De onafhankelijkheid, onpartijdigheid en integriteit van de rechtspraak |
|
Michiel van Nispen |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het onderzoek van de Universiteit Leiden waarin onder andere wordt aanbevolen dat financiële belangen van rechters openbaar worden gemaakt?1
Ik heb kennisgenomen van het in de vraag bedoelde rapport. Enkele onderzoekers van de Universiteit Leiden hebben in opdracht van de Raad voor de rechtspraak onderzoek gedaan naar systeemwaarborgen ter bevordering van de onafhankelijkheid, onpartijdigheid en integriteit van de rechtspraak. Voor mijn reactie verwijs ik u naar mijn antwoorden op de volgende vragen en mijn antwoorden op de schriftelijke vragen (kenmerk 2014Z08051, ingezonden 1 mei 2014) van het lid Helder van uw Kamer over dit rapport.
Deelt u de mening van de onderzoekers dat er meer aandacht moet worden gegeven aan mogelijke belangenverstrengeling van rechters? Zo ja, op welke manier gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Het is van belang voortdurend aandacht te besteden aan integriteit. De wet stelt daarom grenzen aan de nevenfuncties die rechters kunnen vervullen; sommige nevenbetrekkingen zijn uitgesloten. Daarnaast toetst de functionele autoriteit de nevenfuncties die door rechters worden opgegeven op hun toelaatbaarheid (artikel 44 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren). Of al dan niet sprake is van ongewenste belangenverstrengeling speelt bij de toetsing en de beoordeling zeker een rol. De registratie van nevenbetrekkingen en de openbaarmaking van het register (www.rechtspraak.nl) zijn verplicht. De Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de Rechtspraak van de NVvR bevat aanbevelingen voor rechters over onder meer nevenfuncties en het niet behandelen van zaken waarbij familie, kennissen of voormalige werkgevers zijn betrokken.
Verder stimuleert de Rechtspraak het debat over integriteit (o.a. over belangenverstrengeling) door op een intranetpagina over integriteit een discussieforum beschikbaar te stellen en door discussiebijeenkomsten te organiseren. De Raad voor de rechtspraak organiseert bijvoorbeeld met de NVvR op 2 september aanstaande een discussiebijeenkomst over het genoemde onderzoeksrapport voor medewerkers van de Rechtspraak.
Aan de hand van de eerder genoemde adviezen en aanbevelingen, die voor een deel nog moeten worden uitgebracht, zal de noodzaak van het treffen van nadere maatregelen worden bezien. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 4.
Op welke andere manieren dan het registreren van nevenfuncties wordt in Nederland gewerkt aan het voorkomen van mogelijke belangenverstrengeling van rechters?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op de conclusie van de onderzoekers dat Nederland internationaal gezien relatief uit de toon valt met het zeer ruimhartige uitgangspunt dat nevenfuncties in beginsel zijn toegestaan?
Het is van groot belang dat onze rechtspraak, die gebaseerd is op professionele rechters die het rechtsprekend ambt als hun hoofdbetrekking hebben, zo goed mogelijk maatschappelijk is ingebed. Het maatschappelijk draagvlak wordt mede gewaarborgd door de wijze waarop de rechter georiënteerd is op, en deelneemt aan de samenleving.2 Het is dan ook wenselijk dat rechters actief zijn op diverse fronten in het maatschappelijk verkeer. Het vervullen van nevenbetrekkingen door rechters is daarvoor bij uitstek geschikt. Grenzen worden daarbij getrokken door de wet, die sommige nevenbetrekkingen uitsluit, door de toetsing van nevenfuncties door de functionele autoriteit en door het gezond verstand van de rechter. Als hulpmiddel bij de beantwoording van de vraag of een nevenfunctie acceptabel is of niet, is binnen de Rechtspraak de Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de Rechtspraak ontwikkeld waarin algemene richtlijnen zijn opgenomen.
De Groep Staten tegen Corruptie van de Raad van Europa (GRECO) constateert dat Nederland van oudsher relatief weinig corruptiezaken en integriteitschendingen kent. In Nederland bestaat groot publiek vertrouwen in de integriteit van rechters. Op basis van diverse internationale rapporten kan geconcludeerd worden dat de integriteitsborging van de Rechtspraak goed is. GRECO heeft in 2013 bijvoorbeeld de Nederlandse aanpak om integriteit te borgen binnen onder meer de Rechtspraak positief gewaardeerd.3 Transparency International spreekt in zijn rapport van 2012 van een «zeer sterke integriteitsborging» van de zittende magistratuur.4 Ook blijkens de Eurobarometer 385 Justice in the EU is het vertrouwen van de samenleving in de onafhankelijkheid van de Nederlandse rechtspraak en van de Nederlandse rechter groot.5
Bent u bereid om naast de nevenfuncties van rechters ook hun financiële belangen en de nevenfuncties van hun partners openbaar te registreren? Zo nee, waarom niet?
Een werkgroep van de Rechtspraak, die zich sinds juni 2013 buigt over versterking van integriteitsmaatregelen van de Rechtspraak, is door de Raad voor de rechtspraak gevraagd met een advies te komen over het melden van financiële belangen van rechters (werkzaam in bepaalde rechtsgebieden), het melden van nevenfuncties van hun partners en de vraag of het raadzaam is die op te nemen in een openbaar register. Het advies is nog niet afgerond. De consequenties en de uitvoerbaarheid van een dergelijke maatregel kunnen op dit moment dan ook nog niet worden overzien.
Kunt u puntsgewijs reageren op de overige aanbevelingen van de onderzoekers van de Universiteit Leiden?2
Een deel van de aanbeveling om te komen tot meer organisatorische controle op het integriteitsbeleid is al opgepakt binnen de gerechten. De werkgroep integriteit heeft aanbevolen dat alle gerechten op korte termijn een integriteitscommissie in het leven roepen, alsmede een vertrouwenspersoon integriteit aanwijzen.
De onderzoekers bevelen ook aan om de beoordeling van klachten over rechters geanonimiseerd op internet raadpleegbaar te maken. Behandeling van klachten over rechters valt onder het domein van de gerechten. Onlangs hebben de Raad voor de rechtspraak en Presidentenvergadering onder andere de volgende aanbevelingen van het Project Kwaliteit en eenheid klachtbehandeling Rechtspraak overgenomen:7 bevorder het ter beschikking stellen aan de gerechten van databanken waarin de geanonimiseerde uitspraken van klachtprocedures kunnen worden gepubliceerd voor zowel intern als extern gebruik en8 publiceer jaarlijks op de lokale site van de gerechten een lokaal verslag klachtbehandeling op de pagina «Publicaties» op rechtspraak.nl.
Alvorens een beslissing wordt genomen over eventuele invoering van de overige aanbevelingen, is aan verschillende werkgroepen om nader advies gevraagd.
Deze werkgroepen onderzoeken de in het rapport genoemde aanbevelingen en doen hiervan verslag.
Overigens wil ik u er graag op wijzen dat de regering op dit moment een wijziging van de Grondwet in voorbereiding heeft, waarmee het recht op een eerlijk proces voor een onpartijdige en onafhankelijke rechter grondwettelijk wordt verankerd.
Het bekladden van een huis in Almere |
|
Keklik Yücel (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Woning vrouw beklad met hakenkruis»?1 Herinnert u zich voorts de eerdere vragen over stelselmatige discriminatie van bewoners in de Haagse wijk Duindorp?2
Ja.
Is de bewoonster van het huis of zijn andere buurtbewoners op gelijkaardige wijze eerder getroffen door dergelijke uitingen? Zo ja, hoe vaak is dat gebeurd en op welke wijze?
Bij de politie en bij de gemeente Almere zijn geen signalen bekend van eerdere bekladdingen in de betreffende straat en directe omgeving.
Is er aangifte gedaan van de in het bericht genoemde praktijken? Zo ja, wat was de aard van die aangifte?
Ja, bij de politie is aangifte gedaan van vernieling, discriminatie en belediging. De politie onderzoekt de zaak.
Deelt u de mening dat het prijzenswaardig is dat buurtbewoners de bewoonster van het bekladde huis een hart onder de riem hebben gestoken? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat het goed zou zijn als u eveneens zou laten weten de bewoonster te steunen en dat u afstand neemt van degenen die menen hakenkruizen op de woning te moeten kladden? Zo ja, wilt u dat dan doen, bijvoorbeeld door middel van antwoord op deze vraag of anderszins?
Het kabinet veroordeelt (stelselmatige) pesterijen en discriminatie op welke grond dan ook. Woonoverlast en intimidatie in een wijk kunnen diep ingrijpen in het welzijn van de bewoners en dat is zorgelijk. Ik betreur dat dit incident heeft plaatsgevonden en ik prijs de buurtbewoners die de bewoonster van het bekladde huis een hard onder de riem hebben gestoken.
Deelt u de mening dat ook bij onderhavig voorbeeld van discriminatie en intimidatie van een buurtbewoner alles op alles moet worden gezet om te voorkomen dat het de slachtoffers zijn die moeten verhuizen en dat juist de daders moeten worden aangepakt?
In alle gevallen moet worden voorkomen dat slachtoffers moeten verhuizen omdat zij onderwerp zijn geworden van discriminatie of intimidatie.
Zijn de voorvallen in Almere en Duindorp incidenten of beschikt u over signalen dat er sprake is van een bredere toename van intimidatie, bedreiging of discriminatie van allochtone Nederlanders? Zo ja, over welke signalen beschikt u?
Dit voorval wordt, evenals de eerdere voorvallen in Duindorp, beschouwd als een incident. Hoewel er zorgen zijn over de verschillende incidenten die de afgelopen tijd hebben plaatsgevonden, kan ik deze niet aanmerken als signalen van een bredere toename van intimidatie, bedreiging of discriminatie van allochtone Nederlanders.
De resultaten van een verdiepende studie naar moslimdiscriminatie worden gepubliceerd in de politieregistratierapportage 2013, die in augustus 2014 uitkomt. Deze rapportage zal een actueel inzicht kunnen geven in de vraag of er sprake is van een stijging in het aantal incidenten.
Wat was de uitslag, verdeeld naar politieke partijen, bij de laatste landelijke en lokale verkiezingen in de wijk Duindorp in Den Haag en in de wijk in Almere waar het onderhavige incident plaatsvond?
Voor de uitslagen van de lokale verkiezingen verwijs ik u naar de websites van beide gemeenten.3
De uitslag van de laatste landelijke verkiezingen in 2012 is, voor de stembureaus die zijn gelegen in de wijk Duindorp in Den Haag, als volgt: VVD 485; PvdA 370; PVV 790; CDA 120; SP 178; D66 116; GroenLinks 34; CU 87; SGP 61; PvdD 74; Piratenpartij 9; MenS 2; Nederland Lokaal 0; LP 0; DPK 4; 50 Plus 68; LibDem 0; Anti Europa Partij 1; SOPN 3; PvdT 1.
Voor de wijk Almere Poort in Almere is deze uitslag: VVD 1061; PvdA 916; PVV 336; CDA 46; SP 255; D66 192; GroenLinks 46; CU 30; SGP 2; PvdD 51; Piratenpartij 15; MenS 5; Nederland Lokaal 2; LP 8; DPK 6; 50 Plus 22; LibDem 0; Anti Europa Partij 0; SOPN 7; PvdT 7.
Drugslabs steeds gevaarlijker |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Marith Volp (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten «Brabant gaat kopje onder in zee van drugs» en «Drugslabs steeds gevaarlijker»?1 2
Ja.
Is het bij u bekend dat de drugslabs steeds groter en professioneler worden? Zo ja, wat is daarover uw mening en heeft dit consequenties voor de opsporing en ontmanteling van de drugslabs? Zo nee, deelt u de mening in het bericht dat drugslabs steeds gevaarlijker worden?
