Hydroxychloroquine als vroeg-behandeling tegen Covid-19 en de werkwijze van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers , Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Wob-documenten: Rijk wilde niets weten van vroeg-behandeling met hydroxychloroquine»?1
Ja.
Kunt u een toelichting geven op de passage in het Wob-document, nummer 626781, waarin wordt gesteld dat in landen waar hydroxychloroquine (HCQ) in combinatie met zink in een vroeg stadium wordt gebruikt, de sterftecijfers aan Covid-19 veel lager liggen? Kunt u aangeven van wie deze tekst afkomstig is? Kunt u tevens aangeven aan welk onderzoek wordt gerefereerd? Kunt u aangeven waarom de passage is opgenomen in documenten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Kunt u tevens aangeven hoe deze informatie is gecontroleerd op juistheid en wat u beleidsmatig heeft gedaan met deze informatie?
Ik heb WOB-document nummer 626781 bekeken. Het is niet opgesteld in het format dat binnen het ministerie voor beleidsadviezen wordt gehanteerd. Ik ga er daarom van uit dat dit document door een derde partij is opgesteld en aan VWS is verstuurd. Daarnaast suggereert de passage een correlatie en geen causaal verband. Er is niet gelakt in het stuk, het is getekend met »afzender onbekend». Ik acht het stuk dan ook verder niet van belang aangaande besluitvorming op dit onderwerp. Het document maakt melding van de gebruikte bronnen, deze zijn openbaar toegankelijk.
Is er internationaal vergelijkend onderzoek uitgevoerd naar de effecten van HCQ als vroegbehandeling? Klopt het dat metastudies naar het effect van HCQ, waarover onder andere de Stichting Werkgroep Antibioticabeleid (SWAB) en Nature publiceren, methodologische beperkingen kennen? Klopt het dat deze onderzoeken deels betrekking hebben op de werking van HCQ in een later stadium van de ziekte, onder meer na ziekenhuisopname?2 3
Er is, internationaal, sinds de start van de coronacrisis een enorme hoeveelheid onderzoek verricht naar het virus en het effect van verschillende behandelingen. Ik heb daar geen paraat overzicht van, gepubliceerd onderzoek is toegankelijk via
de relevante uitgevers en databanken. Het is verder niet aan mij om wetenschappelijk onderzoek naar de werking van verschillende geneesmiddelen te beoordelen, maar aan de relevante beroepsverengingen, zoals ook verenigd in de onafhankelijke redactiegroep/leidraadcommissie voor COVID-19 behandelingen van de SWAB.
Klopt het dat al op 17 maart 2020 de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) HCQ in de eerste lijn verbood als vroegbehandeling tegen Covid-19? Op welke informatie en/of onderzoeken over de effecten van HCQ bij vroegbehandeling (eerste lijn) werd dit besluit gebaseerd? Klopt het dat de SWAB het middel op dat moment nog veelbelovend noemde? Klopt het dat uw ministerie in april 2020 nog grote hoeveelheden aankocht en bestempelde als kritisch geneesmiddel? Waarom kocht uw ministerie het middel op dat moment in? Kunt u uw antwoorden in een overzichtelijke tijdlijn zetten?
IGJ stelt zelf geen wet- en regelgeving op, maar houdt toezicht op grond van wet- en regelgeving. IGJ heeft op 26 maart 2020 via een nieuwsbericht op haar website gecommuniceerd dat huisartsen het medicijn chloroquine/hydroxychloroquine, onder andere veel toegepast bij reumapatiënten, niet preventief moesten voorschrijven tegen besmetting met het coronavirus en dat apothekers het daarvoor ook niet moesten verstrekken. Dit nieuwsbericht was er onder meer op gebaseerd dat chloroquine niet geregistreerd was voor de preventie van Covid-19 en onbewezen was dat het enige preventieve werking had tegen het coronavirus. Tevens is de toepassing van chloroquine niet zonder risico omdat het zeer toxisch is bij overdosering.
De inspectie heeft daarbij ook vermeld dat het voorschrijven en verstrekken van chloroquine bij een patiënt vanwege besmetting met het coronavirus alleen is aangewezen als dat in lijn is met de behandelopties van de Stichting Werkgroep Antibioticabeleid (SWAB) en dat rationeel gebruik ook bijdraagt aan het beschikbaar houden van chloroquine voor patiënten die daar echt baat bij kunnen hebben, zoals reumapatiënten.
Op 8 april 2020 heeft IGJ via een nieuwsbericht gecommuniceerd dat een huisarts en apotheker door IGJ waren aangesproken op het voorschrijven van chloroquine tegen Covid-19. IGJ heeft daarbij verwezen naar het eerdere bericht van 26 maart 2020 dat het reumamedicijn chloroquine/hydroxychloroquine niet regulier moet worden voorgeschreven tegen besmetting met het coronavirus en heeft daaraan toegevoegd dat wanneer chloroquine niet volgens de richtlijnen werd voorgeschreven, er een tekort dreigde voor de indicaties waarvoor het geneesmiddel is geregistreerd en er dus onder andere een tekort zou kunnen ontstaan voor reumapatiënten die veel baat hebben bij deze middelen.
Op 25 maart 2021 heeft IGJ via een nieuwsbericht gecommuniceerd dat het voorschrijven en afleveren van onder andere (hydroxy)chloroquine buiten de richtlijnen een risico is voor de kwaliteit van zorg. In dat nieuwsbericht meldde IGJ dat inmiddels alle beroepsgroepen voor artsen in Nederland hadden aangegeven dat het werd afgeraden om onder andere (hydroxy)chloroquine te gebruiken voor het voorkomen of behandelen van corona. Ook de SWAB gaf destijds in haar richtlijn aan dat er geen plek is voor het off-label gebruik van (hydroxy)chloroquine.
De SWAB is een onafhankelijke stichting. Voor wat betreft de totstandkoming van de leidraad verwijs ik u naar de SWAB en wijs ik u op paragraaf 5.4 van de leidraad. Ik kan wel aangeven dat het ministerie tijdens de coronacrisis de aankoop van verschillende potentiële behandelingen heeft overwogen, of zelfs uitgevoerd. Dit staat echter los van de discussie of het middel dat is ingekocht ook daadwerkelijk werd of wordt ingezet bij de behandeling van patiënten, dit is namelijk aan de behandelend arts, in lijn met de geldende wet- en regelgeving. Het was en is helaas nog steeds gemeenplaats dat het ministerie een besluit moet nemen over de aankoop van potentiële COVID-19 geneesmiddelen voordat deze zijn opgenomen in een behandelrichtlijn. Dat betekent dat er soms ook middelen worden aangekocht «voor het geval dat» om bij grote schaarste op de internationale markt niet zonder te komen te zitten. Het klopt dat het ministerie ook HCQ heeft aangekocht.
Zijn er bij de IGJ gevallen bekend waarin HCQ in de eerste lijn een positief resultaat gaf? Zo ja, heeft de IGJ deze gevallen grondig onderzocht? Wilt u de betreffende documenten daarover naar de Kamer sturen? Kon uit het onderzoek worden afgeleid dat HCQ in bepaalde gevallen een positief verloop had op de ziekte? In welke gevallen? Hoe zijn de positieve resultaten door de IGJ meegewogen bij het besluit om het middel te verbieden? Indien er geen grondig onderzoek is gedaan, waarom niet?
Het is de taak van IGJ om toe te zien op de naleving van wet- en regelgeving. Het doen van bovengenoemde onderzoeken is geen taak van IGJ. Zie het antwoord op vraag 4 voor de grondslag van het standpunt van IGJ.
Hoeveel (ernstige) bijwerkingen als myocardschade (schade aan hartspierweefsel) en aritmie (hartritmestoornissen) had/heeft de IGJ in de praktijk geconstateerd of als melding binnengekregen als gevolg van het gebruik van HCQ bij Covid-19 in de eerste lijn?
IGJ is niet de instantie die bijwerkingen constateert en/of bijhoudt. Het Bijwerkingencentrum Lareb registreert en onderzoekt bijwerkingen en onverwachte wisselwerkingen tussen medicijnen. Lareb geeft bijwerkingen door aan het CBG.
Het CBG heeft inzicht in wereldwijde databases waarin bekende en vermoede bijwerkingen na gebruik van hydroxychloroquine worden gemeld. Meldingen van vermoede bijwerkingen worden onderzocht op de vraag of er sprake is van een oorzakelijk verband. De aandoening waarvoor hydroxychloroquine werd gebruikt is echter niet altijd bekend in dergelijke databases. Het aantal meldingen van vermoede bijwerkingen zoals myocardschade en aritmie als gevolg van het gebruik van hydroxychloroquine bij COVID-19 in de eerste lijn is daarom niet betrouwbaar te geven.
De waarschuwing van CBG en IGJ voor bijwerkingen bij het gebruik van hydroxychloroquine was voornamelijk gebaseerd op het destijds bekende veiligheidsprofiel van het medicijn.
Hebben niet elk medicijn en vaccin bijwerkingen? Wat was er anders aan de bijwerkingen van HCQ bij het off-label gebruik voor Covid-19, waardoor het verboden werd op 17 maart 2020?
Zie het antwoord op vraag 4 voor de grondslag van het standpunt van IGJ.
Zijn er andere voorbeelden waarbij de IGJ of het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport besloot tot een verbod van een medicijn (of het off-label gebruik ervan) in de eerste lijn? Waarom werden deze medicijnen (of het off-line gebruik ervan) verboden? Kunt u die gevallen uitgebreid toelichten en tevens een vergelijking maken met het verbod op HCQ?
Sinds 29 december 2018 is de mogelijkheid tot handhaven op off-label gebruik van medicijnen indien dit niet onder de juiste voorwaarden plaatsvindt, opgenomen in de boetebeleidregels van de Geneesmiddelenwet. Voorafgaand aan het ingrijpen op het off-label voorschrijven van (hydroxy)chloroquine en ivermectine tegen corona heeft de IGJ geen vergelijkbare casussen gehad en niet gehandhaafd op het off-label gebruik van medicijnen.
Op de website van de IGJ informeert de inspectie voorschrijvers over het off-label voorschrijven van medicijnen.Off-label voorschrijven | Standpunt | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (igj.nl ). Daarnaast beantwoordt de inspectie ook vragen van voorschrijvers over het off-label gebruik.
Aan welke regels of voorwaarden moet de IGJ voldoen om over te gaan tot een verbod van een medicijn, of een verbod op het off-label gebruik ervan? Zijn er richtlijnen voor het verbieden van medicatie in de eerste lijn? Zo ja, hoe luiden die? Zijn die regels nageleefd bij het verbod op HCQ? Zo nee, waarom niet?
IGJ stelt zelf geen wet- en regelgeving op, maar houdt toezicht op grond van wet- en regelgeving. Uit de Geneesmiddelenwet volgt de hoofdregel dat een geneesmiddel mag worden voorgeschreven voor de indicatie waarvoor het is geregistreerd. Deze indicatie(s) (welke klachten of ziektes) staan in het registratiedossier dat door het CBG of EMA is beoordeeld. Alleen in uitzonderingssituaties en onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk om hiervan af te wijken (het off-label voorschrijven). IGJ ziet toe op de naleving van deze regels en handhaaft als de regels niet worden nageleefd.
Zijn er instructies opgesteld voor de handhaving van het verbod op HCQ? Zo ja, kunt u die instructies naar de Kamer sturen? Kunt u tevens een overzicht geven van alle activiteiten die de IGJ ondernam om het verbod te handhaven? Hoeveel fte werd hierop ingezet? Met welke instanties werd samengewerkt om het verbod te handhaven?
IGJ handhaaft als de regels niet worden nageleefd, bijvoorbeeld conform de Beleidsregels bestuurlijke boete Ministerie VWS 2019. Op grond van die beleidsregels is een overtreding van artikel 68 van de Geneesmiddelenwet direct beboetbaar. IGJ handelt op basis van meldingen en signalen die zij daarover ontvangt. IGJ heeft één boete opgelegd voor het voorschrijven van onder meer hydroxychloroquine, heeft één zaak voorgelegd aan de tuchtrechter en er loopt nog een aantal onderzoeken. Het is niet inzichtelijk hoeveel fte hiervoor is ingezet. Over opgelegde boetes en lopende tuchtzaken kan IGJ inhoudelijk geen uitspraken doen. Ten aanzien van de hoogte van de boete geldt dat IGJ bij bepaling daarvan ook de Beleidsregels bestuurlijke boete volgt en daarbij ook rekening houdt met proportionaliteit.
Hoeveel boetes heeft de IGJ uitgeschreven? Kunt u de Kamer een (geanonimiseerd) overzicht toesturen van eventuele waarschuwingen en uitgeschreven boetes in verband met het verbod op HCQ (aantallen, soort overtreding, datum, hoogte bestuurlijke boetes, beroepszaken, etc.)? Kunt u een toelichting geven op de hoogte van de uitgeschreven boetes en de proportionaliteit ervan?
Zie antwoord vraag 10.
Hoeveel tuchtrechtzaken en hoeveel strafrechtelijke zaken over het voorschrijven van HCQ zijn er gestart, al dan niet op voordracht van de IGJ? Zijn artsen daadwerkelijk voor een tucht- of strafrechter verschenen? Zijn er artsen veroordeeld of vrijgesproken door de tucht- of strafrechter? Kunt u een toelichting geven op de eventuele uitspraken van de tucht- of strafrechter?
Zie antwoord vraag 10.
Klopt het dat een belangrijke voorwaarde om experimentele vaccins versneld op de markt te brengen, is dat er geen alternatief is? Klopt het dat als er een medicijn is, dat een vaccin dat nog in de experimentele fase zit, niet op de markt mag worden gebracht? Zo ja, hoe luiden die richtlijnen precies?
Allereerst wil ik nogmaals benadrukken dat er geen experimenteel vaccin op de markt is toegelaten. In mijn antwoorden op Kamervragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) over de permanente goedkeuring van het Pfizer/BioNTech coronavaccin voor de medicijnmarkt (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2690) (ingezonden d.d. 28 april 2022), welke ik heb beantwoord op 11 mei, heb ik toegelicht dat voor dit vaccin een voorwaardelijke handelsvergunning is afgegeven. Voor de Europese Unie geldt dat een voorwaardelijke handelsvergunning enkel wordt afgegeven indien is beoordeeld dat de balans tussen risico’s en baten positief is, en dat gedurende de periode dat de handelsvergunning voorwaardelijk is, er extra informatie moet worden aangeleverd door de firma om bijvoorbeeld meer informatie te krijgen over hoe lang een vaccin bescherming biedt, of hoe de werkzaamheid is bij groepen die in eerste instantie niet zijn meegenomen in het onderzoek (bijvoorbeeld zwangere vrouwen). Als een firma aan deze voorwaarden voldoet, kan de vergunning worden omgezet naar een reguliere handelsvergunning.
Meer informatie hierover is te vinden via https://www.ema.europa.eu/en/human-regulatory/marketing-authorisation/conditional-marketing-authorisation.
De gebruikelijke processen voor markttoelating konden versneld verlopen doordat door fabrikanten platform technieken gebruikt konden worden die eerder bestudeerd zijn bij andere virus uitbraken. Daarnaast liepen de verschillende fasen van onderzoek (dierexperimenteel, first in human studies, fase I, II en III klinische studies) soms gedeeltelijk parallel. Na het sneller verkrijgen van de eerste onderzoeksresultaten zijn versnelde beoordelingsprocedures bij het EMA doorlopen.
Kunt u de Kamer een overzicht sturen van Covid-19-medicijnen die momenteel (al dan niet voorlopig) nationaal of internationaal zijn goedgekeurd? Kunt u tevens per medicijn aangeven op welk moment (voorlopige) goedkeuring werd verkregen?
Deze informatie is publiekelijk beschikbaar via de website van het Europees Medicijn Agentschap (EMA): COVID-19 treatments | European Medicines Agency (europa.eu) en van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen: Updates over veiligheid, werkzaamheid en kwaliteit coronamedicijnen | Medicijn tegen corona | College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (cbg-meb.nl).
De Russische olieboycot door Brussel |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Kogel is door de kerk: Brussel wil olieboycot»1?
Ja
Heeft u precies inzichtelijk welke economische gevolgen dit olieboycot voor Nederland zal hebben? Graag een gedetailleerd antwoord.
De economische gevolgen van een embargo op Russische olie als onderdeel van het 6de EU-sanctiepakket in reactie op de militaire Russische agressie in Oekraïne, zijn mede op basis van veel gesprekken met Nederlandse bedrijven in grote lijnen in kaart gebracht voor Nederland. Het is echter niet mogelijk om de economische gevolgen vooraf in detail duidelijk te krijgen, omdat de precieze impact afhangt van de mate waarin bedrijven erin slagen om tijdig vervangend aanbod aan te kunnen trekken. Dat hangt weer af van de situatie op de wereldwijde oliemarkt. Om Europese bedrijven de tijd te geven om zo goed mogelijk in te spelen op het embargo op Russische olie, bevat het 6de EU-sanctiepakket verschillende overgangstermijnen voordat het embargo van kracht wordt.
