Kent u de berichten over uitlatingen van de scheidend Nederlandse ambassadeur te Rwanda, dhr. Makken, dat Nederland de hulp aan Rwanda niet zou hebben opgeschort en dat het verweer van Rwanda tegen de aantijgingen uit het VN-rapport Nederland tevreden zou stellen?1
Ja.
Is het waar dat scheidend ambassadeur Makken zich op deze manier heeft uitgelaten? Heeft de ambassadeur hiermee namens de Nederlandse regering gesproken of zijn deze uitspraken op persoonlijke titel gedaan?
Ambassadeur Makken heeft in een interview met de Rwandese pers aangegeven dat het tot tevredenheid stemt dat de Rwandese regering serieus is ingegaan op de beschuldigingen uit het VN-rapport. Dit blijkt uit de uitgebreide reactie die de Rwandese regering op 27 juli aan de VN stuurde. Anders dan de journalist in het genoemde artikel suggereert, geeft de ambassadeur uitdrukkelijk geen oordeel over de inhoud van de Rwandese reactie.
Hoe beoordeelt de Nederlandse regering het tegenrapport van Kagame/Rwanda? Bent u het met ambassadeur Makken eens dat de reactie van Rwanda op de aantijgingen uit het VN-rapport van 27 juni «very serious and satisfactory» is? Is hiermee voor Nederland het zeer gedegen VN-rapport en de bevindingen van de onafhankelijke experts weerlegd en afgehandeld? Wat is de reactie van deze onafhankelijke experts op het Rwandese rapport?
De regering zal de Rwandese reactie meenemen in de verdere beoordeling van de situatie en trekt hierin op met gelijkgezinde internationale partners. Daarbij spelen het eindoordeel van de VN Group of Experts, maar vooral de actuele ontwikkelingen in Oost-Congo zelf een belangrijke rol. De groep heeft nog niet inhoudelijk gereageerd op het Rwandese rapport.
Wat betekenen de uitlatingen van de ambassadeur voor het geweld in de regio en voor de Congolese burgers, gezien de relativering die ervan uit lijkt te gaan met betrekking tot betrokkenheid van buurlanden bij het conflict? Welke gevolgen zou een overhaaste Nederlandse conclusie dat Rwanda niet bijdraagt aan het gewapend geweld in Congo hebben voor partijen en burgers in de regio?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2, heeft de Nederlandse ambassadeur geen oordeel gegeven over de inhoud van het Rwandese tegenrapport.
Nederland heeft de beslissing over het verlenen van bilaterale sectorale begrotingssteun aan de Rwandese overheid aangehouden. De publicatie van de Rwandese reactie vormt geen aanleiding over te gaan tot uitbetaling van de aangehouden steun aan Rwanda.
Belangrijke aandachtspunten bij de verdere beoordeling zijn voor Nederland enerzijds een constructieve Rwandese opstelling bij het zoeken naar een oplossing voor het conflict in Oost-Congo en anderzijds de constatering dat er geen sprake (meer) is van steun vanuit Rwandees grondgebied aan rebellengroepen in de DRC. Hierin zullen de bevindingen in het eindrapport van de Group of Experts ook worden meegewogen.
Wat betekent het Rwandese tegenrapport voor de relatie van Nederland met Rwanda en het opschorten van de hulp na het verschijnen van het VN-rapport en addendum van 27 juni?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke manier heeft het opschorten van de hulp aan Rwanda, zoals recent besloten is, vorm gekregen? Heeft dit daadwerkelijk geleid tot het opschorten van betalingen, of zoals ambasseur Makken zegt: «There were no payments due, so we have not suspended aid, we are delaying any decisions on aid payments pending the reply of Rwanda to the UN report of Group of Experts»?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is de reactie op het Rwandese tegenrapport van andere EU-landen en de Verenigde Staten die hulp hebben opgeschort na het verschijnen van het VN-rapport?
De EU-partners en de VS beraden zich nog op het Rwandese tegenrapport en de ontwikkelingen in het veld. Vooralsnog heeft geen van hen aangekondigd hun maatregelen in te trekken naar aanleiding van het Rwandese rapport.
Is er alleen sprake van (mogelijke) betrokkenheid van Rwanda bij het geweld in Oost-Congo of is ook Oeganda betrokken bij het conflict, onder andere door fysieke aanwezigheid van militairen in het gebied? Zo ja, wat betekent dit voor de relatie van Nederland met Oeganda? Worden er consequenties verbonden aan inmenging van Oeganda in het conflict? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
De rapportage van de Group of Experts bevat geen aanwijzingen dat Oegandese troepen bij het geweld betrokken zouden zijn of in het betreffende gebied zouden zijn ontplooid. Nederland volgt samen met de internationale partners de ontwikkelingen in het gebied op de voet. Vooralsnog is er geen aanleiding om de Nederlandse relatie met Oeganda te herzien.
Zakkenvullende eurocraten |
|
Louis Bontes (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Knapen (CDA) , Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Heeft u de uitermate schokkende televisie-uitzending gezien over de salarissen, pensioenen en vergoedingen van eurocraten?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat een eurocommissaris inclusief woonvergoeding en representatiekosten per maand maar liefst 27 318 euro ontvangt?
Het kabinet is van mening dat bij de komende herziening van het EU-ambtenarenstatuut de arbeidsvoorwaarden van EU-personeel gemoderniseerd en versoberd dienen te worden. Het stelsel van salarissen, pensioenen en vergoedingen van Europese Commissarissen en Europarlementariërs is vastgelegd in verscheidene regelingen. Deze stelsels zijn wat de bedragen betreft gekoppeld aan het EU-ambtenarenstatuut2, waarin de omvang en voorwaarden van salarissen, pensioenen en vergoedingen van EU-ambtenaren zijn bepaald.
Zoals vermeld in het BNC-fiche over de verordening EU-ambtenarenstatuut van 20 januari jl. (Kamerstuk 22 112, nr. 1342, 2011–2012) en de kabinetsreactie Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 (Kamerstuk 21 501-20 nr. 553, 2011–2012) dient de ambtelijke dienst van de EU gemoderniseerd te worden. Het kabinet acht een verdergaande modernisering en versobering van het pensioensysteem, de bevorderingssystematiek en het stelsel van vergoedingen voor EU-personeel gewenst om de arbeidsvoorwaarden voor EU-ambtenaren meer in lijn te brengen met die in de lidstaten en de totale kosten voor administratieve uitgaven in de hand te houden. Zoals eerder gemeld aan de Kamer zet het kabinet in op een nominale bevriezing van de administratieve uitgaven van de EU. Wat betreft de verschillende extra vergoedingen waarvoor het EU-personeel in aanmerking komt, meent de regering dat deze (expat-)vergoedingen weliswaar gebruikelijk zijn bij personeel dat tijdelijk in het buitenland wordt gestationeerd, maar niet gepast zijn voor EU-ambtenaren die hun leven lang in Brussel werken en wonen.
Nederland heeft, samen met een groep gelijkgezinde lidstaten, in de onderhandelingen met de Commissie (en het Europees Parlement) over het EU-ambtenarenstatuut aangedrongen op ambitieuzere wijzigingsvoorstellen van de zijde van de Commissie. Lidstaten werken op nationaal niveau hard aan het doorvoeren van vergaande bezuinigingsmaatregelen. Het is van belang dat ook op Europees niveau soberheid regeert. Zolang onvoldoende wijzigingen worden aangebracht, is het voor de Raad mogelijk met gekwalificeerde minderheid het Statuutsvoorstel niet te aanvaarden. Nederland heeft samen met andere lidstaten ook tegen de voorgestelde salaris- en pensioenindexering per 1 juli 2011 (COM(2011) 820)) gestemd. Nu de door de Commissie voorgestelde indexering niet door de Raad is bekrachtigd heeft zij de Raad voor het Hof van Justitie van de Europese Unie gedaagd. De Nederlandse regering heeft derhalve een actieve houding op dit punt.
De onderhandelingen over het EU-ambtenarenstatuut maken voor wat betreft de financiële aspecten integraal onderdeel uit van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2014–2020. De beleidsmatige inzet van Nederland bij de onderhandelingen over hervorming van het EU-ambtenarenstatuut is ondersteunend aan de Nederlandse inzet in de MFK-onderhandelingen, te weten een substantiële vermindering van de Nederlandse afdrachten aan de EU en een hervormde begroting die is toegespitst op de prioriteiten van dit decennium.
Wat vindt u ervan dat een afgetreden eurocommissaris – zoals de in de uitzending genoemde Louis Michel – drie jaar lang een uittredingsvergoeding ontvangt van 8200 euro per maand en, zonder ooit pensioenpremie te hebben afgedragen, vanaf de 65-jarige leeftijd 5 jaar lang een pensioen ontvangt van 4717 euro per maand?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u ervan dat beginnende jonge ambtenaren bij de instellingen van de Europese Unie, inclusief standplaatsvergoeding, kindvergoeding en ontheemdingstoelagen, 4676 euro netto per maand toucheren en hun netto salaris hoger is dan hun bruto salaris?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u ervan dat Europarlementariërs een salaris ontvangen van 6200 euro per maand, met daarboven op nog 3000 euro aanwezigheidsvergoeding (als ze voor een vergadering de aanwezigheidslijst hebben getekend) en een kantoorvergoeding van 4300 euro per maand, waardoor het totaal op 13 500 euro per maand komt?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat deze zakkenvullerij van al die eurocraten op kosten van ook de Nederlandse belastingbetaler onmiddellijk moet stoppen? Bent u bereid de Nederlandse bijdrage aan de Europese Unie onmiddellijk op te schorten totdat deze perverse salarissen en vergoedingen tot het verleden behoren? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht “Brussel wil meer geld van EU-lidstaten ” |
|
Geert Wilders (PVV), Louis Bontes (PVV) |
|
Knapen (CDA) , Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Brussel wil meer geld van EU-lidstaten»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het krankzinnig is dat in een tijd van economische crisis, waarin Nederlandse burgers al keihard door u en uw Kunduz-vrienden gepakt worden, de ongekozen eurocraten in Brussel om nog meer geld vragen? Zo neen, waarom niet?
Nederland heeft tegen de in het bericht genoemde Raadspositie gestemd (vastleggingen +1,3% en betalingen +2,8% ten opzichte van 2012), omdat deze ver verwijderd is van de Nederlandse positie gericht op een nominale bevriezing van de jaarbegroting. Het kabinet vindt dat in de huidige economische situatie de Europese begroting zich moeten voegen naar de bezuinigingsinspanningen van lidstaten.
Heeft u er lol in miljarden over de balk te smijten naar corrupte Zuid-Europese landen en failliete banken en ook nog eens regeringsleider van een land te zijn dat de grootste netto-betaler van Europa is? Zo ja, realiseert u zich dat het lachen u snel zal vergaan?
Het kabinet is het oneens met de gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten die wel bereid blijkt te zijn om de Europese begroting te verhogen.
Wilt u, als het gaat om de financiële bijdrage aan de EU, de geschiedenisboekjes ingaan als een Thatcher of als een eurofiel? Indien als een Thatcher, bent u dan bereid met uw VVD-tasje op tafel te slaan en onze gehele financiële bijdrage aan de EU met vele miljarden extra te verlagen danwel geheel te stoppen en het daarmee bespaarde geld te gebruiken om de lasten van de Nederlandse te verlagen?
Ten aanzien van de Europese meerjarenbegroting is de hoofddoelstelling van het kabinet om de Nederlandse afdrachten substantieel te verminderen en de begroting te moderniseren. Het kabinet zet daarbij in op
Het frustreren van het gebruik van het Europees Burgerinitiatief |
|
Harry van Bommel |
|
Knapen (CDA) |
|
Is het waar dat van de zes officieel geregistreerde Europese burgerinitiatieven die zijn aangemeld, er nog niet een is begonnen met het inzamelen van handtekeningen?1
Momenteel staan er bij de Europese Commissie zeven Europese burgerinitiatieven geregistreerd. Vanaf moment van registratie kunnen organisatoren van een initiatief steunbetuigingen gaan verzamelen. Dit kan op papier of via een online verzamelsysteem. Voor het online verzamelsysteem heeft de Commissie gratis (niet verplichte) software ter beschikking gesteld. Er blijken echter problemen te bestaan met het installeren van deze software. Daardoor kunnen de organisatoren nog niet beginnen met het online verzamelen van steunbetuigingen. Wel kunnen de organisatoren starten met het verzamelen van papieren steunbetuigingen. De Commissie heeft toegezegd de problemen zo snel mogelijk te willen oplossen en overweegt de organisatoren uitstel te verlenen. In dat laatste geval zou de termijn van 1 jaar voor het verzamelen van de 1 miljoen steunbetuigingen pas gaan lopen als de problemen zijn opgelost.
