Het artikel 'Hollandse Energie Maatschappij verdacht van gesjoemel met prijsplafondmiljoenen' |
|
Sandra Beckerman , Jimmy Dijk |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Hoe is het mogelijk dat Hollandse Energie Maatschappij (HEM) een vergunning kreeg ondanks verdenkingen rondom de oprichters van het bedrijf? In hoeverre is/was de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (BIBOB) bij het aanvragen van de vergunning van toepassing? Hoe kan het dat dit bedrijf ondanks verdenkingen rondom de oprichters alsnog een vergunning kreeg?1, 2
Op 30 november 2020 heeft de ACM vergunningen verleend aan HEM voor de levering van gas en elektriciteit aan kleinverbruikers, nadat HEM had aangetoond te voldoen aan de wettelijke vereisten uit de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet.
De Autoriteit Consument en Markt (ACM) is door de Minister van Economische Zaken en Klimaat gemandateerd om dergelijke aanvragen namens de Minister te beoordelen.
De energieprijzencrisis, die er in 2021 voor zorgde dat een aantal energieleveranciers failliet ging, bracht de noodzaak om de toetredingseisen aan te scherpen aan het licht. De ACM heeft vervolgens in 2022, vooruitlopend op inwerkingtreding van de Energiewet, en waar zij dat binnen haar bevoegdheden kon, de toetredingseisen aangescherpt met de Beleidsregel betrouwbare levering van elektriciteit of gas en continuïteit van energieleveranciers. Deze beleidsregel bevat strenge eisen aan de financiële en organisatorische kwaliteiten van aanvragers. De wet BIBOB vormt geen onderdeel van de vergunningverlening.
Ik heb in het voorstel voor de Energiewet opgenomen dat een vergunning kan worden geweigerd of ingetrokken op basis van de Wet BIBOB.
Hoe kan u garanderen dat energieleveranciers op een eerlijke en transparante manier omgaan met het prijsplafond indien deze in de toekomst weer toegepast wordt, en welke maatregelen worden overwogen om mogelijke misbruiken in de toekomst te voorkomen?
Er is op dit moment geen voornemen voor het opnieuw inzetten van een soortgelijke maatregel. De Europese noodverordening die het prijsplafond bij wijze van uitzondering juridisch mogelijk maakte, verloopt later dit jaar.
Als blijkt dat HEM geen eerlijk prijs heeft gerekend, welke mogelijkheden bestaan er om het geld met terugwerkende kracht terug te halen?
Voor alle leveranciers geldt dat conform de door de Kamer aangenomen moties een margetoets wordt uitgevoerd voordat de hoogte van de subsidie onder het prijsplafond definitief wordt vastgesteld.
Het WEF en de belasting voor miljonairs en miljardairs |
|
Jimmy Dijk |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Steven van Weyenberg (D66) |
|
Staat u achter de uitspraak vanuit een kabinetsbron over deelname aan het World Economic Forum (WEF): „Je voedt jezelf met alle inzichten van de mensen die er op de wereld het meest toe doen»?1 Zo nee, wat is dan wel de reden om hierheen te gaan? Zo ja, waarom vindt u dat gewone mensen er minder toe doen?
De jaarlijkse vergadering van het World Economic Forum biedt een goede gelegenheid om in gesprek te gaan met politici, academici, journalisten en vertegenwoordigers van internationale organisaties, ngo’s en het bedrijfsleven over belangrijke en actuele thema’s. De vergadering biedt de mogelijkheid om nieuwe inzichten te delen en ervaringen uit te wisselen bij de aanpak van wereldwijde vraagstukken en daarnaast de Nederlandse belangen te behartigen.
Wat zijn volgens u de voordelen voor Nederland van deelname aan het WEF? Kan er ook een overzicht gegeven worden met wie en welke organisaties de kabinetsleden en ambtenaren spreken?
In de bijlage treft u de programma’s aan van de Nederlandse bewindspersonen die bij de vergadering van het World Economic Forum aanwezig waren. Voor de voordelen voor Nederland van deelname aan het World Economic Forum verwijs ik u naar het antwoord op vraag 1.
Hoeveel kost de deelname van het Nederlandse kabinet aan het WEF dit jaar? Kunt u hierbij een overzicht geven van alle kosten zoals kosten voor deelname, reiskosten, huisvesting, het totale aantal uren dat kabinetsleden en ambtenaren hieraan besteden, een overzicht van hoeveel kabinetsleden en ambtenaren afreizen en overige kosten?
Deelname van bewindspersonen geschiedt op uitnodiging en is kosteloos.
Een deel van de kabinetsleden heeft voor de heen- en/of terugreis gebruik gemaakt van het regeringstoestel. Alle departementen hevelen sinds 2014 budget over naar het Ministerie van I&W om de kosten van het regeringstoestel te dekken. Deze kosten worden dan ook niet meegenomen in de beantwoording van deze vraag. Voor de kosten omtrent de lijnvluchten van de Minister van SZW, de Minister van Defensie en de Minister van Buitenlandse Zaken, verwijs ik u naar de bestuurskosten.
In onderstaande tabel treft u de kosten voor verblijf van de deelnemende bewindspersonen aan.
Rutte (AZ)
Verblijfskosten jaarvergadering WEF, Davos
€ 786
Bruins Slot (BZ)
Verblijfskosten jaarvergadering WEF, Davos
€ 1.139
Van Leeuwen (BHOS)
Verblijfskosten jaarvergadering WEF, Davos
€ 786
Van Gennip (SZW)
Verblijfskosten jaarvergadering WEF, Davos
€ 2.800
Adriaansens (EZK)
Verblijfskosten jaarvergadering WEF, Davos
€ 1.139
Ollongren (DEF)
Verblijfskosten jaarvergadering WEF, Davos
€ 1.493
De bijgevoegde programma’s bieden inzicht in de tijd die de kabinetsleden hebben besteed aan de jaarlijkse vergadering van het WEF. De tijd die ambtenaren hieraan hebben besteed wordt niet specifiek geadministreerd.
Naast zes kabinetsleden, zijn tien ambtenaren uit Nederland afgereisd naar Davos.
Onder welke begrotingspost(en) vallen deze uitgaven?
Reis- en verblijfskosten vallen onder bestuurskosten.
Deelt u de mening dat er verantwoording dient te worden afgelegd over de nagestreefde doelstellingen, doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid en uitvoering hiervan?
Er wordt een zorgvuldige afweging gemaakt van de relevantie van elke reis of deelname aan een evenement van een bewindspersoon en of deze reis of deelname bijdraagt aan beleidsdoelstellingen, zo ook voor de algemene jaarvergadering van het WEF.
Voor de voordelen voor Nederland van deelname aan het World Economic Forum verwijs ik u naar het antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening van een Telegraaf-journalist dat het WEF slechts een congres is waar geen echte beleidsuitkomsten van zijn: «De rijken der aarden praten vijf dagen over armoedebestrijding om daarna weer door te gaan met rijkdom vergaren»?2. Zo ja, waarom besteedt u dan belastinggeld aan het bezoeken hiervan? Zo nee, kunt u dan een overzicht geven van al het beleid in Nederland en in de Europese Unie dat gewijzigd is naar aanleiding van deze en eerdere WEF-congressen?
Tijdens de jaarlijkse vergadering van het World Economic Forum vindt geen politieke besluitvorming plaats.
Voor de reden van het bezoeken van de jaarlijkse vergadering van het World Economic Forum verwijs ik u naar het antwoord op vraag 1.
Als u het in vraag vijf gevraagde overzicht niet kunt geven, kunt u dan toelichten waarom niet? Hoe verhoudt dit zich met het afleggen van verantwoording over beleid en de hiermee samenhangende uitgaven?
Zie antwoord op vragen 3 en 5.
Wanneer kabinetsleden en ambtenaren in een formele capaciteit en van belastinggeld afreizen naar bijeenkomsten en hier gesprekken voeren die eventueel invloed kunnen hebben op ons land, deelt u dan de mening dat hier transparantie over moet bestaan vanuit een democratisch oogpunt?
Het is het beleid van het kabinet om zo transparant mogelijk te zijn over de samenstelling van de kabinetsdelegatie, de sessies waaraan de aanwezige bewindspersonen hebben deelgenomen en de bilaterale gesprekken die zij hebben gevoerd.
De meeste sessies waaraan de bewindspersonen hebben deelgenomen werden gelivestreamed en zijn terug te kijken via de website van het World Economic Forum. Het World Economic Forum maakt in de regel geen verslagen van de programmasessies.
In de bijlage treft u de volledige programma’s aan van de Nederlandse bewindspersonen die bij de vergadering van het World Economic Forum aanwezig waren.
Deelt u de mening van de miljonairs en miljardairs die tijdens het afgelopen WEF aangeven dat zij zwaarder belast zouden moeten worden?3 Zo ja, wat is hier door het kabinet aan gedaan dit afgelopen jaar? Zo nee, waarom niet?
Wat betreft de stand van zaken van de twee genoemde moties (Kamerstuk 35 302, nr. 55 en Kamerstuk 36 202, nr. 102) over het belasten van miljonairs: de eerste is afgedaan met het onderzoekstraject Bouwstenen voor een beter belastingstelsel waarvan de rapporten op 18 mei 2020 door de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst naar de Kamer zijn gestuurd (Kamerstuk 32 140, nr. 71). In de Bouwstenen 2020 is een fiche uitgewerkt hoe een miljonairsbelasting eruit zou kunnen zien. In een bijlage van de brief waarmee de Bouwstenen 2022 zijn aangeboden aan de Tweede Kamer is verder aangegeven hoe en waar invulling is gegeven aan de betreffende moties en toezeggingen.
De tweede motie is afgedaan in de brief «Schriftelijk overleg en andere toezeggingen toekomstig box 3-stelsel» van 9 februari 2023, Kamerstuk 32 140, nr. 145. In die brief is verwezen naar het eerder uitgewerkte fiche. Los van deze moties is bij het IBO Vermogensverdeling een fiche uitgewerkt voor een brede Vermogensbelasting voor vermogende mensen.
Wat is de stand van zaken rondom de meerdere aangenomen moties over het belasten van miljonairs (zie bijvoorbeeld Kamerstukken 35 302, nr. 55 en 36 202, nr. 102) waar Kamerlid Van Weyenberg zo enthousiast over was en Minister van Weyenberg nu de kans heeft iets mee te doen? Bent u voornemens hierop actie te ondernemen of is uw werkwijze en die van uw kabinet dezelfde als bij het WEF, «een tijd praten over ongelijkheid en daarna weer doorgaan met de rijken der aarde rijkdom laten vergaren»?
Zie antwoord vraag 9.
Het vertrek van demissionaire ministers |
|
Jimmy Dijk , Michiel van Nispen |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Kunt u aangeven waarom u akkoord bent met het voortijdig vertrek van demissionaire Ministers uit uw kabinet?