Kunt u garanderen dat de Nederlandse bevolking dit olieboycot niet extra gaat voelen in de portemonnee? Zo neen, wat zijn de exacte gevolgen voor Nederlanders voor bijvoorbeeld de al enorm hoge energierekeningen en de al hoge benzineprijzen? Graag een gedetailleerd antwoord hoe deze strafmaatregel richting Rusland de eigen bevolking raakt.
Een EU-boycot op Russische olie zal de Nederlandse economie onvermijdelijk raken. Zoals eerder aangegeven aan uw Kamer is het kabinet zich er van bewust dat het beschermen van de internationale rechtsorde en onze vrijheid een prijs heeft. Dit betekent dat sancties en eventuele tegenmaatregelen ook een effect hebben op de Nederlandse economie en op die van de buurlanden. Nederland vervult immers een belangrijke doorvoerfunctie op het vlak van aardolie. Een embargo op Russische olie treft tot een derde van de toevoer van olie naar Nederland. Niet alleen de Nederlandse toevoer van Russische olie wordt hierdoor geraakt. Bij het tot stand komen van het zesde sanctiepakket is expliciet gekeken naar de gevolgen voor het gelijk speelveld op de interne markt. Het embargo op de toevoer van Russische olie via de scheepvaart plus de vrijwillige stop op toevoer van Russische pijplijnolie door o.m. Polen en Duitsland omvatten gezamenlijk 90% van de toevoer aan Russische olie aan de EU. Bedrijven zullen zelf op zoek moeten naar alternatieve leveranciers. Dit kan tekorten doen ontstaan in bijvoorbeeld het dieselaanbod. Tekorten hebben een prijs opstuwend effect en kunnen onder meer de transportsector raken. Daarom is het kabinet voortdurend in gesprek met het bedrijfsleven en specifiek de olie- en petrochemische industrie. Het kabinet is zich er van bewust dat de oorlog in Oekraïne ook de Nederlandse bevolking en het bedrijfsleven raakt. Het kabinet kiest er voor om Oekraïne blijvend te steunen. Want juist de internationale rechtsorde vormt het fundament van onze veiligheid en stabiliteit: basisvoorwaarden voor de vrede en welvaart waarin wij leven.
Deelt u de mening dat de wereld, en in dit geval met name de Oekraïense bevolking, gebaat is bij vrede? Zo ja, waarom wordt er dan niet ingezet op de-escalatie? Graag een gedetailleerd antwoord.
Ja. Na een maandenlange troepenopbouw is Rusland in de nacht van 23 op 24 februari jl. een aanvalsoorlog begonnen tegen Oekraïne, ondanks internationale oproepen te de-escaleren en te kiezen voor diplomatie. Oekraïne heeft het recht om zich tegen deze Russische gewapende aanval te verdedigen, op basis van artikel 51 van het VN-Handvest. Het Russische gebruik van geweld is een zeer ernstige schending van een dwingende regel van internationaal recht. In de optiek van het kabinet is Rusland, en Rusland alleen, verantwoordelijk voor deze oorlog, met alle humanitaire, economische, politieke en maatschappelijke tol die dit van de Oekraïense bevolking en de rest van de wereld eist. Van meet af aan heeft Oekraïne de deur voor onderhandelingen over een staakt-het-vuren open gehouden. Ook het kabinet heeft Rusland talloze keren opgeroepen alle militaire activiteiten tegen Oekraïne te staken en terug te keren naar de onderhandelingstafel. Vooralsnog lijkt Rusland echter te kiezen voor voortzetting van de oorlog in plaats van het bloedvergieten te stoppen.
Heeft u de bereidheid om EU-kopstuk Von der Leyen ertoe te bewegen een sterke delegatie op vredesmissie te sturen richting Moskou? Zo neen, waarom niet?
Als onderdeel van de internationale gemeenschap steunt het kabinet waar mogelijk Oekraïne bij onderhandelingen over een staakt-het-vuren. Ook blijft het kabinet, samen met internationale partners, de druk op Rusland opvoeren om deze zinloze oorlog tegen de Oekraïne en zijn bevolking te stoppen. Indien hierbij een rol is weggelegd voor Commissievoorzitter Von der Leyen of andere hoogwaardigheidsbekleders zal het kabinet daar vanzelfsprekend serieus naar kijken.
Het niet nakomen van afspraken |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Staatssecretaris Vijlbrief en SNN maken belofte niet waar. Gedupeerden bevingsgebied Groningen moeten langer wachten op duidelijkheid over de 10.000 euro-subsidie»1?
Ja, ik ben bekend met de berichtgeving.
Waarom laat u duizenden Groningers in het bevingsgebied in de kou staan door uw belofte om voor 1 mei te leveren met de 10.000 euro-subsidie voor woningverbetering niet na te komen? Graag een gedetailleerd antwoord
Ik bied mijn excuses aan dat het niet voor 1 mei 2022 gelukt is om Groningers te informeren over de nieuwe ronde voor het aanvragen van de woningverbeteringssubsidie. Bij de vormgeving van de volgende openstelling zijn nadrukkelijk de ervaringen van de eerdere rondes van de subsidieregeling betrokken en is met de nodige zorgvuldigheid te werk gegaan bij de voorbereiding. De voorbereidingen waren net voor 1 mei jl. afgerond, maar ik vond het netter uw Kamer niet tijdens het reces te informeren. Ik heb uw Kamer en de bewoners zo snel mogelijk na het reces geïnformeerd over de nieuwe aanvraagronde (Kamerstuk 33 529, nr. 1021). Daarbij geldt overigens dat het later informeren geen impact heeft gehad op de datum van openstelling van de regeling.
Kunt u garanderen dat de 10.000 euro-subsidie voor het zomerreces wordt uitgekeerd aan de Groningers die daar recht op hebben?
In de brief heb ik aangegeven dat regeling vanaf 6 juli 2022 gefaseerd opengesteld wordt. De woningeigenaren die aanspraak maken op de subsidie, kunnen wanneer hun gemeente aan de beurt is een aanvraag indienen. Aanvragers kunnen vervolgens ruim binnen de wettelijke termijn van 13 weken een reactie op hun subsidieaanvraag ontvangen. Nadat de subsidieaanvraag is goedgekeurd, ontvangen de aanvragers de subsidie binnen 15 werkdagen op hun rekening.
Het wegmoffelen van oversterfte door Coronadashboard |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Bent u bekend met het bericht «Coronadashboard moffelt oversterfte weg»?1
Ja.
Waarom heeft het coronadashboard oversterfte weggemoffeld? Kunt u uw antwoord gedetailleerd toelichten?
Het coronadashboard heeft de oversterfte niet weggemoffeld. Door een technische fout is sinds eind 2021 het blauwe gebied van de grafiek over oversterfte op het dashboard te breed getoond. Het blauwe gebied geeft de boven- en ondergrens van de verwachte sterftecijfers van het CBS weer. Door de grotere bandbreedte van de verwachte sterfte stak de daadwerkelijke sterfte minder snel boven deze bandbreedte uit. Door de technische fout leek de oversterfte lager dan die werkelijk was.
De fout is ontstaan bij het inladen van de prognoses die het CBS 1x per jaar maakt van de sterfte van het volgende jaar en heeft met terugwerkende kracht effect gehad op de gehele grafiek (dus de periode maart 2020- heden). De fout is op 2 mei jl. onder onze aandacht gebracht via een tweet van Maurice de Hond, die suggereerde dat VWS deze fout met opzet heeft gemaakt om veel weken met oversterfte weg te moffelen. Het gaat echter om een technische fout.
Op 3 mei jl., de dag nadat de fout bij het dashboard bekend is geworden, is de grafiek voor de gehele periode met terugwerkende kracht aangepast.
Deelt u de mening dat een dashboard van de rijksoverheid te vertrouwen moet zijn en geen cijfers moet vervalsen om het aantal coronasterfgevallen aan te dikken? Zo ja, wilt u het coronadashboard per direct ontbinden?
Ik deel de mening dat een dashboard van de rijksoverheid te vertrouwen moet zijn. Dat is ook het geval. Het coronadashboard laat actuele cijfers zien over het coronavirus in Nederland. Dit is betrouwbare informatie afkomstig van het RIVM, de GGD’en en de ziekenhuizen. Indien er een fout wordt gemaakt, wordt deze na ontdekking zo snel mogelijk hersteld. Hier wordt transparant over gecommuniceerd via het coronadashboard.
Heeft u de bereidheid om cruciale analyses (o.a. over de oversterfte) door onafhankelijke deskundigen te laten uitvoeren en niet door (semi-)overheidsinstanties, zodat het gegoochel met cijfers met het doel om mensen corona-angst aan te jagen tot het verleden gaat behoren? Kunt u uw antwoord gedetailleerd toelichten?
Allereerst wil ik u er op wijzen dat het RIVM en CBS onafhankelijke onderzoeksorganisaties zijn. Daarnaast kunnen onafhankelijk deskundigen op basis van de open data van het CBS en RIVM ook hun eigen onderzoek doen. Ook wil ik onderzoek door academici mogelijk maken. Zo heb ik in de Kamerbrief over de langetermijnstrategie COVID-19, verstuurd op 1 april 2022, aangegeven dat ik de ambitie heb om academici in staat te stellen hun eigen analyses te maken. Daarom streef ik er naar COVID-19 data van partijen zoals het RIVM en de GGD toegankelijk te maken voor onderzoek door derden, uiteraard voor zover dat mogelijk is binnen de AVG2.
Eerder heb ik uw Kamer geïnformeerd over de aanpak van het oversterfte onderzoek waarbij onderzoekers, niet gelieerd aan (semi-) overheidsinstanties betrokken worden. In de stand van zakenbrief COVID-19 van 15 februari jl.3 heb ik aangegeven dat het oversterfte onderzoek door middel van drie trajecten vorm krijgt. Hiermee wordt het onderscheid gemaakt tussen het onafhankelijk onderzoek wat uitgevoerd wordt door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het RIVM (traject 1 en 2), en de opdracht aan ZonMw om academisch onderzoek mogelijk te maken (traject 3).
Ik wil hiermee het belang van academisch onderzoek losstaand van de overheid onderstrepen.
Het gedrag van zogenaamde ‘vluchtelingen’ |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Vlam slaat in de pan bij noodopvang vluchtelingen in Soesterberg: woede over gebrek aan privacy»?1
Ja.
Deelt u de mening dat diegenen die een oorlog ontvluchten blij moeten zijn met een veilig heenkomen en een dak boven het hoofd? Zo ja, hoe valt het wangedrag van een aantal mannelijke «vluchtelingen» bij de nieuwe noodlocatie op het Kamp van Zeist in Soesterberg hiermee te rijmen?
Naast een dak boven het hoofd is het voor mensen die een oorlog ontvluchten van belang in wat voor voorzieningen zij verblijven. Van het COA heb ik begrepen dat er in Soesterberg frustratie was over het niveau van voorzieningen in de noodopvang. Zaken als bedreiging van medewerkers en vernielingen kunnen vanzelfsprekend nooit worden getolereerd, wat de frustratie van bewoners ook is. Wel hebben asielzoekers net als ieder ander het recht op protest en om hun mening te geven bij gevoeld ongenoegen. Dit protest dient altijd plaats te vinden binnen de grenzen van de wet.
Ik heb begrip voor het gevoelde ongenoegen en ik betreur het dat het op dit moment onvoldoende mogelijk is meer opvangcapaciteit en betere voorzieningen te bieden. Vanzelfsprekend en zoals uw Kamer bekend is, zijn alle inspanningen van betrokken partijen erop gericht om de huidige situatie in de asielopvang te verbeteren en situaties zoals die zich hier en elders in het land voordoen te voorkomen. Daarom blijft het COA inzetten op de realisatie van nieuwe opvanglocaties die zoveel mogelijk duurzaam inzetbaar zijn en het gewenste voorzieningenniveau bieden voor een meer toekomstbestendige en stabiele opvang met draagvlak. Ik ben medeoverheden zeer erkentelijk voor het mogelijk maken van welke opvangvoorziening dan ook en/of voor leveren van nieuwe bijdragen onder de huidige omstandigheden.
Daarnaast wordt er volop ingezet om vergunninghouders die al langere tijd in COA-locaties verblijven in afwachting van huisvesting naar een gemeente uit te plaatsen.
Deelt u de mening dat «vluchtelingen» die de boel kort en klein slaan, medewerkers van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) ernstig bedreigen en de politie laten uitrukken hier niets, maar dan ook helemaal niets, te zoeken hebben? Zo ja, wilt u de daders per direct het land uitzetten door hen een enkele reis richting land van herkomst te geven? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
In algemene zin geldt dat agressief of overlastgevend gedrag onacceptabel is en het draagvlak aantast voor de opvang van personen die vluchten voor oorlog, geweld of vervolging. Criminaliteit is al helemaal uit den boze. Tegenover het recht op een eerlijke behandeling van de asielaanvraag staat de plicht om je aan de Nederlandse wet- en regelgeving te houden.
Voor mogelijkheden van het uitzetten van personen als gevolg van het plegen van strafbare feiten verwijs ik u naar de beantwoording van de vragen van het lid Van Haga van 5 april jl.
De totale chaos op Schiphol |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten «Brancheorganisatie ANVR: Schiphol had de drukte kunnen verwachten»1 en «Directeur Schiphol nergens te bekennen tijdens rampweek»2?
Ja.
Wat vindt u van de ontstane chaos op de luchthaven Schiphol?
Schiphol geeft aan dat ze voor hun operationele planning voortdurend boekingscijfers in de gaten houden. Dit is een continu proces. In de laatste periode voor de meivakantie is het aantal boekingen voor de meivakantie sneller toegenomen dan Schiphol op basis van eerdere boekingscijfers had verwacht. Tegelijkertijd nam in deze periode het ziektepercentage onder het personeel toe. Dit leidde tot extra drukte. Voor reizigers op Schiphol is het erg vervelend dat zij deze meivakantie te maken hebben gehad met lange wachtrijen en annuleringen van vluchten vanwege de drukte. Schiphol heeft hier excuses voor aangeboden en aangegeven dat dit niet het kwaliteitsniveau is dat van Schiphol verwacht mag worden. Ik ben het daarmee eens en heb Schiphol opgeroepen alles op alles te zetten om deze situatie in de zomervakantie te voorkomen.
Het is goed dat Schiphol in gesprek is met de ANVR, luchtvaartmaatschappijen en vakbonden om te kijken naar oplossingen om de drukte tijdens de zomervakantie aan te kunnen.
Deelt u de mening van brancheorganisatie ANVR dat Schiphol deze drukte had kunnen verwachten? Zo ja, wat zegt dat over het functioneren van de leiding van Schiphol?
Zie antwoord vraag 2.
Wat gaat u doen om de chaos op Schiphol op te lossen? Kunt u hierop een gedetailleerd antwoord geven?
Zoals reeds aangegeven in de brief van 13 mei jl.3 zal Schiphol aan de slag moeten om te voorkomen dat de situatie van de afgelopen twee weken zich herhaalt in de zomerperiode. Schiphol heeft gemeld dat ze hiervoor vier actielijnen hebben geformuleerd:
Ik hecht grote waarde aan de goede kwaliteit van dienstverlening waar Schiphol om bekend staat en de sterke reputatie die de luchthaven daar aan ontleent. Ik sta in geregeld contact met Schiphol en heb de luchthaven gevraagd mij doorlopend te informeren over de uitwerking van bovenstaande en andere maatregelen die worden genomen om er voor te zorgen dat de drukte in de zomerperiode beheersbaar is.
Deelt u de mening dat de chaos het vertrouwen van passagiers in de luchthaven ernstig zal schaden en dat zij na deze situatie liever via een andere luchthaven vliegen of er zelfs voor kiezen om met een ander vervoersmiddel op vakantie te gaan? Zo ja, deelt u de mening dat dat slecht is voor de Nederlandse economie?
Ik hecht veel waarde aan de goede kwaliteit van dienstverlening waar Schiphol om bekend staat en waar de luchthaven internationaal een sterke reputatie aan ontleent. Het bestendigen van een goed verloop van de operatie en een betrouwbare dienstverlening is uiteraard belangrijk voor de concurrentiepositie van Schiphol. Daarom hecht ik er ook zeer aan dat Schiphol maatregelen neemt om herhaling te voorkomen en sta ik daarover in nauw contact met de luchthaven.
Wat vindt u van het feit dat Schiphol-directeur Dick Benschop totaal onzichtbaar is bij deze crisis? Kunt u duiden waarom het zo oorverdovend stil blijft en past bij dit falen niet de «met pek en veren verjagen»-methode van het heerschap Benschop? Kunt u hierop een gedetailleerd antwoord geven?