De LFO herkent het beeld dat drugslabs steeds professioneler worden, maar dat daders niet altijd professioneel zijn in het beschermen van hun gezondheid. De aard van de risico’s bij de ontmanteling van een drugslab vereist altijd, dus onafhankelijk van de grootte van dat lab, een hoog niveau van beveiliging. De veiligheidsvoorzieningen (een zogenaamd gaspak) voor de LFO-medewerkers zijn van het hoogste niveau.
Heeft het ontmantelen van de steeds groter wordende drugslabs gevolgen voor de gezondheid van diegene die de labs moeten ontmantelen? Zo ja, hoe worden de specialisten van de Landelijke Faciliteit ondersteuning Ontmantelen (LFO) beschermd?
Zie antwoord vraag 2.
Welk deel van de capaciteit van politie en justitie wordt ingezet voor de bestrijding van drugshandel, productie en drugsgerelateerde criminaliteit? Erkent u de problematiek die politie en justitie benoemen, namelijk dat ze te weinig capaciteit hebben om de drugscriminelen een voet dwars te zetten? Zo ja, wat gaat u daar aandoen? Zo nee, waarom niet?
Het uitgangspunt is dat we politiecapaciteit niet specifiek oormerken. Ook maken we geen uitsplitsing naar kosten voor de bestrijding van bepaalde vormen van criminaliteit. Criminaliteit wordt bestreden en de capaciteit wordt daar ingezet waar dit nodig is.
Het beeld dat politie en OM niet zouden zijn opgewassen tegen de georganiseerde drugscriminaliteit herken ik niet. Politie en OM liggen op koers bij de realisatie van de doelstelling die ik bij mijn aantreden in 2010 heb gesteld, namelijk dat eind 2014 het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden moet zijn verdubbeld. Dat is een krachtig signaal dat we de georganiseerde criminaliteit, waaronder de drugscriminaliteit, hard aanpakken.
Zou een eventuele oplossing van de beperkte capaciteit bij politie en justitie gevonden kunnen worden in het verleggen van de activiteiten van de Task Force Aanpak Georganiseerde Hennepteelt naar de bestrijding van synthetische drugs? Zo ja, op welke termijn gaat dit gebeuren? Zo nee, waarom niet?
De Taskforce aanpak georganiseerde hennepteelt wordt op dit moment geëvalueerd. Een van de scenario’s die onderzocht wordt is een verbreding van de thematiek. Dat gebeurt ook op regionaal niveau. De Taskforce Brabant/ Zeeland (voorheen B5) heeft zich in het verleden voornamelijk gericht op de aanpak van de hennepteelt. Thans is de focus breder namelijk «ondermijning». Binnen dit brede thema zijn hennep en synthetische drugs belangrijke onderwerpen.
Herinnert u zich de eerdere vragen over het bericht dat de politie de groei van xtc-labs niet kan bijbenen?3 Heeft u al een inventarisatie gemaakt van hoeveel specialisten er nodig zijn bij de LFO om de specialistische taak uit te oefenen? Zo ja, hoeveel fte zijn of worden naast de bestaande 4 fte toegevoegd aan het specialistische team? Als er nog geen inventarisatie heeft plaatsgevonden, waarom is dat nog niet gebeurd en wanneer gaat dat gebeuren?
De Nationale Politie heeft mij geïnformeerd dat de specialistische capaciteit van de LFO in de afgelopen maanden is verdubbeld.
De strijd tegen hennep en het dumpen van illegaal afval in Noord-Brabant |
|
Peter Oskam (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Kent u het bericht: «De drugsbaronnen winnen»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de stellingname van de burgemeester van Uden dat het voor de Brabantse taskforce «dweilen met de kraan open» is?2
Ik erken dat de strijd tegen de georganiseerde drugscriminaliteit gepaard gaat met uitdagingen en vraagt om een lange adem. Maar het beeld dat politie en OM niet zouden zijn opgewassen tegen de georganiseerde drugscriminaliteit onderschrijf ik niet. Politie en OM liggen op koers bij de realisatie van de doelstelling die ik bij mijn aantreden in 2010 heb gesteld, namelijk dat eind 2014 het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden moet zijn verdubbeld. Dat is een krachtig signaal dat we de georganiseerde criminaliteit, waaronder de drugscriminaliteit, hard aanpakken. We zijn er nog niet: daarom zal stevig ingezet blijven worden op de aanpak van de criminaliteit achter hennep en synthetische drugs, alsmede de daarmee samenhangende dumpingen.
Deelt u de mening dat het legaliseren van hennepteelt niet de oplossing is voor de drugsproblematiek in de provincies Noord-Brabant en Limburg?
Die mening deel ik. Het standpunt van dit kabinet is dat legalisering of regulering van hennepteelt geen oplossing biedt voor de drugsproblematiek. De aard en omvang van de hennepteelt hangt niet enkel samen met de bevoorrading van coffeeshops, maar dient een veel bredere internationale afzetmarkt. Bovendien is legalisering van hennepteelt anders dan voor medicinaal of wetenschappelijk gebruik niet mogelijk, omdat internationale verdragen dit verbieden. Ook gaan voorstanders van legalisering of regulering er ten onrechte van uit dat dit zal leiden tot een besparing op de handhavingscapaciteit. Illegale teelt zal blijven bestaan en daar zal tegen blijven moeten worden opgetreden.
Bedoelde u in antwoorden op eerdere vragen over handhaving op het terrein van drugsafvaldumping in de natuur aan te geven dat er voldoende capaciteit in deze provincies beschikbaar is om drugsafval in de natuur op te sporen en om te handhaven?3
In mijn antwoord op de betreffende vragen van de leden Jacobi en Rebel heb ik gewezen op het belang van een gezamenlijke aanpak van drugsdumpingen. Daarbij heb ik gewezen op de aanpak in Noord-Brabant. In deze provincie werken gemeenten, waterschappen, natuurorganisaties, politie en OM samen bij de aanpak van drugsdumpingen.
Daarnaast is om de problemen omtrent dumpingen van drugsafval aan te pakken de capaciteit bij de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (LFO) verdubbeld. Dat zware criminaliteit door criminele samenwerkingsverbanden verbonden is met de problematiek omtrent hennep en synthetische drugs is bekend en de aanpak is daar dan ook op afgestemd.
Indien het antwoord op de vorige vraag bevestigend luidt, kunt u dan aangeven of u nog steeds de mening bent toegedaan dat er voldoende capaciteit beschikbaar is voor deze opsporing en handhaving, niet alleen gezien de toename van het aantal dumpingen tot 150 vondsten in 2013, maar ook gezien de zwaardere criminaliteit die eraan verbonden is (zoals de recente liquidaties in Uden aantonen)?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft een nauwere samenwerking met Duitse en Franse autoriteiten als gevolg dat de opsporingscapaciteit van politie en justitie in de provincies Noord-Brabant en Limburg wordt uitgebreid?
Ik ben nog in gesprek met mijn Duitse, Franse, Belgische en Luxemburgse ambtgenoten om te bezien hoe we de gezamenlijke inspanningen om de georganiseerde drugscriminaliteit te bestrijden kunnen intensiveren. De insteek is niet zozeer een uitbreiding van de opsporingscapaciteit in de grensregio’s, maar eerder het vergroten van de effectiviteit van de samenwerking en het introduceren van innovatieve werkwijzen om ook de criminele organisaties achter de internationale drugshandel een gevoelige klap toe te brengen. Met Frankrijk, België en Luxemburg verwacht ik daartoe later dit jaar een actieprogramma te kunnen presenteren.
Welke concrete afspraken heeft u verder gemaakt met uw Duitse en Franse collega’s om de drugsproblematiek en de hieraan gerelateerde geweldsdelicten verder aan te pakken?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u van mening dat de Wet milieubeheer in voldoende mate een wettelijk kader biedt om het illegaal dumpen van afval tegen te gaan?4
De Wet milieubeheer biedt in voldoende mate een wettelijk kader om tegen het illegaal dumpen van afval op te treden. Om op te treden en de kosten te kunnen verhalen dient echter wel eerst te worden achterhaald wie er verantwoordelijk is voor de dumping. In Noord-Brabant wordt daarom in het kader van de gezamenlijke aanpak van drugsdumpingen door de politie en het OM onderzoek gedaan om de daders van een dumping te achterhalen.
Deelt u de opvatting dat het wenselijk is dat het Openbaar Ministerie het dumpen van drugsafval ook als zodanig gaat registreren, zodat meer inzicht wordt verkregen in de precieze aantallen van drugsafvaldumpingen en de daarop volgende strafvervolging/strafoplegging zoals geïnde geldboetes en/of gevangenisstraffen? Zo ja, gaat u hier dan ook concreet werk van maken? Zo nee, waarom niet?
Het registreren van dumpingen van drugsafval in Nederland kan helpen om een actueel beeld te verkrijgen van de situatie en om mogelijke verbanden te leggen met productieplaatsen. Wanneer de politie bij een dumping wordt ingeschakeld wordt dit geregistreerd in het BVH-systeem (Basis Voorziening Handhaving). Ik zie geen aanleiding voor een aparte registratie door het OM.
Heeft de door de provincie Noord-Brabant geïnitieerde werkgroep om illegale drugsafvaldumpingen te onderzoeken u en/of de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu al de resultaten van dit onderzoek toegezonden? Zo ja, kunt u de onderzoeksresultaten aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, wanneer verwacht u hiervan de resultaten?
Er is door mij of de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu geen rapportage van onderzoeksresultaten vanuit de werkgroep ontvangen en er is ons ook geen rapportage in het vooruitzicht gesteld. Ik heb naar aanleiding van de werkzaamheden van de werkgroep wel een gesprek gevoerd met een gedeputeerde van de provincie Noord-Brabant en de burgemeester van Heusden, waarover hieronder meer.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van uw belofte om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor een waarborgfonds waaruit de kosten van het bestrijden van illegale drugsafvaldumpingen betaald kunnen worden?5
In mijn antwoord op de voornoemde vragen van de leden Jacobi en Rebel heb ik uw Kamer gemeld dat de provincie Noord-Brabant de haalbaarheid onderzoekt van een waarborgfonds. De provincie heeft mij verzocht om dit fonds (mede) te vullen uit Pluk Ze-gelden. Daarover heb ik op 6 mei 2014 een gesprek gevoerd met een gedeputeerde van de provincie Noord-Brabant en de burgemeester van Heusden. Zoals ik uw Kamer in mijn brief van 20 mei 2014 heb laten weten heb ik in dit gesprek gemeld dat de begrotingssystematiek het niet toelaat om Pluk Ze-gelden in te zetten om de kosten van gedupeerden van drugsdumpingen te vergoeden.7 Deze gelden vloeien, net als verkeersboetes, in de algemene middelen en kan ik dus niet zelfstandig besteden of oormerken. Wel ben ik, zoals in mijn brief aangegeven, bereid om een (financiële) bijdrage te leveren om de kennis over de aanpak van drugsdumpingen in Noord-Brabant ook voor andere provincies beschikbaar te stellen.
Welke rol ziet u weggelegd voor de Staat ten aanzien van dit waarborgfonds?
Zie antwoord vraag 11.
Op wie (uzelf, de gemeenten, de provincie Noord-Brabant) doelde u in de antwoorden op eerdere vragen toen u stelde dat gekeken moeten worden naar nieuwe initiatieven om te voorkomen dat natuurorganisaties telkens voor de kosten van drugsdumpingen moet opdraaien?6
Zie antwoord vraag 11.
Heeft u zelf al initiatieven aangedragen om deze drugsafvaldumpingen tegen te gaan, behalve het door u onderzochte waarborgfonds waar de provincie Noord-Brabant voor heeft gepleit?
