Het bericht dat trauma’s bij vluchtelingen slecht worden opgemerkt |
|
Jasper van Dijk |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat trauma’s bij vluchtelingen slecht worden onderkend?1
Ja. Uit het bericht komt naar voren dat het gaat om tot Nederland toegelaten vluchtelingen (verder statushouders). Zij hebben met betrekking tot de medische zorg in Nederland dezelfde rechten en plichten als andere ingezetenen van Nederland. Dit betekent dat zij een zorgverzekering dienen af te sluiten en gebruik maken van het reguliere zorgstelsel in Nederland. En hoewel het artikel rept over vluchtelingen, ligt zoals u weet de verantwoordelijkheid voor de – inhoud en kwaliteit – van de medische zorg in Nederland niet bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie.
Deelt u de mening dat het voor de integratie en de baankansen van groot belang is dat zoveel mogelijk vluchtelingen zo snel mogelijk met hun trauma’s geholpen worden?
Het is de inzet van het kabinet dat statushouders zodra ze een verblijfsvergunning ontvangen zo snel mogelijk integreren en participeren in de Nederlandse samenleving. Het is mogelijk dat door traumatische ervaringen psychische klachten ontstaan die van invloed kunnen zijn op iemands functioneren en de integratie. Het is dus belangrijk om aandacht te hebben voor de gezondheid van statushouders.
Asielzoekers in AZC’s kunnen gebruik maken van gewone medische zorg (inclusief verwijzingen naar ziekenhuizen en geestelijke gezondheidszorg (GGZ)). Ook hebben medewerkers van COA en IND aandacht voor eventuele psychische klachten (zie ook antwoord2, zodat wanneer dit nodig is tijdig kan worden geïntervenieerd.
Nadat de asielzoeker een verblijfsvergunning heeft gekregen, dient deze zich te verzekeren tegen ziektekosten en zich daarvoor aan te melden bij een zorgverzekeraar. Wanneer psychische klachten ontstaan, kan betrokkene via de huisarts een beroep doen op medische zorg zoals dat voor iedere ingezetene van Nederland geldt.
Is het waar dat Aram Hasan de enige Syrisch-Nederlandse psychiater is die vluchtelingen in het Arabisch kan behandelen? Zo ja, deelt u de mening dat het van belang is dat er snel meer psychiaters komen die vluchtelingen in hun moedertaal, niet zelden het Arabisch, kan behandelen? Hoeveel gespecialiseerde psychiaters in transcultureel trauma zijn er werkzaam in Nederland?
Het is mij niet bekend of Aram Hasan de enige Syrisch-Nederlandse psychiater is die in het Arabisch kan behandelen. Er zijn echter verschillende psychiatrische ziekenhuizen die gespecialiseerd zijn in de behandeling van mensen met een andere culturele achtergrond met te verwerken trauma. Een tolk kan goed voorzien in het contact tussen patiënt en behandelaar wanneer sprake is van een taalbarrière. Mijn ambtsgenoot van het Ministerie van VWS beschikt niet over gegevens over het aantal gespecialiseerde psychiaters in Nederland dat in transcultureel trauma werkzaam is.
Hoe staat het met de beschikbaarheid van tolken voor psychiatrische hulp aan vluchtelingen? Spreken zij het juiste dialect Arabisch en op welke manier zijn zij getraind om met de gevoelige materie om te gaan? Kunt u dit cijfermatig toelichten?
Voor een antwoord op de vraag over de beschikbaarheid van tolken bij psychiatrische hulp verwijs ik u naar de beantwoording van vragen door mijn ambtsgenoot van het Ministerie van VWS op vragen van het lid Voortman (GroenLinks) met brieven 3 april 2014 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 1626) van 5 juli en 2 september 2016 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nrs. 3053 en 3417) alsmede de Kamerbrief over schriftelijke reactie op amendementen bij de VWS begroting 2017 (Kamerstuk 34 550 XVI, nr. 76).
Op welke manier worden de medewerkers van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers en Vluchtelingenwerk getraind om trauma’s te herkennen en vluchtelingen met culturele sensitiviteit te begeleiden naar een arts? Wordt deze medewerkers gevraagd actief op signalen hiervan te letten?
Hoor- en beslismedewerkers van de IND worden op verschillende aspecten, die van belang zijn bij het horen en interpreteren van verklaringen, getraind door interne en externe experts. In de standaard opleidingsmodules wordt veel aandacht besteed aan zaken zoals het interpreteren van informatie en omgaan met emoties, het adequaat benaderen van asielzoekers met verschillende culturele achtergronden, alsmede aan duiding van verbale en non-verbale signalen in relatie tot de dagelijkse werkpraktijk. Daarnaast heeft de IND in 2012 besloten dat alle medewerkers die zich bezighouden met het horen en beslissen in asielzaken verplicht de cursus Interviewing Vulnerable Persons dienen te volgen. In deze cursus, een van de cursussen binnen het European Asylum Curriculum van het EASO, leren medewerkers onder andere technieken aan die zij kunnen toepassen wanneer zij bijvoorbeeld getraumatiseerde asielzoekers horen. Medewerkers maken verder gebruik van de openbare werkinstructie 2015/8, waarin handvatten worden gegeven voor het interpreteren van kwetsbaarheden en het bieden van procedurele ondersteuning.
Met betrekking tot de medische zorg kent het COA de zogeheten gidsfunctie gezondheidszorg. Dit houdt onder andere in dat medewerkers van het COA de bewoners kunnen helpen bij het wegwijs maken in het Nederlandse zorgsysteem. Ook worden medewerkers in dit kader getraind om oog te hebben voor het welbevinden van de bewoners en alert te zijn op signalen van zorgelijk gedrag, zoals:
Wanneer COA-medewerkers dergelijk gedrag signaleren, brengen zij de bewoners in contact met professionele hulpverlening. COA-medewerkers kunnen signalen over (mogelijke) medische problematiek ook delen met hun collega’s die de betreffende bewoner in hun caseload hebben en met zorgverleners. Dit gebeurt bij voorkeur via het Multi-Disciplinair Overleg (MDO) op locatie. COA medewerkers volgen ook training over methodisch begeleiden. Daarnaast zijn er trainingen ontwikkeld over het herkennen van slachtoffers van mensenhandel en mensensmokkel, jihadisme en LHBT asielzoekers.
VluchtelingenWerk heeft in al haar trainingen voor medewerkers in de asielketen aandacht voor mogelijke trauma's en besteedt daarbij aandacht aan herkenning en doorverwijzing. Voor de medewerkers in de eerste opvanglocaties waar gestart wordt met de asielprocedure (POL) is een aparte signaleringslijst voor leken ontwikkeld. Aan de medewerkers in die locaties wordt regelmatig (afhankelijk van aantal nieuwe medewerkers enkel malen per jaar) een training door een arts verzorgd. Dit is een voor leken door medici ontwikkelde lijst, gericht op het herkennen van signalen. Ook bij die trainingen wordt aandacht besteed aan doorverwijzen. VluchtelingenWerk is dan de eerste organisatie die met asielzoekers in gesprek gaat en wijst hen op het belang van het medisch advies voorafgaand aan het gehoor door de IND. Sinds de herziening van de asielprocedure in 2010 waarbij het medisch advies is ingevoerd, is deze activiteit versterkt en ook meer opgenomen in de werkwijze in de keten. We geven signalen altijd door aan de advocaat als gemachtigde en indien urgent ook direct aan de medische dienst. Hier is structureel aandacht voor en regelmatig worden signalen in de keten uitgewisseld.
Welke aandacht is er in het inburgeringstraject voor het herkennen en behandelen van trauma’s?
Binnen het inburgeringstraject is geen specifieke aandacht voor het herkennen en behandelen van trauma’s. Een inburgeraar kan bij ziekte (waaronder psychische klachten) wel een verlenging van de termijn of ontheffing van de inburgeringsplicht aanvragen (afhankelijk van de ernst en duur van de klachten).
Wordt de organisatie Psychiaters Zonder Grenzen door Nederland financieel ondersteund? Zo ja, met welk bedrag? Zo nee, bent u bereid te bezien of dit zou moeten gebeuren?
Voor zover ik heb kunnen nagaan ontvangt de organisatie Psychiaters Zonder Grenzen geen subsidie van de Nederlandse overheid. Het staat een ieder vrij om een subsidieverzoek in te dienen bij de overheid. Zo’n subsidieaanvraag wordt vervolgens op zijn merites beoordeeld, waarbij voldaan moet worden aan de subsidievoorwaarden die door verantwoordelijke ministeries zijn gesteld. Gelet op de activiteiten van de organisatie ligt het echter niet voor de hand dat een dergelijk verzoek bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie wordt ingediend.
Want ook al gaat het hier om statushouders, de activiteiten zien op medische zorg en de verantwoordelijkheid voor de medische zorg – aan statushouders in Nederland – ligt bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Daar waar het gaat om activiteiten in Syrië verwijs ik graag naar de «Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006».
Herinnert u uw toezegging tijdens het algemeen overleg over opvang, terugkeer en vreemdelingenbewaring van 12 november 2015 aan het voormalig lid Gesthuizen om naar het voorstel van de Vereniging EMDR Nederland te kijken om de therapie «Eye Movement Desensitization and Reprocessing» (EMDR) gratis aan vluchtelingenkinderen te geven? Kunt u toelichten hoe dit verder is verlopen?
Zoals aangegeven in mijn brief van 18 december 2015 (Kamerstuk 19 637, nr. 2110) is er gesproken met de stichting EMDR. Deze gesprekken hebben geleid tot het plan om in een pilot ervaring op te doen met de inzet van kortdurende klinische PTSS behandeling voor de doelgroep. In onderling overleg is voor deze pilot een COA-locatie gekozen. Als gevolg van een snel wisselende groep bewoners bleek het echter niet mogelijk om vanuit deze locatie een (homogene) groep van voldoende omvang te vormen. Hierdoor kon de pilot niet goed worden uitgevoerd. Daarom wordt de groep nu uitgebreid met bewoners uit nabij gelegen locaties.
Overigens is het gebruik van Eye Movement Desensitization and Reprocessing een gangbare en effectieve behandeling bij het verwerken van trauma’s. Daar waar dit aan de orde is kunnen behandelaren gebruikmaken van deze behandelmethode. Het is echter aan de zorgverlener om te bepalen bij welke behandeling de patiënt het meeste baat heeft.
Ov-chipkaartbedrijf Translink dat de reisgegevens van honderden studenten heeft doorgegeven aan de Dienst Uitvoering Onderwijs |
|
Kees Verhoeven (D66), Rob Jetten (D66) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Is er een wettelijke grondslag op grond waarvan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) dan wel andere overheidsdiensten, reisgegevens rechtstreeks mogen opvragen en Translink verplicht is die gegevens af te staan?1 Zo ja, wat is die wettelijke grondslag precies en aan welke regels en voorwaarden is ov-chipkaartbedrijf Translink, maar ook de overheidsdienst in kwestie in die gevallen gehouden?
DUO is op grond van artikel 9.1a van de Wet studiefinanciering 2000 aangewezen als toezichthouder voor de naleving van de uitwonendenregeling. Op basis van het toezichthouderschap in de zin van titel 5.2 van de Awb, mag een toezichthouder inlichtingen vorderen alsmede inzage van zakelijke gegevens en bescheiden (artikelen 5:16 en 5:17 van de Awb). Daarnaast mogen persoonsgegevens op basis van artikel 8 onder c dan wel e van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) worden verwerkt als dat noodzakelijk is voor het naleven van een wettelijke verplichting (de c-grond) of voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak door het desbetreffende bestuursorgaan (de e-grond). De voorgenoemde artikelen vormen de grondslag op basis waarvan DUO bij een ernstig vermoeden van misbruik met de uitwonendenbeurs reisgegevens opvroeg bij Translink. DUO en Translink hebben, met het oog op de toezichthoudende taak van DUO, op 28 augustus 2015 een overeenkomst gesloten in verband met de gegevensverstrekking ten behoeve van de controle en het toezicht door DUO. Translink heeft op basis van bovengenoemde grondslag en de overeenkomst gehandeld.
De rechtbank Den Haag heeft echter in haar uitspraak van 8 mei jl. geoordeeld dat de artikelen 5:16 en 5:17 van de Awb als zodanig geen voldoende specifieke wettelijke grondslag bieden voor de gegevensverwerking en dat het op deze wijze gebruiken van reisgegevens van een student in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). DUO heeft tegen deze uitspraak van de rechtbank Den Haag hoger beroep aangetekend bij Centrale Raad van Beroep. Naar aanleiding van de uitspraak is het verstrekken van reisgegevens gestaakt en heeft Translink de overeenkomst met DUO beëindigd.
Ook loopt er nog hoger beroep in ten minste één zaak2 waarin de rechtbank het gebruik van de reisgegevens van Translink wel toelaatbaar achtte, waarna de betreffende student in hoger beroep is gegaan.
Welke reisgegevens heeft Translink precies gedeeld met DUO?
Translink leverde gegevens aan DUO over identiteit en reisgedrag van een beperkte groep kaarthouders, namelijk over wie na onderzoek gerede twijfel bestond over de rechtmatigheid van de toegekende uitwonendenbeurs. Conform de hierboven genoemde overeenkomst tussen Translink en DUO leverde Translink ter afhandeling van het verzoek de onderstaande gegevens aan DUO:
De gevraagde periode is afhankelijk van de specifieke situatie, waarbij rekening wordt gehouden met de maximale bewaartermijn van 18 maanden van de reisgegevens door Translink.
Heeft Translink de reisgegevens van alle studenten doorgegeven aan DUO of alleen van studenten waarbij al sprake was van een fraude-indicatie? Indien dat laatste het geval is, om hoeveel studenten gaat het?
Translink heeft alleen reisgegevens aan DUO geleverd in geval van een vermoeden bij DUO van misbruik met betrekking tot de toegekende uitwonendenbeurs. Dit was ook zo vastgelegd in de overeenkomst van 2015.
Als het misbruik met de uitwonendenbeurs door een ander, minder vergaand onderzoek, aangetoond kan worden, vraagt DUO in het kader van het vereiste van subsidiariteit geen reisgegevens op. Alleen indien na een algemeen onderzoek en een huisbezoek gerede twijfels bestaan over de woonsituatie van de studerende en er voldoende aanwijzingen zijn dat hij niet op het adres woont waar hij staat ingeschreven, wordt een specifiek, nader onderzoek ingesteld. Daartoe wordt uitsluitend besloten wanneer de andere onderzoeken onvoldoende bewijs opleveren.
DUO heeft vanaf 28 augustus 2015 in 377 gevallen informatie over het reisgedrag van een student opgevraagd. In 307 van die gevallen heeft DUO misbruik met de uitwonendenbeurs vastgesteld.
Gebeurt het vaker dat Translink reisgegevens deelt met derden? Zo ja, met wie, in welke gevallen en hoe vaak komt het voor en worden reizigers daarvan op de hoogte gesteld?
Ja. Translink voldoet aan vorderingen op basis van een wettelijke grondslag. Naast DUO vorderden ook de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en een aantal gemeenten reisgegevens. Sinds de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 mei jl. verstrekt Translink geen gegevens meer aan toezichthouders die enkel op basis van de toezichthoudende bevoegdheden in de zin van de artikelen 5:16 en 5:17 Awb gegevens vorderen. Wel voldoet Translink aan vorderingen van politie en justitie op grond van het Wetboek van Strafvordering en aan verzoeken van politie en justitie tot het verstrekken van informatie over vermiste personen (bijv. vermiste kinderen, dementerende ouderen en personen in geestelijk verwarde toestand). In het laatste geval is de rechtsgrondslag gelegen in artikel 8, onderdeel d, van de Wbp (vrijwaring van een vitaal belang van de betrokkene) in samenhang gelezen met artikel 43 onderdeel e van de Wbp (de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen).
Translink heeft aangegeven geen aantallen bij te houden van de vorderingen, en reizigers waarvan reisgegevens worden gevorderd worden hiervan niet door Translink op de hoogte gesteld.
Welke afspraken zijn er gemaakt tussen Translink, vervoerders, concessieverleners en de overheid over toegang tot en het delen van reisgegevens?
Op het niveau van toegang tot de reisgegevens heeft Translink alleen afspraken met vervoerders, niet met concessie verlenende overheden. Elke vervoerder die deelneemt aan het OV-chipkaartsysteem van Translink dient de Raamovereenkomst Deelname OV-chipkaartsysteem te ondertekenen. Deze Raamovereenkomst regelt onderwerpen tussen de vervoerder en Translink waaronder de verwerking van persoonsgegevens, conform Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).
