‘Toenemende twijfels over neerhalen Russisch gevechtsvliegtuig door Turkije’ |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over het neerhalen van een Russisch gevechtsvliegtuig door Turkije?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het artikel «The real reason for Turkey’s shoot-down of the Russian jet» van onderzoeksjournalist Gareth Porter?2
Ja.
Hoe beoordeelt u de analyse van Porter dat Turkije niet de waarheid vertelt over het neerhalen van de Russische Su-24?
Zoals ook in antwoord op vraag 6 van uw vorige set Kamervragen is gesteld (Aanhangsel bij de Handelingen Tweede Kamer 2015–2016, nr. 1136) kunnen op grond van een enkele variabele geen conclusies worden getrokken. Het kabinet beschikt niet over informatie die de lezing van Porter ondersteunt.
Hoe beoordeelt u de nadere analyse van zowel Turkse als Russische radarbeelden van de vliegroute van de neergeschoten Su-24, dat het eerste moment waarop de Su-24 zich mogelijk richting het Turkse luchtruim begaf, ongeveer 16 mijl vanaf de Turkse grens was, hetgeen betekent dat het ongeveer 1 minuut en 20 seconden van het Turkse luchtruim verwijderd was?
Op grond van uitsluitend de beelden die door Rusland en Turkije naar buiten zijn gebracht kan de exacte toedracht van het incident niet worden nagegaan.
Hoe beoordeelt u bovendien de analyse – eveneens op basis van radarbeelden van Turkije en Rusland – dat de Su-24 vijf minuten voor het neerschieten juist in tegengestelde richting van de Turkse grens vloog, namelijk in oostelijke richting?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe verhoudt zich deze analyse tot de bewering van Turkije dat het de Su-24 in vijf minuten tijd tien keer gewaarschuwd zou hebben voordat het toestel neerhaalde?
Zie antwoord vraag 4.
Blijft u in het licht hiervan en de vele eerdere vragen over de toedracht van het incident, nog steeds van mening dat er «geen reden is te twijfelen aan de Turkse lezing van de gebeurtenissen»? Zo ja, hoe geloofwaardig vindt u het om dit vol te blijven houden?
De Secretaris-Generaal van de NAVO heeft meerdere malen gesteld de lezing van Turkije bevestigd te zien door de analyse van diverse bondgenoten. Voor het overige verwijs ik u naar de antwoorden op de vorige set van Kamervragen (Aanhangsel bij de Handelingen Tweede Kamer 2015–2016, nr. 1136).
Kunt u uw eerdere antwoord «het kabinet beschikt niet over andere informatie» nader toelichten? Moet hieruit worden geconcludeerd dat u zich bij de beoordeling van het neerhalen van de Su-24 uitsluitend baseerde op de uitleg van Turkije en de beoordeling daarvan door enkele andere NAVO-lidstaten, alsmede uitspraken van de Secretaris-Generaal van de NAVO?3
Met de woordkeuze «het kabinet beschikt niet over andere informatie» doelde het kabinet er op dat het geen overtuigende informatie heeft die afwijkt van de beoordeling en lezing van andere NAVO-lidstaten over de toedracht van het incident. Het gaat hier om een samengesteld beeld. De Minister-President doelde in dit verband op de openbare informatie van de SG NAVO: «The Allied assessments we have got from several Allies during the day are consistent with information we have been provided with from Turkey».4
Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de uitspraak van de Minister-President dat «de Nederlandse inlichtingen (en die van andere NAVO-landen) bevestigen wat Turkije in de NAVO naar voren heeft gebracht»?
Zie antwoord vraag 8.
Beschikte Nederland op dat moment over eigen inlichtingen die het verhaal van Turkije bevestigden?
Het kabinet doet in het openbaar geen uitspraken over de informatiepositie of bronnen van de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Zo nee, waarom heeft de Minister-President deze uitspraak dan gedaan?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u nu wel bereid tot nadere eigenstandige analyse van het incident, te pleiten voor internationaal onderzoek, dan wel opheldering te vragen bij Turkije en bondgenoten? Zo nee, waarom niet?
Zoals ook in de vorige set Kamervragen (Aanhangsel bij de Handelingen Tweede Kamer 2015–2016, nr. 1136) is toegelicht, schaart het kabinet zich achter de verklaring van de Secretaris-Generaal van de NAVO op 24 november 2015, waarin wordt aangedrongen op de-escalatie en overleg tussen Rusland en Turkije. De NAVO ziet geen aanleiding tot het starten van een internationaal onderzoek. Het kabinet volgt deze lijn. Turkije heeft geen beroep gedaan op artikel 4 of 5 van het NAVO-verdrag.
De ranglijst christenvervolging van Open Doors |
|
Joël Voordewind (CU), Raymond de Roon (PVV), Kees van der Staaij (SGP), Raymond Knops (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de ranglijst christenvervolging van Open Doors 2016?
Ja.
Deelt u de conclusie van Open Doors dat de vervolging van christenen wereldwijd wederom is toegenomen?
Het kabinet maakt zich ernstige zorgen om de toegenomen schendingen van godsdienstvrijheid van religieuze minderheden. Het kabinet maakt zich zorgen om de vreselijke situatie van christenen in door ISIS gecontroleerd gebied en elders, waar grote groepen christenen het moeilijk hebben om hun geloof of levensovertuiging in vrijheid vorm te geven. Over de gehele wereld zijn religieuze groepen slachtoffer van discriminatie en geweld, gepleegd door niet-statelijke actoren en staten. Ook ongelovigen worden vanwege hun levensovertuiging beperkt in hun vrijheid. Nederland veroordeelt, al dan niet in EU-verband, regelmatig de aanslagen op religieuze minderheden.
Wat is uw reactie op het feit dat er afgelopen jaar 7.100 christenen zijn vermoord, 3.000 meer dan het jaar ervoor en dat er zelfs tweemaal zoveel kerken zijn beschadigd of vernietigd?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat christenen de meest vervolgde en bedreigde religieuze groepering wereldwijd zijn? Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Beleidsmakers hebben regelmatig contact met wetenschappers, maatschappelijk middenveld en experts bij internationale organisaties, zoals bijvoorbeeld VN Speciale Rapporteur voor vrijheid van godsdienst en levensovertuiging.
Deelt u de opvatting van Kerk in Nood dat de toename van «godsdienstig analfabetisme» van westerse beleidsmakers en de internationale media een vruchtbare dialoog en het maken van doelmatig beleid bemoeilijkt?1 Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Het kabinet deelt de grote zorgen over de vervolging van christenen. Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is al sinds 2007 een prioriteit in het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Naar aanleiding van het amendement godsdienstvrijheid is met de Kamer afgesproken dat er in 2016 tenminste EUR 1 miljoen van het Mensenrechtenfonds bestemd zal zijn voor projecten die zich richten op het bevorderen van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. De projecten kunnen zowel via de Nederlandse ambassades als vanuit Den Haag worden geïdentificeerd en gefinancierd.
Oktober jl. sprak ik op uitnodiging van de Griekse Minister van buitenlandse zaken op de Athens Conference on Religious and Cultural Pluralism and Peaceful Coexistence in the Middle East. Ook de mensenrechtenambassadeur besteedt tijdens zijn reizen aandacht aan vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Daarnaast wordt in multilateraal kader, zowel binnen de EU als de VN, actief op vrijheid van godsdienst en levensovertuiging ingezet. Schendingen ten aanzien van religieuze minderheden, waaronder vele christenen, maakt daar een belangrijk deel van uit. Nederland heeft afgelopen jaar met succes aangedrongen op het stevig verankeren van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging in het nieuwe EU Actieplan Mensenrechten en Democratie, dat in juli 2015 is aangenomen, en zet zich nu actief in voor de uitvoering van dit Actieplan.
In hoeverre sluit uw beleid aan op het toegenomen religieus geweld en onderdrukking? Deelt u de mening dat een extra inzet noodzakelijk is? Hoe gaat u hier concreet invulling aan geven?
Het Nederlands beleid voor Irak en Syrië is gericht op alle burgers die lijden onder de gruweldaden die daar gepleegd worden, waaronder vele christenen. Via de verschillende sporen van de internationale coalitie tegen ISIS levert Nederland een bijdrage aan het opnieuw creëren van een veilige thuishaven: onder andere door bij te dragen aan een politieke oplossing in Syrië, de trainingen aan Iraakse special forces en Koerdische Peshmerga, non-lethal steun in zowel Irak als Syrië en de steun die Nederland in Irak levert op het gebied van ontmijning en tegengaan van de dreiging van IED's. Ook is Nederland een van de grootste donoren op het gebied van humanitaire hulp, waardoor een groot aantal vluchtelingen en ontheemden ondersteuning en een veilig onderkomen wordt geboden in de regio. Daarnaast steunt UNAMI een initiatief om de politieke stem van de minderheden in Irak te versterken.
Ziet u de noodzaak om, bijvoorbeeld voor Syrië en Irak, specifiek beleid te ontwikkelen ten aanzien van de christenen? Welke mogelijkheden ziet u, ook gezien de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS, om ervoor zorg te dragen dat christenen onder meer in Irak (onder meer in de Nineveh-vlakte) en in Noordoost-Syrië extra beschermd worden en een veilige thuishaven kunnen hebben?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven hoe u uitvoering gaat geven aan het amendement godsdienstvrijheid?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid christenvervolging te adresseren in internationale fora?
De vervolging van christenen heeft grote aandacht van het kabinet. Het kabinet is echter geen voorstander van een VN-onderzoek gericht op één specifieke groep. Het kabinet onderschrijft een inclusieve mensenrechtenbenadering, met aandacht voor alle minderheidsgroepen, waaronder christenen. Vele groeperingen in het Midden-Oosten, niet alleen christenen, worden bedreigd. Een VN-onderzoek zou zich op bedreigingen en groeiende intolerantie ten opzichte van verschillende groeperingen en minderheden moeten richten.
Blijft u, ondanks de zeer verontrustende trend van toenemende christenvervolging, nog steeds tegen een VN-onderzoek naar christenvervolging? Zo ja, waarom?
Een rapport van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN dat op 19 januari jl. uitkwam wijst er onder andere op dat ISIS leden van religieuze minderheden aanvalt. Deze aanvallen lijken deel uit te maken van een beleid dat er op is gericht om dergelijke minderheden te onderdrukken, permanent te verdrijven of te vernietigen. ISIS pleegt op systematische wijze grove mensenrechtenschendingen en hoogstwaarschijnlijk zeer ernstige misdrijven, zoals oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid en genocide. Degenen die zich hieraan schuldig hebben gemaakt moeten daarvoor verantwoordelijk worden gehouden.
Deelt u de mening dat het handelen van ISIS ten opzichte van minderheden gelijkstaat aan etnische en religieuze zuivering? Zo ja, wat voor consequenties brengt dit met zich mee? Zo nee, waarom niet?
Het bericht ‘Nederland gooit deur dicht voor Amerikaanse delegatie’ |
|
Raymond Knops (CDA), Kees Verhoeven (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving dat Nederland een delegatie van het Amerikaanse Congres en het Europees parlement, die hun jaarlijkse vergadering in Europa vanwege het aanstaande EU-voorzitterschap van Nederland wilden organiseren, buiten de deur zou hebben gehouden?1
Ja.
Klopt het dat u geen zin heeft in dat bezoek omdat u het te duur vindt of dat uw ambtenaren het «teveel gedoe» vinden? Zo nee, wat vindt u dan van het voornemen van de delegatie om een bezoek aan Nederland te brengen?
Nee. Ik ben een groot voorstander van ontmoetingen tussen de EU en de VS, of dit nu overheid-tot-overheid is of tussen EP-leden of nationale parlementariërs en hun Amerikaanse collega’s. Het regelmatige overleg tussen leden van het EP en het Amerikaans Congres juich ik dan ook toe, evenals bezoeken van Amerikaanse Congresleden aan Nederland. Als het kabinet een formeel verzoek ontvangt om gastheer te zijn van deze ontmoeting – wat tot op heden niet het geval is – dan zal ik daar uiteraard serieus naar kijken, in nauw overleg met uw parlement.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van Amerikaanse delegatievoorzitter Diaz-Balart over een «klap in het gezicht van het Amerikaanse Congres»?
De uitspraken van de heer Diaz-Balart zijn aan hem. Zoals reeds aangegeven bij het antwoord op vraag 2 heeft Nederland geen formeel verzoek van het Amerikaanse Congres ontvangen.
Deelt u de opvatting dat het belangrijk is dat de zogenoemde Transatlantic Legislator’s Dialogue (TLD), een halfjaarlijks overleg tussen volksvertegenwoordigers van de VS en de EU over internationale kwesties, juist nu doorgaat en wel in Nederland?
Zie het antwoord op vraag 2.
Bent u bekend met de thema's die de afgelopen jaren zijn besproken tijdens de TLD bijeenkomsten, zoals energieonafhankelijkheid, Rusland, Syrië, handel, maar ook de digitale agenda? Deelt u de mening dat dit thema's zijn die voor zowel Nederland, Europa als de Verenigde Staten van groot en gedeeld belang zijn?
Ja.
Heeft u de Tweede Kamer te kennen gegeven dat delegaties die Nederland tijdens het voorzitterschap wensen te bezoeken, naar Brussel verwezen dienen te worden om het gemeenschappelijke karakter van het EU buitenland beleid te onderstrepen en om de kosten voor Nederland te drukken?
Het kabinet treedt niet in de beslissing van de Tweede Kamer over welke delegaties zij wenst te ontvangen. Daarbij teken ik aan dat Nederland tijdens het voorzitterschap juist wordt bezocht door vele delegaties, zowel ministerieel en (hoog)-ambtelijk als parlementair, en leggen leden van het Nederlandse kabinet ook zelf veel bezoeken af. Overleg met lidstaten is immers een belangrijke rol voor het voorzitterschap, die het kabinet zowel in Brussel als in Nederland of in andere Europese hoofdsteden op vele manieren faciliteert.
Wel is het zo dat Nederland in lijn met het Verdrag van Lissabon hecht aan een effectief, efficiënt en een coherent extern beleid van de EU. Voor de Raad is het inmiddels dan ook gangbare praktijk geworden om ontmoetingen met derde landen zoveel mogelijk in Brussel te laten plaatsvinden. Daar zijn alle faciliteiten aanwezig om het bezoek zo efficiënt mogelijk te laten verlopen, wat past bij het kostenefficiënt gedrag dat onze burgers van ons vragen.
Klopt het dat u dit in een brief aan Europarlementariër en voormalig Eurocommissaris Louis Michel liet weten toen hij als voorzitter voor de delegatie voor relaties met de ACP (African, Caribbean and Pacific landen) in het Europees parlement in juni 2015 informeerde naar de mogelijkheid om de ACP bijeenkomst in Nederland te houden in de eerste helft van 2016?
In mijn brief aan de heer Michel heb ik verwezen naar het algemene principe van het belang van effectief, efficiënt en een coherent extern beleid van de EU en de algemene Nederlandse voorkeur om in de geest van het Verdrag van Lissabon ontmoetingen van derde landen met de EU zoveel mogelijk te organiseren daar waar de EU zetelt. Dat in dit principe zo nodig ruimte is voor flexibiliteit, mag blijken uit het feit dat ik in dezelfde brief het Bureau van de EU-ACS parlementaire assemblee heb uitgenodigd om zijn vaste vergadering in Den Haag te houden. Daarbij zij aangemerkt dat ieder verzoek op zijn merites dient te worden bezien. Hierin dient ook het kostenaspect te worden afgewogen tegen de meerwaarde van het optreden als gastheer van een bepaalde bijeenkomst in Nederland. In die lijn past het antwoord van Nederland inzake de EU-ACS parlementaire assemblee. Dat is immers een groot evenement met honderden deelnemers over meerdere dagen. Het past in het beleid van kostenbesparing om een dergelijk evenement dan in Brussel of Straatsburg te laten plaatsvinden, zoals de laatste jaren gebruikelijk is geworden. Ook tijdens het Ierse, Griekse, Italiaanse en Luxemburgse voorzitterschap vond deze parlementaire assemblee in Brussel of Straatsburg plaats. Het kabinet zou een formeel verzoek inzake de Transatlantic Legislators Dialogue aan dezelfde criteria getoetst hebben.
Klopt het dat u aan het Europees parlement via de Tweede Kamer liet weten dat ook de Transatlantic Legislators Dialogue op dezelfde gronden terug naar Brussel moest worden verwezen?
Zie antwoord vraag 7.
Op welk bedrag raamt u de kosten van het ontvangen van de TLD voor ons land? Bent u bekend met het feit dat reis en verblijfskosten niet voor rekening van het gastland zijn, en dat kosten indien gewenst gedeeld kunnen worden?
Er is tot op heden geen formeel verzoek ontvangen voor het ontvangen van de TLD. Het is daarom ook nog niet inzichtelijk wat hierbij zou komen kijken of wat de kosten zouden zijn.
Klopt het dat een woordvoerder van uw ministerie gezegd heeft dat Nederland «graag zou willen vasthouden aan de gangbare praktijk dat dergelijke bijeenkomsten sinds 2007 plaatsvinden in Brussel»? Is dit ook uw standpunt?
Zie het antwoord op vraag 6 en 7.
Bent u bekend met het feit dat de afgelopen 77 TLD vergaderingen afwisselend in de Verenigde Staten en in de hoofdstad van de roulerende EU-voorzitter zijn gehouden, en daarnáást in enkele gevallen in Brussel en Straatsburg, en dat het dus juist gangbaar is dat Nederland gastland zou zijn van de trans-Atlantische delegatie tijdens de periode van het EU-voorzitterschap van januari tot juni 2016? Zo nee, waarom niet?
Ja. Zoals reeds aangeven heeft het kabinet echter geen formeel verzoek ontvangen om deze ontmoeting in Nederland te organiseren. Mocht dit alsnog gebeuren, dan zal ik daar uiteraard serieus naar kijken, in nauw overleg met uw parlement.
Heeft u overwogen wat de negatieve diplomatieke gevolgen van het niet ontvangen van de TLD delegatie en ook andere delegaties in Nederland tijdens het voorzitterschap zouden zijn?
Aangezien er tot op heden geen formeel verzoek is ontvangen, is er geen reden geweest mij te verdiepen in de gevolgen van een eventuele afwijzende reactie.
Ziet u kansen in het ontvangen van parlementaire delegaties in Nederland, mede vanwege het grote aantal internationale organisaties dat in Den Haag, stad van vrede en rechtvaardigheid, is gevestigd?
Zie het antwoord op vraag 2.
Heeft u bovendien laten weten dat u het bezoek van de TLD een «hoop heisa» vindt, omdat het beveiligingsmaatregelen zou vereisen, protocol, een aparte ruimte en tolken?
Nee.
Hoe beoordeelt u de verbazing bij de Amerikanen over deze argumenten? Klopt het dat de vorige TLD bijeenkomst plaatsvond in het veel kleinere Letland, dat het Europees parlement, indien leden vertaling nodig hebben, die zelf verzorgt, en dat de voertaal in de regel Engels is?
Het kabinet kan niet in de overwegingen van de Amerikaanse delegatie treden. Zoals reeds gesteld is er tot op heden geen formeel verzoek ontvangen voor het ontvangen van de TLD. Het is dan ook nog niet mogelijk om uitspraken te doen over de benodigde logistieke arrangementen.
Bent u bekend met het feit dat de Amerikaanse delegatie zelf eventuele veiligheidsmaatregelen treft, en er geen beroep gedaan wordt op het gastland?
Zie het antwoord op vraag 15.
Bent u bekend met het feit dat dat de locatie voor TLD-bijeenkomsten meestal een parlementsgebouw is, en dat geen dure locatie hoeft te worden afgehuurd?
Zie antwoord vraag 16.
Waarom heeft u opnieuw «ruis op de lijn» met de VS laten ontstaan, na eerder al de diplomatieke rel over de voorlopige weigering van Nederland om Guantanamo-gevangen op te nemen? Wat gaat u doen om de schade te herstellen?
De relaties met de VS zijn goed, getuige de vele contacten over en weer. Er is op dit moment dan ook geen sprake van een noodzaak om «schade» te herstellen als gevolg van deze kwestie. Zoals gesteld heeft het kabinet geen formeel verzoek ontvangen om deze ontmoeting in Nederland te organiseren. Mocht dit alsnog gebeuren, zal daar serieus naar worden gekeken, in nauw overleg met de Kamer. Overigens is het niet aan het kabinet om «groen licht te geven aan de Tweede Kamer» om delegaties te ontvangen. Het staat de Kamer immers geheel vrij buitenlandse (parlementaire) delegaties te ontvangen in Nederland. Verder verwijs ik naar het antwoord op vraag 6.
