De onafhankelijkheid van de beoordeling van politiegeweld in Nederland |
|
Songül Mutluer (PvdA) |
|
van Weel |
|
![]() |
Kent u het bericht «De beoordeling van politiegeweld in Nederland»?1
Deelt u de conclusie van de auteur dat de praktijk van het beoordelen van mogelijk onrechtmatig politiegeweld op onderdelen niet in overeenstemming is met de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)? Zo ja, op welke onderdelen is daar sprake van en hoe gaat u die praktijk laten verbeteren? Zo nee, waarom deelt u die conclusie niet?
Deelt u de mening van de auteur dat het toetsen van politiegeweld aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit aangevuld dient te worden met een toets op het vereiste van absolute (artikel 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)) of strikte (artikel 3 EVRM) noodzakelijkheid? Zo ja, hoe gaat u zorg dragen dat deze aanvulling plaats gaat vinden? Zo nee, waarom niet? En zo nee, waaruit blijkt dat politie en het Openbaar Ministerie al toetsen of politiegeweld absoluut of strikt noodzakelijk was?
Deelt u de conclusie van de auteur dat onderzoeken van de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten van de politie naar geweldsgebruik niet onafhankelijk zijn omdat er sprake is «van hiërarchie en institutionele verbanden tussen de mensen die het geweld gebruikten en de mensen die het geweld beoordelen»? Zo ja, hoe gaat u bewerkstelligen dat dit onderzoek wel onafhankelijk wordt? Zo nee, waarom deelt u die conclusie niet?
De onrust op Nederlandse universiteiten nadat een pro-Israelische spreker een lezing heeft gehouden |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
van Weel , Eppo Bruins (CU) |
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Lezing pro-Israëlische activiste op Radboud Universiteit ruw verstoord, aangifte tegen gemaskerde docent: «Hij leidde de bende»»1 en het bericht «Pro-Israëlische activiste Rawan Osman opnieuw doelwit actievoerders: politie grijpt in bij vechtpartij tijdens lezing in Maastricht»2?
Hebben de Radboud Universiteit en Maastricht Universiteit voorafgaand aan de lezing een risicoinschatting gemaakt en zo ja, welke maatregelen hebben de Radboud Universiteit en de Maastricht Universiteit hierop volgend genomen? Hebben de Radboud Universiteit of de Maastricht Universiteit bijvoorbeeld maatregelen genomen om toegangscontroles in te stellen?
Heeft u vooraf, tijdens en/of na het incident contact gehad met de Radboud Universiteit en/of de Maastricht Universiteit over de ontstane situatie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is hier besproken?
Bent u het ermee eens dat deze lezingen vooraf kon worden aangemerkt als «risicovol» en dat er daarom extra veiligheidsmaatregelen wenselijk waren?
Bent u van mening dat de veiligheid van zowel de spreker als de aanwezigen niet goed genoeg geborgd was, nu vooraf bekend was dat deze bijeenkomst grote kans liep te worden verstoord?
Is de «Richtlijn protesten universiteiten en hogescholen» van de sector opgenomen in de huisregels van de Radboud Universiteit en de Maastricht Universiteit en zijn die gehandhaafd?3
Hoe kan het dat studenten, maar ook in het bijzonder medewerkers, soms zelfs gemaskerd, keer op keer de openbare orde op hun eigen campus kunnen verstoren en zelfs sprekers intimideren?
Hoeveel studenten en/of medewerkers zijn er vanaf 7 oktober 2023 van een universiteit ontslagen en/of definitief van hun instelling gestuurd, omdat zij Israelische en/of Joodse studenten/medewerkers lastig hebben gevallen?
Bent u van mening, nu u kennis heeft genomen van deze gebeurtenissen, dat deze ondermijning en verstoring strafbare elementen bevat? Zo niet, waarom niet? Zo ja, wat zijn volgens u terechte consequenties voor zowel studenten als medewerkers die hierbij aanwezig waren?
Is het bij u bekend of door de Radboud Universiteit en de Maastricht Universiteit tenminste de identiteit is vastgesteld van de verstoorders? Zo ja, wat zijn de consequenties geweest voor deze personen?
Hoeveel studievisa zijn er sinds de aangenomen motie van het lid Eerdmans inmiddels ingetrokken?4
Waarom lijken universiteiten na zo veel incidenten nog steeds geen grip te hebben op verstoringen op hun eigen campus en kunt u hierbij ingaan op de samenwerking tussen onderwijsinstellingen, de beveiliging van onderwijsinstellingen en de politie alsmede reflecteren op uw eigen rol?
Wilt u de Radboud Universiteit en de Maastricht Universiteit opdragen om dit incident extern te laten evalueren en dit net als de UvA te delen met andere universiteiten, zodat zij hier lering uit kunnen trekken?
Bent u ervan op de hoogte dat de Dutch Scholars for Palestine heeft opgeroepen om in de week van 21 tot 30 maart 2025 de «Israeli apartheidsweek» te organiseren, waarbij zij onder andere oproepen Israël en alles wat aan hen gelieerd is te willen boycotten?
Wilt u in het kader van de vorige vraag instellingen en universiteiten oproepen hun veiligheidsbeleid aan te scherpen, zodat onderwijs en onderzoek niet verstoord worden door demonstranten en Israëli's en Joodse studenten en medewerkers zich te allen tijde veilig voelen?
Kunt u een inschatting maken hoeveel Joodse en/of Israelische studenten op dit moment thuiszitten, omdat zij zich niet meer veilig voelen op hun onderwijsinstelling en zo niet, wilt u de instellingen vragen te inventariseren hoeveel Joodse en/of Israelische studenten en medewerkers nog thuiszitten?
Kunt u inzichtelijk maken welke maatregelen u, of de afzonderlijke instellingen, heeft genomen om de motie van het lid Eerdmans c.s. uit te voeren, waardoor alle barrières voor Joodse en Israelische studenten, die niet naar hun universiteit durven gaan, worden weggenomen?5
Bent u bereid het College van Bestuur van instellingen, die de veiligheid niet kunnen garanderen, onder curatele te laten stellen door de respectievelijke Raden van Toezicht?
Is de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding al langsgeweest op de Radboud Universiteit of de Maastricht Universiteit, zoals toegezegd in het debat Veiligheid op Nederlandse universiteiten op 23 januari 2025?
Bent u voornemens instellingen, en in het bijzonder de Radboud Universiteit en de Maastricht Universiteit, opdracht te geven om extra veiligheidsmaatregelen te nemen om de veiligheid van Joodse en/of Israëlische studenten te garanderen?
Bent u bekend met de uitzending van EenVandaag van 6 maart 2025 over de derde hoofdtaak van defensie en de bezuiniging op rampenbestrijding?
Kunt u reflecteren op de conclusies in het rapport «De derde hoofdtaak van de Krijgsmacht» van 4 maart 2025, waarin wordt aangegeven dat de voorbereiding tekortschiet, de gestelde doelen onrealistisch zijn en dat de doelen niet zijn afgestemd met de civiele diensten?
Kunt u reflecteren op de aanbevelingen van het rapport, die pleiten voor betere afstemming tussen de ministeries van Defensie en Justitie en Veiligheid?
Welke mogelijkheden ziet u vanuit de overheid om burgers zoveel mogelijk te steunen bij het voorbereiden op mogelijke rampen, zodat de burger niet het gevoel heeft er alleen voor te staan?
Kunt u aangeven of u vindt dat weerbaarheid van de samenleving vergroot moet worden, ook ten aanzien van rampenbestrijding? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u voor de overheid om het beleid ten aanzien van rampenbestrijding te verbeteren, indachtig de conclusies van het rapport?
Kunt u aangeven welke maatregelen genomen gaan worden om de burgers weerbaarder te maken met de huidige dreigingen van conflicten en grootschalige calamiteiten?
Kunt u, in opvolging van onder andere de toezegging om daarnaar te kijken tijdens de begrotingsbehandeling J&V in november 2024, en de aangenomen motie Van der Wal c.s. (Kamerstuk 36 600 X nr. 45) tijdens de begrotingsbehandeling defensie in december 2024, aangeven wanneer en in welke vorm u van plan bent om uitvoering te geven aan het verzoek vanuit de Kamer om informatie naar Zweeds model aan alle inwoners van Nederland te verschaffen?
Kunt u toelichten hoe de huidige focus op defensie hoofdtaak 1 in verhouding staat met een mogelijke inzet voor defensie hoofdtaak 3 (rampenbestrijding)?
Kunt u toelichten wat daardoor de gevolgen zijn voor de inzet van de krijgsmacht bij rampenbestrijding en hoe de samenwerking met de civiele diensten op dit moment geregeld is? Zijn er in de samenwerking met de veiligheidsregio’s verschillen?
Kunt u aangeven waarom een aantal gegarandeerde capaciteiten onder druk staan, zoals op de schoonmaakdienst bij een chemisch ongeluk en de maritieme explosieve opruimingsdienst? Kunt u daarbij toelichten welke acute risico’s dit geeft en wat hiertegen gedaan wordt?
Kunt u aangeven of en hoe het honoreren van alle verzoeken tot incidentele bijstand en steunverlening van civiele autoriteiten op termijn vol te houden is met het oog op de capaciteitstekorten?
Kunt u aangeven of er tijdens de aankomende NAVO-top in juni additionele verzoeken mogelijk zijn ten aanzien van de inzet voor eventuele rampenbestrijding?
Kunt u deze vragen binnen een termijn van vier weken beantwoorden?
Een nieuw uitgesproken fatwa. |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Schoof , van Weel , Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de zeer recente nieuwe fatwa tegen mij, uitgegeven door de al eerder in Nederland door de rechtbank Den Haag veroordeelde Pakistaanse emir Hafiz Saad Hussain Rizvi, waarin hij ook moslims die in Nederland wonen opdraagt «de vervloekte Wilders» te doden? Wat is uw oordeel daarover?
Ja. Het kabinet keurt fatwa’s en bedreigingen nadrukkelijk af. Bedreigingen, in het bijzonder gericht tegen volksvertegenwoordigers, hebben absoluut geen plaats in onze samenleving. Democratisch gekozen politici moeten vrij en veilig hun werk kunnen doen.
Heeft u ook kennisgenomen van de vele reacties daarop zoals het publiekelijk verbranden van mijn foto door islamitische extremisten in Pakistan, vele filmpjes van moslims die zeggen en oproepen mij te vermoorden alsmede talrijke andere doodsbedreigingen in woord en beeld? Wat is uw oordeel daarover?
Zie antwoord vraag 1.
Welke actie heeft of zal het kabinet en het OM hierover politiek en juridisch ondernemen jegens de autoriteiten van Pakistan en de dader?
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft op 28 februari jl. zijn ernstige afkeuring uitgesproken van de tweet van de heer Rizvi, waarin hij opriep tot het doden van de heer Wilders. De opvatting van het kabinet over de betreffende tweet is overgebracht aan de Pakistaanse autoriteiten.
De Minister van Justitie en Veiligheid treedt niet in individuele zaken. In algemene zin kan worden aangegeven dat wanneer personen die verdacht worden van strafbare feiten of daarvoor veroordeeld zijn zich in het buitenland bevinden, de Nederlandse autoriteiten afhankelijk van de medewerking van andere staten zijn. Wij verwijzen in dat verband ook naar de brief aan uw Kamer van 2 september jl., waarin het kader van internationale strafrechtelijke samenwerking wordt beschreven.1
Bent u het eens dat de maat onderhand wel een keer vol is en dat het onaanvaardbaar is dat de Pakistaanse autoriteiten niet meewerken aan de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis en evenmin optreden tegen de persoon die een Nederlandse parlementariër met de dood blijft bedreigen en middels een fatwa moslims – ook uit Nederland – oproept mij te vermoorden? Zo ja, welke actie gaat u nu ondernemen, zo nee, waarom niet?
Wij zijn ons ervan bewust dat het lid Wilders al jarenlang wordt geconfronteerd met ernstige bedreigingen. Zoals ook aangegeven bij antwoord op vragen 1 en 2, keurt het kabinet fatwa’s en bedreigingen nadrukkelijk af. Bedreigingen tegen politieke ambtsdragers door of vanuit andere landen die niet meewerken aan opsporing, vervolging of berechting hiervan, worden niet geaccepteerd en hierop wordt geacteerd. Dit uitgangspunt staat buiten kijf.
Zoals gemeld in de beantwoording van eerdere Kamervragen van het lid Wilders, spant het kabinet zich maximaal in om de Pakistaanse autoriteiten te laten meewerken aan de verzoeken met betrekking tot de in Nederland veroordeelde personen.2 Nederland brengt de verzoeken op alle geëigende niveaus nadrukkelijk onder de aandacht van de Pakistaanse autoriteiten.
Kunt u deze vragen voor dinsdag 18 maart beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Geweld tegen klimaatdemonstranten |
|
Ines Kostić (PvdD), Christine Teunissen (PvdD) |
|
Judith Uitermark (NSC), van Weel , Struycken |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht en de beelden van het feit dat een Statenlid een vreedzame demonstrant van Extinction Rebellion bij het Provinciehuis van Noord-Holland heeft aangereden?1 2
Bent u ermee bekend dat het Statenlid heeft bekend dat hij zonder te remmen doorgereden is, dat hij daarmee dus bewust risico’s heeft genomen en dat hij daarbij een demonstrant met zijn auto raakte, maar dat hij geen excuses daarvoor wil aanbieden?
Wat vindt u van het optreden en reactie van het betreffende Statenlid, in het kader van veiligheid en rechten van demonstranten?
Bent u bereid om bij dezen de actie van het Statenlid onomwonden te veroordelen, ook om de kans te verlagen dat meer mensen zulk geweld in de toekomst gaan gebruiken? Zo nee, bent u zich ervan bewust dat u dan geweld tegen demonstraten legitimeert?
Welke acties gaat u naar aanleiding van dit ernstige feit ondernemen om demonstraten in de toekomst te beschermen?
