Kan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) alle schepen met vis afkomstig uit Rusland volledig inspecteren, ongeacht de vlag waaronder deze schepen varen? Zo nee, waarom niet?1
Nee, het is niet mogelijk om alle schepen met Russische vis aan boord te controleren. De NVWA inspecteert in het kader van de IUU regels (regels tegen illegale visvangst) vaartuigen van derde landen conform de daarvoor geldende benchmarks (minimumvereisten) die zijn vastgelegd in Europese verordeningen. Dat betekent dat voorafgaand aan het verlenen van de toestemming tot binnenvaren van Nederlandse havens een 100% documentcontrole wordt uitgevoerd op de vangstdocumentatie.
Voor alle vis die voor het eerst wordt aangeland geldt een 100% weegverplichting door de marktpartij waarop de NVWA toezicht houdt. Voor alle vis die al eerder (in een ander land) is aangeland geldt dat de weegverplichting daar uitgevoerd dient te worden. Op basis van risico-indicatoren houdt de NVWA risico-gebaseerd toezicht op vaartuigen van derde landen. Hiermee voldoet Nederland aan de wettelijke voorschriften zoals deze zijn opgenomen in Europese verordeningen.
De NVWA voert geen controles uit op vis die via containers in Rotterdam binnenkomen om vervolgens als gehele container vrijwel direct door te gaan naar een ander land (transit vis).
Kan bij het constateren van overtredingen van vangstquota of ondermaatse vis, niet alleen een boete worden gegeven maar ook de volledige vracht in beslag worden genomen? Zo nee, waarom niet?
Nee, de NVWA heeft niet de bevoegdheid om controles uit te voeren op vangstquota van vaartuigen van derde landen. De vlaggenstaat van het vaartuig is zelf verantwoordelijk voor het controleren van en handhaven op de vangstquota.
Wel eist de NVWA voorafgaand aan de toelating tot de Europese markt, bij afwijkingen van de gemelde hoeveelheid visserijproducten die tijdens een controle op de aanlanding worden vastgesteld, een vervangend vangstcertificaat met daarop de hoeveelheden die tijdens een controle zijn vastgesteld. Wanneer niet aan de geldende voorwaarden wordt voldaan wordt een Proces Verbaal opgemaakt dat door het Openbaar Ministerie in behandeling wordt genomen.
Hoeveel boetes zijn er al gegeven bij de invoer van Russische vis? Kunt u een overzicht geven van de inspecties en boetes (in euro’s) van ingevoerde Russische vis sinds 24 februari 2022?
De NVWA voert een 100% documentcontrole uit op alle aanlandingen van vis in Nederland. Daarnaast worden conform de benchmark fysieke inspecties uitgevoerd. Dit levert voor de afgelopen drie jaar het volgende beeld op. In 2022 werden acht inspecties uitgevoerd op aanlandingen van Russische vis, in 2023 werden negen inspecties uitgevoerd en in 2024 waren dat er zeven. Er werden geen boetes uitgedeeld.
Bent u bereid op Europees niveau in te zetten op een boycot van Russische witvis, in aanvulling op al bestaande Europese Unie (EU)-sancties van Russische kaviaar en schelpdieren? Zo nee, waarom niet?
Voor het kabinet liggen alle opties voor aanvullende sancties op tafel om de druk op Rusland verder te verhogen. Daarbij gelden de randvoorwaarden van leveringszekerheid, juridische houdbaarheid en unanimiteit. In het licht van de door de Kamer aangenomen motie Teunissen CS2 is het kabinet voorstander van het verkennen van de mogelijkheden tot een importverbod op Russische witvis. Van belang is daarbij dat analyse van de Commissie uitwijst dat dit geen onacceptabele prijsverhogingen veroorzaakt en dat transit naar derde landen mogelijk blijft in het belang van de wereldwijde voedselzekerheid. In algemene zin geldt dat Europa veel meer vis consumeert dan het zelf produceert en voor de eigen visconsumptie in aanzienlijke mate afhankelijk is van import uit derde landen, waaronder Rusland.3 Volgens het onlangs gepubliceerde rapport «EU Seafood Supply Synopsis 2024» is Rusland (naast Noorwegen) wereldwijd een grote leverancier van witvis en is 34% van de in de EU visverwerkingsketen verwerkte witvis direct afkomstig uit Rusland. Veel van deze vis wordt verwerkt in de EU visverwerkende voedselketen in voedselproducten (o.a. vissticks, kibbeling en lekkerbek, maar ook onverwerkte kabeljauw, en ook schelvis en schol) welke bij een importverbod geraakt zal worden.
Kan Nederland in de EU en bij de Verenigde Staten bepleiten om het Russische bedrijf Norebo, direct gelinkt aan het Kremlin, op de sanctielijst te plaatsen? Zo nee, waarom niet?
Zoals in het antwoord op vraag 4 reeds is aangegeven, liggen voor het kabinet alle opties op tafel om de druk op Rusland op te voeren door middel van aanvullende sancties. Naast juridische houdbaarheid zijn hiervoor het niet onevenredig raken van grote humanitaire belangen als voedzekerheid van belang. Mede vanwege het verrassingseffect kan niet worden ingegaan op mogelijke concrete doelwitten voor individuele maatregelen.
Kan Nederland er bij de Noorse overheid op aandringen om vervoer en transport van Russische vis op schepen die onder Noorse vlag varen vanuit Rusland te staken? Zo nee, waarom niet?
Noorwegen heeft, net als de EU, beperkingen opgelegd aan de import van goederen vanuit Rusland. Een uitzondering hierop, zowel binnen de EU als Noorwegen, is vis. Russische vis kan daarom ongehinderd door schepen die onder Noorse vlag varen ingevoerd worden vanuit Rusland. Nederland kan er derhalve dus niet bij de Noorse overheid op aandringen, om de import van Russische vis vervoerd door Noorse schepen te staken.
Kan de Nederlandse overheid een verbod instellen voor Russische bemensing in Nederlandse havens, zoals ook is gedaan bij Russische schepen vanwege risico’s van veiligheid en spionage, gezien het feit dat Pointer heeft aangetoond dat de schepen van Noreba onder de Noorse vlag varen met Russische bemensing inclusief vanuit de FSB?
In de EU sanctieverordening zijn geen bepalingen opgenomen in relatie tot Russische bemensing in Nederlandse of Europese havens. Nederland voegt nationaal geen regelgeving toe aan de EU sanctiemaatregelen. Desalniettemin worden er maatregelen getroffen om de dreiging van spionage door statelijke actoren tegen te gaan. Zo wordt er onder coördinatie van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) in het kader van de aanpak statelijke dreigingen ingezet op het verhogen van de weerbaarheid tegen spionageactiviteiten. Het wetsvoorstel uitbreiding strafbaarheid spionageactiviteiten, dat uw Kamer op 14 mei jl. heeft aangenomen, maakt het daarnaast mogelijk om strafrechtelijk op te treden tegen meer vormen van spionage dan nu het geval is. Doel van het wetsvoorstel is om onze nationale veiligheid, de veiligheid van personen, vitale infrastructuur en hoogwaardige technologieën beter te kunnen blijven beschermen. Het wetsvoorstel wordt op dit moment behandeld in de Eerste Kamer.
Wat gaat het kabinet doen om de miljarden financiering van Rusland, via Nederland en middels de vishandel in Velsen of andere Nederlandse havens, onmogelijk te maken?
Via de havens van Nederland wordt Russische witvis zowel de EU in geïmporteerd als overgeslagen en doorgevoerd naar derde landen. Volgens het recentelijk door de Universiteit van Wageningen gepubliceerde rapport De Nederlandse agrarische sector in internationaal verband4 bedroeg voor Nederland de totale importwaarde van vis en zeevruchten uit Rusland 96.1 miljoen euro voor 2023. Deze (wit)vis wordt in Nederland, evenals import elders in Europa, merendeels verwerkt in de voedselketen voor consumptie in de EU; een deel wordt na verwerking ook weer her-uitgevoerd. De Rijksoverheid beschikt niet over harde cijfers betreffende de waarde en/of de verdiensten van Rusland van uit Rusland afkomstige witvis die in Nederlandse havens «in transit» wordt overgeslagen door handelspartijen in de wereldvoedselketen.
In het algemeen kan gezegd worden dat voor Nederland in principe alle opties op tafel liggen, waarbij de effectiviteit van eventuele maatregelen om Russisch verdienvermogen in deze productcategorie te beperken zullen moeten worden afgewogen tegen mogelijke impact op de mondiale voedsel(verwerkende)keten. Nederland speelt in Europees verband een zeer actieve rol als het gaat om het instellen van sancties die het Russische verdienvermogen raken. In het licht van de door de Kamer aangenomen motie Teunissen c.s. is het kabinet voorstander van het verkennen van de mogelijkheden tot een importverbod op Russische witvis.5 In het geval van witvis is van belang dat analyse van de Commissie uitwijst dat dit geen onacceptabele prijsverhogingen veroorzaakt en dat transit naar derde landen mogelijk blijft in het belang van de wereldwijde voedselzekerheid. Dit laatste is ook voor het mondiale draagvlak voor EU sancties en de bredere steun aan Oekraïne van belang. Het is niet in het belang van de Nederlandse onderhandelingspositie en van de voor de effectiviteit van sancties noodzakelijke verrassingseffect om in meer detail op de Nederlandse onderhandelingspositie in te gaan.
Waaruit blijkt een proactieve houding op uw ministeries om de financiering van Rusland via Nederland tegen te gaan?
Nederland vervult een voortrekkersrol in de doorontwikkeling en het benutten van het EU-sanctiebeleid, waaraan Nederland een actieve bijdrage levert om het verdienvermogen van Rusland tegen te gaan. Dit geldt ook voor de proactieve inzet in het tegengaan van sanctie-omzeiling.
Zo zijn mede op Nederlands initiatief in het veertiende sanctiepakket de mogelijkheden vergroot om schepen toegang tot onze havens en dienstverlening te verbieden. Het sanctioneren van individuele schepen uit de schaduwvloot is een effectieve maatregel gebleken. De schepen die op de Europese sanctielijst worden geplaatst zien een significante daling in opbrengsten uit de handel in olie. Daarnaast ervaren deze schepen moeilijkheden in het aangaan van samenwerkingen met dienstverleners, zoals ingenieurs.6 Daarnaast verleent Nederland geen ontheffingen meer aan Russische schepen. Nederland dringt erop aan dat andere lidstaten hetzelfde doen.
Het kabinet wil in tegenstelling tot Rusland voedsel en voedselvoorziening niet instrumentaliseren voor politieke doeleinden op een manier die de wereldwijde voedselzekerheid in gevaar brengt. Daarom bekijkt het kabinet wat wel mogelijk is en bij potentiële nieuwe maatregelen of deze geen ongewenste gevolgen hebben voor de voedselzekerheid. In de handel op producten van dierlijke en plantaardige oorsprong heeft (naast bijvoorbeeld controles op visvangstcertifcaten) de Nederlandse overheid een internationale verplichting om sanitair en fytosanitair te certificeren en controleren. Buiten de internationaal verplichte minimale handelingen wordt geen enkele ondersteuning geleverd om markttoegang te faciliteren voor goederen die ondanks alle onderstaande beperkingen hun weg vinden tussen Nederland en Rusland.
De import of export van agro-food producten met Rusland is op verschillende manieren beperkt. Er zijn enkele Europese sancties, waaronder een importverbod voor enkele luxe goederen (zoals kaviaar en schelpdieren) en een export verbod op enkele goederen waarmee Rusland de eigen sectoren (technologisch) kan ontwikkelen (o.a. bloembollen). Ook zijn er bestaande Europese verboden op de handel en overslag van enkele door Rusland illegaal beviste bestanden. Daarnaast is Rusland sinds eind 2023 uitgesloten van de Europese autonome tariefpreferenties op visproducten en zijn er op onder andere graan en oliehoudende zaden verhoogde importheffingen van kracht. Daarnaast heeft Rusland zelf sinds 2014 een brede importboycot op import uit de EU (en andere landen) van o.a. vlees, kaas vis, fruit en zuivel, naast dat met regelmaat (en wisselend) aanvullende maatregelen of eisen worden afgekondigd vanuit Rusland, zoals eind 2023 een importblokkade op specifiek uit Nederland afkomstige zaden en ander plantgoed.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Bent u bekend met het amendement Stoffer/Eerdmans1 dat een verlaging voorstelt van de Nederlandse bijdrage aan UNRWA van 19 miljoen naar 0 euro, en de gewijzigde versie van dit amendement dat een verlaging naar 9 miljoen euro voorstelt?
Ja. Dit amendement is inmiddels aangepast en stelt nu een verlaging voor naar 15 miljoen euro in 2025.
Herinnert u zich dat u op 20 november het amendement heeft ontraden omdat «het kabinet de juridische verplichtingen aan UNRWA respecteert en voor 2025 is dat 19 miljoen»?2
Ja.
Herinnert u zich uw uitspraken tijdens het commissiedebat humanitaire hulp op 9 oktober en uw brief van 8 oktober, waarin u ook aangaf de aangegane financiële verplichting na te willen komen? Herinnert u zich de redenen die u hiervoor aandroeg, namelijk vanwege de humanitaire noden in de regio, omdat het doorbreken van verplichtingen aan UNRWA negatief gepercipieerd wordt door internationale partners, en omdat wij UNRWA volgens u «nodig» hebben «om in ieder geval de noodhulp bij de mensen zelf te krijgen»?
Ja.
Kunt u bevestigen dat uw appreciatie van het amendement daarom niet wijzigt, aangezien elke vorm van verlaging van de juridisch verplichte 19 miljoen – zowel naar 0 miljoen als naar 9 miljoen – nog altijd betekent dat het kabinet een aangegane financiële verplichting van 19 miljoen niet respecteert, en u heeft aangegeven juridische verplichtingen te willen respecteren?
Hierover is uw Kamer geïnformeerd middels de Kamerbrief van 6 december jl.3
Indien uw appreciatie van het amendement wel wijzigt, kunt u onderbouwen waarom?
Zie antwoord vraag 4.
Aangezien het een juridische verplichting betreft, kunt u de ambtelijke adviezen die onder uw appreciatie van het amendement liggen met de Kamer delen vóór woensdagavond 4 december, zodat de Tweede Kamerfracties genoeg tijd hebben zich te beraden over de stemming over het amendement op donderdag 5 december?
Dit is niet meer van toepassing.
Kunt u deze vragen met spoed beantwoorden vóór woensdagavond 4 december, zodat de Tweede Kamerfracties genoeg tijd hebben zich te beraden over de stemming over het amendement op donderdag 5 december?
Dit is niet meer van toepassing.
Het advies aan de Hoge Raad inzake de export van F-35-onderdelen aan Israël |
|
Sarah Dobbe |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Bent u bekend met het advies van de advocaat-generaal aan de Hoge Raad waarin wordt gesteld dat het verbod op de export van F-35-onderdelen aan Israël in stand kan blijven?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het advies aan het hof dat er een duidelijk risico bestaat dat met F-35-gevechtsvliegtuigen ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht worden gepleegd in de Gazastrook?
De conclusie van de advocaat-generaal is een gezaghebbend, niet-bindend advies aan de Hoge Raad. Het kabinet kan hier nu niet inhoudelijk op ingaan, aangezien de zaak nog voorligt bij de Hoge Raad.
Klopt het dat het hof heeft geoordeeld dat economische belangen en buitenlandbeleid geen rol hadden mogen spelen bij de beoordeling van het risico? Hoe reflecteert u op dit oordeel? Wat voor gevolgen heeft dit verder op ons wapenexportbeleid?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft Nederland maatregelen genomen om te voorkomen dat Israël via andere kanalen alsnog toegang krijgt tot Nederlandse onderdelen voor de F-35? Zo nee, waarom niet?
Er zijn geen afspraken gemaakt met andere landen die F-35-onderdelen produceren, onderhouden of anderszins deel uit maken van de internationale logistieke keten over de uit- en doorvoer van F-35-onderdelen naar Israël via andere kanalen. Op het moment van uitvoer van in Nederland geproduceerde, onderhouden of opgeslagen F-35-onderdelen naar de VS, bijvoorbeeld voor de productie van nieuwe toestellen, is het vanwege de werking van de internationale logistieke keten in het F-35-programma niet duidelijk wie de eindgebruiker zal zijn van de toestellen waarin de onderdelen worden geïntegreerd.
Er kunnen meerdere jaren zitten tussen de uitvoer van deze onderdelen uit Nederland en het moment dat het afgebouwde F-35-toestel daadwerkelijk aan een F-35-gebruiker wordt geleverd. Het kabinet acht het op basis van vertrouwelijke gegevens over het logistieke proces binnen het F-35-programma niet aannemelijk dat sinds het arrest in Nederland geproduceerde goederen thans in Israëlische F-35-toestellen terecht komen.
Hetzelfde is van toepassing op reserve-onderdelen. F-35 onderdelen maken deel uit van de zogenaamde Global Spares Pool en zijn dus niet gekoppeld aan een specifiek F-35-toestel van één van de landen die de F-35 gebruiken. Binnen deze pool is dan ook geen sprake van «Israëlische» onderdelen. Ook van onderdelen die in onderhoud zijn, is op dat moment nog niet bekend welk F-35-gebruiker de afnemer wordt. F-35 onderdelen worden na het onderhoud teruggeleverd aan de Global Spares Pool en van daaruit geleverd aan een gebruiker die een aanvraag indient.
Hiermee houdt de Staat zich volledig aan het arrest van het Hof. Dit is op 12 juli 2024 door de Rechtbank Den Haag bevestigd.
Sluit u nog steeds uit dat Israëlische F-35-onderdelen op luchtbasis Woensdrecht worden onderhouden?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe beoordeelt u de stelling van mensenrechtenorganisaties dat Nederland bijdraagt aan oorlogsmisdaden en mogelijke genocide door wapenleveringen aan Israël?
Het kabinet verwerpt deze stelling. Nederland draagt niet bij aan oorlogsmisdrijven en mogelijke genocide door Israël. Elke vergunningaanvraag voor de uitvoer van militaire goederen wordt zorgvuldig getoetst aan de Europese criteria voor wapenexportcontrole. Daaruit volgt dat, zoals de situatie in Gaza nu is, het onwaarschijnlijk is dat vergunning wordt verleend voor de uitvoer naar Israël van wapens die kunnen bijdragen aan de activiteiten van het Israëlische leger in Gaza of op de Westelijke Jordaanoever.
Welke gevolgen heeft dit voor onze wapenimport? Deelt u de mening dat we met onze wapenimport geen schendingen van het internationaal humanitair recht moeten financieren? Wordt alle wapenimport vanuit Israël nu geannuleerd? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet ziet geen verband tussen de aanschaf door Defensie van defensiematerieel ten behoeve van de Nederlandse krijgsmacht bij buitenlandse leveranciers en eventuele schendingen van het internationaal recht door derden. Een staat die of een bedrijf dat zich schuldig zou maken aan schendingen van het internationaal recht, dient daarop te worden aangesproken.
Gezien de huidige geopolitieke situatie is versterking van de krijgsmacht dringend noodzakelijk. Een sterke krijgsmacht draagt bij aan een geloofwaardige afschrikking waarmee een gewapend conflict kan worden voorkomen. Om die reden investeert Defensie in het beste materieel dat bovendien tijdig wordt geleverd. Dit is te meer van belang gezien de risico’s die onze militairen lopen bij een gewapende inzet.
Per behoefte beziet Defensie welke leverancier tijdig aan de eisen kan voldoen. Voor bepaalde capaciteiten komt het beste materieel uit Israël.
VN-onderzoek in Libanon |
|
Jan Paternotte (D66), Sarah Dobbe |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Welke afspraken zijn gemaakt in het net overeengekomen staakt-het-vuren in Libanon? Hoe kijkt u naar deze afspraken en de naleving hiervan?1
Op 27 november jl. is een staakt-het-vuren van kracht geworden tussen Israël en Hezbollah. Dit staakt-het-vuren is mede uitonderhandeld door de Verenigde Staten en Frankrijk. Het behelst onder meer een terugtrekking van Hezbollah ten noorden van de Litani-rivier, inzet van de Lebanese Armed Forces(LAF) in Zuid-Libanon binnen 60 dagen en terugtrekking van het Israëlisch leger uit Zuid-Libanon binnen 60 dagen. De afspraken voorzien verder een belangrijke rol voor het Libanese leger om alle niet-statelijke militaire infrastructuur te ontmantelen, herbewapening van Hezbollah te voorkomen en de veiligheidsrol in heel Libanon weer over te nemen. Een nieuw ingesteld monitoringsmechanisme, waarvan de Verenigde Staten, Frankrijk, Israël, Libanon en UNIFIL deel uitmaken moet schendingen van het bestand monitoren.
Nederland verwelkomt dit staakt-het-vuren. Het is nu van belang dat de afspraken door alle partijen worden nageleefd, en de internationale gemeenschap deze naleving ondersteunt waar mogelijk. Evenzo belangrijk dat dit bestand leidt tot een duurzame, politieke oplossing langs de lijnen van VNVR-resolutie 1701.
Deelt u de mening dat het tegengaan van straffeloosheid in Libanon belangrijk is en ook bij kan dragen aan het in stand houden van het staakt-het-vuren?
Voor het slagen van het staakt-het-vuren op dit moment is het vooral van belang dat er geen schendingen van dit bestand plaatsvinden. Daarnaast is in het algemeen gerechtigheid een belangrijke voorwaarde voor duurzame vrede («no peace without justice»).
Hoe bevordert u dat onafhankelijke, internationale waarnemers toegelaten worden tot Libanon, zodat onderzocht kan worden of strijdende partijen zich houden aan het internationaal recht, waartoe de motie Paternotte c.s. (Kamerstuk 36 600 V, nr. 26) u oproept?
Conform motie Paternotte c.s. (Kamerstuk 36 600 V, nr. 26) zal ik tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van maandag 16 december 2024 het belang van gedegen onderzoek naar vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht onderstrepen. Ik zal oproepen om te onderzoeken of en hoe dit ingepast kan worden binnen het raamwerk van het nieuw ingestelde monitoringsmechanisme.
Bent u bekend met de oproep van allerlei maatschappelijke organisaties, waaronder Human Rights Watch, Amnesty International en PAX, waarin de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties (VN) gevraagd wordt onderzoek naar schendingen van mensenrechten en oorlogsrecht door alle partijen in het conflict in Libanon in te stellen?2 Bent u bereid, nu Nederland lid is van de VN-Mensenrechtenraad, zich hiervoor in te spannen? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft de oproep van ngo’s voor een Speciale Sessie in de Mensenrechtenraad en het instellen van een onderzoeksmechanisme ontvangen. Nederland is in beginsel voorstander van een Speciale Sessie als het een situatie betreft die de aandacht van de Mensenrechtenraad behoeft. Libanon zelf heeft echter nog niet gepleit voor een dergelijke Speciale Sessie en een formeel verzoek is ook nog niet door andere landen ingediend. Hierom, en gezien het recente staakt-het-vuren tussen Israël en Hezbollah, ligt het initiëren van een dergelijke Speciale Sessie voor Nederland op dit moment niet voor de hand.
Het bericht 'VN tikt Nederland op de vingers: de postcode van je woonplaats bepaalt hoe goed de zorg is' |
|
Sarah Dobbe |
|
Vicky Maeijer (PVV) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «VN tikt Nederland op de vingers: de postcode van je woonplaats bepaalt hoe goed de zorg is»?1
Ik heb het bericht in het AD met belangstelling gelezen. Ik kan mij goed voorstellen dat cliënten met een beperking niet altijd goed begrijpen waarom er verschillen zijn in de voorzieningen tussen gemeenten en waar deze verschillen in voorzieningen tussen gemeenten op gebaseerd zijn. Ik begrijp ook dat dit soms lastig is te verklaren voor cliënten met een beperking die een beroep doen op een voorziening in de Wmo 2015. De Wmo is een wet waarbij de uitvoering is gedecentraliseerd naar gemeenten. Gemeenten hebben in de uitvoering een grote mate van beleidsvrijheid en kunnen ondersteuning zelf inkopen bij verschillende aanbieders. Belangrijk is vooral dat de voorziening die een inwoner met een beperking van de gemeente ontvangt, passend is bij de lokale en individuele situatie.
