkoord voor het kabinet Rutte IV is gekozen voor een verhoging van het WML, tezamen met andere extra investeringen, ombuigingen, en ook aanpassingen aan de lastenkant van de begroting. Daarnaast wordt een minimumuurloon geïntroduceerd op basis van een 36-urige werkweek. Dit heeft gevolgen voor de overheidsuitgaven doordat verschillende regelingen, waaronder de bijstand, gekoppeld zijn aan de hoogte van het WML. Deze uitgaven zijn niet expliciet gekoppeld aan specifieke ombuigingen of lastenverzwaring elders, maar zijn ingepast binnen de nieuw vastgestelde ex ante uitgaven- en lastenplafonds, zoals gebruikelijk is bij een nieuw coalitieakkoord.
De loonkosten voor werkgevers zullen toenemen. Zeker voor werkgevers die relatief veel werknemers hebben op het WML-niveau of in sectoren waarin minimumloonverdieners meer dan 36 uur per week werken zullen de loonkosten stijgen. Het wettelijk minimumloon stijgt gedurende de kabinetsperiode stapsgewijs met in totaal 7,5 procent bovenop de reguliere indexatie.
De precieze doorwerking op de loonkosten is onzeker. Zo is het mogelijk dat lonen net boven het WML verhoogd worden doordat het hogere WML doorwerkt op andere salarisniveaus via bijvoorbeeld cao-afspraken. De verhoging van het WML heeft dus mogelijk gevolgen voor het loongebouw. De precieze gevolgen zullen mede afhankelijk zijn van cao-afspraken.
Is er budget beschikbaar om de hardheden in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)-wetgeving weg te nemen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover bij de nadere uitwerking geïnformeerd.
Is er budget beschikbaar indien uit de herijking van het sociaal minimum blijkt dat het sociaal minimum voor bepaalde groepen omhoog moet (bijvoorbeeld voor een 18-jarige die minimumloon verdient en volgens het Nibud op geen enkele wijze kan rondkomen)?
Dit kabinet heeft 1,4 miljard gereserveerd voor een stapsgewijze verhoging van het minimumloon inclusief koppeling met de bijstand. In het coalitieakkoord staat opgenomen dat het sociaal minimum elke vier jaar wordt herijkt om vast te stellen of dit toereikend is om van te leven en mee te doen in de samenleving. Een volgende herijking is aan een nieuw kabinet. Jaarlijks wordt bekeken of de koopkracht evenredig is verdeeld.
Wat gebeurt er concreet met de koopkracht van mensen met alleen een AOW-uitkering?
Zie antwoord vraag 23.
Kunt u de € 1,4 miljard voor het verhogen van het minimumloon en het vereenvoudigen van de huurtoeslag nader uitsplitsen?
Het CPB heeft in de doorrekening van het coalitieakkoord een uitsplitsing gegeven van het huurtoeslagpakket. Er is nog geen uitsplitsing gemaakt van de verhoging van het wettelijk minimumloon. Een dergelijke uitsplitsing volgt in de nadere uitwerking door het kabinet.
Door het loskoppelen van de AOW en het minimumloon stijgt de AOW niet automatisch mee met het minimumloon, waarom kiest u voor het loskoppelen van de AOW?
Zie antwoord vraag 23.
In hoeverre worden AOW‘ers gecompenseerd en met welk bedrag?
De incidentele verhoging van het WML, zoals afgesproken in het coalitieakkoord, werkt nu niet door in de hoogte van de AOW-uitkering. De halfjaarlijkse reguliere koppeling tussen AOW en de contractlonen via het WML blijft behoudens deze extra verhoging van het WML in stand. Hier hebben alle AOW-gerechtigden profijt van. Ook na deze voorgenomen verhoging van het WML ligt de AOW hoger dan het sociaal minimum voor huishoudens onder de AOW-gerechtigde leeftijd en is het risico op armoede voor gepensioneerden relatief laag. Daarnaast wordt de ouderenkorting verhoogd, hier hebben gepensioneerden met aanvullend pensioen baat bij.
Op basis van welke cijfers en aannames zijn de uitgaven á € 2,2 miljard (structureel) voor de maatregel kinderopvang voor werkenden geraamd?
Een deel van de extra kosten betreft het directe effect van huidige gebruikers die een hogere vergoeding ontvangen. Onder de huidige regelgeving krijgen ouders gemiddeld circa 71,5% van de kosten van kinderopvang vergoed (tot aan de maximum uurprijs). De tegemoetkoming gaat naar 95% en dit gaat gepaard met meerkosten van structureel € 1,2 miljard. In de raming is uitgegaan van de huidige tarieven en maximum uurprijzen (zie ook het antwoord op vraag 5).
Daarnaast is aangenomen dat de vraag naar kinderopvang structureel met circa 21% stijgt als gevolg van de inkomensonafhankelijke vergoeding van 95% en het loslaten van de koppeling gewerkte uren. Deze ingeschatte gedragseffecten zijn onder meer gebaseerd op bestaand onderzoek naar de te verwachten gedragsreacties bij een daling van de eigen bijdrage. Bij een stelselwijziging van een dergelijke omvang zijn de gedragseffecten inherent zeer onzeker. De verwachte meerkosten op basis van het hogere gebruik worden ingeschat op structureel € 1,0 miljard. Tot slot is er rekening gehouden met minder oninbare terugvorderingen en hogere uitvoeringskosten als gevolg van directe financiering. Daarnaast stijgen de uitvoeringskosten als gevolg van het hogere gebruik van kinderopvang. Genoemde effecten vallen naar inschatting ongeveer tegen elkaar weg.
Kunt u de maatregel kinderopvang voor werkenden nader toelichten qua concrete invulling en effectiviteit van de maatregel?
Komende jaren zal de kinderopvangtoeslag fundamenteel herzien worden door de vergoeding te verhogen tot 95% voor alle werkende ouders en het criterium koppeling gewerkte uren los te laten. Ook zal de vergoeding rechtstreeks uitgekeerd worden aan kinderopvangorganisaties. Deze stappen zorgen voor een vereenvoudiging van de regeling en een flinke reductie van het aantal nabetalingen en terugvorderingen bij ouders. Ook wordt door deze maatregelen kinderopvang toegankelijker voor de meeste ouders, wat het combineren van arbeid en zorg vereenvoudigt. De komende periode zullen de voornemens nader uitgewerkt worden, waarbij ook naar de verwachte effecten op verschillende doelstellingen wordt gekeken.
Hoe wordt de maatregel arbeidsmarkt, armoede en schulden concreet ingevuld c.q. waaraan wordt (structureel) gereserveerde € 500 miljoen besteed?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover bij de nadere uitwerking geïnformeerd.
Het coalitieakkoord |
|
Caroline van der Plas (BBB), Teun van Dijck (PVV), Tom van der Lee (GL), Farid Azarkan (DENK), Liane den Haan (Fractie Den Haan), Laurens Dassen (Volt), Lammert van Raan (PvdD), Pieter Omtzigt (Omtzigt), Wybren van Haga (BVNL), Chris Stoffer (SGP), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kunt u onderstaande vragen behandelen als feitelijke vragen, waarbij de gestelde vragen doorgaans niet van alle bovengenoemde fracties het standpunt vertegenwoordigen?
Ja, de vragen zijn op deze manier beantwoord.
Kunt u onderstaande (feitelijke) vragen, voorafgaand aan het debat over de regeringsverklaring, een voor een beantwoorden of, indien een antwoord op een bepaalde vraag nog niet beschikbaar is, aangeven op welke datum het antwoord op deze vraag wel beschikbaar is?
Voor een aantal vragen geldt dat deze nog nadere uitwerking en besluitvorming vragen door het kabinet. Op dit moment is nog niet duidelijk wanneer dit plaatsvindt.
Waarom ontbreekt er een hoofdstuk over de aanpak van de coronacrisis? Kunt u dat alsnog maken, inclusief een langetermijnvisie?
De zorgparagraaf van het Coalitieakkoord begint met de lessen uit de Coronacrisis. Het kabinet zal deze lessen betrekken bij de aanpak voor de lange termijn, zoals beschreven in paragraaf 4 «Aanpak voor deze en komende winter(s)» in de stand van zaken brief van 14 december. (Kamerstuk 25 295, nr. 1638).
Hoeveel geld wordt er bespaard in de jeugdzorg ten opzichte van de uitspraak van de Commissie van Wijzen? Klopt het dat het in 2024 gaat om € 100 miljoen minder dan eerder was afgesproken en vanaf 2025 om € 500 miljoen minder per jaar?
In aanvulling op de huidige Hervormingsagenda worden in het coalitieakkoord vanaf 2024 extra beleidsmaatregelen in de jeugdzorg genomen. In 2024 gaat het om een extra besparing van € 100 miljoen, oplopend naar € 500 miljoen in 2025 en 2026, en structureel € 511 miljoen vanaf 2027.
Wat is uw doelstelling als het gaat om het terugdringen van het verschil in (gezonde) levensverwachting tussen verschillende sociaaleconomische groepen?
De aanpak van dit kabinet om vermijdbare gezondheidsverschillen te verminderen staat op hoofdlijnen beschreven op pagina 32 en 33 van het Coalitieakkoord. Dit vergt nadere uitwerking.
Zijn er afspraken gemaakt over het contrasigneren van initiatiefwetten gedurende de komende kabinetsperiode? Zo ja, om welke wetsvoorstellen gaat het? Klopt het dat er aan de onderhandelingstafel is benoemd dat de ChristenUnie een voltooidlevenwet niet gaat contrasigneren, ook al zou dit leiden tot de val van het kabinet?
Voor het kabinet is het coalitieakkoord leidend waarin geen afspraken staan hieromtrent. Vragen over zaken die benoemd zijn aan een onderhandelingstafel dienen gesteld te worden aan de onderhandelende partijen.
Kunt u voor de jaren 2027 en verder aangeven wat de totale besparing op zorg is? Dus hoe loopt de besparing van € 782 miljoen in 2026 op tot de besparing van € 4.519 miljoen in 2052?
Bij startnota I van de Minister van Financiën treft u een tabel waarin voor VWS een overzicht is opgenomen van de bedragen tot en met 2052.
Klopt het dat er in dit coalitieakkoord geen geld wordt uitgetrokken voor hogere lonen in de zorg?
Nee, dat klopt niet. Om een concurrerende salarisontwikkeling mogelijk te maken, stelt ook dit kabinet jaarlijks extra middelen beschikbaar via de zogenaamde overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling (OVA). Voor 2022 bedraagt deze jaarlijkse overheidsbijdrage circa 1,6 miljard euro. Dit maakt een structurele loonstijging van circa 2,5% voor alle medewerkers in de zorg mogelijk. Daarnaast wordt naar aanleiding van de motie van de leden Hijink en Bikker in 2022 nog eens 675 miljoen euro extra beschikbaar om nog een extra stap te kunnen zetten voor verpleegkundigen en andere zorgprofessionals specifiek in het midden van het loongebouw. Dit maakt in 2022 – bovenop de 2,5% – nog een additionele loonsverhoging voor de middengroep van 1,5% mogelijk (in totaal dus 4%).
Kunt u aangeven of er contact met zorguitvoerders is geweest over de bezuinigingen in de zorg en wat de uitvoerders hebben aangegeven? Als er geen contact is geweest met uitvoerders, hoe verhoudt zich dit tot de getrokken lessen en de verwijzing naar het programma Werken aan Uitvoering?
De door uw Kamer benoemde informateurs hebben in het debat van 16 december 2021 verantwoording afgelegd over het verloop van de kabinetsformatie. De door het bureau woordvoering kabinetsformatie openbaar gemaakte agenda’s van de informateurs en formateur maken inzichtelijk welke externe partijen tijdens de formatie zijn geraadpleegd. Het kabinet hecht er aan om zorgpartijen goed te betrekken bij de uitwerking van de maatregelen uit coalitieakkoord en streeft er naar om in overleg met hen het belang van een goede uitvoerbaarheid te waarborgen.