Zoals ik eerder heb gemeld in antwoord op Kamervragen van het lid Leijten (SP) van 17 februari 2022 is het niet aan de Minister-President om al dan niet akkoord te verlenen voor het vertrekken van een bewindspersoon. Het is in zijn algemeenheid wenselijk dat demissionaire bewindspersonen de kabinetsperiode afmaken. Tegelijkertijd geldt dat er in voorkomende gevallen redenen kunnen zijn voor een bewindspersoon om dit niet te doen, en blijft dit een persoonlijke afweging van de betrokken bewindspersoon.
Vindt u het in het landsbelang dat demissionaire bewindspersonen hun werk blijven doen en niet voortijdig vertrekken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 1.
Erkent u dat de voormalig demissionair Minister van Financiën bijna openlijk aangaf te willen vertrekken? Welk signaal is daar van uitgegaan richting de demissionaire bewindspersonen?
Het is niet aan mij om te speculeren over uitingen van voormalig bewindspersonen en de eventuele signalen die hier van uit gaan.
Kunt u aangeven welke afspraken u over voortijdig vertrek heeft gemaakt? Welke argumenten gebruikt u om bewindspersonen aan te laten blijven?
Ik heb geen afspraken gemaakt over voortijdig vertrek. Zie voorts het antwoord op vraag 1.
Op welke wijze is de continuïteit gewaarborgd op belangrijke dossiers als demissionaire bewindspersonen komen en gaan?
Bij het vertrek van bewindspersonen wordt altijd van geval tot geval bezien op welke wijze de continuïteit het best geborgd kan worden. Er zal altijd een Minister zijn die verantwoordelijkheid draagt.
Klopt het dat de vertrokken bewindspersonen geen wachtgeld krijgen, of oefenen zij hun nieuwe functie uit met behoud van ministersalaris?
Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers (Appa) heeft een bewindspersoon aan wie ontslag wordt verleend en die op dat moment nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, in beginsel recht op een uitkering. Of een gewezen bewindspersonen in voorkomende gevallen ook recht heeft op een uitkering na ontslag en de hoogte van de uitkering is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De uitkering wordt bijvoorbeeld niet uitbetaald voor de periode dat de belanghebbende buiten Nederland woont of verblijf houdt anders dan wegens vakantie. Uitzondering hierop is verblijf in een EU-lidstaat, een staat binnen de EER of Zwitserland van niet langer dan zes maanden, met uitzicht op een betaalde baan.
Kunt u waarborgen dat het demissionaire kabinet niet een nog grotere duiventil wordt de komende tijd? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 1.
Kunt u aangeven hoe u en uw demissionaire ploeg het algemeen belang ten opzichte van het eigen belang afwegen? Bent u bereid de bewindspersonen te verzoeken hun eigen belang uit te stellen tot hun taak in het algemeen belang er op zit?
Zie het antwoord op vraag 1.
Erkent u dat het voortijdig vertrek van demissionaire bewindspersonen op een door henzelf gekozen moment tot een nog lager vertrouwen in de politiek kan leiden? Zo ja, hoe gaat u dit in de toekomst voorkomen?
Zie het antwoord op vraag 1.
Het bericht 'Moet de spoedeisende hulp in Goes en Terneuzen blijven? Ministerie haalt meningen op' |
|
Jimmy Dijk |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is de insteek van de geplande bijeenkomst in Goes over de acute zorg in Zeeland?1
De bijeenkomst van 17 januari 2024 in Goes over de acute zorg is georganiseerd in het licht van het ambtelijke traject rondom nieuwe normen voor de toegankelijkheid van acute ziekenhuiszorg, wat volgt uit het Integraal Zorgakkoord en de beleidsagenda toekomstbestendige acute zorg2. De huidige norm geeft onvoldoende duidelijkheid en richting aan zowel burgers als zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Vanwege de vele belangen die een rol spelen bij het vervangen van deze norm, is een zorgvuldig proces ingericht om tot nieuwe normen in de acute (ziekenhuis)zorg te kunnen komen.
Dit ambtelijke traject is gericht op het ontwikkelen van verschillende varianten van normen voor de kwaliteit en toegankelijkheid in de acute ziekenhuiszorg, gebaseerd op verschillende visies op de acute zorg. Daar zullen ook varianten bij zijn die gericht zijn op het behouden van de huidige 45-minutennorm of op normenkaders die meer dan nu sturen op nabijheid van acute ziekenhuiszorg, waarbij leefbaarheid in de regio een grote rol speelt. Om de varianten op te stellen wordt op verschillende manieren informatie opgehaald.
Een verandering in de normen voor de acute (ziekenhuis)zorg kan gevolgen hebben voor (het gevoel van) leefbaarheid in de regio. Om die reden is het organiseren van bijeenkomsten voor burgers en gemeenten, om de wensen, zorgen en behoeften die leven in deze groepen mee te kunnen nemen in de ontwikkeling van varianten van normen, één van de onderdelen van het proces. Hiertoe heeft een extern bureau de opdracht gekregen deze twee losstaande trajecten (één traject voor burgers en één traject voor gemeenten) voor het Ministerie van VWS te organiseren en begeleiden en het Ministerie van VWS daarover te informeren middels de oplevering van rapportages. Het Ministerie van VWS zal de uitkomsten van de bijeenkomsten, die door een extern bureau worden begeleid, openbaar maken.
Het deeltraject waarin bijeenkomsten worden georganiseerd met burgers en gemeenten is in lijn met verschillende moties die door uw Kamer zijn ingediend3, waarin het belang van de betrokkenheid van hen bij besluitvorming over de acute zorg telkens is benadrukt.
Worden op meer plekken in het land dit soort bijeenkomsten georganiseerd? Zo ja, op welke plaatsen en op basis waarvan zijn deze plaatsen gekozen?
Ja, in totaal worden vier bijeenkomsten georganiseerd voor het betrekken van inwoners. Het Ministerie van VWS heeft de keuze voor deze regio’s gemaakt op basis van de wens om tot een representatieve samenstelling te komen. De gekozen regio’s verschillen onderling bijvoorbeeld in geografische ligging in Nederland, of een regio groot- of kleinstedelijk is en de sociaaleconomische status. Door bewust van elkaar verschillende regio’s te kiezen, wordt de kans vergroot op een goede afspiegeling van de populatie. Tijdens het uitvoeren van het traject en het organiseren van bijeenkomsten is gebleken dat enkele regio’s onvoldoende tijd en capaciteit hadden om deel te nemen aan dit traject. De uiteindelijke keuze is gevallen op Friesland, Drenthe, Amsterdam en Zeeland.
Op welke manier bent u van plan de punten die mensen bij deze bijeenkomst(en) naar voren brengen mee te nemen bij de besluitvorming over de toekomst van de acute zorg?
Over het proces om te komen tot alternatieven voor de 45-minutennorm heeft mijn voorganger uw Kamer geïnformeerd4 op 16 juni 2023. Aangezien de 45-minutennorm door uw Kamer controversieel verklaard is, wordt besluitvorming over een eventueel alternatief voor de 45-minutennorm aan een volgend kabinet overgelaten. Het ambtelijke traject, met verkennende gesprekken met onder andere burgers, gemeenten en veldpartijen alsmede het in kaart brengen van verschillende varianten van normen, wordt wel voortgezet. De resultaten van dit traject kunnen te zijner tijd gebruikt worden bij de voorbereidingen van een volgend kabinet. Dit is ook aan uw Kamer kenbaar gemaakt5.
Alle aspecten die door deelnemers naar voren worden gebracht tijdens de bijeenkomsten worden door het externe bureau verwerkt in een eindrapportage. Deze rapportage wordt opgeleverd aan het Ministerie van VWS. Naast de trajecten die worden georganiseerd waarin gemeenten en burgers om inbreng wordt gevraagd, zijn verschillende andere deelonderzoeken uitgezet. De opbrengst van de verschillende deeltrajecten samen wordt meegenomen in het opstellen van varianten van nieuwe normen voor toegankelijkheid en kwaliteit in de acute zorg, wat centraal staat in fase 1 van het ambtelijke traject.
Wat bent u van plan te doen, als mensen vooral aangeven dat zij niet willen dat de spoedeisende hulp (SEH) in hun regio verdwijnt?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Zijn er plannen om de SEH in Goes en/of Terneuzen te sluiten of af te bouwen of wordt daarover nagedacht?
Voor zover bij mij bekend zijn er geen plannen om de SEH in Goes en/of Terneuzen te sluiten of af te bouwen en wordt daar ook niet over nagedacht.
Hoe staat het met de plannen rondom de hervorming van de 45-minutennorm? Heeft deze bijeenkomst hiermee te maken? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot het feit dat de ontwikkelingen rondom de 45-minutennorm controversieel verklaard zijn?
Zoals ook aangegeven in mijn antwoord op vraag 1 is deze bijeenkomst georganiseerd in het licht van het traject rondom nieuwe normen voor toegankelijkheid en kwaliteit in de acute zorg. In deze kabinetsperiode is een start gemaakt met dit proces. Zoals eerder aan uw Kamer medegedeeld6 is dit (demissionaire) kabinet van mening dat de huidige norm, de 45-minutennorm voor SEH’s en afdelingen acute verloskunde, niet voldoet. Het traject rondom de vervanging van de 45-minutennorm voor SEH’s en afdelingen acute verloskunde is controversieel verklaard door uw Kamer. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 zal het demissionaire kabinet dus geen besluiten nemen over deze norm. Echter het controversieel verklaren neemt de urgentie, en het oorspronkelijke beoogde doel, niet weg. Ook een volgend kabinet zal hier een beslissing over moeten nemen. Wegens het (maatschappelijke) belang van het traject wordt het lopende ambtelijke traject met verkennende gesprekken met onder andere burgers, gemeenten en veldpartijen daarom wel voortgezet. Deze ambtelijke verkenning kan te zijner tijd worden gebruikt door een volgend kabinet om een zo afgewogen mogelijk besluit te kunnen nemen.
‘Het artikel Hollandse Energie Maatschappij (HEM) verdacht van gesjoemel met prijsplafondmiljoenen’ |
|
Sandra Beckerman , Jimmy Dijk |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Kunt u bevestigen of het bericht in de Volkskrant over de verdenking van fraude door HEM met het prijsplafond accuraat is? Zo ja, welke stappen worden ondernomen om deze kwestie grondig te onderzoeken?1
Om een doelmatige en verantwoorde besteding van de prijsplafondsubsidie te borgen, ziet RVO toe op de naleving van de subsidievoorwaarden. Daarnaast controleert de Autoriteit Consument en Markt (ACM) vanuit haar rol als wettelijk toezichthouder of alle energiebedrijven, die met een leveringsvergunning actief zijn op de Nederlandse markt, zich aan de geldende wetten en regels houden.