Het delen van persoonlijke reisgegevens voor service doeleinden kan alleen met expliciete instemming van de reiziger. Service doeleinden zijn bijvoorbeeld dat de reiziger de afgeschreven bedragen niet herkent, een gemiste check out heeft of bijvoorbeeld op saldo reist terwijl de klant denkt op een product te reizen. Zonder toestemming van de reiziger kan een vervoerder alleen de ritten zien die reizigers met hun voertuigen hebben gemaakt. Niet de overstappen naar andere vervoerders.
Op 7 september hebben de concessieverlenende overheden en concessiehoudende vervoerders uit het Nationaal OV Beraad (NOVB) een intentieverklaring getekend om tot een open informatiehuishouding te komen waarmee geanonimiseerd reisgegevens beschikbaar komen voor onder meer analyse doeleinden. Met deze informatiehuishouding wordt invulling gegeven aan de motie De Boer/Van Veldhoven (TK 23 645, nr. 630) die de regering opriep om informatie over reizigersaantallen en -stromen in een speciale databank openbaar beschikbaar te maken. Privacy is hierbij een belangrijk aandachtspunt omdat voorkomen moet worden dat bijvoorbeeld kleine vervoerstromen tot op persoonsniveau herleid kunnen worden. De afspraken over de informatiehuishouding tussen concessieverleners en concessiehouders staan overigens los van de uitwisseling van reisgegevens zoals dat heeft plaatsgevonden tussen DUO en Translink. Translink is geen partij bij de intentieverklaring.
Welke rechten hebben reizigers als het gaat om bescherming van hun gepersonaliseerde reisgegevens?
Reizigers kunnen hun rechten uitoefenen op basis van de Wbp, met name de artikelen 35 en 36. Zo kunnen reizigers vragen of, en zo ja welke, persoonsgegevens van hen verwerkt worden en daarvan een overzicht ontvangen. Daarnaast mogen reizigers erop rekenen dat hun persoonsgegevens op een behoorlijke en zorgvuldige wijze verwerkt worden, dat er niet meer gegevens worden verwerkt dan noodzakelijk voor het te dienen doel en dat de persoonsgegevens niet langer bewaard worden dan noodzakelijk is voor het doel dat de verwerking van de gegevens dient.
Op de websites van Translink en van de vervoerders is het privacybeleid van deze organisaties gepubliceerd. Daar is onder meer te lezen op welke wijze de privacy van reizigers is geborgd en welke rechten reizigers hebben zoals het inzien van transactie- en persoonsgegevens.
Hoe verhoudt de opsporingswerkwijze van DUO (reisgegevens rechtstreeks opvragen bij Translink) zich tot de Wet bescherming persoonsgegevens?
Zie het antwoord op vraag 1. Aangezien DUO tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep heeft aangetekend bij Centrale Raad van Beroep, doen we hierover op dit moment geen nadere uitspraken.
Bent u ook van mening dat reizigers met een gepersonaliseerde ov-chipkaart altijd een melding moeten krijgen wanneer hun reisgedrag door derden wordt opgevraagd bij Translink dan wel worden verschaft aan derden? Zo ja, op welke wijze wordt daar in voorzien? Zo nee, waarom niet en op welke andere wijze ziet u dan mogelijkheden voor reizigers om grip te houden op hun persoonlijke informatie die door Translink wordt verzameld en gedeeld?
Een uitgangspunt van de Wbp is dat personen moeten weten wat er met hun persoonsgegevens gebeurt. Daarom bepalen de artikelen 33 en 34 van de Wbp dat degene die persoonsgegevens verkrijgt aan de betrokkene onder meer laat weten wie hij is, en met welk doel hij de desbetreffende persoonsgegevens verwerkt. Dat geldt dus ook voor de verwerking van persoonsgegevens van reizigers. Op dit uitgangspunt bestaan in de Wbp verschillende uitzonderingen. Zo kan de verantwoordelijke de informatieverplichting buiten toepassing laten als dat noodzakelijk is in het belang van, bijvoorbeeld, de staatsveiligheid of de opsporing van strafbare feiten.
Bent u voornemens de Autoriteit Persoonsgegevens om advies te vragen over de toegang tot en het delen van reisgegevens?
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft hierover reeds een handhavingsverzoek ontvangen en heeft laten weten daar op te zullen reageren.
Het bericht “Albanese maffia slaat hier zijn tentakels uit” |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA), Mona Keijzer (CDA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Albanese maffia slaat hier zijn tentakels uit»?1
Ja
Klopt het dat het aantal Albanese verdachten verdubbeld is in 2016?
Uit de vertrouwelijke rapportage van de politie en het RIEC Amsterdam over de aard en omvang van criminaliteit gepleegd door personen met de Albanese nationaliteit blijkt dat er in 2016 ongeveer 700 verdachten met de Albanese nationaliteit zijn aangehouden, in 2015 waren dat er 330. Deze rapportage leg ik tot het einde van het jaar ter vertrouwelijke inzage in uw Kamer.2
Klopt het dat er alleen al in Amsterdam 36 onderzoeken zijn tegen Albanees sprekenden?
Ja, dat klopt. Sinds 2016 zijn er in Amsterdam 36 onderzoeken verricht. Een deel van deze onderzoeken is inmiddels afgesloten.
Kunt u een beschrijving geven van de problematiek van de Albanese criminaliteit in Nederland en hoe die zich de afgelopen jaren ontwikkeld heeft?
Het aantal incidenten met personen met de Albanese nationaliteit is in absolute en relatieve aantallen laag. Daarbinnen geldt wel dat het aandeel zware delicten met een georganiseerd karakter relatief hoog is. De problematiek concentreert zich in Rotterdam en Amsterdam. Hierbij gaat het zowel om criminele activiteiten als drugshandel, alsmede om de problematiek rondom de Albanese inklimmers in Hoek van Holland en andere ferryterreinen.
Alhoewel dit kabinet geen specifiek doelgroepenbeleid voert, heeft de problematiek rondom personen met de Albanese nationaliteit de volle aandacht van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, alsmede de politie, het Openbaar Ministerie en de Koninklijke Marechaussee (KMar). Daarbij wordt actief ingezet op de integrale bestrijding van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. Bij het aanpakken van de problematiek rondom de inklimmers wordt er actief door de KMar en zeehavenpolitie opgetreden.
Bent u bereid om de suggestie van officier van justitie te volgen en opnieuw een visumplicht in te voeren? Bent u ervan op de hoogte dat onder verordening 2017/371, die op 1 maart 2017 is ingegaan, een land een melding kan doen als in een periode van twee maanden een toegenomen risico voor of een onmiddellijke bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid van de lidstaten, met name een wezenlijke toename van ernstige strafbare feiten verband houdend met onderdanen van dat derde land en gestaafd door objectieve, concrete en relevante informatie en gegevens van bevoegde autoriteiten zich heeft voorgedaan?2
Het kabinet is bekend met de door u aangehaalde verordening. Hierin zijn afspraken opgenomen over de monitoring van visumvrije landen door de Europese Commissie. In dit kader heeft de Europese Commissie een monitor aangekondigd voor de Westelijke Balkan, waaronder Albanië. Deze monitor wordt aan het einde van dit jaar verwacht. Het kabinet wil de uitkomsten van deze rapportage met daarin objectieve, concrete en relevante informatie en gegevens van bevoegde autoriteiten eerst ontvangen alvorens het kabinet tot een afweging komt om een beroep te doen op de noodremprocedure.
Het kabinet wil hierbij opmerken dat de samenwerking met Albanië op de terreinen van het tegengaan van illegale immigratie, grensoverschrijdende criminaliteit en terugkeer goed is, en de wil tot samenwerking groot. Daarbij blijven we het gesprek aangaan met Albanië, zowel bilateraal als op EU-niveau, ten aanzien van gewenste aanvullende stappen.
Bent u ervan op de hoogte dat u op basis van die kennisgeving een onderzoek dient in te stellen, dat onderzoek naar de Raad en het parlement dient op te sturen en de vrijstelling van de visumplicht kan worden opgeschort?
Na een eventuele notificatie door een lidstaat, is het aan de Europese Commissie om onderzoek te doen en vervolgens per uitvoeringshandeling te besluiten om de visumvrijstelling al dan niet op te schorten. De Europese Commissie weegt daarbij de geconstateerde problemen tegen de bredere belangen van de EU af. De lidstaten wordt gevraagd hier akkoord op te verlenen. Indien na negen maanden geen verbetering heeft opgetreden, kan de opschorting worden verlengd door een besluit per gedelegeerde handeling. Zowel de Raad als het Europees parlement kunnen bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling van de Europese Commissie.
Bent u bereid die kennisgeving binnen twee weken te doen? Zo nee, onder welke omstandigheden zou u deze kennisgeving dan wel willen doen?
Zie hiertoe mijn beantwoording van vraag 5.
Bent u ervan op de hoogte dat de National Crime Agency in het Verenigd Koninkrijk in haar National Strategic Assesment on organanized crime concludeerde dat «Albanian crime groups have established a high profile influence within UK organised crime, and have considerable control across the UK drug trafficking market, with particular impact and high level influence on the cocaine market» en «The threat faced from Albanian crime groups is significant. London is their primary hub, but they are established across the UK.»?3
Ja.
Hebt u kennisgenomen van het feit dat de Franse politie constateert dat «En progression constante depuis 2010, la criminalité organisée albanophone est une menace réelle pour la sécurité intérieure de l'espace Schengen»?4
Ja.
Bent u bekend met het feit dat het Italiaanse anti-maffia agentschap rapporteert dat Albanezen de grootste groep buitenlanders vormen die opgepakt worden voor misdrijven, gerelateerd aan maffia, verdovende middelen en smokkel?5
Ja.
Hoe beoordeelt u, mede gelet op de huidige situatie, de status van kandidaat-lid van de Europese Unie, voor Albanië, terwijl het land niet voldoet aan de voorwaarden?
De Raad is bij het verlenen van de kandidaat-lidstatus aan Albanië niet over één nacht ijs gegaan. In het uitbreidingspakket van 10 oktober 2012 deed de Commissie de aanbeveling aan de Raad om aan Albanië de status van kandidaat-lid te verlenen, onder de voorwaarde dat Albanië de komende periode een aantal nog openstaande voorwaarden vervult7. De Raad van 11 december 2012 noch de Raad van 17 december 2013 konden met deze aanbeveling instemmen8. De Raad besloot op 24 juni 2014 dat het tussentijdse voortgangsrapport van de Commissie van 4 juni 2014 voldoende voortgang liet zien met betrekking tot de in december 2013 door de Raad geïdentificeerde punten en kende Albanië kandidaat-lidstatus toe9. De hervorming van de justitiële sector en het verder werken aan het opbouwen van een solide track record in het onderzoeken, vervolgen en veroordelen van corruptie en georganiseerde misdaad op alle niveaus zijn twee van de vijf voorwaarden voor verdere stappen in het toetredingsproces.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen twee weken beantwoorden?
Wij hebben er naar gestreefd de antwoorden zo snel mogelijk te beantwoorden, maar dit is helaas niet binnen twee weken gelukt.
Het gescheiden uitzetten van ouders en kinderen |
|
Kathalijne Buitenweg (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Armeense moeder uitgezet, kinderen nog in Nederland»?1
Ja.
Is dit de eerste keer dat een ouder wordt uitgezet, met als gevolg dat zijn of haar kinderen zonder ouderlijk toezicht in Nederland alleen achterblijven? Zo nee, hoe vaak is dit eerder voorgekomen in de afgelopen kabinetsperiode?
Het uitgangspunt van het kabinet is dat wanneer een vreemdeling geen recht (meer) heeft op verblijf in Nederland, hij of zij Nederland moet verlaten. Dit geldt ook voor gezinnen met kinderen. Het vertrek uit Nederland betreft een eigen verantwoordelijkheid van het gezin. Om die reden staat vrijwillige of zelfstandige terugkeer voorop. De Nederlandse overheid ondersteunt het gezin hierbij met diverse maatregelen waarin, naast de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en een groot aantal ngo’s een belangrijke rol spelen om gezinnen te ondersteunen en te begeleiden bij terugkeer. Wanneer een vreemdeling, ondanks de inzet op vrijwillig vertrek en de gesprekken die de DT&V met dat oogmerk voert, niet bereid is aan zijn terugkeer te werken, kan een traject van gedwongen vertrek aan de orde komen. Wanneer er sprake is van een gezin met kinderen, wordt daarbij zoveel mogelijk ingezet op terugkeer van het complete gezin. Gescheiden uitzettingen komen in de praktijk dan ook niet vaak voor. Uit het informatiesysteem van de DT&V kan niet worden herleid hoe vaak het in de afgelopen kabinetsperiode is voorgekomen dat een ouder wordt uitgezet en de kinderen achterblijven.
Kunt u beargumenteren hoe de handelwijze van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) in onderhavige zaak in lijn is met de verplichtingen van de Nederlandse overheid uit hoofde van artikel 9 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), waarin is bepaald dat kinderen slechts van hun ouders gescheiden mogen worden in het geval dit in het belang van het kind is? In welke mate is het belang van de betrokken kinderen in dit geval gediend bij de handelwijze van de DT&V? Is het belang van de kinderen in deze zaak überhaupt meegewogen? Zo ja, waaruit blijkt dat concreet?
Dit is voor alle betrokkenen een nare situatie. Meerdere rechters hebben deze zaak bekeken en allen kwamen tot hetzelfde oordeel. De Armeense mevrouw in kwestie heeft geen rechtmatig verblijf in Nederland en moest daarom het land verlaten. In 2009 viel dit besluit voor het eerst en sindsdien is bij nieuwe aanvragen het oordeel hetzelfde gebleven. De rechter heeft geoordeeld dat de Armeense autoriteiten de identiteit van de betrokken mevrouw hebben vastgesteld en dat de uitzetting kon doorgaan. Het belang van de betrokken kinderen is namelijk zowel bij het opleggen van de bewaringsmaatregel als gedurende de periode voorafgaand aan de uitzetting naar Armenië telkens meegewogen in de afwegingen die de DT&V heeft gemaakt. Telkens is benadrukt dat het van belang is dat de kinderen samen met hun moeder naar Armenië zouden terugkeren en dat het scheiden van moeder en kinderen niet wenselijk zou zijn. Aan betrokkene is alle ruimte geboden om haar kinderen op de dag dat zij zou vertrekken naar Schiphol te laten komen om gezamenlijk naar Armenië te reizen. De handelwijze van de DT&V is, ook volgens de rechter, niet in strijd met artikel 9 van het IVRK. De moeder heeft uiteindelijk zelf de keuze gemaakt om zonder haar kinderen naar Armenië te vertrekken.
Vindt u, gelet op het feit dat de betrokken kinderen van elf en twaalf jaar oud al negen jaar in Nederland wonen en hier volledig geworteld zijn, dat het in lijn is met het IVRK dat deze kinderen door de uitzetting van hun moeder gedwongen worden huis en haard te verlaten en naar een land te gaan, waar ze zelf geen enkele binding mee hebben? Zo ja, waarom?
Het Nederlandse vreemdelingenbeleid houdt rekening met de positie van minderjarigen (zowel in gezinsverband als voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen), waarmee onder meer recht wordt gedaan aan het Kinderrechtenverdrag (IVRK). In zowel de asielprocedure als reguliere toelatingsprocedures heeft het belang van het kind een duidelijke plaats en dit komt tot uitdrukking in verschillende beleidskaders en in de wijze waarop procedures zijn ingericht waarbij kinderen betrokken zijn. Het belang van het kind wordt daarbij nadrukkelijk betrokken bij de belangenafweging in het licht van artikel 8 EVRM. Dat wil evenwel niet zeggen dat dit belang in de toelatingsprocedure dan ook altijd de doorslag behoeft te geven ten aanzien van het verlenen van verblijf. Dat door langdurig verblijf in Nederland ontegenzeggelijk in meer of mindere mate worteling kan plaatsvinden, is ook geen grond om daarover anders te oordelen. Terugkeer naar het land van herkomst zal in veel gevallen niet eenvoudig zijn, maar hierin onderscheiden kinderen en ouders die hier al langere tijd hebben verbleven zich niet wezenlijk van andere vreemdelingen (waaronder kinderen) voor wie terugkeer aan de orde is. Het feit dat kinderen een bepaalde tijd in Nederland hebben doorgebracht, is geen reden tot vreemdelingenrechtelijke bescherming en het verlenen van verblijf.