Hoeveel verwacht het kabinet aan kosten te besparen dan wel aan extra inkomsten te vergaren met de preventiemaatregelen die de coalitie voorstelt? Waar is dit geld vervolgens voor bestemd?
Voor de inzet op valpreventie is in het coalitieakkoord rekening gehouden met een investering voor de inzet van valpreventie, en een besparing op de zorgkosten. De netto besparing is 10 miljoen euro in 2024 oplopend naar 38 miljoen euro in 2026.
De structurele besparing is 75 miljoen euro, dit wordt gerealiseerd in 2031. De verwachte groei in de Wmo (ondersteuning), Zvw (medisch en revalidatie) en Wlz (verpleeghuiszorg) is hierop aangepast.
De verhoging van de belasting op suikerhoudende dranken levert 300 miljoen euro extra inkomsten vanaf jaar 2023. De verhoging van de accijnzen op tabak levert 145 miljoen euro extra inkomsten in 2023 oplopend naar 484 miljoen euro structureel.
Op basis van welke afweging zal een chief medical officer worden ingevoerd?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet.
Wat is de definitie van kwetsbare groepen die gratis anticonceptie zullen krijgen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet.
Hoe wordt sport en bewegen vormgegeven gedurende de coronacrisis? Vanaf wanneer wil de coalitie sport en bewegen gaan stimuleren?
Sport en bewegen is van groot belang voor de gezondheid. Het stimuleren hiervan heeft voor het nieuwe kabinet vanaf het begin af aan dan ook grote prioriteit. De epidemiologische situatie moet het echter wel toelaten om contact met elkaar te hebben. Om het aantal besmettingen te beperken, dient het aantal contactmomenten in de gehele samenleving verminderd te worden, zo ook in de sport. Gelet op het belang van de sport is bij de recente verruiming voor het onderwijs ook meer ruimte voor de sport gegeven.
Binnen dit kader hebben sportaanbieders en buurtsportcoaches ruimte om activiteiten buiten voor kinderen te organiseren zonder 1,5 meter en zonder maximale groepsgrootte. Voor volwassenen geldt dat zij buiten in tweetallen mogen sporten, op 1,5 meter afstand. Buitensportlocaties zijn geopend tussen 5.00 en 20.00 uur voor de jeugd tot en met 17 jaar; voor volwassenen geldt een sluitingstijd van 17.00 uur.
Hoe wordt de ommekeer naar meer ic-bedden door het kabinet-Rutte IV vormgegeven? Wat zijn de concrete plannen om dit te realiseren en per wanneer komen er meer ic-bedden bij?
Het kabinet hecht eraan om samen met de betrokken partijen te onderzoeken wat er nodig is en hoe dit gerealiseerd kan worden. Voor dit doel is een taskforce «ondersteuning optimale inzet zorgverleners» ingericht, alsook een expertteam specifiek gericht op de organisatie van de COVID-ziekenhuiszorg. Het kabinet zal op basis van de adviezen van de taskforce en het expertteam besluiten over wat er nodig is om de COVID-zorg te versterken. Zie ook stand van zaken brief van 14 december over de lange termijn aanpak. (Kamerstuk 25 295, nr. 1638).
Voor de opschaling van de IC-zorg naar 1.150 bedden in 2022 is het MSZ-kader 2022 verhoogd met € 35 miljoen (zie nota van wijziging op de VWS-begroting 2022, Kamerstuk 35 925 XVI, nr. 10). Voor de opschaling in fase 2 en 3 (boven 1.150 IC-bedden) van het opschalingsplan van het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) is voor 2022 de subsidieregeling opschaling curatieve zorg COVID-19 nog van toepassing.
Komt er geen enkele bovengrens aan het eigen risico, ook niet voor chronisch zieken die veel behandelingen nodig hebben?
De eigen betaling per behandeling in de medisch specialistische zorg valt onder het verplichte eigen risico. In het coalitieakkoord is opgenomen dat het verplichte eigen risico tot en met 2025 wordt gelijk gehouden op maximaal 385 euro, daarna zal het volgens de huidige systematiek meegroeien met de stijging van de zorguitgaven.
Kunt u nader toelichten wat de maatregel Besluitvorming RA behelst, hoe dit leidt tot een structurele bezuiniging van € 4,5 miljard en waar exact op bezuinigd gaat worden?
De regel w.v. besluitvorming RA is geen aparte maatregel maar betreft een optelsom van alle maatregelen die in het coalitieakkoord zijn opgenomen voor de zorg en daaronder in de tabel zijn uitgewerkt. Dit is exclusief de jeugdzorg. De maatregelen op het terrein van de jeugdzorg zijn opgenomen onder het Gemeentefonds en het Provinciefonds.
In combinatie met het basispad maakt dit de volgende zaken inzichtelijk:
Kunt u nader toelichten waaruit de zorgmaatregelen: Effect IAB premie, Effect nominale premie en zorgtoeslag en de Lastencompensatie premie-effecten burgers bestaan? Hoe worden deze maatregelen concreet vormgegeven?
Er is geen sprake van maatregelen bij de zorgpremies en zorgtoeslag. De bijstellingen betreffen de automatische doorwerking van de zorgmaatregelen aan de uitgavenkant.
In de Zorgverzekeringwet is bepaald dat alle Zvw-uitgaven moeten worden gedekt uit premies (afgezien van een klein deel dat verloopt via de rijksbijdrage 18-min). Daarnaast is bepaald dat de helft van de inkomsten verloopt via de inkomensafhankelijke bijdrage (IAB) en de andere helft via de nominale premie, het eigen risico en de rijksbijdrage 18-min.
Een deel van de maatregelen uit het coalitieakkoord heeft effect op de bruto Zvw-uitgaven (in 2023 en 2024 opwaarts, in 2025 vrijwel nul en structureel neerwaarts). De bijstelling in die bruto Zvw-uitgaven wordt voor de helft gefinancierd uit een bijstelling van de IAB en voor de andere helft uit nominale premies en de rijksbijdrage 18-min. Het stabiliseren van het eigen risico leidt tot lagere eigen risico-opbrengsten. Die moeten worden opgevangen via hogere nominale premies. Hierdoor is het opwaartse effect op de nominale premie groter dan het effect op de IAB.
Bijstellingen in de nominale premie leiden automatisch tot een bijstellingen bij de zorgtoeslag.
Het effect van zorgpremie en zorgtoeslag wordt gecompenseerd met vergelijkbare lastenmaatregelen zodat er per saldo geen effect op de lastendruk is, zowel dus positief als negatief
Kunt u onderstaande vragen behandelen als feitelijke vragen, waarbij de gestelde vragen doorgaans niet van alle bovengenoemde fracties het standpunt vertegenwoordigen?
Ja.
Kunt u onderstaande (feitelijke) vragen, voorafgaand aan het debat over de regeringsverklaring, een voor een beantwoorden of, indien een antwoord op een bepaalde vraag nog niet beschikbaar is, aangeven op welke datum het antwoord op deze vraag wel beschikbaar is?
Ja.
Kunt u een overzicht geven van de voorstellen uit het coalitieakkoord die op Europees niveau in onderhandeling zijn, dan wel waarvan een Commissievoorstel verwacht wordt? Kunt u daarbij aangeven in welke fase van onderhandeling deze dossiers zijn?
Voor een volledig overzicht van voorstellen die op Europees niveau in onderhandeling zijn, verwijst het kabinet naar het zogenaamde legislative train schedule van het Europees Parlement1. Hierin is ook de status van de besprekingen te zien. Bovendien is de implementatie van een interinstitutionele wetgevingsdatabase (One-stop-IT-shop), één digitaal EU-portaal van Europees Parlement, Europese Commissie en Raad met daarin de voortgang van wetgevende onderhandelingen met alle relevante documenten van de drie instellingen, in voorbereiding.
Tevens ontvangt uw Kamer, conform de tussen uw Kamer en het kabinet overeengekomen EU-informatie-afspraken2, ten aanzien van EU-wetgevingsdossiers per vakdepartement per kwartaal een overzicht van de stand van zaken in de onderhandelingen en wordt uw Kamer ook middels geannoteerde agenda’s en verslagen van Raden geïnformeerd over de dossiers die in onderhandeling zijn. Ten aanzien van het «Fit-for-55-klimaatpakket», waarnaar in het coalitieakkoord verwezen wordt, ontvangt uw Kamer iedere 4 à 6 weken een reguliere update omtrent de stand van zaken van het krachtenveld en het verloop van de onderhandelingen.
Voor een overzicht van Commissievoorstellen die verwacht worden, verwijst het kabinet naar het Commissie Werkprogramma 2022 en de kabinetsreactie daarop3. Voor een meer actuele agenda van te verwachten voorstellen van de Europese Commissie verwijs het kabinet naar de – via een openbare website te raadplegen – agendaplanning van de Commissie colleges4.
In hoeverre zorgt dit coalitieakkoord dat er wordt voldaan aan de internationale 0,7% norm voor ontwikkelingssamenwerking? Kunt u de percentages per jaar geven voor 2022–2030?
In onderstaande tabel staat het verwachte ODA-percentage op basis van de maatregelen uit het coalitieakkoord (intensivering ontwikkelingssamenwerking en actualisatie EU-toerekening) voor de kabinetsperiode:
2022
2023
2024
2025
0,62%
0,63%
0,63%
0,65%
Aan het einde van de kabinetsperiode (2025) bedraagt het ODA-percentage uitgaande van de laatste CPB-raming (MEV, bij Miljoenennota) 0,7% BNI minus ongeveer EUR 0,5 miljard.
Klopt het dat, als Nederland niet voldoet aan de hervormingseisen van de Recovery & Resilience Facility, er dan voor € 5,8 miljard wordt bezuinigd op de begroting van Buitenlandse Zaken?
De verwachte ontvangsten voor Nederland uit het Recovery and Resilience Fund (RRF) worden verwerkt op de begroting van Buitenlandse Zaken. Dit kabinet hecht veel belang aan een stevig en ambitieus plan (RRP). Door in te zetten op structurele hervormingen en investeringen die aansluiten bij de landspecifieke aanbevelingen en de groene en digitale transities, kan maximaal gebruik gemaakt worden van de Europese middelen uit het RRF.
Het gaat in totaal om EUR 5,8 miljard, verdeeld over 2023 t/m 2026. De ontvangstenraming is in de budgettaire bijlage bij het coalitieakkoord opgenomen als negatieve uitgaven. Daarom staat er een min voor de bedragen, dit betreft geen bezuiniging.
Klopt het dat er een wettelijke verplichting is om Europese richtlijnen uit te voeren? Zo ja, kunt u aangeven waarom dit specifiek opgenomen is in het coalitieakkoord?
Artikel 288 van het EU-Werkingsverdrag (VWEU) bepaalt dat een richtlijn verbindend is ten aanzien van het te bereiken resultaat voor elke lidstaat waarvoor zij bestemd is, maar dat het aan de nationale instanties is om hiervoor de vorm en middelen te kiezen. Europese richtlijnen bevatten derhalve een opdracht aan lidstaten om de bepalingen ervan binnen een bepaalde termijn om te zetten in nationaal recht. Wanneer een richtlijn niet tijdig of niet volledig wordt omgezet wordt er inbreuk gemaakt op het EU-recht. De Commissie kan dan een inbreukprocedure starten, wat uiteindelijk kan leiden tot het aanhangig maken van de zaak bij het Hof van Justitie. In het coalitieakkoord wordt het streven uitgesproken om als Nederland een leidende rol in te nemen om de EU slagvaardiger, economisch sterker, groener en veiliger te maken. In dat licht is ook verwoord dat EU-richtlijnen worden uitgevoerd.
Hoe definieert u slimme industriepolitiek? Hoe verhoudt dit zich tot het Frans-Duitse voorstel voor het creëren van «European champions»?