De bedrijfsvoering en dienstverlening op Schiphol is een verantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur van de luchthaven. Diverse bestuursleden hebben op verschillende momenten publiek een toelichting gegeven op de ontstane situatie. Dat geldt ook voor de voorzitter van de Raad van Bestuur, die daarbij publiekelijk zijn excuses heeft aangeboden voor de ontstane situatie.
Wilt u zich ervoor inzetten dat de luchthaven, als compensatie voor de ontstane chaos, de verhoging van 37% aan havengeld terugdraait? Kunt u hierop een gedetailleerd antwoord geven?
In de Wet luchtvaart is vastgelegd dat Schiphol als exploitant van de luchthaven verantwoordelijk is voor het vaststellen van de luchthavengelden volgens een vastgestelde methodiek. De luchthavengelden die Schiphol aan maatschappijen rekent dienen voor het dekken van daadwerkelijk en reeds gemaakte kosten, andere kostencomponenten mogen hierin niet verrekend worden. De luchthaven is verplicht om luchtvaartmaatschappijen in dit proces te consulteren. Het Ministerie van IenW heeft in de vaststelling van de luchthavengelden geen rol. De Autoriteit Consument en Markt ziet toe op de naleving van de regels en neemt eventuele klachten in behandeling. De luchthavengelden voor de periode 2022–2024 zijn reeds vastgesteld.
Wat gaat u doen om te helpen bij het oplossen van het personeelstekort bij Schiphol? Kunt u hierop een gedetailleerd antwoord geven?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 is een van de actielijnen richting de zomer, «aantrekkelijk werken op Schiphol», gericht op de verbetering van arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden. In eerste instantie is het niet aan de overheid om hier oplossingen voor aan te dragen, maar is het aan de werkgever om een aantrekkelijke werkgever te zijn. Daarnaast is het aan de werkgever en de werknemers om samen afspraken te maken over arbeidsvoorwaarden.
De permanente goedkeuring van het Pfizer/BioNTech coronavaccin voor de medicijnmarkt |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Hebt u het jaarlijks rapport van Pfizer BioNtech aangaande hun vaccin tegen het coronavirus gezien1 en bent u op de hoogte van de passage «Risk Factors» van het hoofdstuk «Key Information»?
Ja.
Hebt u in deze passage gelezen dat Pfizer BioNTech aangeeft niet in staat te zijn dusdanige effectiviteit en veiligheid van het coronavaccin te kunnen aantonen dat het vaccin permanente goedkeuring kan krijgen voor de medicijnmarkt in zowel de VS, Europa als andere landen?
Dit heb ik niet in deze passage gelezen, gegeven dat dit niet is wat er in deze passage staat. De passage bevat een overzicht van risicofactoren, waaronder het risico dat [vrije vertaling]: «We [BioNTech, red.] mogelijk niet voldoende werkzaamheid of veiligheid van ons COVID-19 vaccin en/of variant-specifieke formuleringen kunnen aantonen om een permanente handelsvergunning te krijgen in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, de Europese Unie, of andere landen waar het een noodtoelating of een voorwaardelijke handelsvergunning heeft gekregen». Het woord «mogelijk» (het Engelse woord «may» in de originele tekst) wijst erop dat dit geen «bevinding» is. In de daaropvolgende passage – waarin de risicofactoren worden toegelicht – geeft BioNTech aan dat zij doorgaan met het testen en monitoren van de veiligheid en werkzaamheid van hun COVID-19 vaccin.
Het rapport is een «SEC filing», vergelijkbaar met een financiële jaarrapportage, bedoeld voor het informeren van bijvoorbeeld aandeelhouders. In de aangehaalde passage lichten zij toe dat het mogelijk is dat uit toekomstige tests veiligheidsproblemen kunnen blijken die ten tijde van goedkeuring nog niet bekend waren en dat, mocht dit gebeuren, dit negatieve commerciële impact op BioNTech kan hebben. Dit lijkt mij een logische constatering, en overigens niet één die exclusief is voorbehouden aan houders van een voorwaardelijke vergunning. Ook houders van een reguliere handelsvergunning dienen regelmatig nieuwe veiligheidsdata aan te leveren en onafhankelijke inspecties te ondergaan in het kader van geneesmiddelenbewaking (ook wel: farmacovigilantie). Een voorwaardelijke handelsvergunning voldoet aan alle wettelijke eisen waaraan een reguliere handelsvergunning dient te voldoen: de balans tussen werkzaamheid en risico’s (benefit en risk; B/R) is positief. Dat was het geval ten tijde van de afgifte van de voorwaardelijke handelsvergunning en dat is het nog steeds. Een «voorwaardelijke vergunning» betekent dat er nog aan voorwaarden moet worden voldaan voordat de vergunning tot een reguliere handelsvergunning wordt omgezet.
Ook geeft BioNTech aan dat het commerciële impact op hun bedrijf kan hebben als zij niet in staat zijn om hun product aan te passen naar nieuwe COVID-varianten. Wederom lijkt mij dit een logische constatering.
Realiseert u zich dat het Pfizer BioNTech coronavaccin daarmee slechts gebruikt mag worden als middel in een noodsituatie, waarvan op dit moment wereldwijd maar in ieder geval in Nederland, geen sprake meer is?
Het Europees Medicijnagentschap (EMA) heeft in december 2020 op basis van een positieve balans tussen werkzaamheid en risico’s (benefit en risk, B/R) een voorwaardelijke handelsvergunning afgegeven voor het Pfizer/BioNTech-vaccin. Dit staat los van gebruik in een noodsituatie. Noodgebruik zou enkel aan de orde zijn indien het wordt toegediend voordat een (voorwaardelijke) handelsvergunning is afgegeven. In Nederland is geen sprake geweest van noodtoepassing of gebruik in een noodsituatie, omdat dit vaccin is toegediend nadat het EMA (en dus de Europese Commissie) een voorwaardelijke handelsvergunning had afgegeven. Hierin verschilt de situatie in Nederland van de situatie zoals die in de Verenigde Staten was, rondom het vaccin van Pfizer/BioNTech. In het VK en de Verenigde Staten is dit vaccin wel toegediend op basis van een noodtoelating, en dus voordat een (voorwaardelijke) handelsvergunning was afgegeven.
Voor het Pfizer/BioNTech-vaccin geldt dat in de EU (en dus in Nederland) een voorwaardelijke handelsvergunning is verleend. Nadat de firma aan de voorwaarden heeft voldaan, wordt deze voorwaardelijke handelsvergunning omgezet in een standaard handelsvergunning.
Kunt u bevestigen dat het gebruik van het Pfizer BioNTech coronavaccin op dit moment dus ongeoorloofd is? Zo ja, waarom wordt het op dit moment dan nog steeds gebruikt? Kunt u een uitgebreide toelichting geven?
Nee, dit kan ik niet bevestigen, gegeven dat dit niet klopt. Ik heb in mijn antwoord op vraag twee toegelicht dat de aanname dat het vaccin niet effectief of veilig is, foutief is. In mijn antwoord op vraag drie heb ik toegelicht waarom de aanname dat een voorwaardelijke handelsvergunning enkel in pandemische situaties kan worden afgegeven, foutief is.
Onderschrijft u de conclusie dat het Pfizer BioNTech vaccin dus altijd een experimenteel vaccin was? Kunt u een beargumenteerde verklaring geven waarom dit niet het geval is?
Deze conclusie kan ik niet onderschrijven, omdat deze niet klopt. Voor dit vaccin is een voorwaardelijke handelsvergunning afgegeven. Voor de Europese Unie geldt dat een voorwaardelijke handelsvergunning enkel wordt afgegeven indien is aangetoond dat het geneesmiddel veilig en werkzaam is, en dat gedurende de periode dat de handelsvergunning voorwaardelijk is, er extra informatie moet worden aangeleverd door de firma om bijvoorbeeld meer informatie te krijgen over hoe lang een vaccin bescherming biedt, of hoe de werkzaamheid is bij groepen die in eerste instantie niet zijn meegenomen in het onderzoek (bijvoorbeeld zwangere vrouwen). Als een firma aan deze voorwaarden voldoet, kan de vergunning worden omgezet naar een reguliere handelsvergunning. Indien een firma niet voldoet aan de voorwaarden, zullen de beoordelingscomités van het EMA (CHMP, PRAC) de situatie bediscussiëren en kan de Europese Commissie aanvullende maatregelen treffen. Dit werkt dan van rechtswege door in Nederland.
Als het Pfizer BioNTech coronavaccin noch veilig, noch effectief genoeg is voor permanente goedkeuring op de medicijnmarkt, kan dan geconcludeerd worden dat iedereen die is gevaccineerd met dit vaccin een potentieel gezondheidsrisico heeft gelopen en/of nog steeds loopt? Zo ja, kunt u aangeven welke risico’s gevaccineerden hierdoor precies lopen en in welke percentages?
Dit kan niet geconcludeerd worden. De aanname in het eerste deel van de vraag (dat het vaccin veilig noch effectief is), komt niet overeen met de feiten (zoals ik reeds heb toegelicht in het antwoord op de tweede en derde vraag).
In de samenvatting van de productkenmerken van het Pfizer/BioNTech-vaccin staan de mogelijke bijwerkingen met de frequentie van voorkomen beschreven, zie hiervoor: https://www.geneesmiddeleninformatiebank.nl/nl/cp127747.
Het Risk Management Plan van het Pfizer/BioNTech-vaccin beschrijft de activiteiten van de vergunninghouder om tijdens de post-marketingperiode het veiligheidsprofiel te monitoren en verder te karakteriseren en licht de maatregelen toe die worden genomen om de risico’s van het vaccin te voorkomen of tot een minimum te beperken: https://www.ema.europa.eu/en/documents/rmp-summary/comirnaty-epar-risk-management-plan_en.pdf.
Als het Pfizer BioNTech coronavaccin noch veilig, noch effectief genoeg is voor permanente goedkeuring op de medicijnmarkt, kan dan geconcludeerd worden dat de bevolking onvolledig is voorgelicht over de experimentele status van het vaccin, de veiligheid en de effectiviteit en daarmee dus slachtoffer is geworden van medische misleiding? Zo nee, kunt u een uitgebreide toelichting geven waarom dit niet het geval is?
Dit kan niet geconcludeerd worden. De aanname in het eerste deel van de vraag (dat het vaccin niet veilig of effectief is), komt niet overeen met de feiten (zoals ik reeds heb toegelicht in het antwoord op de tweede en derde vraag).
Gaat u de Nederlandse bevolking informeren over de bevindingen van Pfizer BioNTech? Zo nee, waarom niet?
De passage waar u over spreekt bevat geen «bevindingen», maar «risicofactoren». Een «risico» verschilt van een «bevinding» of een «conclusie», in dat een bevinding of een conclusie over iets gaat dat reeds waarneembaar heeft plaatsgevonden een risico gaat over iets dat mogelijk zou kunnen plaatsvinden. Zoals eerder uitgebreid is toegelicht in de beantwoording van de set Kamervragen van het lid van Houwelingen (FvD) over het EMA-rapport inzake onder andere de beoordeling en voorlopige goedkeuring van het Pfizer/BioNTech-vaccin, zijn er verschillende manieren waarop de veiligheid van geneesmiddelen doorlopend, zowel door de firma als onafhankelijk, wordt gemonitord.2 Uit deze monitoring blijkt vooralsnog dat de balans tussen werkzaamheid en risico’s van het Pfizer/ BioNTech-vaccin positief is. Overigens is de SEC filing die aangehaald wordt openbaar inzichtelijk.
Wordt het gebruik van het Pfizer Biotech coronavaccin na de bevindingen uit dit rapport gestaakt? Zo nee, waarom niet? Kunt u een uitgebreide toelichting geven?
Nee. Zoals ik in mijn antwoord op de vorige vraag heb aangegeven, is er geen sprake van «bevindingen».
Mocht in de toekomst blijken dat het Pfizer BioNTech coronavaccin heeft geleid tot gezondheidsschade bij mensen, omdat het niet veilig en/of effectief genoeg was, worden deze mensen voor deze schade dan gecompenseerd? Zo ja, hoe en door wie? Zo nee, waarom niet? Kunt een uitgebreide toelichting geven?
In algemene zin wil ik graag opmerken dat voorop staat dat de Europese wetgeving inzake productaansprakelijkheid in de contracten volledig wordt gerespecteerd. Wel worden in de overeenkomsten afspraken gemaakt over een vrijwaring door de lidstaten van de farmaceutische bedrijven ten aanzien van claims van derden. Voor deze vrijwaringssituatie gelden specifieke en strikte voorwaarden. Dat betekent dat lidstaten vrijwaring bieden bij claims die zien op bijvoorbeeld een verborgen gebrek van een vaccin dat niet bekend was op het moment van toelating. De contracten die getekend worden door de Europese Commissie voorzien in een geheimhoudingsverklaring voor alle betrokken partijen inclusief de vertegenwoordigers van de 27 lidstaten. Hierdoor kan niet worden ingegaan op specifiek gemaakte afspraken in die contracten. Mensen die gezondheidsschade hebben opgelopen als gevolg van vaccinatie, kunnen op basis van het Nederlandse aansprakelijkheidsrecht primair een claim indienen bij de producent. Vervolgens treedt de producent op basis van de afspraken in de overeenkomsten met het Ministerie van VWS in overleg over de afwikkeling van deze claim.
Het verhogen van de eigen bijdrage voor medicijnen |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Bent u bekend met het bericht «Eigen bijdrage voor medicijnen wordt mogelijk verhoogd door herberekening»?1
Ja, dat bericht is gebaseerd op mijn Kamerbrief van 19 april 20222.
Deelt u de mening dat medicijnen veel mensen die (chronisch) ziek zijn op de been houden? Zo ja, vindt u uw voornemen om de eigen bijdrage voor medicijnen te verhogen dan ook geen straf op ziek zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik onderschrijf dat mensen die (chronisch) ziek zijn veel baat kunnen hebben bij medicijnen. Ik ben niet voornemens om de eigen bijdrage voor medicijnen te verhogen. Ik ben voornemens om de vergoedingslimieten van het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) aan te passen aan het actuele prijspeil. Dit betekent veelal dat deze vergoedingslimieten lager worden. Daarmee stimuleer ik prijsdalingen door fabrikanten van relatief dure geneesmiddelen en doelmatig gebruik door artsen en patiënten. Zo zorg ik dat de publieke uitgaven aan geneesmiddelen doelmatiger worden besteed. Alleen als fabrikanten vervolgens ervoor kiezen om hun prijzen niet aan te passen aan de nieuwe vergoedingslimiet, kunnen patiënten met (hogere) bijbetalingen worden geconfronteerd. Ik reken erop dat fabrikanten hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen en het zover niet zal komen. Voor het geval dat bepaalde fabrikanten hun prijzen toch niet kunnen of willen aanpassen, wil ik de herberekening gepaard laten gaan met één of meer verzachtende maatregelen, waaronder tenminste een maximering van de eigen bijdrage.
Heeft u de bereidheid om uw voornemen om de eigen bijdrage voor medicijnen te verhogen, te prullemanderen, zeker omdat dit mogelijk zes miljoen zieke mensen direct financieel raakt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik reeds in mijn antwoord op vraag 2 aangaf ontstaan bijbetalingen alleen voor patiënten als fabrikanten hun prijzen niet verlagen naar de nieuwe vergoedingslimieten. Ik heb in mijn brief van 19 april 2022 reeds aangegeven dat ik mij bewust ben van de mogelijke impact van mijn voornemen om de vergoedingslimieten van het GVS te herberekenen en dat ik daarom de herberekening gepaard wil laten gaan met één of meer verzachtende maatregelen, waaronder tenminste een maximering van de eigen bijdrage. Ik bericht uw Kamer binnenkort hierover verder.
Deelt u de mening dat het niet de (chronisch) zieke mensen, maar de diverse kabinetsplannen zijn die het begrotingstekort ernstig laten oplopen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uiteraard zijn (chronisch) zieke mensen niet verantwoordelijk voor welk begrotingstekort (of -overschot) dan ook. De Rijksbegroting is de verantwoordelijkheid van het Kabinet en het parlement.
Kunt u garanderen dat chronisch zieken compleet worden ontzien bij uw plannenmakerij over hogere eigen bijdragen voor medicijnen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nogmaals: ik ben niet voornemens om de eigen bijdrage voor medicijnen te verhogen. Zoals ik heb toegelicht in mijn Kamerbrief van 19 april jl., zijn de gevolgen voor patiënten afhankelijk van het gedrag van fabrikanten en dat is lastig te voorspellen. In mijn brief heb ik daarom aangekondigd dat ik de herberekening gepaard wil laten gaan met één of meer verzachtende maatregelen, waaronder tenminste een maximering van de eigen bijdrage. Daarover bericht ik uw Kamer binnenkort verder.
