De Kamerbrief betreffende de staat van de oorlog in Europa d.d. 23 februari jl. |
|
Thierry Baudet (FVD), Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Gerrit van Leeuwen , Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Waaruit blijkt dat «ook als Rusland de oorlog in Oekraïne zou winnen, [...] de Russische territoriale expansiedrift niet [zou] verdwijnen», zoals u stelt op bladzijde 2 van uw brief betreffende de staat van de oorlog in Europa (Kst. 21 501-20, nr. 2019)? Waaruit blijkt dat «het Russische regime [...] verder [zal] gaan om de Europese veiligheidsarchitectuur te ontwrichten»? Kunt u hiervoor concrete aanwijzingen geven – bijvoorbeeld in de vorm van officiële berichtgeving vanuit Rusland – of zijn dit speculaties? Kunt u uw antwoord toelichten?
Rusland heeft herhaaldelijk laten zien niet terug te deinzen voor verdere escalatie in Oekraïne. Wat begon met de annexatie van de Krim in 2014, heeft zich ontwikkeld tot een grootschalige oorlog na de inval van Oekraïne op 24 februari 2022. Russische politici hebben meermaals uitspraken gedaan over het herstellen van historische grenzen. Zo sprak de vicevoorzitter van de Russische veiligheidsraad en voormalig Russisch president Dmitri Medvedev op maandag 4 maart 2024 dat «Oekraïne absoluut Rusland is», waarbij ook een kaart werd gepresenteerd waarbij Rusland de grenzen van soevereine Europese landen had gewijzigd. In dat kader verwees Medvedev ook naar de uitspraak van President Poetin dat «de grenzen van Rusland nergens eindigen».
Ook vóór de annexatie van de Krim in 2014 heeft Rusland onder President Poetin al meermalen laten zien niet voor bruut militair geweld en grove schendingen van het internationale humanitaire recht terug te schrikken. Dit gebeurde zowel tegen interne afscheidingsbewegingen als in Tsjetsjenië (de zgn. Tweede Tsjetsjeense Oorlog 1999–2009) als tegen een buurland als Georgië in 2008.
Waarom is het in uw ogen «aan Oekraïne [...] om te bepalen of en wanneer de juiste voorwaarden zich voordoen om vredesonderhandelingen te starten», zoals u stelt op bladzijde 4 van uw brief? Sinds wanneer bepaalt Oekraïne het Nederlandse buitenlandbeleid?
Oekraïne is een soevereine staat. Het verdedigt zich daarom met recht tegen de voortdurende militaire agressie van zijn buurland Rusland. Daarnaast heeft het land door deze agressie op dit moment geen controle over bijna 20% van zijn grondgebied en lijden miljoenen Oekraïners onder een meedogenloze Russische bezetting. Onder deze omstandigheden is het evident dat het aan Oekraïne is om zelf te bepalen wanneer de juiste voorwaarden voor vredesonderhandelingen zich voordoen. Wel heeft het feit dat Rusland nog steeds niet stopt met de oorlog tegen zijn buurland consequenties voor onze eigen veiligheid en daarmee een grote invloed op beleidskeuzes in Nederland en elders in Europa.
Waaruit concludeert u dat er «vooralsnog [...] geen tekenen» zijn dat Oekraïne vredesonderhandelingen «opportuun acht», zoals u stelt op bladzijde 4 van uw brief?
De diplomatieke inspanningen van Oekraïne omtrent President Zelensky’s vredesformule, gestoeld op een logische opbouw van elementen voor een vredesakkoord, bevestigen de onderhandelingsbereidheid aan Oekraïense zijde. Agressie is echter niet onderhandelbaar. Oekraïne stelt daarom als logische voorwaarde voor onderhandelingen dat Rusland zich eerst terugtrekt uit de bezette gebieden en dat Oekraïne de controle over zijn eigen landsgrenzen terug krijgt. Omdat op dit moment Rusland in woord en daad nog niet bereid is aan deze voorwaarden te voldoen kunnen directe vredesonderhandelingen met Rusland nog niet van start gaan. Daarbij speelt dat in het verleden Rusland regelmatig zijn beloften over de integriteit van de Oekraïense landsgrenzen niet is nagekomen. De door Rusland geschonden afspraken zoals vastgelegd in het Boedapest Memorandum (uit 1994) zijn daar een bekend voorbeeld van. Maar ook het voortdurende Russische frustreren van de implementatie van de Minskakkoorden in de periode 2014–2022 zijn hier aan te halen. Ook de voortdurende stroom aan leugens en valse historische perspectieven waarmee Rusland nog steeds probeert zijn oorlog te rechtvaardigen, geeft Oekraïne en zijn partners weinig reden om bij voorbaat uit te gaan van oprechte vredesbereidheid aan Russische zijde.
Waaruit concludeert u dat «er geen enkele indicatie [is] dat Rusland bereid is te goeder trouw te gaan onderhandelen», zoals u stelt op bladzijde 4 van uw brief? Kunt u hiervoor concrete aanwijzingen geven of zijn dit speculaties? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat Oekraïne en Rusland in maart 2022 bezig waren met serieuze vredesonderhandelingen, maar dat deze onderhandelingen zijn mislukt dankzij tussenkomst van voormalig VK-premier Boris Johnson – zoals Poetin stelde in zijn interview met de Amerikaanse journalist Tucker Carlson op 9 februari jl.?1 Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot de citaten uit uw brief in vraag 3 en 4?
Het klopt dat er in maart 2022 door Oekraïne en Rusland vredesbesprekingen plaatsvonden. Andere landen waren daarbij niet betrokken, dus het Verenigd Koninkrijk noch toenmalig premier Boris Johnson had een rol in deze besprekingen. Geruchten over diens rol vinden hun oorsprong in een Russische desinformatiecampagne over het falen van deze besprekingen. Boris Johnson heeft zich overigens reeds twee jaar geleden gedistantieerd van deze geruchten. Het kabinet had toen en heeft ook nu geen enkele reden om aan de verklaring van toenmalig premier Johnson te twijfelen.
Bent u van mening dat de «afschrikking», die volgens u uitgaat van de toetreding van Finland en de aanstaande toetreding van Zweden tot de NAVO, bijdraagt aan het bevorderen van vrede op het Europese continent? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom bent u dan voorstander van deze toetredingen en de afschrikking die ervan uitgaat?
Het uitgangspunt van een sterke en geloofwaardige bondgenootschappelijke afschrikking is het voorkomen van oorlog. Dat geldt ook voor het principe van collectieve afschrikking en verdediging waarop het NAVO-bondgenootschap is gestoeld. Dit heeft tot doel om een potentiële agressor ervan te overtuigen dat het inzetten van militaire middelen tegen bondgenoten geen zin heeft, bijvoorbeeld omdat de NAVO-bondgenoten gezamenlijk zo sterk zijn dat een aanval succesvol kan worden afgewend, of door aan te tonen dat een militaire aanval dusdanig zal worden afgestraft dat de potentiële baten van een dergelijke operatie niet opwegen tegen de kosten daarvan. Afschrikking is dus succesvol wanneer militair geweld uitblijft.
Met de toetreding van Finland en Zweden tot de NAVO is het toepassingsbereik van de bondgenootschappelijke afschrikking en verdediging toegenomen, waardoor ook de Baltische Zee en het hoge noorden beter worden beschermd. Beide landen beschikken bovendien over een goed getrainde krijgsmacht, hoogwaardig militair materieel en een sterk ontwikkelde defensie-industrie, met aanvullende mogelijkheden en capaciteiten voor de NAVO. Dit ondersteunt de geloofwaardigheid en effectiviteit van de hierboven beschreven afschrikking, die tot doel heeft om vrede en veiligheid in het Euro-Atlantisch gebied zeker te stellen.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en uiterlijk vóór het debat over de staat van de oorlog in Europa beantwoorden?
Vragen 3 en 4 liggen verder in het verlengde van elkaar, en zijn daarom gezamenlijk beantwoord. De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
De bilaterale veiligheidsovereenkomst tussen Nederland en Oekraïne |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Hoe verklaart u de grote mate van gelijkenis tussen de vier bilaterale veiligheidsovereenkomsten van Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken met Oekraïne? Denkt u of weet u dat deze landen hebben samengewerkt of hebben gecoördineerd in het opstellen van deze overeenkomsten? Zo ja, in hoeverre is naar uw oordeel dan nog sprake van een «bilaterale» veiligheidsovereenkomst? Zo nee, hoe verklaart u dan de grote mate van gelijkenis tussen de vier overeenkomsten?
De reeds gesloten veiligheidsovereenkomsten, waaronder de Nederlandse veiligheidsovereenkomst, liggen in het verlengde van de G7+-verklaring van 12 juli 2023. Het kabinet heeft bij de eigen consultaties met Oekraïne nauw contact onderhouden met de ondertekenaars van de G7+-verklaring over hun bilaterale onderhandelingen, zeker op terreinen die andere EU- of NAVO-lidstaten aangaan. In de samenwerkingsovereenkomst tussen Nederland en Oekraïne is gekozen voor specifieke Nederlandse prioriteiten, zoals de samenwerking van de defensie-industrie en het tegengaan van straffeloosheid van Russische oorlogsmisdaden.
Werkt u samen of bent u van plan samen te werken met Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken of andere NAVO-landen in het opstellen van een bilaterale veiligheidsovereenkomst met Oekraïne? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het aan een demissionair kabinet om deze bilaterale veiligheidsovereenkomst met Oekraïne te sluiten voor «ten minste de komende tien jaar»? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. Het Nederlandse beleid t.a.v. Oekraïne is door uw Kamer niet controversieel verklaard. Uit de motie Piri en Veldkamp1 en de motie Podt en Boswijk2 blijkt dat er brede steun in de Kamer is voor voortzetting van de steun aan Oekraïne. Zolang Rusland zijn oorlog tegen Oekraïne voortzet, is het signaal van meerjarige steun, dat uitgaat van de bilaterale veiligheidsovereenkomsten, hard nodig.
Waarom is de Tweede Kamer niet geraadpleegd over het feit dat de demissionaire Nederlandse regering op het punt staat voor ten minste de komende tien jaar een bilaterale veiligheidsovereenkomst met Oekraïne af te sluiten?
Het kabinet heeft de Kamer sinds het ondertekenen van de G7+-verklaring van 12 juli 2023 veelvuldig en consequent geïnformeerd over de inzet van het kabinet om een veiligheidsarrangement voor meerjarige steun aan Oekraïne af te sluiten.3 In de Kamerbrief van 23 februari jl. (Kamerbrief Staat van de Oorlog in Europa, nr. 21501-20-2019) is ook de termijn van tien jaar gecommuniceerd.4
Aangezien er in de overeenkomsten die gesloten zijn door Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken, weinig tot geen verplichtingen staan voor Oekraïne, wat zullen de verplichtingen voor Oekraïne zijn in de Nederlandse overeenkomst? Of wordt het een eenzijdige overeenkomst en dus de facto «carte blanche» voor Oekraïne? Kunt u uw antwoord toelichten?
De veiligheidsovereenkomst heeft als doel om op lange termijn steun te verlenen aan Oekraïne. Oekraïne vecht niet alleen voor de eigen soevereiniteit, maar ook voor vrede en stabiliteit in Europa. Daarmee is steun voor Oekraïne ook in het belang van Nederland. In de overeenkomst staat ook een bepaling dat Oekraïne Nederland militair bij zal staan in het geval dit nodig is, net als dat Oekraïne Nederland kan helpen op het gebied van operationele kennis over bijvoorbeeld onbemande voertuigen en defensieproductiecapaciteit.
Hoe beoordeelt u de volgende uitspraak van NAVO-chef Jens Stoltenberg: «Unless Ukraine prevails as a nation, as a democratic nation in Europe, there is no issue to be discussed about security guarantees or membership in NATO at all»?1 Waarom worden dan nu toch bilaterale veiligheidsovereenkomsten gesloten tussen NAVO-landen en Oekraïne? Impliceert dat geen betrokkenheid van de NAVO? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom worden deze overeenkomsten dan gesloten? Zijn deze overeenkomsten symboolpolitiek of hebben zij substantiële consequenties, zoals financiering of het sturen van troepen?
Rusland is Oekraïne op 24 februari 2022 grootschalig binnengevallen. Daarmee heeft Rusland de territoriale integriteit van Oekraïne geschonden. Als Oekraïne ophoudt te bestaan, is er inderdaad geen mogelijkheid voor Oekraïne om NAVO-lid te worden.
De Nederlands-Oekraïense veiligheidsovereenkomst is een belangrijk commitment van meerjarige steun aan Oekraïne, en tegelijkertijd een belangrijk signaal aan de Russische Federatie en internationale partners. De overeenkomst betreft een bilaterale overeenkomst tussen Nederland en Oekraïne die complementair is aan de overeenkomsten zoals door andere landen zijn overeengekomen en aan het partnerschap tussen de NAVO en Oekraïne. In de overeenkomst committeert Nederland zich om Oekraïne voor een periode van tien jaar militair, politiek, humanitair en economisch te blijven steunen. De precieze invulling van het kabinet van deze overeenkomst geschiedt in nauw overleg met Oekraïne.
Wat is uw positie ten aanzien van de daders van de aanslag op de Nord Stream pijpleiding? Hoe groot was het Nederlandse financiële belang in deze pijpleiding? Klopt het dat één van de vier pijpleidingen nog functioneel is? Indien een land betrokken is bij de aanslag op de Nord Stream, beschouwt u dit land dan (ook) als een vijandelijke mogendheid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom sluit u dan een tienjarig verdrag met een land dat in beeld is als mogelijke dader?2
Er wordt onderzoek gedaan naar de explosies bij Nord Stream. Het kabinet wacht de resultaten hiervan af. Staatsdeelneming Gasunie heeft als aandeelhouder uitsluitend een belang van 9% in Nord Stream 1. Dat belang is inmiddels volledig afgeschreven. Het is onbekend of en in hoeverre de pijpleiding nog functioneel is. Na de explosies ontving uw Kamer op 4 november 2022 een Kamerbrief met o.a. een feitenrelaas. Het is niet aan het kabinet om te speculeren over de mogelijke toedracht.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en uiterlijk vóór het debat over de staat van de oorlog in Europa beantwoorden?
Ja en nee, de vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het bericht ‘Kajsa Ollongren: mooi als VDL Nedcar militaire voertuigen gaat produceren’ |
|
Gijs Tuinman (BBB), Derk Boswijk (CDA) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() ![]() |
Bent u op de hoogte van het BNR-artikel «Kajsa Ollongren: mooi als VDL Nedcar militaire voertuigen gaat produceren» van 21 februari 2024?1
Ja.
In welk stadium bevinden de gesprekken van het ministerie met VDL zich op dit moment?
Het versterken van de Europese defensie-industrie alsook het opschalen van de productiecapaciteit en leveringszekerheid is cruciaal voor de gereedheid van de eigen krijgsmacht, de geloofwaardigheid van de Europese afschrikking en het voortzetten van de onverminderde steun aan Oekraïne tegen de Russische agressie.
De geopolitieke ontwikkelingen dwingen de Europese Unie (EU) en de NAVO om de strategische autonomie van Europa te versterken. Zoals vermeld moeten we aan de slag om onze technologische voorsprong te behouden en moeten we de militaire slagkracht vergroten. De defensiebudgetten binnen Europa zijn omhoog gegaan, de grote diversiteit aan wapensystemen moet omlaag en de samenwerking op het gebied van defensie en industrie moet verbeteren.
Daarom voert Defensie gesprekken met Nederlandse industrie waaronder VDL Groep. Defensie spreekt met VDL onder andere over de productie van technologieën en onderdelen voor Defensie die verder gaan dan ondersteunend materieel alleen, passend binnen de geldende vergunningseisen. Hierbij is het belangrijk te vermelden dat de capaciteit van de fabriek in Born op dit moment niet geschikt is voor de productie van de genoemde technologieën en onderdelen. Zowel VDL als Defensie zijn gemotiveerd om te onderzoeken op welke wijze deze locatie ingezet kan worden om bij te dragen aan productie-initiatieven.
Bij het in kaart brengen van kansen voor de versterking van de defensie-industrie zijn meerwaarde en snelheid leidend. Voor een vitale en robuuste sector is het zaak dat Nederland zoveel mogelijk blijft inzetten op vraagbundeling van internationale behoeftes en niet ontwikkelingen elders dupliceert.
Met betrekking tot het idee om in de gesloten autofabriek van VDL Nedcar in Born militaire voertuigen te laten produceren, bent u ook in gesprek met het Nederlandse bedrijfsleven dat militaire productie levert, zoals Defenture bijvoorbeeld, om op basis van Nederlandse licenties en design de autofabriek VDL Nedcar de productiecapaciteit van militair materieel in Nederland te vergroten?