Met een slimme industriepolitiek beoogt het huidige kabinet om een juiste balans te vinden tussen vrije marktwerking en daar waar nodig gewenst proportioneel overheidsingrijpen. Het vorige kabinet heeft hieromtrent – ook in relatie tot de discussie over Europese kampioenen – een proactieve koers internationaal en in de EU gevoerd, met oog voor het bevorderen van een gelijk speelveld en het behoud en handhaving van een effectief en politiek onafhankelijk mededingings- en staatssteunkader. Tegelijkertijd wordt erkend dat proportionele overheidsinterventies nodig kunnen zijn om te kunnen anticiperen en reageren op internationale geopolitieke en geo-economische ontwikkelingen, bijvoorbeeld om de risico’s van strategische afhankelijkheden te kunnen mitigeren. Het nieuwe kabinet zal t.z.t. uw Kamer informeren over de Nederlandse inzet en strategie omtrent het industriebeleid.
Hoe verhoudt de nationale incasso van digitale dienstbelasting, vliegtaks, CO2-grensheffing en minimum tarief voor winstbelasting zich tot het eigen-middelen voorstel van de Europese Commissie en het Europees Parlement?
De Europese Commissie heeft op 22 december jl. voorstellen gepresenteerd voor nieuwe eigen middelen gebaseerd op een koolstofheffing aan de grens (Carbon Border Adjustment Mechanism «CBAM»), op Emissions Trading System (ETS)-opbrengsten en op de belasting op herverdeelde winsten van de grootste en meest winstgevende bedrijven, waaronder grote digitale bedrijven. Het kabinet zal uw Kamer hierover met een BNC-fiche nader informeren.
Kunt u aangeven welke verbeteringen u nodig acht voor het spitzenkandidaat-systeem?
Zoals opgenomen is in het coalitieakkoord zal het kabinet dit systeem en mogelijke verbeteringen nader onderzoeken. Over de bevindingen hieromtrent zal het kabinet uw Kamer informeren.
Kunt u aangeven binnen welke kaders verdragswijziging naar aanleiding van de conferentie over de toekomst van Europa in het Nederlands en Europees belang zijn?
De Conferentie over de Toekomst van Europa heeft als doel burgers bij de EU te betrekken en hen te bevragen over hun wensen en verwachtingen ten aanzien van de EU. Dit proces loopt momenteel nog. Het kabinet is van mening dat de aanbevelingen vanuit de Conferentie eerst moeten worden afgewacht, voordat kan worden gesproken over hoe hier invulling aan te geven. Op basis van de aanbevelingen van de Conferentie, verwacht per medio 2022, zal het kabinet bezien welke inzet nodig is om deze in concrete resultaten om te zetten en of dit verdragswijziging vereist. Het kabinet staat open voor eventuele verdragswijziging, als deze de belangen van Nederland en de Europese Unie bevordert. Dit is ook in lijn met de motie Sjoerdsma, Amhaouch, Van Dijk.5 Afhankelijk van de aanbevelingen zal het kabinet de Nederlandse inzet en kaders formuleren en uw Kamer hierover informeren.
Kunt u een overzicht geven van de minimaal noodzakelijke elementen van een Europawet? Hoe verhoudt deze wet zich tot het te verwachten Europese Commissievoorstel over meer transparantie?
Zoals opgenomen in het coalitieakkoord, zal het kabinet zich inspannen om besluitvorming in de EU transparanter te maken voor burgers en nationale parlementen en resultaten en toegevoegde waarde van EU-beleid zichtbaarder te maken. Dit zal worden verankerd in een Europawet. De invulling van deze Europawet verdient nadere uitwerking, waarbij lering zal worden getrokken uit eerdere initiatiefwetten op dit terrein vanuit uw Kamer en de inrichting van soortgelijke wetten in andere lidstaten. Tevens zullen daarbij relevante ontwikkelingen op EU-niveau in acht worden genomen.
Wat betekent intensievere samenwerking met en ondersteuning van landen op de Westelijke Balkan? Wat is het belangrijkste element in die samenwerking?
Het kabinet hecht belang aan samenwerking met en tussen de Westelijke Balkan-landen op het terrein van de rechtsstaat, veiligheid en stabiliteit, migratie, klimaat en connectiviteit. Voortdurende aandacht voor hervorming van de rechtsstaat, alsmede de strijd tegen de georganiseerde misdaad en corruptie, is essentieel voor de toekomst van de regio: dit creëert zekerheid, versterkt het vertrouwen van de burger en bevordert investeringen met het oog op economische groei. Goed nabuurschap, verzoening, het afzien van polariserend taalgebruik en het oplossen van uitstaande geschillen zijn geen vanzelfsprekendheid in de Westelijke Balkan. De internationale gemeenschap, inclusief de Europese Unie, is daarom actief betrokken bij veiligheid en stabiliteit in de regio. Nederland zet het postennet en regionale netwerken in ter ondersteuning van dit beleid.
De landen op de Westelijke Balkan worden door de EU en de lidstaten bijgestaan middels verscheidene instrumenten. Het Nederlandse MATRA-programma helpt bij de opbouw en versterking van rechtsstaat en democratie. Via het EU Instrument voor Pretoetredingssteun worden (potentiële) kandidaat-lidstaten ondersteund in hun toetredingsproces en bij de daarvoor noodzakelijke hervormingen. Daarnaast streeft de Commissie ernaar om via het vorig jaar aangekondigde Economic and Investment Planvoor de Westelijke Balkan sociaaleconomische ontwikkeling in de regio te stimuleren.
Welk percentage van de verhoogde gelden voor ontwikkelingssamenwerking wordt besteed aan eerstejaars asielopvang?
Door een stijgende asielinstroom is de ODA-toerekening eerstejaarsopvang asielzoekers uit DAC-landen hoger dan eerder vermeld in de HGIS-nota 2022. Deze verhoging verhoudt zich als volgt tot de extra middelen uit het coalitieakkoord
2022
2023
2024
2025
300.000
300.000
300.000
500.000
–153.549
–177.227
–212.582
–219.863
De raming opvangkosten eerstejaarsasielzoekers wordt volgens de reguliere systematiek in het voorjaar van 2022 bijgesteld. Als dit tot een aanpassing van de asieltoerekening leidt, wordt dit volgens de huidige systematiek verwerkt op verdeelartikel 5.4 op de BHOS-begroting.
In onderstaande tabel staat het verwachte ODA-percentage op basis van de maatregelen uit het coalitieakkoord (intensivering ontwikkelingssamenwerking en actualisatie EU-toerekening) voor de kabinetsperiode:
2022
2023
2024
2025
0,53%
0,55%
0,55%
0,56%
Kunt u een overzicht geven van de bijdrage vanuit ontwikkelingssamenwerking aan technologische innovatie en digitalisering in lage- en middeninkomenslanden?
Zoals ook blijkt uit de BHOS-begroting voor 2022 zijn er geen aparte bedragen gereserveerd voor technologische innovatie en/of digitalisering. Het vorige kabinet heeft ervoor gekozen om deze belangrijke speerpunten niet te vertalen naar aparte budgetlijnen, maar ze vorm te geven door samen met (potentiële) uitvoerders en ontvangers te zoeken naar de beste technologische en/of digitale oplossingen voor ontwikkelingsvraagstukken. In de activiteiten die op deze wijze tot stand zijn gekomen zullen daarom ook veelal geen aparte bedragen zijn opgenomen voor innovatie en/of digitalisering. Wel heeft het vorige kabinet structureel 5 miljoen euro vrijgemaakt ten behoeve van het Innovatiefonds dat bedoeld is om het innovatief vermogen van het MKB in ontwikkelingslanden en in Nederland aan te jagen. Hiermee draagt het fonds bij aan de ontwikkeling van (technologische) innovaties voor ontwikkelingsuitdagingen in de pre-competitieve fase, een terrein waarop banken nog nauwelijks actief zijn. Ten aanzien van digitalisering geldt, dat tijdens de afgelopen beleidsperiode de BHOS Digitaliseringsagenda is opgesteld, als basis voor de inzet op het thema. Voorbeelden zijn het Geodata for Agriculture and Water (G4AW) programma waarmee boeren, vissers en veehouders middels satellietdata hun productie kunnen optimaliseren, en het Prospects Partnerschap dat vluchtelingen en gastgemeenschappen helpt om digitale vaardigheden te ontwikkelen die toegang verschaffen tot de arbeidsmarkt.
Kunt u aangeven welk gewicht wordt toebedeeld aan het beperken van migratie in partnerschappen met derde landen, specifiek in het kader van de Afrika-strategie?
Het kabinet zal een Afrikastrategie formuleren, waar uw Kamer op een later moment verder over geïnformeerd wordt. Zoals eerder met uw Kamer gedeeld middels het BNC-fiche inzake de overkoepelende mededeling van de Commissie over het asiel- en migratiepact, zet de Europese Commissie in op veelomvattende, gebalanceerde, op maat gemaakte partnerschappen op basis van wederzijdse belangen om de Europese migratiedoelstellingen te verwezenlijken. Hiertoe heeft de Commissie landenspecifieke actieplannen opgesteld.
Wat zijn de (objectieve) definities van «gedeelde waarden, afspraken of de democratische rechtsstaat» rondom toepassing van het rechtsstaatmechanisme, en hoe wordt voorkomen dat hierbij afbreuk gedaan wordt aan de culturele en religieuze eigenheid van lidstaten?
De gemeenschappelijke Europese waarden waar de Unie op berust zijn vastgelegd in artikel 2 van het EU-verdrag (VEU), namelijk: eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Aan deze waarden hebben ook nieuwe lidstaten zich gecommitteerd bij toetreding tot de EU, waardoor alle lidstaten deze waarden gemeen hebben in een samenleving die gekenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen. Deze gemeenschappelijke Europese waarden doen geen afbreuk aan de culturele en religieuze eigenheid van lidstaten.
Waarom is ervoor gekozen ook in te zetten op afschaffing van het vetorecht bij «civiele missies», terwijl lidstaten zelf dienen te gaan over de inzet van militairen?
Op dit moment vindt besluitvorming over het starten van zowel civiele als militaire EU-missies plaats op basis van unanimiteit.
In het licht van de toenemende instabiliteit nabij Europa, de snelle opkomst van nieuwe – veelal hybride – dreigingen en veranderende geopolitieke verhoudingen is het meer dan ooit noodzakelijk om als EU snel, effectief en eensgezind op het wereldtoneel op te treden. In dit kader leveren civiele EU-missies een belangrijke bijdrage middels advisering en capacity building en aan de bredere aanpak van onder andere hybride dreigingen, cyberbeveiliging, terrorisme en radicalisering. Snelheid en daadkracht zijn daarbij vereist. Om die redenen ziet het kabinet aanleiding om in te zetten op gekwalificeerde meerderheid bij besluitvorming over het instellen van civiele missies, waarin politie-, grensbewaking- en civiele experts worden ingezet. Het EU-verdrag sluit besluitvorming op basis van gekwalificeerde meerderheid over de inzet op militair- en defensieterrein uit.
Besluitvorming over de inzet van de Nederlandse krijgsmacht is en blijft, conform de Grondwet, een nationale competentie.
Wat wordt materieel/formeel bedoeld met «modernisering» van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP)?
Het kabinet neemt een constructieve benadering ten aanzien van de modernisering van SGP, wanneer deze is gericht op de houdbaarheid van de schulden en opwaartse economische convergentie. Met «modernisering» van het SGP wordt verwezen naar de discussie over de mogelijke herziening van de begrotingsregels. De Nederlandse inbreng voor de consultatiesessies is toegelicht in de kamerbrief van 10 december jl.6 Het kabinet zal zich inzetten voor een gezond en prudent macro-economisch beleid en benodigde hervormingen door lidstaten, gericht op houdbare schulden, meer economische groei en opwaartse convergentie. Hierbij stelt het kabinet effectieve handhaving als eis.
Wat is concreet de inzet van de nieuwe coalitie om besluitvorming in de EU «transparanter» te maken, ook in termen van informatievoorziening aan het parlement?
