Investeringen van Shell in Syrië |
|
Harry van Bommel , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Deelt u de conclusie dat Europese olie- en gasmaatschappijen belangrijke investeerders zijn in de Syrische olie- en gasproductie, die bovendien de enige sector van de Syrische economie is waarin door Europese bedrijven aanzienlijke investeringen zijn gedaan?1 Indien nee, hoe zijn dan de feiten of wat is uw interpretatie daarvan?
Deelt u de conclusie dat Shell door middel van dochtermaatschappij SSPD (Syria Shell Petroleum Development) de tweede grootste Europese maatschappij is in de Syrische olie- en gasindustrie? Indien nee, hoe zijn dan de feiten of hoe interpreteert u de feiten?
Is het waar dat naast Shell ook andere Europese firma’s als Total (Frankrijk), Gulfsands Petroleum (Verenigd Koninkrijk), INA (Kroatië), Saipem (Italië) en Maurel & Prom (Frankrijk) actief zijn in olie- en/of gasproductie? Indien nee, hoe zijn dan de feiten of hoe interpreteert u de feiten?
Deelt u de analyse dat de olie- en gasproductiesector in Syrië een belangrijke economische sector is die voor 5% bijdraagt aan het Bruto Binnenlands Product en dat de olie- en gasproductiebedrijven relatief hoge belastingrevenuen voor de Syrische staat opbrengen? Indien neen, hoe zijn dan de feiten of hoe interpreteert u de feiten?
Deelt u tevens de analyse dat het grootste deel van olieproducten in Syrië zelf wordt geraffineerd en gebruikt en dat het daarom waarschijnlijk is dat een deel ervan door de Syrische krijgsmacht, politie en andere veiligheidsdiensten wordt gebruikt? Indien neen, hoe zijn dan u feiten of hoe interpreteert u de feiten?
Kunt u aangeven wat de stand van overleg is met de Europese partners op dit terrein? Vindt overleg plaats met de Europese olie- en gasproducerende bedrijven in Syrië? Wat is de stand van zaken van dit overleg?
Deelt u de opvatting van de president-directeur van Shell Nederland, Benschop, dat Shell zich als commerciële onderneming niet met politieke zaken kan bezighouden in landen waar het werkt? Zo ja, waarom?2 Indien nee, wat betekent dat voor de actuele situatie in Syrië?
Acht u het een uiting van maatschappelijk verantwoord ondernemen dat Shell zaken doet in Syrië wetende dat de Syrische krijgsmacht en andere veiligheidsinstellingen gebruik maken van olieproducten om steden af te sluiten en burgers aan te vallen? Indien neen, bent u bereid Shell hierop te wijzen?
Kunt u aangeven op welke wijze Nederlandse maatschappijen die in Syrië werken gevolg geven aan de boycotmaatregelen van de EU?3 Deelt u de opvatting dat Shell bijvoorbeeld geen zaken meer moet doen met de hooggeplaatste Syrische functionarissen die op de zwarte lijst zijn geplaatst? Zo ja, op welke wijze wordt daaraan gevolg gegeven? Indien nee, waarom niet?
Acht u het wenselijk Nederlandse maatschappijen te bewegen hun productiewerkzaamheden in Syrië te staken tot de mensenrechtenschendingen zijn gestopt en politieke hervormingen in Syrië zijn afgekondigd? Zo ja, welke stappen onderneemt u daartoe? Indien neen, waarom niet? Kunt u dat toelichten?
Het Wetsvoorstel om schade aan de Staat Israël te voorkomen als gevolg van boycot |
|
Harry van Bommel , Mariko Peters (GL), Frans Timmermans (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het «Wetsvoorstel om schade aan de Staat Israël te voorkomen als gevolg van boycot», dat op 7 maart jongstleden in een eerste stemming door het Israëlische parlement is gesteund? Klopt het dat het parlement zich na het parlementaire reces, dat op 15 mei eindigt, opnieuw over het wetsvoorstel zal buigen en het voorstel dan naar verwachting als wet zal vaststellen?
Het wetsvoorstel is op 11 juli jongstleden in het Israëlische parlement aangenomen. De tekst van de aangenomen wet verschilt van eerdere versies van het wetsvoorstel. Ik verwijs daarom naar mijn antwoorden op de vragen van de leden Pechtold en Hachchi over de door het Israëlische parlement aangenomen antiboycotwet, nr 2011Z15568.
Klopt het dat het territoriale bereik van het wetsvoorstel niet alleen de staat Israël binnen zijn internationaal erkende grenzen omvat, maar ook de bezette Palestijnse gebieden, alsmede de bezette Golan-hoogvlakte? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat volgens het wetsvoorstel eenieder die oproept tot een boycot tegen de staat Israël of «gebieden onder controle van de staat Israël» een onrechtmatige daad (civil wrong) begaat? Klopt het dat de commissie «Constitution, Law and Justice» van het Israëlische parlement overweegt om een boycot niet alleen als onrechtmatige daad, maar zelfs als strafbaar feit aan te merken?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat een rechter volgens het wetsvoorstel een persoon die in strijd met de betreffende wet zou handelen tot een schadevergoeding kan veroordelen, zonder dat vooraf een bewijs van schade geleverd hoeft te worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u kennisgenomen van berichten dat de initiatiefnemer van de wet, het Knesset-lid Elkin, en andere parlementariërs de wet in de eerste plaats hebben voorgedragen om de nederzettingen tegen boycotacties te beschermen, die Israël in strijd met het internationaal recht in de bezette Palestijnse en Syrische gebieden heeft gebouwd? Kunt u hierop ingaan?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat in het wetsvoorstel niet duidelijk is gedefinieerd wat onder een «boycot» wordt verstaan en daardoor een breed scala aan gedragingen en handelingen door de wet getroffen zou kunnen worden, zoals het publiceren van kritische rapporten over het Israëlische nederzettingenbeleid of het weigeren van medewerking aan culturele activiteiten in nederzettingen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening van meer dan 50 Israëlische maatschappelijke organisaties dat (het oproepen tot) een boycot een civiel, niet-gewelddadig en legitiem middel is om sociale en politieke verandering na te streven?1 Deelt u de mening dat de voorgestelde wet ertoe leidt dat critici van het regeringsbeleid betreffende de nederzettingen worden belemmerd in het uitdragen van hun opvattingen en dat een open publiek debat wordt geblokkeerd?
Zie antwoord vraag 1.
Welke invloed heeft de voorgestelde wet op de vrijheid van meningsuiting en het recht om te protesteren van critici van het regeringsbeleid betreffende de nederzettingen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid de voorgestelde wet te bespreken met de Israëlische autoriteiten en hen te wijzen op de risico’s ervan voor de vrijheid van meningsuiting? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
De bewering dat in Afghanistan producten met kinder- en slavenarbeid worden gebruikt in NAVO-projecten |
|
Harry van Bommel , Joël Voordewind (CU), Sjoera Dikkers (PvdA), Mariko Peters (GL) |
|
Kent u de uitspraak van de auteur van het artikel «In Afghan Kilns, a Cycle of Debt and Servitude» in de New York Times in een door hem gemaakt filmpje: «According to kiln owners and contractors one of their top customers is NATO forces. Through local contractors NATO has purchased hundreds of thousands of bricks for construction projects»?1
Ja.
Houdt uw beantwoording dat de NAVO met redelijke zekerheid kan aangeven dat de uitvoerders geen kinderen in dienst hebben2, ook in dat deze uitvoerders van NAVO/ISAF projecten bakstenen inkopen die zonder kinder- en slavenarbeid zijn geproduceerd? Zo ja, kunt u de Kamer laten weten welke baksteenfabrieken vrij zijn van kinder- en slavenarbeid of daartoe zichtbare stappen ondernemen? Zo nee, hoe gaat u de NAVO/ISAF aanspreken op de ketenverantwoordelijkheid die zij in deze belangrijke kwestie heeft?
Kinderarbeid en exploitatie zijn belangrijke criteria die NAVO/ISAF hanteert bij de beoordeling van uitvoerders en onderaannemers in het kader van de contracterings- en aanschafprocedures. Ook verzekert NAVO/ISAF zijn uiterste best te doen om de aanvoerlijnen van onderaannemers in kaart te brengen. Daarin zoekt de NAVO/ISAF actief de steun van internationale en VN organisaties zoals ILO, UNDP en UNHCR.
Met redelijke zekerheid kan worden aangegeven dat directe contractanten van de NAVO geen kinderen of slaven in dienst hebben. Harde garanties zijn gezien de veiligheidssituatie en de daardoor beschikbare mogelijkheden tot controle echter niet te geven.
Afghanistan heeft alle relevante ILO Conventies tegen kinderarbeid ondertekend. Daarnaast verbiedt de Afghaanse arbeidswetgeving van 2007 gedwongen en slavenarbeid.
De NAVO neemt de berichtgeving over slavenarbeid serieus en vindt het van belang dat zoveel mogelijk informatie beschikbaar komt over slavenarbeid, zodat gerichte actie kan worden ondernomen. Mede naar aanleiding van de recente media aandacht voor dit onderwerp is de ILO van plan een studie uit te voeren naar slavenarbeid in steenfabrieken in de Nangrahar provincie in Afghanistan. Het doel van de studie is om data te verzamelen om deze vorm van slavernij in kaart te brengen. De studie zal dienen als de basis voor het identificeren van beleidsinterventies om deze praktijk te stoppen.
De NAVO/ISAF heeft een terechte principiële keuze gemaakt om zoveel mogelijk Afghaanse producten in te kopen. Hierdoor wordt de ontwikkeling van de zeer fragiele en nog in opbouw zijnde Afghaanse economie gestimuleerd. Door in te zetten op internationale normen en standaarden bij de contractering en aanschaf van producten geeft de NAVO een positieve prikkel aan de economie.
Nederland zal samen met andere lidstaten in de NAVO het grote belang van de strijd tegen kinder- en slavenarbeid ook in Afghanistan blijven benadrukken. Ook de Afghaanse regering zal regelmatig op haar verantwoordelijkheid worden aangesproken om kinder- en slavenarbeid te bestrijden, ook op het hoogste niveau. De bestrijding van kinder- en slavenarbeid is immers in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de Afghaanse regering. Zo heeft de NAVO Civiele Vertegenwoordiger de problematiek van kinder- en slavenarbeid onlangs opgebracht bij de recent opgerichte «Anti-Corruption Monitoring and Evaluation Committee», een hoog evaluatie-comité dat is gemandateerd om corruptiebestrijding in Afghanistan te overzien en rechtstreeks aan President en parlement te adviseren inzake de effectiviteit van corruptiebestrijdingsmaatregelen.