De Wmo 2015 is een voorzieningenwet waarbij het uitgangspunt is dat een gemeente (conform artikel 2.3.2 van de Wmo 2015) op basis van een onderzoek bij een inwoner bepaalt welke ondersteuning passend is bij de individuele en lokale omstandigheden. Dit vindt plaats tijdens het zogenaamde «keukentafelgesprek» met een inwoner. Kortom de gemeente moet conform de wet individueel en lokaal maatwerk leveren. Dat kan er toe leiden dat een inwoner in een gemeente een andere voorziening krijgt toegewezen dan een andere inwoner in die gemeente of een inwoner in een andere gemeente. Dit wil niet zeggen dan de ene vorm van ondersteuning beter is dan de andere, zolang deze maar passend is bij de situatie. Indien de inwoner het niet eens is met het besluit van een gemeente kan er bovendien een klacht worden ingediend of bezwaar worden gemaakt tegen het besluit van de gemeente.
Hoe reageert u op de forse kritiek van de VN op Nederland op dit punt?
Naar aanleiding van het onlangs verschenen rapport met «Concluding observations» van het VN-comité voor de Rechten van Personen met een Handicap (hierna: het Comité) heb ik uw kamer op 23 oktober jl. een reactie gegeven op dit rapport2. In deze reactie heb ik aangegeven dat het VN-verdrag Handicap oproept tot het maken van (lokaal) inclusiebeleid in nauwe samenspraak met inwoners met een beperking en organisaties die hen vertegenwoordigen, zoals de lokale Wmo/cliëntenraad. Een belangrijk fundament van gedecentraliseerde wetgeving is juist het hebben van beleidsruimte voor gemeenten. Het gaat om ruimte om beleid te kunnen voeren passend bij de lokale situatie, hetgeen verankerd dient te worden in een lokale verordening of lokale beleidsregels. Bovendien kopen gemeenten op basis van de Wmo 2015 zorg en ondersteuning in bij verschillende aanbieders. Hierdoor kunnen dus verschillen ontstaan in de uitvoering van taken door gemeenten als het gaat om vergoedingen, maar ook als het gaat om de vormgeving van regelingen en de ondersteuning die inwoners op basis daarvan kunnen ontvangen. Ik heb in mijn reactie op dit VN-rapport wel aangegeven dat het, tien jaar na de decentralisatie van ondersteuningstaken naar gemeenten, een goed moment is om te kijken of die diversiteit op alle onderdelen van de uitvoeringspraktijk noodzakelijk en nuttig is. Derhalve wordt in een brede studie naar de houdbaarheid van de Wmo 2015 voor de nabije toekomst ook gekeken naar de diversiteit in de uitvoeringspraktijk van gemeenten. Daarbij kijk ik ook naar de reikwijdte van de beleidsruimte van individuele gemeenten in relatie tot mijn verantwoordelijkheid voor een goed werkend stelsel. Uw kamer is reeds over dit brede onderzoek geïnformeerd. Als uit dit onderzoek mocht blijken dat er verschillen in de uitvoering zijn die niet doelmatig zijn of te verklaren zijn door verschillen in individuele of lokale omstandigheden, dan zal ik bezien of er aanleiding is om nadere maatregelen te nemen.
In hoeverre heeft u inzicht in hoe groot de verschillen zijn tussen gemeenten als het gaat om de zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking en op welke punten deze verschillen te zien zijn? Zo ja, zou u een overzicht van deze verschillen met de Kamer willen delen? Zo nee, gaat u dit in kaart brengen?
Ik heb géén overzicht van alle verschillen tussen gemeenten over de wijze waarop zij de Wmo 2015 in de praktijk uitvoeren en maatwerk bieden aan inwoners met een beperking die een beroep doen op gemeentelijke ondersteuning. Dit betreft naast mensen met een psychische, fysieke of sociale beperking ook andere doelgroepen zoals ouderen, dak- en thuislozen, inwoners die te maken hebben met huiselijk geweld, etc. Dit vraagt een omvangrijk onderzoek onder alle gemeenten en hun cliënten op een groot aantal uitvoeringsaspecten. Ik ben dan ook niet van plan om zo’n groot onderzoek uit te voeren. Ik heb op basis van werkbezoeken en signalen van vertegenwoordigers van cliënten en aanbieders wel enig inzicht in verschillen tussen gemeenten in de uitvoering van de Wmo 2015.
Bent u het ermee eens dat mensen in gelijke gevallen over het algemeen dezelfde hulp en ondersteuning nodig hebben, los van de vraag in welke gemeente zij wonen?
Het klinkt logisch om mensen in gelijke gevallen over het algemeen dezelfde hulp en ondersteuning te bieden. Maar verschillen in individuele en lokale omstandigheden kunnen ook leiden tot verschillende oplossingen voor een inwoner. Het is kortom altijd lastig om te beoordelen in hoeverre er daadwerkelijk sprake is van gelijke gevallen. Mensen verschillen van elkaar, leven onder verschillende omstandigheden en kunnen verschillende behoeften hebben waarvoor meerdere oplossingen denkbaar zijn. Daarom is lokaal en individueel maatwerk belangrijk. Ook de voorzieningen in gemeenten zijn niet overal hetzelfde en kunnen leiden tot andere oplossingen voor cliënten.
Bent u het ermee eens dat het bij verschillen tussen gemeenten in welke zorg en ondersteuning vooral zou moeten gaan om welke extra’s worden geboden, bovenop die gemeenschappelijke basis die overal nodig is?
Ik ben het met u eens dat er door het lokale bestuur goed gekeken moet worden welke sociale basisvoorzieningen nodig zijn in een gemeente of buurt of wijk voor de participatie van kwetsbare inwoners, waaronder inwoners met een beperking. Ik doel dan bijvoorbeeld op algemeen toegankelijke sociale basisvoorzieningen, zoals voldoende locaties en activiteiten om elkaar te kunnen ontmoeten, activiteiten te organiseren en hulp en ondersteuning te bieden. Verder oriënteer ik mij in het kader van een vervolg op het Integraal Zorg Akkoord (IZA) of het mogelijk is om deze sociale basisvoorzieningen in gemeenten verder te ondersteunen. Gemeenten moeten verder een lokale inclusieagenda opstellen met plannen zodat openbare voorzieningen ook goed toegankelijk zijn voor mensen met beperkingen.
Kunt u per categorie van verschillen tussen gemeenten in de invulling van de zorg en ondersteuning onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) willen aangeven of u deze acceptabel vindt en zo ja, waarom?
Nee. Zie antwoord op vraag 3 en 4.
Bent u bereid om een einde te maken aan de te grote verschillen tussen gemeenten, door een gemeentelijk basispakket in te voeren in de Wmo, waarin in ieder geval alle noodzakelijke huishoudelijke zorg, begeleiding, dagbesteding en respijtzorg worden opgenomen?
Ik deel uw opvatting dat het onwenselijk kan zijn dat er grote verschillen zijn tussen gemeenten met betrekking tot individuele maatwerkvoorzieningen en dat dit als oneerlijk kan worden ervaren door inwoners met een beperking. Gemeenten zijn op grond van de Wmo 2015 verplicht om zorg te dragen voor maatschappelijke ondersteuning als iemand niet meer zelfstandig kan participeren en het sociaal netwerk onvoldoende ondersteuning kan bieden. Naast individuele voorzieningen zijn algemene, collectieve voorzieningen een belangrijk onderdeel van deze maatschappelijke ondersteuning. Bijvoorbeeld buurthuizen, laagdrempelige inloopvoorzieningen of een sociaal werker kunnen mensen met een ondersteuningsbehoefte helpen in het dagelijks leven. Dit geldt ook voor mensen met een levenslange en/of levens brede beperking.
Onder het vorige kabinet is gestart met het versterken van de sociale basis. Vanuit de gedachte dat iedereen zo lang mogelijk, zo gezond mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven wonen met voldoende voorzieningen in de omgeving.
En met als beoogd resultaat dat het beroep op de formele maatschappelijke ondersteuning en zorg wordt verminderd. Ik ben, zoals ik heb aangegeven tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van VWS, voornemens om deze sociale basis verdergaand te versterken en hierover afspraken te maken in een aanvullend zorg- en welzijnsakkoord. De vertaling van deze afspraken kunnen vervolgens landen in regionale en lokale beleidsplannen, zoals een lokale inclusieagenda.
Ik ben op dit moment niet bereid om over te gaan tot een gemeentelijk basispakket. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 heb aangegeven is de Wmo 2015 een zogenaamde voorzieningenwet waarbij geen sprake is van aanspraken of rechten. Op basis van de persoonlijke situatie van een burger en diens omgeving wordt gekeken naar de noodzakelijke ondersteuningsbehoefte. Dit leidt tot diversiteit en verschillen tussen gemeenten. Ik deel uw opvatting dat dit soms als onwenselijk kan worden ervaren door mensen met een beperking, bijvoorbeeld waar het gaat om de beschikkingsduur, maar ook voor de organisatie en inkoop van complexe vormen van respijtzorg (zoals logeerzorg).
Op dit soort punten zet ik de lijn, zoals ingezet door mijn ambtsvoorgangers, voort en maak ik afspraken met gemeenten en andere relevante maatschappelijke partners om deze knelpunten weg te nemen. Zo zijn er eerder convenanten opgesteld rond het verstrekken van hulpmiddelen en het kunnen meeverhuizen van hulpmiddelen van cliënten naar een andere gemeente. In samenwerking met gemeenten is verder gewerkt aan een modelbeleid Wmo specifiek voor sporthulpmiddelen. Verder wordt de huidige sportvervoersvoorziening opgenomen in de landelijke Valys-regeling. Daarnaast ben ik zoals ik eerder heb aangegeven bezig met het opstellen van een meerjaren-agenda voor de Wmo 2015 en een houdbaarheidsonderzoek.
Bent u daarnaast bereid om ook te zorgen voor voldoende financiering voor gemeenten, zodat zij ook allemaal in staat zijn voldoende zorg en ondersteuning te financieren voor iedereen die dat nodig heeft, in plaats van fors te bezuinigen op gemeenten via het ravijnjaar?
Gemeenten worden voor de uitvoering van gedecentraliseerde taken grotendeels gefinancierd via het Gemeentefonds. Mijn collega bewindspersonen van het Ministerie van Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties zijn primair verantwoordelijk voor voldoende financiering van de taken van gemeenten via het Gemeentefonds. Zij hebben periodiek overleg met de VNG over de ontwikkelingen in de financiering van het gemeentefonds in relatie tot de taken die gemeenten hiervoor moeten uitvoeren. Ook mijn departement wordt daarbij betrokken omdat de Wmo 2015 een belangrijk onderdeel is van de taken die gemeenten uitvoeren op basis van de financiering uit het gemeentefonds. Daarbij wordt ook gekeken naar hoe bijvoorbeeld demografische of andere maatschappelijke ontwikkelingen in de samenleving zich verhouden tot de financiering van gemeentelijke taken via het gemeentefonds en óf er voor bepaalde specifieke taken wellicht andere financieringsvormen mogelijk zijn.
Bent u het ermee eens dat de verschillen tussen gemeenten in de procedures die moeten worden doorlopen om de juiste zorg en ondersteuning te krijgen teveel verschillen? Zo ja, bent u bereid om te onderzoeken hoe deze procedures meer kunnen worden gelijkgetrokken?
In de Wmo 2015 zijn regels opgesteld over procedures die de gemeente moet volgen om tot passende ondersteuning te komen voor inwoners die een beroep doen op gemeentelijke ondersteuning. Elke gemeente moet onderzoek doen in samenspraak met de cliënt naar de ondersteuningsbehoefte van een cliënt, waarbij de cliënt gebruik kan maken van een onafhankelijke cliëntondersteuner als hij dat wenselijk vindt. De wijze waarop de gemeente dit onderzoek in de praktijk vormgeeft en vervolgens een besluit neemt over de uitkomsten van dit onderzoek is een verantwoordelijkheid van de gemeente.
Ik ben – mede gezien het lopende brede onderzoek naar de houdbaarheid van de Wmo 2015, waarin ook specifiek gekeken wordt naar diversiteit in de uitvoeringspraktijk, de reikwijdte van beleidsruimte en stelselverantwoordelijkheid – dan ook niet van plan om in dit stadium onderzoek te doen naar de wijze waarop procedures rondom het onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van inwoners van gemeenten kunnen worden gelijkgetrokken.
Wel ben ik van mening dat in de uitvoering van de Wmo 2015 op verschillende aspecten verdere standaardisering mogelijk is, zoals het gebruik maken van standaardcontracten met aanbieders (onlangs zijn bijvoorbeeld de eerste contractstandaarden voor de Wmo 2015, door de ALV van de VNG vastgesteld), en het meer standaardiseren van de informatie-uitwisseling tussen gemeenten en aanbieders. Hierdoor kunnen ook onnodige administratieve lasten worden verminderd bij aanbieders, professionals en cliënten.
Een mogelijke wapenleverantie aan Israël door een schip onder Nederlandse vlag |
|
Sarah Dobbe |
|
Reinette Klever (PVV), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
Klopt het dat het schip «de Nordic» onder Nederlandse vlag vaart?1
Ja.
Kunt u reageren op het bericht dat de directeur van de National Port Authority of Namibia, de heer Andrew Kanime, heeft gesteld dat de Nordic militaire goederen van India naar Israël heeft verscheept en daarbij door Namibische wateren is gekomen? Zo nee, waarom niet?2
Wij hebben kennisgenomen van het nieuwsartikel van The Namibian van 28 augustus 2024 dat aangeeft dat het onder Nederlandse vlag varende vrachtschip «de Nordic» door de Namibische territoriale zee is gekomen. Het schip heeft hierbij niet in een Namibische haven aangemeerd. Nederland voert geen specifiek beleid ten aanzien van het vervoer van wapens door Nederlandse transportbedrijven en/of schepen varend onder Nederlandse vlag naar of in het buitenland, dus ook niet naar Israël, behalve indien dat valt onder een sanctiemaatregel. De verantwoordelijkheid die Nederland heeft als vlaggenstaat ten aanzien van schepen onder diens vlag betreft het uitoefenen van rechtsmacht en toezicht in administratieve, technische, en sociale aangelegenheden aan boord van schepen die de Nederlandse vlag voeren en/of in andere situaties waarin sprake is van overtreding van regelgeving of verboden, zoals sanctieverboden. Van dat laatste is geen sprake en het ministerie heeft daardoor ook geen verdere informatie over de specifieke inhoud van de lading van het schip.
Kunt u uitsluiten dat de Nordic militaire goederen naar Israël heeft verscheept onder Nederlandse vlag? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Indien wapens zijn geleverd, wat voor type wapens betrof dit en waar kwamen deze vandaan?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven welk beleid Nederland hanteert met betrekking tot Nederlandse transportbedrijven en schepen varend onder Nederlandse vlag die wapens leveren aan Israël, aangezien in Gaza talloze oorlogsmisdaden en mensenrechten worden gepleegd en al meer dan 40.000 Palestijnen zijn gedood, waaronder veel burgers?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven of bijgevoegd bericht van Stop Wapenhandel klopt?3 Zo ja, wat is uw reactie?
Het artikel gaat in op doorvoer van militaire goederen naar Israël via Nederland en België. Het kabinet kan inhoudelijk enkel ingaan op de Nederlandse situatie.
Doorvoer van militaire goederen naar Israël via de haven van Rotterdam is zeer beperkt. Zoals het artikel van Stop Wapenhandel benoemt, dateert de laatste melding voor doorvoer zonder overlading die door het bedrijfsleven is gedaan bij de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer van de Douane van 4 oktober 2023. Bij doorvoer zonder overlading vervolgen de goederen na aankomst in Nederland hun reis met hetzelfde transportmiddel. Dit soort doorvoer is niet vergunningplichtig op het moment dat het transport afkomstig is uit, of als eindbestemming heeft, een EU- of NAVO-land of een daaraan gelijk gesteld land (Australië, Japan, Nieuw-Zeeland of Zwitserland). Wel is voor dergelijke transacties een melding verplicht.
Doorvoer van militaire goederen naar Israël mét overlading in Nederland is altijd vergunningplichtig. Dergelijke transacties worden net als uitvoertransacties zorgvuldig getoetst aan de Europese wapenexportcriteria. Dit type doorvoer naar Israël komt net als bij doorvoer zonder overlading weinig voor. De meest recent verstrekte doorvoervergunning dateert van juni 2021. Het ging toen om de doorvoer van delen voor raketwerpers met het oog op verwerving van nieuw materiaal door Israël. Deze vergunning is uiteindelijk niet gebruikt.
Het bericht 'Amber (27) is hersteld maar ‘woont’ al maanden noodgedwongen in het ziekenhuis: ‘Erger dan dit kan het niet worden’' |
|
Sarah Dobbe |
|
Vicky Maeijer (PVV) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Amber (27) is hersteld maar «woont» al maanden noodgedwongen in het ziekenhuis: «Erger dan dit kan het niet worden»»?1
Uit direct contact met mevrouw Meijn blijkt dat zij inmiddels ontslagen is uit het ziekenhuis en een eigen woning toegewezen heeft gekregen. Wel vind ik het spijtig om te moeten vernemen dat het niet was gelukt om op korte termijn een passende woonplek met de juiste zorg en ondersteuning voor mevrouw Meijn te vinden en dat zij daardoor genoodzaakt was langer in het ziekenhuis te verblijven dan haar medische situatie vereiste.
Hoe vaak komt het voor dat mensen langer in het ziekenhuis moeten blijven, omdat er geen passende woonplek met de juiste zorg kan worden gevonden?
Hier zijn geen exacte cijfers over bekend. Wel is bekend dat mensen soms langer in het ziekenhuis moeten verblijven, niet omdat hun medische situatie dat vereist, maar omdat er geen geschikte woonplek of zorgvoorziening voor hen beschikbaar is. Het is echter moeilijk om precies aan te geven hoe vaak dit gebeurt, omdat de cijfers kunnen variëren afhankelijk van regio's, het type zorg en de betrokken zorginstellingen.
Hoe kan het dat de zorg in het ziekenhuis op dit moment niet meer vergoed wordt door de zorgverzekeraar, terwijl er nog geen alternatief is gevonden?
Zorgverzekeraars kunnen om diverse redenen stoppen met het vergoeden van zorg in een ziekenhuis. Dit kan zelfs als er nog geen direct alternatief is gevonden voor de zorg die daar wordt geboden. Zo stopt een zorgverzekeraar meestal met het vergoeden van zorg in een ziekenhuis wanneer de patiënt medisch hersteld is verklaard, omdat de zorg dan niet meer als noodzakelijke of acute medische behandeling wordt beschouwd. Zorgverzekeraars hebben verschillende polisvoorwaarden waarin is vastgelegd welke zorg wel of niet wordt vergoed, inclusief de duur van ziekenhuisopname. Zodra iemand medisch hersteld is en er dus vervolgzorg of nazorg nodig is, kan deze zorg dus buiten de dekking van de zorgverzekering vallen.
Wie is er verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat iemand in deze situatie een passende woonplek met de juiste zorg krijgt? Hoe komt het dat dit nu niet duidelijk lijkt te zijn?
De verantwoordelijkheid voor het zorgen voor een passende woonplek met de juiste zorg is verdeeld over verschillende instanties, afhankelijk van de situatie en zorgvraag van de persoon in kwestie. In deze casus wenste mevrouw Meijn een aangepaste woning met de juiste ondersteuning en zorg. Aangezien zij geen indicatie heeft voor de Wet langdurige zorg (Wlz), was de gemeente verantwoordelijk voor het zorgdragen voor een passende woonplek en toegang tot de juiste zorg, ondersteuning en voorzieningen die haar in staat stelt om zelfstandig te wonen. Gemeenten moeten maatwerk leveren door te kijken naar de specifieke situatie van het individu en passende zorg en ondersteuning op maat aan te bieden. Hierbij werken gemeenten met diverse partijen samen. Omdat de verantwoordelijkheden in dit proces vaak met elkaar overlappen, is een goede afstemming tussen gemeente, zorginstellingen, zorgverzekeraars, woningcorporatie of andere verhuurder en andere betrokkenen nodig om te voorkomen dat iemand onnodig lang moet wachten op een passende woonplek met de juiste zorg.
Is er een verband tussen de bezuinigingen op de langdurige zorg en de gemeenten, en het feit dat het zo lastig is om in deze situatie een passende woonplek met de juiste zorg te kunnen vinden?
Gemeenten kijken vanwege schaarste aan personeel en middelen kritisch naar welke vormen van ondersteuning en welke aanpassingen van de woning noodzakelijk zijn. Het gebrek aan betaalbare woonruimte vormt een knelpunt bij het vinden van een passende woonplek met de juiste zorg voor mensen met een (gecombineerde) zorgvraag zoals in het geval van mevrouw Meijn.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat mensen in dit soort situaties wel toegang krijgen tot een passende woonplek met de juiste zorg?
Met het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting zet het kabinet in op voldoende betaalbare woningen voor alle aandachtsgroepen met een evenwichtige verdeling over gemeenten en met de juiste zorg, ondersteuning en begeleiding. Dit wetsvoorstel geeft het Rijk, provincies en gemeenten de wettelijke instrumenten te sturen op hoeveel, waar en voor wie er wordt gebouwd, dat er sneller kan worden gebouwd en dat de meest kwetsbare groepen mensen met urgentie een woning krijgen. Het wetsvoorstel regelt verder dat gemeenten in het Wmo-beleidsplan aandacht moeten besteden aan de zorg- en ondersteuningsbehoefte bij de huisvesting van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen aandachtsgroepen. Onder die aangewezen aandachtsgroepen vallen ook de medisch urgenten en mensen met een ernstige chronische beperking.
Door deze maatregelen wordt ervoor gezorgd dat mensen in dit soort situaties sneller geholpen worden aan een passende woonplek met de juiste zorg. Het wetsvoorstel is begin maart van dit jaar naar uw Kamer gezonden.
Bent u bekend met het beleid van de vorige regering-Trump en andere Republikeinse regeringen, bekend als de Mexico City Policy, dat stelde dat niet-gouvernementele organisaties (ngo's) actief op mondiale gezondheid «geen abortus zouden uitvoeren of actief promoten» als zij Amerikaanse financiering ontvingen, zelfs niet als de ngo’s dit met eigen middelen deden?
Ja.
Bent u bekend met onderzoek waaruit blijkt dat dit beleid grote gevolgen had voor vrouwen wereldwijd, en heeft geleid tot een toename in het aantal onveilige abortussen?1
Ja.
Bent u bekend met Project 2025, de verzameling ultraconservatieve beleidsvoorstellen gekoppeld aan de Trump-campagne van 2024? Wat is uw analyse van het voorstel om de Mexico City Policy toe te passen op álle Amerikaanse ontwikkelingshulp, ook humanitaire hulp, een nog veel verdergaande stap die een bedrag van $ 51 miljard aan hulp zal beïnvloeden2?
Ja, het kabinet is bekend met het Presidential Transition Project, ook wel bekend als Project 2025.
De Mexico City Policy werd voor het eerst aangekondigd in 1984 door de regering-Reagan. Republikeinse regeringen voerden dit beleid doorgaans in, en Democratische regeringen schaften het weer af. Op dit moment, onder de regering Biden, is de Mexico City Policy niet van kracht. Als de Mexico City Policy wel van kracht is, stelt de Amerikaanse overheid een voorwaarde aan buitenlandse Ngo’s, voor het ontvangen van Amerikaanse hulp op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. De voorwaarde is dat zij geen abortus zullen uitvoeren of actief promoten als methode voor gezinsplanning, ook als dit wordt gedaan met financiering uit niet-Amerikaanse fondsen.
Het is nu nog niet duidelijk of dit beleid, of een uitbreiding daarvan, daadwerkelijk wordt ingevoerd.
