Intimidaties door Vizier op Links |
|
Niels van den Berge (GL), Nevin Özütok (GL) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u de berichten over de intimiderende stickeracties van de anonieme actiegroep «Vizier op Links»? Zo ja, wat vindt u van dit soort acties waarbij onder meer opinievormers, politici, bestuurders van maatschappelijke organisaties en wetenschappers op hun privéadres en in hun privésfeer worden lastiggevallen? Deelt u de mening dat deze intimidaties onaanvaardbaar zijn en het risico in zich dragen dat het vrije publieke en politieke debat wordt geschaad?
Ja. De wijze waarop Vizier op links handelt is intimiderend van aard en daarmee norm-overschrijdend. Vanuit een anonieme positie iemand met een andere mening of politieke voorkeur op diens het huisadres belagen beschouw ik als een laffe daad. Wanneer vormen van intimidatie of geweld zich manifesteren op het privéadres van het slachtoffer maakt dat inbreuk op zijn of haar persoonlijke levenssfeer – en niet zonder uitzondering – op die van eventuele medebewoners.
Intimidatie – in welke vorm en tegen wie dan ook – is onacceptabel. Iemand wordt angst aangejaagd en dit kan invloed hebben op het publieke en politieke debat, bijvoorbeeld omdat iemand zich niet meer durft uit te spreken.
Hoe schat u de risico’s van deze organisatie in voor de persoonlijke veiligheid van hun doelwitten?
Ik kan geen uitspraken doen over individuele gevallen.
Kunt u aangeven of het hier om strafbare feiten gaat? Bent u bereid sowieso politie en justitie te vragen onderzoek te doen naar de personen die achter deze anonieme organisatie schuilgaan en, indien mogelijk, deze personen aan te spreken op deze intimiderende praktijk en slachtoffers desgewenst in staat te stellen om civielrechtelijke stappen te ondernemen?
Het is niet aan mij als Minister om de politie te vragen om onderzoek te doen of om personen aan te spreken. Het is aan de politie en het Openbaar Ministerie om te achterhalen of er sprake is van een strafbaar feit. Er zijn tot nog toe tien aangiftes gedaan waarvan er nog vier in behandeling zijn. Zes aangiftes zijn inmiddels afgerond. Het Openbaar Ministerie onderzoekt momenteel of de betreffende handelingen zich kwalificeren als strafbare feiten. Denk hierbij aan bedreiging of belediging.
Afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval kunnen gedragingen strafbare feiten of een onrechtmatige daad opleveren. Deze toetsing vindt plaats door de civiele rechter of strafrechter.
Kunt u, voor zover mogelijk, aangeven in hoeverre «Vizier op Links» onder de aandacht is gebracht van de AIVD? In hoeverre gaat het hier om een bedreiging van de democratische rechtstaat?
De inlichtingen- en veiligheidsdiensten doen geen uitspraken over hun actuele kennisniveau.
In het uw Kamer toegestuurde Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 54 staat dat doxing door betrokkenen als intimiderend kan worden ervaren1. Met het openbaar maken van persoonlijke informatie willen extreemrechtse activisten de veronderstelde linkse hegemonie in de samenleving doorbreken. Deze activiteiten kunnen bijdragen aan een verdere polarisatie tussen «links» en «rechts». Het is niet ondenkbaar dat de online polemiek op termijn ook leidt tot fysieke acties.
Dit vind ik een zorgelijke signalering. Hiermee is duidelijk dat er sprake is van een ontwikkeling die haaks staat op de waarden van onze democratische rechtsstaat.
Welke maatregelen stelt u zich voor met het oog op de veiligheid van de betrokkenen en het doen stoppen van dit soort intimiderende acties?
Ik doe geen uitspraken over individuele gevallen. De noodzaak tot interventies en de interventiemogelijkheden hangen sterk af van de concrete feiten en omstandigheden van het geval.
Van belang is dat slachtoffers altijd een melding doen. Ook kan er aangifte worden gedaan indien er een vermoeden van een strafbaar feit is. Bij voldoende aanknopingspunten kan een onderzoek worden opgestart. Het doen van een melding of aangifte bij de politie kan laagdrempelig via verschillende wegen. Op basis van deze meldingen kan een landelijk beeld ontstaan welke van belang kan zijn ten aanzien van de aanpak van dit soort intimiderende acties. Binnen de lokale driehoek wordt de afweging gemaakt of en zo ja welke beveiligingsmaatregelen nodig zijn. Wanneer er daders in beeld zijn kunnen aanvullende maatregelen worden genomen variërend van «stopgesprekken» tot een strafrechtelijk traject.
Indien dreiging en risico daartoe aanleiding geven worden door de overheid passende beveiligingsmaatregelen worden genomen. Deze zijn aanvullend op de maatregelen die personen of hun werkgever zelf kunnen treffen om weerstand te bieden tegen de dreiging. De verantwoordelijkheid voor het treffen van deze aanvullende maatregelen is belegd bij de lokale Hoofdofficier van Justitie.
Aardgas als duurzame en klimaatvriendelijke brandstof |
|
Alexander Kops (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Bas van 't Wout (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Brussel voelt voor opwaardering gas»?1
Ja.
Wat vindt u van het voornemen van de Europese Commissie om aardgas als duurzaam en klimaatvriendelijk te bestempelen? Deelt u de conclusie dat dit haaks staat op uw eigen klimaatbeleid dat van anti-aardgasdictaten aan elkaar hangt?
De aanleiding voor het bericht was een nieuw conceptvoorstel van de Europese Commissie in het kader van de EU Taxonomie. De EU Taxonomie is een classificatie van duurzame economische activiteiten, bedoeld voor vrijwillig gebruik door de private markt. Dit beoogt het spreken van één taal over duurzaamheid te vergemakkelijken, en te voorkomen dat private investeringen als duurzaam worden aangemerkt, als deze in feite niet in lijn zijn met de lange termijn EU-klimaatdoelstellingen (het zogenaamde «groenwassen»).
De Commissie heeft daartoe een concept-technische uitwerking gepresenteerd in een expertwerkgroep, waarbij voor (investeringen in) verschillende typen economische activiteiten en verschillende sectoren, criteria worden uitgewerkt om te bepalen of deze economische activiteiten duurzaam zijn.
In het oorspronkelijke én huidige voorstel van de technische uitwerking, wordt voor elektriciteitsproductie een drempelwaarde gehanteerd van 100gram CO2/KwH. Elektriciteitsproductie onder deze drempelwaarde wordt duurzaam geacht. In de praktijk halen aardgascentrales die drempelwaarde niet.
De Commissie stelt in een nieuw concept van de technische uitwerking voor om een uitzondering op te nemen voor aardgascentrales, enkel voor specifieke regio’s die een moeilijke energietransitie hebben door te maken (Just Transition Fund-regio’s), waarin investeringen in de overgang van bijvoorbeeld steenkool of aardolie naar aardgas voor elektriciteit en/of districtsverwarming onder een aantal voorwaarden wordt opgenomen als zijnde duurzaam. Ten eerste dient de investering grote CO2-reductie (>50%) op te leveren. Ten tweede dient de investering een uitstoot onder de 270gr CO2/per KWH te bewerkstelligen. Ten derde moet deze nieuwe installatie voor 2025 in bedrijf zijn (en de te vervangen installatie gesloten). Dit nieuwe conceptvoorstel zou investeringen in moderne aardgascentrales onder deze voorwaarden classificeren als duurzaam.
Het voorstel is nog niet definitief vastgesteld door de Commissie. Naar verwachting publiceert de Commissie eind april de definitieve technische uitwerking.
Het kabinet heeft altijd gepleit voor een technologie-neutrale, wetenschappelijk onderbouwde taxonomie.2 Nederland heeft zich dan ook uitgesproken tegen het nieuwe Commissievoorstel om private investeringen in aardgascentrales onder voorwaarden als duurzaam aan te merken, omdat het de duurzame norm verwatert. Nederland wil vasthouden aan de oorspronkelijke uitwerking op dit vlak.
Voor de Nederlandse energietransitie geldt dat het van belang is om richting 2050 de overstap te maken van fossiele energiebronnen naar CO2-neutrale bronnen. Daarom zet Nederland onder andere in op toename van het aandeel hernieuwbare energie en steunt Nederland de taxonomie met het doel groene investeringen in Nederland en in de EU te bevorderen en groenwassen tegen te gaan.
Voor Nederland geldt dat aardgas op dit moment nog een belangrijke rol in onze energiemix speelt. Met het Klimaatakkoord zijn de eerste stappen gezet om de rol van aardgas kleiner te maken en over te schakelen naar CO2-neutrale bronnen. De lijn die ik Europees voorsta, staat dus niet haaks op het Nederlandse beleid.
Het einddoel is voor alle lidstaten gelijk: in 2050 is de Europese Unie klimaatneutraal. De vraag die nu voorligt is hoe de weg daar naartoe wordt gekwalificeerd in de EU Taxonomie voor vrijwillig gebruik door de private markt. In hoeverre is het vervangen van een steenkoolcentrale door een moderne aardgascentrale een «duurzame activiteit» volgens de EU Taxonomie, als deze als tussenstap dient in specifieke regio’s die een moeilijke energietransitie hebben door te maken (Just Transition Fund-regio’s), op weg naar een fossielvrije eindoplossing in 2050?
Waarom wilt u dat huishoudens (voor veel geld) van het aardgas af gaan, terwijl (1) aardgas de schoonste fossiele brandstof is, (2) huishoudens in onder andere Duitsland daarom juist overstappen op aardgas en (3) het Internationaal Energieagentschap verwacht dat de komende jaren het gasverbruik wereldwijd verder zal toenemen?
De doelstelling van de EU is om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Dit betekent dat het gebruik van fossiele brandstoffen (wegens hun CO2-uitstoot) wordt afgebouwd en vervangen wordt door duurzame energiebronnen. Ook aardgas is een fossiele brandstof en het gebruik ervan zal dus worden afgebouwd richting 2050.
Ook in Duitsland en in de andere EU-lidstaten zullen huishoudens dus vóór 2050 moeten overstappen op fossielvrije bronnen. Dit is in lijn met de afspraken in de Europese Green Deal. Een deel van de huishoudens zal mogelijk als tussenstap overstappen op aardgas. Dit betreft met name woningen die nu verwarmd worden met het gebruik van minder schone fossiele brandstoffen als stookolie, of zelfs steenkool, die niet snel of kostenefficiënt geschikt te maken zijn voor bijvoorbeeld een lage temperatuur warmteoplossing. Vooruitlopend op een natuurlijk moment van groot onderhoud, renovatie of vervanging van de verwarmingsinstallatie kan er op dat moment gekozen worden om de CO2-uitstoot alvast significant te verlagen door tijdelijk over te stappen op een (hybride) installatie die het gebouw verwarmt met gebruik van aardgas.
In Duitsland wordt deze tijdelijke overstap sinds dit jaar gestimuleerd via subsidies voor hybride gas- en vloeibaar gasinstallaties die ook gebruik maken van energie uit hernieuwbare bronnen. De Duitse subsidie voor verwarming via (stook)olie is sinds 2020 afgeschaft en vanaf 2026 zal een verbod op olieverwarming van kracht zijn. Hiertoe is in het Duitse nationale klimaatpakket besloten.3
Wat betreft het IEA geldt dat het IEA uitgaat van verschillende scenario’s ten aanzien van de ontwikkeling en invulling van de energievraag. In het Stated Policies Scenario wordt er vanuit gegaan dat de mondiale vraag naar aardgas tussen nu en 2040 stijgt met 30%, deze stijging is met name toe te rekenen aan Zuid- en Oost-Azië en aan het Midden-Oosten. Dit enerzijds als gevolg van economische groei en anderzijds als gevolg van het vervangen van hout, steenkolen en aardolie door aardgas. De vraag in Europa en Noord-Amerika zal echter licht dalen.
In het Sustainable Development Scenario blijft de mondiale vraag naar aardgas tussen nu en 2040 min of meer gelijk, mits methaan-emissies langs de gaswaardeketen onder controle worden gebracht.4
Wat zegt u tegen huishoudens die reeds van de duurzame brandstof aardgas af zijn gegaan, omdat u hen hebt wijsgemaakt dat dit nodig zou zijn voor het klimaat?
Huishoudens worden vanuit de overheid gestimuleerd om van het aardgas af te gaan, maar doen dat vrijwillig. Binnen het Programma Aardgasvrije Wijken wordt daarnaast geleerd wat ervoor nodig is om wijken van het aardgas af te halen. Hiervoor zijn proeftuinen geselecteerd en is een kennis- en leerprogramma ingericht. Gemeenten doen dat via een proces waar uiterst zorgvuldig wordt omgaan met de bewoners, onder meer door ze goed te betrekken. Hierbij is en blijft het uitgangspunt dat de aanpak haalbaar en betaalbaar moet zijn voor de huishoudens.
Wat zegt u tegen de bewoners van de door u geselecteerde «aardgasvrije proeftuinen» die als proefkonijnen voor uw volstrekt onzinnige, onhaalbare en onbetaalbare energietransitie worden ingezet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u ertoe bereid onmiddellijk te stoppen met het obsessief aardgasvrij maken van woningen? Zo nee, kunt u dan een onderbouwde berekening verstrekken van het precieze effect daarvan op de mondiale uitstoot en de ontwikkeling van de temperatuur van de aarde, daarin meegenomen de verwachting dat de komende jaren wereldwijd het gasverbruik zal blijven toenemen, afgezet tegen de kosten van gemiddeld 40.000 euro per aardgasvrijgemaakte woning?2
Het kabinet houdt zich aan de afspraken in het Klimaatakkoord. Een haalbare en betaalbare aanpak om fossiele brandstoffen, waaronder aardgas, uit te faseren en over te schakelen naar CO2-neutrale bronnen is en blijft hierbij uitgangspunt. Alle (in het Klimaatakkoord benoemde) sectoren moeten hun uitstoot verminderen om in 2050 klimaatneutraal te zijn. In het Klimaatakkoord van Parijs is in 2015 afgesproken dat de opwarming van de aarde wordt beperkt tot minder dan twee graden Celsius ten opzichte van het pre-industriële tijdperk. Het streven is om de opwarming beperkt te houden tot anderhalve graad. Alle landen, dus Nederland ook, moeten hier een bijdrage aan leveren. Om invulling te geven aan de eigenstandige verantwoordelijkheid die Nederland in dit verband heeft, is in 2019 nationale klimaatwet aangenomen. Ook in Europa zullen de klimaatdoelen ook wettelijk worden verankerd. Op die manier borgen we dat Nederland niet eenzijdig actie onderneemt, maar dat we gezamenlijk richting dit doel bewegen. Over het effect van de maatregelen wordt jaarlijks via de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) verslag gedaan.
Het intimideren van linkse politici |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Dreigende sticker op de voordeur: «Deze locatie wordt geobserveerd»?1
Ja.
Deelt u de mening dat genoemde stickers als intimiderend of bedreigend kunnen overkomen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ja. Fysieke nabijheid van mensen die erop uit lijken te zijn dat je je terugtrekt uit het publieke debat, kunnen zeer intimiderend of bedreigend overkomen.