Het kabinet werkt aan mogelijkheden voor diverse vormen van licentieproductie van munitie, en zet zich daarmee in voor het benutten van kansen die de productie- en leverzekerheid vergroten, zowel binnen Nederland als Europa. Op het gebied van licentieproductie informeerde Defensie de Kamer op 25 januari jl. over het streven naar meer productie van hoogtechnologische Battle Decisive Munitions (BDM) in Europa2.
We werken samen met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) actief aan verschillende mogelijkheden om de Nederlandse defensie-industrie te betrekken, onder meer door consortiumvorming en afspraken met betrekking tot industriële participatie. We nodigen het bedrijfsleven daarbij uit om met voorstellen te komen die inspelen op de stijgende behoefte aan BDM. Het kabinet zal uw Kamer nader informeren over de voortgang wanneer dat mogelijk is.
Gelet op de unieke en bijzondere competenties van hoog geautomatiseerde serieproductie, de dringende behoefte aan productiecapaciteit van militair materieel en het aanstaande ontslag van ervaren productiepersoneel, overweegt u gezien de dringende behoefte aan laag technologische en hoog volume militaire systemen, zoals terreinvoertuigen, drones, munitie en wapens een ultieme inspanning om de VDL-autofabriek in te passen binnen de Nederlandse Defensie Industrie Strategie?
Zoals eerder door het Ministerie van EZK op Kamervragen van JA21 (2023Z09410) gemeld, waren de faciliteiten op het VDL Nedcar terrein gericht op vergaand geautomatiseerde serieproductie van personenvoertuigen in grote volumes (capaciteit 200.000 auto’s per jaar). De specificaties voor militaire voertuigen of ander militair materieel wijken significant af van personenvoertuigen.
We blijven graag in gesprek, indien VDL of een andere marktpartij kansen zien om de assemblagehal in Born rendabel in te zetten voor assemblage of productie van materieel voor Defensie, zoals geschetst bij het antwoord op vraag 2 en 19. We hebben hierbij aan de eigenaren overgebracht dat we voorstander zijn van elke levensvatbare invulling die de defensie-industrie versterkt.
Bijzonder hoogleraar Frans Osinga stelt in het artikel de vraag die de Tweede Kamer u ook al vaker heeft gesteld, waarom kan de VDL-fabriek niet ingezet worden als munitie- of wapenfabriek, waarbij Defensie gelijk lange termijn orders plaatst?
Defensie voert zoals gezegd gesprekken met VDL.
Op 25 januari jl. is uw Kamer geïnformeerd over de plannen van het kabinet op het gebied van munitieproductie op de korte, middellange en lange termijn3. Dat doen we door bestaande Europese contracten maximaal uit te nutten en aanvullend voor gerichte munitiesoorten te kijken naar vraagbundeling.
Defensie voorziet binnen dit decennium geen vervanging van klein kaliber wapens. Wanneer de behoefte zich voor doet, ontvangt uw Kamer een A-brief hierover.
Is de «vier procent optie» een planningsscenario op het Ministerie van Defensie, gezien het feit dat u in het artikel stelt dat in het geval dat de Verenigde Staten uit de NAVO stappen het defensiebudget naar vier procent zal moeten stijgen en Nederland hierover moet gaan nadenken?
Ongeacht de uitkomst van de verkiezingen in de Verenigde Staten (VS) is de veiligheidssituatie in Europa ernstig verslechterd door de Russische agressie in Oekraïne. Daarom moet Europa meer verantwoordelijkheid voor de eigen veiligheid nemen en doen wat nodig is om de bondgenootschappelijke afschrikking en verdediging te versterken. Dat betekent investeren in de verhoging van de gereedheid, de gevechtskracht, het voortzettingsvermogen en de innovatie en modernisering van de Europese strijdkrachten. Het tegengaan van fragmentatie en bevorderen van standaardisatie alsook een robuuste Europese defensie-industrie versterkt de Europese zelfredzaamheid.
Zijn het hypothetische scenario van een NAVO zonder VS-ondersteuning en de stappen die de overige landen moeten nemen om de wegvallende capaciteiten, kennis en leiderschap in te vullen scenario's waarover wordt nagedacht binnen de NAVO? Zo ja, welke nieuwe capaciteiten verwacht u op te moeten richten in het geval de VS geen thuis meer geeft voor artikel 5 van de NAVO?
Zie antwoord vraag 6.
Bedoelt u vergaande taakspecialisatie wanneer u spreekt over een verdubbeling van het defensiebudget naar 21 miljard euro en het maken van keuzes over bepaalde systemen en over bepaalde krijgsmachtonderdelen?
Nederland moet doen wat nodig is om de krijgsmacht te versterken. Meerjarige financiële zekerheid is hierbij voor de krijgsmacht cruciaal. Binnen de beschikbare financiële ruimte wordt integraal gewogen welke investeringen het meeste effect sorteren en bijdragen aan een toekomstbestendige krijgsmacht die toegerust is voor haar taken. Dat betekent dat de krijgsmacht in alle militaire domeinen moet kunnen optreden en tegelijkertijd dat er in alle krijgsmachtonderdelen keuzes moeten worden gemaakt hoe die krijgsmacht van de toekomst vorm te geven. Hierbij is het militair advies leidend.
Ook samenwerking met partners is hierbij cruciaal. Interoperabiliteit, standaardisatie, pooling & sharing, gezamenlijke inkoop, training en onderhoud en uiteindelijk het delen of verdelen van capaciteiten zijn verschillende gradaties van samenwerking. Deze vormen van samenwerking dragen bij aan het versterken van onze eigen capaciteiten en die van onze bondgenoten.
Kunt u aangeven wat u bedoelt met het maken van keuzes over krijgsmacht onderdelen? Heeft u het hier over de Landmacht, Luchtmacht, Marine en Marechaussee?
Zie antwoord vraag 8.
Wat zal de impact van keuzes maken zijn voor specifieke krijgsmachtonderdelen op het gebied van opleiden, trainen, oefenen en het gereedstellen van Nederlandse militaire capaciteiten voor de NAVO, aangezien alle domeinen en de krijgsmachtonderdelen cruciaal zijn om militair vermogen te genereren in het kader van het nieuwe operationele concept «multidomein optreden»?
De krijgsmacht hanteert het operationele concept «multidomein optreden» als centraal gedachtegoed voor concept- en capaciteitsontwikkeling. Multidomein optreden vraagt om een gebalanceerde krijgsmacht die geïntegreerd moet kunnen optreden in alle militaire domeinen, gesynchroniseerd met niet-militaire activiteiten. Zoals gezegd, spelen alle krijgsmachtdelen een essentiële rol om hier nu en in de toekomst invulling aan te geven. Interoperabiliteit intern de krijgsmacht en met nationale en internationale partners is hierbij van groot belang, aangezien de krijgsmacht nooit alleen opereert. Nationale en bondgenootschappelijke doelstellingen en afspraken vormen niet alleen een belangrijke leidraad voor keuzes in investeringen, maar ook voor het opleiden, trainen, oefenen en gereedstellen van militaire capaciteiten in bondgenootschappelijk verband.
Doelt u met uw uitspraken over de formatie op het verder invulling geven aan de vereisten, en Nederlandse tekortkomingen, uit deNATO Defence Planning Process (NDPP) en/of deRegional Plansvoortkomend uit het NATO Force Model, aangezien u heeft gezegd «door uw oogharen» naar de komende jaren te kijken?
Nederland moet doen wat nodig en mogelijk is om de afschrikking en verdediging te versterken en de vereisten van de nieuwe NAVO militaire verdedigingsplannen in te vullen. Dat betekent investeren in een defensieorganisatie die beschikt over voldoende vermogen om gelijktijdig nationale en internationale taken uit te voeren tijdens een existentieel conflict in Europa. Voldoen aan de afspraken van de Defence Investment Pledge om structureel minimaal 2% van het bbp aan Defensie te besteden, is daarbij een essentiële randvoorwaarde. Het is aan het nieuwe kabinet om gelet op internationale afspraken en de huidige en toekomstige dreiging een integrale afweging te maken tussen ambities en middelen voor de komende kabinetsperiode.
Zo nee op de bovenstaande vraag, waar kijkt u dan naar «door uw oogharen»?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u op de hoogte van het BNR-artikel «20.000 extra manschappen nodig om krijgsmacht op niveau te krijgen» van de Commandant der Strijdkrachten (CDS) Onno Eichelsheim van 24 februari 2024?2
Ja.
Bent u het eens met de analyse van de CDS dat alle industrieën aan de slag moeten met het realiseren van de benodigde productiecapaciteit in Europa?
Om de Europese militaire slagkracht te versterken is het essentieel dat de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie wordt vergroot. Het kabinet zet zich daar met partners actief voor in. Onderdeel daarvan is de inzet om meer Nederlandse industriële bedrijven in staat te stellen om voor Defensie en onze bondgenoten te produceren.
Hierbij dragen de Europese Defensie Industrie Strategie (EDIS) en het Europese Defensie Industrie Programma (EDIP) bij aan effectieve opschaling van de productiecapaciteiten in Europa.
Bent u het eens met de opmerking van de CDS dat we in Europa heel snel productiecapaciteit nodig hebben voor Oekraïne?
Ja.
Bent u het eens met de opmerking van de CDS dat we productielijnen in stand moeten houden, ook al hebben we op een gegeven moment voldoende voorraden?
Ja. Zoals eerder gecommuniceerd aan uw Kamer5, is de geopolitieke context drastisch gewijzigd. Daarom moeten we de Europese voorraden snel op orde krijgen. Het Europese bedrijfsleven vraagt hierbij om een langjarig perspectief om de gewenste investeringen te realiseren. Daarom zet het kabinet binnen het Defense Production Action Plan (DPAP) van de NAVO en het EDIS en EDIP via de EU in op geaggregeerde vraagbundeling.
Het is hierbij van belang om de Nederlandse industrie in Europa te positioneren op high-end producten of diensten, zodat Nederland zijn sterke technologische positie kan behouden. In lijn met Motie Podt6 werkt Defensie de mogelijkheden van een garantiefonds en andere financieringsmogelijkheden voor in de defensie-industrie uit. De opgebouwde kennis en productiecapaciteit kan in toekomst benut worden voor civiele dual use toepassingen. Zo creëren we een duurzaam en flexibel productiesysteem dat zowel voor onze krijgsmacht, het bedrijfsleven, de samenleving als onze bondgenoten op de lange termijn doeltreffend en effectief is en bijdraagt aan de Europese veiligheid.
Bent u het eens met de opmerking van de CDS dat Noorwegen een verstandig besluit heeft genomen om een hele productielijn op te kopen? Waarom wel of niet?
De CDS refereert naar de steun aan een Noors staatsbedrijf, en het hiermee versterken van de strategische autonomie. Nederland beschikt niet over staatsbedrijven binnen de defensie-industrie. Echter, net als Noorwegen onderkent het kabinet de urgentie van een robuuste sector. In de veranderende veiligheidscontext is er geen enkel Europees land dat geheel zelfstandig voor zijn eigen veiligheid kan zorgen. Nederland zet daarom in op samenwerking met vertrouwde partners en in samenspraak met vertegenwoordigers van de NLDTIB en Europese Defensie Technologische en Industriële Basis (EDTIB). De inzet is onder andere gericht op het verstevigen van Nederlandse industriële sterktes. Zoals geschetst moeten we het bedrijfsleven hierbij een langjarig perspectief kunnen bieden.
Hoe legt u de opmerking van de CDS uit, waarin hij zegt dat in het geval de VS uit de NAVO stapt het defensiebudget flink omhoog moet om juist geen keuzes te hoeven maken in het zwaartepunt van de eigen krijgsmacht, terwijl u in het eerdere BNR-artikel «Kajsa Ollongren: mooi als VDL Nedcar militaire voertuigen gaat produceren» juist zegt dat we dat wel moeten doen?
Het is niet aan de orde dat de VS uit het NAVO bondgenootschap treedt. Ongeacht de hoogte van de defensiebegroting zal Defensie keuzes moeten maken. Zie hiervoor ook de antwoorden op vraag 6 en 7.
Bent u het eens met de stelling dat in het geval de VDL Nedcar fabriek in Born met haar unieke hoogwaardige serie productiecapaciteit en personeel kan worden omgezet tot een hoogwaardige productiefaciliteit voor munitie, drones, voertuigen en overig militair materieel, al dan niet op basis van licenties vanoriginal equipment manufacturer (OEM's), een grote boost geeft aan de noden voor Oekraïne en de geloofwaardigheid van de Europese afschrikking die noodzakelijk is om Rusland buiten Europa te houden?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de vragen zo spoedig mogelijk en een voor een beantwoorden, gezien de aard van de vragen en de snelle ontwikkelingen op het geopolitieke speelveld?
Ja, voor zover mogelijk. Er is tijd gestoken in een zorgvuldige beantwoording en om de leesbaarheid te vergroten zijn enkele antwoorden samengevoegd.
Bijeenkomsten met ambtenaren naar aanleiding van de verkiezingsuitslag van 22 november 2023 |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Steven van Weyenberg (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
Zijn er op uw ministerie bijeenkomsten georganiseerd op departementaal niveau, dan wel op directoraat-generaal (DG) of directieniveau naar aanleiding van de verkiezingsuitslag?
Nee.
Zo ja, wat was de aanleiding c.q. het doel van deze bijeenkomsten?
In verschillende reguliere bestaande overleggen die wekelijks plaatsvinden op DG- en directieniveau is er over de verkiezingen gesproken, zoals dit altijd gebeurt bij actualiteiten van politieke aard en die van invloed kunnen zijn op de beleidsinhoud van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De dag na de verkiezingen is er in verschillende overleggen gesproken hoe de verkiezingen van invloed zou kunnen zijn voor het inhoudelijke werk van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Is het waar dat tijdens deze bijeenkomsten ambtenaren konden aangeven wat er voor hen in hun werkhouding zou veranderen naar aanleiding van de verkiezingsuitslag of na een eventueel door de winnende partijen te vormen coalitie?
Het beeld over een mogelijk veranderende werkhouding naar aanleiding van de verkiezingen herkennen wij niet. Van ambtenaren mag verwacht worden dat zij op een professionele, deskundige en neutrale wijze werken. Wij hechten er waarde aan dat er binnen het ministerie ruimte is voor een open gesprekscultuur, waar over alle onderwerpen gesproken kan worden, zo ook over politieke gebeurtenissen.
Kunt u aangeven hoeveel ambtenaren van uw ministerie aanwezig zijn geweest bij dergelijke bijeenkomsten?
Dit is niet mogelijk, er worden geen overzichten bijgehouden van hoeveel en welke medewerkers er bij welke overleggen aanwezig zijn geweest ook omdat er geen centraal georganiseerde bijeenkomst was, maar omdat de verkiezingen in reguliere bestaande werkoverleggen besproken zijn.
Beseft u dat ambtenaren die op één van de partijen hebben gestemd die hebben gewonnen hierdoor in een moeilijke positie worden geplaatst ten aanzien van hun collega’s? Deelt u de mening dat dit zeer ongewenst is?
Het past in een open en veilig werkklimaat, zoals beschreven in het antwoord op vraag 3, dat ambtenaren zich kunnen uitspreken en van gedachten kunnen wisselen. De gehele Rijksoverheid hecht hier veel waarde aan. Dat men van mening kan verschillen, hoort daarbij en moet dus ook op een veilige en respectvolle manier kunnen. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgever en werknemers om met elkaar die veiligheid te bieden. Daarnaast verwijs ik u naar het antwoord op vraag 8.
Zijn er plannen om bij een eventueel regeerakkoord van de huidige formerende partijen dergelijke bijeenkomsten weer te organiseren?
Nee, er zijn geen bijeenkomsten gepland. Bij een eventueel regeerakkoord zal er zoals gebruikelijk bij een nieuw regeerakkoord in verschillende reguliere bestaande overleggen gekeken worden naar op welke wijze het eventuele regeerakkoord invloed heeft op de verschillende inhoudelijke beleidsterreinen binnen het Ministerie van Justitie en Veiligheid, omdat het ministerie uitvoering moet geven aan de plannen uit een regeerakkoord die raken aan het beleidsterrein van Justitie en Veiligheid.
Kunt u toezeggen dat er in de toekomst naar aanleiding van verkiezingsuitslagen geen aparte bijeenkomsten zullen worden georganiseerd waar ambtenaren hun zorgen mogen etaleren over de winst van democratisch gekozen partijen?