Welke acties onderneemt u zodra de betreffende kinderen zich melden en welke inspanningen verricht u om de betreffende moeder in Armenië te monitoren om eventuele hereniging nog mogelijk te maken?
De kinderen zijn gevonden. Ze verkeren in goede gezondheid en maken het naar omstandigheden goed. Nidos is daarbij in contact met de moeder in Armenië. Door de rechter is de voorlopige voogdij over deze kinderen toegewezen aan
Stichting Nidos. Nidos is gespecialiseerd in de opvang en begeleiding van alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Nidos zal nu eerst een advies uitbrengen aan de Raad voor de Kinderbescherming over wat in het beste belang is van de kinderen. Dat zal de Raad voorleggen aan de rechter en de rechter beslist dan of er een noodzaak is om over te gaan tot een voogdijmaatregel. De DT&V zal in overleg met Nidos en de Raad voor de Kinderbescherming bezien op welke wijze de kinderen zo snel mogelijk en op een zorgvuldige wijze herenigd kunnen worden met hun moeder in Armenië.
Acht u het mogelijk en wenselijk dat in de toekomst vaker kinderen en ouders gescheiden worden uitgezet? Zo ja, waarom?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is het uitgangspunt om gezinnen met kinderen zoveel als mogelijk gezamenlijk uit te zetten. Als dit niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat de ouders daaraan niet meewerken, kan een gescheiden uitzetting in voorkomende gevallen in de rede liggen. Daarbij heeft het uiteraard de voorkeur om te zoeken naar een vorm van uitzetting waarbij de kinderen niet geheel zonder ouders in Nederland achterblijven.
Het falen van het kinderpardon |
|
Jasper van Dijk |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht dat een moeder is uitgezet terwijl haar kinderen nog in Nederland zijn?1
Ja.
Deelt u de mening van de Kinderombudsman dat de kinderen nu de dupe zijn van volwassenen die het niet eens met elkaar zijn, te weten de overheid die vasthoudt aan de regels en de moeder die niet meewerkt, en dat dit in strijd is met alles waar kinderen recht op hebben? Zo ja, wat onderneemt u om te voorkomen dat de kinderen de dupe zijn van dit beleid?
Dit is voor alle betrokkenen een nare situatie. Meerdere rechters hebben deze zaak bekeken en allen kwamen tot hetzelfde oordeel. De Armeense mevrouw in kwestie heeft geen rechtmatig verblijf in Nederland en moest daarom het land verlaten. In 2009 viel dit besluit voor het eerst en sindsdien is bij nieuwe aanvragen het oordeel hetzelfde gebleven. De rechter heeft geoordeeld dat de Armeense autoriteiten de identiteit van de betrokken mevrouw hebben vastgesteld en dat de uitzetting kon doorgaan. Het belang van de betrokken kinderen is zowel bij het opleggen van de bewaringsmaatregel als gedurende de periode voorafgaand aan de uitzetting naar Armenië telkens meegewogen in de afwegingen die de DT&V heeft gemaakt. Telkens is benadrukt dat het van belang is dat de kinderen samen met hun moeder naar Armenië zouden terugkeren en dat het scheiden van moeder en kinderen niet wenselijk zou zijn. Aan betrokkene is alle ruimte geboden om haar kinderen op de dag dat zij zou vertrekken naar Schiphol te laten komen om gezamenlijk naar Armenië te reizen. De handelwijze van de DT&V is, ook volgens de rechter, niet in strijd met artikel 9 van het IVRK. De moeder heeft uiteindelijk zelf de keuze gemaakt om zonder haar kinderen naar Armenië te vertrekken.
Deelt u de mening dat bij elk besluit van de overheid het belang van het kind voorop moet staan, zoals verwoord in artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind? Zo ja, hoe rijmt u dit uitgangspunt met de dreigende uitzetting van deze kinderen naar een land dat zij niet kennen alsmede met de scheiding van hun moeder?
Uit de tekst van artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) volgt dat het belang van het kind niet het enige belang is maar één van de belangen. Er dient een afweging plaats te vinden tussen het belang van het kind en overige belangen, zoals bijvoorbeeld eerbiediging van de rechtsstaat, het belang van de Staat en het behoud van maatschappelijk draagvlak voor het vreemdelingenbeleid. In het vreemdelingenbeleid wordt in belangrijke mate rekening gehouden met de positie van kinderen (zowel in gezinsverband als voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen), waarmee recht gedaan wordt aan het IVRK. Dat de kinderen het land van herkomst niet zouden kennen, is geen reden tot vreemdelingrechtelijke bescherming en het verlenen van verblijf. Als na een zorgvuldige procedure en toetsing door de rechter een asielaanvraag wordt afgewezen dient de vreemdeling Nederland te verlaten. Het uitgangspunt van het kabinet is dat wanneer een vreemdeling geen recht (meer) heeft op verblijf in Nederland, hij of zij Nederland moet verlaten. Dit geldt ook voor gezinnen met kinderen. Het vertrek uit Nederland betreft een eigen verantwoordelijkheid van het gezin. Om die reden staat vrijwillige of zelfstandige terugkeer voorop. De Nederlandse overheid ondersteunt het gezin hierbij met diverse maatregelen waarin, naast de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en een groot aantal ngo’s een belangrijke rol spelen om gezinnen te ondersteunen en te begeleiden bij terugkeer. Wanneer een vreemdeling, ondanks de inzet op vrijwillig vertrek en de gesprekken die de DT&V met dat oogmerk voert, niet bereid is aan zijn terugkeer te werken, kan een traject van gedwongen vertrek aan de orde komen. Wanneer er sprake is van een gezin met kinderen, wordt daarbij zoveel mogelijk ingezet op terugkeer van het complete gezin. In de gesprekken die de DT&V met de moeder van deze kinderen heeft gevoerd is telkens benadrukt dat het van belang is dat de kinderen samen met hun moeder naar Armenië terugkeren en dat het scheiden van moeder en kinderen niet wenselijk is. Aan betrokkene is alle ruimte geboden om haar kinderen op de dag dat zij zou vertrekken naar Schiphol te laten komen om gezamenlijk naar Armenië te reizen. Uiteindelijk heeft zij zelf de keuze gemaakt om zonder haar kinderen naar Armenië te vertrekken.
Erkent u dat de kinderen ernstige schade kunnen oplopen doordat zij gescheiden worden van hun moeder? Wiens belang wordt hiermee gediend?
Zie mijn antwoord op vraag 2 en 3. Daarbij acht ik het van belang om op te merken dat de kinderen gevonden zijn. Ze verkeren in goede gezondheid en maken het naar omstandigheden goed. Nidos is daarbij in contact met de moeder in Armenië. Door de rechter is de voorlopige voogdij over deze kinderen toegewezen aan Stichting Nidos. Nidos is gespecialiseerd in de opvang en begeleiding van alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Nidos zal nu eerst een advies uitbrengen aan de Raad voor de Kinderbescherming over wat in het beste belang is van de kinderen. Dat zal de Raad voorleggen aan de rechter en de rechter beslist dan of er een noodzaak is om over te gaan tot een voogdijmaatregel. De DT&V zal in overleg met Nidos en de Raad voor de Kinderbescherming bezien op welke wijze de kinderen zo snel mogelijk en op een zorgvuldige wijze herenigd kunnen worden met hun moeder in Armenië.
Erkent u dat de kinderen ernstige schade kunnen oplopen als zij naar een land worden gestuurd waar zij geen enkele binding mee hebben?
Zie antwoord vraag 4.
Zijn er vaker ouders zonder hun kinderen uitgezet? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, waarom gebeurt dat nu wel?
Zoals ook aangeven in het antwoord op vraag 2 en 6 van het Lid Buitenweg, is het uitgangspunt om gezinnen met kinderen zoveel als mogelijk gezamenlijk uit te zetten. Als dit niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat de ouders daaraan niet meewerken, kan een gescheiden uitzetting in voorkomende gevallen in de rede liggen. Daarbij heeft het uiteraard de voorkeur om te zoeken naar een vorm van uitzetting waarbij de kinderen niet geheel zonder ouders in Nederland achterblijven. Gescheiden uitzettingen komen in de praktijk dan ook niet vaak voor. Uit het informatiesysteem van de DT&V kan niet worden herleid hoe vaak het in de afgelopen kabinetsperiode is voorgekomen dat een ouder wordt uitgezet en de kinderen achterblijven.
Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat er momenteel kinderen worden uitgezet in het licht van de aangenomen motie-Voordewind (Kamerstuk 19 637, nr. 2300) die oproept tot een ruimhartiger kinderpardon en het feit dat u de uitvoering van deze motie naar de formatietafel heeft doorverwezen?
Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik u naar mijn brieven van 27 februari jl.2 en 22 maart jl.3 waarin ik uiteengezet heb dat ik van mening ben dat het aanpassen van de definitieve Regeling onwenselijk is. Ook het middels een uitzetstop daarop anticiperen acht ik onverstandig. Ik meen dat daarmee lopende vertrektrajecten onnodig worden doorkruist. Daarnaast wordt hiermee bij een groep vreemdelingen verwachtingen gewekt, waarvan niet is vast te stellen dat deze juist zijn.
Ik heb u daarbij aangegeven dat bij de kabinetsformatie desgewenst door betrokken partijen dit onderwerp kan worden besproken. Dit geldt voor alle beleidsonderwerpen en kan daarom niet gelden als argument om geen uitvoering meer te geven aan geldende wet- en regelgeving.
Deelt u de mening dat de huidige kinderpardonregeling onduidelijk is en tot schrijnende situaties leidt? Zo ja, waarom gaat u toch door met het uitzetten van kinderen en hun ouders? Waarom kiest u niet voor een moratorium totdat er een nieuw kabinet is?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid over te gaan tot een uitzetstop (dat wil zeggen geen kinderen en ouders uitzetten die niet onder de huidige kinderpardonregeling vallen wegens het niet voldoen aan het omstreden meewerkcriterium), totdat er nieuw en helder beleid is rond het kinderpardon? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht ’Terreurvader Bunschoten vrij met enkelband’ |
|
Gidi Markuszower (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Terreurvader Bunschoten vrij met enkelband»?1
Ja.
Deelt u de mening dat een enkelband (en een locatie- en gebiedsverbod) deze verdachte er niet van hoeft te weerhouden wederom een kettingzaag op de keel van zijn kinderen te zetten? Zo nee, waarom niet?
Met een enkelband kan, zoals ik uw Kamer eerder berichtte2, een opgelegd locatieverbod of -gebod effectief worden gecontroleerd. In deze zaak wordt betrokkene verdacht van ontucht, mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving van zijn kinderen. Het gaat om verdenking van ernstige feiten waarvoor iemand preventief kan worden gehecht, maar van een veroordeling is nog geen sprake. Onlangs heeft de rechtbank, rekening houdend met alle omstandigheden in deze individuele zaak, besloten de preventieve hechtenis te schorsen onder een aantal voorwaarden waaronder een locatieverbod dat wordt gecontroleerd met een enkelband en een contactverbod.
De rechter oordeelde dat verdachte zijn rechtszaak in vrijheid mag afwachten, omdat er geen onderzoeksbelang meer was om de man langer vast te houden. Daarnaast kan volgens de rechter het risico op herhaling voldoende worden ingeperkt door de strenge voorwaarden die aan hem zijn opgelegd. Met de voorwaarden wordt strafbaar gedrag bemoeilijkt, doordat betrokkene geen contact mag opnemen met de slachtoffers en niet in hun omgeving mag komen.
Staat u aan de kant van de slachtoffers of aan de kant van de dader?
Ik sta voor een sterke positie van slachtoffers binnen een zorgvuldig en eerlijk strafproces.
Deelt u de mening dat de veiligheid van de slachtoffers van deze terreurvader alleen kan worden gegarandeerd als deze man zijn proces in de gevangenis afwacht? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen zodat in de toekomst dit soort levensgevaarlijke personen gewoon in de cel hun proces moeten afwachten?
De verdachte staat terecht en wordt door de rechter al dan niet veroordeeld voor hetgeen hem ten laste wordt gelegd. Ook in de periode voorafgaand aan een strafzaak moet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid worden voldaan. Indien een rechter van oordeel is dat geen grond meer aanwezig is om iemands vrijheid te benemen, bijvoorbeeld omdat het recidivegevaar genoeg kan worden afgewend met voorwaarden, dient betrokkene in vrijheid te worden gesteld.
De onafhankelijke rechter, en dus niet de regering, beslist in Nederland of verdachten hun berechting in de cel moeten afwachten. De rechter maakt hierbij een afweging van de betrokken belangen, inclusief die van de slachtoffers.
Aan schorsingen kunnen voorwaarden worden verbonden. Voorwaarden en een goede controle op het naleven hiervan dragen door hun vrijheidsbeperkende en gedragsbeïnvloedende karakter bij aan het verkleinen van de kans op recidive. Bij niet-naleving van voorwaarden wordt direct gehandeld om enerzijds slachtoffers te beschermen en anderzijds de verdachte te sanctioneren. Door deze werkwijze verlopen de meeste schorsingen zonder problemen.
Het bericht “Krachtige luchtpistolen zomaar in de winkel” |
|
Michiel van Nispen |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat superkrachtige luchtdrukwapens met een kracht van 270 joules op dit moment zonder vergunning te verkrijgen zijn in Nederland, en dat ook na inwerkingtreding van de aangekondigde nieuwe wet Nederland een walhalla blijft voor «powerbuksen»?1
Het is mij bekend dat in Nederland zeer krachtige luchtdrukwapens vrij verkrijgbaar zijn. In mijn brief van 13 april 20162 heb ik gereageerd op zorgen van uw Kamer hierover en heb ik aangekondigd de Wet wapens en munitie (Wwm) te willen wijzigen zodat er een vergunningplicht gaat gelden voor luchtdrukwapens met een schotkracht hoger dan 80 joule.
Deelt u de mening dat gebruik van (zware) luchtdrukwapens en vuurwapens zoveel mogelijk moet worden ontmoedigd en dat, zoals het lid Kooiman (SP) eerder al in vragen aan de orde stelde2, reclame voor (zware) luchtdrukwapens en vuurwapens aan banden gelegd zou moeten worden?
Zoals aangegeven in de beantwoording van de door u aangehaalde schriftelijke vragen4, staat het fabrikanten en organisaties vrij reclame te maken voor producten waarvan de verkoop en het bezit op grond van wet- en regelgeving is toegestaan, behoudens afspraken die in het kader van de Nederlandse Reclame Code zijn gemaakt. Om die reden is er geen speciaal beleid ten aanzien van het maken van reclame voor luchtdruk- en vuurwapens of het ontmoedigen daarvan. Wel gelden strenge regels voor het bezit en gebruik van wapens.
Moeten personen die een «powerbuks» (luchtdrukwapen met een kracht van meer dan 80 joules) zonder vergunning gekocht hebben, dan wel nog gaan kopen, bij inwerkintreding van de nieuwe Wet Wapens en Munitie direct een vergunning aanvragen voor het bezit van dat wapen om niet in overtreding te zijn? Zo nee, waarom niet?
Ik ben voornemens om de Wwm zodanig te wijzigen dat luchtdrukwapens met een schotkracht hoger dan 80 joule, worden toegevoegd aan artikel 2, Categorie III van de Wwm. Daarmee worden dergelijke luchtdrukwapens gelijkgesteld met vuurwapens en geldt er een vergunningplicht voor het bezit ervan.
De schotkracht van 80 joule past bij de manier waarop de schietsport met luchtdrukwapens in Nederland in vrijwel alle gevallen wordt beoefend, inclusief het in de buitenlucht schieten op 100 meter waarvoor relatief veel schotkracht benodigd is. Ik vind het belangrijk dat wanneer iemand een nog krachtiger wapen wil bezitten, dezelfde strenge voorwaarden gaan gelden als voor bezitters van vuurwapens. Volgens het rapport van het NFI, dat ik u op 13 april 2016 toestuurde bij eerdergenoemde brief, is de kracht van het luchtdrukwapen dan immers vergelijkbaar met die van een vuurwapen.
Het NFI concludeerde in het eerdergenoemde onderzoek dat er vele factoren van invloed zijn op de kans op penetratie van de huid, waaronder de kinetische energie en de diameter van een projectiel, maar ook de vorm van het projectiel en de verschillen in de menselijk huid, per individu en per lichaamsdeel. Onder alle omstandigheden geldt dat met alle luchtdrukwapens voorzichtig moet worden omgesprongen. Mede daarom geldt er een duidelijke verbodsbepaling met betrekking tot het dragen van luchtdrukwapens en treedt de politie op bij misbruik van het wapen. In beide gevallen zal doorgaans worden overgegaan tot inbeslagname van het wapen en het opmaken van een proces-verbaal.