Wat zullen de gevolgen zijn als de Verenigde Staten wegvallen als grootste donor op het gebied van mondiale gezondheid? Wat betekent dit voor miljoenen mensen, vooral in lage-inkomenslanden, die afhankelijk zijn van Amerikaanse financiering voor de gezondheid van moeders, het voorkomen van onveilige abortussen, anticonceptie, moedersterfte, en HIV-preventie en -behandeling?
Het kabinet loopt daar niet op vooruit.
Bent u bereid om in gezamenlijkheid met stakeholders als de WHO, UNFPA, de EU, gelijkgestemde landen en maatschappelijke organisaties te kijken hoe het enorme gat dat de Verenigde Staten zouden achterlaten op het gebied van mondiale gezondheid kan worden gevuld?
Het kabinet zal de komende jaren blijven inzetten op het thema mondiale gezondheid. De beleidsbrief over ontwikkelingshulp zal begin 2025 naar de Kamer worden gestuurd. Nederland hecht aan een goede samenwerking met partners zoals WHO, UNFPA, de EU, en maatschappelijke organisaties. Een goede samenwerking draagt bij aan een effectieve inzet op mondiale gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten.
Deelt u de mening dat het Nederland – als land dat internationaal wordt erkend om zijn vooruitstrevende en invloedrijke rol op seksuele en reproductieve gezondheidszorg en hiv/aids-bestrijding – zou passen om zich uit te spreken tegen een dergelijke stap door de Verenigde Staten? Bent u bereid dit te doen? Zo ja, hoe gaat u dit doen?
Nederland blijft zich inzetten voor gezondheid wereldwijd, inclusief seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en de bestrijding van hiv/aids. Het kabinet loopt op dit moment niet vooruit op eventuele koerswijzigingen van de Amerikaanse regering.
Aangezien Nederland na de Verenigde Staten de belangrijkste donor is op dit gebied, deelt u de mening dat voortzetting hiervan door de winst van Trump nu nog belangrijker is? Welk effect hebben de geplande bezuinigingen op Nederlandse ontwikkelingssamenwerking op de wereldwijde toegang tot reproductieve gezondheidszorg zoals abortus en anticonceptie?
Het kabinet wil niet vooruitlopen op mogelijke koerswijzigingen van de nieuwe Amerikaanse regering. Het kabinet zal de komende jaren blijven inzetten op mondiale gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. De beleidsbrief over ontwikkelingshulp wordt begin 2025 naar de Kamer gestuurd.
Ziet u hoe het voorgenomen beleid van Trump maatschappelijke organisaties wereldwijd nog verder onder druk zet? Hoe gaat u ervoor zorgen dat maatschappelijke organisaties die toegang tot alle seksuele en reproductieve gezondheidsdienten bewerkstelligen, dit werk kunnen blijven doen?
Het is op dit moment nog niet bekend welk beleid de nieuwe Amerikaanse regering zal voeren. Het kabinet wil daarop niet vooruit lopen. De Kamer is op maandag 11 november geïnformeerd over het nieuwe beleidskader maatschappelijk middenveld voor de periode 2026–2030. Maatschappelijke organisaties blijven in de toekomst een partner in de uitvoering van de Nederlandse ontwikkelingshulp op het terrein van gezondheid.
De berichten dat criminelen op grote schaal actief zijn in de zorg |
|
Sarah Dobbe |
|
van Weel , Fleur Agema (PVV), Eppo Bruins (CU) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Onderwijsminister waarschuwt opleidingen voor fraude met zorgcertificaten»?1
Misstanden in de zorg waarbij sprake is van slechte kwaliteit van zorg, zorgfraude of zorgcriminaliteit zijn ernstig en moeten koste wat kost worden tegengegaan. Vanwege de financiële gevolgen en vooral ook vanwege de maatschappelijke gevolgen, bijvoorbeeld dat patiënten dan vaak niet de zorg krijgen die zij nodig hebben of in een extra kwetsbare positie terechtkomen. De verwevenheid met zware criminaliteit maakt dit zorgelijker.
Zoals in eerdere Kamerbrieven aangegeven, zijn verschillende partijen, zoals de Inspectie van het Onderwijs (IvhO), de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), het Openbaar Ministerie (OM) en de betrokken ministeries, daarom gezamenlijk aan de slag om paal en perk te stellen aan misstanden in de zorg.2
De Minister van OCW heeft met zijn brief van 6 november 2024 mbo-instellingen verzocht om tot nader order voor een aantal opleidingscodes terughoudend te zijn met het in behandeling nemen van ervaringscertificaten (EVC) van EVC-aanbieders. Instellingen moeten er zeker van zijn dat het EVC-ervaringscertificaat deugdelijk is onderbouwd. De examencommissies zijn gewezen op hun wettelijke taak om zorgvuldig om te gaan met het verlenen van vrijstellingen. Op deze manier kunnen kwaadwillenden minder gemakkelijk via EVC aan een zorgdiploma komen.3 De Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ) heeft op 8 november 2024 besloten om tijdelijk alle registratieaanvragen met een EVC-certificaat op te schorten om de betrouwbaarheid en kwaliteit van het register te waarborgen. Tegelijkertijd worden de registratieaanvragen nader onderzocht, worden de dossiers van eerdere registraties bekeken en wordt het proces rondom de registratie tegen het licht gehouden.
De relevantie hiervan wordt met de bevindingen, zoals aan de orde komen in de artikelen die u noemt, onderstreept. Het probleem vraagt ook om maatregelen ten behoeve van een integere en weerbare economie en maatschappij, zoals de zorgsector. Conform de in eerdergenoemde Kamerbrieven aan uw Kamer gedane toezegging, wordt u op korte termijn nader geïnformeerd over vervolgacties. Daar wordt op dit moment aan gewerkt op basis van een brede integrale benadering en in samenwerking met onder andere de betrokken ministeries, gemeenten, toezichthouders, opsporingsdiensten, zorgkantoren, zorgverzekeraars en opleiders. Het doel van de aanpak is om het zo onaantrekkelijk mogelijk te maken voor criminelen om nog in het zorgdomein actief te zijn en om de zorgsector weerbaarder te maken tegen criminelen. Er wordt op drie speerpunten ingezet om dit doel te bereiken. Het gaat om (1) het opwerpen van barrières, (2) het vergroten van de weerbaarheid en (3) het verstevigen van toezicht, handhaving en opsporing.
Wat is uw reactie op het bericht ««Drugshandelaren en plofkrakers op grote schaal» actief in de zorg, kwetsbare patiënten in gevaar»?2
Conform de in eerdergenoemde Kamerbrieven aan uw Kamer gedane toezegging, wordt u op korte termijn nader geïnformeerd over vervolgacties van onder andere de betrokken ministeries om gezamenlijk paal en perk te stellen aan de geschetste misstanden in de zorg.
Hoe kan het dat er van de 100 meldingen van diplomafraude die in 2023 door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) werden gedaan, geen enkele is opgepakt door de politie?
In de afweging of een aangifte wordt opgepakt door de politie worden onder verantwoordelijkheid van de Officier van Justitie verschillende aspecten afgewogen, waaronder de vraag of voldoende bewijs voorhanden is of de vraag hoe schaarse capaciteit binnen de opsporing het beste kan worden ingezet. In 2023 werden de meldingen van DUO die lokaal werden gedaan, nog niet gezien in het licht van de latere analyse van ondermijning in de zorg en de schakel die diplomafraude daarin blijkt te vormen.
Hoe kan het dat er van de 900 risicomeldingen die in twee jaar tijd door de Kamer van Koophandel (KvK) werden gedaan, geen enkele heeft geleid tot vervolging?
Het bestrijden van een maatschappelijk probleem als zorgcriminaliteit en zorgfraude vraagt om een ketenbrede inspanning. Het strafrecht moet worden gezien als ultimum remedium, naast de inzet van civiel- en bestuursrechtelijk toezicht en handhaving.
Het is van veel factoren afhankelijk of een risicomelding van de Kamer van Koophandel (KvK) leidt tot een onderzoek van een toezichthouder in de zorg of een opsporingsdienst en vervolgens tot vervolging. Zo weegt bijvoorbeeld mee of er al andere (onderzoeks)informatie of meldingen bekend zijn. In het algemeen geldt dat gelet op het moment van inschrijving bij de KvK en het dan gesignaleerde risico, er nog onvoldoende bekend is voor een toezichtsonderzoek dan wel het starten van een strafrechtelijk onderzoek of vervolging. In het traject verbeteren van screening aan de voorkant van zorgaanbieders, wordt het hele proces van inschrijving van een zorgonderneming tot aan het daadwerkelijke leveren van zorg onder de loep gehouden. Dat betekent dat ook wordt gekeken naar de werkwijze van KvK en de partijen die deze risicomeldingen ontvangen en de verbeteringen die daarin mogelijk zijn.
Bent u van plan om ervoor te zorgen dat de meldingen die worden gedaan van (mogelijke) zorgfraude daadwerkelijk worden opgepakt door de verantwoordelijke instanties en hier voldoende capaciteit voor vrij te maken?
Op de wijze waarop toezichthouders in het zorgdomein invulling geven aan hun taak en capaciteitsinzet, voeren zij eigenstandig beleid. Het Ministerie van VWS en de toezichthouders voeren structureel overleg om hen in staat te stellen hun taak zo optimaal mogelijk uit te oefenen. Opsporingsdiensten maken afspraken met het OM in de vorm van handhavingsarrangementen over de prioritering en capaciteit. Ook voor zorgfraude is er een handhavingsarrangement.
Beseft u dat het afbraakbeleid dat de afgelopen jaren op de zorg is gevoerd, via bezuinigingen, marktwerking en achtergebleven lonen en zeggenschap voor zorgverleners, de zorg tot een ideale prooi voor criminelen maakt, doordat zij misbruik kunnen maken van personeelstekorten en een enorm gebrek aan effectief toezicht op een zeer complex zorgsysteem? Zo ja, bent u bereid om te stoppen met dit afbraakbeleid?
Criminaliteit en fraude zijn strafbaar, maar ook van alle tijden. De aanpak van zorgfraude is opgenomen in het hoofdlijnenakkoord en is dus een prioriteit van dit kabinet. Er gaat dit jaar 109 miljard euro om in de zorg en dat trekt ook mensen met verkeerde bedoelingen aan. De problematiek van ondermijning en zware criminaliteit gaat verder dan het zorgdomein. Daarom pakt dit kabinet dit breed en in samenhang aan.
Welke stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat mensen die afhankelijk zijn van zorg niet langer ten prooi vallen aan zorgcowboys?
In het zorgdomein zijn toetredingsdrempels opgeworpen met bijvoorbeeld de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) en lokale regelgeving van gemeenten. Er kan zowel wat betreft kwaliteit, rechtmatigheid als integriteit naar (het verleden van) bestuurders en zorgverleners worden gekeken, onder andere door het CIBG, de IGJ, de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en gemeenten.
De doelgroep voor de vergunningplicht Wtza is per 1 januari 2025 uitgebreid. Vanaf dat moment moeten alle zorginstellingen die zorg verlenen op grond van de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg beschikken over een toelatingsvergunning, ook de kleinere zorginstellingen met 10 of minder zorgverleners. Dat vergroot bijvoorbeeld de groep zorginstellingen van wie in het kader van de vergunningplicht een VOG verlangd kan worden en ten aanzien van wie een integriteitsbeoordeling op grond van de Wet Bibob kan worden uitgevoerd.
Het is aan inkopers van zorg om met inkoopbeleid, contractvoorwaarden en beheersmaatregelen in waarborgen te voorzien en zorgvuldig te zijn in met wie een contract wordt aangegaan of verlengd. Daarbij kan per 1 januari 2025 gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden die de Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg (Wbsrz) biedt. Er is onder andere mogelijk gemaakt dat zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten elkaar voor frauderende zorgaanbieders, waaronder diens bestuurders en leidinggevenden, kunnen waarschuwen. Daarmee kan worden tegengegaan dat zij hun activiteiten elders voortzetten of anderszins opnieuw beginnen.
In aanvulling op het beleid dat gericht is op de zorginstellingen, geldt dat per 1 januari 2025 het handhavingsmoratorium op de wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA) is opgeheven. Dit betekent dat weer volledig gehandhaafd gaat worden op de kwalificatie van de arbeidsrelatie voor de loonheffing. De verwachting is dat hierdoor bij diverse instellingen minder zzp’ers en daarmee meer vaste gezichten op groepen met kwetsbare patiënten ingezet zullen worden. Gelet op de signalen dat sprake is van een toename van het aantal criminele zzp’ers in de zorg, kan voornoemde maatregel ook bijdragen aan veilige en goede zorg.
De Minister van VWS wil in het eerste kwartaal van 2025 het wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz) aan uw Kamer aanbieden. Met dat wetsvoorstel worden de weigerings- en intrekkingsgronden van een vergunning uitgebreid en kunnen zorgaanbieders waarvan niet aannemelijk is dat ze aan de voorwaarden voor het verlenen van goede en rechtsmatige zorg gaan voldoen, beter worden geweerd of gestopt.
Zoals bij vraag 1 aangegeven, heeft de Minister van OCW onderwijsinstellingen opgeroepen om terughoudend te zijn met het in behandeling nemen van EVC-certificaten voor een aantal opleidingen. Op deze manier wordt voorkomen dat te gemakkelijk vrijstellingen voor de gehele of een deel van een mbo-opleiding wordt gegeven op basis van een ondeugdelijk EVC-certificaat. Ook de SKJ heeft besloten om tijdelijk alle registratieaanvragen met een EVC-certificaat op te schorten om de betrouwbaarheid en kwaliteit van het register te waarborgen. Daarnaast voert de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) gericht kwaliteitsbezoeken uit bij leerbedrijven in de zorg om sneller in te kunnen grijpen bij malafide stagebedrijven in de zorg.
De Minister van JenV wijst erop dat werkgevers in de zorgsector bovendien kunnen vragen om een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). Werknemers en ondernemers kunnen met een VOG worden onderzocht op hun justitiële verleden.
De catastrofale situatie in het Zamzam vluchtelingenkamp in Soedan |
|
Sarah Dobbe |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Bent u bekend met het bericht van Artsen zonder Grenzen (MSF): «Catastrophic situation in Zamzam camp, Sudan: every effort must be made to finally deliver food, medicines and essential supplies to blockaded and starved communities»1?
Ja, daar ben ik mee bekend.
Bent u bekend met de situatie zoals die geschetst wordt in het persbericht, waarbij melding wordt gemaakt van onder andere uitzonderlijk hoge ondervoedingscijfers die MSF beschrijft als «waarschijnlijk een van de ergste in de wereld momenteel»?
Ja, daar ben ik mee bekend.
Deelt u de mening dat de regering in het geval van zo een uitzonderlijk ernstige humanitaire situatie meer middelen voor noodhulp ter beschikking zou moeten stellen? Zo nee, waarom niet?
Ja, het kabinet heeft extra middelen voor noodhulp ter beschikking gesteld vanwege de humanitaire situatie. Nederland heeft in april dit jaar, op het moment dat prognoses op mogelijke hongersnood in Soedan duidden, 10 miljoen euro vrijgemaakt voor extra noodhulp aan Soedan en aan Soedanese vluchtelingen in Tsjaad. Ook heeft de Dutch Relief Alliance, gefinancierd vanuit BHO-middelen, in 2024 3 miljoen euro extra vrijgemaakt voor acute hulp aan Soedan en 3 miljoen euro voor opvang van Soedanese vluchtelingen in Tsjaad. Het Central Emergency Relief Fund (CERF), waarvan Nederland een grote donor is, heeft in 2024 66 miljoen US dollar toegekend voor Soedan.
Bent u bereid tegemoet te komen aan de oproepen die Artsen zonder Grenzen in dit persbericht doet? Zo nee, waarom niet?
Nederland onderschrijft de noodzaak voor verbeterde humanitaire toegang. Nederland is in dialoog met zijn humanitaire partners, met andere donoren en met de VN om te bezien wat er mogelijk is om humanitaire toegang te verbeteren. Met dat doel heeft Nederland samen met andere donorlanden op 19 oktober een verklaring doen uitgaan waarin de strijdende partijen en de Soedanese autoriteiten worden opgeroepen ongehinderde humanitaire hulp mogelijk te maken2. Op 13 november jongstleden hebben de autoriteiten in ieder geval de toegang voor humanitaire goederen vanuit Tsjaad via de Adre-grensovergang voor drie maanden verlengd.
Komt u tegemoet aan de oproep van Artsen zonder grenzen om ook via luchtdroppingen noodhulp te leveren, in lijn met de aangenomen motie Dobbe c.s.?2 Zo nee, waarom niet?
Er wordt voortdurend gekeken naar mogelijkheden om hulp bij de noodlijdende bevolking in Soedan te krijgen. De zeer sterke voorkeur gaat daarbij uit naar hulp over land. Daarmee kunnen grotere hoeveelheden hulp geleverd worden. Luchtdroppingen zijn echt een laatste redmiddel als andere opties uitgeput zijn. In het algemeen zijn ze riskant, zeker in situaties waar gevochten blijft worden en de facto autoriteiten of strijdende partijen geen toestemming geven. Tevens zijn luchtdroppings minder effectief gezien de beperkte volumes hulpgoederen die op deze manier de bevolking kunnen bereiken. Noodhulp via luchtdroppingen wordt daarom niet overwogen.
Hoe gaat u opvolging geven aan de aangenomen motie Dobbe3 over zich inspannen en pleiten voor het instellen van een VN-wapenembargo voor heel Soedan?
Het kabinet heeft opvolging gegeven aan deze motie door tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 14 oktober 2024 te pleiten voor een dergelijke uitbreiding. Hier is in de Raad Buitenlandse Zaken van 16 november ook opvolging aan gegeven door Duitsland, dat opriep om het wapenembargo naar heel Soedan uit te breiden. Nederland spant zich hier ook in VN-kader in New York voor in.
Welke diplomatieke initiatieven ondersteunt Nederland momenteel om het geweld in Soedan te stoppen?
Momenteel lijken beide partijen niet genegen te onderhandelen over een staakt-het-vuren; er vinden momenteel geen actieve bemiddelingspogingen plaats. Bij de laatste onderhandelingen van afgelopen zomer die geleid werden door de ALPS groep (Aligned for Advancing Lifesaving and Peace in Sudan – onder andere de Verenigde Staten, Saoedi-Arabië, Egypte, Verenigde Arabische Emiraten, Afrikaanse Unie en Zwitserland) over een staakt-het-vuren, was de Europese Unie niet actief betrokken. Wel engageert de EU-Hoorngezant intensief met beide partijen en betrokken actoren om gesprekken over een staakt-het-vuren, ook op lokaal niveau, te bevorderen.
Op welke manier draagt de regering bij aan de wederopbouw van Soedan op het moment dat de burgeroorlog daar voorbij is?
Nederland blijft actief in Soedan met ontwikkelingshulp, met aangepaste programma’s die passen bij de huidige context. Deze zijn onder andere gericht op voedselzekerheid, mensenrechten en private sector ontwikkeling. Daar waar sprake is van enige stabiliteit zijn of worden lopende programma’s weer op de langere termijn en dus op wederopbouw gericht. Daarnaast blijft Nederland, onder andere via de Europese Unie, civiele actoren in Soedan steunen bij het vormgeven van een inclusief politiek proces zodra een staakt-het-vuren is bereikt.
Hoe wordt bij de verdeling van humanitaire hulp, in Soedan en in het algemeen, rekening gehouden met gemarginaliseerde groepen zoals vrouwen en meisjes die vaak minder goed toegang hebben tot humanitaire hulp?
Coördinatie van hulp en prioriteitsstelling vinden plaats via humanitaire respons plannen die door de Verenigde Naties per jaar en per crisis worden opgesteld. Deze plannen zijn gebaseerd op degelijk onderbouwde inschattingen van de behoeften van getroffen burgers. Daarbij is er nadrukkelijk aandacht voor de positie van vrouwen en meisjes, en ook voor andere kwetsbare groepen.
Hoe zet het kabinet zich in tegen het inzetten van seksueel geweld als wapen? Is het kabinet bereid additionele middelen en capaciteit beschikbaar te maken in de bestrijding hiervan? Zo nee, waarom niet?
Nederland zet in op het tegengaan en aanpakken van conflict-gerelateerd seksueel geweld, onder meer door het bieden van bescherming en hulp aan slachtoffers en overlevenden. Zo heeft onder andere Nederland succesvol gepleit voor EU-sancties tegen daders van ernstige mensenrechtenschendingen zoals conflict-gerelateerd seksueel geweld. Afgelopen september nam de Minister van Buitenlandse Zaken deel aan een bijeenkomst tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN), georganiseerd door Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland. Hier werd steun betuigd aan slachtoffers en overlevenden van conflict-gerelateerd seksueel geweld en aandacht gevraagd voor accountability en straffeloosheid. Ook financiert Nederland hulporganisaties in Soedan, die seksueel geweld onder de aandacht blijven brengen en steun bieden aan slachtoffers, ook in vluchtelingenkampen. Daarnaast ondersteunt Nederland twee organisaties op het gebied van monitoren en documenteren van mensenrechtenschendingen, waaronder seksueel geweld.
Nederland heeft zich verder ingezet voor de oprichting door de VN van de Fact Finding Mission voor Soedan, welke ook aandacht besteedt aan conflict-gerelateerd seksueel geweld door bewijs te verzamelen van misdrijven zoals verkrachting en seksuele slavernij. Nederland heeft recent een financiële bijdrage geleverd aan het VN mensenrechtenkantoor (OHCHR) in Soedan voor de registratie en documentatie van misdaden begaan tijdens het conflict. Hoewel het niet mogelijk is direct bij te dragen aan de Fact Finding Mission, ondersteunt dit OHCHR-project wel indirect het werk daarvan.
Op welke manier draagt dit kabinet bij aan onderzoek van oorlogsmisdaden, het veiligstellen van bewijs en het inzetten van vervolging van daders alsmede het tegengaan van straffeloosheid?
Het is van groot belang dat bewijzen van internationale misdrijven, waaronder oorlogsmisdrijven, in Soedan verzameld, geconsolideerd, bewaard en geanalyseerd worden. Nederland heeft zich dan ook ingezet voor de oprichting van de Fact Finding Mission voor Soedan door de VN Mensenrechtenraad in oktober 2023. Deze heeft het mandaat om mensenrechtenschendingen en schendingen van het humanitair oorlogsrecht in Soedan te onderzoeken. Mede door actieve inzet van Nederland is in oktober 2024 het mandaat van de Fact Finding Mission met een jaar verlengd. Daarnaast doet het Internationaal Strafhof onderzoek naar de misdrijven die zijn gepleegd in Darfoer. Nederland heeft de afgelopen jaren een extra vrijwillige bijdrage aan het Strafhof gedaan van 6 miljoen euro voor de versterking van de algemene onderzoekscapaciteit van het Hof. Ook ondersteunt Nederland twee organisaties op het gebied van monitoren en documenteren van mensenrechtenschendingen.
Het brief advies van de Adviesraad internationale vraagstukken over het Israëlisch-Palestijns conflict |
|
Sarah Dobbe |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
Heeft u al kennis kunnen nemen van het advies «naar een nieuwe koers voor Nederland in het Israëlisch-Palestijns conflict» van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV)?1
Hoe serieus neemt u adviezen van de AIV?
Gaat u de aanbevelingen van de AIV integraal overnemen? Zo nee, waarom niet?
Onderschrijft u een van de conclusies van de AIV dat het Nederlandse beleid t.a.v. het Israëlisch-Palestijns conflict onvoldoende effectief is en herijking behoeft? Zo nee, waarom niet?
Bent u, in lijn met het AIV advies en uitspraken van voormalig Minister Bruins-Slot, nu bereid om over te gaan op (gedeeltelijke) opschorting van het associatieverdrag van de Europese Unie (EU) met Israël? Zo nee, waarom niet en kunt u daar uitgebreid op reageren?
Bent u bereid, in lijn van het AIV advies, tot het stoppen van bilaterale samenwerking met Israël zodra deze bijdraagt aan het schenden van het internationale humanitaire recht? Zo nee, waarom niet en kunt u daar uitgebreid op reageren?