Zie antwoord vraag 11.
Het bericht dat politie en justitie de strijd tegen de georganiseerde drugscriminaliteit niet aan kunnen |
|
Magda Berndsen (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat politie en justitie de strijd tegen de georganiseerde drugscriminaliteit niet aan kunnen?1
Ja.
Welke maatregelen neemt u om het toenemende gevaar van drugslaboratoria te beperken, de veiligheid van omwonenden van de panden te garanderen en drugscriminelen op te pakken? Hoe kunt u de effectiviteit van deze maatregelen aantonen?
De bestrijding van georganiseerde drugscriminaliteit is en blijft een topprioriteit van de politie en het OM. Bij de aanpak van synthetische drugs vindt de inzet zoveel mogelijk aan de voorkant van het proces plaats om zo het productieproces te belemmeren. Dit betekent bijvoorbeeld het bemoeilijken van de verkrijgbaarheid van hardware en chemische grondstoffen, de (pre)precursoren. Dit vereist een intensieve internationale samenwerking met de bronlanden van deze (pre)precursoren. Daarnaast wordt nauw samengewerkt met landen van bestemming. Deze internationale aanpak wordt mede vormgegeven door de actieve rol die Nederland speelt in het zogenoemde EMPACT project synthetische drugs. Samen met andere EU-lidstaten en Europol wordt ingezet op het verminderen van de productie en distributie van synthetische drugs in de EU.
Ook heeft de Taskforce Brabant Zeeland de aanpak van synthetische drugs als prioritair thema. Focus daarbij is het verstoren van het productieproces door de toegang van criminelen tot cruciale kennis, kunde en grondstoffen te belemmeren. De samenwerkende diensten (waaronder OM, politie, gemeenten en Belastingdienst) richten zich daarbij tevens op het aanpakken van de kopstukken uit deze industrie (Top X) en het afpakken van het criminele geld dat ermee verdiend wordt. De aanpak is integraal waarbij telkens gekeken wordt welke partner op dat moment het beste kan acteren.
Ik kan geen harde uitspraken doen over de omvang van de georganiseerde drugscriminaliteit in Nederland. Het betreft een illegaal fenomeen waar per definitie nooit volledig zicht op is. Wel zie ik een bevestiging van de effectiviteit van de aanpak van politie en OM in het feit dat zij de doelstelling om eind dit jaar te komen tot een verdubbeling van het aantal aangepakte criminele groeperingen naar verwachting ruimschoots zullen halen.
Kunt u aangeven wanneer precies u geïnformeerd bent van de zorgen van politie en het Openbaar Ministerie (OM) over de prioriteitsstelling en het gebrek aan capaciteit? Welke maatregelen zijn sindsdien tot eind april 2014 genomen om de problemen op te lossen?
Het is eigen aan het domein waarbinnen politie en OM actief zijn, dat er op veel prioriteiten tegelijk moet worden ingezet. Beide organisaties zijn daar ook op ingericht. Bij het in samenspraak met de regioburgemeesters en het OM vaststellen van de prioriteiten is rekening gehouden met de daarvoor benodigde capaciteit. Om nog effectiever op te kunnen treden is daarnaast in de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in het kwaliteitsniveau van de recherche.
Het beeld dat politie en OM niet zouden zijn opgewassen tegen de georganiseerde criminaliteit herken ik niet. Politie en OM liggen op koers bij de realisatie van de doelstelling die ik bij mijn aantreden in 2010 heb gesteld, namelijk dat eind 2014 het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden moet zijn verdubbeld. Dat is een krachtig signaal dat we de georganiseerde criminaliteit hard aanpakken.
Daar komt bij dat er de afgelopen jaren een brede consensus is gegroeid over het feit dat een effectieve bestrijding van de georganiseerde misdaad een veel bredere benadering vergt dan alleen via de strafrechtelijke weg. We hebben dan ook stevig geïnvesteerd in de geïntegreerde aanpak van georganiseerde criminaliteit, inclusief het integraal afpakken. Dat biedt mogelijkheden aan alle partners om steeds effectiever te zijn met schaarse capaciteit. Voorbeelden zijn de samenwerking in de RIECs, in de Taskforce georganiseerde hennepteelt en de Taskforce B5 (inmiddels BZ). Naast politie en OM maken ook de Belastingdienst, de Bijzondere Opsporingsdiensten en de gemeenten onderdeel uit van de aanpak. Gezamenlijk werken zij aan een algemene verslechtering van het criminele ondernemersklimaat in Nederland.
Herinnert u zich de waarschuwing van het College van procureurs-generaal van het OM en de Raad van Korpschefs dat zij te veel prioriteiten moeten uitvoeren, waardoor de slagkracht van deze organisaties in het geding komt en dat het plafond van wat mogelijk is met de gegeven capaciteit in beeld komt?2 Zo ja, hoe kan het dat dit probleem in 2014 nog steeds bestaat, ondanks uw belofte dat in 2014 het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden moet zijn verdubbeld?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u van plan om uw prioriteiten aan te passen of extra capaciteit of middelen ter beschikking te stellen? Zo nee, waarom niet en welke alternatieven biedt u?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u bij het antwoord op deze vragen een overzicht toevoegen met daarin het aantal drugszaken dat de politie heeft overgedragen aan het OM, het aantal afgehandelde zaken en de straffen van de afgelopen vijf jaar? Kunt u in dit overzicht tevens aangeven hoeveel mensen zich hiermee bezig hielden? Zo nee, kunt u een schatting geven?
Cijfers met betrekking tot het aantal drugszaken, de afdoening daarvan en het aantal betrokken verdachten worden jaarlijks gepubliceerd in het Jaarbericht van de Nationale Drug Monitor. Deze jaarberichten zijn openbaar en beschikbaar via de website van het Trimbos-instituut.
Het OM houdt geen administratie bij van het aantal manuren dat aan de verschillende beleidsthema’s georganiseerde misdaad wordt besteed. Een officier kan met verschillende soorten zaken bezig zijn. Er is daarom geen kwantitatief beeld te geven van het aantal mensen dat zich bij het OM bezighoudt met de bestrijding van drugscriminaliteit.
Hebben de inspanningen van politie en het OM in de strijd tegen drugscriminaliteit daadwerkelijk geleid tot een reductie van de georganiseerde drugscriminaliteit? Zo ja, hoe kunt u dit aantonen? Zo nee, waarom is dit niet gelukt?
Zie antwoord vraag 2.
Herinnert u zich uw belofte om in 2014 de specialistische capaciteit van de Landelijke Faciliteit ondersteuning Ontmantelen (LFO) uit te breiden? Kunt u toelichten met hoeveel fte dit is uitgebreid?
Ik herinner mij die belofte en de Nationale Politie heeft mij geïnformeerd dat de specialistische capaciteit van de LFO in de afgelopen maanden is verdubbeld.
Herinnert u zich uw uitspraak dat de doelstelling om in 2014 te komen tot een verdubbeling van het aantal aangepakte criminele groeperingen gepaard gaat met een investering in het kwaliteitsniveau van de recherche en dat deze investering eveneens in 2014 moet gerealiseerd zijn? Wat is de stand van zaken op dit punt?
Ik herinner mij die uitspraak. Er is geïnvesteerd in het kwaliteitsniveau van de recherche. Dit uit zich in een hoger aantal medewerkers bij de recherche met bijvoorbeeld financieel-economische of digitale expertise. De resultaten van de afgelopen jaren weerspiegelen dit. De doelstelling van het aantal aan te pakken criminele samenwerkingsverbanden is ruimschoots gehaald. Ook voor de komende jaren wordt er verder geïnvesteerd, hetgeen zich uit in meer medewerkers op HBO-niveau of hoger.
Hoeveel capaciteit en middelen komen de politie en het OM te kort?
De taakstelling van de afgelopen jaren bij de politie en het OM staan niet op zichzelf. Zij maken onderdeel uit van de bredere uitdaging waar dit kabinet zich mee geconfronteerd ziet, namelijk om met minder financiële middelen grote ambities te realiseren. Deze taakstellingen zijn echter altijd gepaard gegaan met een weloverwogen prioritering en een forse inspanning om te garanderen dat deze organisaties nog effectiever en efficiënter kunnen optreden. Dat politie en OM daarbij op veel prioriteiten tegelijk moeten inzetten is een bekend gegeven, evenals het feit dat er geen aanvullende middelen beschikbaar zijn die een heroverweging van bezuinigingen mogelijk maken. Desondanks heb ik alle vertrouwen in de professionaliteit van deze organisaties en hebben zij bevestigd dat dit vertrouwen terecht is. Zo is het de verwachting dat zij de doelstelling om eind dit jaar te komen tot een verdubbeling van het aantal aangepakte criminele groeperingen ruimschoots zullen halen.
In hoeverre bent u van mening dat de bezuinigingen op het OM een negatief effect hebben op de benodigde capaciteit en middelen voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit?
Zie antwoord vraag 10.
Welke maatregelen neemt u zodat justitie de strijd tegen georganiseerde drugscriminaliteit effectief kan aangaan?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat de bezuinigingen op het OM heroverwogen dienen te worden als er sprake is van negatieve bezuinigingseffecten op de bestrijding van criminaliteit?
Zie antwoord vraag 10.
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Financiële belangen rechters moeten openbaar gemaakt worden» en van het rapport «Geef integriteit in rechtspraak meer systematisch aandacht»? Klopt wat in het rapport en het bericht vermeld staat?1 2
Ik heb kennisgenomen van het in de vraag bedoelde bericht en rapport. Enkele onderzoekers van de Universiteit Leiden hebben in opdracht van de Raad voor de rechtspraak onderzoek gedaan naar systeemwaarborgen ter bevordering van de onafhankelijkheid, onpartijdigheid en integriteit van de rechtspraak. Voor mijn reactie verwijs ik u naar mijn antwoorden op de volgende vragen en mijn antwoorden op de schriftelijke vragen (kenmerk 2014Z08101, ingezonden 2 mei 2014) van het lid Van Nispen van uw Kamer over dit rapport.
Deelt u de conclusie van de onderzoekers dat de financiële belangen van rechters openbaar geregistreerd zouden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment kunnen de consequenties en de uitvoerbaarheid van een dergelijke maatregel nog niet worden overzien. Een werkgroep van de Rechtspraak, die zich sinds juni 2013 buigt over versterking van integriteitsmaatregelen binnen de Rechtspraak, is daarom door de Raad voor de rechtspraak gevraagd advies te geven over het melden van financiële belangen van rechters. Tevens is recentelijk – na ontvangst van het rapport – gevraagd of het raadzaam is deze op te nemen in een openbaar register. Zodra het advies is afgerond zal de Raad voor de rechtspraak met een standpunt komen. Het advies en het standpunt van de Raad voor de rechtspraak zal ik meenemen in mijn overwegingen.
Als het antwoord op de vorige vraag bevestigend is, gaat u dan in overleg met de Raad voor de rechtspraak ervoor zorgen dat dit zo spoedig mogelijk wordt geregeld? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Gaat u er in overleg met de Raad voor de rechtspraak ook voor zorgen dat hoofdfuncties van rechters (vaak rechter-plaatsvervangers) ook zo spoedig mogelijk openbaar worden geregistreerd? Zo nee, waarom niet?
Ik ben het met u eens dat de hoofdfuncties van rechter-plaatsvervangers in het daarvoor bestemde register moeten worden vermeld. Dit is nu ook al verplicht en dit is in eerste instantie de verantwoording van de betreffende rechters. De functionele autoriteit moet erop toezien dat vermelding in het register nevenbetrekkingen daadwerkelijk plaats vindt.