Bij het bepalen van de grenswaarde is tot slot rekening gehouden met de gevolgen voor huidige bezitters en de uitvoeringslasten. Afhankelijk van de precieze uitwerking zullen de huidige bezitters van een wapen dat boven de grenswaarde uitkomt een verlof moeten aanvragen of anders afstand moeten doen van hun wapen. In het geval van een grenswaarde van 14 joules zou het om een zeer groot aantal personen gaan omdat er meer bezitters zijn van lichtere luchtdrukwapens.
Vindt u het nodig dat luchtwapens voor sportschieten een vergelijkbare kracht hebben als die van vuurwapens? Zo ja, waarom?
Zie antwoord vraag 3.
Op grond waarvan is precies gekozen voor een limiet van 80 joules, waardoor nog steeds zeer krachtige wapens vrij verkrijgbaar blijven?»
Zie antwoord vraag 3.
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) stelde reeds in 2015 dat mogelijk dodelijke verwondingen al kunnen optreden bij gebruik van een luchtdrukwapen met een kracht van 14 joules, acht u het in dat licht niet zorgvuldiger om een vergunningsvrije limiet van rond of onder de 14 joules wettelijk vast te leggen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom sluiten we als Nederland niet meer aan bij de limieten van landen om ons heen als het gaat om vrij te (ver)kopen luchtdrukwapens?3
Ik heb de situatie in de ons omringende landen betrokken in mijn brief van 13 april 2016. De normen voor de schotkracht en de nadere regels rond luchtdrukwapens lopen behoorlijk uiteen. Samen met de afwegingen zoals genoemd in mijn antwoord op de vragen 3, 4, 5 en 6 heeft dat geleid tot de keuze voor een limiet van 80 joule.
Bent u bereid de door u voorgestelde vergunningsvrije (ver)koop van luchtdrukwapens met een kracht van minder dan 80 joules te herzien? Zo ja, wanneer en hoe zult u de Kamer hierover informeren? Zo nee, waarom niet?
Nee, de onderhavige berichtgeving bevat geen informatie die niet is betrokken bij de eerdergenoemde brief aan uw Kamer of bij het algemeen overleg van 3 november 20166 waarin ik met uw Kamer over luchtdrukwapens heb gesproken.
Door NGO's gefaciliteerde asielinvasie naar Europese Unie |
|
Vicky Maeijer (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de berichten «Bewijs. Mensensmokkelaars duwen dobbernegers in handen van smokkel-NGO's»1 en «Nave luventa, in un video della polizia i trafficanti scortano i migranti»?2
Inmiddels wel.
Ziet u op de foto's en in het filmpje ook het bewijs dat mensensmokkelaars en niet-gouvernementele organisaties (NGO's) samenwerken om migranten in de Europese Unie aan land te zetten? Zo nee, bent u stekeblind?
Via de media heb ik kennisgenomen van verschillend beeldmateriaal. De beelden roepen zeker vragen op. Of dit voldoende is om als bewijs te gelden, zal moeten blijken. Door Italië wordt hier momenteel strafrechtelijk onderzoek naar verricht.
In het algemeen is het evident dat mensen in nood op zee geholpen moeten worden in lijn met de verplichtingen onder het internationaal zeerecht. Tegelijkertijd is het aantoonbaar deel uitmaken van mensensmokkelactiviteiten strafbaar en ligt het voor de hand dat Italië vermeende strafbare feiten grondig onderzoekt.
Om de samenwerking met ngo’s in reddingsoperaties verder te verbeteren, heeft Italië een gedragscode voorgesteld. Ook draagt deze gedragscode bij aan een versterkte aanpak van mensensmokkel. Het kabinet ziet graag dat alle organisaties die in de centrale Middellandse Zee actief zijn de uitgangspunten van de gedragscode onderschrijven.
Klopt het dat de boot die voor deze veerdienst werd gebruikt, de Iuventa, is aangeschaft via een Nederlandse stichting? Zo ja, welke stichting was dit? Ontvangt deze stichting direct of indirect belastinggeld?
Uit informatie die tot nu toe bekend is, blijkt dat de Duitse ngo Jugend Rettet de Nederlandse stichting Jugend Rettet Nederland heeft opgericht en daarmee de «Iuventa» heeft aangeschaft. Zoals ook in eerdere beantwoording en tijdens verschillende Algemene Overleggen is gewisseld, verstrekt de Nederlandse overheid geen subsidies of andere vormen van financiering specifiek aan organisaties voor reddingsoperaties op de Middellandse Zee.3
Zijn er nog meer Nederlandse NGO's op enige wijze betrokken bij het faciliteren van mensensmokkel? Zo ja, welke?
Zover het kabinet bekend zijn op dit moment geen Nederlandse ngo’s actief in de Middellandse Zee. Wel voeren verschillende internationale organisaties die ook een Nederlandse afdeling hebben zoals Médecins Sans Frontières/Artsen zonder Grenzen en Save the Children op verzoek van de Italiaanse autoriteiten reddingsoperaties uit conform het geldende zeerecht.
In de media wordt het beeld geschetst dat veel van deze organisaties «onder Nederlandse vlag varen». Dit is echter niet juist. Alleen de «Iuventa» van Jugend Rettet is op dit moment opgenomen in het Nederlandse scheepsregister. Met de andere bekende schepen heeft Nederland voor zover bekend geen vlaggenstaatrelatie. Naast een vlaggenstaatrelatie kunnen overigens ook op een andere wijze relaties tussen Nederland en de eigenaren en bemanning van een schip bestaan. Welke juridische consequenties dat heeft, wordt thans uitgezocht naar aanleiding van een aangifte.
Kunt u garanderen dat er geen indirect of direct met Nederlands belastinggeld gesubsidieerde NGO's samenwerken met mensensmokkelaars?
Zoals ook in eerdere beantwoording en tijdens verschillende Algemene Overleggen is gewisseld, verstrekt de Nederlandse overheid geen subsidies of andere vormen van financiering aan organisaties voor reddingsoperaties op de Middellandse Zee.4 Tijdens het Algemeen Overleg ter voorbereiding op de informele JBZ-raad van 6 en 7 juli jl. is ook over dit onderwerp met u gesproken. De bij reddingsoperaties op de Middellandse Zee betrokken organisaties verrichten in de meeste gevallen ook ander werk en leveren belangrijke bijdragen aan bijvoorbeeld de opvang van migranten en de bescherming van (alleenstaande) minderjarigen in de regio, maar ook in Europa.
Het kabinet meent dat de uitkomsten van lopende onderzoeken die bijvoorbeeld in Italië worden uitgevoerd naar de vermeende betrokkenheid van ngo’s bij mensensmokkel moeten worden afgewacht, alvorens conclusies te trekken over de financiële relatie met deze organisaties. Het is niet wenselijk om alle ngo’s op voorhand over één kam te scheren.
Bent u nu eindelijk bereid om de Nederlandse grenzen te sluiten en Nederland niet langer afhankelijk te laten zijn van een eurofiele elite die deze gefaciliteerde asielinvasie mogelijk maakt? Zo nee, waarom niet?
Zoals u bekend, vindt het kabinet dat het categorisch sluiten van de Nederlandse grenzen geen realistische, laat staan een structurele oplossing is voor het complexe migratievraagstuk. Een dergelijke maatregel miskent bovendien de negatieve impact op de Nederlandse economie. In plaats van achter onze grenzen te wachten, spant het kabinet zich in om juist in samenwerking met Europese partners, de Europese Commissie en belangrijke landen van transit en herkomst, afspraken te maken om deze migratie- en vluchtelingenstromen beheersbaar te houden. Een alomvattende aanpak is nodig. Zo’n aanpak kan Nederland niet alleen uitvoeren, maar dient in Europees verband plaats te vinden.
Voor een verdere uitleg, verwijst het kabinet u naar de eerdere beantwoording van deze zelfde vraag.5
De brandbrieven van de centrale ondernemingsraad Dienst Justitiële Inrichtingen aan de directie van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) |
|
Michiel van Nispen |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het feit dat, in navolging van een eerdere brandbrief1, het gevangenispersoneel nu wederom een brandbrief2 heeft gestuurd aan de directie van de DJI om de noodklok te luiden over de werk- en leefomstandigheden in de Nederlandse gevangenissen?
Ja
Herkent u het door het personeel van de gevangenissen geschetste beeld van hoge werkdruk, hoog ziekteverzuim, toenemend geweld tegen gevangenispersoneel en het bestaan van onveilige situaties binnen veel DJI onderdelen? Zo ja, hoe beoordeelt u dit? Zo nee, hoe kan het dat u zo’n ander beeld heeft?
Ik heb over deze problematiek persoonlijk een gesprek gevoerd met de Centrale Ondernemingsraad DJI (hierna COR DJI). Daarnaast heeft de hoofddirecteur van DJI aan de COR DJI aangegeven de inhoud van de brieven serieus te nemen. Hij heeft hierover inmiddels enkele malen overleg gevoerd met de COR DJI. Daarmee is een positieve start gemaakt met de dialoog tussen de bestuurder en de COR-DJI om te komen tot afspraken over de concreet te treffen maatregelen. Omdat gebleken is dat de problematiek rond werkdruk, bestuurlijke aandacht en veiligheid lokaal verschilt, is afgesproken dat per vestiging van DJI wordt bezien welke maatregelen dienen te worden getroffen. Dit proces en de voortgang hiervan, wordt op centraal niveau gevolgd en is onderwerp van gesprek tussen de hoofddirecteur van DJI en de COR DJI.
Kunt u uiteenzetten wat u concreet voor stappen heeft ondernomen of gaat ondernemen om de zeer serieuze problemen in het Nederlandse gevangeniswezen, waarover het gevangenispersoneel nu voor de tweede keer in zeer korte tijd de noodklok luidt, aan te pakken?
Onder meer bij brief van 29 mei 2017 over de capaciteitsmaatregelen in de zomermaanden heb ik uw Kamer gemeld welke maatregelen DJI eerder al heeft genomen om de krapte in de personele bezetting zo spoedig mogelijk aan te pakken. Een van de maatregelen betreft een wervingscampagne voor 250 fte nieuw executief personeel. In aanvulling hierop wordt ook geworven om de uitstroom van executief DJI-personeel te compenseren. Vanaf 1 januari 2017 is 154 fte executief personeel uitgestroomd. De inmiddels lopende wervingscampagne moet de personele sterkte weer op niveau brengen. De werving heeft de hoogste prioriteit voor DJI en er is extra capaciteit vrijgemaakt om dit proces te bespoedigen. Op peildatum 28 augustus jl. hebben in totaal 4.914 personen gesolliciteerd bij DJI. Er komen wekelijks nog sollicitaties binnen. Na een eerste toets op basis van opleidingseisen en een digitale test zijn 1.799 sollicitanten doorgestroomd. Deze kandidaten worden op selectiedagen getoetst op fysieke fitheid, motivatie en mentale geschiktheid. Tot nu toe zijn 688 kandidaten op deze wijze beoordeeld en 186 van hen zijn voorgedragen. De andere 1.111 kandidaten worden uitgenodigd voor de selectiedagen in september en oktober.
In lijn met de motie Krol3 zet DJI intussen in op een optimale spreiding van cellen, gedetineerden en personeel om zo verlichting van de werkdruk en verbetering van de veiligheidssituatie te realiseren.
Bent u met het gevangenispersoneel van mening dat de balans tussen het aantal gedetineerden en het aantal personeelsleden zoek is, waardoor een humane detentie en dus ook succesvolle re-integratie in het gedrang komen? Zo ja, wat gaat u concreet doen om deze balans te herstellen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik uw Kamer al eerder gemeld heb, zijn de normen voor de personeelsinzet niet gewijzigd. Dat neemt niet weg dat binnen DJI sprake is van een kwetsbaar evenwicht tussen leegstand, de personele bezetting en het waarborgen van de veiligheid. Om dit evenwicht te bewaren zijn al maatregelen genomen en worden zoals hierboven aangegeven in overleg met de lokale ondernemingsraden nieuwe maatregelen getroffen. De personeelsproblematiek wordt mede veroorzaakt door de aanhoudende uitstroom van DJI-medewerkers.
Is volgens u het personeel nog wel in alle gevangenissen de baas of zijn er wellicht ook gevangenissen waar gevangenen het steeds meer voor het zeggen hebben?
De penitentiaire inrichtingen moeten voldoen aan kwaliteitsstandaarden en veiligheidsnormen. DJI spant zicht daarvoor iedere dag in. Belangrijke middelen om orde en veiligheid te waarborgen zijn de huisregels en de handhaving daarvan. Verantwoordelijk hiervoor is de inrichtingsdirecteur die dit dagelijks beoordeelt en waar nodig maatregelen treft om de veiligheid van gedetineerden, personeel en bezoekers te garanderen. Er zijn geen aanwijzingen dat de kwaliteitsstandaarden en/of de veiligheidsnormen in het geding zijn in een of meerdere inrichtingen.
Bent u van mening dat er meer (vast) personeel geworven moet worden, zoals het gevangenispersoneel vraagt? Zo ja, hoe en wanneer wilt u dit vorm gaan geven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u garanderen dat de werk- en leefomstandigheden voor respectievelijk personeel en gedetineerden veilig zijn? Zo ja, kunt u dit nader onderbouwen? Zo nee, welke concrete maatregelen gaat u nemen om er voor te zorgen dat veilige werk- en leefomstandigheden voor zowel personeel als gedetineerden wél kunnen worden gegarandeerd?
De veiligheid van de DJI-medewerkers en de gedetineerden staat altijd voorop. Geweld tegen gevangenispersoneel is onaanvaardbaar en wordt bestraft met een straf- of ordemaatregel. Indien sprake is van een misdrijf, wordt aangifte gedaan bij de politie. Om geweldpleging te voorkomen wordt het personeel getraind in het de-escaleren van conflictsituaties en voorgelicht over methoden waarmee geweldsincidenten kunnen worden voorkomen. Daarnaast vindt regelmatig een risicoinventarisatie- en evaluatieonderzoek (RI&E) plaats. Indien dit onderzoek hiertoe aanleiding geeft, worden extra maatregelen getroffen om de veiligheid van het personeel te waarborgen. In dat kader zijn ook de tijdelijke buitengebruikstellingen te plaatsen, het werven van nieuw personeel en de inzet van (tijdelijke) ingehuurde medewerkers.
Bent u bereid financiële middelen vrij te maken om aan de eisen van het gevangenispersoneel tegemoet te komen (waaronder het werven van meer justitiepersoneel)? Zo ja, hoeveel? Zo nee, waarom niet?
Binnen de begroting van DJI zijn middelen beschikbaar om inrichtingsbeveiligers te werven. De wervingscampagne heeft al de eerste geschikte kandidaten opgeleverd. Bij de werving wordt ruim aandacht besteed aan de benodigde fitheid en kwaliteit van het personeel om geen concessies te doen aan de gewenste veiligheid. Voorts wordt met de Centrale Ondernemingsraad gekeken of en waar extra investeringen nodig zijn. Daarnaast zijn extra middelen voor het investeren in het vakmanschap beschikbaar ter grootte van tweemaal € 10 miljoen (in 2017 en 2018).
In hoeverre wordt het werken met particuliere beveiligers als een tijdelijke of een vaste oplossing gezien om personeelstekorten op te vangen?
De inhuur van particuliere beveiligers wordt niet gezien als vaste oplossing om personeelstekorten op te vangen. De benodigde personele inzet bij DJI varieert gedurende het jaar. Ten behoeve van de gewenste flexibiliteit zal altijd een bepaalde mate van inhuur nodig blijven. De hoeveelheid extern personeel ievakmanschap en penitentiaire scherpte een gezond evenwicht moet blijven tussen intern en extern personeel.
Bent u er van overtuigd dat de beveiligers die reeds worden ingehuurd voldoende zijn toegerust op de vaak specialistische omgang met gedetineerden? Zo ja, kunt u dit onderbouwen? Zo nee, bent u bereid te kijken naar mogelijkheden om met minder particuliere beveiligers te werken en in plaats daarvan meer vast personeel in dienst te nemen?
Naast de ondersteuning van eigen DJI -beveiligers van de Dienst Vervoer en Ondersteuning, huren penitentiaire inrichtingen tijdelijk beveiligingspersoneel in van een particulier beveiligingsbedrijf (G4S). Dit personeel wordt alleen ingezet voor directe contacten met gedetineerden als men beschikt over een MBO-2 Opleiding Beveiliging, een verkorte Bewaarders Justitie Onderdelen (BEJO) opleiding en een BHV-opleiding.