Bent u zich bewust van het feit dat online en in programma’s zoals Vandaag Inside steeds meer oproepen worden gedaan om vreedzame demonstraten van onder andere Extinction Rebellion met geweld te bejegenen?3 Wat vindt u daarvan?
Ziet u ook dat oproepen om demonstranten met geweld te bejegenen (zoals bij Vandaag Inside toen iemand aan tafel opriep om met tanks over XR-demonstranten te rijden) gevaarlijk zijn, het demonstratierecht bedreigen en tot meer geweld tegen demonstranten kunnen leiden? Zo, ja wat gaat u hieraan doen?
Kunt u alle bovenstaande vragen één voor één beantwoorden?
Berichten op de sociale media, die uit Nederland komen en oproepen tot haat, geweld en moord in Syrië |
|
Pieter Omtzigt (NSC), Derk Boswijk (CDA), Jesse Six Dijkstra (NSC) |
|
van Weel |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van een aantal schandelijke uitspraken op sociale media, waarin opgeroepen lijkt te worden om in Syrië groepen de vermoorden, zoals https://x.com/HaraldDoornbos/status/1898698085716386054?
In welke mate hebben de politie en het Openbaar Ministerie (OM) voldoende zicht op dit soort uitingen van haat en oproepen tot geweld vanaf Nederlandse bodem? Hoe frequent komt dit zover u bekend voor?
Hebben politie en OM de prioriteit, focus en capaciteit om deze vormen van haat op te kunnen sporen en te vervolgen?
Wil u in gesprek gaan met de politie en het OM hierover en terugkoppelen hoeveel zaken van mensen in Nederland die oproepen tot geweld in Syrië onderzocht en vervolgd worden? Kunt u de uitkomsten van de strafbeschikkingen of rechtszaken hierin geven?
Kunt u deze vragen een voor een en binnen twee weken beantwoorden?
Anti-emancipatoire beïnvloeding in Nederland |
|
Bente Becker (VVD), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Mariëlle Paul (VVD), Nobel , van Weel , Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Amerikaanse christenen proberen Europa hun conservatieve agenda op te dringen, en dat gaat gepaard met veel geld»1 en het artikel «Door de radicaal-rechtse omwenteling krijgt deze Nederlandse lobbyist steeds meer macht op het wereldtoneel»?2
Herkent u de berichtgeving dat buitenlandse lobbyclubs, al dan niet gefinancierd of gemotiveerd door statelijke actoren, de maatschappelijke discussie en het politieke beleid in Nederland proberen te beïnvloeden? Kunt u toelichten wat het beeld vanuit het kabinet is?
Deelt u de mening dat deze pogingen om discriminatoir en haatdragend gedachtegoed te verspreiden zeer onwenselijk zijn? Zo ja, wat onderneemt u om dit tegen te gaan?
Herkent u het beeld uit het artikel in Trouw, waarin geschetst wordt dat er in de laatste zeven jaar zeker voor 58 miljoen dollar aan steun vanuit Amerikaanse «ultraconservatieve organisaties» naar Europa vloeit? Hoeveel steun hiervan vloeit naar Nederland? En hoeveel steun vloeit er uit Rusland en islamitische landen?
Welke inspanningen levert het kabinet momenteel om buitenlandse geldstromen die het Nederlandse politieke en maatschappelijke debat proberen te beïnvloeden in kaart te brengen? Welke rol gaat de voorgestelde Wet transparantie maatschappelijke organisaties (Wtmo) hierin spelen?
Bent u bereid om de samenwerking van conservatieve Amerikaanse, Russische en islamitische organisaties om met discriminatoire en haatdragende ideeën Europa te beïnvloeden in Europees verband aan te kaarten?
In de artikelen wordt een verband gelegd tussen lobbyisten en organisaties die mogelijk betrokken waren bij het invoeren van de doodstraf op homoseksualiteit in Oeganda, hier zou ook financiering uit Rusland bij betrokken zijn; zijn deze organisaties ook actief in Nederland?
Herinnert u zich uw antwoorden op vragen van de leden Becker en De Kort waarin u stelt dat de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) geen juridische grondslag heeft om te onderzoeken of en welke organisaties contact leggen met gemeenten en/of organisaties om het maatschappelijke en politieke debat te beïnvloeden?3 Is hier gezien de toenemende berichtgeving over ongewenste buitenlandse beïnvloeding inmiddels voortgang in gemaakt? Wat is de rol van de ESS nu? Bent u bereid de rol uit te breiden?
Het bericht dat de Nationale Politie en het ministerie van SZW en VWS iftars organiseren. |
|
Diederik van Dijk (SGP), André Flach (SGP) |
|
van Weel , Judith Uitermark (NSC) |
|
![]() |
Klopt het dat diverse politie-eenheden en ministeries ook dit jaar iftars organiseren, faciliteren of daaraan actief deelnemen?1 2
Bent u bekend met de sterk religieuze lading en achtergrond van de Ramadan en welk beeld denkt u neer te zetten met deelname aan een iftar? Bent u zich bewust dat de Ramadan een uiting is van de innerlijke jihad3 die iedere moslim houdt en is ingesteld door de profeet Mohammed waarmee afhankelijkheid aan Allah betuigd wordt?
Hoe is het organiseren en bijwonen van iftars in politie-uniform te verenigen met de neutraliteit die de Politie dient uit te stralen, zoals onder andere blijkt uit de Gedragscode lifestyle-neutraliteit waarin bepaald is dat de politieambtenaar zich er rekenschap van geeft om in het belang van zijn gezag, neutraliteit en zijn eigen veiligheid, bij zijn optreden, in contact met het publiek, een gezagsuitstralende, neutrale en veilige houding behoort in te nemen?
Deelt u de mening dat het uitspreken van een islamitisch gebed (De sjahada4) door een politieambtenaar in functie bij een iftar met publiek niet strookt met de gezagsuitstralende, neutrale houding van de politie? Hoe is deze praktijk te rijmen met uw opvatting dat religieuze uitingen niet in combinatie met het politie-uniform mogen gebeuren?5
Kunt u inzichtelijk maken wat de kosten voor de Nationale Politie zijn om de vele iftars in diverse Politie-eenheden te organiseren?
In hoeverre organiseren de politie en ministeries op periodieke basis ook bijeenkomsten voor andere religieuze stromingen dan de islam of participeren zij daarin?
Wat is de reden dat voornamelijk islamitische feestdagen een plek lijken te krijgen bij de politie en ministeries? Deelt u de mening dat de neutraliteit van de overheid ter discussie kan worden gesteld bij het regelmatig organiseren van islamitische bijeenkomsten?
Geeft u zich er rekenschap van dat wanneer er met regelmaat selectief stilgestaan wordt bij bepaalde religieuze feesten dit niet inclusief en divers is tegenover andere religies waarvoor geen of minder bijeenkomsten worden georganiseerd? Hoe weegt u de gevolgen van deze uitstraling richting het personeel?
Kunt u deze vragen voor het commissiedebat over politie beantwoorden?
Het doen van aangifte tegen een politieagent |
|
Songül Mutluer (PvdA) |
|
van Weel |
|
![]() |
Kent u het bericht «Kan je aangifte doen tegen een agent?»?1
Verschillen de regels ten aanzien van het doen van aangifte tegen een politiemedewerker van de algemeen geldende regels als het gaat om het doen van aangifte? Zo ja, wat is er verschillend en waarom zijn die verschillen er?
Is het waar daar de politie wettelijk verplicht is om elke aangifte op te nemen, ongeacht tegen wie? Zo ja, waarom lijkt het erop dat in de praktijk het doen aangifte tegen politiemedewerkers moeilijker is? Ligt er een regel ten grondslag die het doen van een dergelijke aangifte bemoeilijkt? Zo ja, welke? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Waarom wordt iemand die aangifte wil doen tegen een politiemedewerker door een chatbot eerst doorverwezen naar de klachtmogelijkheid? En waarom wordt er in andere gevallen van het willen doen van aangifte wel meteen de mogelijkheid daartoe geopend?
Is het waar dat burgers die aangifte willen doen tegen een politiemedewerker vaak worden doorverwezen naar een klachtenprocedure in plaats van dat hun aangifte wordt opgenomen? Zo ja, wordt deze procedure duidelijk gecommuniceerd aan burgers?
Deelt u de mening dat juist als het gaat om het doen van aangifte tegen een politiemedewerker dat niet de schijn mag ontstaan dat het doen van aangifte belemmerd wordt? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat als iemand aangifte wil doen dat diegene dan weliswaar gewezen mag worden dat daarnaast ook de mogelijkheid tot het indienen van een klacht bestaat, maar dat dat niet mag betekenen dat het doen van aangifte niet genoemd wordt of ontmoedigd wordt? Zo ja, waarom en deelt u dan ook de mening dat dit duidelijker door de politie gecommuniceerd moet worden dat een klacht niet in de plaats van een aangifte komt en dat aangifte doen altijd mogelijk is? Zo nee, waarom niet?
Hoe worden baliemedewerkers bij de politie opgeleid om aangiftes tegen politiemensen op te nemen?
Dienen baliemedewerkers bij de politie er zorg voor te dragen dat een burger die een aangifte tegen een politiemedewerker wil doen een afspraak daartoe kan maken? Zo ja, waarom gebeurt dat dan niet altijd? Zo nee, in welke gevallen niet?
Worden dergelijke aangiftes altijd door de afdeling Veiligheid Integriteit en Klachten van de politie opgenomen? Zo nee, in welke gevallen niet?
Hoe vaak worden er per jaar klachten ingediend respectievelijk aangiftes tegen politiemedewerkers gedaan? Hoe vaak komt het voor dat na het indienen van een klacht alsnog aangifte wordt gedaan?
Ayoub M. die in 2021 de 18-jarige Rik van de Rakt doodstak |
|
Emiel van Dijk (PVV), Marina Vondeling (PVV) |
|
Marjolein Faber (PVV), van Weel |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Twee jaar extra cel tbs voor Ayoub Y, die wel al trots in de keuken werkt»?1
Is de tijdelijke verblijfsvergunning van Ayoub M. in 2021 ingetrokken nadat hij was veroordeeld voor het doodsteken van de 18-jarige Rik van der Rakt? Zo nee, waarom niet?
Hoe is het mogelijk dat een levensgevaarlijke gek als Ayoub Y. die, terwijl hij een tijdelijke verblijfsvergunning had een willekeurige jongen doodstak op straat, binnenkort in aanmerking komt voor proefverlof?
Vindt u het niet schandalig dat Ayoub Y. geen gevangenisstraf heeft gekregen voor deze verschrikkelijke moord en nu vrolijk staat te koken voor de hele kliniek waar hij verblijft?
Gaat u ervoor zorgen dat Ayoub M. niet wordt losgelaten op de Nederlandse samenleving maar in plaats daarvan heel snel Nederland wordt uitgezet? Zo nee, waarom niet?
Heeft u kennisgenomen van het nieuwe beleid van het Openbaar Ministerie omtrent de strafbeschikking?1
Ja.
Herinnert u zich dat bij de regeling van werkzaamheden van 18 februari 2025 een brief hierover gevraagd is? Kan de Kamer die brief binnen een week verwachten, tezamen met de antwoorden op deze vragen?
Ik doe mijn uiterste best om vragen vanuit uw Kamer zo spoedig mogelijk te beantwoorden. De gevraagde brief, die inmiddels aan uw Kamer is verzonden, vergde afstemming met betrokken partijen zoals het OM, waardoor een week niet haalbaar was.
Op welke wijze heeft het Openbaar Ministerie overleg gevoerd over dit beleid met de Minister van Justitie en Veiligheid over dit voorstel?
Het OM heeft een jaar geleden in algemene zin aangekondigd de toepassing van de strafbeschikking te zullen verruimen. De toenmalige Minister van Justitie en Veiligheid heeft uw Kamer hierover in een brief van 29 januari 2024 geïnformeerd.2 Ik ben enkele weken voorafgaand aan 1 februari in algemene zin mondeling op de hoogte gesteld dat het OM voornemens was de toepassing van de strafbeschikking uit te breiden. Tijdens een regulier overleg met het College van PG’s op 20 februari 2025 is het onderwerp besproken.
Kunt u, de Minister van Justitie en Veiligheid, alle schriftelijke stukken over overleg hierover met u en het ministerie aan de Kamer doen toekomen?
Ik heb bekeken welke stukken ik hierover ik heb ontvangen via de lijn. Bijgaand treft u het extract aan van de annotatie die ik heb ontvangen ten behoeve van de bespreking van dit onderwerp met het College van procureurs-generaal en de versie van de instructie die hierbij was gevoegd. Dit is het deel van de annotatie dat ziet op het verruimde strafbeschikkingenbeleid van het OM. Het verslag van dit overleg is nog niet vastgesteld.
Heeft u, de Minister van Justitie en Veiligheid, ingestemd met deze beleidswijziging?
Het OM functioneert ten aanzien van de strafoplegging in strafzaken zelfstandig en onafhankelijk. Aanpassingen van beleid worden ter kennisneming aan de Minister van Justitie en Veiligheid voorgelegd.
Bent u, de Minister van Justitie en Veiligheid, het eens met deze beleidswijziging? Indien gedeeltelijk, kunt u dan aangeven met welke gedeeltes wel en met welke gedeeltes niet?
Met behulp van een strafbeschikking kan een officier van justitie zaken zelf afdoen. Het gaat om strafbare feiten waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf is gesteld, zoals eenvoudige mishandeling, winkeldiefstal, openbare dronkenschap, bedreiging en rijden onder invloed. Het doel van het vaker toepassen van de strafbeschikking is om de doorlooptijden van strafzaken te verkorten, de rechtspraak te ontlasten en voorraden af te bouwen. Door vaker een strafbeschikking uit te vaardigen kan de strafrechter worden ontlast en de rechterlijke capaciteit worden benut voor de zwaardere strafzaken. Daarnaast streeft het OM ernaar om hiermee meer strafzaken te kunnen afhandelen. Dit leidt er dus toe dat meer criminaliteit sneller kan worden aangepakt. Dit is ook in het belang van slachtoffers. Ik steun in algemene zin deze doelen om doorlooptijden van strafzaken te verkorten en meer criminaliteit aan te pakken. Het vaker afdoen van strafzaken met een strafbeschikking is met het oog op dat doel een geschikt middel, mede uitgaande van de bestaande capaciteitstekorten bij de rechtspraak. Vanzelfsprekend worden alle wettelijke waarborgen rondom de uitvaardiging van strafbeschikkingen in acht genomen, terwijl ook de rechten en belangen van slachtoffers gewaarborgd blijven. In gevallen waarin de officier van justitie het noodzakelijk vindt dat het desbetreffende feit met een vrijheidsstraf wordt bestraft, kan nog steeds tot dagvaarding worden overgegaan en kan vervolgens door de rechter een vrijheidsstraf worden opgelegd.