Onderschrijft u dat Nederland, als gastland van het Internationaal Gerechtshof en -Strafhof, wat betreft het naleven van internationaal recht een speciale positie heeft? Zo ja, wanneer gaat u daar eindelijk gevolg aan geven? Zo nee, waarom niet?
Onderschrijft u het gevaar van een dubbele standaard als het gaat om de veroordeling van schendingen van internationaal recht, zoals in het AIV advies wordt beschreven? Zo ja, waarom heeft u tot nu toe een dubbele standaard toegepast? Waarom bent u snel met veroordelingen uitspreken bij schendingen van internationaal recht door geopolitieke tegenstanders en terughoudend bij bondgenoten? Zo nee, waarom niet?
Bent u van plan uw inspanningen te intensiveren om een staakt het vuren in Gaza en Libanon te bereiken? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Hoe bent u van plan om, in lijn met het AIV advies, bij te dragen aan het monitoren van een staakt het vuren en de hereniging van Gaza en de Westoever?
Gaat u het advies om de Palestijnse staat zo spoedig mogelijk te erkennen opvolgen? Zo nee, waarom niet?
Gaat u het advies opvolgen om middels een uitgebreid landelijk actieplan antisemitisme, islamofobie en polarisatie rondom dit conflict tegen te gaan?
Bent u het eens dat publiekelijk uitspreken of demonstreren tegen de genocide op de Palestijnen niet antisemitisch is en dat politici die het woord antisemitisme misbruiken om politieke tegenstanders verdacht te maken bijdragen aan polarisatie?
Bent u bereid om de vragen afzonderlijk en, gezien de urgentie van het onderwerp waarbij elke dag telt, binnen twee weken te beantwoorden?
Kunt u deze vragen beantwoorden voor donderdag 24 oktober om 9.00 uur aangezien de antwoorden op deze vragen relevant zijn voor de begrotingsbehandeling VWS?
Uiteraard zijn wij hiertoe bereid.
Hoeveel zorgorganisaties heeft het Ministerie van VWS sinds de oprichting van het Stagefonds Zorg ondersteund met stagesubsidies? Hoeveel geld is daar per jaar voor uitgekeerd? Ten behoeve van hoeveel stageplaatsen? Klopt het dat de middelen in het stagefonds de afgelopen jaren wel voor 100% benut zijn of dat er zelfs meer beroep op wordt gedaan dan wat er beschikbaar is?
Er is niet bijgehouden hoeveel zorgorganisaties gebruik hebben gemaakt van de subsidieregeling Stageplaatsen Zorg (hierna: Stagefonds) sinds de start van de regeling. Over het studiejaar 2022–2023 hebben 7.295 zorgorganisaties het stagefonds voor 58.102 fte gebruikt. Het Stagefonds werkt met een subsidieplafond van € 122 miljoen dat elk jaar volledig wordt benut. Dat heeft ook te maken met de inrichting van de regeling: op het moment dat er minder aanvragen worden gedaan wordt het bedrag per aanvraag verhoogd. Andersom wordt ook het bedrag per aanvraag verlaagd als er meer aanvragen worden gedaan. Zo past de vergoeding altijd binnen het beschikbare plafond. De berekening van de subsidie per zorgorganisatie hangt af van het totaal aantal zorgorganisaties dat een aanvraag indient. Ook de Algemene Rekenkamer stelt dat de uitgaven ondoelmatig zijn.
Hoeveel van het geld uit het Stagefonds Zorg werd gebruikt voor de begeleiding van mbo-studenten? Hoeveel daarvan werd gebruikt voor de begeleiding van hbo-studenten? Wat zijn de gevolgen voor de instroom van mbo-studenten voor opleidingen in de zorg wanneer het Stagefonds Zorg wegvalt?
Over het studiejaar 2022–2023 werd voor 13.549 fte aan subsidie voor hbo-studenten verstrekt en voor 44.553 fte aan mbo-studenten. In totaal gaat het om 58.102 fte.
De instroom van de studenten in het mbo is niet beperkt door het aantal stageplaatsen. Volgens het rapport van de Algemene Rekenkamer is het aantal stageplaatsen in de zorg niet nauw verbonden met de beschikbare subsidie.
Hoeveel tekorten aan stageplaatsen zijn er op dit moment in de zorg? Kunt u dit uitsplitsen naar de verschillende onderwijsniveaus?
Op 10 oktober 2023 is uw Kamer door de toenmalige Minister van OCW geïnformeerd over de stagetekorten in het hbo. Absolute cijfers ontbreken, maar ongeveer 29% van de ondervraagde studenten geeft aan dat het veel moeite kost om een stageplek te vinden. Vooral studenten gezondheidszorg, recht en gedrag & maatschappij zeggen meer moeite te hebben om een stageplaats te vinden. Voor het mbo heeft Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (hierna SBB) een stagebarometer gepubliceerd. Voor zorg, welzijn en sport breed was in 2023 een tekort van 885 stageplekken. Na het stopzetten van het Stagefonds blijft er vanaf 2028 € 40 miljoen beschikbaar om vakmanschap te bevorderen en afspraken in de akkoorden te maken om het Regeerprogramma uit te voeren. Bijvoorbeeld over voldoende instroom en doorstroom via opleiden en bij- en nascholing buiten het ziekenhuis.
Wat zijn de verwachte gevolgen van het niet verlengen van het Stagefonds Zorg op de personele capaciteit in de zorg?
Volgens het rapport van de Algemene Rekenkamer uit 2022 zorgt het Stagefonds niet voor meer stages. Het tekort aan stageplekken in de zorgsector kan niet opgelost worden met subsidie en dus een financiële aanpak zoals het Stagefonds. Daarmee is het Stagefonds ondoelmatig. Door de Algemene Rekenkamer is onderzocht of het stopzetten van de subsidie gevolgen heeft voor het stageaanbod. De conclusie is dat dit onwaarschijnlijk is.
Voor welk bedrag is in 2023 beroep gedaan op het Stagefonds Zorg? Hoeveel subsidie is aangevraagd en hoeveel daarvan is uitgekeerd?
Het subsidieplafond voor het studiejaar 2022–2023 was € 122 miljoen. Dit bedrag is volledig aangevraagd en uitgekeerd.
Welke gevolgen heeft het bezuinigen op het stagefonds voor de instellingen die stageplaatsen willen verlenen? Wat is de impact daarvan op de opleidingen, die van voldoende stageplaatsen afhankelijk zijn?
Volgens het rapport van de Algemene Rekenkamer uit 2022 zorgt het stagefonds niet voor meer stages. De Algemene Rekenkamer heeft onderzocht of het stopzetten van de subsidie gevolgen heeft voor het stageaanbod. De conclusie is dat dit onwaarschijnlijk is. Zorgaanbieders bieden stages aan om toekomstig personeel te werven en aan hen te binden. Dit is daarmee in hun eigen belang. Het stagefonds was daarbij slechts een financiële tegemoetkoming.
Tegelijkertijd ben ik, de Minister van VWS, met u van mening dat opleiden van zorgpersoneel blijvend onze aandacht verdient. Het is belangrijk om voldoende en goed toegerust zorgpersoneel op te leiden en te komen tot een goede verdeling tussen opleidingen binnen en buiten het ziekenhuis.
Na het stopzetten van het Stagefonds blijft er vanaf 2028 € 40 miljoen beschikbaar om vakmanschap te bevorderen en afspraken in de akkoorden te maken om het Regeerprogramma uit te voeren. Bijvoorbeeld over voldoende instroom en doorstroom via opleiden en bij- en nascholing buiten het ziekenhuis. Voor het einde van het jaar werk ik de leidraad vakmanschap en werkplezier uit. Deze genoemde middelen wil ik inzetten om afspraken te maken over voldoende instroom en doorstroom via opleiden en bij- en nascholing buiten het ziekenhuis.
Daarnaast blijf ik me inzetten voor voldoende en goed toegeruste zorgmedewerkers binnen het ziekenhuis en in de wijk. Zo heb ik op 11 oktober 2024 de Kamer geïnformeerd over mijn voornemen tot het publiceren van de subsidieregeling Strategisch Opleiden MSZ voor de subsidiejaren 2025 en 2026. Deze subsidieregeling stimuleert ziekenhuizen, umc’s en zelfstandig msz-klinieken strategisch op te leiden door bij- en nascholing.
Daarnaast stel ik per 2025 middelen beschikbaar om werkgevers te compenseren voor het opleiden van zij-instromers in de wijkverpleging via de regeling Werkgeverskosten opleiden wijkverpleging. Naast strategisch opleiden en bij- en nascholing blijf ik investeren in het bekostigen van een groot aantal (medische) vervolgopleidingen via de beschikbaarheidsbijdrage.
Wat zijn de verwachte gevolgen van het niet verlengen van het Stagefonds Zorg voor het aanbod van stageplekken in Caribisch Nederland en de personele capaciteit in de zorg in Caribisch Nederland?
Het Stagefonds is recent niet gebruikt voor instellingen in Caribisch Nederland.
Hoeveel transvrouwen hebben sinds 2019 gebruik gemaakt van de subsidieregeling borstprothesen? Kunt u hiervan een overzicht per jaar leveren? Kunt u toelichten waarom ervoor gekozen is om de subsidieregeling niet te verlengen na 2028?
Sinds 2019 hebben 623 transgender vrouwen gebruik gemaakt van de subsidieregeling. Een overzicht per jaar is te zien in de onderstaande tabel met het aantal toekenningen benoemd. Er wordt minder gebruik gemaakt van de regeling dan van tevoren werd verwacht. Het gebruik van de regeling, zowel de aanvragen als de toekenningen, neemt af. De beëindiging van de regeling is daarom een logische stap.
195
166
134
117
145
117
874
190
166
122
100
127
102
807
Huidig jaar. Er kunnen nog aanvragen binnenkomen.
Inclusief de toekenningen waarbij, door het niet uitvoeren van de behandeling, een terugvordering heeft plaatsgevonden. Dit betreft enkele gevallen.
In welke gevallen zouden transvrouwen borstprothesen niet meer vergoed krijgen als de subsidieregeling borstprothesen zou worden afgeschaft en in welke gevallen nog wel?
Transgender vrouwen kunnen na het verlopen van de regeling alsnog een vergoeding ontvangen voor borstprothesen vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw) als zij voldoen aan de geldende criteria die gesteld worden voor agenesie/aplasie bij cisgender vrouwen. Dat is het geval als er geen plooi onder de borst aanwezig is en er minder dan 1 centimeter klierweefsel is. In alle andere gevallen moeten transgender vrouwen, net als cisgender vrouwen, de behandeling zelf betalen.
Kunt u nader toelichten op basis waarvan de keuze is gemaakt om een structurele korting toe te passen op het niet-verplichte budget voor oorlogsgetroffenen en herinnering Tweede Wereldoorlog?
Ik, de Staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport, sta voor een kwalitatief hoogwaardige zorg- en dienstverlening aan oorlogsslachtoffers en voor de continuïteit van de huidige infrastructuur om de Tweede Wereldoorlog te herdenken en herinneren.
Tegelijkertijd besef ik dat de aangekondigde bezuinigingen ook dit beleidsterrein raken. Ik heb echter een maximale inspanning gedaan om de impact hiervan te minimaliseren. Ik kies er voor om de bestaande infrastructuur van veldpartijen te behouden, er wordt dus niet bezuinigd op bijvoorbeeld de herinneringscentra en de zorg en ondersteuning aan oorlogsslachtoffers. De bezuiniging bestaat met name uit het afzien van het opzetten van nieuw beleid en extra investeringen in de WOII sector.
Kunt u aangeven hoeveel personen in de afgelopen jaren zijn geholpen door het Joods Maatschappelijk Werk? Kunt u per jaar aangeven welke daling u voorziet in aanvragen en welk financieel gevolg dit heeft?
In 2023 had JMW in totaal ongeveer 1.975 cliënten. Voor de daling van het aantal cliënten, baseren we ons op de prognoses van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over het aantal cliënten dat een beroep doet op de wetten en regelingen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen. De afgelopen jaren was deze daling iets meer dan 8% per jaar. De prognose van de SVB is dat deze doelgroep de komende jaren met 8–10% per jaar daalt. Op basis van deze prognose wordt verwacht dat de primaire doelgroep van JMW die bestaat uit eerste generatie oorlogsgetroffenen, met een vergelijkbaar percentage zal afnemen. Aangezien de kosten niet evenredig afnemen met de afname van de doelgroep, is de afname van de kosten vanaf 2027 begroot op 3%-4% per jaar.
Hoeveel aanvragen zijn er sinds 2023 geweest voor de subsidieregeling Intergenerationeel wonen? Hoeveel aanvragen staan op dit moment nog open en zullen zij nog wel gebruik kunnen maken van de subsidieregeling? Hoeveel geld is nog onbesteed binnen de subsidieregeling? Hoeveel geld wordt er gemiddeld uitgekeerd per aanvraag?
In 2023 is er door 8 organisaties subsidie aangevraagd en in 2024 door 4 organisaties. Er is gemiddeld € 100.000 per organisatie aangevraagd. Er zijn op dit moment geen openstaande aanvragen omdat het tijdvak van 2024 reeds is gesloten. Vanaf 18 november 2024 t/m 30 april 2025 is het weer mogelijk om subsidie aan te vragen. Dit is het laatste tijdvak van deze subsidieregeling dat open wordt gesteld. In 2023 was er een onderuitputting van +/- € 3, 5 mln. en in 2024 was er een onderuitputting van +/- € 7,7 mln. In 2023 was het subsidieplafond € 3,9 miljoen en in 2024 € 7,8 mln. Voor aanvragen hoger dan € 25.000, geldt dat 50% uit wordt betaald bij verlening en 50% bij vaststelling. De 50% die uit wordt betaald bij vaststelling, komt ten laste van het plafond van het jaar waarin de vaststelling plaatsvindt.
Wanneer wordt de Kamer exact geïnformeerd over de nadere invulling van het bedrag van 16 miljoen ter bevordering van de sociale cohesie?
De komende periode zal de vormgeving van de beleidsinzet ter bevordering van cohesie tussen samenwonende generaties nader worden uitgewerkt. Het streven is om de Kamer in de loop van 2025 te informeren over de nadere invulling van de beschikbare (en vanaf 2028 structurele) € 16 miljoen ter bevordering van de sociale cohesie.
Hoeveel patiënten maken op dit moment gebruik van de subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden (SOV)? Om wat voor soort zorg gaat het hierbij en welke groepen worden hier bediend?
Het is niet bekend voor hoeveel unieke patiënten gebruik wordt gemaakt van de subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden (SOV). Het CAK verwacht voor 2024 52.000 declaraties en € 95 miljoen aan zorgkosten te vergoeden. Het gaat om eerstelijnsverblijf, farmacie, GGZ, huisartsenzorg, kraamzorg, paramedische zorg, tandheelkundige hulp, verloskundige zorg, wijkverpleging, ziekenhuiszorg en zorg aan zintuigelijk gehandicapten. Het gaat budgettair gezien met name om ziekenhuiszorg en GGZ-zorg. De subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden is bedoeld voor zorg aan onverzekerde personen die rechtmatig in Nederland verblijven. Deze groep is onder te verdelen in de volgende subgroepen:
Onverzekerde personen die wél verzekeringsplichtig zijn:
Onverzekerde personen die niet verzekeringsplichtig zijn:
De maatregel richt zich op deze laatste groep onverzekerde personen die niet verzekeringsplichtig zijn.
Hoeveel minder mensen kunnen gebruik maken van de subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden (SOV) na de bezuiniging van € 40 miljoen per 2027? Hoe wordt de beoogde afweging gemaakt welke zorg vanaf 2027 wel en niet nodig is voor deze groep? Wat verstaat u onder acute zorg? Hoe verhoudt zich dit tot medisch noodzakelijke zorg?
Het is niet bekend voor hoeveel unieke patiënten gebruik wordt gemaakt van de SOV.
Acute zorg staat omschreven in artikel 1 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) als «zorg in verband met een ervaren of geobserveerde mogelijke ernstige of een op korte termijn levensbedreigende situatie als gevolg van een gezondheidsprobleem of letsel dat plotseling is ontstaan of is verergerd.» Deze zorg blijft voor iedereen beschikbaar.
Soms is zorg medisch noodzakelijk, maar is er geen levensbedreigende situatie. Voor Nederlanders die in het buitenland op vakantie zijn geldt bijvoorbeeld ook dat acute zorg direct wordt geleverd. Maar als zorg planbaar is (dus niet-acuut) wordt de zorg niet zomaar vergoed. Dan moet de zorgverzekeraar daar eerst toestemming voor geven.
Hoeveel levensjaren zou het naar verwachting kosten als er in 2027 ruim de helft van het budget voor de SOV wordt wegbezuinigd?
Dat valt niet te zeggen.
Welk deel van het budget van de SOV wordt gebruikt door toeristen en welk deel door dak- en thuisloze mensen?
Dit is niet bekend.
Wat betekent de ingeboekte bezuiniging op subsidies voor de regeling voor onverzekerbare vreemdelingen?
De regeling onverzekerbare vreemdelingen (OVV) is geen subsidieregeling, maar een wettelijke regeling. Dit is een andere regeling dan de subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden (SOV). De OVV is bedoeld voor kosten van zorg aan onverzekerbare vreemdelingen. Dit zijn vreemdelingen die onrechtmatig in Nederland verblijven, zoals uitgeprocedeerde asielzoekers. De ingeboekte bezuiniging heeft geen invloed op het budget voor de OVV.
Wat voor gevolgen hebben de bezuinigingen naar onderzoek in kwaliteit en kwaliteitsverbetering van de zorg bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), het Zorginstituut en ZonMw? Hoeveel mensen verliezen hierdoor hun baan? Worden lopende onderzoeken afgerond? Hoe wordt bepaald op welke onderzoeken geschrapt wordt?
In de bijlage van de kamerbrief die u afgelopen maandag heeft ontvangen, heeft u kunnen lezen dat wij ervoor hebben gekozen om minder budget beschikbaar te stellen voor onderzoek en kwaliteit bij het RIVM, ZonMw en het Zorginstituut Nederland. De gevolgen hiervan voor RIVM en ZonMw, ook voor het personeel, worden nader in kaart gebracht. Het Zorginstituut voert de Subsidieregeling veelbelovende zorg uit. De regeling zal worden gestopt. Na het stoppen van de subsidieregeling kunnen geen nieuwe subsidies worden verleend. Onderzoeken waarvoor al subsidie is verleend worden conform planning afgerond.
Welke onderzoeken en programma's worden niet voortgezet bij het Zorginstituut doordat de regeling Veelbelovende zorg niet wordt verlengd?
De subsidieregeling Veelbelovende zorg stopt. Er was vaak sprake van onderuitputting. Na het aflopen van de subsidieregeling worden geen nieuwe subsidies verleend. Onderzoeken waarvoor al subsidie is verleend worden volgens planning afgerond. Zo wordt een huidig onderzoek naar neusdruppels met stamcellen bij pasgeborenen met hersenschade nog afgerond.
Hoeveel subsidie kreeg het Nederlandse Jeugdinstituut (NJI) en Stichting LOC waardevolle zorg de afgelopen jaren? Op welke manier is het doelmatig om € 2 miljoen te korten op beiden? Ten koste van welke taken gaat dit?
Stichting LOC en het Nederlands Jeugdinstituut (Nji) kregen over de periode 2022 tot en met 2024 de volgende bedragen.
2022
2023
2024
Stichting Loc
€ 440.000
€ 446.000
€ 447.600
Nji
€ 11.000.000
€ 12.500.000
€ 19.037.000
Het Nji kreeg in 2024 18 miljoen, hiervan is € 6,7 miljoen euro bestemd voor de uitvoering van de Hervormingsagenda jeugd, op dit gedeelte wordt niet gekort. Gezamenlijk voor beide instellingen is er met deze taakstelling een korting van € 1,7 miljoen euro ingeboekt. Per instelling is bekeken welke korting passend is. Beide organisaties zijn op de hoogte gesteld over de korting. Over welke specifieke taken dit gaat gaan we nog nader in gesprek met NJi en LOC.
Welke projecten en opdrachten zaten in de planning die door de circa € 2 miljoen oplopend tot structureel circa € 10 miljoen korting op de niet verplichte subsidie- en opdrachtenbudgetten Jeugd vanaf 2026 nu niet door kunnen gaan? In hoeverre raakt dit de afspraken van de Hervormingsagenda Jeugd?
Vanaf 2026 wordt het niet verplichte deel van het subsidie- en opdrachtenbudget gekort. Op het moment van inboeken van de taakstelling zijn hier nog geen verplichtingen voor aangegaan. Dit beperkt de ruimte, zeker vanaf 2028, om nieuwe regelingen, projectsubsidies en opdrachten in de toekomst te verstrekken. De middelen die reeds beschikbaar waren voor de uitvoering van de Hervormingsagenda zijn niet gekort met deze taakstelling.
Hoeveel subsidie wordt er in de duurzaam maatschappelijk vastgoed (DUMAVA) regeling beschikbaar gesteld voor specifiek de verduurzaming van sportverenigingen?
De regeling voor duurzaam maatschappelijk vastgoed (DUMAVA) is een subsidieregeling voor al het maatschappelijk vastgoed in Nederland. Samen met het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zorg ik ervoor dat sportverenigingen vanaf 1 april 2025 gebruik kunnen maken van deze regeling. Daarbij is 2025 een overgangsjaar, waarbij sportverenigingen voor verschillende maatregelen gebruik kunnen maken van zowel de BOSA als DUMAVA. Binnen de DUMAVA is er geen geld geoormerkt voor sportverenigingen. Het zijn algemene middelen. Specifieke schotten zijn onwenselijk. Voor 2025 is er momenteel € 358 miljoen begroot voor de DUMAVA.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de nog niet ingewilligde Stimulering bouw en onderhoud van sportaccomodaties (BOSA) aanvragen bij de DUMAVA-regeling terecht komen, aangezien de DUMAVA-regeling op dit moment niet openstaat voor sportorganisaties?
Samen met het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zorg ik, de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, ervoor dat sportverenigingen vanaf 1 april 2025 gebruik kunnen maken van deze regeling. Hiervoor wordt momenteel een wijzigingsregeling opgesteld om dit juridisch ook mogelijk te maken. Verenigingen met een niet ingewilligde BOSA-aanvraag kunnen volgend jaar een nieuwe aanvraag indienen bij DUMAVA.
Hoeveel sportverenigingen kunnen er de komende jaren verduurzaamd worden met hulp van de BOSA-subsidie, als we uitgaan van de gemiddelde hoogte van aanvragen uit het verleden?
Allereerst moet ik, de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, benadrukken dat het moeilijk is om hier exacte aantallen aan te koppelen, vanwege alle variabelen binnen de regeling. Bijvoorbeeld dat verenigingen meermaals een aanvraag kunnen indienen.
Voor 2025 is een budget van circa € 74 miljoen beschikbaar. Over de jaren heen kan ik grofweg concluderen dat 1/3 van dit bedrag naar verduurzamingsmaatregelen gaat. Dit betekent dat in 2025 een bedrag van circa € 24,5 miljoen uit de BOSA regeling gebruikt wordt voor verduurzamingsmaatregelen.
Concluderend is de verwachting dat in 2025 circa 900 sportverenigingen voor een totaal bedrag van circa € 24,5 miljoen verduurzamingsmaatregelen nemen. Voor de periode vanaf 2026 onderzoek ik de mogelijkheid de verduurzaming van sportverenigingen volledig bij DUMAVA te beleggen.
Wat bedoelt u precies met de zinsnee dat de bezuiniging van € 5 miljoen op onderzoek en innovatie voor de sport de sport «in de basis niet raakt»?
Deze middelen worden ingezet om onderzoek te doen, professionals te ondersteunen met kennis of om innovaties in de sport te ontwikkelen. Deze middelen worden niet ingezet ten behoeve van ondersteuning van sportverenigingen en -clubs of ten behoeve van het ondersteunen van mensen om te gaan of blijven sporten of bewegen. Zo worden subsidies aan bijvoorbeeld Jeugdfonds Sport en Cultuur en Fonds Gehandicaptensport Nederland niet geraakt.