Het kabinet zet zich samen met een aantal gelijkgezinde lidstaten sinds lange tijd ervoor in om het EU-transparantiebeleid te moderniseren en de EU-besluitvormingsprocedure inzichtelijker en toegankelijker te maken. In 2019 presenteerde Nederland samen met 9 andere lidstaten het non-paper «increasing transparency and accountability of the EU» met daarin concrete suggesties ter modernisering van transparantie in de Raad en het EU-besluitvormingsproces. Deze inzet heeft een aantal concrete resultaten opgeleverd7. Nederland heeft samen met Duitsland en Denemarken in het kader van de Conferentie over de Toekomst van Europa een zogenaamde transparency pledge gelanceerd om aandacht te genereren voor het belang van transparantie. De aanbevelingen die voortvloeien uit de Conferentie, ingegeven door burgerconsultaties in lidstaten en op Europees niveau, kunnen een nieuwe beleidsagenda op dit terrein voeden.
Is de nieuwe coalitie voorstander van EU-uitbreiding met landen in de Westelijke Balkan?
Het kabinet steunt het EU-perspectief van de landen van de Westelijke Balkan. Het beleid t.a.v. EU-uitbreiding is strikt, fair en betrokken. Het kabinet streeft naar een uitbreidingsproces gebaseerd op merites waarbij voortgang in het toetredingsproces afhankelijk is van de implementatie van de benodigde hervormingen. Het kabinet ondersteunt de ambitie van de Europese Commissie om het toetredingsproces geloofwaardiger, politieker, dynamischer en voorspelbaarder te maken zoals uiteengezet in de mededeling over de herziening van de uitbreidingsmethodologie van maart 2020 (Kamerstuk 21 501, nr. 20 , nr. 1511.), waarbij er meer nadruk ligt op de rechtsstaat en het toepassen van conditionaliteit.
Omvat de inzet voor geloofsvrijheid, waaronder christenvervolging, ook de (blijvende) aanstelling van een speciaal gezant voor godsdienstvrijheid en het reserveren van substantiële en gerichte financiële middelen binnen onder andere het Mensenrechtenfonds?
De positie van een speciaal gezant voor religie en levensovertuiging zal ook in deze kabinetsperiode worden gecontinueerd. Het thema vrijheid van religie en levensovertuiging is een van de prioriteiten binnen het mensenrechtenbeleid en het beleid voor versterking van het maatschappelijk middenveld, waarvoor substantiële financiële middelen beschikbaar zijn binnen het Mensenrechtenfonds en het programma Power of Voices.
Omvat «het verbeteren van de relaties en samenwerking tussen Israëliërs en Palestijnen» ook een blijvende inzet op het tegengaan van disproportionele agendering tegen Israël in VN-gremia en binnen de EU?
Ja. Zoals aan uw Kamer geschreven (Kamerstuk 32 735, nr. 287) vormt deze inzet onderdeel van het Nederlandse lidmaatschap van de Mensenrechtenraad 2020–2022. Het Koninkrijk blijft samen met onze partners werken aan het geleidelijk afbouwen van het aparte agendapunt 7 van de Mensenrechtenraad («Mensenrechtensituatie in de Palestijnse gebieden en andere bezette Arabische gebieden»), onder andere door resoluties samen te voegen of over te hevelen naar andere agendapunten. Ook in de Algemene Vergadering van de VN streeft Nederland ernaar het gehele pakket aan resoluties die betrekking hebben op het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP) te verbeteren en de disproportionele aandacht voor Israël tegen te gaan (zie Kamerstuk 26 150, nr. 198 en Kamerstuk 23 432, nr. 485). De Nederlandse inzet is gericht op het samenvoegen van resoluties, het tweejaarlijks maken van resoluties, het verminderen van het aantal rapportages, het zoveel mogelijk inkorten van resoluties, het verwijderen van dubbelingen, en het beter in balans brengen van de inhoud van de teksten. Daarnaast is het voor Nederland van belang om waar mogelijk een zo groot mogelijke EU-eenheid te bewaren in multilateraal verband. Daartoe maakt Nederland zich sterk in de voorbereidingen van VN mensenrechtenfora als ook tijdens de onderhandelingen van resoluties. Deze inzet is conform de gewijzigde motie Van der Staaij (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2374).
Wat zijn of worden de bouwstenen van de «Nederlandse «Global Health» Strategie» en welke rol krijgt moeder- en kindzorg ter voorkoming/vermijding van «abortusdiensten» in de vorm van zwangerschapsafbrekingen daarbinnen?
Het kabinet zal, mede op basis van het in februari verwachte AIV advies ter zake, bouwstenen formuleren en een nadere invulling geven aan een Nederlandse Global Health Strategie.
Is de nieuwe coalitie voornemens opnieuw jaarlijks 250.000 «abortusdiensten» mogelijk te maken, of worden nadrukkelijk alternatieven onderzocht en mogelijk gemaakt?
Het kabinet zet in op keuzevrijheid en het brede spectrum van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR). Dit omvat onder andere het verbeteren van toegang tot basisgezondheidszorg, zorg rondom zwangerschap en bevalling, moderne anticonceptiemiddelen, hiv-testen, counseling en medicatie, seksuele voorlichting aan jongeren en veilige abortuszorg.
Er bestaat geen internationaal overeengekomen methodiek voor het tellen van abortusdiensten. Daarom is het niet mogelijk om exact aan te geven hoeveel veilige abortusdiensten of zwangerschapsafbrekingen Nederland de afgelopen vijf jaar mogelijk heeft gemaakt. Het kabinet hanteert, in lijn met de WHO, een brede definitie van een abortusdienst, die naast de onderbreking van de zwangerschap ook vaak voorlichting en counseling vooraf en achteraf omvat, als ook post-abortuszorg – bijvoorbeeld wanneer een vrouw na een onveilige abortus in levensgevaar is.
Welk deel van de extra 500 miljoen euro aan ontwikkelingshulp zal geïnvesteerd worden in opvang in de regio?
Het ODA-budget wordt op basis van het coalitieakkoord verhoogd met EUR 300 miljoen in 2022, 2023 en 2024 en EUR 500 miljoen structureel vanaf 2025. Na verwerking van de stijgende asieltoerekening worden de resterende middelen verdeeld. Deze extra middelen betreffen zowel uitgaven aan opvang in de regio alsook extra uitgaven aan het wereldwijde vaccinatieprogramma COVAX, klimaatadaptatie en klimaatmitigatie. Over de exacte verdeling van de resterende extra middelen zal de Kamer worden geïnformeerd.
Wat behelst het plan: «Samen tegen Mensenhandel»?
«Samen tegen Mensenhandel» is het interdepartementale en integrale programma tegen mensenhandel dat gestart is in 2018 en heeft als belangrijkste doel het aantal slachtoffers van mensenhandel naar beneden te brengen. Graag verwijs ik uw kamer naar de voortgangsbrief programma samen tegen mensenhandel die uw Kamer op 17 november jl. is toegekomen voor een meer gedetailleerd overzicht van de ondernomen acties8.
Waarom wil het kabinet IS-vrouwen terughalen om te berechten, terwijl van tevoren duidelijk is dat het bewijs van alle terroristische activiteiten die deze hebben gepleegd, vaak moeilijk zo niet onmogelijk is en zij meestal binnen 12 maanden weer deel uitmaken van onze samenleving?
Het kabinet zal de in de vorige periode ingeslagen weg met betrekking tot uitgereisde IS’ers voortzetten. Dit betekent dat bij de afweging om al dan niet tot repatriëring van uitreizigers en hun kinderen over te gaan, individuele omstandigheden leidend zijn en de verschillende belangen tegen elkaar worden afgewogen. Naast het voorkomen van straffeloosheid weegt het kabinet ook altijd de internationale betrekkingen, de veiligheid in het gebied en de veiligheid van betrokkene(n) mee. Daarbij wordt uiteraard ook oog gehouden voor het belang van de nationale veiligheid.
Zoals beschreven in de Kamerbrief van 9 november 2021 (kenmerk 29 754, nr. 624) hecht het kabinet er belang aan dat uitreizigers die worden verdacht van terroristische misdrijven worden berecht. Teruggekeerde syriëgangers krijgen, zo laat eerste onderzoek zien, vrijwel altijd [bij zelfs geringe betrokkenheid] aanzienlijke (onvoorwaardelijke) vrijheidsstraffen opgelegd. Verder maakt de Wet Langdurig Toezicht mogelijk om daarnaast door de strafrechter langdurig intensief overheidstoezicht onder strenge voorwaarden op te leggen.
Worden de niet-Europese NAVO-partners minder betrokken bij de samenwerking die de EU voor ogen heeft dan de Europese partners en werkt dit niet polariserend?
Nee. Het belang van EU-NAVO samenwerking wordt breed onderkend, zoals ook blijkt uit de verschillende gezamenlijke verklaringen en de intensieve onderlinge communicatie. Alleen vorig jaar al vonden over en weer 25 cross-briefings plaats, onder meer in de NAVO Noord-Atlantische Raad (NAR) en het EU Politiek en Veiligheidscomité (PSC).
Nederland is voorstander van het versterken van defensiesamenwerking met omringende Europese landen, waar het zowel de EU als de NAVO versterkt en zet zich hier ook actief voor in. Een voorbeeld betreft de recente toetreding van Canada, Noorwegen en de VS tot het – in EU verband gelanceerde – Permanent Gestructureerde Samenwerking (PESCO) initiatief op het gebied van militaire mobiliteit.
Wat worden de taken en de juridische legitimatie van de Europese Veiligheidsraad?
Dit kabinet zal de opties voor een Europese Veiligheidsraad nader onderzoeken, hierover in gesprek gaan met partners en vervolgens met voorstellen komen.
Hoe wordt ongewenste immigratie gedestimuleerd en hoe wordt mensensmokkel concreet aangepakt?
Het kabinet heeft gekozen voor een brede, integrale aanpak van het migratievraagstuk met als doel om migratie veilig en gecontroleerd te laten verlopen. Uw kamer is jaarlijks over deze aanpak geïnformeerd9. De aanpak van mensensmokkel is een van de prioriteiten in de integrale migratieagenda. Het interdepartementaal team mensensmokkel is hier verantwoordelijk voor. Dit team bestaat uit de betrokken departementen en hun uitvoeringsorganisaties zoals de Koninklijke Marechaussee, het OM en de politie. De aanpak behelst onder andere controles bij grensovergangen, internationale uitwisseling van informatie over smokkelnetwerken, en vervolging van mensensmokkelaars en hun organisaties. Het «barrièremodel mensensmokkel»10 geeft inzicht in het soort interventiemogelijkheden dat overheden kunnen gebruiken in de strijd tegen mensensmokkel.
Wat houden de «Migratiepartnerschappen met derde landen» in?
De inzet van het kabinet is om binnen het EU-migratiebeleid in te zetten op migratiepartnerschappen met derde landen die materieel voldoen aan de voorwaarden van het Vluchtelingenverdrag om migratiestromen te beheersen en terugkeer te realiseren. Zoals eerder met uw Kamer gedeeld middels het BNC-fiche inzake de overkoepelende mededeling van de Commissie over het asiel- en migratiepact11, zet de Europese Commissie in op veelomvattende, gebalanceerde, op maat gemaakte partnerschappen op basis van wederzijdse belangen om de Europese migratiedoelstellingen te verwezenlijken. Hiertoe heeft de Commissie landenspecifieke actieplannen opgesteld. Het kabinet dringt aan op verdere concretisering en implementatie van de actieplannen met versterkte coördinatie en concrete doelen, waarbij effectief gebruik wordt gemaakt van relevante instrumenten.
Juridische bindende overeenkomsten met het World Economic Forum en aanverwante zaken. |
|
Olaf Ephraim (FVD), Wybren van Haga (BVNL), Hans Smolders (FVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), de Th. Bruijn , Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU) |
|
Kunt u bevestigen dat er inderdaad juridisch bindende afspraken zijn gemaakt met het WEF1?