Bent u dan bereid om de ontstane schade te herstellen door uw actieve medewerking toe te zeggen om de bijeenkomst van de TLD komend voorjaar gewoon in Nederland te laten plaatsvinden en in elk geval het groene licht te geven aan de Tweede Kamer om de TLD delegatie en eventuele andere Europese delegaties conform de normale gang van zaken in Nederland te ontvangen tijdens de periode van het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie?
Zie antwoord vraag 18.
De levensbedreigende situatie voor 40.000 mensen in Madaya |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ), Raymond de Roon (PVV), Joël Voordewind (CU), Harry van Bommel , Henk Krol (50PLUS), Kees van der Staaij (SGP), Michiel Servaes (PvdA), Louis Bontes (GrBvK), Raymond Knops (CDA), Han ten Broeke (VVD), Roland van Vliet (Van Vliet), Marianne Thieme (PvdD), Norbert Klein (Klein), Johan Houwers (Houwers), Rik Grashoff (GL), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de zeer schrijnende humanitaire situatie in de Syrische stad Madaya, waar ongeveer 40.000 mensen vastzitten die in zeer ernstige hongersnood zijn, waardoor er sprake is van een levensbedreigende situatie?1
Ja.
Klopt het dat de stad Madaya is belegerd door Syrische strijdgroepen die loyaal zijn aan Assad, en door Hezbollah?
Ja.
Kunt u bevestigen dat het onmogelijk is voor inwoners van Madaya om de stad te ontvluchten, dan wel naar andere steden te gaan?
Ja. Madaya wordt sinds zeven maanden belegerd en burgers worden met geweld en door de aanwezigheid van landmijnen verhinderd de stad te verlaten. Het regime en Hezbollah gebruiken de inwoners van Madaya om hun positie te versterken in onderhandelingen rondom een lokaal staakt-het-vuren en met het oog op gebiedsuitbreiding in de provincie Idlib.
Kunt u bevestigen dat er nauwelijks voedsel voorradig is in Madaya, waardoor kinderen zich genoodzaakt zien om bladeren te eten, en dat het ontbreekt aan noodzakelijke medische voorzieningen?
Ja. De humanitaire situatie is zeer schrijnend. In oktober 2015 hadden de VN, ICRC en de Syrische Rode Halve Maan voor het laatst toegang tot Madaya voor grootschalige hulpverlening. Er is destijds voedselhulp geleverd, maar dit was slechts toereikend voor twee maanden. Deze voorraad was eind 2015 uitgeput en daarom is aanvullende humanitaire hulp hard nodig.
Medische voorzieningen zijn in Madaya niet aanwezig. De VN en ICRC drongen daarom in oktober 2015 aan op noodzakelijke medische evacuaties. In december zijn deze hulporganisaties er in geslaagd meer dan 120 mensen, onder wie zwaargewonden en hun familieleden, naar Turkije en Libanon te brengen. Daar kregen zij medische hulp.
De hulpkonvooien die deze week naar Madaya, Foua en Kefraya zijn gegaan brachten ook voornamelijk voedsel en medische goederen voor de bevolking. Momenteel zijn er minimaal 400 mensen in Madaya die dringend medische hulp nodig hebben. De VN en ICRC zijn druk in onderhandeling met de strijdende partijen om evacuaties van deze mensen mogelijk te maken.
Bent u bereid om onmiddellijk bij de VN aan te dringen op een staakt-het-vuren en humanitaire toegang tot Madaya?
Ja. Nederland dringt in VN-verband al geruime tijd aan op een staakt-het-vuren zodat humanitaire hulp geboden kan worden aan de bevolking. De humanitaire toegang tot de Syrische bevolking is al maanden slecht, en ook dit onderwerp staat hoog op de agenda in gesprekken met EU, VN en ICRC. EU Hoge Vertegenwoordiger Mogherini en Commissaris Stylianidis riepen op 8 januari in een verklaring op tot humanitaire toegang tot Madaya. VNVR-resolutie 2254 van december vorig jaar roept alle partijen op hun medewerking te verlenen aan een staakt-het-vuren en humanitaire toegang.
Het uitoefenen van politieke druk ten behoeve van de implementatie van deze resolutie is op dit moment cruciaal, zo geven ook de hulporganisaties in Damascus aan. Het belang van een staakt-het-vuren en recht op humanitaire toegang zal daarom door Nederland steeds bepleit worden. Alle partijen dienen zich te houden aan het internationaal humanitair recht. Minister Koenders heeft hier tijdens de RBZ op 18 januari jl. een hoofdpunt van gemaakt. Nederland blijft deze boodschap uitdragen.
Bent u bereid te pleiten voor acute noodhulp voor de inwoners van Madaya bijvoorbeeld door middel van voedseldroppingen?
Nederland levert een aanzienlijke financiële bijdrage aan humanitaire hulp in Syrië, via VN-organisaties en het internationale Rode Kruis. Het kabinet staat met hen in nauw contact over de hulpverlening in Madaya. Minister Ploumen heeft naar aanleiding van de berichten over Madaya gesproken met de VN Humanitair Coördinator El Hillo in Syrië om steun te betuigen en te spreken over hoe Nederland een bijdrage kan leveren. Nederland heeft recentelijk 4 miljoen euro beschikbaar gesteld aan het Rode Kruis in Syrië dat besteed zal worden aan voedselhulp, drinkwater, medicijnen en toerusting tegen de winterkou.
Minister Ploumen heeft met een aantal verschillende humanitaire organisaties de optie voor voedseldroppings besproken. Zij geven aan dat het regime geen toestemming geeft voor luchttranssport. Vliegtuigen die daar goederen proberen te droppen zonder toestemming worden beschoten. Er is ook geen medewerking of controle ter plekke voor voedseldroppings. Hierdoor kunnen de droppings ook in verkeerde handen vallen. De VN en hulporganisaties zetten daarom in op hulpkonvooien waarmee nauwkeurigere en uitgebreidere hulp kan worden geboden.
Daarnaast betreft het hier stedelijk gebied. Voor voedsel droppen is veel afgebakende en lege ruimte nodig (5 voetbalvelden) om slachtoffers te voorkomen. Wanneer mensen geraakt worden door een zak met twee kilo rijst vanaf 100 meter hoogte kan dit dodelijk zijn.
Zijn er bij u andere gevallen bekend van steden en/of dorpen die worden belegerd waarbij de bevolking doelbewust wordt uitgehongerd door regeringstroepen dan wel strijdkrachten die loyaal zijn aan Assad?
Ongeveer 400.000 Syriërs wonen in belegerd gebied. De aanvoer van commerciële goederen (waaronder voedsel) naar deze gebieden wordt geblokkeerd en humanitaire hulp wordt niet of nauwelijks toegelaten.
In het door ISIS belegerde westelijke deel van de stad Deir-al-Zor leven 200.000 mensen. Daarnaast leven ongeveer 181.000 personen in gebied dat belegerd is door het regime van Assad. De situatie in Madaya is hiervan een zeer ernstig voorbeeld. De plaatsen Fu’a en Kafraya, waar ongeveer 12.500 mensen leven, worden belegerd door o.a. Ahrar al-Sham.
In al deze gebieden is hulpverlening de afgelopen maanden slechts mondjesmaat mogelijk geweest. Het kabinet staat in nauw contact met de VN en het internationale Rode Kruis om druk uit te oefenen op het regime-Assad en andere partijen om toegang tot belegerde gebieden zeker te stellen.
Aanhoudende incidenten bij Belgische kerncentrales |
|
Agnes Mulder (CDA), Martijn van Helvert (CDA), Raymond Knops (CDA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Belgische kerncentrale stilgelegd om brand»?1
Ja.
Bent u bekend met het artikel «Burgemeesters ongerust na incidenten kerncentrale Doel»?2
Ja
Vindt u ook, gezien de risico’s die de inwoners van Limburg, Zeeland en Brabant lopen bij mogelijke grote incidenten bij de reactoren in Tihange en Doel, dat Nederlandse overheden, te weten gemeenten, provincies en Rijk, adequaat betrokken zouden moeten worden bij de verlengde openstelling en de daaraan verbonden voorwaarden van deze reactoren?3
Ja, daar ben ik een voorstander van. De keuze om te stoppen of door te gaan met kernenergie en de nucleaire veiligheid is echter een nationale aangelegenheid op grond van het Euratom Verdrag. De individuele lidstaten in de EU hebben een eigen verantwoordelijkheid voor het energiebeleid en voor de regulering en het toezicht op de veiligheid van de nucleaire installaties. De EU richtlijnen geven wel een kader waarin o.a. staat dat er een onafhankelijke nucleaire autoriteit moet zijn en geven ook nucleaire veiligheidseisen.
De Belgische regering en het parlement hebben besloten tot de verlengde openstelling van de kernreactoren. Het FANC heeft de veiligheidsvoorwaarden opgesteld en houdt daar toezicht op. In dit Belgische besluitvormingsproces is formeel geen betrokkenheid voor Nederlandse overheden. Aangezien ik belang hecht aan goede communicatie met de omliggende Nederlandse gemeenten heb ik aan mijn Belgische collega gevraagd om na te gaan of het desondanks mogelijk is om Nederlandse overheden beter te informeren en te betrekken bij het besluitvormingsproces en de veiligheidsvoorwaarden die het FANC heeft opgesteld.
Welke mogelijkheden ziet u onder andere om betrokken te zijn bij de opvolging van de verbeterpunten van de International Atomic Energy Agency (IAEA), zoals bijvoorbeeld bij de Safe Long Term Operation Review Services (SALTO) -missie aangaande de centrale in Tihange van januari 2015?4
De opvolging van verbeterpunten van de International Atomic Energy Agency (IAEA), zoals bij de Safe Long Term Operation Review Services (SALTO) -missie aangaande de centrale in Tihange van januari 2015 is een aangelegenheid van de nationale autoriteit, het FANC. Nederland en andere landen die het VN Verdrag Nucleaire Veiligheid hebben geratificeerd worden door België op de hoogte gehouden van de opvolging van de verbeterpunten. Op grond van het Verdrag Nucleaire Veiligheid rapporteren de verdragspartijen elke drie jaar over de status van verbeterpunten naar aanleiding van IAEA missies (zoals de SALTO missie). Daarnaast zal de IAEA ook zelf betrokken zijn bij de opvolging van de verbeterpunten via de Follow up SALTO missie in 2016. Wanneer de rapportages definitief zijn, publiceert FANC ze op haar website. Op grond van van de Euratom richtlijn nucleaire veiligheid zijn lidstaten verplicht regelmatig internationale audits uit te nodigen.
Kunt u inzichtelijk maken wat de gevolgen zijn als in de kerncentrales van Tihange en Doel de verbeterpunten van het IAEA niet worden nagekomen?
Het FANC zal daarover, indien het FANC daar aanleiding toe ziet, een besluit nemen. Overigens zal tijdens de in 2016 voorziene Follow up SALTO missie in België de IAEA missie ook zelf nagaan of en hoe de verbeterpunten zijn opgepakt en hierover verslag doen in het rapport.
Zouden, als deze verbeterpunten niet worden nagekomen of een opeenstapeling van incidenten blijft voorkomen, de desbetreffende reactoren in België volgens u moeten sluiten?
Dat is niet aan de Nederlandse overheid om te beoordelen. Zoals bij eerdere antwoorden aangegeven ligt de verantwoordelijkheid voor het toezicht op nucleaire veiligheid in België bij het FANC als Belgische toezichthouder. Zij waakt ervoor dat de veiligheid niet in het geding is.
Kunt u aangeven hoe de communicatie over de recente incidenten in Tihange en Doel tot nu toe is gelopen tussen de Belgische autoriteiten en Nederlandse overheden en inwoners en welke informatie hierover is verstrekt?
Op grond van afspraken tussen provincie Oost-Vlaanderen en Veiligheidsregio’s zijn de Veiligheidsregio’s in de regio van kerncentrale Doel geïnformeerd over de storingen en dat deze geen gevolgen hadden voor de veiligheid. De betrokken burgemeesters zijn door Veiligheidsregio’s geïnformeerd. Het verder versterken van de informatiepositie van de (veiligheids)regio Limburg-Zuid in relatie tot kerncentrale Tihange zal besproken worden door de veiligheidsregio, ANVS en de Belgische autoriteiten.
Kunt u aangeven of er vorderingen zijn in het maken van afspraken met de Belgische autoriteiten ten aanzien van communicatie en gezamenlijke inspecties, in navolging van uw brief van 14 december 2015 (Kamerstuk 25 422, nr. 126)? Zo nee, vindt u ook niet dat deze afspraken gezien de incidenten van de laatste weken met spoed gemaakt dienen te worden om de veiligheid en het vertrouwen in de Belgische kerncentrales te verbeteren?
Op 20 januari jl. is de eerste gezamenlijke inspectie uitgevoerd bij de kerncentrale Doel. Ik zal u hierover nog schriftelijk informeren met de brief waar u om gevraagd heeft (2016Z00366, 2016Z00897/2016D02002). De ANVS en het FANC hebben afgesproken om vaker gezamenlijke inspecties uit te voeren, ook in Tihange en Borssele. Mede naar aanleiding van de wens van de burgemeesters, de voorzitters van de Veiligheidsregio’s en de Tweede Kamer heb ik met Minister Jambon afspraken gemaakt om te komen tot een meer geharmoniseerde en eenduidige communicatie.
Bent u bereid om dit zo snel mogelijk op te pakken, mede om uitvoering te geven aan motie Kamerstuk 25 422, nr. 132? Welke tijdlijn houdt u hiervoor aan en op welke termijn koppelt u dit, gelet op de ernst van de situatie, terug aan de Kamer en lokale overheden?
In de motie wordt mij gevraagd te bewerkstelligen dat het FANC en de ANVS aan beide kanten van de grens gezamenlijke inspecties gaan doen. De eerste van deze gezamenlijke inspecties heeft inmiddels plaatsgevonden. Dit jaar staan nog gezamenlijke inspecties bij de Belgische centrale in Tihange, de kerncentrale Borssele en bij de HogeFlux Reactor in Petten gepland.
Leveranties van gifgas aan jihadisten in Syrië via Turkije |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Herinnert u zich de antwoorden van uw ambtsvoorganger op eerdere vragen over het bericht dat Turkije betrokken is bij wapenleveranties aan de Syrische rebellen, steun aan de terroristische organisatie Al Nusra verleent en zelfs betrokken zou zijn bij de chemische aanval op Ghouta?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving «Dodelijk saringas werd door IS via Turkije ingevoerd»?2
Het kabinet is bekend met het Turkse parlementslid Eren Erdem dat uitspraken heeft gedaan over leveranties van materialen en stoffen voor saringas. Het kabinet heeft geen informatie een eigenstandig oordeel te vellen over deze beweringen.
Hoe beoordeelt u de uitspraken van het Turkse parlementslid Erdem over leveranties van materialen en stoffen voor saringas aan jihadisten in Syrië via Turkije en dat Turkije dit in de doofpot zou stoppen?3
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u het bewijsmateriaal dat de heer Erdem hiervoor gepresenteerd heeft, te weten een kopie van een justitieel onderzoek, zaaknummer 2013/120, door de toenmalige openbaar aanklager in Adana?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat deze zaak tegen dertien verdachten van banden met een terroristische organisatie, die nota bene in het bezit waren van chemicaliën, na een week plotseling gesloten is, en dat de openbaar aanklager vervangen is door een ander?
In de aanklacht is geen concrete verwijzing naar het daadwerkelijke bezit van chemicaliën door de verdachten. De openbare aanklager van Adana die de zaak initieerde was in december 2015 daar nog aan het werk als Hoofd Openbare Aanklager.
Klopt het dat alle verdachten in deze zaak op vrije voeten zijn gesteld en Turkije verlaten hebben via de grens met Syrië? Zo ja, vindt u dit een verdachte gang van zaken?
Vijf van de in totaal zes verdachten zijn vrijgesproken. Eén verdachte die was veroordeeld vanwege het lidmaatschap van een terroristische organisatie is voortvluchtig. Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie of deze personen Turkije hebben verlaten via de grens met Syrië.
Hoe beoordeelt u de telefoneergegevens van de verdachten in het dossier, waaruit in detail blijkt hoe de leveranties vanuit Turkije richting Syrië zouden plaatsvinden, bijvoorbeeld hoe ze werden voorbereid, welke trucks gebruikt zouden worden en waar de materialen vandaan kwamen?
Zie het antwoord op de vragen 2, 3 en 4.
Klopt het dat uit deze gegevens tevens blijkt dat de verdachten openlijk spraken over sarin, geen enkele zorg uitspraken over het passeren van de grens tussen Turkije en Syrië en dat ze banden zouden hebben met de The Machinery and Chemical Industry Institution van Turkije? Hoe beoordeelt u dit, in het licht ook van de vele berichten en beschuldigingen over banden tussen Turkije en jihadisten in Syrië?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe beoordeelt u de bewering van de heer Erdem dat alle basismaterialen voor het saringas in Europa gekocht zijn en dat Westerse bronnen heel goed weten wie de chemische aanval op Ghouta heeft uitgevoerd?
Zie antwoord vraag 7.
Klopt het dat een parlementariër die met deze onthullingen is gekomen, vervolgd dreigt te worden wegens hoogverraad en dat voor hem verlies van parlementaire onschendbaarheid dreigt? Bent u bereid opheldering te vragen bij Turkije over deze gang van zaken?
Het kabinet is bekend dat naar de beschuldigingen van de heer Erdem, geuit in het interview met Russia Today van 14 december, een onderzoek loopt dat op 16 december is ingesteld door de openbare aanklager van Ankara. Volgens de Turkse Grondwet moet voor het opheffen van parlementaire onschendbaarheid een verzoek door de openbare aanklager worden gericht aan de Minister van Justitie waarna hierover een stemming moet plaatsvinden in het parlement. Er zijn op dit moment geen juridische stappen gezet op weg naar opheffing van parlementaire onschendbaarheid van de heer Erdem.
Bent u bereid een eigenstandige analyse te maken van het dossier dat de heer Erdem als bewijsmateriaal gepresenteerd heeft? Zo nee, waarom niet en bent u dan tenminste bereid om een reactie te vragen van Turkije?
Het kabinet herhaalt dat het geen informatie heeft die het in staat stelt een eigenstandig oordeel te geven over de betreffende beweringen en het ziet dan ook geen aanleiding om de toedracht van de chemische aanval op Ghoutta opnieuw te onderzoeken. Daarom blijft het kabinet van mening dat het niet aan Nederland is om te pleiten of draagvlak te zoeken voor een internationaal onderzoek terzake.
Blijft u ook met dit bewijsmateriaal van mening dat u geen informatie heeft die u in staat stelt een eigenstandig oordeel te geven over de beweringen van de Amerikaanse onderzoeksjournalist Seymour Hersh over steun van Turkije aan jihadisten in Syrië en betrokkenheid van Turkije bij de chemische aanval op Ghouta?4
Zie antwoord vraag 11.
Blijf u van mening dat er «geen aanleiding» is om de toedracht van de chemische aanval op Ghouta opnieuw te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Hoeveel meer aanwijzingen en bewijzen zijn er nog meer nodig voordat u bereid bent te pleiten voor een internationaal onafhankelijk onderzoek naar de steun van Turkije aan jihadisten in Syrië?
Zie antwoord vraag 11.
Als u blijft herhalen dat hiervoor «geen draagvlak» is, bent u dan tenminste bereid op zoek te gaan naar mogelijk draagvlak? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
De deelname van Arabische landen aan de bombardementen tegen ISIS |
|
Harry van Bommel , Raymond de Roon (PVV), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Raymond Knops (CDA), Joël Voordewind (CU) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de toespraak van de Minister van Defensie van de Verenigde Staten «Statement on the Counter-ISIL Campaign before the Senate Armed Services Committee»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de uitspraak «Saudi Arabia and the Gulf states joined the air portion of the campaign in the early days – only the air part – but have since been pre-occupied by the conflict in Yemen, both in the air and on the ground.»? Kunt u bevestigen dat Saoedi-Arabië en de Golfstaten nauwelijks nog bombardementen uitvoeren tegen ISIS?
Over het precieze aandeel (aantallen luchtaanvallen) van Arabische bondgenoten in de luchtcampagne in de strijd tegen ISIS worden in het openbaar geen mededelingen gedaan. In meer algemene zin kan worden gesteld dat het toenemende aantal crises in de regio leidt tot capaciteitsuitdagingen. De Golfpartners blijven actief in de strijd tegen ISIS. De Arabische partners blijven ook actief in de anti-ISIS coalitie.