Welke specifieke maatregelen worden geschrapt met de € 10 miljoen bezuiniging op het specifieke uitkering (SPUK) Sportakkoord 2?
De SPUK Sportakkoord zijn middelen voor gemeenten om uitvoering te geven aan het Sportakkoord. De bestuurlijke afspraken met gemeenten en de sportsector met betrekking tot het Sportakkoord lopen tot eind 2026. De middelen worden geschrapt vanaf 2027. Zoals afgesproken met de Tweede Kamer willen we deze eerst goed evalueren, alvorens we besluiten hoe en op welke manier we hier mee doorgaan. Er is nu nog geen vervolg vastgesteld voor het Sportakkoord.
Welke specifieke taken gaat NOC-NSF loslaten naar aanleiding van de € 900.000 bezuiniging?
De bezuiniging van € 900.000 in de sportsector gaat in vanaf 2027. De projectsubsidie aan NOC*NSF, waarmee de afspraken die in Sportakkoord II zijn gemaakt worden uitgevoerd, is dan afgelopen. In de lopende subsidie afspraken hoeft NOC*NSF niet te bezuinigen. Op basis van het dan in te zetten beleid worden nieuwe afspraken gemaakt met de sportsector waar eventuele middelen voor worden ingezet.
Ten koste van wat gaat de bezuiniging van € 400.000 op het Mulier instituut? Gaan andere instituten het sportonderzoek overnemen?
Er kunnen nu nog geen uitspraken worden gedaan wat er niet of minder onderzocht gaat worden door Mulier Instituut. In 2025 wordt er op de instellingssubsidie van Mulier Instituut nog geen bezuiniging gedaan. De bezuiniging van € 366.000 zal ingaan per 2026. In het eerste kwartaal van 2025 worden met Mulier Instituut besproken gemaakt welke onderzoeken wel, en welke onderzoeken niet zullen worden opgepakt. De kennisinstituten zijn momenteel met elkaar in overleg over hoe de onderzoeken zo goed mogelijk op elkaar kunnen worden afgestemd. Als Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport zal ik daar ook bij aansluiten.
Waar landt de generieke apparaatstelling? Om hoeveel fte gaat het? Kan dit uitgesplitst worden per uitvoeringsorganisatie? Hoe verhoudt zich dit tot eerdere berichtgeving dat de taakstelling op het ambtenarenapparaat niet bij uitvoeringsorganisaties terecht zou komen?
In antwoorden op Kamervragen is door de Minister van Binnenlandse Zaken aangegeven dat de generieke taakstelling op het apparaat een budgettaire taakstelling is.1 Daarbij is gesteld dat de Ministers zelf over de invulling gaan. Dit maakt dat ook de uitvoering onderdeel kan uitmaken van de taakstelling. De generieke taakstelling is toegepast voor het gehele VWS-concern. Dit is in 2025 een taakstelling van 1%, oplopend naar 2,5% in 2029 en structureel. Het toepassen van de generieke taakstelling is in lijn met de invulling van de taakstelling bij andere departementen.
In onderstaande tabel is een uitsplitsing gegeven van de generieke taakstelling per uitvoeringsorganisatie:
– 1%
– 1%
– 1,5%
– 2%
– 2,5%
Generieke taakstelling CCMO
– 0,1
– 0,1
– 0,2
– 0,2
– 0,3
Generieke taakstelling DUS-I
– 0,1
0
– 0,1
– 0,1
– 0,1
Generieke taakstelling ESTT
– 0,1
– 0,1
– 0,2
– 0,2
– 0,3
Generieke taakstelling GR
0
0
– 0,1
– 0,1
– 0,1
Generieke taakstelling NSR
0
0
0
0
0
Generieke taakstelling RVS
0
0
– 0,1
– 0,1
– 0,1
Generieke taakstelling SCP
– 0,2
– 0,2
– 0,3
– 0,4
– 0,5
Generieke taakstelling (a)CBG
– 0,1
– 0,1
– 0,1
– 0,1
– 0,1
Generieke taakstelling CIBG
– 0,5
– 0,5
– 0,7
– 0,9
– 1,1
Generieke taakstelling RIVM
– 5,2
– 4,6
– 6,3
– 7,9
– 9,4
Generieke taakstelling CAK
– 1,5
– 1,4
– 2,1
– 2,7
– 3,3
Generieke taakstelling CIZ
– 1,5
– 1,5
– 2,3
– 3,2
– 4,1
Generieke taakstelling CSZ
0
0
0
0
0
Generieke taakstelling Dopingautoriteit
0
0
– 0,1
– 0,1
– 0,1
Generieke taakstelling NVWA
– 1,4
– 1,5
– 2,2
– 3,1
– 3,9
Generieke taakstelling Nza
– 0,8
– 0,8
– 1,1
– 1,5
– 1,9
Generieke taakstelling PUR
0
0
0
0
0
Generieke taakstelling ZiNL
– 0,8
– 0,8
– 1,1
– 1,5
– 1,8
Generieke taakstelling ZonMw
– 0,6
– 0,6
– 0,9
– 1,2
– 1,4
Kunt u een volledig overzicht leveren van de bezuinigingen op de SPUKs, uitgesplitst per SPUK? Welke gevolgen, in het bijzonder op het vlak van seksuele gezondheid en preventie, ziet u naar aanleiding van deze bezuinigingen?
Onderstaande tabel toont het overzicht van de kortingen per specifieke uitkering die bij verwerking van het Hoofdlijnenakkoord zijn geboekt op de begroting van het Ministerie van VWS.
In het regeerprogramma is aangegeven dat het kabinet werkt aan het omzetten van specifieke uitkeringen in fondsuitkeringen, wat leidt tot meer autonomie voor gemeenten en minder administratie- en controlelasten bij alle overheden. Het kabinet werkt aan een afwegingskader dat voor iedere specifieke uitkering wordt
doorlopen om begin 2025 te komen tot een definitieve lijst van SPUKS die worden omgezet. Hierbij wordt onder andere gekeken naar wat de consequenties zijn van omzetting van een specifieke uitkering in een fondsuitkering in samenhang met de toegepaste korting. Dit geldt ook voor de specifieke uitkeringen aanvullende seksuele gezondheidzorg en op het gebied van preventie.
1
SPUK gezondheidsachterstanden1
0
0
0
– 1.536
– 1.535
– 1.535
2
SPUK Kansrijke start1
0
0
0
– 1.536
– 1.535
– 1.535
3
SPUK Valpreventie1
0
0
0
– 3.755
– 3.752
– 3.752
4
Brede SPUK
0
0
– 20.996
0
0
0
5
SPUK Versterking GGD'en
0
0
– 4.546
– 3.517
– 3.515
– 3.515
6
SPUK Heroïnebehandeling
0
0
– 1.333
– 1.236
– 1.235
– 1.235
7
SPUK Aanvullende seksuele gezondheidzorg
0
0
– 3.924
– 3.302
– 3.273
– 3.273
8
SPUK Transformatiemiddelen
0
0
-495
-495
0
0
9
SPUK aanpak huiselijk geweld
0
0
– 770
– 770
– 770
– 770
10
SPUK IZA
0
0
– 14.100
– 15.000
– 15.000
– 15.000
11
SPUK Mantelzorg1
0
0
0
– 900
– 900
– 900
12
SPUK randv. functies jeugdhulp
0
0
– 3.210
– 3.210
– 3.210
– 3.210
13
SPUK frictiekosten jeugd
0
0
– 6.000
– 6.500
– 2.800
0
14
SPUK Lokaal Sportakkoord1
0
0
0
– 1.000
– 1.000
– 1.000
15
SPUK Stimulering Sport
0
0
– 19.800
– 19.800
– 19.800
– 19.800
17
SPUK BRC1
0
0
0
– 7.230
– 7.230
– 7.230
16
SPUK Stimulering Sport – ontvangsten
0
0
– 2.500
– 2.500
– 2.500
– 2.500
betreft budget voor specifieke uitkeringen die t/m 2026 onderdeel zijn van de brede SPUK (regel 4)
Kunt u inzichtelijk maken waar de ombuigingen op de niet-verplichte ruimte van de verschillende artikelen terecht komen?
Hieronder treft u in de tabel (kolom Artikel onderdeel») een overzicht op welke artikelonderdelen de ombuigingen op de niet verplichte ruimte worden verwerkt op de VWS begroting.
Korting op niet verplichte ruimte art. 1 Volksgezondheid (art. 1.1)
SJPS
–
– 457
– 457
– 457
– 457
Artikel 1.1 Gezondheidsbeleid (Subsidies):
– Lokaal gezondheidsbeleid
Korting op niet verplichte ruimte art. 3 Langdurige Zorg en Ondersteuning (art. 3.1)
SLMZ
–
– 1.690
– 1.690
– 1.690
– 1.690
Artikel 3.1 Participatie en zelfredzaamheid van kwetsbare groepen (Subsidies):
– Toegang tot zorg en ondersteuning
– Passende zorg en levensbrede ondersteuning
– Inclusieve samenleving
– Overige
Korting op niet verplichte ruimte art. 3 Langdurige Zorg en Ondersteuning (art. 3.2)
SLMZ
– 5.000
– 7.522
– 7.522
– 7.522
– 7.522
Artikel 3.2 Langdurige zorg tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten (Subsidies):
– Kennis, informatie en innovatiebeleid
– Zorg merkbaar beter maken
Korting op niet verplichte ruimte art. 4 Zorgbreed beleid (art. 4.1)1
MVWS
–
– 2.050
–
–
–
Artikel 4.2 Opleidingen, beroepenstructuur en arbeidsmarkt (Subsidies):
– Overige
Korting op niet verplichte ruimte art. 5 Jeugd (art. 5.3)
SJPS
–
– 1.956
– 5.268
– 9.863
– 10.080
Artikel 5.3 Effectief en efficiënt werkend jeugdstelsel (Subsidies):
– Jeugdbeleid
Artikel Effectief en efficiënt werkend jeugdstelsel (Opdrachten):
– Jeugdbeleid
Korting op niet verplichte ruimte art. 6 Sport en bewegen (art. 6.4)
SJPS
–
– 4.525
– 4.850
– 5.600
– 5.600
Artikel 6.4 Sport verenigt Nederland (Subsidies):
– Kennis en innovatie
– Sportakkoord
Korting op niet verplichte ruimte art. 7 Oorlogsgetroffenen en Herinnering WOII (art. 7.1)
SJPS
–
– 100
– 1.300
– 2.200
– 2.200
Artikel 7.1 De zorg- en dienstverlening aan verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WOII en de herinnering aan WOII (Subsidies):
– Overige
Per abuis is er weergegeven dat de korting op de niet verplichte ruimte op artikelonderdeel 4.1 «Positie cliënt en transparantie van zorg» wordt verwerkt. Dit is niet correct aangezien het wordt verwerkt op artikelonderdeel 4.2 «Opleidingen, beroepenstructuur en arbeidsmarkt».
Welke bezuinigingen op subsidies gaan al in 2025 in? Kunt u dit in een tabel aangeven?
In de ontwerpbegroting 2025 is de taakstelling 2025 als volgt verwerkt:
4 Zorgbreed beleid
€ 30
Dit bestaat voor € 20 miljoen uit hogere ontvangsten, en € 10 miljoen lagere uitgaven. De ontvangsten hebben betrekking op afrekening van eerder verstrekte subsidievoorschotten. De uitgaven zijn met € 10 miljoen naar beneden bijgesteld omdat verwacht wordt dat er op het totaalbedrag van € 676 miljoen enige onderuitputting zal optreden.
6 Sport en bewegen
€ 23
De ontvangstenraming is opgehoogd met € 23 miljoen in verband met verwachte terugontvangsten uit de SPUK Meerkosten Energie Openbare Zwembaden (MEOZ). De voornaamste verklaring hiervoor is dat gasprijzen gedurende de regeling lager uitvielen dan de op voorhand geschatte gasprijzen.
Totaal
€ 53
Heeft u kennisgenomen van het recente bezoek van een Australische delegatie aan de Tweede Kamer, waarbij aandacht is gevraagd voor de wrede jacht op kangoeroes en de rol die Nederland hierbij speelt als één van de grootste importeurs van kangoeroevlees en -leer?
Ja, ik heb kennisgenomen van dit bezoek.
Heeft u kennisgenomen van het bezoek en de brief van Australisch parlementariër Georgie Purcell aan het Nederlands parlement, waarmee zij oproept om actie te ondernemen tegen de jacht op kangoeroes (Kamerstuknummer 2024Z15518/2024D37625)?
Ja, ik heb kennisgenomen van het bezoek en de brief van Australisch parlementariër Georgie Purcell aan het Nederlandse parlement. Conform het verzoek van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur van 9 oktober jl. ontvangt u separaat mijn reactie op de brief van Purcell (kenmerk 2024Z14473/2024D37625).
Heeft u de Australische documentaire «Kangaroo – A love-hate story» bekeken, waarin de gruwelijkheden in beeld zijn gebracht die verscholen gaan achter de jacht op kangoeroes, zoals het doodslaan of hulpeloos achterlaten van jonge kangoeroes na het doodschieten van hun moeder en het gewond achterlaten van kangoeroes die niet in het hoofd maar elders in het lichaam geraakt zijn, omdat hun vlees niet geschikt wordt geacht voor humane consumptie?1 Zo ja, wat vindt u hiervan?
Ja. Omdat ik hecht aan dierenwelzijn heb ik zorgen over de schrijnende onderdelen uit de documentaire. Daarbij wil ik opmerken dat door de Australische autoriteiten in 2018 al is aangegeven dat de beelden uit de genoemde film waarschijnlijk afkomstig zijn van de niet-commerciële, recreatieve jacht en niet representatief zijn voor de commerciële jacht.2
Kunt u bevestigen dat de EU wereldwijd de grootste importeur is van kangoeroeproducten, verantwoordelijk voor ongeveer 65% van de handel?
Het is mij niet bekend hoeveel kangoeroeproducten uit Australië er in andere Europese landen wordt geïmporteerd, en of de EU daarmee wereldwijd de grootste importeur van kangoeroeproducten is.
Kunt u bevestigen dat Nederland jaarlijks zo’n honderdduizenden kilo’s aan kangoeroevlees importeert en daarmee binnen de EU de op twee na grootste importeur van kangoeroevlees is?
In 2022 en 2023 is er 246 ton (15 zendingen) respectievelijk 203 ton (15 zendingen) kangoeroevlees geïmporteerd in Nederland, binnengekomen via Nederlandse grenscontroleposten. In 2024 ging het – tot 22 oktober – om 145 ton (9 zendingen).
Heeft u er kennis van genomen dat ruim vijftig Nederlandse bedrijven al zijn gestopt met de verkoop en de promotie van kangoeroeproducten, nadat zij zijn geïnformeerd over de wreedheid van de jacht?
Een aantal Nederlandse bedrijven is inderdaad op vrijwillige basis gestopt met de verkoop van kangoeroeproducten. Hierbij wil ik aangeven dat het aan bedrijven zelf is om – binnen de wettelijke kaders – keuzes te maken met betrekking tot hun bedrijfsvoering. Het staat bedrijven vrij daarbij de keuze te maken om bepaalde producten niet (meer) aan te bieden. Dat dierenwelzijn – in algemene zin – een rol speelt bij de keuze van een aantal bedrijven om bepaalde producten niet aan te bieden steun ik.
Heeft u gezien dat de Tweede Kamer in 2022 de regering heeft verzocht om bij de Europese Commissie de problematiek rond de toegang van omstreden producten als kangoeroevlees en kangoeroeproducten tot de Europese markt aan te kaarten (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1376)?
Ja, ik ben bekend met deze motie van het lid Wassenberg (PvdD). Naar aanleiding van deze motie is er met de Europese Commissie gesproken over kangoeroeproducten die op de EU-markt geplaatst worden vanuit Australië. De Commissie heeft toen aangegeven reeds in gesprek te zijn over de import van kangoeroeproducten uit Australië met organisaties uit het maatschappelijk middenveld. Van Nederlandse zijde is daarbij gewezen op het belang van hoge dierenwelzijnsnormen. Over deze uitvoering van de motie Wassenberg is de Kamer in juni 2022 geïnformeerd.3 Daarbij is ook aangegeven dat het uiteindelijk aan de Australische overheid is op welke manier kangoeroejacht gereguleerd wordt, net zoals EU lidstaten zelfstandig de jacht op wild reguleren met inachtneming van de staat van instandhouding van de soort en dierenwelzijn.
Heeft u gezien dat de Tweede Kamer in 2023 de regering heeft verzocht om met een plan te komen om producten waarin onder andere kangoeroeleer is verwerkt, uit de Nederlandse winkels te weren (Kamerstuk 36 254, nr. 16)?
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat meer dan 70% van Nederlanders wil dat de jacht op kangoeroes stop en dat ze een importverbod willen op kangoeroeproducten?2
Ik ben bekend met resultaten van een onderzoek van Pureprofile uit 2024, waar ook onderzoek onder Nederlandse respondenten is verricht.5
Heeft u gezien dat er vervolgens door de Europese Commissie is ingezet op dierenwelzijnsstandaarden? Zo ja, heeft u kennisgenomen van de uitspraken van de Australische delegatie in het bezoek aan de Tweede Kamer (21 oktober 2024) – tevens verwoord in een wereldwijde verklaring van meer dan 80 dierenwelzijnsorganisaties3 – dat deze industrie niet gereguleerd kan worden, o.a. omdat Australië groot is en omdat de jacht ’s nachts en zonder toezicht plaatsvindt en dat een importverbod de enige optie is om dit dierenleed te stoppen?
Met betrekking tot de jacht, is het uiteindelijk aan de Australische overheid op welke manier kangoeroejacht gereguleerd wordt, net zoals EU lidstaten zelfstandig de jacht op wild reguleren met inachtneming van de staat van instandhouding van de soort en dierenwelzijn.7
Heeft u de wereldwijde verklaring van meer dan 80 dierenwelzijnsorganisaties (ondersteund door wetenschappers), waaronder de Nederlandse Dierenbescherming, over de kangoeroejacht als een dierenwelzijnscrisis gelezen, waarin ook een oproep wordt gedaan aan overheden?4 5 Wat is uw reactie daarop?
Ik ben bekend met de verklaring. Allereerst, ik vind dierenwelzijn belangrijk. Met betrekking tot de jacht, is het uiteindelijk aan de Australische overheid op welke manier kangoeroejacht gereguleerd wordt, net zoals EU lidstaten zelfstandig de jacht op wild reguleren met inachtneming van de staat van instandhouding van de soort en dierenwelzijn.10 Met betrekking tot de oproep aan nationale overheden het volgende. Nederland is onderdeel van de Europese interne markt. Import van een product verbieden dat uit een land komt van buiten de Europese Unie, in dit geval Australië, kan alleen op Europees niveau geregeld worden.
Bent u bereid om u volgens de wens van de Tweede Kamer op Europees niveau actief in te zetten voor verbod op de import van kangoeroevlees en -producten, naar voorbeeld van o.a. zeehondenproducten? Zo ja, wanneer en op welke manier gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Een dergelijk importverbod kan alleen worden ingesteld als het verbod in overeenstemming met de regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) is. Omdat de Commissie eerder heeft aangegeven geen juridische basis te zien om deze producten op basis van dierenwelzijn te weren, zie ik geen aanleiding om voor een importverbod te pleiten. Het kabinet zal er zorg voor dragen dat de door uw Kamer aangedragen zorgpunten worden overgebracht aan de Europese Commissie.
Bent u bereid om met een plan te komen om kangoeroevlees en -producten van de Nederlandse markt te weren? Zo nee, waarom niet?
Nederland is onderdeel van de Europese interne markt. Een eventueel importverbod van kangoeroeproducten kan alleen op Europees niveau geregeld worden.
Momenteel werkt het kabinet aan de invulling van de motie van voormalig lid Van Esch (PvdD).11 De motie vraagt om met een plan te komen om producten waarin bont, dons van levend geplukte dieren, angorawol of kangoeroeleer is verwerkt uit Nederlandse winkels te weren.
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden, voor de aankomende Raad Buitenlandse Zaken Handel en de Landbouw- en Visserijraad?
Helaas heeft de beantwoording van de vragen vertraging opgelopen vanwege interdepartementale afstemming.
Het bericht 'Uithuisgeplaatste kinderen overgeleverd aan hardhandige invalkrachten' |
|
Sarah Dobbe |
|
Karremans |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Uithuisgeplaatste kinderen overgeleverd aan hardhandige invalkrachten»?1
Wat ik heb gelezen in het artikel raakt me: kinderen die uithuisgeplaatst zijn horen passende hulp in een veilige omgeving te krijgen. Dat is niet gebeurd en dat is in de eerste plaats heel verdrietig voor deze kinderen en hun ouders. Ik lees ook dat de eigenaar van D3 ingegrepen heeft: de banden met het bemiddelingsbureau zijn doorgesneden, de crisisgroep is gesloten en er zijn nu vooral vaste ervaren medewerkers. Ik hoop dat daarmee een situatie is gecreëerd waarin de kinderen die daar nu verblijven, passende hulp ontvangen. Er loopt momenteel toezicht van de IGJ op de D3 locatie in Hoenderloo. Ik heb van de IGJ vernomen dat hun rapport begin 2025 verschijnt.
Hoe reageert u op de misstanden, zoals onnodige fixaties, ongediplomeerd personeel en onprofessioneel en ongepast gedrag van medewerkers?
Alle jeugdigen die zorg nodig hebben moeten erop kunnen vertrouwen dat ze goede hulp krijgen. Uit de beschreven situatie in het artikel van Follow the Money komt het beeld naar voren dat ongekwalificeerd personeel ingezet zou zijn. Ik keur dit af. De inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen in de open residentiële jeugdhulp is bovendien niet toegestaan. De inzet van geweldsmiddelen zoals beschreven in het artikel mag niet, is niet effectief en kan veel schade aanrichten.
Omdat we zien dat kwaliteitsverbetering een impuls nodig heeft, zijn afspraken gemaakt in de Hervormingsagenda met als doel het borgen van kwaliteit en blijvend leren in het jeugdstelsel. Het is de ambitie dat in 2028 de jeugdhulp kan bouwen op een stevige gezamenlijke structuur en cultuur waarin voortdurend leren en veranderen vanzelfsprekend is; dat van een substantieel deel van de jeugdhulp is vastgesteld wat aantoonbaar werkt en dat dit aantoonbaar in de praktijk wordt toegepast, dat hetgeen aantoonbaar niet werkt, niet meer wordt toegepast; en dat voor belangrijke delen van de jeugdhulp kwaliteitskaders bestaan. Daartoe is de werkorganisatie Kennis en Blijvend Leren (KBL) van en voor professionals opgezet.
Is het toegestaan dat een zorgbedrijf invalkrachten laat aansturen door het uitzendbureau zelf, zonder interne controle?
De jeugdhulpaanbieder is te allen tijde eindverantwoordelijk, ook indien hij gebruik maakt van de diensten van een uitzendbureau. Het is de verantwoordelijkheid van de jeugdhulpaanbieder om ervoor te zorgen dat er voldoende personeel wordt ingezet dat over de juiste diploma’s, expertise en vaardigheden – beschikt. De jeugdhulpaanbieder moet zich er dus van vergewissen of het personeel dat wordt ingezet geschikt is. Ook moet de jeugdhulpaanbieder zorgen voor het kwaliteitsbeleid en interne controles binnen zijn instelling.
Waar is het bedrijf Present Zorg nog meer actief? Wordt daar wel actief toezicht gehouden?
