Het bericht ‘Slachtoffers moeten te lang wachten tot er wat gebeurt met hun aangifte' |
|
Lilian Helder (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u bericht «Slachtoffers moeten te lang wachten tot er wat gebeurt met hun aangifte»?1
Ja.
Hoeveel misdrijven worden er per maand niet opgelost door het tekort aan officieren van justitie?
Hiervan wordt geen registratie bijgehouden, het registratiesysteem biedt daarvoor geen mogelijkheid.
Hoeveel meer zaken worden er per maand geseponeerd door het tekort aan officieren van justitie?
Hiervan wordt geen registratie bijgehouden, het registratiesysteem biedt daarvoor geen mogelijkheid.
Bent u het eens met de stelling dat het niet uit te leggen is aan slachtoffers dat zij nu veel langer moeten wachten tot er werk wordt gemaakt van hun aangifte (als er überhaupt al werk van wordt gemaakt) omdat het College van procureurs-generaal heeft zitten slapen? Zo nee, waarom niet?
Als zaken lang blijven liggen, is dit inderdaad onwenselijk en moeilijk aan slachtoffers uit te leggen. Daarom heeft dit kabinet maatregelen genomen. Het OM (en de rechtspraak) krijgt structureel extra budget om de organisatie toekomstbestendig te maken, onder meer in termen van capaciteit, wendbaarheid, kwaliteit van de informatievoorziening, digitalisering en innovatie voor verbetering van de ketensamenwerking.
Waarom heeft het College van procureurs-generaal niet gereageerd op de brandbrief van de Vakvereniging voor officieren en rechters (NVvR)? Bent u bereid het College hierop aan te spreken?
Het College deelt de zorgen van de NVvR, waarbij de aandacht van het College uiteraard uitgaat naar alle functiegroepen, en is daarover al langere tijd met de NVvR in gesprek. Het College heeft mij laten weten dat de overtuiging dat er niet op de brief van de NVvR gereageerd zou zijn, op een misverstand moet berusten. Het College heeft diezelfde maand nog in een brief aan de NVvR uiteengezet welke initiatieven al zijn ingezet. Het College heeft in zijn reactie uitleg gegeven over de acties en maatregelen die al in gang zijn gezet om zowel op de korte als lange termijn bij te dragen aan het terugdringen van de werkdruk.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat er een zo snel mogelijk een einde komt aan de onderbezetting van officieren van justitie en dat misdrijven niet langer onnodig onopgelost blijven? Zo nee, waarom niet?
Het OM (en de rechtspraak) krijgt structureel extra budget om de organisatie toekomstbestendig te maken, onder meer in termen van capaciteit, wendbaarheid, kwaliteit van de informatievoorziening, digitalisering en innovatie voor verbetering van de ketensamenwerking. In totaal, inclusief onder meer extra middelen voor ondermijning, krijgt het OM in de periode van 2020 tot 2027 circa 100 miljoen aan extra middelen structureel.
Het OM is bovenop de reguliere instroom van officieren van justitie reeds vorig jaar gestart met het in drie jaar laten instromen en opleiden van 250 officieren van justitie. Daarbij wordt gebruik gemaakt van nieuwe methoden om ook in de huidige arbeidsmarkt kandidaten te werven en te selecteren. Verder is de wijze van opleiden gemoderniseerd en zijn de loopbaanpaden geconcretiseerd om het werken bij het OM aantrekkelijker te maken. Deze maatregelen zijn ingezet om het tekort aan personeel terug te dringen. Ook is er voor de zomer al extra geld naar de arrondissementsparketten gegaan om maatregelen te kunnen treffen ter verlichting van de werkdruk.
Verder blijkt uit recent tijdsbestedingsonderzoek van het OM dat officieren van justitie relatief veel tijd moeten besteden aan werkzaamheden die niet direct in verband staan met het behandelen van strafzaken, zoals o.a. beleidsoverleggen met ketenpartners. Om de werkdruk te verlichten heeft Het College de ambitie het volume van deze indirecte werktijd terug te dringen. Medewerkers met een ander type functie, zoals beleidsmedewerkers en interventiespecialisten, worden vaker voor dit type werk ingezet. Verder is afgesproken dat Officieren van Justitie die werken in management- en beleidsfuncties een vastgesteld aantal uren per maand op strafzaken worden ingezet.
Tot slot is haperende ICT een van de oorzaken van de hoge werkdruk bij het OM. Het OM heeft hiervoor een programma opgezet gestart om de continuïteit van de ICT te waarborgen en het aantal verstoringen is de laatste maanden afgenomen. Middels het verbeteren van de randvoorwaarden waaronder officieren hun werk moeten doen (zoals het verbeteren van de ICT) – moet het OM beter in staat zijn de werkdruk tegen te gaan.
Bent u het eens met de stelling dat deze structurele onderbezetting bij het Openbaar Ministerie ook negatieve gevolgen heeft voor de politie? Zo ja, wat gaat u er aan doen?
Als het OM strafzaken in behandeling neemt, dient het OM deze zorgvuldig en voortvarend af te ronden. Ik begrijp dat het frustrerend kan zijn voor de politie als zaken blijven liggen of wegens capaciteitsgebrek geseponeerd worden. De politie heeft immers werkzaamheden verricht die niet worden afgerond met, bijvoorbeeld, een vonnis van een rechter.
Erkent u dat het voor de politie, die ook kampt met een structureel capaciteitsprobleem, onacceptabel is dat zaken die zij doorstuurt naar het Openbaar Ministerie, blijven liggen en/of uiteindelijk worden geseponeerd?
Zie antwoord vraag 7.
Zo ja, gaan u en de voorzitter van het College van procureurs-generaal hiervoor excuses aanbieden nu dit probleem al jaren speelt en er herhaaldelijk op is gewezen?
Naar de oorzaken van toegenomen druk op de capaciteit van de organisaties binnen de strafrechtketen is onderzoek gedaan. Mijn ambtsvoorganger heeft u met een brief van 26 juni 20202 over de uitkomst geïnformeerd. Geconstateerd werd dat verschillende maatschappelijke ontwikkelingen, waaronder digitalisering en internationalisering van criminaliteit en sterk toegenomen inzet voor ondermijnende criminaliteit, het werk complexer hebben gemaakt en hebben bijdragen aan een hogere werkdruk. Daarnaast heeft een veelheid aan wets-en beleidswijzigingen geresulteerd in een hogere werkdruk, vanwege de organisatorische implicaties ervan voor de betrokken organisaties. In de afgelopen jaren zijn daarnaast door de coronacrisis de voorraden gestegen, waardoor de druk extra is verhoogd. Het gaat hier om omstandigheden waar de ketenorganisaties weinig invloed op hebben, maar waar ze wel door geraakt worden. Samen met de ketenorganisaties, met inbegrip van het OM, werken we er hard aan om de werkdruk te verlagen en de doorlooptijden te verbeteren. Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 6, zijn hiervoor de nodige maatregelen getroffen.
Kent u de berichten «Miljoenen voor de schijn van daadkracht» en «Honderden miljoenen verdwenen in strijd tegen georganiseerde misdaad»?1, 2
Ja.
Klopt het dat tussen 2017 en 2022 ruim € 900 miljoen is vrijgemaakt voor de bestrijding van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit? Zo nee, wat is dan het juiste bedrag?
Ja, dat klopt. Van 2017 tot 2022 is in totaal 926 miljoen euro vrijgemaakt voor de bestrijding van ondermijnende criminaliteit, waarvan het overgrote deel in 2022 (zie tabel3. In onderstaande tabel worden deze beschikbare middelen weergegeven, ingedeeld in incidentele middelen, bijvoorbeeld incidentele bijdrage Ondermijning, en structurele middelen, bijvoorbeeld Versterking ondermijning.
Een specificatie van de besteding naar opgaven is opgenomen in de financiële bijlage van de Najaarsbrief georganiseerde, ondermijnende criminaliteit.4
Klopt het dat dit bedrag (grotendeels) is besteed aan vele projecten, werkoverleggen en/of taskforces? Zo nee, waar is het dan aan besteed?
Het geld is besteed aan de brede aanpak van ondermijnende criminaliteit. We hebben over de hele linie geïnvesteerd: van het voorkomen van georganiseerde criminaliteit, tot het doorbreken, stoppen en bestraffen als die criminaliteit toch plaatsvindt. Zo zijn er nu structureel meer mensen om de organisaties die zich bezig houden met de aanpak van ondermijning te versterken, zoals de politie en het Openbaar Ministerie. Daar komen ook in de komende jaren nog meer mensen bij. Er is geld voor werkwijzen zoals digitale opsporing en kunstmatige intelligentie, en verbetering van bijv. forensische opsporing. Met het Ondermijningsfonds zijn we begonnen met vooral veel projecten in de regio’s financieren, om te zorgen dat de aanpak zo goed mogelijk aansloot op de lokale context en flexibel genoeg om aan te passen als dat nodig bleek. De projecten waren bedoeld om in een afgebakende periode een probleem op te lossen of het fundament voor de toekomstige oplossing te bouwen. Bijvoorbeeld door de lokale vastgoedsector goed in beeld te krijgen zodat criminelen daar minder kansen krijgen, of vissers weerbaarder te maken tegen verzoeken om drugs op te pikken op zee.5
Over al deze middelen is de Tweede Kamer in de volgende brieven geïnformeerd:
Kamerstuk 29 911, nr. 212: Versterking aanpak ondermijning: actuele stand van zaken. Bevat uitwerking van het Ondermijningsfonds (€ 100 mln.) en de toelichting over hoe de gelden zijn verdeeld over de regio’s t.b.v. de regionale versterking.
Kamerstuk 29 911, nr. 254: Contouren breed offensief tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit. In deze brief wordt geschetst hoe het incidentele geld van de Najaarsnota 2019 zal worden besteed.
Kamerstuk 29 911, nr. 281: Uitwerking breed offensief tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit. In deze brief is uitgewerkt hoe het geld wat bij Voorjaarsnota 2020 beschikbaar kwam werd verdeeld.
Kamerstuk 29 911, nr. 329: Extra investeringen in het breed offensief tegen ondermijnende criminaliteit. Deze brief bevat de verdeling van de middelen die met de ontwerpbegroting 2022 beschikbaar zijn gesteld.
Ten koste van welke onderdelen van de bestrijding van criminaliteit is het betreffende bedrag gebracht? Is er geld weggehaald (op welke begrotingstechnische manier dan ook) bij de politie?
Het bedrag is niet ten koste gegaan van andere onderdelen van de bestrijding van criminaliteit: er zijn extra middelen beschikbaar gesteld. Met deze middelen is de aanpak langs de gehele linie versterkt. Ook in de politie is fors geïnvesteerd. Naast de structurele middelen (€ 434 miljoen) die met de ontwerpbegroting 2022 beschikbaar zijn gekomen voor de aanpak van ondermijning, is er vanuit de motie-Hermans (€ 200 miljoen) geïnvesteerd in de politie. Ook maakt het kabinet met het coalitieakkoord Rutte IV € 200 miljoen euro vrij voor de politie. Vanuit al deze gelden wordt in totaal voor ruim € 500 miljoen geïnvesteerd in de politie.
Hoeveel agenten (blauw op straat) vertegenwoordigt een bedrag van € 900 miljoen?
Het uitgangspunt van de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit is dat alleen een aanpak over de gehele linie (van preventie tot repressie) en op alle niveaus (van lokaal tot nationaal tot internationaal) succesvol kan zijn in het duurzaam terugdringen van deze zware criminaliteit. Blauw op straat maakt daar een belangrijk onderdeel van uit, maar alleen extra agenten gaat niet zorgen voor minder (georganiseerde) criminaliteit, of in het algemeen meer veiligheid voor Nederland. Ondermijnende criminaliteit speelt zich immers niet alleen af op straat. Daarom besteden we ook geld aan bijv. preventie, het afpakken van crimineel geld en het voorkomen dat drugs ons land binnenkomen.
Gelet op de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, is het daarnaast niet reëel dat voor € 900 miljoen aan agenten geworven zou kunnen worden. Verder zijn agenten het meest waardevol als zij hun werk kunnen doen in de brede aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Daarom hebben we naast extra geld voor de politie ook middelen vrijgemaakt voor andere essentiële partners binnen de brede aanpak, zoals het Openbaar Ministerie, de rechtspraak, de Dienst Justitiële Inrichtingen en de reclassering. Qua agenten gaat het niet alleen om blauw op straat, maar ook om rechercheurs met specialistische kennis, zoals cyber of financieel. Het oprollen van criminele netwerken vergt nauwe samenwerking, ook met organisaties zoals de FIOD en de Douane.
Hoe gaat u het vertrouwen van de deskundigen en betrokken organisaties terugwinnen zodat de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit hier niet onder lijdt, nu blijkt dat de vorige Minister alle adviezen en waarschuwingen van alle deskundigen en betrokken organisaties naast zich neer heeft gelegd?
Bij het vormen van de aanpak van ondermijnende criminaliteit, gaan we altijd in gesprek met betrokken organisaties en deskundigen. De huidige aanpak is bijvoorbeeld voor een groot deel gebaseerd op het Pact van de Rechtsstaat, een document wat is opgesteld in overleg met het Strategisch Beraad Ondermijning6, waar alle betrokken partijen in vertegenwoordigd zijn.
Ik neem aan dat u bij deze vraag specifiek doelt op de uitspraken die de verschillende deskundigen hebben gedaan in de publicaties over het Multidisciplinair Interventie Team (MIT). Het MIT is destijds opgericht na de moord op advocaat Derk Wiersum. De zes deelnemende organisaties zijn vanaf de start betrokken bij de planvorming en de uitwerking van de besluitvorming, waarbij zes kwartiermakers -afkomstig uit de zes deelnemende organisaties- de plannen hebben opgesteld. Het MIT was een samenwerkingsverband van de bestaande handhaving-, toezicht- en opsporingsorganisaties.
Ik ben direct na aantreden als Minister in gesprek gegaan met zowel mensen van de werkvloer als uit de leiding van de samenwerkende diensten in het MIT, wetenschappers en andere professionals die bij het samenwerkingsverband betrokken zijn (geweest) en/of ontwikkelingen van het MIT hebben gevolgd. Hieruit zijn twee dingen gebleken:
Er is veel consensus over de noodzaak van samenwerking om informatie te kunnen delen voor een effectievere aanpak van de georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. De diensten hebben samen veel beter zicht op criminele fenomenen en onderliggende structuren dan zij alleen op basis van hun eigen informatie kunnen krijgen.
Maar tegelijk ook kritiek, omdat er in de opbouw van het MIT discussie en onduidelijkheid was over aansturing bij interventies en operationele slagkracht van betrokken moederorganisaties.
Daarom heb ik gekozen voor een nieuw samenwerkingsverband, de Nationale Samenwerking tegen Ondermijnende Criminaliteit, met een aangescherpte focus. Ik ga hier verder op in, in de Najaarsbrief georganiseerde, ondermijnende criminaliteit.
Kunt u garanderen dat de vervanger van het Multidisciplinaire Interventie Team (MIT), de Nationale Samenwerking Ondermijnende Criminaliteit (NSOC), wel een succes gaat worden en niet het zoveelste politieke prestigeproject?