Kunt u ingaan op de volgende beweringen: «Pentagon statements reveal that half the Arab countries in the coalition have carried out no bombing in Iraq and Syria at all. Bahrain and Jordan haven't dropped any bombs in months, according to a U.S. official speaking on background about the actions of allies, and Saudi Arabia and the United Arab Emirates bomb about once a month.»?2 Kunt u deze uitspraken bevestigen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 2.
Blijft u, ondanks de uitspraken van de Minister van Defensie van de Verenigde Staten, bij uw opmerking dat u «in het openbaar geen cijfers kan geven over wie wanneer welke bombardementen heeft uitgevoerd»?3 Zo ja, kunt u dit toelichten?
Ja. Het betreft operationele, geclassificeerde informatie. Bovendien opereert de anti-ISIS coalitie als één geheel; de inbreng van alle coalitiepartners is van wezenlijk belang voor de coalitie en de strijd tegen ISIS.
Wanneer heeft Saoedi-Arabië voor het laatst bombardementen uitgevoerd tegen ISIS?
Zie het antwoord op vraag 4.
Wanneer heeft Bahrein voor het laatst bombardementen uitgevoerd tegen ISIS?
Zie antwoord vraag 5.
Wanneer hebben de Verenigde Arabische Emiraten voor het laatst bombardementen uitgevoerd tegen ISIS?
Zie antwoord vraag 5.
Wanneer heeft Jordanië voor het laatst bombardementen uitgevoerd tegen ISIS?
Zie antwoord vraag 5.
Welke landen voeren bombardementen uit tegen ISIS in Irak en Syrië?
De volgende landen hebben deelgenomen of nemen op dit moment deel aan de luchtaanvallen van de anti-ISIS coalitie: Australië, België, Canada, Denemarken, Frankrijk, Jordanië, Nederland, Saoedi-Arabië, Turkije, de Verenigde Arabische Emiraten, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.
Hoeveel bombardementen zijn er in 2014 en 2015 tot nu toe, per maand, door de coalitie uitgevoerd boven Irak? Kunt u daarbij tevens toelichten wie de bombardementen heeft uitgevoerd?
In 2014 zijn in totaal 6.591 sorties uitgevoerd door coalitietoestellen. Bij 2.003 van deze sorties is minstens één wapen afgevuurd. In 2015 zijn tot en met 30 november 2015 19.269 sorties uitgevoerd. In 2015 was tot en met 30 november bij 8.929 sorties sprake van minstens één afgevuurd wapen. Informatie over wie wanneer welke bombardementen heeft uitgevoerd, wordt niet in het openbaar gedeeld.
Hoeveel bombardementen zijn er in 2014 en 2015 tot nu toe, per maand, door de coalitie uitgevoerd boven Syrië? Kunt u daarbij tevens toelichten wie de bombardementen heeft uitgevoerd?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u de antwoorden op deze vragen binnen drie weken aan de Kamer sturen, dus uiterlijk vrijdag 8 januari a.s.?
Het is niet haalbaar gebleken de vragen binnen de gevraagde termijn te beantwoorden.
Het neerschieten van een Russisch gevechtsvliegtuig door Turkije |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over de «17 seconden-claim» van Turkije ten aanzien van het neerschieten van de Russische Su-24?1
Ja.
Klopt het dat Turkije in een brief aan de VN-Veiligheidsraad beweert dat twee Russische vliegtuigen het Turkse luchtruim geschonden zouden hebben met een afstand van 1,36 respectievelijk 1,15 mijl, in een tijdsbestek van 17 seconden?
Ja.
Hoe beoordeelt u de berekening van Wikileaks, waaruit blijkt dat als de neergehaalde Su-24 inderdaad 1,15 mijl het Turkse luchtruim ingevlogen is gedurende 17 seconden, het toestel dan een snelheid gehad moet hebben van 391 kilometer per uur?2
De berekening van Wikileaks klopt indien wordt uitgegaan van landmijlen. Indien wordt uitgegaan van de meer gebruikelijke zeemijlen dan wordt – met de aangedragen getallen van 1,15 mijl afstand en een tijdsduur van 17 seconden – de snelheid 451 kilometer per uur.
Acht u het waarschijnlijk dat de Su-24, die een maximum snelheid heeft van ruim 1.300 kilometer per uur, slechts 391 kilometer per uur gevlogen heeft in het Turkse luchtruim? Is zo’n lage snelheid gebruikelijk voor een jachtvliegtuig dat boven Syrië ingezet wordt en mogelijk even in het Turkse luchtruim vloog?
Een snelheid van 391 kilometer per uur is laag voor een jachtvliegtuig, maar dit is niet onmogelijk of ongebruikelijk. Aangezien de vliegomstandigheden en missiedoelstellingen van het Russische toestel niet bekend zijn bij het kabinet, kan niet worden beoordeeld of de gevlogen snelheid paste in het vluchtprofiel van het toestel.
Deelt u de opvatting dat als de Su-24 veel sneller heeft gevlogen dan 391 km/u, hetgeen aannemelijk is, dat het tijdsbestek van 17 seconden dan ook veel korter wordt? Hoe beoordeelt u dit?
Zie antwoord op vragen 3 en 4. Indien het vliegtuig aanzienlijk sneller vloog, is voor het overbruggen van 1,15 mijl minder tijd dan 17 seconden nodig. De Russische uitleg van het incident claimt een vliegsnelheid van 800 kilometer per uur, wat op de gegeven afstand van 1,15 mijl overeenkomt met een tijdspanne van ongeveer 10 seconden.
Deelt u de opvatting deze simpele rekensom aantoont dat er iets niet kan kloppen aan het verhaal van Turkije over de toedracht van het incident?
De toedracht van een incident kan niet uitsluitend worden verklaard door een enkele variabele, zoals vliegsnelheid, uit te lichten en op grond daarvan conclusies te trekken. De antwoorden op de vragen 3, 4 en 5 laten zien dat de vliegsnelheid, zoals die door Wikileaks is berekend, binnen de technische mogelijkheden van de SU-24 past. Het kabinet beschikt echter niet over informatie om vast te stellen of dit ook de daadwerkelijke snelheid is geweest.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving dat de VS zouden denken dat de Su-24 in het Syrische luchtruim is neergeschoten, gebaseerd op de detectie van het hittebeeld van het toestel?3 Hoe verhoudt zich dit tot de door u onderschreven lezing van Turkije dat het toestel in het Turkse luchtruim zou zijn neergehaald?
Het kabinet heeft geen inzicht in de informatie waarop deze berichtgeving zou zijn gebaseerd.
Als de wrakstukken van de Su-24 in Syrië terecht zijn gekomen terwijl het toestel op meer dan 5 km hoogte vloog, hoe aannemelijk is het dan dat het toestel ver voorbij de grens met het Turkse luchtruim vloog?
Afhankelijk van onder meer de snelheid, hoogte, wind op de vlieghoogte en schade kan een vliegtuig nog een zekere afstand afleggen alvorens neer te storten. Dit kan, gerekend vanaf het «point of impact» van de raket met het toestel, meerdere kilometers zijn. De plaats van neerstorten geeft op zichzelf geen uitsluitsel over waar het toestel precies was toen het werd beschoten en waar het is geraakt.
Is de Minister-President nog steeds van mening dat «de Nederlandse inlichtingen en die van andere NAVO-landen bevestigen wat Turkije in de NAVO naar voren heeft gebracht» en dat er «geen reden is om te twijfelen aan de Turkse lezing van de gebeurtenissen»?4 Zo ja, hoe ziet u dit in het licht van het bovenstaande?
Het kabinet beschikt niet over andere informatie. Deze informatie is ook volgens de Secretaris-Generaal van de NAVO, blijkens zijn uitspraken op 24 november jl., consistent met de beoordeling die door andere NAVO-lidstaten is gegeven over dit incident.
Was de Minister-President te voorbarig met zijn uitspraken? Bent u bereid tot nader eigenstandig onderzoek?
Nee. Een nader eigenstandig onderzoek is niet aan de orde.
Herinnert u zich de reactie van toenmalig Turkse premier Erdoğan in 2012, na het neerhalen van een Turks vliegtuig boven Syrië, dat een «kortstondige schending van het luchtruim nooit een voorwendsel mag zijn voor een aanval»?5 Vindt u de redenering voor het door Turkije zelf nu neerschieten van de Su-24 getuigen van consistentie?
Turkije heeft tijdens de vergadering van de Noord Atlantische Raad (NAR) op 24 november jl. betoogd dat het incident niet op zichzelf staat, maar onderdeel is van een trend waarbij de Russische Federatie de territoriale integriteit van Turkije niet respecteert. NAVO-bondgenoten hebben zich daarop solidair getoond en tegelijkertijd unaniem te kennen gegeven dat diplomatie en de-escalatie belangrijk zijn om de situatie te adresseren.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving dat Turkse gevechtsvliegtuigen vorig jaar meer dan 2000 keer het Griekse luchtruim geschonden hebben, in relatie tot het neerschieten van de Su-27 die hooguit 17 seconden in het Turkse luchtruim heeft gevlogen?6
Het kabinet is op de hoogte van deze berichten. Er zijn ons echter geen exacte aantallen bekend. In het algemeen is het kabinet van mening dat de schending van elk luchtruim in alle gevallen een ernstig feit is.
Klopt het dat dergelijke schendingen vaak voorkomen in en om het luchtruim van het bondgenootschappelijke grondgebied van de NAVO en dat het daarbij in vele decennia niet is voorgekomen dat een vliegtuig werd neergeschoten?
Russische militaire vliegtuigen vliegen regelmatig door de Flight Information Regions (FIR) van NAVO-landen. Hiervoor is overigens geen toestemming of vooraankondiging vereist. Daarnaast komen luchtruimschendingen van het bondgenootschappelijk verdragsgebied door Russische militaire vliegtuigen enkele keren per jaar voor. Voor zover bekend is daarbij sinds decennia geen vliegtuig neergeschoten.
Zijn er binnen de NAVO (minimum) normen of standaarden als het gaat om Rules of Engagement ten aanzien van schendingen van het luchtruim door (gevechts)vliegtuigen uit niet-NAVO lidstaten? Zo ja, hanteert Turkije eigen Rules of Engagement die van deze normen afwijken?
De NAVO werkt met het uitgangspunt dat iedere NAVO-lidstaat eigen Rules of Engagement (ROE) hanteert voor zelfverdediging, waaronder de verdediging van het luchtruim. Daarvoor bestaan geen NAVO-standaarden. Optreden in het kader van NAVO Air Policing, waarbij sprake is van coördinatie en aansturing vanuit de NAVO, is er in eerste instantie op gericht om escalatie te voorkomen. Hiervoor bestaan wel NAVO Rules of Engagement. Turkije heeft, net als een aantal andere NAVO-lidstaten, de nationale ROE niet met de NAVO gedeeld. Wel heeft Turkije naar aanleiding van eerdere incidenten te kennen gegeven dat het de schending van zijn territorium niet zal accepteren. Het kabinet doet echter geen uitspraken over de inhoud van Rules of Engagement, noch nationale, noch die van bondgenoten.
Zijn er Rules of Engagement elders binnen de NAVO die het binnen 17 seconden neerschieten van vliegtuigen mogelijk maken van landen waarmee geen gewapend conflict is, die geen aanval uitvoeren of vijandelijke intenties hebben? Is het niet zo dat er altijd eerst minder verstrekkende maatregelen moeten worden genomen, zoals escorte, het geven van waarschuwingen en waarschuwingsschoten?
Zie antwoord vraag 14.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van president Erdoğan dat het neerschieten van de Su-24 het «automatische resultaat was van de handhaving van de Rules of Engagement»?7 Waren de Rules of Engagement zo aangescherpt dat elk Russisch of Syrisch vliegtuig vrijwel zonder waarschuwing vooraf neergehaald mocht worden bij het binnentreden van het Turkse luchtruim?
Zie antwoord vraag 14.
Klopt het dat het Turkse parlement in 2013 Rules of Engagement heeft vastgesteld die het neerschieten toestaan van elk «vijandig» vliegtuig dat op 5 mijl afstand van het Turkse luchtruim komt, dus al in het Syrische luchtruim?8 Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Zie antwoord vraag 14.
Klopt het dat Turkije al op 19 november jl. Rusland heeft gewaarschuwd dat het zich het recht voorbehield om aanvallen van Rusland op Turkmenen in Syrië te vergelden en daarbij alle noodzakelijke maatregelen te nemen?9 Hoe beoordeelt u deze waarschuwing in relatie tot het neerschieten van de Su-24?
Voor zover het kabinet bekend is, mede onder verwijzing naar de door u aangehaalde bron, heeft Turkije in bilaterale contacten met Rusland aangegeven tegenmaatregelen te nemen indien de eigen veiligheid wordt bedreigd als gevolg van de Russische aanvallen op de Turkmenen in Syrië.
In hoeverre zijn de (aangescherpte) Rules of Engagement van Turkije met de NAVO gedeeld? In hoeverre heeft de NAVO gewaarschuwd voor de mogelijke consequenties?
Ik verwijs u naar het antwoord op de vragen 14, 15, 16 en 17.
Hoe beoordeelt u het feit dat Turkije toegegeven heeft dat het de nationaliteit van Su-24 nog niet had geïdentificeerd, maar toch in een zeer kort tijdsbestek heeft neergehaald?
Ongeacht de nationaliteit van een toestel heeft Turkije als soeverein land het recht om zijn territoriale integriteit te handhaven.
Hoe beoordeelt u de bewering van Turkije dat het de Su-24 maar liefst tien keer gewaarschuwd zou hebben, alvorens het neer te schieten? Hoe aannemelijk is dat als de Su-24 slechts 17 seconden in het Turkse luchtruim gevlogen heeft?
Het is gebruikelijk dat op het moment dat onbekende of vijandelijke toestellen een grens naderen, er vooraf waarschuwingen worden gegeven. Het is niet aannemelijk dat pas een eerste waarschuwing wordt gegeven na het moment van binnendringen van het nationale territorium.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van president Erdogan dat Turkije anders gehandeld zou hebben als het geweten had dat het een Russisch vliegtuig was?10 Hoe beoordeelt u het feit dat de president zelf toegeeft dat er andere manieren mogelijk waren om te waarschuwen?
Het is niet aan het kabinet om te speculeren over een potentieel andere toedracht van het incident.
Had de Su-24 volgens u vijandelijke intenties richting Turkije? Was er een reëel risico van een op handen zijnde aanval?
Over vijandelijke intenties of het uitvoeren van een gerichte aanval op Turkije is bij het kabinet niets bekend. Turkije heeft het recht tegen schendingen van zijn luchtruim, die in strijd zijn met het internationaal recht, maatregelen te nemen. Bij het nemen van dergelijke maatregelen moeten de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht worden genomen. Het kabinet beschikt niet over voldoende informatie om gefundeerde uitspraken te kunnen doen over de toepassing van die vereisten in dit specifieke geval.
Vindt u dat aan de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit, die gelden bij het recht op zelfverdediging, voldaan is?
Zie antwoord vraag 23.
Vindt u dat het neerschieten door Turkije van de Su-24 geoorloofd was in het internationaal recht?
Zie antwoord vraag 23.
Hoe beoordeelt u de uitspraken van de Turkse premier Davutoğlu dat de verantwoordelijkheid voor het neerhalen van de Su-24 «op geen enkele wijze» bij Turkije ligt en dat «geen Turkse premier, president of autoriteit excuses aan zal bieden voor het doen van onze plicht» en dat de Turkse krijgsmacht «zijn werk deed» bij de bescherming van het luchtruim»?11
Naar aanleiding van eerdere schendingen van het Turkse luchtruim door Rusland heeft de Turkse regering aangegeven te zullen reageren in het geval van nieuwe schendingen van het luchtruim.
Ziet u ook in dat dit incident vergaande geopolitieke consequenties kan krijgen, in de verhoudingen tussen Turkije en Rusland, tussen de NAVO en Rusland en ten aanzien van het conflict in Syrië?
Het incident kan gevolgen hebben voor de onderwerpen die hier worden genoemd, al is het nog te vroeg om deze nu te duiden. Het kabinet schaart zich wat dat betreft achter de verklaring van de Secretaris-Generaal van de NAVO op 24 november jl., waarin wordt aangedrongen op de-escalatie en op overleg tussen Rusland en Turkije. In dit verband verwijst het kabinet eveneens naar het verslag van de Noord Atlantische Raad (NAR) dat Uw Kamer op 25 november jl. is toegegaan.
Vindt u het zorgvuldig, bij zo’n ernstig incident, om zich zonder grondig onderzoek meteen achter Turkije te scharen? Dreigt de NAVO met deze opstelling in een verdere crisis met Rusland verzeild te raken?
Zie antwoord vraag 27.
Deelt u de opvatting dat dit incident de NAVO aangaat en dat hier, gezien zelfs het risico van een gewapend conflict tussen Turkije en Rusland, een verantwoordelijkheid bij de NAVO ligt?
Hoewel het kabinet de toegenomen diplomatieke spanning tussen Rusland en Turkije met zorg beziet, is er geen sprake van een gewapend conflict tussen beide landen. Voor het overige geldt dat elke NAVO-bondgenoot een beroep kan doen op art. 4 of art. 5 van het Verdrag van Washington, indien het daartoe aanleiding ziet. Het is vervolgens aan de Noord-Atlantische Raad (NAR), om, bij unanimiteit, daar eventueel gevolgen aan te verbinden. In dit geval heeft Turkije naar aanleiding van het incident met de Su-24 geen beroep op artikel 4 of 5 gedaan.
Ziet u in dat een zorgvuldig onderzoek door de NAVO zelf, dan wel een internationaal onafhankelijk onderzoek, bij kan dragen aan het wegnemen van spanningen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik verwijs u naar het antwoord op de vragen 27 en 28.
Bent u in het licht van het bovenstaande alsnog bereid daarvoor te pleiten?
Zie antwoord vraag 30.
Bent u, teneinde deze vragen adequaat te beantwoorden bereid, voor zover nodig, opheldering te vragen bij Turkije en bondgenoten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 30.
Salafisme |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw uitspraak in reactie op het pleidooi van het lid Knops voor een verbod op salafisme binnen Defensie: «Terecht worden er opmerkingen gemaakt over jihadisme en salafisme. Hierop wordt eenzelfde beleid losgelaten als op andere vormen van radicalisme. Laat ik duidelijk zijn; binnen de krijgsmacht is er geen ruimte voor deze vergaande, radicale vorm.»?1
Ja
Hoe verhoudt zich dit tot uw ontraden van de motie Knops om het salafisme binnen Defensie te verbieden2, met de woorden: «De motie is wel wat kort door de bocht, want in de motie wordt eraan voorbijgegaan dat er ook binnen het salafisme verschillende stromingen zijn. We spraken toen over de radicale vorm van het salafisme, niet over de vredelievende stroming die er ook is.»?3
Het salafisme kent diverse stromingen. Ook is er sprake van grote verschillen in opvattingen en gedrag. Ik verwijs u hierover ook naar de kabinetsreactie op de publicatie van AIVD en NCTV, «Salafisme in Nederland, diversiteit en dynamiek» (Kamerstukken 2015–2016, 29 614, nr. 38). Mijn uitspraken tijdens het algemeen overleg van 9 september richtten zich op alles dat zich niet laat verenigen met de wet, de Nederlandse democratische rechtsorde en de verhoudingen binnen de Nederlandse samenleving tussen burgers onderling.
Waarom noemde u in het debat op 9 september jl.4 het jihadisme en salafisme als zodanig radicaal, en maakte u geen onderscheid tussen verschillende stromingen binnen het salafisme? Waarom maakte u dit onderscheid op 22 september jl.5 wel en maakte u daarmee een draai?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u uiteenzetten wat u verstaat onder «vredelievende» stromingen binnen het salafisme? Vindt u invoering van de sharia met de daarbij behorende barbaarse straffen en onderdrukking van vrouwen, homo’s en andersgelovigen, alsmede het verwerpen van democratie en rechtsstaat «vredelievend»?
Nee, dat vind ik niet. Zoals gezegd, wordt het salafisme gekenmerkt door grote verschillen in opvattingen en gedrag.
Hoe beoordeelt u de waarschuwing van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) dat «het Nederlandse dawa-salafisme veel minder dan een aantal jaren geleden een buffer vormt tegen het jihadisme en weer sterker een kweekvijver ervoor is geworden»?6
Deze waarschuwing bevestigt het belang van de maatregelen die het kabinet neemt om terrorisme en radicalisering tegen te gaan. Zo wordt de expertise op gebied van radicalisering bij de inlichtingen- en veiligheidsdiensten uitgebreid en wordt er geïnvesteerd in scholing van professionals op scholen, wijken en buurten waar de problematiek het meest nijpend is (Kamerstukken 2014–2015, 29 754, nr. 302).