Ja, dat kan ik bevestigen. Het betreffen een uitvoeringsovereenkomst voor, en subsidiebeschikkingen aan, projecten die kunnen bijdragen aan het behalen van Nederlandse beleidsdoelstellingen. In deze afspraken zijn met het oog op een doelmatige, doeltreffende en rechtmatige besteding van begrotingsmiddelen de voorwaarden voor de bijdrage vastgelegd, zoals de te verwachten prestaties, de resultaten en het tijdspad.
Welke Nederlandse bewindspersonen hebben zich gecommitteerd aan de genoemde juridische afspraken met het WEF, te weten: «Sustainable Investment Policy», «Tropical Forest Alliance», «Food Systems Initiative» en «Food Innovation Hubs»?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft subsidies verstrekt aan de «Sustainable Investment Policy», de «Tropical Forest Alliance» en het «Food Systems Initiative». De Ministeries van Economische Zaken en Klimaat en van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit hebben een uitvoeringsovereenkomst gesloten met betrekking tot de subsidie voor het Global Coordinating Secretariat van de «Food Innovation Hubs». Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit detacheert 1 FTE bij Foodvalley in het kader van de Food Innovation Hub Europe.
Zijn er behalve de genoemde juridisch bindende overeenkomsten nog meer juridisch bindende afspraken gemaakt met het WEF? Welke zijn dat en welke bewindspersonen hebben zich daaraan gecommitteerd?
Nee.
Met welke juridische entiteit hebben de betrokken bewindspersonen kennelijk juridisch bindende overeenkomsten gesloten?
Met het World Economic Forum, gevestigd in Genève, Zwitserland.
Volgens welk recht (bijvoorbeeld Nederlands recht, het Zwitsers recht, Europees recht, internationale verdragen, etc.) zijn de overeenkomsten met het WEF gesloten? Hoe is daarin de rol van het Nederlandse c.q. de nationale parlement(en) vastgelegd?
De onder vraag twee genoemde uitvoeringsovereenkomst en subsidiebeschikkingen zijn gesloten onder Nederlands recht. De subsidies zijn verstrekt bij beschikking en onderworpen aan het wettelijk kader in de Algemene wet bestuursrecht voor alle subsidies van het Rijk. In de bijbehorende uitvoeringsovereenkomst is openbaarmaking, bijvoorbeeld in het kader van art. 68 Gw, expliciet gewaarborgd. Zoals gesteld worden begrotingsmiddelen toegekend aan projecten waar deelname kan bijdragen aan het behalen van Nederlandse beleidsdoelstellingen. De uitgaven worden gefinancierd uit budgetten die aan verschillende (beleids)artikelen van begrotingshoofdstukken worden toegekend.
Erkent de u dat de Tweede Kamer te allen tijde zijn grondwettelijke controletaken en rechten heeft?
Ja.
Bent u het eens met de stelling dat het WEF hooguit als denktank of overlegorgaan gekwalificeerd kan worden?
Het World Economic Forum (WEF) is een organisatie die een platform biedt waar mensen uit het wetenschappelijk, private en publieke domein kennis en ideeën over actuele maatschappelijke thema’s uitwisselen. Daarnaast kan de organisatie specifieke publiek-private samenwerkingsprojecten initiëren.
Bent u het eens met de stelling dat het WEF geen democratisch gekozen instelling is, zonder enige democratische legitimiteit? Zo ja, kunt u uitleggen waarom dan kennelijk juridisch bindende afspraken worden gemaakt tussen leden van het kabinet en het WEF?
Het klopt dat het WEF geen democratisch gekozen instelling is. Het WEF is een privaatrechtelijke stichting onder Zwitsers recht2. De Nederlandse overheid sluit regelmatig overeenkomsten met privaatrechtelijke stichtingen om beleidsdoelstellingen te behalen.
Bent u het eens met de stelling dat dergelijke overeenkomsten enerzijds onwenselijk zijn en anderzijds zonder meer aan de TK voorgelegd dienen te worden?
Zoals gezegd kan deelname aan projecten bijdragen aan het behalen van beleidsdoelstellingen van het kabinet. De daartoe behorende overeenkomsten vallen onder de uitvoering van (beleids)artikelen waarvoor in de Rijksbegroting middelen beschikbaar zijn gesteld. De begroting wordt jaarlijks aan uw Kamer voorgelegd ter goedkeuring.
Kunt u op de kortst mogelijke termijn zorgdragen voor het toesturen aan de Tweede Kamer van ALLE kennelijk juridisch bindende overeenkomsten, zodat de Kamerleden de overeenkomsten kunnen inzien en toetsen, teneinde de grondwettelijke controletaak te kunnen uitoefenen?
In de bijlage3 treft u de aan het WEF verstrekte subsidiebeschikkingen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan. De uitvoeringsovereenkomst met betrekking tot de subsidie voor het Global Coordinating Secretariat van de «Food Innovation Hubs» is reeds openbaar gemaakt als bijlage bij de beantwoording van Kamervragen, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1464.
Waarom hebben de Minister-President en de overige betrokken bewindspersonen niet eerder inzage gegeven in deze overeenkomsten?
Het betreft de uitvoering van door uw Kamer goedgekeurd beleid. De overeenkomsten passen binnen de kaders van het Nederlandse BHOS- en landbouwbeleid.
Kunt u de originele documenten aan de Kamer toesturen, waarover wordt gesproken in de antwoorden van de Minister van LNV van 15 december jl. waarin wordt verwezen naar de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de VN voor 2030 (SDG’s) waarbij wereldwijd gewerkt wordt aan een transitie naar een duurzaam voedselsysteem?
De Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) zijn aangenomen door alle lidstaten van de Verenigde Naties (VN) in 2015. De resolutie is terug te vinden op de website van de VN4.
Wat houdt «your participation becomes a major force in shaping the Great Reset», waarover wordt gesproken in de brief, d.d 1 juli 2020, van Borge Brende aan de toenmalige Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, in en waarom werd de bijdrage van de toenmalige Minister «especially critical» genoemd?
Ik kan geen inzicht bieden in, of verantwoordelijkheid nemen voor, de bewoording waarmee Borge Brende bewindspersonen aanschrijft.
Kunnen de beelden van de deelname van de Minister van Financiën als lid van de Regional Action Group for Europe & Eurasia aan de digitale sessies (op 30 april, 18 mei en 7 september 2020) verzonden worden aan de Tweede Kamer?
Het betreft een besloten bijeenkomsten met een diverse groep deelnemers. Het is niet bij het kabinet bekend of het WEF, dan wel een van de deelnemers, beelden heeft gemaakt van de digitale sessies. In het geval deze bestaan, beschikt het kabinet niet over de beelden.
Kunnen deze schriftelijke vragen op de kortst mogelijke termijn beantwoord worden?
Ja.
Een Engels COVID-onderzoek |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het onderzoek van twee professoren van de Universiteit van Londen over de mortaliteitscijfers van ongevaccineerden en gevaccineerden, waaruit blijkt dat door verkeerde registratie het aantal vaccinatiedoden buiten zicht blijft? Bent u voorts bekend met een diepgaande statistische analyse van Orwell dat laat zien dat met COVID-19 in Nederland er niets bijzonders is gebeurd in de leeftijdscategorie onder 65 jaar?1 en 2
Ja, ik ben bekend met deze publicaties.
Wat is uw reactie op dit onderzoek? Kunt u een toelichting geven?
Het onderzoek zet de mortaliteit af tegen vaccinatiestatus en stelt tevens dat in het Verenigd Koninkrijk systematische misclassificatie optreedt, doordat de periode die nodig is om de bescherming van vaccins te garanderen wordt bekeken ten opzichte van overlijdensdatum en niet ten opzichte van eerste ziektedag. In Nederland wordt de vaccinatiestatus bij besmetting bepaald op het moment van eerste ziektedag. Om de vaccineffectiviteit te bepalen is het echter noodzakelijk rekening te houden met de tijd die nodig is voor een vaccin om de benodigde immuunrespons op te wekken. In Nederland hanteren we hiervoor een periode van 14 dagen na ontvangst van het laatste vaccin in de basisserie. Voor het Janssen-vaccin is deze periode 28 dagen. Hierin houdt het RIVM de periodes aan die door de fabrikanten worden aanbevolen. Door deze periodes niet in acht te nemen zou een onterechte onderschatting van de vaccineffectiviteit kunnen ontstaan. In Nederland wordt door Bijwerkingencentrum Lareb bijgehouden welke mogelijke bijwerkingen kunnen ontstaan na COVID-19-vaccinatie. Hiermee wordt de veiligheid van vaccins nauwlettend gemonitord. Meldingen van overlijden na vaccinatie worden ook nauwkeurig bijgehouden door het Lareb. Overlijden na vaccinatie wil niet zeggen dat het overlijden is veroorzaakt door de vaccinatie.
Wat vindt u van het feit dat een diepgaande statistische analyse laat zien dat met COVID-19 in Nederland er niets bijzonders is gebeurd in de leeftijdscategorie onder 65 jaar en dat excessen enkel in de groep ouderen zitten? Bent u zich ervan bewust dat als dit onderzoek klopt, u alle mensen onder de 65 jaar opzadelt met coronabeleid dat kant noch wal raakt? Kunt u een reactie geven?
Ten eerste wil ik benadrukken dat het stuk waar u aan refereert is gepubliceerd als blog. De schrijver van dit stuk gebruikt een pseudoniem. Het is daarmee niet bekend door wie dit stuk geschreven is. Ook is dit artikel niet peer-reviewed of geaccepteerd in een wetenschappelijke publicatie.
De auteur stelt dat er geen oversterfte plaatsvindt, maar dat de sterfte onder de oudste bevolkingsgroepen een logisch gevolg is van de vergrijzing van de populatie. In Nederland houdt het Centraal Bureau Statistiek (CBS) bij hoeveel mensen er per periode overlijden. Het CBS vergelijkt daarvoor het totaal aantal overleden mensen met het te verwachte aantal overlijdens op basis van historische cijfers. Er wordt daarbij (onder andere) ook rekening gehouden met vergrijzing. Door de te verwachten overlijdens en de daadwerkelijke overlijdens met elkaar te vergelijken, kunnen we zien wat de effecten zijn van bijvoorbeeld een griep- of hittegolf. Er is sprake van oversterfte als meer mensen overlijden dan verwacht. Op deze manier kunnen we ook bekijken wat het effect van het coronavirus is, rekening houdend met fluctuaties door vergrijzing. Voor de actuele cijfers over oversterfte verwijs ik u naar het coronadashboard.
Het is daarnaast evident dat mensen ernstig ziek kunnen worden van een SARS-CoV-2-infectie. Dat geldt ook voor mensen jonger dan 65 jaar. Tussen 11 juli 2021 en 13 januari 2022 werden 32.641 personen met COVID-19 opgenomen in het ziekenhuis. Hiervan was 59% jonger dan 70 jaar. In de periode tussen 1 en 13 januari 2022 had 45% van de opgenomen patiënten van 70 jaar of ouder de basisserie afgerond en 11% de boostvaccinatie ontvangen. Van de opgenomen patiënten tussen de 12 en 69 jaar oud had 30% de basisserie afgerond, en 2% een boostvaccinatie ontvangen. Tussen 11 juli 2021 en 13 januari 2022 werden 5.351 personen met COVID-19 opgenomen op de IC, 75% van hen was jonger dan 70 jaar. In de periode tussen 1 en 13 januari 2022 had 42% van de op de IC opgenomen patiënten van 70 jaar of ouder de basisserie afgerond, en 7% had een boostvaccinatie ontvangen. Van de opgenomen patiënten tussen de 12 en 69 jaar oud had 21% de basisserie afgerond, en 2% een boostervaccinatie ontvangen.