Ik heb uw Kamer via de voortgangsrapportages2 geïnformeerd over de stappen die gezet zijn in het kader van het toezien op de naleving van de regeling prijsplafond. Bij nieuwe ontwikkelingen zal ik de Kamer uiteraard opnieuw informeren. Over eventueel lopende juridische procedures die hier direct mee samenhangen, kan ik op dit moment geen uitspraken doen.
Kunt u, in het licht van dit artikel, reageren op eerdere vragen gesteld door het lid Leijten (SP) over de energieleverancier HEM en reflecteren op de destijds gegeven antwoorden? (Aanhangsel handelingen 2022/23 nr. 621) Was er in november van 2022 niet al een vermoede dat dit geval fraudegevoelig zou zijn? Was het toezicht op HEM naar uw mening streng genoeg? Heeft u dit aangepast op basis van deze vragen?
Het toezien op de regels die op de energiemarkt gelden, en het verbeteren daarvan waar nodig, heeft mijn volle aandacht en ik blijf alert op de signalen uit de markt. Tijdens de uitzonderlijke situatie op de energiemarkt in het jaar 2022 viel door de energiecrisis het aanbod van vaste contracten weg. Eerder waren er al signalen over meerjarige contracten met variabele tarieven gekoppeld aan hoge opzegboetes. Per 1 juni 2023 zijn nieuwe opzegregels van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) van kracht geworden. Deze opzegregels gelden voor het vroegtijdig opzeggen van een contract met vaste tarieven én een bepaalde looptijd voor de levering van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers. Met de nieuwe regels zijn opzegvergoedingen voor contracten met een onbepaalde looptijd of contracten met een bepaalde looptijd en variabele tarieven niet toegestaan.
In antwoord op de vragen van het lid Leijten (SP), schrijft u het volgende: «Op zijn minst roept de uitzending de vraag op of die regels goed zijn nageleefd in dit geval. Ik vind het daarom belangrijk dat de toezichthouder scherp let op eventuele overtredingen van deze regels en zo nodig optreedt waar die niet nageleefd worden.» Bent u van mening dat dit gelukt is?
Ik vind het belangrijk dat de toezichthouder scherp let op eventuele overtredingen van wet- en regelgeving. De ACM ziet als toezichthouder toe op de naleving van de regels. In dit kader kan de ACM bij eventuele overtredingen boetes opleggen of extra eisen opnemen in de vergunning. De bewijslast om op te treden tegen een leverancier is hoog en onderzoeken duren daarom lang. Op 22 december 2023 heeft de ACM bekendgemaakt in september 2022 een onderzoek gestart te zijn naar energieleverancier HEM en dat in juni 2023 een tweede onderzoek volgde. Op grond van deze onderzoeken heeft de ACM aanvullende voorschriften opgenomen in de aan HEM verleende vergunning voor het leveren van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers.
Bent u van mening dat het wenselijk is dat bedrijven zonder vergunning leverancier spelen? Wat voor gevaren ziet u in dit soort constructies? Bent u van mening dat deze risico’s van misbruik opwegen tegen de door u te definiëren baten?
Nee, dat is niet wenselijk en in principe niet toegestaan, wettelijke uitzonderingen daargelaten. Ik merk verder op dat in de berichtgeving wordt gesproken over een energieleverancier met leveringsvergunningen voor elektriciteit en gas.
HEM leverde energie zonder leveringsvergunning. Hoe kwam dit bedrijf dan in aanmerking voor het prijsplafond? Is het gepast dat dit bedrijf in aanmerking kwam voor het prijsplafond?
De ACM als onafhankelijke toezichthouder gaat over het afgeven van vergunningen voor de levering van elektriciteit en gas. Zij houden op hun website een openbaar register bij waarin alle energieleveranciers met een leveringsvergunning staan vermeld. Allround Hollands Energie B.V., de naam waaronder HEM staat geregistreerd, is opgenomen in dit register.
Bij totstandkoming van het prijsplafond was het streven om alle huishoudens met een kleinverbruikersaansluiting te bereiken met deze regeling. Naast deelname van alle leveranciers met een Nederlandse vergunning, was het daarom ook mogelijk voor energieleveranciers die conform wetgeving leveren, maar zonder een vergunning (bijvoorbeeld aan zogeheten multisites), om aan het prijsplafond deel te nemen. De genoemde leverancier is echter een partij die wel over een door de ACM verleende vergunning beschikt.
Hoe kunt u garanderen dat energieleveranciers op een eerlijke en transparante manier omgaan met het prijsplafond, en welke maatregelen worden overwogen om mogelijke misbruiken in de toekomst te voorkomen?
Het prijsplafond is in 2023 ingesteld om consumenten prijszekerheid te bieden tijdens een uitzonderlijke situatie op de energiemarkt. Het prijsplafond is per 31 december 2023 afgelopen. RVO en de energieleveranciers werken in 2024 en 2025 verder aan het afronden van de regeling. In 2024 leveren energieleveranciers, net zoals in 2023, maandelijks een eindnota aan bij de RVO. Hieruit blijkt of het voorschot dat de leverancier in 2023 over de betreffende periode heeft ontvangen te hoog of te laag is geweest. Dit wordt vervolgens door RVO gecorrigeerd.
Op verzoek van uw Kamer is in de prijsplafondregeling een brutomargetoets opgenomen. Deze toets voorkomt dat energieleveranciers als gevolg van het prijsplafond overwinsten kunnen boeken. Hiertoe wordt de behaalde brutomarge in 2023 vergeleken met het gemiddelde van de voorgaande jaren. Eventuele overschrijdingen van dit gemiddelde worden na de definitieve vaststelling in 2025 door RVO teruggevorderd. De toets geldt voor alle leveranciers die gebruik maken van de regeling.
Wat zijn de gevolgen voor de consumenten indien blijkt dat HEM inderdaad fraude heeft gepleegd met het prijsplafond, en welke stappen zult u ondernemen om gedupeerde consumenten te compenseren?
Alle energieleveranciers die onder de regeling van het prijsplafond in 2023 vielen, zijn gehouden aan de voorwaarden van het prijsplafond. Op dit moment zijn er geen aanwijzingen dat er consumenten zijn die over hun energieverbruik in 2023 onder het prijsplafond meer hebben betaald dan het prijsplafondtarief.
In hoeverre heeft de Autoriteit Consument en Markt (ACM) reeds onderzoek gedaan naar de handelspraktijken van HEM en welke verdere stappen onderneemt de ACM te ondernemen in reactie op deze verdenking van fraude?
De ACM houdt algemeen toezicht op de energieleveranciers. Doorgaans doet de ACM geen uitspraken over onderzoeken die nog niet zijn afgerond of lopende zaken. De ACM heeft meerdere keren gewaarschuwd voor de hoge tarieven die HEM rekent voor gas en elektriciteit bij vaste contracten3. In december heeft de ACM een besluit gepubliceerd waarbij zij de vergunningsvoorwaarden van HEM heeft aangescherpt (zie ook antwoord op vraag 3). Bij herhaalde overtreding van de voorschriften, kan de ACM besluiten om over te gaan tot het treffen van handhavende maatregelen, waaronder ook het intrekken van de vergunning.
De verkoop van Intravacc |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Bent u zich ervan bewust dat de partijen die uw besluit om Intravacc B.V. te privatiseren steunden, in de nieuwe Kamer nog maar minder dan een derde van de zetels hebben?
De zetelverdeling in de Kamer is mij bekend.
Bent u van mening dat de steun van 42 Kamerleden voldoende is om de verkoop van de laatste publieke vaccinontwikkelaar door te zetten?
De Kamer is eerder akkoord gegaan met de verkoop van Intravacc B.V. Al enige tijd wordt uitvoering gegeven aan het verkoopproces en het bevindt zich momenteel in de laatste fase voor overdracht van de aandelen.
De voormalig Minister van VWS heeft eerder met u gedeeld dat verkoop van belang is voor de toekomst van Intravacc B.V. en het personeel, omdat Intravacc B.V. dan beter kan participeren in het mondiale vaccin ecosysteem. De huidige positie van de overheid belemmert het aantrekken van benodigde nieuwe private investeringen in Intravacc B.V. Het is daarom van belang deze verkoopprocedure binnen afzienbare termijn af te ronden. Het nu terugdraaien van de verkoop zou niet getuigen van een betrouwbare overheid.
Wanneer verwacht u dat de verkoop van Intravacc B.V. definitief zal zijn?
De wederzijds door de voormalig Minister van VWS en de koper getekende overeenkomst waarin de voorgenomen beslissing tot verkoop is vastgelegd bevat een aantal voorwaarden die de komende tijd worden ingevuld. Als aan deze voorwaarden is voldaan, ben ik verplicht de verkoop definitief af te ronden door de aandelen over te dragen. Ik zal uw Kamer daarover te zijner tijd informeren.
Bent u bereid om te wachten met de definitieve verkoop van Intravacc B.V. totdat de nieuwe Kamer zich hierover heeft kunnen uitspreken?
Nee, daartoe ben ik niet bereid gezien de mogelijke financiële en juridische gevolgen. Het getuigt daarnaast niet van een betrouwbare overheid als de verkoop nu teruggedraaid zou worden. Daarmee zou eveneens het aanzien van de Staat als betrouwbare partij geschaad kunnen worden.
Het bericht dat private equity leidt tot meer medische complicaties |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat private equity leidt tot meer medische complicaties?1
Alle zorg die in Nederland wordt verleend, dient van goede kwaliteit te zijn en te voldoen aan de eisen in de geldende regelgeving. Het onderzoek waar dit bericht naar verwijst heeft betrekking op de relatie tussen private equity financiering en kwaliteit in Amerikaanse ziekenhuizen. Gezien de grote verschillen tussen het Nederlandse zorgstelsel en het Amerikaanse zorgstelsel ben ik van mening dat de conclusies uit dit onderzoek niet één op één zijn te vertalen naar de Nederlandse situatie.
Heeft u redenen om aan te nemen dat de effecten van private equity op de zorg in Nederland wezenlijk anders zijn dan in de Verenigde Staten?
In het Nederlandse zorgstelsel staan de publieke belangen kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg centraal. Op deze vlakken kennen we veel regulering door de overheid. Denk aan de Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz), Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), Wet toelating zorginstellingen (WTZi) en de Wet toetreding zorgaanbieders (WTZa). De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) zien daarop toe. De borging van deze publieke belangen is daarmee veel strakker gereguleerd dan in de Verenigde Staten. Dat neemt niet weg dat ook in Nederland risico’s voor de publieke belangen kunnen ontstaan. Dat is bijvoorbeeld wanneer financiële doelstellingen van door private equity partijen gefinancierde zorgaanbieders, een groter belang kunnen krijgen dan de kwaliteit en toegankelijkheid van zorg. Op dit moment is er echter weinig bekend over de effecten van private equity in de diverse zorgsectoren in Nederland. Naar aanleiding van de door uw Kamer aangenomen motie Van den Berg en Dijk2 wordt daar op dit moment onderzoek naar gedaan. Dit onderzoek is volledig gericht op het Nederlandse zorgstelsel. Naar verwachting zullen de resultaten van dit onderzoek rond het einde van het eerste kwartaal 2024 beschikbaar komen.