Kent u meer signalen van acties aan privéadressen van burgers die om hun mening uitkomen? Zo ja, welke?
Ja, er zijn meerdere meldingen gedaan door burgers bij de politie. In tien gevallen heeft dit geleid tot een aangifte.
Deelt u de mening dat opiniemakers, journalisten, politici en andere burgers in alle vrijheid voor hun mening of politieke overtuigingen moeten kunnen uitkomen? Zo ja, hoe oordeelt u in dit verband over de genoemde stickers?
Ja. De vrijheid van meningsuiting is in onze democratie een bijzonder groot goed. Het staat buiten kijf dat eenieder zonder belemmeringen zijn of haar standpunten – al dan niet publiekelijk – zou moeten kunnen uitdragen, behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet. Agressie en intimidatie zijn daarom volstrekt onaanvaardbaar.
De stickers met de tekst «geobserveerde locatie» zijn intimiderend van aard en daarmee norm-overschrijdend. Vanuit een anonieme positie iemand met een andere politieke voorkeur op diens het huisadres belagen, zie ik als een laffe daad.
Afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval kunnen gedragingen zoals genoemd in het nieuwsbericht strafbare feiten of een onrechtmatige daad opleveren. Deze toetsing vindt plaats door de civiele rechter of strafrechter.
Deelt u de mening dat ongevraagde boodschappen of bezoeken als extra intimiderend of bedreigend kunnen overkomen als die aan een privéadres van iemand worden gedaan? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ja. Wanneer vormen van intimidatie of geweld zich manifesteren op het privéadres van het slachtoffer, kan dat forse inbreuk maken op het gevoel van veiligheid en geborgenheid dat een thuis idealiter biedt aan mensen en hun medebewoners.
Zijn er aangiftes gedaan vanwege de genoemde stickers? Zo ja, hoeveel en in welk stadium bevinden die aangiftes zich?
Er zijn tot nog toe tien aangiftes gedaan waarvan er nog vier in behandeling zijn. Zes aangiftes zijn inmiddels afgerond. Het Openbaar Ministerie onderzoekt momenteel of de betreffende handelingen zich kwalificeren als strafbare feiten.
In hoeverre heeft de Autoriteit Persoonsgegevens de juridische mogelijkheid om tegen het verzamelen en publiceren van (persoonlijke) gegevens van een individu op te treden? Hoeveel capaciteit heeft de Autoriteit Persoonsgegevens daarvoor beschikbaar?
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft de juridische mogelijkheid om tegen doxing op te treden. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft de ruimte om haar capaciteit naar eigen inzicht te verdelen over haar verschillende taken.
Wanneer is het beleidskader rond de aanpak van verschillende vormen van internetpesten, waaronder doxing, gereed?
Uw Kamer heeft op 5 februari 2021, als bijlage bij de «Stand van zaken uitvoering Agenda horizontale privacy» de beleidsreactie op het WODC-onderzoek «Voorziening voor verzoeken tot snelle verwijdering van onrechtmatige online content» ontvangen.2 Deze beleidsreactie bevat een concreet stappenplan dat beoogt burgers te faciliteren om onrechtmatige content op een laagdrempelige wijze van het internet verwijderd te doen krijgen. Hiermee is het beleidskader internetpesten dus gereed.
Het bericht dat Amsterdam een bouwstop doorvoert in belangrijke groeigebieden. |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Bouwstop belangrijke groeigebieden Amsterdam»?1
Ja, dit is mij bekend.
Deelt u de mening dat de bouw niet moet worden stilgelegd, maar juist omhoog moet om het woningtekort aan te pakken?
Van de gemeente Amsterdam begrijp ik dat er op dit moment terughoudend wordt omgegaan met nieuwe initiatieven. Er is dan ook geen sprake van dat al bekende woningbouwprojecten worden gestopt. Door projecten in de tijd te faseren kan er een continue bouwstroom worden gecreëerd.
Hoeveel woningen worden naar verwachting niet gebouwd door de aangekondigde bouwstop?
De vermindering van het aantal nieuwe initiatieven heeft geen invloed op projecten die in de plancapaciteit zijn opgenomen van de Metropoolregio Amsterdam en waaraan ook al gewerkt wordt. Zowel de gemeente Amsterdam als de Metropoolregio hebben aangegeven de hoge ambities ten aanzien van de bouwproductie en het uitvoeren van voorgenomen plannen voort te zetten.
Wat is het gevolg van de aangekondigde bouwstop voor de plancapaciteit in de metropoolregio Amsterdam? In hoeverre slaan deze gevolgen neer in de periode tot 2025 en in hoeverre in de periode tot 2030?
Het woningtekort in Nederland is groot, ook in de Metropoolregio Amsterdam. De urgentie om voldoende projecten en woningen te kunnen realiseren zie ik terug in mijn gesprekken ook in de metropoolregio. De beschikbare plancapaciteit zachte en harde bouwplannen binnen de Metropoolregio is ruim voldoende ten opzichte van de netto bouwopgave.
Klopt het dat de metropoolregio Amsterdam in 2020 het grootste berekende woningtekort had? Wat is het actuele woningtekort in de metropoolregio Amsterdam
Zoals bij de beantwoording van vraag 2 aangegeven worden er geen lopende projecten geraakt door het besluit van de gemeente Amsterdam. De afspraken die ik heb gemaakt met de gemeente en Metropoolregio Amsterdam zijn uitgangspunt voor de uitvoering.
Welke al lopende projecten worden door de bouwstop geraakt? Hoeveel woningen zouden in die projecten worden gebouwd?
Voor zover mij bekend worden er geen statistieken bijgehouden van grondprijzen die gemeenten hanteren. In het grondprijsbeleid van gemeenten wordt over het algemeen wel aangegeven welke methodieken worden gehanteerd voor het bepalen van de grondprijs. Het gaat dan meestal om de (genormeerde) residuele methode, comparatieve methode en/of de taxatiemethode. Dit blijkt uit de benchmark die de Stec Groep2 heeft uitgevoerd.
De hoogte van de grondprijzen is niet openbaar. Grondprijzen worden per locatie bepaald en zijn dikwijls een uitkomst van een onderhandeling met een marktpartij. Openbaar maken van de grondprijs zou de onderhandelingspositie van de gemeente kunnen schaden. De gemeente is bij het overeenkomen van een grondprijs overigens gehouden aan de staatssteunregels. Als een gemeente wel inzicht geeft in de hoogte van de grondprijs gaat het over het algemeen over een indicatie of bandbreedte van de gehanteerde grondprijzen in de gemeente of om vaste prijzen, bijvoorbeeld voor sociale woningbouw.
In de gemeente Amsterdam worden de grondprijzen in de regel residueel bepaald. De grondwaarde is het resultaat van het verschil tussen de opbrengsten en de (her)bouwkosten. De stijgende marktwaarden hebben een sterke invloed op de grondprijzen. Daarbij zijn verschillen zichtbaar tussen de stadsdelen.
Hoe hebben de grondprijzen voor woningbouw zich de afgelopen vijf jaar ontwikkeld in Amsterdam en in heel Nederland?
Het klopt dat de gemeente Amsterdam voor de projecten Sloterdijk I-Zuid (3713 woningen) en IJburg fase 2 (4147 woningen) een bijdrage uit de Woningbouwimpuls heeft ontvangen. Bij de schriftelijke beantwoording van de Kamervragen over het artikel «woningbouwimpuls zorgt voor bijna 45.000 nieuwbouwwoningen»3 en de aangenomen motie-Koerhuis c.s. heb ik u hierover geïnformeerd. De bijdrage voor de locatie Sloterdijk I-Zuid bedraagt € 13.121.137 en voor IJburg 2e fase een bedrag van € 19.783.795.
Klopt het dat Amsterdam sinds 2020 een bijdrage voor ruim 7.800 woningen heeft gekregen uit de Woningbouwimpuls? Welk projecten betrof dit precies en welk bedrag was hiermee gemoeid?
Het besluit van de gemeente Amsterdam betreft geen lopende projecten. Dat geldt ook voor de hiervoor genoemde projecten waarvoor een Rijksbijdrage is toegekend.
Welke gevolgen heeft de bouwstop van Amsterdam voor de investeringen waar het Rijk mede aan heeft bijgedragen?
De afspraken die in de Woondeal zijn gemaakt vormen het uitgangspunt voor de woningbouwopgave in Metropoolregio. De aangekondigde bouwstop heeft geen invloed op de lopende projecten en met name de projecten die in het kader van versnelling van de woningbouwopgave plaatsvinden.
Hoe verhoudt de aangekondigde bouwstop zich tot de afspraken die u met de metropoolregio Amsterdam heeft gemaakt in de woondeal?
In mijn gesprekken in de regio en met provincies benadruk ik de woningbouwopgave waar we met zijn allen voor staan. Dat betekent dat er ruim voldoende plancapaciteit beschikbaar moet zijn en dat ik in gesprek ga over het wegnemen van eventuele knelpunten die do voortgang van de bouw in de weg staan. Bij deze gesprekken is ook de gemeente Amsterdam aanwezig. Daarom is een gesprek met de gemeente Amsterdam naar aanleiding van het bericht op dit moment niet nodig.
Heeft u overleg met Amsterdam om te voorkomen dat de problemen op de woningmarkt worden verergerd door een bouwstop? Wat zijn hiervan de uitkomsten?
Bewoners die na een verwoestende brand in een door gaswinning onveilige woning nu alles kwijt zijn |
|
Sandra Beckerman |
|
Bas van 't Wout (minister economische zaken) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u de berichten «Eerst de aardbevingen nu een verwoestende brand: «We zijn alles kwijt»1», «Boerderijbrand Roodeschool werd veroorzaakt door kinderen»2 en «Slaappillen helpen niet meer»?3
Ja.
Bent u zich ervan bewust dat het gezin Klok al sinds 2012 schade aan hun woning heeft, ze in 2017 uit hun onveilige woning moesten en deze vervolgens in 2020 afbrandde waardoor ze alles kwijt zijn?
Wij zijn ons er van bewust dat sommige eigenaren die te maken hebben met schade en/of versterking in lastige situaties verkeren. Hier hebben wij aandacht voor. Daarom hebben wij onder meer in de bestuurlijke afspraken van 6 november jl. middelen vrijgemaakt voor dergelijke situaties.
Wij zijn bekend met de situatie van het gezin waar deze vragen over gaan en deze grijpt ons zeer aan. Alle betrokkenen begrijpen dat het voor de bewoners een hele vervelende situatie is. Gezamenlijk wordt dan ook nagedacht hoe situaties zoals deze zo snel en zo goed mogelijk kunnen worden opgelost.
Wij doen echter geen mededelingen over de details van individuele situaties.
Bent u ervan op de hoogte dat ruim een half jaar na de brand er geen oplossing is voor het gezin?
Zie antwoord vraag 2.
Weet u dat de verzekeraar geen aansprakelijkheid erkent?
Zie antwoord vraag 2.
Weet u dat gelijktijdig ook de Nationaal Coordinator Groningen niet – alsnog –wil zorgen dat het gezin een zelfde woning met bijbehorende schuren terugkrijgt?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u, ondanks dat u geen vragen over individuele gevallen wilt beantwoorden, in algemene zin aangeven waar de aansprakelijkheid volgens u ligt? Wie moet zorgen dat er in geval van brand in een onveilig verklaarde onbewoonde woning de schade vergoed wordt?
Nee, de aansprakelijkheid voor een brand zal per geval per geval moeten worden beoordeeld.
Binnen welke termijn moet volgens u deze schade vergoed worden?
Indien de schade kan worden verhaald op een veroorzaker moet dat tussen partijen worden bepaald. Indien de schade wordt vergoed door een verzekeraar is dat een zaak tussen de verzekeraar en de verzekerde.
Deelt u de mening dat een uitputtende – juridische – strijd van bewoners van wie de onveilige, onbewoonde woning afbrandt ten alle tijden voorkomen dient te worden? Zo ja, wat gaat u eraan doen nu dit wel gebeurt?
Wij delen de mening dat bewoners zo veel mogelijk ontlast dienen te worden bij versterking van hun woning en de afhandeling van schade als gevolg van gaswinning in het Groningenveld of Norg. Hier zetten de NCG en het IMG zich voor in. De procedures bij de NCG en het IMG zijn erop gericht de bewoner te ontlasten door bijvoorbeeld het toewijzen van een begeleider per individuele situatie. Daarnaast biedt Stut & Steun hulp bij vragen over juridische procedures.
Kunt u in het kader van aangenomen motie-Beckerman (Kamerstuk 35 603, nr. 50 (ook) in gesprek gaan met deze gedupeerden?
Woensdag 21 april jl. hebben wij samen met de Minister-President in Groningen gesproken met een aantal gedupeerden, in het kader van deze motie. Daarnaast heeft de NCG regelmatig gesprekken met eigenaren van woningen in de versterkingsopgave. Dit geldt in het bijzonder voor eigenaren in complexe situaties die echt maatwerk vergen. Ook met de eigenaren van de boerderij in Roodeschool is de NCG in gesprek.
Anonieme bedreiging en intimidatie op huisadressen |
|
Michiel van Nispen , Jasper van Dijk |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u bekend met anonieme bedreigingen en intimidatie op huisadressen, zoals door «Vizier op Links»? Deelt u de mening dat deze praktijken onacceptabel en niet te tolereren zijn?1
Ja.
Hoeveel meldingen en aangiftes zijn hier al van ontvangen? Wat is de status daarvan?
Er zijn tot nog toe 51 meldingen gedaan waarvan tien aangiftes. Van deze tien aangiftes zijn er nog vier in behandeling. Zes aangiftes zijn inmiddels afgerond.
Zijn dergelijke bezoeken aan huisadressen met het achterlaten van dit soort «waarschuwingen» – met als overduidelijk doel te intimideren – strafbaar? Zo nee, op welke wijze kan dit worden aangepakt? Bent u bereid daarnaar te kijken, omdat dit voor de mensen die dit meemaken zeer bedreigend kan zijn en het de vrijheid van meningsuiting ernstig kan belemmeren?
Het Openbaar Ministerie onderzoekt momenteel of de betreffende handelingen zich kwalificeren als strafbare feiten. Afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval kunnen gedragingen strafbare feiten of een onrechtmatige daad opleveren. Deze toetsing vindt plaats door de civiele rechter of strafrechter.
Wat gaat u doen om mensen die dit meemaken te beschermen en de boodschappers van intimiderende berichten aan te pakken?
Allereerst roep ik mensen op om vooral aangifte te doen als ze slachtoffer worden van deze praktijken. Bij voldoende aanknopingspunten kan een onderzoek worden opgestart. Het doen van een melding of aangifte bij de politie kan laagdrempelig via verschillende wegen. Op basis van deze meldingen kan een landelijk beeld ontstaan dat van belang kan zijn ten aanzien van de aanpak van dit soort intimiderende acties. Binnen de lokale driehoek wordt de afweging gemaakt of en zo ja welke beveiligingsmaatregelen nodig zijn. Wanneer er daders in beeld zijn kunnen aanvullende maatregelen worden genomen variërend van «stopgesprekken» tot een strafrechtelijk traject. Dit is zoals gezegd afhankelijk van de feiten en omstandigheden. De toetsing of er sprake is van een strafbaar feit vindt plaats door de civiele rechter of strafrechter.