Hoewel de effectiviteit van de vaccins hoog is, komt het ook voor dat gevaccineerde mensen in het ziekenhuis of op de IC moeten worden opgenomen. De maatregelen die naast vaccineren worden genomen zijn er op gericht kwetsbaren te beschermen, de verspreiding van het virus zoveel mogelijk af te remmen, en de zorg toegankelijk te houden.
Wat vindt u van het feit dat de professoren ontdekten dat overleden gevaccineerden pas weken na de vaccinatie als «gevaccineerd» werden aangemerkt en dus stierven als ongevaccineerden? Kunt u hier een reactie op geven?
In het onderzoek waar u naar verwijst gaat het om het Verenigd Koninkrijk. In Nederland is COVID-19 een meldingsplichtige ziekte op grond van artikel 26 van de Wet publieke gezondheid (Wpg). Voor overlijden aan COVID-19 geldt echter geen meldingsplicht. Wanneer personen komen te overlijden wanneer zij besmet zijn met COVID-19, is de vaccinatiestatus wel bekend. Het RIVM ontvangt op het moment van besmetting namelijk vaccingegevens via het bron- en contactonderzoek. Iemand wordt aangemerkt als volledig gevaccineerd 14 dagen na de tweede vaccinatie met een vaccin van Moderna, BioNTech/Pfizer en AstraZeneca of 28 dagen na vaccinatie met Janssen. Op het moment dat een persoon komt te overlijden zonder een vastgestelde SARS-CoV-2 infectie, wordt de vaccinatiestatus niet gerapporteerd aan het RIVM.
Momenteel wordt er naar aanleiding van de motie van het lid Omtzigt3 (CDA) door het RIVM en het CBS onderzoek gestart naar de redenen en oorzaken van de oversterfte in Nederland tijdens de corona-epidemie. Over de opzet en planning van dit onderzoek heb ik uw Kamer in mijn brief van 14 januari jl.4 uitgebreid geïnformeerd.
Wat vindt u van de schokkende andere uitkomsten van de gecorrigeerde grafiek:3 een duidelijke piek in overlijdens zowel na de toediening van de eerste als de tweede doses en4 de mortaliteit van gevaccineerden niet lager is dan ongevaccineerden, wat de ineffectiviteit van vaccins aangeeft? Kunt u hier een reactie op geven?
Vooropgesteld staat dat de coronavaccins nog steeds erg goed beschermen tegen ernstige ziekte. Het RIVM houdt de vaccineffectiviteit nauwlettend in de gaten. Hierbij wordt niet alleen naar sterfte gekeken, maar ook naar de ernst van een infectie met ziekenhuis- of IC-opname als gevolg. De meest recente bepaling van 19 november 2021 tot en met 13 januari 2022 laat zien dat de effectiviteit van de basisserie tegen ziekenhuis- en IC-opnames tijdens de delta-periode 85% en 93% respectievelijk was. Een boostvaccinatie leidt tot een absolute toename van vaccineffectiviteit van 12 procentpunt tegen ziekenhuisopname in vergelijking met de basisserie. Tegen IC-opname geeft de booster 5 procentpunt meer bescherming in vergelijking met de basisserie. Zoals ik in het antwoord op vraag 3 heb toegelicht, is de kans om door een COVID-19-besmetting in het ziekenhuis of op de IC terecht te komen vele malen kleiner voor gevaccineerde mensen dan voor onvolledig- of niet-gevaccineerde mensen.
Wat we wel zien is dat de bescherming na verloop van tijd afneemt. Dit is dan ook waarom iedereen die langer dan 3 maanden geleden zijn of haar laatste dosis heeft ontvangen, of besmet is geweest met het virus, een boostervaccinatie te halen. Dit zorgt ervoor dat de bescherming weer omhoog gaat.
Zoals ik in het antwoord op vraag 1 heb aangegeven, monitort Lareb de meldingen van mogelijke bijwerkingen na vaccinatie. Ook worden meldingen van overlijden na vaccinatie hier bijgehouden. Lareb onderzoekt of de klachten een bijwerking van het vaccin zijn. Bij een groot deel van de meldingen is een al bestaand gezondheidsprobleem de meest voor de hand liggende verklaring voor het overlijden. Bij een aantal meldingen hebben bijwerkingen mogelijk bijgedragen aan het verslechteren van een al kwetsbare gezondheidssituatie of sluimerende onderliggende conditie, al dan niet door hoge leeftijd.
Biedt dit onderzoek voor u aanleiding om uw coronabeleid c.q. uw vaccinatiebeleid te wijzigen? Zo neen, waarom niet? Kunt u hier een uitgebreide reactie op geven?
Nee, dit onderzoek geeft geen aanleiding om het vaccinatiebeleid te veranderen. Zoals ik in het antwoord op vraag 3 heb toegelicht zien we nog steeds dat het grootste deel van de mensen die door een infectie met het coronavirus op de IC terechtkomen, niet gevaccineerd zijn. De voordelen van vaccinatie wegen op tegen de eventuele nadelen.
Kunt u aangeven of personen die in de eerste weken na vaccinatie overlijden als gevaccineerd of ongevaccineerd worden geregistreerd?
Iemand wordt aangemerkt als gevaccineerd 14 dagen na de tweede vaccinatie met het vaccin van Moderna, Pfizer en AstraZeneca, of 28 dagen na vaccinatie met Janssen. Voor verdere toelichting op de registratie van overlijden verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4.
Het 'quarantaine-koppel' |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «EXCLUSIEF» Interview met «ontsnapt» quarantaine-echtpaar: «Ondanks negatieve PCR-test nog steeds in gedwongen isolatie»?1
Ja.
Kunt u een feitenrelaas over de gebeurtenissen inzake het «quarantaine-koppel» naar de Kamer sturen?
Een beschrijving van de gebeurtenissen rond dit koppel treft u bijgevoegd aan.
Klopt het dat het stel na twee negatieve antigeen zelftesten in hotelquarantaine en één negatieve GGD PCR-test in gedwongen ziekenhuis-isolatie zijn gehouden? Kunt u een toelichting geven waarom dat nodig was?
Zoals in de bijlage beschreven heeft de voorzitter van de veiligheidsregio Kennemerland op advies van een arts Infectieziektenbestrijding (GGD) de beschikking van verplichte isolatie conform art 31 Wpg voor mevrouw opgelegd. In de beschikking staat dat mevrouw naar het daartoe aangewezen ziekenhuis in Haren (Groningen) werd gebracht. De heer kon terug naar het hotel maar weigerde elk gesprek en toonde veel weerstand. Inmiddels was hij door de vrijwillig gekozen gezamenlijke isolatie – en de kans op overdracht van het virus – een risico geworden voor de volksgezondheid. Daarom heeft de voorzitter van de veiligheidsregio Kennemerland hem quarantaineplicht opgelegd conform art 35 Wpg met als locatie eveneens het ziekenhuis in Haren (Groningen).
Hoe omschrijft u het handelen van burgemeester Marianne Schuurmans van Haarlemmermeer?
Ik constateer dat de burgemeester van Haarlemmermeer, in haar rol als voorzitter van de veiligheidsregio Kennemerland, adequaat heeft gehandeld. Als voorzitter van de veiligheidsregio Kennemerland beschikt de voorzitter gelet op artikel 31 en 35 van de Wet publieke gezondheid (Wpg) over de bevoegdheid isolatie- en quarantainemaatregelen op te leggen aan eenieder die het risico geeft om infectieziekten behorend tot groep A over te brengen op anderen en daarmee de volksgezondheid in gevaar kan brengen.
Op vrijdag 26 november 2021 testte een mevrouw afkomstig uit Zuid-Afrika positief op het coronavirus. Hiermee is aangetoond dat zij recentelijk in contact was geweest met een drager van het coronavirus en dat zij mogelijkerwijs met hetzelfde virus was geïnfecteerd. Gezien de op dat moment ontbrekende informatie over de nieuwe variant van het coronavirus, nu bekend als de omikronvariant, en dus gelet op de risico’s voor de volksgezondheid, was het van groot belang dat deze persoon in lijn met de richtlijnen van het RIVM in isolatie ging. Uit de gebeurtenissen van die dagen is gebleken dat het echtpaar zich niet aan de isolatierichtlijnen van het RIVM hield. De voorzitter van veiligheidsregio Kennemerland heeft daarop, naar aanleiding van advies van een arts infectieziekten bestrijding (GGD), besloten de beschikking van verplichte isolatie conform artikel 31 Wpg en de beschikking van verplichte quarantaine conform artikel 35 Wpg op te leggen.
Aangezien de voorzitter van veiligheidsregio Kennemerland deze keuze niet lichtzinnig heeft genomen en hiervoor advies heeft ingewonnen bij de GGD, acht ik het optreden van de voorzitter, mede gezien de hectische omstandigheden waarbinnen zij tot dit handelen is overgegaan, gepast.
Beschrijving van gebeurtenissen in de periode van 26 tot en met 30 november behorende bij de antwoorden op Kamervragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) over het «quarantaine-koppel» (https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/kamervragen/detail?id=2021Z22283&did=2021D47447).
Naar aanleiding van berichten van wetenschappers uit Zuid-Afrika over een nieuwe, waarschijnlijk besmettelijkere variant, heeft de WHO de omikronvariant op vrijdag 26 november 2021 aangewezen als variant of concern (VOC). Op dat moment was er nog veel onduidelijk, maar de eerste berichten waren zeer zorgelijk. De variant heeft onder andere 32 mutaties in het zogenaamde spike-eiwit, waaronder mutaties die ook voorkomen in andere variants-of-concern. De variant zou mogelijk ontsnappen aan de opgebouwde immuniteit door vaccinatie en eerdere besmettingen.
Daarom heeft de Europese Commissie op 26 november opgeroepen om een vliegverbod in te stellen voor onder andere Zuid-Afrika. Daarop is, op verzoek van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de Minister van VWS), door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat per vrijdag 26 november 2021 12:00 uur een vliegverbod ingesteld voor vliegtuigen die vanaf vrijdagochtend zouden vertrekken naar Nederland en de BES-eilanden. Het gaat daarbij om de landen: Zuid-Afrika, Lesotho, Eswatini, Botswana, Namibië en Zimbabwe. Hierdoor konden vanaf dat moment enkel passagiers die uitgezonderd zijn van het vliegverbod Nederland nog per vliegtuig bereiken.
Daarnaast heeft de Minister van VWS op vrijdag 26 november Zuid-Afrika aangewezen als zeer hoogrisicogebied met zorgwekkende variant, waardoor reizigers uit Zuid-Afrika bij het boarden van het vliegtuig moeten voldoen aan een dubbele testverplichting en bij inreis in Nederland verplicht in thuisquarantaine moeten gaan.
Op dat moment waren al twee vluchten onderweg. Het kabinet heeft besloten deze vliegtuigen niet om te laten keren, maar de mogelijkheid te geven te landen in Nederland. Dat betekende wel dat veiligheidsmaatregelen nodig waren, omdat de inzittenden in veel gevallen niet getest waren. De voorzitter van de Veiligheidsregio is op grond van artikel 53, tweede lid van de Wet publieke gezondheid bevoegd om bij een directe dreiging van een epidemie van een infectieziekte zoals Sars Cov-2 maatregelen te treffen die betrekking hebben op de toelating op het moment dat een vliegtuig aan komt op de luchthaven. Daarom zijn, op verzoek van de Minister van VWS, aan de toelating de maatregelen verbonden dat de reizigers worden opgevangen, getest en – bij een positieve test – in isolatie worden geplaatst.
Onder andere een vrouw afkomstig uit Portugal en een heer uit Spanje (samen een echtpaar) werden vrijdag bij aankomst uit Zuid-Afrika getest. De vrouw testte positief en de heer testte negatief. Mevrouw moest dus in isolatie en de heer in quarantaine vanwege verblijf in een zeer hoogrisicogebied met zorgelijke virusvariant en omdat hij nauw contact was van een positief getest persoon.