NSOC heeft een aangescherpte operationele focus ten opzicht van het MIT, met als kerntaak het ontvlechten van de (financiële) verwevenheid van onder- en bovenwereld door met gerichte interventies te belemmeren dat de maatschappelijke infrastructuur wordt misbruikt voor criminele doeleinden. Daarbinnen richt het actieplan NSOC zich op het bestrijden van misbruik van Nederland als handelsland voor criminele waarde verplaatsingen en het verstoren van criminele bedrijfsprocessen. Hierbij wordt gefocust op vier onderwerpen: Trade Based Money Laundering (TBML), financiële dienstverleners, logistieke dienstverleners rondom de Nederlandse knooppunten en de aanpak van corruptie en geweld.
Succes is daarbij nooit gegarandeerd, zeker niet in een werkveld waar voor criminelen zoveel op het spel staat. Ik kan u wel garanderen dat het hier niet gaat om het «zoveelste politieke prestigeproject». Zoals ook wordt onderkend door de experts die geïnterviewd zijn voor de publicaties van Investico, Argos en de Groene Amsterdammer, is het van groot belang om inzicht te krijgen in de criminele structuren en hun verdienmodellen aan te pakken. We monitoren uiteraard de toegevoegde waarde van het samenwerkingsverband in deze vorm. Komend jaar zullen we samen met het veld beoordelen hoe het verder gaat.
Het bericht ‘Gespecialiseerde arrestatieteams politie hebben handen vol aan verwarde personen’ |
|
Fleur Agema (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Gespecialiseerde arrestatieteams politie hebben handen vol aan verwarde personen»?1
Ja, wij hebben kennisgenomen van het bericht.
Erkent u dat het aantal van 130.177 incidenten met verwarde personen waar de politie in 2021 moest optreden aantoont dat er nog steeds sprake is van een stijging van het aantal incidenten?
De politie treedt op wanneer er een melding bij de politie (en dus niet bij de zorg of een meldpunt) binnenkomt. Het is dan meestal niet duidelijk wat de aard van de situatie is en of en welke inzet van politie nodig is, of dat iemand eigenlijk hulp of ondersteuning vanuit de zorg of het sociaal domein nodig heeft. Indien de politie ter plaatse vaststelt dat dit laatste het geval is, wordt de zorg ingeschakeld of kan er een zorgmelding worden gedaan.
In het jaar 2020 registreerde de politie 102.253 en in 2021 130.184 meldingen van incidenten van personen met verward gedrag.2 De systematiek van de E33-meldingen is in de eerste plaats bedoeld voor de ondersteuning van de dagelijkse uitvoerende werkprocessen van de politie. Zij is niet bedoeld voor, en ook niet zonder meer geschikt voor, het opleveren van stuur- of verantwoordingsinformatie. Een E33-melding is een melding van overlast door een persoon met verward gedrag en wordt door de politie met de code E33 geregistreerd in het registratiesysteem Basisvoorziening Handhaving. De E33-meldingen gaan over een breed scala aan voorvallen, waarbij niet bekend is in welk aandeel van de gevallen politie-inzet noodzakelijk was. Het aantal meldingen geeft geen beeld van de aard of omvang van de problemen van mensen met verward gedrag. Eén persoon kan ook zorgen voor meerdere meldingen, zelfs bij een enkel incident. De stijging van het aantal geregistreerde meldingen wil niet per definitie zeggen dat de groep mensen met verward gedrag groeit. Om meer inzicht te krijgen in de problematiek, werken JenV en de politie momenteel samen aan een analyse van de E-33-meldingen. Hierover zullen wij uw Kamer nader informeren middels de eerstvolgende voortgangsbrief personen met verward gedrag.
Wij zijn bezig met de uitwerking van de afspraak in het coalitieakkoord over de problematiek van personen met verward gedrag. We zetten onze jarenlange, gezamenlijke aanpak voort en stimuleren daarnaast dat de politie, de ggz en het sociaal domein intensiever gaan samenwerken en ervoor zorgen dat personen met verward gedrag tijdig zorg of ondersteuning krijgen en niet onnodig worden opgepakt. Hiermee wordt de politie ontlast. In de voortgangsbrief van 15 juli jl. hebben wij uw Kamer hierover geïnformeerd.3
Beseft u dat dit aantal incidenten betekent dat elke agent gemiddeld twee uur per dag van zijn dienst moet besteden aan de problematiek van verwarde personen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens met de stelling dat de toch al zeer schaarse politiecapaciteit hierdoor nog verder wordt aangetast?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens met de stelling dat de problematiek van de verwarde personen primair de taak is van de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en het sociale domein en niet van de politie? Zo ja, wat gaat u daar aan doen?
Bij meldingen over personen met verward gedrag die door de politie worden beoordeeld is vooraf vaak onduidelijk of inzet van de politie noodzakelijk is. Het is de taak van politie om zorg te dragen voor de handhaving van de rechtsorde en openbare orde en om hulp te verlenen aan hen die dit behoeven. Waar het deze kerntaken betreft is inzet van de politie dan ook terecht. Ditzelfde geldt voor inzet van justitie daar waar het misdrijven betreft. Echter, de zorgtaak voor deze mensen ligt niet bij de politie. De personen uit de doelgroep hebben dikwijls niet (alleen) behoefte aan inzet van de zorg, maar vragen ook om inzet van het sociaal domein in de vorm van begeleiding, schuldhulpverlening, huisvesting, werk en dagbesteding. De aanpak van het kabinet is er daarom op gericht om de samenwerking tussen ggz, politie en sociaal domein te verbeteren zodat de personen uit deze doelgroep tijdig worden toegeleid naar passende zorg en ondersteuning. Dit moet er ook toe leiden dat deze mensen niet meer onnodig in aanraking komen met politie en justitie.
Bent u het eens met de stelling dat deze jaarlijkse stijging van het aantal incidenten rondom verwarde personen betekent dat de aanpak zoals u, samen met uw collega voor Langdurige Zorg en Sport (LZS), op touw hebt gezet, niet (voldoende) resultaat levert? Zo ja, wat gaat u daaraan doen?
Er komen verschillende complexe problemen samen in de aanpak van personen met verward gedrag, wat het een taai maatschappelijk probleem maakt dat blijvend onze aandacht vraagt. De afgelopen jaren hebben we goede stappen gezet in een werkende aanpak voor personen met verward gedrag en we blijven erop inzetten om de aanpak in iedere regio te versterken. Daarbij intensiveren we onze inzet op het bevorderen van de samenwerking tussen politie, ggz en het sociaal domein. Een betere samenwerking tussen deze partijen moet erin resulteren dat personen met verward gedrag zo snel mogelijk passende zorg en ondersteuning krijgen en niet onnodig in aanraking komen met politie en justitie. Professionals uit de praktijk weten wat werkt. Er bestaan goede voorbeelden uit de praktijk die hun vruchten afwerpen. Deze voorbeelden zijn op basis van eerdere pilots in kaart gebracht. We vragen daarom politie, ggz en gemeenten om inspiratie te putten uit deze voorbeelden en om een van deze samenwerkingsvormen duurzaam te implementeren.
Voor de uitvoering van dit beleid worden middelen uit de preventieparagraaf van het coalitieakkoord ingezet. Er is structureel 39 miljoen euro extra gereserveerd voor de aanpak van personen met verward gedrag. Om zicht te hebben op de voortgang van de vorderingen per regio wordt er een dashboard vormgegeven. Deze zullen wij ook gebruiken als basis voor de informatievoorziening aan uw Kamer.
Bent u bereid om in dat kader ervoor te zorgen dat vanaf het begin van een melding rondom een verward persoon de politie samen met iemand van de zorgverlening/GGZ naar zo’n melding toe kan gaan, zodat mensen meteen op de goede plek terecht komen en niet in een politiecel belanden?
De maatregel die u in vraag 7 aanhaalt wordt ook wel «straattriage» genoemd. Afhankelijk van de lokale/regionale context kan straattriage een succesvol middel zijn om te voorkomen dat personen met verward gedrag onnodig in aanraking komen met justitie en toegeleid worden naar de juiste zorg of ondersteuning. Zo heeft men in Twente goede ervaringen met deze maatregel en is Amsterdam deze maatregel momenteel aan het ontwikkelen. Het is van belang dat politie, zorg en het sociaal domein op een goede manier samenwerken en elkaar weten te vinden wanneer nodig. Dit kan, afhankelijk van de lokale context, ook op een andere wijze worden georganiseerd. De partners in de uitvoeringspraktijk weten het best hoe dat ingevuld kan worden. Het Rijk deelt daarnaast, onder andere binnen het Actieprogramma Grip op Onbegrip en met de regioadviseurs Zorg en veiligheid, voorbeelden uit de praktijk zoals straattriage met gemeenten en regio’s. Tijdens werkconferenties die per 2023 door het land worden georganiseerd zal uitgebreid worden stilgestaan bij manieren om de samenwerking in te richten, zoals geschetst in de voortgangsbrief. Het is aan regio’s zelf om hier (op basis van de voorbeelden uit de praktijk) mee aan de slag te gaan en hier gezamenlijk op goede wijze vorm aan te geven.
Bent u bereid om de succesvolle pilot in de gemeente Eindhoven als voorbeeld te nemen/landelijk uit te rollen?
Ervaring vanuit de werkplek en vanuit de praktijk leert dat een blauwdruk niet werkt. Daarom zal het Rijk aansluiten op de behoeftes van de lokale uitvoeringspartners en stimuleren dat regio’s van elkaar leren.
Aangezien zelfs het aantal meldingen waarvoor een arrestatieteam (AT) van de Dienst Speciale Interventies (DSI) van de politie moest worden ingezet, in 2021 is verdubbeld en dit jaar het aantal waarschijnlijk nog hoger zal liggen, deelt u dan de mening dat dit een volstrekt onwenselijke situatie is, zowel voor de betreffende politieagenten als de verwarde personen? Zo ja, wat gaat u daaraan doen?
De politie zal optreden op een wijze die zij passend acht. Zoals al aangegeven is het verlenen van zorg geen kerntaak van de politie. Indien er gevaar is voor de betrokkene zelf of zijn omgeving, of er sprake is van een strafbaar feit, kan dit de inzet van specialistische politiecapaciteit inhouden. Vanzelfsprekend wordt deze specialistische politiecapaciteit niet ingezet wanneer er geen veiligheidsrisico is. Het is echter bij een melding niet altijd vooraf duidelijk wat er aan de hand is. Waar sprake is van een zorg- of ondersteuningsbehoefte van de betrokkene, is ook van belang dat iemand zo snel mogelijk wordt toegeleid naar passende zorg of ondersteuning en dat politie en de hiervoor verantwoordelijke partijen elkaar goed weten te vinden. Zoals eerder aangegeven, is de verwachting dat deze samenwerking er ook toe leidt dat personen met verward gedrag niet meer onnodig in aanraking komen met de politie.
Bent u het het eens met de stelling dat de dure en specialistische politiecapaciteit van de arrestatieteams voor andere taken moet worden ingezet, zeker gezien het feit dat u van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit een topprioriteit hebt gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u het eens met politiechef de heer Sitalsing dat veel eerder en preventief moet worden ingegrepen, ofwel dat er eerder lokaal voor deze zorg budget beschikbaar moet zijn (voordat iemand als psychiatrisch wordt aangeduid)? Zo ja, bent u bereid dit met uw collega van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en/of van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) te bespreken?
Wij zijn het met dhr. Sitalsing eens dat betrokken partijen elkaar moeten weten te vinden, alsook dat het voorkomen van (escalatie van) problematiek van belang is. De in de vraag genoemde departementen werken al jaren samen aan de aanpak van personen met verward gedrag waarbij de insteek is om zo snel mogelijk passende zorg en ondersteuning te bieden. We zetten de komende periode extra in op het intensiveren van de lokale en regionale samenwerking tussen partijen om toeleiding naar de zorg en ondersteuning te versterken. In dezen wijzen wij u ook de bovengenoemde brief van 15 juli 2022.
Zo ja, vindt u niet dat ook de vraag moet worden gesteld of de zogenoemde «ambulantizering» (het buiten de kliniek laten verblijven van verwarde personen/psychiatrische patiënten) niet te ver is doorgeschoten en sommige patiënten beter in een (gesloten) kliniek dienen te verblijven dan «zelfstandig» te wonen? Zo ja, wat gaat u in dat kader, samen met uw collega van VWS, doen?
Uit onderzoek van het Trimbos Instituut4 en de Rapportage verkenning verward gedrag5 blijkt dat er geen relatie is tussen de afbouw van het aantal klinische opnameplekken (ambulantisering) en het aantal (E33-)meldingen van personen met verward gedrag bij de politie.
Wij willen graag benadrukken dat personen met verward gedrag niet één op één gelijk zijn te stellen met personen met psychische problematiek. Het betreft een bredere groep personen die kampt met veelal een combinatie van verslavings- en psychische problematiek, dementie, een (licht) verstandelijke beperking en/of levensproblemen zoals schulden of het verlies van een naaste. Daarnaast is de inzet om deze personen zoveel mogelijk in hun eigen omgeving te behandelen en ondersteuning te bieden als dat nodig is, ingegeven vanuit het oogpunt dat dit beter bijdraagt aan herstel en kwaliteit van leven. Het is aan de behandelaar om te beslissen over de meest passende zorg of ondersteuning. Dit kan zowel ambulant als klinisch zijn, afhankelijk van de problematiek van de persoon.
Heeft de regering inmiddels spijt van het sluiten van de verzorgingshuizen en het laten verdwijnen van eenderde van de intramurale GGZ-plekken door Rutte 2?
Zie antwoord vraag 12.
Hoeveel extra plekken zijn er nu nodig om het probleem structureel op te lossen?
Zoals eerder genoemd, is de groep personen met verward gedrag niet één op één gelijk te stellen aan de groep personen met een psychische aandoening. Nog minder is deze groep gelijk te stellen aan personen die baat hebben bij een klinische opname. De groep personen met verward gedrag is divers van aard en individuen binnen deze groep hebben ieder een eigen zorg- of ondersteuningsvraag. Wij zetten ons ervoor in om te zorgen dat professionals in de praktijk goed en domeinoverstijgend samenwerken om hen de juiste (combinatie van) zorg of ondersteuning te bieden. Wanneer er hiervoor extra klinische capaciteit nodig is, gaan wij hierover met partijen in gesprek.
Kunt u aangeven welk percentage van de verwarde personen dementerend is?
Nee, daartoe zijn wij niet in staat. De politie stelt bij een melding van verward gedrag geen diagnoses, de politie beschikt niet over de daarvoor vereiste medische expertise. Hierdoor is niet inzichtelijk bij welk percentage van de meldingen over verward gedrag het gaat om een persoon met dementie.
Het bericht 'Asielchaos zet politie klem' |
|
Lilian Helder (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Asielchaos zet politie klem»?1
Ja.
Waarom moet de politie-eenheid Amsterdam 10% van de beschikbare capaciteit bij de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel afstaan voor een probleem dat is veroorzaakt door uw regering?