Op welke wijze en wanneer bent u, de Minister van Asiel en Migratie, geïnformeerd over deze beleidswijziging?
Het verruimde beleid van het OM is mijn verantwoordelijkheid, niet die van de Minister van Asiel en Migratie.
Bent u, de Minister van Asiel en Migratie, het eens met deze beleidswijziging? Indien gedeeltelijk, kunt u dan aangeven met welke gedeeltes wel en met welke gedeeltes niet?
Het verruimde beleid van het OM is mijn verantwoordelijkheid, niet die van de Minister van Asiel en Migratie.
Hoe beoordeelt u het feit dat misdrijven waarvoor een taakstrafverbod geldt (en waarvoor dus een gevangenisstraf opgelegd dient te worden), nu met een strafbeschikking worden afgedaan, waardoor er geen gevangenisstraf voor opgelegd kán worden en alleen een taakstraf of boete? Acht u dat wenselijk?
De uitbreiding van de toepassing van de strafbeschikking betreft op dit moment alleen veelvoorkomende vermogensdelicten. Het OM oefent hierbij zijn taken uit binnen de kaders van de wet. Tot die kaders behoort ook het taakstrafverbod (artikel 22b Wetboek van Strafrecht). In gevallen waarin op grond daarvan geen taakstraf mag worden opgelegd, kan de officier van justitie nog steeds overgaan tot dagvaarding en de zaak voorleggen aan de rechter.
Hoe beoordeelt u het feit dat asielzoekers, die overtredingen en misdrijven begaan hebben (en mogelijk voor veel overlast zorgen), nu een strafbeschikking zullen krijgen, waardoor zij geen gevangenisstraf meer kúnnen krijgen? Is dit in lijn met het kabinetsbeleid?
De uitbreiding van de toepassing van de strafbeschikking betreft op dit moment alleen veelvoorkomende vermogensdelicten met als doel doorlooptijden te verkorten en meer criminaliteit aan te pakken. Doorlooptijden verkorten en meer criminaliteit aanpakken is in lijn met het kabinetsbeleid.
U doelt op een passage in de instructie over het vervallen van de zogenaamde «contra-indicaties» voor het opleggen van een strafbeschikking, bij recidive en illegale vreemdelingen en asielzoekers. Ik vind het van belang te benadrukken dat ook deze zaken nog steeds voor de rechter kunnen worden gebracht, ook onder deze nieuwe instructie. Die afweging wordt bij iedere zaak door de officier van justitie gemaakt. Daarnaast blijft het doelgroepenbeleid van het OM in stand. Dat betekent dat er extra aandacht is en blijft voor bijvoorbeeld vervolging van overlastgevende asielzoekers en recidivisten. De instructie maakt het echter nu wel mogelijk om ook bij relatief lichte feiten – die nu soms onbestraft blijven door bijvoorbeeld gebrek aan capaciteit of sepots – een strafbeschikking op te leggen. Het opheffen van de contra-indicaties zorgt er in die gevallen voor dat asielzoekers, illegale vreemdelingen en recidivisten niet wegkomen zonder straf, maar een strafbeschikking krijgen. Het toepassen van de strafbeschikking is dus een toevoeging aan het arsenaal van een officier van justitie om strafbare feiten aan te pakken en leidt ertoe dat meer criminaliteit wordt aangepakt. Het OM zal de passage in de instructie bij een eerstvolgende wijziging of volgende instructie op dit punt verhelderen.
Hoe beoordeelt u het feit dat veelplegers in dit nieuwe beleid een strafbeschikking zullen krijgen, waardoor zij geen gevangenisstraf meer kunnen krijgen? Is dit in lijn met het kabinetsbeleid?
Zoals in het antwoord op vraag 10 is toegelicht, is het doel juist om meer criminaliteit aan te pakken. Bij relatief lichtere recidivefeiten (bijvoorbeeld winkeldiefstal) kan de officier nu ook een strafbeschikking opleggen, terwijl deze feiten anders mogelijk onbestraft waren gebleven. De mogelijkheid tot dagvaarden blijft bestaan wanneer de officier van justitie dit opportuun acht. Doorlooptijden verkorten en meer criminaliteit aanpakken is in lijn met het kabinetsbeleid.
Kunt u aangeven hoeveel veelplegers en hoeveel asielzoekers in 2024 en 2025 veroordeeld zijn door de rechter tot een gevangenisstraf voor delicten met maximaal 6 jaar gevangenisstraf?
De Rechtspraak registreert niet of een verdachte een asielzoeker of een veelpleger is. Daarom zijn deze cijfers niet beschikbaar. In de jaarlijkse rapportage Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisisnoodopvanglocaties geeft het WODC een overzicht van het aantal geregistreerde misdrijven waarvan vreemdelingen die verblijven op een COA-locatie, worden verdacht. Naar verwachting wordt vóór het zomerreces de rapportage over het jaar 2024 door de Minister van Asiel en Migratie aan uw Kamer aangeboden.
Hoeveel mensen die veroordeeld zijn voor een delict met een taakstrafverbod (in 2024), zouden in 2025 een taakstraf of boete krijgen door dit nieuwe beleid?
Het OM past het nieuwe beleid toe binnen de kaders van de wetgeving. Voor delicten waarvoor een taakstrafverbod geldt wordt dus geen taakstraf opgelegd.
Hoe beoordeelt u het feit dat de positie van het slachtoffer veel zwakker is bij een strafbeschikking dan bij een procedure voor de strafrechter? Bent u bereid ervoor te zorgen dat wanneer slachtoffers spreekrecht willen uitoefenen, ze dat kunnen doen en er in dat geval dus een rechtszitting komt?
Ook bij afdoening van een zaak met een strafbeschikking is de positie van het slachtoffer geborgd. De officier van justitie houdt bij de toepassing van de strafbeschikking rekening met de belangen van slachtoffers. Hierover heeft de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming u uitgebreid geïnformeerd per brief van 9 november 20223 en vervolgens in de tweede4 en derde voortgangsbrief5 meerjarenagenda slachtofferbeleid. Slachtoffers worden er expliciet op gewezen dat zij een schriftelijke slachtofferverklaring kunnen indienen, zodat hun belangen door de officier van justitie kunnen worden meegewogen bij het uitvaardigen van een strafbeschikking. Ook kunnen slachtoffers stukken indienen ter onderbouwing van het verhalen van hun schade op de dader. Daarnaast geldt er op grond van de Aanwijzing OM-strafbeschikking (2022A003) een contra-indicatie voor ernstige spreekrechtwaardige feiten, waardoor er in beginsel geen strafbeschikking zal worden uitgevaardigd voor die feiten wanneer het slachtoffer van zijn spreekrecht gebruik wenst te maken. Het nieuwe beleid van het OM ziet niet op spreekrechtwaardige feiten en de betreffende contra-indicatie wordt daarin niet opgeschort. Verder bepaalt het nieuwe beleid dat bij elk veelvoorkomend vermogensdelict in de strafbeschikking een schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd als het slachtoffer heeft laten weten dat een schadevergoeding gewenst is. Slachtoffers die van mening zijn dat de zaak toch voor de rechter moet worden gebracht, kunnen op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering een beklagprocedure starten.
Hoe beoordeelt u het feit dat rechtspleging in principe in de openbaarheid plaatsvindt (artikel 121 van de Grondwet) en dat de strafbeschikking zich aan die openbaarheid onttrekt? Bent u bereid met voorstellen te komen die leiden tot meer openbaarheid rondom de strafbeschikking?
Het gaat hier om de buitengerechtelijke afdoening van relatief lichtere strafzaken. Het doel is om deze snel af te doen en de rechtspraak te ontlasten. Het openbaarheidsvereiste van artikel 121 van de Grondwet geldt alleen voor «terechtzittingen» en ziet daarmee op berechting door de rechter; het strekt zich dus niet uit tot buitengerechtelijke afdoening. Door verzet in te stellen (artikel 257e, Wetboek van Strafvordering) tegen de strafbeschikking kan de verdachte bewerkstelligen dat de zaak alsnog in het openbaar wordt behandeld door de rechter. Opmerking verdient dat de officier van justitie desgevraagd een afschrift van een strafbeschikking verstrekt aan ieder ander dan de verdachte of zijn raadsman, tenzij er sprake is van een wettelijke weigeringsgrond. In dat laatste geval kan de officier van justitie een geanonimiseerd afschrift verstrekken. Indien geen afschrift wordt verstrekt kan de verzoeker een klaagschrift indienen (artikel 257h Wetboek van Strafvordering). Op die wijze is ook bij de strafbeschikking voorzien in een vorm van openbaarheid.
Daarnaast houdt de procureur-generaal bij de Hoge Raad toezicht op het OM. De procureur-generaal heeft in het verleden verschillende onderzoeken naar de toepassing van de strafbeschikking door het OM uitgevoerd. Omdat het (deels en/of verder) openbaren van de procedure omtrent de toepassing van de strafbeschikking ten koste gaat van het doel van de strafbeschikking en er al voldoende toezicht plaatsvindt op de toepassing van de strafbeschikking zie ik geen aanleiding om met voorstellen te komen om de procedure omtrent de strafbeschikking op dit punt te wijzigen.
Wilt u deze vragen een voor een en binnen een week beantwoorden, aangezien het beleid al een maand geleden is ingegaan en dat dat in alle stilte gebeurd is?
Ik streef er altijd naar een zo spoedig mogelijke beantwoording van Kamervragen. De antwoorden vergen echter afstemming met bijvoorbeeld het OM en de Rechtspraak en daarom is het niet gelukt uw vragen binnen een week te beantwoorden.
De uitlevering van drie veroordeelde Pakistanen |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Schoof , van Weel , Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Zijn de drie Pakistanen, de imam, de politiek leider en de cricketspeler, die in Nederland tot gevangenisstraffen zijn veroordeeld wegens verschillende zware misdrijven tegen mij gericht, al uitgeleverd aan Nederland om hier hun gevangenisstraf uit te zitten? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft Pakistan eind vorig jaar formeel verzocht om de uitlevering van diverse in Nederland veroordeelde personen. Het is op dit moment aan Pakistan om op de uitleveringsverzoeken te reageren. Wij kunnen uw Kamer verzekeren dat Nederland de uitleveringsverzoeken met grote regelmaat op politiek, diplomatiek en ambtelijk niveau nadrukkelijk onder de aandacht brengt van de Pakistaanse autoriteiten. Het belang dat Nederland hieraan hecht is duidelijk overgebracht.
Politieke ambtsdragers moeten hun werk vrij en veilig kunnen verrichten. Bedreigingen tegen politieke ambtsdragers door of vanuit andere landen die niet meewerken aan opsporing, vervolging of berechting hiervan, worden niet geaccepteerd en hierop wordt geacteerd. Dit uitgangspunt staat buiten kijf.
Wanneer personen die verdacht worden van strafbare feiten of daarvoor veroordeeld zijn zich in het buitenland bevinden, dan is Nederland afhankelijk van de medewerking van andere staten. Diverse middelen kunnen worden ingezet om bij andere staten het belang van reactie op en uitvoering van verzoeken te benadrukken.
De vraag welk middel op welk moment wordt ingezet, wordt van geval tot geval beoordeeld. Dit gebeurt in samenspraak tussen de verzoekende justitiële autoriteit (in dit geval het Openbaar Ministerie) en onze ministeries, ieder vanuit zijn eigen rol en verantwoordelijkheid.
Kunt u in een tijdlijn gedetailleerd aangeven wat de Nederlandse regering respectievelijk het Openbaar Ministerie hebben gedaan sinds de vonnissen definitief zijn geworden om betrokkenen uitgeleverd te krijgen? Wanneer is door wie namens Nederland met wie in Pakistan precies contact opgenomen, welke stukken en verzoeken zijn precies gewisseld, kunt u die met de Kamer delen, en hoe is er op gereageerd?
Zoals gezegd is Pakistan formeel om de uitlevering van diverse in Nederland veroordeelde personen verzocht. Op alle geëigende niveaus wordt bij de Pakistaanse autoriteiten de noodzaak van adequate opvolging van de Nederlandse verzoeken benadrukt.
Over welke inspanningen precies zijn gepleegd, doen wij gezien de vertrouwelijke aard van het diplomatieke verkeer met buitenlandse autoriteiten, geen verdere uitspraken. Bovendien zou dit de internationale strafrechtelijke samenwerking met andere landen, het land in kwestie in algemene zin, maar ook in deze specifieke zaken, kunnen belemmeren.
Wij benadrukken nogmaals dat het kabinet het onacceptabel acht indien personen die politieke ambtsdragers bedreigen vrijuit gaan. In onze brief van 2 september 2024 hebben wij al kort geschetst welke inspanningen het kabinet levert in geval van rechtshulp- en uitleveringsverzoeken.1 Daarnaast wordt ingegaan op de diplomatieke inzet van het kabinet indien landen niet meewerken aan de opsporing, vervolging of berechting van personen die verdacht worden van, of veroordeeld zijn voor, het bedreigen van politieke ambtsdragers.