Is het waar dat het elektronisch verzamelsysteem van de Europese Commissie nog niet gereed is? Zo ja, wat is daarvan de oorzaak en wanneer is dit wel gereed?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de capaciteit die de Europese Commissie heeft vrijgemaakt om burgers te assisteren bij het indienen van een initiatief? Deelt u de mening van de auteur van het artikel dat die onvoldoende zou zijn?
Nederland heeft vastgesteld dat de Europese Commissie in de voorbereidingen heeft gezorgd voor zo compleet en duidelijk mogelijke informatie voor organisatoren op een speciale website – http://ec.europa.eu/citizens-initiative/public/welcome – en voor een helpdesk via Europe Direct. Ambtenaren van DG Digit hebben bovendien vorige maand een bijeenkomst georganiseerd met de organisatoren van de geregistreerde initiatieven om de problemen die zijn ontstaan met de software te bespreken. Ik heb daarom de indruk dat de Commissie haar taak serieus oppakt.
Kunt u bevestigen dat een initiatief om op termijn kernenergie uit te bannen, is afgewezen met het argument dat het buiten de competenties van de Europese Commissie ligt? Zo ja, deelt u de mening dat de Europese Commissie met deze opstelling het gebruik van het burgerinitiatief te veel inperkt? Indien neen, waarom niet?
Ja, het initiatief is afgewezen omdat het buiten de bevoegdheid van de Commissie valt om hierover een voorstel voor EU-wetgeving in te dienen ter uitvoering van de EU-verdragen. Het initiatief betreft een onderwerp dat valt onder het Euratom-verdrag. Echter, het burgerinitiatief is niet van toepassing op het Euratom-verdrag. Dit volgt uit artikel 106bis Euratom, een artikel dat is ingevoegd bij het Verdrag van Lissabon. Dit artikel geeft aan welke bepalingen van het Verdrag betreffende de EU (VEU) en het Verdrag betreffende de Werking van de EU van toepassing zijn op het Euratom-verdrag. Artikel 24 VWEU, de rechtsgrondslag van de verordening over het burgerinitiatief, valt daar niet onder. De Commissie moet de verdragen en de voorwaarden uit de verordening respecteren. De initiatiefnemers kunnen tegen de beslissing in beroep gaan om dit oordeel te laten toetsen door het Hof of bezwaar maken bij de Europese Ombudsman.
Hoeveel burgerinitiatieven zijn door de Europese Commissie afgewezen en wat zijn daarvoor de meest voorkomende redenen?
Er zijn tot nu toe drie initiatieven afgewezen, waaronder het hierboven besproken initiatief. Het betreft initiatieven waarvan de Commissie heeft geoordeeld dat deze buiten haar bevoegdheid vallen om een voorstel voor EU-wetgeving in te dienen ter uitvoering van de EU-verdragen. De afgewezen verzoeken en de redenen daarvoor zijn te vinden via http://ec.europa.eu/citizens-initiative/public/initiatives/non-registered.
Deelt u de mening dat ook initiatieven zouden moeten worden toegelaten waarvan de intentie deels wel via Europese wetgeving zou kunnen worden nagestreefd en dat de Europese Commissie indieners zou moeten helpen om de daarvoor noodzakelijke vraagstelling te formuleren? Indien ja, bent u bereid hiervoor bij de Europese Commissie te pleiten? Indien neen, waarom niet?
De Europese Commissie geeft op haar speciale website over het burgerinitiatief uitgebreide informatie over zowel de te volgen procedure als de onderwerpen waarop de Commissie bevoegd is om wetgeving te ontwikkelen. Naar mijn mening helpt de Commissie initiatiefnemers hiermee voldoende op weg. De Commissie is niet betrokken bij het formuleren van de noodzakelijke vraagstelling, omdat de Commissie op onafhankelijke wijze moet kunnen oordelen over de ontvankelijkheid van initiatieven.
Homoseksualiteit in Ethiopië |
|
Harry van Bommel |
|
Knapen (CDA) |
|
Kent u het bericht «Ethiopia: Newspaper warns of gay «infestation»»?1
Ja.
Is het waar dat de populaire Ethiopische krant Yenga daily recent berichtte over een homoseksualiteit «plaag» die het land momenteel zou teisteren en in het artikel onder meer noemt dat Europa via Ethiopische studenten deze «plaag» naar het land exporteert? Worden er in Ethiopische media vaker berichten met een vergelijkbare inhoud over homoseksualiteit in het land gepubliceerd?
Ja. Sinds de International Conference on Aids and Sexually Transmitted Infections (ICASA) in december 2011 in Addis Abeba, verschijnen er met enige regelmaat negatieve berichten in de media over homoseksualiteit.
Is het waar dat een kortgeleden gehouden nationale anti-homoseksualiteit conferentie opriep om tegen deze vermeende homoseksualiteit plaag in actie te komen? Werd tijdens de conferentie de doodstraf voorgesteld? Welke andere maatregelen zijn tijdens de conferentie voorgesteld?
Ja. Op een conferentie over homoseksualiteit op 9 juni j.l. in Addis Abeba werd opgeroepen de strijd aan te gaan tegen verspreiding van homoseksualiteit en de wetgeving aan te scherpen. Echter, de doodstraf werd niet voorgesteld.
Was de Ethiopische regering op enigerlei wijze betrokken bij de conferentie?
Nee. Overheidsfunctionarissen, parlementsleden, hoofden van religieuze en maatschappelijke organisaties namen op persoonlijke titel deel.
Hoe invloedrijk acht u de conferentie?
Dit is zo kort na afloop moeilijk in te schatten. De conferentie zal worden gevolgd door regionale bijeenkomsten met dezelfde strekking. Het is te verwachten dat de combinatie van nationale – en regionale bijenkomsten een negatieve invloed zal hebben op de publieke opinie en houding jegens homoseksuelen.
Wat doet de Ethiopische overheid om discriminatie van homoseksuelen tegen te gaan?
Homoseksualiteit is een uiterst gevoelig onderwerp in Ethiopië en maatschappelijk niet geaccepteerd. Homoseksualiteit is bij wet verboden.
Kunt u bevestigen dat sinds de conferentie de haat tegen homo’s, die zich onder meer uit in doodsbedreigingen, is toegenomen?
Formele berichtgeving over toename doodsbedreigingen zijn niet bekend. Wel zijn er informele berichten over toename van intimidatie tegen homoseksuelen sinds de conferentie. Nederland wijst elke vorm van geweld, bedreiging en intimidatie van homoseksuelen af.
Is het waar dat de conferentie werd gesponsord door buitenlandse donoren? Indien ja, door welke landen werden de conferentie of hieraan deelnemende groepen gesteund? Is er ook geld vanuit Nederland naar de conferentie of hieraan deelnemende groepen gegaan?
Het is onbekend of en door wie deze conferentie werd gesponsord. Nederland heeft geen (financiële) bijdrage geleverd.
Zet Nederland in partnerland Ethiopië, bijvoorbeeld in het kader van de betrokkenheid bij HIV/AIDS, ook middelen in voor voorlichting over homoseksualiteit? Indien ja, welke activiteiten worden op dit gebied ondernomen? Overweegt u, gezien de recente ontwikkelingen in Ethiopië, hier extra geld voor vrij te maken?
Ja. Binnen het speerpunt Seksuele Reproductieve Rechten en Gezondheid (SRGR) wordt op een geïntegreerde manier aandacht besteed aan Lesbian, Gay, Bisexual, Transsexual and Intersexual (LGBTI)-rechten. Hierbij streeft men actief naar verbetering van dienstverlening aan deze groep en naar het tegengaan van intimidatie en bedreigingen. De Nederlandse Ambassade in Addis Abeba verleent financiële steun aan verschillende organisaties die actief zijn op het gebied van SRGR. Daarnaast zijn er contacten met (religieuze en professionele) organisaties in Nederland om te onderzoeken hoe en met wie een dialoog over homoseksualiteit open gevoerd kan worden binnen de Ethiopische samenleving. Later dit jaar zal de Nederlandse SRGR en Hiv/Aids-ambassadeur een bezoek brengen aan Ethiopië. Nederland blijft de ontwikkelingen betreffende homoseksualiteit kritisch volgen.
Het verbieden van Niet-Gouvernementele Organisaties (NGO’s) in Oeganda |
|
Ingrid de Caluwé (VVD), Klaas Dijkhoff (VVD) |
|
Knapen (CDA) , Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Oeganda verbiedt 38 NGO’s»?1
Ja.
Kunt u aangeven of het klopt dat de regering van Oeganda 38 NGO’s heeft verboden omdat deze «homofilie zouden verspreiden» met buitenlands geld?
De Oegandese minister van Ethiek en Integriteit, Simon Lokodo, heeft een oproep gedaan 38 hulporganisaties te verbieden omdat ze homoseksualiteit zouden propageren. De Oegandese NGO-Raad, die belast is met de registratie van NGO’s, heeft echter te kennen gegeven niet van plan te zijn naar aanleiding van die oproep actie te ondernemen.
Zo ja, deelt u de mening dat dit onacceptabel is, mede in het licht van de ontwikkelingsrelatie die Nederland met Oeganda heeft?
Vooralsnog is dit gelet op het gestelde in antwoord op vraag 2 niet aan de orde.
Ziet u mogelijkheden om de ontwikkelingsrelatie van ongeveer 6 miljoen euro per jaar op te schorten zolang deze NGO’s verboden blijven?
Zie antwoord vraag 3.
Zo nee, kunt u aangeven op welke wijze de Nederlandse ontwikkelingshulp dan wel bijdraagt aan de veiligheid van homoseksuelen in Oeganda?
Het bericht dat de EU de deur open zet voor vele vreemdelingen |
|
Louis Bontes (PVV), Geert Wilders (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Leers , Knapen (CDA) |
|
Hoe beoordeelt u het dat de EU allerlei akkoorden sluit die het voor bijvoorbeeld Marokkanen, Egyptenaren en Kaapverdiërs veel makkelijker (gaan) maken om de EU binnen te komen?1
De in het artikel genoemde mobiliteitspartnerschappen die de EU met derde landen overeenkomt, zijn politieke overeenkomsten met als uitgangspunt een alomvattende aanpak van migratievraagstukken. Er worden afspraken gemaakt over samenwerking binnen de vier pijlers van de Totaalaanpak van migratie en mobiliteit2, te weten de bestrijding van illegale immigratie, het faciliteren van legale migratie en mobiliteit, asiel en internationale bescherming en migratie en ontwikkeling. De partnerschappen zijn per land op maat gemaakt.
Visumfacilitatie- alsmede terug- en overnameovereenkomsten maken deel uit van toekomstige mobiliteitspartnerschappen. Met landen die niet aanmerking komen voor visumfacilitatie, zal geen mobiliteitspartnerschap worden aangegaan, maar kunnen afspraken over migratiesamenwerking worden gemaakt in de vorm van een Gemeenschappelijke agenda voor migratie en mobiliteit. Nederland zet zich ervoor in dat ook bij een dergelijke Gemeenschappelijke agenda gekoppeld wordt aan afspraken over terug- en overname.
Waarom doet Nederland mee met het afsluiten van dergelijke akkoorden?