Klopt het dat de ideologie van Al Qaeda en ISIS gebaseerd is op het salafisme?
Zoals wordt omschreven in de publicatie van AIVD en NCTV «Salafisme in Nederland, diversiteit en dynamiek» is salafisme een verzamelterm voor een spectrum van fundamentalistische stromingen binnen de soennitische islam, die streven naar wat zij de «zuivere islam» noemen. Binnen dit brede spectrum zijn drie hoofdstromingen te onderscheiden, namelijk a-politiek, politiek en jihadi-salafisme. Hoewel deze stromingen overeenkomsten kennen van geloofsleer, bestaan er ook duidelijke verschillen. In de ideologie van al-Qa'ida en ISIS zijn aspecten terug te vinden die herleidbaar zijn naar de jihadi-salafistische stroming.
Heeft u kennisgenomen van het standpunt van de VVD dat «salafistische moskeeën die integratie actief tegenwerken, niet passen in de Nederlandse samenleving.»?7 Zo ja, hoe beoordeelt u dit in relatie tot salafisme binnen Defensie?
Ja. Het kabinet treedt actief op tegen gedragingen die haaks staan op de democratische rechtsstaat of die de sociale stabiliteit onder druk zetten. Personen die anti-democratische gedragingen en onverdraagzaamheid aanwakkeren en actief integratie tegenwerken zijn niet welkom binnen Defensie.
Hoe beoordeelt u de analyse van de AIVD dat het dawa-salafisme en het jihadi-salafisme er «grotendeels dezelfde onverdraagzame en antidemocratische opvattingen op nahouden, de democratische rechtsstaat als een vorm van «afgodendienst» beschouwen, een «onverdraagzame en polariserende houding jegens andersdenkenden» aannemen, het ideaal van de sharia in een islamitische staat nastreven, en dat de dawa-salafistische boodschap net als die van de jihadisten elementen bevat die op gespannen voet staan met de beginselen van de democratische rechtsorde, zoals de vrijheid van meningsuiting en de gelijkheid voor de wet, ongeacht geslacht, geaardheid of levensovertuiging?8
De genoemde passages zijn terug te vinden in de AIVD-nota «Transformatie van het jihadisme in Nederland», waar overeenkomsten maar ook verschillen tussen sub-stromingen worden opgesomd. Voor een nadere analyse van het salafisme in Nederland verwijs ik u naar de eerder genoemde nota «Salafisme in Nederland, diversiteit en dynamiek» en de bijbehorende beleidsreactie die recent aan uw Kamer zijn aangeboden. Ongeacht persoonlijke overtuigingen wordt van iedere burger in Nederland verwacht dat hij of zij de democratische rechtsorde eerbiedigt. Gedragingen die haaks staan op de democratische rechtsorde of die de sociale stabiliteit onder druk zetten, worden door de overheid aangepakt.
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving dat de Bundeswehr een militair mocht ontslaan, omdat hij salafist was?9
Ja.
Klopt het dat de rechter in Duitsland geoordeeld heeft dat het ontslag geoorloofd was omdat de militair de sharia boven de Duitse Grondwet stelde en zich daardoor niet meer kon inzetten voor de instandhouding van de vrije democratische samenleving? Zo ja, heeft u begrip voor deze redenering? Hoe beoordeelt u dit in relatie tot de Nederlandse krijgsmacht?
Een samenvatting van het oordeel van de Duitse rechter is openbaar. De rechter heeft geoordeeld dat betrokkene de principes van zijn geloof boven die van de democratische rechtstaat stelde en dat hij daarbij in toenemende mate radicaliseerde. Om deze combinatie van feiten was de beëindiging van de aanstelling van betrokkene terecht, aldus de rechter. Ondanks dat het mij aan details over deze zaak ontbreekt, kan de hier geschetste situatie ook in Nederland leiden tot ontslag, mits dit gebaseerd is op gebleken gedragingen van een medewerker.
Bent u bereid navraag te doen bij de Bundeswehr en de Kamer per brief te informeren over het beleid in Duitsland ten aanzien van salafisme binnen de krijgsmacht, alsmede uw appreciatie daarvan?
Uit navraag in Duitsland blijkt het volgende. Signalen van het aanhangen van salafisme door een medewerker van de Bundeswehr, ongeacht of deze op een vertrouwensfunctie is geplaatst, worden onderzocht in relatie tot de feitelijke gedragingen. De feiten die uit dat onderzoek naar voren komen, worden vervolgens meegedeeld aan de personeelsdienst en de leidinggevende, die besluiten over eventuele rechtspositionele of disciplinaire maatregelen. Indien het om een vertrouwensfunctie gaat en signalen van salafisme naar voren komen in het veiligheidsonderzoek, wordt de beveiligingscoördinator ingelicht, die vervolgens besluit of betrokkene al dan niet (langer) in aanmerking komt voor de vertrouwensfunctie. Zo nodig wordt aanvullend onderzoek verricht en kunnen eventuele rechtspositionele of disciplinaire maatregelen volgen. Voor wat betreft dit handelen op basis van feitelijke gedragingen in Duitsland zie ik overeenkomsten met het Nederlandse systeem. Ook in Nederland zijn de feitelijke gedragingen leidend bij besluitvorming omtrent het verstrekken, weigeren of intrekken van de Verklaring van Geen Bezwaar en mogelijke rechtspositionele consequenties. Een verschil is wel dat in Nederland alle militaire functies vertrouwensfuncties zijn.
Ziet u in dat het welkom heten van salafisten binnen Defensie onverenigbaar is met de kernwaarden van de Nederlandse samenleving waar Defensie voor staat, alsmede het risico vergroot van militairen die overlopen naar ISIS en daarom onverantwoord is? Zo nee, waarom niet?
Het defensiebeleid richt zich, onder andere door middel van (veiligheids)onderzoeken, op het weren van personen uit de defensieorganisatie die een risico vormen voor de nationale veiligheid of de veiligheid van de krijgsmacht.
Nieuwe onthulling over wapenleveranties Turkije aan jihadisten in Syrië |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van een nieuwe onthulling over steun van Turkije aan jihadisten in Syrië?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de uitgelekte bevinding van de Duitse inlichtingendienst dat Turkije sinds november 2014 wapens levert aan rebellenbewegingen Ahrar al Sham en het Islamitisch Front?
De Duitse regering stelt op vergelijkbare vragen dat zij bekend is met berichten over vermeende Turkse steun aan jihadistische groepen, maar dat zij geen eigenstandige kennis heeft over de inhoud van deze beweringen.
Klopt het dat onder meer Al Nusra (Al Qaeda Syrië) onderdeel uitmaakt van het Islamitisch Front? Zo ja, hoe beoordeelt u dit in het licht van het bovenstaande?
Jabhat al-Nusra wordt gezien als een terroristische organisatie en maakt geen deel uit van het Islamitisch Front. Het Islamitisch Front is geen jihadistische organisatie. Geen enkele terroristische organisatie dient steun te ontvangen uit welke hoek dan ook.
Deelt u de mening dat deze bewegingen jihadistisch zijn, en dat steun aan deze bewegingen niet past bij een NAVO-lidstaat?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid opheldering te vragen bij Turkije en te eisen dat deze steun wordt stopgezet? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft regelmatig contact met de Turkse autoriteiten over verschillende onderwerpen. Er wordt regelmatig gesproken over de dreiging die uitgaat van terroristische organisaties zoals ISIS.
Bent u naar aanleiding van deze nieuwe onthulling bereid contact op te nemen met uw Duitse ambtsgenoten en de Duitse inlichtingendienst?
Er is regelmatig contact met Duitse autoriteiten over Turkije, mede met het oog op de situatie in Syrië.
Indien u blijft volhouden de voortdurende, verontrustende berichtgeving over steun van Turkije aan jihadisten in Syrië niet te kunnen bevestigen, kunt u dan uitleggen waarom niet? Kunt u het niet bevestigen of wilt u het niet bevestigen?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, is het kabinet bekend met berichten over Turkse steun aan jihadistische organisaties. Zoals eveneens eerder meegedeeld, is de situatie aan de Turkse grens zeer complex. De samenstelling en de loyaliteiten van gewapende groeperingen zijn fluïde en veranderen continu. Het valt in dit diffuse beeld niet uit te sluiten dat vanuit Turks grondgebied steun is verleend aan groeperingen die jihadistische uitgangspunten of -wortels hebben.
Turkije is actief in de anti-ISIS coalitie en heeft de organisaties Jabhat al-Nusra en ISIS al geruime tijd op de nationale terrorismelijst staan. Er worden vaker dan voorheen bij binnenkomst in Turkije personen die voornemens zijn zich aan te sluiten bij de gewapende jihad in Syrië, waaronder uit Nederland, tegengehouden. Turkije maakt zich al langere tijd zorgen over mogelijke terroristische activiteiten op eigen grondgebied. De aanslagen in Suruç en Ankara hebben deze zorgen bevestigd.
Indien u deze onthulling niet kan of wilt bevestigen, kunnen de Algemene Inlichtingen- en veiligheidsdienst (AIVD) of de Militaire Inlichtingen- en veiligheidsdienst (MIVD) dat wel?
Over de onderwerpen of de resultaten van onderzoek door AIVD en MIVD worden in het openbaar geen mededelingen gedaan.
De oplaaiende terreur in Nigeria |
|
Raymond Knops (CDA), Michiel Servaes (PvdA), Kees van der Staaij (SGP), Han ten Broeke (VVD), Joram van Klaveren (GrBvK), Joël Voordewind (CU) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over vrijwel dagelijkse aanvallen op burgers – waaronder veel christenen – in Centraal-Nigeria? Hoe duidt u deze actuele situatie?1
Ik heb kennis genomen van het door u genoemde artikel.
Centraal Nigeria kampt sinds 1994 met geweldsuitbarstingen, voornamelijk tussen herders («settlers») en inheemse boeren. Sindsdien is geweld in de Middle Belt helaas een alledaags en regelmatig terugkerend verschijnsel. De recente incidenten vormen hierop geen uitzondering. Etnische en religieuze factoren spelen hierbij zeker een rol, maar de grondoorzaken van het geweld in de regio zijn grotendeels economisch. Veelal gaat het, naast veeroof, om conflicten over verleende privileges aan de inheemse bevolking, grondgebruik en toegang tot water. De strijd gaat veelal tussen enerzijds de islamitische Fulani en Hausa, herders die zich door verwoestijning genoodzaakt zien steeds verder Centraal Nigeria binnen te trekken en anderzijds de inheemse boeren wiens voorouders uit het gebied komen, waaronder de christelijke Berom. Het ontoereikende nationale en lokale beleid ten aanzien van de herders die minder rechten en privileges krijgen, heeft de spanningen verergerd en de etnische en religieuze sentimenten aangewakkerd. Ook zijn in de regio bendes actief die van de ontstane instabiliteit gebruik maken, vee roven en verhandelen, en andere misdrijven plegen.
Boko Haram heeft kans gezien zich in de grote steden van de Middle Belt te vestigen met een aantal semi-autonome cellen. Zij hebben daarbij kunnen profiteren van het feit dat de Nigeriaanse veiligheidstroepen hun inspanningen concentreren op het Noordoosten. De cellen hebben de afgelopen vijf maanden een aantal aanslagen gepleegd, onder andere in de steden Kaduna, Jos en Zaria. Met de aanslagen lijken ze de al bestaande tegenstellingen te willen verscherpen en gebruik te maken van de wrok onder de islamitische bevolking, die heeft geleden onder de (tegen)aanvallen van christelijke groeperingen.
Er zijn geen aanwijzingen dat Boko Haram achter de recente aanvallen op christenen zit. Zowel onder de inheemse boeren, zoals de Berom, als onder de Fulani en Hausa herders, bestaan gewelddadige groepen die aanvallen uitvoeren op burgers. Beide gemeenschappen worden zwaar getroffen door de terreur in de regio. De roep om wraak die daarop volgt wakkert weer nieuwe gewelddadige acties aan. Ik zou dan ook niet willen spreken van «een patroon van systematische aanvallen op kerken en christenen», maar eerder van een moeilijk doorbreekbare vicieuze cirkel van vergeldingsacties tussen verschillende groepen. In het licht van bovenstaande kan ik ook niet stellen dat Boko Haram in de Middle Beltprimair verantwoordelijk is voor het aanhoudende geweld.
Welke gemeenschappen worden momenteel in het bijzonder getroffen door deze terreur? Is er inderdaad sprake van «een patroon van systematische aanvallen op kerken en christenen», zoals diverse kerkelijke leiders aangeven? Welke trends ziet u?
Zie antwoord vraag 1.
Welke groepen zijn primair verantwoordelijk voor deze aanslagen? Is dit Boko Haram of zijn er momenteel ook andere terreurgroepen actief?
Zie antwoord vraag 1.
In hoeverre is het nieuw dat ook Centraal-Nigeria nu voortdurend wordt getroffen door aanslagen en niet alleen het Noorden?
Zie antwoord vraag 1.
Doet de Nigeriaanse regering er in uw ogen alles aan om haar burgers hiertegen te beschermen? Waarin uit zich dit? Wat is op dit onderdeel uw mening over president Muhammadu Buhari?
De gewelddadigheden tegen de bevolking maken duidelijk dat de Nigeriaanse autoriteiten niet effectief zijn geweest in de bescherming van burgers. Het ontbreken van effectief overheidsoptreden heeft ook geleid tot een wildgroei van gewelddadige groeperingen, die zich verder hebben kunnen ontwikkelen en professionaliseren. Verder is het feit dat er in Centraal en Noordoost Nigeria grote hoeveelheden kleine wapens voor handen zijn een complicerende factor bij het streven van de Nigeriaanse regering om het geweld onder controle te krijgen.
De aanpak van de regering ten aanzien van het beschermen van burgers verschilt van staat tot staat. In het Noordoosten wordt, onder leiding van gouverneurs, gecoördineerd actie ondernomen door het leger, de politie en lokale burgerwachten («Joint Task Force»). In de Middle Belt is minder van dit soort gecoördineerde activiteit te zien.
In de grotere steden van de Middle Belt zijn het leger en de politie sterk aanwezig. De politie heeft een anti-veeroof eenheid, maar deze is onvoldoende getraind en uitgerust. Een Special Task Force van het Nigeriaanse leger, bedoeld om de rust in Plateau te bewaren, heeft onlangs voor het eerst hard opgetreden tegen militanten. De gouverneur van Plateau heeft recentelijk een uit veertien leden bestaande commissie (zeven Berom en zeven Fulani) opgedragen te zoeken naar oplossingen om te komen tot duurzame vrede en verzoening. Deze «peace committee» is inmiddels bijeengekomen, onder voorzitterschap van een overheidsfunctionaris. Nigeriaanse autoriteiten steunen daarnaast pogingen van NGO’s om een dialoog tot stand te brengen tussen de diverse bevolkingsgroepen. Hoewel met de dialogen veel wordt bereikt, is er ook behoefte aan een duurzaam proces van vredesopbouw voor de lange termijn.
Het doel van de nieuwe regering om het aantal kleine wapens terug te dringen,
de sterke aanwezigheid van politie en leger in Noordoost Nigeria, het uitwerken van een soft approach (zie ook beantwoording vraag 6 hieronder) en de toezegging van Buhari om actie te ondernemen tegen schendingen van mensenrechten door het Nigeriaanse leger zijn voorbeelden van recente stappen die de Nigeriaanse regering onderneemt om haar burgers te beschermen. Buhari lijkt de bescherming van burgers serieus te nemen. Tegelijk is duidelijk dat hij daarbij afhankelijk is van de bereidheid en het vermogen van Nigeriaanse overheidsinstellingen en -instrumenten.
Hoe ontwikkelt zich de strijd tegen Boko Haram? Is de machtspositie van deze terreurbeweging in de afgelopen periode kleiner geworden, en zo ja, waaruit blijkt dit vooral? Kunt u hierbij tevens ingaan op de trends ten aanzien van gepleegde aanslagen, doelwitten, ontvoeringen, aantallen en categorieën van slachtoffers, etc.?
Boko Haram heeft in de periode februari tot mei een aantal gevoelige klappen gekregen maar is zeker nog niet verslagen. Het uitroepen van het kalifaat door Boko Haram in de zomer van 2014, en het daarbij bezetten van een vast territorium maakte het makkelijker voor het Nigeriaanse leger om met reguliere operaties binnen korte tijd successen te boeken in de strijd tegen Boko Haram. Dat is gebeurd, en het grootste deel van de eerder bezette gebieden en steden is heroverd door de inzet van de MNJTF, de regionale coalitie. Boko Haram heeft zich terug getrokken in het Sambisa Forest en de Mandarabergen op de grens met Kameroen. Het verlies van territorium heeft Boko Haram gedwongen om terug te vallen op haar «oude» tactiek van vóór het uitroepen van het kalifaat: terroristische aanslagen op soft targets en hit and run operaties. Deze werkwijze is veel lastiger te bestrijden door het leger en om Boko Haram te verslaan zal dan ook meer nodig zijn dan strikt militair optreden. Boko Haram is in het defensief, maar dat betekent niet dat de beweging verslagen is. De capaciteit voor het bezetten van territorium is geslonken, maar de capaciteit voor terroristische aanslagen is nog erg groot.
Het leger, gesteund door de luchtmacht, zegt succes te boeken in het Noordoosten tegen Boko Haram. Het nieuwe leiderschap van de strijdkrachten lijkt krachtdadiger en effectiever op te treden dan de voorgangers. Concrete resultaten zijn moeilijk meetbaar omdat het conflictgebied nog steeds moeilijk toegankelijk is. Er komen met regelmaat berichten binnen dat mensen zijn bevrijd uit Boko Haram kampen. Uit NGO-bronnen komt het beeld naar voren dat Boko Haram in delen van Borno nog steeds relatief vrij kan opereren. Het leger en de politie lijken nog niet in staat om een continue afschrikwekkende en daadkrachtige presentie te realiseren in het conflictgebied.
Het aantal terreuraanslagen in Nigeria is sinds de verkiezingen toegenomen. De aanslagen zijn voornamelijk gericht tegen «soft targets» als markten, verkeersknooppunten, moskeeën en restaurants, en lijken er vooral op gericht te zijn om grote aantallen burgerslachtoffers te maken. Waar de organisatie zich in eerste instantie beperkte tot steden en dorpen in Borno, vonden gaandeweg ook aanslagen daarbuiten plaats, evenals in buurlanden Niger, Kameroen en Tsjaad. Zo kwamen er vrijdag 2 oktober 15 mensen om het leven bij bomaanslagen in Abuja. Dit was de eerste aanslag in 15 maanden voor de hoofdstad. Daarnaast pleegde Boko Haram in het weekend van 10 oktober aanslagen in Kameroen en Tsjaad, waarbij in totaal meer dan 45 slachtoffers vielen. De zelfmoordaanslagen worden in toenemende mate uitgevoerd door vrouwen en kinderen, zo ook de recente aanslagen in Kameroen en Tsjaad.
De eerste stappen die Buhari zet in de strijd tegen Boko Haram, naar eigen zeggen zijn hoogste prioriteit, zijn hoopgevend. De president heeft in juli een geheel nieuwe legertop benoemd. Deze benoemingen zijn een belangrijk signaal dat de president nieuw leiderschap zoekt dat een impuls kan geven aan de strijd tegen Boko Haram. Het lijkt erop dat president Buhari kiest voor enerzijds vers bloed en anderzijds voor mensen met een bewezen staat van dienst die niet of nauwelijks besmet zijn door corruptie. Daarnaast heeft Buhari een aantal strategische militaire besluiten genomen, waaronder het verplaatsen van de operationele aansturing van de militaire operatie van Abuja naar Maiduguri en het verwijderen van militaire controleposten in het hele land. Voor de operationalisering van de MNJTF, een regionale troepenmacht, heeft Buhari USD 21 miljoen vrij gemaakt.
Naast militaire acties en plannen lijkt bij Buhari en zijn adviseurs het besef aanwezig te zijn dat ook de onderliggende sociaaleconomische problemen moeten worden geadresseerd om Boko Haram te verdrijven. Binnen het Office of the National Security Adviser (ONSA) is er een afdeling opgericht die deze soft approach momenteel uitwerkt.