Indien uitvoering van een verzoek om rechtshulp aan een andere staat uitblijft, kunnen diverse middelen worden ingezet om bij het aangezochte land op uitvoering aan te dringen. In beginsel wordt hierbij een escalatiemodel gehanteerd, waarbij wordt begonnen met schriftelijk rappel op ambtelijk niveau en waarbij inzet op politiek niveau, al dan niet door het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het uiterste middel is. De vraag welk middel op welk moment wordt ingezet, wordt van geval tot geval beoordeeld. Dit gebeurt in samenspraak tussen de verzoekende justitiële autoriteit (het Openbaar Ministerie of de rechtspraak), het Ministerie van Justitie en Veiligheid als centrale autoriteit voor rechtshulp en uitlevering, en het Ministerie van Buitenlandse Zaken, ieder vanuit zijn eigen rol en verantwoordelijkheid.
Het doorlopen van eventueel noodzakelijke stappen vergt steeds een zorgvuldige afweging en kost tijd maar Nederland zal niet schuwen om te blijven aandringen op uitvoering, waarbij ook zwaardere diplomatieke stappen voor het aangezochte land niet kunnen worden uitgesloten.
Wanneer heeft de Minister-President hierover de afgelopen maanden persoonlijk met zijn Pakistaanse ambtgenoot contact opgenomen en met welk resultaat?
De Minister-President hecht aan een gesprek met zijn Pakistaanse ambtgenoot over het belang dat Nederland hecht aan adequate opvolging van de Nederlandse verzoeken. Dit verzoek is aan Pakistan gecommuniceerd.
Wanneer heeft de Minister van Justitie en Veiligheid hierover de afgelopen maanden persoonlijk met zijn Pakistaanse ambtgenoot contact opgenomen en met welk resultaat?
Een gesprek tussen de Minister van Justitie en Veiligheid met zijn Pakistaanse ambtgenoot wordt voorbereid door het Ministerie van Justitie en Veiligheid, in samenspraak met het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Wanneer heeft de Minister van Buitenlandse Zaken hierover de afgelopen maanden persoonlijk contact opgenomen met zijn Pakistaanse ambtgenoot en met welk resultaat?
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft in november 2024 voor het laatst telefonisch gesproken met zijn Pakistaanse ambtgenoot. Daarin werd afgesproken om een gesprek tussen de Minister van Justitie en Veiligheid en de Pakistaanse Minister van justitie als ambtgenoot te zullen opzetten. Verder heeft de Minister van Buitenlandse Zaken in september 2024 en marge van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties de Pakistaanse premier aangesproken.
Wanneer heeft het Openbaar Ministerie contact opgenomen met de Pakistaanse autoriteiten met het doel de drie veroordeelde Pakistaanse criminelen uitgeleverd te krijgen en met welk resultaat?
Er zijn geen rechtstreekse contacten tussen het Nederlandse Openbaar Ministerie en de Pakistaanse autoriteiten. Dergelijke contacten verlopen bij derde landen via het Ministerie van Justitie en Veiligheid als centrale autoriteit voor rechtshulp en uitlevering, in samenspraak en afstemming met het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Kunt u bevestigen dat de Nederlandse regering dan wel het Openbaar Ministerie met niets anders genoegen zullen nemen dan met de uitlevering van de drie veroordeelde Pakistaanse criminelen die veroordeeld zijn voor verschillende misdrijven tegen mij gericht als Nederlands parlementariër? Zo nee, waarom niet?
Door Nederland is aan Pakistan verzocht om de uitlevering van diverse in Nederland veroordeelde personen (zie ook het antwoord op vraag 1). Zoals ook geschetst in de beantwoording van eerdere vragen van het lid Wilders, zal Nederland duidelijk blijven maken dat opvolging wordt verwacht. Het is aan Pakistan als aangezochte staat om te reageren.2
Deelt u mijn mening dat het totaal onaanvaardbaar zou zijn om met iets anders genoegen te nemen dat de uitlevering van de drie veroordeelde Pakistaanse criminelen?
Nederland heeft Pakistan verzocht om de uitlevering van diverse in Nederland veroordeelde personen. Er kan aan de zijde van de Pakistaanse autoriteiten geen misverstand bestaan over de noodzaak van een adequate opvolging van de Nederlandse verzoeken.
Wilt u al deze vragen apart en dus niet gecombineerd beantwoorden?
Ja.
Wilt u deze vragen met spoed, doch uiterlijk voor dinsdag 4 maart 11.00 uur beantwoorden en wil de Minister-President zich er persoonlijk van verzekeren dat met niets anders genoegen zal worden genomen dan de uitlevering van alle betrokkenen nu het gaat om zware misdrijven gericht tegen een parlementariër?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord. Zoals ook gememoreerd in onze eerder genoemde brief van 2 september 2024 en in het hoofdlijnenakkoord, worden bedreigingen tegen politieke ambtsdragers door of vanuit andere landen die niet meewerken aan opsporing, vervolging of berechting hiervan, niet geaccepteerd en wordt hierop geacteerd. Dit uitgangspunt staat buiten kijf. Er kan geen enkel misverstand bestaan over het grote belang dat Nederland hieraan hecht, en Nederland blijft dit op alle geëigende niveaus onder de aandacht brengen van de Pakistaanse autoriteiten. Zie ook het antwoord op vraag 1.
Samidoun |
|
Claudia van Zanten (BBB) |
|
van Weel , Marjolein Faber (PVV), Eppo Bruins (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met de bijdrage van Jessica Roitman op LinkedIn1 en het bericht «The Palestinian prisoners movement: on the frontlines of resistance. A teach in with Samidoun about the history»?2
Ja
Aangezien de komst van Mohammed Khatib, de coördinator van Samidoun Europa, eerder door u is verboden: bent u van plan ook deze teach-in van Samidoun donderdag 27 februari 2025 op de UvA te verbieden? Zo nee, waarom niet?
Welke bijeenkomsten plaatsvinden op instellingen en met welke sprekers, is ter beoordeling van de instelling als onderdeel van de wettelijk geborgde academische vrijheid, zolang dit past binnen de kaders en grenzen van de wet. Vanuit OCW heeft afstemming plaatsgevonden met de UvA. De UvA heeft aangegeven dat deze bijeenkomst niet via de officiële kanalen is aangemeld en dat Samidoun niet welkom is op de UvA. Zij hebben de organisatoren van de bijeenkomst (de afzender van de instagram post) via hun sociale mediakanalen laten weten dat de bijeenkomst niet door mag gaan.
Voor het organiseren van een teach-in geldt dat deze bijeenkomst moet voldoen aan academische standaarden. De UvA heeft de organisatoren van de bijeenkomst aangegeven dat zij open staan om een teach-in op een andere manier te faciliteren – zonder de aanwezigheid van Samidoun- waarbij deze academische standaarden wel worden gewaarborgd.
De Tweede Kamer heeft enkele maanden geleden een motie aangenomen om Samidoun ook in Nederland op de terreurlijst te plaatsen. Wat is hieromtrent de stand van zaken?3
Zoals in de beantwoording van de vragen van het lid Diederik van Dijk (SGP)4 aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Buitenlandse Zaken over het bericht «Hamas’s extensive network in Europe exposed in a new series of reports» (ingezonden 17 oktober 2024) werd toegelicht, dienen er voldoende aanwijzingen te zijn dat personen of organisaties betrokken zijn bij terroristische activiteiten en dient er een link met de Nederlandse rechtsorde te zijn alvorens zij op de nationale sanctielijst terrorisme kunnen worden geplaatst. Onderbouwing hiervoor kan bijvoorbeeld gevonden worden in een door het Openbaar Ministerie ingesteld strafrechtelijk onderzoek, een strafrechtelijke veroordeling of een ambtsbericht van de AIVD. Het is hierbij van belang om te benadrukken dat het aan zowel het Openbaar Ministerie en de AIVD zelf is om de afweging te maken of en wanneer het opportuun is een onderzoek te starten.
Conform de motie Diederik van Dijk (SGP) en Eerdmans (JA21)5 is de Minister van Justitie en Veiligheid in gesprek gegaan met het Openbaar Ministerie om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor het Openbaar Ministerie om (organisaties als) Samidoun te verbieden. Het gesprek dat inmiddels heeft plaatsgevonden heeft bevestigd dat het Openbaar Ministerie op dit moment geen informatie heeft die kan bijdragen aan een verzoek om verbodenverklaring bij de rechter of plaatsing op de sanctielijst.
Organisaties die geweld en haat verheerlijken hebben geen plek in onze samenleving. Zoals in het regeerprogramma staat blijft de Minister van Justitie en Veiligheid zich inzetten om optredens van organisaties die nauw verbonden zijn met organisaties die elders in de EU verboden zijn wegens een link met terroristische groeperingen te voorkomen. In dit kader loopt er een uitvraag binnen de EU waarbij informatie wordt opgehaald over de wijze waarop andere landen dergelijke organisaties tegen gaan. Aan de hand daarvan wordt onderzocht of aanvullende wetgeving nodig en mogelijk is om de genoemde organisaties binnen onze wettelijke kaders te verbieden. Als uit deze inventarisatie blijkt dat er nog onvoldoende middelen zijn om effectief op te kunnen treden, zullen we passende aanvullende maatregelen nemen. De Minister van Justitie en Veiligheid informeert uw Kamer dit voorjaar hierover verder.
Wilt u deze vragen met spoed, uiterlijk morgen 26 februari 2025, beantwoorden?
Het bericht 'Burgemeester bezorgd over uitkomst onderzoek illegale prostitutie en mensenhandel: ‘Misstanden aangetroffen” |
|
Mirjam Bikker (CU) |
|
van Weel , Eddy van Hijum (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «burgemeester bezorgd over uitkomst onderzoek illegale prostitutie en mensenhandel: «Misstanden aangetroffen»»?1
Hoe beoordeelt u de zorgen die burgemeester Weber uitspreekt over de veiligheid en het welzijn in de illegale prostitutie in Nederland naar aanleiding van de controle uitgevoerd door het Haags Economisch Interventie Team (HEIT)?
In hoeverre acht u het aannemelijk dat de aangetroffen misstanden in meer gemeentes spelen, ook zonder dat gemeentes hiervan op de hoogte zijn? Waar baseert u dit antwoord op en welke stappen onderneemt u om gemeentes te ondersteunen in het signaleren en opsporen van deze misstanden?
Deelt u de opvatting dat een economisch interventieteam zoals het HEIT van wezenlijk belang is om ondermijnende en criminele bedrijven en misstanden in de prostitutie op te sporen en kunt u inzicht geven of en hoe de verschillende gemeentes in Nederland dit vormgeven?
Kunt u nader inzicht geven in welke inspanningen u doet om meer zicht te krijgen op de omvang van het aantal slachtoffers en vooral ook de meldingsbereidheid, nu het aantal geregistreerde slachtoffers door CoMensha weliswaar langzaam stijgt tot 868 in 2023, maar dit een aanzienlijk lager aantal is dan de schatting van ongeveer 5.000 slachtoffers van uitbuiting die jaarlijks in Nederland voorkomen en ook de bevindingen van het HEIT daar weer op wijzen?
Bent u bereid om te werken met concrete doelen, waarop de komende jaren gestuurd wordt in het vinden van slachtoffers, het doen van aangifte en het opsporen en vervolgen van daders? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet?
Erkent u dat veelal via arbeidsmigratie nieuwe vrouwen zich melden in de prostitutie en ziet u het als uw rol om het welzijn en de veiligheid van de vrouwen die via deze weg ons land binnenkomen, te waarborgen? Hoe bent u van plan hier vorm aan te geven?
In hoeverre heeft u al opvolging gegeven aan de aangenomen motie-Ceder c.s.2 om gesprekken aan te gaan met landen van herkomst bij arbeidsmigratie in de prostitutie?
Was er geschikte opvang beschikbaar indien een van de aangetroffen illegale prostituees slachtoffer was van uitbuiting of mensensmokkel?
Hoeveel opvangplekken zijn er op dit moment voor slachtoffers van mensenhandel die niet in de reguliere opvang terechtkunnen (Opvang van slachtoffers van mensenhandel met multiproblematiek (OMM)) en hoeveel van deze plekken kunnen op dit moment daadwerkelijk bezet worden gezien de financiering?
Zijn er op dit moment wachtlijsten voor de OMM? Zo ja, hoeveel mensen wachten op een plek en hoelang zijn de wachttijden en wat is er nodig om dit op te lossen?
Hoe gaat u om met de dringende aanbevelingen van veldpartijen om de jaarlijks duizenden slachtoffers daadwerkelijk beter te beschermen, zoals onlangs bijvoorbeeld gedaan door het Leger des Heils bij de presentatie van de Barometer 2025?
Wat doet u met de aanbeveling van het Leger des Heils om de wijziging van de Vreemdelingencirculaire van 1 augustus 2019 terug te draaien, zodat slachtoffers van mensenhandel met een Dublin-claim die in het buitenland zijn uitgebuit, weer beschermd worden en voorkomen wordt dat belangrijke opsporingsindicaties van mensenhandel verloren gaan?
Het bericht ‘Klap voor ministers: omstreden buitenlandse predikers mogen toch Nederland in van rechter’ |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Marjolein Faber (PVV), van Weel |
|
|
Welke maatregelen onderzoekt u allemaal om te voorkomen dat de drie omstreden buitenlandse predikers die komend weekeinde te gast zijn bij De Ramadan Expo in Utrecht Nederland binnenkomen?1
Vooropstaat dat er in Nederland geen plek is voor haatzaaierij en het verheerlijken van geweld. Onze inzet was dan ook om dit te voorkomen door deze sprekers de toegang tot ons land te weigeren. Op 20 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter het besluit om de drie sprekers uit Nederland te weren door signalering in het Schengeninformatiesysteem, geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Als gevolg hiervan is de signalering voor deze sprekers uit het Schengeninformatiesysteem verwijderd en kunnen zij Nederland inreizen. Als de sprekers ten tijde van hun inreis aan alle toegangsvoorwaarden voldoen, worden zij toegelaten. Op grond van de vreemdelingenwet zijn er op basis van de bestaande feiten en omstandigheden, geen andere mogelijkheden om de toegang alsnog te weigeren. Wel wil ik benadrukken dat vreemdelingen gedurende hun verblijf moeten blijven voldoen aan de toegangsvoorwaarden, waaronder geen dreiging vormen voor de openbare orde of nationale veiligheid. Als niet langer aan de toegangsvoorwaarden wordt voldaan, kan het verblijfsrecht beëindigd worden en dient de betrokkene Nederland te verlaten. Daarnaast geldt dat indien blijkt dat er mogelijk strafbare uitlatingen zijn gedaan, het Openbaar Ministerie kan besluiten om strafrechtelijk onderzoek in te stellen.