EU-lidstaten participeren vrijwillig in mobiliteitspartnerschappen, deels afhankelijk van hun eigen prioriteiten, bijvoorbeeld met projecten op gebied van terugkeer en herintegratie, grensbewaking en documentveiligheid of door het openstellen van bepaalde sectoren van hun arbeidsmarkt voor arbeidsmigratie en/of door de positieve bijdrage van migratie aan de ontwikkeling van herkomstlanden te vergroten. Mobiliteitspartnerschappen zijn in het belang van Nederland omdat zij kunnen leiden tot betere regulering van migratiestromen, betere medewerking aan terug- en overname en betere inbedding van migratievraagstukken in de samenwerking van de EU met het betreffende land. Het besluit om deel te nemen aan specifieke partnerschappen hangt hiermee samen.
Nederland neemt deel aan de mobiliteitspartnerschappen met Armenië, Georgië en Kaapverdië. De Nederlandse bijdrage betreft projecten op het gebied van terugkeer en herintegratie en capaciteitsversterking van migratie autoriteiten. Ook is Nederland betrokken bij het overleg met Azerbeidzjan over een toekomstig mobiliteitspartnerschap. De voorgestelde Nederlandse bijdrage ligt eveneens op het vlak van versterking van migratiemanagement, waaronder terugkeer en herintegratie. Met Marokko en Tunesië is de EU in gesprek over een mobiliteitspartnerschap. Er is hierbij nog geen akkoord bereikt. Nederland heeft belangstelling voor het mobiliteitspartnerschap met Marokko. Ook hier gaat de Nederlandse interesse uit naar activiteiten die zich richten op capaciteitsversterking van migratie autoriteiten en terugkeer en herintegratie, alsmede migratie en ontwikkeling.
Deelt u de mening dat het absurd is om «vrij reizen» als ruilmiddel te gebruiken om hervormingen in de betreffende landen te bevorderen? Zo neen, waarom niet?
Visumfacilitatie is niet hetzelfde als visumvrij reizen. Nederland is zeer terughoudend als het gaat om visumliberalisatie. Bij visumfacilitatie gaat het juist om het reguleren van migratiestromen, waarbij het voor bepaalde bona fide groepen (zakenlieden, wetenschappers, studenten) gemakkelijker wordt gemaakt om een visum te verkrijgen. Tegelijkertijd worden afspraken gemaakt over het tegengaan van illegale immigratie en mensenhandel.
De stelling in het artikel dat de EU visumfacilitatie «uitruilt» tegen afspraken over hervormingen is te kort door de bocht. Immers, om voor visumfacilitatie in aanmerking te komen gelden heldere, van tevoren vastgelegde, voorwaarden (zie kabinetsbrief «EU-visumbeleid voor de naaste buren van de Unie» van 7 oktober 2011, Kamerstuk 21501-02-1096).
Acht u het in het belang van Nederland wanneer veel meer vreemdelingen makkelijker – en zelfs zonder visum – naar ons land kunnen reizen? Hoe verhoudt zich dit tot bijvoorbeeld het tegengaan van illegaliteit, criminaliteit, islamisering en de komst van kansarmen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om te kiezen voor eigen grenzen en eigen immigratiebeleid en derhalve om te bevorderen dat Nederland uit de EU stapt? Zo neen, waarom niet?
Nee. Het kabinet is van mening dat het samen met Europese partners uitvoeren en vormgeven van een effectief Europees migratiebeleid, waar terugkeer deel van uitmaakt, voor Nederland meer voordelen zal opleveren dan terugtrekking uit de Europese Unie en het daarmee geïsoleerd uitvoeren van een nationaal beleid op het terrein van migratie en grensbewaking.
Het bericht 'Helft ontwikkelingskredieten gaat naar Westerse bedrijven' |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Knapen (CDA) |
|
Kent u het bericht «Helft ontwikkelingskredieten gaat naar Westerse bedrijven»1 en het rapport «Private profit for public good? Can investing in private companies deliver for the poor?» van Eurodad?2
Ja.
Klopt het dat financiële middelen van ontwikkelingsbanken, zoals het Internationale Financieringsbedrijf van de Wereldbank, de Europese Investeringsbank en nationale ontwikkelingsbanken, slechts gedeeltelijk terecht komen bij bedrijven in de armste landen en dat het meeste uiteindelijk terecht komt bij beursgenoteerde bedrijven of banken, vaak in een belastingparadijs? Wat is uw mening hierover?
Ontwikkelingsbanken zijn gericht op het bevorderen van economische groei en armoedebestrijding. Hiervoor is soms expertise en kapitaal nodig van grotere bedrijven die niet gevestigd zijn in de armste landen. Als ontwikkelingsbanken hun activiteiten zouden beperken tot het financieren van bedrijven in de armste landen, dan komen veel ontwikkelingsrelevante projecten niet tot stand. Het kan voorkomen dat een ontwikkelingsbank een project financiert waarvoor het bedrijf op de (lokale) beurs geen kapitaal kan krijgen terwijl vanuit sociaal-economisch perspectief het een waardevol project betreft.
De bedrijven waar ontwikkelingsbanken in investeren maken in sommige gevallen gebruik van structuren om belastingdruk te verminderen. Ontwikkelingsbanken kennen echter strakke regels die erop toezien dat deze structuren niet worden gebruikt om belasting te ontduiken en dat de structuren niet via jurisdicties lopen die niet voldoen aan de internationale vereisten op het gebied van transparantie, zoals opgesteld door het OESO Global Forum on Transparency and Exchange of Information for Tax Purposes. Nederland ziet er nadrukkelijk op toe dat deze regels worden nageleefd.
Is het waar dat slechts een vierde van alle gesteunde bedrijven gevestigd blijkt te zijn in lage-inkomenslanden? En klopt het dat een kwart van alle investeringen van de Europese Ontwikkelingsbank is gegaan naar bedrijven die zijn gevestigd in een land met een vorm van bankgeheim? Wat is uw mening hierover?
Voor de beantwoording van deze vraag wordt er vanuit gegaan dat met de Europese Ontwikkelingsbank de Europese Investeringsbank (EIB) bedoeld wordt. Slechts een relatief klein aandeel van de leningen van de EIB gaat naar bedrijven gevestigd in lage-inkomenslanden. Dit komt omdat de EIB een investeringsbank is die voor 90% binnen de EU zelf opereert. Daarbuiten opereert de EIB ook in EU
Pre-Accessie landen, de Nabuurschapsregio en opkomende economieën. De EIB kan zelf geen subsidies verlenen en niet concessioneel uitlenen. Flankerende subsidiemiddelen zijn schaars en komen enkel uit het EU budget of uit bilaterale donorfondsen. De EIB financiert daarom maximaal 50% van een project en stelt, naast sociaaleconomische kaders, financiële eisen aan projecten en financieringspartijen, ook in haar extern beleid.
De EIB investeert in zowel publieke als private en in zowel nationale als regionale partijen. Het komt soms voor dat een buitenlandse partij een lening ontvangt, maar dat deze lening ten goede komt aan activiteiten in het partnerland. Dat een kwart van de investeringen naar bedrijven zou gaan in een land met een vorm van bankgeheim kan uit het Eurodad-rapport niet opgemaakt worden en is mij ook niet bekend. Feit is dat de EIB als EU instelling project specifieke goedkeuring ontvangt van de Europese Commissie en daarbij gebonden is aan EU regels en richtlijnen, ook wat betreft het grondig toetsen van de (belasting)jurisdicties van lening nemers.
Deelt u de mening dat deze banken veel meer gericht moeten zijn op bedrijven in landen die het het hardst nodig hebben? Zo neen, waarom niet?
Ontwikkelingsbanken richten zich op economische groei en armoedebestrijding in arme landen. Het volume van rechtstreekse investeringen in bedrijven in lage inkomenslanden is sterk toegenomen, zoals het Eurodad rapport ook aangeeft. Echter, de bedrijven in lage inkomenslanden zijn niet altijd in staat om te voldoen aan de financieringsvereisten die door ontwikkelingsbanken vanuit risico optiek worden gesteld. Dit beperkt de groeimogelijkheden. Verschillende ontwikkelingsbanken ondersteunen daarom ontwikkelingslanden door het wegnemen van obstakels die de ontwikkeling van de private sector belemmeren. Ze verbeteren bijvoorbeeld de toegang tot (internationaal) kapitaal en dat is cruciaal voor het ontwikkelen van een gezonde financiële sector. Obstakels kunnen ook liggen in wetgeving of kennis en kunde binnen bedrijven.
Er is echter ook een aantal goede argumenten voor ontwikkelingsbanken om actief te zijn in de wat rijkere landen. In de eerste plaats is het aantal landen dat als laaginkomensland kwalificeert in de afgelopen vijf jaar afgenomen van 54 naar 35. Ontwikkelingsbanken kunnen zich met het oog op een evenwichtige investeringsportefeuille niet exclusief richten op een relatief kleine groep landen. In de tweede plaats kunnen de ontwikkelingsbanken ook in middeninkomenslanden een belangrijke bijdrage leveren aan armoedebestrijding aangezien twee derde van de armen in de wereld in deze landen woont. Tot slot bevordert de grotere nadruk op duurzaamheid juist investeringen in middeninkomenslanden, omdat daar in dit opzicht meer relevante projecten aanwezig zijn.
Deelt u de mening van Eurodad dat deze banken te veel gericht zijn op de financiële sector in plaats op het midden- en kleinbedrijf, zoals kleine boeren en coöperaties in ontwikkelingslanden? Zo neen, waarom niet?
Nee. Ontwikkelingsbanken werken vanuit het oogpunt van efficiëntie bewust met financiële intermediairs zoals fondsen, banken of microkrediet instellingen. De intermediairs financieren vervolgens kleinere bedrijven, zoals boeren en coöperaties in ontwikkelingslanden. Er is dus sprake van een keten. Investeringen die via de financiële sector lopen, vloeien verder naar andere bedrijven.
Daarnaast zet Nederland via andere instrumenten in op rechtstreekse financiering van boeren en midden- en kleinbedrijf (MKB), zoals via medefinancieringsorganisaties, PSI, Africa Enterprise Challenge Fund, Programma Ondersteuning Producentenorganisaties.
Deelt u de mening van Eurodad dat ontwikkelingsbanken te veel gericht zijn op groei in plaats van duurzame economische ontwikkeling? Zo neen, waarom niet?
Nee. De meeste ontwikkelingsbanken hebben een uitdrukkelijk mandaat voor evenwichtige, «inclusieve» groei. Dit betekent dat ze tot doel hebben een bijdrage te leveren aan economische groei die het sociaal economisch evenwicht verbetert, armen uit de poverty trap haalt, en die ook in milieutermen duurzaam is.
Deelt u de mening dat de transparantie over geldstromen van ontwikkelingsbanken moet worden verbeterd? Zo neen, waarom niet?
Nederland zet zich nadrukkelijk in om transparantie waar nodig en mogelijk te bevorderen. Ontwikkelingsbanken hebben een goed systeem van sociale en milieu safeguards en accountabilityregels, waarin transparantie en inzichtelijkheid in financiële stromen een belangrijke rol spelen. Deze richtlijnen worden regelmatig geëvalueerd en aangepast. Mij zijn geen zaken bekend van onjuist gebruik van geldstromen door financiële intermediairs, ik zie dan op dit moment ook geen aanleiding om de richtlijnen aan te passen.
Hoe en op welke wijze beoordeelt u Nederlandse financiële steun aan multilaterale, regionale en nationale ontwikkelingsbanken? Welke kwaliteitseisen stelt u aan financiële steun? Kunt u dit toelichten?
Het functioneren van multilaterale organisaties wordt jaarlijks getoetst met behulp van een scorekaart. De scorekaart beoordeelt de organisatie op de relevantie en realisatie van de doelstelling (en in hoeverre de bank aansluit bij Nederlands beleid) en institutionele aspecten en functioneren (zoals de kwaliteit van beheersprocessen; Human Resources Management, kwaliteit van bestuurs- en beheersorganen, anti-corruptiebeleid en de kwaliteit van de landenkantoren).
Met alle ontwikkelingsbanken vindt daarnaast regelmatig beleidsoverleg plaats. Het beleid van de banken op het terrein van safeguards policies en accountability policies, wordt systematisch gemonitord en regelmatig herzien en aangescherpt door de raden van bewindvoerders.