Wij verwijzen u graag naar het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat dergelijke bijeenkomsten op zeer gespannen voet staan met de gewenste neutraliteit en objectiviteit van ambtenaren?
Nee. Het is belangrijk dat ambtenaren politiek neutraal zijn en blijven in hun werk. In Nederland werken ambtenaren zonder politieke binding en ongeacht de eigen politieke voorkeur voor het algemeen belang. Dat past ook bij ons democratisch bestel, de ministeriële verantwoordelijkheid en het gegeven dat Nederland geen wisseling van de ambtenaren kent bij een nieuwe regering. Een bewindspersoon is verantwoordelijk voor een politiek besluit. Hij of zij legt hierover verantwoording af aan het parlement.
Ambtenaren hebben hierbij een ondersteunende, adviserende en uitvoerende rol, waarin zij op basis van professionaliteit worden geacht om objectief te adviseren, en alle inzichten en opties aan bewindspersonen voor te leggen. Het is de taak van ambtenaren om te zorgen voor een transparant en goed besluitvormingsproces.
Vervolgens voeren ambtenaren uit wat politiek is besloten, ook als de politieke weging tot een ander besluit heeft geleid dan werd geadviseerd. Als de uitvoering van een politiek besluit onbedoelde gevolgen heeft, is het de taak van ambtenaren om die signalen terug te leggen bij de verantwoordelijk bewindspersoon zodat die het besluit kan heroverwegen.
Een sociaal veilige werkomgeving is een randvoorwaarde om professionele tegenspraak te kunnen bieden, maar ook om met de functie-uitoefening verbonden ethische vraagstukken en morele kwesties te kunnen bespreken. Ongeacht het onderwerp. Het kabinet bevordert een werkklimaat waarbij medewerkers op de werkvloer hun vragen en dilemma’s- bij collega’s en leidinggevenden kunnen uitspreken en samen met hen kunnen onderzoeken hoe hier het beste mee om te gaan. Het bieden van ruimte voor reflectie en dialoog op de werkvloer behoort volgens het kabinet niet alleen tot goed werkgeverschap, maar is juist ook noodzakelijk om als rijksdienst effectief te kunnen functioneren en de neutraliteit te behouden.
Wilt u deze vragen als verantwoordelijk Minister separaat en uitsluitend voor uw eigen ministerie beantwoorden?
Ja.
De uitspraken van de Duitse minister van Defensie |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het interview met uw Duitse collega, de heer Pistorius, in Der Tagesspiel van 19 januari 2024?1
Ja.
Deelt u de zorgen van Minister Pistorius over de toenemende kans op een directe militaire confrontatie tussen de NAVO en Rusland?
Ja. Rusland vormt een reële dreiging voor de veiligheid van het hele Europese continent. De illegale Russische invasie van Oekraïne heeft laten zien dat Poetin er niet voor terugdeinst om een soeverein land binnen te vallen en daarbij bruut geweld te gebruiken. Ook blijft Rusland doorgaan met hybride activiteiten, militaire assertiviteit en dreigende retoriek richting NAVO-bondgenoten. Het kabinet kan niet uitsluiten dat de Russische agressie zich op zeker moment ook fysiek tegen de NAVO richt.
De NAVO is een defensief bondgenootschap. In antwoord op de toegenomen Russische dreiging hebben de bondgenoten tijdens de NAVO Toppen in Madrid in 2022 en in Vilnius in 2023 besloten om de bondgenootschappelijke afschrikking en verdediging verder te versterken en daartoe minimaal 2% van het bbp aan defensie te besteden. Het is essentieel dat alle bondgenoten een bijdrage leveren aan de implementatie van de militaire plannen en maatregelen, omdat daarmee invulling wordt gegeven aan de versterking van de afschrikking en verdediging. Het doel is om de veiligheid van het verdragsgebied blijvend te garanderen en Rusland af te schrikken van agressie tegen NAVO-bondgenoten. Een sterke afschrikking is uiteindelijk de beste verdediging voor het bondgenootschap.
Gezien het feit dat Minister Pistorius in het interview aangeeft dat hij denkt aan een tijdsframe tussen de vijf en acht jaar inzake deze confrontatie, wat is het assessment van het kabinet hieromtrent? Is het kabinet dezelfde mening toegedaan?
Het kabinet deelt de zorgen van de Duitse Minister van Defensie over de dreiging die Rusland vormt en over de snelheid waarmee Rusland in staat is om zijn militaire vermogen te herstellen en te versterken. Ondanks de zware verliezen die de Oekraïense krijgsmacht nog steeds dagelijks toebrengt aan Rusland in Oekraïne, blijft het Russische militaire vermogen een grote dreiging voor heel Europa. Een Russische aanval op NAVO-bondgenoten achten de diensten op korte termijn niet waarschijnlijk. Het tijdsframe waarbinnen de Russische dreiging zich tegen het bondgenootschap kan manifesteren, is niet te voorspellen. Wel herstelt het militair-industrieel complex van de Russische Federatie sneller dan verwacht.
Zijn er ook scenario’s in voorbereiding in Nederland met betrekking tot een eventuele militaire confrontatie met Rusland, zoals die momenteel worden geschetst door bijvoorbeeld de regeringen van Duitsland, Zweden en Estland?
Gezien de verslechterde veiligheidssituatie op het Europese continent is het voor de Nederlandse veiligheid essentieel om in NAVO-verband op te treden. Collectieve zelfverdediging is een kerntaak van de NAVO. De NAVO blijft alle nodige stappen nemen om de veiligheid van het hele verdragsgebied te waarborgen. De NAVO houdt daarbij rekening met verschillende scenario’s. Deze scenario’s worden ook tijdens reguliere oefeningen en scenario-exercities door bondgenoten beoefend. De scenario’s worden voortdurend aangescherpt aan de hand van het actuele dreigingsbeeld. De geleerde lessen uit de oefeningen met deze scenario’s worden verwerkt in de crisis- en verdedigingsplannen van de NAVO en van individuele bondgenoten.
Ook Nederland zet op nationaal niveau stappen om beter voorbereid te zijn op een verdere verslechtering van de internationale veiligheidssituatie, waarbij de versterking van de krijgsmacht een grote rol speelt. De verknoping van nationale en internationale veiligheid vraagt echter om een integrale benadering, waarbij alle lagen van de overheid en de samenleving betrokken zijn. In dat kader worden samen met onder andere het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Justitie en Veiligheid, en Infrastructuur en Waterstaat ook in Nederland scenario’s bezien met het oog op planvorming. Omwille van de veiligheid wordt in het openbaar niet over de details van scenario’s gecommuniceerd.
Hoe kijkt u naar de mogelijkheid om mogelijke scenario’s te bespreken in het maatschappelijke debat, in lijn met de bovengenoemde landen?
Het kabinet communiceert actief over de bedreiging die Rusland vormt voor onze nationale en internationale veiligheid. Deze boodschap wordt door de Minister van Defensie, Commandant der Strijdkrachten, en andere functionarissen consistent verspreid tijdens publieke optredens Hierbij wordt altijd een afweging gemaakt tussen het belang van operationele veiligheid en het delen van informatie.
Welke concrete stappen bent u voornemens op tafel te leggen bij de aankomende Informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie, naar aanleiding van de steeds duidelijker wordende signalen dat Poetin de oorlog in Oekraïne wil laten extrapoleren richting de Baltische staten, gezien zijn herhaaldelijke dreigementen richting deze landen?
De recente uitspraken van Poetin over de Baltische staten zijn zeer zorgelijk. De NAVO-bondgenoten worden al jaren geconfronteerd met hybride dreigingen vanuit Rusland, waaronder desinformatie en politieke inmenging. De NAVO en de EU houden de situatie aan de oostflank nauwlettend in de gaten. Zoals in het antwoord bij vraag 2 aangegeven, heeft de NAVO in reactie op de Russische dreiging belangrijke besluiten genomen om de afschrikking en verdediging van het bondgenootschap te versterken, die erop gericht zijn om de veiligheid van het hele NAVO-verdragsgebied blijvend te garanderen. Hiertoe is het noodzakelijk dat de productie- en leveringscapaciteit van de defensie-industrie opgeschaald wordt. Ik heb bij de RBZ Defensie opnieuw het belang van Europese samenwerking hierbij benadrukt (Kamerstuk 2024Z01816).
Vindt u ook dat de richting van de ontwikkelingen nogmaals benadrukken dat we door moeten gaan met structurele militaire steun aan Oekraïne om Russische agressie het hoofd te bieden?
Ja. Het kabinet zet de steun aan Oekraïne in 2024 onverminderd voort. Nederland is momenteel in consultaties met Oekraïne over een bilateraal veiligheidsarrangement. Bij de voortzetting van de steun werkt Nederland nauw samen met bondgenoten en partners in de NAVO, EU en daarbuiten. Nederland doet dit niet enkel in het belang van Oekraïne, maar ook in het belang van de eigen veiligheid. De consequenties van deze oorlog zijn namelijk groot voor de wereld, voor Europa, en daarmee ook voor Nederland. Naast de vrijheid, veiligheid en welvaart van Oekraïne, staan ook die van Nederland en Europa op het spel in deze oorlog, net zoals de internationale rechtsorde.
Het artikel 'Extra munitie voor Oekraïne vergt enorme investeringen' |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Christophe van der Maat (staatssecretaris defensie) (VVD), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Extra munitie voor Oekraïne vergt enorme investeringen»?1
Ja.
Hoe kan het kabinet beter samenwerken met andere Europese landen om de productie van Defensiematerieel, zoals de gangbare kalibers artilleriegranaten en klein kaliber munitie, op korte termijn te stimuleren? Welke rol ziet u hier voor Nederland?
Het kabinet zet in op samenwerking met onze NAVO-bondgenoten en Europese partners om de productie van defensiematerieel te stimuleren. Vraagbundeling draagt bij aan het vergroten van deze productiecapaciteit, omdat dit producenten de benodigde zekerheid op afname van grote hoeveelheden biedt. Dit is recent en in lijn met motie-Dassen over meer gezamenlijke Europese inkoop van munitie (Kamerstuk 36 124, nr. 20) gebeurd door Roemenië, Spanje, Duitsland en Nederland, onder coördinatie van de NAVO Supply and Procurement Agency (NSPA) voor de nieuwe productielijn van Patriot luchtverdedigingsraketten in Europa. Een ander voorbeeld is het contract voor levering van deze Very Short Range Anti-Tank (VSRAT) systemen dat midden-2022 namens 13 NAVO-bondgenoten door de NSPA is getekend. Door schaalvoordelen zijn de eerste raketten een jaar eerder dan voorzien aan de eenheden geleverd.2
Nederland heeft sinds begin deze eeuw3 geen nationale munitieproducerende industrie meer. Daarom hanteert Defensie langlopende raamcontracten, bijvoorbeeld voor klein kaliber munitie (KKM) voor geweren en mitrailleurs. Circa 80% van de klein- en middenkaliber munitie wordt door Nederland in Europa besteld. In lijn met de motie-Tuinman en van Campen over het plaatsen van orders voor gangbare munitiesoorten (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1978) treft Defensie voorbereidingen om voor de korte termijn binnen de Defensiebegroting versneld aanvullend munitie te bestellen. Wij zullen uw Kamer door middel van een DMP-brief zo spoedig mogelijk informeren over de invulling hiervan en de daarbij behorende consequenties. Daarnaast speelt Nederland een actieve rol bij mogelijkheden tot vraagbundeling zoals hierboven beschreven. We zoeken samen met het Ministerie van EZK actief naar mogelijkheden om de Nederlandse Defensie industrie te betrekken bij de productie van Battle Decisive Munitions (BDM) en klein kaliber munitie (KKM), onder meer door licentieproductie in Europa, consortiumvorming en afspraken m.b.t. industriële participatie.
In hoeverre zouden belastingkortingen een rol moeten spelen in het bevorderen van investeringen in de Europese wapenindustrie ten opzichte van subsidies en directe investeringen vanuit de overheid zelf?
Wat het effect zou zijn van een belastingkorting op investering in de wapenindustrie wordt momenteel op Europees en nationaal niveau onderzocht. Anticiperend op een mogelijk voorstel van de Europese Commissie (EC) gaan wij met Financiën in gesprek over de positieve of negatieve gevolgen van zo’n maatregel. In deze analyse worden ook naar alternatieve beleidsopties gekeken ter bevordering van investeringen in de defensie-industrie. De uitkomsten van de studie door de EC van 11 januari naar de financieringsproblemen van MKB in de defensie-industrie zijn hier behulpzaam. Tenslotte wordt gekeken hoe een dergelijke maatregelen samenhangen met bestaande nationale en Europese initiatieven in deze richting, zoals Defence Equity Facility(€ 175 miljoen) specifiek gericht op MKB in de defensie-industrie.4
Kunt u een overzicht geven van de stappen die worden genomen om pensioenfondsen en banken aan te moedigen om te investeren in de Europese Defensie-industrie? Kunt u hierbij specifiek aangeven wat u heeft gedaan sinds de motie Valstar aangenomen is bij de begrotingsbehandeling van 2023? Met welke partijen heeft u wanneer gesproken? Welke acties heeft u uitgezet?
Tijdens de Bestuursraad van het Europees Defensie Agentschap (EDA) op 14 november 2023 namen de Ministers van Defensie een gezamenlijke verklaring aan. Hierin zijn de financiële instellingen aangespoord om hun investeringsbeleid aan te passen en daarbij meer oog te hebben voor het maatschappelijk belang van de defensie-industrie. Nationaal verkent het Ministerie van EZK samen met Defensie, ook in gesprekken met pensioenfondsen en banken, de mogelijkheden voor verbetering van de financiering voor de defensie-industrie. In 2024 zetten we onze verkennende gesprekken met vermogensbeheerders voort, met als doel om de financieringspositie van de defensie-industrie structureel te verbeteren.
Wat zijn de belemmeringen voor Europese landen om vrijwillig gezamenlijk Defensiematerieel in te kopen en hoe kan dit proces worden verbeterd? Hoe beoordeelt u de rol van de Europese Vredesfaciliteit bij het ondersteunen van gezamenlijke inkoopinitiatieven voor Defensiematerieel?
Het gezamenlijk inkopen van defensiematerieel kan worden belemmerd doordat partners elkaar onvoldoende informeren over de nationale planning of te weinig concessies doen aan hun nationale eisen waardoor ze niet goed met elkaar kunnen samenwerken aan geharmoniseerde behoeftestellingen. Ook zijn de leveringsketens in de defensiemarkt vaak nationaal georiënteerd en is dat moeilijk te doorbreken. Samen met onze NAVO-bondgenoten en Europese partners zet Nederland zich er daarom voor in om aanknopingspunten en genoemde sleutelelementen voor samenwerking te verbeteren, bijvoorbeeld via het EDA en de NAVO Defence Industrial Production Board(DIPB). Hiermee willen wij de interoperabiliteit, en daarmee de slagkracht van de Europese landen, vergroten.
Wij verwelkomen de rol van de Europese Vredesfaciliteit bij het ondersteunen van gezamenlijke inkoopinitiatieven voor defensiematerieel. Vorig jaar werd € 1 miljard uit de Europese Vredesfaciliteit ingezet voor de gezamenlijke aanschaf van munitie, als onderdeel van de EU munitie-initiatieven ten behoeve van leveringen aan Oekraïne. In dat kader heeft het kabinet vorig jaar via twee sporen meegedaan aan gezamenlijke aanschaf van 155mm munitie: voor € 130 miljoen aan het inkoopproject van het EDA en voor € 130 miljoen aan het door Duitsland geleide inkoopproject.
Welke maatregelen overweegt het kabinet om de Nederlandse Defensie-industrie op lange termijn te versterken?
De «Defensie Industrie Strategie in een nieuwe geopolitieke context»5 omschrijft welke maatregelen het kabinet hanteert om dat te realiseren. Het kabinet zet daarbij in op de versterking, bescherming en (internationale) positionering van de Nederlandse Defensie Technologische & Industriële Basis (NLDTIB).
In de veranderende veiligheidscontext is er geen enkel Europees land dat geheel zelfstandig voor zijn eigen veiligheid kan zorgen. Nederland wil daarom met vertrouwde partners en in samenspraak met vertegenwoordigers van de NLDTIB en Europese Defensie Technologische en Industriële Basis (EDTIB), een voorstrekkersrol spelen in gemeenschappelijke verwerving, waarbij de weerbaarheid en voortzettingsvermogen van de toeleveranciersketens cruciaal is. De inzet is onder andere gericht op het verstevigen van Nederlandse industriële sterktes. Een voorbeeld daarvan is de inzet op de maritieme maakindustrie, waarover de Kamer onlangs is geïnformeerd6.