Zorgen deze onderzoeksresultaten ervoor dat u nu meer beseft hoe schadelijk op winst beluste private equity kapitalisten voor de zorg kunnen zijn?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 2, loopt op dit moment het onderzoek naar de effecten van private equity in het Nederlandse zorgstelsel. Ik vind het van belang om eerst beter zicht te krijgen in de mate waarin sprake is van private equity in de zorg en het effect van private equity om te bepalen of, en zo welke, nadere maatregelen gewenst zijn voor de diverse zorgsectoren.
Bent u nu wel bereid om op korte termijn in te grijpen om de opmars van private equity in de Nederlandse zorg een halt toe te roepen? Zo ja, welke stappen gaat u hiervoor zetten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u nu wel bereid om de aangenomen motie Marijnissen en Bikker2 uit te voeren om ervoor te zorgen dat binnen de huisartsenzorg, eigenaarschap van private equitypartijen tot het verleden gaat behoren?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom zou een verbod op private equity in de huisartsenzorg niet juridisch uitvoerbaar zijn?3
Zorgaanbieders (dus ook huisartsen) zijn in Nederland private partijen. Zij zijn in beginsel vrij om een investeringsovereenkomst of geldlening aan te gaan met allerlei soorten investeerders, zoals familieleden, banken, vermogende particulieren of participatiemaatschappijen. Als de contractsvrijheid beperkt wordt door zorgaanbieders te verbieden om met bepaalde investeerders een overeenkomst te sluiten, raakt dat aan de vrijheid van ondernemerschap (artikel 16 EU-handvest), het eigendomsrecht (Artikel 1, eerste protocol EVRM, artikel 17 van het EU-handvest) en ook aan vrij verkeerbepalingen uit het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, zoals bijvoorbeeld het vrij verkeer van kapitaal. Als daarbij slechts voorwaarden gesteld worden aan één specifieke partij, kan ook het gelijkheidsbeginsel in het gedrang komen.
Om een maatregel te kunnen nemen, moet in ieder geval onderbouwd kunnen worden dat de getroffen maatregel proportioneel is en noodzakelijk en, waar van toepassing, ook dat deze niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel.
Zoals hierboven al vermeld, wordt momenteel onderzoek gedaan naar de effecten van private equity op de kwaliteit, betaalbaarheid en toegankelijkheid van de zorg. Ik acht het niet zorgvuldig om vooruitlopend op de uitkomsten van dit onderzoek specifieke maatregelen te nemen tegen private equity partijen.
Waarom zouden we als land verplicht zijn om op winst beluste sprinkhaankapitalisten toe te staan om huisartsenpraktijken op te kopen, terwijl bekend is dat de kans groot is dat daarna de kwaliteit en toegankelijkheid van de zorg achteruit holt en dat soms zelfs de volledige praktijk omvalt?
Het zorgbeleid is erop gericht dat de zorg betaalbaar is, van goede kwaliteit en toegankelijk voor iedereen die haar nodig heeft. Om hiervoor te zorgen moet onder andere worden voldaan aan de eisen rond kwaliteit van zorg door zorgaanbieders zoals vastgelegd in de Wkkgz, de bepalingen rond het winstuitkeringsverbod in de WTZi en de bepalingen over bestuursstructuur zoals vastgelegd in de WTZa. De IGJ en NZa zien daarop toe en handhaven wanneer nodig.
Voor een algeheel verbod op private equity in de huisartsenzorg of andere aanvullende maatregelen, heb ik eerst meer zicht nodig op de effecten van private equity op de zorg. Daarnaast kunnen private investeringen en commerciële bedrijven in de zorg een waardevolle aanvulling zijn om het huidige tekort aan praktijk houdende huisartsen op te vangen en helpen om de druk op de zorg te verminderen. Nieuwe initiatieven kunnen bijdragen aan het voorkomen dat patiënten toegang tot huisartsenzorg verliezen.
Het bericht dat de rechter huisartsen gelijk geeft in zaak over tarieven |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de rechter huisartsen gelijk geeft in zaak over tarieven?1
Het is een wettelijke taak van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) om prestaties en tarieven vast te stellen voor de zorg. Deze tarieven moeten gemiddeld kostendekkend zijn. Voor onder andere de huisartsenzorg voeren zij daartoe periodiek een kostprijsonderzoek uit. De NZa baseert de tarieven onder andere op informatie over de kosten, productie en omzet, die gedurende een kostprijsonderzoek wordt uitgevraagd bij een representatieve steekproef van zorgaanbieders. In de tussenliggende perioden worden tarieven jaarlijks geïndexeerd, om zo een goede aansluiting te houden bij recente prijs- en loonstijgingen.
«De Bevlogen Huisartsen», Landelijke huisartsenvereniging (LHV) en de Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen (VPH) hebben beroep aangetekend bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), tegen de door de NZa vastgestelde tarieven voor 2023 en 2024. Zij vonden dat deze tarieven de huisartsen onvoldoende compenseren voor de recente ontwikkelingen, met name in de sterk gestegen kosten voor personeel en huisvesting. De rechter heeft geoordeeld dat de NZa bij het vaststellen van de tarieven voor 2023 en 2024 had moeten onderzoeken of deze nog kostendekkend zijn. Dat had de NZa een paar jaar uitgesteld, voornamelijk omdat de gegevens van zorgaanbieders uit de «coronajaren» 2020 en 2021 niet representatief waren voor een kostprijsonderzoek. De NZa zal de tarieven voor 2023 en 2024 opnieuw moeten vaststellen en ik vertrouw erop dat de NZa dit ten uitvoering zal brengen.
Op welke termijn komt er voor de huisartsen duidelijkheid over de tarieven voor 2023 en 2024?
Binnenkort worden de resultaten van het nu lopende kostprijsonderzoek verwacht, voor de herijking van de tarieven per 1 januari 2025. In het onderzoek worden de gegevens van zorgaanbieders uit 2022 gebruikt. Deze kunnen worden gebruikt om te toetsen of de tarieven voor 2023 en 2024 gemiddeld kostendekkend waren. Ik vertrouw erop dat de NZa voor de zomer van 2024 duidelijkheid kan geven over de tarieven van 2023 en 2024.
Op welke termijn worden de tarieven daadwerkelijk verhoogd voor de huisartsen?
De tarieven in de huisartsenzorg worden per 1 januari 2025 herijkt. Deze nieuwe tarieven worden gebaseerd op de resultaten van het nu lopende kostprijsonderzoek, dat de NZa binnenkort verwacht af te ronden. Het is daarom nu nog niet zeker of de tarieven daadwerkelijk zullen worden verhoogd.
Omdat de uitkomst van het kostprijsonderzoek ook wordt gebruikt om te toetsen of de tarieven van 2023 en 2024 gemiddeld kostendekkend waren, geldt voor deze twee jaren dezelfde redenering. Voor de duidelijkheid: De rechter heeft niet geoordeeld dat de tarieven niet kostendekkend zijn, maar dat de NZa had moeten onderzoeken of de tarieven nog kostendekkend zijn. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Waarom moesten de huisartsen een rechtszaak aanspannen om een onderzoek naar kostendekkende tarieven af te dwingen? Was het gezien de enorme druk op de huisartsenzorg niet logisch geweest als de Nederlande Zorgautoriteit (NZa) de huisartsen hierin vrijwillig tegemoet was gekomen?
Het voorgaande kostprijsonderzoek in de huisartsenzorg werd uitgevoerd in 2016/2017, over uitgevraagde gegevens van zorgaanbieders uit 2015, wat vervolgens heeft geleid tot herijkte tarieven per 1 januari 2018. Gedurende de «coronajaren» 2020 en 2021 was de benodigde informatie over de kosten, productie en omzet van zorgaanbieders zo sterk vertekend dat deze niet representatief waren voor een nieuw kostprijsonderzoek. De gegevens uit 2019 zouden een te verouderd beeld geven. De NZa heeft aangegeven dat een representatief kostprijsonderzoek dus niet eerder kon worden uitgevoerd. Dit hebben zij vastgesteld in samenspraak met betrokken partijen waaronder de LHV en VPH. De NZa heeft daarom besloten om het kostprijsonderzoek uit te stellen en deze uit te voeren over de gegevens van 2022. De tarieven zijn overigens in de afgelopen jaren wel geïndexeerd, om zo aansluiting te houden bij recente prijs- en loonstijgingen.
De situatie van de ziekenhuizen in Venlo, Roermond en Zwolle |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het VieCuri Medisch Centrum in Venlo onder financiële druk staat en de noodklok luidt?1
Ik heb kennis genomen van het bericht en heb ook contact gehad met het VieCuri Medisch centrum.
Bent u het ermee eens dat de kwaliteit en de toegankelijkheid van de ziekenhuiszorg in Venlo niet achteruit mogen gaan?
Iedereen in Nederland moet toegang hebben tot goede zorg, ongeacht waar je woont. Ik hecht dus zeer aan de toegankelijkheid van goede medisch specialistische zorg, in de regio Venlo en in heel Nederland. Ik heb geen signalen ontvangen dat de kwaliteit van de ziekenhuiszorg in Venlo en omgeving onder druk staat. VieCuri heeft ook aangegeven dat de patiëntenzorg niet ter discussie staat.
Is het volgens u een reële mogelijkheid dat het VieCuri 12 miljoen euro kan bezuinigen zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit en de toegankelijkheid van de zorg?
Het is niet aan mij om hier uitspraken over te doen, dit is de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder.
Bent u het ermee eens dat het zeer onwenselijk is om zorgverleners te ontslaan, op het moment dat er al sprake is van grote personeelstekorten in de zorg?
VieCuri heeft aangegeven een plan te hebben opgesteld dat erop gericht is efficiënter te gaan werken, zodat met minder medewerkers hetzelfde werk gedaan kan worden. VieCuri heeft reeds een vacaturestop ingesteld. Daarnaast worden tijdelijke en ZZP-contracten niet verlengd en wordt natuurlijk verloop, als gevolg van pensionering of vrijwillig vertrek, niet vervangen. De kritische functies zijn hiervan wel uitgezonderd. VieCuri laat weten te verwachten dat op deze manier de noodzakelijke personeelsreductie voor 2024 kan worden bereikt, zonder daarbij gebruik te maken van gedwongen ontslagen.