Kunt u de landingsrechten intrekken van zoals eerder gebeurde in 2017 toen de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken Cavusoglu naar Nederland wilde komen? Zo nee, kunt u onderbouwen waarom dat niet kan?
Bilaterale en EU luchtvaartverdragen met derde landen bevatten geen wettelijke basis om landingsrechten in te trekken op grond van het migratiebeleid of vervoer van specifieke personen. Landingsrechten van luchtvaartmaatschappijen kunnen alleen worden ingetrokken als luchtvaartmaatschappijen niet voldoen aan de desbetreffende vereisten in dergelijke verdragen van onder meer vestiging, relevante vergunningen en eigendom en zeggenschap en daaromtrent afstemming heeft plaats gevonden met de desbetreffende verdragspartij.
De vlucht van de Turkse Minister in 2017 betrof een staatsvlucht, waarop Bilaterale en EU luchtvaartverdragen niet van toepassing zijn. Voor staatsvluchten heeft de Nederlandse overheid de discretionaire bevoegdheid om wel of geen diplomatieke klaring af te geven voor landen of overvliegen.
Mochten de predikers al geland zijn, welke stappen onderneemt u dan om te voorkomen dat zij op de bijeenkomst mogen spreken? Bent u bereid hierop aan te dringen bij het lokale bevoegd gezag?
Het lokaal bestuur is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en maakt daarin een eigen afweging. Zij hebben aangegeven uiteraard alert te zijn op (ongeregeldheden rondom) het evenement. Het Openbaar Ministerie kan, indien blijkt dat er mogelijk strafbare uitlatingen zijn gedaan, besluiten om sprekers te vervolgen die dergelijke boodschappen uiten.
Kunt u deze vragen met de grootst mogelijke spoed beantwoorden, bij voorkeur voor morgenochtend (zaterdagochtend)?
Ja.
Het bericht ‘Nieuwe trend bij online pesten: ‘Het is ongelooflijk triest gedrag’’ |
|
Wijen-Nass |
|
van Weel |
|
Bent u bekend met het bericht «Nieuwe trend bij online pesten: «Het is ongelooflijk triest gedrag»»?1
Ja.
Deelt u de mening dat consistent pestgedrag buitengewoon invasief is voor het slachtoffer en schadelijk voor de geestelijke gezondheid?
Ja. Consistent (online) pestgedrag kan een buitengewoon invasieve en schadelijke impact hebben op de geestelijke gezondheid van slachtoffers. Het kan leiden tot ernstige emotionele en psychologische problemen, zoals angst, depressie en een verminderd zelfbeeld. Het is belangrijk dat we deze problematiek serieus nemen.
Bent u bereid om pestgedrag op te nemen in de voorgenomen Wet strafbaarstelling psychisch geweld?
Pestgedrag kan een grote impact hebben op degene die gepest wordt en zijn directe omgeving. Zoals in het aangehaalde krantenbericht ook wordt aangegeven, biedt het huidige strafrechtelijk kader mogelijkheden om specifieke gedragingen of uitingsvormen van pesten aan te pakken, bijvoorbeeld door vervolging wegens bedreiging, smaad, laster, mishandeling of belaging (stalking). Momenteel worden onder regie van de Minister en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid gesprekken gevoerd met verschillende organisaties en deskundigen over de contouren van een wetsvoorstel dat strekt tot een aparte strafbaarstelling van psychisch geweld. Hierbij wordt onder meer gekeken naar de reikwijdte en aard van gedragingen die onder een dergelijke strafbepaling zouden kunnen vallen. Uw Kamer wordt voor de zomer 2025 geïnformeerd over de contouren van dit wetsvoorstel.
Bent u bereid om het voor scholen mogelijk te maken, pesters door te verwijzen naar bureau-HALT, wanneer de school kan aantonen dat het pestgedrag dermate ernstig is?
Als sprake is van strafbaar gedrag kan er aangifte worden gedaan en kan de zaak, indien deze bewijsbaar is, naar Halt worden verwezen. Het is aan de politie en het Openbaar Ministerie om te beoordelen of een verdachte voor deze interventie in aanmerking komt.
Als er geen aangifte wordt gedaan of geen sprake is van strafbare gedragingen, dan is er een preventieve Halt-interventie mogelijk die gericht is op het grensoverschrijdende gedrag. Hiervoor moet dan wel een gemeentelijke subsidieopdracht aan Halt zijn verleend. Indien er sprake is van een subsidieafspraak kan de betrokken jongere naar het spreekuur worden verwezen waarin een medewerker een gesprek met hem of haar voert en eventueel een opdracht mee kan geven. Ook kan een herstelgesprek met een slachtoffer worden opgezet. Naast individuele interventies biedt Halt ook groepsgerichte interventies, zoals voorlichtingen op verschillende thema’s (https://www.halt.nl/voorlichtingen), kunnen klassendialogen worden ingezet en zijn onlangs zogenoemde herstelcirkels ontwikkeld.
Het beboeten van dakloze mensen |
|
Sandra Beckerman |
|
Karremans , van Weel , Mona Keijzer (BBB) |
|
Kent u het bericht «Kap nou eens met het beboeten van dakloze mensen»?1
Ja.
Deelt u onze mening en de mening van de schrijvers van het stuk, Merel van Rooy en Fabian Weergang, dat er gestopt moet worden met het beboeten van dakloze mensen? Deelt u voorts onze mening dat een echte gemeenschap dakloze mensen niet beboet maar helpt? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het beboeten van dakloze mensen brengt ze verder in de problemen en het is weinig zinvol om mensen die geen huis hebben te beboeten voor buitenslapen, al helemaal omdat zij die boetes niet kunnen betalen. Het beboeten draagt bij aan het stigmatiseren van dakloze personen, iets dat het kabinet met het Nationaal Actieplan Dakloosheid «Eerst een Thuis» (2023–2030) juist wil bestrijden.2 Met het Nationaal Actieplan Dakloosheid wordt ingezet op het voorkomen van dakloosheid en Wonen Eerst.
Waarom worden er nog steeds boetes uitgedeeld voor het op straat of in de auto slapen (170 euro) en bedelen (110 euro) aan dakloze mensen? Deelt u de mening dat hiermee de problemen van dakloze mensen groter in plaats van kleiner worden? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het voorgaande antwoord, erkent het kabinet dat het beboeten dakloze mensen verder in de problemen kan brengen. Gemeenteraden hebben echter op grond van artikel 147 Gemeentewet de bevoegdheid om verordeningen vast te stellen, die zij in het belang van de gemeente nodig achten. Zo kunnen gemeenten met het oog op de leefbaarheid en veiligheid in de gemeente regels stellen en waar nodig handhavend optreden. Regels omtrent het op straat of in de auto slapen en bedelen kunnen opgenomen worden in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Als eenmaal regels zijn gesteld, geldt een beginselplicht tot handhaving. Of en waarom regels opgenomen zijn en/of gehandhaafd worden is een afweging van het lokale bestuur.
Schrikt u net als wij van het feit dat uit het onderzoek van Merel van Rooy blijkt dat er in 2024 ruim 2.000 boetes zijn uitgeschreven aan dakloze mensen, voor een totaalbedrag van ruim 300.000 euro? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen?
Ja, daar schrik ik van. Mede in het kader van deze berichtgeving en de motie Bruyning (NSC), die het kabinet vraagt om gemeenten en de VNG op te roepen om meer in te zetten op alternatieve maatregelen in plaats van het opleggen van boetes, ben ik in gesprek met de VNG.
Klopt het dat het werkelijk aantal uitgeschreven boetes nog hoger ligt, maar deze met succes worden aangevochten en vernietigd? Kunt u inzicht geven in het werkelijke aantal uitgeschreven boetes?
Het krantenartikel is gebaseerd op de door het CJIB gepubliceerde jaarcijfers van de instroom van feitgecodeerde zaken. In het artikel wordt naar drie strafbare feiten verwezen, te weten
In totaal zijn er bij het CJIB in 2024, 2238 strafbeschikkingen ingestroomd op basis van deze drie feitcodes. Het totaal opgelegde boetebedrag van deze zaken bedraagt 315.880 euro.
Het CJIB kan een strafbeschikking alleen ten uitvoer leggen als er een adres bekend is. Hieruit volgt dat bij bovenstaande strafbeschikkingen een adres is meegeleverd door de opsporingsinstantie. Dit kan naast een woonadres ook een postadres of het adres van een dak- of thuislozenopvang zijn. Op basis van enkel het meegeleverd krijgen van een adres in een zaak kan dus niet worden geconcludeerd of iemand dak- of thuisloos is en dus ook niet hoeveel van de 2.238 boetes zijn opgelegd aan mensen die dakloos zijn.
Indien er geen adres door de opsporingsinstantie is meegeleverd in de zaak, wordt deze aan het OM doorgestuurd voor verdere beoordeling.
Kent u de verhalen van dakloze mensen die per maand soms wel 11 boetes krijgen? Deelt u de mening dat hieruit blijkt dat een boete opleggen aan dakloze mensen op geen enkele manier wordt opgelost? Zo nee, waarom niet?
Ik ben op de hoogte van het feit dat dakloze mensen soms meermaals beboet worden. Het is weinig zinvol om mensen te beboeten die dat niet kunnen betalen. Dat is ook opgenomen in de toelichting van de model-APV van de VNG: «Het is weinig zinvol om dakloze mensen te beboeten als zij noodgedwongen buiten moeten slapen of om mensen te beboeten die dat niet kunnen betalen. In dat soort gevallen kan de handhaving leiden naar ondersteuning of (maatschappelijke) opvang.»
Gemeenteraden hebben op grond van artikel 147 Gemeentewet echter de bevoegdheid om verordeningen vast te stellen, die zij in het belang van de gemeente nodig achten. Ik ben in gesprek met de VNG over de behandeling van de motie Bruyning (NSC), die het kabinet vraagt om gemeenten en de VNG op te roepen om meer in te zetten op alternatieve maatregelen in plaats van het opleggen van boetes. Onder meer wil de VNG een rondetafelgesprek houden met onder andere de politie, handhaving, maatschappelijke organisaties en belangenbehartigers om de verschillende zienswijzen te bespreken en zo mogelijk afspraken te maken over welke alternatieven gemeenten hebben. Overigens zijn er gemeenten die al afwijken van de model-APV en dakloze mensen niet beboeten, zoals de gemeenten Almere en Harlingen. Gemeente Amsterdam heeft ervoor gekozen de boetes van mensen zonder vaste woon- of verblijfplaats niet te innen en het beleid opnieuw te bekijken.
Kent u de verhalen van voormalig dakloze mensen die, nadat ze eindelijk weer een woning hebben gevonden, brieven en bezoek van een deurwaarder krijgen vanwege (verhoogde) boetes uit hun tijd als dakloze? Erkent u dat deze bedragen flink kunnen oplopen waardoor mensen weer in de problemen komen terwijl ze net opkrabbelen? Bent u bereid om mensen die hierdoor in de problemen zijn gekomen te helpen? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik heb gehoord van verhalen waarbij dakloze mensen die na een langere periode weer een woning hebben, worden geconfronteerd met achterstallige betalingen. Dit kan voorkomen doordat een schuldeiser iemand langere tijd niet heeft kunnen benaderen voor de achterstallige betaling omdat er geen woon- of postadres was. Dat dit ontwrichtend kan zijn voor degene die dit overkomt erken ik, daarom is het ook heel belangrijk dat een dergelijke casus direct opgepakt wordt via een multidisciplinaire aanpak, en dat er al voordat iemand de maatschappelijke opvang verlaat contact is met schuldhulpverlening. Wanneer er sprake is van problematische schulden kan direct een verzoek worden ingediend voor de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) zodat daarmee de schulden gesaneerd kunnen worden.
Daarnaast is het kabinet bekend met de kostenoploop wanneer vorderingen niet worden betaald. Zoals aangekondigd in het Regeerprogramma en meer geconcretiseerd in de IBO Kabinetsreactie3 wordt er gewerkt aan een aantal maatregelen om deze kostenoploop te beperken, zoals het instrument «collectief afbetalingsplan» en uitwerking van hoe een wettelijke zorgplicht voor gerechtsdeurwaarders richting schuldenaren vorm zou kunnen krijgen. Voor de zomer stuurt de Staatssecretaris Rechtsbescherming een brief aan de Kamer met een juridische uiteenzetting van maatregelen op het gebied van civiele invordering uit de IBO Kabinetsreactie.
Erkent u dat het voor dakloze mensen vaak onontkoombaar is om boetes te krijgen omdat de opvang vaak vol zit en ervoor betaald moet worden? Zo ja, wat is volgens u hiervoor de oplossing?
Met het Nationaal Actieplan Dakloosheid hebben gemeenten, aanbieders en corporaties zich eraan gecommitteerd dat de oplossing voor dakloosheid niet gevonden wordt door het realiseren van extra maatschappelijke opvang, maar door betaalbaar wonen, het versterken van financiële bestaanszekerheid en goede outreachende voorzorg zodat dakloosheid voorkómen wordt. Alleen door het probleem bij de kern aan te pakken, kunnen meters worden gemaakt. Dat is een fundamenteel andere benaderingswijze die niet alleen effectiever blijkt, maar bovendien goedkoper.
Deelt u de mening dat de kans groot is dat gemeenten door de bezuinigingen vanaf 2026 nog minder middelen hebben voor voldoende opvangplekken voor dakloze personen? Zo nee, waarom niet?