Kunt u nadere informatie geven over slavenarbeid in steenfabrieken die, via uitvoerders/contractors, aan de NAVO/ISAF, leveren? Kunt u informatie geven over de inspanningen van de NAVO/ISAF om de al jaren bestaande slavenarbeid in Afghaanse steenbakkerijen3 te bestrijden?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de uitkomst geweest van het gesprek met de civiele vertegenwoordiger van de NAVO in Kabul? Heeft de civiele vertegenwoordiger hierover inmiddels ook een gesprek met de Afghaanse regering gehad? Zo ja, wat is het resultaat daarvan? Gaat de Afghaanse regering dit probleem aanpakken? Is in dit gesprek ook afgesproken dat de NAVO/ISAF zich gaat inzetten, mogelijk samen met VN-organisaties als Unicef en de ILO, om kinder- en slavenarbeid in de baksteenfabrieken uit te bannen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat om kinder- en slavenarbeid te voorkomen of te bestrijden bij producten die aan de Nederlandse missie in Kunduz worden geleverd, het genoeg is om in de contracten met de uitvoerders een clausule op te nemen over kinderarbeid? Zo ja, waarop baseert u deze opvatting? Zo nee, welke andere maatregelen, waaronder inspectie, betere arbeidsvoorwaarden en rehabilitatie van de kinderen, zijn volgens u nodig om kinder- en slavenarbeid te bestrijden bij de vervaardiging van door Nederland ingekochte producten en diensten?
Uit de geactualiseerde mensenrechtenstrategie «Verantwoordelijk voor vrijheid: mensenrechten in het buitenlands beleid» die de Kamer op 5 april jl. is toegestuurd, blijkt de actieve inzet van de regering voor de naleving van fundamentele arbeidsnormen, zoals het verbod op kinderarbeiden hetverbod op dwangarbeid.
Het opnemen van een clausule over kinderarbeid in de contracten met uitvoerders in Kunduz is slechts één concreet onderdeel van de inzet van de regering wereldwijd om kinderen uit het arbeidsproces en in de schoolbanken te krijgen. Deze clausule maakt het mogelijk lokale uitvoerders aan te spreken op kinderarbeid en, indien nodig, in te grijpen zodra blijkt dat ingekochte producten of diensten vervaardigd zijn met kinderarbeid. Met de opname van deze clausule beoogt Nederland een bijdrage te leveren aan het tegengaan van uitbuiting van kinderen in Afghanistan. Daarnaast zet Nederland zich in door ondersteuning te geven aan lokale NGO’s die kinderarbeid en gedwongen arbeid bestrijden. Deze organisaties zorgen er bijvoorbeeld concreet voor dat kinderen uit het arbeidsproces worden gehaald en naar school gaan.
Geweld in Tibet |
|
Harry van Bommel |
|
Kunt bevestigen dat in Tibet, in de omgeving van het klooster Kirte, operaties zijn uitgevoerd door de Chinese politie en dat daarbij 300 mensen zijn gearresteerd? Indien nee, wat zijn naar uw informatie dan de feiten?12
Aangezien in de omgeving van het Kirti klooster reisbeperkingen gelden voor buitenlanders, beschik ik niet over feitelijke informatie uit eigen bronnen. NGO’s, zoals de International Campaign for Tibet, bevestigen het beeld zoals geschetst in de media.
Is het waar dat de Chinese regering een «wettelijke opvoedingscampagne» in Tibet is begonnen? Zo ja, deelt u de mening dat een dergelijke campagne in strijd is met de vrije ontwikkeling van de bevolking van Tibet? Indien nee, wat zijn dan de feiten?
De Chinese overheid heeft in het verleden burgers die protesteerden tegen het centrale overheidsbeleid verplicht «patriottische educatie» te volgen. De Chinese autoriteiten zetten daarmee deze personen onder druk om de overheidsvisie op de samenleving, op de rol van de communistische partij en op de rol van de burger te aanvaarden. Zodoende hoopt de overheid dat burgers hun verzet tegen het Chinese beleid opgeven. Dit is onverenigbaar met de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van religie en geloofsovertuiging. Het is niet uitgesloten dat een dergelijke campagne momenteel wordt uitgevoerd.
Bent u bereid rechtstreeks bij de Chinese autoriteiten te informeren naar het lot van de arrestanten en een rechtsstatelijke behandeling te bepleiten met inbegrip van vrijlating voor geweldloze activisten?
De EU heeft aan de Chinese autoriteiten naar aanleiding van de berichten over het Kirti-klooster haar zorgen overgebracht, in het bijzonder over de vermeende sterfgevallen, mishandelingen en massadetentie van monniken. De EU heeft daarbij aangedrongen op opheldering over de huidige situatie en toegang tot het gebied zodat de berichten kunnen worden geverifieerd.
Nederland stelt in contacten de zorgen over de mensenrechtensituatie in China aan de orde. Ten aanzien van de situatie van Tibetanen gebeurde dat bijvoorbeeld op 31 maart jl. tijdens het bezoek van een delegatie van Chinese Tibet-deskundigen onder leiding van de directeur van het Institute of Ethnology and Anthropology van de Chinese Academy of Social Sciences, in aanwezigheid van de Chinese ambassadeur.
Is het waar dat de in 1995 tot vijftien jaar gevangenisstraf veroordeelde Jigme Gyatso ernstig ziek is vanwege de slechte behandeling en marteling in de Qushui-gevangenis in Lhasa? Bent u bereid rechtstreeks bij de Chinese autoriteiten te pleiten voor onmiddellijke vrijlating? Indien nee, waarom niet?
De EU heeft de Chinese autoriteiten gevraagd Jigme Gyatso vrij te laten vanwege zijn gezondheid en zal dat blijven doen.
Een schadeclaim |
|
Harry van Bommel , Jasper van Dijk |
|
Is het waar dat een schadeclaim is ingediend tegen zowel het ministerie van Buitenlandse Zaken als het ministerie van Defensie door iemand die stelt voor de militaire inlichtingen- en veiligheidsdienst (MIVD) in Afghanistan te hebben gewerkt? Zo ja, voor welk bedrag? Is het waar dat het om minstens vijf miljoen euro gaat?1
In het openbaar kunnen geen mededelingen worden gedaan over operationele aangelegenheden van de MIVD. Desgevraagd kan de commissie IVD van uw Kamer worden geïnformeerd.
Is het waar dat bedoelde persoon, I.A., in Uruzgan voor de MIVD of voor andere diensten van de krijgsmacht heeft gewerkt? Zo nee, voor wie heeft hij dan gewerkt?
Zie antwoord vraag 1.
Is het tevens waar dat I.A. in 2006 is gevraagd contact te leggen met Taliban-opstandelingen? Om hoeveel personen ging het daarbij? Wat was het doel van deze gesprekken? Zo nee, hoe zijn dan de feiten? Bent u bereid de Kamer hierover, desnoods vertrouwelijk, te informeren?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat in 2007 door medewerkers van de MIVD aanvalswapens zoals AK47-machinepistolen, munitie en raketwerpers zijn besteld bij I.A.? Is het waar dat met wapens aanvallen op terroristische groeperingen zijn uitgevoerd? Zo ja, wanneer en op wie?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat als gevolg van de werkzaamheden van I.A. en de MIVD een aanslag in Nederland is voorkomen? Is dat feit op de een of andere manier al aan de Kamer gemeld? Zo ja, wanneer? Zo nee, waar gaat het om en bent u bereid de Kamer hierover, desnoods vertrouwelijk, te informeren?
Zie antwoord vraag 1.
Herinnert de minister van Defensie zich de woorden dat er wel een lijst van gezochte personen bestaat en dat hij «er aan hecht om de scheeftrekking door het woord «dodenlijst» weg te nemen», waarbij hij tevens benadrukte dat mulah Dadula kort daarvoor, half mei 2007, dodelijk was uitgeschakeld?2 Is het waar om te concluderen dat de dood van mulah Dadula te maken heeft met de operatie van de MIVD zoals door I.A. aangeduid? Zo nee, hoe zijn dan de feiten? Zo ja, bent u bereid de Kamer hierover, desnoods vertrouwelijk, te informeren?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat MIVD medewerkers Ben K., Jos S. en Martin G. op 22 mei 2007 op non-actief zijn gezet? Zo nee, hoe zijn dan de feiten?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat I.A., na het op non-actief stellen van MIVD medewerkers onder leiding van Ben K., zelf een aantal informanten runde? Kunt u de Kamer, desnoods vertrouwelijk, informeren hoe de MIVD deze mensen aanstuurde?
Zie antwoord vraag 1.
Is het tevens waar dat I.A. melding heeft gemaakt van twee bermbommenfabriekjes in Uruzgan die o.l.v. Bosniërs werden gedreven? Wat is uw reactie op de bewering dat «vijf tot zes militairen zijn omgekomen omdat de MIVD niet volgens de regels heeft gewerkt.»?
ISAF heeft verschillende bommenfabrieken opgerold. Bij dergelijke operaties kan gebruik worden gemaakt van informatie van beschermde bronnen. In het openbaar kunnen geen mededelingen worden gedaan over bronnen en overige operationele aangelegenheden van de MIVD.
De inzet Nederlandse militairen in Sahel-landen |
|
Harry van Bommel , Ewout Irrgang , Jasper van Dijk |
|
Is het waar dat de Flintlock-operatie in het kader van terrorismebestrijding wordt uitgevoerd en deel uitmaakt van de Operatie Enduring Freedom Trans Sahara? Zo nee, hoe zijn dan de feiten?1
Met het oog op de gereedstelling en de inzetbaarheid van de Nederlandse krijgsmacht is het van belang dat de operationele eenheden op het juiste niveau worden getraind. Eenheden van alle krijgsmachtdelen nemen daarom frequent deel aan (inter)nationale trainingen en oefeningen om met een zo kort mogelijke voorbereidingstijd operationeel te kunnen worden ingezet. In het bijzonder voor Special Forces geldt dat zij hun specifieke vaardigheden onder realistische omstandigheden moeten kunnen beoefenen. Deelneming aan hoogwaardige internationale meerdaagse oefenprogramma’s biedt daartoe een belangrijke mogelijkheid. In dit licht moet ook de deelneming van Nederlandse militairen aan het zogenoemde oefenprogramma Flintlock worden gezien.
Dit programma behelst een reeks van oefeningen en maakt deel uit van het oefenprogramma van de Verenigde Staten in Afrika. Flintlock wordt gepland door het Africa Command (AFRICOM) en uitgevoerd door het Special Operations Command Africa (SOCAFRICA). De algemene doelstelling van het oefenprogramma is het trainen van het tactische en operationele militaire niveau van Afrikaanse strijdkrachten, het vergroten van de samenwerking en de interoperabiliteit tussen de landen en het uitbreiden van de capaciteiten opdat de landen zelf beter in staat zijn terrorisme in de regio te bestrijden. De trainingsactiviteiten richten zich op het aanleren en verbreden van militaire vaardigheden op pelotonsniveau, zoals patrouilleren, navigeren, schieten en het inrichten van controleposten.
In organisatorische zin is het Flintlock-oefenprogramma onderdeel van het door het Amerikaanse State Department ontwikkelde Trans-Sahara Counter Terrorism Partnership (TSCTP). Het TSCTP beoogt (de uitbreiding van) terrorisme in de Trans-Sahara landen tegen te gaan. Het betreft een partnerschap van de Verenigde Staten, Algerije, Marokko, Tunesië, Tsjaad, Mali, Mauritanië, Burkina Faso, Niger, Nigeria en Senegal. Het militaire aandeel aan TSCTP noemen de Amerikanen Operation Enduring Freedom Trans-Sahara (OEF TS). Dit behelst een scala van militaire activiteiten. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan het inzetten van joint planning assistance teams, mobile training teamsencivil-military support elements en het uitvoeren vaninternational military education training en van senior leader engagement. Het oefenprogramma Flintlock is een specifiek onderdeel hiervan.