Met rechters en plaatsvervangers die herhaaldelijk weigeren hun nevenbetrekkingen of hoofdfunctie op te geven, zal een gesprek worden gevoerd door de functionele autoriteit. In uiterste gevallen zouden disciplinaire maatregelen opgelegd kunnen worden, zoals een schriftelijke waarschuwing. In uw Kamer is op dit moment aanhangig een wetsvoorstel tot Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten in verband met de uitbreiding van de mogelijkheden om ten aanzien van voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren disciplinaire maatregelen op te leggen en tevens andere maatregelen te treffen. In dit verband zij ook verwezen naar de nota naar aanleiding van het verslag bij dit wetsvoorstel, waar ingegaan wordt op het opleggen van disciplinaire maatregelen in het geval van het niet-melden van nevenbetrekkingen (Kamerstukken II, 2013/14, 33 861, nr.3.
Deelt u de mening dat het combineren van rechterschap met politieke functies onwenselijk is in verband met de mogelijkheid van belangenverstrengeling? Zo nee, waarom niet?
De werkgroep van de Rechtspraak, die ik eerder heb genoemd in mijn antwoord op vraag 2 en 3, is tevens gevraagd zich te buigen over de actualisatie en waar mogelijk integratie van de verschillende gedragscodes en de Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de Rechtspraak. Ook de wenselijkheid van het combineren van rechterschap en politieke functies wordt door deze werkgroep onderzocht. Medio 2015 wordt een advies verwacht.
Mijn standpunt ten aanzien van het combineren van rechterschap en politieke functies zal ik aan de hand van de nog te ontvangen aanbevelingen en adviezen bepalen.
Bent u het eens dat bijvoorbeeld de hoofdfunctie van de directeur van Reclassering Nederland, die tevens raadsheer-plaatsvervanger is bij het Gerechtshof Den Haag, in het daarvoor bestemde register moet worden vermeld? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid maatregelen te nemen om (politieke) belangenverstrengeling van rechters te voorkomen? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen en per wanneer? Zo nee, waarom niet?
Het is van belang voortdurend aandacht te besteden aan integriteit. De wet stelt daarom grenzen aan de nevenfuncties die rechters kunnen vervullen; sommige nevenbetrekkingen zijn uitgesloten. Daarnaast toetst de functionele autoriteit de nevenfuncties die door rechters worden opgegeven op hun toelaatbaarheid (artikel 44 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren). Of al dan niet sprake is van ongewenste belangenverstrengeling speelt bij de toetsing en de beoordeling zeker een rol. De registratie van nevenbetrekkingen en de openbaarmaking van het register (www.rechtspraak.nl) zijn verplicht. De Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de Rechtspraak van de NVvR bevat aanbevelingen voor rechters over onder meer nevenfuncties en het niet behandelen van zaken waarbij familie, kennissen of voormalige werkgevers zijn betrokken.
Op basis van diverse internationale rapporten kan overigens geconcludeerd worden dat de integriteitsborging van de Rechtspraak goed is. GRECO heeft in 2013 bijvoorbeeld de Nederlandse aanpak om integriteit te borgen binnen onder meer de Rechtspraak positief gewaardeerd. Transparency International spreekt in zijn rapport van 2012 van een «zeer sterke integriteitsborging» van de zittende magistratuur. Ook blijkens de Eurobarometer 385 Justice in the EU, is het vertrouwen in de onafhankelijkheid van de Nederlandse rechtspraak en van de Nederlandse rechter groot.
Aan de hand van de eerder genoemde adviezen en aanbevelingen, die voor een deel nog moeten worden uitgebracht, zal de noodzaak van het treffen van nadere maatregelen worden bezien.
Welke maatregelen gaat u nemen indien in het nevenregister van rechters de nevenbetrekking dan wel de hoofdbetrekking van een rechter niet vermeld wordt?
Zie antwoord vraag 4.
Bendeleden die naar Marokko zijn gevlucht |
|
Lilian Helder (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten: «Bendelid schuilt in Marokko», «In het tweede thuisland zijn ze moeilijk te volgen» en «Berensteinlaangroep: zo’n 50 inbraken»?1
Ja.
Klopt het dat tussen de vijf en tien jongens naar Marokko zijn gegaan om daar te schuilen voor de politie?
In het kader van het strafrechtelijk onderzoek waarop de aangehaalde berichtgeving betrekking heeft zijn in januari 2014 elf verdachten, van wisselende afkomst, aangehouden en hebben er doorzoekingen plaatsgevonden. Enkele weken later zijn nog eens vier verdachten aangehouden. De aangehouden personen worden verdacht van het stelselmatig – in wisselende samenstelling – plegen van woninginbraken. Daarnaast wordt een aantal personen verdacht van het deelnemen aan een criminele organisatie. Alle personen die in dit onderzoek naar voren zijn gekomen en die worden verdacht van strafbare feiten zijn aangehouden. Er zijn dus geen verdachten uit dit onderzoek die zich schuilhouden in Marokko en er zijn in het kader van dit onderzoek dan ook geen rechtshulpverzoeken aan Marokko gedaan.
Zijn deze «jongens» in beeld bij de politie als verdachten van inbraken, mishandeling, intimidatie en het veroorzaken van overlast? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er rechtshulpverzoeken aan Marokko gedaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom wordt een rechtshulpverzoek door Marokko vaak niet gehonoreerd?
Het is niet zo dat rechtshulpverzoeken door Marokko vaak niet worden gehonoreerd. Tussen Marokko en Nederland is een bilateraal rechtshulpverdrag van kracht en op deze basis werken Nederland en Marokko tot wederzijdse tevredenheid samen.
Bent u bereid deze «jongens» de toegang tot Nederland te ontzeggen indien Marokko weigert een rechtshulpverzoek te honoreren of weigert de verdachten zelf te vervolgen? Zo nee waarom niet?
Zoals toegelicht in antwoord op vragen 2 en 4 is er in het kader van dit strafrechtelijk onderzoek geen sprake van rechtshulpverzoeken aan Marokko en bestaat daarvoor ook geen aanleiding.
Klopt het dat alleen de «kleintjes» zijn opgepakt en er nog genoeg grote jongens rondlopen? Zo ja, wat gaat u eraan doen om ook die achter slot en grendel te zetten?
Alle personen die in dit onderzoek naar voren zijn gekomen en die worden verdacht van strafbare feiten zijn aangehouden. De beweringen die de in de aangehaalde berichtgeving worden gedaan kan het Openbaar Ministerie niet plaatsen.
Deelt u de mening dat het schandalig is dat deze straatterrorist doodleuk lachend in de krant meldt dat hij nu rust heeft en het voor hem wel een vakantie lijkt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat familieleden en wijkbewoners worden aangepakt die profiteren van de buit en helpen bij het schuilen?
Omdat het strafrechtelijk onderzoek nog loopt kan ik op dit punt geen mededelingen doen.
Aparte berechting voor Veteranen |
|
Angelien Eijsink (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten «Veteranen willen aparte berechting» en «Veteranen met trauma’s verdienen eigen rechtbank»?1 2
Ja.
Beschikt u over statistische gegevens van het aantal veteranen welke jaarlijks in aanraking komen met justitie? Zo ja, hoe gebruikt u deze informatie? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar te doen?
Ik beschik niet over statistische gegevens over het aantal veteranen dat jaarlijks in aanraking komt met justitie. Wel heb ik de beschikking over het rapport «Politie in aanraking met veteranen» uit 2011. Dit rapport geeft de resultaten weer van onderzoek uitgevoerd door de politieregio Kennemerland, de Politieacademie en het Veteraneninstituut. Het onderzoek heeft aangetoond dat veteranen niet vaker, maar juist minder vaak betrokken zijn bij strafrechtelijke incidenten in vergelijking met de referentiegroep van Nederlandse mannen van twintig jaar en ouder. De conclusie van het onderzoek is dat de bevindingen geen aanleiding vormen om nadere doelgerichte maatregelen te nemen. Ik acht aanvullend onderzoek dan ook niet nodig.
Zijn er statistische gegevens beschikbaar van het aantal veteranen dat jaarlijks in aanraking komt met justitie, waarvan is vastgesteld dat zij psychisch beschadigd zijn (PTSS)? Zo ja, hoe gebruikt u deze informatie? Zo nee, bent u dan bereid onderzoek daarnaar te doen?
Zie antwoord vraag 2.
Houden commune strafrechters voldoende rekening met een dienst gerelateerd trauma van een veteraan? Zo ja, wat is het verschil op dit punt met de Militaire Kamers van de rechtbank en het Hof in Arnhem?
Indien een veteraan als verdachte van een strafbaar feit wordt aangemerkt wordt zijn zaak behandeld bij een van de commune gerechten. Commune strafrechters houden, net als in het militaire recht zoals dat wordt toegepast in de Militaire Kamers van de rechtbank en Hof in Arnhem, altijd rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachten, ook als het gaat om psychische aandoeningen die hun oorzaak vinden in militaire acties. Als er aanwijzingen zijn dat verdachten psychische problemen ondervinden, worden in het strafrecht frequent deskundigen ingezet zoals psychologen en psychiaters. Strafrechters zijn daarmee vertrouwd.
Biedt het strafrecht voldoende middelen om naast het opleggen van een straf ook een passend behandeltraject op te leggen aan de veteraan met een dienst gerelateerd trauma? Zo ja, kunt u dat nader toelichten? Kan deze zorg in alle penitentiaire inrichtingen worden geboden?
Het strafrecht biedt voldoende middelen om een passend behandeltraject op te leggen. De rechter kan bijvoorbeeld in het kader van de voorwaardelijke veroordeling als bijzondere voorwaarde opleggen dat betrokkene moet worden opgenomen in een zorginstelling, zich verplicht onder behandeling dient te laten stellen van een deskundige of zorginstelling of moet verblijven in een Regionale Instelling voor Beschermd Wonen. Ten behoeve van de beoordeling door de rechter wordt, indien sprake is van een zorgvraag bij betrokkene, een indicatiestelling afgegeven door de reclassering of het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie. Met deze indicatie wordt de zorg- en beveiligingsbehoefte in kaart gebracht. Op basis daarvan kan de rechter in het kader van een voorwaardelijke sanctie op de persoon toegesneden voorwaarden stellen. Ook in detentie staat de persoonsgerichte aanpak centraal. Dat betekent dat de gedetineerde bij binnenkomst wordt gescreend. Daar hoort ook een medische intake bij, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van de gegevens die bij ketenpartners over betrokkene bekend zijn. Op basis van deze screening wordt een detentie- en re-integratieplan opgesteld voor betrokkene. In het kader daarvan wordt ook vastgesteld in hoeverre betrokkene (forensische) zorg nodig heeft. Zo is in detentie sprake van een laagdrempelige toegang tot een psycholoog en is in iedere P.I. een EZV (extra zorgvoorziening) ingericht. Als betrokkene meer geestelijke gezondheidszorg nodig heeft dan de basiszorg biedt, wordt een indicatie afgegeven voor forensische zorg. Dit kan in de vorm van ambulante zorg die door de GGz binnen detentie wordt verleend en in de vorm van klinische zorg. Indien klinische zorg is aangewezen geldt het principe dat betrokkene naar de GGz wordt toegeleid, tenzij veiligheidsoverwegingen zich hiertegen verzetten. De hierboven toegelichte persoonsgerichte aanpak binnen detentie maakt een op doelgroepen gericht specifiek beleid onnodig.
Het bovenstaande laat onverlet dat de zorgplicht van Defensie met zich mee brengt dat een veteraan te allen tijde een beroep kan doen op het Veteranenloket ter ondersteuning van zijn zorgbehoefte.