Niettemin is daadwerkelijke vooruitgang traag en wordt uit alles duidelijk dat president Buhari niet over een nacht ijs gaat, hetgeen onder meer blijkt uit het feit dat hij veel tijd neemt voor het aanstellen van zijn ministersploeg.
Verloopt de afstemming tussen Nigeria en haar buurlanden in de strijd tegen Boko Haram nog op vruchtbare wijze? Welke betrokkenheid toont de internationale gemeenschap hierbij?
De aanpak van Boko Haram is primair een Nigeriaanse verantwoordelijkheid. De regionale dimensie van Boko Haram vereist echter ook een regionale benadering. Het is daarom aan de buurlanden Tsjaad, Niger, Kameroen en Benin om een effectieve samenwerking op te zetten. President Buhari heeft – als een van zijn eerste daden als president – een belangrijke impuls gegeven aan regionale samenwerking door in de eerste maanden meteen naar Niger, Tsjaad, Kameroen én Benin te reizen voor overleg over een gezamenlijke aanpak van Boko Haram.
Tijdens deze bezoeken zijn afspraken gemaakt over de regionale troepenmacht, de Multi National Joint Taskforce (MNJTF). Belangrijk is vooral de afspraak dat de MNJTF «de grens over mag», waardoor troepen uit buurlanden tot in Nigeria Boko Haram-strijders militair mogen aangrijpen. Omdat Boko Haram activiteiten ontplooit die de formele landsgrenzen overschrijden is dit een belangrijk onderdeel van de samenwerking.
De gedetailleerde, operationele uitwerking van de MNJTF heeft echter vertraging opgelopen, onder andere vanwege grote onderlinge verschillen in cultuur, taal en organisatie tussen Nigeria, Niger, Tsjaad, Kameroen en Benin. De EU heeft aangeboden om financieel bij te dragen, maar heeft nog geen officieel steunverzoek ontvangen. Ook de besprekingen tussen het Lake Chad Bassin Commission (de regionale organisatie van landen grenzend aan het Tsjaadmeer) en de Afrikaanse Unie, die beide een rol hebben bij de operationalisering van de MNJTF, verlopen moeizaam.
Zoals eerder toegelicht in de Kamerbrief van april, is de Nederlandse inzet er voornamelijk op gericht om de Nigeriaanse autoriteiten hun verantwoordelijkheid voor bescherming van de eigen burgerbevolking te laten nemen en een effectieve regionale aanpak te bevorderen. Om zoveel mogelijk effect te sorteren zoekt Nederland aansluiting bij internationale initiatieven, vooral binnen en via de EU.
De betrokkenheid van de EU bij de strijd tegen Boko Haram blijkt onder meer uit het aannemen van een geïntegreerde Political Framework for Crisis Approach Boko Haram(PFCA). Hierin wordt regionale en nationale assistentie geboden aan Nigeria om de vicieuze cirkel van geweld te helpen doorbreken en om bij te dragen aan hervormingen op het gebied van goed bestuur en sociaaleconomische ontwikkeling in Noordoost Nigeria. De EU doet dit door middel van politieke dialoog, als ook met ontwikkelingsactiviteiten gericht op de aanpak van grondoorzaken van radicalisering en geweld. Zo financiert de EU onder het PFCA een programma om de participatie van vrouwen in vredesopbouw te versterken en heeft de EU een counter-terrorism package (EUR 9,9 mln) aangenomen dat zich richt op het verbeteren van het Nigeriaanse veiligheidsbeleid. Daarnaast omvat het PFCA activiteiten gericht op de bescherming van de jeugd en de preventie van radicalisering door middel van psychosociale hulp voor kinderen en jongeren in Noordoost Nigeria.
De dialoog met Nigeria over de aanpak van Boko Haram voert de EU vooralsnog voornamelijk op hoogambtelijk niveau. De politieke ingangen voor dialoog zijn beperkt, gegeven het feit dat Buhari nog geen ministersploeg heeft aangesteld.
Op welke wijze bent u in staat, waar mogelijk in internationaal verband, om de druk op de Nigeriaanse regering te handhaven om werk te blijven maken van de strijd tegen Boko Haram en om een structurele aanpak te realiseren van de onderliggende oorzaken van het geweld in Nigeria? Welke resultaten worden hier geboekt?
Zie antwoord vraag 7.
Welke ontwikkelingen zijn momenteel zichtbaar op het terrein van de humanitaire hulpverlening aan de bijna 2 miljoen ontheemden?
Het aanhoudende geweld door Boko Haram in de Noordoostelijke provincies van Nigeria heeft eind september 2015 geleid tot 2,2 miljoen ontheemden in Nigeria. 58% van de ontheemden in Nigeria zijn kinderen, waarvan de helft zelfs onder de vijf jaar oud is. In totaal zijn er rondom Lake Chad 2,5 miljoen mensen ontheemd, die momenteel in Nigeria, Tsjaad, Kameroen en Niger verblijven.
Per 10 september zijn er 10.943 Nigerianen teruggekeerd vanuit Kameroen. Hervestiging wordt nu georganiseerd en noodvoedsel, woonvoorzieningen en zorg zijn geleverd door de National Emergency Management Agency (NEMA), Adamawa and Borno State Emergency Management Agencies en humanitaire partners. Vanwege het aanhoudende geweld en de slechte toegang tot de getroffen gebieden in het noordoosten heeft het VN Wereldvoedselprogramma (WFP) sinds 17 augustus de United Nations Humanitarian Air Service (UNHAS) ingezet voor het faciliteren van toegang van humanitaire hulp tot het Noordoosten.
Nederland is de vijfde donor van humanitaire hulp aan de crisis in Nigeria. Nederland draagt EUR 5,3 miljoen bij aan de crisis in Nigeria door het werk van Nederlandse NGO’s (Save the Children, Oxfam Novib, Stichting Vluchteling en Tear) in het kader van de Dutch Relief Alliance, genoemd in de Kamerbrief van 4 juni jongstleden. Het programma draagt bij aan het lenigen van de noden op het gebied van Food Security & Livelihoods, WASH, Protection & Health in de noordoostelijke staten Borno, Adamawa en Gombe. Daarnaast is humanitaire capaciteitsopbouw van de lokale overheden en organisaties een belangrijk deel van het programma.
Naast bilaterale steun verstrekt Nederland ook ongeoormerkte bijdragen aan internationale noodhulporganisaties -en fondsen. In 2015 gaat het om 55 miljoen euro aan het Central Emergency Response Fund (CERF), 50 miljoen euro aan het International Committee of the Red Cross (ICRC), 36 miljoen euro aan het WFP, 33 miljoen euro aan de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR), 15 miljoen euro aan het United Nations Children Fund (UNICEF) en 5 miljoen euro aan de Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA). Door ongeoormerkte bijdragen te verstrekken, kunnen organisaties het geld inzetten daar waar de humanitaire noden het hoogst zijn.
Klopt het bericht dat de fondsen voor humanitaire hulp snel slinken en dat van de toegezegde humanitaire hulp nog geen 30% is binnengekomen? Hoe kunnen deze falende donoren hierop worden aangesproken?
Volgens OCHA komt de behoefte aan financiering voor humanitaire hulp voor Nigeria op basis van het Nigeria Humanitarian Response Plan uit op USD 100,3 mln. Hiervan is op 30 september 2015 47% toegezegd en grotendeels uitbetaald.
Nederland staat in de top 10 van humanitaire donoren wereldwijd en onderschrijft het belang van humanitaire hulp en de noodzaak voor snel uitbetalen van toegezegde financiering. Daar waar mogelijk zal Nederland in bilaterale gesprekken en in internationale fora opbrengen dat het van groot belang is dat humanitaire toezeggingen snel uitbetaald worden.
Ziet u nog nieuwe of aanvullende mogelijkheden binnen het Nederlandse genderbeleid om specifiek aandacht te schenken aan het lijden van meisjes en vrouwen als gevolg van het handelen van Boko Haram?
De bescherming van meisjes en vrouwen tegen (seksueel) geweld is een prioriteit voor het Nederlands en buitenlands beleid. 28 april jongstleden, informeerde ik u over de Nederlandse inzet voor meisjes en vrouwen die slachtoffer zijn geworden van Boko Haram. Verschillende projecten van vrouwenrechtenorganisaties in Nigeria worden op dit moment gesteund door Nederland, onder andere door middel van het Funding Leadership Opportunities for Women (FLOW) fonds. Deze projecten richten zich onder meer op bestrijding van geweld tegen vrouwen en gender-based violence in Nigeria en bevorderen de deelname van vrouwen in vredesprocessen en in de politiek. Het FLOW-fonds is inmiddels in zijn tweede fase beland. Nieuwe projectvoorstellen kunnen in deze fase worden ingediend, ook voor Nigeria.
De antwoorden op eerdere Kamervragen inzake de detentie van dhr. Romano van der Dussen |
|
Raymond Knops (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Herinnert u zich dat u op eerdere vragen antwoordde dat u «het zeer zou betreuren indien de heer Van der D. of andere gedetineerden in Nederland en het buitenland onschuldig zouden zijn, maar toch veroordeeld en gedetineerd.»?1
Ja.
Wanneer was u voor het eerst op de hoogte van het feit dat het enige DNA materiaal gevonden op een van de drie slachtoffers van het seksueel geweld waarvoor Romano van der Dussen veroordeeld is, al in 2006 door de Britse autoriteiten gematched is met het DNA materiaal van de Brit Mark D. die in Groot-Brittannië een levenslange straf uitzit voor moord?
Zie mijn antwoorden van 27 augustus 2015 op de vragen van de leden Omtzigt en Knops met kenmerk 2015Z14411. Aanvullend hierop geldt dat vanaf zomer 2012 de Stichting PrisonLAW zich in de zaak heeft verdiept. De Stichting PrisonLAW informeerde het Ministerie van Buitenlandse Zaken in mei 2015 dat er zekerheid was over deze DNA-match.
Heeft u zich de afgelopen maanden verdiept in de casus van de heer van der Dussen?
Ja, net als daarvoor.
Bent u van mening dat de heer Van der Dussen op adequate wijze bijstand is verleend door Nederland sinds zijn arrestatie in 2003? Zo nee, wat had beter gedaan kunnen worden?
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat de regering van mening is dat «als bepaalde inlichtingen moeten worden verstrekt op basis van de Wet Openbaarheid Bestuur, zij zeker aan de Kamer moeten worden verstrekt op basis van artikel 68 van de Grondwet»?2
Ja.
Kunt u alle stukken die over de zaak Van der Dussen gaan bij de rijksoverheid (inclusief de diplomatieke dienst) aan de Kamer doen toekomen, inclusief mails, brieven en memo’s? Kunt u dit zoveel mogelijk openbaar doen, maar waar nodig stukken vertrouwelijk ter inzage leggen bij de Tweede Kamer?
Ik doe u hierbij een chronologisch overzicht toekomen van de consulaire bijstand aan de heer R. van der D. gebaseerd op de stukken zoals die beschikbaar zijn op dit ministerie. Het dossier over de consulaire bijstand aan R. van der D. bestaat in grote mate uit persoonlijke gespreksverslagen die deels zijn opgesteld door derden. Dit zijn bijvoorbeeld vrijwillige gedetineerdenbegeleiders die mogen verwachten dat hun verslagen vertrouwelijk worden behandeld. Ook bevat het dossier veel bijzondere persoonsgegevens in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens zoals gegevens over de gezondheid. Vanwege dit sterke individuele persoonlijke karakter van het dossier en de vele stukken en opvattingen van derden beperk ik mij tot het verstrekken van voornoemde inlichtingen en niet tot het overleggen van de documenten zelf.
Op welke dagen is de heer Van der Dussen fysiek bezocht door (vertegenwoordigers van) de Nederlandse ambassade in 2012, 2013, 2014 en 2015? Kunt u de precieze data geven en deze vraag niet ontwijken zoals u deed bij de eerdere vragen?
Deze informatie treft u aan in het overzicht waarnaar wordt verwezen in het antwoord op vraag 6. Consulaire bijstand aan gedetineerden is een samenstel van activiteiten zoals bezoeken, telefoongesprekken en informatieverschaffing. De contacten betreffen zowel de gedetineerden, de contactpersonen van gedetineerden in Nederland, advocaten als vrijwilligers van Reclassering Nederland. Van der D. is in detentie bezocht door onder meer medewerkers van de Nederlandse ambassade in Madrid, honorair consulaten in Spanje en vrijwilligers van Reclassering Nederland en Stichting Epafras.
Kunt u een reactie geven op het artikel «BuZa liegt over zaak Romano van der Dussen»?3
Zie mijn antwoord van 10 september 2015 op de schriftelijke vragen van de leden Van Klaveren en Bontes van 1 september 2015 (2015Z15375) die aan dit artikel refereerden.
Kunt u deze vragen binnen twee weken beantwoorden en ze een voor een beantwoorden?
De antwoorden zijn zo spoedig mogelijk toegezonden.
De rol van Turkije in de strijd tegen PKK en ISIS |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Raymond Knops (CDA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Hoe beoordeelt u de berichtgeving over een massieve, onverwachte luchtaanval door Turkije op de Koerden in Irak, die slechts 10 minuten van te voren gemeld werd aan de Amerikanen en coalitiepartners in de strijd tegen ISIS?1
Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie over de omstandigheden van de Turkse luchtoperaties en de daaraan verbonden risico’s voor Amerikaanse militairen. Inmiddels zijn de besprekingen tussen Turkije en de Verenigde Staten, om Turkse militaire operaties tegen ISIS in de coalitie in te bedden, afgerond. Deconflictie tussen Turkse nationale operaties en het optreden van de coalitie maakt deel uit van de afspraken waarmee situaties zoals hierboven genoemd worden voorkomen.
Klopt het dat de Amerikanen nauwelijks genoeg tijd hadden om hun eigen militairen in de buurt van de aanval in veiligheid te brengen en dat er bij de bewuste aanval een groot risico bestond op «friendly fire»?
Zie antwoord vraag 1.
Indien u deze berichtgeving niet eigenstandig kunt verifiëren, bent u bereid hierover contact op te nemen met de Verenigde Staten?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn er inmiddels meer van dit soort voorvallen geweest? Zo ja, welke en hoeveel?
Zie antwoord vraag 1.
In hoeverre lopen Nederlandse militairen in Irak risico’s door dit soort aanvallen? Bent u bereid dit te adresseren in de richting van de coalitie tegen ISIS, alsmede bilateraal richting Turkije, en aan te dringen op (betere) coördinatie?
De Turkse luchtaanvallen hebben tot dusver geen gevolgen gehad voor de veiligheid van de Nederlandse militairen in Noord-Irak. De ontwikkelingen worden, zoals altijd, nauwlettend in de gaten gehouden. Nederland zal, waar nodig, deze bespreken met betrokken partijen.
Hoe beoordeelt u de beschuldiging van Amnesty International dat Turkije onrechtmatige luchtaanvallen heeft uitgevoerd op het dorp Zergele in Iraaks Koerdistan?2
De Turkse autoriteiten hebben laten weten dat zij een onderzoek instellen naar berichten over burgerslachtoffers bij een luchtaanval op Zergele en dat zij hierbij zullen samenwerken met de Iraakse Kurdish Regional Government. Zij hebben ook gemeld dat zij de bevindingen van dit onderzoek openbaar zullen maken.
Klopt het dat er géén militair doelwit aanwezig was ten tijde van de bombardementen, en dat er acht dorpsbewoners omgekomen zijn, die geen banden hadden met de PKK? Klopt het dat onder hen Peshmerga strijders waren, die nota bene deelnemen aan de strijd tegen ISIS?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid opheldering te eisen van Turkije? Steunt u de oproep van Amnesty aan Turkije om een onafhankelijk en onpartijdig onderzoek in te stellen naar deze luchtaanvallen, en de uitkomsten van dit onderzoek openbaar te maken?
Zie antwoord vraag 6.
Klopt het dat Turkije tot dusver slechts één aanval heeft uitgevoerd op ISIS, gebaseerd op eigen, nationale inlichtingen, en deze aanval niet gecoördineerd heeft met de VS dan wel de anti-ISIS coalitie?3 Hoe beoordeelt u dit? Bent u bereid navraag te doen bij de VS?
Nederland beschikt niet over specifieke informatie over de nationaal uitgevoerde Turkse luchtoperaties tegen ISIS en de PKK. Inmiddels zijn de besprekingen tussen Turkije en de Verenigde Staten, om in het kader van de coalitie Turkse militaire operaties tegen ISIS uit te gaan voeren, afgerond.
In hoeverre komt Turkije zijn belofte richting de VS waar om actief deel te nemen aan de luchtaanvallen van de coalitie tegen ISIS?
Voor de onderlinge coördinatie van de luchtaanvallen tegen ISIS hebben Turkije en de Verenigde Staten wederzijds personeel uitgewisseld. In de planning van de luchtoperaties van de coalitie wordt gebruik gemaakt van Turkse militaire vliegvelden en wordt het Turkse luchtruim gebruikt voor de refuelling van coalitievliegtuigen. De Verenigde Staten zijn inmiddels begonnen met luchtoperaties tegen ISIS vanaf de Turkse luchtmachtsbasis Inçirlik en op 28 augustus vonden de eerste gezamenlijke Turks-Amerikaanse luchtoperaties tegen ISIS plaats.
Steunt u de waarschuwing die president Obama aan Turkije heeft gegeven om de strijd tegen ISIS niet te misbruiken om oorlog te voeren tegen de PKK?4 Deelt u de vrees dat dit scenario zich aan het voltrekken is?
Turkije is al langere tijd actief in de aanpak van ISIS, onder meer als lid van de anti-ISIS coalitie. Turkije maakt deel uit van enkele coalitie werkgroepen en is lid van de Small Group van meest betrokken landen. Turkije is met Nederland, co-voorzitter van de werkgroep over de aanpak van foreign terrorist fighters. De intensiteit van de aanpak van ISIS door Turkije is sinds eind juli vergroot.
De militaire inzet van Turkije tegen de PKK heeft vooralsnog geen gevolgen voor de strijd van de coalitie tegen ISIS. Met betrekking tot de Turkse maatregelen tegen de terroristische dreigingen van de PKK is het kabinet van oordeel dat deze proportioneel dienen te zijn. Verdere escalatie in de regio moet worden voorkomen. Nederland en andere Europese landen hebben Turkije en Koerdische organisaties opgeroepen het vredesproces voort te zetten en het staakt-het-vuren in acht te blijven nemen. Dit is in het belang van de veiligheidssituatie in de regio en de rol die diverse Koerdische groeperingen in de strijd tegen ISIS spelen. Zie verder ook het antwoord op vraag 20.
Hoe beoordeelt u de analyse dat Turkije in totaal slechts drie aanvallen op ISIS heeft uitgevoerd, en tot dusver naar schatting ongeveer 300 aanvallen op de PKK, waaronder met houwitsers?5
Zie antwoord vraag 9.
Klopt het dat tanks van het Turkse leger aanvallen hebben uitgevoerd op eenheden van de Koerdische YPG (Koerdische Volksbeschermingseenheden) in Syrië, om deze ervan te weerhouden de door Turkije in Syrië afgekondigde «veiligheidszone» te betreden?
Turkije voert acties uit tegen stellingen van de PKK. Bekend is dat de YPG, de militaire tak van de Syrische PYD en gelieerd aan de PKK, beweert in Jarablus en Tel Abyad, op Syrisch grondgebied, te zijn beschoten door Turkije. Het kabinet is bekend met de beschuldiging, maar kan deze niet bevestigen. Turkije ontkent de beschuldiging.
Vindt u het ook bizar dat Syrische Koerden, die strijden tegen ISIS, op Syrisch grondgebied worden beschoten door het Turkse leger? Bent u bereid opheldering te vragen en protest aan te tekenen?
Zie antwoord vraag 13.
Klopt het dat Turkije unilateraal een veiligheidszone heeft afgekondigd in het noorden van Syrië, en deze verboden terrein heeft verklaard voor Koerdische strijders en zich het recht voorbehoudt om unilateraal militair in te grijpen in dit gebied? Zo ja, wat vind u hiervan? Deelt u de mening dat er geen rechtsgrond in het internationaal recht is voor deze veiligheidszone en het gebruik van geweld om deze te handhaven?
Het kabinet hecht eraan dat ook bij de inzet tegen ISIS het internationaal recht wordt gerespecteerd. Het afdwingen van een «bufferzone» met geweld vereist een volkenrechtelijke rechtsgrondslag. Erkende rechtsgrondslagen zijn het recht op (individuele of collectieve) zelfverdediging, instemming van de staat waar de bufferzone wordt voorzien en een resolutie van de VN Veiligheidsraad op basis van hoofdstuk 7 van het VN Handvest.