Het functioneren van FMO en de aansluiting bij Nederlands beleid wordt onder andere gecontroleerd door de Staat in haar hoedanigheid als meerderheidsaandeelhouder, op basis van de overeenkomst tussen FMO en de Staat uit 1998 en door middel van het halfjaarlijks beleidsoverleg met de directie van FMO.
Op welke wijze waarborgt u dat de Nederlandse bijdrage aan deze ontwikkelingskredieten coherentie van beleid bevordert in plaats van negatief beïnvloedt? Kunt u dit toelichten?
De werkzaamheden van de ontwikkelingsbanken, waaronder kredietverlening, zijn coherent met het Nederlands beleid. Het Nederlands beleid is gericht op duurzame en evenwichtige economische groei, net als het beleid van de ontwikkelingsbanken.
Kunt u deze vragen vóór 2 juli a.s. beantwoorden in verband met het algemeen overleg over het bedrijfsleveninstrumentarium op die datum?
Ja.
Mogelijke steun van Rwanda aan rebellen in Congo |
|
Jeroen de Lange (PvdA) |
|
Knapen (CDA) , Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht van Human Rights Watch van 4 juni 2012 getiteld «DR Congo: Rwanda should stop aiding war crimes suspect»?1
Ja.
Deelt u de opvatting van Human Rights Watch dat het Rwandese leger rebellen in de Democratische Republiek Congo ondersteunt door nieuwe rekruten, wapens en munitie te leveren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op basis van welke bronnen?
De berichten over steun vanuit Rwanda aan muitende soldaten in de DRC en aan Bosco Ntaganda zijn verontrustend. In een op 29 juni gepubliceerd addendum bij het interim-rapport van de VN Group of Experts on DRC worden sterke aanwijzingen gepresenteerd van betrokkenheid hierbij van hoge Rwandese militairen. Daarmee zou Rwanda het VN wapenembargo en sanctieregime schenden. Het is aan Rwanda om tekst en uitleg te geven in antwoord op deze ernstige constateringen.
Deelt u de opvatting van Human Rights Watch dat Rwanda zeer waarschijnlijk militaire steun verleent aan Bosco Ntaganda, die sinds 2006 gezocht wordt door het Internationaal Strafhof (ICC)? Deelt u de opvatting van Human Rights Watch dat Bosco Ntaganda ongehinderd in Rwanda kan verblijven en verbleven heeft terwijl hij een door het ICC gezochte oorlogsmisdadiger is?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de Nederlandse overheid alleen of samen met andere landen al contact gezocht met de Rwandese overheid om over de inhoud van deze berichtgeving te spreken en de Rwandese overheid ter verantwoording te roepen? Zo ja, wanneer, door wie en wat was de uitkomst van dit gesprek? Zo nee, waarom niet en bent u bereid dit zo snel mogelijk te doen?
De Internationale Contactgroep voor het Grote Merengebied heeft op 24 mei onder Nederlands voorzitterschap afgesproken gezamenlijke boodschappen uit te dragen bij de autoriteiten in Rwanda en de DRC. Daarin wordt zorg uitgesproken over de ontwikkelingen in het oosten van de DRC, wordt de muiterij veroordeeld en wordt aangedrongen op de arrestatie en berechting van Bosco Ntaganda.
Ook heeft Nederland dit onderwerp in Brussel op de agenda van de EU gezet.
EU Hoge Vertegenwoordiger Catherine Ashton heeft op 7 juni jl. een verklaring uitgegeven over de situatie, op 25 juni gevolgd door de Europese Raad, die zorg heeft uitgesproken over berichten van externe steun aan de muiters.
De Nederlandse ambassadeur te Kigali heeft de ontwikkelingen bij meerdere gelegenheden besproken met vertegenwoordigers van de Rwandese regering, onder andere op 5 juni met de Minister van Justitie, op 6 juni met de Minister van Buitenlandse Zaken en op 3 juli met de Minister van Defensie.
De Rwandese regering ontkent alle betrokkenheid bij de muiterij in de DRC en benadrukt dat stabiliteit in het grensgebied ook in het belang van Rwanda is.
Bent u bereid de Rwandese regering op te roepen geen steun te geven aan Congolese rebellen of rebellenleiders die gezocht worden door het ICC? Zo ja, wanneer en hoe gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke wijze speelt de Nederlandse ambassade in Kigali een rol bij het ter verantwoording roepen van de Rwandese overheid waar het gaat om de relaties van die overheid met rebellen in Congo en verdachte oorlogsmisdadigers zoals Bosco Ntaganda?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht " Oeganda onderzoekt verdwijnen Nederlands geld" |
|
Ingrid de Caluwé (VVD) |
|
Knapen (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Oeganda onderzoekt verdwijnen Nederlands geld»?1
Ja, zie hierover mijn brief aan de Kamer van 1 juni 2012 met referentie DSO 112/12.
Kunt u aangeven wanneer de uitkomsten van het onderzoek van de Netherlands Universities» Foundation for International Cooperation (Nuffic) bekend worden gemaakt en wanneer dit onderzoek naar de Tweede Kamer wordt gestuurd?
De Nuffic heeft op advies van de ambassade haar eigen onderzoek opgeschort tot het onderzoek van de Oegandese Auditor General (AG) is afgerond. Dit zal nog een aantal weken kunnen duren omdat de Nuffic de AG gevraagd heeft de meest recente aantijging (mogelijke fraude voor het bedrag van EUR 800 000 met de nieuwbouw van een ICT faculteit) ook op te nemen in het onderzoek.
Na ontvangst van het rapport van de AG zal ik de bevindingen met de Nuffic bespreken. Ik verwacht u uiterlijk eind juli over de uitkomst van het onderzoek te kunnen informeren.
Kunt u aangeven wanneer het onderzoek van de Oegandese politie is afgerond en de Kamer te zijner tijd ook op de hoogte stellen van de uitkomsten van dat onderzoek?
De ambassade in Oeganda heeft navraag gedaan bij de fiscale recherche maar de fiscale recherche kon nog niet aangeven wanneer exact het onderzoek is afgerond. Ik zal de ambassade vragen dit nauwlettend te volgen en zal de Kamer direct na ontvangst van een rapport over het onderzoek informeren.
Deelt u de mening dat als er inderdaad gefraudeerd is met Nuffic-gelden in Oeganda, er een breder onderzoek dient te komen naar de bestedingen van Nuffic-gelden in ontwikkelingslanden?
Uit het onderzoek zal blijken of inderdaad sprake is van fraude. Als de fraude wordt bevestigd, dan zal ik erop toezien dat de nodige (juridische) stappen ondernomen worden en gelden worden teruggevorderd. Afhankelijk van de uitkomst van het onderzoek zijn ook verdere stappen denkbaar.
Een breder onderzoek naar de bestedingen van Nuffic-gelden acht ik op dit moment niet aan de orde.
Het aannemen door de lidstaten van de Voedsel- en landbouworganisatie FAO van de internationale richtlijnen voor landrechten |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Knapen (CDA) |
|
Hoe beoordeelt u het aannemen van de internationale richtlijnen voor landrechten in mei jl. door de lidstaten van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO)?1 Deelt u de mening dat dit een belangrijke stap is naar betere bescherming van kleine boeren tegen landroof?
Ik ben verheugd dat de leden van de Committee on World Food Security (CFS) op 11 mei jl. na een lang en af en toe moeizaam proces de Voluntary Guidelines on the Responsible Governance of Tenure of Land, Fisheries and Forests in the Context of Food Security hebben aangenomen. Ik ben met u van mening dat dit een belangrijke stap is in het bevorderen van land governanceop globaal, regionaal, nationaal en sub-nationaal niveau, niet in de laatste plaats omdat in de CFS naast lidstaten (het CFS staat open voor alle lidstaten van FAO, IFAD en andere VN organisaties of programma’s) ook vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en maatschappelijke middenveld meepraten én meebeslissen. Onze inzet in de EU Working Group on Land Issues en de deelname aan de onderhandelingen in Rome in juli 2011, oktober 2011 en maart 2012 hebben duidelijk resultaat gehad. Hiervan kunnen kleinschalige boeren en boerinnen nu daadwerkelijk en eerlijker profiteren. Niet alleen omdat hun rechtszekerheid toe kan nemen, maar ook omdat andere actoren, betrokken bij landverwerving en landgebruik, nu gewezen kunnen worden op het feit dat er wereldwijde consensus is inzake richtlijnen over hoe op een eerlijke en duurzame wijze om te gaan met landrechten.
Op welke wijze bent u voornemens om deze richtlijnen, die nationale regeringen oproepen om de landrechten van hun bevolking beter te beschermen, maar tegelijkertijd ook wijzen op de verantwoordelijkheid van andere landen en hun bedrijven, toe te passen in het Nederlands beleid?
Ik ben van plan om de Voluntary Guidelines on the Responsible Governance of Tenure of Land, Fisheries and Forests in the Context of Food Securityactief bekend te stellen bij een breed publiek en het gebruik daarvan samen met Nederlandse actoren (LANDac, Universiteiten, Kadaster, NGO’s, bedrijven) en internationale partners (EU (-lidstaten), FAO, IFAD, Wereldbank, UN-Habitat, International Land Coalition, LPI etc) te promoten en ondersteunen. Daarbij betrek ik niet alleen Nederlandse ambassades maar ook uitvoeringsorganisaties als FMO, NUFFIC en Agentschap NL. Op die manier wil ik alle betrokkenen – zowel in Nederland als in onze partnerlanden – aansporen om gezamenlijk te werken aan het bevorderen van betere land governance in lijn met de recent aangenomen internationale richtlijnen voor landrechten.
Deelt u de mening dat in het kader van coherentie van beleid het van belang is dat deze richtlijnen ook hun beslag krijgen in nationale wetgeving? Zo neen, waarom niet?
De Voluntary Guidelines on the Responsible Governance of Tenure of Land, Fisheries and Forests in the Context of Food Security gelden net zo goed voor Nederland als voor alle andere CFS leden. Dit houdt in dat de Nederlandse regering zich niet alleen actief zal inzetten op het versterken van betere land governancein partnerlanden maar ook zal inzetten op het aansporen en aanspreken van zoveel mogelijk betrokken Nederlandse actoren om de internationale richtlijnen voor landrechten als leidraad en ijkpunt te gebruiken en de toepassing daarvan daadwerkelijk te bevorderen.
Deelt u de mening dat deze richtlijnen ook van toepassing moeten worden op het bedrijfsleveninstrumentarium, aangezien de verantwoordelijkheid van bedrijven ook een belangrijk onderdeel is van de richtlijnen? Zo neen, waarom niet?
De Tweede Kamer is al eerder geïnformeerd over het feit dat ik bedrijven graag zie als een deel van de oplossing en niet als een deel van het probleem. In betreffende brief DDE-168/2012 van 1 mei 2012 wordt ook aangegeven dat het hanteren van de OESO richtlijnen voor IMVO en de resultaatmetingen voor armoede zeer belangrijk is. Daartoe zijn met uitvoeringsorganisaties als Agentschap NL en FMO afspraken gemaakt om de risico’s voor het ondernemen in ontwikkelingslanden in kaart te brengen. Eén van die risico’s is landrechten. De recent aangenomen Voluntary Guidelines on the Responsible Governance of Tenure of Land, Fisheries and Forests in the Context of Food Security vormen een goed referentiepunt hierbij en versterken mijn beleid in deze.
Is het waar dat ook Nederlandse banken betrokken kunnen zijn bij de financiering of investeringen in bedrijven die betrokken zijn bij landroof? Kent u daar voorbeelden van? Kunt u dit toelichten? Als u geen voorbeelden kent, bent u dan bereid te onderzoeken welke banken op enigerlei wijze betrokken zijn bij landroof? Zo nee, waarom niet?