Voor Nederland geldt dat aan Flintlock wordt deelgenomen omdat het programma een unieke mogelijkheid biedt om onder klimatologisch en geografisch uitdagende omstandigheden in Afrika te trainen. Ook biedt de oefening kansen om de samenwerking en informatie-uitwisseling met internationale partners te bevorderen. Ten slotte kunnen Nederlandse militairen zich dankzij de oefening bekwamen in het trainen van militaire eenheden, in dit geval van Afrikaanse landen. Dat de Nederlandse eenheden met hun deelneming ook hebben bijgedragen aan de regionale capaciteit voor terrorismebestrijding is een positief aspect van de oefening, maar niet het hoofddoel van de Nederlandse bijdrage.
Nederland heeft vanaf 2007 in wisselende samenstellingen en op verschillende locaties deelgenomen aan de Flintlock-oefeningen.
Is het waar dat Nederland vanaf 2005 betrokken is bij de operatie Flintlock?2 Zo nee, hoe zijn dan de feiten? Kunt u een overzicht geven van de Flintlock-operaties van de afgelopen jaren waaraan Nederland heeft deelgenomen? Hoeveel Nederlandse militairen namen deel en wat waren de doelen van de afzonderlijke operaties? Zijn de doelen gehaald? Welke taken hadden de Nederlands militairen?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat de operatie is opgezet in het kader van het Amerikaanse Special Forces Commando voor Afrika (JSOFT-S)? Is het waar dat het om een multinationale militaire activiteit gaat waarbij Nederland deelneemt aan een Multinationaal Coördinatiecentrum? Zo nee, hoe zijn dan de feiten?
Ja, de Flintlock-oefeningen worden uitgevoerd door de Joint Special Operations Task Force Trans-Sahara (JSOTF-TS), die deel uitmaakt van SOCAFRICA.
Net als de andere deelnemende landen was Nederland gedurende de oefeningen vertegenwoordigd in het Multinational Coordination Centre (MCC), eerst als waarnemer en later als deel van deze oefenstaf. Het MCC is verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van het oefenscenario, de aansturing van de veldoefeningen en de organisatie van trainingen voor de eigen staf.
Is het waar dat vuurgevechten niet zijn uit te sluiten tijdens Flintlock? Hoeveel tic’s (troops in contact) heeft Nederland gehad vanaf 2005 tijdens Flintlock? Deelt u de opvatting dat oefeningen waarbij vuurgevechten niet zijn uit te sluiten ook aan de Tweede Kamer moeten worden gemeld? Zo nee, kunt u aangeven waarom niet?3 Zo ja, op welke wijze gaat u dat vormgeven?
De oefeningen worden uitgevoerd op militaire oefenterreinen, militaire kazernes en locaties die als zodanig herkenbaar en afgeschermd zijn. Er hebben zich geen incidenten of vuurgevechten voorgedaan tijdens de Flintlock-oefeningen.
Is het tevens waar dat tijdens deze oefening ook militairen van diverse Afrikaanse landen zijn opgeleid? Zo ja, om welke landen ging het precies en voor wat voor soort functies werden deze militairen opgeleid?
Zie antwoord vraag 1.
Welke landen nemen aan deze operaties deel? Is het waar dat niet ieder deelnemend land aan deze operatie bekend wil maken dat het meedoet? Wat is de reden van deze geheimhouding?4
De Flintlock-oefeningen worden gepland en uitgevoerd door Special Forces van genoemde landen. Bij een aantal van deze landen is het een standaardprocedure niet actief te communiceren over (oefen)activiteiten van speciale eenheden.
Waarom is Nederlandse deelname niet aan de Kamer meegedeeld en is evenmin gewerkt in het kader van een artikel 100-procedure?5 Is deelname van Nederlandse militairen door de Militaire Kerngroep Speciale Operaties (MKSO) beslist? Zo ja, wanneer? Zo nee, door welke minister is tot deze operatie beslist?
Aangezien de Nederlandse militaire inzet betrekking heeft op een oefening wordt de Kamer daarover niet geïnformeerd.
Het ministerie van Defensie beslist over de deelneming aan militaire oefeningen en consulteert het ministerie van Buitenlandse Zaken voor advies over de buitenlandpolitieke aspecten. De MKSO besluit niet over oefeningen.
Welke politieke prioriteit geeft u aan het opleiden van Afrikaanse militairen en special forces? Wanneer en op welke wijze is deze beleidslijn aan de Kamer voorgelegd?
De oefeningen hebben tot doel de krijgsmacht op het gewenste operationele niveau te brengen dan wel te houden. Van geval tot geval wordt bezien onder welke omstandigheden en met welke partners de beoogde oefendoelstellingen zo goed mogelijk kunnen worden verwezenlijkt. Zoals in antwoord op vragen 1, 2 en 5 al is verwoord, is Flintlock zeer geschikt om Nederlandse Special Forces in internationaal verband te trainen. Een oogmerk van de inzet van Nederlandse militairen in Afrika in bredere zin is overigens het opbouwen van Afrikaanse (institutionele) capaciteit ten behoeve van de veiligheidssector opdat de zelfredzaamheid van Afrikaanse landen wordt vergroot en de behoefte aan internationale defensieondersteuning afneemt. De Nederlandse bijdrage aan het ACOTA-programma waarbij Afrikaanse vredestroepen worden getraind ter voorbereiding op de inzet in regionale vredesmissies is daarvan een voorbeeld, zie Kamerstuk 22 831, nr. 61.
Deelt u de opvatting dat deze operatie de militarisering van politieke problemen in de Sahel-landen in de hand werkt? Deelt u tevens de mening dat de aanwezigheid van Nederlandse en andere Westerse troepen verdere weerstand op kan wekken? Zo nee, waarom niet?
De Flintlock-oefeningen maken deel uit van een uitgebreid partnerschapprogramma. De planning, voorbereiding en uitvoering van deze oefeningen verlopen in nauwe samenwerking en in goed overleg met de genoemde Trans-Saharalanden. Het hoofddoel van Nederlandse deelneming is dat met Flintlock-oefeningen in de specifieke landen de Nederlandse speciale eenheden in staat worden gesteld om onder unieke geografische en klimatologische omstandigheden te trainen en de interoperabiliteit met partners in deze regio te bevorderen. De oefening draagt daardoor direct bij tot de gereedstelling van de Nederlandse krijgsmacht.
Uitsluiting kandidaten algemene verkiezingen in Turkije op 12 juni 2011 |
|
Harry van Bommel |
|
Deelt u de opvatting dat de uitsluiting van 12 kandidaten, waaronder Leyla Zana naast ook niet Koerdische kandidaten, voor de algemene verkiezingen in Turkije op 12 juni in strijd is met de normen van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) voor vrije en eerlijke verkiezingen? Indien neen, waarom niet?1
Nederland is van mening dat kandidaten, waaronder ook Koerden, het recht hebben zich te kandideren voor de parlementsverkiezingen in Turkije. Kandidaten op voorhand hiervan uitsluiten, is niet alleen in strijd met de OVSE-normen, maar staat ook haaks op de Kopenhagen-criteria waaraan Turkije als kandidaat-lidstaat van de EU dient te voldoen. Op het voornemen om genoemde personen van deelname uit te sluiten, is overigens ook door journalisten, ngo’s en politici, waaronder AKP-leden, afwijzend gereageerd. Uiteindelijk hebben zeven van de twaalf personen alsnog toestemming gekregen om zich te kandideren, nadat zij hadden aangetoond dat zij de aan hen opgelegde straf hadden uitgezeten. De overige vijf kandidaten waren niet in staat om de gevraagde documenten (tijdig) te overleggen, waardoor de Turkse Kiesraad, de «Hoge Electorale Raad», hun uitsluiting heeft gehandhaafd.
Deelt u de opvatting dat deze maatregelen niet bijdragen aan het noodzakelijke proces van verdergaande democratisering in Turkije? Indien nee, waarom niet?2
Het op voorhand uitsluiten van groepen of personen van verkiezingen draagt niet bij aan het democratiseringsproces in Turkije.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot onderhandelingen van de EU met Turkije over de hoofdstukken 23 en 24 van het toetredingsverdrag? Deelt u de mening dat hoe dan ook, dus ook nu al, de basisprincipes van het Europees verdrag voor de Rechten van de Mens moeten worden toegepast in Turkije? Indien nee, waarom niet?3
Hoofdstukken 23 (rechtelijke macht en fundamentele vrijheden) en 24 (JBZ) zijn nog niet geopend, mede omdat een lidstaat een de facto-blokkade op bespreking van de openingsvoorwaarden heeft gelegd. Turkije is verder zowel partij bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens als EU-kandidaat-lidstaat en kan daarom aan de onderliggende basisprincipes gehouden worden.
Bent u bereid er op zo kort mogelijke termijn bij de Turkse autoriteiten op aan te dringen deze kandidaten alsnog de gelegenheid te geven zich officieel te kandideren voor de verkiezingen? Indien nee, waarom niet?
Beoordeling van individuele kandidaten is in eerste instantie aan de Turkse Kiesraad. Daarnaast is het aan het Turkse parlement om zich over de uiteindelijke datum van de verkiezingen te buigen. Nederland zal zorgen over de verkiezingen in Turkije zonodig bilateraal en in multilateraal verband aan de orde stellen.
Deelt u de mening dat uitstel van de algemene verkiezingen van 12 juni een reële optie moet zijn om de verkiezingen met alle kandidaten mogelijk te maken? Indien nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Aanval op kamp Ashraf in Irak |
|
Harry van Bommel |
|
Is het waar dat vanaf donderdagavond 7 april een aanval door het Irakese leger een aanval is uitgevoerd op Kamp Ashraf, waarbij gebruik is gemaakt van landmachteenheden en speciale eenheden van de politie met honden? Is duidelijk wat het doel van de aanval is?
Het Iraakse leger is in de nacht van donderdag 7 op vrijdag 8 april jl. het kamp binnengevallen. De Iraakse autoriteiten hebben aangegeven dat de actie bedoeld was om de illegale uitbreiding van het kamp terug te dringen. Ook heeft de Iraakse overheid aangegeven de Mujahedin-e-Khalq Organisatie, waarvan de kampbewoners aanhangers zijn, te beschouwen als terroristische organisatie. De autoriteiten zijn overgegaan tot deze actie aangezien artikel 7 van de Iraakse grondwet aanwezigheid van terroristische organisaties op Iraaks grondgebied niet toestaat.