Als gevolg van het gebrek aan opvang in Ter Apel zijn asielzoekers naar noodopvanglocaties elders in Nederland gebracht. Alleen asielzoekers die al geïdentificeerd zijn in Ter Apel zouden naar een noodopvanglocatie gebracht mogen worden. Het COA heeft echter een aantal asielzoekers, die nog niet waren geïdentificeerd ook naar noodopvanglocaties gestuurd. Het is van belang dat deze asielzoekers alsnog geïdentificeerd worden. De eenheden Noord-Nederland (Ter Apel) en Brabant-Oost (Budel) hebben niet voldoende capaciteit om de ontstane achterstand weg te werken. Daarom zijn eenheden uit de rest van Nederland gevraagd tijdelijk bijstand te leveren. Deze bijstand wordt afgeschaald zodra de achterstanden met identificatie zijn weggewerkt.
Beseft u dat dit ten koste gaat van de aanpak van mensenhandel, overlastgevende gelukszoekers en de beschikbaarheid van de politie voor de gewone burgers?
De inzet van AVIM-personeel in Ter Apel en Budel uit andere eenheden betreft een tijdelijke situatie. Dit kan inderdaad invloed hebben op de overige werkzaamheden van AVIM, zoals de toezicht- en handhavingstaken in het kader van de Vreemdelingenwet en deelname in verschillende overleggroepen. De AVIM-taken in het kader van de bestrijding van mensenhandel worden hierbij zoveel mogelijk ontzien.
Beseft u dat de politie-eenheid Amsterdam al 350 mensen tekort komt en deze taken er niet ook nog bij kunnen aangezien je mensen niet tot het oneindige kunt uitrekken? Zo ja, waarom is deze volstrekt verkeerde keuze dan gemaakt, ofwel waarom wordt de veiligheid van de burgers in Nederland en het welzijn van de politieagenten enerzijds ondergeschikt gemaakt aan het dweilen met de kraan open door de asielinstroom geen strobreed in de weg te leggen?
Ik realiseer mij zeer wel dat we veel van politiemensen door heel Nederland vragen en dat zij zich elke dag enorm inzetten voor de veiligheid van iedereen. De identificatie van asielzoekers is van groot belang om de asielaanvraag zo spoedig mogelijk af te handelen.
Kunt u uitleggen wat dit voor gevolgen heeft voor de veiligheid in Nederland in zijn geheel, aangezien deze problemen ook bij meerdere andere politie-eenheden spelen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om ervoor te zorgen dat de asielinstroom per gisteren een halt wordt toegeroepen door de grenzen te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Vanwege de opvangcrisis en de grote druk op het aanmeldcentrum in Ter Apel heeft het kabinet besloten om maatregelen te treffen. Om uit de crisis te komen en te blijven wordt integraal over de gehele keten gewerkt aan het (tijdelijk) beperken van de instroom en het versnellen van de doorstroom en uitstroom. De maatregelen aangaande het tijdelijk beperken van de asielinstroom betreffen het beperken van nareizigers en het tijdelijk niet hervestigen van nieuwe personen onder de EU-afspraken in het kader van de EU-Turkije Verklaring. Voor meer informatie omtrent deze maatregelen verwijs ik u naar de brief die hierover aan uw Kamer gestuurd is.2
Zoals bekend is het kabinet van mening dat het sluiten van de Nederlandse grenzen geen duurzame oplossing is voor het complexe migratievraagstuk. Het sluiten van de grenzen zou bovendien zeer ongewenste gevolgen hebben voor Nederlandse ondernemers, die baat hebben bij onze open economie.
Vanzelfsprekend is elke vorm van overlast en criminaliteit onacceptabel. Samen met organisaties in de migratieketen, gemeenten, politie en het OM wordt continu ingezet om de aanpak te versterken. In dat verband heeft het Kabinet structureel 45 miljoen beschikbaar gesteld om de aanpak van overlast te intensiveren.3 Onderdeel van deze versterkte aanpak is de aanstelling van een Coördinator Nationale Aanpak Overlast om ervoor te zorgen dat crimineel gedrag en overlast van vreemdelingen middels dossieropbouw en een strafrechtelijke, repressieve aanpak nog effectiever wordt. Hierover is uw Kamer op 16 september jl. geïnformeerd.4 Daarnaast zijn de middelen ter beschikking gesteld voor opvanglocaties voor kansarme asielzoekers en voor intensivering van terugkeer van overlastgevende asielzoekers door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V). De inzet van deze middelen wordt momenteel verder uitgewerkt.
Mocht u daarbij verwijzen naar verdragen, bent u bereid die verdragen dan opzij te leggen met het argument dat uw regering ook (grond)wettelijke verplichtingen heeft voor wat betreft de veiligheid en het welzijn van alle burgers in Nederland in het algemeen en de politieagenten in het bijzonder? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht 'Onderzoek naar rol OR-voorzitter politie na uitreizen jihadistische broer' |
|
Geert Wilders (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Onderzoek naar rol OR-voorzitter politie na uitreizen jihadistische broer»?1
Ja.
Klopt het dat er een onderzoek is gestart naar de voorzitter van de ondernemingsraad (OR) van de Landelijke Eenheid vanwege het feit dat haar broer een naar Syrië uitgereisde IS-terrorist is?
Het klopt dat een oriënterend onderzoek wordt ingesteld. Dit onderzoek heeft tot doel inzicht te verkrijgen in de feiten en de mogelijke rol van een of meer politiemedewerkers, om vast te stellen of er al dan niet sprake is van een redelijk vermoeden van plichtsverzuim.
Waarom is door de (toenmalige) politietop nagelaten een onderzoek te starten?
Uit het strafrechtelijk onderzoek naar de broer is gebleken dat er geen strafbare feiten zijn gepleegd door zijn zus, thans voorzitter van de OR LE. Er is daarom door de toenmalige eenheidsleiding van de LE niet gekozen voor een eigen onderzoek.
Hoe kan het dat gesteld wordt dat «haar screening voldoet» terwijl er sinds 2020 een wet geldt (Wet Screening ambtenaren van politie en politie-externen) die het verplicht om een onderzoek te starten naar gedrag, familiebanden en de directe omgeving van een politieambtenaar welke een verhoogd risico kunnen vormen voor de integriteit van de betreffende politieambtenaar?
Hoewel de wet Screening ambtenaren van politie en politie-externen is aangenomen, is die nog niet in werking getreden. Op grond van deze wet dienen de uitvoeringsregels bij AMvB te worden opgesteld. Momenteel ligt de AMvB voor adviesaanvraag bij de Raad van State. Ondanks dat deze wet en AMvB formeel nog niet in werking zijn getreden, wil dat niet zeggen dat de huidige screeningscriteria niet voldoen. De wet regelt de aanscherping en verruiming van het betrouwbaarheidsonderzoek.
Waarom is er niets gedaan met de al vijf jaar geleden binnen de Landelijke Eenheid gegeven signalen en het feit dat toen al alarm is geslagen over het feit dat de betreffende persoon een broer heeft die naar IS-gebied is afgereisd?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de beantwoording bij vraag 3.
Hoe heeft deze persoon ondanks die signalen voorzitter van de OR van de Landelijke Eenheid kunnen worden, ofwel: waarom is er geen onderzoek gedaan voordat zij deze functie kreeg?
Een Ondernemingsraad bestaat uit democratisch gekozen leden die ten behoeve van de werknemers invulling geven aan het grondwettelijk verankerde recht op medezeggenschap (art. 19 lid 2 Grondwet). Het is de taak van een Ondernemingsraad zelf om uit haar midden een voorzitter te kiezen (art. 7 van de Wet op de Ondernemingsraden). Het voorzitterschap van de OR LE is een tijdelijke rol, geen functie. Er is geen beleid binnen de politie dat een dergelijke rol een P/A2 screening vereist. De screeningsniveaus binnen de politie hebben alleen betrekking op een formele functie die iemand bekleedt, niet op een tijdelijke rol, tenzij daar andere afspraken over worden gemaakt.
Klopt het dat deze persoon inzage heeft in personeelsdossiers, waaronder die van de agenten van Bewaken en Beveiligen en de afdeling Contraterrorisme, Extremisme en Radicalisering (CTER)? Zo ja, gaat u daar persoonlijk per direct een einde aan maken?
Nee, dat klopt niet.
Klopt het dat zij ook inzage heeft in personeelsbestanden van de agenten van de Dienst Koninklijke en diplomatieke Beveiliging (DKDB)? Zo ja, gaat u daar persoonlijk per direct een einde aan maken?
Nee, dat klopt niet.
Wat is de rol van het, inmiddels weggepromoveerde, voormalige hoofd van de Landelijke Eenheid, mevrouw van den Berg?
De politiechef Landelijke Eenheid kan, als bevoegd gezag, te allen tijde een intern oriënterend of disciplinair onderzoek kan instellen. Dit is destijds niet gebeurd, zie hiervoor de beantwoording van vraag 3.
Waarom onderzoekt de politie deze zaak intern, ofwel door de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK), terwijl de rol van de politie in dezen zelf ook ter discussie staat en thans wordt onderzocht?
De politiechef Landelijke Eenheid kan, als bevoegd gezag, te allen tijde een intern oriënterend of disciplinair onderzoek instellen. Van deze bevoegdheid maakt de politiechef gebruik om inzicht in de feiten en omstandigheden te verkrijgen over de handelwijze destijds van zowel de politie als de voorzitter van de OR. In dit stadium is nog geen sprake van een vermoeden van plichtsverzuim. De aard van de aanleiding tot dit onderzoek maakt dat er voor de politiechef geen reden is om nu een extern onderzoek te gelasten.
Interne onderzoekers van de teams Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK) voeren oriënterende en disciplinaire onderzoeken uit. Voor dit onderzoek zullen medewerkers van de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK) van andere eenheden dan de Landelijke Eenheid het oriënterende onderzoek uitvoeren, zo heeft de politiechef besloten.
Is onderdeel van dat onderzoek ook dat wordt nagegaan of zij informatie van of over medewerkers van de in vragen 7 en 8 genoemde onderdelen van de Landelijke Eenheid heeft gelekt? Zo nee, bent u bereid hier alsnog per direct onderzoek naar te (laten) doen? Zo nee, waarom niet?
Over de inhoud van het onderzoek worden geen uitspraken gedaan.
Deelt u de mening dat beide onderzoeken (naar de betreffende medewerker en naar de rol van de politie) onafhankelijk en door een externe partij onderzocht moeten worden en op de kortst mogelijke termijn?
Nee, dat ben ik niet met de PVV eens. Ik heb vertrouwen in de wijze waarop beide onderzoeken momenteel plaatsvinden.
Deelt u daarnaast de mening dat de betreffende persoon vanaf heden tot het moment waarop het onderzoek is afgerond en een conclusie is getrokken, op non actief gesteld moet worden? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de korpschef als werkgever om hier een afweging in te maken. Het past niet bij mijn rol in het politiebestel mij hierin te mengen.
De trage voortgang van de onderzoeken naar de Deventer moordzaak |
|
Gidi Markuszower (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Uw ambtsvoorganger, dhr. Grapperhaus, gaf op 6 oktober 2021 aan dat het coldcase team van de politie de eerste onderzoeksresultaten over vier maanden beschikbaar zou stellen. Deze vier maanden zijn inmiddels verstreken; zijn de onderzoeksresultaten inmiddels afgerond?1 Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek, dat is uitgevoerd in opdracht van de advocaat-generaal (AG) bij de Hoge Raad, is inmiddels voltooid. De onderzoeksresultaten zijn door de AG aan de verdediging overhandigd. Vandaag heeft de procureur-generaal bij de Hoge Raad hierover een persbericht doen uitgaan.2
Is de betreffende betrokkene hierover geïnformeerd? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat dit onderzoek, begonnen in januari 2013, inmiddels ruim negen jaar duurt?
Het feitenonderzoek in de Deventer moordzaak is een vervolg op een verzoek van de verdediging tot het verrichten van nader onderzoek (op grond van artikel 461 van het Wetboek van Strafvordering) naar de aanwezigheid van een grond voor herziening van de veroordeling van de heer E. Louwes. De Adviescommissie afgesloten strafzaken (ACAS) adviseerde ook tot het verrichten van nader onderzoek.
In de periode tot en met 2018 zijn verscheidene forensische onderzoeken verricht en afgerond. Dat betrof onderzoek naar de duur van het interval tussen overlijden en aantreffen van het lichaam van het slachtoffer, DNA-onderzoek en tegenonderzoek naar de betekenis van de biologische sporen op de kleding van het slachtoffer, en technisch onderzoek van TU Delft/TNO naar de betekenis van de verkeersgegevens van het telefoongesprek dat het slachtoffer heeft gevoerd met de heer Louwes.
Na de bespreking van de onderzoeksresultaten met de verdediging van de heer Louwes, is op verzoek van de verdediging besloten tot een review van het technisch onderzoek op de plaats delict en van de technische sporendragers door forensisch onderzoekers die onder meer zijn verbonden aan een coldcaseteam van de politie te Amsterdam.
Dat reviewonderzoek heeft aanzienlijk meer tijd in beslag genomen dan vooraf was voorzien. Naast de vertraging als gevolg van het uitbreken van de coronapandemie, heeft de inzet van forensisch onderzoekers van het coldcaseteam op andere recentere zaken ervoor gezorgd dat het onderzoek in deze zaak langer heeft geduurd dan verwacht.
Deelt u de mening dat van een «spoedige voortgang» van het onderzoek, zoals gesteld door uw voorganger, totaal geen sprake is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe beoordeelt u het feit dat de betreffende medewerker van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), die destijds bij de behandeling van de Deventer moordzaak bij het gerechtshof een presentatie heeft gehouden, inmiddels in de Verenigde Staten van een zaak is gegooid als deskundige omdat hij niet geslaagd was voor zijn basisvaardigheidstests en toegaf dat hij «zelf opgeleid» was in het uitvoeren van DNA-profielen?2
De betreffende medewerker is een voormalig medewerker van het NFI. Tijdens zijn dienstbetrekking bij het NFI was hij niet bevoegd tot het uitvoeren van werkzaamheden ten behoeve van het opstellen van DNA-profielen en was dat evenmin onderdeel van zijn werkzaamheden. Betreffende medewerker was tekenbevoegd voor bloedspoorpatroonanalyse en rapporteerde enkel over dit deel van het onderzoek in de Deventer moordzaak.
Wat is de stand van zaken van de tweede fase van het onderzoek die volgens uw voorganger in oktober 2016 «een paar maanden» in beslag zouden nemen? Kunt u aangeven wanneer de resultaten hiervan uiterlijk verwacht worden? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 1.
Welke maatregelen gaat u treffen om dit onderzoek te bespoedigen? Bent u bereid de Kamer hierover te informeren?
Het onderzoek is inmiddels afgerond, zoals vermeld in het antwoord op vraag 1.
Het afnemen van de boa-status van hoofdconducteurs. |
|
Lilian Helder (PVV), Barry Madlener (PVV) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van onder andere het artikel «NS wil hoofdconducteur boa-status afnemen: «Werkt juist agressie in de hand»»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Heeft de NS hier met u over gesproken? Zo ja, hoe beoordeelt u deze actie? Zo nee, waarom niet?