Ik heb geen overzicht van de locaties waar Present Zorg actief is. Het is de verantwoordelijkheid van de jeugdhulpaanbieder om ervoor te zorgen dat voldoende personeel wordt ingezet dat over de juiste diploma’s, expertise en vaardigheden – beschikt. Ook indien sprake is van inhuur van flexibel personeel via een uitzendconstruct dan nog blijft de jeugdhulpaanbieder te allen tijde eindverantwoordelijk voor het leveren van goede zorg. De IGJ heeft geen bevoegdheden om toe te zien op bemiddelings- of uitzendbureaus. De IGJ is bij onderzoek naar vervalste diploma’s afhankelijk van de informatie van de melder en/of betrokken zorgverlener en van andere instanties. Alleen wanneer er aangifte wordt gedaan van fraude kan er opsporing plaatsvinden en kunnen daders vervolgd worden.
Eerder dit jaar hebben de Ministeries van OCW en VWS signalen ontvangen over misstanden in het opleiden in de zorgsector, over onvoldoende opgeleid personeel en fraude bij diverse schakels in de zorgketen, waaronder bij uitzendbureaus werkzaam in de zorg. De IGJ en de Inspectie van het Onderwijs zijn vervolgens een onderzoek gestart. In het onderzoek staat dat de bevoegdheden van toezichthouders niet in alle gevallen toereikend zijn. Op dit moment worden met diverse partijen gesprekken gevoerd over vervolgacties naar aanleiding van het onderzoek. Uw Kamer zal hier dit najaar door de Minister van VWS over worden geïnformeerd.
Zijn andere zorgaanbieders en zorginkopers (zoals gemeenten) gewaarschuwd voor de gang van zaken bij Present Zorg? Zo nee, waarom niet?
Jeugdhulpaanbieders zijn te allen tijde verantwoordelijk voor de eigen bedrijfsvoering en de kwaliteit van de dienstverlening. Zij moeten zorgen voor de kwaliteit van alle diensten en producten die zij inkopen, dus ook van zzp-ers en uitzendkrachten. Mij is niet bekend of zorgaanbieders of gemeenten gewaarschuwd zijn voor de gang van zaken.
Hoe komt het volgens u dat dit soort praktijken voorkomen in de jeugdzorg? Deelt u de analyse dat dit mede veroorzaakt wordt door enerzijds de wildgroei van aanbieders sinds de decentralisatie en de invoering van marktwerking en anderzijds de mogelijkheid om winst te maken in de zorg?
Uw analyse dat het inzetten van (ongekwalificeerde) invalkrachten mede veroorzaakt wordt door de invoering van marktwerking, wildgroei van aanbieders en de mogelijkheid om winst te maken in de jeugdhulp deel ik niet.
Het inzetten van invalkrachten lijkt met name een effect van de krappe arbeidsmarkt. Door marktwerking staat de markt open voor nieuwe aanbieders en concurrentie vanuit de gedachte dat dit leidt tot prikkels tot gewenst gedrag in de zin van onder andere kwaliteit en efficiency. De inzet van invalkrachten in het algemeen heeft geen relatie met de aantallen aanbieders die actief zijn binnen de jeugdhulpsector of het feit dat aanbieders winst kunnen maken. De stijging in het aantal aanbieders sinds de decentralisatie is vooral te zien in het aanbod van lichtere vormen van (ambulante) zorg en minder in het specialistisch aanbod en het type jeugdhulp waar de signalen in het bericht «Uithuisgeplaatste kinderen overgeleverd aan hardhandige invalkrachten» betrekking op hebben.
Het bericht Frauderende Twentse zorgondernemer gaat ‘gewoon’ door in Drenthe: ‘Het liep direct al uit de hand’ |
|
Sarah Dobbe , Michiel van Nispen |
|
Fleur Agema (PVV), Vicky Maeijer (PVV) |
|
Wat is uw reactie op het bericht Frauderende Twentse zorgondernemer gaat «gewoon» door in Drenthe: «Het liep direct al uit de hand»?1
Misstanden in de zorg waarbij sprake is van slechte kwaliteit van zorg, zorgfraude of ondermijning, zijn ernstig en moeten worden tegengegaan. Niet alleen vanwege de financiële en maatschappelijke gevolgen, maar vooral omdat zorgbehoevenden mogelijk niet de zorg krijgen die nodig is en zij daarbij in hun vertrouwen worden geschaad.
Overigens is gebleken dat de onderneming in kwestie op 11 juli 2024 failliet is verklaard.2
Hoe kan het dat iemand die op grote schaal fraudeerde met zorggeld en verantwoordelijk was voor enorme misstanden bij een zorgaanbieder zomaar weer aan de slag kan als bestuurder en leidinggevende bij een andere zorgaanbieder?
Het moet niet kunnen dat iemand die verantwoordelijk is voor misstanden in de zorg, zomaar weer actief wordt in de zorg. In het kader van de vergunningplicht op grond van de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) kan naar het verleden van de dagelijkse leiding of de interne toezichthouders worden gekeken door een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) te vragen of door een integriteitsonderzoek op grond van de Wet Bibob. Het is vervolgens aan inkopers van zorg, zoals zorgkantoren, om met inkoopbeleid, contractvoorwaarden en beheersmaatregelen in waarborgen te voorzien en zorgvuldig te zijn in met wie een contract wordt aangegaan of verlengd. Zorgaanbieders moeten ook nagaan of het verleden van iemand een bezwaar vormt voor het uitoefenen van een functie in de zorg. Mede gelet op deze waarborgen, is het ook van belang dat wordt ingezet op het gebruik van de diverse mogelijkheden van beroeps- en bestuursverboden.
Bovendien zijn aanvullende maatregelen getroffen om malafide zorgaanbieders beter te kunnen weren. Per 1 januari 2025 treedt de Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg (Wbsrz) in werking. Daarmee wordt onder andere mogelijk gemaakt dat zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten elkaar voor frauderende zorgaanbieders, waaronder diens bestuurders en leidinggevenden, kunnen waarschuwen. Daarmee kan worden tegengaan dat deze zij hun activiteiten elders voortzetten of anderszins opnieuw beginnen. Ook wordt de doelgroep voor de vergunningplicht Wtza per 1 januari 2025 uitgebreid. Vanaf dat moment moeten alle zorginstellingen beschikken over een toelatingsvergunning, ook de kleinere zorginstellingen met 10 of minder zorgverleners. Dat vergroot ook het toepassingsbereik van de VOG en de integriteitsbeoordelingen op grond van de Wet Bibob.
Tot slot wordt bij de Proeftuinen aanpak zorgfraude van de VNG, door gemeenten onderzoek gedaan naar een structurele inzet van de Wet Bibob bij de inkoop van zorg.
Waarom heeft het zorgkantoor deze zorgaanbieder een contract verleend? Welke informatie hadden zij over deze aanbieder op dat moment? In hoeverre was bekend dat deze werd bestuurd door iemand die in het recente verleden op grootschalige wijze had gefraudeerd met zorggeld?
Uit navraag bij het zorgkantoor van Zilveren Kruis is gebleken dat de zorgaanbieder De Zorg van Toen B.V. al voor de oprichting van locatie Donderen een contract had met twee zorgkantoren. Het ging om verschillende locaties in Nederland waar verpleging en verzorging voor ouderen geboden werd. De in het artikel genoemde persoon was niet de bestuurder van deze zorgaanbieder. Bij het aangaan van het contract is de gebruikelijke procedure en toetsing gevolgd. Bij deze toetsing zijn geen bijzonderheden naar voren gekomen.
Welke mogelijkheden hebben zorgkantoren momenteel om zorgfraude en criminele activiteiten bij zorgaanbieders te voorkomen? Kan er bijvoorbeeld worden samengewerkt met gemeenten voor het uitvoeren van Bibob-onderzoeken?
Het is aan zorgkantoren om met inkoopbeleid en contractvoorwaarden in waarborgen te voorzien en zorgvuldig te zijn in met wie een contract wordt aangegaan of verlengd. Zorgkantoren bepalen zelf al dan niet gezamenlijk hoe zij hier invulling aan geven. Bij de inkoop worden eisen gesteld aan kwaliteit en doelmatigheid en er kan bijvoorbeeld gevraagd worden naar diploma’s, VOG’s en het ondernemingsplan. Zorgkantoren toetsen onder andere ook op basis van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en het protocol Verzekeraars & Criminaliteit de integriteit van zorgaanbieders. Zij maken voor het raadplegen van diverse bronnen gebruik van het portaal Raadpleging Integriteit Zorgaanbieders (RIZ). Ook gebruiken zorgkantoren en zorgverzekeraars het Extern Verwijzingsregister (EVR), een waarschuwingssysteem waarmee financiële instellingen elkaar waarschuwen voor bij hen bekende fraudeurs. In het geval van een persoonsgebonden budget (pgb) worden geen contracten aangegaan, maar gaat het zorgkantoor na dat de zorg die de budgethouder wil contracteren, verantwoord, toereikend en van goede kwaliteit is. Daarbij kan ook naar de zorgverlener worden gekeken. Tot slot controleren zorgkantoren zorgaanbieders ook op basis van het door hen ingerichte toezicht op basis van controles van bijvoorbeeld declaraties of naar aanleiding van signalen. In het antwoord op vraag 2 wordt ingegaan op de mogelijkheden voor de toepassing van integriteitsbeoordelingen op grond van de Wet Bibob en de mogelijkheden die de Wbsrz per 1 januari 2025 biedt.
In hoeverre controleren zorgkantoren nu of er sprake is van eerdere misstanden bij zorgaanbieders en/of hun bestuurders als zij zorgaanbieders contracteren? Hebben zij hiervoor momenteel voldoende mogelijkheden?
In het antwoord op vraag 4 is toegelicht hoe zorgkantoren met inkoopbeleid en contractvoorwaarden in waarborgen voorzien en zorgvuldig zijn in wie zij contracteren. In het antwoord op vraag 2 is toegelicht welke aanvullende maatregelen zijn getroffen om malafide zorgaanbieders beter te kunnen weren.
Ziet u een relatie tussen de wildgroei van bedrijven door marktwerking en de toename van zorgfraude?
Helaas is fraude van alle tijden en gaat er dit jaar 109 miljard euro om in de zorg. Dat trekt mensen met verkeerde bedoelingen aan. Ik vind dat commerciële belangen van zorgaanbieders nooit vóór het belang van de kwaliteit van zorg en jeugdhulp mogen gaan. Ik zal daarom in wetgeving vastleggen dat het uitkeren van winst in die sectoren, waar winstuitkering is toegestaan3, alleen onder een aantal basisvoorwaarden mogelijk is. Deze basisvoorwaarden zullen samenhangen met de kwaliteit van de geleverde zorg, de rechtmatigheid van declaraties, de continuïteit van de zorgaanbieder en het voeren van een zorgvuldige en integere bedrijfsvoering. Ik zal deze aanscherpingen wettelijk vastleggen via het wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz). Ik verwacht dit wetsvoorstel in het begin 2025 aan uw Kamer te kunnen sturen.
Ziet u relatie tussen de mogelijkheid om winst te kunnen maken (en uitkeren) met zorggeld en zorgfraude?
Ik ben van mening dat het maken van winst door zorgaanbieders of investeerders nooit vóór het belang van kwaliteit van zorg en jeugdhulp mogen gaan. Ik zal daarom in wetgeving vastleggen dat het uitkeren van winst in die sectoren, waar winstuitkering is toegestaan, alleen onder een aantal basisvoorwaarden mogelijk is. Zie het antwoord op vraag 6 voor een nadere toelichting.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat zorgfraude goed wordt aangepakt en fraudeurs worden geweerd, zonder dat dit nóg meer zorggeld kost?
Mijn ministerie werkt samen met het veld en andere departementen aan maatregelen om de toezichthouders en opsporingsdiensten beter in staat te stellen zorgfraude en andere missstanden in de zorg aan te pakken.
Per 1 januari 2025 treedt de Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg (Wbsrz) in werking. Daarmee wordt onder andere mogelijk gemaakt dat zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten elkaar voor frauderende zorgaanbieders kunnen waarschuwen. Zo wordt tegengaan dat deze zij hun activiteiten elders voortzetten of anderszins opnieuw beginnen. Ook wordt de doelgroep voor de vergunningplicht Wtza per 1 januari 2025 uitgebreid. Vanaf dat moment moeten alle zorginstellingen beschikken over een toelatingsvergunning, ook de kleinere zorginstellingen met 10 of minder zorgverleners. Dat vergroot ook het toepassingsbereik van de VOG en de integriteitsbeoordelingen op grond van de Wet Bibob.
Tot slot wil ik in het eerste kwartaal van 2025 het wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz) aan uw Kamer aanbieden. Met dat wetsvoorstel worden de weigerings- en intrekkingsgronden van een vergunning uitgebreid en kunnen zorgaanbieders waarvan niet aannemelijk is dat ze aan de voorwaarden voor het verlenen van goede en rechtsmatige zorg gaan voldoen, beter worden geweerd of gestopt. Mede in dat kader wordt ook bezien welke van de interventies tot verbetering van screening van zorgaanbieders aan de voorkant, zoals die naar voren zijn gekomen tijdens de in september 2023 afgeronde pilot met zorgverzekeraar DSW, de IGJ, de NZa en het CIBG, eraan kunnen bijdragen het net verder te sluiten.
De antwoorden op eerdere vragen over het opleggen van budgetplafonds aan Pro Persona door de zorgverzekeraars |
|
Sarah Dobbe , Lisa Westerveld (GL) |
|
Karremans , Fleur Agema (PVV) |
|
![]() |
Op basis waarvan oordeelt u dat omzetplafonds een effectief middel zijn voor zorgverzekeraars om de «schaarse personele inzet en schaarse middelen zo goed mogelijk te verdelen en idealiter terecht te laten komen bij de mensen die de zorg het hardst nodig hebben»? Zorgen de omzetplafonds er niet juist voor dat het juist minder aantrekkelijk wordt om de mensen die de meeste zorg nodig hebben te helpen?1
De toegankelijkheid van de ggz moet beter, zeker voor mensen met ernstige, complexe psychische problematiek. Het is aan zowel zorgaanbieders, zorgprofessionals als zorgverzekeraars om ervoor te zorgen dat de patiënt de zorg krijgt die hij nodig heeft. Het is aan de zorgprofessional om via een goede triage ervoor te zorgen dat de patiënt met de meest noodzakelijke zorgvraag deze ook tijdig krijgt. Het is aan de zorgaanbieder om patiënten die te lang op zorg moeten wachten actief te wijzen op de mogelijkheid van zorgbemiddeling via hun zorgverzekeraar, zodat met behulp van de zorgverzekeraar deze patiënten sneller in zorg komen. Het is aan zorgverzekeraar om ervoor te zorgen dat deze voldoende kwalitatief goede zorg inkoopt en bij wachtlijsten patiënten bemiddelt naar aanbieders die plek hebben. Verzekeraars moeten, via de zorginkoop, niet alleen maar sturen op het behandelen van zoveel mogelijk patiënten, maar zij moeten er ook voor moeten zorgen dat de zorg terecht komt bij de cliënten die de zorg het hardst nodig hebben.
In de ggz is sprake van een grotere vraag naar ggz-zorg dan dat er aanbod beschikbaar is, waardoor er op dit moment sprake is van een verdelingsvraagstuk van de beschikbare capaciteit. Uit interne analyses van de NZa over de werking van omzetplafonds komt het beeld naar voren dat omzetplafonds door zorgverzekeraars vooral worden ingezet om de schaarse personele capaciteit zo goed mogelijk te verdelen en niet zozeer om financiële besparingen te realiseren. Zij zien bijvoorbeeld dat er in regio’s waar zorgverzekeraars omzetplafonds hanteren geen sprake is van onbenutte capaciteit. Wat opvalt is dat de grote ggz-instellingen hun budget niet volmaken, wat komt door een tekort aan voldoende psychologen en psychiaters. Daarnaast helpt de sturing van zorgverzekeraars met omzetplafonds ook juist om meer personele capaciteit van aanbieders met laagcomplexe ggz meer te bewegen richting de gespecialiseerde instellingen, waar de wachtlijsten het langste zijn.
Waarom zegt u dat verzekerden recht hebben «op zorg binnen de treeknorm en redelijke reisafstand», terwijl u weet dat de treeknormen in de ggz bij ruim veertig procent van de wachtenden wordt overschreden en nota bene uw eigen ministerie hier gegevens over publiceert? Waarom wijst u op «waarborgen» in het systeem als u weet dat deze waarborgen niet in de praktijk worden toegepast?2
Het klopt dat de treeknormen in de ggz voor veel wachtenden worden overschreden. Dat neemt niet weg dat de treeknormen wel een waarborg zijn in het systeem. Een zorgaanbieder is namelijk verplicht om de verzekerde naar de verzekeraar te verwijzen voor zorgbemiddeling als er sprake is van een wachtlijst langer dan de treeknorm. De verzekeraar is vervolgens vanuit zijn zorgplicht verplicht om de verzekerde te bemiddelen naar een plek binnen de treeknorm. Kan de verzekeraar vervolgens op een andere plek geen passende zorg bieden binnen de treeknorm, dan moet er worden bij gecontracteerd, of moet de zorg – als deze bij een niet-gecontracteerde zorgaanbieder wordt betrokken – alsnog vergoed worden alsof er sprake is van een contract (zonder een eigen bijdrage voor de verzekerde).
Door de gestegen zorgvraag, waarbij het aanbod niet in dezelfde mate is meegestegen, werken deze waarborgen helaas onvoldoende en is er meer nodig om ervoor te zorgen dat de wachttijden worden verkort, zeker voor mensen met ernstige, complexe psychische problematiek. Daar werk ik hard aan met de zorgverzekeraars, zorgaanbieders en professionals. Zo zijn in het Integraal Zorgakkoord afspraken gemaakt om onnodige instroom in de ggz te voorkomen, over het vormen van een regionale ggz-wachtlijst en over het creëren van meer behandelcapaciteit, bijvoorbeeld door meer in te zetten op hybride zorg.
Ik ga hier bovenop aanvullende stappen zetten en bouw daarbij voort op de beweging die met het Integraal Zorgakkoord in gang is gezet. De aanvullende maatregelen neem ik langs de volgende lijnen. Ik zet in op het verbeteren van mentale gezondheid, het voorkomen van instroom in de ggz en het verbeteren van prikkels in het stelsel. Zorgaanbieders en financiers hebben er dan alle belang bij om de zorg te richten op de meest kwetsbaren. Als laatste zet ik in op het bevorderen van uitstroom uit de ggz. De maatregelen zullen landen in zowel het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord dat u later dit jaar ontvangt en de Werkagenda mentale gezondheid en ggz waar ik uw Kamer begin volgend jaar over informeer.
Daarnaast heeft de NZa recentelijk de regelgeving explicieter gemaakt, waarbij zorgaanbieders verplicht moeten wijzen op zorgbemiddeling. De NZa is recentelijk gestart met een onderzoek (0 meting) op de daadwerkelijke naleving hiervan.
Hoe kunt u beweren dat het «niet zo [is] dat door omzetplafonds minder patiënten in de ggz geholpen kunnen worden», als u tegelijkertijd toegeeft dat u ook «geen zicht [heeft] op het effect van budgetplafonds op het aantal behandelde mensen» en dat u «geen zicht [heeft] op welke middelen en tijd [...] worden ingezet» voor het herinrichten van de zorg, als gevolg van deze budgetplafonds? Hoe rijmt u deze antwoorden met elkaar? Heeft u geen inzicht nodig in de effecten van de budgetplafonds om te kunnen beoordelen of deze effecten positief of negatief zijn?
In de beantwoording op de vorige Kamervragen3 gaf ik aan dat het niet per definitie zo is dat omzetplafonds bij specifieke aanbieders ervoor zorgen dat er over het geheel minder patiënten behandeld kunnen worden. Er is sprake van een tekort aan behandelcapaciteit dat niet snel uit te breiden is, omdat we tegen de grenzen van het beschikbare zorgpersoneel en de beschikbare plekken aanlopen.
Uit interne analyses van de NZa komt naar voren dat in regio’s waar zorgverzekeraars omzetplafonds hanteren, geen sprake is van onbenutte capaciteit. Wat hierbij opvalt is dat de grote ggz-instellingen hun budget niet volmaken door een tekort aan voldoende psychologen en psychiaters. Verzekeraars moeten niet alleen maar sturen op het behandelen van zoveel mogelijk cliënten, maar er ook voor moeten zorgen dat de zorg terecht komt bij de cliënten die de zorg het hardst nodig hebben en hier kunnen afspraken over omzetplafonds voor gebruikt worden. Uit de analyse van de NZa is niet naar voren gekomen dat omzetplafonds in de GGZ worden gebruikt om geld te besparen.
Waarom stelt u «Dat omzetplafonds worden gehanteerd, mag niet betekenen dat er onvoldoende beschikbare zorg wordt ingekocht door de verzekeraar ten opzichte van zijn verzekerden», als duidelijk uit de brandbrief van de gezamenlijke cliëntenraden van Pro Persona GGZ blijkt dat dit in de praktijk wel gebeurt? Denkt u dat deze cliëntenraden ernaast zitten? Zo ja, waar baseert u dit op? Wat gaat u doen op het moment dat verzekeraars zoals in dat geval te weinig zorg inkopen?
In Nederland is het zo geregeld dat de zorgverzekeraars zorgplicht hebben en op basis hiervan voldoende zorg in moeten kopen voor iedereen die zorg nodig heeft. De NZa is verantwoordelijk voor het toezicht op zorgverzekeraars met betrekking tot de zorgplicht. De zorgplicht houdt niet in dat er een recht is op zorg bij een specifieke zorgaanbieder, maar wel een recht op zorg heeft binnen een redelijke termijn en afstand. Als een verzekerde door een budgetplafond niet, of later, terecht kan bij een specifieke aanbieder is het aan de zorgverzekeraar om de verzekerde te bemiddelen naar een plek binnen de treeknorm bij een andere aanbieder.
De zorgplicht is grotendeels een open norm. Zorgverzekeraars hebben een eigen verantwoordelijkheid om hier – binnen de kaders van de wet- en regelgeving – invulling aan te geven. Naar aanleiding van de wachtlijsten in de ggz heeft de NZa met zorgverzekeraars de zorgplicht nader verduidelijkt en aangescherpt. De NZa verwacht dat zorgverzekeraars nadrukkelijker invulling geven aan een signaleringsproces: het achterhalen van behoeften en knelpunten in het zorgaanbod, het bepalen van mogelijke gevolgen voor verzekerden en het uitwerken van manieren om dit op te lossen. Ten slotte kijkt de NZa naar de afspraken die zorgverzekeraars hebben met zorgaanbieders en de resultaten van zorgbemiddeling. Een aantal zorgverzekeraars is op basis van de verduidelijking van de zorgplicht aangesproken door de NZa, waarbij ze de invulling van hun zorgplicht moeten verbeteren. De NZa verwacht van de betreffende zorgverzekeraars dat zij de verbeterpunten opvolgen. De nacontroles door de NZa hebben vorige week plaatsgevonden. De conclusies hiervan zijn nog niet beschikbaar.
Ten aanzien van de brandbrief van de cliëntenraden van Pro Persona heb ik geen rol in de individuele casuïstiek, maar ben ik wel verantwoordelijk voor het overkoepelde vraagstuk van het tekort aan capaciteit om de zorgvraag op te vangen. Op dit moment moeten patiënten te lang op de noodzakelijke zorg wachten. Ik snap dan ook heel goed dat de cliëntenraden van Pro Persona ggz zich zorgen maken. Daarom wil ik graag met hen in overleg treden, samen met zorgverzekeraars en de NZa, om hun ervaringen te gebruiken bij het verder verbeteren van het systeem. Met als doel de wachtlijsten voor individuele patiënten te verkorten. Daarmee geef ik ook vorm aan de wens van uw Kamer4 om een reactie te geven op de brandbrief van Pro Persona. Ik koppel de uitkomsten van dat gesprek terug in de volgende brief die betrekking heeft op de ggz.