Er zijn geen aanwijzingen dat Nederlandse banken betrokken zijn (geweest) bij de financiering of investeringen in bedrijven die in verband zijn of worden gebracht met oneerlijke of niet duurzame land deals. De regering ziet daarom op dit moment geen meerwaarde in verder onderzoek. Wel wordt ingezet op het bevorderen en blijvend versterken van zoveel mogelijk transparantie, duurzaamheid, en naleving van mensenrechten rond allerhande – internationale en lokale – land deals. Daarom worden internationale organisaties als GRAIN en de International Land Coalition ondersteund en wordt Nederlands en internationaal onderzoek naar succes- en faalfactoren van landtransacties en landbeheer bevorderd. Deze aanpak is naar mijn mening effectiever: de kans dat slechte deals niet alleen gesignaleerd worden maar ook in opspraak komen, is groter en goede deals kunnen beter voor het voetlicht gebracht worden.
Deelt u de mening dat de internationale richtlijnen voor landrechten ook van toepassing moeten zijn op investeringen in bedrijven door financiële instellingen en banken met staatssteun? Zo neen, waarom niet?
Uit mijn antwoorden op voorgaande vragen kunt u opmaken dat Nederland zich actief wil inzetten om het gebruik en het belang van de Voluntary Guidelines on the Responsible Governance of Tenure of Land, Fisheries and Forests in the Context of Food Security zo breed mogelijk te bevorderen en te verankeren. Zowel in Nederland als daarbuiten. Onderscheid maken tussen financiële instellingen en bedrijven die wel of geen staatssteun ontvangen acht ik daarbij niet zinvol.
Bent u bereid middels een brief aan de Kamer, uiteen te zetten op welke wijze u de internationale richtlijnen gaat toepassen in uw beleid? Zo neen, waarom niet?
In de aan de Tweede Kamer toegezegde voortgangsrapportage rond de speerpunten zal – voor zover van toepassing – expliciet aandacht worden besteed aan resultaten die van belang zijn in de context van de Voluntary Guidelines on the Responsible Governance of Tenure of Land, Fisheries and Forests in the Context of Food Security. Ik ben van mening dat de inzet op het bevorderen van land governance niet op zichzelf staat en vindt de relatie tussen de inzet hierop en die op aanpalende onderwerpen binnen de voedselzekerheids-, water- en stabiliteitsagenda’s zeker zo belangrijk.
Het bericht dat Nederlands ontwikkelingsgeld zou zijn verduisterd bij de grootste universiteit van Oeganda |
|
Kathleen Ferrier (CDA) |
|
Knapen (CDA) |
|
Kent u het bericht dat Nederlands ontwikkelingsgeld zou zijn verduisterd bij de grootste universiteit van Oeganda? Hoe beoordeelt u deze berichten?1
Ja, zie hierover mijn brief aan de Tweede Kamer van 1 juni 2012 met referentie DSO 112/12.
Klopt de constatering dat de Oegandese politie de zaak inmiddels onderzoekt? Hoe beoordeelt u het feit dat de Netherlands Universities» Foundation for International Cooperation (Nuffic) al maanden bezig is met een onderzoek? Welke rol speelt het ministerie van Buitenlandse Zaken bij deze zaak en hoe wordt er samengewerkt?
Zowel de Oegandese fiscale recherche als de Oegandese Auditor Generalheeft een onderzoek ingesteld.
Het door de Nuffic ingezette onderzoek is vertraagd doordat de Oegandese fiscale recherche voor haar eigen onderzoek alle relevante documenten in beslag heeft genomen. Inmiddels beschikt de Nuffic na bemiddeling van de ambassade over alle stukken.
De Nederlandse ambassade in Oeganda heeft, nadat geruchten over mogelijk misbruik van Nederlandse fondsen in de Oegandese pers bekend werden gemaakt, onmiddellijk de Nuffic en het ministerie van Buitenlandse Zaken ingelicht en draagt zorg voor een goede communicatie tussen de Nuffic en de Oegandese autoriteiten. Ook heeft de ambassade Nuffic geadviseerd over de te nemen stappen.
Kunt u exact aangeven wat door zowel de Oegandese politie als Nuffic wordt onderzocht?
De Oegandese recherche onderzoekt de o.a. in de media verschenen beschuldigingen van fraude. De Auditor Generalonderzoekt of hij op grond van de nieuwe informatie zijn eerdere accountantsrapport over de projectuitgaven van het betreffende project moet herzien. Nuffic heeft het eigen onderzoek opgeschort in afwachting van het resultaat van het onderzoek van de Auditor General en de Auditor General verzocht de bij de Nuffic gedeclareerde kosten, bij het onderzoek te betrekken.
Op welke manier wordt de besteding van Nederlands ontwikkelingsgeld door Nuffic gecontroleerd en welke middelen voor controle zijn beschikbaar?
Van elk project moet jaarlijks een inhoudelijk en financieel verslag bij de Nuffic worden ingediend. Het financiële verslag moet zijn voorzien van een accountantsverklaring. De accountant moet onafhankelijk zijn en werken volgens de internationale richtlijnen (ISA).De Oegandese Auditor General werkt volgens deze richtlijnen en wordt beschouwd als onpartijdig en betrouwbaar. Daarnaast worden de projecten regelmatig door Nuffic bezocht.
Zijn er andere bouwprojecten die door Nuffic in ontwikkelingslanden worden gefinancierd? Zo ja, welke?
Nuffic financiert geen bouwprojecten. Indien noodzakelijk voor het realiseren van de doelstellingen voor capaciteitsopbouw van organisaties kan er een bijdrage geleverd worden aan het verbeteren van infrastructuur. Het gaat dan bijvoorbeeld om het aanschaffen en aanleggen van ICT infrastructuur of over het inrichten van lokalen.
Voor wie worden binnen die bouwprojecten salarissen gefinancierd uit ontwikkelingsgeld en hoe is de controle daarop?
Dit project valt onder het NPT («Netherlands programme for institutional strengthening of Post-secondary education and Training capacity»),het hoger onderwijs programma dat de voorloper is van het Netherlands Initiative for Capacity development in Higher Education (NICHE). In NPT projecten worden geen salarissen gefinancierd. Wel wordt er, volgens de regelgeving binnen het NPT programma, in de begroting van dit soort samenwerkingsprojecten een budgetpost «managementkosten» opgenomen die ten goede komt aan de betrokken instelling in het Zuiden en waarvan de instelling de bijkomende projectkosten (administratie, financieel beheer, transport, communicatiekosten, projectcoördinatie, e.d. ) kan betalen. Dit is maximaal 6% van het projectbudget. Hieruit kan de zuidelijke organisatie ook personeelskosten vergoed krijgen indien het de bovengenoemde werkzaamheden ten behoeve van het project betreft. Controle vindt plaats door de accountant en goedkeuring door de Nuffic.
De verduistering van Nederlands ontwikkelingsgeld in Oeganda. |
|
Johan Driessen (PVV) |
|
Knapen (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nederlands ontwikkelingsgeld verduisterd»?1
Ja, zie mijn brief aan de Kamer gedateerd 1 juni 2012 met referentie DSO-188/12.
Bent u bereid een onderzoek in te stellen naar de besteding van Nederlandse ontwikkelingsgelden aan Makerere, de grootste universiteit van Oeganda? Stelt ook de Netherlands Universities» Foundation for International Cooperation (Nuffic), dat met belastinggeld hoger onderwijs in ontwikkelingslanden ondersteunt, een onderzoek in? Bent u bereid de Kamer zo snel mogelijk in kennis te stellen van de uitkomsten?
Er is al een onderzoek door de Oegandese Auditor General in gang gezet. De Nuffic is een diepgaand onderzoek gestart, zoals vermeld in mijn eerder genoemde brief aan de Tweede Kamer. Ik zal de Kamer zo snel mogelijk informeren over de uitkomsten van deze onderzoeken.
Is het waar dat universiteitsbestuurder Baryamureeba, naar wie een politieonderzoek loopt, persoonlijk geld ontving van Nuffic?
Nee, de Nuffic kent in het kader van NPT-projecten (Netherlands Programme for Institutional Strengthening of post-secondary Education and Training Capacity) geen fondsen toe aan individuen.
Bent u bereid te bewerkstelligen dat alle hulp aan Makerere stopt indien blijkt dat er inderdaad Nederlands hulpgeld is verduisterd? Zo nee, waarom niet?
Indien uit onderzoek zou blijken dat Nederlandse fondsen zijn misbruikt, dan zal ik er op toezien dat de nodige (juridische) stappen ondernomen worden en gelden worden teruggevorderd. Afhankelijk van de uitkomst van het onderzoek zijn ook verdere stappen denkbaar.
De vernieuwing van de licentie van Shell in Nigeria |
|
Sjoera Dikkers (PvdA), Pauline Smeets (PvdA), Jeroen de Lange (PvdA) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD), Knapen (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nigeria vernieuwt licentie Shell in juni»?1
Ja.
Deelt u de kritiek dat de verlenging van de licentie van Shell haaks staat op de commotie omtrent de bedrijfsactiviteiten van Shell in Nigeria? Zo nee, waarom niet?
Verlenging van licenties is een zaak tussen de Nigeriaanse overheid en bedrijven waar de Nigeriaanse overheid zaken mee wenst te doen.
Vindt u het acceptabel dat de licentie van Shell in Nigeria vernieuwd wordt en dat de oliemaatschappij enorm profiteert van Nigeria’s bodemschatten terwijl de bevolking blootstaat aan onder meer vervuild drinkwater en besmet voedsel? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe interpreteert u het gegeven dat de president-directeur van Shell Nederland bij «NOS op 3» zegt geen water uit Nigeria te willen drinken dat vervuild is door olielekkages in de Nigerdelta, terwijl de lokale bevolking dit vervuilde water dagelijks moet drinken als gevolg van olielekkages uit oliepijpleidingen van Shell die nog steeds niet zijn opgeruimd?2
Het is aan de president-directeur van Shell Nederland om te bepalen hoe om te gaan met protestacties tijdens de aandeelhoudersvergadering.
Heeft u of hebben medewerkers van of namens uw ministerie recentelijk nog gesproken met de president-directeur of een andere medewerker van Shell Nederland over het compenseren van de lokale bevolking in Nigeria voor de gevolgen van de olielekkages? Zo ja, wat is er besproken, wanneer en door wie? Zo nee, bent u voornemens dit zo snel mogelijk te doen?
De Nederlandse regering heeft intensief contact met Shell op ambtelijk en politiek niveau. De situatie in de Nigerdelta en de invulling van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) aan de hand van de OESO Richtlijnen staan daarbij hoog op de agenda.
Het vinden van oplossingen voor onder andere de vervuilingsproblematiek in de Nigerdelta is deel van de doorlopende dialoog die de Nederlandse overheid faciliteert tussen de Nigeriaanse overheid, de lokale bevolking en de oliemaatschappijen, waaronder de Shell Petroleum Development Company of Nigeria Ltd Joint Venture (SPDC). Wij verwijzen hierbij ook naar de antwoorden op eerdere Kamervragen hierover (Aanhangsel van de Handelingen vergaderjaar 2011–2012, 1469).
Bent u op de hoogte van het feit dat 18,4 miljoen mensen in de Sahel volgens VN-noodhulporganisatie OCHA (Office for the Coordination of Humanitarian Affairs) bedreigd worden door een groeiende voedselcrisis en dat deze crisis de komende maanden kan uitlopen op een ernstige humanitaire ramp? Onderschrijft u de urgentie van de situatie?
De situatie in de Sahel wordt nauwlettend gevolgd. Er is inderdaad sprake van een zeer ernstige situatie. Volgens actuele schattingen van VN-OCHA zijn meer dan 18 mln. mensen getroffen door een ernstige voedselcrisis. Om deze reden heeft VN-OCHA de afgelopen maanden de financiële behoeftes om de crisis te bestrijden verhoogd van USD 724 miljoen naar USD 1,06 miljard.
Kunt u een overzicht geven van datgene wat er tot nu toe en gedurende de laatste decennia gedaan is in deze droogtegevoelige regio om rampen zoals deze te voorkomen? Kunt u daarnaast aangeven waarom het niet gelukt is de dreiging van een nieuwe droogte te voorkomen?