NS heeft mij hierover geïnformeerd. NS is verantwoordelijk voor de veiligheid van haar reizigers en personeel. Het is daarom aan NS om over de benodigde maatregelen te besluiten, zoals de inzet van boa’s, in afstemming met de ondernemingsraad. Van belang is dat de veiligheid van reizigers en personeel kan worden gewaarborgd. NS geeft aan dat met deze wijziging de veiligheid in de trein en op stations niet in het geding komt en bespreekt maandelijks de cijfers van overlast en agressie met de ondernemingsraad en vakbonden om een vinger aan de pols te houden.
Wat zijn de gevolgen voor de veiligheid van het personeel en de treinreiziger als de boa-bevoegdheid voor hoofdconducteurs wordt afgenomen? Kunt u hierop een gedetailleerd antwoord geven dat ook in relatie staat tot de forse toename van het aantal asielzoekers in Nederland?
De verwachting van NS is dat deze wijziging geen impact zal hebben op de sociale veiligheid in de trein, vanwege de vele veiligheidsmaatregelen die in de loop der jaren al zijn genomen en de inzet van 700 Veiligheid & Service-medewerkers. De hoofdconducteur blijft aanwezig en zichtbaar op de trein. Vanuit zijn toezichthouderschap blijft hij vervoerbewijzen controleren en ziet er actief op toe dat huisregels worden nageleefd. In lastige situaties die dreigen te escaleren, of bij agressie, roept de hoofdconducteur – net zoals nu ook het geval is – de assistentie in van Veiligheid & Service-medewerkers via de meldkamer. Belangrijk om te noemen is dat de hoofdconducteur ook als toezichthouder onderdeel blijft van de veilige publieke taak (VPT). Dit betekent dat wanneer een hoofdconducteur te maken krijgt met agressie of geweld er voorrang wordt gegeven aan opsporing en vervolging van verdachten. Daarnaast worden straffen zo veel mogelijk direct toegepast en worden slachtoffers geholpen bij het verhalen van schade op de dader. Op basis van overlastmeldingen uit het verleden is de verwachting dat het aantal assistentieverzoeken van hoofdconducteurs na het vervallen van de boa-bevoegdheid met 2 tot 4% zal toenemen. NS zegt dit met de huidige bezetting van Veiligheid & Service-medewerkers te kunnen ondervangen. Ook bij een toename van het aantal reizigers, asielzoeker of niet.
Gaat de NS meer veiligheidspersoneel aannemen om de veiligheid van personeel en passagiers te waarborgen? Zo nee, waarom niet en bent u bereid hierop aan te dringen bij de NS?
Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven is het aan NS om te besluiten over de benodigde maatregelen om de veiligheid van haar reizigers en personeel te waarborgen. NS verwacht dat het aantal assistentieverzoeken iets zal gaan toenemen met 2 tot 4%, maar dat deze toename binnen de huidige werkzaamheden van de Veiligheid & Service-organisatie kan worden opgevangen. Er is flexibiliteit in de huidige capaciteit en prioritering aanwezig in het Veiligheid & Service-proces om de schommelingen in het aantal assistentieverzoeken op te vangen. Assistentieverzoeken gaan bijvoorbeeld altijd voor op een servicetaak of andere geplande taak met minder prioriteit. Daarnaast probeert NS door het analyseren van incidenten Veiligheid & Service-medewerkers met extra boa-bevoegdheden preventief in te zetten om zo incidenten zoveel mogelijk te voorkomen. NS laat weten alle maatregelen te zullen nemen die nodig zijn om de veiligheid «beheersbaar» en zo hoog mogelijk te houden voor reizigers en personeel. Als dit zou betekenen dat in de toekomst meer medewerkers Veiligheid & Service nodig zijn, dan zal NS in overleg met vakbonden en de ondernemingsraad hiertoe gezamenlijk besluiten. Als wordt besloten om meer Veiligheid & Service-medewerkers aan te trekken, dan is NS daarbij uiteraard afhankelijk van de huidige arbeidsmarkt.
Bent u van mening dat deze actie haaks staat op het eerdere verzoek van de NS, namelijk om het veiligheidspersoneel meer bevoegdheden te geven vanwege de toename van agressie op stations en in de treinen?2
NS vraagt niet om het verruimen van de boa-bevoegdheden, maar om het mogelijk maken dat Veiligheid & Service-medewerkers kunnen beschikken over meer informatie voor hun taakuitvoering. NS heeft gevraagd om haar Veiligheid & Service-medewerkers toegang te geven tot informatiesystemen om haar taken meer zelfstandig te laten uitoefenen. De informatiesystemen zijn vergelijkbaar of gelijk aan de informatiesystemen waarover de politie beschikt als zij ter assistentie worden gevraagd bij een persoon die zich niet kan legitimeren. NS hoopt daarmee de kans op escalatie tijdens de wachttijd bij aanrijden van de politie te voorkomen en tegelijkertijd de politie in de noodhulp te ontlasten. NS geeft aan dat het nooit de bedoeling is geweest om de hoofdconducteurs met boa-bevoegdheid toegang te geven tot deze systemen.
NS ziet toezicht en handhaving als een vak en een specialisme. Door het als een vak en specialisme te benaderen, wil NS de hoofdconducteur ontzien bij overlast en agressie door Veiligheid & Service-medewerkers in te zetten. Zo kan de hoofdconducteur zich beter richten op de continuïteit van de dienstverlening en de dienstregeling.
Is deze beslissing besproken met het personeel? Hoe oordelen zij over deze beslissing en kan het personeel straks nog in voldoende mate optreden tegen agressiviteit in het openbaar vervoer?
Voorafgaand aan het besluit heeft NS bij de ondernemingsraad een adviesaanvraag gedaan om de boa-bevoegdheid van de hoofdconducteur te laten vervallen. Na het indienen van de adviesaanvraag zijn inloopsessies georganiseerd en zijn de medewerkers geïnformeerd over het besluit en het verloop van het proces via de website en digitale nieuwsbrieven. Uit onderzoek van de vakbond onder de medewerkers blijkt dat 70% van de werknemers het eens is met dit besluit. Het onderzoek van de ondernemingsraad wijst uit dat 50% zich kan vinden in het besluit. De hoofdconducteur blijft vanuit zijn toezichthouderschap vervoerbewijzen controleren en ziet er actief op toe dat huisregels worden nageleefd. Uit onderzoek blijkt dat de hoofdconducteurs nu heel weinig gebruik maken van hun boa-bevoegdheden. Per hoofdconducteur wordt gemiddeld minder dan één combibon/boete per jaar uitgeschreven op basis van zijn boa-bevoegdheid. Als toezichthouder kan de hoofdconducteur straks geen combibon (boete) meer opleggen, maar wel een uitgestelde betaling uitschrijven voor een reiziger die op dat moment niet in het bezit is van een geldig vervoerbewijs. Ook kan de hoofdconducteur in combinatie met het vervoerbewijs vragen naar een identiteitsbewijs. Bij het niet opvolgen van een aanwijzing van de hoofdconducteur als toezichthouder bij overlast of bij agressie, zal de hoofdconducteur – net zoals nu ook het geval is – de assistentie inroepen van Veiligheid & Service-medewerkers via de meldkamer. Het assistentieverzoek zal dan met dezelfde urgentie worden opgepakt als nu het geval is.
Bent u bereid om met NS in gesprek te gaan om deze beslissing te heroverwegen?
Zie het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid om de veiligheid in treinen en op stations fors te verbeteren, hiervoor alle noodzakelijke acties uit te voeren en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Er zijn al veel maatregelen genomen om de veiligheid in treinen en stations te verbeteren, zoals het plaatsen van toegangspoortjes, uitbreiden van het cameratoezicht, SMS/WhatsApp voor het in stilte melden van onveilige situaties in trein en op station en de inzet van inmiddels 700 Veiligheid & Service-medewerkers. NS heeft toegezegd onverminderd door te zullen gaan met het verbeteren van de sociale veiligheid in de treinen en op stations. Dat doen zij onder andere door nieuw materieel te voorzien van camera’s en de zichtlijnen te verbeteren. Daarnaast verwacht NS snel en adequaat te kunnen reageren op overlast en agressie door het inrichten van één nieuwe sociale veiligheidsorganisatie. Op dit moment is sociale veiligheid op verschillende plekken binnen de NS organisatie belegd. Deze nieuwe organisatie is erop gericht om op basis van analyse van meldingen en informatie gestuurde inzet van Veiligheid & Service-medewerkers de incidenten zoveel mogelijk te voorkomen, of bij escalatie adequaat te kunnen optreden.
Waarom wordt niet gewacht op de visie inzake de boa’s en de samenwerking met de politie die de Minister van Justitie en Veiligheid aan het ontwikkelen is?3
De visie inzake boa’s richt zich op thema’s die centraal beleid behoeven, waar praktijkverschillen onwenselijk zijn en op de samenwerking met de veiligheidspartners, met name de politie. Het besluit van NS om de boa-bevoegdheid van de hoofdconducteur te laten vervallen is een operationeel besluit, waarbij de hoofdconducteur zijn controletaken kan blijven uitvoeren vanuit zijn rol als toezichthouder en daarbij wordt ondersteund door de Veiligheid & Service-medewerkers met boa-bevoegdheid.
Het bericht ‘Hoofddoek boa moet kunnen’ |
|
Lilian Helder (PVV), Machiel de Graaf (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Hoofddoek boa moet kunnen»?1
Ja
Bent u het eens dat een besluit van de gemeenteraad, in casu Arnhem, in strijd is met twee in december 2021 aangenomen moties van de Tweede Kamer?
Het staat de gemeenteraden vrij moties aan te nemen inzake materie waarover tevens moties zijn aangenomen in de Tweede Kamer. Zowel de gemeenteraden als de Tweede Kamer hebben een eigen verantwoordelijkheid over hun eigen moties.
Zo ja, wat gaat u hieraan doen dit tegen te gaan dat in strijd met deze moties, die oproepen tot een verbod, dan wel het tegengaan van een hoofddoek bij het uniform van de boa’s, wordt gehandeld?
Ik vind de neutraliteit van opsporingsambtenaren bij hun taakuitvoering en in contact met het publiek een belangrijk uitgangspunt en zal de door de Tweede Kamer aangenomen moties dan ook uitvoeren om de neutraliteit van het boa uniform te borgen. Hiertoe zal ik, in dialoog met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het lokaal bestuur, een richtlijn opstellen waarin de neutraliteit en landelijke uniformiteit en herkenbaarheid van het boa-uniform worden geborgd. Ik acht het van belang dat de richtlijn qua vorm en inhoud aansluit bij het uitgangspunt voor het politie-uniform, waarbij de neutraliteit voorop staat. Over het meest passende instrument om de landelijke richtlijn in te vatten zal ik uw Kamer in het voorjaar informeren.
Gaat u gevolg geven aan uw belofte, gedaan in de brief van 21 december 2021 als antwoord op de beide aangenomen moties die als volgt luidt: «Gezien het feit dat hier sprake is van lokaal werkgeverschap zal ik komende tijd verkennen hoe op adequate wijze opvolging kan worden gegeven aan de moties»?
Ervan uitgaande dat u refereert aan de Kamerbrief d.d. 16 december 2021 (Kamerstuk 29 614, nr. 161) verwijs ik u gaarne naar het antwoord bij vraag 3.
Bent u het voorts eens dat in Arnhem een voorbeeld moet worden genomen aan de burgemeester van Utrecht die zegt «het nu niet opportuun te vinden» een hoofddoek bij het uniform van de boa’s toe te staan vanwege de aangenomen moties?
Boa’s behoren tot de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Zoals ik in mijn brief van 11 maart 2022 stel kom ik met een richtlijn met betrekking tot de neutraliteit van het uniform van de boa’s.
Bent u bekend met het standpunt van de Nederlandse BOA Bond die het onwenselijk noemt dat handhavers en toezichthouders voortaan een hoofddoek of keppeltje mogen dragen, omdat het de neutraliteit van de boa’s aantasten?
Ja, dit standpunt deel ik.
Bent u bereid deze schriftelijke vragen op de kortst mogelijke termijn te beantwoorden gezien het spoedeisende karakter aangezien de gemeenteraad in Arnhem mogelijk heden een besluit zal nemen over de hoofddoek bij het uniform van de boa?
Ja.
De berichten ‘Jonge agent uit de bocht’ en ‘Rode kaart voor groentje’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (CDA) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Jonge agent uit de bocht» en «Rode kaart voor groentje»?1
Ja.
Wat is de oorzaak of wat zijn de oorzaken van de forse stijging van de ernstige integriteitsschendingen?
Uit het onderzoek Georganiseerde Criminaliteit en Integriteit van Rechtshandhavingsorganisaties in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Veiligheid en Justitie van september 2017, blijkt dat het aantal interne onderzoeken naar aspiranten in absolute aantallen toeneemt, maar dat deze toename gelijke tred houdt met de toename van het aantal aspiranten in de onderzochte jaren. Procentueel is er dan ook geen sprake van een stijging en is het percentage van onderzochte integriteitsschendingen onder aspiranten over de laatste vijf jaar stabiel gebleven, namelijk rond de 1%. Daarnaast geldt hierbij de kanttekening dat het gaat om het aantal gestarte interne onderzoeken en daarmee nog niet is vastgesteld dat er daadwerkelijk sprake is van een aangetoond plichtsverzuim.
Is sprake van incidenten of een trend?
Op basis van de resultaten blijkt er geen (stijgende of dalende) trend van het aantal onderzoeken naar integriteitsschendingen over de onderzochte periode 2016–2020. Het percentage van onderzochte integriteitsschendingen onder aspiranten is stabiel gebleven, rond de 1%. Het is desondanks belangrijk om aandacht te houden voor deze ontoelaatbare incidenten en daarvan te leren als organisatie. De onderzoeksresultaten laten bijvoorbeeld zien dat het normoverschrijdend gedrag van aspiranten – overigens net als bij niet-aspiranten – voornamelijk in privétijd plaatsvindt. Daarom is het nodig om voorafgaand, tijdens en na de aanstelling van studenten voorlichting te geven over de kernwaarden van de politie en de voorbeeldfunctie die politiemedewerkers – ook in de vrije tijd – hebben. Toch kan het voorkomen dat aspiranten in de privétijd niet scherp hebben wat wel of niet is toegestaan. Als dan middels onderzoek wordt vastgesteld dat er een fout is gemaakt, kan de politie als werkgever een reactie geven op dit gedrag met als doel herhaling in de toekomst te voorkomen.
Daarnaast besteden de Korpschef en de Politieacademie veel aandacht aan de vorming van aspiranten tijdens de opleiding met daarbij speciale nadruk op het (verder ontwikkelen van) normbesef en mentale weerbaarheid. Uit de onderzochte integriteitsschendingen blijkt ook dat het aantal onderzochte aspiranten integriteitsschendingen tijdens hun eerste opleidingsjaar het hoogst is (54%), in het tweede opleidingsjaar afneemt (31%) en verder afneemt naarmate de opleiding vordert.
Waarom is, in tegenstelling tot 2017, de etniciteit niet onderzocht als één van de (mogelijke) oorzaken?