Turkije heeft niet eenzijdig een bufferzone afgekondigd in Noord-Syrië. Wel is Turkije in gesprek met de Verenigde Staten over de mogelijkheid om in een deel van Noord-Syrië een ISIS-vrije zone te creëren. Dit idee is niet besproken in de NAVO-Raad.
Welke mandaat heeft een land nodig om een dergelijke bufferzone in te stellen? Is dat besproken in de NAVO raad? Is de veiligheidszone ter sprake gekomen binnen de NAVO? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Zie antwoord vraag 15.
Is er sprake van overeenstemming tussen de VS en Turkije over de veiligheidszone? Zo ja, bent u bereid de Kamer hierover te informeren?
Zie antwoord vraag 15.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken dat Turkije de inzet van grondtroepen in de veiligheidszone «als optie op tafel ligt»?6
Zie antwoord vraag 15.
Bent u bereid zich hard en openlijk uit te spreken tegen de mogelijke inzet van grondtroepen door Turkije in de zelf afgekondigde «veiligheidszone»? Bent u bereid dit te adresseren in de NAVO?
Zie antwoord vraag 15.
In hoeverre heeft Turkije zich gehouden aan hetgeen onder meer Nederland gesteld heeft in de NAVO Raad van 28 juli 2015, namelijk dat de maatregelen van de Turkse regering tegen terroristische bedreigingen, inclusief als die uitgaan van de PKK, proportioneel dienen te zijn, mede om verdere escalatie in de regio te voorkomen? Vindt u het gebruik van geweld door Turkije proportioneel?
Nederland erkent het recht van Turkije om zich te verdedigen tegen terroristische aanslagen. Zoals in het antwoord op de vragen 9 en 12 is aangegeven, beschikt het kabinet niet over specifieke informatie over de Turkse luchtoperaties tegen de PKK, en daarom kan het kabinet moeilijk de proportionaliteit daarvan beoordelen. Met de oproep tot proportionaliteit geeft Nederland, net als andere partners, vooral uitdrukking aan zorgen om het Koerdisch vredesproces. Het is van belang dat beide betrokken partijen de vredesonderhandelingen weer oppakken.
Deelt u de mening dat de oorlog van Turkije tegen de PKK de strijd tegen ISIS bemoeilijkt? Bent u bereid op te roepen tot een onmiddellijk staakt-het-vuren?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u bereid alsnog te pleiten voor onafhankelijk internationaal onderzoek naar directe of indirecte steun van Turkije aan ISIS? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft kennis genomen van diverse berichten over steun vanuit Turkije aan extremistische groeperingen in Syrië. Het kabinet kan evenwel niet bevestigen dat de Turkse regering steun levert aan ISIS. Het kabinet ziet geen noodzaak voor een onafhankelijk internationaal onderzoek naar directe of indirecte steun van Turkije aan ISIS.
Bent u bereid de eerdere schriftelijke vragen d.d. 27 juli 2015 van het lid Knops met spoed te beantwoorden?7
Ja.
Het bericht dat Kosovaren in toenemende mate komen asielshoppen |
|
Peter Oskam (CDA), Raymond Knops (CDA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Kosovaren komen «asielshoppen»?1
Ja
Wanneer hebt u voor het eerst signalen gekregen, dat een toenemend aantal Kosovaren asiel aanvraagt uitsluitend met het oogmerk om in aanmerking te komen voor een terugkeervergoeding?
De instroomcijfers van asielzoekers worden door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) nauwlettend in de gaten gehouden. Bij veranderingen in de instroomcijfers wordt nagegaan wat de oorzaak hiervan is en of het beleid als gevolg daarvan (op onderdelen) moet worden aangepast. Ook om te voorkomen dat oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van de terugkeerondersteuning wordt de instroom en de mate van gebruik van deze terugkeerondersteuning in de gaten gehouden.
De afgelopen jaren was het aantal asielaanvragen van Kosovaren zeer gering. Toen in de achterliggende maanden duidelijk werd dat een aantal EU-lidstaten geconfronteerd werd met een verhoogde asielinstroom van Kosovaren is deze instroom in Nederland nauwgezet gemonitord. In de maanden mei en juni van dit jaar bleek daaruit een aanzienlijke stijging – zeker relatief gezien – van het aantal asielaanvragen van Kosovaren. Dit is voor mijn diensten IND en de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) aanleiding geweest medio juni een onderzoek te starten naar de mogelijke oorzaken daarvan. Hierbij is ook informatie betrokken van andere partijen zoals de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en andere lidstaten.
Hieruit is naar voren gekomen dat het verkrijgen van de terugkeervergoeding waarschijnlijk een belangrijke reden voor Kosovaren is om naar Nederland te komen en hier asiel aan te vragen. Vanzelfsprekend is dit niet de bedoeling van deze terugkeerregeling. Daar waar er aanwijzingen zijn dat op oneigenlijk wijze gebruik wordt gemaakt van de terugkeerondersteuning, worden maatregelen getroffen en kunnen landen worden uitgesloten. In het recente verleden is dit ook gebeurd met bijvoorbeeld Georgiërs en Macedoniërs. Ook hierbij zijn de diensten eerst nagegaan wat de oorzaken waren alvorens de terugkeerondersteuning te beëindigen of te beperken.
De uitkomsten van het genoemde onderzoek hebben er inmiddels toe geleid dat de mogelijkheid voor Kosovaren om financiële en/of in natura terugkeerondersteuning te ontvangen, is beëindigd.
Deelt u de mening dat een terugkeervergoeding niet bedoeld is voor asielzoekers van wie op voorhand duidelijk is dat hun asielverzoek kansloos is? Vindt u het toelaatbaar dat er op deze schaal misbruik wordt gemaakt van de regeling?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom hebt u de mogelijkheid om gebruik te maken van een terugkeervergoeding voor asielzoekers uit bepaalde landen niet eerder beperkt of uitgesloten?
Zie antwoord vraag 2.
Hebt u (regulier) contact met andere landen, zoals Duitsland, over regelingen voor terugkeervergoeding en in dit verband over waterbedeffecten die optreden bij verschillen tussen landen?
Op meerdere deelgebieden van het migratiebeleid is er nauw en veelvuldig contact met andere Europese (lid)staten, zo ook op het gebied van terugkeer. Verder is er onder de vlag van het Europees Migratie Netwerk een Return Expert Group actief waarin de lidstaten informatie delen over terugkeer. Op het gebied van terugkeer en herintegratie vindt verder met Duitsland en enkele andere Europese (lid)staten afstemming plaats en wordt daar waar mogelijk nauw samengewerkt.
Hoe beoordeelt u het systeem dat Zwitserland hanteert dat in geval van kansloze asielaanvragen de afhandeling binnen drie dagen plaatsvindt, zo nodig beslissing op beroep plaatsvindt binnen drie dagen en daarna onverwijld terugkeer zonder vergoeding plaatsvindt?
Ik deel de mening dat zo snel als mogelijk uitsluitsel wordt gegeven over de asielaanvraag. Uitgangspunt hierbij is wel dat de besluitvorming zorgvuldig gebeurt. De op 1 juli 2010 ingevoerde verbeterde asielprocedure zorgt hier ook voor. Weliswaar neemt de algemene asielprocedure iets meer dagen in beslag (acht in plaats van drie) dan in Zwitserland maar dat is naar mijn mening nog steeds snel genoeg om in voorkomende gevallen een helder signaal af te geven.
Bent u bereid, vanwege het feit dat er geen sprake lijkt te zijn incidenteel maar van structureel misbruik, het instrument van de terugkeerregeling over de hele breedte (dus ook voor aanvragen uit vergelijkbare landen) te evalueren en de Kamer hierover te informeren?
De ondersteuning heeft als doel om uitgeprocedeerde asielzoekers te helpen bij het opbouwen van een duurzame toekomst in hun land van herkomst waarmee de ondersteuning bijdraagt aan het bevorderen van zelfstandige terugkeer.
Door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) is vrij recentelijk onderzoek verricht naar de werking van het terugkeerbeleid en het effect van het bieden van (financiële) terugkeerondersteuning. Uit dit onderzoek is gebleken dat het bieden van deze ondersteuning positief bijdraagt aan zelfstandige terugkeer. Uw Kamer is over de uitkomsten van dit onderzoek bij brief van 9 mei 2014 geïnformeerd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 29 344, nr. 120).
Voorts wordt er zoals aangegeven in de antwoorden hiervoor bij signalen of vermoedens van oneigenlijk gebruik van de terugkeerondersteuning telkens onderzoek verricht. Ik acht een grootschalig onderzoek op dit gebied in aanvulling daarop niet nodig.
De zaak van R. van der D. (vervolgvragen) |
|
Raymond Knops (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich dat u als antwoord op de vraag «Sinds wanneer bent u ervan op de hoogte dat het enige DNA materiaal op een van de drie slachtoffers al in 2006 gematched is met het DNA materiaal van een Brit die in Groot-Brittannië een levenslange straf uitzit voor moord?» antwoordde: «In mei 2015 heeft Stichting PrisonLaw het Ministerie van Buitenlandse Zaken op de hoogte gebracht dat er 100% zekerheid bestaat over deze DNA-match.»?1
Ja.
Klopt het dat u opdracht gaf tot een vertrouwensrapport (het rapport-Grimbrere) over deze zaak en dat rapport in januari 2010 ontving?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom weigerde u om dat rapport vertrouwelijk ter inzage te geven aan de leden van de Tweede Kamer?
Tot het inschakelen van een vertrouwensadvocaat kan worden beslist als het Ministerie van Buitenlandse Zaken de behoefte heeft aan nader advies over de gevolgde rechtsgang. De reden voor het inzetten van een vertrouwensadvocaat in de zaak van de heer Van der D. was om een appreciatie te krijgen hoe de rechtsgang in deze is verlopen. De heer van der D. is op de hoogte gebracht van de inhoud van het vertrouwensrapport. Het vertrouwensrapport bevat bijzondere persoonsgegevens (daar wordt onder verstaan: gezondheid en strafrechtelijke gegevens) zoals bedoeld in paragraaf 2, hoofdstuk 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens, die eraan in de weg staan om die informatie te delen. Het wel of niet openbaar maken is een keuze van de heer Van der D. zelf.
Wat was de precieze reden dat u opdracht gaf dit vertrouwensrapport op te stellen?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat onder conclusies in het Grimbrere-rapport staat: «Toen het vonnis al onherroepelijk was en de beroepen (en het gratieverzoek en verzoek tot herziening) van de heer van der D. waren afgewezen, ontving het Juzgado de Instrucción no 3 van Fuengirola op 23 maart 2007 een rapport van het hoofd van het CBWA van het hoofdbureau van het gerechtelijk laboratorium. Hierin wordt gesteld dat inzake het forensisch rapport over biologische sporen met betrekking tot de aanranding van Asunción [C], waarin aangegeven wordt dat er een DNA-profiel is gevonden van een onbekende man, er belang bij is om een vergelijkend DNA-onderzoek te doen met het DNA van een Britse man, MARK PHILIP DIXIE, die volgens Interpol in Engeland vastzit voor een soortgelijk misdrijf. In dit rapport wordt verder beweerd dat het genetische profiel van de kam overeenkomt met dat van de genoemde Britse man, en daarom wordt er aan de rechtbank gevraagd om door middel van een vergelijking van het DNA- monster van MARK PHILIPS DXIE en van de bij Asuación [C] (slachtoffer van verkrachting) gevonden sporen deze overeenkomst te bevestigen."?
Ja, dit klopt. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft mede naar aanleiding hiervan de heer Van der D. geadviseerd dit met zijn advocaat te bespreken.
Klopt het dat de eind-aanbevelingen in het rapport-Grimbere luiden:
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het dus dat u in 2010 en wellicht daarvóór al op de hoogte was van de DNA-match met de veroordeelde Britse moordenaar Mark Dixie?
Vanaf het begin bestonden er bij de advocaten van de heer Van der D. twijfels over het DNA-materiaal en de DNA-match. Deze twijfels zijn regelmatig aan de orde geweest in gesprekken tussen de ambassade en de advocaten. Er bestond echter geen zekerheid over. In mei 2015 heeft de Stichting PrisonLaw het Ministerie van Buitenlandse Zaken op de hoogte gebracht dat er zekerheid was over de DNA-match. Deze match moest echter nog worden geverifieerd en bevestigd door de Spaanse forensische politie om daadwerkelijk in de herzieningszaak te kunnen worden ingebracht. Vanuit de Nederlandse Ambassade in Madrid is bij herhaling aangedrongen op een voortvarende opvolging hiervan. Aan deze voortvarende opvolging hecht ik veel belang. Er is geen aanleiding mijn antwoord van 16 juli te herzien.
Kunt u precies aangeven op welke wijze u de afgelopen 8 jaar informatie ontvangen heeft over de DNA-match?
Zie antwoord vraag 7.
Vindt u het antwoord2 dat u op 16 juli gaf, namelijk dat u in mei 2015 op de hoogte gebracht bent van de DNA-match, accuraat en volledig? Of wilt u dit antwoord bij nader inzien nog herzien?
Zie antwoord vraag 7.
Klopt het dat het rapport zeer zware kritiek bevat op de verdediging van de heer Van der D. en de kwaliteit van de verzoekschriften die na het vonnis zijn ingediend?
Zie ook antwoord op vragen 3 en 4.
Het doel van het rapport was niet om inzicht te krijgen op de (kwaliteit van de) verdediging van de heer van der D. De ambassade heeft op 15 april 2010 het rapport per brief aan de heer Van der D. aangeboden en hem geadviseerd over vervolgstappen. Hij is er daarbij op gewezen dat hij zelf moest bepalen welke stappen hij in de strafzaak nog verder wenste te maken. Ook is hem aangeraden duidelijke afspraken met zijn advocaat te maken.
Is er onderzoek gedaan naar de advocaten die destijds deze zaak hebben behartigt en welke resultaten zijn hier uitgekomen?
Zie antwoord vraag 10.
Klopt het dat het rapport daarna aan de heer Van der D. en zijn verdediging is gegeven? Is de ambassade daarbij aanwezig geweest en heeft zij ondersteuning geboden bij de uitvoering van de aanbevelingen?
Zie antwoord vraag 10.
Welke acties heeft de Nederlandse regering ondernomen om te bevorderen dat er tussen 2007 (of 2010) en vandaag een officiele, in Spanje rechtsgeldige DNA-vergelijking gedaan is tussen het DNA gevonden op het lichaam van het slachtoffer en het DNA van de heer Mark Dixie?
Ik heb recent mijn Spaanse ambtgenoot om voortvarende behandeling verzocht. De Nederlandse ambassadeur in Madrid heeft hierover navraag gedaan bij de Directeur-Generaal van de Nationale politie in Spanje. Vanaf het moment dat twijfel ontstond over het DNA heeft de ambassade voortdurend navraag gedaan naar de stand van zaken bij de advocaat van de heer Van der D. Ook is er meermaals navraag gedaan naar de stand van zaken met betrekking tot het rechtshulpverzoek van Spanje aan het VK voor het verkrijgen van het DNA-materiaal. Het nieuwe DNA-materiaal is op 30 juli 2015 door de rechtbank in Fuengirola ontvangen en door de Spaanse forensische politie geverifieerd, waardoor het kan worden ingebracht bij een eventuele herzieningszaak. De Spaanse nationale politie heeft alle medewerking toegezegd voor een snelle afhandeling van de DNA-vergelijking. De Spaanse nationale politie heeft ook aangegeven volledige medewerking aan de Nederlandse ambassade te geven. De ambassade blijft de voortgang uiteraard nauwgezet volgen.
Hoe beoordeelt u het feit dat er nog steeds geen officieel Spaans testresultaat is van de vergelijking, terwijl dat er wel in Engeland en Nederland is?
Zie antwoord vraag 13.
Hoe gaat u eraan bijdragen dat die DNA-vergelijking zo spoedig mogelijk eindelijk plaatsvindt?
Zie antwoord vraag 13.
Op welke dagen is de heer Van der D. fysiek bezocht door (vertegenwoordigers van) de Nederlandse ambassade in 2012, 2013, 2014 en 2015?
Medewerkers van de ambassade en het honorair consulaat in Palma de Mallorca hebben de heer Van der D. gemiddeld twee keer per jaar bezocht. Ook vindt er regelmatig telefonisch contact tussen hem en de ambassade plaats. Daarnaast is hij in overleg met de ambassade regelmatig bezocht door de vrijwilliger van de Reclassering Nederland. Naast deze bezoeken kreeg de heer van der D. ook regelmatig bezoek van geestelijke verzorgers. Op 5 augustus 2015 heeft de plaatsvervangend ambassadeur een bezoek gebracht aan de heer Van der D.
De ambassade zal natuurlijk tijdens zijn detentie consulaire bijstand aan de heer Van der D. blijven verlenen.
Bent u ervan op de hoogte dat de heer Van der D. niet in staat is om een goed advocatenteam in te huren om zelf alles aan te vechten?
De heer van der D. heeft in onze contacten met hem (laatstelijk tijdens het bezoek op 5 augustus 2015) vertrouwen uitgesproken in de Spaanse advocaat die met zijn strafzaak en herziening daarvan is belast. Daarnaast stelt hij de inspanningen van de Stichting PrisonLaw op prijs. Stichting PrisonLaw ontvangt subsidie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Welke stappen en voorbereidingen worden ondernomen om ervoor te zorgen dat de heer Van der D., na zijn vrijlating, weer kan resocialiseren en kan terugkeren in de Nederlandse maatschappij?
Dit is aan de heer van der D. zelf waarbij hij hulp van de Reclassering kan krijgen. De heer Van der D. wordt bezocht door een vrijwilliger van de Reclassering Nederland, ter voorbereiding van een mogelijke terugkeer naar Nederland. Reclassering Nederland ontvangt subsidie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken om dit desgewenst op te kunnen pakken.
Herinnert u zich dat u geantwoord heeft: «Nederland treedt in principe niet in de rechtsgang van een ander land, als het gaat om de totstandkoming van een rechterlijk oordeel over de schuldvraag en de bepaling van de strafmaat.» (antwoord 8 op de eerdere Kamervragen)?
Ja.
Kunt u aangeven hoe vaak en in welke zaken Nederland in het afgelopen half jaar een oordeel heeft gegeven over de totstandkoming van een rechterlijk oordeel over de schuldvraag of de bepaling van de strafmaat in een ander land en waarom het in elk van die gevallen wel mogelijk was een oordeel te geven of de autoriteiten aan te spreken?
Over de schuldvraag of strafmaat opgelegd aan Nederlanders in het buitenland wordt door het Ministerie van Buitenlandse Zaken geen uitspraak gedaan, dat is aan de buitenlandse rechter. Alleen in zaken waar sprake is van oplegging van de doodstraf worden autoriteiten door het Ministerie van Buitenlandse Zaken aangesproken over de totstandkoming van een rechterlijk oordeel en de strafmaat. Indien het Ministerie van Buitenlandse Zaken twijfels heeft over het verloop van een rechtsgang van een Nederlander in het buitenland kan worden beslist tot het inschakelen van een vertrouwensadvocaat om advies te vragen over de gevolgde rechtsgang. Indien het advies telt dat de rechtsgang niet goed is verlopen, dan kan het ministerie besluiten dit aan te kaarten bij de autoriteiten. Dit staat los van het gegeven dat ik het zeer zou betreuren indien de heer Van der D. of andere gedetineerden in Nederland en het buitenland onschuldig zouden zijn, maar toch veroordeeld en gedetineerd. Om die reden zet ik mij ook in om snel duidelijkheid in de zaak van de heer van der D. te kunnen krijgen.
Bent u in het bezit van een kopie van de onafhankelijke DNA-rapportage, de getuigenverklaring/schuldbekentenis van de heer Dixie, en twee andere getuigenverklaringen? Heeft u deze bewijsstukken overhandigd aan de Spaanse autoriteiten?
Het ministerie is in het bezit van kopieën van de documenten genoemd bij vraag 21. Het is aan de advocaat van de heer Van der D. om deze documenten beschikbaar te stellen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken kan dit niet doen omdat het ministerie geen partij is en geen contact kan onderhouden met de onafhankelijke rechterlijke macht in Spanje over deze zaak. Dat zou als inmenging in de rechtsgang kunnen worden ervaren en mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor de zaak van Van der D.
Wel heeft de Nederlandse ambassade in Madrid navraag gedaan bij de Spaanse autoriteiten over het bewijsmateriaal en heeft de Spaanse autoriteiten verzocht om een spoedige afhandeling van de DNA-vergelijking zodat deze in de herzieningszaak kan worden ingebracht. De Nederlandse ambassade zal over de voortgang hiervan in contact blijven met de Spaanse autoriteiten.