Verder is het belangrijk dat degenen die dit overkomt er niet alleen voor staan. Afhankelijk van de functie of ambt, kan steun via de werkgever, fractie of beroepsvereniging geboden worden. Voor decentrale politieke ambtsdragers is er bijvoorbeeld het Ondersteuningsteam Weerbaar Bestuur, wat vanuit het Ministerie van BZK gefinancierd wordt. Het netwerk biedt onder anderen handvatten aan om duidelijke grenzen te stellen en bij grensoverschrijding steun in te schakelen waardoor kwaadwillenden niet het beoogde effect bereiken. Aan de hand van bijvoorbeeld woningscans, trainingen, normstelling, agressieprotocollen en persoonlijke bijstand worden decentrale politici en hun organisaties concreet ondersteund.
Indien dreiging en risico daartoe aanleiding geven zullen door de overheid passende beveiligingsmaatregelen worden genomen. Deze zijn aanvullend op de maatregelen die personen of hun werkgever zelf kunnen treffen om weerstand te bieden tegen de dreiging. De verantwoordelijkheid voor het treffen van deze aanvullende maatregelen is belegd bij de lokale Hoofdofficier van Justitie.
Een nep-bijeenkomst die draagvlak moest suggereren |
|
Martin Bosma (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Amsterdam manipuleerde bij participatie-bijeenkomst over draagvlak komst theater»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u deze manipulatie bezien in uw streven werk te maken van de integriteit van het decentraal bestuur?
Ik hecht veel waarde aan integriteit van decentraal bestuur. Manipulatie in participatietrajecten in gemeenten is onaanvaardbaar. De in het artikel gesignaleerde kwestie moet echter bezien worden door de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam. Binnen de bestuurlijke verhoudingen van onze gedecentraliseerde rechtsstaat past dat decentrale bestuurders in eerste instantie door de voor hen relevante democratisch gekozen organen aangesproken worden en niet vanuit Den Haag. Uit het artikel maak ik op dat in verband met deze zaak de oppositie in de gemeenteraad een spoeddebat heeft aangevraagd. Het is aan de gemeente Amsterdam nu en in eerste instantie aan de gemeenteraad om dit onderwerp te bespreken met het college van burgemeester en wethouders. Dat neemt niet weg dat ik mij als Minister van BZK en hoeder van het democratisch bestuur verantwoordelijk voel voor goed lokaal bestuur en met gemeenten in gesprek treed wanneer dat nodig is.
Dragen toneelstukjes, die worden opgevoerd om draagvlak te suggereren, bij aan het vertrouwen van burgers in de democratie?
Het oordeel over het verloop en de toedracht van dit specifieke participatieproces is een lokale aangelegenheid. In algemene zin heb ik in mijn brief van 22 maart jl. over de versterking en vernieuwing van de democratie2 aangegeven dat participatie van inwoners belangrijk is voor de kwaliteit en draagvlak van besluitvorming en beleid in het lokale bestuur. Belangrijke uitgangspunt voor succesvolle participatie is dat er een representatieve deelname is van burgers, ondernemers en maatschappelijke partijen en dat zij ook daadwerkelijk invloed kunnen uitoefenen. Het programma Democratie in Actie (DiA) ondersteunt gemeenten bij versterking en vernieuwing van democratie en bestuur. Daarbij zijn ook instrumenten ontwikkeld en is ondersteuning beschikbaar voor gemeenten om werk te maken van participatie, bijvoorbeeld met burgerfora en het uitdaagrecht.
Op welke manier gaat u zich verstaan met de D66-bestuurder Ronald Maier? Dient deze regisseur van slechte toneelstukken af te treden? Of wilt u hem voordragen voor een Gouden Kalf?
Het is aan het lokale bestuur en met name aan de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam om hierop te reageren op basis van de uitkomsten van het openbaar debat in de gemeenteraad.
Valt deze poppenkast onder uw «right to challenge», waarover u in Kamerdebatten hoog opgaf en beloofde met een wet te komen, maar waarvan de Kamer nooit meer iets heeft vernomen?
Het uitdaagrecht is het recht van ingezetenen en lokale maatschappelijke partijen om een verzoek bij het gemeentebestuur in te dienen om de feitelijke uitvoering van een gemeentelijke taak over te nemen, als zij denken deze taak bijvoorbeeld beter uit te kunnen voeren. Inmiddels hebben ongeveer 143 gemeenten voornemens uitgesproken om te gaan werken met het uitdaagrecht of hebben dit opgenomen in beleidsplannen, beleidskaders, gemeentelijke websites of een gemeentelijke verordening.3 Daarbij bied ik gemeenten desgewenst ondersteuning via het samenwerkingsprogramma Democratie in Actie. Een voorbeeld van een uitdaging betreft de overname van het beheer van het Seringenpark in Aalsmeer door de Werkgroep Behoud Seringenpark, met als doelstelling voor hetzelfde budget het groenonderhoud in het park te verbeteren. Het participatietraject met betrekking tot theater de Meervaart betreft een gesprek met inwoners over ruimtelijke inpassing van het nieuwe gebouw van het theater. Het gaat hier daarom niet om een vorm van uitdaagrecht.
Ik heb tot slot recentelijk in mijn brief van 22 maart jl. aan uw Kamer bericht dat het wetsvoorstel Versterking participatie op decentraal niveau in voorbereiding is en dat het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State verwerkt wordt. Met dit wetsvoorstel wil het kabinet decentrale overheden stimuleren om bij verordening heldere kaders voor burgers en volksvertegenwoordigers te scheppen.
Het nog altijd veel te hoge aantal afgekeurde poststemmen |
|
Ronald van Raak |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Deelt u de opvatting dat ruim 4 procent ongeldige stemmen bij het briefstemmen veel te hoog is, zoals in Doetinchem ook na de genomen maatregelen nog altijd het geval is?1
Er zijn diverse redenen waarom een briefstem terzijde moet worden gelegd (wat iets anders is dan een briefstembiljet ongeldig verklaren; zie daarover verderop in dit antwoord).
Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer van dinsdag 16 maart jl. heb laten weten, heb ik alle gemeenten verzocht om de briefstembureaus te vragen om, wanneer de retourenvelop uitsluitend een briefstembiljetenvelop bevat, deze envelop te openen, om te bezien of daarin een stempluspas zit. Als dat het geval is, en de stempluspas blijkt geldig te zijn, dan hoeft de briefstem niet terzijde te worden gelegd. Gelet op de signalen die ik van gemeenten heb ontvangen, verwacht ik dat daarmee het aantal terzijdeleggingen betekenisvol zal dalen.
Verder heb ik de gemeenten eerder gevraagd om hun briefstembureaus te vragen om, wanneer de retourenvelop een briefstembiljet bevat plus een briefstembiljetenvelop die te dun is om een briefstembiljet te kunnen bevatten, de briefstembiljetenvelop te openen, in de veronderstelling dat deze de stempluspas bevat. Als dat het geval is, en de stempluspas blijkt geldig te zijn, dan hoeft de briefstem niet terzijde te worden gelegd.
Voor andere terzijdeleggingen zijn goede redenen. In gevallen waarin ofwel het briefstembiljet ofwel de stempluspas ontbreekt, kan de briefstem niet meetellen. Als het briefstembiljet ontbreekt, is er geen stem uitgebracht. Als de stempluspas ontbreekt, kan het stembureau niet controleren of de kiezer kiesgerechtigd is. Ook in het stemlokaal zal het stembureau een kiezer die geen stempas bij zich heeft, niet toelaten tot de stemming. Dat een envelop zonder een stempluspas in dat geval terzijde wordt gelegd, is uiteraard ook een belangrijke waarborg tegen het uitbrengen van meer dan één stem door een kiezer. De kiezer die geen stempluspas heeft meegestuurd, en zich dat tijdig realiseert, kan overigens met zijn stempluspas alsnog stemmen (in het stemlokaal, of door een briefstembiljet af te halen bij de gemeente en met dat briefstembiljet en de stempluspas alsnog een briefstem af te geven bij een afgiftepunt).
Ook als de stempluspas niet echt is, of als het nummer van de stempluspas voorkomt in het register van ongeldige stempassen (ROS), is terzijdelegging naar mijn overtuiging de enige optie.
Tot ongeldigheid van een stem kan pas besloten worden bij het tellen van de stembiljetten. Een stem is ongeldig als die is uitgebracht op een ander stembiljet dan bij of krachtens de kieswetgeving mag worden gebruikt (artikel N 7, tweede lid, van de Kieswet); voorts is ongeldig de stem die niet als blanco wordt aangemerkt, maar waarbij de kiezer op het stembiljet niet, door het geheel of gedeeltelijk rood maken van het witte stipje in een stemvak, op ondubbelzinnige wijze heeft kenbaar gemaakt op welke kandidaat hij zijn stem uitbrengt, of waarbij op het stembiljet bijvoegingen zijn geplaatst waardoor de kiezer kan worden geïdentificeerd (artikel N 7, derde lid, van de Kieswet).
Welke maatregelen bent u bereid te nemen om dit percentage alsnog flink te verlagen en veel meer poststemmen wél te laten meetellen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid deze vragen voor woensdag 17 maart 21:00u te beantwoorden?
Ja.
Honderden bewoners van de Rotterdamse wijken Bloemhof en de Afrikaanderwijk die niet kunnen stemmen vanwege ontbrekende stempassen |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over honderden bewoners van de Rotterdamse wijken Bloemhof en de Afrikaanderwijk, die niet kunnen stemmen vanwege ontbrekende stempassen?1
Ja.
Klopt het dat deze kiezers in het vooruitzicht werd gesteld om alsnog een stempas te ontvangen, maar dat dit in veel gevallen niet gebeurd is?
Ik heb navraag laten doen bij de gemeente Rotterdam. Daaruit is mij gebleken dat een postbezorger van PostNL een deel van zijn post niet heeft bezorgd, waaronder 195 stempassen bestemd voor kiesgerechtigden in drie straten. Naar aanleiding van signalen vanuit de politiek, bewoners en de wijkraad Bloemhof heeft de burgemeester van Rotterdam opdracht gegeven om in de wijk waar volgens genoemde signalen geen stempassen zijn bezorgd, mensen actief te wijzen op de mogelijkheid om een vervangende stempas aan te vragen. Van de 195 kiesgerechtigden aan wie de stempas niet was bezorgd, hebben 68 kiezers van die mogelijkheid gebruikgemaakt. Nadat de postzak alsnog is aangetroffen, is de achtergehouden stempas bij de overige 127 kiezers nabezorgd. Alle kiezers die het betrof zijn dus alsnog in staat gesteld om hun stem uit te brengen. Ik deel de mening dat het onaanvaardbaar is dat een postbezorger (een deel van) zijn post niet bezorgt.
Overigens heeft de burgemeester van Rotterdam aan de gemeenteraad laten weten dat hij de gemeentesecretaris de opdracht heeft gegeven om een formeel extern onderzoek naar de gang van zaken te verrichten2.
Om hoeveel kiezers gaat het, die nu niet in staat zullen zijn om hun stem uit te brengen?
Zie antwoord vraag 2.
Welke gevolgen heeft dit volgens u voor de legitimiteit en de geldigheid van de verkiezingen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat dit een onaanvaardbare gang van zaken is?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat een postbezorger van PostNL deze stempassen heeft achtergehouden? Wat is hier inmiddels over bekend?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat er door de burgemeester aangifte is gedaan van verduistering? Op welke manier wordt vervolg gegeven aan deze aangifte?
Ja, de burgemeester heeft aangifte gedaan van verduistering. Van het Openbaar Ministerie heb ik vernomen dat de postbezorger is ontboden op het politiebureau en vervolgens is aangehouden. Het Openbaar Ministerie heeft na onderzoek geconcludeerd er geen sprake is van opzet op verkiezingsfraude en het verduisteren van stempassen. Het Openbaar Ministerie heeft de zaak daarom geseponeerd en de verdachte heengezonden.
Welke rol en verantwoordelijkheid ziet u hierin voor de gemeente Rotterdam?
De burgemeester is verantwoordelijk voor het verstrekken van een stempas aan alle kiesgerechtigden binnen de gemeente (artikel J 7 van de Kieswet).
Waarom zijn de stempassen niet opnieuw verstuurd toen aan het licht kwam dat deze stempassen nooit op hun bestemming zijn aangekomen?
Zoals blijkt uit mijn antwoord op de vragen 2 t/m 6, heeft de burgemeester van Rotterdam opdracht gegeven om in de wijk waar geen stempassen zijn bezorgd, mensen actief te wijzen op de mogelijkheid om een vervangende stempas aan te vragen. Van de 195 kiesgerechtigden aan wie de stempas niet was bezorgd, hebben 68 kiezers van die mogelijkheid gebruikgemaakt. Bij de overige 127 kiezers is de door de postbezorger achtergehouden stempas alsnog nabezorgd.
Waarom heeft de gemeente Rotterdam hierin geen proactieve houding aangenomen?
Zie antwoord vraag 9.
Welke actie kunt u ondernemen om te waarborgen dat iedereen alsnog zijn stem kan uitbrengen?
Zoals blijkt uit mijn antwoord op de vragen 2 t/m 6, zijn alle kiezers die het betrof alsnog in staat gesteld om hun stem uit te brengen.
Kunt u deze vragen vanwege het spoedeisende karakter vandaag nog beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Aanhoudende berichten over ongeldige briefstemmen |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Ministerie erkent problemen met briefstemmen»?1
Ja.
Hoe groot is inmiddels het aandeel ongeldige briefstemmen per gemeente precies?
De briefstembureaus verantwoorden het aantal terzijdeleggingen in hun proces-verbaal van vooropening. Nadat in een gemeente de telling van de stemmen is afgerond, maakt de burgemeester de processen-verbaal van alle (brief)stembureaus openbaar op de gemeentelijke website. Op basis van deze processen-verbaal kan het totaalaantal terzijdeleggingen en ongeldige stemmen worden bepaald. Ik beschik nu dus niet over cijfers over het totaalaantal terzijdeleggingen of ongeldige stemmen.
Deelt u de mening dat, gezien het feit dat het aantal ongeldige stemmen heel groot is, dat duidt op onduidelijkheid over het stemproces per brief? Zo ja, gaat u dan maximale coulance betonen en alles op alles zetten om die stemmen alsnog mee te kunnen laten stellen? Zo nee, waarom niet?
Als de kiezers de uitleg lezen die bij de briefstembescheiden is gevoegd, en deze toepassen, zou het stemmen per brief goed moeten gaan. Op basis van de eerste signalen blijkt ook dat meer dan 90% van de kiezers de briefstem op de juiste manier heeft uitgebracht. Dat neemt niet weg dat het stemmen per brief een nieuw proces is voor de kiezers die in Nederland wonen; zij moeten daaraan dus wennen. Bij de introductie van een nieuw proces bestaat de kans dat er fouten optreden. Overigens is de kans op fouten bij briefstemmen in algemene zin groter dan bij het stemmen in het stemlokaal. In bijvoorbeeld Oostenrijk, waar briefstemmen al langer mogelijk is, is het percentage ongeldige stemmen ongeveer 4% en in het Verenigd Koninkrijk bij de introductie ook circa 4%. Zoals elke verkiezing zal ook de Tweede Kamerverkiezing worden geëvalueerd. In die evaluatie zal ook het briefstemproces goed worden bekeken, mede voor het geval een volgend kabinet zou willen overwegen om met briefstemmen verder te gaan.