Betalen door data te delen en de verkoop van consumentendata aan bedrijven en de overheid |
|
Maarten Hijink |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «Betalen door data te delen»1 en «Roomba maker may share maps of users» homes with Google, Amazon or Apple»2?
Ja.
Vindt u het wenselijk dat producten of diensten gratis of met korting kunnen worden aangeschaft wanneer consumenten sociale media gegevens – waaronder de vriendenkring, interesses en persoonsgegevens – moeten afstaan?
Het gratis of met korting aanbieden van producten of diensten is een marketinginstrument dat al lange tijd gebruikt wordt om verkoop te bevorderen, zoals de «1 + 1 gratis» aanbiedingen in de winkel. Ook in de digitale wereld worden producten en diensten gratis of met korting aangeboden. Vaak staat daar iets Beantwoording vragen over het betalen door data te delen tegenover zoals het afstaan van (persoons)gegevens of het via sociale media verspreiden van informatie over het product of de dienst.
In ons bestaande systeem van consumentenbescherming is het van belang dat de consument zelf kan beslissen of hij een product of dienst gratis of met korting aanschaft, op voorwaarde dat hij helder en volledig geïnformeerd wordt als er voorwaarden worden gesteld aan de aanschaf zoals het delen van gegevens. De consument moet op basis van volledige en begrijpelijke informatie kunnen beslissen of hij wel of niet bereid is op die voorwaarden een product of dienst aan te schaffen. Daarnaast zijn gegevens die kunnen worden herleid tot een identificeerbaar persoon (persoonsgegevens) beschermd door de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Met ingang van 25 mei 2018 wordt de Wbp vervangen door de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Uit de Wbp en de AVG volgt dat persoonsgegevens alleen mogen worden verwerkt wanneer hiervoor een in die wet dan wel verordening genoemde rechtsgrond aanwezig is, zoals ondubbelzinnige toestemming van de betrokkene.
Vindt u dat mensen voldoende bewust worden gemaakt van de gevolgen van het prijsgeven van persoonlijke data om ergens korting op te kunnen krijgen? Vindt u het bijvoorbeeld voldoende als het bedrijf betreffende voorwaarden alleen opneemt in de algemene voorwaarden, zoals in Engeland – bij wijze van experiment – gebeurde bij een WiFi-provider die mensen verplicht stelde toiletten schoon te maken?3
Zoals hierboven aangegeven mogen persoonsgegevens alleen worden verwerkt wanneer hiervoor een rechtsgrond aanwezig is. In dit geval is het op grond van de Wbp noodzakelijk dat de betrokkene hiervoor ondubbelzinnig toestemming heeft gegeven. Het is aan de toezichthouder – de Autoriteit persoonsgegevens (AP) – en, in ultimo, aan de rechter, om te bepalen of in voorkomende gevallen aan deze voorwaarde voldaan is. Daarbij is onder meer relevant of betrokkene voldoende is geïnformeerd over de gegevensverwerking en of betrokkene een (voorafgaande) keuzemogelijkheid heeft gehad om in te stemmen met de gegevensverwerking dan wel om deze te weigeren.
De AVG stelt nadere voorwaarden aan de toestemming als rechtsgrond voor gegevensverwerking. De verwerkingsverantwoordelijke moet kunnen aantonen dat de betrokkene toestemming heeft gegeven voor de verwerking van zijn persoonsgegevens. Indien de betrokkene toestemming geeft in het kader van een schriftelijke verklaring die ook op andere aangelegenheden betrekking heeft, moet het verzoek om toestemming in een begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke vorm en in duidelijke en eenvoudige taal zodanig worden gepresenteerd dat een duidelijk onderscheid kan worden gemaakt met de andere aangelegenheden. Betrokkene heeft het recht zijn toestemming te allen tijde op eenvoudige wijze in te trekken.
Daarnaast bepaalt artikel 11.7a Telecommunicatiewet (Tw) dat voor het plaatsen en lezen van informatie op het randapparaat van een eindgebruiker (bijvoorbeeld in de vorm van cookies) toestemming nodig is van die eindgebruiker en dat deze toestemming moet worden verkregen nadat de eindgebruiker hierover duidelijk en volledig is geïnformeerd, onder andere over het doel van het plaatsen en lezen van informatie en de personen met wie deze informatie wordt gedeeld. Toestemming in de zin van artikel 11.7a Tw kan niet worden verkregen door middel van acceptatie van de algemene voorwaarden. De toestemming is een wilsuiting die vrij, specifiek en op informatie berustend moet zijn. De wilsuiting moet dus ook specifiek zien op het accepteren van de voorgestelde verwerking van gegevens dan wel het plaatsen of uitlezen van gegevens. Voor een rechtsgeldige toestemming is verder van belang dat deze blijkt uit een handeling van de eindgebruiker zoals het «doorklikken» op een webpagina nadat de eindgebruiker er op is gewezen dat deze handeling betekent dat hij akkoord is met het plaatsen en lezen van cookies. Voor «tracking» cookies, waarmee het surfgedrag van internetgebruikers wordt gevolgd om gebruiksprofielen op te stellen op grond waarvan de eindgebruiker anders wordt behandeld dan andere eindgebruikers, geldt sinds januari 2013 het bij amendement Van Bemmel/
Van Dam geïntroduceerde rechtsvermoeden dat hierbij sprake is van verwerking van persoonsgegevens. De plaatser van tracking cookies zal dan ook aan de Wbp moeten voldoen, tenzij hij kan aantonen dat hij géén persoonsgegevens verwerkt.
In het generieke consumentenrecht zoals opgenomen in ons Burgerlijk Wetboek (BW) worden regels gesteld die zien op informatieverstrekking aan consumenten. Op grond van artikel 230l, lid 1, aanhef en onder g, respectievelijk 230m lid 1, aanhef en onder r van boek 6 van het BW moeten handelaren en degene die namens hem of voor zijn rekening optreedt, voordat de consument gebonden is aan een overeenkomst of een aanbod daartoe, op duidelijke en begrijpelijke wijze informatie verstrekken over de functionaliteit van digitale inhoud, waaronder mede wordt verstaan het gebruik maken van tracking en/of personalisering.
Op grond van de regels omtrent oneerlijke handelspraktijken mag, kortgezegd, de handelaar en degene die ten behoeve van hem handelt geen onjuiste of misleidende informatie verstrekken of weglaten, verborgen houden of op onduidelijke, onbegrijpelijke, dubbelzinnige wijze dan wel laat verstrekken als de gemiddelde consument hierdoor een ander besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dan hij anders had genomen. Een voorbeeld is de situatie waarin een product als gratis wordt aangeboden en de consument op een niet duidelijke plaats geïnformeerd wordt over wat er met zijn gegevens gebeurt. De consument kan dan namelijk zijn keuze onder meer niet op dit belangrijke aspect baseren.
Er zijn dus verschillende wettelijke kaders die voorwaarden stellen aan het gebruik van persoonlijke data. Bovendien wordt er toezicht gehouden op de naleving van deze wettelijke kaders, namelijk als het gaat om bescherming van persoonsgegevens door de Autoriteit persoonsgegevens en als het gaat om generieke consumentenbescherming door de Autoriteit Consument en Markt (ACM).
Hoe wenselijk vindt u het dat huishoudelijke apparatuur privacygevoelige informatie deelt met de fabrikanten en derde (commerciële) partijen?
Het verwerken van een persoonsgegeven is een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene. Deze inbreuk kan alleen gerechtvaardigd zijn wanneer de verwerking geschiedt in overeenstemming met de beginselen voor verwerking, waaronder rechtmatigheid, doelbinding, dataminimalisatie en transparantie zoals vastgelegd in de eerdergenoemde wettelijke kaders.
In de situatie die hier aan de orde is betekent dit dat verwerking van persoonsgegevens door Google alleen mag plaatsvinden wanneer hier een rechtsgrond, zoals ondubbelzinnige toestemming van de betrokkene, voor is. De betrokkene moet hier helder en volledig geïnformeerd worden over de verwerking van zijn persoonsgegevens. Wil de overheid inzicht in diezelfde informatie over de leefomgeving van de woning, dan dient krachtens artikel 10, eerste lid, van de Grondwet, een wettelijke bepaling te bestaan die de overheid een dergelijke bevoegdheid toekent.
De verwerking moet blijven binnen het doel waarvoor de gegevens worden verzameld en op transparante wijze geschieden. Verdere verwerking door een private partij voor een ander doel, zoals verstrekking aan een derde partij, kan wederom alleen wanneer betrokkene hiervoor ondubbelzinnig toestemming heeft gegeven of indien, in het geval van de overheid, de wet daarvoor een grondslag kent. Daarnaast is het essentieel dat bedrijven zorgvuldig omgaan met de data die ze in dit kader verwerken.
De technologische ontwikkelingen en adoptie hiervan gaan snel. Er zijn toepassingsmogelijkheden die voorheen niet voorstelbaar waren. Ook ontstaan er nieuwe business modellen. Dit biedt kansen voor onze maatschappij en economie. Het kabinet vindt het belangrijk dat wet- en regelgeving voldoende ruimte bieden aan innovatie, vernieuwing en ondernemerschap, met inbegrip van de publieke belangen en waarden die door regelgeving geborgd moeten worden. Op het gebied van het omgaan met persoonsgegevens heeft de overheid zowel in Europees als nationaal verband voorwaarden en waarborgen vastgesteld, zoals hierboven aangegeven. De genoemde wetgeving bevat algemene verplichtingen voor private en publieke organisaties en rechten voor burgers. Hieraan moet het bedrijfsleven en de overheid zich houden.
Vindt u dat Google of de overheid, bijvoorbeeld via data verkregen door een stofzuiger, inzicht moet kunnen hebben in het fysieke leefomgeving van een woning, het schoonmaakgedrag van gezinnen en andere privacygevoelige details?
Zie antwoord vraag 4.
Vindt u dat de voorwaarden die van toepassing zijn op producten voldoende duidelijk maken dat data die verzameld worden door apparatuur met een internetverbinding commercieel uitgebuit kunnen worden? Moeten consumenten niet beter geïnformeerd worden over en beschermd worden tegen het verkopen van privacygevoelige informatie?
Het is niet mogelijk hier in zijn algemeenheid een uitspraak over te doen. Het is primair de verantwoordelijkheid van bedrijven om in overeenstemming met de wet te handelen, transparant te communiceren over het gebruik van persoonsgegevens en het consumentenvertrouwen te behouden. Indien bedrijven zich niet aan de wet houden, dan is het aan de AP om op te treden dan wel, bij overtreding van de consumentenregels, aan de ACM.
De overheid hecht groot belang aan veiligheid en vertrouwen in het digitale domein en vervult een actieve rol in de bewustwording bij consumenten over ontwikkelingen rondom persoonsgegevens. De overheid heeft haar verantwoordelijkheid daarbij vertaald in wet- en regelgeving die erop gericht is om de consument te beschermen. Daarnaast neemt de overheid verantwoordelijkheid in het voorlichten van burgers, bijvoorbeeld via veiliginternetten.nl. Hierop staan onder meer praktische adviezen op het gebied van privacy. Ook is de overheid initiatiefnemer van en partner in de campagne Alert Online.
De ACM geeft via haar informatieloket ConsuWijzer informatie aan consumenten over het beschermen van online privacy https://www.consuwijzer.nl/thema/online-privacy en over de toepassing van artikel 11.7a Tw bijvoorbeeld in de Q&A’s via https://www.acm.nl/nl/download/publicatie/?id=14496. De AP geeft via haar website voorlichting aan burgers en bedrijven over de rechten en plichten op het gebied van privacybescherming (https://autoriteitpersoonsgegevens.nl).
Acht u het denkbaar dat in de nabije toekomst commerciële partijen of de overheid via Internet of Things (IoT) apparatuur inzicht krijgen in praktisch alle elementen van het dagelijks bestaan van mensen waaronder het gebruik van de wasmachine, de inhoud van de koelkast, het schoonmaakpatroon en het gebruik van sociale media?
Het is moeilijk om een algemene uitspraak te doen over de ontwikkeling van Internet of Things in de toekomst, omdat dit afhangt van veel verschillende factoren, waaronder ook de behoefte aan slimme apparaten bij de consument zelf en de bereidheid om deze gegevens te delen. Waar inzicht in deze gegevens wordt verlangd door private partijen is zoals hiervoor beschreven in het antwoord op de vragen 4 en 5 thans de Wbp en vanaf uiterlijk 25 mei 2018 de AVG maatvoerend. Voor zover de overheid hiermee inzicht zou willen verkrijgen in het gedrag van burgers inzake het gebruik van de wasmachine, inhoud van de koelkast en schoonmaakpatroon lijkt sprake te zijn van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en is de overheid mitsdien gebonden aan de eisen die artikel 10, eerste lid, van de Grondwet en 8 van het EVRM stellen. Een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer dient te zijn voorzien bij formele wet, en moet tevens noodzakelijk en proportioneel zijn in relatie tot het te dienen doel dat met de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer wordt nagestreefd.
Kunt u aangeven in welke landen wetgeving van kracht is die dergelijke praktijken strenger reguleert dan nu in Nederland het geval is? Welke mogelijkheden ziet u om Nederlandse burgers beter te informeren en beschermen tegen het ongewenst delen van persoonlijke data?
Vanaf 25 mei 2018 zal in alle Europese lidstaten de Algemene verordening gegevensbescherming van kracht zijn, waarmee het kader voor bescherming van persoonsgegevens van consumenten in belangrijke mate geharmoniseerd zal zijn. Dit betekent dat alle burgers een zelfde niveau van bescherming zullen hebben binnen de Europese Unie.
De AVG bevat een uitgewerkte regeling van de informatie die door de verwerkingsverantwoordelijke aan de betrokkene moet worden verstrekt bij de verkrijging van persoonsgegevens, zowel wanneer de gegevens bij de betrokkene zelf worden verzameld als wanneer de gegevens niet van de betrokkene zijn verkregen. Ook het recht op inzage en het recht op rectificatie en het wissen van de gegevens zijn in de AVG verankerd. Bovendien bepaalt de AVG dat de communicatie met de betrokkene in een beknopte, transparante, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke vorm en in duidelijke en eenvoudige taal moet plaatsvinden.
Het bericht dat criminele vreemdelingen zelden worden uitgezet |
|
Sietse Fritsma (PVV), Geert Wilders (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hoe kan het dat criminele vreemdelingen hun verblijfsvergunning vaak kunnen behouden? Hoe vaak gebeurt dit precies? Waarom heeft u dit niet eerder aan de Kamer gemeld en waarom heeft u daar niks aan gedaan?1
Als een vreemdeling een strafbaar feit heeft gepleegd, wordt beoordeeld of dit consequenties heeft voor zijn verblijfsrecht in Nederland. Mogelijke maatregelen hierbij zijn het weigeren, intrekken en/of niet verlengen van een verblijfsvergunning, het opleggen van een inreisverbod en terugkeerbesluit, alsook het ongewenst verklaren van de vreemdeling. Daarnaast kan ook het Nederlanderschap worden geweigerd of ingetrokken. Als de vreemdeling in het bezit is van een verblijfsvergunning wordt de intrekking mede beoordeeld aan de hand van de «glijdende schaal». Volgens het principe van de glijdende schaal wordt er een verband gelegd tussen de duur van de opgelegde straf en de duur van het rechtmatig verblijf in Nederland. Hoe langer de vreemdeling rechtmatig in Nederland verblijft, hoe zwaarder de straf moet zijn om tot beëindiging van het verblijfsrecht over te kunnen gaan. In deze beoordeling worden ook de individuele omstandigheden van het geval getoetst aan Europese regelgeving en internationale verdragen, zoals het recht op gezinsleven en het recht op privéleven.
Voor het intrekken of weigeren van een asielvergunning geldt het sinds begin 2016 aangescherpte openbare orde beleid asiel.
Op basis van de bij de IND beschikbare gegevens is niet aan te geven in hoeveel gevallen een opgelegde straf onvoldoende is om over te gaan tot intrekking van een verblijfsvergunning.
Realiseert u zich dat Nederland op deze manier inmiddels een vrijhaven is voor criminele vreemdelingen? Wat gaat u nu eindelijk doen om alle criminele vreemdelingen na het uitzitten van hun straf onmiddellijk uit ons land te verwijderen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u eindelijk bereid de Nederlandse grenzen te sluiten voor alle asielzoekers en migranten uit islamitische landen, mede teneinde ons land te behoeden voor de import van nog meer aanhangers van de gewelddadige en criminele ideologie genaamd islam? Zo nee, waarom niet?