Voor de leveringszekerheid geldt dat in een markt die door opgelopen geopolitieke spanningen, een snel groeiende vraag en een achterblijvend aanbod meer onder druk komt te staan, Nederland de strategische nationale belangen sterker borgt. Naast product, levertijd en prijs zal Defensie in het vervolg ook, productiezekerheid, leveringszekerheid en strategische autonomie sterker meewegen. Dit kan betekenen dat Defensie een hogere prijs moet betalen voor Defensiematerieel omdat het bijvoorbeeld in Nederland of een ander Europees land wordt geproduceerd in plaats van daar buiten.
Zijn er plannen om de Nederlandse Defensie-industrie ook meer te richten op nieuwe technologieën zoals drones?
Defensie gaat extra investeren in samenwerkingen met de Nederlandse defensie-industrie om zo de innovatiekracht te verhogen zoals gemeld in de «Uitvoeringsagenda onderzoek en innovatie»7. Drones en dronetechnologie maken deel uit van de technologiegebieden in deze uitvoeringsagenda. Hierbij zetten we ook in op samenwerking met Europese ecosystemen en initiatieven zoals het Europees Defensiefonds. Wij informeren de Kamer uiterlijk Q2 2024 met een uitgebreidere brief over de voortgang van deze agenda en de concrete vervolgstappen.
Op welke manier wordt met industrieën buiten Europa samengewerkt om tekorten aan Defensiematerieel aan te vullen?
Nederland werkt bij voorkeur samen met NAVO-bondgenoten en Europese partners. Met de Verenigde Staten wordt voor de aanschaf van bijvoorbeeld bepaalde typen BDM samengewerkt via het Amerikaanse Foreign Miltary Sales-proces. Voor specifieke types defensie-materieel werkt Nederland ook samen met gelegenheidspartners. Zo is er bijvoorbeeld in juni 2023 met Zuid-Korea een Memorandum of Understanding afgesloten voor versterkte internationale materieelsamenwerking.
Een ander voorbeeld van internationale industriesamenwerking is de Europese productielijn van F35 jachtvliegtuigen. Defensie heeft recent een zestal F-35’s en een viertal MQ-9’s versneld besteld8. De assemblage van de F-35’s, die door een Amerikaans bedrijf worden geleverd, vindt plaats bij de productielijn in Italië. Uw Kamer ontvangt dit kwartaal een brief over de doorontwikkeling van het F-35 programma.
Hoe kan de Europese Defensie-industrie worden gestimuleerd om flexibeler om te gaan met langlopende contracten buiten Europa en zo beter in te spelen op urgente behoeften?
Het kabinet is in gesprek met de defensie-industrie over hoe we in nauwere samenwerking beter kunnen inspelen op de urgente behoeften van Defensie. Defensie kiest ervoor om de ruimte in de bestaande (raam)contracten maximaal uit te nutten zodat we onze munitievoorraden laten doorgroeien richting de geldende NAVO-normen9. De Kamer zal nader geïnformeerd worden over plannen om de productie- en leveringszekerheid in Nederland en Europa te verhogen, zodat de urgente behoeften snel kunnen worden ingevuld.
Wat is de laatste stand van zaken van de gesprekken om aan te sluiten bij het Frans-Duits-Spaanse wapenexportverdrag om zo de industrie meer zekerheid te verlenen?
De Tweede Kamer is op 14 juli 2023 per brief geïnformeerd over het kabinetsvoornemen van Nederlandse toetreding tot het verdrag inzake exportcontrole in het defensiedomein waar op het moment Duitsland, Frankrijk en Spanje bij zijn aangesloten. Na verzending van deze brief zijn de Ministers van Buitenlandse Zaken van de drie huidige verdragspartijen formeel per brief geïnformeerd over de Nederlandse wens tot toetreding waarbij zij zijn verzocht de Nederlandse wens tot toetreding onderling te bespreken.
De verdragspartijen hebben de ontvangst van deze brief bevestigd en toegezegd de Nederlandse wens tot toetreden te bespreken. Het kabinet is in afwachting van de uitkomst van deze besprekingen. Indien de andere verdragspartijen instemmen met de Nederlandse toetreding zal het kabinet toetreding tot het verdrag ter goedkeuring aan het parlement voorleggen.
Kunt u deze vragen uiterlijk op 5 februari 2024 beantwoorden, zodat deze betrokken kunnen worden bij de begrotingsbehandeling?
Ja.
De betrokkenheid van een AIVD’er bij het saboteren van het Iraanse kernwapenprogramma |
|
Joost Sneller (D66) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Sabotage in Iran: een missie in duisternis»?1
Ja. Er is kennisgenomen van genoemde publicatie over dit onderwerp.
In het algemeen geldt dat de Kamer over de vertrouwelijke aspecten van het werk van de diensten via de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD) wordt geïnformeerd. Dit is in overeenstemming met de waarborgen die de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (Wiv) 2017 bevat over onder meer de wettelijke plicht tot geheimhouding van de werkwijze van de diensten.
Op operaties van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, publicaties daarover en veronderstellingen die daarin worden gedaan, juist of onjuist, kan nooit worden ingegaan. De inhoud van publicaties en veronderstellingen die daarin worden gedaan, zijn altijd voor rekening van de betreffende journalist.
Ik hecht er wel aan het volgende te benadrukken:
Alle handelingen van de AIVD en de MIVD zijn gebaseerd op de taken, de verantwoordelijkheden en de bevoegdheden die in de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (Wiv) 2002 waren en thans in de Wiv 2017 zijn opgenomen. Over de vertrouwelijke aspecten van het werk van de diensten wordt via de CIVD politieke verantwoording afgelegd. Bovendien geldt dat de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) te allen tijde belast was en is met de controle op de rechtmatigheid van het handelen van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Daarmee vormt de CTIVD een wezenlijk onderdeel van het stelstel van wettelijke waarborgen die van toepassing zijn op de werkzaamheden van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Wat is uw reactie op het bericht?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u in zijn algemeenheid aangeven wanneer operaties van de inlichtingen-en veiligheidsdiensten (I&V-diensten) in het buitenland goedkeuring vereisen van de politieke leiding?
Voorop staat dat de Wiv 2017 geen onderscheid kent tussen de inzet van bevoegdheden in het binnen- of buitenland. Dat houdt in dat dezelfde voorwaarden en waarborgen gelden voor inzet in het buitenland als voor diezelfde inzet in Nederland, waaronder begrepen de voorgeschreven toestemmingsniveaus uit de Wiv 2017, toetsing door de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) of voorgeschreven meldingen bij de CTIVD.
Zowel in de periode waar de publicatie betrekking op heeft, als nu functioneren de diensten onder de ministeriële verantwoordelijkheid. Zie ook het antwoord op vragen 1 en 2.
Vanwege de genoemde plicht tot geheimhouding kan in het openbaar niet worden ingegaan op de informatievoorziening aan de Minister-President. In het algemeen geldt dat de betrokken Ministers de afweging maken of de Minister-President direct of via de Raad voor de Veiligheids- en Inlichtingendiensten en vertrouwelijk wordt geïnformeerd over het handelen van de diensten.
De AIVD en de MIVD hebben te maken met een stelsel van parlementaire controle. Primair geldt dat parlementaire controle plaatsvindt in het openbaar, via de vaste commissies voor Binnenlandse Zaken (indien van toepassing) en in het geheim – waar het staatsgeheime informatie betreft – in de CIVD. Daarnaast vindt doorlopende controle plaats via de CTIVD, de onafhankelijke en gespecialiseerde toezichthouder op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Ook worden bepaalde door de Minister verleende toestemmingen (de grondslag van een operatie) aan de TIB voorgelegd voor een rechtmatigheidstoets. In andere gevallen mag uitsluitend de Rechtbank Den Haag toestemming verlenen.
Verder wordt over de aard en inhoud van de informatievoorziening en verantwoording aan de CIVD door het kabinet in het openbaar geen mededelingen gedaan.
Kunt u in zijn algemeenheid aangeven wanneer de I&V-diensten verantwoording moeten afleggen voor operaties in het buitenland?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt zonder in te gaan op deze specifieke casus reageren op de duiding van topambtenaar Wim Kuijken dat het tot de professionele taak hoort van de AIVD om de Minister te informeren bij dit soort operaties, en dat ook de Minister-President op de hoogte dient te zijn «vanwege de mogelijke geopolitieke implicaties»?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt in zijn algemeenheid aangeven wanneer de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD) over operaties in het buitenland geïnformeerd moet worden?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u van mening dat de democratische controle op de operaties waar de I&V-diensten aan deelnemen voldoende geborgd is?
Ik ben van mening dat zowel de democratische controle alsook het toezicht op de handelingen van de diensten, zijn geborgd. Ik verwijs u verder naar de beantwoording van vraag 1 en 2.
Kan het voorkomen dat de Nederlandse I&V-diensten hulpverlenen aan acties van andere I&V-diensten zonder zelf op de hoogte zijn van wat die acties behelzen, en wat de (geopolitieke) gevolgen zijn van die acties? Acht u dat wenselijk?
Er wordt in het openbaar niet ingegaan op de werkwijze van de diensten, waaronder de aard van de samenwerking met inlichtingen- en veiligheidsdiensten van andere landen (hierna: buitenlandse diensten).
Internationale samenwerking is voor de AIVD en de MIVD van essentieel belang.
De samenwerking met buitenlandse diensten moet voldoen aan de wettelijke vereisten en waarborgen zoals door de Wiv 2017 is bepaald.1 Dat betreft allereerst de bevoegdheid tot het aangaan van samenwerkingsrelaties met buitenlandse diensten en de daaraan voorafgaande, door de diensten te maken, weging die bepalend is voor de vraag of en, zo ja, waaruit die samenwerking kan bestaan. De Wiv 2017 geeft verder een regeling voor de verstrekking van gegevens alsmede het verlenen van technische en andere vormen van ondersteuning aan buitenlandse diensten. Tevens bevat de Wiv 2017 een regeling voor het doen van verzoeken om technische en andere vormen van ondersteuning aan buitenlandse diensten door de AIVD of MIVD.
De samenwerking met buitenlandse diensten valt volledig onder het toezicht van de CTIVD.
Welke eisen stellen de Nederlandse I&V-diensten aan het meewerken aan operaties geleid door I&V-diensten van andere landen?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u bevestigen dat de AIVD in 2007 betrokken was bij een sabotageactie van het Iraanse kernwapenprogramma? Zo ja, heeft er op enige wijze politieke goedkeuring plaats gevonden van deze actie? Is er op enige wijze achteraf verantwoording afgelegd over de actie?
Gelet op de wettelijke plicht tot geheimhouding van de werkwijze van de diensten, kan ik niet inhoudelijk reageren op vermeende betrokkenheid van Nederland. In voorkomende gevallen dat de Kamer geïnformeerd dient te worden, zal dit via de CIVD worden gedaan.
Kunt u bevestigen dat de AIVD «wist dat het meedeed aan een operatie om het Iraanse nucleaire programma te saboteren», zoals de Volkskrant stelt? Zo ja, in hoeverre zou op basis van die kennis volgens u goedkeuring verzocht moeten worden voor de deelname bij de politieke leiding? In hoeverre had op basis van die kennis de CIVD geïnformeerd moeten worden?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u bevestigen dat de AIVD niet wist op welke wijze de eigen agent zou bijdragen aan het saboteren van het Iraanse kernwapenprogramma, namelijk via het inbrengen van een computervirus?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat Nederland operaties uitvoert met mogelijk verstrekkende gevolgen zonder zelf volledig op de hoogte te zijn van de inhoud van die operaties?
Zie het antwoord op vraag 8.
Waren de handelingen (of het gebrek daaraan) van de AIVD m.b.t. de sabotageactie volgens u in strijd met de toen geldende wetgeving, in het bijzonder de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) 2002?
Gelet op de wettelijke plicht tot geheimhouding van de werkwijze van de diensten, kan ik niet inhoudelijk reageren op vermeende betrokkenheid van Nederland. In voorkomende gevallen dat de Kamer geïnformeerd dient te worden, zal dit via de CIVD worden gedaan.
Zouden de handelingen (of het gebrek daaraan) van de AIVD m.b.t. de sabotageactie volgens u in strijd zijn met de Wiv 2017 en de Tijdelijke wet cyberoperaties?
De Wiv 2017 noch het kabinet spreken van «sabotage». De memorie van toelichting (MvT) op de Wiv 2017 spreekt van de mogelijkheid om verstoringsacties uit te voeren, als één van de maatregelen zoals hieronder beschreven.
De Wiv 2017 bevat de bevoegdheid tot het bevorderen of treffen van maatregelen ter bescherming van door de betreffende dienst te behartigen belangen. Vooropgesteld wordt dat deze bevoegdheid qua inzet, impact en risicoafwegingen veel verschillende verschijningsvormen kent. Bij het bevorderen of het treffen van maatregelen gaat het er met name om bepaalde anti-democratische, staatsgevaarlijke activiteiten of andere activiteiten die gericht zijn tegen één van de in de Wiv genoemde belangen te ontmoedigen of in de kiem te smoren met als uiteindelijke doel (preventief) te voorkomen dat de ermee gepaard gaande risico’s worden gerealiseerd.
De juridische basis om een verstoringsactie uit te voeren – met de explicitering dat hierbij gebruik mag worden gemaakt van een technisch hulpmiddel – is terug te vinden in artikel 73 lid 1 van de Wiv 2017. In de MvT Wiv 2017 is de toelichting op artikel 73 terug te vinden in paragraaf 4.3.2 In de Wiv 2002 was deze juridische basis terug te vinden in artikel 21 lid 1 sub a onder 2.
De Tijdelijke Wet onderzoek naar landen met een offensief cyberprogramma wijzigt niets aan de bevoegdheid in het wettelijke kader hieromtrent en de waarborgen die hiervoor gelden. De Wiv 2017 blijft op dit punt onverkort van kracht.
Zie verder het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) te verzoeken onderzoek te doen naar deze casus?
De CTIVD bepaalt als onafhankelijke toezichthouder binnen de wettelijke kaders van de Wiv 2017 zelf of, en zo ja naar welk onderdeel van het handelen van de diensten zij onderzoek zal instellen. Het is mij niet bekend of de CTIVD voornemens is een onderzoek naar deze casus in te stellen.
De zorgen van Commandant der Strijdkrachten Onno Eichelsheim over de capaciteit van de Defensieindustrie |
|
Gijs Tuinman (BBB) |
|
Christophe van der Maat (staatssecretaris defensie) (VVD), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het interview dat NRC heeft afgenomen met de Commandant der Strijdkrachten (CDS) Onno Eichelsheim?1
Het interview dat NRC heeft afgenomen met de CDS is bekend.
Op welke datum verwacht u dat de eerste granaat op Nederlandse bodem zal worden geproduceerd?
Het kabinet onderkent dat de munitie-producerende industrie moet opschalen, zowel binnen het NAVO bondgenootschap voor de noodzakelijke afschrikking en verdediging, als binnen Europa voor het verminderen van afhankelijkheden. Defensie zet nu stappen, zoals vraagbundeling, om het effect van vergroting van de productiezekerheid en leverings-zekerheid op de middellange termijn te bereiken.
Specifiek voor 155mm artilleriegranaten voor de Pantserhouwitser, maar ook voor 35mm granaten voor het CV90 infanteriegevechtsvoertuig beschikt Defensie over langlopende raamcontracten met de Europese industrie. Een eerste marktanalyse wijst uit dat deze bestaande Europese fabrikanten voldoende opschaalvermogen hebben om de Nederlandse meerbehoefte aan granaten voor de inzetvoorraad binnen vier jaar te kunnen vervullen. Daarom kiest Defensie er voor om de ruimte in de bestaande raamcontracten nog verder uit te nutten zodat we onze munitievoorraden – sneller dan in de Defensienota 2022 aangegeven – laten doorgroeien richting de geldende NAVO-normen.
Specifiek voor battle decisive munitions kijken we, samen met het Ministerie van EZK, naar een betekenisvolle bijdrage op munitiesoorten waar nog geen of nauwelijks Europese opschaling plaatsvindt. Bijvoorbeeld luchtverdedigingsraketten die nu nog van een Amerikaanse productielijn komen. Voor Patriot raketten wordt een Europese productielijn geopend in Duitsland, dit biedt een handelingsperspectief voor andere raketten.
Gezien het feit dat 30% van alle moderne wapensystemen onbemand zijn en de Landmacht een testeenheid Robots and Autonomous Systems heeft opgericht, hebben de Luchtmacht, Marine en Koninklijke Marechaussee (KMAR) plannen voor vergelijkbare eenheden?