Los van deze specifieke casuïstiek vind ik het uiteraard van groot belang dat de zorg een aantrekkelijke sector is en blijft om in te werken. Het is onwenselijk om zorgpersoneel te verliezen, zeker gezien het personeelstekort en de uitdagingen die er liggen om goede toegankelijke zorg voor iedereen die haar nodig heeft te kunnen realiseren- nu en in de toekomst. Om het personeelstekort in de zorg op te lossen is een brede integrale aanpak nodig waarbij we langs verschillende sporen aan de slag zijn met de vraagstukken die op de arbeidsmarkt zorg en welzijn spelen. Dit doen we, onder andere via het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg (TAZ) en het Integraal Zorgakkoord (IZA), waarin alle betrokken partijen afspraken hebben gemaakt over de aanpak van het personeelstekort en ambities hebben gesteld om aan de slag te gaan met goed werkgeverschap, innovatie, waardering en meer ruimte voor vakmanschap met als doel meer werkplezier voor de zorgmedewerker en werken in de zorg weer aantrekkelijk te maken.
Bent u bereid om in gesprek te treden met het bestuur van VieCuri, de ondernemingsraad en de zorgverzekeraars om te komen tot een oplossing voor de problemen, zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit en de toegankelijkheid van de zorg?
Het is aan het ziekenhuisbestuur om met alle relevante partijen goede afgewogen keuzes te maken waarbij de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg zijn geborgd. Via de toezichthouders (IGJ en NZa) houd ik een vinger aan de pols. Ik vind het goed dat, ongeacht de precieze aanleiding, ziekenhuizen met relevante partijen nadenken over hoe zij de ziekenhuiszorg in hun regio toekomstbestendig kunnen maken.
Het is verder de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder (VieCuri) en de zorgverzekeraars om samen zodanige afspraken te maken dat iedereen toegang heeft tot kwalitatief goede zorg. Van zorgverzekeraars mag ook verwacht worden dat zij vooruitdenken over hoe ze meerjarig aan hun zorgplicht kunnen voldoen. VieCuri laat weten dat er constructieve gesprekken gevoerd worden met zorgverzekeraars VGZ en CZ.
Wat is uw reactie op het bericht dat het Laurentius Ziekenhuis in Roermond de psychiatrische afdeling sluit om personeelskrapte?2
Ik heb begrepen dat de Raad van Bestuur van het Laurentius Ziekenhuis een voorgenomen besluit heeft genomen om uiterlijk per 1 mei 2024 de PAAZ (Psychiatrische Afdeling Algemeen Ziekenhuis) te sluiten. Het gaat hier om de polikliniek psychiatrie en de opname afdeling psychiatrie. Na voorlegging aan de interne adviesorganen volgt begin dit jaar een definitief besluit. De Raad van Bestuur zegt zorg te dragen voor een goede overdracht van patiënten naar andere zorginstanties. Volgens de Raad van Bestuur blijft de psychiatrische zorg in de regio gewaarborgd. Door de voorgenomen sluiting van de PAAZ komen de bereikbaarheidsnormen in de acute (psychiatrische) zorg niet in het geding, aangezien de PAAZ niet is aangemerkt als 24/7 uurs crisisdienst. Dit laatste is bevestigd door het RIVM. De IGJ is als toezichthouder nauw betrokken en heeft veelvuldig contact met het Laurentius. Via de IGJ houd ik een vinger aan de pols.
Omdat er in deze casus ook sprake is van een zorgaanbieder van geestelijke gezondheidszorg die acute zorg verleent, is de AMvB acute zorg (Uitvoeringsbesluit Wkkgz) van toepassing3. Het op juiste wijze volgen van de AMvB acute zorg is voor mij van groot belang. Alle partijen in de regio moeten goed betrokken worden. Juist voor inwoners, gemeenten en zorgmedewerkers is het van grote betekenis om tijdig de plannen te kennen en om mogelijkheden te hebben om daarover in gesprek te gaan. Iedereen kan op die manier – vanuit de eigen rol en verantwoordelijkheid – bijdragen om tot de beste mogelijke oplossingen te komen. De IGJ ziet in haar toezicht ook toe op het op juiste wijze volgen van de genoemde AMvB.
Waarom worden nog steeds geestelijke gezondheidszorg (ggz)-afdelingen gesloten op het moment dat er juist enorme wachtrijen bestaan voor de ggz?
Er kunnen, in algemene zin, verschillende redenen ten grondslag liggen aan sluitingen van ggz-instellingen, zoals bijvoorbeeld een personeelstekort of beperkte schaalgrootte. Hierdoor kunnen instellingen kwetsbaar zijn voor doorontwikkeling en het up-to-date blijven met behandelmethoden, met als mogelijk gevolg dat de borging van goede psychiatrische patiëntenzorg op termijn in het gedrang komt. Het is de inzet van het Ministerie van VWS om de toegankelijkheid van de ggz beter te borgen, bijvoorbeeld door in te zetten op het verbeteren van de beschikbaarheid van de cruciale ggz, zoals ook toegelicht in de brief van 21 december 20234.
Hoe bent u van plan om de aanhoudende reeks sluitingen van ziekenhuisafdelingen door heel het land een halt toe te roepen?
Laat ik allereerst benadrukken dat het niet het beleid van het Ministerie van VWS is om ziekenhuizen, of ziekenhuisafdelingen, te sluiten. Laat ik eveneens benadrukken dat het in de eerste plaats aan een zorgaanbieder zelf is, en dus niet aan mij als Minister, om keuzes te maken over de inrichting van de eigen ziekenhuisorganisatie en de bedrijfsvoering. Het is aan de zorgaanbieder en de zorgverzekeraar gezamenlijk om afspraken te maken over toegang tot kwalitatief goede zorg. Het is daarbij ook van belang dat alle relevante partijen worden betrokken als het gaat om de toekomstige inrichting van de (ziekenhuis)zorg.
De IGJ houdt toezicht op de kwaliteit en veiligheid van de zorg en de NZa houdt onder andere toezicht op de naleving van de zorgplicht door zorgverzekeraars. Zij zijn op hun beurt verantwoordelijk voor het inkopen van voldoende zorg voor patiënten/verzekerden. Als overheid kunnen we normen stellen en stimuleren dat kwaliteitskaders tot stand komen. De zorgaanbieder beslist binnen de wettelijke en kwaliteitskaders zelf welke zorg zij aanbiedt.
Als Minister voor Medische Zorg vind ik het belangrijk dat alle Nederlanders kunnen rekenen op dezelfde goede kwaliteit van zorg. Daarbij moet het niet uitmaken waar je woont of verblijft. Om de zorg toekomstbestendig te maken is het nodig om de zorg in bijna alle regio’s anders te organiseren. Bij aanpassingen in het zorglandschap is het uitgangspunt «dichtbij waar het kan, verder weg als het moet». Door goede samenwerking is er gelukkig veel mogelijk. Er zullen soms moeilijke keuzes gemaakt moeten worden, maar ik zie op veel plekken in het land dat er door nieuwe vormen van samenwerking ook weer nieuwe mogelijkheden ontstaan. Juist daarom is het ook zo belangrijk dat we inzetten op een integrale aanpak van zorg en ondersteuning in de regio, die meer uitgaat van preventie, een aanpak in de wijk en betere ketensamenwerking zodat we kwetsbare situaties zoveel mogelijk kunnen voorkomen. Met het Integraal Zorgakkoord hebben veel zorgpartijen met de zorgverzekeraars, VNG en het Rijk afgesproken samen dit proces op te pakken. De in het kader van de afspraken uit het IZA ontwikkelde regiobeelden en regioplannen kunnen daar goed bij helpen, want daar moeten passende oplossingen voor verschillende vraagstukken in samenhang gevonden worden.
Bent u bereid om met het Laurentius Ziekenhuis in gesprek te treden om te bekijken welke alternatieven er zijn voor het sluiten van deze afdeling?
Ik zie geen reden om in gesprek te gaan met het bestuur van het Laurentius Ziekenhuis. Ik verwijs daarbij naar de toelichting zoals ook gegeven bij de beantwoording op vraag 5.
Wat is uw reactie op het bericht dat het Ziekenhuis Isala plots kampt met tekort van 23 miljoen euro?3
Ik heb kennis genomen van het bericht.
Hoeveel is het bestuur van het Isala van plan om te gaan bezuinigen?
Het Isala heeft mij laten weten dat zij voor 2024 een bezuiniging moet realiseren van 23 miljoen euro. Isala zegt deze bezuinigingen te moeten realiseren om zo de noodzakelijke investeringen te kunnen blijven doen.
Kan worden gegarandeerd dat de bezuinigingen bij het Isala niet ten koste gaan van de kwaliteit en de toegankelijkheid van de zorg?
Het Isala zegt dat de maatregelen die genomen gaan worden vooral betrekking hebben op het vergroten van de efficiency, het verbeteren van processen, het doelmatig inzetten van materialen en het tegengaan van verspilling. Het Isala laat weten dat patiënt altijd voorop staat en dat het uiterste gedaan zal worden om de kwaliteit en toegankelijkheid van zorg blijvend te borgen.
Bij welke ziekenhuizen verwacht u dat de komende tijd nog meer financiële problemen zullen ontstaan of afdelingen gesloten zullen worden?
Er zijn mij op dit moment geen andere signalen bekend, anders dan waarover al mediaberichten verschenen zijn. Zorgverzekeraars doen, conform de vroegsignaleringafspraken, een Early Warning Melding (EWS) als er sprake is van een risico voor het goed invulling geven van de zorgplicht als gevolg van bijvoorbeeld financiële en/of organisatorische knelpunten bij een zorgaanbieder. De NZa houdt hier toezicht op en toetst de inspanningen van de zorgverzekeraar als het gaat om het naleven van de zorgplicht. Via de NZa word ik op de hoogte gehouden van eventuele EWS meldingen.
Bent u het ermee eens dat de aanhoudende reeks van ziekenhuizen die in financiële problemen raken een zeer slechte ontwikkeling is? Zo ja, wat bent u van plan om te doen om deze ontwikkeling te stoppen?
Het is allereerst aan zorgverzekeraars en zorgaanbieders om met elkaar goede financiële afspraken te maken.
De ziekenhuissector in Nederland ziet er op sectorniveau in algemene zin financieel gezond uit. De laatste BDO benchmark-rapportage uit oktober 2023 bevestigt dit beeld. Tegelijkertijd zijn er ook zaken die aandacht behoeven zoals personeelskrapte en dalende resultaten die van invloed zijn op de investeringsmogelijkheden. Daarnaast verschillen de resultaten sterk tussen individuele ziekenhuizen. Er zijn ziekenhuizen met hele goede resultaten, maar ook ziekenhuizen die er financieel niet goed voor staan. In dat laatste geval is dat uiteraard niet wenselijk. Wanneer ziekenhuizen in financiële problemen (dreigen te) komen, en de continuïteit van de zorg in het geding dreigt te komen, gelden de EWS-afspraken waardoor er tijdig gehandeld kan worden, met het oog op de continuïteit van zorg voor patiënten en cliënten. Op basis van het algemene beeld van de sector, maar ook het aantal EWS-meldingen, zie ik geen reden om in gesprek te gaan met de zorgverzekeraars.