Gemeenten ontvangen in totaal jaarlijks 440 miljoen euro voor de aanpak van dakloosheid, exclusief indexering. Deze middelen worden gestort in het Gemeentefonds en zijn daarmee vrij besteedbaar. De middelen voor armoede en schulden, en ten aanzien van wonen zijn hier niet in meegenomen. Het is aan gemeenten middelen zo effectief mogelijk in te zetten. In algemene zin geldt dat het kabinet zich inzet voor de financiële positie van gemeenten en consequent in gesprek is met gemeenten over de balans in taken, middelen en verantwoordelijkheden.
Welke stappen gaat u zetten om te zorgen dat dakloze mensen geen onnodige boetes meer krijgen?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6, hebben gemeenteraden op grond van artikel 147 Gemeentewet de bevoegdheid om verordeningen vast te stellen, die zij in het belang van de gemeente nodig achten. Ik ben in gesprek met de VNG over de behandeling van de motie Bruyning (NSC), die het kabinet vraagt om gemeenten en de VNG op te roepen om meer in te zetten op alternatieve maatregelen in plaats van het opleggen van boetes. Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 6, wil de VNG onder meer een rondetafelgesprek houden met onder andere de politie, handhaving, maatschappelijke organisaties en belangenbehartigers om de verschillende zienswijzen te bespreken en zo mogelijk afspraken te maken over welke alternatieven gemeenten hebben.
Het kabinet heeft weliswaar haar handtekening gezet onder de Verklaring van Lissabon om een einde te maken aan dakloosheid in 2030 maar het aantal dakloze mensen neemt alleen maar toe, erkent u dat het kabinet meer moet doen om dakloosheid te voorkomen en aan te pakken? Zo nee, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Met het Nationaal Actieplan Dakloosheid is vastgesteld dat de oplossing voor dakloosheid gevonden wordt in betaalbaar wonen en het versterken van financiële bestaanszekerheid zodat dakloosheid voorkómen wordt. Het kabinet zet hier onverminderd op in. Om deze systeemverandering op gang te brengen wil ik hier vanuit mijn rol extra aandacht aan besteden. Ik doel daarbij op het aanjagen van de beweging naar preventie en wonen in de regio’s, de inzet van ervaringskennis en belangenbehartiging, kwetsbare groepen (waaronder jongeren), en het versterken van het inzicht in dakloosheid door verbetering van dataverzameling op basis van de ETHOS-light definitie van dakloosheid. Zoals aangegeven in de voortgangsrapportage van december 2024 over de aanpak dakloosheid aan uw Kamer,4 wordt onderzocht in hoeverre de ambities en doelstellingen van het actieplan dakloosheid gerealiseerd worden, zowel landelijk als lokaal. De resultaten van dit onderzoek zullen niet alleen de benodigde informatie geven om waar nodig aanpassingen te doen, maar geven bovendien invulling aan de motie (36 200 XVI, nr. 73) van het Kamerlid Westerveld. Het onderzoek is gestart in januari 2025. Het is de bedoeling zo concreet mogelijk conclusies te verbinden aan de opgehaalde resultaten en bevindingen, bijvoorbeeld in organisatiestructuur, inzet van middelen, sturingsmechanismen, financieringswijze en over hoe effectieve interventies in regio’s te versnellen. Naar verwachting zal het onderzoek eind 2025 gereed zijn en met uw Kamer worden gedeeld.
In hoeverre is het boetebeleid in strijd met de Verklaring van Lissabon?
In de Verklaring van Lissabon hebben lidstaten, waaronder Nederland, de intentie uitgesproken om dakloosheid aan te pakken en toe te werken naar het beëindigen van dakloosheid in 2030. Met het Nationaal Actieplan Dakloosheid wordt bijdragen aan de doelstellingen uit de Verklaring van Lissabon. Het beboeten van dakloze mensen draagt niet bij aan deze doelstellingen: zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1, brengt het beboeten van dakloze mensen hen verder in de problemen en draagt het bij aan een stigma en discriminatie van dakloze personen. Juridisch gezien is het boetebeleid niet in strijd met de Verklaring van Lissabon, omdat deze verklaring niet juridisch bindend is en niet omgezet in (rechtstreeks) werkende bepalingen.
In 2022 heeft het (voorgaande) kabinet het Nationaal Actieplan Dakloosheid gepresenteerd waarin een paradigmashift is aangekondigd en voortaan «Eerst een Thuis» de focus zou zijn, erkent het kabinet dat hier vooralsnog te weinig van terecht komt? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet ziet dat veel gemeenten, zorgpartijen, corporaties en belangenbehartigers, ondanks de uitdagingen, keihard aan de slag zijn met het actieplan. Er is brede consensus over het feit dat dakloosheid vooral opgelost wordt met huisvesting en preventie, in plaats van maatschappelijke opvang. Maar dit leidt op dit moment nog niet tot daadwerkelijke afname van aantal dakloze mensen. Zo’n grote systeemverandering bewerkstelligen kost namelijk tijd en vraagt continuïteit en een lange adem. Daarnaast maken externe factoren versnelling lastig. Denk aan de aanhoudende krapte op de woningmarkt en inflatie; die maken dat gemeenten acute problemen van inwoners moeten oplossen. Het kabinet heeft begrip voor de complexe realiteit waar gemeenten zich in bevinden, maar blijft hen oproepen het voorkómen en terugdringen van dakloosheid hoog op de regionale politieke agenda te houden. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 11, wordt een onafhankelijk onderzoek uitgevoerd naar de voortgang van het Nationaal Actieplan Dakloosheid. Naar verwachting zal het onderzoek eind 2025 gereed zijn en met de Kamer worden gedeeld.
Staat het verbod op buitenslapen nog steeds in de model-APV van de VNG die op 4 juli 2024 is verspreid? Deelt u de mening dat het opnemen van deze model-bepalingen een verkeerd signaal afgeeft en gewoon niet werkbaar is aangezien de woningnood ook komt door falend beleid van de overheid zelf? Zo nee, waarom niet?
Deze bepaling staat in de VNG Model-APV. Gemeenten geven aan dat een door de gemeenteraad vastgestelde bepaling als deze nodig is als bevoegdheidsgrondslag om waar noodzakelijk in te kunnen grijpen indien dat noodzakelijk is, zoals in het geval van overlast of wanordelijkheden. Het uitdelen van boetes vormt daarbij het sluitstuk en is zeker geen doel op zich. In de toelichting bij de VNG Model-APV is voorts opgenomen: «Bij het toezicht op de naleving van het verbod moet de opsporingsambtenaar of toezichthouder afwegen welk handhavingsmiddel hij in de concrete situatie proportioneel acht. In de meeste gevallen zal kunnen worden volstaan met een waarschuwing, tenzij sprake is van recidive. Het is weinig zinvol om dakloze mensen te beboeten als zij noodgedwongen buiten moeten slapen of om mensen te beboeten die dat niet kunnen betalen. Dan fungeert het verbod meer als stok achter de deur voor toeleiding naar ondersteuning of (maatschappelijke) opvang.» Op grond van een bepaling zoals die van de model-APV geldt overigens geen algeheel «slaapverbod.» Er geldt een slaapverbod voor ’s nachts in aangewezen gebieden. De raad of het college moet motiveren waarom voor die gebieden ’s nachts een slaapverbod geldt. Bijvoorbeeld ter bescherming van het woon- en leefklimaat, het voorkomen van hinder en overlast, brandgevaar, verontreiniging van de openbare ruimte en risico's voor de volksgezondheid of het beschermen van het gevoel van veiligheid. In andere gevallen geldt alleen een slaapverbod als dat leidt tot overlast, hinder of gevaar of aantasting van het woon- en leefklimaat. De bestaande woningnood vormt geen grond om de belangen die met deze bepaling worden beschermd te veronachtzamen.
Zoals eerder is aangegeven in de antwoorden op vragen 2 en 6, acht ik het beboeten van dakloze mensen weinig zinvol. Daarom wordt ingezet op het aanbieden van alternatieven aan handhavers, onder meer door verbeterde samenwerking met sociaal veldwerkers die deze mensen goed kennen.
In hoeveel gemeenten is deze bepaling overgenomen? Zijn gemeenteraden hier actief over geïnformeerd? Zo nee, bent u bereid in samenspraak met de VNG dit alsnog te doen? Zo nee, waarom niet?
Gemeenten zijn door de VNG per ledenbrief geïnformeerd over deze modelbepaling waarbij in de ledenbrief een bredere toelichting is gegeven over het doel van deze bepaling. Het behoort tot de autonome verordenende bevoegdheid van de lokale gemeenteraad of en in hoeverre overname van de modelbepaling (waarbij de VNG verschillende varianten heeft geformuleerd) in hun gemeente is aangewezen. Over hoeveel gemeenten de modelbepaling hebben overgenomen en welke variant zij daarbij hebben gekozen, worden geen cijfers bijgehouden.
Wat heeft u sinds het plenaire debat over het Nationaal Actieplan Dakloosheid op 19 december 2024 precies gedaan om dit probleem aan te pakken? Is er een overleg geweest met gemeenten? Zijn daar concrete afspraken gemaakt? Zo ja, welke?
De motie Bruyning (NSC) vraagt het kabinet om gemeenten en de VNG te vragen om meer in te zetten op alternatieve maatregelen in plaats van het opleggen van boetes. Dit punt wordt op 22 mei 2025 tijdens het volgende Bestuurlijk Overleg over de aanpak dakloosheid met de VNG besproken. De VNG heeft aangegeven de motie van de Kamer zorgvuldig te willen behandelen. Dat vraagt om interne afstemming, zodat de wens van de Tweede Kamer meegenomen kan worden bij de volgende herziening van de modelverordening van de VNG. Ik kan u naar verwachting voor het eind van het jaar nader informeren over de uitkomst hiervan. Zoals aangegeven in de antwoorden op vragen 6 en 10, wordt op korte termijn door de VNG een rondetafelgesprek georganiseerd met onder andere de politie, handhaving, maatschappelijke organisaties en belangenbehartigers om de verschillende zienswijzen te bespreken en zo mogelijk afspraken te maken over welke alternatieven gemeenten hebben. Ook heeft – met subsidie van VWS – het Platform Sociaal Domein samen met Staatsbosbeheer recent een aantal bijeenkomsten georganiseerd om boswachters en BOA’s van natuurbeheerorganisaties meer handelingsperspectief te bieden bij het omgaan met dakloze personen en onbegrepen gedrag in het buitengebied.
Erkent het kabinet voorts dat het beboeten van dakloze mensen juist laat zien dat er nog helemaal geen paradigmashift heeft plaatsgevonden omdat de schuld voor dakloosheid wordt neergelegd bij de dakloze mens in plaats van bij het ontbreken van adequate huisvesting en zorg voor iedereen?
Zoals aangeven in het antwoord op vraag 13, wordt er hard gewerkt aan de ambities uit het actieplan, maar kost het maken van een paradigmashift tijd. Het signaal laat zien dat de afdelingen van gemeenten die gaan over openbare orde en veiligheid enerzijds, en het sociaal domein anderzijds, nog veel beter samen kunnen werken en beleid en uitvoering coherenter en in lijn met de bedoeling van het Nationaal Actieplan Dakloosheid gemaakt kan worden.
Deelt u tot slot de opvatting van de schrijvers van het stuk, Merel van Rooy en Fabian Weergang, dat «Mensen niet minder dakloos worden door een boete, ze worden minder dakloos door een dak»?2 Kunt u dat als uitgangspunt nemen en de Tweede Kamer beleid presenteren om het aantal boetes voor dakloze mensen ver te verlagen en het aantal daken voor dakloze mensen ver te verhogen?
Met het Nationaal Actieplan Dakloosheid is vastgesteld dat de oplossing voor dakloosheid moet worden gevonden in betaalbaar wonen en het versterken van financiële bestaanszekerheid zodat dakloosheid voorkómen wordt. Het kabinet werkt hard aan het realiseren van meer betaalbare huisvesting. Met het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting krijgen het Rijk, provincies en gemeenten de wettelijke instrumenten om te sturen op hoeveel, waar en voor wie wordt gebouwd. Ook kan er sneller worden gebouwd en krijgen de meest kwetsbare groepen mensen, waaronder mensen die uitstromen uit de maatschappelijke opvang, residentiële jeugdzorg en beschermd wonen, met urgentie een woning. De behandeling van het wetsvoorstel is in handen van uw Kamer.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Het aan de Tweede Kamer doen toekomen van bij de overheid berustende documenten |
|
Gideon van Meijeren (FVD) |
|
van Weel |
|
![]() |
Bent u bereid de «map bekende Nederlanders» van 29 november 2022 van het Ministerie van Justitie en Veiligheid met kenmerk 3911183 en 3916812 met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Wordt de «map bekende Nederlanders», waarnaar in de vorige vraag wordt verwezen, nog steeds geactualiseerd? Zo ja, wat is hiervoor de grondslag?
Bent u bereid de ongelakte versie van de mail van 18 maart 2022 met onderwerp «Actualiteitenoverzicht JBOZ week 11 (14-18 maart)» alsook de ongelakte versie van de gelijknamige bijlage, van het Ministerie van Justitie en Veiligheid met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid de ongelakte versie van de mail van 4 april 2022 met onderwerp «FW: 05-04-2022 14:00: Mondelinge vraag van het lid VAN MEIJEREN (FvD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht (zwartgelakt)» alsook de ongelakte versie van de bijlage met titel «DetailRapport.docx», van BD/DJOA/JBOZ met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid de ongelakte versie van de mail van 4 april 2022 met onderwerp «FW: Achtergrondinformatie bij mondelinge vraag van het lid VAN MEIJEREN (FvD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht (zwartgelakt)» alsook de ongelakte versie van de bijlage met titel «Achtergrondinformatie digitaal 20220304.docx», van DGRR Parlementair – DGRR/BJZ met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid de ongelakte versie van de mail van 4 april 2022 met onderwerp «concept Q&A (zwartgelakt) (input DGPenV volgt)», van (zwartgelakt), BD/DJOA/JBOZ met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid de ongelakte versie van de mail van 5 april 2022 met onderwerp «FW: stukken zijn aangepast in de werkstroom» alsook de ongelakte versie van de bijlage met titel «concept Q en A (zwartgelakt) nieuw 05042022.docx», van (zwartgelakt), (zwartgelakt), – BD/DJOA/JBOZ met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid toelichting te geven op het besluit om aan Officier van Justitie M.G. Vreugdenhil de zaak tegen de heer W.C. Engel (parketnummer: 22-0002930-23) toe te kennen, alsook het besluit om haar per 16 maart 2022 van deze zaak af te halen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid alle communicatie met en van Officier van Justitie M.G. Vreugdenhil in relatie tot de de heer W.C. Engel, VirusWaarheid, VirusWaanzin alsook de communicatie in relatie tot het onderwerp «desinformatie» met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid de publicaties «Veiligheidsbeelden CTER» (ContraTerrorisme, Extremisme en Radicalisering) van 2019, 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024 met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Erkent u dat de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) geen bevoegdheid heeft om herleidbare persoonsgegevens te publiceren?