Naar aanleiding van het onderzoek door het WODC is door de politie besloten om geen maatregelen tegen groepen met een migratieachtergrond te nemen. Daarnaast blijkt geen verschil in betrouwbaarheid tussen medewerkers met een migratie-achtergrond en medewerkers zonder migratie-achtergrond. Om te kunnen worden aangesteld als politieambtenaar moeten medewerkers voldoen aan de wettelijk bepaalde ondergrens van selectienormen en aanstellingseisen op het gebied van betrouwbaarheid en integriteit. De politie hanteert hierbij een neutrale uitgangspositie.
Het onderzoek richtte zich op de vraag of er sprake is van een toename van normafwijkend gedrag van aspiranten. Het is goed dat de politie door het doen van onderzoek zicht houdt op het gedrag ten opzichte van de beroepscode van de politie en de mate waarin dat gedrag voorkomt. Belangrijk is namelijk dat een goed beeld wordt verkregen van de beweegredenen van deze aspiranten om over te gaan tot normoverschrijdend gedrag. Hierbij wordt gekeken naar de drijfveren die het gedrag van individuele aspiranten kunnen verklaren en niet naar de afkomst van groepen aspiranten.
De drijfveren van normoverschrijdend gedrag zijn desalniettemin niet expliciet uit het onderzoek naar voren gekomen. De politie zal dan ook in lijn met de aanbevelingen voortaan in elk disciplinair onderzoek meer expliciete aandacht besteden aan de motieven van normoverschrijdend gedrag. Dit zal met name zijn in de (disciplinaire) hoorgesprekken en (strafrechtelijke) verhoren van de betrokken politieambtenaren. Daarnaast komt er meer aandacht voor het detecteren van door de organisatie gemiste kansen om normoverschrijdend gedrag te voorkomen.
Bent u het ermee eens dat dit een verwijtbaar manco is, gezien het feit dat uit genoemd onderzoek door het WODC naar corruptie binnen onder andere de politie is gebleken dat ambtenaren met een migratie-achtergrond vaker betrokken zijn bij ernstige integriteitsschendingen?
Zie antwoord vraag 4.
Is de reden hiervoor het feit dat de korpsleiding heeft bepaald dat de komende jaren 35 procent van de instroom een niet-westerse achtergrond moet hebben?
Nee, de korpsleiding staat voor een politieorganisatie waar diversiteit, integriteit en kwaliteit hoog in het vaandel staan. Om verbinding te hebben met diverse groepen in de samenleving hanteert de politie streefcijfers om de diversiteit van de politieorganisatie te vergroten. Daarnaast streeft de politie in de Randstedelijke politie-eenheden naar 35% van de instroom met een niet-westerse achtergrond vanaf 1 januari 2025. Hoewel de politie met diversiteit alle kenmerken bedoelt, is het maken van een inhaalslag op het gebied van culturele diversiteit nodig om voldoende herkenbaar en benaderbaar te zijn voor alle groepen in de samenleving.
In de wervings- en selectieprocessen wordt echter niet getornd aan de eisen. In deze procedure blijven selectiestappen, de wettelijk bepaalde ondergrens van selectienormen en aanstellingseisen altijd voor alle kandidaten gelijk. Iedereen die niet voldoet aan deze eisen wordt afgewezen, ongeacht hun achtergrond.
Gaat dit alsnog onderzocht worden en zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord bij vraag 5.
Waarom wordt niet veel beter aan de voorkant, ofwel bij de selectie gekeken naar de achtergrond van de potentiële aspiranten?
Tijdens de selectieprocedure moet de kandidaat voldoen aan de wettelijk bepaalde ondergrens selectienormen en aanstellingseisen, ook op het gebied van integriteit. Daarnaast wordt er bij de screening gekeken naar een veelvoud aan indicatoren die de betrouwbaarheid en geschiktheid van de kandidaat-aspirant raken alvorens zij kunnen worden aangesteld als politieambtenaar. Hierbij wordt onder meer gekeken naar de kandidaat en diens waarden en normen. De politie hanteert hierbij een neutrale uitgangspositie waarbij alle kandidaten gelijk worden behandeld.
In de wet en AMvB screening is geen verplichting opgenomen voor het doen van een huisbezoek als vast onderdeel van het betrouwbaarheidsonderzoek. Het afleggen van een huisbezoek is namelijk – zo is gebleken vanuit de praktijk – in de regel niet noodzakelijk voor het verkrijgen van de gegevens die nodig zijn voor het onderzoek naar de betrouwbaarheid van een kandidaat. Het voeren van een gesprek op een politielocatie is doorgaans voldoende om de betrouwbaarheid van de kandidaat te beoordelen. Een verplicht huisbezoek heeft daarmee weinig toegevoegde waarde en levert een onnodige inbreuk op de privacy van kandidaten op, hetgeen zich niet verdraagt met het recht op respect voor het privéleven, vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Om die reden vinden screenings-gesprekken in de regel op politiebureaus plaats en indien daar dringende redenen voor zijn, zoals een gerede twijfel aan de volledigheid of juistheid van de door de kandidaat verstrekte gegevens, middels een (aanvullend) huisbezoek. Daarnaast wordt er met instemming van de kandidaat gekeken naar de aanwezigheid en/of gebruik van sociale media.
Is het resultaat van het interne onderzoek geen reden om het huisbezoek bij potentiële aspiranten weer in te stellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Het bericht ‘Enige politiebureau in Noord ‘s nachts gesloten’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Enige politiebureau in Noord ‘s nachts gesloten»?1
Ja.
Klopt het dat het betreffende politiebureau sinds donderdag 21 oktober ‘s nachts is gesloten vanwege een gebrek aan personeel?
Het is onjuist dat het bureau gesloten is. Er is gekozen voor een andere wijze van openstelling door een beveiliger neer te zetten, die toegang tot het bureau verleent als een burger zich ’s nachts meldt. Als dat zich voordoet, zal een politie-eenheid naar het bureau gaan om de verdere afhandeling te doen.
Klopt het voorts dat van de elf politiebureaus in Amsterdam nu nog slechts vier politiebureaus 24 uur per dag geopend zijn, ofwel dat er zeven politiebureaus niet meer 24 uur per dag geopend zijn voor burgers in nood eveneens vanwege een gebrek aan personeel?
De keuze om in Amsterdam nog vijf (en niet vier zoals in de vraagstelling is opgenomen) politiebureaus, 24 uur per dag geopend te hebben, is een gevolg van de krapte in capaciteit bij de politie in Amsterdam. Een toename van werk maakt dat de basispolitiezorg, maar ook de opsporing onder druk is komen te staan. Om die reden was het beperken van de openstelling van politiebureaus in 2019 één van de maatregelen om op korte termijn capaciteit vrij te spelen om de kerntaken te kunnen blijven uitvoeren.
Zo ja, wat gaat u hieraan doen, al dan niet in overleg met de lokale driehoek?
Het is van groot belang dat de burger de politie weet te vinden wanneer dat nodig is. Het uitgangspunt van de Nederlandse politie is altijd zichtbaar te zijn in wijken en dorpen, door heel Nederland. Een politiebureau is een van de manieren waarop de politie aanwezig en beschikbaar is voor de Nederlandse burger. Ook binnen de eenheid Amsterdam is hier veel aandacht voor. De dienstverlening, benaderbaarheid en beschikbaarheid van politie staan voorop. Enerzijds door de locatiekeuze van de vijf bureaus die voor de burgers van Amsterdam zorgt voor een goede bereikbaarheid en dat de politie ook fysiek nabij en zichtbaar blijft. Anderzijds door in te zetten op eigentijdsere manieren waarmee vorm wordt gegeven aan deze nabijheid en aanwezigheid in de wijken bijvoorbeeld door het realiseren van pop-up politiebureaus, wijktafels, een politiebus en op uiteenlopende locaties zoals gemeentehuizen en winkel- en buurtcentra. Zo kan ook worden ingespeeld op regionale en lokale verschillen. Het kabinet investeert daarvoor in een flexibele en moderne politieorganisatie met als onderdeel een meer mobiele vorm van werken. Zo wordt ook invulling gegeven aan nabijheid in de wijken en is andersoortige huisvesting benodigd. De politie werkt daarbij vanuit het Strategisch Huisvestingsplan Politie (SHP) dat na afstemming met het lokaal gezag is vastgesteld. Hierin zijn de kaders en uitgangspunten opgenomen om te komen tot betere en efficiëntere huisvesting die past binnen de verdere doorontwikkeling van de dienstverlening van de politie. Ook het overzicht van politiebureaus en politieposten is opgenomen in het Strategisch Huisvestingsplan Politie (SHP).
Daarnaast wordt ook geïnvesteerd in digitale bereikbaarheid van de politie via social media en internet.
Is het gebrek aan personeel mede veroorzaakt door de belachelijke maatregel van burgemeester Halsema, inhoudende dat politieagenten alleen nog met ongescreende burgerwachten de straat op mogen? Zo nee, wat is c.q. zijn dan de oorzaak c.q. oorzaken?
Het tekort is primair veroorzaakt door de grote uitstroom de komende jaren als gevolg van pensionering van collega’s van de basispolitiezorg en doorstroom naar andere functies. Deze ontwikkeling moet gezien worden in combinatie met een toenemende vraag naar inzet als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen zoals de, inmiddels structurele, inzet van capaciteit vanuit de basisteams op bewaken en beveiligen en demonstraties. Dat betekent dat voor de komende jaren keuzes gemaakt moeten worden om zo de kerntaken te kunnen blijven uitvoeren (zie ook mijn brief van 17 december 20192). De prioritering van de inzet van politiecapaciteit ligt bij het lokaal gezag.
Dit kabinet investeert fors in de politiecapaciteit en heeft de operationele formatie uitgebreid tot ruim 2.400 fte in 2026. De uitbreiding van de bezetting en de vervanging van het vertrekkend personeel kost tijd en verloopt gestaag: de bezetting en formatie komen vanaf 2024–2025 in balans. De extra middelen vanuit de augustusbrief en de motie Hermans zorgen voor een additionele uitbreiding van de capaciteit bovenop de 2.400 fte.
Wanneer zullen alle elf politiebureaus in Amsterdam weer 24 uur per dag zijn geopend voor alle burgers in nood?
Zie antwoord vraag 4.
Het is aan het lokaal gezag om hierin keuzes te maken.
Het bericht 'Water loopt politiechef Rotterdam over de schoenen: “we pakken alleen de uitvoerders”' |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Water loopt politiechef Rotterdam over de schoenen: «we pakken alleen de uitvoerders»»?1
Ja.
Bent u het eens dat het in een democratische rechtsstaat niet zo kan zijn dat het gebrek aan recherchecapaciteit zo groot is dat er geen (Team Grootschalige Opsporing) TGO’s kunnen worden opgericht?
De eenheidschef van Rotterdam licht in dit artikel de recente geweldsgolf in Rotterdam toe. Hij zegt dat het vaak wel lukt om de zware geweldsdelicten op te lossen, ondanks het feit dat de TGO-teams soms krap bezet zijn vanwege het grote aantal zaken. Evenwel moeten er scherpe keuzes worden gemaakt bij het onderzoek naar mogelijk betrokken criminele samenwerkingsverbanden.
Eind 2019 heeft de Inspectie JenV in het Periodiek Beeld Opsporing geconcludeerd dat er door de hoge mate van incidentgerichte opsporing te weinig capaciteit resteert voor probleemgerichte opsporing. In mijn beleidsreactie2 heb ik aangegeven hoe de politie eraan werkt dit te verbeteren en welke transitie zij bezig is te maken naar een meer adaptieve opsporing.3 De politie is onder meer bezig de interne samenwerking tussen de intelligenceorganisatie en de tactische en specialistische opsporing te versterken, zodat zij dit soort ernstige incidenten sneller kan linken aan actieve criminele organisaties en meer effectieve interventiestrategieën kan inzetten. Ook de samenwerking in het Multidisciplinair Interventieteam (MIT) zal hieraan bijdragen.
Dit kabinet heeft in het regeerakkoord 291 mln. geïnvesteerd in o.a. de uitbreiding van de operationele formatie van de politie, waaronder ook in de opsporing. Gedurende de kabinetsperiode zijn ook investeringen gedaan in de aanpak van ondermijning, zedencriminaliteit en mensenhandel. Dit kabinet stelt ingevolge de moties Eerdmans (434 mln.) en Hermans (200 mln.) vanaf 2022 opnieuw structureel middelen beschikbaar voor veiligheid en de aanpak van ondermijning.4 Daarmee is voor de politie o.a. € 60 mln. beschikbaar voor een toekomstgerichte versterking van de opsporing. Door in te zetten op moderne technologie, zoals kunstmatige intelligentie en interceptietechnieken, kan de politie de opsporing versterken, criminele geldstromen beter in kaart brengen en informatiedeling verbeteren. Het doen van eventuele aanvullende investeringen is aan het volgende kabinet.
Genoemde intensiveringen zijn nog niet (volledig) gerealiseerd en laten onverlet dat politie de komende jaren, tot 2024–2025, te maken heeft met onderbezetting. Zoals ik uw Kamer eerder liet weten knelt het vooral in de GGP, maar ook de opsporing heeft hiermee te maken. De verdeling van de beschikbare politiesterkte binnen de regionale eenheden is aan de burgemeesters van de gemeenten in het gebied waarin de regionale eenheid de politietaak uitvoert en de betrokken hoofdofficier van justitie.
Zo ja, wat gaat u daaraan doen aangezien de door u gestelde investering in de recherchecapaciteit duidelijk niet voldoende is?
Zie antwoord vraag 2.
Gezien het feit dat de politie in dit jaar «ineens» een groot financieel tekort heeft van ruim € 150 miljoen, maar de korpsstaf zelf een fors personeelsoverschot heeft, deelt u de mening dat de korpsleiding verkeerde prioriteiten stelt? Zo nee, waarom niet?
Zoals reeds aangegeven in mijn verzamelbrief van 29 juni 20215 en de antwoorden op de Kamervragen van Van Nispen (SP) en Michon (VVD)6 bleek uit de prognose van Politie van mei 2021 dat politie dit jaar (2021) haar budget mogelijk gaat overschrijden met 157 mln. Politie verwacht dat een deel van deze kosten zich niet of in mindere mate voordoen. Voor een ander deel van de kosten is bijsturing nodig. Hiertoe is een interne taskforce ombuigingen ingericht. Deze taskforce had tot doel om zowel incidentele als structurele bezuinigingsopties in kaart te brengen waarbij essentiële taakuitvoering, zoals de 24/7-diensten, de cao-afspraken en de ICT-security worden ontzien. Eind juli heeft de Taskforce Ombuigingen haar rapport opgeleverd.7 Naar aanleiding van dit rapport heeft de politie maatregelen genomen waaronder een tijdelijke vacaturestop op de niet-operationele sterkte. Uit de driekwartjaarcijfers blijkt dat de overschrijding is bijgesteld naar 80 mln. De verwachting is dat dit bedrag dit jaar nog verder zal dalen.8 Voor nu is het de taak van de Politie om binnen haar kaders te blijven en daarbij een zorgvuldige afweging te maken welke maatregelen de taakuitvoering niet in gevaar brengen. Over het vervolgonderzoek dat ik samen met de korpsleiding door een externe deskundige heb laten doen naar deze problematiek is gerapporteerd in de Verzamelbrief politie van 19 november 2021.9 Voor de begroting van 2022 is de verwachting dat de kosten binnen het totaal moeten kunnen worden ingepast. Deze begroting is sluitend. In latere jaren zal ik met politie in de reguliere planning & control cyclus naar de keuzes moeten kijken. Dit kan zowel binnen als buiten de begroting zijn. Ik heb de korpsleiding gevraagd te kijken naar verdere mogelijkheden.