De toeslagenaffaire |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Aukje de Vries (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Ombudsmannen: Schiet op met herstelregelingen toeslagenaffaire»1?
Ja.
Vindt u het ook een «bloody shame» dat de aangekondigde herstelregelingen voor kinderen en ex-partners die betrokken zijn bij het toeslagenschandaal zo vreselijk lang op zich laten wachten? Zo ja, loost u de benodigde herstelwet nog voor het zomerreces door de Kamer? Graag een toelichting op deze beide punten.
Het kabinet en ook de betrokken adviesorganen zijn doordrongen van de urgentie van de wet en van het bieden van tijdig herstel aan kinderen en ex-partners gedupeerden. Er is veel begrip voor de toenemende frustratie bij hen en het kabinet streeft ernaar om het wetsvoorstel Wet hersteloperatie Toeslagen voor het zomerreces aan uw Kamer aan te bieden. Op 13 mei is de conceptwet door de ministerraad voor spoedadvies naar de Raad van State gestuurd.
In de 10e VGR is toegelicht dat in dit wetsvoorstel onder andere de kindregeling, de regeling voor gedupeerden in de huurtoeslag, zorgtoeslag, het kindgebonden budget en een regeling voor ouders in het buitenland worden opgenomen. Dit aanvullende herstelbeleid moet een solide en samenhangende wettelijke basis hebben, conform de adviezen van de Algemene Rekenkamer en de Raad van State. Ook de uitvoering moet zorgvuldig voorbereid worden. Er wordt op dit moment nog gewerkt aan de beleidsmatige uitwerking van de ex-partnerregeling. De ex-partnerregeling wordt vervolgens zo spoedig mogelijk in de wet opgenomen. Parallel aan het wetgevingsproces is gewerkt aan de voorbereiding van de uitvoering door middel van uitvoeringstoetsen.
Wat doet u voor de zo’n 95.000 kinderen die zijn geschaad op terreinen die belangrijk zijn voor hun ontwikkeling? Graag een gedetailleerd antwoord.
In de oudergesprekken die ik heb gevoerd hebben ouders aan mij meermaals meegegeven dat emotioneel herstel en perspectief voor hun kinderen en jongeren naast het financiële herstel van groot belang is. De langere periode tot aan de start van de uitvoering van de kindregeling maakt dit niet makkelijker en wordt door kinderen als zeer lang ervaren. Het is belangrijk dat expliciet wordt erkend dat deze kinderen en jongeren ten onrechte en buiten hun schuld zijn benadeeld en daarom vindt de eerste erkenning onder andere plaats in de vorm van een financiële vergoeding. De financiële vergoeding volgt een staffel op basis van het advies van de kinderen die vanaf € 2.000,– oploopt tot € 10.000,–. De hoogte van het bedrag wordt bepaald met leeftijdscategorieën, omdat behoeften per levensfase verschillen. Naast de financiële vergoeding is er ook aandacht voor emotioneel herstel voor het aangedane leed. Enkel een financiële tegemoetkoming volstaat niet voor hun herstel.2 Vooruitlopend op de aanvullende regelingen kunnen thuiswonende kinderen nu al ondersteuning krijgen, via de brede ondersteuning van gemeenten aan gedupeerde gezinnen. Gemeenten bieden namelijk nu al ondersteuning aan gezinnen, ook aan kinderen en jongeren. Ook kunnen kinderen en jongeren hun individuele verhaal delen bij de Kindertelefoon (8–18 jaar) en de Alles Oké? Supportlijn (18–24 jaar). In aanvulling hierop wordt er de komende tijd samen met kinderen en andere betrokkenen gekeken hoe deze ondersteuning nog beter kan aansluiten bij de behoefte van kinderen op het gebied van aanvullende brede hulp, talentenontwikkeling en financiële voorlichting, naar aanleiding van aanbevelingen uit de adviesrapporten Leven op de Rit en Waardige Toekomst. Op basis van deze bijeenkomsten wordt deze zomer een plan gemaakt voor invulling van flankerend beleid.
Daarnaast wordt er met betrekking tot talentenontwikkeling gekeken naar een actieprogramma Maatschappelijke Diensttijd (MDT) van het Ministerie van OCW. Binnen MDT kunnen kinderen van gedupeerde ouders en jongeren (14–17 jaar) onder begeleiding van MDT-professionals werken aan talentontwikkeling in hun eigen gemeente of regio. Dit idee wordt tijdens de bijeenkomsten getoetst met kinderen en jongeren.
Wat doet u voor de bijna 10.000 ex-partners die zich in de steek gelaten voelen en waarbij sommigen van hen kampen met hoge schulden? Graag een gedetailleerd antwoord.
Hoewel de ex-partnerregeling hoge prioriteit heeft, vergen de beleidskeuzes om tot een afgewogen regeling voor ex-partners en de uitvoering daarvan te komen, helaas meer tijd. Daarbij wordt zoveel mogelijk recht gedaan aan de zeer verschillende situaties en diversiteit in deze groep. Er kan pas worden gestart met de uitvoering van de ex-partnerregeling op het moment dat daarvoor een wettelijke basis bestaat en er zorgvuldige uitvoeringstoetsen hebben plaatsgevonden. Op dit moment kan daarop niet vooruit gelopen worden. Ex-partners met (problematische) schulden kunnen tot die tijd terecht bij hun gemeente voor ondersteuning op het gebied van ondersteuning bij zorg, welzijn en werk. Daaronder valt ook de schuldhulpverlening.
Wat gaat u doen aan de grote achterstand bij het afhandelen van bezwaren van ouders tegen besluiten van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT)? Graag een gedetailleerd antwoord.
In de 10e VGR wordt een uitgebreide toelichting hierop gegeven in hoofdstuk 2 (paragraaf 2.4.2., pagina vanaf pag. 22); daar wil ik u graag naar verwijzen.
Wat zou u vinden van pestgedrag bij de Belastingdienst?2
DG Toeslagen streeft ernaar iedereen in de maatschappij in staat te stellen de meest essentiële levensvoorzieningen in het leven te kunnen betalen: wonen, medische zorg en de zorg voor kinderen. Vanuit dit besef volgt de noodzaak tot de grootst mogelijke zorgzaamheid in de uitvoeringstaak van DG Toeslagen: alle toeslaggerechtigden helpen om hier optimaal, eerlijk en zo zorgenvrij mogelijk gebruik van te maken. Bij het uitvoeren van deze taak is het ook de verantwoordelijkheid van Toeslagen dat iedere burger rechtvaardig, evenredig en zonder vooringenomenheid wordt behandeld.
De foto die via de link in de vraag zichtbaar is geeft een interne emailcorrespondentie weer uit 2014 waarin een teleurstelling bij de Belastingdienst wordt beschreven als de toeslaggerechtigde aan de voorwaarden voor het recht op kinderopvangtoeslag heeft voldaan. Deze handelwijze is niet acceptabel. Het is bekend dat in het verleden zaken fout zijn gegaan, met de hersteloperatie wordt voor zover mogelijk ouders hiervoor herstel geboden. Indien er signalen zijn dat dit zich onverhoopt nog steeds voordoet, dan ontvang ik die graag zo snel mogelijk.
Ook een handelwijze zoals benoemd in het tweede signaal is niet acceptabel. In artikel 19, derde lid, Awir is geregeld dat Toeslagen een termijnverlening voor de definitieve toekenning van Toeslagen kan toepassen als er (nadere) stukken opgevraagd worden. Uiteraard geldt hierbij wel dat het onderzoek en het uitstel niet langer moeten duren dan nodig en dat toeslaggerechtigden toegang moeten hebben tot een herzieningsmogelijkheid. Dat de Belastingdienst in het geval van vele gedupeerde ouders niet tijdig een definitieve beschikking stuurde, is helaas bekend. In de analyse van de eerste toets en in de integrale beoordeling wordt dit meegewogen in de uitkomst van de compensatie.
Daarnaast noemt u een derde signaal dat refereert naar het niet toekennen van toeslagen aan burgers die daar wel recht op hebben (5e streepje in de post). Het uitsluiten van burgers voor toeslagen is niet acceptabel. Als dit het geval was in een specifieke situatie van een ouder, dan weegt dit eveneens mee in de uitkomst van de compensatie voor de gedupeerde ouder.
Wat vindt u van de volgende signalen:
Zie antwoord vraag 6.
De verkeersveiligheid van de N50 bij Kampen. |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Transportbedrijf wil geld doneren om «dodenweg» bij Kampen aan te pakken»?1
Ja, ik ben bekend met dit artikel.
Klopt het dat de overheid zich al heel lang bewust is van de gevaren van de N50 bij Kampen? Zo ja, kunt u uitleggen waarom daar tot op heden niets aan verbetering van de veiligheid is gedaan?
Het klopt dat het verbeteren van de verkeersveiligheid op de N50 al jaren hoog op de agenda staat. Het verschrikkelijke ongeval op dinsdag 19 april 2022 laat deze urgentie opnieuw zien.
Zoals eerder is aangegeven in de beantwoording van Kamervragen van het lid Van der Plas2, zijn er de afgelopen jaren reeds meerdere stappen ondernomen om de verkeersveiligheid en de doorstroming op de N50 te verbeteren:
In 2016 is de N50 tussen Ens en Emmeloord verbreed naar 2x2 rijstroken.
In 2017 is een lokaal filebeveiligingssysteem geplaatst op de N50 komende vanaf Emmeloord voor het viaduct over de N307 en dit systeem waarschuwt weggebruikers voor een eventuele filestaart aan de andere kant van het viaduct.
In 2017 is afgesproken om de verkeersveiligheid tussen Hattemerbroek en Ramspol te monitoren.
In 2021 is multidot- markering aangebracht op het enkelbaans gedeelte van de N50 tussen Kampen en de Ramspolbrug. Hiermee kunnen weggebruikers worden gewaarschuwd tegen onbewuste overschrijding van de middenas.
In 2017 is tevens de startbeslissing voor het project N50 Kampen- Kampen-Zuid genomen. Naast een verbetering van de doorstroming middels een verbreding van het tracé, zorgt dit project ook voor een verbetering van de verkeersveiligheid op het traject. Dit gebeurt door middel van:
het aanbrengen van vluchthavens;
het fysiek scheiden van rijbanen met een geleiderail in de middenberm;
extra geleiderails in de zijbermen waar de obstakels dicht op de weg staan;
het afvlakken van te steile taluds in de zijbermen.
In de voortgangsbrief MIRT van 15 december 20213 bent u geïnformeerd dat de N50 Kampen-Kampen Zuid één van de projecten is die al dicht tegen besluitvorming aan zat, maar heeft moeten wachten op besluitvorming over een maximale rekenafstand bij stikstofberekeningen. Tevens is gemeld dat de beschikbare capaciteit aan stikstofdeskundigen beperkt is, waardoor een prioritering van projecten noodzakelijk is. Bij de prioritering wordt ook de N50 Kampen- Kampen Zuid meegenomen. Daardoor zijn de werkzaamheden vertraagd. Momenteel is het ministerie samen met de regionale partners in gesprek over de vaststelling van de prioritering, maar gezien het grote belang van verkeersveiligheid is besloten om prioriteit te geven aan de N50 Kampen – Kampen Zuid.
Is er, naast het verbreden van de weg, gezocht naar andere oplossingen voor het structureel verbeteren van de verkeersveiligheid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, naar welke mogelijkheden is er dan gekeken en waarom zijn deze niet toegepast?
Momenteel wordt op verschillende manieren gekeken naar oplossingen voor het verbeteren van de verkeersveiligheid:
Er wordt gewerkt aan de uitvoering van de motie Geurts (CDA)4, waarin de regering verzocht wordt om een onderzoek uit te voeren naar de aanhoudende ongevallen op de N50 en hierbij te bezien op welke wijze er (extra) infrastructurele maatregelen genomen kunnen worden die ervoor zorgen dat de kans op ernstige ongevallen op de N50 afneemt. De verwachting is dat het onderzoek dit najaar gereed is.
Daarnaast bent u in het najaar van 2021 geïnformeerd over het onderzoek naar fysieke rijbaanscheiding op enkelbaans N-wegen5. Hieruit is gebleken dat de N50 – samen met een aantal andere Rijks-N-wegen – op basis van bestaande risicocijfers en verwachte risico’s in de toekomst, als prioritair is aan te merken. Het nieuwe Kabinet heeft € 200 miljoen beschikbaar gesteld voor het verbeteren van de verkeersveiligheid op Rijks-N-wegen. Dat is niet voldoende om alle Rijks-N-wegen aan te pakken. Momenteel wordt gewerkt aan een nadere prioritering. Ook de N50 wordt hierin betrokken. Uw Kamer wordt voor de zomer geïnformeerd over de vervolgstappen.
Bent u ook van mening dat het waarborgen van de veiligheid van burgers prioriteit heeft boven het voldoen aan de onrealistische stikstofnormen? Zo ja, waarom blijft er dan risico genomen worden door niets aan de N50 bij Kampen te verbeteren? Kunt u hierop een uitgebreide toelichting geven?
Ondanks de stikstofproblematiek streeft het kabinet ernaar om zoveel mogelijk werkzaamheden doorgang te laten vinden.
Om de verkeersveiligheid uiteindelijk te verbeteren is het van belang om besluiten te nemen die juridisch houdbaar zijn. Als een besluit niet zorgvuldig genomen wordt, wordt het vernietigd. Hierbij moeten brede afwegingen gemaakt worden. Niet alleen wegprojecten zoals de N50 Kampen – Kampen Zuid, maar ook de landbouw en de woningbouw doen een beroep op dezelfde stikstofruimte. Onder coördinatie van het Ministerie van LNV is door het RIVM en TNO onderzoek gedaan naar maximale rekenafstanden voor verschillende emissiebronnen in alle sectoren. Op basis daarvan heeft het kabinet op 9 juli 20216 besloten om voor alle emissiebronnen een maximale rekenafstand van 25 km te hanteren. Eerder werd gerekend met een afstand van vijf kilometer. Dit betekent dat alle projecten opnieuw stikstofberekeningen moeten uitvoeren. Bovendien hebben projecten nu te maken met een grotere onderzoekslast, omdat sprake is van een ruimere stikstofafstand dan voorheen. De beschikbare capaciteit aan stikstofdeskundigen is echter beperkt en daarom moet er geprioriteerd worden, waarbij het onvermijdelijk is dat sommige projecten hierdoor in planning naar achter zullen schuiven of tijdelijk «on hold» gezet moeten worden. Hierover worden nog gesprekken gevoerd met de regio, maar gezien het belang van verkeersveiligheid is besloten om prioriteit te geven aan de N50 Kampen – Kampen Zuid. De regionale bestuurders zijn hierover reeds geïnformeerd.
Erkent u dat het onderhouden en verbeteren van de infrastructuur een kerntaak van de overheid is? Zo ja, waarom laat u het dan zover komen dat een particuliere ondernemer zich genoodzaakt ziet deze taak van u over te nemen? Kunt u een onderbouwde verklaring geven?
Ik erken dat het onderhouden en verbeteren van de Rijksinfrastructuur een kerntaak van de overheid is. Daarom staan op dit moment maatregelen gepland op de N50 tussen Kampen en Kampen Zuid. Overigens waardeer ik het zeer dat partijen het belang van verkeersveiligheid inzien en hun rol in de maatschappij ook op deze manier invullen, maar momenteel is de stikstofproblematiek het grootste obstakel om maatregelen te treffen bij Kampen. Zonder de hierdoor ontstane vertraging was in 2020 reeds het Ontwerptracébesluit genomen en konden we nog dit jaar overgaan op de realisatie van de maatregelen tussen Kampen en Kampen Zuid. Extra middelen zijn geen oplossing voor de stikstofproblematiek.
Kunt u aangeven hoeveel ernstige ongelukken er op deze weg nog moeten gebeuren, voor Rijkswaterstaat zich wel genoodzaakt ziet de verkeersveiligheid te verbeteren? Kunt u een onderbouwde toelichting geven op de afwegingen die worden gemaakt?
Verkeersveiligheid heeft altijd de aandacht van het Rijk. Het is niet correct dat het Rijk de verkeersveiligheid op de N50 niet wil verbeteren en zoals bij vraag 2 geantwoord wordt, zijn ook meerdere stappen genomen om de verkeersveiligheid te vergroten. Zoals aangegeven bij vraag 4 zijn wij echter gebonden aan juridische procedures die vanwege de stikstofproblematiek nu langer op zich laten wachten.