Bent u het ermee eens dat ziekenhuizen voldoende moeten worden gefinancierd om de gestegen kosten te kunnen betalen? Zo ja, bent u bereid om in gesprek te treden met de zorgverzekeraars om hen op te roepen om dit te gaan regelen?
Zie antwoord vraag 14.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie Dijk c.s., waarin het kabinet werd verzocht stappen te zetten om de spoedeisende zorg meer te financieren op basis van beschikbaarheid?4
Zoals reeds eerder aan uw Kamer gemeld7 is de NZa om advies gevraagd over de bekostiging van de acute zorg. Op 15 december 2023 heeft de toenmalig Minister van VWS het advies van de NZa ontvangen. Dit advies is op 16 januari 2024 aan uw Kamer verzonden8. De opvolging van het advies en de verdere uitvoering van de motie is aan een volgend kabinet.
Het bericht dat Pfizers gigawinsten in Nederland nog verder zijn gestegen naar 20 miljard euro |
|
Jimmy Dijk |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Kuipers |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat Pfizers gigawinsten in Nederland nog verder zijn gestegen naar 20 miljard euro?1
Het bericht waaraan wordt gerefereerd, maakt melding van de geconsolideerde winst die gemaakt is door de Nederlandse Pfizer-dochter C.P. Pharmaceuticals International C.V. Het bericht geeft ook aan dat onder dit dochterbedrijf bedrijven uit zo’n 60 landen vallen. Deze (geconsolideerde) winst bestaat daarom niet (alleen) uit de in Nederland behaalde resultaten. Het is niet aan mij om een waardering te geven aan de winsten die bedrijven maken of ze al dan niet te beperken. Ik kan ook niet sturen op de winst van bedrijven, eens te meer omdat het geneesmiddelen op een mondiale markt met internationale bedrijven betreft.
Bent u het ermee eens dat het onacceptabel is dat Pfizer zoveel winst maakt met geld dat eigenlijk bedoelt is voor de zorg? Zo ja, deelt u de analyse dat de machtspositie van dit soort grote commerciële farmaceutische bedrijven ten opzichte van overheden (zowel in Europa als in ontwikkelingslanden) gebroken moet worden?
Ik vind dat bedrijven een morele plicht hebben om de balans te houden tussen publieke inspanningen om geneesmiddelen te ontwikkelen en bij de patiënt te krijgen, en prijzen die bedrijven voor geneesmiddelen vragen. Temeer daar er sprake is van alsmaar stijgende uitgaven aan geneesmiddelen. Die worden mede veroorzaakt door hoge prijzen en leggen een grote druk op onze solidariteit. Hoge prijzen van geneesmiddelen gaan ten koste van de betaalbaarheid van zorg.
Nationaal richt ik mij op het beheersen van de uitgaven aan geneesmiddelen. Daarbij is de kosteneffectiviteit van een geneesmiddel bepalend. Instrumenten om kosten voor nieuwe geneesmiddelen te beheersen, liggen deels besloten in Europese wet- en regelgeving en in nationaal vergoedingsbeleid.
Ik acht het noodzakelijk om duidelijker aan te geven aan welke geneesmiddelen de maatschappij behoefte heeft en wat we bereid zijn om daarvoor te betalen: meer van een aanbod-gestuurde situatie naar een vraag-gestuurde situatie. Dat vraagt om twee belangrijke en complexe stappen: allereerst moet bepaald worden wat onze unmet medical needs, onze grootste onvervulde medische behoeften, zijn. Ten tweede moet een breed gedragen maatschappelijk kader worden ontwikkeld voor het bepalen van de hoogte van geneesmiddelenprijzen en -uitgaven. Daarmee kan vastgesteld worden wat we aanvaardbare uitgaven voor geneesmiddelen vinden. Beide vragen om een bredere maatschappelijke discussie.
Zoals ik in een eerdere brief over de financiering van het geneesmiddelenonderzoek2 heb aangegeven, voorzie ik met deze twee instrumenten in de hand, twee routes. Enerzijds is het van belang om een duidelijker signaal af te geven aan onderzoekers en investeerders aan welke geneesmiddelen maatschappelijk gezien behoefte is. Mogelijk ook met een afgebakende financiële beloning in het vooruitzicht.
Anderzijds zou de overheid, al dan niet in samenwerking met private of Europese fondsen, meer invloed kunnen uitoefenen op geneesmiddelenontwikkeling door de gerichte inzet van onderzoeksgelden.
Zo kan de overheid zowel aan de voorkant als aan de achterkant meer regie nemen op geneesmiddelenontwikkeling.
Deelt u de analyse dat het extra onrechtvaardig is dat Pfizer deze winsten voor een groot deel maakt met vaccins die deels met publiek geld ontwikkeld zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het ermee eens dat het feit dat al deze winst via Nederland weggesluisd wordt, aangeeft dat het nog steeds te gemakkelijk is voor multinationale bedrijven om via Nederland belasting te ontwijken?
Nee. Ik stel voorop dat het kabinet niet kan ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige (art. 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen). Het enkele feit dat er een financiële stroom via Nederland loopt, bewijst echter niet dat er sprake is van belastingontwijking. Doordat Nederland relatief veel internationale bedrijven heeft aangetrokken, bestaat een deel van de buitenlandse investeringen uit investeringen in een reëel hoofdkantoor in Nederland dat vervolgens investeert in buitenlandse dochterondernemingen. Daardoor kunnen financiële stromen juridisch en boekhoudkundig via het Nederlandse hoofdkantoor lopen, zonder dat daarbij sprake hoeft te zijn van belastingontwijking. In de tweede plaats zal door de maatregelen tegen belastingontwijking van de afgelopen jaren een deel van de structuren die voorheen leidden tot een belastingbesparing niet langer een fiscaal voordeel opleveren. De structuren kunnen nochtans voorlopig blijven voortbestaan als een herstructurering voor een bedrijf substantiële kosten met zich meebrengt -wat zeker het geval kan zijn als er in Nederland reële aanwezigheid is- en verder geen voordelen oplevert. Ook in die gevallen zullen financiële stromen via Nederland aanwezig blijven zonder dat er sprake is van belastingontwijking.
Hoeveel belasting zou Pfizer moeten betalen als zij belasting over hun winst zouden betalen in de landen waar zij deze winst daadwerkelijk maakten of als zij het reguliere Nederlandse winstbelastingtarief zouden betalen?
Ik kan geen uitspraken doen over de fiscale positie van een individueel belastingplichtige op grond van de fiscale geheimhoudingsplicht van art. 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen. Internationaal geldt echter als algemeen uitgangspunt dat winstbelasting geheven wordt op de plek waar waarde wordt gecreëerd. Nederland heft vennootschapsbelasting (vpb) van vpb-plichtigen over de winst die aan Nederland toerekenbaar is. Het reguliere vpb-tarief is 25,8%. Ik heb geen inzicht in de hoeveelheid belastingen die bedrijven verschuldigd horen te zijn in het buitenland.
Welke stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat het niet langer mogelijk is voor grote farmaceutische bedrijven zoals Pfizer om zulke excessieve winsten te maken met zorggeld?
Ik verwijs u naar het antwoord op vragen 2 en 3.
Welke stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat het niet langer mogelijk is om zoveel belasting te ontwijken via Nederland?
Het kabinet vindt belastingontwijking onwenselijk. Nederland heeft daarom de afgelopen jaren veel maatregelen tegen belastingontwijking genomen. Daarbij heeft Nederland zowel internationale afspraken tegen belastingontwijking streng geïmplementeerd als aanvullend (eenzijdig) nationale maatregelen genomen om belastingontwijking aan te pakken. Een belangrijk voorbeeld is de bronbelasting op renten en royalty’s naar laagbelastende jurisdicties die Nederland vanaf
1 januari 2021 heeft ingevoerd. Vanaf 1 januari 2024 is de bronbelasting ook gaan gelden voor dividendstromen naar laagbelastende jurisdicties. Ook de strenge vormgeving van de generieke renteaftrekbeperking (de earningsstrippingmaatregel) is een voorbeeld dat de inzet van het kabinet in de aanpak van belastingontwijking toont, evenals de maatregelen tegen hybride mismatches. Daarnaast heeft Nederland maatregelen genomen die zorgen voor een evenwichtigere belastingheffing van multinationals, mede naar aanleiding van het rapport van de Adviescommissie belastingheffing multinationals.3 Een voorbeeld hiervan is de beperking van de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting sinds 2022. Per 1 januari 2024 is bovendien de Wet minimumbelasting 2024 in werking getreden, die strekt tot het waarborgen van een mondiaal minimumniveau van belastingheffing.
Ook in demissionaire status zet het kabinet de strijd tegen belastingontwijking voort. Het kabinet vindt het daarbij uiteraard van belang dat de aanpak effectief is. Internationale belastingontwijking is het meest effectief aan te pakken met een gecoördineerde internationale aanpak. Bij nationale maatregelen bestaat namelijk het risico dat belastingontwijking zich alleen verplaatst. Daarom ligt de focus van het kabinet nu op internationale maatregelen. Ik verwijs naar paragraaf 5 van de Kamerbrief over de monitoring van de effecten van de aanpak van belastingontwijking voor een beschrijving van de ontwikkelingen op Europees en internationaal terrein.4 Het kabinet blijft echter ook nationale stappen zetten tegen belastingontwijking, in aanvulling op de internationale focus. Zo heeft het kabinet per 2024 de aanpak van dividendstripping versterkt. Verder wil het kabinet het opknippen van activiteiten over verschillende vennootschappen aanpakken door de drempel van de earningsstrippingmaatregel specifiek voor vastgoedlichamen met (aan derden) verhuurd vastgoed buiten toepassing te laten. Het kabinet werkt aan een wetsvoorstel dat met het Belastingplan 2025 aan uw Kamer kan worden aangeboden. Bovendien onderzoekt het kabinet nog
verschillende concrete maatregelen voor de aanpak van opmerkelijke belastingconstructies die in de inventarisatie van belastingconstructies naar voren zijn gekomen. Ik verwijs naar de Kamerbrief van 19 september 2023 voor het volledige overzicht van geïnventariseerde constructies.5
Het bericht ‘Belastingdienst blijft wet overtreden met mogelijk discriminerende fraude-algoritmen’ |
|
Jimmy Dijk |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Aukje de Vries (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Waarom is ervoor gekozen om algoritmes die niet voldoen aan de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) nog steeds te gebruiken bij de Belastingdienst, zelfs na de blootlegging van het toeslagenschandaal? Klopt het dat de risicomodellen OBCF, ABN en OB Negatief op 20 januari 2021 tijdelijk zijn stopgezet, maar dat er na een interne discussie over het belang van het gebruik van deze algoritmes deze weer aan zijn gezet?1
Het klopt dat de risicomodellen OBCF, ABN en OB Negatief op 20 januari 2021 tijdelijk zijn uitgezet, omdat de modellen mogelijk niet voldeden aan de vereisten vanuit de AVG. De Belastingdienst heeft vervolgens een risico-afweging gemaakt bij het gebruik van deze modellen, waarin verschillende belangen zijn gewogen. De privacy van de burger en bedrijven, de dienstverlening aan hen en het toezicht op hen. Die weging is zo uitgevallen, dat de modellen weer in gebruik zijn genomen en risico’s die zich daarbij kunnen voordoen geaccepteerd worden. In die weging is ook betrokken op welke punten niet werd voldaan aan de AVG, namelijk het ontbreken van een gegevensbeschermingseffectbeoordeling (GEB) en transparantie. Het model OB Negatief wordt voorzien van een GEB en van de modellen wordt voorzien dat zij in het algoritmeregister van de Belastingdienst worden opgenomen ter bevordering van de transparantie.