De Staf korpsleiding bestaat hoofdzakelijk uit niet-operationele sterkte. Bij de niet-operationele sterkte van het korps is sprake van overbezetting. Deze overbezetting kan evenwel niet ingezet worden voor het realiseren van operationele sterkte, waarop artikel 3 van het Besluit verdeling sterkte en middelen politie betrekking heeft.
Zo ja, bent u bereid in te grijpen op basis van artikel 3 Besluit verdeling sterkte en middelen politie?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden uiterlijk één week voorafgaande aan het eerste debat over de politie op 18 november aanstaande?
Het Commissiedebat politie is verplaatst naar 3 november 2021. Beantwoording voor die datum was niet haalbaar.
Het bericht ‘Machtsstrijd om aanpak van zware criminaliteit’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Machtsstrijd om aanpak van zware criminaliteit»?1
Ja
Klopt het, dat sinds juli van dit jaar de zogeheten Taskforce Aanpak Criminele Machtsstructuren (ACM) actief is?
Het klopt dat er sinds juli van dit jaar een zogeheten Taskforce Aanpak Criminele Machtsstructuren (ACM) actief is. Deze Taskforce betreft geen nieuw organisatieonderdeel maar een samenwerking vanuit de diensten van de Landelijke Eenheid (LE) van de politie en staat onder het bevoegd gezag van het Landelijk Parket (LP) van het Openbaar Ministerie. In juli heeft de LE op initiatief van de Dienst Landelijke Recherche (DLR) – in samenspraak met het LP – besloten tot een gerichte aanpak met een herprioritering en -verdeling van haar capaciteit naar aanleiding van de urgentie die ontstond na de moord op Peter R. de Vries. Dit past binnen de huidige taakstelling van de LE.
Klopt het, dat ook een Strategisch Kenniscentrum voor Georganiseerde en Ondermijnende Criminaliteit in oprichting is?
Ja. De oprichting van het strategisch kenniscentrum voor georganiseerde, ondermijnende criminaliteit (SKC) maakt onderdeel uit van het breed offensief tegen georganiseerde, ondermijnende criminaliteit (BOTOC).2
Bent u het eens dat deze versnippering, onderlinge concurrentie en geruzie over «wie wat mag doen» precies het tegenovergestelde is van wat nodig is, namelijk een geoliede samenwerking tussen bewezen succesvolle samenwerkingsverbanden? Zo nee, waarom niet?
Voor een effectieve aanpak van de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit is een integrale aanpak op alle niveaus noodzakelijk. Om versnippering van beschikbare capaciteit en informatie tegen te gaan is een overheidsbrede bundeling van de informatie, capaciteit, bevoegdheden en coördinatie van alle relevante diensten/organisaties noodzakelijk, zoals onder anderen in het MIT gebeurt.
Klopt het, dat leden van het Multidisciplinair Interventie Team (MIT) reeds buitenlandse diensten bezoeken en zich zelfs al voorstellen als criminaliteitsbestrijders?
Zoals ook vermeld in de rectificatie in de krant zijn er door het MIT geen dienstreizen naar het buitenland gemaakt. Wel zijn er presentaties gehouden voor geïnteresseerde buitenlandse diensten. Deze presentaties hadden betrekking op de bouw en ontwikkeling van het MIT. Het houden van presentaties over de bouw en ontwikkeling van het MIT zie ik dan ook niet als een onomkeerbare stap.
Zo ja, deelt u de mening dat dit een dikke middelvinger is naar de Tweede Kamer die nog met de (eventuele) oprichting van het MIT moet instemmen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Zo ja, gaat u hier per direct een einde aan maken en, indien nodig, de korpsleiding op dit punt de wacht aanzeggen nu zij de Tweede Kamer schofferen door op de besluitvorming vooruit te lopen?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u het eens dat de professionals op de werkvloer leidinggevenden verdienen die verder kijken dan hun eigen ego en hen juist steunen in hun strijd tegen de georganiseerde criminaliteit in plaats van tegenwerken met een prestigeproject of taskforce of wat dan ook? Zo nee, waarom niet?
De politie is over de gehele line gecommitteerd aan de inzet tegen georganiseerde criminaliteit, en daarbij hoort een leiding die professionals op de werkvloer tijdens de uitoefening van hun wettelijke taak steunt. Zeker daar waar het gaat om de aanpak van ernstige vormen van criminaliteit, zoals de aanpak van de georganiseerde misdaad. De taskforce betreft een herprioritering en verdeling van de bestaande capaciteit in samenspraak met het gezag.
Deelt u voorts de mening dat het standpunt van de korpsleiding, inhoudende dat «dedicated capaciteit en andere competenties» nodig zijn, een schoffering is van de professionals op de werkvloer? Zo nee, waarom niet?
Nee die mening deel ik niet. Ik onderschrijf juist dat voor een effectieve aanpak van de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit een integrale, multidisciplinaire aanpak op alle niveaus noodzakelijk, is, waarbij professionals met diverse competenties en vaardigheden vanuit verschillende organisaties bij elkaar komen en elkaar versterken en aanvullen. De benodigde expertise kan – afhankelijk van het aan te pakken fenomeen – ook van buiten de politieorganisatie komen.
Het bericht “Expert fileert kabinetsplan voor nieuw rechercheteam: ‘Blunder van jewelste’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Expert fileert kabinetsplan voor nieuw rechercheteam: «Blunder van jewelste»»1?
Ja.
Klopt het dat de betreffende expert, professor C. Fijnaut, de afgelopen twee jaar heeft geprobeerd u van het «onzalige plan» van het instellen van het Multidisciplinair Interventie Team (MIT) af te brengen?
Prof. Dr. Fijnaut heeft ambtenaren van mijn ministerie, alsook uw Kamer deelgenoot gemaakt van zijn opvattingen. Ook zijn deze eerder gedeeld in verschillende publieke optredens (zoals interviews in media en vaktijdschriften). De zorg betrof voornamelijk de mogelijke dubbeling in taken en verantwoordelijkheden van de Dienst Landelijke Recherche van de politie. In februari 2020 is prof. Dr. Fijnaut op uitnodiging van mijn ambtenaren hierover inhoudelijk in gesprek getreden. Zijn zorgpunten zijn destijds zoveel mogelijk meegenomen in de verdere planvorming. Bij de uitwerking van de aanpak van de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit worden zowel door mijn ambtenaren als mijzelf regelmatig wetenschappers geraadpleegd om hun opvattingen en ideeën over deze aanpak te horen en mee te nemen. Zo zullen mijn ambtenaren en ik de komende tijd ook over het MIT weer verschillende wetenschappers spreken.
Zo ja, waarom heeft u de Kamer hierover nooit geïnformeerd in uw antwoorden tijdens debatten hierover en in antwoorden op vragen die hierover zijn gesteld?
Ik heb uw Kamer op verschillende momenten geïnformeerd over de voortgang van het breed offensief en de oprichting van het MIT. Ik verwijs uw Kamer voor een overzicht hiervan naar mijn brief van 6 juli jl.2 Naar aanleiding van een artikel in het NRC Handelsblad heeft het toenmalige Kamerlid Yesilgoz-Zegerius3 vragen gesteld over het MIT. De beantwoording van deze vragen heb ik op 11 mei jl. samen met mijn brief over de inrichting en doorontwikkeling van het MIT aan uw Kamer toegezonden4.
Gelezen de kritiek van professor C. Fijnaut en gelezen de kritiek van het hoofd van de Landelijke Recherche en gezien de kritische houding van de Kamer, bent u nog steeds van mening dat het MIT een aanvulling is op de (onderdelen van de) politieorganisatie die zich bezighoudt met het bestrijden van de georganiseerde criminaliteit?
Het MIT voorziet in een door alle deelnemende organisaties en uw Kamer geformuleerde behoefte. De aanpak van ondermijning is al lang niet meer alleen een strafrechtelijke aangelegenheid, maar heeft overheid-breed prioriteit. Vanuit Douane, Belastingdienst, Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD), KMar/Defensie, politie en OM is er behoefte aan een integrale aanpak op landelijk en internationaal niveau. Het MIT vormt die aanvulling op de bestaande aanpak en vervult een vliegwielfunctie voor innovatie en samenwerking. Het MIT is daarbij niet, zoals prof. Dr. Fijnaut stelt, een nieuw(e) rechercheteam/eenheid, maar een multidisciplinair samenwerkingsverband van zes partijen dat iets extra’s gaat bieden ten opzichte van de opsporing en het reeds bestaande. Het MIT bundelt de informatie van deelnemende partijen en maakt op basis daarvan integrale analyses, waarbij processen en structuren van georganiseerde ondermijnende criminaliteit in beeld worden gebracht. Op basis daarvan kan MIT kan interventies adviseren, coördineren of (doen) uitvoeren die het meeste effect sorteren om die processen en structuren te verstoren en doorbreken.
Recent heeft de leiding van de deelnemende organisaties nogmaals steun uitgesproken voor de vorming van het MIT. En uitgesproken dat er met samenwerking meer bereikt kan worden dan door enkel de individuele organisaties te versterken.
Een effectieve aanpak van de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit vergt een lange adem en dient op alle niveaus integraal te worden vormgegeven. De politieorganisatie en het strafrecht leveren een zeer belangrijk aandeel hieraan. Ook om die reden heeft dit kabinet extra financiële middelen uit het regeerakkoord 2017–2021 en uit het Breed offensief tegen georganiseerde criminaliteit geïnvesteerd. Deze middelen komen juist in belangrijke mate toe aan bestaande gremia. Aan de Nationale Politie, waaronder de Dienst Landelijke Recherche, is op dit moment 35,5 miljoen structureel toegekend voor het MIT vanuit de BOTOC gelden. Incidenteel is er vanuit de MIT gelden voor dit jaar 8,4 miljoen beschikbaar gemaakt voor de versterking van de opsporing in de regionale eenheden. De samenwerking in het kader van het MIT brengt geen enkele verandering aan in bestaande wettelijke taken en verantwoordelijkheden van de deelnemende organisaties noch in het gezag daarover.
We hebben de bundeling van kennis en informatie in het MIT nodig om de ondermijnende georganiseerde misdaad op landelijk niveau beter inzichtelijk te krijgen om gerichter interventies te kunnen plegen. Zodat er als één overheid geacteerd kan worden en we een gezamenlijk front vormen tegen dit betonrot van de samenleving.
Bent u het eens dat iedere minuut en iedere eurocent die nu verloren gaat in de discussie over het instellen van het MIT er een teveel is en dat die veel beter gestoken kan worden in de huidige politieorganisatie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u voorts de mening dat het veel beter is de opsporingscapaciteit over de hele linie uit te bouwen, te versterken en te verbeteren en daar die € 93 miljoen per jaar voor te gebruiken in plaats van dat bedrag te besteden aan het MIT dat wordt gezien als «een splijtzwam» binnen de politieorganisatie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
De berichten ‘Spuitgast mist oefenruimte’ en ‘We zijn steeds meer allround hulpverlener’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Spuitgast mist «oefenruimte»; Voor training tunnel- en flatbrand naar het buitenland»1 en «We zijn steeds meer allround hulpverlener»?2
Ja.
Hoe kan het dat er in Nederland geen oefenterreinen zijn om de bestrijding van een tunnelbrand of een flatbrand of dergelijke dreigingssituaties realistisch te kunnen oefenen?
Veiligheidsregio’s bepalen op basis van het risicoprofiel het oefenprogramma van de brandweer. Bekendheid met lokale omstandigheden is bij dat oefenen van belang. Er wordt onder meer geoefend in bestaande situaties zoals tunnels en hoogbouw. De brandweer is zo voorbereid op optreden bij een tunnel- of flatbrand.
In Nederland zijn geen speciale oefenterreinen aanwezig voor dergelijke scenario’s. Als een veiligheidsregio het nodig acht, wordt er in het buitenland geoefend waar voor specifieke scenario’s meer mogelijkheden zijn.
Bent u het ermee eens dat dit volstrekt onacceptabel is, omdat dergelijke situaties zich ook daadwerkelijk kunnen voordoen? Zo ja, wat gaat u daaraan doen en op welke termijn?
Zie antwoord vraag 2.
Is er, nu brandweermensen steeds meer allround hulpverlener zijn en niet alleen brandbestrijders, voor hen professionele nazorg beschikbaar, indien zij daar behoefte aan hebben? Zo nee, waarom niet en gaat u dit veranderen?
Ja, er wordt door de 25 veiligheidsregio’s gewerkt met zogenoemde BedrijfsOpvangTeams (BOT) die de nazorg verlenen en organiseren bij incidenten die impact kunnen hebben op de brandweermensen. Daarnaast zijn er professionele hulpverleners op afstand beschikbaar om snel adequate zorg te verlenen aan brandweermensen in geestelijke nood.
Beseft u dat wanneer sprake is van een grote brand, maar er (mede vanwege bezuinigingen) niet is uitgerukt met een volle bezetting, de aanwezige brandweermensen geconfronteerd worden met bezorgde burgers die niet begrijpen dat zij nog niet naar binnengaan, maar op hun collega’s moeten wachten?
Ja, bij een grote brand kunnen de verwachtingen van omstanders en van personen in het brandende pand anders zijn dan de mogelijkheden van de brandweermensen. Dat kan het geval zijn als er niet direct sprake is van volle bezetting, maar ook als bij volle bezetting het niet verantwoord wordt geacht om het pand te betreden. Het is aan de bevelvoerder ter plaatse om deze beslissingen te nemen.
Beseft u ook dat brandweermensen dan soms bereid zijn om risico’s te aanvaarden en toch alvast aan brandbestrijding beginnen? Zo ja, bent u bereid om deze maatregel terug te draaien en het aan de deskundigen zelf over te laten wanneer er meteen met een volle bezetting (dus inclusief autotankspuit) moet worden uitgerukt? Zo nee, waarom niet?
Hulpverleners zijn sterk gemotiveerd om hulp te verlenen en dan is het zeer lastig als de mogelijkheden en omstandigheden er niet naar zijn om op te treden. Het is de professionele afweging van de hulpverlener om steeds weer af te wegen wat verstandig is zonder onverantwoorde risico’s te nemen.
Kent u het bericht «Grapperhaus informeerde Kamer verkeerd over dode informant»?1
Ja.
Hebt u de brief van de Inspectie Justitie en Veiligheid van 16 april 2021 met onderwerp «Vragen over onderzoeken naar het TCI van DLIO» gelezen?2
Er is mij een brief van de Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: Inspectie) aan de korpschef met hetzelfde onderwerp bekend van 23 april 2021. Deze is gepubliceerd op de website van de Inspectie. In mijn brief aan uw Kamer van 26 april jl., baseer ik mij op de brief van de Inspectie van 23 april 2021.3
Klopt het dat de Inspectie hierin concludeert en uitdrukkelijk, zelfs twee keer, bevestigt, dat de Rijksrecherche geen (strafrechtelijk) onderzoek heeft gedaan, hetgeen ook door het Openbaar Ministerie wordt bevestigd?