Zowel de overheid van Mali als van Burkina Faso heeft de afgelopen jaren met steun van donoren, waaronder Nederland, African Development Bank, Wereldbank, Frankrijk en Duitsland, maatregelen genomen om voedselzekerheid in droge periodes te verbeteren door het aanleggen van strategische voedselvoorraden. Het Comité International de la Lutte contre la Sécheresse du Sahel (CILSS) werkt samen met OESO-Club du Sahel aan een project voor het opzetten van een regionaal netwerk voor beheer van strategische nationale voedselvoorraden. Het CILSS steunt ook overheden in de Sahel-regio bij verbetering van landbouwmethoden. Zeventien landen in West-Afrika hebben in maart 2012 een samenwerkingskader getekend voor het opzetten van een netwerk voor het beheer van nationale strategische voedselvoorraden. Dit regionale solidariteitsmechanisme is één van de belangrijkste onderdelen van een regionale voedselzekerheidsstrategie (zoals de regionale voedselreserve van ECOWAS).
Vanaf eind jaren 70, begin jaren 80 is zowel in Mali als Burkina Faso door Nederland ingezet op grote ontwikkelingsprojecten, met name gericht op water en landbouw. In Burkina Faso bestond de hoofdmoot van het OS-programma tot 2002 uit een viertal grote streekontwikkelingsprojecten in vier provincies. Focus was daarbij verbetering van de landbouw, steun aan boerenorganisaties, alfabetisering en gezondheidszorg.
In Mali is sinds de late jaren 70 ingezet op landbouw en irrigatie ter verbetering van de voedselzekerheid. Het «Office du Niger» ontving tussen 1978 en 1998 omgerekend EUR 70 miljoen aan Nederlandse steun en tussen 1998 en 2006 nog eens EUR 20 miljoen. De totale rijstproductie steeg van 60 000 ton in 1982 naar 500 000 ton in 2008. Niet alleen het geïrrigeerde areaal werd uitgebreid, ook de opbrengsten per ha stegen van 1,5 ton in de beginjaren naar ruim 5 ton per ha in deze eeuw. Sinds 2010 worden ook in de binnendelta ten noorden van het Office du Niger kleinschalige irrigatiegebieden ontwikkeld. Dit gebied is zeer kwetsbaar voor droogte en verwoestijning.
Droogte is niet te voorkomen. Echter, door in te zetten op verbetering van het waterbeheer, de verdere ontwikkeling van de geïrrigeerde akkerbouw en maatregelen om de veerkracht van veehouders te verbeteren hoopt Nederland de kwetsbaarheid voor onregelmatige en onevenredig verdeelde regen waarmee Mali steeds vaker te kampen heeft, te mitigeren.
Ook het «Office du Niger» had door het uitblijven van regen in het gebied waar de Nigerrivier ontspringt in 2011 een 30 à 40% lagere oogst; door volledig gecontroleerde irrigatie wordt echter nog altijd veel voedsel geproduceerd. Daarnaast is er steeds meer aandacht voor sustainable land use planningmet de beschikbare hoeveelheid water als criterium voor de keuze van gewassen en productiesystemen.
De huidige omstandigheden gaan de veerkracht van de bevolking te boven, mede omdat deze de vorige droogteperiode nog niet te boven was.
Gezien het feit dat OCHA verwacht dat de behoefte aan extra internationale steun zal oplopen tot 1,17 miljard euro en er momenteel ongeveer 470 miljoen euro (600 miljoen dollar) is toegezegd, bent u bereid de huidige extra bijdrage van 4 miljoen te verhogen? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft op 24 mei jl. EUR 0,9 miljoen extra beschikbaar gesteld via de Internationale Federatie van het Rode Kruis en Rode Halve Maan voor de getroffen bevolking van Burkina Faso en Tsjaad. Nederland heeft al eerder in 2012 EUR 2 miljoen aan Niger en EUR 2 miljoen aan Tsjaad bijgedragen. Indirect draagt Nederland daarnaast bij via de ongeoormerkte bijdrage aan het VN noodhulpfonds CERF (EUR 40 miljoen). CERF stelde tot nu toe USD 82 miljoen beschikbaar voor de Sahel. De Europese Commissie draagt EUR 287 miljoen bij om de humanitaire crisis in de Sahel te bestrijden, waarvan EUR 123,5 miljoen naar noodhulp gaat. Het Nederlandse aandeel in de EU-hulp bedraagt 5% oftewel bijna 15 miljoen EUR.
Daarnaast zal, zodra de VN en de Malinese autoriteiten een formeel noodhulpverzoek uitdoen, welke zeer binnenkort verwacht wordt, worden bekeken of een extra bijdrage aan Mali opportuun is op basis van de behoeften en van de bijdragen van andere donoren. Getracht wordt daar bij te springen waar de noden het hoogst zijn. Ook wordt geprobeerd versnippering te voorkomen.
De humanitaire hulp door de internationale gemeenschap is gaande: de VS hebben USD 284 miljoen bijgedragen, Duitsland USD 22 miljoen en het VK USD 15 miljoen.
Deelt u de overtuiging dat het van belang is om, mede gezien de toenemende frequentie van droogteperiodes en voedselcrises in de regio, meer in te zetten op programma’s voor Disaster Risk Reduction (DRR)?
Ja. De versterkte inzet op DRR komt naar voren in het beleidskader Humanitaire Hulp dat met uw Kamer besproken werd op 28 maart jl. Een van de vier beleidsprioriteiten is de inzet op zelfredzaamheid en veerkracht. Onderdeel hiervan is een versterkte inzet op rampenrisicovermindering (Disaster Risk Reduction). Deze inzet gaat het werk van humanitaire hulp te boven en komt vooral tot uiting in mijn speerpunten water en voedselzekerheid.
Is het waar dat van het budget van 140 miljoen euro voor humanitaire hulp in 2012 dat beschikbaar is buiten de ongeoormerkte bijdragen aan multilaterale instellingen, er 2% beschikbaar is voor DRR? Bent u bereid het percentage te verhogen? Zo nee, waarom niet?
Voor 2012 is geen exact bedrag vastgesteld voor Disaster Risk Reduction (DRR) uitgaven binnen het humanitaire budget. Vooralsnog is EUR 3 miljoen vrijgemaakt voor bijdragen aan de Internationale Strategie voor Disaster Risk Reduction van de VN (UNISDR) en de Global Facility voor Disaster Reduction and Recovery (GFDRR) van de Wereldbank in 2012. UNISDR en GFDRR zijn de twee grootste multilaterale organisaties die zich exclusief richten op DRR. Nederland is van november 2011 tot november 2012 voorzitter van de Consultative Group van GFDRR. Daarnaast wordt binnen lopende noodhulpactiviteiten aandacht besteed aan «preparedness» en transitie, zonder exacte cijfermatige toekenning. Ook via MSFII wordt aandacht besteed aan DRR middels het ondersteunen van het Partnership for Resilience dat ook in Mali actief is.
Verder is Nederland nauw betrokken bij de vormgeving van DRR beleid van de EU door deelname in de recent opgerichte DRR Steering Committee en input te leveren aan EU-SHARE (Supporting the Horn of Africa’s Resilience). Op termijn streeft Nederland naar een besteding van 10 procent van het budget voor humanitaire hulp en ten minste 1 procent van de Nederlandse ODA voor DRR.
Kunt u toelichten op welke manier en in welke mate (d.w.z. met hoeveel middelen) de internationale gemeenschap zich inzet voor DRR in de Sahel?
Op dit moment is het zogenoemde «aid tracking» van DRR activiteiten, het labellen van de DRR-dimensie van OS activiteiten, nog niet mogelijk. In internationaal verband, bijvoorbeeld binnen OESO/DAC, wordt gekeken naar de mogelijkheid van uniforme registratie. Ook zonder exacte toekenning hebben programma’s in uitvoering vrijwel altijd DRR elementen. De inzet van veel humanitaire en OS-bijdragen is evenzeer gericht op het voorkomen van noodsituaties in de toekomst en het doorbreken van de vicieuze cirkel van elkaar opvolgende humanitaire crises.
Het World Food Programme (WFP) wil haar operaties in de Sahel opvoeren om in totaal 9,6 miljoen mensen te kunnen bereiken. Daarvoor heeft WFP nog USD 360 miljoen nodig. Het WFP heeft als hoofddoelstelling het verstrekken van voedsel in noodsituaties, zoals bijv. de huidige natuurramp in de Sahel. Sinds een jaar is het WFP bezig met de overgang van «food aid» naar «food assistance», een goede stap richting meer langere termijn ontwikkeling en bevorderen van zelfredzaamheid van de bevolking. Daarbij spelen «cash transfers» een belangrijke rol.
Sinds 2010 heeft de Food and Agricultural Organization (FAO) USD 25,4 miljoen aan de Sahel regio bijgedragen. Voor de huidige crisis is USD 73,8 miljoen nodig, aldus de FAO, waarvan op dit moment USD 4,4 miljoen ontvangen is.
De FAO heeft een «emergency response» taak: als WFP het voedsel heeft uitgedeeld, komt FAO in actie om te voorkomen dat de eerstvolgende oogst (weer) zal mislukken, bijvoorbeeld door het gebrek aan inputs. Daarmee wordt de zgn. «resilience» van de betrokken bevolking verhoogd. Omdat uit ervaring is gebleken dat de opzet van de initiële «emergency response» (WFP) cruciaal is voor de vervolgfase van «resilience building» (FAO), wordt FAO tegenwoordig al vroeg betrokken bij deze eerste humanitaire respons.
Er wordt goed samengewerkt tussen deze beide instellingen waarbij WFP qua taken dichter naar de FAO schuift en de FAO dichter naar WFP, en er in de praktijk een beter geïntegreerde humanitaire respons plaatsvindt, die soepeler kan overgaan in «resilience building».
Kunt u toelichten op welke manier en in welke mate (d.w.z. met hoeveel middelen) Nederland zich inzet voor DRR-programma’s in de Sahel? Kunt u eventuele extra middelen voor de Sahel deels oormerken voor DRR-activiteiten, bijvoorbeeld voor voedselreserves of sociale zekerheidsprogramma’s?
Zie antwoord vraag 6 en 8.
Met hoeveel middelen en op welke manier zet de regering zich in de Sahel-landen, via bilaterale en multilaterale hulp, in voor het versterken van de positie en zelfredzaamheid van kleinschalige boeren en veehouders?
Onder DRR vallen het voorkomen van rampen (preventie), het beperken van de effecten van rampen (mitigatie) en het voorbereid zijn op rampen. Preventie en mitigatie zijn in hoge mate verbonden met in de Focusbrief Ontwikkelingssamenwerking (maart 2011) genoemde speerpunten water en voedselzekerheid.
In Mali is het bilaterale programma gericht op een geïntegreerde benadering van voedselzekerheid en water. Nu de relatie met de overheid sinds de staatsgreep van 22 maart is stopgezet, verloopt de hulp van de ambassade via NGO’s. Voor 2012 gaat het om een bedrag van ongeveer 11 miljoen EUR. Voor de periode 2012–2015 is een bedrag voorzien van ongeveer 80 miljoen EUR, te besteden aan efficiënt watergebruik, hogere landbouwproductiviteit en meer toegevoegde waarde in agrarische ketens. Deze activiteiten dragen bij aan meer zelfredzaamheid van arme boeren en boerinnen en verminderen de afhankelijkheid van de bevolking van humanitaire hulp en het risico op rampen in de toekomst. In andere Sahellanden worden geen programma’s op dit terrein meer uitgevoerd.
Er zijn multilaterale programma’s van onder meer IFAD, FAO, WFP, AfDB en EU, die met Nederlands geld regionale en/of landenspecifieke programma’s uitvoeren die voedselzekerheid op verschillende manieren stimuleren, bijvoorbeeld via de versterking van waardeketens waar kleinschalige boeren en veehouders deel van uitmaken.
Tenslotte zet de regering in op een sterkere positie en zelfredzaamheid van boeren en veehouders via programma’s van ondermeer AgentschapNL, IFDC, Agriterra, AgriProFocus, Wereldbank en MFS organisaties (bv. Oxfam/Novib).