Mevrouw gaf aan dat ze net hersteld was van Corona en niet positief getest kan zijn. Maar sinds vrijdag 26 november waren de richtlijnen dat bij een positieve test met vermoeden van omikron 7 dagen isolatie werd voorgeschreven door het RIVM, ook bij patiënten die ingeënt waren en/of Corona hadden gehad. Beiden zijn vervolgens overgebracht naar het hotel waar zij vervolgens in dezelfde kamer (op eigen verzoek) zijn geplaatst.
De Portugese vrouw en de Spaanse heer bleven niet op hun kamer. Ze wandelden in de gangen van het hotel en de heer ging naar buiten om boodschappen te doen. Ook werden aanwijzingen van het hotelpersoneel en de GGD medewerkers niet opgevolgd. Er zijn toen beveiligers op de gangen geplaatst.
De Portugese vrouw en de Spaanse heer eisten een nieuwe test, maar dat is door GGD niet toegestaan mede omdat de uitslag niet bepalend zou zijn voor lengte van isolatie vanwege de positieve test van vrijdag.
De Portugese vrouw en de Spaanse heer gaven aan niet te geloven in de uitslag van de test en wilden het hotel verlaten. Zij hadden diezelfde middag om 17.00 uur een vlucht geboekt naar Spanje en waren voornemens om die vlucht te halen. Zij werden door beveiliging, GGD en politie aangesproken om het hotel niet te verlaten maar hier gaven ze geen gehoor aan. De GGD heeft vervolgens de voorzitter veiligheidsregio benaderd. Het echtpaar heeft het hotel rond 16.00 uur verlaten.
De voorzitter veiligheidsregio heeft advies van een arts infectieziektenbestrijding (GGD) gevraagd en op advies van de arts de beschikking van verplichte isolatie conform art 31 Wpg voor mevrouw opgelegd. De beschikking is mondeling toegelicht en later overhandigd. De KMar heeft de betreffende vrouw en heer aangehouden en van Schiphol vervoerd naar hun kazerne. In de beschikking staat dat mevrouw naar het daartoe aangewezen ziekenhuis in Haren (Groningen) wordt gebracht. De heer kon terug naar het hotel maar weigerde elk gesprek en had veel weerstand. Inmiddels was hij door de vrijwillig gekozen gezamenlijke isolatie en de kans op overdracht van het virus een risico geworden voor de volksgezondheid. Daarom is hem quarantaineplicht opgelegd conform art 35 Wpg met als locatie tevens het ziekenhuis in Haren (Groningen).
Zij zijn daarna naar Groningen vervoerd waar zij in het ziekenhuis een nieuwe covid-19 test kregen. Deze uitslag was negatief.
Dinsdag voor 17.00 uur moest het OM, parket Groningen, bij de griffie van de rechtbank een verzoek tot verlenging van isolatie indienen. Vanwege de negatieve covid-19 test heeft het OM, parket Groningen, dat niet aangevraagd. Daarom waren deze personen vanaf dinsdag 17:00 uur niet langer verplicht om in isolatie/quarantaine te blijven en konden zij het ziekenhuis verlaten.
De verlenging van de geldigheid van het coronaherstelbewijs |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Op welke termijn zal de verlenging van de geldigheid van het coronaherstelbewijs van 180 dagen naar 365 dagen na een positieve test, zichtbaar worden in de CoronaCheck-app?
De verlenging van de geldigheidsduur van het herstelbewijs voor nationaal gebruik naar 365 dagen is opgenomen in de wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 (Trm). Deze wijziging is op 30 november jl. in werking getreden. Vanaf dat moment krijgen gebruikers die al een herstelbewijs in de CoronaCheck-app hebben ingeladen een melding dat deze kan worden verlengd.
Papieren herstelbewijzen behouden de geldigheid van 180 dagen, zoals ook op het bewijs is aangegeven. Ditzelfde geldt voor papieren bewijzen die door de vaccinatiezetter via het HKVI webportaal zijn verstrekt. Bij het inladen van deze bewijzen in de app wordt de geldigheidsduur niet automatisch aangepast.
Valneva |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Is het verkrijgen van een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad tegen COVID-19 nog steeds een belangrijke doelstelling?
Ja, het verkrijgen van een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad tegen COVID-19 is nog steeds een belangrijke doelstelling.
Onderschrijft u dat er een groep ongevaccineerden bestaat die om uiteenlopende redenen zich niet wil laten vaccineren met een mRNA- of vectorvaccin, maar wel open staat voor een geïnactiveerd of subunit vaccin?
Ik ben mij ervan bewust dat er een groep mensen is met een voorkeur voor subunit-vaccins of vaccins die zijn gemaakt van geïnactiveerde virusdeeltjes.
Bent u bereid een onderzoek in te stellen naar de mogelijke verhoging van de vaccinatiegraad door het aanbieden van alternatieven zoals een geïnactiveerd of subunit vaccin?
Het verhogen van de vaccinatiegraad is nog steeds een zeer urgente en belangrijke doelstelling. Ik ben het dan ook met u eens dat het belangrijk is om in kaart te brengen wat de beweegredenen van mensen zijn om zich wel of niet te laten vaccineren. In de lopende onderzoeken van de RIVM-gedragsunit wordt hier aandacht aan besteed. Hierin geeft tot op heden een zeer beperkt deel van de niet-gevaccineerde deelnemers aan zich mogelijk te laten bewegen tot het nemen van een vaccin door het aanbieden van een geïnactiveerd of subunit-vaccin. Het onderzoek van de gedragsunit wordt momenteel voortgezet en uitgediept, zodat we een preciezere inschatting kunnen maken van het aantal mensen die zich hierdoor laten beïnvloeden. Dit zodat ik goed onderbouwde besluiten kan nemen zodra dit soort vaccins beschikbaar komt.
Klopt het dat u op 3 november jl. (via Twitter) meedeelde dat «er voor is gekozen om niet mee te doen met de contracten met Sanofi en Valneva en veel minder af te nemen van het vaccin van Novavax»?1
Ja, deze mededeling heb ik gedaan.
Hoe en wanneer is dit besluit tot stand gekomen?
Dit besluit is in de afgelopen maanden tot stand gekomen, in nauw overleg met mijn naaste adviseurs. Dit zijn onder andere onderzoekers van het RIVM en het wetenschappelijke adviespanel dat speciaal voor de advisering over de inkoop van vaccins in het leven is geroepen. Het besluit in rekening gehouden met de beschikbaarheid van voldoende vaccins in totaal alsmede voldoende diversiteit aan soorten vaccins binnen de portefeuille. Zie tevens mijn antwoord op vraag 6.
Hoe moet dit besluit worden gezien in het licht van de doelstelling een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad te bereiken?
Ik heb er bewust voor gekozen een passend portfolio aan vaccins in te kopen voor 2022 en 2023. Dat betekent dat we voldoende mRNA-vaccins (BioNTech/Pfizer en Moderna) hebben ingekocht voor de noodzakelijke boostercampagne(s). Dit omdat dit type vaccin betrouwbaar en effectief is gebleken in de bescherming tegen ernstige ziekte en ziekenhuisopname, maar ook omdat deze vaccins in relatief korte tijd aangepast kunnen worden aan nieuwe varianten van het virus. Ook hebben we nog de beschikking over een ruime voorraad van het Janssen-vaccin. Hiernaast heb ik ervoor gekozen om ook een kleiner aantal vaccins gebaseerd op andere technologieën, in portefeuille te hebben. Dit is bedoeld voor personen die de mRNA-vaccins niet kunnen krijgen, of die om andere redenen geen mRNA-vaccin willen krijgen. Ik heb hiertoe in ieder geval 840.000 doses van het eiwit-vaccin van Novavax ingekocht. Hierbij moet ik aantekenen dat dit vaccin nog niet door het EMA is goedgekeurd. Pas wanneer het EMA dit vaccin goedkeurt, mag het in Nederland gebruikt worden.
Ik heb er niet voor gekozen om het eiwit-vaccin van Sanofi af te nemen, wat overigens eveneens nog goedkeuring van de EMA behoeft. De reden hiervoor is dat we ervoor kiezen om één type eiwit-vaccin in portefeuille te hebben.
Ook het Valneva-vaccin moet nog worden goedgekeurd, dit is een kandidaat-vaccin gebaseerd op de klassieke technologie van geïnactiveerde virusdeeltjes. Van dit vaccin neemt Nederland op dit moment 10.000 doses af. Deze minimale aankoop is vooral bedoeld om deel te nemen aan dit contract, wat ons de mogelijkheid biedt om in 2023, indien we dit wensen, meer van dit vaccin af te nemen onder de opties die hiertoe zijn bedongen. De nu voorziene afname in 2022 biedt ook de mogelijkheid om dit vaccin voor een specifieke groep in te zetten. Bij de nadere afweging over verdere verwerving en inzet van dit kandidaat-vaccin zal ik ook de uitkomsten van het bij vraag 3 genoemde onderzoek betrekken.
Bent u ervan op de hoogte dat de Europese Commissie een voorlopige order heeft geplaatst bij Valneva voor de levering van 60 miljoen dosis van het VLA2001 geinactoveerde COVID-19-vaccin voor de komende twee jaar, inclusief de levering van 27 miljoen dosis in 2022?2
Ja, ik ben hiervan op de hoogte.
Bent u ervan op de hoogte dat voorgenoemde order definitief zal worden gemaakt na voltooiing van de review door het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA), en op basis van de volumes die elk van de EU-lidstaten aangeeft?
Ja, ik ben hiervan op de hoogte.
Kunt u toelichten waarom op 3 november jl. het besluit wordt meegedeeld niet mee te doen met het contract van Valneva, terwijl op 10 november jl. de firma Vaneva meedeelt dat de Europese Commissie een voorlopige order heeft geplaatst die afhankelijk is van de behoefte van de lidstaten, waaronder Nederland?
Zie het antwoord op vraag 6.
Is het besluit van (voor) 3 november jl. niet te prematuur genomen, gezien de op 10 november jl. genoemde order en vraag aan lidstaten vanuit de Europese Commissie?
Zie het antwoord op vraag 6.
Is het, in het licht van het belang van de vaccinatiegraad, mogelijk een ander besluit dan dat van (voor) 3 november jl. te nemen, en alsnog in te gaan op de vraag vanuit de Europese Commissie deel te nemen aan het Valneva-contract? Zo niet, waarom niet?
Ik heb mijn besluit ten aanzien van het portfolio en de afweging rond Valneva nader toegelicht in antwoord op vraag 6. Als aangegeven zal ik ook in de toekomst de duiding van beschikbare onderzoeksresultaten betrekken bij mijn nadere afwegingen. Mocht blijken dat naar verwachting een grotere groep Nederlanders alleen gebruik wil maken van een eiwit- of geïnactiveerd virus- vaccin dan beschikbaar, zal ik bezien of meer vaccins van deze typen kunnen worden verworven. Op dit moment verwacht ik dat we voldoende vaccins hebben besteld om de groep die geen mRNA- en geen vector-vaccin wenst te ontvangen te voorzien.
Met dit antwoord voldoe ik ook aan het verzoek gedaan door het Kamerlid Agema in het ordedebat van 2 december jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 1569/Kamerstuk 25 295, nr. 1588).
Mondkapjeszwendel |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Bent u bekend met de berichten «Lek in onderzoek mondkapjesdeal Van Lienden: «Anoniem persoon heeft boekje»»1, «Advocaat Plasman doet aangifte tegen Van Lienden»2 en «Gerrit van de Burg over aangifte Van Lienden: wij gaan hem serieus bekijken»3?
Ja.
Deelt u de mening dat het verschaffen van opheldering over de verdwenen 28 miljoen euro belastinggeld als gevolg van de mondkapjesdeal met Van Lienden c.s. veel te lang duurt? Deelt u daarbij de mening dat dit een slecht signaal is naar de hardwerkende belastingbetaler?