De Koninklijke Marine heeft vooralsnog geen plan voor het oprichten van een aparte eenheid voor onbemande systemen. Deze systemen zullen organiek ondergebracht worden bij bestaande en toekomstige (bemande) eenheden. Voorbeelden zijn de onbemande systemen voor het bestrijden van zeemijnen die aan boord van de vervangende capaciteit voor de huidige mijnenjagers worden geplaatst en de nieuwe Anti Submarine Warfare-fregatten die met onbemande systemen zullen worden uitgerust. Daarnaast werkt de Koninklijke Marine al decennia met (deels) onbemande wapensystemen zoals de luchtverdedigingssystemen.
De Luchtmacht beschikt over een afdeling die werkt aan onbemande systemen. In 2024 wordt bij kennisinstituten onderzoek uitgevoerd naar potentiële toekomstige concepten. Dit onderzoek is een opstap naar een eventueel toekomstig Concept Development en Experimentation traject (net als de RAS eenheid nu voor het land domein uitvoert), afhankelijk van de uitkomsten van het genoemde onderzoek.
De Koninklijke Marechaussee (KMar) heeft vooralsnog geen plannen voor de oprichting van een aparte eenheid voor onbemande systemen. De onbemande systemen worden op het moment getest en zijn organiek ondergebracht bij bestaande eenheden. Deze systemen zijn onbemand, maar niet autonoom. De KMar werkt wel samen met de RAS eenheid bij gezamenlijke onderzoeksprojecten. Bovendien heeft de KMar op het gebied van robotica een formele samenwerking met het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Politie, Dienst Justitiële Inrichtingen en TNO.
Zo niet, bent u bereid om de oprichting van zulke eenheden te onderzoeken?
Zie antwoord vraag 3.
Gezien het feit dat de Koninklijke Luchtmacht acht drones ter waarde van 400.000.000 euro in gebruik heeft en de ervaring in Oekraïne leert dat dit type drones een beperkte overlevingstijd heeft waardoor de Verenigde Staten deze niet meer aan Oekraïne leveren, kunt u aangeven of dit het type «drones van de toekomst' is waar de CDS het over heeft in het NRC-artikel?
In het NRC-artikel wordt gedoeld op andere type drone of onbemande (wapen)systemen dan de MQ-9 Reaper. Niettemin is en blijft de MQ-9 onderdeel van een toekomstige krijgsmacht die steeds meer zal bestaan uit onbemande sensor- en wapensystemen in het land, zee- en luchtdomein.
Defensie beschikt met de MQ-9 over een Airborne Intelligence, Surveillance and Reconnaissance (ISR) capaciteit die in staat is gelijktijdig op twee assen, boven land en boven zee, hoogwaardige informatie te verzamelen. De MQ-9 maakt deel uit van een breder bereik aan toekomstige onbemande (airborne) systemen met onder andere de kleinere onbemande systemen zoals de Raven, Puma en X-300 integrator. Uitbreiding van dit bereik met ISR-platformen en wapendragers, die een hogere overlevingskans hebben, worden onderzocht binnen EU- en NAVO-verband. Daarnaast zal naar verwachting het aantal lichte relatief goedkope onbemande systemen, die als verbruiksartikel worden ingezet, toenemen.
Zo niet, welk type dan wel?
Zie antwoord op vraag 5.
Is de Defensievisie 2035 nog steeds actueel in verband met toegenomen dreigingen en de lessen geleerd uit de oorlog in Oekraïne?
Nee. De Defensievisie 2035 is gepubliceerd in 2020 en keek vijftien jaar vooruit. De analyse en richting zijn nog steeds valide. Tegelijkertijd is Defensie voortdurend bezig met het verder ontwikkelen van haar strategie en krijgsmacht gebaseerd op een doorlopende analyse van veranderende dreigingen en geopolitieke ontwikkelingen. De recente ontwikkelingen waaronder de oorlog in Oekraïne en dreigingen elders in de wereld nopen voortdurend tot adaptatie om de relevantie en effectiviteit van het optreden van de krijgsmacht constant te waarborgen. Ook de NAVO (New Force Model) en EU (Strategisch Kompas) werken voortdurend aan hun voorbereiding voor de langere termijn.
Zou u deze vragen een voor een willen beantwoorden?
Ja.
Zou u deze vragen zo snel mogelijk kunnen beantwoorden?
Ja.
Kernwapenoefeningen op luchtmachtbasis Volkel |
|
Sarah Dobbe , Bart van Kent |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Is het juist dat het 312e squadron van de 1e Wing op Volkel deel is van de zogeheten «NATO nuclear sharing-overeenkomst» waarin de Verenigde Staten (VS) de Nederlandse F-16’s uitrusten en de piloten trainen in het gebruik van kernwapens?1 Zo nee, wat zijn dan de feiten?2
Zoals bij uw Kamer bekend is (meest recentelijk in de Kamerbrief inzake uitvoering van de motie Van Dijk over de stand van zaken rond nucleaire ontwapening en de modernisering van kernwapens, d.d. 22 december 2022, Kamerstuk 36 200 V, nr. 73), heeft Nederland binnen de NAVO een kernwapentaak. Nederland draagt daarmee bij aan de bondgenootschappelijke afschrikking, en dus aan de veiligheid van de NAVO-bondgenoten en daarmee van Nederland zelf. Met de uitvoering van deze taak is één squadron F-16’s belast en deze dual-capable jachtvliegtuigen zijn gestationeerd op de vliegbasis Volkel. Om veiligheidsredenen kunnen geen mededelingen worden gedaan over details die verband houden met de kernwapentaak van Nederland.
Is het juist dat een of meerdere piloten van het 312e squadron een afbeelding van een atoomontploffing op hun helm hebben? Zo ja, geldt dat voor alle leden van het squadron of slechts enkele?
Zie antwoord vraag 1.
Is het juist dat dit onderdeel van de Nederlandse luchtmacht sinds 2021 heeft geoefend met de procedures voor het gebruik van de B-61-12-kernbom?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, meest recentelijk in de antwoorden op Kamervragen van de leden Karabulut, Ploumen en Van Ojik d.d. 8 december 2020 (kenmerk 2020Z22450), wordt binnen de NAVO geoefend met nucleaire scenario’s, op alle niveaus, met als doel om de veiligheid en effectiviteit van de bondgenootschappelijke nucleaire afschrikking te garanderen. Over de precieze aard van deze oefeningen kunnen onder de geldende bondgenootschappelijke afspraken geen mededelingen worden gedaan.
Wanneer zijn de oefeningen precies begonnen?
Zie antwoord vraag 3.
Is het juist dat het daarbij een oefenversie betrof van de B-61-12, zoals op een van de bijgeleverde foto’s in de bron is te zien? Zo nee, hoe zijn dan de feiten?3
Zie antwoord vraag 3.
Kan hieruit worden afgeleid dat de F-16 geschikt is voor het gebruik van de B-61-12, die immers is voorzien voor de F-35?
De F-35 zal in de komende tijd de kernwapentaak van de F-16 overnemen. Op basis van bondgenootschappelijke afspraken kunnen geen mededelingen worden gedaan over de details van de transitie naar de F-35 voor de kernwapentaak. Over de modernisering van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens is uw Kamer in de afgelopen jaren herhaaldelijk geïnformeerd. Daarbij is aangegeven dat de Verenigde Staten een levensduurverlengingsprogramma (Life Extension Program) uitvoeren, met als doel de veiligheid en effectiviteit van onder meer het type B-61 kernwapen blijvend te garanderen. Vanwege veiligheidsredenen en op grond van bondgenootschappelijke afspraken kunnen geen mededelingen worden gedaan over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens.
Kan worden uitgesloten dat de F-16 staat gepland voor gebruik van de B-61-12? Zo nee, waarom niet en hoe is de planning van de F-16 voor dat gebruik?
Zie antwoord vraag 6.
Wanneer verwacht u dat de F-35 de echte B-61-12 kan gebruiken?
Zie antwoord vraag 6.
Wanneer verwacht u dat de B-61-12-bommen in Volkel aankomen?
Zie antwoord vraag 6.
De kosten van afschalen van de steun aan Oekraïne |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Gerrit van Leeuwen |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel The High Price of Losing Ukraine: Military-Strategic and Financial Implications of Russian Victory1 en het artikel De kosten en baten van «onze» lotsverbondenheid met Oekraïne2?
Ja.
Wat vindt u van de conclusie van de analyse van het Amerikaanse Institute for the Study of War (ISW) dat het Amerikaanse volk het recht heeft om te bevragen wat de financiële kosten zouden kunnen zijn als Oekraïne niét wordt geholpen, juist omdat zij zoveel besteden om Oekraïne in de strijd tegen Rusland te helpen? Deelt u de mening dat dit net zo goed geldt voor de Nederlandse (en Europese) bevolking?3
Het is het beleid van het kabinet de steun aan Oekraïne onverminderd voort te zetten. Nederland doet dit samen met partners in de EU, NAVO en daarbuiten. Nederland doet dit niet enkel in het belang van Oekraïne, maar ook in het eigen belang. De consequenties van deze oorlog zijn namelijk groot voor de wereld, Europa en daarmee ook voor Nederland. Het niet steunen van Oekraïne heeft ook (financiële) consequenties voor Nederland. De consequenties zijn breder dan een financiële kosten-baten analyse. Het is gestoeld op het besef dat naast de vrijheid, veiligheid en welvaart van Oekraïne, ook die van Nederland en Europa op het spel staan in deze oorlog, net zoals de internationale rechtsorde.
Onderschrijft u conclusie van het ISW dat nu korten op steun aan Oekraïne op langere termijn mogelijk veel hogere kosten met zich zal brengen en dat de kosten dus op dit moment in wezen voor de baten uitgaan?
Korten op steun aan Oekraïne heeft, behalve grote gevolgen voor Oekraïne, ook directe implicaties voor veiligheid en welvaart op het Europese continent. Als Rusland deze oorlog wint, zal dit de vrijheid, veiligheid en welvaart van zowel Oekraïne, Europa en Nederland ernstig aantasten. De kosten en vergaande consequenties hiervan zijn breder dan (enkel) financiële kosten en inderdaad veel hoger dan onze steun aan Oekraïne nu. Zo bezien is de internationale en Nederlandse steun aan Oekraïne een investering in onze collectieve vrijheid, veiligheid en welvaart op lange termijn.
Deelt u de mening dat het van groot belang is dat goed in kaart wordt gebracht wat, naast de immense klap voor onze waardengemeenschap, de financiële kosten voor Nederland en de Europese Unie zouden kunnen zijn als de steun, zowel militair als civiel, aan Oekraïne wordt afgeschaald en Oekraïne vervolgens de oorlog van Rusland verliest?
Het is evident dat een Oekraïens verlies zeer schadelijk zou zijn voor Nederland, de Europese Unie en de internationale rechtsorde. Hoewel deze kosten veel breder zijn dan enkel financieel en moeilijk te becijferen, voert het kabinet doorlopend gesprekken met onderzoeksinstituten, onder andere over scenario’s. Ook in de ministeries staat het denken hierover nooit stil. We blijven de Kamer doorlopend informeren over onze inzet ten aanzien van de oorlog, en welke afwegingen daaraan ten grondslag liggen.
Worden er ook door Nederlandse onderzoeksinstituten of door de ministeries zelf dergelijke kosten-baten scenario’s uitgewerkt met betrekking tot de oorlog in Oekraïne? Zo ja, welke zijn dit en kunnen deze met de Kamer worden gedeeld (indien afkomstig van het ministerie)? En zo nee, bent u voornemens een grondig onderzoek/analyse in gang te zetten naar de mogelijke gevolgen van een verlies van Oekraïne?
Zie antwoord vraag 4.
Wordt in bondgenootschappelijk verband (EU/NAVO) onderzocht welke financiële en militair-strategische gevolgen een verlies van Oekraïne mogelijk zou hebben?
Binnen de NAVO en EU wordt gesproken over alle scenario’s en de mogelijke gevolgen daarvan. De NAVO en de EU blijven daarbij alle nodige stappen nemen om de veiligheid van het verdragsgebied te waarborgen. Het kabinet kan omwille van de veiligheid niet publiekelijk ingaan op details van deze scenario’s.
Kan het demissionaire kabinet actiever gaan communiceren over de financiële en militaire risico’s die wij in Nederland lopen, indien Oekraïne de oorlog verliest?
Het kabinet communiceert reeds actief over het belang van steun aan Oekraïne en de bedreiging die Rusland vormt voor onze nationale en internationale veiligheid. Hierbij behoort ook het benoemen van risico’s van een eventueel verlies van Oekraïne. Deze boodschap wordt door onder andere de Ministers van Buitenlandse Zaken, Defensie en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking als ook de Commandant der Strijdkrachten consistent verwoord bij publieke optredens4. Ook in lijn met de motie Dassen c.s.5 zal het kabinet waar mogelijk en relevant blijven communiceren over eventuele maatschappelijke gevolgen en benodigde investeringen in de eigen veiligheid. Er wordt altijd een afweging gemaakt tussen het belang van operationele veiligheid en dat van het delen van informatie.
Heeft u kennisgenomen van het rapport Setting Transatlantic Defence up for Successvan het Estlandse Ministerie van Defensie, waarin wordt betoogd dat we Rusland in Oekraïne een halt kunnen toeroepen, indien EU-lidstaten samen 0,25 procent van hun bbp (120 miljard euro) zouden willen besteden aan militaire hulp aan Kyiv? Wat vindt u van dit voorstel?
Ja. Sinds het begin van de Russische invasie van Oekraïne zet Nederland zich, samen met internationale partners, in om Oekraïne militair te steunen en zo een halt toe te roepen aan de Russische agressie. Het is ook in het belang van onze eigen veiligheid en vrijheid om deze steun voort te zetten. Het is hierbij belangrijk dat alle internationale partners bijdragen. Het kabinet verwelkomt alle oproepen aan internationale bondgenoten om de steun aan Oekraïne kracht bij te zetten. Daarbij is Nederland pragmatisch over de manier waarop deze steun het beste wordt ingevuld.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór de begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken?
Helaas is dit niet voor de begrotingsbehandeling gelukt.
De inzet van de Zr. Ms. Holland bij de hulpverlening aan de Gazastrook |
|
Don Ceder (CU) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Klopt het dat de Israëlische Minister van Buitenlandse Zaken Eli Cohen op 20 december jongstleden tijdens een bezoek aan Cyprus heeft gezegd dat Israël het idee van een maritieme humanitaire corridor wil steunen en Israël ermee instemt om via deze corridor een snelle route voor humanitaire hulp aan Gaza op te zetten?1
Het kabinet is bekend met de berichtgeving in de media over de uitspraken van Minister Cohen tijdens zijn bezoek aan Cyprus.
Hoe geeft Nederland vervolg aan deze instemming, gezien ook het feit dat Nederland een van de initiatiefnemers van deze maritieme humanitaire corridor is?
De meest effectieve weg om hulpgoederen aan Gaza te leveren op de schaal die nodig is om in de humanitaire noden te voorzien, is het verruimen en versnellen van toegang over land. In dit kader verwelkomt het kabinet de opening van de grensovergang bij Kerem Shalom en benadrukt Nederland bij alle gesprekspartners het belang van onmiddellijke en ongehinderde humanitaire toegang.
De ernst van de humanitaire crisis heeft er de afgelopen maanden toe genoopt om – in aanvulling op toegang over land – alle opties te onderzoeken, waaronder de mogelijkheid om hulpgoederen over zee te leveren. Cyprus heeft afgelopen najaar het initiatief genomen om dit met partners, waaronder Nederland, verder te verkennen. Ook het VK heeft uitvoerig de verschillende opties onderzocht. De volledige medewerking van Israël is een belangrijke voorwaarde voor het opzetten van een maritieme humanitaire corridor. Ondanks de uitspraken van Minister Cohen op 20 december 2023 dat Israël een dergelijke corridor wil steunen is die medewerking er niet. Het opzetten van een maritieme corridor kent tevens nog praktische en logistieke beperkingen. Ook de betrokkenheid van partnerlanden en VN-organisaties is essentieel. Vooralsnog heeft zich dit in internationaal verband onvoldoende uitgekristalliseerd.
Waarom wacht Nederland nu op een verzoek om humanitaire hulp te leveren, nu de Israëlische Minister Cohen heeft gezegd dat de hulp onmiddellijk kan beginnen?2 Nederland heeft toch met dit doel de Holland naar de regio gestuurd?