Zoals u bekend is, vindt het kabinet dat het categorisch sluiten van de Nederlandse grenzen geen realistische, laat staan een structureel wenselijke oplossing is voor het complexe migratievraagstuk. Het kabinet kiest ervoor risico’s voor de openbare orde zo veel mogelijk te beperken en de veiligheid te bevorderen, waarbij tevens bescherming wordt geboden aan die asielzoekers die bescherming behoeven.
Het bericht ‘Meer doden door code voor redders op zee’ |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Meer doden door code voor redders op zee»?1
Ja
Kunt u bevestigen dat Italië met de Europese Commissie bezig is een gedragscode op te stellen voor het redden van migranten op zee?
Italië heeft inderdaad met betrokkenheid van de Europese Commissie en Frontex en in samenwerking met een aantal ngo’s een gedragscode opgesteld voor reddingsoperaties op de Middellandse Zee. Dit was ook aangekondigd in het Actieplan ter ondersteuning van Italië, het verminderen van druk op de Centraal Mediterrane route en het vergroten van de solidariteit van 4 juli 20172. Deze gedragscode is door een aantal ngo’s ondertekend, waaronder Save the Children, MOAS (Migrant Offshore Aid Station) en Proactiva Open Arms. Een aantal andere organisaties heeft dit (vooralsnog) niet gedaan, zoals MSF, Sea Watch en Jugend Rettet. Doel van de gedragscode is betere samenwerking bij deze reddingsactiviteiten, meer transparantie en de aanpak van mensensmokkel.
Het is op dit moment nog niet duidelijk wat de precieze consequenties van het niet ondertekenen zijn. De gedragscode spreekt van «maatregelen tegen de betrokken schepen door de Italiaanse autoriteiten, in lijn met geldende nationale en internationale wet- en regelgeving». De Italiaanse overheid blijkt bereid stappen te zetten tegen ngo’s die worden verdacht van strafbare feiten, zoals in het geval van het schip van de Duitse ngo Jugend Rettet blijkt dat (tijdelijk) in de Italiaanse haven wordt vastgehouden.
Klopt het dat deze gedragscode erin voorziet dat hulporganisaties geen drenkelingen meer mogen oppikken in Libische wateren, hun transponders niet meer mogen uitzetten en zij niet meer mogen telefoneren met mensen op smokkelbootjes of gebruik mogen maken van lichtsignalen?
In de ondertekende gedragscode is inderdaad afgesproken dat ngo schepen hun transponders niet uitzetten en dat zij op geen enkele wijze communiceren met vertrekkende bootjes, tenzij dit noodzakelijk is in het kader van een reddingsoperatie op zee. Via deze gedragscode committeren de ngo schepen zich ook aan de afspraak om de Libische territoriale wateren niet te betreden, tenzij sprake is van een acute noodsituatie, opdat zij de inspanningen van de competente Libische autoriteiten niet frustreren. De Libische autoriteiten zijn ten slotte primair verantwoordelijk voor de gang van zaken in de Libische territoriale wateren en de Libische Search and Rescue (SAR)-zone die daar deels buiten ligt.
De afspraken in de gedragscode moeten voorkomen dat er informatie verloren gaat die essentieel is in de strijd tegen criminele organisaties die zich onder andere met mensensmokkel bezighouden en dat deze organisaties misbruik maken van de reddingsoperaties door ngo’s. De gedragscode zou ook moeten leiden tot meer inzicht in de wijze waarop reddingsoperaties worden uitgevoerd en hoe deze gefinancierd worden. Ook is opgenomen dat ngo’s, op verzoek van de competente nationale autoriteiten, in zullen stemmen met het toelaten van opsporingsambtenaren op de schepen ten behoeve van onderzoek naar criminele organisaties die zich onder andere bezighouden met mensensmokkel- en handel.
Het kabinet is van mening dat de gedragscode een nuttig instrument kan zijn om de samenwerking tussen (Italiaanse) autoriteiten en ngo’s te bevorderen en het onderlinge vertrouwen te versterken. Het kabinet ziet graag dat alle organisaties die in de centrale Middellandse Zee actief zijn de uitgangspunten van de gedragscode onderschrijven.
Klopt het dat non-gouvernementele organisaties (NGO’s) die de code overtreden niet meer mogen aanmeren in Italië?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de zorgen van onder andere Human Rights Watch en Amnesty International dat deze strengere gedragscode zou kunnen leiden tot meer verdrinkingsdoden? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat dit niet gaat gebeuren?
Het zijn de criminele smokkelorganisaties die onverantwoorde risico’s nemen met mensenlevens door overvolle, gammele bootjes de zee op te sturen. Het kabinet acht hen verantwoordelijk voor de verdrinkingen. Het oogmerk van de gedragscode is primair om beter samen te werken bij en meer inzicht te krijgen in de reddingsactiviteiten van ngo’s op de Middellandse Zee, en om te voorkomen dat er informatie verloren gaat die essentieel is in de strijd tegen deze criminele organisaties die zich met mensensmokkel bezighouden. Doelstelling van het kabinet is daarbij om het smokkelmodel zo effectief mogelijk aan te pakken en daarmee ook verdrinkingsdoden te voorkomen.
Het effect van de gedragscode op het aantal mensen dat verdrinkt, is niet op voorhand bekend. Indien ngo's zouden stoppen met redden en het aantal mensen dat een irreguliere oversteek waagt onder dezelfde omstandigheden als nu, doorgaat, is het denkbaar dat het aantal verdrinkingsdoden in een hoger tempo stijgt dan nu reeds het geval is. Evengoed is denkbaar dat door deze nieuwe maatregelen het aantal mensen dat de oversteek waagt juist afneemt en of de omstandigheden waaronder zij de oversteek wagen minder hachelijk worden, waardoor het aantal verdrinkingsdoden juist in een lager tempo stijgt dan momenteel het geval is. Het redden van drenkelingen op zee volgens de gedragscode en het effectief tegenwerken van smokkelaars in samenwerking met de Libische kustwacht, alsmede het effect dat dit heeft op de omvang van het aantal vertrekkende boten, bepalen in onderling verband het aantal slachtoffers.
Migratie via Niger |
|
Sadet Karabulut , Jasper van Dijk |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Als we niet gaan lopen komen we hier nooit meer weg»1 en de uitzending van Nieuwsuur op 8 juli 2017?2
Het artikel en de reportage laten zien hoe afschuwelijk de situatie is waarin irreguliere migranten in de Sahara terecht kunnen komen. Het kabinet waardeert de inzet van de Nigerese overheid en de EU om irreguliere transitmigratie aan te pakken en om de levens van migranten te redden. De aantallen migranten die via Agadez Europa proberen te bereiken zijn de afgelopen jaren explosief gestegen, wat een diepgaand sociaaleconomisch effect heeft gehad op Agadez. Dat maakt een effectieve aanpak uiterst complex, maar niet minder urgent, zoals de uitzending van Nieuwsuur laat zien. Die complexiteit dwingt Niger en de ondersteunende partijen, zoals de EU en Nederland, om een geïntegreerde aanpak te volgen, waarin aandacht is voor economische alternatieven (voor jongeren), informatiecampagnes, grensbeheer, het faciliteren van terugkeer en het aanpakken van mensensmokkel. Uit de rapportages van de Europese Commissie blijkt dat deze geïntegreerde aanpak begint te werken. Een recordaantal migranten is de afgelopen maanden teruggekeerd naar de landen van herkomst en het aantal migranten dat via Agadez reist is afgenomen.
Wat houdt de missie van het Europese agentschap EUCAP (European Conference on Antennas and Propagation) in Niger in? Hoe is EUCAP al aanwezig in Niger en hoe lang blijft zij nog? Heeft EUCAP naast het trainen van de politie nog andere taken?
De EU-capaciteitsopbouwmissie (EUCAP Sahel Niger) adviseert en traint de Nigerese autoriteiten en veiligheidssector met als doel de autoriteiten en veiligheidsdiensten in staat te stellen effectiever op te treden tegen grensoverschrijdende criminaliteit, terrorisme en irreguliere migratie. De missie opereert vanuit Niamey en heeft in het kader van haar taak om irreguliere migratie tegen te gaan ook een vestiging in Agadez. Naast het geven van training ondersteunt de missie de Nigerese overheid bij het opstellen en uitvoeren van een nationale strategie voor de aanpak van irreguliere migratie. Ook verzamelt en deelt de missie informatie over migratieroutes met andere internationale actoren, onder meer met EUBAM Libië. Nederland kan bijdragen aan EUCAP Sahel Mali en EUCAP Sahel Niger tot een plafond van gezamenlijk acht functionarissen. Nederland levert momenteel 1 expert aan EUCAP Sahel Niger en zet in op uitbreiding van de bijdrage met enkele experts. Het huidige mandaat van EUCAP Sahel Niger loopt tot 15 juli 2018. Het is wenselijk dat de missie wordt verlengd, omdat het realiseren van de doelstellingen tijd kost en de aantrekkingskracht van Niger op Afrikaanse migranten die naar Europa willen reizen naar verwachting groot zal blijven.
Hoeveel geld gaat er vanuit de EU naar Niger? Hoeveel daarvan wordt in het trainen van politie en grensbewaking gestoken? Hoeveel geld gaat naar ontwikkelingshulp, en dan met name naar het creëren van werkgelegenheid en het aanpakken van de oorzaken van migratie?
Fonds
Bedrag
Looptijd
Draagt bij aan
Europees Ontwikkelingsfonds
626 miljoen euro
2014–2020
Basisbehoeften, Economische ontwikkeling, grondoorzaken
EU Noodfonds voor Afrika (EUTF)
156,9 miljoen euro
2016–2020
Grondoorzaken, economische ontwikkeling
EU Noodfonds voor Afrika (EUTF)
6 miljoen euro
2016–2020
Capaciteitsversterking politiediensten
EUCAP Sahel Missie
31 miljoen euro
2017–2018
Capaciteitsversterking grensbewaking
Overige fondsen1
20 miljoen euro
2018–2020
Capaciteitsbewaking politiediensten
Dit is een voorlopige toerekening van regionale projecten onder het EUTF en de recent aangekondigde bijdrage van 50 miljoen euro aan de G5-landen.
Wat voor wetgeving wordt door de EU ondersteund om migratie via Niger naar Libië te stoppen? Welke straf staat er op mensensmokkel?
Niger heeft specifiek drie wetten die het migratieterrein dekken. Twee wetten uit 1981 (Verordening Nr. 81–40 en Decreet Nr. 81–191) die bepalen wie onder welke omstandigheden toegang tot Niger heeft. Hierin is tevens bepaald dat «het direct of indirect faciliteren van de toegang, doorreis of het verblijf van irreguliere migranten een illegale praktijk betreft». In december 2015 is door Niger een derde (nieuwe) wet aangenomen (Wet Nr. 2015–36) die de definities van mensenhandel en -smokkel nader verfijnt. Zo is de interpretatie van het begrip «faciliteren» aangescherpt en zijn clausules omtrent documentfraude en de plichten van commerciële partijen verder uitgewerkt. Hiernaast zijn de rechten en plichten van (irreguliere) migranten opgenomen, zoals het recht op humanitaire ondersteuning, medische hulp en bescherming.
Laatstgenoemde wet uit 2015 in Niger betreft de omzetting van het VN Protocol tegen «Smokkel van migranten over land, zee en lucht», die is omgezet in de nationale wetgeving. De EU ondersteunt de uitvoering van deze wetgeving met steun van onder andere de «VN-organisatie tegen drugs en misdaad» (UNODC).
De straffen op mensensmokkel lopen uiteen. Zo is de straf op documentfraude een gevangenisstraf van tussen de 3 en 7 jaar en een geldboete van 1 tot 3 miljoen West-Afrikaanse CFA-frank (ca. 1500 tot 4.500 euro). De sleutelfiguren kunnen een gevangenisstraf tot 10 jaar krijgen en een geldboete van maximaal 5 miljoen West-Afrikaanse CFA-frank (ca. 7.500 euro).
Hoeveel smokkelaars zijn de afgelopen jaren opgepakt? Hoeveel van hen zijn vervolgd en veroordeeld? Wat voor straffen krijgen zij? In hoeverre wordt de toegang tot het recht gewaarborgd in Niger?
Volgens de Nigerese overheid zijn in december 2016 80 personen opgepakt op verdenking van (het faciliteren van) mensensmokkel. Van deze groep zijn nog geen personen veroordeeld. Om de spanningen in de gemeenschap in Agadez beheersbaar te houden heeft de Nigerese politie tot op heden alleen voertuigen ingenomen (het wagenpark is ook te zien in de Nieuwsuur-uitzending) en worden verdachten na een aantal weken of maanden op borgtocht vrijgelaten in afwachting van hun proces.
In vergelijking met de in de regio gangbare standaarden en beperkingen, zoals overvolle gevangenissen, is de situatie in Niger relatief goed. Te wijzen valt op de toegang tot advocatuur en rechtspraak en op volledige toegang van het Rode Kruis tot de gevangenissen. Volgens de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) is het recht op een eerlijk proces voldoende gewaarborgd.
Wat wordt gedaan aan preventie om Nigerese jongeren te weerhouden om als smokkelaar aan de slag te gaan?
Het bieden van economische alternatieven is een belangrijke pijler in de effectieve en duurzame aanpak van mensensmokkel. Na de invoering van strengere anti-smokkelwetgeving in Niger intensiveerde de EU eind 2015 de aanpak van irreguliere migratiestromen door het land. Onder alle beleidspilaren van Valletta werden activiteiten ontplooid, waaronder de aanpak van grondoorzaken, de bestrijding van mensensmokkel, het bieden van economische alternatieven, levensreddende humanitaire hulp en vrijwillige terugkeer.
De activiteiten gericht op een strafrechtelijke aanpak van smokkel konden relatief snel worden opgezet en uitgevoerd. Het succes van deze aanpak leidde al snel tot een sterke behoefte aan een beter aanbod van economische alternatieven voor smokkelactiviteiten. Om dat aanbod te stimuleren heeft de EU bijgedragen aan omscholingsfaciliteiten die voorzien in (beroeps-)opleidingen en materieel. Het is niet zo dat smokkelaars na indiening van een business plan een eenmalige uitkering van 800 euro ontvangen. Wel kan in uitzonderlijke gevallen een aanvraag voor een lening worden gedaan.
Veel van de activiteiten die zijn bedoeld om economische alternatieven te bieden vereisen een relatief lange aanlooptijd en leveren pas op lange termijn resultaten op. Inmiddels zijn verschillende projecten van start gegaan, waarvan een aantal worden gefinancierd uit het EUTF. Deze projecten richten zich onder andere op het creëren van werkgelegenheid in de landbouwsector.
Klopt het dat smokkelaars als alternatief voor mensenhandel eenmalig een uitkering van 800 euro kunnen krijgen indien zij een businessplan schrijven?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is uw reactie op de uitspraak: «We hebben niks gekregen waardoor we zouden kunnen stoppen. De economie van Agadez zit in een diepe crisis en de mensen lijden hieronder»?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is de procedure als smokkelaars worden gearresteerd tijdens het water of benzine halen? Wordt in dat soort gevallen standaard gezocht naar migranten die zijn achtergelaten?
De Nigerese politie arresteert mensensmokkelaars alleen als zij op heterdaad worden betrapt bij het vervoeren van migranten. Informanten langs de voornaamste smokkelroutes seinen de lokale politiecommandant in als zij mensensmokkelactiviteiten zien. Hierna probeert de politie de auto te lokaliseren en de mensensmokkelaars te arresteren. Ook geven de lokale gemeenschappen langs de routes de positie van achtergelaten migranten door aan de politie. Het is standaardprocedure voor de Nigerese politie om intensief te patrouilleren langs de veelgebruikte routes en langs de waterpunten, op zoek naar gestrande migranten.
Klopt het dat sinds de geïntensiveerde aanpak van mensenhandel het aantal meldingen van achtergelaten migranten is toegenomen? Zijn er de afgelopen twee maanden inderdaad al 700 migranten gedumpt? Hoeveel van hen hebben de reis niet overleefd?