De Iraakse autoriteiten en de leiding van Kamp Ashraf spreken elkaar tegen over de precieze gebeurtenissen. Er zijn geen onafhankelijke bronnen waaruit kan worden afgeleid wat zich heeft afgespeeld. De VN in Irak, die het kamp heeft kunnen bezoeken, heeft bevestigd dat er 34 doden zijn gevallen, waaronder 6 vrouwen. De VN heeft foto’s getoond van de lichamen van de slachtoffers, waarop te zien was dat de meerderheid van hen schotwonden in borstkas en buik had, en een aantal personen is overreden. Er zijn ook gewonden gevallen bij de actie, maar het aantal is onbekend.
Is het waar dat zeker 200 mensen zijn verwond en minstens 23 mensen (17 mannen en 6 vrouwen) zijn gedood?1 Indien nee, hoe zijn dan de feiten?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat generaal Ali Gheidan, commandant van de Irakese infanterie, opdracht heeft gegeven om met scherp te schieten? Is het tevens waar dat met militaire voertuigen op mensen is ingereden? Indien neen, hoe zijn dan de feiten?2
Zie antwoord vraag 1.
Wat bent u voornemens te doen jegens de regering van Irak in het licht van uw opvatting dat «de bewoners van Kamp Ashraf recht hebben op een humanitaire behandeling en op waarborging van hun mensenrechten»? Deelt u de opvatting dat deze aanval een flagrante schending is van een humanitaire behandeling? Indien nee, waarom niet?3
De inval en het gebruikte geweld zijn in strijd met de humanitaire behandeling die de Iraakse autoriteiten de bewoners van Kamp Ashraf moeten garanderen. Tegelijkertijd hebben de kampbewoners zich niet aan het Iraakse recht gehouden. Het zich toe-eigenen van omliggend land en de bemoeienis van de MKO met de Iraakse politiek zijn illegaal volgens de Iraakse grondwet. De bewoners van het kamp hebben overigens nog steeds toegang tot basisvoorzieningen inclusief medische zorg.
EU-Hoge Vertegenwoordiger Catherine Ashton heeft op 9 april een verklaring uitgebracht waarin ze haar afschuw uitspreekt over het gebruikte geweld en de Iraakse autoriteiten oproept de mensenrechten van de bewoners van Kamp Ashraf te waarborgen. De ambassadeurs van de in Irak vertegenwoordigde EU-landen, die de situatie in Kamp Ashraf regelmatig bespreken met de Iraakse autoriteiten, hebben op 11 april jongstleden in gesprek met president Talabani en minister van Buitenlandse Zaken Zebari de Iraakse autoriteiten opgeroepen zeer terughoudend te zijn met geweld. Ook de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties, Pillay, heeft aangegeven dat het door de Iraakse autoriteiten gebruikte geweld onacceptabel is.
Wilt er bij de Irakese autoriteiten op aandringen de arrestanten vrij te laten en hoe dan ook niet uit te leveren aan Iran? Indien nee, waarom niet? Bent u bereid hierop de Nederlandse ambassade te laten toezien? Indien nee, waarom niet?
Uit contacten met het Rode Kruis is vernomen dat de arrestanten inmiddels zijn vrijgelaten.
Bij de overdracht van de verantwoordelijkheid voor Kamp Ashraf door de Amerikanen aan de Iraakse autoriteiten is afgesproken dat geen van de kampbewoners naar Iran zal worden teruggestuurd. President Talabani en minister van Buitenlandse Zaken Zebari hebben tijdens het gesprek met de EU-ambassadeurs op 11 april laten weten dat ze zich aan deze afspraak zullen houden. Nederland en de EU blijven, in overleg met de Iraakse autoriteiten, de nadruk leggen op dit punt.
Deelt u de mening dat het noodzakelijk is een internationaal onafhankelijk onderzoek te laten doen? Deelt u de opvatting dat de verantwoordelijken voor dit bloedbad gerechtelijk moeten worden vervolgd? Zo ja, door wie? Indien nee, waarom niet?
Ik steun de oproep van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties Pillay tot een internationaal onafhankelijk onderzoek. Degenen die verantwoordelijk blijken te zijn voor het toegebrachte geweld dienen gerechtelijk te worden vervolgd door de Iraakse autoriteiten.
De politieke situatie in Syrië en in het bijzonder de situatie van politieke gevangenen |
|
Harry van Bommel |
|
Wat is uw oordeel over de politieke ontwikkelingen in Syrië na het aftreden van de regering?1 Acht u de kans reëel dat politieke vrijheden worden toegestaan en politieke gevangenen worden vrijgelaten?
De protesten in Syrië houden aan, een teken dat het volk geen vertrouwen heeft in de door de autoriteiten aangekondigde maatregelen. Vanwege het gesloten karakter van het land is het zeer moeilijk om een juist beeld te krijgen van de protesten in Syrië. In ieder geval is het gewelddadige optreden van de autoriteiten tegen de vreedzame betogers ontoelaatbaar. De internationale gemeenschap heeft hiertegen krachtig geprotesteerd en het Syrische regime opgeroepen snel en daadkrachtig met een adequaat pakket aan politieke en economische hervormingen te komen, om zo gehoor te geven aan de verlangens van het volk.
Politieke vrijheden zijn in Syrië nog niet in zicht. Het opheffen van de noodtoestand gaat gepaard met nieuwe restricties (zoals een algemeen verbod op protesten tenzij vooraf door autoriteiten goedgekeurd) die feitelijk als vervanging ervan kunnen worden aangemerkt. De inzet van het leger tegen demonstranten stemmen niet hoopvol voor de mate van hervormingsgezindheid van het regime.
Bent u bekend met de situatie van politieke gevangenen in Syrië en die van hongerstakende politieke gevangenen in het bijzonder? Is het waar dat twee politieke gevangenen, Tohamah Maroof en Kamal Sheikho, sinds half februari in hongerstaking zijn?2
Ja, ik ben bekend met de situatie van politieke gevangenen in Syrië en van de politieke gevangenen die onlangs in hongerstaking zijn gegaan.
Over Kamal Sheikho is bekend dat hij werd gearresteerd toen hij met gebruikmaking van het paspoort van zijn broer Syrië wilde uitreizen. Nadat hij op 16 februari jl. in de Adra gevangenis nabij Damascus met een groep politieke gevangenen in hongerstaking was gegaan, is hij op 13 maart jl. op borgtocht vrijgelaten. Op 16 maart jl. werd hij weer opgepakt omdat hij meedeed met de demonstratie voor het ministerie van Binnenlandse Zaken op het Marjeh (martelaren) plein in Damascus, om vrijlating voor politieke gevangenen te bepleiten. Het is onduidelijk waar Kamal Sheikho thans wordt vastgehouden en of hij opnieuw in hongerstaking is gegaan, maar zijn situatie is onderwerp van aandacht in de lokale mensenrechtenwerkgroep van de EU die periodiek bijeenkomt. Van de groep van 30 activisten die op 16 maart jl. in Damascus is gearresteerd, is hij één van de weinigen is die nog in hechtenis zit.
De zaak van Tohamah Maroof is onbekend. De ambassade heeft getracht informatie te achterhalen over deze kwestie maar is daarin nog niet geslaagd.
Bent u bereid bij de autoriteiten te eisen dat alle politieke gevangenen onmiddellijk worden vrijgelaten?
De Hoge Vertegenwoordiger van de EU heeft op 24 en 26 maart en opnieuw op 29 april en 6 juni jl. opgeroepen tot vrijlating van alle politieke gevangenen. Ook in de conclusies van de Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken van 12 april, 23 mei en 20 juni jl. zijn de Syrische autoriteiten opgeroepen tot de onmiddellijke vrijlating van alle politieke gevangenen en mensenrechtenvoorvechters.
Eventueel gebruik van munitie met verarmd uranium en clustermunitie |
|
Harry van Bommel , Jasper van Dijk , Angelien Eijsink (PvdA), Frans Timmermans (PvdA) |
|
Welke praktische consequenties verbindt u aan uw steun voor de resolutie 65/55 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) die op 13 januari 2011 is aangenomen, te meer daar de regering van mening is dat het bij verarmd uranium gaat om «sterk vervuilend spul»?1
De regering is voorstander van verder onderzoek naar de gezondheidseffecten van verarmd uranium houdende munitie. Het ministerie van Defensie volgt de onderzoeken naar gezondheidseffecten van bestanddelen van munitie en van de daarin toegepaste metalen en metaallegeringen. Als daar aanleiding voor is, wordt aanvullend onderzoek gedaan. Waar sprake is van risico's of mogelijke risico's zijn voorzorgsmaatregelen van toepassing. Voor situaties waar sprake is van mogelijke blootstelling van personeel aan resten van munitie met verarmd uranium is door het ministerie van Defensie een richtlijn met voorzorgsmaatregelen opgesteld.
Paragraaf 3 van VN resolutie A/65/55 verzoekt de Secretaris-Generaal van de VN om relevante internationale organisaties te verzoeken om hun studies naar de mogelijke effecten van munitie met verarmd uranium op de volksgezondheid voort te zetten. De regering neemt met belangstelling kennis van dergelijk onderzoek en waardeert de inspanningen die op dit gebied door internationale organisaties en onderzoeksinstellingen worden verricht.
De huidige kennis van de gezondheidseffecten op lange termijn van metalen en metaallegeringen biedt onvoldoende aanleiding voor een internationaal moratorium. Omdat bepaalde metalen of metaallegeringen noodzakelijk zijn voor de effectiviteit van de munitie is een dergelijk moratorium bovendien niet wenselijk. Bovendien acht de regering een moratorium met brede reikwijdte in internationaal verband niet realistisch, gezien de standpunten van diverse landen in het verleden. Wij verwijzen hierbij ook naar onze brief aan de Tweede Kamer van 11 maart 2010 (Kamerstuk 31 123-X / 31 123-Y nr. 82).
Welke stappen onderneemt u om verontreiniging van het milieu te voorkomen, zoals voorgesteld door het Milieuprogramma van de VN UNEP in resolutie A/65/55 paragraaf 3? Welke stappen bent u bereid te nemen over te gaan op het instellen van een moratorium op het gebruik van verarmd uranium?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om op grond van VN resolutie A/65/55 paragraaf 6, de Verenigde Staten, Israël, Rusland en Groot-Brittannië te vragen de coördinaten vrij te geven van de locaties waar ooit met munitie met verarmd uranium is geschoten? Indien neen, waarom niet?
Paragraaf 6 van VN-resolutie A/65/55 nodigt lidstaten van de VN die munitie met verarmd uranium hebben gebruikt uit om – op verzoek van landen waar dit type munitie gebruikt is – informatie te verschaffen over de inzet van die munitie. Aangezien de resolutie deze uitnodiging al doet, ziet de regering geen aanleiding deze uitnodiging te herhalen.
Bent u bereid vast te stellen wat voor munitie met verarmd uranium in Libië is gebruikt? Bent u bereid er bij de VS op aan te dringen geen wapens met verarmd uranium te gebruiken bij handhaving van resolutie 1973 in Libië?2 Indien nee, hoe verhoudt zich dat tot ondersteunen van A65/55? Indien wapens met verarmd uranium zijn gebruikt in Libië, bent u bereid aan te dringen op het doen nemen van beschermende maatregelen voor burgerbevolking? Indien nee, waarom niet?