Indien een veteraan met een dienstgerelateerd trauma in detentie verblijft, kan hem dan direct de nodige behandeling en zorg worden geboden? Zo ja, kunt u nader beschrijven waaruit die behandeling en zorg uit kan bestaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bekend met de ervaringen van de zogenoemde «Russell rechtbanken» in de Verenigde Staten? Zo ja, kunt u die kennis delen met de Kamer? Zo nee, op welke wijze gaat u informatie verwerven bij uw Amerikaanse ambtgenoot?
Ik ben bekend met de ervaringen van de zogenoemde «Russell rechtbanken». Gelet op de bevindingen van de rapportage «Politie in aanraking met veteranen» van juni 2011 ben ik van mening dat we niet moeten streven naar het instellen van speciale rechtbanken voor veteranen. De conclusies van dit rapport nopen niet tot het treffen van bijzondere maatregelen. Bovendien zijn er binnen het commune recht afdoende mogelijkheden om recht te doen aan dienst gerelateerde trauma’s van veteranen.
Wat is uw visie op het instellen van een dergelijke rechtbank, die gelet op de aard van de problematiek, dienstbaar zou kunnen zijn aan alle geüniformeerden in overheidsdienst in gelijke omstandigheden?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe staat u tegenover het voorstel van de advocaten S.M. Diekstra en R.G. van der Laan om een speciale rechterlijke voorziening te treffen voor de berechting van veteranen met een dienst gerelateerd trauma? Bent u bereid te laten onderzoeken wat de meerwaarde van een speciale rechterlijke voorziening kan zijn bij de berechting van veteranen met een dienst gerelateerd trauma? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Op welke wijze geeft de reclassering invulling aan de terugkeer in de maatschappij van de veteranen? Ziet u hier mogelijkheden voor verbetering of aanpassing?
De invulling van het reclasseringstoezicht is afgestemd op de persoon van de dader. Hierbij staan de kans op recidive, factoren die aanleiding geven tot delict gedrag en factoren die delict gedrag kunnen voorkomen centraal. Op basis van een wetenschappelijk diagnose-instrument wordt de kans op recidive en de factoren die aanleiding geven tot delict gedrag bepaald. Naar aanleiding van deze risico-inventarisatie wordt een op maat gemaakt plan van aanpak opgesteld. Dit plan van aanpak bevat interventies die zijn gericht op de factoren die aanleiding geven tot delict gedrag én op het verminderen en voorkomen van recidive. Er is geen specifieke vorm van reclasseringstoezicht voor veteranen. Dit is ook niet noodzakelijk, want ieder reclasseringstoezicht is al afgestemd op de persoon van de dader en zijn/haar kenmerkende problematiek. Ik acht de afstemming van het reclasseringstoezicht op de persoon van de dader voldoende en zie geen aanleiding tot verbetering of aanpassing van het reclasseringstoezicht.
Turkse rellen in Rotterdam |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Charges ME in Rotterdam tegen fans Fenerbahce»?1
Ja.
Hoe kan het dat er van de meer dan honderd rellende «supporters» slechts één persoon is opgepakt?
Het optreden ter plaatse was vooral gericht op het herstellen van de openbare orde. Op basis van camerabeelden zal nader onderzoek worden gedaan naar personen die strafbare feiten hebben gepleegd. Meer aanhoudingen worden niet uitgesloten.
Op welke wijze zullen de gemaakte kosten worden verhaald op de daders?
Er is ons op dit moment geen schade aan gemeentelijke eigendommen bekend.
Als er schade is aan gemeentelijke eigendommen en er ook daders bekend zijn, dan voegt de gemeente zich in de strafzaak tegen deze daders. Mocht dit om welke reden dan ook niet tot (volledige) schadevergoeding leiden, dan wordt ook steeds bezien of schadeverhaal langs de civielrechtelijke weg nog mogelijk is en hierbij kan dan ook de zogenaamde hoofdelijke groepsaansprakelijkheid aan de orde zijn. Bij het verhalen van schade aan particuliere eigendommen speelt de gemeente geen rol. De kosten voor inzet van politie of gemeentelijke diensten worden niet verhaald.
Kunt u aangeven waarom, na rellen bij het kampioenschap van Galatasaray (mei 2013) en de onrust bij de opening van een Fenerbahce-fanshop (begin april 2014), er nu opnieuw geweldsproblemen zijn met Turkse voetbalsupporters?
Wij zien de ongeregeldheden met voetbalsupporters van Turkse clubs als losstaande incidenten.
In hoeverre ziet u een verband tussen de vaker voorkomende rellen van Turkse supporters in Nederland en de falende integratie van deze groep in onze samenleving?
Een dergelijk verband kan niet worden gelegd op basis van het gegeven dat er sprake was van enige onrust ter gelegenheid van de viering van een kampioenswedstrijd.
Een 'Nederlandse' terreurstudent |
|
Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nederlandse» student is terrorist»?1
Ja.
Klopt het dat de opgepakte Saoedi in Nederland studeert? Zo ja, welke studie wordt er gevolgd en aan welke instelling?
Ik doe in het openbaar geen mededelingen over individuele gevallen.
Op welke wijze is de betreffende terreurverdachte bij de Nederlandse inlichtingendiensten bekend en klopt het dat deze persoon zich aan wilde sluiten bij de islamitische terreurbeweging Al-shabaab?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de visie dat de terreurverdachte de toegang tot ons land dient te worden geweigerd (bij gewenste terugkeer), zijn studie beëindigd dient te worden en eventueel ontvangen studiefinanciering terug moet worden gevorderd? Zo nee, welke maatregelen bent u voornemens te treffen?
Zoals eerder aangegeven, doe ik in het openbaar geen mededelingen over individuele gevallen.
Meer in het algemeen kan ik berichten dat binnen het beslisproces van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) altijd nadrukkelijk aandacht is voor aspecten die raken aan de openbare orde of de nationale veiligheid, zodat in een voorkomend geval een verblijfsvergunning kan worden geweigerd of ingetrokken. De IND kan op basis van een ambtsbericht van de AIVD – waarin wordt geconcludeerd dat een persoon een gevaar vormt voor de nationale veiligheid – besluiten een verblijfsvergunning niet te verlenen of in te trekken. Een strafrechtelijke veroordeling is daarvoor niet vereist. Vervolgens kan de vreemdeling ongewenst worden verklaard of kan een inreisverbod worden opgelegd. Een ongewenstverklaarde vreemdeling of een vreemdeling aan wie een inreisverbod is opgelegd, mag Nederland niet inreizen of in Nederland verblijven.
Het is overigens niet mogelijk om in Nederland een studie te volgen zonder een verblijfsvergunning. Studenten van buiten de Europese Economische Ruimte maken bovendien geen aanspraak op Nederlandse studiefinanciering.
Het proefschrift van dr. Peggy van der Pol ‘The Dynamics of Cannabis Use and Dependance’ |
|
Ard van der Steur (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het proefschrift: «The Dynamics of Cannabis Use and Dependance»?1
Ja.
Hoe oordeelt u over de conclusies van dit proefschrift?
De centrale vraag in de studie was welke factoren een rol spelen bij de ontwikkeling van verslaving en het zoeken van hulp daarbij. Het onderzoek ging specifiek in op de rol van THC bij de ontwikkeling en het voortduren van cannabisverslaving. De sterkte van cannabis blijkt wel een rol te spelen, maar die rol is beperkter dan die van factoren als negatieve levensgebeurtenissen, de aanwezigheid van (psychische) problemen en eerdere verslavingssymptomen. Dergelijke informatie is van wezenlijk belang voor het aanbod van preventie en behandeling.
Bent u bekend met de conclusie dat zo’n 40% van de onderzochte cannabisgebruikers alsnog verslaafd raakte aan cannabis en dat een deel van de onderzochte personen al verslaafd was? Hoe verklaart u deze verslaving?
Ja. In dit onderzoek zijn 600 jongvolwassenen (18–30 jaar) onderzocht die minstens een jaar lang minimaal drie keer per week blowden. Er werden twee groepen onderscheiden: zij die wel verslaafd waren aan cannabis (N=252) en zij die dat niet waren (N=348). Beide groepen werden drie jaar lang gevolgd. In deze periode was de verslaving bij 28% van de verslaafde groep aanwezig op alle meetmomenten. Bij de aanvankelijk niet-verslaafde gebruikers ontstond bij 37% alsnog een verslaving. Volgens de onderzoeker was er geen duidelijk verband tussen de mate van cannabisgebruik en verslaving. Wel vond zij dat het ervaren van (psychische) problemen, coping motieven voor het gebruik van cannabis en eerdere cannabis verslavingssymptomen vaker voorkwamen bij mensen die verslaafd waren, werden of bleven dan bij degenen die geen verslaving ontwikkelden.
Deelt u de zorgen over het verslavende effect van cannabis?
Ja. Ik vind dat de ontwikkeling van een verslaving, of het nu aan cannabis is of aan een ander middel, zoveel mogelijk voorkomen dient te worden. Deze studie maakt weer eens duidelijk, dat naast de (psychotrope) werking van het middel sec de aanwezigheid van andere factoren een minstens zo belangrijke rol speelt. Methoden van preventie en behandeling dienen daarom steeds geactualiseerd te worden naar aanleiding van nieuwe inzichten over het ontstaan en beloop van verslaving.
Welke maatregelen overweegt u om het gebruik van en verslaving aan cannabis (verder) tegen te gaan?
De uitkomsten van dit onderzoek geven mij geen aanleiding tot nadere maatregelen. De studie geeft een beter inzicht in de factoren die een rol spelen bij verslaving, en daarmee kunnen professionals op het terrein van preventie en behandeling hun aanbod aanpassen. Ik heb er vertrouwen in dat de branche dit zo snel mogelijk zal gaan doen.
Het bericht 'Per dag 4 keer grof geweld tegen politie' |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Per dag 4 keer grof geweld tegen politie»?1
Ja.
Kloppen deze cijfers? Zo nee, wat is dan de omvang van dit soort delicten tegen de politie?
Deze cijfers zijn alleen gebaseerd op politieberichten die in de media verschijnen. Door de politie zijn in 2013 5.520 incidenten en 4.332 aangiften van agressie en geweld tegen politieambtenaren geregistreerd.
Ten opzichte van 2012 houdt dit een daling in (6.033 incidenten respectievelijk 4.628 aangiften).
Meldingen van geweld worden niet gecategoriseerd naar type incident. Meldingen variëren derhalve van belediging tot slaan, spugen en poging tot doodslag.
Deelt u de mening dat grof geweld tegen de politie onacceptabel is, zeker gezien het feit dat het niet over bedreigingen of scheldpartijen gaat (want die halen allang de kranten niet meer) maar om echt grote zaken, want ook niet alles wordt meer naar buiten gebracht? Zo nee, waarom niet?
Geweld in alle gradaties tegen de politie – en andere werknemers met een publieke taak – is onaanvaardbaar. Daarom is het terugdringen hiervan ook een van mijn prioriteiten.
Welke extra maatregelen gaat u nemen om het geweld tegen politie te stoppen nu de huidige maatregelen blijkbaar onvoldoende zijn?
Bij brief d.d. 11 april 2014.2 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoeksrapport van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) met de titel «Bedreiging en intimidatie van OM- en politiemedewerkers».
Via deze brief heb ik u geïnformeerd over de maatregelen die de afgelopen jaren zijn genomen en op korte termijn zullen worden doorgevoerd. Met de politie en de vakorganisaties ben ik in gesprek over verdere maatregelen om de gevolgen van geweld, bedreiging en intimidatie in met name de privésfeer te beperken. In het najaar zal ik uw Kamer op basis van dit overleg informeren over de verdere aanpak.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat dit soort delicten niet meer worden bestraft met een taakstrafje? Gaat u de rechterlijke macht wijzen op het wetsartikel inzake het taakstrafverbod? Zo nee, waarom niet?