Het klopt dat sinds de geïntensiveerde aanpak van mensensmokkel en -handel meer meldingen van achtergelaten migranten binnenkomen. De IOM moedigt dit soort meldingen, die veelal door lokale gemeenschappen langs de route worden gedaan, aan omdat hiermee mensenlevens gered kunnen worden. Door deze aanpak zijn er in 2017 tot nu toe 1.000 mensen gered uit de woestijn. Er zijn geen precieze gegevens beschikbaar van het aantal mensen dat is omgekomen op de reis van Agadez naar Libië, dan wel het aantal achtergelaten migranten. Nederland dringt er bij het Rode Kruis en de IOM op aan om die informatie beter te registreren, zodat ook achtergebleven familieleden geïnformeerd kunnen worden.
Het bericht 'COA informeert Nijmegen over aso-asielzoeker' |
|
Mona Keijzer (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «COA informeert Nijmegen over aso-asielzoeker»?1
Ja.
Klopt het dat Nijmegen wordt geteisterd door een groep van (ongeveer twintig) asielzoekers uit Noord-Afrika, die nagenoeg geen kans maken op een verblijfsvergunning, maar de tijd wel kunnen gebruiken om misdaden te plegen?
Het klopt dat Nijmegen had last van een aantal overlastgevende vreemdelingen.
Klopt het dat de burgemeester vooraf niet was geïnformeerd over de plaatsing van deze personen in zijn gemeente?
Als u er met uw vragen op doelt of het COA voorafgaand aan een plaatsing van een potentiële overlastgevende asielzoeker een burgemeester rechtstreeks informeert, dan is het antwoord daarop «nee». Wel bestaan er lokaal overlegstructuren waarbinnen de vreemdelingenketen, de gemeente en de politie onder andere signalen en informatie delen over overlastgevende asielzoekers, en spreken over de wenselijke aanpak hierbij. Een dergelijke samenwerking tussen de strafrechtketen, de vreemdelingenketen en de gemeente is van groot belang om overlastgevende vreemdelingen snel en gericht aan te pakken.
Uit navraag bij de gemeente Nijmegen is mij gebleken dat het overleg tussen deze partijen onvoldoende intensief was, waardoor de gemeente en de politie zich verrast voelden door een aantal overlastgevende asielzoekers in hun gemeente. Dit is uiteraard onwenselijk. Daarom hebben de gemeente Nijmegen, de politie en de vreemdelingenketen afspraken gemaakt over de intensivering van de geïntegreerde aanpak en de noodzakelijke informatieuitwisseling hierbij. Hierdoor zullen lokaal betrokken partijen – waaronder het lokaal bestuur – beter aangesloten zijn op de aanwezigheid van overlastgevende vreemdelingen en kunnen tijdig en gezamenlijk de juiste maatregelen worden genomen.
De lessen die naar voren zijn gekomen uit het overleg in Nijmegen zullen ook worden meegenomen in de lokale samenwerkingsverbanden in andere gemeenten.
Worden deze overlastgevende asielzoekers in kwestie overgeplaatst in de speciaal daarvoor ingerichte asielzoekerscentra? Zo ja, op welke termijn?
In het najaar worden twee extra begeleidings- en toezichtslocaties (EBTL) in gebruik genomen. Vanaf dan kunnen asielzoekers die overlast hebben veroorzaakt op de opvanglocatie waar zij verblijven, worden overgeplaatst naar één van deze locaties.
Indien het antwoord op vraag 3 «ja» is, worden andere burgemeesters ook niet voorafgaand geïnformeerd over bekende overlastgevende asielzoekers indien zij in de gemeente worden geplaatst?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u in dat geval gelasten dat alle burgemeesters er voorafgaand van in kennis worden gesteld wanneer een bekende overlastgevende asielzoeker in de gemeente geplaatst wordt geplaatst? Zo niet, waarom niet? Zo ja, op welke wijze geeft u hier uitvoering aan?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht bericht 'Twaalf verboden relaties medewerkers en patiënten in tbs-klinieken' |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Twaalf verboden relaties medewerkers en patiënten in tbs-klinieken»?1
Ja.
Erkent u dat dit probleem nu al jaren speelt? Kan men daarom zeggen dat u niet de Staatssecretaris van tbs-klinieken bent, maar eerder politiek verantwoordelijk bent voor seksklinieken?
Ik erken dat dit soort relaties voorkomt en niet iets nieuws is. Het is wel zeer onwenselijk en daarom ook ontoelaatbaar. Het door u gestelde kan men vanzelfsprekend zeggen, maar men zou zichzelf daarmee wel belachelijk maken.
Klopt het dat medewerkers van tbs-klinieken vooral relatief jonge onervaren meisjes zijn, die vaak belangrijke beslissingen moeten nemen over gestoorde criminelen? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat klopt niet. Tbs-klinieken beschikken over een zo gevarieerd mogelijk personeelsbestand. Daarnaast worden belangrijke beslissingen over het verloop van de behandeling van de patiënt altijd in een multidisciplinair overleg genomen. Hierbij zijn het hoofd behandeling, het afdelingshoofd, een psycholoog en de behandelend psychiater betrokken. Het is dus nooit zo dat dergelijke beslissingen door één personeelslid worden genomen.
Hebben de personeelsleden die relaties hebben met tbs'ers ook de bevoegdheid om beslissingen te nemen over o.a. verlof? Zo ja, beseft u dat dit levensgevaarlijke gevolgen kan hebben voor de maatschappij? Kunt u aangeven hoeveel verlofdagen in 2014, 2015 en 2016 door de medewerkers, die een seksuele relatie hadden met tbs-criminelen, zijn afgegeven?
Zoals ook in het antwoord op eerdere Kamervragen2 is aangegeven, is verlof tijdens de tbs-behandeling alleen mogelijk na uitvoerige beoordeling door verschillende partijen, waaronder de gedragsdeskundigen van de kliniek en het onafhankelijke Adviescollege Verloftoetsing Tbs (AVT). Ook wordt voor iedere verlofmachtiging een gevalideerd risicotaxatie-instrument afgenomen. Deze procedure is erop gericht een zorgvuldige beslissing te nemen over de verlofmachtiging van de tbs-gestelde.
Zoals in antwoord op vraag 3 aangegeven is niemand individueel bevoegd om te beslissen over belangrijke aspecten van de behandeling, waaronder het verlof.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat (jong en onervaren) tbs-personeel geen relaties aangaan met tbs'ers? Zijn inmiddels alle medewerkers die relaties met de gestoorde tbs-criminelen hadden ontslagen? Zo nee waarom niet?
Het aangaan van (seksuele) relaties tussen medewerkers en patiënten is ontoelaatbaar en in strijd met de gedragscode. In vier gevallen ging het om een relatie tussen een medewerker en een patiënt met tbs-dwangverpleging. Bij deze vier medewerkers is het dienstverband beëindigd.
Kent u het boek (uit 2013) «ervaring niet vereist» van Leonie Holtes? Zo ja, wat is er sindsdien veranderd in de tbs-klinieken?
Ik verwijs u voor het antwoord op deze vraag naar de reactie van mijn ambtsvoorganger3.
Het bericht ‘Tbs’er pleegt zedenmisdrijf tijdens verlof’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Vindt u het feit dat u in uw antwoorden op eerdere vragen veroordeelde tbs'ers «patiënten» noemt niet een schoffering van echte patiënten?1 Zo nee, waarom niet?
Nee. Een patiënt is iemand aan wie medische hulp wordt geboden in geval van letsel, ziekte of een aandoening. Constaterende dat bij tbs-gestelden is vastgesteld dat zij lijden aan één of meer psychische stoornissen en daarvoor medisch worden verpleegd en behandeld, zijn zij patiënt.
Bent u bereid voortaan in uw beleidsstukken en communicatie over tbs’ers niet meer te spreken over «patiënten» maar over «veroordeelde criminelen»? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht ‘Drugs en telefoons via luier baby gevangenis in’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Drugs en telefoons via luier baby gevangenis in»?1
Ja.
Weet u nog dat u ruim een maand geleden maatregelen aankondigde tegen gedetineerden die smokkelwaar in hun bezit hebben?2 Zo ja, staat u nog steeds achter deze uitspraken, of zijn het meer woorden in plaats van daden? Zo nee, waarom niet?
Zoals u in mijn beleidsreactie op het Inspectierapport «Binnen de muren niet toegestaan3» heeft kunnen lezen ben ik samen met DJI de mogelijkheden aan het onderzoeken om het beleid en de huidige aanpak om het binnenbrengen van contrabande tegen te gaan zodanig te moderniseren dat een persoonsgerichte aanpak mogelijk is en tegelijk de veiligheid en resocialisatie in balans zijn.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat zolang het door u aangekondigde wetsvoorstel om smokkelwaar tegen te gaan nog in voorbereiding is, er geen zware maatregelen worden genomen om het binnensmokkelen van drugs, telefoons etc. tegen te gaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen worden er per direct genomen?
Het in bezit hebben of in een inrichting naar binnen trachten te brengen van bepaalde hoeveelheden hard- en softdrugs is op basis van het wetboek van Strafrecht al strafbaar. Daarnaast is op dit moment de directeur van de inrichting reeds bevoegd tot het opleggen van disciplinaire straffen. Ook kan de directeur toelating tot een gedetineerde van (een) bepaald(e) perso(o)n(en) (bijvoorbeeld iemand die drugs of andere contrabande de inrichting binnen probeert te brengen) voor de duur van maximaal 12 maanden ontzeggen.
Ik vind het onacceptabel dat contrabande de inrichtingen wordt binnengesmokkeld en om die reden heb ik ook het wetsvoorstel «binnenbrengen verboden voorwerpen in justitiële inrichtingen» ingediend. Tot de inwerkingtreding van voornoemd wetsvoorstel kan niet strafrechtelijk vervolgd worden voor het binnenbrengen van in de vrije maatschappij legale, maar in de inrichting verboden, voorwerpen, zoals mobiele telefoons of informatiedragers. Het wetsvoorstel bevindt zich in de consultatiefase.
Deelt u de mening dat de betreffende gedetineerde hard gestraft moet worden? Zo ja, welke straf krijgt deze gedetineerde? Zo nee, waarom niet?
Binnen de muren van DJI is het in het bezit hebben, het verhandelen of het gebruiken van drugs niet toegestaan. Wanneer contrabande wordt aangetroffen bij een gedetineerde, volgen al naar gelang de aard en de omvang van de aangetroffen goederen, de volgende sancties: afzondering in eigen cel of in een strafcel, het intrekken van verlof, degradatie van het plusprogramma naar het basisprogramma en het uitsluiten van promotie naar een regime met meer vrijheden of een penitentiair programma. Bij strafrechtelijke feiten wordt aangifte gedaan. De directeur van de inrichting bepaalt welke sanctie wordt opgelegd, het past mij niet uitspraken te doen over individuele gevallen.
Deelt u de mening dat gedetineerden die betrokken zijn bij het smokkelen van verboden goederen in de gevangenis nooit op verlof mogen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Uitzettingen van kinderen en jongvolwassenen naar Afghanistan in de demissionaire periode |
|
Jasper van Dijk |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over het terugsturen van kinderen naar Afghanistan?1
Ja.
Deelt u de mening dat aangezien u in de beantwoording van deze vragen aangeeft de zorgen over de kinderrechtensituatie in Afghanistan te delen en Duitsland inmiddels een uitzetstop wil op alle uitzettingen van Afghanen uit Duitsland2 u de Kamer hierover zou moeten kunnen spreken voordat er kinderen, jongvolwassenen alleenstaanden en leden van andere kwetsbare groepen worden uitgezet? Zo nee, waarom niet?
In mijn antwoord op uw eerdere vragen heb ik u meegedeeld dat het bekend is dat de veiligheidssituatie in delen van Afghanistan zorgen baart. Dit rechtvaardigt echter niet de conclusie dat geen enkele vreemdeling afkomstig uit Afghanistan zou kunnen terugkeren. Wie bescherming nodig heeft, krijgt deze bescherming. Als echter na een zorgvuldige procedure en toetsing door de rechter een asielaanvraag wordt afgewezen dient de vreemdeling Nederland te verlaten. Ik zie in de demissionaire status van het kabinet geen aanleiding om te stoppen met het effectueren van het bestaande beleid. Dit kan onder omstandigheden anders zijn wanneer sprake is van beleidswijziging die nog moet worden besproken in uw Kamer. Van een beleidswijziging is op dit punt echter geen sprake.
Bent u bereid tot er een nieuw kabinet is geen kinderen naar Afghanistan terug te sturen? Zo nee, waarom acht u het gerechtvaardigd dat het demissionaire kabinet dergelijke besluiten neemt zonder instemming van de Kamer?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op de gang van zaken bij aankomst op het vliegveld in Kabul die beschreven staat in het artikel op «the conversation»?3 Worden Afghanen vanuit Nederland ook zonder waarborgen of overdracht op het vliegveld van Kabul achtergelaten?
Het vertrek uit Nederland betreft een eigen verantwoordelijkheid van een vreemdeling. Om die reden staat vrijwillige of zelfstandige terugkeer voorop. De Nederlandse overheid ondersteunt een vreemdeling hierbij met diverse maatregelen waarin, naast de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), ook de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en een groot aantal ngo’s een belangrijke rol spelen om vreemdelingen te bereiken en te begeleiden bij terugkeer. Wanneer een vreemdeling, ondanks de inzet op vrijwillig vertrek en de gesprekken die de DT&V met dat oogmerk voert, niet bereid is aan zijn terugkeer te werken, kan een traject van gedwongen vertrek aan de orde komen. Vreemdelingen die gedwongen vertrekken met escortering worden door de Nederlandse escorts begeleid totdat de toegang door de Afghaanse grensautoriteiten is verleend.
Bent u van mening dat iemand die net 18 is geworden het zonder hulp moet kunnen redden in Kabul en een Hazara in zijn eentje de gevaarlijke reis vanuit Kabul naar het dorp van herkomst moet maken? Zo ja, waarom? Zo nee, welke waarborgen en hulp geeft Nederland deze jongvolwassenen?
De Nederlandse asielprocedure en het terugkeerproces zijn met voldoende waarborgen omkleed. Vóór de terugkeer vindt een individuele beoordeling van de situatie plaats op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat terugkeer veilig en verantwoord is. Hierbij heeft zelfstandig vertrek de voorkeur van het kabinet. Zoals aangegeven biedt Nederland daar mogelijkheden voor. Bij de vertrekprocedure wordt door een regievoerder van de DT&V een vertrekplan gemaakt. Het vertrekplan vormt onderdeel van een persoonsgerichte aanpak om een vreemdeling te bewegen – zelfstandig – te vertrekken uit Nederland, dan wel, als dit niet lukt, gedwongen te laten vertrekken. Het vertrekplan is de basis voor het ontwikkelen van een strategie hoe het vertrekproces uit te gaan voeren. Deze strategie zal van persoon tot persoon verschillen en kan gaandeweg worden aangepast. Het vertrekplan kan worden gebruikt in overleggen met andere betrokken organisaties om informatie te delen over de stand van zaken in het vertrekproces, om afspraken met de vreemdeling vast te leggen en te volgen, om de nog te ondernemen acties en te volgen strategie vast te leggen om zo te komen tot het beoogde resultaat. Zowel bij zelfstandig als gedwongen vertrek informeert de regievoerder gedurende het vertrekproces de vreemdeling over de mogelijkheden tot het verkrijgen van ondersteuning bij terugkeer en zijn re-integratie door IOM of andere ngo’s. Door de regievoerder wordt met de vreemdeling besproken welke belemmeringen er eventueel zijn om terug te keren en op welke wijze deze kunnen worden weggenomen, zoals bijvoorbeeld hulp bij het vinden van onder meer huisvesting, werk en school. Op individuele basis kan gekeken worden waar behoefte aan is. Bij gedwongen vertrek naar Afghanistan is ook terugkeerondersteuning mogelijk. Voor vreemdelingen die gedwongen zijn teruggekeerd naar Afghanistan bestaat Post Arrival Assistance vanuit het European Reintegration Network (ERIN). Het gaat hierbij om assistentie in natura. Deze assistentie kan bijvoorbeeld bestaan uit het voorzien van tijdelijke huisvesting, hulp bij het vinden van een baan of het opzetten van een klein bedrijf. Deze ondersteuning moet een bijdrage leveren aan de herintegratie van de terugkeerder in Afghanistan. ERIN Post Arrival Assistance Afghanistan wordt uitgevoerd door de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) in Afghanistan.
Bent u bereid tot er een nieuw kabinet is geen voormalig alleenstaande minderjarige vreemdelingen naar Afghanistan terug te sturen? Zo nee, waarom acht u het gerechtvaardigd dat het demissionaire kabinet dergelijke besluiten neemt zonder instemming van de Kamer?