De Inspectie concludeert dit ook in de brief van 23 april 2021.
Erkent u dat u in het Nota-overleg met de commissie Justitie en Veiligheid op 3 februari 2021 op twee mededelingen van bovengetekende, inhoudende dat de betrokken politieagenten niet door de Rijksrecherche zijn gehoord, hebt gezegd: «dit is het Inspectierapport en dat is mijn huiswerk» en «dat moet ik op enig moment respecteren.»?
Tijdens het notaoverleg politie op 3 februari heb ik mij gebaseerd op de bevindingen van de Inspectie Justitie en Veiligheid, zoals geformuleerd in het eerste deelrapport over de taakuitvoering van twee dienstonderdelen bij de Landelijke Eenheid.4 De bevindingen van de Inspectie zijn voor mij een gegeven.
Conform het rapport van de Inspectie heb ik gemeld dat de Inspectie interviews heeft gehouden met medewerkers en oud-medewerkers van de DLIO. Tevens heb ik erop gewezen dat de Inspectie met betrekking tot de taakuitvoering van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) van de LE in haar rapport concludeert dat het bevoegd gezag en de direct betrokken hernieuwd vertrouwen hebben in het TCI en dat er geen aanleiding is geweest tot nader onderzoek.
In mijn brief van 26 april jl. heb ik uw Kamer gemeld dat de Inspectie op grond van een eigenstandige reconstructie op procesniveau concludeert dat de Rijksrecherche geen (strafrechtelijk) onderzoek heeft gedaan rondom gebeurtenissen in 2015 en 2019, in tegenstelling tot hetgeen in het Inspectierapport over de DLIO was vermeld.5 Nu is gebleken dat er geen onderzoek heeft plaatsgevonden, heb ik de politie en het OM alsnog verzocht een onafhankelijk feitenonderzoek in te stellen. Ik kan niet vooruitlopen op de uitkomsten van dit onderzoek. Voor zover de vertrouwelijkheid het toelaat, zal ik uw Kamer informeren over de uitkomsten van het onderzoek.
Bent u het met ons eens dat u, als baas van het Openbaar Ministerie, waar de Rijksrecherche onderdeel van is, vervolgens zelf onderzoek had kunnen en moeten doen in een dergelijke zware zaak, waar de vraag speelt over de dood van twee politie-informanten?
Zie antwoord vraag 4.
Waarom zijn de betrokken politieagenten, die al sinds 2016 wijzen op structurele misstanden op de werkvloer en bij hun leidinggevenden, niet door de Rijksrecherche gehoord? En zo nee, waarom zijn zij niet gehoord in zo’n zware zaak waar de vraag speelt of er causaal verband is tussen deze misstanden en de dood van twee politie-informanten?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat de betrokken politieagenten over het gebeuren rondom de politie-informanten moesten zwijgen op last van de betreffende leidinggevende(n) van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) en/of de Dienst Landelijke Informatieorganisatie en/of de Landelijke Eenheid?
Zie antwoord vraag 4.
En zo ja, bent u het met ons eens dat u door de verantwoordelijken van de Landelijke Eenheid verkeerd, of op zijn minst onvolledig, bent u geïnformeerd?
De Inspectie heeft op basis van een eigenstandige reconstructie op procesniveau geconcludeerd dat de Rijksrecherche geen (strafrechtelijk) onderzoek heeft gedaan rondom gebeurtenissen in 2015 en 2019. De Inspectie heeft mij desgevraagd laten weten dat zij niet heeft geconstateerd dat de Landelijke Eenheid tijdens het onderzoek naar de DLIO op enig moment informatie heeft achtergehouden.
Deelt u onze mening dat de Kamer hierdoor ook met een kluitje in het riet is gestuurd, omdat onwelgevallige informatie door de Landelijke Eenheid duidelijk onder de pet is gehouden? Zo ja, gaat u stappen ondernemen tegen de hiervoor verantwoordelijken bij de Landelijke Eenheid en zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 8.
Het bericht 'Zware kritiek op leiding van geheime politiedienst' |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Zware kritiek op leiding van geheime politiedienst»?1
Ja.
Klopt het dat binnen het team Werken Onder Dekmantel (WOD) wantrouwen heerst tegen de leiding en dat sprake is van manipulatie en een afrekencultuur?
Ik wil andermaal beklemtonen dat de korpsleiding en ik hechten aan het doorbreken van negatieve patronen in teams en het adequaat opvolgen van signalen van misstanden. De politie moet een veilige en inclusieve werkomgeving bieden, waarin medewerkers zich vrij voelen om misstanden onder de aandacht kunnen brengen.
Zoals ik heb toegelicht in mijn beleidsreactie op het eerste deelrapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid over de taakuitvoering van twee dienstonderdelen bij de Landelijke Eenheid (LE), zijn er bij de LE verbeteringen nodig op het gebied van cultuur en leiderschap.2 Dit vormt onderdeel van de programmatische aanpak voor de LE, die op dit moment wordt opgezet. Op dit moment doet de Inspectie Justitie en Veiligheid in het kader van het onderzoek naar de kwaliteit en taakuitvoering bij de LE onderzoek naar de Dienst Specialistische Ondersteuning, waar het team Werken Onder Dekmantel onder valt. Indien de bevindingen van de Inspectie hiertoe aanleiding geven, zal de programmatische aanpak worden aangepast.
Klopt het dat degene(n) die kritiek uiten/hebben geuit op de leiding er «snoeihard worden uitgewerkt»? Zo nee, wat is dan het juiste verhaal?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat in de afgelopen jaren meerdere agenten uit dit team zijn gezet, al dan niet met een afkoopsom en/of een zwijgplicht? Zo nee, wat is dan wel juist?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de begeleiding en de nazorg voor deze undercoveragenten ernstig tekortschieten? Zo ja, wat gaat u doen om ervoor te (laten) zorgen dat dit per direct wel goed geregeld zal zijn? Zo nee, beseft u dat u in dat geval mede-verantwoordelijk bent voor het in gevaar komen van deze agenten en ook van operaties die zij uitvoeren/gaan uitvoeren?
De signalen over de werkomstandigheden bij de afdeling Afgeschermde Operaties van de Landelijke Eenheid (LE), waarover verschillende media hebben bericht, zijn zorgelijk. Evenals uw Kamer heb ik vragen die ik urgent beantwoord wil zien.
Zoals ik heb aangekondigd in mijn brief van 26 april jl. zal een commissie onder leiding van een onafhankelijk voorzitter, de heer Oebele Brouwer, een grondig en onafhankelijk onderzoek uitvoeren naar de feiten en omstandigheden van het overlijden van de medewerker van de Dienst Specialistische Ondersteuning (DSO), waaronder een mogelijk verband met de werkomstandigheden bij afdeling Afgeschermde operaties, die deel uitmaakt van de DSO.3 Ik kan niet vooruitlopen op de uitkomsten van het onderzoek. Voor zover de vertrouwelijkheid het toelaat, zal ik uw Kamer over de uitkomsten van het onderzoek informeren.
Is er een causaal verband tussen de dood van een infiltrant uit dit team en de ingetrokken belofte die eerder aan hem is gedaan?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het dat grote incidenten onder het tapijt worden geveegd en dat kleine fouten meteen worden afgestraft, ofwel dat de klappen (alleen) op de werkvloer vallen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de reactie van het hoofd van de Landelijke Eenheid, inhoudende dat ze de kritische signalen binnen WOD «niet herkent» volstrekt ongeloofwaardig is? Zo nee, waarom niet? En zo nee, deelt u de mening dat deze ongeloofwaardige reactie bewijst dat zij geen enkel idee heeft wat er op de werkvloer van de Landelijke Eenheid speelt?
Welke eerdere signalen er wel of niet waren en of en zo ja, hoe ze zijn opgepakt, komt aan de orde in de verschillende onderzoeken die op gang zijn gebracht.
Deelt u de mening dat dit de vierde keer is in korte tijd dat een onderdeel van de Landelijke Eenheid uiterst negatief in het nieuws is? Zo ja, deelt u dan de mening dat de werkvloer tegen deze niet functionerende «leiding» beschermd moet worden? Zo ja, wat gaat u in dat kader doen?
Het eerste deelrapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid over de taakuitvoering van twee dienstonderdelen bij de Landelijke Eenheid4, geeft een goed beeld van de achtergrond van de hier aan de orde zijnde problematieken. Die zijn in hun oorzaken en omvang verschillend van aard. In mijn beleidsreactie heb ik een brede aanpak aangekondigd, waarbinnen al deze vraagstukken en ook die van cultuur en leiderschap een plek heeft gekregen. Deze programmatische aanpak voor de LE wordt op dit moment opgezet.
Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden gezien de uiterst urgente situatie?
Ja.
Het bericht 'Klappen en stroomstoten: politiehonden bij training mishandeld' |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Klappen en stroomstoten: politiehonden bij training mishandeld»?1
Ja.
Klopt het dat bij particuliere verenigingen die verantwoordelijk zijn voor het trainen van politiehonden, honden nog altijd worden mishandeld?
Ik heb kennisgenomen van de beelden uit het tv-programma Zembla waarop te zien is dat een persoon tijdens het africhten en trainen van politiehonden dieronvriendelijke methoden gebruikt. Ik benadruk dat het hier over het algemeen niet gaat over honden die voor de politie bedoeld zijn en dat de benaming «politiehonden» hierbij verwarrend kan zijn. De Koninklijke Nederlandse Politiehond Vereniging (KNPV) is een zelfstandige, private vereniging die ruim 300 aangesloten verenigingen heeft. De leden van deze verenigingen trainen honden om deze geschikt te maken voor de verkoop aan onder andere overheidsdiensten in binnen- en buitenland. De Nederlandse politie is slechts een van deze overheidsdiensten. De wijze waarop de KNPV omgaat met het aanpakken van eventuele misstanden is een zelfstandige verantwoordelijkheid van de vereniging. Indien er voldoende concrete aanwijzingen zijn om strafbare feiten aannemelijk te maken, kunnen de politie en het Openbaar Ministerie (OM) een opsporingsonderzoek naar mogelijke dierenmishandeling starten. Naar aanleiding van de uitzending van Zembla wordt momenteel door de politie, in opdracht van het OM, bij één vereniging onderzocht of er aanknopingspunten zijn voor een strafrechtelijk onderzoek.
Klopt het dat het geen incidenten zijn en tevens dat veel KNPV-trainers nog steeds geweld gebruiken bij het opleiden van de honden? Zo ja, waarom wordt hier niet tegen opgetreden, aangezien dierenmishandeling een strafbaar feit is, iets dat u zelf ook hebt erkend in de beantwoording van eerdere Kamervragen over hetzelfde onderwerp?2
Mede door het door u aangehaalde bericht is het bekend dat bij het opleiden van honden door een aantal trainers grensoverschrijdende trainingsvormen worden toegepast. Dat betreur ik ten zeerste.
De opleidingsterreinen bevinden zich om verschillende redenen over het algemeen op besloten locaties. Onafhankelijke waarnemingen van de gebruikte omgangs- en trainingsvormen zijn daardoor moeilijk te realiseren. Op basis van de data in de politieregistratiesystemen is de omvang van het thema niet te duiden.
In de uitzending van het tv-programma Zembla werd beeldmateriaal getoond dat herleidbaar is naar één vereniging. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is in opdracht van het OM een onderzoek ingesteld om te zien of voldoende aanknopingspunten bestaan voor een strafrechtelijk onderzoek.
Meldingen over het gebruik van geweld bij de training van honden worden bij de politie in behandeling genomen. Daar waar de gemelde feiten en omstandigheden voldoende aanwijzingen bieden, wordt een politieonderzoek ingesteld. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het binnen de politie aanwezige vakmanschap. Ieder basisteam binnen de politie is verbonden met het netwerk van specialisten voor dierenmishandeling en dierenwelzijn. De voornoemde meldingen worden met inzet van die expertise behandeld.
Zoals ik eerder in mijn beantwoording van schriftelijke vragen van 26 oktober 2020 reeds heb gemeld, heeft de politie naar aanleiding van de beelden in het tv-programma «Undercover in Nederland» een strafrechtelijk onderzoek ingesteld.3 Dit onderzoek loopt nog.
Waarom is er nog steeds geen sprake van goed toezicht, aangezien u in dezelfde beantwoording het belang van een goed toezicht op de training van honden hebt onderschreven?
De verenigingen die aangesloten zijn bij de KNPV trainen volgens de KNPV-standaarden. Het toezicht op de trainingspraktijk en de huisregels is als eerste aan de betreffende vereniging en de KNPV. Waar nodig kan de politie een actieve toezichthoudende rol kiezen. De noodzaak tot toezicht wordt duidelijk als de informatie daartoe aanleiding geeft. De politie gaat alleen over tot toezicht, handhaving en onderzoek bij voldoende gerichte informatie. De informatie die bij de politie bekend is, is tot op heden summier, en heeft betrekking op slechts enkele van de ruim 300 bij de KNPV aangesloten verenigingen. Er is dus geen reden om op grote schaal toezicht te houden.
Waarom koopt de politie nog steeds honden die mishandeld zijn in weerwil van haar eigen mededeling dat zij geen honden wil afnemen van africhters die niet in staat zijn gebleken honden op een diervriendelijke wijze te trainen?
De politie wil geen honden afnemen van africhters die niet in staat zijn gebleken honden op een diervriendelijke wijze te trainen. Bij de selectie van een geschikte hond worden met individuele africhters afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn vastgelegd in een koopcontract. Mocht blijken dat een africhter zich niet aan deze afspraken houdt, dan wordt de relatie met deze africhter per direct verbroken. Verder wordt onderzocht of het koopcontract kan worden aangevuld met een boeteclausule.
Tevens heb ik de politie gevraagd bij de aanschaf van honden meer aandacht te hebben voor signalen waaruit blijkt dat de honden met dieronvriendelijke methoden zijn getraind of afgericht.
Deelt u de mening dat er sprake is van een structureel probleem en zelfs structurele onwil om hier iets tegen te doen, daar dit onderwerp al vele jaren speelt en er nog steeds sprake is van mishandeling van honden die desondanks door de politie worden gekocht? Zo nee, waarom niet?
De uitzending van het programma Zembla laat zien dat er nog steeds particulieren zijn die tijdens het africhten en trainen van honden dieronvriendelijke methoden gebruiken. Laat ik duidelijk zijn: iedere vorm van dierenmishandeling is er een teveel. De bij mij bekende gegevens wekken echter niet de indruk dat het hier gaat om een structureel probleem.
Deelt u de mening dat de politie door het wel afnemen van mishandelde honden, hiermee medeplichtig is aan een strafbaar feit? Zo nee, waarom niet? Deelt u de mening dat in ieder geval wel sprake is van het schenden van een op de politie rustende zorgplicht, inhoudende dat zij zich vóór de aankoop moet vergewissen dat de betreffende honden op een (wettelijk) toelaatbare wijze zijn getraind?