Kunt u bevestigen of ontkennen dat de NCTV in interne publicaties herleidbare persoonsgegevens heeft gebruikt? Indien u deze vraag bevestigend beantwoordt, kunt u toelichten waarom de NCTV hiertoe besloten heeft?
Bent u bereid de ongelakte versie van de interne publicatie van de NCTV van 6 april 2022 met onderwerp «Signalement terrorisme en radicalisering 3/2022» met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u bevestigen of ontkennen dat er in de periode van 2019 tot heden vanuit de Minister, het parket of Hoofdofficier van Justitie, formele of informele, directe of indirecte, aanwijzingen tot vervolging of juist zodanige aanwijzingen tot niet-vervolging ondanks dat (mogelijk) sprake was van strafbare feiten, zijn gegeven? Indien sprake is geweest van zodanige aanwijzingen, bent u bereid deze – desnoods geanonimiseerd – met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om, voor zover het belang van de staat zich verzet tegen het aan de Kamer doen toekomen van de hiervoor bedoelde documenten of delen daarvan, de belangenafweging zo volledig en zorgvuldig mogelijk toe te lichten?
Kunt u deze vragen afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
De fundamentele koerswijziging van het Openbaar Ministerie om veel meer strafzaken zelf af te gaan doen met OM-strafbeschikkingen |
|
Michiel van Nispen |
|
van Weel |
|
Vanaf welk moment bent u op de hoogte geraakt van de fundamentele koerswijziging van het Openbaar Ministerie (OM) om veel meer strafzaken zelf af te gaan doen met OM-strafbeschikkingen?1
In uw vraag wordt gerefereerd aan het – binnen de huidige wettelijke grenzen – ruimere toepassen van de strafbeschikking door het OM, zoals vastgelegd in de Tijdelijke instructie intensivering strafbeschikking bij veelvoorkomende vermogensdelicten die per 1 februari 2025 in werking is getreden. Ik ben enkele weken voorafgaand aan 1 februari in algemene zin mondeling op de hoogte gesteld dat het OM voornemens was de toepassing van de strafbeschikking uit te breiden.
Klop het dat het OM zelf de ruimte heeft om deze koerswijziging in te zetten? Klopt het ook dat dit reeds sinds 1 februari van kracht is? Waarom is er voor gekozen te beginnen met alle vermogensdelicten?
Het OM heeft sinds 1 januari 2008 de bevoegdheid om een strafbeschikking op te leggen, via de Wet OM-afdoening. Door middel van een strafbeschikking kan een officier van justitie een overtreding of misdrijf zelfstandig afdoen. De officier van justitie heeft de wettelijke bevoegdheid om een strafbeschikking uit te vaardigen bij overtredingen of misdrijven waarvoor maximaal 6 jaar gevangenisstraf kan worden opgelegd en heeft binnen dat wettelijke kader ruimte om de inzet van de strafbeschikking te vergroten (artikel a tot en met h Wetboek van Strafvordering). Van deze ruimte wordt vanaf 1 februari vaker gebruik gemaakt als het gaat om een aantal veelvoorkomende vermogensdelicten gepleegd door meerderjarigen.
De instructie is de start van een traject gericht op het vaker uitvaardigen van strafbeschikkingen voor alle strafbare feiten waarvoor dat wettelijk gezien mogelijk is. Het doel hiervan is om de doorlooptijden van strafzaken te verkorten, de rechtspraak te ontlasten en voorraden af te bouwen. Door vaker een strafbeschikking uit te vaardigen kan de strafrechter worden ontlast en de rechterlijke capaciteit worden benut voor de zwaardere strafzaken. Daarnaast streeft het OM ernaar om hiermee meer strafzaken te kunnen afhandelen. Dit leidt er dus toe dat meer criminaliteit sneller kan worden aangepakt. Er is begonnen met een beperkt aantal vermogensdelicten (diefstal, verduistering, oplichting en heling) vanwege hun eenvoudige aard, in het bijzonder ten aanzien van de bewijsbaarheid.
Wat vindt u er van dat het OM nagenoeg álle strafzaken waar een maximale gevangenisstraf van zes jaar op staat in de nabije toekomst zelfstandig wil afhandelen, «totdat het doel van zo min mogelijk dagvaardingen voor feiten met een strafmaximum van zes jaar of minder is bereikt,» aldus het OM?
Het doel van het vaker toepassen van de strafbeschikking is om de doorlooptijden van strafzaken te verkorten, de rechtspraak te ontlasten en voorraden af te bouwen. Door vaker een strafbeschikking uit te vaardigen kan de strafrechter worden ontlast en de rechterlijke capaciteit worden benut voor de zwaardere strafzaken waarover de strafrechter een oordeel dient uit te spreken. Daarnaast streeft het OM ernaar om hiermee meer strafzaken af te kunnen handelen. Dit leidt ertoe dat meer criminaliteit sneller kan worden aangepakt. Dit is in het belang van de slachtoffers. Ik steun in algemene zin het doel om doorlooptijden van strafzaken te verkorten en meer criminaliteit aan te pakken. Als de overtreding of misdrijf hiertoe aanleiding geven, kan de officier nog steeds tot dagvaarding overgaan en bij de rechter een vrijheidsstraf eisen. Vanzelfsprekend worden alle wettelijke waarborgen – zoals het taakstrafverbod – rondom de uitvaardiging van strafbeschikkingen in acht genomen, terwijl ook de rechten van de verdachten en rechten en belangen van slachtoffers gewaarborgd blijven (zie antwoorden op de vragen 10 en 11). In gevallen waarin de officier van justitie het noodzakelijk vindt dat het desbetreffende feit met een vrijheidsstraf wordt bestraft, kan nog steeds tot dagvaarding worden overgegaan en vervolgens door de rechter een vrijheidsstraf worden opgelegd.
Het OM heeft in de tijdelijke instructie laten weten dat de instructie de start is van een traject gericht op het vaker uitvaardigen van strafbeschikkingen voor strafbare feiten waarvoor dat wettelijk gezien mogelijk is. Het OM heeft mij geïnformeerd dat, mede gelet op de ontstane vragen, ruim de tijd wordt genomen voor een zorgvuldige monitoring van de huidige uitbreiding en voorbereiding van mogelijke toekomstige uitbreidingen. Dit betekent dat pas in de loop van het najaar een volgende stap wordt overwogen door het OM. Ik ben en blijf hierover met het OM in overleg.
Hoe verhoudt dit zich tot beloftes van deze regering om juist zwaarder te gaan straffen? Kunt u dit uitgebreid toelichten?
Het OM functioneert ten aanzien van de strafoplegging in strafzaken zelfstandig en onafhankelijk. Het OM kan dus, binnen de wettelijke kaders van artikel 257 van het Wetboek van Strafvordering, de toepassing van de OM-strafbeschikking verruimen.
Dit staat los van het feit dat in het regeerprogramma wordt aangekondigd dat voor enkele specifieke misdrijven de maximale wettelijke strafmaat zal worden verhoogd. De voorbereidingen hiervoor zijn in volle gang, uw Kamer zal in de loop van 2025 nader worden geïnformeerd over de verdere uitwerking en de planning hiervan. Als de wettelijke maximumstraf op een misdrijf wordt verhoogd, dan zal het OM hiermee rekening houden in de vervolging. De genoemde voornemens uit het regeerprogramma betreffen overigens niet de veelvoorkomende vermogensmisdrijven waarop de tijdelijke instructie van het OM betrekking heeft.
Verdient deze koerswijziging volgens u geen fundamenteel debat, ook vanwege de principiële kant van de zaak dat een rechter onafhankelijk kijkt naar de zaak?
Het OM past de bevoegdheid om een strafbeschikking uit te vaardigen binnen de kaders van de wet toe. Ten tijde van de behandeling van het wetsvoorstel voor de invoering van de strafbeschikking (Wet OM-afdoening) in 2005 en 2006 heeft het fundamentele debat over die kaders in beide Kamers plaatsgevonden. Het vaker toepassen van de strafbeschikking door het OM gebeurt dan ook op basis van een wettelijke bevoegdheid die al geruime tijd bestaat. Uw Kamer heeft inmiddels een ronde tafel over dit onderwerp aangekondigd welke op 26 maart aanstaande zal plaatsvinden. Het debat hierover staat op 8 april gepland.
Zoals aangekondigd zal het WODC de komende periode onderzoek verrichten naar de ervaringen van procesdeelnemers met de wijze waarop de strafbeschikking in de praktijk wordt ingezet.2 Het onderzoek zal naar verwachting in 2026 zijn afgerond. Na afronding van dit onderzoek komt het kabinet met een reactie over mogelijke vervolgstappen. Op basis daarvan kan het debat over de inzet van de strafbeschikking verder worden gevoerd.
Waarom is de Kamer hier niet over geïnformeerd?
Het OM maakt gebruik van een sinds 1 januari 2008 bestaande wettelijke bevoegdheid en past deze toe binnen de kaders van de wet. Het OM functioneert ten aanzien van de strafoplegging in strafzaken zelfstandig en onafhankelijk en kan binnen de kaders van zijn wettelijke bevoegdheid de toepassing van de OM-strafbeschikking verruimen.
Waarom is dit niet in goed overleg met alle ketenpartners, zoals in ieder geval de rechtspraak, vormgegeven? Wat is uw reactie op de kritiek vanuit de rechtspraak die ongelukkig is met dit nieuwe beleid?2
Het OM heeft de ruimere toepassing van de strafbeschikking van tevoren aangekondigd bij de betrokken ketenorganisaties. Ik heb met de voorzitter van het College van procureurs-generaal besproken dat hij hierover de Raad voor de Rechtspraak nader zal spreken. Dit gesprek heeft inmiddels plaatsgevonden.
Met betrekking tot de kritiek van de Rechtspraak op de toepassing van de strafbeschikking wil ik benadrukken dat het OM niet anders doet dan een ruimer gebruik maken van dit instrument binnen de grenzen van zijn wettelijke bevoegdheid. Het debat over (de grenzen van) die bevoegdheid heeft ten tijde van de behandeling van de wet OM-afdoening plaatsgevonden. De ruimere toepassing is mede ingegeven door de beperkte rechterlijke capaciteit en de daarmee samenhangende doorlooptijden.
Voor wat betreft de kritiek dat de ruimere toepassing van de strafbeschikking niet openbaar is gemaakt kan ik nog opmerken dat het OM de instructie (waarin de ruimere toepassing van de strafbeschikking is toegelicht) op 24 februari jl. openbaar heeft gemaakt door middel van publicatie op de website van het OM.
Daarnaast is de impact van de ruimere toepassing van de strafbeschikking vooralsnog beperkt gezien de reikwijdte van de instructie. In 2024 werden door de arrondissementsparketten circa 21.500 misdrijfzaken met een strafbeschikking afgedaan, afgezet tegen een totaal van 139.500 misdrijfzaken. Een eerste inschatting van het OM is dat de tijdelijke werkinstructie zorgt voor een toename van 2.500 zaken die via een strafbeschikking worden afgedaan.
Wat betekent deze nieuwe werkwijze voor de ontwikkelingen met betrekking tot wijkrechtspraak?
De impact op de wijkrechtspraak is beperkt, mede omdat wijkrechtspraak niet alleen strafzaken betreft, maar ook schulden-, schoolverzuim- en familiezaken.
Wat betekent deze nieuwe aanpak van het OM voor de ZSM-werkwijze?
De strafbeschikking is een van de modaliteiten waarmee een zaak via de ZSM-werkwijze kan worden afgedaan. De impact op de ZSM-werkwijze is hiermee beperkt.
Hoe is volgens u de rechtsbescherming gewaarborgd in de praktijk van de OM-strafbeschikking, nu de mogelijkheid van verzet maar kort open staat, daarna het oordeel onherroepelijk is en een strafblad het gevolg kan zijn? Wordt dit niet problematischer als dit de regel wordt in plaats van de uitzondering?
De rechtsbescherming voor personen tegen wie een strafbeschikking wordt uitgevaardigd, blijft gelijk (artikelen 257 c tot en met h, Wetboek van Strafvordering). Voor zwaardere strafbeschikkingen, waarin bijvoorbeeld een taakstraf wordt opgelegd of een geldboete van meer dan € 2.000, geldt dat de verdachte voorafgaand aan het uitvaardigen daarvan moet worden gehoord door de officier van justitie, waarbij hij kan worden bijgestaan door een raadsman. In het wetsvoorstel versterking rechtsbijstand in het strafproces dat aan de Afdeling advisering van de Raad van State is voorgelegd, wordt het recht van verdachten op rechtsbijstand bij OM-strafbeschikking zoals dat in de praktijk al geldt, ook wettelijk vastgelegd. In dit wetsvoorstel wordt – kort samengevat – geregeld dat verdachten wier zaak met een OM-strafbeschikking wordt afgedaan desgewenst gebruik kunnen maken van kosteloze rechtsbijstand (als zij zijn aangehouden en/of een hoorgesprek zullen hebben in verband met de strafbeschikking) of (in overige gevallen, als zij worden verdacht van een misdrijf) een kosteloos informatief gesprek met een raadsman kunnen hebben. De verdachte wordt op deze manier voldoende geïnformeerd; niet alleen over de straf en de gevolgen daarvan zoals een strafblad, maar ook over de wenselijkheid en de mogelijkheden om tijdig verzet tegen de strafbeschikking aan te tekenen. Zo kan de verdachte met behulp van zijn raadsman een afgewogen beslissing nemen of hij zich bij de strafbeschikking zal neerleggen of daartegen verzet zal instellen. In het nieuwe Wetboek van Strafvordering wordt overigens voorzien in het wettelijk vastleggen van een aantal in de praktijk al geldende, aanvullende waarborgen rondom het instellen van verzet en het doen van afstand daarvan.