Bij het OM en de rechterlijke macht is het wetsartikel bekend waarin is bepaald dat voor zware geweldszaken en zedenzaken geen taakstraf meer mogelijk is. Dit zijn delicten waarvoor een gevangenisstraf van zes jaar of meer staat. De wet regelt dat er een grens is. Het is aan het OM en de rechter om in iedere zaak alle omstandigheden af te wegen en dan tot een passende strafeis te komen.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het Algemeen overleg over politieonderwerpen op 18 juni 2014?
Ik zal u antwoorden voor de datum van 18 juni aanstaande.
De groei van het aantal eerwraakmoorden |
|
Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «500 gevallen eerwraak in Nederland»?1
Ja.
Hoe duidt u het gegeven dat er vorig jaar in Nederland gemiddeld bijna 1,5 eerwraakdoden per maand vielen?
Ik verwijs naar mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden De Graaf en Wilders van uw Kamer (2014Z07914, ingezonden 28 april 2014).
Ziet u inmiddels een verband tussen de enorme immigratie vanuit islamitische landen naar Nederland de afgelopen decennia en de groei van het aantal gevallen van eerwraak? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen om deze gevaarlijke ontwikkeling tot stilstand te brengen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de visie dat daders van eerwraakmoorden na het uitzitten van hun straf waar mogelijk dienen te worden uitgezet? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Nederlandse zelfmoordjihadisten in martelarenvideo's |
|
Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Jihadist geëerd in opblaaspromo»?1
Ja.
In hoeverre klopt het dat de twee Nederlandse zelfmoordterroristen die zichzelf opbliezen, worden vereerd in «martelarenvideo's»?
In het bericht waar aan gerefereerd wordt, wordt de verwachting uitgesproken dat er mogelijk video’s van zelfmoordterroristen gepubliceerd zullen worden. Dit is inderdaad niet ondenkbaar, gezien het feit dat in andere landen dergelijke video’s van zelfmoordterroristen al gepubliceerd zijn.
Is de verspreiding van de genoemde martelarenvideo's, waarin de uiteindelijke explosie, de fabricatie van explosieven en langdurige toespraken van de zelfmoordenaars zijn te zien, reeds strafbaar? Zo nee, op welke wijze wordt getracht de verspreiding van de video's te voorkomen?
In zijn algemeenheid geldt dat het voor de maker van een video niet strafbaar is om een video te maken of te vertonen waarop strafbare handelingen te zien zijn. Dat ligt anders als de video’s kunnen worden aangemerkt als het aanzetten tot het plegen van strafbare handelingen of als het werven voor een gewapende strijd. Ook kunnen de getoonde handelingen zelf strafbare feiten zijn, waarvoor een verdachte vervolgd zou kunnen worden. Als dat aan de orde blijkt dan zullen politie en Openbaar Ministerie beoordelen of er aanleiding is om een opsporingsonderzoek in te stellen en of er voldoende grond is om tot vervolging over te gaan. Voor het overige is van belang dat de NCTV Internet Service Providers attendeert op jihadistisch georiënteerde websites die op hun systemen draaien of waar zij diensten aan verlenen. Het verzoek aan deze providers of registrars is dan om zelf de inhoud van de website of samenwerking te toetsten aan de eigen gebruikersvoorwaarden. Hiermee doet de NCTV een beroep op de eigen verantwoordelijkheid van de providers om de verspreiding van ongewenste of schadelijke content op het internet tegen te gaan.
Begrijpt u inmiddels dat het bezuinigen op de veiligheidsdiensten in deze tijd van islamitisch terrorisme meer dan onverstandig is? Zo nee, wat moet er gebeuren voordat er in de veiligheidsdiensten wordt geïnvesteerd in plaats van bezuinigd?
Het onderzoek naar jihadgangers is een geprioriteerd onderzoek binnen de AIVD. Door middel van interne herprioritering is capaciteit vrijgemaakt voor dit onderzoek. Dit betekent dat er voor andere onderzoeken minder capaciteit beschikbaar is. Uw Kamer is hier onder andere per brief van 4 maartjl. over geïnformeerd (Kamerstuk 30 977, nr. 83). Over de invulling van de taakstelling is uw Kamer per brief van 22 november 2013 geïnformeerd (Kamerstuk 33 750 VII, nr. 15) en zal ik uw Kamer voor de zomer nader over informeren.
Deelt u inmiddels de visie dat administratieve detentie een waardevol middel kan zijn in de bestrijding van het islamitisch terrorisme? Zo nee, waarom niet?
Zoals de Minister van Veiligheid en Justitie eerder aan uw Kamer heeft gemeld, acht het Kabinet het creëren van aanvullende administratieve detentiemogelijkheden ten behoeve van terrorismebestrijding, niet noodzakelijk. Wanneer van een persoon een dreiging uitgaat – bijvoorbeeld omdat de persoon van plan is uit te reizen naar of is teruggekeerd van een jihadistisch strijdgebied – dan beschikt het Openbaar Ministerie over voldoende wettelijke instrumenten om, in samenwerking met de politie, strafrechtelijk op te treden. Zo is bij verdenking van een terroristische misdrijf bewaring mogelijk, ook buiten het geval van ernstige bezwaren tegen de verdachte. Daarnaast kunnen diverse bestuurlijke instrumenten worden getroffen, zoals het stopzetten van toeslagen en uitkeringen, het nemen van paspoortmaatregelen en het kunnen bevriezen van financiële tegoeden.
In hoeverre bent u bereid teruggekeerde jihadisten met een dubbele nationaliteit vast te zetten, te denaturaliseren en vervolgens uit te zetten?
Deelname aan de jihadistische strijd of training in het buitenland is strafbaar op grond van artikel 134a Wetboek van Strafrecht (terroristisch misdrijf). Het Openbaar Ministerie bekijkt per geval wat de mogelijkheden tot vervolging zijn. Het besluit om over te gaan tot vervolging ligt daar. Op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) kan het Nederlanderschap worden ingetrokken als sprake is van een onherroepelijke veroordeling wegens een terroristisch misdrijf. Voorwaarde is dat de betrokken persoon naast de Nederlandse nationaliteit, ook een andere nationaliteit bezit. Intrekking van het Nederlanderschap is namelijk niet mogelijk als staatloosheid daarvan het gevolg is (het Europees Verdrag inzake Nationaliteit, waarbij Nederland partij is, staat dit niet toe).
Voorwaarde is ook dat het misdrijf na 1 oktober 2010 is gepleegd. Na het intrekken van het Nederlanderschap wordt betrokkene tot ongewenst vreemdeling verklaard en wordt hij uitgezet.
Het gedogen van de verkoop van wiet via internet |
|
Marith Volp (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Coffeeshop via omweg aan huis»?1
Ja.
Mogen coffeeshops via de in het bericht geschetste wijze cannabisproducten via internet verkopen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De verkoop van hennepproducten (al dan niet via tegoedbonnen) via internet is in strijd met het in Nederland geldende gedoogbeleid. In de Aanwijzing Opiumwet wordt uitdrukkelijk gesteld dat verkoop van hennepproducten alleen wordt gedoogd indien deze verkoop geschiedt vanuit een coffeeshop én indien men zich daarbij houdt aan de zogenaamde AHOJGI criteria (zoals het verbod op het maken van reclame, het verbod op de verkoop aan jeugdigen, het verbod op het in voorraad hebben en verkopen van harddrugs en de bepalingen over de omvang van leveranties en handelsvoorraad). De handhaving van de criteria vereist toezicht en dit toezicht kan niet worden uitgevoerd als de overdracht van het product plaatsvindt op andere locaties dan in coffeeshops en op andere wijze dan nu in een coffeeshop gebeurt. Zo is bijvoorbeeld niet uit te sluiten dat diegene die de bon aankoopt, zoals in vraag 2 wordt bedoeld, jonger is dan 18 jaar. Door enkel en alleen aan de koper op de website te vragen «bent u jonger dan 18 jaar» wordt geenszins gegarandeerd dat hiervan ook sprake is. Voorts verbiedt artikel 3b van de Opiumwet elke openbaarmaking, ook via internet, welke erop gericht is de verkoop, aflevering of verstrekking van hennepproducten te bevorderen.
In hoeverre kan bij de verkoop van cannabisproducten via internet gecontroleerd worden op het voorkomen dat er tevens harddrugs worden verkocht en dat er verkoop aan minderjarigen plaatsvindt? In hoeverre kan daarbij gecontroleerd worden of er per transactie maximaal 5 gram wordt verkocht?
Zie antwoord vraag 2.
Schenden coffeeshops die via het genoemde internetkanaal cannabisproducten verkopen het reclameverbod zoals dat is opgenomen in de AHOJG-criteria? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kan het deelnemen van een coffeeshop aan het genoemde internetverkoopkanaal betekenen dat de desbetreffende coffeeshop niet langer gedoogd zal gaan worden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Wanneer kan worden vastgesteld dat een coffeeshop zich aansluit bij de website Coffeeshopbon.nl en hennepproducten worden verkocht door middel van deze website, dan overtreedt de coffeeshop de gedoogcriteria en kan er sprake zijn van strafbaarheid op grond van artikel 3 van de Opiumwet. Ook kan de burgemeester dan besluiten tot het treffen van bestuurlijke maatregelen, zoals het intrekken van een vergunning of het sluiten van de coffeeshop.
Maakt het ten aanzien van het al dan niet verliezen van een gedoogvergunning door een coffeeshop uit of verkoop via internet indirect door middel van een zogenoemde coffeeshopbon plaatsvindt? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Over welke mogelijkheden beschikken de justitiële autoriteiten om de verkoop van cannabis via internet aan te pakken? Worden deze mogelijkheden al aangewend?
Omdat bij drugshandel via het internet uiteindelijk altijd sprake is van handel in fysieke goederen (op locatie of per post), kan worden opgetreden op grond van de Opiumwet. Politie en OM beschikken verder over mogelijkheden om de verkoop van cannabis via internet aan te pakken, gelijk andere vormen van internetcriminaliteit. In het kader van het opsporingsbelang is het niet wenselijk hierover mededelingen te doen.
Is verkoop via internet en andere verkoopkanalen binnen het huidige gedoogbeleid en de huidige wetgeving voldoende controleerbaar? Zo nee, welke wijzigingen verwacht u dat nodig zijn op het gebied van de huidige wetgeving en/of het gedoogbeleid?
Ik verwijs naar mijn antwoord op de vragen 2, 3 en 4. De eerder genoemde gedoogcriteria en de toepasselijke bepalingen in de Opiumwet bieden voldoende mogelijkheden voor een adequate aanpak.
Nederlandse zelfmoordterroristen |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Aanslagen Nederlanders in Irak en Syrië»?1
Ja.
Klopt het dat er Nederlandse jihadisten zijn die zich hebben ontwikkeld tot zelfmoordterroristen? Zo ja, om hoeveel personen gaat het in totaal, naast de reeds opgeblazen jihadisten?
Ja, zoals ik tijdens de presentatie van het Jaarverslag van de AIVD op 23 april jI. bekend gemaakt heb, hebben in het begin van dit jaar twee Nederlanders een zelfmoordaanslag gepleegd.
Hoeveel (dodelijke) slachtoffers zijn er bij deze aanslagen gevallen?
Ik kan om operationele redenen niet in het openbaar ingaan op zaken die de identiteit van de twee Nederlandse zelfmoordterroristen kunnen prijsgeven.