De verkeersveiligheid op de Rijkswegen wordt op verschillende manieren gemonitord en op basis daarvan worden uiteindelijk afwegingen gemaakt en investeringsbeslissingen genomen. Zo wordt jaarlijks de rapportage Veilig over Rijkswegen gepubliceerd, die jaarlijks inzicht geeft in de stand zaken van de verkeersveiligheid op het rijkswegennet. Hiernaast is verkeersveiligheid in 2021 voor het eerst opgenomen als onderdeel van de Integrale Mobiliteitsanalyse (IMA)7. In de IMA wordt de ontwikkeling van mobiliteit en bereikbaarheid op de lange termijn in kaart gebracht. In 2021 zijn hier voor het eerst ook toekomstige verkeersveiligheidsopgaven op het hoofdwegennet in meegenomen. De IMA 2021 maakt het mogelijk om opgaven ten opzichte van elkaar én in samenhang te bezien (o.a. bereikbaarheid, doorstroming, verkeersveiligheid, klimaatadaptatie en leefomgevingseffecten) en geeft daarmee informatie om te kunnen komen tot een bredere afweging van opgaven op netwerk- of gebiedsniveau.
De afgelopen jaren heeft Rijkswaterstaat op basis van de beschikbare middelen gewerkt aan het verbeteren van de verkeersveiligheid op Rijks-N-wegen. Door het nieuwe Kabinet is € 200 miljoen beschikbaar gesteld voor het verbeteren van de verkeersveiligheid op Rijks-N-wegen. Momenteel wordt gewerkt aan een nadere prioritering voor de besteding van deze middelen. Ook de N50 wordt hierin betrokken. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Kunt u aangeven op welke termijn de N50 bij Kampen dan wel door de overheid verbeterd zal kunnen worden?
Met betrekking tot de planuitwerking N50 Kampen – Kampen Zuid kan nog geen datum worden gegeven wanneer «de schop in de grond gaat». Zoals bij vraag 4 aangegeven vertraagt de planuitwerking vanwege de stikstofproblematiek, maar geeft het Ministerie van I&W vanwege het grote belang van de verkeersveiligheid prioriteit aan de aanpak van de N50 tussen Kampen en Kampen Zuid.
Hiernaast wordt onderzocht of op korte termijn tijdelijke maatregelen op de N50 getroffen kunnen worden om de weg veiliger te maken. Hierbij wordt gedacht aan verschillende oplossingsrichtingen, zoals het vergroten van de uitwijkmogelijkheden langs de zijkant van de weg, het tijdelijk verlagen van de snelheid en het plaatsen van een (tijdelijke) middenbarrier.
Over het onderzoek naar de mogelijkheden van deze korte termijn maatregelen zal uw Kamer in elk geval voorafgaand aan het Commissiedebat MIRT van 30 juni worden geïnformeerd over de stand van zaken.
Wat gaat u tot die tijd doen om ervoor te zorgen dat de N50 bij Kampen veiliger wordt en er dus minder ongelukken gebeuren? Kunt u een duidelijk actieplan opstellen?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u een overzicht geven van gelijksoortige wegen in Nederland en aangeven of daarvoor veiligheidsverbeteringen op stapel staan? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
In 2021 ontving uw Kamer het onderzoek van Arcadis over fysieke rijrichtingscheiding op enkelbaans Rijks-N-wegen4. Dit onderzoek bevat een inventarisatie van enkelbaans Rijks-N-wegen, gaat in op verschillende verkeersveiligheidscriteria en geeft een kosteninschatting voor het aanbrengen van fysieke rijrichtingscheiding op betreffende wegen. De resultaten van dit onderzoek zullen betrokken worden in de nadere prioritering die momenteel wordt uitgewerkt voor de besteding van de € 200 miljoen die door dit Kabinet beschikbaar is gesteld voor het verbeteren van verkeersveiligheid op Rijks-N-wegen. Zie ook het antwoord op vraag 3. Daarnaast wordt op N7, N14, N31, N33, N35, N36 en de N48 dit jaar en komende jaren gewerkt aan het veiliger maken van de berminrichting, op basis van de € 25 miljoen die het vorige Kabinet voor Rijks-N-wegen beschikbaar heeft gesteld.
Hiernaast worden ook via het MIRT-proces verbeteringen aan verkeersveiligheid op Rijks-N-wegen doorgevoerd. Zo heb ik in maart jl. de startbeslissing voor de MIRT-verkenning N35 Wijthmen-Nijverdal getekend, waarbij voor het Rijk het verbeteren van de verkeersveiligheid voorop staat.
Ook via het programma Meer Veilig zijn in het verleden maatregelen getroffen voor het verbeteren van de verkeersveiligheid op Rijks-N-wegen. Voorbeelden van Rijks-N-Wegen waarop via Meer Veilig maatregelen zijn getroffen zijn de N9, N11, N14, N31, N33 en de N36.
Maastricht Aachen Airport |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Politiek worstelt nog met standpunt MAA»?1
Ja.
Vindt u het voortbestaan van Maastricht Aachen Airport (MAA) belangrijk voor de Nederlandse economie? Zo ja, hoe kan het zo zijn dat Limburgse Statenleden zeggen te kampen met informatieachterstand, hetgeen goede besluitvorming over MAA in de weg staat? Kunt u hierop een toelichting geven waarbij u zorgt voor zowel informatievoorziening als voor de toezegging voor voldoende financiële steun?
In de recente brief aan uw Kamer van 31 mei jl.2 is aangegeven hoe het Rijk binnen de systeembenadering van de Nederlandse luchthavens aankijkt tegen de rollen en functies van de regionale luchthavens van nationale betekenis, waaronder MAA. Ten aanzien van MAA is aangegeven dat deze luchthaven, te samen met Rotterdam The Hague Airport (RTHA), Groningen Airport Eelde (GAE) en Eindhoven Airport (EA), de zogenaamde «tweede schil» van luchthavens vormt, die vooral ten dienste staan van de regio waarin ze liggen. Daarom is in de Luchtvaartnota 2020–2050 aangegeven dat het Rijk van deze luchthavens verwacht dat zij samen met onder meer omwonenden, belangengroepen en regionale overheden de gewenste ontwikkelrichting van de luchthaven verkennen.
Met de motie Koerhuis c.s. en de motie Graus c.s.3 heeft uw Kamer voor MAA en GAE om inzet vanuit het Rijk gevraagd om de samenwerking tussen de luchthavens verder te bevorderen. In dit kader zijn de afgelopen periode gesprekken gevoerd tussen het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, de Schiphol Group, de betreffende regionale luchthavens en hun aandeelhouders. In algemene zin is in de gevoerde gesprekken de lijn gevolgd, zoals ik die bij het Commissiedebat luchtvaart van 24 februari jl. uiteen heb gezet. Anders dan bij autosnelwegen of spoorwegen die in eigendom van het Rijk zijn, zijn de regionale luchthavens zelfstandige ondernemingen die opereren binnen een sterk geliberaliseerde luchtvaartsector. Het is daarom aan de luchthavens (en hun aandeelhouders) om in samenwerking met de regio de toekomst te bepalen. Dat betreft ook de uiteindelijke afweging om verdergaand samen te werken. Dit is een bedrijfseconomische beslissing van de luchthavens. Daarbij past dat het Rijk geen bijdragen doet in exploitatie of instandhouding van regionale luchthavens.4 Vanwege Europese regelgeving zijn er daartoe ook welhaast geen mogelijkheden. Evenmin heeft het Rijk de juridische instrumenten om het luchtverkeer over Nederland te verdelen. Luchtvaartmaatschappijen en operators bepalen zelf (onder meer op basis van de marktvraag) van welke luchthavens gebruik wordt gemaakt. Wel is het Rijk bevoegd gezag voor de luchthavenbesluiten, en zal het de luchthavens ondersteunen om tot een goed luchthavenbesluit te komen. Tevens zal het Rijk gerichte ondersteuning bieden waar het gaat om kennis en expertise, innovatie, inzet op duurzaamheid en het ondersteunen van de inzet op de verbetering van de leefomgeving. Hierover is het Rijk in gesprek met de luchthavens.
De provincie Limburg, eigenaar van MAA, heeft een zorgvuldig regionaal proces ingericht om tot besluitvorming over de toekomst van MAA te komen, waarin het ministerie goed is meegenomen. Zo heeft de heer Van Geel in 2020 in opdracht van de provincie een verkenning uitgevoerd en zijn in opdracht van de provincie een Maatschappelijke Kosten Batenanalyse (MKBA) en andere relevante (financiële) onderzoeken uitgevoerd. Middels onder andere technische briefings zijn de Limburgse Statenleden hierover geïnformeerd. Daarnaast heeft gedeputeerde staten van Limburg een definitieve sonderende notitie opgesteld ten behoeve van besluitvorming door de Statenleden.
Ik wacht nu eerst de regionale besluitvorming af. Indien de provincie kiest voor een scenario met de luchthaven, dan wil ik bezien op welke manier het Rijk hierin kan ondersteunen op het gebied van duurzaamheid, innovatie en leefomgeving.
Welke acties zijn door u genomen inzake het beperken van de overlast van MAA voor Zuid-Limburg? Kunt u hiervan een totaaloverzicht geven?
Door de deelnemers van het door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat ingestelde overlegplatform bij de luchthaven Maastricht (naast de luchthaven gaat het onder andere om een vertegenwoordiging van gemeentebesturen en bewonersvertegenwoordigers van de omliggende gemeenten) zijn omgevingsafspraken gemaakt. Doel van deze afspraken is om vermijdbare hinder van de luchthaven beter aan te pakken. Het betreft onder andere maatregelen als elektrificatie van grondmaterieel, het gebruik van volledig elektrische stroomaggregaten voor de stroomvoorziening wanneer een vliegtuig op de grond geparkeerd staat en het preventief vastzetten van dakpannen om het risico op dakpanschade door turbulentie van vliegverkeer van MAA te verminderen. In de CRO MAA wordt de voortgang van de omgevingsafspraken besproken en bewaakt.
Welke acties zijn genomen om Zuid-Limburg economisch beter te laten profiteren van MAA, onder andere door het realiseren van werkgelegenheid voor Limburgers?
Dit is in essentie aan de provincie Limburg, eigenaar van de luchthaven, in samenwerking met de luchthaven zelf en mede de aanleiding waarom de provincie een regionale verkenning is gestart naar de gewenste ontwikkeling van de luchthaven. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Het uitkopen van boeren in Gelderland |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Henk Staghouwer (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht «Opkopen boeren voor A15 ging tegen wens van provincie in: «Ik heb ze overvallen»»1?
Ja.
Wat vindt u van het feit dat bij zo veel boerenverdriet smileys en knipogen worden gebruikt door een Minister en een gedeputeerde?
Voor het project ViA15 is met zes agrarische bedrijven op vrijwillige basis een overeenkomst gesloten. Het contact tussen Minister en gedeputeerde betrof de gemaakte bestuurlijke afspraken en niet de overeenkomsten met de agrarische bedrijven.
Bent u bekend met het feit dat de provincie Gelderland tegen het opkopen van boeren was? Zo ja, hoe duidt u dan de rol van de gedeputeerde die het belang van haar provincie niet gediend lijkt te hebben?
De provincie Gelderland kondigde in het najaar van 2021 aan extern salderen met veehouderijen mogelijk te willen maken en heeft de beperkingen hierop sinds 9 februari 2022 opgeheven.
Het Rijk heeft als bevoegd gezag in het kader van toestemmingverlening de beperkingen op extern salderen met veehouderijen sinds september 2020 opgeheven. Voor de ViA15 zijn afspraken gemaakt met de provincie, die tevens partner is bij het project. Afgesproken is dat de provincie Gelderland de natuurvergunning intrekt van de betreffende agrarische bedrijven voordat de doortrekking van de A15 en verbreding van de A12 worden opengesteld. Er is volledig gehandeld binnen de kaders van de beleidsafspraken tussen het Rijk en de provincies. Bovendien hebben het Ministerie van IenW en de provincie Gelderland aanvullend afgesproken dat het Ministerie van IenW zich inspant om ongewenste leegstand van de agrarische opstallen te voorkomen.
Is de overvaltactiek door ministers een veelgebruikte tactiek of zijn we een land van (burger)inspraak en onderbouwing van de plannen? Kunt u hier een toelichting op geven?
Aan het wijzigings-Tracébesluit voor de ViA15 ligt een zorgvuldige onderbouwing ten grondslag. Tijdens het gesprek met de gedeputeerden heeft de toenmalig Minister van Infrastructuur en Waterstaat toegezegd dat zij zich zou inspannen om ongewenste leegstand van de agrarische opstallen te voorkomen. De Minister had van tevoren niet gemeld aan haar ambtenaren dat ze deze toezegging wilde doen en de ambtenaren hoorden dit nadat deze bestuurlijke afspraak was gemaakt. In het app-contact is dat met de term «overvallen» wat scherp verwoord.
Waarom is de de suggestie van de provincie Gelderland om te komen tot een stikstofbank zo rücksichtslos overruled?
In de gesprekken met de provincie Gelderland zijn alle voorstellen die ter tafel kwamen evenwichtig gewogen, zo ook de suggestie van de provinciale stikstofbank.
Op het moment dat het wijzigings-Tracébesluit werd genomen, bestond de bedoelde stikstofbank nog niet. Daar kon op dat moment dus geen gebruik van worden gemaakt. Bovendien is de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bevoegd gezag voor het Tracébesluit ViA15. Ook daarom kon geen gebruik worden gemaakt van de (toekomstige) provinciale stikstofbank, omdat alleen de provincie hieruit ruimte kan toedelen aan toestemmingsbesluiten voor projecten waarvoor zij zelf bevoegd gezag is. Dit is ook met de provincie gedeeld en besproken.
Hoe serieus worden boeren nog genomen, nu blijkt dat de nieuwe stikstofminister lacht om het uitkopen?
De Minister voor Natuur en Stikstof is zich zeer bewust van de betekenis van aankoop van «stikstofruimte» van bedrijven en was dat als gedeputeerde ook al. De Minister neemt boeren zonder meer serieus zoals blijkt uit bijvoorbeeld de werkbezoeken die zij aflegt, de inhoud van de brief (1 april) en het commissiedebat (6 en 12 april) over de hoofdlijnen van de gecombineerde aanpak en uit de volwaardige rol die zij voor boeren bepleit in gebiedsprocessen.
Daarnaast verwijs ik naar het antwoord op vraag 2: Voor het project ViA15 is met zes agrarische bedrijven op vrijwillige basis een overeenkomst gesloten. Het contact tussen Minister en gedeputeerde betrof de gemaakte bestuurlijke afspraken en niet de overeenkomsten met de agrarische bedrijven.
De peperdure renovatie van het Binnenhof |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met de berichten «Brief Hugo de Jonge: renovatie Binnenhof kan nóg duurder worden door risico's» en «Historische hofgracht rondom Binnenhof keert terug»?1 2
Ja.
Wat vindt u van het feit dat de kosten voor de renovatie bijna zijn verdubbeld, van 475 miljoen euro naar 734 miljoen euro, en wat zegt dit over de verantwoordelijkheid van het kabinet om verantwoord om te gaan met belastinggeld?
In de zesde voortgangsrapportage Binnenhof renovatie (Kamerstuk 34 293, nr. 122) is, zoals destijds toegezegd, uitgebreider dan voorheen ingegaan op de ontwikkelingen van het budget. Zoals in die rapportage toegelicht zijn de aanpassingen van het budget voor het grootste deel het gevolg van hogere eisen ten aanzien van veiligheid en aanvullende wensen van de Tweede Kamer ten aanzien van duurzaamheid. Daarnaast worden de budgetten periodiek aangepast aan de prijsontwikkeling. In de zevende voortgangsrapportage (Kamerstuk 34 293, nr. 126) is de enige mutatie op de financiën de doorwerking van de prijspeilcorrectie van het budget voor 2022. Over het eventuele beroep op de met uw Kamer gedeelde disclaimers, dat wil zeggen de oorzaken die door externe factoren worden beïnvloed, zal ik u zoals steeds het geval is geweest in de volgende voortgangsrapportage informeren. Dit omdat er dan meer inzicht is in de uitkomsten van de lopende onderzoeken, het contracteren van de uitvoerende werkzaamheden en het afronden van de ontwerpen.
Deelt u de mening dat in iedere bedrijfsvoering verantwoordelijken met pek en veren zouden zijn verjaagd als zij met zulke gigantische kostenoverschrijdingen op de proppen zouden zijn gekomen? Zo ja, welke koppen gaan er rollen?
Zie antwoord vraag 2.
Welke concrete afspraken zijn er gemaakt met de gemeente Den Haag inzake compensatie voor een dicht Binnenhof? Graag een helder (kosten)overzicht.
Vanwege het belang van het Binnenhof voor de Haagse binnenstad hebben de gemeente Den Haag en het Rijksvastgoedbedrijf de ambitie uitgesproken om de bezoekersaantallen tijdens de renovatieperiode op peil te houden, om zo de mogelijk negatieve effecten van de renovatie te beperken. In de zesde voortgangsrapportage over het programma Binnenhof renovatie heb ik uw Kamer toegelicht dat het Rijksvastgoedbedrijf zich hier samen met de gemeente Den Haag en in goede afstemming met de omgevingspartijen, voor inzet. Dit is vastgelegd in de publicatie «Renovatie Binnenhof, met oog voor de omgeving». De gemaakte afspraken zijn tot stand gekomen op basis van een participatietraject.