Welke actie heeft u ondernomen met deze bewijsstukken en gaat u ondernemen?
Zie antwoord vraag 21.
De luchtaanvallen op IS en PKK doelen door Turkije. |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het besluit van NAVO-bondgenoot Turkije om na een lange periode van afzijdigheid nu actief zowel de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) als Islamitische Staat (IS) te bombarderen?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de plotselinge ommezwaai van Turkije en hoe ziet u deze beoordeling in relatie tot de antwoorden op eerdere vragen die over de rol van Turkije in de strijd tegen IS zijn gesteld?2
Het besluit om deze aanvallen uit te voeren lijkt vooral ingegeven door de dreigingsperceptie in Turkije na de zelfmoordaanslag in Suruç op 20 juli jl. Daarnaast vond diezelfde week in Zuid-Turkije een dodelijke beschieting plaats van een Turkse soldaat vanuit door ISIS gecontroleerd gebied.
Een moord op 22 juli van twee Turkse politieagenten is geclaimd door de PKK. Hetzelfde geldt voor een aanslag op een militair konvooi diezelfde week waarbij twee soldaten omkwamen.
Turkije is al langere tijd actief in de anti-ISIS coalitie. Turkije heeft ISIS ook al lange tijd geleden op de nationale terrorismelijst geplaatst, en het is samen met Nederland voorzitter van de Foreign Terrorist Fighters werkgroep in de anti-ISIS coalitie.
Bombardeert Turkije alleen PKK-doelen, of bestookt het ook doelen van bijvoorbeeld de Koerdische militie Volksbeschermingseenheden (Yekîneyên Parastina Gel, YPG)?
Turkije voert acties uit tegen stellingen van de PKK. Bekend is dat de YPG – de militaire tak van de Syrische PYD, gelieerd aan de PKK – zegt te zijn beschoten door Turkije in Jarablus en Tel Abyad, maar Turkije ontkent dit.
Ligt de Turkse prioriteit bij het bestrijden van IS, bij het bestrijden van de Koerden of bij het verdrijven van president Assad, de voormalige bondgenoot van Turkije die tegenstander werd?
Het grootste belang van Turkije is het bewaken van de veiligheid van en de stabiliteit in Turkije. Turkije beschouwt zowel ISIS als de PKK als terroristische organisaties, die een directe bedreiging vormen voor de regionale en nationale veiligheid en stabiliteit. Daarnaast streeft Turkije naar het vertrek van president Assad.
Hoe verhoudt het feit dat vele Westerse landen, waaronder Nederland, de Koerden trainen en wapens leveren, zich tot de grote hoeveelheid bombardementen die Turkije op Koerdisch grondgebied en doelen uitvoert?
Zoals Nederland ook in de Noord Atlantische Raad (NAR) van 28 juli jl. verklaarde, moeten maatregelen van Turkije tegen terroristische dreigingen, ook als die uitgaan van de PKK, proportioneel zijn. Verdere escalatie in de regio moet worden voorkomen. In de NAR heeft Nederland ook zijn bezorgdheid uitgesproken over een mogelijke escalatie van de situatie in de regio en heeft het Turkije en de betrokken Koerdische groeperingen opgeroepen het vredesproces te continueren en het staakt-het-vuren in acht te blijven nemen. Diverse bondgenoten hebben gelijkluidende oproepen aan Turkije gedaan. Dat is mede van belang gezien de veiligheidssituatie in de regio en de rol die diverse Koerdische groeperingen, gesteund door verscheidene coalitiepartners, spelen in de strijd tegen ISIS. De Turkse aanvallen hebben geen gevolgen voor de trainingen en de leveranties.
Is er een overeenkomst om Turkse bases nu ook te gebruiken voor het bestrijden van IS? Zo ja, geldt dat dan alleen voor de VS, of kunnen ook andere NAVO-bondgenoten gebruik maken van het Turkse luchtruim bij de bestrijding van IS?
Er is een bilaterale overeenkomst tussen Turkije en de Verenigde Staten over het gebruik van de Turkse basis Inçirlik voor de bestrijding van ISIS. De Verenigde Staten zijn inmiddels begonnen met het uitvoeren van operaties vanaf deze basis. Indien andere landen van deze coalitie gebruik willen maken van deze basis voor dat doel, zullen zij ook afspraken met Turkije moeten maken.
Is er enige overeenstemming binnen de NAVO welke groepen in de strijd in Syrië en Irak gesteund worden, welke niet en op welke wijze er in deze totaal verscheurde landen vrede gesloten zou kunnen worden?
In de NAVO wordt gesproken over de rol van de organisatie bij de bestrijding van ISIS. Op 31 juli jl. bereikte de NAVO overeenstemming over een pakket maatregelen om bij te dragen aan capaciteitsopbouw van de veiligheidssector in Irak. Hierbij zijn zeven aandachtsgebieden geïdentificeerd, waaronder advies over security sector reform, countering improvised explosive devices, civil emergency planning en cyber defence. Deze steun richt zich op de Iraakse overheid en de Iraqi Security Forces (ISF).
De coördinatie van de strijd tegen ISIS in Syrië en Irak geschiedt in de anti-ISIS coalitie. Op deze manier zijn ook niet-NAVO-leden direct betrokken bij de strijd tegen ISIS en is er een belangrijke rol weggelegd voor de landen in de regio.
Welke precieze justificatie heeft Turkije in NAVO- en VN-verband gegeven voor het bombarderen van IS in Syrië en/of Irak? Hoe beoordeelt u deze justificatie?3
Op 24 juli jl. heeft Turkije een brief gestuurd aan de VN-Veiligheidsraad. In deze brief heeft Turkije verklaard militaire acties in Syrië tegen ISIS uit te voeren op basis van het recht op individuele en collectieve zelfverdediging zoals neergelegd in artikel 51 van het VN-Handvest. Zoals gemeld in de brief van 26 juni jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 543) is het kabinet van oordeel dat er een volkenrechtelijke grondslag is voor het bestrijden van ISIS in Syrië. Het kabinet concludeerde al eerder dat er binnen de kaders van het internationale recht een grondslag is voor de bestrijding van ISIS in Irak.
Bent u overigens zelf inmiddels ook al de mening toegedaan dat het aanvallen van IS in Syrië noodzakelijk en ook mogelijk is op basis van collectieve zelfverdediging, vooral ook door de te beperkte capaciteit van de coalitie in Syrië?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, acht het kabinet een actieve bestrijding van ISIS noodzakelijk, en daarom is Nederland lid van de internationale coalitie ter bestrijding van ISIS. Het standpunt van het kabinet over de aanvallen op ISIS in Syrië is vastgelegd in de brieven aan uw Kamer van 19 juni 2015 (Kamerstuk 27 925, nr. 539) en 26 juni jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 543).
Heeft Turkije enige reden gegeven (in NAVO- of VN-verband) waarom het Koerdische stellingen bombardeert? Acht u deze bombardementen gewenst en acht u deze bombardementen toegestaan onder internationaal recht?
Zie mijn antwoord op vraag 5.
Heeft het feit dat Turkije nu feitelijk in oorlog is met IS en (wederom) met de PKK nog gevolgen voor het reisadvies voor de regio?
De veiligheidssituatie in de regio wordt constant gevolgd, ook met het oog op het reisadvies. Alle reizen naar het Turkse grensgebied met Syrië en Irak werden al ontraden.
Bent u bereid en in staat om in nauw contact met de toerismebranche bij escalatie over te gaan tot evacuatie van vakantiegangers?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken levert optimale consulaire dienstverlening aan de burger. Het is echter de primaire verantwoordelijkheid van de reiziger om, eventueel in overleg met zijn of haar reisorganisatie, desgewenst een terugkeer naar Nederland te organiseren. Alleen wanneer er sprake is van (een levens-) bedreigende situatie en de reisorganisaties niet in staat blijken om hun klanten te repatriëren, zal ik in nauw contact met onder andere de reisorganisaties die consulaire bijstand verlenen die gegeven de omstandigheden mogelijk is. Dit laatste is in Turkije op dit moment niet aan de orde.
Het bericht dat via een Nederlands handelsbedrijf afgedankte Duitse legertrucks terecht zijn gekomen bij het Sudanese leger |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met berichtgeving1 dat via een Nederlands handelsbedrijf afgedankte Duitse legertrucks terecht zijn gekomen in het leger van de omstreden Soedanese president Omar al-Bashir?
Het kabinet is bekend met de berichtgeving omtrent de gedemilitariseerde vrachtwagens die door een Nederlands handelsbedrijf gekocht zijn van het Duitse Ministerie van Defensie en vervolgens zijn doorverkocht aan een Sudanese private partij. Aangezien deze trucks gedemilitariseerd zijn en qua eigenschappen gelijk zijn aan civiele voertuigen, hoeft voor de uitvoer ervan volgens de Nederlandse exportcontrolewetgeving geen vergunning aangevraagd te worden. Om deze reden is er geen speciale controle geweest bij de uitvoer van deze trucks, en beschikt het kabinet niet over exacte cijfers van het aantal gedemilitariseerde trucks dat de afgelopen tien jaar is verkocht door Nederlandse handelaren.
Heeft de Nederlandse regering vooraf van deze transfers geweten? Zo nee, kunt u verklaren waarom bij de Douane noch inlichtingendiensten alarmbellen zijn afgegaan bij de uitvoer van dergelijke toch vrij omvangrijke transporten? Zo ja, op basis waarvan heeft de regering hiervoor groen licht gegeven en kennelijk gemeend dat er geen risico op militair gebruik bestond, in het bijzonder met het oog op het feit dat de EU een wapenembargo heeft afgekondigd tegen Soedan?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u een idee hoeveel oud-legertrucks de afgelopen tien jaar door Nederlandse handelaren aan Soedan zijn verkocht? Zo ja, kunt u een zo precies mogelijk overzicht geven?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beschouwt u deze affaire achteraf? Worden maatregelen overwogen om een vergelijkbare affaire te voorkomen, mede ook in het licht van eerdere affaires?2
Het kabinet is bezorgd over de veiligheidssituatie in onder meer de door u genoemde bestemmingen. Vergunningplichtige export wordt, wanneer aangemeld bij Ministerie van Buitenlandse Zaken, secuur en op een case-by-case-basis bekeken om zoveel mogelijk uit te sluiten dat te exporteren goederen voor onwenselijke doeleinden worden ingezet. Daarnaast is er contact tussen het ministerie en het bedrijfsleven over beperkingen op export naar gevoelige bestemmingen.
Het beleid sinds 2008 heeft betrekking op overtollige vrachtwagens die door het Nederlandse Ministerie van Defensie worden verkocht. De vrachtwagens die in Sudan zijn aangetroffen, waren gekocht van het Duitse Ministerie van Defensie. Het in 2008 verruimde beleid voor de afstoting van vrachtwagens van het Nederlandse Ministerie van Defensie is in dit kader niet van toepassing, aangezien dit geen betrekking heeft op de verkoopprocedures voor trucks van het Duitse Ministerie van Defensie.
Het toezicht op te exporteren goederen is afhankelijk van het al dan niet vergunningplichtig zijn van die goederen. Duitsland en Nederland hanteren evenals de andere EU-lidstaten de (EU) Gemeenschappelijke lijst van militaire goederen als controlelijst. Navraag bij de Duitse autoriteiten leert echter dat er een interpretatieverschil is tussen Duitsland en Nederland van deze lijst. De Nederlandse exportautoriteiten beschouwen vrachtwagens die na demilitarisatie qua eigenschappen niet te onderscheiden zijn van civiele voertuigen als civiel en derhalve niet vergunningplichtig en dus niet vallend onder het EU-wapenembargo. Duitsland blijft voertuigen die specifiek ontworpen zijn voor militair gebruik beschouwen als militair en dus vergunningplichtig, ook als zij gedemilitariseerd zijn.
Vanwege de uiteenlopende interpretaties van dit specifieke onderdeel van de militaire lijst, is Duitsland ertoe overgegaan expliciet in zijn contracten op te nemen dat ook bij doorverkoop na demilitarisatie aan derde landen toestemming aan Duitsland moet worden gevraagd. Deze aanpassing van zijn contractteksten heeft Duitsland al in 2014 doorgevoerd, overigens niet naar aanleiding van deze specifieke casus.
Een eventuele aanscherping van de vergunningplicht door Nederland op deze goederen overeenkomstig de Duitse interpretatie dient zorgvuldig te gebeuren in overleg niet alleen met Duitsland maar ook met de andere EU-lidstaten, in het licht van het Nederlandse streven naar verdergaande harmonisatie van het EU-wapenexportbeleid. Wij zullen de mogelijkheden onderzoeken om het Nederlandse beleid nauwer af te stemmen op het Duitse beleid. Tevens zullen wij nagaan hoe andere Europese lidstaten hier tegenaan kijken.
Herinnert u zich het in 2008 aangekondigde beleid3, mede naar aanleiding van eerdere incidenten met (al dan niet gedemilitariseerde) oud-legervoertuigen om ongewenste wederverkoop van voormalige legervoertuigen tegen te gaan? Zou het niet logisch en wenselijk zijn dat Nederland ook zulk/vergelijkbaar toezicht houdt op dergelijke goederen die niet door Defensie, maar andere, Nederlandse of buitenlandse, bedrijven of overheden worden verkocht aan Nederlandse bedrijven, zoals in het geval als bij Bureau Buitenland naar voren kwam?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid te overwegen om met het bedrijfsleven opnieuw, en betere afspraken te maken over handel met een ruim handvol bijzonder gevoelige bestemmingen (zoals Syrië, Noord-Korea, Soedan, Birma en Iran), zodat beter voorkomen kan worden dat potentieel gevoelige, doch niet-strategische goederen niet militair aangewend worden? Kan daarmee, zonder al te grote administratieve lasten, bijvoorbeeld ook het «catch-all mechanisme» (dat voor embargolanden en potentiële proliferatie van MVW geldt) versterkt worden?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft u ook vernomen dat Duitsland inmiddels stappen heeft ondernomen om het gat in haar exportcontrole te dichten door alle afnemers van overtollige legertrucks toestemming voor wederuitvoer te laten vragen?4 Zou het niet goed zijn op EU-niveau maatregelen te nemen om de controle op gedemilitariseerde voertuigen (en vergelijkbare zaken) voor gevoelige bestemmingen te verbeteren en harmoniseren, bijvoorbeeld zoals Duitsland nu heeft voorgesteld?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bekend met berichten5 over bombardementen op de school en ziekenhuis van de bisschop in Kauda, Nuba Mountains in Zuid-Kordofan op 25 mei j.l. en het rapport van Human Rights Watch6 over schendingen in Blue Nile en Zuid-Kordofan? Bent u van mening dat er sprake is van een strategie van Sudanese strijdkrachten waarbij zij bewust geweld gebruiken richting burgers in Zuid-Kordofan en Blue Nile, onder andere middels seksueel geweld en bijna dagelijkse bombardementen?
Deze berichten zijn ons bekend. Er lijkt inderdaad sprake van een strategie van de Sudanese strijdkrachten om bewust geweld tegen burgers in Zuid-Kordofan en Blue Nile te gebruiken, zoals beschreven in het desbetreffende HRW-rapport.
Deelt u de zorg dat bij het ontbreken van afdoende regionale en internationale politieke druk op de regering in Khartoum de mensenrechtenschendingen door blijven gaan er de komende tijd meer bombardementen op burgers zullen plaatsvinden?
Wij delen uw zorgen over de mensenrechtenschendingen in Sudan. Nederland brengt die ook over aan de Sudanese regering. De internationale gemeenschap zal de druk op de Sudanese regering maximaal moeten houden, ook al leert de ervaring dat dit geen garantie geeft op het voorkomen van nieuwe schendingen.
Bent u bereid om in EU- en VN-verband te pleiten voor veroordeling van het regime in Khartoum voor het bewust en gericht bombarderen van haar burgers in Blue Nile en Zuid-Kordofan?
Ja.
Klopt het dat burgers in de door rebellen gecontroleerde gebieden zijn nog altijd verstoken van humanitaire hulp omdat de Soedanese regering hulporganisaties hier niet toe laat en cross border hulp enkel mondjesmaat plaats vindt? Bent u bereid alsnog te overwegen over te gaan tot cross border hulp aan deze gebieden, hetzij met directe hulp of door middel van ondersteuning van hulpverleners, mensenrechtenactivisten en monitors, hiervoor de mogelijkheden te onderzoeken en hierover te rapporteren aan de Kamer?
Ondanks druk van de internationale gemeenschap laat de Sudanese overheid formeel geen hulp toe tot gebieden die door rebellen worden gecontroleerd. In de praktijk wordt echter wel hulp geboden. Dit gebeurt deels door grensoverschrijdende activiteiten (o.a. naar Zuid-Kordofan) en deels door activiteiten over de strijdlijnen heen. Omdat het leveren van deze hulp voor betrokken organisaties en hun medewerkers een riskante activiteit is in het licht van de veiligheidssituatie en de houding van de Sudanese overheid is de regering zeer terughoudend ten aanzien van openbare rapportage hierover. Nederland geeft dit jaar 2 mln. euro aan directe humanitaire steun via het Common Humanitarian Fund. Daarnaast draagt Nederland indirect bij aan humanitaire hulp in Sudan via de algemene ongeoormerkte bijdragen aan ICRC, WFP, UNHCR en OCHA.
Deelt u de teleurstelling dat Rusland en China de mening zijn toegedaan dat VN-gezant Menkerios niet het mandaat heeft om aan de VN-Veiligheidsraad te rapporteren over de situatie in Soedan? Bent u bekend met VN-Veiligheidsraad Resolutie 2046 waarin de VNVR aangeeft dat zij «actively seized of this matter» blijft?
Resolutie 2046 en het mandaat van Haile Menkerios, Speciaal Gezant van de Secretaris Generaal voor Sudan en Zuid-Sudan zijn ons bekend. Dit mandaat behelst rapportage over de situatie in Sudan en Zuid-Sudan. De gespannen situatie in relatie tussen Sudan en Zuid-Sudan vereist zorgvuldige rapportage aan de VN-Veiligheidsraad. Op 8 juli jl. vonden consultaties plaats in de VN-Veiligheidsraad over Sudan en Zuid-Sudan en de implementatie van het mandaat van de United Nations Interim Security Force for Abyei (UNISFA). Zowel Speciaal Gezant Menkerios als Speciaal Vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal voor UNISFA Gebremariam heeft de VN-Veiligheidsraad geïnformeerd over deze onderwerpen.
Bent u bereid met gelijkgestemden leden van de Veiligheidsraad de mogelijkheden te onderzoeken om aan de hand van resolutie 2046 alsnog mandaat te verzorgen voor VN gezant Menkerios om te rapporteren over de situatie in Soedan, waaronder in Zuid-Kordofan en Blue Nile?
Het is in principe aan Speciaal Gezant Menkerios om invulling te geven aan zijn mandaat, in overleg met de SGVN en de leden van de VN-Veiligheidsraad. Nederland vraagt wel op verschillende manieren aandacht voor de situatie in Zuid-Kordofan, Blue Nile en Darfur, onder meer in onze rol als co-voorzitter van de humanitaire donorwerkgroep in Sudan en door de situatie te agenderen in internationale fora waaronder de VN.
Bent u bekend met de uitspraken van president Bashir dat Soedan de gewapende opstand zal neerslaan en een nationale dialoog opzet die wordt gerund door de overheid en de National Congress party (NCP)?7 In het licht van deze uitspraken en gezien de Nederlandse en Europese steun aan het African Union High Implementation Panel (AUHIP), die de dialoog probeert de faciliteren maar hierin door Bashir dus wordt tegengewerkt, kunt u aangeven hoe u denkt dat de door AUPSC’s September 2014 Communique 456 gestelde voorwaarden8 aan de dialoog gerealiseerd zouden moeten worden?
De door u genoemde documenten zijn ons bekend, evenals de weergave van president Bashirs woorden in het door u aangehaalde artikel.
De internationale gemeenschap (AU, EU, VN) blijft van mening dat alleen politieke oplossingen een antwoord op Sudans crises kunnen zijn. Daartoe is echter politieke wil en medewerking vereist van de betrokken partijen, die op dit moment lijkt te ontbreken. De AUPSC heeft in het genoemde Communiqué het belang van de voorwaarden benadrukt, maar het is onwaarschijnlijk dat deze in de huidige opzet van de dialoog worden gerealiseerd.
Bent u van mening dat de EU, de VN en de Afrikaanse Unie de dialoog niet zouden moeten steunen wanneer aan deze voorwaarden niet wordt voldaan?