Zijn medewerkers van stembureaus inmiddels afdoende geïnstrueerd over hoe zijn moeten omgaan met ongeldige stemmen? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, op welke korte termijn gaat dat wel gebeuren?
Ja, de briefstembureaus beschikken over een handleiding voor de vooropening en het tellen van de briefstemmen. Ik heb aanvullend een nieuwe «Factsheet terzijdelegging» beschikbaar gesteld aan alle gemeenten2, die de werkwijze bevat waarover ik uw Kamer op dinsdag 16 maart jl. heb geïnformeerd3. De briefstembureaus beschikken daarmee over afdoende instructies om de vooropening en de telling van de briefstemmen te kunnen uitvoeren. Aanvullend kunnen gemeenten 24 uur per dag terecht bij een telefonische hotline van het Ministerie van BZK.
Wat is er gebeurd of wat gebeurt er met de eerste 400.000 briefstemmen die PostNL ontving waarvan 2,5 procent ongeldig is verklaard? Wat was de aard van de fouten? Hoeveel van die fouten zijn hersteld of worden nog hersteld?
Zoals ik heb geschreven in mijn brief aan uw Kamer van 10 maart jl.4, is uit informatie van PostNL gebleken dat ca. 2,5% van de kiezers niet de voorgeadresseerde retourenvelop in de brievenbus stopt, maar de enveloppe waarop staat «Deze envelop is alleen voor het briefstembiljet». Deze briefstembiljetenveloppe is niet geadresseerd. Ik heb met PostNL de afspraak gemaakt dat PostNL deze briefstembiljetenveloppen verdeelt over 25 gemeenten, en bij hen bezorgt. De werkwijze waarover ik u in mijn Kamerbrief van 16 maart jl. heb geïnformeerd, leidt ertoe dat de briefstembureaus van deze 25 gemeenten deze enveloppen hebben voorgeopend. Het is waarschijnlijk dat de meeste aangetroffen stempluspassen van andere gemeenten zullen zijn. Als blijkt dat in de envelop een stempluspas en een briefstembiljet zit en de stempluspas is van een andere gemeente, dan wordt gepoogd die briefstem nog bij die gemeente te bezorgen.
In hoeverre lost het alsnog toestaan, dat enveloppen waarin vermoedelijk zowel de stempas als het stembiljet zitten, geopend en toch meegeteld mogen worden, het probleem met ongeldige briefstemmen op? Welke deel van de ongeldige briefstemmen kan daardoor toch meegeteld worden?
Gelet op de signalen die ik van gemeenten heb ontvangen, verwacht ik dat daarmee het aantal terzijdeleggingen betekenisvol zal dalen. Niet is na te gaan welk deel van de oorspronkelijk terzijde gelegde briefstemmen hiermee alsnog kan worden meegeteld.
Zijn er naast het feit dat stembiljetten en stempassen samen in een enveloppe zijn gedaan nog meer problemen met het briefstemmen geconstateerd waardoor een deel van de stemmen ongeldig moet worden verklaard? Zo ja, welke problemen zijn dit en welk deel van de stemmen betreft dit? En hoe worden deze problemen alsnog opgelost?
In gevallen waarin ofwel het briefstembiljet ofwel de stempluspas ontbreekt, kan de briefstem niet meetellen, en moet deze terzijde worden gelegd. Als het briefstembiljet ontbreekt, is er geen stem uitgebracht. Als de stempluspas ontbreekt, kan het stembureau niet controleren of de kiezer kiesgerechtigd is. Dat een envelop in dat geval terzijde wordt gelegd is uiteraard ook een belangrijke waarborg tegen fraude met losse briefstembiljetten. Ook in het stemlokaal zal het stembureau een kiezer die geen stempas bij zich heeft, niet toelaten tot de stemming. De kiezer die geen stempluspas heeft meegestuurd, en zich dat tijdig realiseert, kan overigens met zijn stempluspas alsnog stemmen (in het stemlokaal, of door een briefstembiljet af te halen bij de gemeente en met dat briefstembiljet en de stempluspas alsnog een briefstem af te geven bij een afgiftepunt). Ook als de stempluspas niet echt is, of als het nummer van de stempluspas voorkomt in het register van ongeldige stempassen (ROS), is terzijdelegging naar mijn overtuiging de enige optie.
Gaat u ervoor zorgen dat alle ongeldige stemmen geregistreerd worden per stembureau, evenals de reden daarvoor? Hoe gaat u dat doen?
Ja, de briefstembureaus verantwoorden het aantal terzijdeleggingen in hun proces-verbaal van vooropening, inclusief de reden van terzijdelegging. En in het proces-verbaal van de telling wordt het aantal ongeldige briefstemmen opgenomen.
Gaat u ervoor zorgen dat alle ongeldige stemmen worden bewaard, en geen enkele stem wordt weggegooid? Op welke wijze gaat u dat doen?
Het briefstembureau doet de retourenveloppen die terzijde worden gelegd in een of meer pakken, die het vervolgens verzegelt (artikel 23d van de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19). De burgemeester bewaart de pakken, samen met alle andere verpakte en verzegelde stembescheiden, tot drie maanden nadat over de toelating van de gekozenen is beslist. Daarna worden de verzegelde pakken vernietigd (artikel N 12, vierde lid, van de Kieswet).
Vreest u dat het hoge aandeel ongeldige stemmen invloed heeft op de verkiezingsuitslag? Zo nee, kunt u dat onderbouwen?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 7 heb opgemerkt, is terzijdelegging van briefstemmen in sommige gevallen de enige optie, namelijk als de stempluspas of het briefstembiljet ontbreekt, als de stempluspas niet echt is, of als het volgnummer daarvan voorkomt in het ROS. Nadat het centraal stembureau de uitslag heeft vastgesteld, besluit het vertegenwoordigend orgaan (de Tweede Kamer) over de geldigheid van de verkiezing. De Tweede Kamer heeft in dat verband de bevoegdheid om desgewenst een onderzoek te doen naar de terzijde gelegde briefstemmen (en de reden voor terzijdelegging), en daartoe de verzegelde pakken met stembescheiden te openen. De wet maakt het niet mogelijk dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onderzoek doet naar wat de invloed op de uitslag zou zijn als terzijde gelegde stembiljetten niet terzijde zouden zijn gelegd.
Bent u bereid om precies te analyseren wat de invloed op de uitslag zou zijn als de ongeldige stemmen wel geldig waren? Zo nee, waarom acht u dat niet relevant
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk en in ieder geval voor het einde van deze week beantwoorden?
Ja.
De aanpassing van de procedure omtrent het geldig verklaren en het tellen van binnengekomen briefstemmen. |
|
Gerrit-Jan van Otterloo (50PLUS) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Hoe verhouden zich de foutpercentages die nu bij briefstemmen zijn opgetreden tot die welke de afgelopen keren bij het briefstemmen vanuit het buitenland zijn vastgesteld?
De procedure voor het stemmen per brief door kiezers van 70 jaar en ouder is gebaseerd op de procedure die geldt voor de Nederlanders die vanuit het buitenland mogen stemmen, maar is op een aantal onderdelen anders.
Zowel de kiezers in het buitenland als de kiezers van 70 jaar en ouder die in Nederland wonen, hebben de stempas en het stembiljet gescheiden van elkaar ontvangen. Een verschil is dat de kiezers in het buitenland de 2 enveloppen die nodig zijn om te kunnen stemmen per brief, tegelijk met de stempas hebben ontvangen; de kiezers van 70 jaar en ouder hebben deze 2 enveloppen gelijktijdig met het stembiljet gekregen. De reden voor dit verschil is dat de kiezers in het buitenland hun stembiljet per mail kunnen ontvangen en ook met een (heel) ander stembiljet stemmen dan het stembiljet dat door de kiezers in Nederland wordt gebruikt. Verder moeten de kiezers in het buitenland hun stempas ondertekenen én een kopie van een geldig paspoort of identiteitsbewijs meesturen. De kopie van het paspoort of identiteitskaart is bij de kiezers in het buitenland nodig om het bezit van Nederlanderschap aan te tonen. Dat gold niet voor de kiezers van 70 jaar en ouder die bij de Tweede Kamerverkiezing per post mochten stemmen.
De briefstembescheiden voor de kiezers van 70 jaar en ouder zijn in december 2020 in zogenoemde focusgroepen getest. Het rapport daarvan heeft de Tweede Kamer op 12 januari ontvangen.1
Is er sprake geweest van het enkel kopiëren van genoemde procedure, of zijn er testen uitgevoerd onder de doelgroep teneinde mogelijke problemen te signaleren en aanpassingen door te voeren?
Zie antwoord vraag 1.
Is er in de testfase rekening gehouden met de diversiteit van de groep, bijvoorbeeld voor wat betreft opleidingsniveau, laaggeletterdheid en verminderd begripsvermogen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Welk deel van de formeel «fout» uitgebrachte stemmen kan als gevolg van deze procedurele aanpassing alsnog meetellen en welk aantal stemmen kan nu als nog als geldig worden aangemerkt?
Op basis van de processen-verbaal van de vooropening die de gemeentelijke briefstembureaus hebben opgesteld, en die ook zijn gepubliceerd door de gemeenten, is niet precies te bepalen hoeveel terzijdeleggingen zijn voorkomen door de aanpassing van de werkwijze.
Is met deze maatregel het percentage ongeldige stemmen weer gereduceerd tot «normaal» niveau? Zo niet, welk percentage respectievelijk welke aantallen ongeldig uitgebrachte stemmen resteren nu nog?
Het aantal ongeldige stemmen is door het centraal stembureau (in casu de Kiesraad) in het kader van de uitslagvaststelling bepaald. Dat percentage bedraagt 0,29%.
Het aantal terzijdezeggingen bij de vooropening is alleen te achterhalen door de door de briefstembureaus opgestelde processen-verbaal van vooropening te bekijken. Ten behoeve van de evaluatie van de Tweede Kamerverkiezing heeft het Ministerie van BZK de op het internet gepubliceerde processen-verbaal van ca. 160 gemeenten bekeken. Daaruit kan worden opgemaakt dat bij deze gemeenten het gemiddelde percentage terzijdeleggingen iets meer dan 4% is.
PostNL heeft ca. 33.000 ongeadresseerde briefstembiljetenveloppen in de brievenbussen aangetroffen. De briefstembiljetenveloppen waren niet geadresseerd, omdat die envelop niet bedoeld is om de briefstem te zenden aan het briefstembureau van de gemeente. PostNL heeft die ongeadresseerde enveloppen bezorgd bij 25 gemeenten. Conform de werkwijze die op dinsdag 16 maart jl. is doorgevoerd, inhoudende dat de briefstembureaus de briefstembiljetenveloppen mochten openen om na te gaan of daar de stempluspas in zat, zijn deze ongeadresseerde enveloppen geopend. Slechts in een zeer gering deel van de 33.000 enveloppen, waarschijnlijk niet meer dan enkele procenten, zat niet alleen een briefstembiljet maar ook een stempluspas. Deze zijn waar mogelijk alsnog bij de juiste gemeente bezorgd. De enveloppen met uitsluitend het briefstembiljet zijn terzijde gelegd. Als ook deze terzijdeleggingen worden meegerekend, komt het gemiddelde uit op iets meer dan 6%.
Aangetekend moet worden dat het onmogelijk is om te achterhalen of de kiezers die hun briefstembiljet in de ongeadresseerde briefstembiljet hebben opgestuurd ook nog separaat, in de geadresseerde retourenvelop, de stempluspas hebben opgestuurd. Waar dat is gebeurd, treedt een dubbeltelling aan terzijdeleggingen op. Evenmin is te achterhalen of kiezers die hun briefstembiljet in de ongeadresseerde briefstembiljetenvelop hebben opgestuurd, met hun stempluspas zijn gaan stemmen in het stemlokaal of een onderhandse volmacht aan een andere kiezer hebben gegeven. Al deze onzekerheden brengen mee dat het percentage terzijdeleggingen niet nauwkeurig bepaald kan worden. De beste aanname die gedaan kan worden op basis van het beschikbare materiaal, is dat het percentage terzijdeleggingen waarschijnlijk ligt tussen de 4% en de 6%.
Overigens is de kans op fouten bij briefstemmen in algemene zin groter dan bij het stemmen in het stemlokaal. In bijvoorbeeld Oostenrijk, waar briefstemmen al langer mogelijk is, is het percentage ongeldige stemmen ongeveer 4%, en bij de laatste verkiezing 5,7%, en in het Verenigd Koninkrijk bij de introductie ook ca. 4%. Nederlanders in het buitenland kunnen ook al sinds langer per brief stemmen. Bij de kiezers in het buitenland is het percentage terzijdeleggingen bij deze Tweede Kamerverkiezing 2,8% geweest.
Zijn er nog andere fouten die vaker dan gemiddeld gemaakt worden door briefstemmers? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 5.
Onder verwijzing naar uw brief waarin u de stand van zaken aangaf tot en met de op woensdag 10 maart bij PostNL binnengekomen brieven en waarn u sprak over een percentage van 2,5%, is dat percentage briefstemmen ingeleverd in een enveloppe zonder antwoordnummer ongewijzigd gebleven dan wel hoger of lager geworden?
Zie antwoord vraag 5.
Wat vindt u van het voorstel om, conform de nu gewijzigde instructies voor de afhandeling van briefstemmen en stemkaarten in eenzelfde enveloppe, deze stembiljetten (die formeel niet te bezorgen zijn, maar wel herkenbaar als envelop met stembiljet) naar het Centrale stembureau in Den Haag te transporteren, en die daar op dezelfde wijze conform de gewijzigde instructie tezamen met de stemmen uit het buitenland te tellen?
Ik ga ervan uit dat de vragensteller met «het centraal stembureau in Den Haag» doelt op het briefstembureau van de gemeente Den Haag dat de stemmen telt die zijn uitgebracht door de kiezers in het buitenland. De wet schrijft voor dat een briefstem die is uitgebracht in een bepaalde gemeente, alleen kan worden geteld door een briefstembureau van die gemeente. Alleen dat briefstembureau kan immers controleren of het nummer van de stempluspassen van de briefstemmers voorkomt in het door de burgemeester vastgestelde register van ongeldige stempassen.
Is inmiddels waterdicht geregeld dat stembrieven met het foutieve gemeentelijke adres toch bij het juiste stembureau belanden?
Zie antwoord vraag 5.
Op welke wijze administreert en verantwoordt PostNL de verwerkte stemmen vanaf het moment van ophalen bij de brievenbussen tot aan het moment dat deze dagelijks in verzegelde zakken worden afgeleverd bij de gemeenten?