Door verschillen in gehanteerde definities v.w.b. de afbakening van de Sahel is het niet mogelijk de hoeveelheid door de regering ingezette middelen exact aan te geven; via een ruwe schatting kom ik op een bedrag van 15 mln. EUR.
Voornoemde programma’s dragen in hoge mate bij aan het verbeteren van voedselzekerheid en derhalve aan het verminderen van het risico op een voedselcrisis.
Bent u bereid de komende jaren meer in te zetten op structurele oplossingen door de structurele jaarlijkse bijdrage aan de VN Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) te verhogen?
De algemene vrijwillige bijdrage van Nederland aan FAO bedroeg in 2010 en 2011 EUR 2,5 miljoen per jaar. In 2012 geeft Nederland geen algemene vrijwillige bijdrage, omdat de FAO op institutioneel en operationeel gebied niet afdoende positief werd beoordeeld. Per 1 januari jl. is er een nieuwe Directeur-Generaal bij FAO aangetreden, die met een grondige reorganisatie begonnen is, gebaseerd op een nieuwe strategische visie met betrekking tot de organisatie. Zijn plannen worden binnenkort in de FAO Raad besproken. In dat licht zal Nederland bezien of in 2013 weer een algemene vrijwillige bijdrage aan de FAO zal worden gegeven.
Daarnaast worden in samenwerking met IFAD (International Fund for Agricultural Development) mogelijkheden tot activiteiten in de Sahel, gericht op een structureel verbeterde voedselproductie, waterbeheer en bodemvruchtbaarheid bekeken. Hierbij moet klimaatrobuustheid van de interventies worden geborgd. Economische ontwikkeling en zelfredzaamheid worden hierdoor bevorderd en de afhankelijkheid van noodhulp en het risico op rampen in de toekomst verminderd.
Gezien het feit dat Nederland een belangrijke donor is van het Central Emergency Response Fund (CERF), wil Nederland bij het CERF pleiten voor meer flexibiliteit, zodat op termijn ook «vroege actie» en DRR-programma’s uit dit fonds gefinancierd kunnen worden? Zo ja, hoe gaat Nederland dit aanpakken?
Nederland zal daar niet voor pleiten. Kracht van CERF is snelle actie. CERF is gespecialiseerd in snelle humanitaire financiering van levensreddende activiteiten bij acute crises, chronische crises en de zogeheten « vergeten» crises. Vroege actie en Disaster Risk Reduction programma’s betreffen voor het overgrote deel preventie en rampenrisicovermindering in het kader van structurele ontwikkelingsactiviteiten. Nederland acht financiering via activiteiten van ontwikkelingsorganisaties als Wereldbank, UNDP en FAO daarvoor beter geschikt. CERF en ontwikkelingsorganisaties werken complementair aan elkaar.
Kunt u de vragen binnen één week beantwoorden gezien de urgentie van de situatie in de Sahel?
Helaas is dit niet gelukt.
De Eurowob en open data |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Knapen (CDA) |
|
Kent u het bericht «No compromise in sight on EU document secrecy»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de impasse in de onderhandelingen over de «Eurowob» tussen Europees Parlement en Europese Raad? Denkt u dat er op korte termijn overeenstemming bereikt kan worden?
Ik verwacht niet dat er op korte termijn overeenstemming wordt bereikt. De posities van de instellingen blijken nog teveel uiteen te lopen. Bovendien is tijdens de besprekingen in de raadswerkgroep op 8 juni jl. duidelijk geworden dat lidstaten het niet eens konden worden over een nieuw onderhandelingsmandaat voor het voorzitterschap voor de besprekingen met het EP. Nederland kon niet instemmen met dit mandaat omdat de tekst, net als het eerdere onderhandelingsmandaat, zou leiden tot minder transparantie en een stap terug zou betekenen ten opzichte van de huidige Eurowob. Het voorzitterschap beraadt zich nu op de vraag hoe nu verder.
Deelt u het standpunt dat de voorgestelde definitie van document te veel ruimte laat aan ambtenaren en Eurocommissarissen?
Het kabinet is geen voorstander van de door de Commissie voorgestelde definitie van het begrip document, omdat deze in feite een inperking zou betekenen van de reikwijdte van de Eurowob ten opzichte van de huidige praktijk. Nederland heeft in de raadswerkgroep juist gepleit voor het behoud van de brede definitie van document uit de huidige Eurowob.
Deelt u de mening dat slechts toegang tot documenten een beperking is van het vrije recht op informatie? Kunt u dit toelichten?
Ik ben het met u eens dat de EU-instellingen niet alleen de taak hebben om op verzoek informatie te verstrekken in de vorm van documenten, maar ook de taak hebben het publiek op andere manieren proactief te informeren over hun beleid, wetgeving en hun werkzaamheden, bijvoorbeeld via hun websites.
Deelt u de mening dat het overgrote deel van besluiten door de Europese Raad en door de Europese Commissie op enig moment van juridisch advies worden voorzien? Is het waar dat zonder toegang tot deze juridische adviezen het lastig is om een open debat te voeren over de juistheid van besluiten vanuit juridisch perspectief en dat daarmee verantwoording wordt afgezwakt? Kunt u dit toelichten?
Ik deel uw mening dat juridische adviezen een belangrijke rol spelen bij het interne besluitvormingsproces van de instellingen. Ik ben geen voorstander van een algemene aanname dat deze adviezen beschermd zouden moeten worden. Van een dergelijke aanname was sprake in het onderhandelingsmandaat waarmee de Raad het voorzitterschap op pad heeft gestuurd. Naar mijn mening moet de toegang tot juridische adviezen per geval worden beoordeeld. Het gaat erom een goede balans te vinden tussen enerzijds het belang van openbaarheid van juridische adviezen en anderzijds de mogelijkheid van instellingen om zich een mening te vormen over een lopend wetgevingsdossier in het kader van efficiënte besluitvorming. De bescherming van juridische adviezen is een van uitzonderingsgronden van de Eurowob. In lijn met de rechtspraak, is een beroep op deze uitzonderingsgrond alleen mogelijk als openbaarmaking zou leiden tot een concrete en daadwerkelijke ondermijning van het belang van een instelling om eerlijke en objectieve juridische adviezen te vragen en te ontvangen, waarbij die ondermijning redelijkerwijs voorzienbaar en niet louter hypothetisch dient te zijn.
Behoort Nederland tot de groep landen die tegen het huidige conceptakkoord is? Zo nee, hoe verhoudt zich dat tot uw uitspraken tijdens het algemeen overleg van 17 mei jongstleden dat de transparantie binnen de Europese instellingen hetzelfde niveau zou moeten kennen als in Nederland?
Ja. Nederland behoort ook tot de groep landen die niet kon instemmen met het nieuwe onderhandelingsmandaat voor het voorzitterschap, zoals gepresenteerd tijdens de raadswerkgroep op 8 juni jl., omdat deze tekst in de praktijk eveneens een achteruitgang zou betekenen ten opzichte van de huidige Eurowob.
Hoe beoordeelt u de brief van de Zweedse minister van Justitie Beatrice Ask waarin zij stelt dat het huidige conceptcompromis tot minder transparantie leidt?
Ik deel deze conclusie.
Hoe verhoudt zich deze trend naar minder transparantie met het open data beleid van de Europese Commissie? Kunt u dit toelichten?
Open data beleid gaat over het beschikbaar stellen van openbare overheidsinformatie. Bij open data gaat het dus alleen om openbare gegevens en dus niet om de vraag wat wel en niet openbaar is.
Het bericht dat het gehele Noorden van Mali in handen is van extremisten. |
|
Frans Timmermans (PvdA), Jeroen de Lange (PvdA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD), Knapen (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht getiteld «Extremisten vestigen macht in N-Mali»?1
Ja
Deelt u de zorg dat de toenemende macht van gewapende groeperingen als de Mouvement National pour la Liberation de l'Azawad (MNLA) en extremisten zoals Al-Qaeda-in-de-Islamitische-Maghreb (AQIM) en Ansar ud-Din in Mali en West-Afrika een bedreiging vormen voor zowel de veiligheid in Mali als voor veiligheid in Nederland en Europa als geheel? Zo nee, waarom niet? Indien ja, op welke wijze wapent Nederland zich tegen deze toenemende dreiging?
De toenemende macht van rebellengroeperingen als de MNLA en extremistische groepen als AQIM en Ansar ud-Din is zorgwekkend. Zij bedreigen de stabiliteit in West- en Noord-Afrika (Maghreb) met ook effecten buiten deze regio.
Nederland steunt programma’s ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit in de regio, bijvoorbeeld projecten via de United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) voor de capaciteitsopbouw van de politiemacht. Nederland neemt ook deel aan het Europese Maritime Analysis and Operations Centre – Narcotics (MAOC-N) in Lissabon, dat drugsstromen uit Latijns-Amerika via Afrika naar Europa in kaart brengt en bestrijdt. Daarnaast zoekt Nederland aansluiting bij de EU-Sahelstrategie. Deze richt zich op een parallelle aanpak van veiligheid en ontwikkeling om armoede te bestrijden en bedreigingen van terrorisme, ontvoeringen, grensoverschrijdende criminaliteit, drugs- en mensenhandel tegen te gaan.
Wat doet Nederland zelfstandig en in Europees verband om het toenemende extremisme en geweld in Noord-Mali op te lossen en de legitieme regering van het land te ondersteunen bij het bestrijden van extremisme en geweld?
De Economische Gemeenschap van West Afrikaanse Staten (ECOWAS) heeft het voortouw genomen in de onderhandelingen met de verschillende rebellengroeperingen in het noorden van Mali. De EU steunt deze aanpak van ECOWAS. Nederland is voorstander van een aanpak in multilateraal verband.
Overweegt u vanwege de toenemende macht van extremisten en gewapende groeperingen nu wel, zoals eerder aan u gevraagd middels mondelinge vragen2, te pleiten voor een contactgroep Mali en daar als Nederland actief aan bij te dragen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De Afrikaanse Unie heeft aangekondigd een internationale ondersteunings- en follow-up groep voor Mali in te stellen. Nederland volgt, samen met EU-partners, de ontwikkeling en samenstelling van een dergelijke groep nauwlettend. Indien Nederland wordt gevraagd toe te treden tot een dergelijke internationale groep, zullen wij op basis van dan beschikbare gegevens een zorgvuldige afweging maken.
Is er vooruitgang geboekt via de Economische Organisatie van West-Afrikaanse Staten (ECOWAS) om dit probleem aan te pakken? Zo nee, waarom niet? Indien ja, op welke punten wel en nog niet?
Ja. Dankzij de inspanningen van ECOWAS hebben de coupplegers de macht relatief snel overgedragen aan een interim-president, een benoemde premier en een regering van nationale eenheid. Inmiddels is een transitieperiode van 12 maanden overeengekomen waarbinnen presidents- en parlementsverkiezingen moeten plaatsvinden. Daarmee is een vorm van civiel bestuur hersteld.
Daarentegen is de bezetting van het noorden van Mali niet opgelost.
ECOWAS is betrokken bij de onderhandelingen met groeperingen in het noorden van Mali. ECOWAS zou bereid zijn een troepenmacht in te zetten als de Malinese autoriteiten hier om vragen.
Op welke wijze zet Nederland zich in om ontheemden, zoals de honderden vluchtelingen in Mopti, als gevolg van het geweld in Noord-Mali bij te staan?
Nederland draagt indirect bij aan de bestrijding van de humanitaire crisis in Mali en omringende landen via de algemene jaarlijkse bijdragen aan de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR (Eur 38 mln), aan het CERF (Centrale Noodhulpfonds van de VN – bijdrage Eur 40 mln) en aan de Internationale Confederatie van het Rode Kruis ICRC (Eur 25 mln). Hiermee worden o.a. activiteiten in Mali en ten behoeve van Malinese vluchtelingen gefinancierd.