Navraag bij de Amerikaanse autoriteiten heeft de inzet van munitie met verarmd uranium bij operaties door de VS niet kunnen bevestigen. Nederland gebruikt geen munitie waarin verarmd uranium is verwerkt. Nederlandse F-16»s nemen deel aan de NAVO operaties op grond van resoluties 1970 en 1973 van de VN-Veiligheidsraad. De Nederlandse F-16»s worden alleen ingezet voor handhaving van het wapenembargo en de no fly zone.
Waarom bent u niet bereid meer in te zetten op een moratorium op het gebruik van wapens met verarmd uranium als u zich tegelijkertijd verplicht voelt beschermingsmaatregelen te treffen voor personeel van de krijgsmacht tegen besmetting?3
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om als ondertekenaar van Conventie over Clustermunitie er op toe te zien dat geen clustermunitie wordt gebruikt in Libië door staten die de conventie niet hebben ondertekend? Zo ja, op welke wijze? Indien neen, waarom niet? Bent u bereid te informeren bij de landen die de no-fly-zone boven Libië uitvoeren of zij gebruik maken van clustermunitie? Indien nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en kunt de Kamer over uw bevindingen informeren?4
Persvrijheid in Turkije |
|
Harry van Bommel |
|
Deelt u de mening dat de arrestatie van een aantal journalisten, zoals Ahmet Sik en Nedim Sener, in Turkije in strijd is met de vrijheid van meningsuiting?1 Is het waar dat 68 journalisten in arrest zijn vanwege hun werk? Zo ja, deelt u de mening dat het noodzakelijk is journalisten onmiddellijk vrij te laten? Indien neen, waarom niet?2
Genoemde journalisten en schrijvers zijn aangehouden in het kader van een breder justitieel onderzoek naar de zogenaamde «Ergenekon»-zaak; een vermeende samenzwering van onder meer Turkse generaals, journalisten, schrijvers en academici gericht op destabilisering van democratische instituties, waaronder de regering-Erdoğan. Het Kabinet gaat niet in op individuele tenlasteleggingen. Het precieze aantal verdachten is daarbij moeillijk vast te stellen. Wel volgt Nederland, samen met de Europese Commissie en overige EU-lidstaten, deze ontwikkelingen op de voet. Het uitgangspunt daarbij is dat alle verdachten in Turkije op een eerlijke en onafhankelijke rechtsgang moeten kunnen rekenen.
Bent u bekend met de conclusies van Sener, naar aanleiding van zijn onderzoek naar de moord op Hrant Dink, dat politie en veiligheidsdiensten geen hand uitstaken om de moord op Dink te voorkomen? Is het waar dat dezelfde agenten in de zaak Dink nu het onderzoek leiden naar mensen die de regering niet gunstig gezind zijn?
Ik ben bekend met de conclusies van journalist Nedim Sener. De EU zal de Turkse regering blijven aanspreken op het waarborgen van een eerlijke procesgang in Turkije.
Acht u de arrestaties in Turkije overeenkomstig de status van een kandidaat lidstaat van de EU? Zo ja, kunt u dat toelichten? Indien nee, bent u bereid de Turkse regering te manen haast te maken met de democratisering?
In Turkije hebben zich de afgelopen jaren positieve en negatieve ontwikkelingen voorgedaan. Zo hebben er aanzienlijk minder vervolgingen op basis van artikel 301 van het Turkse strafrecht plaatsgevonden. Op basis van andere wetsartikelen (met name artikel 2853 en 2884 van het Wetboek van Strafrecht) is echter sprake van een toenemend aantal vervolgingen. Dit baart het Kabinet zorgen. In aanvulling hierop, staan de media in Turkije onder druk doordat websites worden verboden en er sprake is van zelfcensuur onder journalisten.
Het Kabinet spreekt de Turkse regering, zowel bilateraal als via de EU, voortdurend aan op de noodzaak implementatie van de Kopenhagen-criteria, waaronder de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid te waarborgen. Dit heb ik nog gedaan tijdens mijn bezoek aan Ankara op 2 februari jl.
Het Kabinet heeft, tot slot, geen bevestiging van de precieze rol van Fethullah Gülen bij genoemde arrestaties.
Bent u bereid in de onderhandelingen van de Europese Unie met Turkije opheldering te vragen over de rol van Fethullah Gülen in de huidige politieke constellatie in Turkije? Indien neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De vermissing van een Nederlander in Egypte |
|
Harry van Bommel |
|
Bent u bekend met het lot van de Nederlands-Egyptische man Hisham Diab die, ondanks het feit dat hij al op 8 mei 2004 had moeten zijn vrijgelaten, in de Liman Tora gevangenis verblijft?1 Bent u bereid navraag te doen naar hem en opheldering te verkrijgen over zijn verblijf?
Ja, ik ben bekend met de zaak van de heer Diab en berichten over geweld tegen gevangenen bij recente uitbraakpogingen. De heer Diab werd onmiddellijk na zijn vrijlating, op 9 mei 2004 opnieuw aangehouden en werd sindsdien vastgehouden op grond van de Egyptische «emergency law».
De Nederlandse ambassade in Kairo heeft sinds de arrestatie van de heer Diab geregeld contact met de Egyptische autoriteiten over deze zaak. Nog onlangs gebeurde dat tijdens een bezoek van de Nederlandse ambassadeur op 17 maart j.l. aan de Egyptische onderminister voor protocol. Ook tijdens een onderhoud met de ambassadeur Mensenrechten van het Egyptische Ministerie van Buitenlandse Zaken, mw. Layla Bahaa Al-Din, is aandacht gevraagd voor de situatie van de heer Diab.
Volgens gegevens van de Nederlandse ambassade in Kairo zat de heer Diab vanaf 2008 vast in de Damanhour-gevangenis. Navraag door de ambassade bij de directie van deze gevangenis leverde op dat de heer Diab tijdens de recente onlusten in Egypte, d.w.z. kort na 25 januari jl. niet is gedood, maar uit de Damanhour gevangenis zou zijn ontsnapt. Onafhankelijk van de informatie van de gevangenisdirecteur heeft mw. Layla Bahaa Al-Din van het Egyptische Ministerie van Buitenlandse Zaken ditzelfde gemeld aan de ambassade.
Op 20 april meldde Amnesty International in een rapport over administratieve detentie in Egypte dat de heer Diab op 6 februari zou zijn vrijgelaten.
Op 2 mei kon de ambassade bevestigen dat de heer Diab inderdaad vrij is.
Bent u tevens bekend met berichten dat onlangs tientallen gedetineerden zouden zijn doodgeschoten in Egyptische gevangenissen? Kunt u uitsluiten dat de heer Diab dit ook is overkomen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid er bij de Egyptische autoriteiten op aan te dringen Diab zo spoedig mogelijk vrij laten? Indien neen, waarom niet? Bent u tevens bereid opheldering te vragen over berichten over het doden van gevangenen door bewakers? Wilt u, indien dit juist blijkt, dit ten strengste afkeuren en de Egyptische regering verzoeken strafrechtelijk op te treden tegen de daders? Indien nee, waarom niet?
Sinds de aanhouding van de heer Diab heeft Nederland zich steeds voor hem ingespannen door consulaire bezoeken af te leggen en door aandacht te vragen voor zijn zaak bij de Egyptische autoriteiten. De heer Diab heeft in 2007 echter aangegeven geen prijs meer te stellen op consulaire bijstand, en weigert ambassademedewerkers te spreken. De ambassade is zich desondanks blijven inspannen de heer Diab te bezoeken.
Zoals in het antwoord op de vragen 1 en 2 is gemeld, heeft Nederland zich steeds ingespannen om duidelijkheid te krijgen over het lot van de heer Diab.
Verschillende mensenrechtenorganisaties doen momenteel onderzoek naar de recente gebeurtenissen in Egyptische gevangenissen. Nederland heeft zowel in EU-verband als in bilaterale contacten met de Egyptische autoriteiten gepleit voor berechting van hen die zich schuldig hebben gemaakt aan het gebruik van geweld tijdens recente onlusten in Egypte.
Arrestaties in Irak |
|
Harry van Bommel |
|
Is het waar dat tenminste tien mensen in Irak zijn gearresteerd naar aanleiding van een demonstratie tegen werkloosheid, corruptie en slechte sociale omstandigheden in Bagdad op 7 maart? Indien nee, wat zijn dan de feiten?1
Naar aanleiding van de recente demonstraties hebben tientallen arrestaties plaatsgevonden, niet alleen in Bagdad maar ook in Erbil en Suleymaniya. Het is echter tot nu toe niet mogelijk het genoemde bericht te bevestigen. De Nederlandse ambassade in Bagdad en contactpersonen van internationale en Iraakse mensenrechtenorganisaties kunnen geen informatie vinden over deze arrestanten. Volgens Amnesty International zouden vier van de tien personen reeds zijn vrijgelaten op 10 maart jongstleden.
Deelt u de vrees van Amnesty International dat deze arrestanten bloot staan aan het ernstige risico op mishandeling of marteling? Indien nee, waarom niet?
Mishandeling en marteling komen in het Iraakse gevangenissysteem helaas op grote schaal voor. Mogelijk worden ook deze arrestanten hierdoor getroffen.
Bent u bereid er bij de Irakese autoriteiten op aan te dringen deze arrestanten onmiddellijk vrij te laten? Indien nee, waarom niet?
Nederland spreekt de Iraakse autoriteiten zowel bilateraal als in EU- en VN-verband aan op zijn verantwoordelijkheid om de wensen en klachten van de Iraakse bevolking serieus te nemen en de mensenrechten te eerbiedigen. Zo riep Hoge Vertegenwoordiger Ashton op 25 februari 2011 de Iraakse overheid op om de veiligheid van demonstranten te garanderen en de huidige spanning tussen burgers en overheid op te lossen door het politieke en democratische proces in plaats van door het gebruik van geweld.
Speciaal Vertegenwoordiger van de Secretaris-General van de Verenigde Naties voor Irak, de heer Melkert, riep op 2 maart de Iraakse autoriteiten op het belang van participatie van alle Irakezen in het opbouwen van de Iraakse staat en samenleving te erkennen. Hij benadrukte dat vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging fundamentele rechten zijn die moeten worden gerespecteerd. Melkert wees erop dat de VN bezorgd is over de meldingen inzake mensenrechtenschendingen door overheidspersoneel tijdens de huidige protesten en verwees daarbij naar berichten over het gebruik van disproportioneel geweld tegen demonstranten, beperkingen die worden opgelegd aan de media, en de arrestatie en detentie van demonstranten. De VN heeft het Iraakse parlement opgeroepen degenen die zich schuldig maken aan mensenrechtenschendingen te vervolgen.
Het Iraakse parlement heeft aandacht voor de mensenrechtensituatie: er is een parlementaire mensenrechtencommissie aangesteld die zich inzet voor het verbeteren van de mensenrechtensituatie in Irak. Die commissie staat in nauw contact met de ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie om misstanden in het Iraakse veiligheidsapparaat aan te pakken, hetgeen recentelijk heeft geleid tot de sluiting van een gevangenis die niet aan internationale standaarden voldeed. Ook zet het parlement zich er voor in zo spoedig mogelijk een onafhankelijke mensenrechtencommissie bestaande uit experts op te zetten.