PostNL heeft een proces ingericht voor de bezorging van de briefstemmen die in de brievenbussen zijn aangetroffen. Op verzoek van de Tweede Kamer heb ik aan PostNL gevraagd om verdere details over dit proces en over de door PostNL uit te voeren audit bekend te maken. Ik heb op 12 januari de Tweede Kamer bericht over het antwoord van PostNL op dit verzoek2, inhoudende dat PostNL een operationele audit uitvoert op de inrichting van het zgn. «dedicated proces» en de waarborgen, en dat de hoge mate van bedrijfsvertrouwelijkheid en de inzichten in de processen en waarborgen, het, met het oog op een betrouwbaar briefstemproces, niet mogelijk en wenselijk is dit openbaar te delen. PostNL is echter bereid om in een vertrouwelijke bijeenkomst een nadere toelichting te geven over dit proces en de waarborgen, indien deze behoefte leeft bij de leden van de Tweede Kamer.
Op welke wijze kunnen de gemeenten respectievelijk het centraal stembureau er zeker van zijn dat alle voor die gemeente bestemde biljetten ook daadwerkelijk ontvangen en verwerkt zijn?
Zie antwoord vraag 10.
Hoe heeft PostNL, naast het opbergen in beveiligde ruimten, de verzekering kunnen geven dat de procedures het kwijtraken van stembiljetten niet toelaten ofwel hoe wordt gecontroleerd dat alle geposte stembrieven ook daadwerkelijk zijn afgeleverd?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u deze vragen uiterlijk drie dagen voor het vaststellen van de definitieve uitslag (op maandag 29 maart) beantwoorden?
Het beantwoorden van deze vragen uiterlijk drie dagen voor het vaststellen van de definitieve uitslag is helaas niet gelukt.
Voorkennis bij het bieden op woningen |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Het bieden met voorkennis in de makelaarswereld moet stoppen»?1
Ja, dit bericht ken ik.
Wat vindt u van de praktijk dat er met voorkennis overleg wordt gevoerd tussen makelaars bij de aankoop van een woning om ervoor te zorgen dat de woning aan een specifieke koper wordt verkocht?
Ik vind dergelijke praktijken onaanvaardbaar. Ik stuur u gezamenlijk met deze beantwoording een Kamerbrief over transparantie in het koopproces. Er is een gedeeltelijke inhoudelijke overlap tussen de brief en deze beantwoording.
Kunt u aangeven wat de wettelijke restricties zijn op dit onderhandse overleg? Is het hierbij verplicht andere kopers dezelfde informatie te verstrekken zodat er een gelijk speelveld is tussen alle partijen?
Er bestaat geen wetgeving die onderhands overleg tussen makelaars verhinderd. Wel zijn dit soort praktijken in strijd met de erecodes van de makelaarsorganisaties Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM), Vereniging Bemiddeling Onroerend goed (VBO) en VastgoedPro, waarbij een overgrote meerderheid van de makelaars is aangesloten. Wanneer erecodes worden geschonden, verbinden de brancheorganisaties daar consequenties aan. Zo kunnen leden van de NVM die de erecode niet naleven voor het tuchtrecht van de NVM gedaagd worden, en leden geroyeerd worden.
Deelt u de mening dat deze praktijk, van het eenzijdig inlichten van bepaalde partijen, verboden zou moeten zijn om iedereen een gelijke kans te geven bij de aankoop van een woning?
Ik deel de mening dat iedereen een gelijke kans moet hebben bij de aankoop van een woning. Ik roep kopers en verkopers die met dit soort praktijken te maken krijgen daarom op om hiervan melding te doen of een klacht in te dienen. Dat kan bijvoorbeeld bij de verschillende brancheorganisaties die hiervoor klachtenprocedures hebben ingericht. Daarnaast heeft ook Vereniging Eigen Huis (VEH) sinds eind maart een meldpunt geopend voor oneerlijke biedingspraktijken waar kopers en verkopers anoniem melding kunnen doen. Ik verwacht van de brancheorganisaties dat zij de meldingen en klachten die zij ontvangen serieus nemen, hun leden daarop aanspreken en passende maatregelen treffen om dergelijke praktijken tegen te gaan. Ik blijf de komende tijd in gesprek met de brancheorganisaties en VEH over de ontvangen meldingen en hoe hierop wordt gehandeld.
Aangezien het in de praktijk haast onmogelijk is om op deze manier een woning te kopen zonder aankoopmakelaar, ziet u dit als oneerlijke concurrentie tussen mensen die een aankoopmakelaar inschakelen en kopers die dit niet doen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat het hebben van een makelaar geen voorwaarde mag zijn voor het kunnen aankopen van een huis. Tevens ben ik van mening dat een makelaar een belangrijke rol kan spelen in het aankoopproces, daar zij potentiële kopers en verkopers kunnen ondersteunen in het proces. Ik roep partijen op om alle potentiële kopers een gelijke kans te geven om een woning te kopen. In een gespannen markt kan dat alleen door alle potentiële kopers gelijktijdig inzicht te geven in het nieuwe woningaanbod en het biedingsproces transparanter te maken.
Ontstaat er naar uw mening indirecte dwang op kopers om een makelaar in de arm te nemen wanneer zij weten dat ze op deze manier gebruik kunnen maken van onderhandse contacten die niet voor iedereen beschikbaar zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid de Autoriteit Consument en Markt (ACM) te vragen onderzoek te doen naar voorkennis bij het bieden op woningen? Zo nee, waarom niet?
In de contacten die ik heb met de ACM over de woningmarkt spreek ik ook over het biedingsproces, maar de ACM bepaalt als zelfstandig bestuursorgaan zijn eigen prioriteiten. Ook wil daarbij benoemd hebben dat ik de ACM niet kan verzoeken om tot onderzoek over te gaan.
Deelt u het standpunt dat er een transparant biedingssysteem moet komen waarbij iedereen geanonimiseerd inzicht krijgt in welke partijen welk bod doen?
Ik ben het met u eens dat het biedingsproces transparanter moet worden. Alleen op die manier kunnen we voorkomen dat ongewenste praktijken zich in de toekomst blijven voordoen. Makelaars moeten duidelijk zijn richting kopers en verkopers over de spelregels van het biedingsproces en voor- én achteraf openheid geven over de naleving daarvan. Verkopers dienen inzicht te krijgen in alle biedingen die zijn ontvangen, maar ook kopers moeten inzicht kunnen krijgen in het verloop van het biedingsproces als zij een bod hebben gedaan op een huis. Ik ga met de betrokken partijen en brancheorganisaties in gesprek om te bepalen welke stappen er ten minste gezet moeten worden en welke randvoorwaarden noodzakelijk zijn om de markt transparanter te maken. Zo kan digitalisering van het biedingsproces in een open of gesloten vorm helpen om meer transparantie te organiseren. Ik let daarbij specifiek op dat er geen eisen worden gesteld die concurrentiebeperkend zijn. In het bepalen van de te nemen stappen kijk ik onder andere naar de initiatieven die al genomen worden door de brancheorganisaties.
Bent u bereid onderzoek te doen naar een biedingssysteem naar het Noorse model om deze onevenwichtigheden tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Het Noorse model is mij bekend en de werking daarvan is sterk afhankelijk van de manier waarop de woningmarkt in Noorwegen is georganiseerd. Zo bestaat er in Noorwegen volledige transparantie over wie er hoeveel heeft geboden bij het bieden. Om in de behoefte van integriteit in de biedingsprocedure te voorzien, weegt de transparantie in Noorwegen daarbij dus zwaarder dan de privacy van de bieders. Bovendien is het makelaarsberoep in Noorwegen anders georganiseerd dan in Nederland; in Noorwegen kent men geen onderscheid tussen verkoop- en aankoopmakelaar. Er bestaat een wettelijke plicht voor makelaars om zowel het belang van de verkopende partij als de potentiële koper te dienen. Hoewel ik met belangstelling kijk naar biedingssystemen die in andere landen worden gehanteerd, zie ik op dit moment onvoldoende toegevoegde waarde in een onderzoek vanwege de grote verschillen met de Nederlandse situatie. Wel neem in de inzichten in de werking van Noorse biedingssysteem mee in mijn gesprekken met de Nederlandse brancheorganisaties.
Ik vind dat de betrokken brancheorganisaties aan zet zijn en maatregelen moeten treffen om de transparantie te vergroten. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 8 heb aangegeven ga ik met hen in gesprek om te bepalen welke stappen er ten minste gezet moeten worden en welke randvoorwaarden noodzakelijk zijn om de markt transparanter te maken. Digitalisering van het biedingsproces in een open of gesloten vorm kan helpen om meer transparantie te organiseren.
Hoe wordt gewaarborgd dat bij nieuwbouwprojecten, waar vaak sprake lijkt van vriendjespolitiek, iedereen een eerlijke kans krijgt?
Bij nieuwbouwwoningen zijn er vaak meerdere gegadigden voor dezelfde woning. In tegenstelling tot bestaande bouw wordt hierbij niet besloten wie de woning mag kopen via een biedproces. In plaats daarvan is het gebruikelijk om te loten onder de gegadigden. Loten is een eerlijke manier om, in het geval van meerdere gegadigden, te bepalen naar wie de woning gaat, omdat het toeval bepaalt. Daarom moedig ik deze vorm van verdeling bij nieuwbouwwoningen aan.
Projectontwikkelaars zijn niet altijd transparant over de gevolgde lotingsprocedure. Er bereiken mij signalen dat in sommige gevallen nieuwbouwwoningen gegund worden aan mensen uit het eigen netwerk waardoor andere geïnteresseerden geen eerlijke kans maken. Hier maak ik mij zorgen over. Die zorgen worden mede gevoed door berichten dat woningen op basis van de hoogte van het inkomen of de vermogenssituatie van potentiële kopers met voorrang worden toegewezen. Het staat de verkopende partij in principe vrij om de loting naar eigen wens in te richten, mits wordt voldaan aan algemene regels, zoals de Algemene wet gelijke behandeling. De beperkte transparantie die sommige ontwikkelaars hierover bieden veroorzaakt echter een onrechtvaardigheidsgevoel bij potentiële kopers die achter het net vissen en vergroot bij hen de frustratie. Brancheorganisaties en verkopende ontwikkelaars dienen duidelijk te zijn over de inrichting van lotingsprocedures en om te loten in aanwezigheid van een notaris. Ik ga met de projectontwikkelaars in gesprek over de methoden die worden gehanteerd bij de toewijzing van nieuwbouwwoningen en benadruk ik dat partijen, bij het verzamelen van gegevens, zich dienen te houden aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Dit betekent onder meer dat zij niet onnodig veel informatie bij potentiële kopers opvragen.
Bent u bereid voorstellen te doen om bij nieuwbouw te zorgen dat aanstaande kopers een redelijke kans hebben? Bent u bereid partijen ertoe te verplichten dat zij vooraf heldere en redelijke criteria stellen voor de toewijzing van nieuwbouwwoningen?
Zie antwoord vraag 10.
Beseft u dat de woningnood nu al zo hoog is dat mensen naast fors overbieden en het schrappen van voorbehouden van financiering en bouwtechnische keuringen ook al solliciteren op woningen?
Ik herken de situatie die de heer Nijboer schetst en ik deel zijn gevoel van urgentie om het woningtekort op te lossen. Ook ik maak mij zorgen over het steeds groter wordend aandeel huizen dat wordt aangekocht zonder voorbehouden. Ik ben daarom verheugd dat in de modelkoopovereenkomst tegenwoordig wordt uitgegaan van voorbehouden zoals bouwkundige keuring of financieringsvoorbehoud. Een koper of zijn of haar makelaar moet het nu actief aangeven als voorbehouden weggelaten worden. Het inbouwen van deze extra waarborg maakt dat kopers zich bewust zijn van de keuze die ze hierin maken.
Het bericht dat veel poststemmen ongeldig zijn |
|
Ronald van Raak |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Deelt u de mening dat het slecht is voor het vertrouwen in de democratie als mensen hun stem hebben uitgebracht maar deze ongeldig is verklaard door een kleine fout?1
Elke stem die niet kan worden meegeteld, terwijl de kiezer wel een geldige stempluspas en een geldig briefstembiljet heeft teruggestuurd, is er één te veel. Daarom heb ik gelijk na het ontvangen van de signalen van de gemeenten actie ondernomen en voorlichting gevraagd aan de Raad van State en advies aan de Kiesraad.
Bent u bereid toe te zeggen dat de stemmen waarbij zowel de stempas als het stembiljet in 1 enveloppe zijn verstuurd alsnog mee te tellen, tenzij ze om een andere reden ongeldig zijn? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ik heb de Tweede Kamer op 16 maart jl. een brief geschreven en daarin aangegeven dat de volgende procedurele werkwijze gevolgd gaat worden.
Deze werkwijze is daarna aan de gemeenten gestuurd die deze werkwijze zullen toepassen. Daarmee gaan dus geen stemmen verloren van kiezers die in hun retourenvelop een briefstembiljetenvelop hebben gestopt met daarin de stempluspas en het briefstembiljet.
Kunt u deze vragen voor woensdag 17 maart 21.00 beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Ja.
De problemen met briefstemmen |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Voorlopig resultaat eerste gemeente: veel problemen met poststemmen»?1
Ja.
Over welke signalen naast die uit de gemeente Bernheze beschikt u over het aantal ongeldige poststemmen? Welk percentage poststemmen kan er naar schatting ongeldig zijn?
In mijn brief van 16 maart jl. heb ik de Tweede Kamer bericht dat gemeenten mij hebben laten weten dat briefstembureaus bij de vooropening constateren dat in een deel van de retourenveloppen geen stempluspas te zien is. Er zit in de enveloppen wel een briefstembiljetenvelop. Het is mogelijk dat de kiezer daarin zijn stempluspas heeft gestopt. Naar aanleiding van deze signalen heb ik advies aan de Kiesraad en voorlichting aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd. Zowel de Raad van State als de Kiesraad hebben mij gisteravond laten weten ruimte te zien voor de volgende procedurele werkwijze:
Deze werkwijze is vanmorgen aan de gemeenten gestuurd die deze werkwijze zullen toepassen. Daarmee gaan dus geen stemmen verloren van kiezers die in hun retourenvelop een briefstembiljetenvelop hebben gestopt met daarin de stempluspas en het briefstembiljet.
Deelt u de mening dat als een substantieel van de poststemmen ongeldig blijkt te zijn, dat een indicatie is dat de procedure van het stemmen per post toch te gecompliceerd is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat als het aantal ongeldige poststemmen verhoudingsgewijs veel hoger is dan het normale aantal ongeldige stemmen dat het dan niet aanvaardbaar is dat dat deel van de stemmen verloren gaat?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening indien een poststem ongeldig is omdat de stempas en het stembiljet in dezelfde envelop zaten dat het belang van het meetellen van een dergelijke stem in dit uitzonderlijke geval groter is dan het stemgeheim? Zo ja, gaat u alsnog toestemming geven om deze stemmen toch mee te laten tellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De blijvende tekorten voor jeugdzorg bij gemeenten |
|
Lisa Westerveld (GL), Nevin Özütok (GL), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Kabinet biedt gemeenten NUL euro voor jeugdzorg»?1
Ja.