De te lange wachttijden in de ggz vind ik een onwenselijke situatie. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, zet ik daarom in op aanvullende maatregelen langs vier lijnen. Eén van de lijnen is het verbeteren van de financiële prikkels in het stelsel. Ik denk daarbij aan maatregelen als het stimuleren van het gebruiken van de «zorgzwaarte» (zorgvraagtypering) bij de contractering van zorg door zorgverzekeraars, zodat zowel zorgaanbieders als financiers er alle belang bij hebben om de zorg te richten op de meest kwetsbaren. Daarnaast gaat de Minister van VWS onderzoek laten doen om de risicoverevening voor ernstig chronische zieke ggz-patiënten verder te verbeteren, door gebruik te maken van de gegevensstroom van de zorgvraagtypering, die meer inzicht geeft in de zorgzwaarte; per 2028 is hiervoor voldoende data beschikbaar. Verder is met de sector afgesproken om de cruciale ggz vanaf 2026 waar nodig gelijkgericht in te kopen. Ik ben actief met het veld in gesprek om te bepalen of er meer nodig is.
Waarom stelt u in antwoord op vraag 5 dat de zorgverzekeraar mensen moet doorverwijzen naar een aanbieder die de zorg wel kan leveren, als het niet de aanbieders zijn, maar de zorgverzekeraar die het budgetplafond bepaalt? Hoezo is het dan een «alternatief» als mensen naar een instelling buiten de eigen regio worden verwezen? Ziet u met ons het probleem dat mensen worden doorgeschoven en doorverwijzingen vaak betekenen dat mensen elders op een wachtlijst komen te staan?
De zorgverzekeraar moet voldoende zorg inkopen om aan zijn zorgplicht te kunnen voldoen. In de contractuele afspraken kan de zorgverzekeraar een omzetplafond afspreken om bijvoorbeeld te zorgen dat patiënten met een zwaardere en urgentere zorgvraag eerder geholpen worden. Als patiënten niet binnen redelijke termijn en afstand geholpen kunnen worden, is het aan de zorgverzekeraar om te bemiddelen naar een andere zorgaanbieder of om bij te contracteren.
De zorgverzekeraars hebben alleen geen zicht op wie van hun verzekerden er op de wachtlijst bij welke individuele aanbieder staat en ook niet op de mate van urgentie van de zorgvraag van de wachtenden patiënten. Als de zorgaanbieder de patiënt op de wachtlijst plaatst en niet doorverwijst naar de zorgverzekeraars dan kan de zorgverzekeraar dus ook niet bemiddelen naar een aanbieder die de patiënt in zorg kan nemen.
Het is voor het terugdringen van wachtlijsten daarom belangrijk dat duidelijk is wie bij welke zorgaanbieder voor welk behandelgebied op de wachtlijst staat. Dit inzicht stelt zorgverzekeraars in staat om meer te doen tegen lange wachtlijsten door gerichtere zorginkoop en door nog actievere zorgbemiddeling. Als een zorgverzekeraar bijvoorbeeld weet dat zijn verzekerde X op de wachtlijst staat bij zorgaanbieder Y voor behandelsoort Z, dan kan de zorgverzekeraar actief de verzekerde benaderen om te vertellen dat hij sneller geholpen kan worden bij een andere zorgaanbieder. Uiteraard moet dit passen binnen de kaders van de privacywetgeving, waaronder de criteria van noodzakelijkheid en proportionaliteit. We verkennen dan ook samen met de zorgverzekeraars en andere betrokken partijen steeds of en hoe dat inzicht verbeterd kan worden en betrekken daarbij ook nadrukkelijk de privacywetgeving
Daarnaast worden vanuit het Integraal Zorgakkoord stappen gezet om het regionaal inzicht in wachtlijsten te verbeteren vanaf 2026. Dat zit hem enerzijds in het verbeteren van bestaande wachttijdinformatie. Anderzijds zit hem dat in het op regionaal niveau inzichtelijk maken van behandelaanbod, verdeling van in- en exclusiecriteria en intakecapaciteit voor een bepaalde periode. Dit moet zorgverzekeraars gaan helpen om cliënten tijdiger naar de juiste zorg te bemiddelen.
Is het niet overduidelijk dat deze budgetplafonds niet helpen om zorgaanbieders te stimuleren de wachtlijsten in de ggz zoveel mogelijk terug te brengen als zorgaanbieders hierdoor letterlijk gratis zorg moeten leveren?
Omzetplafonds zijn een belangrijk instrument voor zorgverzekeraars om de bestaande zorgcapaciteit zo goed mogelijk te benutten en hiermee te sturen dat zwaardere en urgentere zorgvragen eerder worden geholpen. Deze zorg die wordt geleverd wordt vergoed, conform de contractuele afspraken. Het kan zijn dat de zorgaanbieder en zorgverzekeraar een doorleverplicht zijn overeengekomen. Dit is een afspraak waarbij de zorg geleverd moet worden, nadat het omzetplafond is bereikt.
Bent u bereid om in kaart te brengen wat de effecten zijn van omzetplafonds op het aantal patiënten dat behandeld wordt in de ggz en de mate waarin mensen met de grootste zorgvraag geholpen worden? Zo nee, waarom niet?
Nee, op die manier zou ik het niet willen. Ik vind het belangrijk dat iedereen die recht op zorg heeft dit ook krijgt. Hier wil ik mij voor inzetten. Regionale samenwerking op mentale gezondheid en cruciale zorg is noodzakelijk om te zorgen dat alle capaciteit optimaal benut wordt. In het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord wil ik hier met partijen afspraken over maken om hiermee aan de slag te gaan en het verschil voor patiënten te kunnen maken.
Wat zijn volgens u de gevolgen als budgetplafonds worden afgeschaft?
Zonder omzetplafonds is het risico groter dat meer van de beschikbare capaciteit op zou gaan aan mensen die de zorg minder hard nodig hebben, waardoor mensen die de zorg het hardst nodig hebben langer moeten wachten voordat er voor hen weer capaciteit beschikbaar is. Op grond van interne analyses constateert de NZa nu al dat gespecialiseerde instellingen, die complexe zorg leveren hun budget niet volmaken door een tekort aan voldoende psychologen en psychiaters.
Hoe rijmt u het antwoord op vraag 12 met uw eerdere constatering dat er een wettelijke zorgplicht is? Betekent dit dat de wettelijke zorgplicht ondergeschikt is aan de betaalbaarheid van zorg? En wat is dan het criterium voor «betaalbaarheid»? Wie bepaalt dit?
De wettelijke zorgplicht is niet ondergeschikt aan de betaalbaarheid van de zorg. Zorgverzekeraars hebben zorgplicht, dat is wettelijk geregeld. Daarnaast hebben zorgverzekeraars de plicht om te bewaken dat de kosten voor de zorg niet onnodig hoog zijn, door toe te zien op de rechtmatigheid en doelmatigheid van de zorg. Ik merk overigens graag op dat de afgelopen jaren het macrokader voor de ggz flink is overschreden.
Waarom stelt u dat het niet past dat u zich zou mengen in de gesprekken over deze budgetplafonds? Wat is dan volgens u uw taak als Staatssecretaris? Bent u het met ons eens dat u stelselverantwoordelijke bent? Zo ja, wat houdt deze verantwoordelijkheid volgens u precies in?
In ons stelsel zijn zorgaanbieders en zorgverzekeraars private partijen die met elkaar contracten sluiten. Wel gelden daarbij publieke randvoorwaarden, zoals onder andere de zorgplicht van de zorgverzekeraars. In dit stelsel ben ik dus niet degene die gaat over de contracten die zorgaanbieders met zorgverzekeraars afsluiten. Wel ben ik – via de NZa – verantwoordelijk voor het naleven van de zorgplicht door zorgverzekeraars.
Het wegschrijven van verwijzingen naar genderbeleid en SRGR in antwoorden op schriftelijke vragen |
|
Sarah Dobbe , Derk Boswijk (CDA) |
|
Reinette Klever (PVV), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Kloppen de wijzigingen die u volgens de bijgevoegde beslisnota’s heeft aangebracht in antwoorden op schriftelijke vragen van zowel het lid Dobbe1 en het lid Boswijk?2 Zo nee, kunt u deze beslisnota’s corrigeren?
Ja de wijzigingen zijn correct. In de beslisnota bij de Kamervragen van het lid Boswijk (CDA) over de Ukraine Recovery Conference staat «de referenties aan algemeen Nederlands genderbeleid zijn verwijderd in de beantwoording van de vragen 1 en 3». Dit had echter vraag 2 en 3 moeten zijn.
Volgens de beslisnota heeft u de zinsnede «investeert in mensen- en vrouwenrechten» vervangen door «heeft aandacht voor mensen- en vrouwenrechten» in antwoorden op het lid Dobbe3, waarom heeft u deze wijziging aangebracht? Wat betekent het als het ministerie slechts «aandacht heeft» voor mensen- en vrouwenrechten in plaats van dat het investeert?
De genoemde wijzigingen zijn tekstueel en houden geen wijziging van beleid in. Mensen- en vrouwenrechten inclusief gendergelijkheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) maken onderdeel uit van het Nederlandse buitenlandsbeleid. Dat komt ook naar voren in de Memorie van Toelichting voor 2025 die uw Kamer is toegegaan.
De prioriteiten binnen het mensenrechtenbeleid zijn ongewijzigd; vrouwenrechten en rechten van lhbtiq+ personen maken onderdeel uit van die prioriteiten. De komende maanden wordt het beleid voor Ontwikkelingshulp nader uitgewerkt. Over de plek die vrouwenrechten, gendergelijkheid en SRGR daarin innemen, wordt uw Kamer te zijner tijd geïnformeerd.
Volgens de beslisnota heeft u de zinsnede «inclusief het volledige spectrum van SRGR» laten verwijderen in antwoorden op het lid Dobbe4, Waarom heeft u deze wijziging aangebracht en wat betekent dit voor uitvoering van het beleid?
De aangebrachte wijzigingen zijn tekstueel en houden geen wijziging van beleid in. SRGR blijft benoemd in het antwoord.
Volgens de beslisnota heeft u het woord «gendergelijkheid» vervangen door «gelijkheid» in antwoorden op het lid Dobbe5, waarom heeft u deze wijziging aangebracht en wat betekent dit voor uitvoering van het beleid?
De aangebrachte wijzigingen zijn tekstueel en houden geen wijziging van beleid in.
Volgens de beslisnota zijn «conform uw verzoek» referenties naar algemeen Nederlands genderbeleid verwijderd in antwoorden op het lid Boswijk6, waarom heeft u dit verzoek gedaan? Wat betekent dit voor uitvoering van het beleid?
De aangebrachte wijzigingen houden geen wijziging van beleid in. Ook hier geldt dat mensen- en vrouwenrechten inclusief gendergelijkheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) onderdeel uitmaken van het Nederlandse buitenlandsbeleid zoals aangegeven in de Memorie van Toelichting voor 2025.
De prioriteiten binnen het mensenrechtenbeleid zijn ongewijzigd; vrouwenrechten en rechten van lhbtiq+ personen maken onderdeel uit van die prioriteiten. De komende maanden wordt het beleid voor Ontwikkelingshulp nader uitgewerkt. Over de plek die vrouwenrechten, gendergelijkheid en SRGR daarin innemen, wordt uw Kamer te zijner tijd geïnformeerd.
Volgens de beslisnota is «conform uw aanwijzing» het woord «cruciaal» vervangen door «belangrijk» in antwoorden op het lid Boswijk7, waarom heeft u deze aanwijzing gedaan? Wat is in deze context het verschil tussen «cruciaal» en «belangrijk»?
Omdat naast bescherming ook preventie van groot belang is in het kader van humanitaire actie, is het woord «cruciaal» aangepast naar «belangrijk».
Volgens de beslisnota is het zinsdeel «al dan niet genderspecifiek» vervangen door «specifiek» in antwoorden op het lid Boswijk8, waarom heeft u deze wijziging laten aanbrengen en wat betekent dit voor uitvoering van het beleid?
De aangebrachte wijzigingen zijn tekstueel en houden geen wijziging van beleid in.
Welk belang hecht u aan vrouwenrechten, gendergelijkheid en Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR)?
Binnen het mensenrechtenbeleid hanteert het kabinet naast vrijheid van religie en levensovertuiging, vrijheid van meningsuiting online en offline en bescherming van mensenrechtenverdedigers en maatschappelijke ruimte ook gelijke rechten voor vrouwen en meisjes en voor lhbtiq+ personen. Binnen BHO geldt het bevorderen van vrouwenrechten en gendergelijkheid als een algemene doelstelling, zoals ook verwoord in het antwoord op vraag 2.
Het kabinet hecht belang aan goede toegang tot SRGR en keuzevrijheid van vrouwen en meisjes zodat zij zeggenschap hebben over hun eigen lichaam, leven en toekomst. Dit is belangrijk voor de gezondheid, welvaart en stabiliteit van een samenleving. Dit is ook in het belang van Nederland. Zorg rond seksualiteit, zwangerschap en geboorte is een belangrijk aspect van basisgezondheidszorg en vaak de aanleiding dat mensen voor het eerst in een kliniek komen. Dit is daarom ook het moment waarop zij gevaccineerd kunnen worden of gediagnostiseerd op (infectie-) ziekten. Toegang tot basisgezondheidszorg met focus op SRGR, draagt bij aan het terugdringen van moedersterfte, lagere kindersterfte maar ook het tegengaan van infectieziekten en uiteindelijk pandemieën.
Zoals benoemd in het antwoord op vraag 4 wordt het beleid voor Ontwikkelingshulp de komende maanden nader uitgewerkt. Over de plek die vrouwenrechten, gendergelijkheid en SRGR daarin innemen, wordt uw Kamer te zijner tijd geïnformeerd.
Wat is uw reactie op de Sustainable Development Goal(SDG) Gender Index zoals gepubliceerd op 5 september 2024, waaruit blijkt dat wereldwijd ruim 1,1 miljard vrouwen in een land wonen waar de gendergelijkheid verslechtert of stagneert?9
De door Equal Measures gepubliceerde SDG Gender Index constateert dat verworven vrijheden en gelijke rechten van vrouwen in verschillende landen wereldwijd stagneren of verslechteren. Daarnaast stelt het rapport dat verschillende mondiale crises een negatieve impact hebben op het behalen van gendergelijkheid. Volgens het rapport raken druk op democratie, schaarste in middelen en toenemende conflicten vrouwen en meisjes disproportioneel.
Het kabinet herkent het beeld dat Equal Measures schetst. Dat beeld komt overeen met wat het kabinet constateert in het regeerprogramma, namelijk dat op veel plekken in de wereld de stabiliteit afneemt en de bestaanszekerheid verslechtert. Het kabinet wil middels conflictpreventie, wederopbouw, sociaaleconomische vooruitgang en bescherming van burgers in ontwikkelingslanden bijdragen aan de stabiliteit in kwetsbare landen.
Kunt u de vragen afzonderlijk en uitgebreid beantwoorden?
Ja.
De uitspraak dat Oekraïne Nederlandse F-16's in mag zetten in Rusland. |
|
Sarah Dobbe , Bart van Kent |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
Klopt het dat u het standpunt heeft ingenomen dat Oekraïne Nederlandse F-16’s op Russisch grondgebied mag inzetten?
Ja, mits Oekraïne zich bij de inzet houdt aan het internationaal recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht.
Wanneer heeft de ministerraad tot dit standpunt besloten en wanneer kan de Tweede Kamer een brief en toelichting van dit besluit verwachten?
De beraadslagingen van de Ministerraad zijn geheim. Per de openbare besluitenlijst van de Ministerraad van 22 december 2023 is besloten om personele- en financiële middelen toe te wijzen voor de gereedstelling en levering van Nederlandse F-16’s aan Oekraïne. Voorafgaand aan de besluitvorming is gesproken over inzetvoorwaarden. De inzetvoorwaarden voor de F-16’s volgen het staande beleid voor de levering en inzet van militair materieel aan Oekraïne. Oekraïne heeft het recht zichzelf te verdedigen tegen de Russische agressie. Het uitvoeren van militaire operaties door Oekraïne ter verdediging van het grondgebied is geografisch niet beperkt tot het eigen grondgebied en kan dus ook plaatsvinden tegen legitieme militaire doelwitten die zich op het grondgebied van de agressor – in dit geval Rusland – bevinden. Beide partijen moeten zich houden aan het internationaal recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht. Bij elke levering wordt een eindgebruikersverklaring ondertekend door de Oekraïense autoriteiten waarin dit wordt onderschreven, en waarin zij verder verklaren de enige gebruiker van de goederen te zijn en deze enkel ten behoeve van zelfverdediging in te zetten.
Wat is uw analyse ten opzichte van de risico's op escalatie die met dit besluit gepaard gaan? Kunt u deze analyse en de onderliggende adviezen of informatie die u hierover heeft ontvangen met de Kamer delen?
Het is belangrijk te benadrukken dat Rusland de agressor is. Met de grootschalige illegale invasie en de voortdurende agressie tegen Oekraïne veroorzaakt en continueert Rusland terreur, instabiliteit en onveiligheid in Oekraïne, en indirect ook in de bredere Europese regio. Oekraïne is een soeverein land dat het recht heeft om zich tegen deze grootschalige Russische agressieoorlog te verdedigen, op basis van artikel 51 van het VN-Handvest. Nederland, de NAVO en EU zijn niet uit op een conflict met Rusland. Tot nu toe heeft de militaire steunverlening aan Oekraïne er niet toe geleid dat Nederland of andere NAVO-landen direct bij het conflict betrokken zijn geraakt. Om Oekraïne ook in deze fase van het conflict in staat te stellen invulling te geven aan het legitieme recht op zelfverdediging, heeft een groot aantal internationale partners de militaire steun aan Oekraïne geïntensiveerd. Dat heeft ook geleid tot het kabinetsbesluit tot levering van de F-16’s. Oekraïne beschikte al over jachtvliegtuigen en bijbehorende munitie waardoor het leveren van F-16’s geen escalerende stap is. Om verdere escalatie te voorkomen kan Rusland zich overigens ieder moment terugtrekken uit Oekraïne, waarmee de oorlog zal stoppen.
Het besluit omtrent de inzet van F-16’s boven Russisch grondgebied is getoetst aan het EU gemeenschappelijk standpunt inzake wapenexport. Het risico tot mogelijke escalatie wordt standaard meegenomen in de overweging tot levering van geleverde militaire goederen aan Oekraïne, inclusief goederen die nog niet eerder aan Oekraïne zijn overhandigd. Sinds februari 2022 hebben Nederland en internationale partners in toenemende mate geavanceerde militaire goederen geleverd aan Oekraïne. Deze leveringen hebben tot op heden niet geleid tot substantieel escalerende maatregelen door Rusland. De afwegingen voorafgaand aan de levering van F-16’s zijn gebaseerd op interne en externe discussies, gesprekken met partners op verschillende niveaus, voorgaande ervaringen en andere analyses door derden. Gezien de vertrouwelijke aard van deze overwegingen en de afspraken met internationale partners omtrent informatieveiligheid kan het kabinet hierover niet communiceren.
Kunt u uitsluiten dat Nederland of andere NAVO-landen door deze stap direct bij het conflict betrokken raken? Kunt u uitgebreid reageren?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verhoudt dit standpunt zich tot restricties die andere NAVO-landen, zoals de Verenigde Staten, wel opgelegd hebben aan de militaire steun en wapens die ze leveren?
Het kabinet gaat niet in op de beleidskeuzes van individuele landen. Verschillende Europese partners leggen geen restricties op aan inzet van gedoneerd materieel door Oekraïne, buiten de eerder genoemde juridische overwegingen. Nederland pleit in internationaal verband voor het opheffen van restricties omtrent het inzetten van aan Oekraïne gedoneerd militair materieel, omdat het van cruciaal belang is dat Oekraïne zich zo goed mogelijk kan verdedigen tegen de Russische agressie. Dit is ook van belang voor onze veiligheid aangezien het tegengaan van de illegale agressie ook bepalend is voor de toekomst van Nederland en Europa.
Welke andere middelen worden momenteel onderzocht om de druk op Rusland om tot vredesonderhandelingen te komen te vergroten?
Rusland kan deze oorlog op elk moment stoppen door zijn troepen terug te trekken. Daar wijst de Nederlandse regering Rusland rechtstreeks op, bijvoorbeeld in de Verenigde Naties en in de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa. Helaas wijst niets erop dat Rusland voornemens is deze oorlog te stoppen. Nederland blijft zich, samen met Oekraïne en partners, inzetten voor een rechtvaardige en duurzame vrede, waarbij de principes uit het VN-Handvest, zoals het geweldsverbod, territoriale integriteit en soevereiniteit, leidend zijn.
In vrijwel alle bilaterale besprekingen met andere landen stelt Nederland de noodzaak van een vredesproces aan de orde. Zo moedigt het kabinet derde landen die nauwere banden hebben met Rusland aan Rusland te stimuleren deel te nemen aan het vredesproces. Op deze manier wil Nederland bijdragen aan de totstandkoming van een steeds grotere groep landen die het eens is over de basisprincipes voor een vredesproces om op die manier uiteindelijk Rusland en Oekraïne te overtuigen met elkaar aan tafel te gaan.
Ten slotte dient de politieke, militaire, financiële en morele steun aan Oekraïne ertoe om te zorgen dat Rusland zich gedwongen voelt om vredesonderhandelingen te starten. Het vergroot bovendien de kans dat dergelijke vredesonderhandelingen resulteren in een resultaat dat ook voor Oekraïne rechtvaardig en duurzaam is.
Welke andere sancties, naast de bestaande sanctiepakketten, of welk nieuw sanctiepakket zou op korte termijn opgelegd kunnen worden aan Rusland om de druk op te voeren en hoe bent u bereid om zich daarvoor in te zetten?
Het kabinet pleit in Europees verband actief voor aanvullende en verbeterde sancties om de druk op Rusland te verhogen waarbij alle opties op tafel liggen. Het kabinet brengt dit thema actief ter sprake in iedere Raad Buitenlandse Zaken en in bilaterale gesprekken met Europese en G7-partners. Het is niet in het belang van dit proces en de effectiviteit van sancties om hier in verder detail inzicht in te verschaffen.
Kunt u een stand van zaken geven over de ontwikkelingen ten aanzien van de inzet van bevroren Russische tegoeden op Westerse bankrekeningen waartoe opgeroepen in de motie Dobbe c.s.? (Kamerstuk 36 410 V, nr. 65)
Conform moties Krul c.s., Dobbe c.s. en Brekelmans c.s.1 zet Nederland zich in de EU in met de ambitie om aanvullende maatregelen op basis van (rente-inkomsten van) bevroren tegoeden van de Russische Centrale Bank te onderzoeken. Ten aanzien van het gebruik van de rente-inkomsten lopen op dit moment twee sporen. Ten eerste bereikte de EU op 21 mei jl. een akkoord over het heffen van een financiële bijdrage (van 99.7%) op de rente-inkomsten over de bevroren Russische Centrale Banktegoeden, die worden aangehouden door Europese centrale effectenbewaarinstellingen. Deze heffing komt ten goede aan Oekraïne. Volgens huidige inschatting zal dit circa 3 miljard euro per jaar beschikbaar maken voor steun aan Oekraïne, waarbij de precieze inkomsten afhankelijk zijn van de ontwikkeling van de rentestanden. De eerste tranche van € 1,5 miljard rente-inkomsten is op 26 juli jl. vrijgemaakt voor Oekraïne. Ten tweede heeft de G7 op 13 juli jl. een politiek akkoord bereikt over het verstrekken van leningen ter waarde van circa 50 miljard dollar waarbij de toekomstige rente-inkomsten worden gebruikt om deze te faciliteren. Het doel is om deze lening uiterlijk eind dit jaar rond te hebben. Verdere uitwerking van dit akkoord vindt op dit moment plaats in EU-verband. De Nederlandse inzet is dat de toekomstige Europese lening door Oekraïne op korte termijn kan worden besteed daar waar de noden het hoogst zijn, dit kan militaire steun zijn, maar ook steun voor wederopbouw of compensatie van schade. Dit moet waar mogelijk in consultatie met Oekraïne worden vastgesteld en dient bovenop de steun te komen die reeds op EU-niveau door lidstaten is toegezegd. Het kabinet blijft tevens onderzoeken of aanvullende maatregelen op basis van de bevroren tegoeden kunnen worden genomen.