Mocht er sprake zijn van buitenproportionele inkomensschade veroorzaakt door de renovatie van het Binnenhof dan is er voor (cultureel) ondernemers een schadeprotocol in werking. Dit schadeprotocol is gepubliceerd op de website www.binnenhofrenovatie.nl . De uitgangspunten en werking van het protocol zijn toegelicht in de zevende voortgangsrapportage en in de brief van 16 december 2021 (Kamerstuk 34 293, nr. 125).
Kosten van deze afspraken zijn commercieel vertrouwelijk en kunnen niet in de openbaarheid worden gedeeld.
Zit het deels in ere herstellen van de Hofgracht daarbij in het financiële plaatje? Graag een helder (kosten)overzicht.
De Hofgracht is onderdeel van de extra beveiligingsmaatregelen rond het Binnenhof. De kosten hiervoor vallen onder de disclaimer extra eisen beveiliging zoals deze in de zesde voortgangsrapportage zijn gemeld.
Zijn nu alle financiële lijken uit de kast of heeft u er nog meer in petto? Graag een totaal en afgerond financieel overzicht, met de garantie dat er geen verdere kostenoverschrijdingen komen.
Zie antwoord vraag 2.
De grove uitzetting van journalist Dulmers uit de Oekraïne |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Uitzetting van ND-correspondent Robert Dulmers uit Oekraïne»1?
Ja.
Wat vindt u van de bijzonder grove uitzetting van Dulmers, waarbij hij een doorgeladen pistool tegen het hoofd gedrukt heeft gekregen? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven met een feitenrelaas van het incident?
Het ministerie is bij de Oekraïense autoriteiten nagegaan waarom correspondent Dulmers is uitgezet en hoe de uitzetting is verlopen. De Oekraïense autoriteiten hebben aangegeven dat de heer Dulmers in strijd heeft gehandeld met regelgeving die geldig is geworden na het uitroepen van de noodtoestand. Door de wijze van delen van beeldmateriaal zou hij volgens de autoriteiten informatie prijsgegeven hebben over de tijd, locatie en impact van een aanslag. Daarmee zou hij heel direct burgers en hulpdiensten in gevaar hebben gebracht. De Oekraïense autoriteiten laten weten dat dit de reden van uitzetting is. Wegens de huidige oorlogssituatie konden de Oekraïense autoriteiten niet achterhalen hoe de heer Dulmers is behandeld tijdens de uitzetting. Indien hij daadwerkelijk op de manier is behandeld zoals beschreven in het artikel, is dat een vreselijke ervaring geweest en doorstaat dat de toets van proportionaliteit niet. Dat heeft het ministerie kenbaar gemaakt aan de Oekraïense autoriteiten.
Wilt u de uitzetting van Dulmers, die voor zijn werk officiële militaire toestemming had, scherp veroordelen? Zo ja, kunt u daarbij de ambassadeur van de Oekraïne ontbieden voor het geven van tekst en uitleg?
Het ministerie heeft de Oekraïense autoriteiten gesproken over de toedracht van de situatie. In dat gesprek is aangegeven dat persvrijheid in Nederland hoog in het vaandel staat en dat onafhankelijke verslaggeving en toegang tot informatie, zeker in oorlogstijd, van groot belang is. De Oekraïense autoriteiten hebben bevestigd dat de waarden van persvrijheid en vrijheid van meningsuiting ook voor hen een groot goed zijn. Echter, in de huidige oorlogssituatie is regelgeving opgesteld om de nationale veiligheid te beschermen. De heer Dulmers heeft deze regelgeving volgens de Oekraïense autoriteiten niet gerespecteerd en daarmee burgers en hulpdiensten in gevaar gebracht. De Oekraïense autoriteiten hebben laten weten dat er veel journalisten, ook buitenlandse, in Oekraïne actief zijn en dat zich daarbij over het algemeen geen problemen voordoen. De autoriteiten hebben aangegeven dat Nederlandse journalisten welkom zijn in Oekraïne om verslag te doen.
Wilt u Oekraïne, via de ambassadeur, verzoeken om een volledig rapport rond de uitzetting van Dulmers? Zo neen, waarom niet?
Het ministerie heeft de Oekraïense autoriteiten gevraagd naar de exacte toedracht van de situatie. Wegens de huidige oorlogssituatie is het niet mogelijk om een volledig rapport op te stellen en te overhandigen.
Wilt u de ambassadeur kenbaar maken dat Nederland het absoluut onvaardbaar vindt dat Oekraïne zo met onze journalisten omgaat? Zo neen, waarom niet?
In het gesprek met de Oekraïense autoriteiten is naar voren gebracht dat persvrijheid zeer hoog in het vaandel staat in Nederland. Mediavrijheid en toegang tot – en het vergaren van – onafhankelijke informatie zijn cruciaal, ook in oorlogssituaties. De Oekraïense ambassadeur heeft dat ook onderstreept. In het gesprek heeft het ministerie kenbaar gemaakt dat Oekraïne deze regelgeving helder moet communiceren aan journalisten.
Bent u bekend met het online gepresenteerde onderzoek naar aanleiding van de WOB documenten over de aansturing van het LIMC door de NCTV1 en het artikel «Ontluisterend: de landmacht beschouwt haar eigen volk als vijand»2?
Ja.
Kunt u zich herinneren dat u tijdens het Vragenuurtje van 15 maart jl. de Kamer stellig en bij herhaling meldde dat het NCTV geen inhoudelijke noch aansturende rol had, maar slechts de «briefkop» leverde?
Ik kan mij dit herinneren. Echter, het antwoord dat ik op 15 maart jl. gaf had betrekking op vragen over omgevingsanalyses die het Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie (NKC) heeft gemaakt en het gegeven dat hierin uitingen op sociale media van Kamerleden voorkomen. De vragen zoals gesteld door uw Kamer van 15 maart jl. hadden geen enkele betrekking op gevoerd overleg over het Land Information Manoeuvre Centre (LIMC).
Hoe is dit te rijmen met de tekstfragmenten uit de gewobte documenten?1 Kunt u bevestigen of ontkennen of de aansturende rol van de NCTV op zijn minst onderwerp van discussie was en als noodzakelijk werd beschouwd voor de werkzaamheden van het LIMC? Kunt u bevestigen of ontkennen of de NCTV bij nader inzien toch een inhoudelijke en aansturende rol had?
In de periode maart 2020 tot en met oktober 2020 is de NCTV in gesprek geweest met Defensie over de mogelijkheid de capaciteit van het LIMC te benutten voor het signaleren en duiden van desinformatie met betrekking tot COVID-19. Gedurende deze periode is onder meer overleg gevoerd over het opstellen van een zogeheten verzoek om Militaire Steunverlening in het Openbaar Belang (MSOB) met bijbehorende gegevensverwerkingsovereenkomst. Er is door de NCTV echter niet overgegaan tot het indienen van een MSOB-verzoek, onder meer vanwege onduidelijkheid over de kaders van de eventuele samenwerking.
Bent u bekend met het feit dat een OSINT-analist van de Nationale Politie, met de bevoegdheid om beroepsmatig op de sociale media actief te zijn, wekelijks vergaderde met het LIMC om de inhoudelijke samenwerking «in beweging» te krijgen?
In het kader van overzichtelijke beantwoording geef ik eerst graag wat algemene informatie over de verkenning van de (on)mogelijkheden van samenwerking tussen de politie en het LIMC. Gezien de vraag om individuele beantwoording van de vragen komt deze informatie in gedeeltes bij latere vragen terug. De verkennende gesprekken hadden overwegend plaats tussen 24 september en 28 oktober 2020.
Het onderwerp van de verkenning was een overzicht krijgen van de omvang, aard en verschijningsvormen van desinformatie, mede ingegeven door het effect van desinformatie bij strafbare feiten en verstoringen van de openbare orde. De verkenning had tot doel om te bezien wat de kennis, expertise en methoden van Defensie en de politie op dit gebied waren, en om te zien of het mogelijk was om elkaar op dit onderwerp te versterken.
Tussen 24 september 2020 en 28 oktober 2020 heeft een OSINT-medewerker van de politie deelgenomen aan de wekelijkse overleggen met het LIMC. Het doel van deelname van deze medewerker was meerledig:
De rol van de OSINT-medewerker in het overleg bestond uit het geven van uitleg en toelichting op de werkwijze van de politie, en omgekeerd het kennisnemen van de werkwijze van Defensie. Op 28 oktober 2020 is de verkenning naar samenwerking gestopt, mede in verband met het ontbreken van een juridische grondslag voor het potentieel delen van (tijdens de reguliere taakuitvoering door de politie verzamelde) (persoons-)gegevens.
Bent u bekend met het voornemen om de aanwezigheid van Open Source Intelligence (OSINT)-analist uit te breiden tot twee dagen per week en een extra OSINT-analist toe te voegen? Is dat voornemen gerealiseerd? Kan worden afgeleid dat er sprake was van een intensieve samenwerking?
Er is inderdaad sprake geweest van een voornemen om de aanwezigheid van de OSINT-medewerker uit te breiden tot twee dagen per week en een extra OSINT-medewerker toe te voegen. Dit voornemen is niet gerealiseerd. Slechts enkele malen zijn er twee OSINT-medewerkers op locatie bij Defensie geweest om te overleggen en af te stemmen over de onder beantwoording van vraag 4 genoemde doelen. Hierbij zijn geen persoonsgegevens uitgewisseld.
De verkenning had een oriënterend karakter. Van intensieve samenwerking was dus geen sprake, dat was overigens ook niet het vooraf bepaalde doel.
Wie heeft opdracht gegeven voor deze samenwerking en met welk doel?
Er was geen opdracht tot samenwerking, omdat het ging om een verkenning. Dit is in onderling overleg tussen Defensie en de politie tot stand gekomen.
Zoals reeds aangegeven in de beantwoording van vraag 4 was doel van de verkenning om te bezien wat de kennis, expertise en methoden van Defensie en politie op het gebied van OSINT ten tijde van een nationale crisis en om te zien of het mogelijk was om elkaar hierbij te versterken.
Welke periode besloeg de samenwerking tussen het LIMC en de Nationale Politie? Is de samenwerking en de uitwisseling van gegevens nog steeds gaande?
De verkennende gesprekken hadden overwegend plaats tussen 24 september en 28 oktober 2020. Deze verkenning is gestopt per 28 oktober 2020.
Er is geen sprake geweest van een continue gegevensuitwisseling. Er zijn drie documenten door de politie gedeeld met Defensie. Eén daarvan gaat over een demonstratie, de andere over des- of misinformatie. Geen van de gedeelde documenten bevatte persoonsgegevens. Deze documenten zijn opgesteld aan de hand van informatie verkregen op grond van artikel 3 Politiewet. Er is geen gebruik gemaakt van bijzondere opsporingsbevoegdheden. Deze documenten zijn niet geschikt voor openbaarmaking, omdat zij inzicht geven in de werkwijze van de politie, maar zullen vertrouwelijk ter inzage worden aangeboden aan de Kamer.
De activiteiten van het LIMC zijn op 27 november 2020 stilgelegd. De Kamer is hier destijds over geïnformeerd.4 Er vindt dus geen samenwerking meer plaats. Op 1 februari 2022 is de Kamer door de Minister van Defensie geïnformeerd dat er een onafhankelijk onderzoek naar het LIMC wordt uitgevoerd.
Kunt u de verslaglegging (notulen, besluitenlijsten, en dergelijke) van de wekelijkse vergaderingen van LIMC en de Nationale Politie aan de Kamer sturen? Kunt u daarbij ook de verslaglegging over 24 september 2020 meesturen, toen de OSINT-analist bevindingen presenteerde aan het LIMC? Kunt u aangeven welke vervolgacties zijn afgesproken naar aanleiding van deze presentatie?
Van de vergaderingen zijn geen verslagen gemaakt. Wel zal ik – zoals gemeld in de beantwoording op vraag 7 – de door de politie met het LIMC gedeelde documenten vertrouwelijk ter inzage aanbieden.
Klopt het dat in de driehoek LIMC, NCTV en de Nationale Politie op grote schaal is overgegaan tot het actief volgen van burgers die op de één of andere manier het coronabeleid van de overheid in twijfel trokken? Kunt u een uitputtende lijst vertrouwelijk naar de Kamer sturen met de personen die zijn gevolgd vanwege hun coronastandpunt? Zo nee, waarom niet?
Dit klopt niet. In de verkenning tot samenwerking tussen het LIMC en de politie is de NCTV geen partij geweest. Het doel van deelname aan de overleggen met het LIMC was om in het kader van desinformatie te verkennen wat de respectievelijke kennis, expertise en methoden van politie en Defensie in dit opzicht waren, en hoe deze elkaar konden versterken.
Het volgen van burgers die op de één of andere manier het coronabeleid van de overheid in twijfel trokken maakte geen onderdeel uit van de in de beantwoording van vraag 4 genoemde doelen en is noch door politie, noch door LIMC gedaan, zoals bleek uit het Avg-onderzoek dat de onafhankelijke Functionaris Gegevensbescherming Defensie heeft uitgevoerd (7 mei 2021). Hier is overigens ook geen juridische grondslag voor.
Bent u ermee bekend dat uit de onderzochte WOB stukken blijkt dat de Nationale Politie de social media afspeurt op personen met een «pseudowetenschappelijke mening»? Op grond van welke kennis en vaardigheden beoordeelt een OSINT-medewerker of een mening «pseudowetenschappelijk» is? Vindt u dat een taak van de politie? Bent u bereid onmiddellijk dit soort «onderzoek» naar pseudowetenschappelijke meningen te stoppen?
De politie zoekt niet op sociale media naar personen met een zgn. «pseudowetenschappelijke mening». Hiervoor ontbreekt ook een bevoegdheid.
Bij onderzoek naar maatschappelijke ontwikkelingen kunnen wel diverse personen die zich uitlaten over maatschappelijke ontwikkelingen aangetroffen worden. Het doel is daarbij echter niet om deze personen te vinden. Het doel is wel het onderzoeken en duiden van maatschappelijke ontwikkelingen gerelateerd aan de taken van de politie. We verwachten dit ook van de politie. Een steeds groter deel van het leven speelt zich af op het internet en van de politie wordt verwacht dat zij op de hoogte is van ontwikkelingen in de samenleving. Daarbij is het niet nodig een mening (voor zover niet strafbaar) te beoordelen, ook niet het zgn. pseudowetenschappelijke karakter daarvan.
Wel kan zijn dat de politie bij onderzoek naar maatschappelijke ontwikkelingen mogelijk strafbaar handelen onderkent. Een OSINT-medewerker met opsporingsbevoegdheid kan dan overgaan tot strafvorderlijk gericht onderzoek. Voor het onderzoek naar personen is, afhankelijk van de context, een aanwijzing of verdenking noodzakelijk en onderzoek van dien aard vindt plaats onder gezag van de officier van justitie.
Sinds wanneer speurt de Nationale Politie beroepsmatig de social media af op meningen van personen en met welke doel?
De politie zoekt niet op sociale media naar personen met bepaalde meningen. In het kader van ander onderzoek binnen haar taakstelling kan de politie wel online geuite meningen aantreffen. De politie beweegt zich op het internet, omdat een steeds groter deel van het maatschappelijke leven zich afspeelt op het internet. Het hoort bij een betrokken en waakzame politie om de maatschappelijke ontwikkelingen te volgen, onder andere ten behoeve van een informatiebeeld over mogelijke verstoringen van de openbare orde. Voor diepergaand onderzoek naar personen is een aanwijzing of verdenking van een strafbaar feit noodzakelijk en onderzoek van dien aard vindt plaats onder gezag van de officier van justitie.
Wat is het juridisch kader van de social media surveillance door de Nationale Politie? Kunt u deze vraag feitelijke en uitgebreid beantwoorden met verwijzing naar de relevante wet- en regelgeving?
De gestelde vragen lijken te suggereren dat de politie onder de noemer surveillance systematisch social media en het internet afspeurt met de bedoeling uitlatingen van burgers op het internet te vinden en vast te leggen. Dat is niet het geval. De politie handelt op basis van het bestaand wettelijk kader.
Volgens artikel 3 van de Politiewet 2012 bestaat de politietaak uit handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. Deze wettelijke taakstelling ziet op strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, handhaving van de openbare orde en het verlenen van hulp bij nood. Deze basis geldt voor optreden in de fysieke wereld, maar ook voor optreden in de digitale wereld.