De Nederlandse ambassadeur in Irak sprak op 10 maart 2011 met de Iraakse minister van Buitenlandse Zaken Zebari. In antwoord op de Nederlandse zorgen omtrent de houding van de Iraakse overheid jegens de Iraakse demonstranten gaf Zebari aan dat de Iraakse regering de klachten van de bevolking serieus neemt en werkt aan een oplossing. De Nederlandse regering zal Irak blijven aanspreken op zijn verantwoordelijkheden inzake het waarborgen van de mensenrechten en zal daarbij ook pleiten voor het vrijlaten van ten onrechte vastgezette demonstranten.
Bent u bereid er bij de Irakese regering op aan te dringen onafhankelijk onderzoek te laten doen naar deze arrestaties en de omstandigheden van gevangenhouding? Indien nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u tevens bereid bij de Irakese regering de gerechtvaardigde klachten van de demonstranten onder de aandacht te brengen en er bij de regering op aan te dringen gevraagde hervormingen, zoals volledige vrijheid van meningsuitingen, vrijheid van vergadering, door te voeren?
Zie antwoord vraag 3.
Nederlands mensenrechtenbeleid |
|
Harry van Bommel |
|
Wat bedoelde u met de zinsnede «a major improvement would be to reduce the number of resolutions on the Israeli-Palestinian conflict»?1 Volgt uit deze oproep dat er teveel resoluties over Israël worden ingediend en aangenomen? Op welke resoluties doelde? Gaat het daarbij om resoluties van de Mensenrechtenraad of ook om die van de Veiligheidsraad? Kunt u aangeven welke resoluties overbodig zijn?
De regering heeft meermaals te kennen gegeven dat zowel het aantal resoluties in VN-Mensenrechtenraad (MRR) en in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) over de situatie in het Midden-Oosten als de toonzetting daarvan niet bijdraagt aan een klimaat dat bevorderlijk is voor het internationaal recht en het bijleggen van het Arabisch-Israëlisch conflict.
In de aangehaalde passage uit mijn toespraak tot de 16e MRR heb ik deze opvatting tot uitdrukking gebracht waar het gaat om de MRR. Daarbij refereerde ik aan de resoluties die verband houden met het Israëlisch-Arabisch conflict, in de 16e MRR zes in getal. Stroomlijning en samenvoeging daarvan ligt in de rede.
De MRR-behandeling die de situatie in het Midden-Oosten ten deel valt, wijkt sterk af van de behandeling van ernstige mensenrechtensituaties in andere regio’s. Daaraan is geen vast agenda-item gewijd. Het aantal resoluties is lager (vier resoluties in totaal gewijd aan resp. Noord-Korea, Iran, Ivoorkust en Birma) en de toonzetting ervan zakelijker en oplossingsgerichter.
Een vergelijkbare observatie is te doen voor de AVVN: in de lopende AVVN zijn reeds negentien resoluties aangenomen die rechtstreeks of indirect betrekking hebben op Israël, tegenover zestien resoluties gerelateerd aan [spanningen in] andere landen of gebieden. Israël is daarbij het enige land dat onderwerp is van meerdere resoluties.
Wat bedoelde u in de voorafgaande zin van uw speech met «refrain from a one-sided approach»? Kunt u uitsluiten dat deze zinsnede, maar ook de hele passage, door andere lidstaten als eenzijdig, want volledig pro-Israëlisch, wordt beoordeeld en dat u daarmee uw doel voorbijschiet? Indien nee, waarom niet?
Het is andere MRR-lidstaten bekend dat Nederland voorstander is van een evenwichtige benadering met aandacht voor de rechten en verplichtingen van alle partijen. Deze aanpak is bij uitstek niet eenzijdig.
Nederland als vestigingsplek voor het Libische bedrijf Oilinvest |
|
Farshad Bashir , Harry van Bommel , Ewout Irrgang |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
Is het waar dat het Libische Oilinvest en daarmee Tamoil vanuit Ridderkerk bestuurd worden en niet vanuit Italië, omdat Nederland wat de belasting betreft veel voordelen biedt?1
Uit Europese regelgeving volgt dat banken die in Nederland hun (statutaire) zetel hebben en uit dien hoofde een vergunning hebben gekregen van De Nederlandsche Bank (DNB), onder prudentieel toezicht staan van DNB en volledig deelnemen aan het Nederlandse depositogarantiestelsel (DGS).
Banken die hun statutaire zetel in een andere EU- of EER-land hebben, staan op grond van de herziene richtlijn banken hoofdzakelijk onder toezicht van de toezichthouder in hun lidstaat van herkomst en moeten bij de zogenoemde thuisland toezichthouder een bankvergunning aanvragen. Binnen de EER geldt een bankvergunning als een «Europees paspoort». Dat betekent dat EER-banken onder andere bijkantoren kunnen openen in andere EER-lidstaten zonder in de «lidstaat van ontvangst» een nieuwe bankvergunning aan te vragen. Een bijkantoor is een onzelfstandig onderdeel van de desbetreffende buitenlandse bank zonder eigen rechtspersoonlijkheid. In het geval een bank uit een andere EER-lidstaat een bijkantoor opent in Nederland, oefent DNB als gastland toezichthouder alleen toezicht uit op de liquiditeit en integriteit van het Nederlandse bijkantoor.
Dit beperkte toezicht hangt samen met de verdeling van verantwoordelijkheden en taken rond het toezicht op banken in Europees verband, die al begin jaren negentig van de vorige eeuw tot stand is gekomen.
Het artikel in het Parool verwijst naar twee bijkantoren van EER-banken die hun (statutaire) zetel hebben in Frankrijk, de Attijariwafa Bank Europe SA en de Banque Chaabi du Maroc SA, die beide in het bezit zijn van een bankvergunning van de Banque de France. Op basis van die bankvergunning opereren beide in Nederland. Zij zijn dus niet in het bezit van een Nederlandse bankvergunning, waardoor deposito’s bij deze banken niet in aanmerking komen voor dekking onder het Nederlandse DGS.
Voor vragen over integratie verwijs ik u naar de minister voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Heeft Oilinvest of Tamoil afspraken (ook wel rulings genoemd) gemaakt met de Belastingdienst? Zo ja, wat is de aard van die afspraken?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat de Belastingdienst geen afspraken maakt met buitenlandse bedrijven en dat daarom in dit geval niet valt uit te sluiten dat de Belastingdienst een afspraak met Oilinvest of Tamoil heeft gemaakt, aangezien dat Nederlandse vennootschappen zijn? Zo nee, kunt u het beleid van de Belastingdienst betreffende rulings met betrekking tot binnenlandse en buitenlandse bedrijven dan nader uiteenzetten?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u (in algemene zin) zo gedetailleerd mogelijk uiteenzetten wat er in rulings precies wordt afgesproken, met name op het gebied van het belastingtarief, de grondslag (toerekening van vermogensbestanddelen en activiteiten) en de waardering van de grondslag? Waarover worden de meeste afspraken gemaakt? Hoeveel rulings maakt de Belastingdienst gemiddeld per jaar?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het juist dat de voormalige Nederlandse Antillen door het sluiten van de informatie-uitwisselingsverdragen met de Noordse staten nu op de witte lijst van de OESO staan2, terwijl de voormalige Nederlandse Antillen blijkbaar nog steeds worden gebruikt voor belastingconstructies?
Is het waar dat er tussen Oilinvest en Tamoil een Cypriotische investeringsmaatschappij zit en dat er verder in de organisatiestructuur van deze bedrijven een Nederlandse coöperatie zit en dat er gebruik wordt gemaakt van (een) vestiging(en) op de Nederlandse Antillen?
Komen structuren zoals beschreven in het bij vraag 1 genoemde artikel vaker voor? Is dit een trend van de laatste jaren? Kunt u deze structuur schematisch weergeven en daarbij de belastingvoordelen voor de bedrijven opnoemen?
Klopt het dat als een coöperatie op de juiste manier gestructureerd is, er geen belasting ingehouden hoeft te worden op de uitbetaalde winsten? Zo niet, hoeveel is de minimale belasting die betaald moet worden? Kunt u dit toelichten?
Is het waar dat de Belastingdienst de exacte organisatiestructuur van Oilinvest kent? Zo ja, kunt u deze informatie delen met de Tweede Kamer en daarbij ook meenemen bij wie de inkomsten van Oilinvest uiteindelijk terechtkomen? Zo niet, waarom kent de Belastingdienst de organisatiestructuur niet?
Is het van belang voor de toepassing van een eventuele ruling of voor de Nederlandse vennootschapsbelasting dat het bestuur van een Nederlandse vennootschap in Nederland vergadert dan wel besluiten neemt? Zo ja, hoe wordt gecontroleerd of dit ook daadwerkelijk gebeurt?
Vindt u het wenselijk dat dictators Nederland gebruiken in belastingroutes? Zo nee, wat gaat u doen om dat in de toekomst te voorkomen? Zo ja, waarom?
Wordt in het onderzoek van het kabinet naar de mogelijkheid om Libische tegoeden en bezittingen in Nederland te bevriezen ook Oilinvest betrokken? Wat zou het bevriezen van bezittingen concreet betekenen voor Oilinvest?
Bent u bereid om in Europees verband te pleiten voor niet alleen het bevriezen van tegoeden, maar ook van bezittingen van het Libische regime?
Doodstraffen voor Oeigoeren in China |
|
Harry van Bommel |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat het hooggerechtshof van China de ter dood veroordeling van vier Oeigoeren heeft goedgekeurd?1 Kunt u bevestigen dat deze doodvonnissen zijn goedgekeurd?
Ja.
Zijn de processen tegen deze verdachten naar uw informatie in volledige openbaarheid gevoerd? Voldoen de processen naar uw oordeel aan de criteria van de regels van een «fair trial»? Indien nee, bent u bereid bij de Chinese autoriteiten aan te dringen op volledige transparantie over de gevoerde processen?
In mijn antwoorden op eerdere vragen over de processen tegen personen die werden vastgenomen in verband met de ongeregeldheden in juli 2009 in Xinjiang (Aanhangsel 1324, vergaderjaar 2009–2010, d.d.21 januari 2010) heb ik aangegeven hoe moeilijk het is hierover betrouwbare informatie te krijgen. Er bestaat geen goed overzicht van de stand van zaken van de processen tegen personen die worden vastgehouden in verband met de ongeregeldheden in juli 2009 in Xinjiang. De EU heeft inmiddels bij diverse gelegenheden haar zorg over de rechtsgang ten aanzien van deze personen uitgesproken, zoals tijdens de meest recente EU-China mensenrechtendialoog.
Deelt u de mening dat het voltrekken van de doodstraf onaanvaardbaar is? Bent u bereid er bij de Chinese autoriteiten op aan te dringen de doodstraf niet te voltrekken?