In reactie op eerdere Kamervragen heb ik u vorig jaar bericht dat de politie geen honden meer afneemt van africhters die niet in staat zijn gebleken om honden op een diervriendelijke wijze te trainen.4 De politie kijkt bij de aanschaf van een hond naar het gedrag en gaat zo goed als mogelijk na of er aanwijzingen zijn dat een hond met dieronvriendelijke methoden is getraind. Desondanks is dit helaas niet altijd op voorhand met 100 procent zekerheid uit te sluiten. Indien de politie op basis van het gedrag vermoedt dat bij het africhten en trainen geen diervriendelijke methoden zijn gebruikt, wordt de hond niet afgenomen. Mocht de politie ontdekken dat een particulier waarvan honden worden gekocht de dieren tijdens het africhten en trainen mishandelt, wordt de relatie met de betreffende particulier direct beëindigd.
Waarom wordt voor de politie een uitzondering gemaakt voor honden die al met stroomstoten zijn getraind?
Binnen de politie is thans nog een groep honden werkzaam die oorspronkelijk door particulieren met een e-collar is afgericht en getraind. Het is niet altijd mogelijk deze zo opgeleide honden in te zetten zonder het gebruik van die apparatuur. Onmiddellijke afkeuring van deze groep honden zou direct een onaanvaardbaar operationeel probleem opleveren. Om die reden worden honden die na verloop van tijd niet meer geschikt zijn op termijn uitgefaseerd en vervangen door honden die wel initieel op een diervriendelijke manier zijn afgericht en getraind. Die vervanging heeft tijd nodig. Daarnaast is de politie bezig om het gebruik van de e-collar nog slechts bij wijze van ultimum remedium toe te staan in gevallen waarin andere, minder ingrijpende trainingsmethoden niet het gewenste resultaat hebben opgeleverd. Na het doorlopen van een ethisch afweegkader kan kortstondig gebruik van de e-collar in dergelijke gevallen maken dat een hond bij de politie langer inzetbaar blijft en niet direct hoeft te worden afgekeurd. De politie maakt daarbij overigens van een aanzienlijk lagere stroomprikkel gebruik dan in de uitzending van Zembla door de journalist werd ervaren.
Waarom worden dergelijke honden niet afgekeurd met ingang van de datum waarop het gebruik van stroomstoten is verboden en, na deugdelijke training, herplaatst? Zo nee, deelt de mening dat de politie door het blijven gebruiken van deze honden haar voorbeeldfunctie verzaakt, omdat de inzet van deze honden dus het gebruik van stroomstoten in stand houdt?
Zie antwoord vraag 8.
De boete die is opgelegd aan Stichting SIGNI Zoekhonden. |
|
Lilian Helder (PVV), Léon de Jong (PVV) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u (beiden) bekend met het feit dat bij beschikking van 30 december 2020 een boete van € 4.800,– is opgelegd aan Stichting SIGNI Zoekhonden?
Overeenkomstig de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties dient er geen ministeriële bemoeienis of druk te zijn in individuele zaken. De gestelde vragen betreffen een individuele zaak. In beginsel ben ik daarbij dus niet betrokken noch van op de hoogte. Mede gelet op deze vragen heb ik mij door de Inspectie SZW laten informeren over deze zaak. Voor de volledigheid merk ik op dat de Minister voor Rechtsbescherming geen betrokkenheid met deze zaak noch met de arbeidsomstandighedenregelgeving heeft.
Is het waar dat de boete is opgelegd vanwege het overtreden van artikel 6.16 Arbeidsomstandighedenwet omdat volgens de Staatssecretaris van SZW de ingezette duikers niet over de juiste certificaten beschikten en de duikarbeid niet onder de juiste omstandigheden heeft plaatsgevonden?
De boete ziet op overtreding van regels die als doel hebben om de veiligheid en gezondheid van duikers te borgen. In dit geval betreft het overtreding van bepalingen in artikel 6.16 van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Hierbij merk ik op dat boetebeschikkingen in beginsel niet openbaar zijn. Eind februari jl. hebben de door de stichting betrokken advocaat en zijn vader in RTL Boulevard melding gemaakt van de opgelegde boete. Om die reden ben ik in de beantwoording van deze vragen minder terughoudend dan ik anders zou zijn.
Bent u bekend met het feit dat SIGNI een succesvol burgerinitiatief is dat de afgelopen 16 jaar meer dan 400 vermissingen heeft weten op te lossen?
Ik ben bekend met de door de stichting genoemde resultaten van haar inspanningen. Ik heb veel waardering voor dit soort initiatieven die een bijdrage aan de maatschappij willen leveren.
Bent u bekend met het feit dat SIGNI acteert op verzoek van nabestaanden, voor wie de onwetendheid over het lot van hun familielid onmenselijk veel leed veroorzaakt?
Ja. Ik begrijp dat de betekenis van de activiteiten van de stichting voor families en vrienden van vermisten groot kan zijn.
Bent u bekend met het feit dat SIGNI haar belangrijke activiteiten vanwege de opgelegde boete nu gedwongen heeft gestaakt, hetgeen grote impact heeft op familieleden, dan wel nabestaanden van vermiste personen? Zo nee, beseft u dan wel dat dankzij SIGNI de familie van de vermoorde Ichelle van de Velde eindelijk waardig afscheid van haar kan nemen, omdat het zoekteam van Signi Zoekhonden afgelopen zaterdag het laatste ontbrekende lichaamsdeel van het slachtoffer heeft gevonden?
Onderdeel van een juridische procedure is dat de betrokken partij aanspraak kan maken op een matiging van de boete en een betalingsregeling. De Inspectie SZW heeft de betrokken stichting gewezen op deze mogelijkheid en op de benodigde informatie om tot oordeelsvorming te kunnen komen. Naar het oordeel van de Inspectie SZW heeft de stichting initieel onvoldoende bewijs aangeleverd, waardoor geen reden bestond om de boete te matigen. De stichting heeft in de bezwaarfase, die thans loopt, aanvullende financiële gegevens verstrekt. Inmiddels is de boete betaald, zodat geen sprake is van betalingsonmacht.
Waarom wordt rücksichtslos een zeer hoge boete opgelegd zonder ook maar enig besef te hebben van het feit dat deze boete wordt opgelegd aan een non-profit stichting die alleen met vrijwilligers werkt, die volledig afhankelijk is van donaties en sponsoren en waarvan in 2020 beide oprichters door dezelfde overheid zijn benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau?
De Inspectie SZW legt alleen boetes op voor zover sprake is van overtreding van wettelijke regels. In regelgeving is bepaald dat ook degene bij wie vrijwilligers werkzaam zijn verantwoordelijk is voor naleving van deze regels. Op deze manier kunnen ook vrijwilligers hun bijdrage verrichten in een gezonde en veilige omgeving. De Inspectie SZW heeft de stichting eerder in een gesprek en per brief kenbaar gemaakt wat de relevante regels zijn. Daarom ben ik van mening dat van rücksichtslos optreden geen sprake is. Bij het bepalen van de hoogte van de boete betrekt de Inspectie SZW de feiten en omstandigheden van het individuele geval, waaronder het aantal aanwezige werknemers of vrijwilligers op de locatie ten tijde van de overtreding. Dit heeft de Inspectie SZW ook in onderhavige zaak gedaan.
Bent u bereid om de opgelegde boete in te trekken (vanwege strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur), dan wel kwijt te schelden? Zo nee, waarom niet?
De stichting kan via de gebruikelijke bestuursrechtelijke weg bezwaar en (hoger) beroep aantekenen tegen de opgelegde boete. De bezwaarprocedure loopt inmiddels. In het kader van het ingediende bezwaar vindt een heroverweging van de boetebeschikking plaats. Daarin wordt de opgelegde boete beoordeeld op grond van het beginsel evenredigheid en proportionaliteit, zoals ook neergelegd in de Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving waar ik aan gebonden ben. De rechter toetst in (hoger) beroep.
Indien u onverhoopt van mening bent dat de wetgeving wel juist is uitgelegd, bent u daarnaast dan bereid om de relevante wetgeving zodanig aan te passen (al dan niet met terugwerkende kracht) dat deze barrière voor SIGNI wordt weggenomen, omdat zij anders haar belangrijke werk niet meer kan doen? Zo nee, waarom niet?
Voor de volledigheid merk ik op dat de huidige regels een belangrijk, achterliggend doel hebben, namelijk het zorgdragen dat ook vrijwilligers gezond en veilig hun activiteiten kunnen uitvoeren. Het is aan de stichting zelf om te bepalen hoe haar activiteiten zodanig kunnen worden georganiseerd dat deze met inachtneming van dergelijke waarborgen voor de betrokken duikers doorgang kunnen vinden. Of wetgeving juist is toegepast door de Inspectie SZW is uiteindelijk ter bepaling aan de bestuursrechter.
Zo nee, waarom staat er dan op de website van de rijksoverheid dat het kabinet ruimte wil voor initiatieven van burgers en verenigingen in de samenleving en dat de overheid de «Doe-Democratie» actief ondersteunt: «Bijvoorbeeld door knellende regels weg te nemen waar dat mogelijk is.»?
De rijksoverheid ondersteunt initiatieven in de samenleving, waar mogelijk en nodig door knellende regels aan te passen of weg te nemen. Voor mij staat op dit moment niet vast dat de duikregels zodanig knellend zijn dat deze stichting of anderen hun werkzaamheden niet kunnen voortzetten, ook niet na aanpassing van werkwijze. Bovendien dienen de voor deze zaak relevante regels, zoals bij vraag 8 opgemerkt, een belangrijk doel: het zorgen voor een veilige en gezonde werkomgeving voor (vrijwillige) duikers. Dit belang kan niet zonder meer ter zijde worden geschoven. Indien de stichting met mijn departement overleg wil voeren over de bestaande voorschriften in relatie tot haar activiteiten onder water, dan ben ik daar toe bereid.
Bent u bereid deze vragen inhoudelijk te beantwoorden en u niet te verschuilen achter het vaak aangevoerde argument dat de «zaak nog onder de rechter is»?
Ja, ik verwijs naar mijn antwoorden op de gestelde vragen.
Het bericht ‘Klokkenluiders terrorismepolitie: er zijn “wandelende tijdbommen” die zomaar aanslag kunnen plegen’ |
|
Lilian Helder (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Klokkenluiders terrorismepolitie: er zijn «wandelende tijdbommen» die zomaar aanslag kunnen plegen»?1
Ja.
Klopt het dat door gebrekkige aansturing vanuit de leiding bij het CTER (Contraterrorisme Extremisme en Radicalisering) en mismanagement geen toezicht is op tientallen geradicaliseerde terugkeerders? Zo ja, hoe lang is al sprake van deze onaanvaardbare situatie?
Zoals ik u recent heb geïnformeerd2 start de Inspectie nu een oriënterend onderzoek naar aanleiding van signalen die zij mij meldt te hebben ontvangen over vermeende misstanden binnen het informatieknooppunt van de Landelijke Eenheid (LE) van de politie dat zich bezighoudt met het verzamelen van informatie over contraterrorisme, extremisme en radicalisering (CTER).
Het is van groot belang dat medewerkers met signalen van vermeende misstanden terecht kunnen bij hiervoor ingerichte loketten, zoals in dit geval de Inspectie Justitie en Veiligheid. Dergelijke signalen dienen zorgvuldig te worden onderzocht met gelegenheid tot hoor- en wederhoor.
Op basis daarvan kan vervolgens worden vastgesteld of nader onderzoek noodzakelijk is. De Inspectie zet met de start van dit oriënterend onderzoek een eerste stap hierin.
Daarom acht ik het op dit moment onwenselijk om vooruit te lopen op de uitkomsten van de oriëntatie, en te speculeren op basis van aannames over vermeende risico’s.
Waarom heeft de leiding van de Nationale Politie de politiebonden ACP en NPB niet serieus genomen en is er niet per direct actie ondernomen?
Er hebben mij niet eerder signalen bereikt van vermeende misstanden bij het informatieknooppunt van de Landelijke Eenheid (LE) van de politie dat zich bezighoudt met het verzamelen van informatie over contraterrorisme, extremisme en radicalisering (CTER).
Ik zal uw Kamer nader informeren als de Inspectie haar oriënterend onderzoek heeft afgerond.
Zijn er eerder rapporten dan wel interne memo’s gemaakt over deze, dan wel vergelijkbare, problemen binnen CTER? Zo ja, kunnen die naar de Kamer worden gestuurd, dan wel kan de conclusie daarvan met de Kamer worden gedeeld?
Zie antwoord vraag 3.
Is er inmiddels wel voldoende orde op zaken gesteld en is de veiligheid van Nederland op dit punt niet meer in gevaar?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat er momenteel 17 vacatures zijn binnen CTER op een totale capaciteit van 80 fte?
Er zijn momenteel 17 vacatures op een totale capaciteit van 128 fte voor het gehele cluster CTER. Om capaciteitsvraagstukken op te vangen wordt gebruik gemaakt van flexibele tactische capaciteit.
Nu dit het derde voorbeeld van niet optreden van de leiding bij de Landelijke Eenheid en/of de korpsleiding binnen korte tijd is, waar dit eerder al het geval was bij de TCI (Team Criminele Inwinning) en het LIRC (Landelijk Internationaal Rechtshulpcentrum), is het dan niet tijd om de betreffende personen binnen de leiding van die eenheden te vervangen?
Zie antwoord vraag 2.
Wanneer is het oriënterend onderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid gereed en wanneer wordt de Kamer van het resultaat hiervan op de hoogte gesteld?
Zoals aangegeven aan uw Kamer3 start de Inspectie Justitie en Veiligheid een oriënterend onderzoek naar de werkwijze en onderlinge verhoudingen bij het informatieknooppunt van de Landelijke Eenheid (LE) van de politie dat zich bezighoudt met het verzamelen van informatie over contraterrorisme, extremisme en radicalisering (CTER). Daarbij heb ik aangegeven uw Kamer nader te informeren wanneer de Inspectie haar oriënterend onderzoek heeft afgerond. De Inspectie opereert onafhankelijk. Daarom is het aan hen te bepalen wanneer het onderzoek is afgerond.
Bent u bereid om deze vragen, vanwege de hoge urgentie, zo spoedig mogelijk te beantwoorden?
Ja.
Kent u de website van New Insight Consulting?
Ja.
Kent u de berichten op de betreffende website over Arabische lessen voor de politie bedoeld voor hun werkzaamheden in de dagelijkse praktijk?1
Ja.
Deelt u de mening dat de voertaal hier Nederlands is en de politie dan ook Nederlands dient te spreken met burgers en dit de omgekeerde wereld is? Zo nee, waarom niet?
Waarom wordt de kostbare tijd van politieagenten besteed aan het volgen van taal- en cultuurlessen in plaats van die tijd te besteden aan het handhaven van de openbare orde en het opsporen van strafbare feiten?
Waarom wordt belastinggeld besteed aan een activiteit die op geen enkele wijze bijdraagt aan de uitvoering van bovengenoemde werkzaamheden van de politie?
Bent u bereid om de betreffende korpsen en/of de korpsleiding hier op te wijzen en er voor te zorgen dat aan deze en vergelijkbare activiteiten per direct een einde wordt gemaakt? Zo nee, waarom niet?