Klopt het dat u «het tekort [in de financiering van de jeugdzorg] erkent, alle begrip voor de moeilijke situatie van gemeenten [heeft] en zich realiseert dat het jeugdstelsel piept en kraakt»? Zo ja, waarom en welke gevolgen verbindt u daaraan? Zo nee, waarom niet?
Ja. De afgelopen maanden heb ik uw Kamer op verschillende momenten geïnformeerd over de financiële situatie van gemeenten en het jeugdstelsel en welke gevolgen het kabinet hieraan verbindt:
Deelt u de mening dat, gezien de al langer durende precaire situatie van de gemeentelijke financiën in het algemeen en die ten aanzien van de jeugdzorg in het bijzonder, u reeds veel eerder voor een oplossing van dit probleem had moeten zorgen en dit niet naar een volgend kabinet had moeten doorschuiven? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
In 2019 heeft dit kabinet incidenteel middelen beschikbaar gesteld voor de periode 2019–2021. Het kabinet kon gemeenten op dat moment financieel niet structureel tegemoet komen, omdat volgens het door bureau Significant verrichte verdiepend onderzoek daartoe de grondslag ontbrak: «de vraag of de geconstateerde groeiende vraag naar jeugdzorg een boeggolf is of, en zo ja in welke mate, een structureel karakter heeft, is nog niet te beantwoorden».
Op basis van de feiten die in 2019 voorhanden waren, zijn er in 2019 bestuurlijke afspraken gemaakt. Naast incidentele middelen (€ 420 miljoen in 2019, € 300 miljoen in 2020 en € 300 miljoen in 2021) werden daarbij ook afspraken gemaakt over de inhoudelijke begrenzing van de jeugdhulp, het terugdringen van vermijdbare uitgaven en de ordening van het zorglandschap. Onderdeel van de bestuurlijke afspraken was ook om in 2020 onderzoek te doen naar of, en zo ja in welke mate, gemeenten structureel extra budget nodig hebben bij een doelmatige en doeltreffende uitvoering van de Jeugdwet.
Het huidige kabinet heeft daarnaast middelen beschikbaar gesteld voor 2021 en 2022 en aanvullende afspraken gemaakt met gemeenten. Het is nu aan een nieuw kabinet om op basis van de nieuwe onderzoeksgegevens een integrale afweging te maken over (1) financiën en (2) noodzakelijke aanpassingen aan het jeugdhulpstelsel, zowel beleidsmatig als in de uitvoering.
Hoe verhoudt zich uw standpunt om nu geen extra middelen beschikbaar te stellen tot het recent verschenen advies «Rust-Reinheid-Regelmaat, Evenwicht in de bestuurlijk-financiële verhoudingen» van de Raad voor Openbaar Bestuur (ROB) en de kabinetsbrief over de kinderopvangtoeslag en de uitvoeringskracht van de (mede)overheden?
Op 3 juni jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de afspraken die Rijk en gemeenten hebben gemaakt naar aanleiding van de uitspraak van de Commissie van Wijzen. Het kabinet stelt in 2022 € 1,314 miljard extra beschikbaar aan gemeenten voor de tekorten vanwege de jeugdzorg. Dat komt bovenop de eerder toegezegde € 300 miljoen voor dat jaar. Gemeenten committeren zich daarbij aan de invulling van een set aan maatregelen die in 2022 een besparing van € 214 miljoen opleveren.
Deelt u de mening dat de financiering van de jeugdzorg snel verbeterd moet worden en niet kan wachten tot 2023? Zo ja, waarom en wanneer verwacht u dat gemeenten wel meer budget voor jeugdzorg gaan krijgen? Zo nee, waarom deelt u die mening niet en hoe moeten gemeenten dan wel zorgen voor een afdoende aanbod van jeugdzorg in 2021 en 2022? Wat zijn de gevolgen voor jongeren die door het gebrek aan financiële middelen bij gemeenten mogelijk niet voldoende jeugdzorg kunnen krijgen?
Zowel het Rijk als de VNG zetten zich volop in voor jongeren en die met de meest ernstige klachten voorop. Dat er financiële tekorten zijn bij gemeenten heeft niets afgedaan aan de taak waar gemeenten voor staan. Gemeenten hebben een jeugdhulpplicht op grond van de Jeugdwet. De extra middelen die het kabinet beschikbaar heeft gesteld biedt perspectief aan deze groep jongeren die de hulp nodig heeft en aan gemeenten die deze taak uitvoeren en kunnen continueren en intensiveren.
Er ligt een grote gezamenlijke opgave voor het Rijk en gemeenten en andere partijen om de beheersbaarheid van het stelsel van de jeugdzorg te verbeteren. Gezien de urgentie van het onderwerp wordt, vooruitlopend op de besluitvorming van het nieuwe kabinet, nu al gestart met het voorbereiden van een beter houdbaar jeugdstelsel op de lange termijn. Op 3 juni jl. heb ik uw Kamer laten weten dat het Rijk en de VNG, in samenwerking met andere betrokken partijen (o.a. cliënten, aanbieders en professionals), zich committeren aan het opstellen van een hervormingsagenda, die bestaat uit de combinatie van een set van maatregelen en een financieel kader waarmee een structureel houdbaarder jeugdstelsel wordt gerealiseerd.
Deelt u de mening van de Vereniging Nederlandse Gemeeten (VNG) dat, omdat u nu geen extra budget beschikbaar stelt, u gezien de acute nood in de jeugdzorg tenminste perspectief zou moeten bieden op meer budget? Zo ja, hoe en wanneer gaat u dit perspectief wel bieden? Zo nee, waarom laat u jongeren «met ernstige klachten zoals suïcidaliteit, eetstoornissen en depressie» in de steek?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u van plan zich te houden aan de uitkomsten van de door de gemeenten ingestelde arbitrage? Zo nee, waarom niet?
Uitgangspunt is recht te doen aan de uitspraak van de commissie van wijzen. Naar aanleiding van de uitspraak van de Commissie van Wijzen is het kabinet in gesprek gegaan met de VNG. Als uitkomst van het genoemde gesprek hebben Rijk en VNG afspraken gemaakt voor 2022. Daarnaast committeren het Rijk en de VNG, in samenwerking met andere betrokken partijen (o.a. cliënten, aanbieders en professionals), zich aan het opstellen van een hervormingsagenda, die bestaat uit de combinatie van een set van maatregelen en een financieel kader waarmee een structureel houdbaarder jeugdstelsel wordt gerealiseerd.
Een nieuw kabinet zal moeten besluiten over de structurele financiën en noodzakelijke aanpassingen aan het jeugdhulpstelsel om de jeugdzorg in de toekomst effectief en beheersbaar te houden. De uitspraak van de Commissie van Wijzen dient daarbij als zwaarwegende inbreng.
Een werkbezoek aan de prefab-woningen in De Driesprong te Ermelo d.d. 6 maart 2021 |
|
Carla Dik-Faber (CU), Eppo Bruins (CU) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u de problemen in de prefab-woningen van Slokker Innovate in de wijk De Driesprong te Ermelo?1
Ja.
Herinnert u zich de berichten over problemen met soortgelijke prefab-woningen van Slokker Innovatie in Apeldoorn, Zeewolde, Ede, Culemborg en Huizen in 2019?2
Ja.
Herinnert u zich uw antwoorden d.d. 26 april 2019 op de vragen van het lid Beckerman (kenmerk 2019Z06718 d.d. 4 april 2019) waarin u onder andere schrijft dat alle fouten kunnen worden opgelost? Zijn alle fouten inmiddels opgelost? Hoe is er daar tot een oplossing gekomen?
Ik heb over de status van de problemen uit de brief van 26 april 2019 navraag gedaan bij Slokker. Slokker heeft aangegeven dat het een onderzoek heeft laten uitvoeren naar de vloeren waarover in 2019 klachten waren. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de vloeren voldoen aan de constructieve normen. Om tegemoet te komen aan de door bewoners aangedragen klachten van trillingen in deze vloeren heeft Slokker stempels geplaatst. Uit de veiligheidsverklaringen die zijn opgesteld door het ingenieursbureau dat het onderzoek heeft uitgevoerd blijkt dat deze stempels geen constructieve functie hebben, maar enkel zijn bedoeld om het comfort te verhogen. Slokker heeft tevens aangegeven dat voor alle projecten die hierna zijn uitgevoerd een vloerdikte van 100mm is toegepast in plaats van 70mm, waardoor stempels ter verbetering van het comfort niet nodig zijn.
Slokker heeft mij laten weten dat het alle bewoners van alle projecten heeft benaderd met de vraag of zij nog klachten hebben. Dit heeft geleid tot aanpassingen zoals verbeteringen van de waterdichtheid, het nastellen van deuren en het dichten van krimpscheuren. Slokker geeft aan alle klachten te hebben hersteld, zonder beoordeling of de betreffende klachten aan Slokker te wijten zijn.
Met betrekking tot het klantcontact heeft Slokker aangegeven dat zij de communicatie naar bewoners verbeterd heeft door hiervoor medewerkers aan te stellen en één loket te openen met een centraal e-mailadres.
Bent u bekend met het feit dat de bewoners in De Driesprong te Ermelo zich onveilig voelen, regelmatig ‘s nachts knallen horen en dat scheuren en barsten blijven toenemen? Bent u bekend met het feit dat de schuren inmiddels door woningcorporatie UWOON zijn afgesloten vanwege instortingsgevaar?3
Ik heb over de problemen navraag gedaan bij UWOON en Slokker. De woningen vertonen verticale scheuren en andere gebreken als gevolg van de (onderlinge) werking van de toegepaste materialen in het bouwwerk. Slokker inventariseert en beoordeelt momenteel in samenwerking met UWOON alle klachten die door de bewoners naar voren zijn gebracht.
Het overgrote deel van de opgehaalde klachten is volgens Slokker niet eerder bij hen gemeld. Slokker heeft mij laten weten dat zij ook deze nieuwe klachten zullen afhandelen.
De collectieve klacht die door bewoners is aangedragen betreft pop-outs, het loskomen van schilfers beton aan het oppervlak. Slokker geeft aan dat dit vaker voorkomt en dat dit weliswaar overlast geeft maar geen constructief gebrek betreft. Slokker onderzoekt momenteel met de betonleverancier wanneer dit proces stopt, waarna Slokker overgaat tot definitief herstel van dit ongemak.
UWOON heeft mij laten weten dat zij er alles doet om de gebreken te herstellen. Het project de Driesprong te Ermelo betreft 24 huurwoningen. Met twintig van de bewoners is inmiddels overeenstemming bereikt over de klachten en het herstel hiervan. UWOON is nog in gesprek met de resterende vier bewoners. Bij één woning zijn de gebreken dusdanig dat de bewoner om een alternatieve woning heeft verzocht. Aan deze bewoner zijn meermaals vervangende woningen aangeboden, waaronder ook een hoekwoning.
Wat de schuren betreft heeft UWOON mij laten weten dat de schuren bij het project de Driesprong bol zijn komen te staan als gevolg van het doorzakken van de wanden. Dit heeft geleid tot zorgen over de aanhechting tussen het dak en de muren. Een externe constructeur heeft de schuren beoordeeld en aan UWOON aangegeven het niet onverstandig te vinden om deze te sluiten. Op basis van dit signaal heeft UWOON uit voorzorg de schuren gesloten, waarbij containers als tijdelijke opslag beschikbaar zijn gesteld aan de bewoners. UWOON heeft dit besluit met de bewoners gecommuniceerd, waarbij het de bewoners tevens heeft laten weten dat de constructie van de schuren niet dezelfde is als die van de woningen. UWOON heeft tevens een onafhankelijke partij gevraagd om de constructies en installaties van de woningen te onderzoeken.
UWOON heeft mij laten weten dat zij een aannemer en installateur in de hand heeft genomen om kleine gebreken te verhelpen. UWOON is met bouwbedrijf Slokker in gesprek over de gebreken aan alle woningen, waaronder één woning met de meeste gebreken. Slokker heeft aangegeven dat het reeds een constructeur heeft langs gestuurd om de situatie te beoordelen. Op basis hiervan is geen acuut gevaar gesignaleerd en worden er stappen ondernomen om het gebrek te herstellen.
Wat vindt u ervan dat de woningen in Ermelo in grote haast zijn gebouwd en opgeleverd zodat nog van een provinciale subsidie kon worden geprofiteerd?
UWOON heeft mij het volgende laten weten. De provinciale subsidie was gedurende een bepaalde periode beschikbaar. UWOON wilde van deze subsidie gebruik maken en heeft daarom gezocht naar een bouwende partij die de woningen kon opleveren binnen de gestelde subsidietermijn. Gekozen is voor Slokker in verband met het voor prefab-woningen gebruikelijke korte bouwproces. Uiteraard moeten ook prefab-woningen voldoen aan de geldende bouwvoorschriften. De woningen zijn volgens UWOON niet met grote haast gebouwd, wel is gekozen voor een snelle bouwwijze. Ik kan deze werkwijze billijken.
Kunnen bewoners, zoals in België, proactief een verzoek tot onbewoonbaarverklaring doen bij de gemeente? Hoe gaat zoiets in zijn werk? Wat zijn hierbij de rechten van de bewoners en de plichten van de overheid?
In Nederland kunnen bewoners een handhavingsverzoek doen bij de gemeente als zij menen dat de woning niet voldoet aan het Bouwbesluit 2012. De gemeente zal naar aanleiding van het handhavingsverzoek onderzoek doen en bij constatering dat er inderdaad niet voldaan wordt aan de bouwtechnische regels van het Bouwbesluit 2012, kan zij besluiten handhavend op te treden. Afhankelijk van de ernst kan de gemeente daarbij ook afdwingen dat de woning wordt ontruimd. Uit navraag bij gemeente Ermelo is gebleken dat de gemeente geen verzoek tot handhaving heeft ontvangen, noch zelf op basis van eigen waarnemingen aanleiding ziet om bij deze woningen handhavend op te treden.
Bent u van mening dat bewoners voldoende beschermd zijn? Zo niet, welke rechten zou u willen uitbreiden en welke wet- en regelgeving zou daarvoor moeten worden aangepast?
Huurders worden beschermd tegen gebreken op grond van het huurrecht. Zij kunnen zich hiervoor wenden tot de huurcommissie en de rechter. De huurcommissie kan in een zogenoemde onderhoudsprocedure een huurverlaging uitspreken. Afhankelijk van de ernst van de gebreken kan het hierbij gaan om een huurverlaging tot 20%, 30% of 40% van de overeengekomen huur. De rechter kan eveneens een lagere huur uitspreken, en daarnaast een verhuurder direct verplichten tot het opheffen van gebreken.
Als huurder kunnen de bewoners op basis van hun contractuele relatie de verhuurder aanspreken op gebreken in de woning. De verhuurder dient het gebrek te verhelpen indien hij daarvoor aansprakelijk is.
De huurder kan bij gebreken tevens zelf het gebrek herstellen en de kosten verhalen op de verhuurder, vermindering van de huurprijs vorderen wegens woongenot, of de huurder tot een schadevergoeding verplichten wegens woongenot. De corporatie kan ook een andere woning toewijzen. UWOON heeft ons laten weten reeds een huurverlaging te hebben doorgevoerd. Hierover is met twintig van de 24 bewoners, in combinatie met behandeling van de klachten, reeds overeenstemming bereikt. UWOON is nog in gesprek met de resterende vier bewoners. Aan de bewoner van de woning met de meeste gebreken is meermaals vervangende woningruimte aangeboden.