Nederland is ten principale tegen de doodstraf. Dit is bij de Chinese autoriteiten bekend. Nederland zal zowel in bilateraal als in EU verband bij de Chinese autoriteiten blijven aandringen de doodstraf af te schaffen, dan wel een moratorium op de uitvoering van de doodstraf in te stellen als eerste stap naar afschaffing.
Bent u bekend met de stand van zaken van het proces tegen de Oeigoeren aan wie eerder de doodstraf was opgelegd?2
Zie het antwoord op vraag 2.
De Nederlandse belangen van Kadhafi |
|
Harry van Bommel |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat dochtermaatschappijen van de Libische Investeringsautoriteit, waaronder Oilinvest B.V. uit Ridderkerk in Nederland zijn gevestigd?1 Kunt u een overzicht geven van alle Nederlandse bedrijven waarin Libische autoriteiten een belang hebben?
Ja, de regering is bekend met dit bericht. Nederland kent een open economie. De overheid registreert niet welke buitenlandse personen/entiteiten investeren in Nederlandse bedrijven. De regering beschikt dan ook niet over een overzicht van alle Nederlandse bedrijven waarin Libische autoriteiten een belang hebben.
Kunt u de mogelijkheden uiteenzetten die de Nederlandse staat op dit moment heeft om de vermogensbestanddelen en activiteiten van Nederlandse dochtermaatschappijen van Libische autoriteiten te bevriezen? Behoort het leggen van een conservatoir beslag tot de mogelijkheden om te voorkomen dat personen van het Libische regime Libische staatsdeelnemingen leegplunderen?
Op grond van VNVR resolutie 1970 en het EU Raadsbesluit van 28 februari jl. zijn de tegoeden van kolonel Qaddafi en een aantal andere personen die betrokken zijn of zijn geweest bij de recente ernstige mensenrechtenschendingen in Libië bevroren. In het kader van de tegoedenbevriezing is het Nederlandse bedrijven en personen verboden economische middelen of tegoeden ter beschikking te stellen aan deze personen. Sindsdien heeft de EU o.a. naar aanleiding van VNVR resolutie 1973 eveneens de tegoeden en bezittingen van belangrijke Libische staatsentiteiten, waaronder de Centrale Bank van Libië, de Libyan Foreign Bank en de Libyan Investment Authority (LIA) en de National Oil Corporation (NOC) bevroren. Reden voor deze bevriezing is de controle die Qaddafi en aan hem gelieerde personen op deze entiteiten uitoefenen.
Het besluit om de tegoeden en bezittingen van deze entiteiten te bevriezen heeft vanzelfsprekend ook gevolgen voor EU-bedrijven, waarin de LIA, de NOC of andere geliste personen en entiteiten een belang hebben. Artikel 6bis van EU-verordening 204/2011 stelt dat de bevriezing van de tegoeden en bezittingen van de eigenaren van dergelijke EU-bedrijven (die zelf niet gelist zijn) geen beletsel vormt om wettig zaken te blijven doen. Wel zullen dergelijke bedrijven maatregelen moeten treffen om te voorkomen dat deze zakelijke activiteiten ertoe leiden dat geliste personen en entiteiten over tegoeden of economische middelen kunnen beschikken.
De regering ziet binnen de kaders van de wet geen mogelijkheden tot het op korte termijn gebruik maken van de maatregel van conservatoir beslag.
Steunt u het pleidooi van de Franse president Sarkozy voor EU-sancties tegen Libië, zodat alle economische, commerciële en financiële relaties met Libië opgeschort kunnen worden?2 Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit pleidooi concreet ondersteunen?
Nederland heeft zich actief ingezet voor snelle maatregelen van de EU tegen Libië en de regering is verheugd over de spoedige implementatie van VNVR resolutie 1970 en de autonome sanctiemaatregelen van de EU.
Bent u bekend met het Zwitserse initiatief om het makkelijker te maken vermogensbestanddelen van dictators van zogenaamde falende staten te kunnen bevriezen?3
Ja, de regering is bekend met dit initiatief.
Deelt u de mening dat Nederland dan wel Europa de bevoegdheid moet hebben om vermogensbestanddelen van (dictators van) falende staten te kunnen bevriezen, zonder dat daar per se een verzoek van de desbetreffende staat voor nodig is? Zo ja, hoe gaat u zich daar concreet voor inzetten? Zo nee, waarom niet?
De EU is niet afhankelijk van het verzoek van een andere staat om tot tegoedenbevriezing over te gaan gericht tegen personen/entiteiten die zich schuldig maken aan ernstige schendingen van internationaalrechtelijke verplichtingen; zij kan daartoe zelf besluiten. De regering meent dat dergelijke maatregelen omwille van hun effect bij voorkeur in EU- of breder verband moeten worden getroffen en niet door Nederland alleen.
Wapenuitvoer naar Noord-Afrika en Midden-Oosten |
|
Harry van Bommel , Jasper van Dijk |
|
Is het waar dat Nederland in 2008 en 2009 toebehoren voor militaire transporthelikopters en nachtzichtkijkers aan Libië heeft geleverd?1
Ten dele. In augustus 2008 is een uitvoervergunning verleend aan een in Nederland gevestigd bedrijf om gereviseerde onderdelen van militaire transporthelikopters aan een Italiaans bedrijf te leveren. Dit bedrijf ruilde deze en andere elders ingekochte delen voor kapotte delen van de eerder vanuit Italië aan Libië geleverde transporthelikopters voor onderhoudsdoeleinden. Deze vergunningaanvraag is getoetst op de eindbestemming Libië. Begin 2010 heeft Nederland opnieuw een uitvoervergunning verleend voor een vergelijkbare omruil van onderdelen voor deze helikopters, maar deze vergunning heeft niet geresulteerd in een daadwerkelijke uitvoer.
In 2008 is een vergunning verleend voor tijdelijke uitvoer van twee nachtzichtkijkers voor een demonstratie aan het Libische ministerie van Defensie. De looptijd van deze vergunning is in 2009 verlengd met nogmaals een jaar. Uiteindelijk heeft de demonstratie niet plaatsgevonden en is de vergunning ongebruikt retour gezonden.
Wat is uw oordeel over het opheffen van het EU-wapenembargo in 2004 in het licht van de gebeurtenissen van de laatste dagen in Libië?
Het instellen van het wapenembargo was gebaseerd op de Lockerbie-kwestie en de vrees dat Libië aan een kernwapenprogramma werkte en geen medewerking gaf aan de internationale gemeenschap om die vrees weg te nemen. In 2004 maakte de Libische leider Muammar al-Gadaffi in beide kwesties een draai om schoon schip te maken en zich te conformeren aan de eisen die de internationale gemeenschap gesteld had. Omdat daarmee de grond voor het toen geldende wapenembargo verviel, is het opgeheven. Zie verder vraag 4.
Deelt u de opvatting dat wapenexportcriteria moeten worden toegepast? Indien neen, waarom niet? Kunt u aangeven waarom dat in dit geval niet is gebeurd? Deelt u de opvatting dat de wapenexportcriteria strenger moeten worden gemaakt? Indien nee, waarom niet? Zo ja, welke voorstellen zult u daartoe ondernemen?
Uiteraard moeten vergunningaanvragen voor wapenexport getoetst worden aan de criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt. Dat is bij de betreffende vergunningaanvragen dan ook gebeurd. Bij de toetsing aan de criteria wordt echter, conform het Gemeenschappelijk Standpunt, rekening gehouden met de aard van de goederen, de eindgebruiker en het eindgebruik van de goederen.
De EU-lidstaten beoordelen periodiek of de oorspronkelijk uit begin jaren ’90 stammende criteria nog voldoen. Dit leidde bijvoorbeeld in 2008 tot een aanscherping van het 2e criterium inzake de mensenrechten. Daarenboven is een «Gebruikersgids» ontwikkeld met richtlijnen voor de interpretatie van de afzonderlijke criteria.
Deelt u de opvatting dat vanwege de inzet van de Libische strijdkrachten tegen de eigen geweldloos demonstrerende bevolking onmiddellijk een wapenembargo tegen Libië moet worden ingesteld? Zo ja, bent u ook bereid via de Europese Unie (EU) en de Verenigde Naties (VN) een dergelijk wapenembargo van kracht te laten worden? Indien nee, waarom niet?
Ja. Veiligheidsraadresolutie 1 790 van 26 januari jl. heeft een VN-wapenembargo ten aanzien van Libië ingesteld. De EU heeft dit op 28 februari gedaan.
Deelt u tevens de opvatting dat ook tegen Bahrein, Jemen en andere landen in de Arabische wereld onmiddellijk een wapenembargo moet worden ingesteld, omdat de regeringen van deze landen wapens inzetten tegen demonstrerende bevolking of gezien de situatie in de verleiding zouden kunnen komen dat te doen? Zo ja, bent u ook bereid via de EU en de VN een dergelijk wapenembargo van kracht te laten worden? Indien nee, waarom niet?
Nee. De regering heeft besloten nieuwe aanvragen voor wapenexport naar Jemen en Bahrein, evenals nieuwe aanvragen voor Tunesië en Egypte, aan te houden, totdat er aanleiding is voor een nieuwe overweging. Verlengingen van aanvragen voor deze landen zullen kritisch worden getoetst. Voor Libië, Syrië en Iran geldt dat geen wapenexportvergunningen worden afgegeven. Voor de andere landen in de Arabische wereld bieden de toetsingscriteria van het Gemeenschappelijk Standpunt voldoende mogelijkheden om gepaste terughoudendheid te garanderen.
Hebt u kennisgenomen van het jaarrapport van het Zweedse onderzoeksbureau SIPRI dat stelt dat de wereldwijde wapenhandel niet te lijden heeft gehad onder de economische wereldcrisis?2 Deelt u de opvatting dat het in het licht van toenemende economische schaarste aannemelijker wordt dat politieke spanningen makkelijker gewapenderhand worden uitgevochten? Indien neen, waarom niet? Deelt u de conclusie dat extra inspanningen van de internationale gemeenschap noodzakelijk zijn om de wapenproductie en -handel te doen verminderen? Zo ja, welke stappen neemt u op dat terrein?
Het jaarrapport moet nog verschijnen. In een recente publicatie van SIPRI over de honderd belangrijkste defensiebedrijven ter wereld wordt de conclusie getrokken dat de wereldwijde wapenhandel niet te lijden heeft gehad onder de economische crisis. Het onderzoeksinstituut legt daarbij een duidelijk verband tussen de groei van de omzetcijfers van veel van deze bedrijven sinds 2002, en de stijging van de Amerikaanse uitgaven voor militaire goederen en diensten in die periode.3
Economische schaarste kan aanleiding zijn voor onrust, onder andere wanneer die schaarste leidt tot significante prijsverhogingen van basisbehoeften. Dit kan politieke spanningen opleveren die in sommige gevallen – maar niet altijd – gewapenderhand uitgevochten worden.
De regering is van mening dat alles eraan gedaan moet worden om illegale wapenhandel en productie tegen te gaan en, zo mogelijk, stop te zetten. Wat betreft de legale wapenhandel en productie is de regering van mening dat deze onder strikte controle noodzakelijk is om veiligheid en stabiliteit te waarborgen.