Ja, zeker voor wat betreft de huidige Nationale Dialoog in de door de overheid gekozen vorm. Tegelijk geldt dat een oprechte dialoog en een politieke oplossing voor de verschillende conflicten en crises van onverminderd groot belang blijven. Hier dringen Nederland en de EU dan ook voortdurend op aan.
Het bericht 'Wintelre is overlast Eindhoven Airport zat’ |
|
Raymond Knops (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Wintelre is overlast Eindhoven Airport zat»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het feit dat de routeoptimalisatie 1B heeft geleid tot meer en intensere overlast in Wintelre?
Ik ben er van op de hoogte dat de routeoptimalisatie 1B ertoe heeft geleid dat de inwoners van Wintelre aangeven meer overlast te ervaren van het vliegverkeer. In de aanloop naar de gefaseerde uitbreiding van het civiel luchtverkeer op Eindhoven Airport is veel aandacht besteed aan hinderbeperking, zowel bij de start als bij de landing. Voor vertrekkende vliegtuigen zijn de vertrekroutes geoptimaliseerd om woonkernen zoveel mogelijk te ontzien. Woonkernen geheel mijden is in een dichtbevolkt gebied als Noord-Brabant niet mogelijk; er zullen daarbij altijd keuzes moeten worden gemaakt. Ik sluit niet uit dat zich nieuwe mogelijkheden tot nog verdere optimalisatie voordoen. We zullen daar in ieder geval opnieuw naar kijken. Maar de mogelijkheden tot routeoptimalisatie zijn beperkt. Een routeverandering brengt op de ene plaats verbetering, maar elders juist meer hinder.
Is het u bekend dat door het feit dat piloten regelmatig het uiterste van de noordelijke brandbreedtegrens van de vliegroute (ofwel uiterste binnenbocht) opzoeken, de overlast groot is en dat vliegtuigen daardoor op tussen de 300 en 500 meter hoogte over het dorp vliegen?
Vliegroutes worden op de kaart aangegeven met een lijn. In werkelijkheid volgen niet alle vliegtuigen precies die lijn, maar is er een zekere spreiding die mede afhankelijk is van het vliegtuigtype en van de weersomstandigheden, in het bijzonder de wind. Daarom kennen alle vliegroutes noodzakelijkerwijs een bandbreedte, die niet zomaar kan worden verkleind. Wel is het zo dat in de werkgroep Hinderbeperking van de Alderstafel Eindhoven door partijen nadere afspraken worden gemaakt over «optimale» corridors (breed boven dunbevolkt gebied, smal tussen twee dorpskernen door). Hierbij zal tevens aandacht worden geschonken aan de wijze waarop aan de implementatie en de naleving van deze afspraken zo effectief mogelijk invulling kan worden gegeven.
Is het mogelijk om in gesprek te gaan met betrokkenen om te bewerkstelligen dat route 1B wordt gevlogen en dat alleen van de zuidelijke bandbreedte (buitenbocht) gebruik wordt gemaakt?
Zie antwoord op vraag 3.
Is door het feit dat de vliegtuigen zo laag over Wintelre vliegen, hier het gevaar van fijnstof groter dan elders? Wordt dit gemeten? Zijn de resultaten hiervan beschikbaar?
Door het RIVM worden er metingen in en rond Eindhoven uitgevoerd via het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML). Bij het bepalen van de luchtkwaliteit wordt onder andere gekeken naar de concentraties fijnstof. Het LML wordt door het RIVM beheerd in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. De resultaten hiervan zijn beschikbaar via www.lml.rivm.nl. Het LML laat geen stijging zien ten aanzien van de concentraties fijnstof als gevolg van de nieuwe vertrekroute 1B. Deze uitkomst past bij het beeld dat uit diverse onderzoeken naar voren komt, namelijk dat het effect van luchtvaart op de concentraties fijnstof in de lucht zeer beperkt is.
Daarnaast wordt in en rondom Eindhoven de luchtkwaliteit op meerdere locaties gemeten door middel van het lokale Innovatief Luchtmeetsysteem AiREAS. Ook hier wordt onder andere gekeken naar concentraties fijnstof. Er bevinden zich ook meetpunten rondom de luchthaven. Deze staan niet in de vliegrichting opgesteld, maar staan haaks op de start- en landingsbaan. De resultaten komen later dit jaar beschikbaar via www.aireas.com.
Hoeveel geluidmeetpalen staan er in de omgeving van Eindhoven Airport? Hoeveel daarvan staan er in (de buurt van) Wintelre?
In de omgeving van Eindhoven Airport staan 15 vaste geluidmeetpalen. Het gaat hierbij om 9 geluidmeetpalen van Eindhoven Airport, 3 palen van de gemeente Best en 3 palen van de gemeente Eindhoven. Daarnaast heeft Eindhoven Airport 1 mobiele meetpost beschikbaar. Van de vaste geluidmeetpalen staat er 1 in de buurt van Wintelre. Ten aanzien van de mobiele meetpost is een afspraak gemaakt om die in de omgeving van Wintelre (onder de nieuwe vertrekroute 1B) in te zetten. De voorbereidingen zijn erop gericht om deze nog voor 1 oktober 2015 in (de buurt van) Wintelre te plaatsen, aanvullend op de geluidmeetpaal die daar reeds aanwezig is.
Wat zijn de meetresultaten over de afgelopen drie jaren? Kunnen die ter beschikking worden gesteld aan geïnteresseerden?
Naar aanleiding van de toename in de ervaren overlast in Wintelre door de nieuwe vertrekroute 1B wordt door de Werkgroep Leefbaarheid (van de Alderstafel) op initiatief van de gemeente Eindhoven een eerste analyse uitgevoerd van de meetgegevens van het aanwezige geluidmeetpunt in de buurt van Wintelre vanaf januari 2014 tot april 2015. Deze analyse laat lagere geluidwaarden zien dan voor invoering van vertrekroute 1B.
Van de 15 vaste geluidmeetpalen in de omgeving van Eindhoven Airport zijn de 9 palen van Eindhoven Airport gekoppeld aan het registratiesysteem Airport Noise and Operations Monitoring System (ANOMS), wat betekent dat de geluidmeetpalen dagelijks gegevens naar ANOMS sturen om daarna gelinkt te worden met de vluchtgegevens van het civiele verkeer. Doel van het ANOMS is om te kunnen vaststellen wat de daadwerkelijk gevlogen routes en de daarbij behorende hoogte zijn, zodat de woonkernen met het oog op hinderbeperking zoveel mogelijk worden gemeden. Het ANOMS is door middel van Web Trak gekoppeld aan de website samenopdehoogte.nl.
Ten aanzien van de beschikbaarheid van de meetresultaten over de afgelopen drie jaren kan ik u melden dat via de website www.samenopdehoogte.nl op basis van historische data overzichten kunnen worden samengesteld van de geluidhinder die vanaf 2013 is geregistreerd door de geluidmeetpalen die aan ANOMS gekoppeld zijn. Daarnaast wordt voor deze meetdata momenteel nog bekeken hoe deze ook nog op andere wijze toegankelijk kan worden gemaakt. De meetdata van de 3 meetpunten in Best zijn voor de periode februari 2012 – februari 2014 geanalyseerd en gerapporteerd. Deze zijn beschikbaar via http://www.gemeentebest.nl/data/downloadables/4/6/9/2/rapport-geluidmeetnet.pdf. De meetdata van de 3 meetpunten van de gemeente Eindhoven komen later dit jaar beschikbaar.
Deelt u de mening dat het zinvol is om meer meetpalen te plaatsen in de buurt van Wintelre, omdat dit dorp door de nieuwe vliegroute meer en intensere overlast heeft?
Zoals ik bij de beantwoording van vraag 7 heb aangegeven, worden er reeds stappen gezet om nog voor 1 oktober 2015 een tweede geluidmeetpunt te plaatsen in (de buurt van) Wintelre.
Wanneer wordt de nieuwe vliegroute 1B geëvalueerd? Wordt de cumulatieve hinderbeleving voor Wintelre als gevolg van civiel en militair luchtverkeer en proefdraaien van motoren op Eindhoven Airport meegenomen?
De wijze waarop en de termijn waarbinnen de nieuwe vliegroute 1B wordt geëvalueerd is momenteel nog onderwerp van gesprek. Hierbij zal ook de cumulatieve hinderbeleving in Wintelre worden betrokken. In de regel kan worden gesteld dat nieuw ingevoerde hinder beperkende maatregelen pas kunnen worden geëvalueerd nadat ze een jaar zijn toegepast. Dan kunnen verschillende weersinvloeden en het hoog- en laagseizoen van vliegmaatschappijen in de evaluatie worden betrokken.
Is het op basis van artikel 350 van het verdrag van Lissabon mogelijk om via de Benelux afspraken te maken over een Single Sky met België (vooruitlopende op de Single European Sky (SES)), waardoor vertrekkende vliegtuigen naar het zuiden en het westen in een rechte lijn kunnen opstijgen en ter hoogte van de E34 de landsgrens kunnen passeren?
De eventuele afspraken over een vliegroute tussen Nederland en België behoeven geen rechtsbasis in artikel 350 van het Lissabon Verdrag. Deze afspraken kunnen reeds worden gemaakt op grond van de soevereiniteit van Nederland en België over hun eigen luchtruim, waarbij een eventuele gezamenlijke oplossing (vliegroute) door beide landen aan weerszijden van de grens wordt geïmplementeerd. In aanvulling hierop moeten de betrokken luchtverkeersleidingsorganisaties procedures afspreken voor het gebruik van deze vliegroute. In de praktijk worden afspraken over luchtruimindeling of vliegroutes voor vliegvelden nabij landsgrenzen al jarenlang gemaakt tussen buurlanden en hun respectieve luchtverkeersleidingsorganisaties.
Bent u bereid om op basis van artikel 350 van het verdrag van Lissabon de mogelijkheden voor vertrekkende vluchten vanuit Eindhoven vooruitlopen op SES reeds te verkennen en op te pakken in het belang van omwonenden van Eindhoven Airport?
Zoals in het antwoord op vraag 10 is aangegeven, behoeven dergelijke afspraken geen rechtsbasis in artikel 350 van het Lissabon Verdrag. Er zijn op dit moment reeds afspraken tussen de Militaire Luchtvaart Autoriteit (MLA), de Belgische militaire luchtverkeersleiding (Belga Radar) en Belgische civiele luchtverkeersleiding (Belgocontrol) over het gebruik van het Belgische luchtruim. Op basis van deze afspraken wordt er reeds op ad hoc basis gebruik gemaakt van het Belgische luchtruim door vertrekkend verkeer in zuidelijke richting vanaf Eindhoven Airport. In overleg met België zal worden nagegaan of dit gebruik kan worden geïntensiveerd. Hierbij zal ook nadrukkelijk worden gekeken naar welke verschuiving in hinderbeleving hiervan het gevolg zal zijn voor andere woonkernen. Een wijziging van de route brengt op de ene plaats verbetering, maar zorgt elders juist voor meer hinder. Dit vergt een zorgvuldige afweging, die in overleg met de partijen aan de Tafel zal worden gemaakt.
Acht u een compensatiefonds, zoals dat bestaat voor Schiphol en zoals dit besproken wordt voor de NAVO-basis in Geilenkirchen (Onderbanken), een optie voor Eindhoven Airport?
De instelling van een dergelijk fonds is een van de aanbevelingen die naar voren is gekomen bij de evaluatie van de eerste fase van de ontwikkeling van Eindhoven Airport en het advies van de heer Alders voor de tweede fase, welke ik op 21 juli jongstleden aan uw Kamer (Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 31 936, nr. 291) ter kennisneming heb aangeboden. Begin september kom ik, mede namens de Minister van Defensie, met een inhoudelijke reactie op de evaluatie en het advies. Ik zal hierin dan tevens mijn standpunt ten aanzien van het instellen van een leefbaarheidsfonds opnemen.
De zaak van dhr. van der Dussen |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Raymond Knops (CDA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van de situatie van Romano van der Dussen, die in 2003 in Spanje is opgepakt en is veroordeeld is tot 15 jaar en 7 maanden cel voor aanranding en verkrachting?
Ja.
Wanneer en hoe vaak heeft iemand van de Nederlandse ambassade of van het Nederlandse consulaat de heer Van der Dussen bezocht sinds hij is gearresteerd?
Sinds zijn arrestatie is de heer Van der D door de Nederlandse ambassade en het honoraire consulaat periodiek bezocht. Tot eind 2014 was de bezoekfrequentie voor Nederlandse gedetineerden in het buitenland minimaal tweemaal per jaar. In 2015 is ook in Spanje het nieuwe beleid voor Nederlandse gedetineerden in het buitenland in werking getreden, met een andere bezoekregeling. Naast de bezoeken door de ambassade is er regelmatig telefonisch contact tussen hem en de ambassade. Ook krijgt hij bezoeken van vrijwilligers van Reclassering Nederland en tot voor kort van geestelijke verzorgers.
Klopt het dat in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een contra-expertise gedaan is op deze zaak door advocatenkantoor Gimbrère? Zo ja, kunt u de conclusies (openbaar) en het rapport (vertrouwelijk of openbaar) met de Kamer delen?1
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft opdracht gegeven aan het advocatenkantoor Gimbrere om een vertrouwensrapport op te stellen. Dit rapport is aan de heer Van der D toegezonden. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken maakt vertrouwensrapporten niet openbaar.
Gaf bovengenoemd rapport aanleiding om ernstig te twijfelen aan de rechtsgang en aan de schuld van de heer Van der Dussen?
De schuldvraag van de heer Van der D was geen onderdeel van het vertrouwensrapport. Het doel was om extra inzicht te krijgen op hoe de rechtsgang in de zaak van de heer Van der D in Spanje is verlopen.
Welke acties heeft u ondernomen naar aanleiding van dat rapport?
De ambassade te Madrid heeft de heer Van der D volledig op de hoogte gesteld van de inhoud van het rapport en hem geadviseerd om mogelijke vervolgstappen te bespreken met zijn advocaat.
Sinds wanneer bent u ervan op de hoogte dat het enige DNA materiaal op een van de drie slachtoffers al in 2006 gematched is met het DNA materiaal van een Brit die in Groot-Brittannië een levenslange straf uitzit voor moord?
In mei 2015 heeft Stichting PrisonLaw het Ministerie van Buitenlandse Zaken op de hoogte gebracht dat er 100% zekerheid bestaat over deze DNA-match.
Bent u bekend met het feit dat deze Brit voor dat geval van verkrachting ook een bekentenis heeft afgelegd?2
Ook deze informatie is door de Stichting PrisonLaw aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken doorgegeven.
Op welke wijze gaat u zich ervoor inspannen dat Romano van der Dussen de kans krijgt om zijn onschuld aan te tonen en zo spoedig mogelijk in ieder geval voorwaardelijk vrijgelaten wordt uit de Spaanse gevangenis?
Het is aan de Spaanse rechter om te beslissen of de zaak van de heer Van der D wordt heropend. De heer Van der D heeft advocaten die zijn verdediging op zich nemen. Nederland treedt in principe niet in de rechtsgang van een ander land, als het gaat om de totstandkoming van een rechterlijk oordeel over de schuldvraag en de bepaling van de strafmaat. Uiteraard volgen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Nederlandse ambassade te Madrid deze zaak nauwgezet en blijft het ministerie binnen de kaders van het beleid consulaire bijstand aan de heer Van der D verlenen.
De inbeslagname van irrigatiepijpen van Palestijnse boeren in de Jordaanvallei |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de recente problemen omtrent het project «Rehabilitation of Agricultural Wells in Area C» in de Palestijnse gebieden?
Klopt het dat de Israëlische autoriteiten op 13 mei jl. in de buurt van Jiftlik en Marj Na’ajeh, in de Jordaanvallei, in totaal bijna 1,9 kilometer aan irrigatiepijpen in beslag hebben genomen en verwijderd van de gronden van Palestijnse boeren?
Klopt het dat deze irrigatiepijpen door de Food and Agricultural Organisation (FAO) aan de Palestijnse boeren zijn verstrekt?
Kunt u bevestigen dat het bij Jiftlik een door Nederland gefinancierd OS-project betrof?
Klopt het dat de Israëlische autoriteiten als argument voor de confiscatie een «potentiële veiligheidsdreiging voor Israël» hebben aangevoerd? Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Ja. Naar mening van het kabinet is vervangen van bestaande waterleidingen geen bedreiging voor de veiligheid, maar juist een investering in economische ontwikkeling die bijdraagt aan stabiliteit en efficiënter gebruik van water. Daarom is de Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah het gesprek aangegaan met verantwoordelijke Israëlische autoriteiten. Hierin werden aanvankelijk ook andere redenen genoemd voor de confiscatie. Beide partijen zijn in het gesprek overeengekomen dat de leidingen geen veiligheidsrisico vormen en er ook geen andere redenen waren om de waterleidingen te confisqueren. Afgesproken is dat de leidingen daarom op korte termijn zullen worden vrijgegeven.
Hoe kan het dat een door de Joint Israeli-Palestinian Water Committee goedgekeurde projectlocatie met een Israëlische vergunning toch tegen een dergelijke belemmering aan loopt?
Dit is een voorbeeld van de moeilijkheid om activiteiten in Area C ten behoeve van de Palestijnse bevolking goedgekeurd te krijgen in het Israëlisch vergunningen systeem.
Het project was goedgekeurd in de Joint Water Committee. In sommige gevallen is daarnaast nog goedkeuring vereist van de Civil Administration. Er bestond een verschil van inzicht of dit project, waarbij bestaande infrastructuur wordt vernieuwd, een dergelijke tweede goedkeuring had moeten worden aangevraagd.
Bent u bereid om deze zaak op korte termijn met de Israëlische autoriteiten te bespreken en u in te spannen voor zo spoedig mogelijke teruggave van de irrigatiepijpen?
Dit incident is bij verschillende gelegenheden opgebracht bij de Israëlische autoriteiten.
Kunt u een beschrijving geven van het Nederlandse beleid ten aanzien van OS-interventies in Area C en welke Nederlandse OS-activiteiten zijn in de komende jaren voorzien in area C?
De Nederlandse OS-interventies in de Palestijnse gebieden zijn gericht op drie sectoren: justitie, water en landbouw/voedselzekerheid. Een deel van de activiteiten binnen deze sectoren wordt uitgevoerd in Area C. Het gaat hierbij o.a. om de verbetering van toegang tot land en water voor boeren en juridische hulp aan bedoeïenengemeenschappen die geconfronteerd worden met uitzetting. Nederland is voornemens om deze activiteiten in de komende jaren voort te zetten, ook in Area C.
Welke criteria hanteert Nederland bij ontwikkelingsprojecten in dit gebied? Hoe vaak heeft een Nederlands project in het afgelopen jaar te maken gehad met Israëlische obstructies in Area C? Welke stappen zijn hiertegen ondernomen?
Het merendeel van het Palestijnse landbouwgebied bevindt zich in Area C waardoor landbouwactiviteiten zich doorgaans in dit gebied concentreren. Het aantal Israëlische beperking bij Nederlandse projecten is afgelopen jaar beperkt gebleven tot drie «stop-work-orders» en tijdelijke confiscatie van materiaal. In alle gevallen betrof het activiteiten van het «Land and Water Resource Management»-programma waarbij de toegang tot land voor boeren wordt verbeterd met de aanleg of verbetering van wegen, verbetering van de watervoorziening voor landbouwdoeleinden en de introductie van innovatieve werkwijzen in de landbouwsector (waaronder zonne-energie en water oogsttechnieken). Na verschillende interventies van onder meer de Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah is het geconfisqueerde materiaal na betaling van een dwangsom teruggegeven.
Worden andere EU-donoren ook met dergelijke problemen geconfronteerd? Zo ja, op welke wijze en schaal?
Ja, ook andere donoren hebben te maken met problemen bij de uitvoer van zowel humanitaire als ontwikkelingsprojecten in Area C. Dit varieert van inbeslagname van materiaal zoals bulldozers en zonnepanelen tot verwoesting van noodonderkomens voor bedoeïenen, scholen en klinieken in Area C. Recent werden ook irrigatiepijpen bij een door het Britse DfID gefinancierd landbouwproject in Qalqilia geconfisqueerd.
Bent u bereid om de problematiek rond OS-activiteiten in Area C in EU-verband aan te kaarten?
Deze problematiek is onderdeel van voortgaand EU-overleg, o.a. ten behoeve van onderlinge coördinatie van de activiteiten in dit gebied en van de dialoog met Israelische autoriteiten.