Gegeven de hiervoor aangegeven mogelijkheden voor bewoners acht ik hen voldoende beschermd. Ik acht uitbreiding of aanpassing van wet- en regelgeving op dit punt dan ook niet noodzakelijk.
Bent u, overwegend dat het Slokker bouwsysteem wel is gecertificeerd door SKG-IKOB op de voorschriften van het Bouwbesluit, van mening dat het verantwoord is om geen controle te hebben van de productie van het bouwsysteem, noch op de montage van de houwdegen op de bouw? Is kwaliteitscontrole door het bedrijf zelf voldoende, volgens u?
In de beantwoording van eerdere Kamervragen over prefab-woningen van het lid Beckerman op 29 april 20194 ben ik reeds ingegaan op de keuring en controle van prefab-materialen en -constructies. Slokker heeft mij destijds laten weten te beschikken over een KOMO-attest voor zijn bouwsysteem dat is afgegeven door de certificatie-instelling SKG-IKOB. Dit attest betreft een beoordeling van het bouwsysteem op de voorschriften van het Bouwbesluit. Er vindt in het kader van dit attest door SKG-IKOB geen controle plaats van de productie van de onderdelen van het bouwsysteem, noch op de montage van de bouwdelen. De prefab-woningen in Ermelo zijn opgeleverd in 2019, in de reeks woningen waarover de Kamervragen uit 2019 zijn gesteld. De woningen zijn voorafgaand aan de beantwoording geproduceerd, maar waren op dat moment nog niet opgeleverd. Slokker heeft aangegeven dat het, na de geconstateerde klachten over de kwaliteit van de woningen, de controle op de naleving van de procedures heeft verscherpt en er een kwaliteitsmanager van een zusteronderneming is ingeschakeld. Dit zal leiden tot de gewenste verbetering van de kwaliteitscontroles.
Ter verbetering van de bouwkwaliteit richt ik mij middels de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) op betere controle op het naleven van de voorschriften van het Bouwbesluit. Zie verder bij antwoord 9 en 10.
Bent u van mening dat gemeenten in Nederland met het huidige aantal ambtenaren Bouw- en Woningtoezicht voldoende bouwkundige kennis en menskracht in huis hebben om op een verantwoorde wijze aan hun taak te voldoen? Zo ja, hoe kan het dan toch telkens weer fout gaan? Zo nee, wat gaat u daar aan doen?
Het is de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever en degene die bouwt om te voldoen aan de voorschriften uit het Bouwbesluit 2012. De gemeente heeft daarbij als bevoegd gezag een toezichts- en handhavingstaak. Het is aan gemeenten invulling te geven aan deze taak en te zorgen voor voldoende deskundige ambtenaren of de uitvoering hiervan te beleggen bij een regionale Omgevingsdienst. Mijn beeld is dat gemeenten hier in het algemeen goede invulling aangeven, maar dat juist de opdrachtgever en degene die bouwt meer aandacht moeten hebben voor een betere kwaliteitsborging. In dit kader neem ik met de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen5 stappen om de controle op het voldoen van bouwwerken aan de voorschriften van het Bouwbesluit beter te borgen. De Wkb beoogt om de controle op het bouwproces te versterken en daarmee de bouwkwaliteit te verhogen.
Om de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever en degene die bouwt voor het voldoen aan de voorschriften uit het Bouwbesluit te versterken wordt de controle op het bouwproces in de Wkb belegd bij een onafhankelijk kwaliteitsborger. De Bouwbesluitvoorschriften hebben betrekking op de kwaliteit van een gerede woning: het maakt daarbij niet uit of de woning traditioneel of geprefabriceerd is gebouwd.
De geprefabriceerde onderdelen maken nadrukkelijk onderdeel uit van de controlewerkzaamheden. Pas nadat de kwaliteitsborger een verklaring aan de gemeente heeft verstrekt dat er een gerechtvaardigd vertrouwen is dat het uiteindelijk gerealiseerde bouwwerk voldoet aan de voorschriften uit het Bouwbesluit mag het bouwwerk in gebruikt worden genomen.
In aanvulling hierop worden met de inwerkingtreding van de Wkb ook regels inzake aansprakelijkheid aangescherpt. Daar waar een aannemer na oplevering niet meer aansprakelijk is voor gebreken die bij opleveren redelijkerwijs had moeten ontdekken, is de aannemer na invoering van de Wkb aansprakelijk voor alle hem toe te rekenen gebreken.
Ik ben ervan overtuigd dat de combinatie van externe controle en aangepaste aansprakelijk in positieve zin zal bijdragen aan de positie van de consument en de kwaliteit in de bouw.
Hoe kan de kwaliteitsborging bij de bouw van prefab-woningen verbeterd worden? Welke wet- of regelgeving zou daarvoor kunnen worden aangescherpt?
Zie antwoord vraag 9.
Het artikel ‘Woningbouwimpuls zorgt voor bijna 45.000 nieuwbouwwoningen’ en de uitvoering van de aangenomen motie Koerhuis c.s. over de ondergrens verlagen naar 200 woningen |
|
Daniel Koerhuis (VVD), Kelly Regterschot (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kunt u in een overzicht aangeven, per provincie, welke projecten in de eerste en tweede tranche zijn ingediend en wat het aantal woningen is dat per project gerealiseerd zou gaan worden?1
Een overzicht van de projecten die een toekenning hebben ontvangen is eerder gepubliceerd op www.woningmarktbeleid.nl/onderwerpen/woningbouwimpuls.
Daarnaast is een totaaloverzicht bijgevoegd in bijlage 1.
Kunt u ook aangeven als er projecten niet gehonoreerd zijn, om welke reden dat was (zowel in de eerste als tweede tranche)? Kunt u daarbij expliciet maken of een selectiecriterium het aantal te realiseren woningen was?
In de eerste (25) en tweede tranche (23) zijn in totaal 48 projecten afgewezen. Het merendeel van de aanvragen is niet gehonoreerd omdat het opgevoerde financiële tekort in onvoldoende mate gevalideerd kon worden. Dit valt onder het criterium «noodzaak van de bijdrage». Binnen dit criterium wordt onder meer gekeken naar het realiteitsgehalte en onderbouwing van de opgevoerde kosten en opbrengsten en naar de mate waarin optimalisaties om het tekort kleiner te maken ook daadwerkelijk zijn doorgevoerd. Daarnaast is een tweetal aanvragen niet gehonoreerd omdat onvoldoende duidelijk was wat de gevolgen zouden zijn voor het project als de uitkering niet wordt toegekend. Dit element valt eveneens onder het criterium «noodzaak van de bijdrage», waarbij een van deze projecten ook een onvoldoende had op het criterium «efficiëntie». Tot slot is een project afgewezen vanwege veel onzekerheden rond de planning gecombineerd met een relatief hoge bijdrage per woning (criteria effectiviteit en efficiëntie).
Er zijn geen aanvragen binnengekomen van projecten met minder dan 500 woningen. Er zijn dan ook geen projecten afgewezen om deze reden. In de tussentijdse evaluatie van de Woningbouwimpuls die bijna gereed is en op korte termijn naar uw Kamer wordt gestuurd, komt dit onderwerp aan de orde. Daarbij zal ik nadere toelichting geven op de achtergronden van de gemeenten die geen projecten hebben ingediend vanwege de 500-grens.
Hoe is de aangenomen motie-Koerhuis c.s.2 uitgevoerd binnen de tweede tranche?
Het aanvraagtijdvak voor de tweede tranche liep van 26 oktober tot en met 23 november 2020. De motie Koerhuis is op 9 november jl. aangenomen. Het was daarom niet mogelijk om de voorwaarden van de reeds geopende tweede tranche nog te wijzigen. De motie Koerhuis is daarom niet betrokken bij de uitvoering van de tweede tranche Woningbouwimpuls.
Wat is de reden dat u ervoor gekozen heeft om het budget in de tweede tranche van de Woningbouwimpuls te overschrijden?
De woningbouwopgave is groot en het is belangrijk dat alle zeilen worden bijgezet om de productie te vergroten en om meer betaalbare woningen te bouwen. Uit de adviezen die ik heb ontvangen van de Toetsingscommissie bleek dat er meer aanvragen een positief advies hadden ontvangen dan dat er middelen beschikbaar waren. Zoals ik eerder in mijn brief heb gemeld3 speelde in mijn beslissing mee dat het woningtekort verder is opgelopen. Door alle aanvragen met een positief advies te honoreren, wil ik voorkomen dat projecten die van voldoende kwaliteit zijn vertraging oplopen doordat er een ongedekt financieel tekort blijft. Belangrijk is dat het hierbij ging om een beperkt aantal projecten.
Deelt u de mening dat een regiotoets kan zorgen voor een betere spreiding en verdeling van de financiële middelen van de Woningbouwimpuls? Kunt u aangeven hoe deze regiotoets vorm krijgt in de derde tranche Woningbouwimpuls? Zo nee, waarom niet?
In grote delen van Nederland is sprake van een tekort aan betaalbare woningen. Deze tekorten spelen niet alleen in grootstedelijke gebieden, maar ook in andere delen van het land. De spreiding van de Woningbouwimpuls in de tweede tranche is reeds groter dan in de eerste tranche. Zo zijn er in de tweede tranche acht projecten toegekend in Noord en Oost Nederland en een in Limburg voor in totaal € 53 miljoen (excl. BTW). In de eerste tranche waren dit vier projecten voor alle drie de genoemde gebieden voor in totaal € 20 miljoen (excl. BTW).
De tussentijdse evaluatie van de Woningbouwimpuls is bijna gereed en wordt op korte termijn naar uw Kamer gestuurd. In de begeleidende brief zal ik nader ingaan op de motie Koerhuis c.s. over het verlagen van de ondergrens van 500 woningen.
Op welke manier is de introductie van een regiotoets bij gemeenten onder de aandacht gebracht?
De regiotoets maakt op dit moment geen onderdeel uit van de Woningbouwimpuls. Zodoende is er geen actieve communicatie geweest over dit onderwerp.
Kunt u aangeven waarom u denkt dat de resterende 250 miljoen euro voldoende is om zowel nieuwe als lopende (kansrijke) aanvragen in voldoende mate te bedienen? Hoe gaat u kiezen indien de situatie zich voordoet dat de Toetsingscommissie meer projectaanvragen positief beoordeelt dan dat er budget voor is? Hoe zorgt u voor voldoende spreiding van projecten over het hele land?
De derde tranche van de Woningbouwimpuls zal de laatste zijn met de huidige beschikbare middelen. Er is circa € 250 mln. beschikbaar. Op basis van signalen van gemeenten en provincies verwacht ik veel aanvragen voor deze tranche. Ik verwacht, gelet op de omvang van de woningbouwopgave in de komende jaren, niet dat de resterende middelen van de Woningbouwimpuls voldoende zullen zijn om alle woningbouwprojecten met een publiek tekort en meer dan 500 woningen te kunnen ondersteunen. Of er meer middelen voor dit instrument beschikbaar komen, is afhankelijk van de uitkomsten van de lopende kabinetsformatie.
Met de € 250 mln. aan beschikbare middelen is er een gerede kans dat er meer aanvragen een positief advies zullen ontvangen van de Toetsingscommissie dan dat er middelen beschikbaar zijn om uit te keren. In het Besluit en de Regeling Woningbouwimpuls 2020 is reeds een procedure vastgelegd hoe ik de aanvragen zal rangschikken indien honorering van het aantal positief beoordeelde aanvragen zou leiden tot overschrijding van het uitkeringsplafond.
In de brief met de bevindingen van de tussentijdse evaluatie van de Woningbouwimpuls zal ik nader ingaan op de spreiding van de middelen.
Het bericht dat mensen op bungalowpark Eper Sprengen de telkens loerende toezichthouders zat zijn. |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het artikel «Telkens loerende toezichthouders ... Op bungalowpark Eper Sprengen zijn ze het zat»?1
Ja.
Herkent u de signalen dat gemeente Epe jacht maakt op mensen die in een recreatiewoning verblijven?
Het is mij bekend dat de gemeente Epe handhavend optreedt ten aanzien van permanente bewoning van recreatiewoningen.
Acht u het wenselijk en proportioneel dat gemeente Epe vragen stelt aan mensen over hun geloofsovertuiging in het kader van het toezicht op een bestemmingsplan?
Gemeenten moeten ook bij het uitvoeren van hun handhavende taak handelen binnen de kaders die de wet stelt. De Algemene wet bestuursrecht (art. 5.13) stelt: «Een toezichthouder maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.» Ik acht het daarmee onwenselijk dat vragen gesteld worden naar zaken die niet noodzakelijk zijn voor het toezicht op het bestemmingplan. Overigens stelt de gemeente dat er in de betreffende casus niet gevraagd is naar geloofsovertuiging door de toezichthouders.
Hoe rijmt u het bovenstaande met de aangenomen motie-Van Eijs, Koerhuis, Dik-Faber en Krol over het toepassen van de menselijke maat in de handhaving op het verblijf in recreatiewoningen?2
Het is belangrijk dat gemeenten bij handhavend optreden aandacht hebben voor de mogelijkheden voor vervolghuisvesting, zeker wanneer het kwetsbare personen betreft.
Deelt u de mening dat het herbestemmen van recreatieparken ook in gemeente Epe een goede oplossing is voor de leefbaarheid van recreatieparken? Bent u bereid het aanjaagteam hiervoor in te zetten?
De lokale overheid heeft het beste zicht op de ter zake doende belangen en mogelijkheden van een specifiek park. Het aanjaag- en expertteam kan, op verzoek van gemeenten, expertise inzetten, wanneer gekozen wordt voor een transformatie naar de bestemming Wonen.
Bent u bereid de gemeente Epe aan te spreken op uw oproep in de Kamerbrief d.d. 8 december 20203 om tijdens de tweede coronagolf de menselijke maat te betrachten in de handhaving op het verblijf in recreatiewoningen?
Ik heb mijn eerdere oproep naar aanleiding van de Kamervragen nog eens onder de aandacht gebracht bij de gemeente Epe.
De onafhankelijkheid van de organisatie die de beveiliging van de verkiezingssoftware heeft onderzocht |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat de Kiesraad de beveiliging van de software die wordt gebruikt bij het vaststellen van de verkiezingsuitslag en het berekenen van de zetelverdeling (OSV2020) heeft laten onderzoeken door de organisatie Hackdefense1? Wanneer en op welke wijze bent u hiervan op de hoogte geraakt?
Ja. Het Ministerie van BZK is door de Kiesraad begin oktober 2020 geïnformeerd over het rapport dat Hackdefense had gemaakt met betrekking tot de versie van de ondersteunende software verkiezingen (OSV2020) die gebruikt ging worden bij de herindelingsverkiezingen van november 2020. Dat rapport heeft de Kiesraad op 19 oktober 2020 openbaar gemaakt op de website www.kiesraad.nl. Ik heb daar melding van gemaakt in mijn reactie op het rapport van de Stichting Tegen Hackbare Verkiezingen op 19 november 20202.