De Europese Commissie heeft voor de Sahel een bedrag van Eur 123 mln ter beschikking gesteld. Voor Mali, inclusief de vluchtelingenproblematiek heeft de Commissie Eur 9 mln extra gealloceerd. Nederland heeft hier aan bijgedragen.
Op welke wijze wordt de voedselzekerheid in Mali aangetast als gevolg van het conflict en de toenemende macht van extremisten?
Het conflict in Mali heeft de voedselzekerheid in Mali verslechterd. De vluchtelingenstromen naar de omliggende landen en naar het zuiden van Mali leiden tot extra druk op beschikbare voedselvoorraden. Daarnaast belemmert het conflict projecten en programma’s van de Malinese overheid en nationale en internationale NGOs ter verbetering van de voedselzekerheidssituatie. Bovendien worden door het conflict noordelijke markten moeilijker bevoorraad, waardoor de prijzen stijgen. Ten slotte accepteren verschillende rebellenorganisaties nauwelijks hulp; hierdoor komt het nieuwe agrarische seizoen in gevaar. Ook op langere termijn wordt ook de voedselzekerheid hiermee in gevaar gebracht.
Wordt de humanitaire hulp aan het land en het Noorden nog steeds onverkort voortgezet? Zo ja, welke rol speelt Nederland daarbij? Zo nee, waarom niet?
Enkele noodhulpkonvooien hebben Timboektoe, Gao en Kidal kunnen bereiken. Daarnaast zijn enkele organisaties erin geslaagd enige ondersteuning te geven aan de ziekenhuizen in deze steden.
De Nederlandse ambassade bevordert de dialoog en afstemming tussen de humanitaire coördinator van de VN en OCHA enerzijds en de associatie van Malinese gemeenten en de federatie van gezondheidscomités anderzijds over de hulpverlening. De ambassade adviseert voorts over Nederlandse financiering van het aankomende «consolidated appeal» voor Mali.
De Nederlandse delegatie voor Rio+20 |
|
Marieke van der Werf (CDA), Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Knapen (CDA) , Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Is het waar dat u besloten heeft dat, behalve prof. dr. ir. Louise O. Fresco, geen vertegenwoordigers namens het maatschappelijke middenveld (jongeren-, vrouwen en een ngo-vertegenwoordiger) deel uitmaken van de Nederlandse delegatie voor Rio+20»?
Kunt u toelichten hoe u tot dit besluit bent gekomen? Is hier sprake van nieuw beleid of is dit een eenmalige uitzondering?
Welke waarde hecht u aan het belang van maatschappelijke vertegenwoordiging door jongeren, vrouwen en non-gouvernementele organisaties (ngo’s) bij internationale conferenties over duurzame ontwikkeling?
Is het waar dat de VN-Jongerenvertegenwoordiger voor Duurzame Ontwikkeling bereid is zelf te betalen voor de reis- en verblijfkosten?
Bent u bereid de maatschappelijke vertegenwoordiging alsnog op te nemen in de Nederlandse delegatie voor Rio+20?
Houtkap en landroof in Tanzania voor biobrandstoffen |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Knapen (CDA) |
|
Kent u het bericht «Tanzania: EU to Review Renewable Energy Policy»1 en het rapport «Fuel for Thought» van ActionAid International?2
Ja.
Is het waar dat Europese bedrijven, waaronder een Nederlands bedrijf, bijdragen aan landonteigening en schending van mensenrechten in een aantal Afrikaanse landen?
Ik beschik niet over concrete aanwijzingen dat dit zou gebeuren. De Nederlandse regering zet zich ervoor in dat investeringen in landen niet ten koste gaan van de lokale bevolking. Verder worden bedrijven en investeerders geacht de OESO-Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen te implementeren.
Nationale overheden dragen de eerste verantwoordelijkheid voor transparante en inclusieve landovereenkomsten, aangezien ruimtelijke ordening en landrechten tot de soevereiniteit van landen zelf behoren. De recentelijk door de Committee on World Food Security van de FAO aangenomen Voluntary Guidelines on the Responsible Governance of Tenure of Land, Fisheries and Forests in the Context of National Food Security bieden een goede houvast voor overheden om deze verantwoordelijkheid op een goede manier in te vullen. Nederland spant zich ervoor in om deze vrijwillige richtlijnen tot een succes te maken.
Deelt u de mening dat veel eerste generatie biobrandstoffen milieu- en klimaatschade tot gevolg hebben en een directe bedreiging vormen voor voedselzekerheid in Afrika? Zo neen, waarom niet?
Voor alle geïmporteerde biobrandstoffen geldt dat zij aan de EU Richtlijn voor Hernieuwbare Energie moeten voldoen en daarmee geen aantasting van biodiversiteit, bossen- en veengebieden mogen vormen en een bijdrage moeten leveren aan broeikasgasreductie.
Als land wordt vrijgemaakt voor biobrandstoffen, bestaat een risico op milieu- en klimaatschade. Vooral de omzetting van oerbos of veengebieden tot landbouwgrond kan leiden tot toename van de uitstoot van CO2 en schade aan ecosystemen. Vandaar dat bovengenoemde criteria in deze Richtlijn staan.
Is het waar dat in Tanzania lokale gemeenschappen zeer nadelige gevolgen, zoals de onteigening van land van kleine boeren, ondervinden door de praktijken van dit soort bedrijven? Is het waar dat passende compensatie in veel gevallen uitblijft?
Zoals vermeld in mijn antwoorden op schriftelijke vragen van de leden Ferrier en Dikkers over het rapport «Land Rights and the Rush for Land» van de International Land Coalition (ingezonden op 16 en 21 december 2011 met kenmerk 2011Z26511 & 2011Z27059) onderken ik dat de mondiale strijd om vruchtbare landbouwgrond en de groeiende wereldwijde handel daarin ten koste kunnen gaan van de arme lokale bevolking.
Landconflicten zijn niet nieuw in Tanzania. De economische liberalisering, de landhervormingen en het formaliseren van landeigendommen kunnen bestaande conflicten intensiveren en leiden tot nieuwe landconflicten tussen investeerders en landgebruikers en -eigenaren, ook al waren de landhervormingen juist bedoeld om landconflicten te beperken en de bevolking in de dorpen meer zekerheid te geven over hun land.
Hoe beoordeelt u de conclusie van het rapport «Food for Thought» dat de norm voor hernieuwbare energie in de vervoersector, bijna volledig behaald met biobrandstoffen die geproduceerd zijn uit voedselgewassen, wordt behaald?
Zoals vermeld in de jaarlijkse rapportage van de Nederlandse Emissieautoriteit was in 2010 een aanzienlijk deel van de in Nederland gebruikte biobrandstoffen, vooral wat betreft biodiesel, afkomstig uit afval- en reststromen, zoals gebruikt frituurvet. Productie van biobrandstof uit deze grondstoffen vormt dus geen bedreiging voor de voedselzekerheid. De EU richtlijn voor Hernieuwbare energie stelt naast milieueisen ook sociale rapportages verplicht, waaronder die voor voedselzekerheid.
Wanneer verwacht u het onderzoek van de Europese Commissie over de sociale gevolgen van het energiebeleid? Welke maatregelen treft u jegens Nederlandse bedrijven die zich schuldig maken aan grootschalige landroof en mensenrechtenschendingen in het kader van biobrandstoffen?
Ik wil niet vooruitlopen op het verslag van de Europese Commissie over de sociale gevolgen van het biobrandstoffenbeleid van de Europese Unie eind 2012.
Op welke wijze onderzoekt Nederland zelf de sociale effecten van het Europees beleid met betrekking tot biobrandstoffen? Bent u bereid het voortouw te nemen in bindende nationale en Europese sociale duurzaamheidscriteria voor de productie en import van biobrandstoffen om zo zorg te dragen voor coherentie van beleid? Kunt u dit toelichten?
Het Kabinet heeft de Commissie Duurzaamheidsvraagstukken Biomassa (Commissie Corbey) ingesteld met een mandaat om te kijken naar de sociale effecten van het beleid op het terrein van biobrandstoffen. Binnenkort brengt deze commissie advies uit op basis waarvan Nederland aan zal geven hoe de sociale criteria het beste in de Europese regelgeving ingepast kunnen worden.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie Van den Berge c.s.3 over duurzaamheidscriteria voor biomassa voor energietoepassingen? Kunt u dit toelichten?
Op dit moment bestaan er al wettelijke duurzaamheidseisen voor biobrandstoffen op basis van de Richtlijn Hernieuwbare Energie, die in nationale wetgeving zijn geïmplementeerd. Nederland streeft naar soortgelijke duurzaamheidseisen voor vaste en gasvormige biomassa.
Ook pleit Nederland in Brussel er voor om de indirecte effecten van landgebruik (ILUC) in de duurzaamheidseisen van biobrandstoffen op te nemen, naast de aandacht voor sociale aspecten, zoals aangegeven in vraag 7.
Bovendien stimuleert Nederland het invoeren van duurzaamheidscriteria via normeringsinstanties en stimuleert het de toepassing hiervan via het Global Bio Energy Partnership.
Op welke wijze zorgt de regering ervoor dat de voedselzekerheid van Afrika niet verder lijdt onder de te lage voorwaarden die worden gesteld aan biobrandstoffen door de EU? Kunt u dit toelichten?
Uw aanname dat de voorwaarden voor biobrandstoffen te laag zijn, kan pas worden getoetst op het moment dat de rapportage van de EU beschikbaar is. Binnen Nederland stimuleert het kabinet het gebruik van afval en reststromen als basis voor biobrandstoffen via de dubbeltellingsregeling.
Het voedselzekerheidsbeleid van de regering is erop gericht om de zelfredzaamheid van onze partnerlanden te vergroten. Door alle betrokken partijen bij landverwervingen bewust te maken van hun rechten en verantwoordelijkheden kunnen negatieve effecten zoveel mogelijk voorkomen worden.
Vermeende uitspraken van de Albanese staatssecretaris van Defensie |
|
Gerard Schouw (D66), Alexander Pechtold (D66) |
|
Knapen (CDA) , Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Is het waar dat de Albanese staatssecretaris van Defensie heeft gezegd dat de Nederlandse ambassadeur in Albanië tot persona non grata verklaard dient te worden, vanwege de steun die onze ambassadeur geeft aan en uitspreekt voor rechten van Lesbian, Gay, Bisexual, Transgender (LGBT’s)? Zo ja, bent u bereid opheldering te vragen aan de Albanese ambassadeur in Nederland? Zo neen, waarom niet?
Ja. Een van de drie vice-ministers van Defensie, de heer Spahia, heeft in een verklaring opgeroepen de Nederlandse ambassadeur tot persona non grata te verklaren.
Deze uitspraken vertegenwoordigen niet het Albanese regeringsstandpunt. Premier Berisha heeft zich hier meermalen, ook vandaag nog, officieel van gedistantieerd. Ik acht het derhalve niet nodig om de Albanese autoriteiten over deze specifieke uitspraken om opheldering te vragen.
Zult u, wanneer de berichten kloppen, de Albanese autoriteiten aanspreken op het gegeven dat de Albanese grondwet en andere wetten diametraal tegenover de vermeende wens van de Albanese staatssecretaris van Defensie staan?
Zie antwoord vraag 1.
Welke maatregelen zult u bilateraal en in EU-verband nemen om de onwenselijkheid van dergelijke uitspraken te onderstrepen?
Zowel in bilateraal als in EU-kader worden de Albanese autoriteiten met regelmaat aangesproken op de positie van LGBT’s. De EU ambassadeurs (en ook de Amerikaanse ambassadeur) hebben de anti-LGBT uitspraken van Spahia van vorige maand publiekelijk veroordeeld. De Nederlandse ambassadeur zal, evenals veel van zijn Europese collega’s, actief deelnemen aan het «Festival of Diversity» dat door de LGBT gemeenschap ter gelegenheid van de internationale dag tegen homofobie op 17 mei 2012 wordt georganiseerd. De Nederlandse ambassade zet zich al jaren in voor de emancipatie van de LGBT-gemeenschap in Albanië en zal dit blijven doen.
Bent u, gezien de urgentie van de vragen, bereid deze binnen 24 uur te beantwoorden?
Ja.