Hebt u kennisgenomen van de internationale wapenbeurs IDEX 2011 in Abu Dhabi, die van 20 t/m 24 februari 2011 plaatsvindt?3 Hebt u er tevens kennisgenomen dat daar ook vijf Nederlandse wapenondernemingen hun waren tentoonstellen? Deelt u de mening dat dit in het licht van de repressie in de Arabische wereld ongepast is? Bent u bereid er bij Nederlandse wapenproducenten op aan te dringen zich van deelname aan deze beurzen te onthouden? Indien nee, waarom niet?
Ja, deze feiten zijn bekend. Het is niet de taak van de overheid om te voorkomen dat bedrijven deelnemen aan internationale tentoonstellingen, waarmee zij menen nieuwe markten te kunnen aanboren voor hun producten. Het is wel de taak van de overheid om eventuele aanvragen voor de tijdelijke uitvoer van militaire goederen die bij dergelijke tentoonstellingen worden gerepresenteerd, te toetsen en zo nodig af te wijzen. Dit gebeurt aan de hand van de acht criteria van het Gemeenschappelijk Standpunt.
Nederlandse belangen in Wit-Rusland |
|
Harry van Bommel , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Is het waar dat het Russische bedrijf Gazprom op 18 mei 2007 een aandeel van 50% in het Wit-Russische distributienetwerk Beltransgaz nam ter waarde van 2,5 miljard dollar? Is het waar dat deze overname in 2010 is afgerond?1 Is het waar dat ABN AMRO deze aankopen van Gazprom direct of indirect heeft gefinancierd door middel van het verstrekken van omvangrijke kredieten? Indien nee, wat zijn dan de feiten?
Is het tevens waar dat ABN AMRO in 2006 taxateur werd in het gasconflict tussen Rusland en Wit-Rusland? Is het waar dat het gasconflict werd beslecht doordat Gazprom voor 50% aandelen kreeg in Beltransgaz, waarmee Gazprom het distributienetwerk voor 50% in handen kreeg? Indien nee, wat zijn dan de feiten? Deelt u de opvatting dat ABN AMRO en Gazprom daarmee grote economische en financiële belangen in Wit-Rusland verwierven? Indien nee, waarom niet?
Is het tevens waar dat ABN AMRO sinds 1 juni 2007 een lange termijn samenwerking met Wit-Rusland is aangegaan en daarmee een rol in de Wit-Russische investerings- en kapitaalmarkt en de oliesector heeft verworven?2 Indien nee, wat zijn dan de feiten?
Is het waar dat de ABN AMRO vanaf 2007 de Wit-Russische regering adviseert over internationale kredietwaardigheid van de Wit-Russische economie, teneinde een betere uitgangspositie voor de Wit-Russische regering te verwerven op de internationale kredietmarkt? Is het waar dat ABN AMRO voor deze werkzaamheden is aangetrokken vanwege zijn betrouwbare reputatie?3
Is het tevens waar dat ABN AMRO de modernisering van de Mazyr- en van de Novapolotsk-olieraffinaderij financierde en een lening van 1 miljard euro verstrekte aan de Belarussian Oil Company? Zo ja, wanneer, en wat is de stand van deze projecten?4
Welke aankopen heeft ABN AMRO gefinancierd in Wit-Rusland sinds 2005? Om welke belangen gaat het daarbij voor ABN AMRO?
Heeft ABN AMRO ook leningen verstrekt aan de Wit-Russische regering en Wit-Russische staatsbedrijven in Wit-Rusland? Zo ja, welke en wanneer, om welke projecten gaat het en welke bedragen zijn daarbij in het geding? Op welke wijze is de Nederlandse regering betrokken bij de garantstelling van deze investeringen?
Welke gezamenlijke projecten zijn er sindsdien verder afgesloten? Welke projecten zijn er sinds de verkiezingen van december 2010 gesloten? Hoe lang duurt deze samenwerking nog en wat is in het licht van het feit dat ABN AMRO genationaliseerd is, de consequentie hiervan voor de Nederlandse regering? Deelt u de mening dat de Nederlandse regering een grote invloed kan uitoefenen op de samenwerking tussen ABN AMRO en Wit-Rusland? Welk beleid voert u in dit opzicht?
Is het waar dat Shell Global Solutions en CRI-Criterion de raffinaderij van Novopolotsk heeft gemoderniseerd?5 Indien neen, wat zijn dan de feiten? Heeft Shell of hebben Shell-dochters nog andere olie- en gasinstallaties in Wit-Rusland gemoderniseerd of hebben zij bezittingen in Wit-Rusland verworven? Zo ja, welke? Is daarbij samengewerkt met ABN AMRO in de financiering van deze werkzaamheden en/ of acquisities? Zo ja, op welke wijze is dat gedaan? Kunt u dat toelichten?
Is het waar dat Wit-Rusland voor een bedrag van 2,4 miljard dollar aan goederen naar Nederland uitvoert? Is het los van de bedragen waar dat Nederland de tweede handelspartner is van Wit-Rusland, in termen van exportbestemmingen van dat land?6 Hoeveel olie, olieproducten en gas wordt uit of via Wit-Rusland naar Nederland geëxporteerd? Welke bedrijven in Nederland importeren en/of verwerken deze producten? Kunt u dat per bedrijf expliciteren? Welk bedrag aan olie importeert Nederland jaarlijks uit Wit-Rusland? Wat is de rol van Nederlandse oliebedrijven bij de import/verwerking van die olie?7
In de periode januari-oktober 2010 bedroeg de uitvoer van Wit-Rusland naar Nederland USD 2,3 miljard. Nederland is daarmee na de Russische Federatie de tweede handelspartner in termen van export. Bij deze uitvoer vanuit Wit-Rusland gaat het vermoedelijk om transito-stromen van Russische olie en gas dat via Wit-Rusland, al dan niet met tankers via de Baltische Zee (olie) of via pijpleidingen (gas) wordt uitgevoerd en Nederland bereikt. Omdat deze olie- en gasproducten niet oorspronkelijk uit Wit-Rusland komen maar veelal gekocht zijn in Rusland, kunnen deze stromen niet in de Nederlandse statistieken teruggevonden worden met Wit-Rusland als land van origine. Welke specifieke bedrijven hierbij betrokken zijn, valt om die reden, maar ook om redenen van vertrouwelijkheid van commerciële gegevens, niet nader aan te geven. Op welke wijze de transito-stromen in de Wit-Russische statistieken terugkomen is onduidelijk, maar de genoemde bedragen kunnen er op duiden dat Wit-Rusland op een andere manier registratie bijhoudt, en dat de export van Russische olie en gas ten onrechte ook nog eens als Wit-Russische export wordt geboekt.
Blijft u van mening dat «geostrategische afwegingen op dit moment ondergeschikt zijn aan de mensenrechtensituatie»? Blijft u tevens van mening dat het «gedrag van de Wit-Russische autoriteiten volstrekt onaanvaardbaar is in het Europa van deze eeuw»?8 Deelt u de mening dat het steunen van Loekasjenko neerkomt op het in steek laten van democratische ontwikkelingen in Wit-Rusland? Welke maatregelen bent u alsnog bereid te nemen of om in EU-verband voor te stellen om te voorkomen dat het regime in Wit-Rusland gesteund wordt door export van Wit-Russische olie en andere producten naar Nederland en Nederlandse export naar Wit-Rusland? Kunt u dat toelichten?
Op uw eerste drie vragen is mijn antwoord bevestigend. Wat betreft de maatregelen tegen het regime heeft de EU op 31 januari jl. de sancties aangescherpt door het opnieuw instellen van het EU-inreisverbod voor president Loekasjenko en zijn getrouwen. De sanctielijst werd hierbij uitgebreid van 41 naar 158 personen. Mede op aandringen van Nederland zijn hierbij ook de tegoeden van betrokkenen bevroren en is het EU-beleid van engagement ten aanzien van het Wit-Russische regime opgeschort, terwijl contact met onafhankelijke krachten in Wit-Rusland door de EU wordt geïntensiveerd. Het kabinet is tevens van mening dat het Wit-Russische regime vooralsnog geen aanspraak mag maken op financiële steun vanuit de EU en (Europese) financiële instellingen. Indien de situatie daar aanleiding toe geeft, zal Nederland met EU-partners spreken over mogelijke verdere maatregelen. Leidraad hierbij zal zijn dat maatregelen gericht moeten zijn tegen het regime en dat de bevolking niet moet worden getroffen.
De mensenrechtensituatie van de Oeigoerse bevolkingsgroep in China |
|
Harry van Bommel |
|
Deelt u de mening dat het zeer wenselijk is om de mensenrechten van de Oeigoerse bevolkingsgroep in China tijdens de zestiende zitting van Mensenrechtenraad, in maart aanstaande, te agenderen? Zo ja, op welke wijze neemt u zich voor dat aan de orde te laten komen?
De EU heeft op 14 maart jl. tijdens de zitting van de Mensenrechtenraad, mede op initiatief van Nederland, in haar verklaring China opgeroepen de rechten van etnische en religieuze minderheden, zoals de Oeigoeren en de Tibetanen, te respecteren en te handelen in overeenstemming met de Chinese grondwet en de internationale standaarden.
Indien nee, waarom niet? Deelt u in dat geval de mening dat het hoe dan ook noodzakelijk is de mensenrechtensituatie in China in het algemeen en die van de Oeigoerse bevolkingsgroep in het bijzonder onder de aandacht van de Chinese autoriteiten te brengen? Op welke wijze wilt u dat doen?
Ik heb kennisgenomen van het verzoek van het World Uyghur Congress. De EU heeft zowel de mensenrechtensituatie in China in het algemeen als die van de Oeigoerse bevolkingsgroep aan de orde gesteld. Naast de oproep aan China om de rechten van etnische en religieuze minderheden te respecteren heeft de EU China in haar verklaring aangemoedigd Speciale Rapporteurs van de VN uit te nodigen. Tevens is China opgeroepen de doodstraf af te schaffen en werd de recente vermindering van het aantal misdrijven waarop de doodstraf staat verwelkomd. De EU sprak verder zorg uit over het gebrek aan vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vergadering, alsmede over het toenemend gebruik van onwettige methoden om advocaten en mensenrechtenverdedigers beperkingen op te leggen. Ook werd zorg uitgesproken naar aanleiding van berichten over mishandeling en marteling van gevangenen. Ten slotte werd China aangemoedigd de inspanningen te intensiveren ten gunste van de ratificatie van het Convenant inzake Burgerlijke en Politieke Rechten.
Bovengenoemde punten sluiten aan bij de uitgangspunten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid die ik op 1 maart jl. in mijn toespraak tot de Mensenrechtenraad voor het voetlicht heb gebracht.
Op welke onderwerpen wenst u dat de nadruk wordt gelegd indien dit onderwerp tijdens de zitting van de Mensenrechtenraad aan de orde komt? Hebt u kennisgenomen van het verzoek van het World Uyghur Congress?1 Kunt u aangeven welke van de tien afzonderlijke verzoeken u bij voorkeur aan de orde gesteld wenst te zien worden? Zijn er wellicht punten die u hieraan wilt toevoegen? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 2.