De geautomatiseerde selectietechnieken die worden aangehaald in de Kamerbrief voortgang wetstraject Wet waarborgen gegevensverwerking Belastingdienst, Toeslagen en Douane2 hebben ook betrekking op ABN en OB Negatief. De vervolgstappen die volgen naar aanleiding van de analyse naar de grondslagen voor geautomatiseerde analyse van aangiften en het geautomatiseerd opleggen van aanslagen die hieruit voortkomen zijn dan ook relevant voor deze modellen.
Nu dat de risicomodellen OBCF en ABN gewijzigd zijn, voldoen zij nu volledig aan de AVG? Bent u ook van plan om de risicomodellen te toetsen op discriminatie? Is OB Negatief ook in gebruik? Zo ja, voldoet deze volledig aan de AVG? Als OB Negatief niet voldoet aan de AVG, gaat u het gebruik van dit algoritme onmiddellijk stopzetten? Zijn er andere algoritmes of datasets in gebruik die in strijd zijn met de AVG? Gaat u gebruik van deze algoritmes en datasets onmiddellijk stopzetten?
In het kader van het voldoen aan de AVG wordt een risicoafweging van relevante belangen gemaakt en vervolgens op managementniveau gekeken of restrisico’s geaccepteerd kunnen worden. Sinds het op 27 januari 2021 genomen besluit om de modellen weer aan te zetten, heeft de Belastingdienst aanpassingen doorgevoerd:
In het jaarplan 20243 van de Belastingdienst heb ik uw Kamer meegenomen in de ethiek rondom analytics. In 2024 bouwt de Belastingdienst voort op de al ingezette sporen rondom ethische aspecten. Zo implementeert de Belastingdienst de normen van de IAMA (Impact assessment voor Mensenrechten bij de inzet van Algoritmes), gaat de Belastingdienst verder met bias en fairnesstoetsing (controleren of de algoritmes niet (onbewust) discrimineren) en wordt het algoritmeregister gevuld. In dit landelijk overheidsregister4 neemt de Belastingdienst haar hoog risico algoritmen op. Op de eigen website geeft die Belastingdienst hier ook inzicht in5.
Ook wordt van alle bedrijfsprocessen van de Belastingdienst (waaronder die van de OB) getoetst of die voldoen aan de vereisten van AVG, BIO en archiefwet. Tot slot is een waarborgenkader opgesteld om de rechtmatigheid en transparantie van risicoselectie en algoritmen te garanderen. Het ontwikkelde waarborgenkader selectie-instrumenten, kan hier ondersteuning aan bieden
Heeft u niets geleerd van de analyse risicoclassificatiemodel toeslagen van 21 april 2022, waaruit blijkt dat de hoogste risicoscores worden gegeven aan mensen met een laag inkomen, alleenstaande ouders en mensen met een andere nationaliteit? Vindt u het acceptabel dat gelijkwaardige data nog steeds gebruikt wordt bij de Belastingdienst? Dit is toch simpelweg klassenjustitie?2
Ik ben het niet eens met de vraagstelling dat er niets is geleerd. Het gebruik van het Risicoclassificatiemodel Toeslagen is in juli 2020 stopgezet. De Belastingdienst gaat ontoelaatbaar onderscheid op meerdere wijzen tegen. Dit doet de Belastingdienst door hier in de ontwikkeling van modellen aandacht aan te besteden, bijvoorbeeld door het uitsluiten van gevoelige variabelen. Na de ontwikkeling vindt monitoring plaats op de algoritmes. Indien er een aanwijzing is van indirect ongewenst en ontoelaatbaar onderscheid worden maatregelen getroffen.
Worden alle algoritmes en datasets in gebruik bij de Belastingdienst meegenomen in het onderzoek over vervuilde data naar aanleiding van de motie-Marijnissen c.s.?3
De aanpak voor de motie Marijnissen c.s. is opgenomen in mijn brief van 30 mei 20228 en bijbehorende rapportage Herstellen, Verbeteren, Borgen. Voor datasets en algoritmen van destijds geldt dat processen die mogelijk ongelijk uitwerken zijn geïdentificeerd. In oktober 2020 is bij medewerkers van de Belastingdienst geïnventariseerd welke lijsten er bestaan op het gebied van nationaliteit en/of risico- of fraudesignalen. Er zijn 119 lijsten gevonden, waar vervolgonderzoek naar verricht wordt. Ook heeft onderzoek plaatsgevonden naar 969 applicaties binnen de Belastingdienst op het gebruik van bijzondere typen persoonsgegevens binnen deze applicaties. Dit onderzoek is afgerond.
Wat denkt u dat dit soort nieuws doet met het vertrouwen van mensen in de overheid, wat nu al zo laag is? Heeft u en het kabinet niets geleerd heeft van de eigen fouten in het toeslagenschandaal?
Van de fouten die gemaakt zijn in de toeslagenaffaire is nadrukkelijk geleerd. Het bewustzijn voor algoritmen met onbedoelde effecten is enorm toegenomen. Daarnaast worden diverse verbetermaatregelen genomen. Zo toetst de Belastingdienst alle bedrijfsprocessen aan de vereisten van de AVG, BIO en archiefwet en wordt gewerkt aan de implementatie van het waarborgenkader selectie-instrumenten. Ook is er een kwaliteitsframework dat alle afspraken, beschrijvingen, processen, templates, standaarden en richtlijnen omvat die moeten garanderen dat de kwaliteit van analytische toepassingen kunnen worden bepaald, beheerst en verbeterd. Daarmee krijgt de juiste werking van deze bedrijfsprocessen meer aandacht dan tevoren. De Belastingdienst moet structureel laten zien dat wordt gewerkt aan verbeteringen om de processen op orde te brengen om het vertrouwen van burgers en ondernemers in de Belastingdienst te herstellen, waarbij ik besef dat dit vertrouwen niet van de één op de andere dag terug te winnen is.
Deelt u de mening dat inwoners altijd moeten kunnen zien waar en op welke manier hun persoonsgegevens en data gebruikt worden door de overheid, en dat als een besluit over een persoon (deels) wordt genomen door een algoritme, dat die persoon daarover geïnformeerd moet worden? Zo ja, wat gaat u doen om daarvoor te zorgen?
Ja, ik deel de mening dat burgers moeten kunnen zien waar hun persoonsgegevens worden gebruikt. De Belastingdienst werkt hier op meerdere manieren aan. Van algoritmen wordt getoetst of uitlegbaar is op welke manier selectie plaatsvindt. Het ontwikkelde waarborgenkader selectie-instrumenten, kan hier ondersteuning aan bieden.
Het bericht 'Tom Klaassen belandde in een ‘zorgvacuüm’ en stierf terwijl nog overlegd werd wie hem moest helpen' |
|
Jimmy Dijk , Lisa Westerveld (GL) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Tom Klaassen belandde in een «zorgvacuüm» en stierf terwijl nog overlegd werd wie hem moest helpen» van 1 december 2023?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Wat is uw reactie op het beeld dat in het artikel wordt geschetst van het totaal ontbrekende zorgaanbod in Nederland voor complexe psychiatrische patiënten met een verslaving? Wat is uw analyse over de vraag waarom dit zorgaanbod zo in gebreke is?
Ik herken dat personen met complexe psychiatrische problematiek en een verslaving niet altijd tijdig de juiste zorg ontvangen. Voor cliënten met een zogenoemde dubbele diagnose is een specifieke, geïntegreerde behandelaanpak vereist die bij voorkeur wordt uitgevoerd door een multidisciplinair team. Deze geïntegreerde behandelaanpak is niet altijd breed beschikbaar, bij de instellingen die dit wel bieden zijn dan vaak ook wachtlijsten. Voor het overige herken ik de beelden uit het artikel niet
Wat heeft ervoor gezorgd dat noodzakelijke voorzieningen en aanbod voor deze doelgroep zijn verdwenen zoals opvangplekken voor ontgifting, bedden voor de opvang van mensen met een combinatie van verslaving en psychiatrie, dagbesteding voor deze doelgroep, aandacht voorharmreduction, uitslaapplekken en dronkenmanscellen, pensions voor alcoholisten? Kunt u per bovengenoemde opvangplek uitleggen waarom en wanneer deze zijn verdwenen?
Over het lokale aanbod van de verschillende soorten opvangplekken en voorzieningen voor mensen met verslavingsproblematiek wordt geen landelijke data verzameld. Ik kan daarom geen inzicht geven in de ontwikkeling van het aanbod hiervan. Ik heb hierbij ook geen signalen dat er sprake is van een structurele afname van voorzieningen.
Bent u het ermee eens dat defocus op zelfregie voor deze doelgroep niet passend is? Zo ja, waarom wordt daar toch nog steeds op ingezet?
Het is aan de behandelaar of behandelaren van een patiënt met complexe psychiatrische problemen om te bepalen wat voor deze patiënt de meest passende zorg en ondersteuning is. De term «zelfregie» wordt hierbij gebruikt voor het behandelprincipe dat de verantwoordelijkheid voor de keuzes in de behandeling en het dagelijks leven zoveel mogelijk gedeeld worden door de patiënt. Zelfregie betekent hierbij niet dat de patiënt zelf zijn koers moet bepalen of zelfstandig elke behandelstap moet aangaan.
Gaat u gehoor geven aan de oproep uit het veld om meer aanbod voor deze doelgroep, door bijvoorbeeld meer acute bedden voor ontgifting, langdurige bedden voor behandeling en een inzet op harmreduction en dagbesteding te creëren? Zo niet, waarom niet?