Als in het kader van de uitoefening van de politietaak slechts een beperkte inbreuk op grondrechten wordt gemaakt is volgens jurisprudentie van de Hoge Raad geen expliciete wettelijke basis nodig en volstaat artikel 3 Politiewet als grondslag.5 Niet alle activiteiten die de politie op het internet ontplooit leveren een meer dan geringe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer op.
Als de politie in het kader van de uitvoering van haar taak een meer dan geringe inbreuk moet maken, bijvoorbeeld om onderzoek te doen naar een misdrijf, dient daarvoor een expliciete wettelijke grondslag te zijn. Dit betreft veelal specifieke opsporingsbevoegdheden, zoals beschreven in het Wetboek van Strafvordering, zoals de bevoegdheid tot stelselmatige inwinning van informatie (126j SV). Bij de inzet van deze bevoegdheid mag de politie op bevel van een officier van justitie onderzoek doen waarbij een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van een persoon kan worden verkregen. De inzet van dergelijke bevoegdheden dient te voldoen aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
De politie valt voor wat betreft de strafrechtelijke handhaving onder het gezag van de officier van justitie en voor wat betreft handhaving van de openbare orde en hulpverlening onder het gezag van de burgemeester. De bevoegdheid van de Nederlandse politie is beperkt tot het grondgebied van Nederland.
In hoeverre passen de werkzaamheden van de OSINT-analist die wekelijks vergaderde met het LIMC in dit juridische kader? Hebben de betreffende analist en diens meerderen zich aan het voor hen geldende juridisch kader gehouden? Zo nee, is hier actie op ondernomen?
Zoals reeds gemeld in de beantwoording van vraag vier waren de doelen van deelname aan het overleg door de OSINT-medewerker kennisdeling over methoden en werkwijzen op het gebied van OSINT, komen tot begrip van elkaars werkwijzen en begrippen en het verkennen van de samenwerking.
Het is goed om hierbij op te merken dat deelname aan vergaderingen niet gelijk staat aan het delen van (operationele en/of persoons-) gegevens. Het delen van methoden, werkwijzen en inzichten daarover valt niet binnen een specifiek juridisch kader, onder andere omdat het niet ging om persoonsgegevens of operationele gegevens. De drie door politie gedeelde documenten bevatten geen persoonsgegevens en het delen daarvan past binnen het juridisch kader zoals geschetst in de beantwoording van vraag 12.
Hoeveel fte van de Nationale Politie is betrokken bij social media surveillance? Wat waren de kosten hiervoor voor de afgelopen 10 jaar?
Binnen de politie is online informatievergaring een relatief nieuw vakgebied, aangezien de criminaliteit van de fysieke wereld naar de digitale wereld verschuift en ook de samenleving digitaliseert. Online informatievergaring wordt uitgevoerd binnen de domeinen opsporing (digitale recherche), intelligence (OSINT) en GGP (digitale wijkagent). De werkzaamheden binnen deze domeinen worden niet uitgesplitst naar type in aantallen fte, daarom is geen specifiek antwoord te geven op de vraag hoeveel fte (en hoeveel kosten) er naar online informatievergaring gaan.
Welke technieken worden gebruikt voor social media surveillance? Welke bedrijven krijgen in dit verband opdrachten? Hoe worden deze bedrijven geselecteerd? Wat wordt er met de verzamelde gegevens van gevolgde personen gedaan? Worden ze opgeslagen? Zo ja, door wie en hoelang? Zijn de gegevens over coronastandpunten van personen inmiddels vernietigd?
De politie verzamelt geen gegevens over de coronastandpunten als zodanig, er is daarom geen sprake van een noodzaak tot vernietiging van gegevens.
Niet valt uit te sluiten dat in onderzoek van de politie op andere gronden (zoals individuele strafrechtelijke onderzoeken) ook standpunten over corona en coronabeleid zijn of worden vastgelegd. Deze gegevens zullen op de reguliere wijze worden afgedaan (conform de bewaartermijnen in de Wpg), met de uitkomst van het onderzoek waarvan zij onderdeel zijn.
Door wie wordt toezicht gehouden op de social media surveillance door de Nationale Politie? Wordt dat in de praktijk daadwerkelijk gedaan? Op welke manier en hoe vaak? Zijn er voorbeelden te geven waarbij de Nationale Politie tot de orde is geroepen door de toezichthouder vanwege het ongeoorloofd volgen van personen op de social media? Heeft de toezichthouder u gerapporteerd over het volgen van personen met een mening die afwijkt van het coronabeleid? Zo ja, wat heeft de toezichthouder gemeld? Zo nee, vindt u dat dat wel had moeten gebeuren of bent u tevreden over de manier waarop toezicht wordt gehouden?
In de dagelijkse politietaak is de invulling van de gezagsrol door de burgemeester en Officier van Justitie een vorm van toezicht. Daarnaast houdt de Inspectie van Justitie en Veiligheid toezicht op de taakuitvoering van de politie. De Autoriteit Persoonsgegevens is de toezichthouder op de verwerking van persoonsgegevens. Daarnaast kunnen individuele gevallen voor de rechter komen, waarbij de rechter toetst of politiebevoegdheden rechtmatig zijn ingezet.
De Inspectie van Justitie en Veiligheid en de Autoriteit Persoonsgegevens hebben geen lopend of afgerond onderzoek waarbij specifiek is gekeken naar het al dan niet volgen van personen met een mening die afwijkt van het coronabeleid. Ik zie geen aanleiding om hier expliciet om te vragen.
Kunt u aangeven op welke inhoudelijke terreinen de politie momenteel social media surveillance uitvoert? Kunt u specifiek bevestigen of ontkennen dat social media surveillance wordt ingezet op de beleidsterreinen klimaat, EU en migratie?
Zoals reeds opgemerkt in de beantwoording van vraag 12 leveren niet alle activiteiten die de politie op het internet ontplooit een meer dan geringe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Ook is in de beantwoording van vraag 12 reeds aangegeven dat er geen sprake is van het onder de noemer surveillance systematisch sociale media en het internet afspeuren met de bedoeling uitlatingen van burgers op het internet te vinden en vast te leggen. Een aanzienlijk deel van de activiteiten op het internet is juist niet gericht op het verkrijgen van een compleet beeld van individuen, maar gericht op het bepalen van een algemeen beeld van (potentiele) verstoringen van de openbare orde die politie-inzet nodig hebben of kunnen gaan hebben. De politie verricht onderzoek op sociale media in het kader van de primaire taken handhaving van de openbare orde en opsporing. Het doel hiervan is het (vroegtijdig) kunnen waarnemen van verstoringen van de openbare orde of tot strafbare feiten.
De (prioritering van de) inzet van de politie vindt plaats op vooraf vastgestelde thema’s. De Nationale Veiligheidsagenda is daarbij leidend. In afstemming met het gezag worden daarin de landelijke prioriteiten bepaald.
Bent u het met mij eens dat het volgen van burgers op social media met een mening die afwijkt van het overheidsbeleid, verwerpelijk is? Bent u het met mij eens dat als de Nationale Politie meeleest met meningen en daar een oordeel over heeft, we richting een politiestaat gaan?
Het kabinet hecht het grootste belang aan een open debat. De vrijheid van meningsuiting staat daarbij altijd voorop. Verscheidenheid aan opvattingen en kritische debatten geven zuurstof aan onze democratie. Dit dient ook altijd beschermd te worden. Wel is het de taak van de politie om strafbare uitingen – ook wanneer deze online plaatsvinden – te onderzoeken. Het gaat dan bijvoorbeeld om haat zaaien of opruien tot geweld. Daarbij is het belangrijk om de grens hiertussen goed in de gaten te blijven houden en daar niet overheen te gaan. Tevens mogen wij verwachten dat de politie meebeweegt met maatschappelijke ontwikkelingen. Als een steeds groter deel van het maatschappelijke leven zich op internet afspeelt, zal de politie ook daar aanwezig moeten zijn en moeten monitoren of zij daar in het kader van strafrechtelijke rechtshandhaving, hulpverlening of handhaving van de openbare orde een taak te vervullen heeft. Het is echter niet zo dat de politie mensen volgt of onderzoekt om de enkele reden dat zij een mening hebben of verkondigen die afwijkt van het overheidsbeleid.
Hoe kijkt u aan tegen het aanbellen bij burgers door de politie als gevolg van een tweet met een mening? Kunt u een geanonimiseerd overzicht geven van alle keren in de afgelopen vijf jaar dat de politie een huisbezoek heeft afgelegd naar aanleiding van een tweet met daarin een mening? Kunt u daarbij aangeven of en hoe vaak er sprake was van een strafbaar feit, bijvoorbeeld het oproepen tot haat? Indien er geen sprake was van een strafbaar feit, wat was dan de grond om een huisbezoek af te leggen?
De politie geeft aan mij aan dat zij de kracht van sociale media ziet en onderkent. Met name omdat berichten snel veel mensen kunnen bereiken. Eventuele actie van de zijde van de politie is niet op de mening gericht, maar kan wel zien op de gevolgen van dit soort berichten wanneer deze in de richting van strafbare feiten of verstoringen van de openbare orde gaan. De politie richt zich dan op de-escalatie en het voorkomen van problemen. De afzender van de boodschap heeft ook niet altijd de intentie om problemen te veroorzaken, maar op sociale media worden dingen eenvoudig uit hun verband gerukt of worden op hoog tempo verspreid door anderen, waardoor onbedoeld door de afzender toch problemen ontstaan. Een goed voorbeeld hiervan is Project X (incident uit 2012, in Haren), waarbij een onschuldige uitnodiging voor een feestje thuis tot rellen leidde.
Registratie over huisbezoeken specifiek op grond van tweets (of andere uitingen op sociale media) wordt niet uitgevoerd. Daarom zijn hierover geen gegevens beschikbaar.
Bent u met mij van mening dat social media surveillance op gespannen voet staat met de vrijheid van meningsuiting en derhalve alleen in zeer uitzonderlijke geoorloofd zou mogen zijn?
Zoals bij de beantwoording van vraag 12 aangegeven leveren niet alle activiteiten die de politie op het internet ontplooit een meer dan geringe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer op. Een groot deel van de activiteiten op het internet is juist niet gericht op het verkrijgen van een compleet beeld van individuen
De aanwezigheid van de politie op het internet kan op gespannen voet staan met de (gevoelde) vrijheid van meningsuiting door burgers. Daarom moet zeer zorgvuldig worden omgegaan met de aanwezigheid van de politie op het internet. Deze grondrechten zijn fundamenteel voor een vrije en veilige samenleving en verdienen bescherming. Tegelijk is het zo dat voor de uitvoering van haar taak de politie in bepaalde gevallen een inbreuk mag en soms zelfs moet maken op deze grondrechten. Deze inbreuk moet dan wel proportioneel zijn tot de taak van de politie en moet zijn gebaseerd op een wettelijke grondslag. De politie zelf, maar ook de gezagen en uiteindelijk de rechter, beoordelen in elk afzonderlijk geval of een eventuele inbreuk die wordt gemaakt proportioneel en rechtmatig is. Ik ben het met u eens dat niet lichtzinnig worden omgegaan met inbreuken op grondrechten van burgers.
Het buitensluiten van de partij Richard de Mos |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Haagse informateurs: geen coalitie te vinden met partij Richard de Mos»1?
Ja.
Wat vindt u van het feit dat volgens de informateurs «het na meer dan twee en een half jaar nog altijd lopende strafrechtelijke onderzoek» de hoofdreden is?
Die conclusie is aan de informateurs, op basis van de in Den Haag gevoerde gesprekken. Het is niet aan de leden van het kabinet om een reactie te geven bij de redenen waarom politieke partijen op gemeentelijk niveau wel of niet met elkaar willen samenwerken.
Deelt u de mening dat de «zaak» jegens De Mos & Co door het getreuzel van het openbaar ministerie (OM) is verworden tot een politiek proces, zeker gezien het feit dat partijen als D66, PvdA en GroenLinks de beschuldigingen van het OM misbruiken als vehikel om de partij van De Mos uit te sluiten?
Onder een politiek proces versta ik een proces waarin beslissingen over opsporing, vervolging of berechting niet door juridische maar door politieke motieven zijn ingegeven. In ons land heeft het Openbaar Ministerie (hierna: OM) een eigenstandige bevoegdheid als het gaat om beslissingen in strafrechtelijke onderzoeken. Het OM neemt deze beslissingen zonder politieke inmenging, zoals dat hoort in een rechtsstaat. Van een politiek proces is dan ook geen sprake.
Bent u bereid het OM tot spoed te manen inzake de afronding dan wel het seponeren van de «zaak»? Kunt u dit gedetailleerd beantwoorden?
Als ik mij zou bemoeien met een onderzoek door tot spoed of seponering te manen zou ik mij direct bemoeien met een individuele zaak. Dit staat op gespannen voet met de eigenstandige bevoegdheid van het OM in individuele zaken, waarin het OM onafhankelijk van politieke inmenging moet handelen.
Verstaat u het stelselmatig uitsluiten van partijen als onderdeel van de nieuwe bestuurscultuur? Zo nee, kunt u beantwoorden hoe u die nieuwe bestuurscultuur voor ogen heeft en hoe we de nu uitgesloten partijen wel omarmen?
De bestuurscultuur gaat – zonder hier uitputtend te zijn – over de verhouding tussen overheid en burgers en tussen bestuur en volksvertegenwoordiging.
Het is verder in alle gevallen aan de desbetreffende politieke partijen om naar eigen inzicht aan te geven met wie zij willen samenwerken en met wie niet en op grond waarvan, waarbij opvattingen in de loop van de tijd kunnen veranderen.
Deelt u de mening dat het stelselmatig uitsluiten van partijen niet bijdraagt aan het herstellen van vertrouwen in de politiek? Zo ja, hoe gaat u één van de redenen van de lage opkomst bij verkiezingen oplossen? Kunt u dit gedetailleerd beantwoorden?
Het is op zichzelf voorstelbaar dat het in de beleving van sommige kiezers afbreuk zou doen aan het vertrouwen in de politiek indien bepaalde partijen naar hun mening al dan niet stelselmatig zouden worden uitgesloten. Het is echter niet aangetoond dat dit – zo hier al sprake van is – een reden zou zijn voor een lage opkomst bij verkiezingen. De Minister van BZK heeft onlangs een onderzoek aangekondigd naar de oorzaken van de lage opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen van maart jl. De resultaten van dat onderzoek worden na het zomerreces naar de Kamer gestuurd.2
Deelt u de mening dat het begrip onschuldig tot het tegendeel bewezen wordt in de zaak De Mos & Co met voeten getreden wordt? Zo ja, wat gaat u doen de heer de Mos en zijn partij de helpende hand te reiken?
In Nederland geldt het principe dat eenieder onschuldig is, tot het tegendeel wordt bewezen. Dat geldt ook in de door u genoemde zaak. Om welke redenen partijen wel of niet met elkaar willen samenwerken is een zaak van die partijen. Het kabinet kan zich niet bemoeien met de collegevorming in de gemeente Den Haag.
Bedreigingen aan het adres van Lale Gül |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met de berichten «Lale Gül overweegt verhuizing naar buitenland wegens bedreigingen» en «Nederlandse Joden emigreren vaker naar Israël»?1 2
Ja. Met beide berichten ben ik bekend.
Deelt u de mening dat het volstrekt onaanvaardbaar is dat schrijvers zoals Lale Gül na het uitbrengen van een boek het land vanwege veiligheidsredenen willen verlaten? Zo ja, wat doet u om de vrijheid van meningsuiting te waarborgen?
Ja. Ik vind het onaanvaardbaar en onverteerbaar dat inwoners van ons land zich genoodzaakt voelen om naar het buitenland te verhuizen omdat zij bedreigd worden vanwege iets dat zij geschreven of gezegd hebben. Iedereen in Nederland moet zich vrij voelen om te zeggen en te schrijven wat hij of zij wilt, binnen de grenzen van de wet. En wanneer iemand bedreigd wordt om wat hij of zij zegt, moet hard worden opgetreden.
De vrijheid van meningsuiting wordt in Nederland in de eerste plaats gewaarborgd door de wet, die twee kanten uitwerkt. Je mag, binnen de grenzen van de (discriminatie)wetgeving, alles schrijven en zeggen wat je wilt. En de wet beschermt tegen bedreiging en geweld, waardoor iemand zich vrij blijft voelen om te zeggen en schrijven wat zij of hij wil.
Behalve de wet draagt ook het maatschappelijk klimaat bij aan de bescherming van dit recht. Als Minister van Justitie en Veiligheid geef ik daar invulling aan door mij publiekelijk uit te spreken vóór dit recht en tégen de aantasting ervan, zoals door incidenten beschreven in de artikelen die door u worden aangehaald.
Wat doet u om schrijvers zoals Gül te beschermen tegen bedreigingen? Zijn er bijvoorbeeld bedreigers opgepakt en berecht? Wordt de beveiliging van Gül volledig betaald door de Staat?