Nederland spant zich in internationaal verband op diverse manieren in om op grotere schaal humanitaire hulp aan Gaza te leveren. Naast de ongeoormerkte structurele bijdragen aan humanitaire organisaties heeft het kabinet EUR 50 mln. vrijgemaakt aan additionele humanitaire bijdragen voor Gaza (via UNRWA, het Nederlandse Rode Kruis en het World Food Program). Daarnaast heeft het kabinet een speciaal humanitair gezant voor Gaza benoemd om samen met internationale partners invulling te geven aan de Nederlandse humanitair diplomatieke inzet.
In de Kamerbrief d.d. 8 november 2023 «Militaire inzet ten behoeve van steun Gaza en de regio» is de Kamer geïnformeerd over het gereedstellen van Zr. Ms. Holland, voor ondersteuning van taken in het kader van een mogelijke evacuatie of het eventueel bieden van humanitaire hulp via een maritieme corridor. Een maritieme corridor heeft in internationaal verband echter nog geen invulling gekregen. De prioritaire weg om humanitaire toegang te verruimen blijft over land.
In de Kamerbrief «Update inzet Zr. Ms. Holland» informeerde de Minister van Defensie de Kamer dat Zr. Ms. Holland eind januari zal terugkeren naar Nederland. Indien de mogelijkheid voor het leveren van hulpgoederen over zee zich op een later moment toch voordoet, zal opnieuw worden bezien of en, zo ja, op welke manier Nederland hier een bijdrage aan kan leveren.
Kunt u niet zelf contact opnemen met de Israëlische regering om de inzet van de Holland te bespreken? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft zeer regelmatig en op diverse niveaus contact met de Israëlische autoriteiten. Behalve de bilaterale gesprekken van kabinetsleden en de contacten van de Nederlandse ambassade in Tel Aviv vinden er frequent politieke en hoogambtelijke bezoeken plaats. Eind december bracht de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking samen met de speciaal humanitair gezant voor Gaza een bezoek aan Egypte, de Palestijnse Gebieden en Israël dat in het teken stond van de humanitaire toegang. Daarbij lag de nadruk op het verruimen van toegang over land. Onlangs bezochten ook de Minister van Defensie en de Minister van Buitenlandse Zaken hun Israëlische counterparts. Zij benadrukken continu het belang van snelle en ongehinderde toegang voor humanitaire hulp in hun gesprekken met Israël. Dergelijke contacten zal Nederland voortzetten.
Hoe kan Nederland nu samen met de andere landen die deelnemen aan de maritieme humanitaire corridor meer hulp via zee bij de mensen krijgen die dit nodig hebben?
Het verlenen van humanitaire hulp aan Gaza is niet afhankelijk van de vorming van een maritieme corridor of van de Nederlandse inzet van militaire middelen. Ook bij partnerlanden is een volwaardige maritieme route voor de levering van hulpgoederen aan Gaza vooralsnog niet van de grond gekomen. Pogingen van andere landen om direct vanaf zee hulp in Gaza aan te landen, al dan niet vanaf Cyprus of via een haven in Egypte of Israël, hebben nog niet geleid tot het gewenste resultaat.
Het verruimen en versnellen van de toegang van humanitaire hulp aan Gaza over land is prioritair. De Nederlandse inzet blijft zich daarom primair richten op de steun aan internationale hulporganisaties en het bevorderen van veilige, onmiddellijke en ongehinderde humanitaire toegang over land. Tevens blijft het kabinet mogelijkheden voor steun via de lucht of over zee verkennen. Indien de mogelijkheid voor het leveren van hulpgoederen over zee zich op een later moment toch voordoet zal opnieuw worden bezien of en, zo ja, op welke manier Nederland hier een bijdrage aan kan leveren.
De mogelijke oprichting van een eigen tankbataljon |
|
Gijs Tuinman (BBB), Derk Boswijk (CDA), Diederik van Dijk (SGP) |
|
Christophe van der Maat (staatssecretaris defensie) (VVD), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met Kamerstuk 27 830, nr. 410 en het nieuwsartikel «Defensie heeft uitgewerkt plan voor terugkeer tanks klaarliggen»?1
Ja
Deelt u de mening dat het van wezenlijk belang is dat Nederland weer de beschikking krijgt over een eigen tankbataljon, eventueel binnen de Duits-Nederlandse samenwerking, voor het landgevecht van nu en de toekomst en om te voldoen aan de NATO Defence Planning Capability Review waarin Nederland tot nog toe in gebreke blijft met betrekking tot de prioriteitsdoelstelling voor het leveren van een zware en een medium infanteriebrigade?
Gezien de verslechterde veiligheidssituatie sinds 2022 is het van wezenlijk belang dat onze krijgsmacht verder wordt versterkt. In de NATO Defence Planning Capability Review (DPCR, Kamerstuk 28 676, nr. 421 van 15 november 2022) oordeelt de NAVO dat de Nederlandse krijgsmacht met de Defensienota ’22 (DN22) over de gehele linie een opwaartse lijn heeft ingezet, maar dat er ook aanhoudende tekortkomingen zijn, met name op het terrein van slagkracht en (operationele) gevechtsondersteuning in het landdomein. Daarbij is de NAVO kritisch over het niet voldoen aan de prioriteitsdoelstelling voor het leveren van een zware en medium infanteriebrigade.
In de Defensienota 2022 is op basis van de beschikbare financiële middelen en het nationale militaire advies besloten de slagkracht gericht te versterken. Daarom is binnen de keuzes van de Defensienota 2022 geen tankbataljon opgericht. Sinds 2022 is de veiligheidssituatie verder verslechterd. Tegen de achtergrond van de aanhoudende Russische aanvalsoorlog in Oekraïne en de sterk toegenomen dreiging richting het NAVO-verdragsgebied, hebben de bondgenoten daarom tijdens de NAVO-top in Vilnius met de Defence Investment Pledgeafgesproken om minimaal 2 procent van het BBP uit te geven aan Defensie (Kamerstuk 28 676, nr. 440). Indien er extra budget voor de Krijgsmacht komt, dan kijken we over de volle breedte naar capaciteiten. Een besluit over een tankbataljon is daarom aan een volgend Kabinet.
Kunt u aangeven hoe Nederland en Duitsland de oprichting van een mogelijk nieuw tankbataljon in gezamenlijkheid gaan organiseren?
Een mogelijk nieuw tankbataljon zou kunnen worden gespiegeld met het huidige Duits-Nederlandse 414 Tankbataljon. De tanks zouden dan volledig Nederlands eigendom zijn en 20% Duits bemenst.
Kunt u aangeven wat de oprichting van een mogelijk nieuw tankbataljon voor de gezamenlijke Duits-Nederlandse gevechtskracht betekent en wat dit voor de Nederlandse gevechtskracht betekent?
Een nieuw tankbataljon zou betekenen dat Nederland extra slagkracht toevoegt aan de gezamenlijke gevechtskracht van NAVO. Hiermee wordt tevens de prioriteitsdoelstelling voor een Heavy Infantry Brigade (HIB) verder ingevuld. Een tankbataljon biedt de HIB versterking in slagkracht, bescherming en genetwerkte sensoren. Dit betekent eveneens een versterking voor het divisie- en legerkorpsniveau waarbij de Nederlandse brigade is ingedeeld. In de Defensienota 2022 zijn al stappen gezet om de slagkracht van de krijgsmacht te vergroten. Keuzes over de verdere versterking van de krijgsmacht zijn aan een volgend kabinet.
Worden er ook verdere vervolgstappen gezet naar aanleiding van de inventarisatie inzake de oprichting van een eigen tankbataljon? Zo ja, welke? Of blijft het vooralsnog bij deze informatiebrief?
Uitbreiding van de krijgsmacht met een tankbataljon is thans niet begroot (Kamerstuk 27 830, nr. 410). Er worden op dit moment dan ook geen verdere vervolgstappen gezet.
Staat u nog steeds achter uw stellingname dat financiën de grote bottleneck is? Hoe verhoudt zich dit tot de onderbesteding van de afgelopen jaren en het feit dat waarschijnlijk ook de komende jaren sprake zal zijn van onderuitputting? In hoeverre is het mogelijk om de aanschaf van tanks te financieren uit de onderuitputting op de begroting van Defensie, inclusief het Defensiematerieelbegrotingsfonds?
Defensie heeft ten opzichte van 2022 in 2023 € 2 miljard meer uitgegeven en is € 5 miljard meer verplichtingen aangegaan. Een tankbataljon kost jaarlijks tussen € 260–315 miljoen. Dit omvat over een planperiode van 15 jaar zowel de investeringskosten, de materiële en personele exploitatiekosten als gerelateerde kosten voor zogeheten «tweede en derde orde effecten». De huidige begroting biedt geen financiële ruimte voor uitbreiding van de krijgsmacht met een tankbataljon. Ook niet vanuit onderbesteding. Er zijn namelijk al verplichtingen aangegaan voor dit budget. Het DMF biedt juist ruimte om budget te schuiven naar jaren dat het budget nodig is voor betalingen. Met incidenteel geld kan daarom geen structurele capaciteit worden gefinancierd. Een besluit over een tankbataljon is daarom aan een volgend Kabinet.
Wat zijn volgens u de consequenties op het gebied van personele en materiele gereedheid en geoefendheid van het eventueel stationeren van een op te richten tankbataljon in Nederland (Havelte bijvoorbeeld)?
De samenwerking met Duitsland levert diverse (schaal)voordelen op. Zo bieden de oefen- en schietterreinen bij de Nederlandse kazernes onvoldoende ruimte om realistisch met een tankbataljon te kunnen trainen of schieten; biedt stationering op Bergen-Hohne voordelen voor opleiden & trainen; legt het geen beslag op schaarse bouw-, stikstof- en geluidsruimte in Nederland; biedt het instandhoudingsvoordelen vanwege geografische nabijheid van de industrie en opleidingsvoordelen vanwege nabijheid van het tankopleidingscentrum. Daarnaast is in Duitsland de meeste infrastructuur, zoals legering, les- en kantoorgebouwen, logistieke magazijnen en technische ruimtes al beschikbaar.
Kunt u nader toelichten hoe de observatie over technologische ontwikkelingen en wenselijkheid van geïntegreerde bemande en onbemande systemen mee zijn genomen in de analyse over het oprichten van een eigen tankbataljon?
Technologische ontwikkelingen en voortschrijdend inzicht maken het mogelijk en wenselijk dat een eventueel tankbataljon in de toekomst 2/3 bemand en 1/3 onbemand wordt. Nederland werkt nationaal aan de ontwikkeling van Future Ground Combat Systems, o.a. door de Robotics & Autonomous Systems (RAS) eenheid en het kennisproject Combat Unmanned Ground Systems (CUGS). Met het project CUGS werkt Defensie toe naar oplossingen, die op de middellange termijn invulling kunnen geven aan de eerste onbemenste operationele capaciteit. Nederland zoekt daarbij, zoals in de motie-Stoffer (Kamerstuk 35 570 X, nr. 53) opgeroepen, internationale aansluiting bij het Frans-Duitse project Main Ground Combat System (MGCS). MGCS voorziet vanaf 2040 de eerste Europese next generation combat systems te leveren, waaronder de integratie met volledig onbemenste gevechtssystemen.
Kunt u de Kamer een nadere kostenspecificering toedoen hoe de jaarlijks terugkerende kosten (geraamd op € 260–315 miljoen) zijn opgebouwd? Welke schaalwinsten zijn daarin opgenomen, daar gezamenlijk in te kopen met Duitsland en gezamenlijk ketens te gebruiken op het gebied van voorraad, onderhoud, herstel en kennismanagement?
Deze kostenspecificatie bevat commercieel vertrouwelijke elementen. Derhalve is de specificering in de bijgaande vertrouwelijke bijlage opgenomen. Het Europese Leopard 2A8 Procurement Initiative biedt schaalvoordelen op het gebied van levertijd, prijs en Europese interoperabiliteit. Deze effecten op het benodigde budget voor de gevechtstanks en het bijbehorende pakket reservedelen zijn in het investeringsbedrag in de vertrouwelijke bijlage verwerkt. Daarnaast is voor alle afnemende landen de tank identiek, dus zonder land-specifieke eisen, met als enige uitzondering de voorzieningen voor nationale command & control middelen. Dit levert binnen de gehele Europese gebruikersgroep voordelen op voor kennismanagement,instandhouding, standaardisatie en interoperabiliteit.
Klopt het dat de Duitsers Nederland hebben gevraagd of wij mee willen doen aan een Duits-Europees initiatief om nieuwe Leopard 2A8-tanks te bestellen? Klopt het dat u Duitsland in augustus heeft laten weten dat Nederland meer tijd nodig heeft om een besluit te nemen?
Ja, Nederland is door de Duitse regering uitgenodigd om aan het vraagbundelingsinitiatief voor de Leopard-2A8 gevechtstanks deel te nemen. De Staatssecretaris heeft, mede vanwege de demissionaire status van het kabinet, in de zomer van 2023 uitstel-van-opgave aan zijn Duitse ambtsgenoot gevraagd en gekregen.
Hoeveel tijd heeft Nederland nog om tot een besluit tot deelname te komen?
Er is met Duitsland geen nadere datum voor opgave afgesproken. Keuzes voor de verdere versterking van de krijgsmacht zijn aan een nieuw kabinet.
Kunt u deze vragen ruim voor de begrotingsbehandeling Defensie beantwoorden?
Ja
De Turkse militaire aanvallen in Syrië en Irak |
|
Caspar Veldkamp (NSC), Isa Kahraman (NSC) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u de berichten over aanvallen van Turkije in Syrië en Irak in de afgelopen jaren en recent nog op maandag 25 december 2023 (eerste kerstdag)?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat bij deze recente Turkse luchtaanvallen meerdere burgerdoden en gewonden gevallen zijn?
In de periode 23 t/m 29 december 2023 hebben meerdere Turkse drone- en luchtaanvallen in Syrië en Noord-Irak plaatsgevonden. De Turkse operaties richtten zich tegen de Syrian Democratic Forces (SDF) en de Koerdische Arbeiderspartij (PKK). Volgens verschillende openbare bronnen zijn hierbij diverse SDF en PKK-strijders omgekomen. In openbare bronnen wordt regelmatig melding gemaakt van burgerslachtoffers.
Kunt u ook bevestigen dat er bij deze luchtaanvallen kritische burgerinfrastructuur als waterverdeelstations, elektriciteitscentrales en ziekenhuizen zijn getroffen?2 Zijn dergelijke burgerdoelen vanuit internationaal recht gerechtvaardigde doelen?
Het kabinet heeft niet eigenstandig kunnen verifiëren of bij de drone- en luchtaanvallen kritieke civiele infrastructuur is getroffen. Wel staat vast dat civiele infrastructuur (o.a. industrie) is beschadigd als gevolg van de aanvallen. Het leefgebied van burgers in de grensstreek staat als gevolg van de aanvallen onder druk.
Volgens het humanitair oorlogsrecht zijn militaire doelen uitsluitend die objecten die naar hun aard, ligging, bestemming of gebruik een daadwerkelijke bijdrage tot de krijgsverrichtingen leveren en waarvan de gehele of gedeeltelijke vernietiging, verovering of onbruikbaarmaking onder de omstandigheden van dat moment een duidelijk militair voordeel oplevert. Gezien het ontbreken van de benodigde informatie over de specifieke omstandigheden en afwegingen van Turkije, is het zeer complex om een oordeel te vormen over de naleving van het humanitair oorlogsrecht door Turkije in deze situatie.
Daar waar NAVO-lid Turkije stelt dat de luchtaanvallen legitieme militaire (zelfverdediging)acties zijn tegen (terreur)dreigingen van de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) vanuit Syrië en Irak, in hoeverre zijn volgens u deze Turkse claims gerechtvaardigd? Hoe verhoudt zich deze claim met de structurele Westerse samenwerking met de Syrian Democratic Forces (SDF) in de strijd tegen ISIS?
Het kabinet erkent de veiligheidszorgen van Turkije in de grensregio met Syrië en Irak. Het land beroept zich op het recht van zelfverdediging en stelt dat de operaties gericht zijn op het tegengaan van aanvallen van PKK en YPG op Turks grondgebied. Daarbij stelt het kabinet voorop dat alle landen en dus ook Turkije moeten handelen conform het internationaal recht, zodoende met de aantoonbare inachtneming van de eisen van noodzakelijkheid en proportionaliteit. Daarnaast is het van groot belang dat burgerslachtoffers worden vermeden. Dit benadrukt het kabinet ook in gesprekken met de Turkse autoriteiten.