Hadden de genoemde zelfmoordterroristen een dubbele nationaliteit? Zo ja, welke andere nationaliteit(en) hadden zij?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u inmiddels bereid de zeer onverstandige bezuinigingen op de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst terug te draaien in het kader van het anti-terrorismebeleid? Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek naar jihadgangers is een geprioriteerd onderzoek binnen de AIVD. Door middel van interne herprioritering is capaciteit vrijgemaakt voor dit onderzoek. Dit betekent dat er voor andere onderzoeken minder capaciteit beschikbaar is. Uw Kamer is hier onder andere per brief van 4 maartjl. over geïnformeerd (Kamerstuk 30 977, nr. 83). Over de invulling van de taakstelling is uw Kamer per brief van 22 november 2013 geïnformeerd (Kamerstuk 33 750 VII, nr. 15).
In hoeverre wordt het dreigingsniveau verhoogd naar aanleiding van deze gevaarlijke ontwikkeling?
Het huidige dreigingsniveau is substantieel. Dat is het reeds op één na hoogste dreigingsniveau. Dit betekent dat de kans op een aanslag tegen Nederland reëel is. Verhoging van het dreigingsniveau naar het hoogste niveau kritiek» vindt plaats als er zeer sterke aanwijzingen zijn dat er een aanslag in Nederland zal plaatsvinden, zonder dat er een goed zicht bestaat op de dader(s), tijdstip en doelwit. Het bericht van de zelfmoordaanslagen in respectievelijk Syrië en Irak is zeer zorgelijk, omdat het laat zien hoe ver geradicaliseerde jihadisten bereid zijn te gaan om hun doel te bereiken, maar heeft geen directe invloed op het dreigingsniveau in Nederland.
Het gebruik door politie en justitie van kentekengegevens die vastgelegd zijn door een particulier bedrijf |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Politie plundert particuliere data»?1
Ja
Is het waar dat het bedrijf ARS Traffic & Transport Technology langs de Nederlandse snelwegen kentekens registreert en dat deze door politie en justitie opgevraagd worden voor opsporing en vervolging? Zo nee, wat is hier onjuist aan?
Ja, ARS T&TT registreert in opdracht van verschillende wegbeheerders kentekens langs Nederlandse (snel)wegen voor verkeers(management)doeleinden. Deze kentekens kunnen in strafrechtelijke onderzoeken worden gevorderd door de officier van justitie op grond van artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering. Er moet dan sprake zijn van een concrete verdenking voor een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en de gegevens moeten van belang zijn voor het onderzoek. De gegevens worden vervolgens verwerkt op grond van de Wet politiegegevens dan wel de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.
Op welke juridische basis legt ARS Traffic & Transport Technology deze gegevens vast? Is hier sprake van opslag van persoonsgegevens, waarvoor toestemming van de betrokkenen vereist is? Zo nee, waarom is hier geen sprake van opslag van persoonsgegevens?
Voertuigkentekens moeten in beginsel worden aangemerkt als persoonsgegevens. ARS T&TT handelt in opdracht van wegbeheerders die een publiekrechtelijke taak uitoefenen. Volgens de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) mogen die instellingen persoonsgegevens verwerken, waaronder vastleggen, mits dat noodzakelijk is voor de uitvoering van hun taak (artikel 8e WBP) en voldaan wordt aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Wanneer met toepassing van deze rechtvaardigingsgrond persoonsgegevens worden verwerkt, is het vragen van toestemming aan de betrokkene niet nodig.
Zijn er meer bedrijven die langs de openbare weg Automatic NumberPlate Recognition (ANPR) toepassen? Zo ja, welke bedrijven? Kunnen deze bedrijven een landelijk dekkend ANPR netwerk leveren? Hoe lang worden deze gegevens opgeslagen?
Ja, er zijn meerdere marktpartijen langs de openbare wegen die ANPR toepassen. Dit zijn voor Rijkswaterstaat (RWS) (inclusief de Nationale Databank Wegverkeersgegevens (NDW)), naast ARS T&TT, de partijen Connection Systems en Vialis. Deze partijen slaan variërend van een aantal dagen tot maximaal 15 werkweken (versleuteld) kentekens op.
Met de kentekenregistraties die plaatsvinden in opdracht van RWS en NDW kan geen landelijk dekkend netwerk worden geleverd. Bij RWS betreft het veelal kortstondige lokale en regionale projecten. NDW verzamelt wegverkeersgegevens over een netwerk van 6.000 km aan rijkswegen, provinciale wegen en doorgaande gemeentelijke wegen. Van alle NDW-meetlocaties is minder dan 10% uitgerust met ANPR-camera’s.
Welke andere technieken (zoals bluetooth- en wifitracking) worden breed ingezet langs de openbare weg voor het analyseren van vervoersstromen? Worden deze gegevens ook opgevraagd door politie en justitie?
Andere technieken die worden ingezet voor het inwinnen van verkeersgegevens voor verkeersmanagement zijn inductielussen in de weg, Bluetooth-metingen, Passive Infrared en GPS. Deze technieken werken niet met kentekenregistratie.
Deze gegevens kunnen, indien relevant voor het strafrechtelijk onderzoek naar aanleiding van een concrete verdenking en met gebruikmaking van bevoegdheden uit het Wetboek van Strafvordering, ook opgevraagd worden door politie en justitie.
Hoe vaak worden particuliere ANPR-databases en andere verkeersdatabases door politie en justitie bevraagd? Hoe specifiek is deze bevraging in tijd en kenteken?
Het is niet aan te geven hoe vaak particuliere ANPR-databases en andere verkeersdatabases worden bevraagd, omdat er bij de registratie geen onderscheid gemaakt wordt naar de bedrijven/diensten die camerabeelden opvragen.
Bent u op de hoogte van het oordeel van het College bescherming persoonsgegevens (CBP) over de verschillende vormen van analyse van verkeersstromen? Zo ja, hoe luidt dit ten aanzien van ANPR door particuliere bedrijven? Zo nee, bent u bereid het oordeel van het CBP te vragen?
Een oordeel van het CBP over ANPR-toepassingen is gevraagd middels de Reparatiewet Infrastructuur en Milieu 2014, die aan het CBP is voorgelegd voor advies. In dit wetsvoorstel worden de grondslagen voor het ANPR-gebruik verder verduidelijkt. Het voorstel strekt er onder meer toe om de doelen waarvoor kentekens mogen worden verwerkt concreter vast te leggen, te weten: het in stand houden van de weg, het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan en de veiligheid van het verkeer. In een algemene maatregel van bestuur worden de procedures die hiervoor gelden voor alle wegbeheerders op een uniforme wijze uitgewerkt.
Het CBP heeft op dat punt geen aanmerkingen. Het wetsvoorstel ligt momenteel bij de Raad van State voor advies.
Deelt u het oordeel dat een koppeling tussen particulier verzamelde ANPR-gegevens en de RDW-database met kentekengegevens informatie oplevert die als persoonsgegevens gekenmerkt kunnen worden? Mag een dergelijke koppeling gelegd worden door het particuliere bedrijf dat deze ANPR-data verzamelt, door Rijkswaterstaat of door opsporingsdiensten? Welke juridische waarborgen zijn er voor de privacy van betrokkenen?
Ja, een koppeling tussen verzamelde ANPR-gegevens en de RDW-database levert persoonsgegevens op.
RWS kan met toepassing van artikel 9, eerste lid, van de WBP de verzamelde gegevens, na de voorgeschreven belangenafweging, verder verwerken voor andere doeleinden. De bedoelde koppeling voor specifieke doeleinden (bijv. verkeersonderzoeken) moet als een dergelijke verdere verwerking worden aangemerkt. Het particuliere bedrijf handelt in opdracht van RWS en voert zijn taken uit binnen de met RWS gemaakte afspraken.
Zo wordt met het bedrijf een bewerkersovereenkomst gesloten, is de verwerking gemeld bij de Functionaris Gegevensbescherming van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en worden de gegevens niet langer bewaard dan voor het doel noodzakelijk. Registraties worden vooraf aangekondigd met een persbericht. Overigens heeft een ieder een inzagerecht op grond van de WBP. Tenslotte heeft RWS een privacystatement opgesteld dat op de website van RWS staat en voor elke weggebruiker toegankelijk is.
Politie en justitie kunnen in gevallen van concrete verdenkingen en met gebruikmaking van de bevoegdheden in het Wetboek van Strafvordering zowel de oorspronkelijk verzamelde gegevens, als de verder verwerkte gegevens vorderen. De Wet Justitiële en Strafvorderlijke Gegevens (WJSG) en de Wet Politiegegevens (WPG) bevatten de waarborgen voor de bescherming van deze gegevens.
Deelt u de mening dat met het gebruik door politie en justitie van particuliere ANPR-gegevens mogelijkheden voor het volgen van voertuigbewegingen bestaan die de mogelijkheden van de voorgestelde wijziging van het wetboek van strafvordering voor ANPR ver overtreffen? Zo ja, deelt u de mening dat dit zeer onwenselijk is? Zo nee, waarom niet?
Zoals in antwoord op vraag 2 is gezegd, kan ten behoeve van het oplossen van strafbare feiten informatie die in opdracht van RWS voor verkeersdoeleinden is vastgelegd door de officier van justitie worden gevorderd op grond van artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering. Het vorderen van de gegevens is slechts mogelijk voor zover sprake is van een concrete verdenking van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en dit in het belang van het onderzoek is.
Deze voorwaarden komen overeen met de voorwaarden waaronder de politie de door politiecamera’s vastgelegde ANPR-gegevens mag raadplegen indien het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van het vastleggen en bewaren van kentekengegevens door de politie (Kamerstukken 33 542) wordt aanvaard en in werking treedt. De gegevens mogen op grond van het in dat wetsvoorstel voorgestelde artikel 126jj van het Wetboek van Strafvordering geraadpleegd worden in geval van verdenking van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, ten behoeve van de opsporing van dat misdrijf.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor aanvang van plenaire behandeling in tweede termijn van het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van het vastleggen en bewaren van kentekengegevens door de politie (Kamerstukken 33 542) in de Tweede Kamer?
Ja
Misdrijven plegende Afghaanse diplomaat en de uitzending van PowNews d.d. 17 april 2014 |
|
Raymond de Roon (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is de berichtgeving «Diplomaat slaat er bij ruzie op los en gaat vrijuit» correct?1 Zo neen, wat is dan wel de juiste en volledige weergave van de gebeurtenissen?
Uit onderzoek van het Openbaar Ministerie (OM) is gebleken dat een Afghaanse diplomaat in december 2013 betrokken was bij twee incidenten op dezelfde dag. Het eerste incident betreft een onenigheid in het verkeer waarbij woorden zijn gevallen tussen de diplomaat en een Nederlandse man. Hier is ook sprake geweest van een handgemeen. Het tweede incident vond op dezelfde dag plaats, op een andere locatie. De diplomaat heeft toen met zijn auto de weg geblokkeerd voor eerdergenoemde Nederlandse man en hij zou tegen de auto hebben geschopt. Beide partijen hebben aangifte gedaan van hetgeen deze dag is voorgevallen. De Afghaanse diplomaat heeft zich volgens het OM schuldig gemaakt aan mishandeling en vernieling. De diplomaat wordt niet vervolgd vanwege zijn diplomatieke status. De Nederlandse man wordt niet vervolgd omdat hij naar het oordeel van het OM handelde uit zelfverdediging.
Kent u de uitzending van PowNews d.d. 18 april 2014 en meer specifiek het gedeelte waarin de verslaggever wordt mishandeld?2
Ja
Waarom heeft u het gelaten bij het «op het matje roepen van de Afghaanse ambassadeur»? Waarom is de mishandelende en vernielende diplomaat niet uitgewezen?