Graag verwijs ik uw Kamer naar mijn antwoord op vragen 2 en 3.
Een in Brunssum opgepakte Syrische terreurverdachte met een verblijfsvergunning |
|
Geert Wilders (PVV), Sietse Fritsma (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hoe is het mogelijk dat een Syrische asielzoeker, die wordt verdacht van betrokkenheid bij een terroristisch misdrijf, een verblijfsvergunning heeft gekregen en dus kennelijk door de screening is gekomen?1
In algemene zin geldt dat alle betrokken organisaties tijdens het gehele asielproces alert zijn op signalen die de nationale veiligheid kunnen raken. Er wordt al geruime tijd geïnvesteerd in de gehele vreemdelingenketen om dergelijke signalen te onderkennen, maar ook toen bijvoorbeeld de screening nog niet was geïnstitutionaliseerd in het asielproces, was de IND alert op signalen die kunnen duiden op een gevaar voor de nationale veiligheid.
Dat alles neemt niet weg dat nooit geheel kan worden uitgesloten dat er ten tijde van een aanvraag geen bijzonderheden zijn of worden geconstateerd die een inwilliging van een verblijfsaanvraag in de weg staan en dat op een later moment alsnog een verdenking ontstaat.
In deze individuele casus is inmiddels gebleken, en ook door het openbaar ministerie naar buiten gebracht, dat deze man ten onrechte in verband is gebracht met een terroristisch misdrijf.
Hoeveel andere asielzoekers die naar Nederland zijn gekomen worden verdacht van betrokkenheid bij terroristische activiteiten? Realiseert u zich dat u de samenleving ernstig in gevaar brengt met het open grenzen-beleid?
Het OM registreert niet op verblijfstatus. Zoals ook in de beantwoording van vraag 1 is aangegeven, geldt in zijn algemeenheid dat partners in de Vreemdelingenketen alert zijn op signalen van jihadisten in de asielinstroom. Zij geven signalen dat een vreemdeling mogelijk een gevaar kan vormen voor de nationale veiligheid altijd door aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de politie. Deze signalen worden onderzocht en waar nodig worden maatregelen getroffen.
Waarom gaat u willens en wetens door met het importeren van gevaar, wetende dat IS-terroristen met de asielstroom naar Europa komen?
De vraagstelling wekt de indruk dat het praktisch of juridisch mogelijk zou zijn de Nederlandse grenzen hermetisch af te sluiten en zo eenvoudig alle risico’s voor de samenleving weg te nemen. Die indruk is onjuist.
Het kabinet wil bescherming bieden aan mensen die in Nederland asiel vragen en van wie de IND vaststelt dat ze die bescherming ook daadwerkelijk nodig hebben. Veel van de personen die in Nederland bescherming vragen en krijgen zijn juist slachtoffers van IS-barbarisme die daarvoor zijn gevlucht. Dat neemt niet weg dat ik de asielinstroom nauwgezet volg en alert ben op opvallende wijzigingen. In dit verband wil ik tevens wijzen op de vele maatregelen die door dit kabinet, al dan niet in EU-verband zijn genomen, die hebben geleid tot een lagere instroom alsmede op de maatregelen die misbruik van de asielprocedure tegengaan.
Hoewel de Nederlandse overheid alert is op de risico’s en asielzoekers screent, kan ik niet de garantie geven dat de Nederlandse asielprocedure nooit misbruikt kan worden door (potentiële) terroristen.
Bent u bereid (deze) Syrische terrorist(en) na een hopelijk lange straf direct uit te zetten naar het land van herkomst? Zo nee, waarom wilt u de Nederlandse samenleving blijvend met gewelddadige jihadisten opzadelen?
Wanneer een persoon onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens een terroristisch misdrijf, of wanneer de AIVD of MIVD een ambtsbericht uitbrengt waarin geconcludeerd wordt dat een persoon een gevaar vormt voor de nationale veiligheid, beziet de IND of er vreemdelingrechtelijke of nationaliteitsrechtelijke acties ondernomen kunnen worden.
Hierbij kan worden gedacht aan het weigeren, intrekken en/of niet verlengen van een verblijfsvergunning, het opleggen van een inreisverbod en terugkeerbesluit, alsook het ongewenst verklaren van de vreemdeling. Daarnaast kan ook het Nederlanderschap worden geweigerd of ingetrokken.
Wanneer sluit u de grenzen niet voor alle asielzoekers en immigranten uit islamitische landen?
Elke dag.
Het bericht dat Italië weer wordt overspoeld met migranten |
|
Geert Wilders (PVV), Vicky Maeijer (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Geen strobreed in de weg. Libische kust zo lek als een mandje» waarin wordt gesteld dat er in twee dagen tijd ruim 13.500 migranten via Libië Italië binnenkwamen?1
Ja
Klopt het dat alleen de laatste twee dagen al 13.500 migranten Italië hebben bereikt? Zo ja, bent u het dan met de heer Tusk eens dat niets heeft geholpen om de stroom migranten te stoppen? Realiseert u zich dat deze stormloop op Europa het resultaat is van het wanbeleid om iedereen actief naar Europa te brengen?
Gegevens van de Europese Commissie bevestigen dat in de laatste week van juni ruim 12.000 migranten in Italië zijn aangekomen. Het aantal aankomsten wisselt echter sterk, mede afhankelijk van de weersomstandigheden. In vergelijking met dezelfde periode vorig jaar is sprake van een zeer lichte stijging van ongeveer 1%. Tot en met 30 juli jl. zijn in 2017 circa 94.800 migranten in Italië aangekomen. Tot op heden blijft de eerder verwachte grote toename van het aantal aankomsten uit.
Dat een onverminderd aantal migranten hun levens blijven wagen door gebruik te maken van de cynische diensten van mensensmokkelaars is evident en onacceptabel. Het kabinet is dan ook verheugd met het actieplan dat de Europese Commissie op 4 juli presenteerde met aanvullende acties om de druk op de Centraal-Mediterrane route te verlichten. Het ingezette beleid zal verder worden geïntensiveerd en er zal voortgebouwd worden op de reeds behaalde resultaten. Zoals ook weer door recente berichtgeving is bevestigd2, is een recordaantal migranten vanuit Libië en andere transitlanden langs de route zoals Niger vrijwillig teruggekeerd naar hun landen van herkomst. Ook is de Libische Kustwacht steeds beter in staat om de eigen territoriale wateren te controleren en wordt mede daardoor voorkomen dat nog meer migranten in levensbedreigende situaties op zee komen. Dit verklaart ook deels waarom het aantal aankomsten t.o.v. vorig jaar relatief gelijk loopt en bevestigt het belang om deze aanpak voort te zetten.
Hoeveel van de migranten die Italië hebben bereikt, reizen uiteindelijk door naar de overige EU-landen?
Migranten worden in Italië middels de hotspotaanpak geregistreerd en opgevangen, waarna men een asielaanvraag kan doen. Indien de asielzoeker in aanmerking komt voor herplaatsing, kan deze worden overgebracht naar een andere EU lidstaat. Indien de asielaanvraag wordt afgewezen of daar geen sprake van is, is terugkeer aan de orde. Italië heeft meerdere maatregelen getroffen, waaronder een intensivering van grenscontroles, om te voorkomen dat migranten onrechtmatig doorreizen naar andere EU lidstaten en daar asiel aanvragen. Indien dat onverhoopt toch gebeurt, worden zij in beginsel op basis van de Dublinverordening teruggestuurd naar Italië.
In het Actieplan van 4 juli jl. dringt de Commissie er bij Italië op aan om reeds aangekondigde maatregelen versneld door te voeren. Deze maatregelen zijn er vooral op gericht om de terugkeerinspanningen te vergroten. Expliciet wordt Italië opgeroepen om het aantal locaties waar de hotspotaanpak wordt toegepast te vergroten, de opvang- en detentiecapaciteit significant uit te breiden en maatregelen te introduceren die de detentietermijn verlengen en de asielprocedures, inclusief de bezwaarprocedures, te verkorten. De Commissie stelt hiervoor per direct € 35 miljoen ter beschikking.
Tijdens de informele JBZ-raad van 6 en 7 juli jl. is ook gesproken over de ondersteuning aan Italië om een effectief migratiebeleid te voeren. De lidstaten hebben daarvoor hun steun uitgesproken. Het is duidelijk dat het merendeel van de migranten die aankomen in Italië geen zicht op legaal verblijf in de EU heeft. Het verbeteren van terugkeer is dan ook noodzakelijk om de situatie in Italië beheersbaar te kunnen houden.
Klopt het dat migranten steeds dichter bij de Libische kust worden opgepikt? Zo ja, op welke afstand van de Libische kust kunnen de migranten overstappen op de pendeldienst naar Italië?
Uitgangspunt is dat buitenlandse schepen niet zonder toestemming de territoriale wateren van een kuststaat betreden. Volgens het zeerecht is deze afstand maximaal twaalf zeemijl (ruim 22 kilometer) uit de kust. Uit onder andere informatie van Frontex en de Italiaanse Kustwacht3, blijkt dat schepen van hulporganisaties de afgelopen jaren steeds dichter bij deze grens zijn gaan varen.
Kunt u aangeven hoe dit gebied zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat meer dan een derde van de migranten door non gouvernementele organisaties (ngo's) worden opgepikt en vervolgens naar EU-havens worden gebracht? Zo ja, welke ngo’s zijn dat?
Naast de Europese missies EUNAVFOR MED Sophia en Frontex-operatie Triton, zijn verschillende non-gouvernementele organisaties in het Middellandse Zeegebied actief. Onder coördinatie van de Italiaanse autoriteiten nemen zij, naast de genoemde operaties en koopvaardijschepen, deel aan reddingsacties en nemen zij drenkelingen aan boord. Het gaat om zowel non-gouvernementele organisaties als Médecins Sans Frontières, Save the Children, Sea Watch, SOS Mediterranee, Sea Eye, Jugend Rettet en anderen als particuliere initiatieven zoals MOAS. Volgens verschillende schattingen worden ca. 40% van de migranten die in Italië aankomen via de Centraal Middellandse Zeeroute door ngo’s aan wal gebracht.
Kunt u garanderen dat deze ngo’s op geen enkele wijze direct of indirect Nederlands belastinggeld ontvangen?
Zoals in de beantwoording op eerdere schriftelijke vragen is aangegeven, ontvangen deze organisaties geen subsidies of andere vormen van financiering voor hun activiteiten op de Middellandse Zee.4
Tijdens het Algemeen Overleg ter voorbereiding op de informele JBZ-raad van 6 en 7 juli jl. is ook over dit onderwerp gesproken. Deze organisaties verrichten in de meeste gevallen ook ander werk en leveren belangrijke bijdragen aan bijvoorbeeld de opvang van migranten en de bescherming van (alleenstaande) minderjarigen in de regio, maar ook in Europa. Het is dan ook niet wenselijk om alle ngo’s op voorhand over één kam te scheren. Het kabinet meent dat de uitkomsten van het Italiaanse onderzoek naar de vermeende betrokkenheid van ngo’s bij mensensmokkel eerst moeten worden afgewacht, alvorens conclusies te trekken over de financiële relatie met deze organisaties.
Hoeveel (vracht)schepen die onder Nederlandse vlag varen zijn betrokken bij deze vorm van mensensmokkel? Hoe gaat u ervoor zorgen dat er geen schepen onder Nederlandse vlag meer fungeren als pendeldienst voor bootmigranten?
Het is het kabinet bekend dat verschillende koopvaardijschepen die onder de Nederlandse vlag varen op hun doorreis door het Middellandse Zeegebied, gehoor hebben gegeven aan verzoeken van de Italiaanse overheid om deel te nemen aan reddingsoperaties op zee, conform hun verplichting op grond van het geldende zeerecht. Hoeveel en welke dit precies zijn is niet bekend. Schepen zijn niet verplicht hun deelname aan reddingsoperaties die op verzoek van andere kuststaten plaatsvinden te melden bij de autoriteiten van de vlaggenstaat.
Voordat een schip in Nederland teboekgesteld kan worden, moet een aanvraag worden ingediend bij de Inspectie Leefomgeving en Transport voor een nationaliteitsverklaring, waarbij gegevens moeten worden overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat de reder of eigenaar voldoet aan de vereisten voor inschrijving. Zo wordt zekerheid verschaft dat het schip bestaat en dat degene die de aanvraag voor inschrijving indient daadwerkelijk de gerechtigde is van het schip of namens de gerechtigde optreedt (identificatie van schip en eigenaar). Na inschrijving in het scheepsregister is het schip een Nederlands schip. Daarna kan de reder of eigenaar een zeebrief aanvragen waarmee wordt aangetoond dat het schip gerechtigd is de vlag van het Koninkrijk te voeren. Dit geldt ook voor pleziervaartuigen.
Kortom, het enkel voeren van de Nederlandse vlag betekent nog niet dat er een vlaggenstaatrelatie ontstaat. Hiervoor is inschrijving in het scheepsregister benodigd.
Naast een vlaggenstaatrelatie kunnen ook op een andere wijze relaties tussen Nederland en de eigenaren en bemanning van een schip bestaan. Welke juridische consequenties dat heeft, zal per individueel geval moeten worden beoordeeld.
Voor zover het kabinet bekend, staat op dit moment alleen ten aanzien van de «Iuventa» vast – dat wordt gebruikt door de Duitse ngo Juggend Rettet – dat dit een ngo schip is dat onder de Nederlands vlag vaart tussen Libië en Italië. Dit schip is onderdeel van een lopend Italiaans strafrechtelijk onderzoek.
Welke rol speelt de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) in dit geheel? Hoeveel Nederlands belastinggeld gaat er naar deze organisatie?
IOM richt zich op het bevorderen van waardige, ordelijke en veilige manieren van migratie en op het bestrijden van irreguliere migratie. IOM beschikt over operationele capaciteit om transit- en herkomstlanden te ondersteunen bij het versterken van hun migratiemanagement en om de bescherming van vluchtelingen en kwetsbare migranten te verbeteren. Daarnaast levert IOM een belangrijke bijdrage aan het ondersteunen van landen op het gebied van vrijwillige terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers en irreguliere migranten in hun landen van herkomst. Voor 2017 is een Nederlandse bijdrage van EUR 22 miljoen aan IOM-programma’s voorzien. Hiermee wordt een breed scala aan activiteiten ondersteund, zoals de vrijwillige terugkeer van ex-asielzoekers en irreguliere migranten uit Nederland, de inzet van diaspora voor ontwikkeling in hun land van oorsprong, de terugkeer en herintegratie van gestrande migranten vanuit Libië en Marokko en dataverzameling over migratiestromen in Oost- en Noord-Afrika.
Deelt u de mening van het IOM dat «With 244 million people on the move, migration is inevitable, necessary, and desirable»? Zo ja, hoe staat dit in verhouding tot het doel om de migratiestroom een halt toe te roepen? Zo nee, wanneer zet u de financiering van deze organisatie stop?
De uitspraak van IOM verwijst naar reguliere migratie. Verreweg het grootste deel van de migratie in de wereld is regulier. De huidige migratieproblematiek in Nederland en Europa hangt vooral samen met illegale en irreguliere migratiestromen, die plaatsvinden buiten de geldende regelgeving om. Het kabinet spant zich in om irreguliere migratie tegen te gaan, de grondoorzaken van migratie te adresseren, en migratiestromen richting Europa beheersbaar te houden. IOM levert hieraan een zichtbare bijdrage. Het kabinet ziet derhalve geen reden om de financiering van deze organisatie stop te zetten
Waarom blijft u vasthouden aan de falende EU-grensbewaking in plaats van dat u onze eigen nationale grenzen sluit voor alle asielzoekers en immigranten uit islamitische landen?
Zoals u bekend, vindt het kabinet dat het categorisch sluiten van de Nederlandse grenzen voor bepaalde groepen mensen geen realistische, laat staan een structurele oplossing is voor het complexe migratievraagstuk. De Grondwet staat discriminatie niet toe. Een dergelijke maatregel miskent bovendien de negatieve impact op de Nederlandse economie. In plaats van achter onze grenzen te wachten, spant het kabinet zich in om in samenwerking met Europese partners, de Europese Commissie en belangrijke landen van transit en herkomst, afspraken te maken om deze migratie- en vluchtelingenstromen beheersbaar te houden. Een alomvattende aanpak is nodig. Zo’n aanpak kan Nederland niet alleen uitvoeren, maar dient in Europees verband plaats te vinden.
Voor een verdere uitleg, verwijst het kabinet u naar de eerdere beantwoording van deze zelfde vraag.5