Nederland blijft, evenals andere bondgenoten, ook met Turkije in gesprek over de impact van de Turkse militaire acties in Noordoost Syrië op de capaciteit van de SDF om ISIS te bestrijden en om detentiecentra en vluchtelingenkampen waar Foreign Terrorist Fighters (FTFs) en hun familieleden zich bevinden te beveiligen.
Gelet op het feit dat Amerikaanse militairen die gestationeerd zijn in Syrië, een Turkse drone hebben neergehaald die zich te dicht bij de Amerikaanse troepen bevond3, hoe voorkomen NAVO-leden dat ze tegenover elkaar komen te staan in Syrië en Irak als Turkije deze aanvallen blijft uitvoeren?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 voert Turkije operaties uit in Noord-Irak en Syrië vanwege veiligheidszorgen in de grensregio.
Naar aanleiding van het neerhalen van de Turkse drone door de VS hebben de Ministers van Defensie van de VS en Turkije beiden benadrukt dat nauwe coördinatie in de regio van belang is. Nederland brengt de Turkse activiteiten, het belang van aandacht voor mogelijke consequenties en het belang van onderlinge coördinatie tussen Turkije en de bondgenoten regelmatig op in bilaterale gesprekken met Turkije.
Hebben deze militaire bombardementen door Turkije in Noord-Irak consequenties voor de Nederlandse militaire inzet voor de NAVO-missie in Irak (NMI)?4 Hoe borgt Nederland dat onze militairen, die in het noorden van Irak worden gestationeerd, geen slachtoffer worden van deze bombardementen? Heeft Turkije contact met zijn NAVO-bondgenoten over deze bombardementen en worden ze vooraf gewaarschuwd?
De Turkse militaire operaties vinden plaats in het grensgebied van Turkije met Noord-Irak. De Turkse militaire activiteiten hebben vooralsnog geen consequenties voor de Nederlandse militaire inzet voor de NMI. NMI is niet actief in Noord-Irak.
Nederland heeft sinds de redeployment van de Force Protection eenheid die ten behoeve van Operation Inherent Resolve (OIR) gestationeerd was in Erbil nog enkele militairen gestationeerd op de bases van de Anti-ISIS Coalitie in omgeving Erbil. De Nederlandse militairen in Erbil bevinden zich niet in het gebied waar de Turkse operaties worden uitgevoerd. Het kabinet voorziet dan ook geen consequenties voor de Nederlandse militairen ter plaatse.
Ten aanzien van Turkse contacten met NAVO-bondgenoten verwijs ik u naar het antwoord op vragen 4 en 5.
Zijn er in internationaal verband gesprekken met Turkije over deze militaire aanvallen in deze twee landen, bijvoorbeeld in NAVO-verband? Kunt u aangeven wat de houding is van Turkije in deze gesprekken?
De situatie in Noordoost Syrië en Irak is regelmatig onderwerp van gesprek in verschillende internationale fora, waaronder de EU en de Anti-ISIS-coalitie. Zorgen over de mogelijke gevolgen van deze militaire operaties worden daarin besproken. In bilaterale gesprekken met de Turkse autoriteiten worden de Turkse operaties in Noord-Irak en Syrië regelmatig besproken langs de lijnen van het antwoorden op vraag 4 en 5. De Turkse militaire operaties zijn binnen de NAVO geen onderwerp van gesprek.
Aangezien de grootste instroom van asielzoekers in Nederland komt vanuit Syrië (12.625 personen) en gelet op het feit dat Irak ook in de top 10 staat5, kunt u duiden wat de bombardementen door Turkije in deze twee landen voor impact hebben op de asielinstroom in Nederland vanuit deze landen?
Het valt niet te voorspellen wat de impact van de Turkse militaire operaties in Noord-Irak en Syrië is op de asielinstroom in Nederland. De asielinstroom in Nederland van personen met de Syrische en Iraakse nationaliteit in de afgelopen jaren is niet direct te relateren aan de diverse geweldsincidenten in Irak or Syrië.
Op welke wijze zet Nederland zich in voor de minderheden in de gebieden waar Turkije bombardementen uitvoert, zoals Jezidis en Arameeërs, Assyriërs en Chaldeeërs, en voor leniging van de humanitaire nood in Syrië?
Het kabinet blijft zich inzetten voor de bescherming van kwetsbare minderheden in Noord-Irak, waaronder jezidi’s en christenen. Het kabinet doet dit door deze gemeenschappen te ondersteunen met het streven naar gerechtigheid, het verlenen van psychosociale en geestelijke hulp (MHPSS), en het bijdragen aan een sociaaleconomisch toekomstperspectief.
De humanitaire noden in Syrië zijn zeer groot. Nederland is sinds aanvang van het conflict een grote humanitaire donor in Syrië. Hulpbijdragen worden ter beschikking gesteld via vaste kanalen, zoals de VN humanitaire fondsen en de Dutch Relief Alliance. Nederland behoort tot de top-3 donoren van het mondiale VN-noodhulpfonds Central Emergency Response Fund (CERF).
De voortgang van het dienjaar |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Christophe van der Maat (staatssecretaris defensie) (VVD), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Hoe staat het met de opschaling van het dienjaar bij Defensie? Ligt alles op schema om in 2024 met 625 deelnemers aan de slag te gaan?
De opschaling van het dienjaar ligt op schema. In 2023 is het dienjaar van start gegaan met 132 dienjaarmilitairen. De eerste lichting van 2024 bestaat uit circa 190 mensen. De verwachting is dat de doelstelling van 625 deelnemers in 2024, verspreid over drie lichtingen, zal worden behaald.
Is het primaire doel van het dienjaar het structureel ophogen van de vulling van militaire functies doordat deelnemers vaker kiezen voor een carrière bij Defensie? Zo nee, zou dit niet het doel moeten zijn?
Ja, in de Kamerbrief Dienjaar Defensie van 1 november 2022 (Kamerstuk, 36 200 X, nr. 16) wordt de verhoging van de instroom in de krijgsmacht en de directe bijdrage aan de personele gereedheid als belangrijke doelstelling van het dienjaar genoemd. De verwachting is dat een substantieel aantal deelnemers na het dienjaar kiest voor een carrière bij Defensie, als beroepsmilitair, reservist of burger, en zo bijdraagt aan de verhoging van de personele gereedheid.
Waarom is gekozen voor een doel van 1.000 deelnemers in 2025? Is dat niet te beperkt om de vullingspercentages van de militaire functies snel en substantieel te verhogen? Hoe verdeelt u de 1.000 deelnemers over verschillende krijgsmachtonderdelen?
Bij de vaststelling van het doel van 1.000 deelnemers in 2025 is rekening gehouden met het absorptievermogen van de verschillende krijgsmachtdelen. Gelet op het animo voor het dienjaar onderzoekt Defensie de mogelijkheden om sneller op te schalen.
Gedurende de eerste lichtingen zal ongeveer de helft van de dienjaarmilitairen bij de Landmacht worden ingezet en de rest worden verdeeld over de andere krijgsmachtdelen.
Heeft u al onderzocht wat noodzakelijke aantallen deelnemers zijn voor het dienjaar om daarmee binnen 5 jaar de vullingspercentages van militaire functies naar het gewenste niveau te krijgen? Wat is dit gewenste niveau indien het niet 100% is? Als dit niet onderzocht is, zou u dit niet moeten onderzoeken en gaat u dit nu doen?
Voor het op sterkte krijgen van de krijgsmacht is vanaf 2028 een instroom van 3.000 à 4.000 dienjaarmilitairen per jaar nodig, naast de reguliere instroom van 4.500 beroepsmilitairen per jaar. Daarnaast zet Defensie actief in op meer samenwerking met overheden en het bedrijfsleven om te kunnen beschikken over noodzakelijke capaciteiten bij dreigingssituaties. Onze veiligheid is niet alleen een verantwoordelijkheid van Defensie, maar van de gehele samenleving. Ten slotte wordt de reservisten-capaciteit verder versterkt. Het resultaat van deze inspanningen is een schaalbare krijgsmacht waarbij Defensie in crisistijd kan beschikken over capaciteiten die buiten crisistijd niet voortdurend benodigd zijn.
Hoe krijgt u het dienjaar onder de aandacht van de te bereiken doelgroep? Heeft u al gekeken naar de optie een verplichte enquête te koppelen aan de dienstplichtbrief? Zo nee, bent u bereid deze optie uit te werken?
Het dienjaar wordt onder meer via sociale media onder de aandacht gebracht bij jongeren. Het dienjaar moet gezien worden als een zinvolle en waardevolle invulling van bijvoorbeeld een tussenjaar.
Mede als gevolg van mijn werkbezoek aan Zweden heb ik opdracht gegeven in kaart te brengen hoe een verplichte enquête voor alle 17-jarigen in Nederland vorm zou kunnen krijgen. Met zo’n enquête wordt jongeren gevraagd na te denken over de vraag of ze een vrijwillige bijdrage willen leveren aan de krijgsmacht. Hoewel het aan een nieuw Kabinet is om hierin verdere keuzes te maken, worden verschillende mogelijkheden hiervoor alvast verkend.
Hoe ziet de selectie en/of keuring van deelnemers aan het dienjaar eruit in 2024? Ziet u daar nog ruimte voor verbetering?
De dienjaarmilitairen worden regulier gekeurd als militair. Er wordt gewerkt aan een andere inrichting van het selectie- en keuringsproces die beter aansluit bij de doelgroep van het dienjaar.
Bent u in contact met uw collega’s in Scandinavië over hun varianten van het dienjaar en wat we van hen kunnen leren op dit vlak? Ziet u dat in deze landen de vulgraad van militaire functies hoger is doordat men een variant op het dienjaar heeft? Wat doen ze daar goed waar wij nu van kunnen leren? Hoe zorgen zij voor een permanente binding met de krijgsmacht in hun programma?
In mei vorig jaar heb ik een bezoek gebracht aan mijn Zweedse ambtgenoot en uitvoerig gesproken over het Zweedse dienstplichtmodel. Elk jaar ontvangen ruim 100.000 Zweedse 18-jarigen een verplichte vragenlijst. Op grond van de ingevulde vragenlijsten worden circa 25.000 jongeren opgeroepen voor selectie en keuring. Circa 40% van de jongeren blijkt geschikt om de militaire dienstplicht te vervullen. De selectie van dienstplichtigen vindt plaats op grond van competenties, motivatie en cijferlijst middelbare school. Uiteindelijk worden 6.000 jongeren per jaar opgeroepen voor de militaire dienstplicht. In Zweden is nog discussie over de haalbaarheid van het verder opschalen naar 10.000 jongeren per jaar. Er is nu nog sprake van onvoldoende instructeurs voor dienstplichtigen, problemen met de levering van kleding en persoonsgebonden uitrusting, en onvoldoende legering en oefenterreinen.
De interesse onder Zweedse dienstplichtigen om door te stromen binnen de krijgsmacht na voltooiing van de dienstplicht is 50%: voltijds beroepsmilitair niet zijnde officier (27%), reservist/deeltijd (10%), home guard (4%), officier (3%), reserveofficier (2%), burger (2%). Na voltooiing van de dienstplicht beveelt 82% de dienstplicht aan bij vrienden en/of familie.
Hoe bent u voornemens de opleidingscapaciteit de komende jaren te vergroten om meer deelnemers aan het dienjaar te faciliteren?
De krijgsmacht versterkt de opleidingscapaciteit en innoveert opleidings- en trainingsconcepten vanwege de toename van de instroom van dienjaarmilitairen. Daarbij moet rekening worden gehouden met een goede balans tussen direct beschikbare operationele capaciteit en capaciteit voor opleiding en training. De benodigde opleidings- en trainingscapaciteit zal geleidelijk worden vergroot om meer deelnemers aan het dienjaar te kunnen faciliteren.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat zoveel mogelijk deelnemers aan het dienjaar na afloop kiezen voor een carrière bij Defensie? Hoe gaat u ervoor zorgen dat deelnemers die niet besluiten te gaan voor een carrière bij Defensie wel kiezen voor de rol van reservist?
Het is cruciaal dat dienjaarmilitairen hun tijd bij Defensie als waardevol ervaren. Dienjaarmilitairen worden intensief begeleid en doen ervaring op met de operationele aspecten van het militaire beroep. Defensie blijft gedurende het dienjaar met de militairen in gesprek over hun ervaringen en de mogelijkheden van doorstroom naar een functie als militair, reservist of burger.
Welke vergoedingen krijgen deelnemers aan het dienjaar? Zijn deelnemers hier tevreden over? Bent u voornemens dit de komende jaren nog aan te passen?
Dienjaarmilitairen ontvangen hetzelfde salaris als beroepsmilitairen in dezelfde rang, inclusief vaartoelage en oefentoelage. Tot dusver zijn de dienjaarmilitairen hier positief over.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden voorafgaand het Wetgevingsoverleg personeel & materieel dat gepland staat op 29 januari?
Ja.
De Maatschappelijke Diensttijd |
|
Isa Kahraman (NSC), Tjebbe van Oostenbruggen (NSC) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Christophe van der Maat (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Pleidooi voor een dienjaar»?1
Ja.
Deelt u de mening van scheidend commandant Landstrijdkrachten Martin Wijnen dat een dienjaar bijdraagt aan de weerbaarheid van de krijgsmacht en de Nederlandse maatschappij als geheel?
Ja. Het dienjaar heeft, zoals aangegeven in de Kamerbrief Dienjaar Defensie van 1 november 2022 (Kamerstuk, 36 200 X, nr. 16, de volgende doelstellingen:
Heeft u in uw beantwoording van feitelijke vragen eerder aangegeven dat in 2023 er 2 lichtingen waren, en dat dit in 2024 wordt opgeschaald naar 3 lichtingen, terwijl de heer Wijnen het getal 600 ingestroomde vrijwilligers voor 2023 noemt? Is hieruit op te maken dat de ambitie van Defensie voor 2024 op 3x300 = 900 vrijwilligers ligt?
Defensie kiest voor het geleidelijk opschalen van het aantal deelnemers aan het Dienjaar Defensie, rekening houdend met het absorptievermogen van de krijgsmacht. In 2023 is het dienjaar van start gegaan met 132 dienjaarmilitairen, verdeeld over de vier krijgsmachtdelen. In 2024 zijn drie lichtingen gepland met in totaal circa 625 deelnemers. In 2025 staat een opschaling naar 1.000 deelnemers per jaar gepland.
Indien ja, vindt u deze ambitie dan in lijn liggen met de breed gedragen wens om de krijgsmacht na jaren van bezuinigen weer op sterkte te krijgen?
Voor het op sterkte krijgen van de krijgsmacht is vanaf 2028 een instroom van 3.000 à 4.000 dienjaarmilitairen per jaar nodig, naast de reguliere instroom van 4.500 beroepsmilitairen per jaar. Daarnaast zet Defensie actief in op meer samenwerking met overheden en het bedrijfsleven om te kunnen beschikken over noodzakelijke capaciteiten bij dreigingssituaties. Onze veiligheid is niet alleen een verantwoordelijkheid van Defensie, maar van de gehele samenleving. Ten slotte wordt de reservisten-capaciteit verder versterkt. Het resultaat van deze inspanningen is een schaalbare krijgsmacht waarbij Defensie in crisistijd kan beschikken over capaciteiten die buiten crisistijd niet voortdurend benodigd zijn.
Deelt u de mening van de heer Wijnen dat er idealiter structureel 2000–3000 vrijwilligers gevonden moeten worden om het personeelstekort bij Defensie (deels) op te lossen en op lange termijn de reservisten-capaciteit op peil te brengen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om de capaciteit structureel op 3000, ofwel 10 lichtingen, te begroten?
Defensie zal aanvullende maatregelen moeten nemen om de personele gereedheid te verbeteren. Er wordt geïnvesteerd in verantwoorde opschaling van het dienjaar. We schalen het dienjaar zo snel als mogelijk op naar 1.000 deelnemers in 2025. Ook bij de verdere uitbreiding na 2025 wordt rekening gehouden met het absorptievermogen van de organisatie, de belangstelling vanuit de doelgroep, de financiering en de borging van de kwaliteit. Het vergroten van de ambitie met betrekking tot het dienjaar betekent overigens niet automatisch een verhoging van het aantal lichtingen.
De forse uitbreiding van de formatie van Defensie vraagt ook andere maatregelen om de vulling te verbeteren. Daarom onderzoekt Defensie initiatieven om invulling te geven aan een schaalbare krijgsmacht.
Zo ja, welke maatregelen gaat u dan nemen om op zo kort mogelijke termijn de opleidings- en kazerneruimte op orde te brengen?
Zie antwoord vraag 6.