Hoe is de rechtsbescherming van verdachten geregeld die geen gebruik maken van een advocaat?
Zoals in antwoord op vraag 10 is aangegeven, is laagdrempelige en kosteloze rechtsbijstand bij OM-strafbeschikkingen in ruime mate voorzien, met als doel dat zoveel mogelijk verdachten daar gebruik van kunnen maken. Verdachten worden in de schriftelijke communicatie door de officier van justitie gewezen op hun recht op kosteloze rechtsbijstand. In de gevallen waarbij de officier van justitie voorafgaand aan de uitvaardiging van de OM-strafbeschikking een gesprek zal voeren met de verdachte zal hij de verdachte daarbij wijzen op de mogelijkheid om een raadsman te spreken.
Het bovenstaande staat los van het recht van de verdachte om tegen de strafbeschikking in verzet te gaan. Ook verdachten die ervoor kiezen om geen gebruik te maken van een raadsman hebben een kosteloos recht op toegang tot de rechter.
Hoe is met alle belangen van slachtoffers rekening gehouden bij dit nieuwe beleid?
Bij de toepassing van de strafbeschikking houdt het OM rekening met de belangen van slachtoffers. Hierover heeft de Minister voor Rechtsbescherming u uitgebreid geïnformeerd per brief van 9 november 20224 en vervolgens in de tweede5 en derde6 voortgangsbrief meerjarenagenda. Zo worden slachtoffers er expliciet op gewezen dat zij een schriftelijke slachtofferverklaring kunnen indienen, zodat hun belangen door de officier van justitie kunnen worden meegewogen bij het uitvaardigen van een strafbeschikking. Ook kunnen slachtoffers stukken indienen ter onderbouwing van het verhalen van hun schade op de dader. Daarnaast geldt er op grond van de Aanwijzing OM-strafbeschikking (2022A003) een contra-indicatie voor ernstige spreekrechtwaardige feiten, waardoor er in beginsel geen strafbeschikking zal worden uitgevaardigd voor die feiten indien het slachtoffer van het spreekrecht gebruik wenst te maken. De tijdelijke instructie van het OM ziet niet op spreekrechtwaardige feiten en de betreffende contra-indicatie wordt daarin niet opgeschort. Verder bepaalt deze instructie dat bij elk veelvoorkomend vermogensdelict in de strafbeschikking een schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd als het slachtoffer heeft laten weten dat een schadevergoeding gewenst is. Slachtoffers die van mening zijn dat de zaak toch voor de rechter moet worden gebracht, kunnen op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering een beklagprocedure starten.
Hoe weegt u het feit dat deze zaken die door het OM worden afgedaan niet openbaar zijn en de beslissingen niet worden gepubliceerd, terwijl openbaarheid van rechtspraak juist een groot goed is?
Er is bij het maken van de wet OM-afdoening bewust gekozen voor een werkwijze waarbij relatief eenvoudige en minder ernstige strafbare feiten snel door het OM kunnen worden afgedaan. Dit heeft als consequentie dat deze zaken in beginsel alleen in de openbaarheid komen als de verdachte in verzet gaat. De voordelen die dit oplevert, zoals toegelicht in het antwoord op vraag 3 (korte doorlooptijden, ontlasting rechtspraak en de aanpak van meer criminaliteit) vind ik groter dan dit nadeel. Opmerking verdient nog dat de officier van justitie desgevraagd een afschrift van een strafbeschikking verstrekt aan ieder ander dan de verdachte of zijn raadsman (artikel 257h Wetboek van Strafvordering), tenzij er sprake is van een wettelijke weigeringsgrond. In dat laatste geval kan de officier van justitie een geanonimiseerd afschrift verstrekken. Indien geen afschrift wordt verstrekt kan de verzoeker een klaagschrift indienen. Op die wijze is ook bij de strafbeschikking voorzien in een vorm van openbaarheid.
Als het de uitzondering wordt om zaken van veelvoorkomende criminaliteit, en in de toekomst alle zaken waar tot zes jaar gevangenisstraf op staat, voor de rechter te brengen, is het dan geen groot gemis dat het brede pakket aan straffen en maatregelen dat rechters ter beschikking hebben niet gebruikt kan worden? Hoe is dan maatwerk verzekerd?
De instructie is alleen van toepassing op de afdoening van een beperkt aantal vermogensdelicten op het gebied van veelvoorkomende criminaliteit. Er kunnen met een strafbeschikking ook verschillende straffen en maatregelen worden opgelegd, zoals een taakstraf, een geldboete, een schadevergoeding en/of een gedragsaanwijzing. Daarmee heeft de officier van justitie voldoende mogelijkheden om in concrete gevallen maatwerk te leveren. Dit sanctiepakket is afgestemd op de aard van de feiten die met een strafbeschikking kunnen worden afgedaan. In een strafbeschikking kunnen geen vrijheidsstraffen worden opgelegd. Die laatste mogelijkheid is volgens de Grondwet (artikel 113) voorbehouden aan de rechter. Vermelding verdient nog dat de officier van justitie in het nieuwe Wetboek van Strafvordering ook de bevoegdheid krijgt om voorwaardelijke straffen op te leggen. Daarmee krijgt hij nog meer mogelijkheden om maatwerk toe te passen. Dit betekent niet dat de officier niet meer tot dagvaarding over kan gaan en bij de rechter geen vrijheidsstraf meer kan eisen. Die mogelijkheid is er nog altijd.
Bent u bereid deze vragen op zo kort mogelijke termijn te beantwoorden?
Mijn streven is altijd om Kamervragen op zo’n kort mogelijke termijn te beantwoorden.
Het bericht ‘Fundamentele koerswijziging OM: Dieven en oplichters zo min mogelijk voor de strafrechter’ |
|
Wijen-Nass |
|
van Weel |
|
Bent u bekend met het bericht «Fundamentele koerswijziging OM: Dieven en oplichters zo min mogelijk voor de strafrechter»?1
Ja.
Hoe kijkt u aan tegen de koerswijziging van het Openbaar Ministerie (OM) om verdachten van misdrijven onder de zes jaar vrijheidsstraf, via een strafbeschikking af te doen?
Het OM heeft sinds 1 januari 2008 de bevoegdheid om een strafbeschikking op te leggen, via de Wet OM-afdoening. Door middel van een strafbeschikking kan een officier van justitie een overtreding of misdrijf zelfstandig afdoen. Het gaat om strafbare feiten waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf is gesteld, zoals eenvoudige mishandeling, winkeldiefstal, openbare dronkenschap, bedreiging en rijden onder invloed. Het doel van de strafbeschikking is om de doorlooptijden van strafzaken te verkorten, de rechtspraak te ontlasten en voorraden af te bouwen. Het OM heeft besloten om vaker een strafbeschikking uit te vaardigen in zaken op het gebied van veelvoorkomende criminaliteit. Hierdoor wordt de strafrechter ontlast en kan de rechterlijke capaciteit worden benut voor de zwaardere strafzaken. Daarnaast streeft het OM ernaar om hiermee meer strafzaken te kunnen afhandelen. Dit leidt er dus toe dat tegen meer criminaliteit sneller adequaat kan worden opgetreden.
Ik steun in algemene zin het doel om doorlooptijden van strafzaken te verkorten en meer criminaliteit aan te pakken. Het vaker afdoen van strafzaken met een strafbeschikking is met het oog op dat doel een geschikt middel. Daarbij worden vanzelfsprekend alle wettelijke waarborgen – zoals het taakstrafverbod – rondom de uitvaardiging van strafbeschikkingen in acht genomen, terwijl ook de rechten van de verdachten en rechten en belangen van slachtoffers gewaarborgd blijven. Daarnaast blijft de officier van justitie bevoegd om in individuele zaken toch over te gaan tot het uitbrengen van een dagvaarding en bij de rechter een vrijheidsstraf te eisen.
Deelt u de mening dat stafbare feiten waar maximaal zes jaar op staat, ernstige strafbare feiten zijn waar de rechter een vrijheidsstraf moet kunnen overwegen?
Het gaat hier om zaken waarvoor de wetgever het OM de bevoegdheid heeft gegeven om deze met een strafbeschikking af te doen (zie ook het antwoord op vraag 2). Dit betekent niet dat alle delicten waar zes jaar gevangenisstraf op staat ook daadwerkelijk met een strafbeschikking zullen worden afgedaan. Bij deze strafbare feiten geldt namelijk dat het strafmaximum van zes jaar gevangenisstraf alleen in beeld komt bij de ernstigste verschijningsvormen van de desbetreffende strafbare feiten. Binnen de kaders van dit maximum kunnen zich ook minder ernstige gevallen voordoen, waarbij een strafbeschikking houdende een (forse) taakstraf of een (forse) geldboete een adequate reactie vormt. In gevallen waarin de officier van justitie het noodzakelijk vindt dat het desbetreffende feit met een vrijheidsstraf wordt bestraft, kan hij nog steeds tot dagvaarding overgaan.
Hoe verhoudt de nieuwe koers van het OM zich tot het taakstrafverbod? Bij recidive, en een eerder taakstraf, geldt een taakstrafverbod, hoe gaat dit straks in de praktijk? Wordt dit dan (bewust) omzeild?
Zoals toegelicht in de antwoorden op de voorgaande vragen is het gebruik van de strafbeschikking geen nieuwe koers. Het OM heeft via de nieuwe werkinstructie een verruiming van het beleid aangekondigd. Het OM oefent zijn taken uit binnen de kaders van de wet. Met een strafbeschikking kan bijvoorbeeld ook een geldboete, schadevergoeding of rijontzegging worden opgelegd. In gevallen waarin de officier van justitie het noodzakelijk vindt dat het desbetreffende feit met een vrijheidsstraf wordt bestraft, kan hij nog steeds tot dagvaarding overgaan.
Kunt u uitleggen hoe deze koerswijziging zich verhoudt tot straffen die de wetgever hiervoor heeft gesteld?
Het vaker toepassen van de wettelijke bevoegdheid om een strafbeschikking uit te vaardigen vindt plaats binnen de kaders die de wetgever heeft bepaald. De wetgever bepaalt de maximale straffen en het OM heeft daarbinnen de ruimte om maatwerk toe te passen.
Bent u bereid om met het OM in gesprek te gaan om deze koerswijziging terug te draaien. Zo nee, waarom niet?
Ik voer regelmatig overleg met het OM over het vervolgingsbeleid. Ik heb ook met het OM gesproken over deze verruiming van het strafbeschikkingenbeleid. Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb toegelicht steun ik in algemene zin het doel van het nieuwe beleid om doorlooptijden van strafzaken te verkorten en meer criminaliteit aan te pakken. Het OM heeft in de tijdelijke instructie laten weten dat de instructie de start is van een traject gericht op het vaker uitvaardigen van strafbeschikkingen voor strafbare feiten waarvoor dat wettelijk gezien mogelijk is. Het OM heeft mij geïnformeerd dat, mede gelet op de ontstane vragen, ruim de tijd wordt genomen voor een zorgvuldige monitoring van de huidige uitbreiding en voorbereiding van mogelijke toekomstige uitbreidingen. Dit betekent dat pas in de loop van het najaar een volgende stap wordt overwogen door het OM. Ik ben en blijf hierover met het OM in overleg.
Het OM heeft sinds 2008 de wettelijke bevoegdheid om strafbare feiten waar minder dan zes jaar vrijheidsstraf op staat, af te doen via een strafbeschikking. Bent u bereid deze wettelijke grens te verlagen naar bijvoorbeeld twee, drie of vier jaar? Zo nee, waarom niet?
Het verlagen van de grens om een strafbeschikking uit te vaardigen heeft als gevolg dat minder strafzaken met een strafbeschikking kunnen worden afgedaan. Voor zover door een verlaging van de wettelijke grens meer feiten bij de rechter worden aangebracht, leidt dat tot een verdere verhoging van de druk op de strafrechtketen en een verlenging van de toch al lange doorlooptijden. Uitgaande van de beperkte rechterlijke capaciteit zou het resultaat uiteindelijk kunnen zijn dat feiten die niet meer met een strafbeschikking kunnen worden afgedaan voortaan onbestraft blijven. Daar komt bij dat zich binnen de bandbreedte van het wettelijke strafmaximum ook veel relatief lichte feiten kunnen voordoen die op passende wijze met een strafbeschikking kunnen worden afgedaan (zie ook het antwoord op vraag 3).
Ik vind het gelet op de essentiële rol van de strafbeschikking in de strafrechtspraktijk belangrijk om de discussie over de strafbeschikking verder met uw Kamer te voeren. Op 26 maart aanstaande vindt een ronde tafel plaats en op 8 april staat het debat hierover gepland. Het WODC zal de komende periode onderzoek verrichten naar de ervaringen van procesdeelnemers, waaronder slachtoffers, met de wijze waarop de strafbeschikking in de praktijk wordt ingezet. Ook de procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft een vervolgonderzoek naar de strafbeschikking aangekondigd. Dat onderzoek zal gericht zijn op de vraag in hoeverre door het OM uitvoering is gegeven aan de aanbevelingen uit het eerdere rapport van de procureur-generaal naar de OM-strafbeschikking. In het vervolgonderzoek zal ook aandacht worden besteed aan de recente beleidswijziging van het OM. Ik hecht eraan om de resultaten van deze onderzoeken mee te laten wegen bij eventuele aanpassingen ten aanzien van de strafbeschikking.