Bent u ervan op de hoogte dat Hackdefense B.V. één bestuurder heeft, namelijk QCSEC B.V., waarvan de heer K. de enig aandeelhouder is? Wanneer en op welke wijze bent u hiervan op de hoogte geraakt?
Nee, hier ben ik naar aanleiding van uw vragen van op de hoogte gesteld.
Bent u ervan op de hoogte dat de heer K. actief lid en politicus is van D66? Wanneer en op welke wijze bent u hiervan op de hoogte geraakt?
Nee, hier ben ik naar aanleiding van uw vragen van op de hoogte gesteld.
Bent u ervan op de hoogte dat de heer K. zich in het verleden meermaals zeer provocerend en vijandig heeft uitgelaten over FvD2 respectievelijk de PVV3? Hoe beoordeelt u deze uitlatingen?
Nee, hier ben ik naar aanleiding van uw vragen van op de hoogte gesteld. Het is niet aan mij om deze uitlatingen te beoordelen.
Wat vindt u ervan dat de beveiliging van de verkiezingssoftware uitsluitend is onderzocht door een organisatie die onder volledige zeggenschap staat van een actief lid en politicus van D66, terwijl u als bewindspersoon die lid is van D66 verantwoordelijk bent voor het stelsel van eerlijke en transparante verkiezingen?
De Kiesraad heeft, zoals blijkt uit het antwoord op vraag 7, een Europese aanbesteding uitgevoerd. De betreffende opdracht is conform de aanbestedingsregels in de markt gezet. Het Ministerie van BZK heeft geen betrokkenheid gehad bij de onderzoeken en/of testen die de Kiesraad heeft laten uitvoeren.
Erkent u dat door deze gang van zaken de schijn van belangenverstrengeling, partijdigheid en/of afhankelijkheid is ontstaan? Zo nee, waarom niet?
De Kiesraad heeft conform de aanbestedingsregels gehandeld. Zoals blijkt uit het ambtsbericht van de Kiesraad (zie antwoord op vraag 7) heeft de Kiesraad de uitgebrachte aanbiedingen beoordeeld op basis van vooraf vastgestelde criteria.
Zijn door de Kiesraad ook offertes opgevraagd bij, of gesprekken gevoerd met andere organisaties voordat de opdracht aan Hackdefense gegund werd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke argumenten zijn doorslaggevend geweest om met Hackdefense in zee te gaan?
Ik heb de Kiesraad gevraagd om uiteen te zetten hoe de Kiesraad te werk is gegaan bij het aanbesteden van de betreffende opdracht. Het ambtsbericht dat ik daarover van de Kiesraad heb ontvangen treft u als bijlage bij deze antwoorden aan.5
In het ambtsbericht is naar mijn mening duidelijk aangegeven welke aanbestedingsprocedure de Kiesraad gevolgd heeft.
Bent u of iemand van het ministerie op enige wijze betrokken geweest bij de totstandkoming van het besluit van de Kiesraad om de opdracht aan Hackdefense te gunnen?
Conform de aanbestedingsregels heeft UBR/HIS6 de Kiesraad begeleidt bij de Europese aanbesteding. De Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) is een multidisciplinaire uitvoerder op het gebied van bedrijfsvoering binnen het Rijk en is zodoende betrokken bij alle Europese aanbestedingstrajecten van het Rijk.
Er is geen andere betrokkenheid van het Ministerie van BZK geweest bij de aanbesteding en het vervolg daarop.
Zijn er ooit formele of informele contacten geweest tussen de Kiesraad en het ministerie over Hackdefense, in welke context dan ook? Zo ja, kunt u een overzicht verstrekken van deze contacten met een duiding van de aard en inhoud daarvan?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8 heeft UBR|HIS betrokkenheid gehad bij de Europese aanbesteding van de Kiesraad.
De Kiesraad heeft (zie ook het antwoord op vraag 1) begin oktober 2020 het Ministerie van BZK geïnformeerd over het rapport dat Hackdefense had gemaakt met betrekking tot de versie van OSV die gebruikt ging worden bij de herindelingsverkiezingen van november 2020. In de weken daarna heeft de Kiesraad aan het Ministerie van BZK gemeld dat Hackdefense ook de TK-versie versie van OSV2020 zou gaan onderzoeken.
Bent u bereid om in overleg met de Kiesraad met spoed (dus vóór 15 maart 2021) een second opinion aan te vragen over de beveiliging van de verkiezingssoftware, bij een organisatie die kennelijk onafhankelijk en onpartijdig is? Zo nee, waarom niet?
De OSV is in opdracht van de Kiesraad ontwikkeld en wordt door de Kiesraad beheerd en onderhouden. Het is de Kiesraad die in dat kader onderzoeken en testen laat uitvoeren. Naar mijn mening heeft de Kiesraad voor het laten uitvoeren van dergelijke onderzoeken gehandeld conform de geldende aanbestedingsregels.
Wilt u deze vragen uiterlijk op 12 maart a.s. en afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
De vragen zijn afzonderlijk beantwoord. De vragen zijn ingediend op 12 maart jl. en konden dus niet op 12 maart beantwoord worden. De vragen zijn zo snel als dat kon beantwoord.
Het bericht 'Groningers in bevingsgebied moeten nog langer wachten op smartengeld' |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
Bas van 't Wout (minister economische zaken) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Groningers in bevingsgebied moeten nog langer wachten op smartengeld»? Wat vindt u van het bericht?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht. Het op deze schaal vergoeden van immateriële schade is volledig nieuw in Nederland en het is daarom belangrijk dat dit zeer secuur en goed uitgewerkt wordt. Desalniettemin heb ik begrip voor de mogelijke teleurstelling die het uitstel met zich meebrengt.
Deelt u de mening dat vertraging, terwijl Groningers al heel lang wachten, slecht uitlegbaar is? Zo nee, waarom niet?
Deze vertraging is erg vervelend en er wordt hard gewerkt om verder uitstel te voorkomen. Het doel is om de procedure zo in te richten dat deze enerzijds recht doet aan de persoonlijke situatie van de aanvrager en anderzijds niet te belastend is voor de aanvrager. Daarbij is het voor de afhandeling van aanvragen om vergoeding van immateriële schade van belang om de werkwijze zodanig vorm te geven dat er een vergoeding geboden wordt voor het leed en verdriet van een groot aantal Groningers, maar dat de aanvragen ook met toepassing van het civiele aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht afgewikkeld worden.
Om hiertoe te komen, vraagt het IMG input van betrokken stakeholders zoals maatschappelijke organisaties, onderzoekers en gemeenten. De vertraging is begrijpelijk in het licht van voorgenoemde complexiteit. Dat neemt niet weg dat het uiteraard erg vervelend is dat Groningers nog langer moeten wachten op het kunnen aanvragen van een vergoeding voor immateriële schade.
Kunt u een uitgebreide uitleg geven waarom de regeling immateriële schade nu vertraging oploopt? Wat is er zo complex?
De werkwijze voor de vergoeding van immateriële schade zoals het IMG die ontwikkelt, is uniek in Nederland, zowel qua inhoud als qua omvang. Het IMG handelt aanvragen tot vergoeding van immateriële schade af met toepassing van het civiele aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht, en dat wettelijke kader is beperkt. Volgens de wet bestaat alleen in een beperkt aantal gevallen een recht op vergoeding voor immateriële schade. Bovendien vergt de beoordeling van een recht op vergoeding van immateriële schade volgens de vaste jurisprudentie een hoogstpersoonlijke, individuele beoordeling. Deze combinatie van het hoogstpersoonlijke karakter van de vordering en de grote aantallen aanvragen roept zeer complexe vragen op. Er is geen regeling of werkwijze bekend die daarbij als voorbeeld kan dienen. Grote aantallen vragen om een sterke mate van standaardisering en automatisering van de procedure, omdat anders de afhandeling van zoveel aanvragen mogelijk vele jaren zal duren. Standaardisering staat echter op gespannen voet met het hoogstpersoonlijke karakter van de vordering. De inhoud van de werkwijze, de ICT-systemen en de uitvoering moeten dus volledig nieuw worden ontwikkeld. Daar is meer tijd voor nodig.
De aanvrager moet zelf in de aanvraag motiveren dat er op grond van het civiele aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht een recht op schadevergoeding bestaat. Tegelijkertijd vind het IMG het belangrijk dat de drempel voor het aanvragen van een vergoeding voor immateriële schade voor burgers laag ligt en dat burgers zoveel mogelijk worden ontzorgd in de aanvraag van een vergoeding. Daarom probeert het IMG de procedure zo eenvoudig en toegankelijk mogelijk te maken, door aanvragers te helpen bij het onderbouwen van een persoonsaantasting. Dat doet het IMG onder meer door benodigde gegevens te verzamelen en klaar te zetten voor de aanvrager. Tegelijkertijd streeft het IMG ernaar de werkwijze voor immateriële schade, die gaat over de erkenning van ernstig leed en verdriet in Groningen, ook zo persoonlijk mogelijk te maken. Als laatste vindt binnen het IMG nog op verschillende onderwerpen onderzoek plaats. Om tot een evenwichtige en genuanceerde werkwijze te komen was uitvoerig juridisch en sociaal-psychologisch onderzoek nodig. Het IMG buigt zich nog over de wijze waarop de persoonlijke beleving gaat meewegen bij de beoordeling van de aanvraag.
Het is een ingewikkelde en veeleisende opgave om dit alles bij elkaar te brengen in een begrijpelijke en goed uitvoerbare werkwijze. Er wordt veelvuldig met tal van partijen overleg gevoerd om te toetsen of de ontworpen werkwijze tot het gewenste resultaat zal leiden. Het IMG betreurt dat de voorbereiding van de werkwijze meer tijd heeft gevergd dan aanvankelijk gedacht, maar achtte eerdere concepten van een werkwijze onvoldoende evenwichtig en genuanceerd. Het IMG heeft daarom meer tijd nodig voor de voorbereiding.
Kunt u aangeven waarom niet eerder ingeschat is dat een dergelijke regeling nieuw en complex is, zodat een realistische planning richting de Groningers kon worden gegeven?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3, buigt het IMG zich momenteel nog over o.a. de wijze waarop de persoonlijke beleving gaat meewegen bij de beoordeling van de aanvraag tot immateriële schadevergoeding. Met de komst van een nieuw bestuurslid per 1 oktober 2020 is de kennis binnen het IMG bestuur verbreed met expertise op psychosociaal gebied. Dit heeft mede geleid tot het creëren van andere invalshoeken en nieuwe inzichten op sociaal-maatschappelijk vlak binnen het inrichten van de werkwijze. Het IMG neemt deze inzichten mee om zo goed mogelijk van start te gaan met de werkwijze.
Wat is de nieuwe planning voor de regeling immateriële schade nu? Hoe realistisch is die?
Het IMG heeft aangegeven eind tweede kwartaal van dit jaar te kunnen starten met de afhandeling van aanvragen om vergoeding van immateriële schade. Die start zal gefaseerd zijn, te beginnen met honderd huishoudens. Daarna wordt het aantal huishoudens stapsgewijs uitgebreid. Deze gefaseerde start biedt het IMG de kans de opgedane ervaringen te gebruiken voor eventuele aanpassingen voordat de afhandeling grootschaliger wordt.
Welke versnellingsmogelijkheden ziet u nog om toch eerder te beginnen dan eind tweede kwartaal 2021, dan wel in het traject straks tijd in te halen?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5, heeft het IMG gecommuniceerd dat eind tweede kwartaal van dit jaar gestart wordt met de afhandeling van aanvragen om vergoeding van immateriële schade volgens de nieuwe werkwijze. Het IMG start met een kleine groep om voldoende ervaring op te doen voor het op grotere schaal toepassen van de werkwijze. Hierdoor kan mogelijk gedurende het traject tijd bespaard worden.
Deelt u de mening dat, zeker in Groningen, het belangrijk is dat er geen vertraging in regelingen optreedt?
Die mening deel ik. Ik ben echter ook van mening dat een werkwijze voor afhandeling van een complexe schadevorm zorgvuldig tot stand moet komen. Het zou zeer onwenselijk zijn dat de Groningers met een gebrekkige of te belastende werkwijze te maken krijgen.
Hoe en wanneer is, of wordt dit bericht aan de gedeputeerden zelf, die aanspraak zouden kunnen maken op de regeling immateriële schade, gecommuniceerd?
Het IMG heeft middels een nieuwsbericht van 10 maart op zijn website gecommuniceerd over de latere start van de werkwijze voor afhandeling van aanvragen om vergoeding van immateriële schade.
Waarom moet de Tweede Kamer dit bericht uit de media vernemen en is de Tweede Kamer hierover niet eerder geïnformeerd?
Adequate informatievoorziening richting uw Kamer over de gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg, en de gevolgen hiervan, is uiteraard belangrijk. Ik informeer uw Kamer regelmatig over de ontwikkelingen met betrekking tot de schadeafhandeling door het IMG en de mijlpalen die het IMG verwacht te halen. Ik zal uw Kamer ook proactief informeren over de ontwikkelingen omtrent de werkwijze voor de vergoeding van immateriële schade.
Kunt u toezeggen dat indien er in de toekomst onverhoopt weer van dit soort ontwikkelingen zijn, de Kamer wordt geïnformeerd voordat het in de media verschijnt?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 9 aangaf, mag u van mij pro-actieve informatievoorziening verwachten.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat zulke vertragingen van regelingen richting gedupeerden in Groningen in de toekomst worden voorkomen?
Het IMG bepaalt vanuit zijn onafhankelijk positie als zelfstandig bestuursorgaan zelf het proces van totstandkoming van de werkwijzen voor de afhandeling van schade, de inhoud daarvan en de communicatie hierover. Het is van belang om te noemen dat ik vanuit mijn systeemverantwoordelijkheid voor het IMG regelmatig overleg voer met het IMG om vinger aan de pols te houden over de belangrijkste ontwikkelingen en het IMG van de benodigde mensen en middelen voorzie om zijn taak uit te voeren. Ik kan echter niet garanderen dat er geen vertraging optreedt op basis van nieuwe ontwikkelingen of onvoorziene complexiteit.
Kunt u aangeven in hoeverre de waardedalingsregeling op schema ligt of wat de voortgang daarvan is?
Sinds 1 september 2020 handelt het IMG aanvragen om vergoeding van schade door waardedaling voor woningen af met behulp van zijn werkwijze voor schade door waardedaling aan woningen (de waardedalingsregeling). Sindsdien zijn 88.000 aanvragen gedaan, heeft het IMG circa 78.000 besluiten genomen en 350 miljoen euro aan schadevergoeding toegekend. Aanvragers waarderen de waardedalingsregeling met het cijfer 8,2. Bij de start van de waardedalingsregeling is uitgegaan van ongeveer 110.000 aanvragen, de uitvoering van de waardedalingsregeling loopt daarom op schema. Het IMG bekijkt de komende periode hoe inwoners die recht hebben op schadevergoeding, maar nog geen aanvraag in hebben gediend, bereikt kunnen worden.