Kunt u een stand van zaken geven ten aanzien van het ontduiken van bestaande sancties om de druk tegen Rusland op te voeren, en wat dit betekent voor de effectiviteit van deze sancties?
Rusland is in staat gebleken om via omwegen aan gesanctioneerde goederen te komen en zodoende EU-sancties te omzeilen. Hoewel deze omwegen de aanvoer compliceren en de kosten van de goederen aanzienlijk verhogen, zijn het zorgelijke signalen, in het bijzonder waar het zogenaamde common high priority-goederen betreft. Door omzeiling actief aan te blijven pakken kunnen de EU en haar partners het voor Rusland zo kostbaar mogelijk blijven maken om zijn aanvalsoorlog voort te zetten. De aanpak van omzeiling blijft dan ook een prioriteit voor het kabinet.
Kunt u een stand van zaken geven over de effectiviteit van de aanpak om sanctie-ontduiking tegen te gaan?
Op basis van onderzoeken van de EU heeft de diplomatieke outreach van de EU-sanctiegezant, alsmede de internationale en nationale maatregelen die zijn genomen om omzeiling tegen te gaan, wisselend succes. Een aantal landen waar voorheen veel omzeiling plaatsvond heeft nu maatregelen genomen waardoor dit afneemt. De kosten voor Russische afnemers blijven onverminderd hoog. Ook het listen van schepen, betrokken bij omzeiling, heeft impact, getuige ook het recente stilleggen van twee schepen die kort daarvoor op sanctielijsten geplaatst waren. Tegelijkertijd vindt omzeiling via nieuwe routes en wisselende methoden plaats. Realisme en een lange adem zijn daarom noodzakelijk; een robuuste en adaptieve aanpak van omzeiling zal nodig blijven zolang de sancties van kracht zijn.
Welke inspanningen worden momenteel geleverd om een vervolg op de vredesconferentie van afgelopen juni in Zwitserland te organiseren waarbij Russische vertegenwoordigers wel aanwezig zijn? Zijn hierover contacten tussen Westerse en Russische diplomaten?
Sinds de vredestop in Zwitserland (15-16 juni jl.) spreekt Oekraïne met andere landen over de organisatie van een tweede vredestop dit najaar. Nederland steunt deze ambitie en benadrukt in bilaterale gesprekken met andere landen de noodzaak om blijvende steun voor dit vredesproces om een rechtvaardige en duurzame vrede in Oekraïne te kunnen bewerkstelligen. Het kabinet moedigt landen, onder andere in bilaterale contacten, aan om een volgende vredesbijeenkomst te organiseren dan wel om deel te nemen aan deze vredesbesprekingen. Het kabinet onderstreept dat de principes van het VN-Handvest, zoals territoriale integriteit en soevereiniteit op basis van de internationaal erkende grenzen, de basisvoorwaarden voor zo’n proces moeten zijn, en dat Oekraïne het volste recht heeft zichzelf te blijven verdedigen. Het is aan Oekraïne om te bepalen wanneer en onder welke voorwaarden vredesbesprekingen plaatsvinden.
Rusland continueert zijn agressie tegen Oekraïne en maakt geen aanstalten zijn troepen uit Oekraïne terug te trekken. Rusland toont geen enkele serieuze intentie om een vredesproces te starten. Het kabinet kan geen uitspraken doen over wat andere landen in hun diplomatieke contacten bespreken met de Russische overheid, maar onderschrijft het grote belang van Russische deelname in besprekingen over het bewerkstelligen van een rechtvaardige en duurzame vrede in Oekraïne. Het kabinet moedigt derde landen die nauwere banden hebben met Rusland dan ook aan om Rusland te stimuleren een volgende keer wel aanwezig te zijn. In dit verband zij gemeld dat Oekraïne zelf ook meerdere malen publiekelijk heeft bevestigd dat het de wens heeft dat Rusland deelneemt.
Het bericht ‘Zorgen over verkeerde hulp aan eenzame mensen door 'aanbestedingscircus'’. |
|
Jimmy Dijk , Sarah Dobbe |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Zorgen over verkeerde hulp aan eenzame mensen door het aanbestedingscircus»1?
Eenzaamheid is een complex probleem en verschilt van mens tot mens. Dat geldt ook voor de oplossingen. Dat maakt eenzaamheid tegengaan echt maatwerk. Iemand kan geholpen zijn bij activiteiten gericht op ontmoeting als netwerkversterking, terwijl iemand met sterke eenzaamheid meer gebaat is bij persoonlijke hulp. Gemeenten zijn als dichtstbijzijnde overheid heel goed in staat hier invulling aan te geven en zijn derhalve ook primair verantwoordelijk voor de passende inrichting van hulp aan mensen die zich eenzaam voelen.
Gemeenten kunnen bij de financiering van deze hulp kiezen voor zelf uitvoeren (inbesteden), of de hulp te organiseren en financieren via selectieve inkoop (aanbesteden) of open house, of via subsidie. Zie voor een uitgebreide toelichting hierop ook de Kamerbrief van 17 april 2024.2 Indien een gemeente kiest voor inkoop via aanbesteden dan moet zij de (Europese) aanbestedingsregels volgen. Deze keuzemogelijkheden laten gemeenten voldoende ruimte om met behulp van de regionale of gemeentelijke beleidsvisie de juiste keuze te maken om passende zorg(continuïteit) voor mensen die zich eenzaam voelen goed in te richten. Aandachtspunten daarbij zijn: inzet van beleidsadviseurs die bekend zijn met de regionale of lokale situaties, inzet van deskundige inkoopadviseurs die in staat zijn om een reële vertaalslag te maken van beleid naar inkoop, lange termijn-contracten, goede monitoring en contractmanagement. De regio-adviseurs van het Ketenbureau i-Sociaal Domein kunnen gemeenten helpen bij het maken van deze keuzes. Het Ketenbureau i-Sociaal Domein werkt samen met alle partners, zoals gemeenten en zorgaanbieders, aan een sterkere keten in het sociaal domein met minder administratieve lasten, betere informatievoorziening en meer eenvoud in de uitvoering. Ik zet me ervoor in om de ondersteuning via het Ketenbureau i-Sociaal Domein te blijven optimaliseren.
Bent u het eens met de analyse: «Door die aanbestedingstrajecten ontstaat een perverse prikkel: om een opdracht binnen te halen, verzinnen aanbieders dingen die leuk klinken in de oren van de ambtenaren die hun offerte beoordelen. Maar ze helpen voor geen zier tegen eenzaamheid. Zonde van de energie. Zonde van het geld»?
Nee, daar ben ik het niet mee eens; maar ik herken wel het beeld dat wordt geschetst over aanbesteden. Het is primair aan gemeenten het Wmo (inkoop)beleid vorm te geven en te zorgen voor passende ondersteuning aan mensen die zich eenzaam voelen binnen de kaders van de wet. Er is geen algemene wettelijke verplichting in het sociaal domein om aan te besteden. Indien een gemeenten kiest voor inkoop via aanbesteden dient zij de (Europese) aanbestedingsregels te volgen. De aanbestedingsregels bieden gemeenten voldoende vrijheid om een goede selectie van aanbieders te maken door, voorafgaand aan de opdracht, proportionele eisen en/of gunningscriteria te stellen aan potentiële aanbieders. Daarmee kan de gemeente de inschrijving door de potentiële aanbieder vervolgens op een transparante en objectieve beoordelen. Nadat de opdracht definitief is gegund is het vervolgens aan gemeenten om goede monitoring en contractmanagement in te richten, waarbij regelmatig wordt getoetst of aanbieders ook tijdens de opdracht (blijven) voldoen aan de eisen van de opdracht.
Deelt u de zorgen zoals verwoord door de experts dat het aanbestedingscircus kan leiden tot verkeerde hulp of het onnodig verbreken van de relatie tussen zorgverleners en mensen zie zorg nodig hebben?
Ik begrijp de zorgen, maar ondersteun de onderliggende analyse niet. Er is geen algemene wettelijke verplichting in het sociaal domein om aan te besteden. Indien de gemeente kiest voor inkoop via aanbesteden kan zij bijvoorbeeld gemotiveerd kiezen voor lange termijncontracten (te denken valt bijvoorbeeld aan 6 tot 9 jaar) en/of de inspanningsverplichting voor de aanbieders om mee te werken aan de overname van personeel nader contractueel vast te leggen.3 Daarnaast kan een gemeente de uitvoering van de contracten beter borgen door een goede gemeentelijke klachtenregeling, goede monitoring en goed contractmanagement in te richten. Het Ketenbureau i-Sociaal Domein kan gemeenten helpen bij het maken van de juiste keuzes. Ik zet me ervoor in om de ondersteuning via het Ketenbureau i-Sociaal Domein te optimaliseren.
Deelt u de mening dat de vaste relatie tussen zorgverlener en mensen die zorg ontvangen belangrijk is voor goede zorg, en dat het zorgsysteem zo moet worden ingericht dat deze vertrouwde relatie altijd behouden kan blijven zolang de zorg nodig is en de zorgverlener beschikbaar is?
In zijn algemeenheid ben ik van mening dat continuïteit in de relatie tussen een zorgverlener en mensen die zorg ontvangen, zolang de zorg nodig is en de zorgverlener beschikbaar is, een belangrijk uitgangspunt is voor goede zorg en ondersteuning. Daarnaast zijn ook andere elementen van belang voor het verlenen van goede zorg, zoals kwalitatief goede dienstverlening.4 Een vaste relatie tussen een zorgverlener en mensen die zorg nodig hebben, kan in de praktijk om diverse redenen niet altijd worden voortgezet. Dit komt bijvoorbeeld door keuzes in arbeidsmobiliteit van de zorgmedewerkers zelf en de schaarste op de arbeidsmarkt in combinatie met de omvang van de zorgvraag (bijvoorbeeld binnen een gemeente). Hierdoor moeten er door aanbieders en gemeenten soms andere (personele) keuzes worden gemaakt. Gemeenten kunnen de continuïteit in de relatie tussen zorgverlener en mensen die zorg ontvangen in de basis wel beter borgen door bijvoorbeeld het gemotiveerd kiezen voor lange termijncontracten. Tot slot kunnen ook de omstandigheden van de mensen die zorg en ondersteuning ontvangen, wijzigen, waardoor kennis en kunde van een andere medewerker noodzakelijk zijn. Goede zorg blijft mensenwerk.
Deelt u de mening dat volgens de Wet overgang onderneming, maar bijvoorbeeld ook de CAO Welzijn en Maatschappelijke dienstverlening de relatie zorgverlener en mensen die zorg ontvangen in stand zou moeten blijven, ongeacht welke instelling de zorg uitvoert? Hoe vaak gebeurt dit niet? Waarom wordt dit niet nageleefd?
Nee, die mening deel ik niet. Het doel van de Wet overgang onderneming is de positie van werknemers te beschermen als de onderneming waarvoor zij werkzaam zijn, wordt overgedragen aan een andere onderneming. In de Wet overgang onderneming wordt geregeld dat de werknemers die werkzaam zijn in het onderdeel onderneming dat wordt overgedragen, automatisch en met behoud van hun bestaande rechten en plichten mee overgaan. Te denken valt daarbij bijvoorbeeld aan het behoud van alle arbeidsvoorwaarden. Deze wet heeft niet expliciet als doel om de relatie zorgverlener en mensen die zorg ontvangen in stand te houden, ongeacht welke instelling de zorg uitvoert. Dat kan overigens wel een wenselijk bijeffect zijn.
Voor de CAO Sociaal Werk, welzijn en maatschappelijke dienstverlening5 geldt ook dat deze cao niet expliciet als doel heeft de relatie tussen zorgverlener en mensen in de zorg in stand te houden, ongeacht welke instelling de zorg uitvoert. In de CAO Sociaal Werk zijn er wel bepalingen over overname van personeel bij een aanbestedingsprocedure opgenomen.6 Indien er geen sprake is van overgang van onderneming dan geldt de afspraak uit de CAO Sociaal Werk dat de werknemers een recht hebben op een dienstverband indien zij benodigd en geschikt zijn. Dit biedt ook de verkrijgende organisatie nog enige ruimte om werknemers wel of niet over te nemen.
In zijn algemeenheid geldt dat het waar mogelijk borgen van de zorgcontinuïteit wel is geregeld in nadere wet- en regelgeving, zoals bijvoorbeeld in de Wmo 2015. Uit de Wmo 2015 volgt dat gemeenten, zoveel mogelijk, rekening moet houden met de continuïteit van de relatie tussen hulpverlener en cliënt. De gemeente heeft als het gaat over het beschikbaar stellen van maatschappelijke ondersteuning haar eigen verantwoordelijkheid als goed opdrachtgever. Voor aanbieders geldt op basis van de Wmo 2015 voor opdrachten verstrekt op basis van een overheidsopdracht (aanbestedingsprocedure) een inspanningsverplichting.7 Deze inspanningsverplichting houdt in dat de nieuwe aanbieder met de aanbieders die vóór hem in opdracht van de gemeenten een soortgelijke voorziening hebben verleend, in overleg treden over de overname van het betrokken personeel. Van de gemeente wordt verwacht dat zij hierop toezicht houden en ervoor zorgdragen dat afspraken hierover tussen aanbieders en de gemeenten in goede samenwerking worden uitgevoerd. Gemeenten kunnen daaraan via de contracten ook nadere eisen stellen voorafgaand aan de inkoopprocedure.
Ik heb geen informatie over het al dan niet in stand houden van vaste zorgrelaties in de praktijk. Mijn verwachting is dat dit in de praktijk, bijvoorbeeld door krapte op de arbeidsmarkt of het ontbreken van gewenste competenties bij betrokken medewerkers, niet altijd kan worden gewaarborgd.
Wat is de voortgang van de uitvoering motie Dijk2 om aanbesteden van zorg niet meer wettelijk verplicht te stellen?
De motie Dijk waarin de regering wordt verzocht om het aanbesteden van zorg niet langer verplicht te stellen, is beantwoord door mijn ambtsvoorganger in de Kamerbrief van 17 april 2024.9 In dit antwoord is toegelicht dat er geen algemene wettelijke verplichting is in het sociaal domein om aan te besteden. Gemeenten kunnen bij de financiering van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning kiezen voor zelf uitvoeren (inbesteden), of de hulp en maatschappelijke ondersteuning te organiseren en financieren via selectieve inkoop (aanbesteden) of open house, of via subsidie. Als de gemeente kiest voor aanbesteden dan moeten de (Europese) aanbestedingsregels worden gevolgd. Gelet op de diversiteit in financieringskeuzes van jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning is er vooralsnog geen aanleiding geweest om het huidige systeem van aanbesteden te vervangen.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat gemeenten stoppen met aanbesteden van zorg?
Er is geen algemene wettelijke verplichting in het sociaal domein om aan te besteden. Er zijn diverse andere financieringskeuzes mogelijk. Voor een toelichting verwijs ik naar de inhoud van de eerdergenoemde Kamerbrief van 17 april 2024. Het Ketenbureau i-Sociaal domein kan gemeenten helpen bij het maken van de financieringskeuzes. Ik zet me ervoor in om de ondersteuning via het Ketenbureau i-Sociaal Domein te optimaliseren.
Het bericht dat er onvoldoende budget is in 2024 voor de langdurige zorg |
|
Sarah Dobbe |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat uit prognoses van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) blijkt dat het budget voor de langdurige zorg in 2024 onvoldoende is om alle noodzakelijke zorg te vergoeden?1
Ja.
Hoe beoordeelt u dit bericht in het licht van de extra bezuinigingen van 310 miljoen euro op het WLZ-kader die dit jaar nog zijn doorgevoerd?
Er is geen sprake van extra bezuinigingen van 310 miljoen op het Wlz-kader. Bij de voorjaarsbesluitvorming 2024 heeft het vorige kabinet geoordeeld dat de gereserveerde herverdeelmiddelen niet nodig waren. Dit besluit is destijds genomen op basis van de inzichten in de februaribrief van de NZa. In de julibrief heeft de NZa haar inzichten geactualiseerd. Op basis hiervan is er sprake van een verwacht tekort op het Wlz kader 2024.
Ik vind het belangrijk dat zorgkantoren voldoende zorg in kunnen kopen voor mensen die daar op grond van de Wlz recht op hebben en dit dus ook nodig hebben. Het dreigende tekort in 2024 stelde het nieuwe kabinet voor een financiële opgave. Bij de financiële besluitvorming over de begroting zijn extra middelen vrijgemaakt om dit tekort op te lossen. Zoals toegelicht in mijn definitieve kaderbrief Wlz 20252 is het beschikbaar gestelde Wlz-kader voor 2024 verhoogd met een bedrag van € 201 miljoen en daarmee toereikend om voldoende zorg in te kopen.
Heeft u kennisgenomen van de waarschuwingen van Actiz, de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland, de Nederlandse GGZ, Zorgverzekeraars Nederland, zorgverleners (in actie op 25 juni 2024), FNV, CNV en Nu91 tegen de extra bezuinigingen op de langdurige zorg (WLZ-kader) dit jaar?
Ja.
Hoe zijn al deze verschillende waarschuwingen tegen de extra bezuiniging van 310 miljoen op het WLZ-kader in 2024 beoordeeld door het kabinet? Kunnen we alle stukken met betrekking deze beoordeling en afweging ontvangen?
Mijn ambtsvoorganger heeft op deze waarschuwingen gereageerd via de oplegbrief aan de Tweede Kamer bij de voorlopige kaderbrief Wlz 2025 van 19 juni 20243. In deze brief treft u alle informatie over de beoordeling en afwegingen die tot dit besluit hebben geleid. In de beslisnota die tegelijkertijd met voornoemde brief is meegestuurd naar uw Kamer is terug te lezen op welke afwegingen deze beoordeling is gebaseerd. Er zijn geen verdere stukken beschikbaar.
Op 13 februari dit jaar deed de rechter al uitspraak over de noodzaak van de herberekening van het richttariefpercentage voor gehandicaptenzorg en op 16 februari dit jaar werd amendement Dobbe om de bezuinigingen van 193 miljoen op de langdurige zorg terug te draaien breed door de Tweede Kamer aangenomen; hoe kan het zo zijn dat nu in de prognoses van de NZa blijkt dat hier niet tijdig rekening mee is gehouden?
De zorgkantoren hebben pas op 31 mei 2024 een besluit genomen om de richttarieven voor 2024 te verhogen naar aanleiding van de rechterlijke uitspraak. Het was voor de NZa daarom niet mogelijk om de financiële effecten hiervan eerder te berekenen dan in de julibrief.
Met de financiële impact van het amendement Dobbe is direct rekening gehouden in de hiervoor genoemde voorlopige kaderbrief Wlz 2025. Hierin is toegelicht dat er voor het jaar 2024 een extra bedrag van € 193 miljoen is vrijgemaakt voor de uitvoering van dit amendement. Voor de NZa kwam het amendement Dobbe te laat om nog mee te kunnen nemen in haar februaribrief. Zij heeft dit vervolgens wel meegenomen in haar julibrief.
77 miljoen euro van de 310 miljoen euro bezuiniging op het WLZ-kader is structureel en werkt ook na 2024 door; deelt u de mening dat deze extra structurele bezuiniging op de langdurige zorg onverantwoord is en bent u bereid deze terug te draaien?
Hier is geen sprake van een bezuiniging, maar van een aanpassing van het Wlz kader door het vorige kabinet op basis van de uitvoeringsinformatie uit de februaribrief van de NZa.
Bij de financiële besluitvorming over de begroting heeft het kabinet de meest recente uitvoeringsinformatie uit de julibrief van de NZa betrokken. Op grond daarvan zijn extra middelen vrijgemaakt. Zoals toegelicht in de definitieve kaderbrief Wlz 2025 is het Wlz-kader met een structureel bedrag van € 201 miljoen verhoogd. Daarmee is het budget toereikend om voldoende zorg in te kopen.
Welke gevolgen heeft dit tekort voor de zorg voor ouderen, de gehandicaptenzorg en de geestelijke gezondheidszorg? Graag een toelichting.
Ik vind het belangrijk dat zorgkantoren voldoende zorg in kunnen kopen voor mensen die daar op grond van de Wlz recht op hebben. Op basis van de meest recente uitvoeringsinformatie van de NZa stuur ik erop dat het Wlz-kader toereikend is. Deze systematiek heeft er de afgelopen jaren steeds toe geleid dat alle geleverde zorg vanuit het beschikbare Wlz-kader kon worden betaald.
Het dreigende tekort over 2024 is opgelost bij de financiële besluitvorming binnen het kabinet over de begroting. Zoals ik hiervoor heb toegelicht is het Wlz-kader met een bedrag van € 201 miljoen structureel verhoogd en daarmee toereikend om voldoende zorg in te kopen.
Bent u het ermee eens dat er noodzakelijke zorg altijd gegeven moet kunnen worden?
Ja.
Bent u het ermee eens dat er altijd voldoende budget ingeboekt moet worden om noodzakelijke zorg te kunnen geven?
Ja.
Bent u het ermee eens dat het problematisch is dat de NZa nu moet constateren dat er onvoldoende budget voor noodzakelijke zorg is ingeboekt?
Ja, want het verwachte tekort op het Wlz-kader stelde het kabinet voor een ingewikkelde financiële opgave. Zoals ik hiervoor heb aangegeven is hiervoor een passende oplossing gevonden in de financiële besluitvorming over de begroting.
Bent u het met ons eens dat de extra doorgevoerde bezuiniging van 310 miljoen euro in 2024 op het WLZ-kader onverantwoord was? Graag een toelichting.
Nee, ik deel niet dat er sprake is van een bezuiniging van 310 miljoen euro. Ik constateer wel, met de kennis van nu, dat het vorige kabinet in haar raming zodanig scherp aan de wind heeft gevaren, dat het kabinet voor een forse financiële opgave stond om het Wlz-kader toereikend vast te stellen. Het dreigende tekort is opgelost door extra middelen vrij te maken voor de Wlz bij de besluitvorming over de begroting.
Bent u het, naar aaanleiding van deze nieuwe definitieve prognose van de NZa, bereid deze bezuiniging op het WLZ-kader voor 2024 alsnog terug te draaien om tekorten op noodzakelijke zorg te voorkomen, zoals bijvoorbeeld ook voorgesteld in amendement Dobbe in (36 550 XVI) of op een andere manier deze bezuiniging ongedaan te maken?
Zoals ik hiervoor heb aangegeven was er geen sprake van een bezuiniging van 310 miljoen euro. Maar zoals gebruikelijk heb ik de inzichten uit de julibrief van de NZa betrokken bij de financiële besluitvorming van het kabinet. Op grond van de prognose van de NZa uit de julibrief zijn extra middelen vrijgemaakt. Zoals toegelicht in de definitieve kaderbrief Wlz 2025 is het Wlz-kader met een structureel bedrag van € 201 miljoen verhoogd. Daarmee is het budget toereikend om voldoende zorg in te kopen.
Bent u bereid om de verder ingeboekte bezuinigingen op de langdurige zorg te schrappen om ervoor te zorgen dat er niet nog meer tekorten ontstaan om noodzakelijke zorg te kunnen verlenen, en dit ook te verwerken in de begroting VWS 2025? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik heb toegelicht is er in 2024 geen sprake van een bezuiniging op Wlz-zorg, maar is de raming voor het benodigd Wlz-kader door het vorige kabinet geactualiseerd op basis van uitvoeringsgegevens uit de februaribrief van de NZa. Het is mijn verantwoordelijkheid om de langdurige zorg toegankelijk, betaalbaar en van goede kwaliteit te houden. In het Hoofdlijnenakkoord zijn bovendien financiële afspraken gemaakt over de zorg en over de sturing op de overheidsfinanciën in het algemeen. Dat betekent dat ik de gevraagde garantie niet kan geven. Wel mag u van mij verwachten dat ik mij inzet voor een toereikend Wlz-kader om de benodigde zorg voor de kwetsbare Wlz-cliënten te kunnen betalen. Dit blijkt ook uit de extra middelen van € 201 miljoen structureel die ik via de definitieve kaderbrief Wlz 2025 beschikbaar heb gesteld.
Bent u bereid om deze vragen een voor een te beantwoorden?
Ja.