Indien ja op vraag 6, welke randvoorwaarden gaat u nog meer op orde brengen? Wat is uw beeld bij de salariëring, opleidingsaanbod en wervingscampagnes die benodigd zijn voor het werven van 3000 vrijwilligers?
Zie antwoord vraag 6.
Acht de heer Wijnen het van groot belang dat het bedrijfsleven wordt betrokken bij de weerbaarheid van ons land? Zo ja, kunt u aangeven hoe het staat met de initiatieven die momenteel op dit punt worden ontplooid?
Ja. Onze weerbaarheid is niet alleen een verantwoordelijkheid van Defensie, maar van de gehele samenleving. Daarom zet Defensie actief in op meer samenwerking met het bedrijfsleven om te kunnen beschikken over noodzakelijke capaciteiten bij dreigingssituaties. Zo heeft Defensie recentelijk twee overeenkomsten gesloten met Thales en Jan de Rijk Logistics over de uitwisseling van HR-ecoreservisten met het Vuursteun Commando (Vustco) respectievelijk het Bevoorrading- en transportcommando (B&Tco) van de Landmacht. De HR-ecoreservist heeft niet langer twee werkgevers, maar alleen een dienstverband bij de civiele werkgever. Defensie vergoedt het bedrijf voor het aantal uren inzet van de reservist. Over die inzet worden goede afspraken gemaakt tussen het bedrijf en Defensie. Thales gaat een aantal reservisten leveren die gaan werken met producten die zij zelf ontwikkelen. Jan de Rijk levert een chauffeur aan Defensie en naar verwachting zullen andere chauffeurs volgen, die als reservist worden ingezet.
Defensie versterkt met deze nieuwe constructie de positie van de reservist en verwacht ook met andere civiele werkgevers vergelijkbare overeenkomsten te kunnen sluiten.
Vindt u de initiatieven die reeds worden ontplooid voldoende om aan het ambitieniveau te komen dat de heer Wijnen schetst in zijn interview? Zo nee, welke initiatieven gaat u dan nog extra ontplooien in 2024?
Nee, de stappen die Defensie de afgelopen periode heeft gezet om de instroom te verhogen, de uitstroom te beperken en schaalbaarheid te introduceren om zo te groeien en te transformeren naar een toekomstbestendige krijgsmacht zijn vooralsnog onvoldoende. In de Kamerbrief stand van zaken BBI (Kamerstuk 36 410 X, nr. 7) en de Stand van Defensie najaar 2023 (Kamerstuk 36 410 X, nr. 5 is gesteld dat de BBI-maatregelen de kans moet krijgen om effect te sorteren, maar dat er tegelijkertijd meer nodig is om de personele gereedheid te verbeteren. Mede als gevolg van mijn werkbezoek aan Zweden heb ik opdracht gegeven in kaart te brengen hoe een verplichte enquête voor alle 17-jarigen in Nederland vorm zou kunnen krijgen. Met zo’n enquête wordt jongeren gevraagd na te denken over de vraag of ze een vrijwillige bijdrage willen leveren aan de krijgsmacht. Hoewel het aan een nieuw Kabinet is om hierin verdere keuzes te maken, worden verschillende mogelijkheden hiervoor alvast verkend.
Het nieuws dat Nederlandse koopvaardijschepen worden bedreigd op de Rode Zee. |
|
Joeri Pool (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het nieuws dat Nederlandse koopvaardijschepen momenteel de Rode Zee mijden, waar Houthi-rebellen uit Jemen de laatste dagen schijnbaar willekeurige schepen beschieten met raketten en drones?1
Ja.
Kunt u aangeven in welke gevallen deze dreiging Nederlandse koopvaardijschepen betrof en of er concrete aanvallen op Nederlandse koopvaardijschepen zijn uitgevoerd?
Er zijn geen specifieke dreigingen geweest tegen Nederlands gevlagde schepen en deze zijn tot op heden niet specifiek aangevallen. De dreiging richting Westerse schepen, vooralsnog met name die van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, is echter wel toegenomen. Het kabinet volgt de situatie rondom de Rode Zee nauwlettend. Voorts wordt nauw contact met de Nederlandse rederijen onderhouden.
Kunt u een reactie geven op het verzoek van de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR), die samen met zijn internationale branchegenoten pleit voor militaire escortes op de Rode Zee?
Het bevorderen van maritieme veiligheid en het ongehinderd transport van goederen over zee is nadrukkelijk in het Nederlandse economisch en veiligheidsbelang. Zoals gemeld in het schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken van 11 december 2023 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2790), blijft het kabinet zich inzetten voor maritieme veiligheid in deze regio. Recente ontwikkelingen in de Rode Zee tonen onverminderd de kwetsbaarheid van maritieme veiligheid en transport en de relevantie van internationale militaire maritieme presentie aan.
Nederland draagt daarom sinds 2020 bij aan het Europees geleide ad-hoc coalitieverband European Maritime Awareness in the Strait of Hormuz (EMASoH), sinds 2009 aan de missie EU Naval Forces (EUNAVFOR) Operatie Atalanta en sinds eind 2023 aan de door de Verenigde Staten geleide operatie Prosperity Guardian. Aanvullend onderzoekt het kabinet de wenselijkheid en mogelijkheid om een aanvullende bijdrage te leveren aan het waarborgen van de maritieme veiligheid in de Golfregio (Kamerstuk 2023D51582, d.d. 22 december 2023). Hiervoor kijkt het kabinet naar de verschillende initiatieven in de regio, waaronder ook de mogelijke nieuwe EU-missie in de Rode Zee.
Het kabinet staat in nauw contact met de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR), zo bracht de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op 12 januari een bezoek aan de KVNR om te spreken over de effecten van de aanvallen in de Rode Zee op Nederlandse rederijen.
Tot slot is uw Kamer op 12 januari jl. geïnformeerd over het gewapend opgetreden door de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk tegen de militaire infrastructuur van de Houthi’s, met als overkoepelend doel de-escalatie en het herstel van het recht van vrije doorvaart in de Rode Zee. Nederland heeft naast politieke steun, op verzoek van de VS, ook niet-operationele militaire steun aan deze operatie gegeven door middel van de inzet van één stafofficier (Kamerstuk BZDOC-930207437-22). Op 19 januari jl. bent u geïnformeerd dat het kabinet voornemens is de huidige steun te continueren. Het kabinet zal daarbij voortdurend monitoren of de operatie blijft passen binnen de bestaande rechtsbasis en voorwaarden. Zodra het kabinet vaststelt dat er niet langer hieraan wordt voldaan, wordt de Kamer hierover nader geïnformeerd (Kamerstuk 2024Z00714).
Deelt u de mening dat dit verzoek serieus overwogen dient te worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Zo ja, welke stappen heeft u genomen of bent u bereid te nemen om Nederlandse koopvaardijschepen van militaire escortes op de Rode Zee te voorzien?
Zie antwoord vraag 3.
De dreigende sluiting van het Walaardt Sacré Kamp in Huis ter Heide |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het artikel «Waarom wil de overheid tijdens een «nijpend tekort aan opvangplekken» toch «een goede opvanglocatie» sluiten?»?1
Ja.
Waarom wil de Rijksoverheid dat het Walaardt Sacré Kamp in Huis ter Heide voor de Afghaanse vluchtelingen gesloten wordt?
Defensie ondersteunt al geruime tijd de opvang van ontheemden uit Oekraïne en asielzoekers op verzoek van civiele autoriteiten, zoals het COA en gemeenten. In de afgelopen jaren heeft Defensie een helpende hand geboden bij capaciteitstekorten in de opvang. Dit geschiedt altijd met een duidelijke einddatum. Wat betreft het Walaardt Sacré Kamp in Huis ter Heide was deze einddatum voorzien op 31 december 2023.
De gemeente Zeist alsmede meerdere omwonenden van het Walaardt Sacré Kamp hebben, in verband met het tekort aan opvangplekken, verzocht om de locatie open te houden. Op 21 december jl. is door uw Kamer tevens een motie2 hiertoe aangenomen, waarin u het kabinet verzoekt om te onderzoeken of er een mogelijkheid is om de locatie langer open te houden, of om het afbouwpad naar sluiting te verlengen. In het verlengde van deze motie zijn het COA en het Ministerie van Justitie en Veiligheid met Defensie en in samenspraak met de gemeente Zeist een geleidelijke afbouw richting juli 2024 overeengekomen. Over de periode tot aan 1 juli 2024 hebben Defensie en de gemeente contact. Hiermee doe ik uw motie gestand.
Defensie gaat de kazerne in 2024 conform planning weer gereed maken ten behoeve van de groeiende, eigen organisatie.
Klopt volgens u de beoordeling in het artikel dat de medische zorg en het onderwijs voor de vluchtelingen die op de kazerne verblijven op orde zijn en dat omwonenden tevreden zijn?
Ja.
Is het niet opmerkelijk dat een stabiele, goed draaiende opvanglocatie zoals het Walaardt Sacré Kamp wordt gesloten terwijl elders in het land naarstig gezocht wordt naar nieuwe opvangplekken, inclusief locaties van Defensie?
Bij het in gebruik nemen van de locatie was vanaf het begin al duidelijk dat de opvang op de locatie van tijdelijke aard zou zijn, immers Defensie heeft deze locatie voor een andere functie. In samenspraak met de gemeente Zeist is deze locatie in 2021 geopend voor het opvangen van Afghaanse asielzoekers. De meeste bewoners hebben inmiddels een vluchtelingenstatus en zijn derhalve in afwachting van definitieve huisvesting in een gemeente in Nederland. Het is de verwachting dat deze personen in de loop van 2024 huisvesting krijgen en dat de bezetting daarmee snel afneemt.
Welke bestemming wil de Rijksoverheid geven aan de kazerne als de Afghaanse vluchtelingen de locatie hebben verlaten?
De kazerne maakt onderdeel uit van de Transformatie van het Vastgoed van Defensie, het programma dat is opgezet voor de uitvoering van het Strategisch Vastgoedplan (SVP) 2022. Met dit programma gaat Defensie de operationele gereedstelling verhogen, de werk- en woonomstandigheden op kazernes verbeteren om een goede en aantrekkelijke werkgever te blijven, de duurzaamheid van het vastgoed als onderdeel van de Rijksbrede opgaven ontwikkelen, en de betaalbaarheid verbeteren. In het SVP is toegezegd dat de Kamer jaarlijks wordt geïnformeerd over de vorderingen van het programma.
Is er vervangende huisvesting, medische zorg en onderwijs voor de Afghaanse vluchtelingen gevonden? Zo ja, betreft dit een permanente oplossing?
Zoals hierboven aangegeven, de meeste bewoners van het Walaardt Sacré Kamp hebben een vluchtelingenstatus en zijn in afwachting van definitieve huisvesting in een gemeente. Het Ministerie van Defensie en het COA zijn in samenspraak met de gemeente Zeist in gesprek over de geleidelijke afbouw van de locatie.
Het nieuws dat het demissionaire kabinet onderzoekt of er asielzoekers kunnen worden opgevangen op locaties van Defensie |
|
Joeri Pool (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Staatssecretaris is in gesprek met Defensie over opvang asielzoekers in kazernes»?1
Ja.
Bent u bereid de plannen om asielzoekers op locaties van Defensie op te vangen direct af te schieten?
Defensie ondersteunt al geruime tijd de opvang van ontheemden uit Oekraïne en asielzoekers. Defensie heeft hiertoe onder andere militaire locaties2 ter beschikking gesteld en doet dit nu nog steeds op twee locaties: het Walaardt Sacré Kamp in Huis ter Heide en op de Legerplaats Harskamp.
Een eventueel verzoek van een bestuursorgaan aan Defensie voor militaire steunverlening in het openbaar belang, dat via de reguliere kanalen wordt aangevraagd, wordt door Defensie zorgvuldig gewogen. Per geval wordt beoordeeld in hoeverre het verzoek juridisch en bestuurlijk houdbaar is en of de gevolgen van instemming met het verzoek onwenselijke effecten hebben op de gereedstelling en inzetbaarheid van Defensie.
Deelt u de mening dat het volstrekt onverantwoord is om asielzoekers op locaties van Defensie op te vangen vanwege eventuele veiligheidsrisico’s? Zo nee, waarom niet?
Nee. Bij de besluitvorming om ontheemden of asielzoekers tijdelijk op militaire locaties op te vangen wordt het veiligheidsaspect meegewogen, net als de mogelijke verdringingseffecten voor de krijgsmacht. Na een zorgvuldige afweging wordt eventueel ingestemd met de tijdelijke opvang. Na instemming worden, indien nodig, door Defensie in afstemming met het COA op de militaire locatie additionele beveiligingsmaatregelen getroffen.
Zijn er bij de eerdere opvang van asielzoekers op locaties van Defensie incidenten geweest? Zo ja, hoeveel en welke incidenten?
Ja.
Voor het aantal gemelde incidenten verwijs ik u naar de «COA incidentenregistratie per locatie» op www.coa.nl.
Deelt u de mening dat militaire locaties zijn bedoeld voor militaire doeleinden en niet voor de opvang van asielzoekers? Zo nee, waarom niet?
Primair zijn militaire locaties bedoeld voor militaire doeleinden.
In het geval van een zwaarwegend humanitair belang, zoals nu het geval is ten aanzien van de opvang van ontheemden uit Oekraïne of asielzoekers, maakt Defensie, bij een formeel verzoek van een daartoe bevoegd bestuursorgaan, de afweging of ondersteuning aan de civiele autoriteiten geboden kan worden. In die afweging worden de consequenties voor de gereedheid van de krijgsmacht meegenomen en wordt bekeken voor welke periode de steunverlening kan worden geleverd.
De overname van Delfts chipbedrijf NOWI door Nexperia |
|
Dion Graus (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Is het u bekend dat NOWI chips maakt voor het Internet of Things (IoT)?
De chips die het bedrijf Nowi ontwerpt en produceert, kunnen, volgens het bedrijf, energie halen uit hun directe omgeving, bijvoorbeeld via licht. Het is niet aan mij om in te gaan op de verdere mogelijke toepassing van de producten van individuele bedrijven.
Kent u de publicatie van de voormalige Britse diplomaat Charles Parker getiteld «Dealing with the threat of Chinese cellular (IoT) modules»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de daarin ontvouwde zienswijze dat (zakelijk samengevat) IoT-chips wel degelijk ingezet kunnen worden voor agressieve, ontregelende en bedreigende acties tegen landen?
Het artikel maakt de link met de mogelijkheid dat deze «cellular modules» worden gebruikt voor sabotage of andere ondermijnende acties via het Internet of Things, omdat veel producten dan met elkaar verbonden zijn. Dit kan ook voor Defensie indirecte en directe gevolgen hebben. Defensie treft daarom voortdurend gepaste beveiligingsmaatregelen en houdt daar rekening mee bij de verwerving. Dat geldt in theorie voor veel meer consumentenproducten. Het is de uitdaging voor Nederland en bondgenoten om IoT-producten weerbaar te maken tegen ondermijnende activiteiten en sabotage, dit doen we onder meer door consumenten te wijzen op het belang van goede cyberbeveiliging en de algemene cyberweerbaarheid in Nederland te verhogen.
Bent u het met ons eens dat die acties ook een ontregelende uitwerking kunnen hebben op het militaire verdedigingsvermogen van landen en mitsdien als een militair wapen kunnen functioneren of daarvan deel kunnen uitmaken?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u uitleggen waarom er desondanks er geen grond is om de overname van NOWI door Nexperia te onderzoeken?2
De zienswijze zoals uiteengezet in het hierboven genoemde artikel heeft geen raakvlakken met de transactie van Nowi. Beoordeeld is of de overname van Nowi onder de reikwijdte van de Wet vifo valt en of een onderzoek met terugwerkende kracht mogelijk is. Bij onderzoeken met terugwerkende kracht is de reikwijdte voor technologiebedrijven vastgesteld op ondernemingen die actief zijn op het gebied van dual-use technologie en/of militaire goederen. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat hanteert hierbij de Annex I van de EU Dual-Use Verordening, en dus de overeenstemming over dual-use goederen in de multilaterale exportcontroleregimes als leidraad. De producten van Nowi zijn niet aan te merken als producten voor tweeërlei gebruik of militaire goederen.3 De transactie valt daarmee niet onder de reikwijdte van de terugwerkende kracht van de wet.
De beantwoording van vragen |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Kuipers , Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bereid de grote waardering over te brengen aan uw ambtenaren voor de beantwoording van alle schriftelijke, feitelijk en mondelinge vragen die vragensteller de afgelopen jaren stelde, zeker wanneer die beantwoording tijdig, zorgvuldig en gewetensvol was?
Ja.