Over specifieke veiligheidsaangelegenheden kan ik geen uitspraken doen. Wel kan ik zeggen dat het onze kerntaak is om degenen die te maken hebben met bedreigingen veiligheid te bieden. In algemene zin geldt bij het treffen van beveiligingsmaatregelen een getrapte verantwoordelijkheid. Wanneer veiligheidsmaatregelen door de overheid worden getroffen dan worden deze ook door de overheid betaald. Binnen het stelsel bewaken en beveiligen spannen de betrokken organisaties en functionarissen zich continu in om waar nodig passende beveiligingsmaatregelen te treffen die weerstand bieden tegen dreiging en risico. Er is veel druk op het Stelsel Bewaken en Beveiligen en één van mijn prioriteiten is om het stelsel te versterken en het daarmee toekomstbestendig te maken. In mijn brief van 14 april aan uw Kamer1 heb ik toegelicht wat er al is gedaan en wat er wordt gedaan om het stelsel te versterken en het toekomstbestendig te maken.
Daarnaast is het van belang dat er bij bedreigingen en geweld altijd aangifte wordt gedaan, zodat het OM strafrechtelijk onderzoek daarnaar kan doen. Op die manier kan ook via de strafrechtelijke weg opgetreden worden tegen bedreigingen en geweld. Het OM is bekend met één zaak voor bedreiging van mevrouw Gül, die reeds tot een veroordeling heeft geleid.2
Bent u zich ervan bewust dat emigreren vanwege bedreigingen en veiligheidsredenen al een trend is binnen de Joodse gemeenschap? Zo ja, wat gaat u doen om deze zorgelijke trend te doorbreken? Graag een uitgebreide toelichting.
Ik vind het een zeer ernstig gegeven dat delen van de Joodse gemeenschap zich andermaal bedreigd voelen en dat individuele leden uit die gemeenschap om die reden de keus maken om uit Nederland te vertrekken. Zoals uit de onlangs gepubliceerde rapportage van het Openbaar Ministerie «Cijfers in beeld 2021» blijkt, wordt de discriminatiegrond antisemitisme relatief vaak geregistreerd (31%).
Tussen 2019 en 2021 is naar aanleiding van de initiatiefnota over een effectievere aanpak van antisemitisme van de VVD en CU3 ieder jaar één miljoen euro besteed aan projecten op de aanpak van antisemitisme in Nederland. Sinds 2021 is de heer Verdoner als Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB) aangesteld. Hij onderhoudt zeer intensief contact met de Joodse gemeenschap mede om gevoelens van onveiligheid vroegtijdig te onderkennen. Hij adviseert mij op de aanpak van antisemitisme en monitort de maatregelen rondom de fysieke veiligheid van de Joodse gemeenschap.
Het voornemen van de EU om Oekraïne militair te steunen met 500 miljoen euro extra |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het voorstel van Ursula Von der Leyen, Josep Borrell en Charles Michel met betrekking tot de extra 500 miljoen euro aan militaire hulp voor Oekraïne1?
Hoge Vertegenwoordiger (HV) Borrell heeft op 7 april jl. voorgesteld om de steun die de EU vanuit de Europese Vredesfaciliteit (EPF) aan Oekraïne levert, te verhogen. Het gaat wederom om 500 miljoen euro, waarvan 450 miljoen euro voor lethale middelen en 50 miljoen euro voor niet-lethale middelen. Het voorstel voor de verhoging is eerst voorgelegd aan het Politiek en Veiligheidscomité (PSC) van de EU voor besluitvorming door de lidstaten. Op 13 april jl. is de Raad akkoord gegaan met het voorstel, waarmee het totaal aan beschikbare EPF steun voor Oekraïne op dit moment in totaal 1,5 miljard euro is.
Klopt het dat dit de derde «tranche» van 500 miljoen euro is voor Oekraïne en dat daarmee het plafondbedrag voor de European Peace Facility (EPF) voor het jaar 2022, nu reeds verdriedubbeld wordt?
In het Raadsbesluit 2021/509 tot oprichting van de Europese Vredesfaciliteit is opgenomen dat van 2021 tot 2027 een bedrag van 5,7 miljard euro beschikbaar is.2 Het bedrag voorzien voor 2022 was 520 miljoen euro. De Nederlandse inzet is om budget voor aankomende jaren naar voren te halen en de uitbetaling van de vergoedingen uit te spreiden over de komende jaren. Daarmee kan het plafond van 5,7 miljard in stand worden gehouden, conform de motie Van Haga.3 Zodoende kan de totale Nederlandse bijdrage aan de EPF, ongeveer 5,9% van het totaal budget, gelijk blijven. Het EPF Comité, waaraan alle lidstaten deelnemen, zal op korte termijn bijeenkomen om hierover afspraken te maken. Gezien het uiterst onvoorspelbare verloop van de oorlog in Oekraïne kan het kabinet een toekomstige discussie over de hoogte van de Europese Vredesfaciliteit niet uitsluiten. Het kabinet zal uw Kamer informeren over de ontwikkelingen hieromtrent.
Klopt het dat de bedragen van de EPF niet ten laste van de EU-begroting vallen, maar worden opgebracht door de lidstaten? Is dat ook het geval met de nu aangekondigde extra 500 miljoen euro? Zo ja, bent u het met mij eens dat de EU daarmee sinterklaas speelt met het geld van de lidstaten? Zo ja, bent u bereid mevrouw Von der Leyen daarop aan te spreken?
In aanvulling op het antwoord op vraag 2. De EPF valt inderdaad buiten de EU-begroting. Niet de Europese Commissie maar de EU lidstaten besluiten over de wijze waarop dit budget wordt besteed. Voor een nadere toelichting verwijs ik naar de kamerbrief over de oprichting van het EPF, d.d. 15 januari 2021.4
Bent u voornemens de aangenomen motie Van Haga c.s.2 over het vasthouden aan de plafondbedragen van de EPF, uit te voeren? Zo ja, wanneer en hoe gaat u in de EU communiceren dat Nederland niet akkoord gaat met extra financiële hulp en niet van plan is mee te betalen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 2.
Is er vooroverleg geweest met Nederland voordat mevrouw Von der Leyen het aanbod deed? Zo ja, wat was de uitkomst ervan en bent u op de een of andere manier akkoord gegaan? Zo ja, hoeveel gaat Nederland bijdragen en hoe wordt dat gefinancierd? Wordt de Kamer hierbij betrokken?
Zie het antwoord op vraag 1 en 2.
Klopt het dat lidstaten die meedoen aan de EPF, de ruimte hebben om nee te zeggen tegen concrete voorstellen binnen de EPF? Gaat u daar gebruik van maken?
Conform art. 5 van het EPF raadsbesluit (2021/509) vindt besluitvorming plaats op basis van unanimiteit. Lidstaten kunnen zich ook «constructief» onthouden van stemming. Daarover is in art. 5 lid 3 van het besluit is, afgesproken dat een lidstaat die zich van stemming onthoudt betreffende een steunmaatregel inzake de levering van lethale steun, die lidstaat niet bijdraagt in de kosten daarvan. In een dergelijk geval draagt die lidstaat een extra bedrag bij aan andere steunmaatregelen inzake niet-lethale steun.
Het kabinet beoordeelt per voorstel of het kan instemmen met een steunmaatregel.
Klopt het dat Denemarken niet deelneemt aan de EPF (opt-out) en geen financiële bijdrage levert aan het fonds? Is zo’n constructie ook voor Nederland mogelijk? Kunt u deze vraag feitelijk beantwoorden? Zo ja, wat vindt u van deze optie?
De Europese Vredesfaciliteit heeft twee pilaren: de financiering van EU missies en operaties en de financiering van steunmaatregelen. Denemarken heeft een opt-out voor het Gemeenschappelijk Veiligheid- en Defensiebeleid op het gebied van militaire aangelegenheden en draagt derhalve niet bij aan de eerste pijler, missies en operaties, maar wel aan de twee pijler, steunmaatregelen. Nederland heeft niet gekozen voor een opt-out op het GVDB en het kabinet ambieert dit evenmin.
Dienstauto’s |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Kabinet hoeft pas in 2028 duurzaam te rijden: »Comfort laat nu nog te wensen over»?1
Ja.
Gelooft u in het credo «practice what you preach»? Zo ja, kunt u uw voornemen duiden om het kabinet pas in 2028 te voorzien van duurzame dienstauto’s?
Waarom beklaagt u zich ook over het comfort. «Het aanbod op de markt van zero-emissie-auto’s die aan de gewenste inrichting voldoen (zoals voldoende been- en hoofdruimte en een ergonomisch aan te passen zitplek), is op dit moment nog beperkt»? Is het eigen comfort belangrijker dan de verduurzamingsopgave?
Bent u bekend met het feit dat er zoveel verschillende ruime representatieve elektrische auto’s, ook SUV’s, zijn? Zo ja, bent u bereid om alsnog en als de wiedeweerga het dienstautowagenpark te verduurzamen? Graag een toelichting.
Miljoenentekorten gemeenten door onvoldoende Rijksgelden |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Zorgen over verdeling Rijksgeld: Friese gemeenten lobbyen in Den Haag»?1
Ja.
Kunt u reageren op het feit dat gemeenten stellen dat zij vanaf 2023 te weinig geld van het Rijk krijgen en op de bewering dat het geld niet goed wordt verdeeld? Kunt u in uw antwoord op de gemeenschappelijke noodkreet het volgende meenemen:
Ik ben me ervan bewust dat gemeenten en provincies zorgen hebben over hun financiële ruimte in 2026 en verder. De komende periode zal ik met de koepels (IPO, VNG, UvW) in een gezamenlijk proces bouwstenen in kaart brengen voor een nieuwe financieringssystematiek voor 2026 en verder. Hierbij zal ook gekeken worden naar oplossingen voor de korte en lange termijn. Ik zal uw Kamer hierover voor de zomer in een contourennota nader informeren.
De komende jaren zorgt het Coalitieakkoord (CA) voor extra financiële ruimte, specifiek in de jaren 2023–2025. Zo is in die periode volgens het CA jaarlijks een ruime accrestranche van € 1,2 á € 1,4 miljard voorzien. Ook is de oploop van de opschalingskorting voor gemeenten gedurende deze kabinetsperiode geschrapt (oplopend naar € 675 miljoen in 2025). Voorts komt er, op basis van het rapport van de Commissie van Wijzen, extra geld beschikbaar voor de Jeugdzorg.
Naast deze specifieke middelen voor gemeenten zijn er in het CA nog meer middelen beschikbaar gesteld. Zo kunnen medeoverheden een beroep doen op andere fondsen, zoals het Nationaal Groeifonds (circa € 3 miljard cumulatief), uitvoeringskosten Klimaatakkoord vanuit het Klimaatfonds (jaarlijks € 800 mln.) en op middelen uit het Mobiliteitsfonds voor het ontsluiten van nieuwe woningen (cumulatief € 7,5 miljard). Met de Regiodeals is ook een substantieel bedrag gemoeid (cumulatief € 900 mln.). Daarnaast zijn er financiële middelen op andere terreinen, die naar verwachting (deels) aan gemeenten zullen worden toebedeeld, zoals bijvoorbeeld de uitkering voor Dak- en thuislozen (€ 65 mln. structureel jaarlijks) en de Envelop arbeidsmarkt, armoede en schulden (oplopend naar € 500 mln. structureel jaarlijks).
Het huidige model voor verdeling van het Gemeentefonds stamt grotendeels uit 1997. Sindsdien is er veel veranderd, zoals op het terrein van de decentralisaties in het sociaal domein. Als gevolg hiervan zitten er allerlei achterhaalde aannames in het huidige model, waardoor de verdeling van de middelen en de kostenontwikkeling van gemeenten steeds meer uit elkaar zijn gaan lopen. Bovendien is het verdeelmodel door de stapeling van afzonderlijke verdeelkeuzes in de afgelopen twintig jaar erg ingewikkeld en ondoorzichtig geworden.
Om ervoor te zorgen dat de nieuwe verdeling zo goed mogelijk aansluit bij de kosten van gemeenten, zijn bij het begin van het onderzoek bij 91 gemeenten gegevens opgevraagd over de feitelijke kosten. Deze 91 gemeenten zijn geselecteerd op basis van specifieke kenmerken, zoals omvang naar aantal inwoners, geografische ligging, sociale structuur, bodemgesteldheid, centrumfunctie, etc. Dit om te garanderen dat de verschillende type gemeenten goed vertegenwoordigd zijn. De selectie van gemeenten heeft in samenspraak plaatsgevonden met een stuurgroep en begeleidingscommissies, waarin de VNG, gemeenten en de ROB zitting hadden.
Een grote zorg bij veel gemeenten is of het nieuwe verdeelmodel goed aansluit bij de kostenontwikkeling in het sociaal domein. Voor 2017 en 2019 blijkt het nieuwe model de ontwikkeling van de kosten in het sociaal domein goed te volgen. Op dit moment vindt de analyse voor 2020 plaats. Mocht uit de monitor blijken dat het nieuwe model de kosten niet goed volgt, dan zal het model worden aangepast. Het streven is om dit voor 1 januari 2023 te doen.
Het voorliggend model is geen eindstation, maar vraagt continu onderhoud. De ROB heeft daartoe een onderzoeksagenda voorgesteld. Zoals reeds in mijn brief van 7 december 2021 aan de VNG aangegeven, omarm ik de door de ROB voorgestelde onderzoeksagenda.
Het parlement is eerder geïnformeerd over invoering van het nieuwe verdeelmodel.2 In de maartbrief aan gemeenten is gemeld dat de eerste berekeningen op basis van de reeksen in het coalitieakkoord (accres en opschalingskorting) aantonen dat geen enkele gemeente er in de periode 2023–2025 financieel op achteruit zal gaan bij invoering van het nieuwe model.3
Kunt u garanderen dat zonder extra budget geen nieuwe taken bij gemeenten worden belegd? Graag een toelichting.
Ik vind het van belang dat beleid van het Rijk uitvoerbaar is en er een goede balans is tussen taken en middelen bij decentrale overheden. Ik ben daarom voornemens een uitvoeringstoets decentrale overheden (udo) in te richten: een afwegingsproces dat aan de voorkant beter inzichtelijk maakt wat de effecten voor medeoverheden zijn van nieuw beleid van het Rijk. Hiermee worden ook de financiële effecten inzichtelijk en zal conform artikel 108 van de Gemeentewet en artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet een passende bekostiging bepaald worden. In voorkomende gevallen en aan de hand van nader te bepalen randvoorwaarden zou mijn betrokkenheid als sluitstuk kunnen leiden tot medeondertekening van wetsvoorstellen, zoals wordt gevraagd in de motie Van Dijk/Grinwis.4
Waarom is er na 2015, toen de jeugd- en ouderenzorg in het takenpakket kwam, niet gezorgd voor meer Rijksgelden voor gemeenten? Graag een toelichting.
Bij de decentralisaties in 2015 zijn financiële afspraken gemaakt met gemeenten over het meerjarig financieel kader voor de jeugdzorg en WMO en zijn hiervoor middelen overgeheveld naar het Gemeentefonds. Er werd op dat moment vanuit gegaan zowel door het Rijk als de gemeenten dat gedecentraliseerde taken uitgevoerd konden worden met de daarvoor beschikbare middelen. De overgehevelde budgetten zijn destijds veelvuldig bezien en besproken met uw Kamer. In 2018 is aanvullend € 200 miljoen beschikbaar gesteld voor het compenseren van gemeenten met tekorten in het sociaal domein. Met name binnen de jeugdzorg hebben de uitgaven zich anders ontwikkeld dan bij de decentralisaties aan de voorkant werd voorzien. Specifiek voor jeugdzorg is in de jaren 2019–2021 in totaal € 1,6 miljard en in de jaren 2022 t/m 2025 is onder andere in het Coalitieakkoord in totaal € 4,8 miljard extra beschikbaar gesteld.
Hoe gaat u voorkomen dat de burger voor uw beleid mag aftikken omdat gemeentelijke begrotingen sluitend worden gemaakt met verdere bezuinigingen of lokale lasten worden verhoogd, en waarschijnlijk beide doemscenario's? Graag een toelichting.
Gemeentebesturen en gemeenteraden zijn uiteindelijk autonoom in het opstellen van hun begroting en de keuzes die zij daarin maken. Zoals gezegd gaan alle gemeenten er de komende jaren op vooruit. Ook zet ik stappen in het in kaart brengen van de financiële situatie voor gemeenten en provincies in 2026 en verder en het waarborgen van uitvoerbaarheid van beleid. Daarnaast blijf ik met gemeenten in gesprek over hun financiële positie.
Hoe gaat u voorkomen dat gemeenten straks gedwongen zijn om te snijden in bijvoorbeeld dorpshuizen, zwembaden, muziekscholen, bibliotheken, en onderhoud aan wegen en openbaar groen? Graag een toelichting.
Zie antwoord vraag 5.