Net als uw Kamer wil ik op de kortst mogelijke termijn helderheid krijgen over de uitkomsten van het onderzoek. In mijn brieven op 15 september jl.4 en 25 oktober jl.5 heb ik aangegeven dat ik het ten zeerste betreur dat de eerdergenoemde opleverdata uit de brief van 18 juni jl.6 niet haalbaar blijken. Daarbij heb ik u in de brief van 25 oktober jl. geïnformeerd dat als de resultaten van het eerste deel van het onderzoek – de overeenkomst met Hulptroepen Alliantie (HA) / Relief Goods Alliance B.V. (RGA) – nog niet in het eerste kwartaal van 2022 definitief zijn, ik uiterlijk aan het einde van dat kwartaal met u de stand van zaken van dat moment deel. Het is uiteraard het streven om in dat tijdvak de resultaten van het eerste deelonderzoek te hebben. Dit rapport zal dan spoedig met uw Kamer worden gedeeld.
Waarom loopt het onderzoek naar de mondkapjeszwendel zoveel vertraging op? Kunt u hierop een gedetailleerd antwoord geven?
In mijn brieven van 15 september jl., 25 oktober jl. en in beantwoording van Kamervragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) van 3 november jl.7 heb ik toegelicht waarom het onderzoek meer tijd kost dan verwacht. Het gaat hier om elementen zoals het eigenaarschap van de data van het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) en de overdracht van de data naar het onderzoeksbureau die zorgvuldig dient te geschieden en te voldoen aan de vigerende wet- en regelgeving (waaronder de privacywetgeving). Partijen die gevraagd worden data over te dragen, dienen deze te toetsen aan de privacywetgeving op onder meer de proportionaliteit en de subsidiariteit, voordat de data kunnen worden gedeeld. Het gaat dus om een complex datalandschap met een omvangrijke hoeveelheid data. In mijn brief van 25 oktober jl. gaf ik ter illustratie aan dat bijvoorbeeld de data die het onderzoeksbureau van het Ministerie van VWS gaat betrekken een aanzienlijk aantal mailboxen, netwerkschijven, datasystemen en chatberichten betreft. Bij het filteren van deze data gaat het om miljoenen documenten om tot een voor het onderzoek relevante dataset te komen.
Het Ministerie van VWS kan als verwerkersverantwoordelijke data van het LCH delen met het onderzoeksbureau. Hiermee wordt een deel van de eerdergenoemde complexiteit aangaande de data van het LCH opgelost. Naast het complexe datalandschap is het onderzoeksbureau afhankelijk van de planning en bereidwilligheid van betrokkenen bij het onderzoek. Zo kost een zorgvuldig proces van hoor- en wederhoor – dat essentieel is bij een feitenonderzoek als deze – ook tijd.
Hoeveel vertraging gaat het lek in het onderzoek naar de mondkapjesdeal Van Lienden opleveren? Kunt u hierop een gedetailleerd antwoord geven?
In mijn brief van 24 november jl.8 heb ik toegelicht dat het onderzoek door het onderzoeksbureau gecontinueerd kan worden vanwege de toezeggingen die het onderzoeksbureau heeft gedaan over een zorgvuldige afhandeling van het incident en het vervolg van het onderzoek. Ik vertrouw erop dat hiermee voldoende waarborgen zijn gesteld om het onderzoek te vervolgen. Naar verwachting van het onderzoeksbureau is het incident niet van invloed op de verwachte opleverdata van de onderzoeksresultaten zoals genoemd in mijn brief van 25 oktober jl.
Bent u bekend met het feit dat de voorzitter van het College van procureurs-generaal over de aangifte Van Lienden heeft gesteld: «wij gaan hem serieus bekijken»? Bent u eveneens bekend met het feit dat u over de aangifte heeft gesteld te snappen dat dat gebeurt, want er zijn heel veel mensen die «borrelen van woede, van frustratie»? Heeft u, met inachtneming van de vorige twee vragen de bereidheid het Openbaar Ministerie (OM) te (laten) verzoeken een onderzoek te starten naar de mondkapjeszwendel? Kunt u hierop een gedetailleerd antwoord geven?
Ja, ik ben bekend met de uitspraak van de voorzitter van het College van procureurs-generaal over de aangifte Van Lienden. Daarnaast begrijp ik de maatschappelijke verontwaardiging over deze overeenkomst met RGA heel goed. Het is belangrijk dat de feiten naar voren komen. Daarom laat ik onafhankelijk onderzoek doen naar de overeenkomst met RGA.
De voorzitter van het College van procureurs-generaal heeft in het genoemde interview aangegeven elke aangifte serieus te nemen en de aangifte van de heer Plasman – als deze aangifte binnen is – goed te bekijken. Zoals de voorzitter van het College van procureurs-generaal tevens heeft gesteld in het genoemde interview, stelt het Openbaar Ministerie (OM) eerst een onderzoek in om de vraag te beantwoorden of een strafbaar feit bewezen kan worden. Het is niet aan mij om een extra verzoek in te dienen voor een onderzoek, nu het OM heeft aangegeven de aangifte serieus te bekijken.
Wat vindt u als aandeelhouder van het feit dat luchtvaartmaatschappij KLM ten onrechte is aangevoerd als partner van de Hulptroepen Alliantie en dat naam en logo zijn misbruikt bij misleidende informatie? Welke stappen gaat u als aandeelhouder tegen deze misleiding ondernemen? Kunt u hierop een gedetailleerd antwoord geven?
De stichting Hulptroepen Alliantie (HA) is verantwoordelijk voor de informatie die zij gebruikt in haar uitingen. Indien er sprake is van onterecht gebruik van bepaalde informatie dan is het aan een betreffende partij zelf – in dit geval luchtvaartmaatschappij KLM (KLM) – om stappen te ondernemen richting HA en niet aan de aandeelhouders – in dit geval de Staat als aandeelhouder van KLM.
De aangenomen motie-Van Haga c.s. over het wegnemen van obstakels voor het isoleren van monumenten |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u bekend met de aangenomen motie-Van Haga c.s. over het wegnemen van obstakels voor het isoleren van monumenten?1
Ja.
Hoe bent u van plan te onderzoeken hoe obstakels voor het isoleren van monumenten kunnen worden weggenomen?
De afgelopen jaren is al veel gedaan om eigenaren van monumenten te ondersteunen bij het nemen van verduurzamingsmaatregelen, waaronder ook isoleren. Zo heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de gids
Samen met mijn collega Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal ik de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed vragen een overzicht te maken van het aanbod van beschikbare informatie en kennis met betrekking tot het isoleren van monumenten. Ook de Stichting ERM, de Federatie Grote Monumentengemeenten (FGM) en de VNG zullen hierbij worden betrokken. In dit onderzoek zal zowel naar knelpunten als naar mogelijke oplossingsrichtingen gekeken worden.
Hoe bent u van plan te onderzoeken in hoeverre hiervoor een landelijke richtlijn kan worden ingesteld?
Als onderdeel van het bovengenoemde onderzoek, zal ik de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed ook vragen mij te adviseren over de vraag of, en zo ja hoe een landelijke richtlijn ondersteunend kan zijn voor eigenaren die hun monument willen isoleren.
Op welke termijn valt er een update over de resultaten te verwachten?
Ik verwacht uw Kamer voor de zomer van 2022 mijn bevindingen te zullen sturen.
Het gedrag van de voorzitter van de Europese Commissie |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Ben Knapen (minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht ««Klimaatbeschermer» Von der Leyen pakt privéjet voor vlucht van 50 kilometer»1?
Ja.
Wat vindt u van het feit dat klimaatfanaten, die burgers en ondernemers opzadelen met peperduur beleid, zelf voor ieder wissewasje een privéjet pakken?
Tijdens een persbriefing van de Europese Commissie van 4 november 2021 heeft de woordvoerder van de voorzitter van de Europese Commissie gereageerd op de overwegingen om voor deze specifieke vlucht te kiezen, waarnaar ik u verwijs. De woordvoerder gaf onder andere aan dat er in het kader van het goedkeuren van de Europese herstelplannen, veel lidstaten in korte tijd bezocht moesten worden. Dat gegeven heeft veel invloed gehad op het reisschema. Deze vlucht was onderdeel van een trip waarin 5 lidstaten in 2 dagen werden bezocht. Tevens gaf de woordvoerder aan dat de Commissie niet lichtzinnig omgaat met het nemen van chartervluchten2.
Verder geldt dat Commissarissen gebruik kunnen maken van een chartervlucht, als er geen commercieel alternatief voorhanden is dat in de agenda past of vanwege veiligheidsredenen. Overigens zijn alle overzichten van de dienstreizen van de Europese Commissie te vinden op de pagina van de betreffende Commissaris onder het kopje transparantie via de website van de Europese Commissie.3
Gelooft u in het credo «practice what you preach»? Zo ja, heeft u de bereidheid om Ursula von der Leyen als voorzitter van de Europese Commissie aan te spreken op haar handelen? Kunt u dit toelichten?
Eurocommissarissen leggen verantwoording af in het kader van de daarvoor opgestelde gedragscodes.4 Het is niet aan het kabinet om een oordeel te vellen over de specifieke afwegingen in deze casus.
Voor Nederlandse bewindspersonen geldt overigens dat er altijd een afweging gemaakt wordt waarbij de kosten, efficiënte en het belang van de reis mee worden gewogen.
Deelt u de mening dat Von der Leyen na al haar klimaatgedram op het Europese vasteland alleen nog per trein moet reizen en al die «vervuilende» privéjets aan de grond moet laten staan? Zo ja, wilt u die boodschap namens het Nederlandse kabinet aan mevrouw Van der Leyen overbrengen?
Zie antwoord vraag 3.
Hardhandig politieoptreden |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met beelden die op social media circuleren waar de politie hardhandig optreedt?1
Ja, ik ben bekend met de beelden van het politieoptreden in Den Haag.
Kunt u bevestigen dat dit om de politie Den Haag gaat?
Zie antwoord vraag 1.
Van wanneer is dit handelen van de politie en wat was de aanleiding? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Het politieoptreden dat op de beelden is te zien vond plaats op zondag 31 oktober rond het Paul Krugerplein in Den Haag. Daar had zich een groep van meer dan 50 personen verzameld. Een aantal personen uit deze groep droeg attributen – die als slagwapen werden gebruikt – en zwaar vuurwerk mee. Zij bleken uit te zijn op een confrontatie met de politie. Er zijn tien aanhoudingen verricht.
De beelden waar u op doelt zijn gemaakt tijdens de aanhouding van een van de verdachten. De politie doet, onder leiding van het Openbaar Ministerie (OM), onderzoek naar het incident en de feiten en omstandigheden waaronder dit plaatsvond. De betreffende agent die op de beelden is te zien is door het OM als verdachte aangemerkt. Omdat dit onderzoek nog loopt kan ik hier geen verdere uitspraken over doen.
Kunt u duiden waarom er zoveel explosief geweld wordt gebruikt en waarom er zo gescholden wordt? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Zoals u weet kan ik niet ingaan op individuele casuïstiek. Het is aan andere autoriteiten om individueel geweldgebruik te beoordelen of daar uitspraken over te doen. Geweldsaanwendingen moeten worden gemeld en getoetst door de hulpofficier van justitie. Meer ingrijpende vormen van geweldsaanwending – die op grond van artikel 18 van de Ambtsinstructie2 aan het OM moeten worden gemeld – worden tevens door de officier van justitie beoordeeld. Zoals in het antwoord op vraag 3 aangegeven loopt er een strafrechtelijk onderzoek naar de beelden en het geweldgebruik dat daarop is te zien. In dat onderzoek worden alle feiten en omstandigheden die bij het optreden een rol hebben gespeeld meegenomen.
Wat gaat u doen om buitensporig geweld door de politie aan te pakken? Kunt u een toelichting geven?
In uw vraag ligt besloten dat de politie in zijn algemeenheid buitensporig geweld zou gebruiken en dat bestrijd ik. Of geweldsaanwending rechtmatig is kan pas na gedegen onderzoek worden vastgesteld. Veruit de meeste geweldsaanwendingen worden als rechtmatig beoordeeld.3