Het ontbieden van de ambassadeur geldt in het diplomatieke verkeer reeds als een zeer zwaar middel. Het uitwijzen van een diplomaat (verklaren tot «persona non grata») is de uiterste sanctie die een ontvangend land ten opzichte van een diplomaat kan nemen. In dit geval was het gedrag van de betreffende diplomaat weliswaar volstrekt onacceptabel, maar kwalificeerde het niet voor het treffen van een dergelijke zichtbare en politiek beladen sanctie.
Buitenlandse Zaken heeft benadrukt, in een onderhoud met de ambassadeur op 30 januari jl., dat de geloofwaardigheid en daarmee het functioneren van de betreffende diplomaat vis-a-vis de Nederlandse autoriteiten is aangetast.
Hebt u op basis van artikel 32 van het Verdrag van Wenen Afghanistan verzocht de immuniteit van de diplomaat op te heffen? Zo nee, bent u bereid om dit alsnog te doen? Zo nee, waarom niet?
Neen, een dergelijk verzoek is niet gedaan. Een verzoek om opheffing van immuniteit is niet meer aan de orde, gezien het feit dat het OM de zaak heeft geseponeerd, en gezien het feit dat betrokkene inmiddels Nederland heeft verlaten.
Hebt u op basis van artikel 31 van het Verdrag van Wenen Afghanistan verzocht de diplomaat zelf te vervolgen? Zo nee, bent u bereid om dit alsnog te doen? Zo nee, waarom niet?
Neen. Het is niet aan Nederland om een dergelijk verzoek aan Afghanistan te doen. Ik ga er van uit dat de ambassadeur zijn autoriteiten heeft geïnformeerd over het gedrag van zijn medewerker. Voorts staat het Afghanistan vrij om de betreffende persoon te vervolgen indien dit volgens de lokale wetten mogelijk is en opportuun geacht wordt.
Kunt u verklaren waarom een misdrijven plegende diplomaat ervan afkomt met een berisping en iedere niet-diplomaat voor dezelfde misdrijven op zijn minst een forse geldboete opgelegd wordt?
Nederland heeft, conform het Verdrag van Wenen, geen rechtsmacht over diplomaten met een absolute immuniteit. Tegelijkertijd worden diplomaten geacht de regels en wetten van Nederland te respecteren. Wanneer dat niet het geval is maakt Nederland een afweging over eventueel te nemen maatregelen. In dit geval wordt betrokkene terug geroepen door de Afghaanse autoriteiten; dat is voor de betrokken diplomaat en zijn gezin een zware maatregel.
Wat heeft u inmiddels gedaan naar aanleiding van de beelden van de auto van dezelfde Afghaanse diplomaat toen die urenlang een invalidenparkeerplaats bezet hield? Heeft u hem zijn diplomatieke kenteken afgenomen? Zo neen, waarom niet?
De Afghaanse Tijdelijk Zaakgelastigde is op 18 februari bij Buitenlandse Zaken ontvangen voor een gesprek over deze kwestie. In dat gesprek is aangegeven dat een dergelijk gedrag volstrekt onaanvaardbaar is. Zie verder het antwoord op vraag 9.
Spelen de islamitische gevoeligheden enige rol bij de manier waarop u deze zaken hebt behandeld, zoals in de berichtgeving wordt gesuggereerd? Gaarne een toelichting.
Religie is in deze casus geen factor van overweging.
Wat is de stand van zaken van het onderzoek naar de toepassing van het beleid van de staat New York hier in Nederland, dat tijdens de behandeling van de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie door u aan de Kamer is toegezegd?
Aan de sanctie van het niet verlengen van de registratie van diplomatieke kentekens zoals deze in de VS wordt gebruikt, kleven de nodige bezwaren. Deze bezwaren zijn in de Kamerbrief over omgang met geprivilegieerden (die de Kamer op 23 april is toegezonden) uiteengezet. Allereerst is van belang op te merken dat met het intrekken van een CD-plaat de onderliggende diplomatieke status van de betrokkene niet verandert. Ook zal het in de praktijk lastig zijn om kentekenplaten daadwerkelijk in te nemen. De Nederlandse wet- en regelgeving op dit terrein is anders opgezet dan bijvoorbeeld in de VS, waar diplomatieke kentekens ieder jaar verlengd moeten worden. Bovendien leidt het intrekken van CD-platen meteen tot effecten in de fiscale sfeer, die vervolgens weer inbreuk kunnen maken op verdragsverplichtingen onder het Verdrag van Wenen. Tot slot geldt dat het intrekken van bijzondere kentekens op gespannen voet staat met het eveneens in het Verdrag van Wenen vastgelegde beginsel van vrijheid van beweging. Dergelijke maatregelen kunnen onmiddellijk leiden tot tegenmaatregelen («reciprociteit») in het betreffende land ten aanzien van Nederlandse diplomaten.
Is dit onderzoek bijna gereed? Zo nee, gaat u er vaart achter zetten nu blijkt dat diplomaten zich nog steeds niets van de Nederlandse wet aantrekken?
Het onderzoek naar de maatregelen die kunnen worden ingezet tegen geprivilegieerden die zich niet aan de Nederlandse wet houden, is inmiddels afgerond. In eerder genoemde brief van 23 april 2014 zijn de bevindingen van dit onderzoek beschreven.
De mishandeling van een gehandicapte bejaarde |
|
Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Drie straatrovers slaan 71-jarige man uit scootmobiel»?1
Ja.
In hoeverre deelt u de afschuw met betrekking tot de mishandeling van de gehandicapte bejaarde?
Uit onderzoek van het Openbaar Ministerie blijkt dat er sprake is van een valse aangifte.
Klopt het dat de verdachten van deze beroving een Somalische achtergrond hebben? Zo ja, kunt u aangeven waarom Somaliërs bijna vijf keer vaker verdachte zijn van misdrijven dan autochtonen?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn de daders van deze laffe daad reeds gepakt?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat criminele vreemdelingen bij geweldsmisdrijven dienen te worden uitgezet? Zo neen, waarom niet?
Vreemdelingen die onherroepelijk zijn veroordeeld voor een misdrijf kunnen het rechtmatig verblijf verliezen. In dat geval krijgen ze een inreisverbod of worden ze ongewenst verklaard, en moeten ze Nederland direct aansluitend aan de celstraf verlaten. Als ze dat niet doen dan worden ze uitgezet.
Het pleidooi voor een fonds om justitiële dwalingen te voorkomen |
|
Michiel van Nispen |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de uitzending van Brandpunt van 20 april 2014 over gerechtelijke dwalingen?1
Ja.
Deelt u de mening dat in de toekomst voorkomen moet worden dat mensen die jarenlang ten onrechte vast hebben gezeten zo lang moeten wachten op gesprekken, excuses en schadevergoeding van justitie? Zo ja, hoe gaat dat voorkomen worden?
Ja. In de praktijk blijken deze procedures doorgaans ook goed te lopen; in de afgelopen jaren zijn verschillende zaken adequaat en snel afgehandeld. De definitieve afdoening van een schadeclaim kan echter enige tijd vergen. Dit is onder andere afhankelijk van de omvang van een claim, de bewijspositie en de bijzondere omstandigheden van het geval.
Wat is uw reactie op de stelling dat er op dit moment waarschijnlijk meerdere mensen onterecht achter de tralies zitten omdat het aantonen van «gerede twijfel» over de juistheid van de veroordeling zeer ingewikkeld is?
Het aantonen van de onjuistheid van een veroordeling is onmiskenbaar een ingewikkeld proces. Juist daarom is op 1 oktober 2012 de Wet herziening ten voordele in werking getreden. De voorzieningen die door deze wet in het leven zijn geroepen, hebben tot doel de veroordeelde te ondersteunen onderzoek te doen, indien blijkt dat er gerede twijfel is over de juistheid van de veroordeling. Mochten zich op dit moment nog mensen onterecht in detentie bevinden, waar ik uiteraard geen kennis van heb maar wat ik ook niet kan uitsluiten, dan bieden deze nieuwe wettelijke mogelijkheden hen nieuwe perspectieven.
Deelt u de mening dat de bekend geworden gerechtelijke dwalingen uit het verleden hebben uitgewezen dat de dwaling pas aan het licht kwam door de (vrijwillige) inzet van deskundigen en anderen die zich om het slachtoffer van de dwaling bekommerden?2
Voor een aantal bekende dwalingen uit het verleden is dit inderdaad het geval.
Deelt u de mening dat het vaak een probleem is dat slachtoffers van dwalingen geen geld hebben om aanvullend onderzoek te laten verrichten om hun onschuld aan te tonen?
Ik deel de mening dat in het verleden de herzieningsregeling onvoldoende voorzag in de mogelijkheid voor veroordeelden om aanvullend (forensisch) onderzoek te laten verrichten om hun mogelijke onschuld aan te tonen. Naar aanleiding van onder meer de Schiedammer Parkmoordzaak zijn er praktische regelingen getroffen om aan dit probleem tegemoet te komen. Met name het instellen van de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (CEAS) heeft hieraan bijgedragen. Deze commissie heeft in enkele grote zaken onderzoek verricht, hetgeen in de zaken Lucia de B. en Ina Post heeft geleid tot de indiening van een herzieningsverzoek bij de Hoge Raad.
Met de inwerkingtreding van de Wet herziening ten voordele per 1 oktober 2012 is een (wettelijke) leemte opgevuld, waardoor de CEAS overbodig is geworden. Deze wet biedt gewezen verdachten van ernstige misdrijven – strafbare feiten waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 12 jaar of meer is gesteld en waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt – de mogelijkheid om ter voorbereiding van een herzieningsaanvraag de procureur-generaal bij de Hoge Raad te verzoeken nader onderzoek te doen naar bepaalde feiten. Met de resultaten van dat onderzoek kan de herzieningsaanvraag vervolgens worden onderbouwd.
Voor honorering van een verzoek tot nader onderzoek is vereist dat sprake is van aanwijzingen dat mogelijkerwijs sprake is van een novum. In de genoemde wet is het begrip «novum» niet langer beperkt tot een nieuwe feitelijke omstandigheid. Onder «novum» kunnen nu ook nieuwe inzichten van deskundigen vallen. Daarbij moet het wel nog steeds gaan om een nieuw gegeven dat het ernstige vermoeden doet ontstaan dat de rechter tot een ander oordeel zou zijn gekomen als hij daarvan had geweten. Indien een nader onderzoek door de procureur-generaal bij de Hoge Raad wordt ingesteld, komen de kosten daarvan voor rekening van de Staat. Daarnaast verleent de Raad voor rechtsbijstand een toevoeging voor de bijstand van een raadsman bij de voorbereiding van een herzieningsverzoek.
Tegen deze achtergrond ben ik van mening dat de noodzaak ontbreekt om te komen tot een permanent fonds om justitiële dwalingen te voorkomen. Met de reeds genomen maatregelen wordt voldaan aan de op de overheid rustende verantwoordelijkheid om het rechtssysteem zodanig in te richten dat mogelijke fouten (dwalingen) die daaruit voortvloeien kunnen worden gecorrigeerd.
Welke verantwoordelijkheid rust er volgens u op de overheid om dwalingen aan het licht te brengen en mensen die ten onrechte veroordeeld zijn zo snel mogelijk in vrijheid te stellen?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is uw reactie op het pleidooi van advocaat Knoops en emeritus hoogleraar Tak voor een permanent fonds om justitiële dwalingen te voorkomen, waarbij bijvoorbeeld door een commissie van wijzen bepaald kan worden of in een bepaalde zaak onderzoek vanuit dat fonds betaald moet worden?3
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat dwalingen in stand blijven als een dergelijk fonds er niet komt, waardoor mensen mogelijk jarenlang ten onrechte vast zitten?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid om met voorstellen te komen voor een permanent fonds om justitiële dwalingen te voorkomen, of in ieder geval deze niet langer voort te laten duren? Zo niet, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.