Ik vind het met het veld belangrijk dat er passende en tijdige zorg en ondersteuning wordt geboden aan deze doelgroep vanuit een integrale blik op zowel verslaving als psychische problematiek. Hieronder geef ik aan hoe de Staatssecretaris en ik er reeds op inzetten om de zorg en ondersteuning voor deze doelgroep te verbeteren.
In het Integraal Zorgakkoord (IZA) is met onder andere de gemeenten afgesproken om in de komende vijf jaar te komen tot een landelijk dekkend netwerk van laagdrempelige steunpunten, waar iedere inwoner toegang toe heeft. Deze steunpunten zijn met name bedoeld voor inwoners met een ernstige psychische kwetsbaarheid.
Voor mensen met complexe en meervoudige problematiek die niet uit zichzelf hulp zoeken kunnen gemeenten op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) inzetten op bemoeizorg. Om de (bemoei)zorgketen zo goed mogelijk te laten functioneren, zijn er vanuit de aanpak voor personen met onbegrepen gedrag instrumenten ontwikkeld om gemeenten te helpen bij het uitvoeren van deze taak. Ook worden gemeenten met het actieprogramma «Grip op onbegrip» in staat gesteld om de aanpak voor mensen met complexe psychiatrische problemen verder vorm te geven.
Tot slot is er ook aandacht voor het aanbod van zorg. Ten aanzien van de specialistische ggz is één van de opgaven waar ik samen met partijen vanuit het IZA in het kader van de toegankelijkheid van de ggz aan werk, het borgen van de continuïteit en het realiseren van voldoende toegankelijk ggz aanbod voor patiënten met een hoog complexe zorgvraag, de zogenaamde cruciale ggz. In mijn brief van 21 december 20232 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken en de verdere aanpak hiervan.
Bent u het met ons en deskundigen eens dat juist om terugval tegen te gaan, het relevant is dat mensen wat te doen hebben en er structuur is? Klopt het dat er geen bekostiging is voor activiteiten in opvang en zorglocaties? Zo ja, bent u bereid hierover afspraken te maken met zorgverzekeraars zodat ook activiteiten, sport en ontspannen bekostigd worden?
Voor mensen met complexe psychiatrische problemen kan dagbesteding een belangrijk onderdeel zijn van de behandeling voor herstel en terugvalpreventie. Dagbesteding wordt op verschillende manieren aangeboden en bekostigd. Voor patiënten die opgenomen zijn in een kliniek kan dagbesteding binnen de curatieve zorg worden bekostigd. Voor EPA-cliënten die ambulant behandeld worden kan op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz) of Zorgverzekeringswet (Zvw) aanspraak gemaakt worden op dagbesteding. Daarnaast wordt ook vanuit gemeenten voorzien in dagbesteding op basis van de Wmo.
Kent u het vertrouwelijke ggz-rapport dat over deze doelgroep geschreven is door Zegerius, Zoeteman en De Wit? Wat is de status van het rapport en op welke manier is er opvolging gegeven aan dit document?
Ik heb kennisgenomen van het artikel en het vertrouwelijke rapport waar in het artikel via een digitale link naar wordt verwezen. Ik vind het aan de opdrachtgevers van dit rapport om te bepalen of en op welke manier hier opvolging aan gegeven zou moeten worden.
In het rapport wordt gesteld dat het moeilijk is om de omvang van de doelgroep in kaart te brengen, wat maakt dit zo moeilijk? Wat wordt ondernomen om deze groep wel in beeld te krijgen?
Het is complex om deze groep van mensen met complexe psychiatrische problemen en verslavingsproblematiek in kaart te brengen. Dit wordt onderschreven door het Trimbos-instituut in het rapport «Recente inzichten in harm reduction voorzieningen in Nederland» (2022)3. Hierin wordt beschreven dat het een niet homogene doelgroep betreft, die ook verandert over de tijd qua kenmerken en zorgbehoeften. Daarnaast gaat het hier voor een deel om mensen die de zorg mijden of waar door het ontbreken van een vaste woon- of verblijfplaats weinig zicht op is.
Wanneer er sprake is van mensen die niet uit zichzelf hulp zoeken kan op basis van de Wmo worden ingezet op bemoeizorg, waardoor mensen dan binnen een gemeente toch in beeld komen. Vanuit de aanpak voor personen met onbegrepen gedrag zijn daarbij instrumenten ontwikkeld om gemeenten te helpen bij het uitvoeren van deze taak. Voorbeelden hiervan zijn het inrichten van meldpunten niet-acute zorg, Streettriage en de wijk-GGD’er.
Wat is uw reactie op het feit dat palliatieve zorg wordt genoemd als één van de «gewenste oplossingen» voor het tekortschietende zorgsysteem?
Het artikel verwijst naar een intern rapport dat is opgesteld vanuit de regio Amsterdam. Op basis van het artikel en in reactie op uw vraag vind ik het belangrijk om het volgende te benadrukken.
Palliatieve zorg mag nooit ingezet worden om eventuele tekortkomingen in het zorgaanbod te compenseren. Palliatieve zorg starten dient een zorgvuldig proces te zijn, waarvoor een kwaliteitskader en richtlijnen voor professionals gelden. Principes van palliatieve zorg, zoals geformuleerd in het kwaliteitskader palliatieve zorg, zijn onder andere gezamenlijke besluitvorming en proactieve zorgplanning. Dit vormt de basis voor de zorgverlening, waarin de patiënt en diens naasten centraal staan. En waarbij zo goed als mogelijk tegemoet wordt gekomen aan de waarden, wensen, behoeften en omstandigheden van de patiënt en diens naasten.
Deelt u de mening van experts in het artikel dat een dergelijke aanbeveling ethische en juridische grenzen overschrijdt? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het artikel plaatst één van de experts ethische en juridische vraagtekens bij het benoemen van palliatieve zorg in de context van een tekort aan zorgaanbod. Daarnaast stelt een andere expert dat besluiten dat genezing niet meer mogelijk is zonder overleg met de patiënt en mede ingegeven door de tekortkomingen in het zorgsysteem niet kan. Dit sluit aan bij het feit dat aan professionele zorgverlening (zorg)ethische en juridische principes verbonden zijn, zoals opgenomen in het kwaliteitskader palliatieve zorg4. De zorgverlener herkent, erkent en verkent de complexe ethische kwesties die zich voor kunnen doen in de zorg voor patiënten met een levensbedreigende aandoening of kwetsbaarheid. Geldende wet- en regelgeving, erkende medische zorgstandaarden en professionele richtlijnen vormen de kaders waarbinnen de waarden, wensen en behoeften van de patiënt of wettelijk vertegenwoordiger en diens naasten worden gerespecteerd. Ook wijst deze expert er op dat verzoeken voor euthanasie bij verslaving alleen in zeer uitzonderlijke situaties gehonoreerd worden. «Er is veel meer nodig om te voldoen aan het criterium van ondraaglijk lijden.»
In hoeverre is deze aanbeveling van palliatieve zorg, met of zonder verzoek van de patiënt zelf, al in de praktijk gebracht?
In het artikel wordt verwezen naar een intern rapport uit de regio Amsterdam. In hoeverre aanbevelingen uit het rapport in de praktijk zijn gebracht is mij niet bekend.
Welke gerichte maatregelen gaat u nemen om het afschuiven van verantwoordelijkheid, zoals te zien is in de in het artikel genoemde casus, maar ook bij andere ggz-patiënten met een complexe zorgvraag, tot het verleden gaat behoren? Hoe gaat u ervoor zorgen dat er in de toekomst meer samenwerking plaatsvindt tussen de betrokken partners?
Bij mensen met een complexe zorgvraag zijn vaak meerdere partijen betrokken die ieder een eigen rol en verantwoordelijkheid hebben om passende zorg of ondersteuning te bieden. Het is daarbij vooral belangrijk dat deze partijen goed samenwerken aan passende en integrale ondersteuning en zorg, waarbij de wensen en behoeften van mensen centraal dienen te staan. Er zijn op landelijk niveau verschillende initiatieven om deze samenwerking te bevorderen. Zo is het actieprogramma «Grip op onbegrip» in belangrijke mate gericht op het versterken van domeinoverstijgende samenwerking tussen het sociaal, zorg- en veiligheidsdomein. Het versterken van domeinoverstijgende samenwerking staat ook centraal in het IZA. Zo wordt in de regio’s gewerkt aan een integrale aanpak van gezondheidsvraagstukken op basis van regioplannen. Verder wordt in het IZA specifiek voor de GGZ ingezet op verbetering van de samenwerking tussen het sociaal domein, de eerstelijnszorg en de ggz.
Welke gerichte maatregelen gaat u nemen om de gevolgen van eerder wegbezuinigde of anderszins verdwenen specialistische voorzieningen te herstellen en verdere verschraling van de ggz-zorg te voorkomen?
De door u genoemde bezuiniging herken ik niet. De uitgaven in de ggz zijn de afgelopen jaren niet afgenomen, maar juist toegenomen. Het betreft een stijging van € 5,5 miljard in 2016 naar € 9,3 miljard in 2023.
Zoals hierboven aangegeven gaat het voor de doelgroep van mensen met complexe psychiatrische problemen en verslavingsproblematiek om een combinatie van voorzieningen die aangeboden worden door de gemeenten en de specialistische ggz. Ten aanzien van de specialistische ggz is één van de opgaven om voldoende toegankelijk ggz aanbod voor patiënten met een hoog complexe zorgvraag te creëren, de zogenaamde cruciale ggz. In mijn brief van 21 december 20235 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken en de verdere aanpak hiervan.
Bent u bereid om te werken naar een systeem waarbij juist de hoogcomplexe ggz-zorg gebaat is bij stabiele financiering zodat zij een landelijk dekkende brandweerfunctie kan vervullen? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het van belang dat er voldoende aanbod is van ggz voor mensen met een hoogcomplexe zorgvraag en dat hiervoor stabiele financiering en bekostigingsvorm beschikbaar is. Zoals aangegeven in de brief die ik op 21 december 2023 aan uw Kamer heb gestuurd6, heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) recentelijk een verkenning uitgevoerd, waarin ze op dit moment tot de conclusie komen dat er binnen de huidige bekostiging en de huidige reguliere zorginkoop op dit moment afdoende mogelijkheden zijn om goede afspraken te maken over ggz-zorg voor de allerzwaarste patiënten. Zoals in de brief van 21 december is aangegeven zal ik later in het proces de NZa nogmaals vragen naar dit vraagstuk te kijken.
Bent u bereid om deze vragen één voor één en te beantwoorden?
Ja, hiertoe ben ik bereid.
Dreigende sluiting van dagbesteding Antoon & Frans in Megen en de verdere verschraling van dagbestedingslocaties als gevolg van zorgconcurrentie |
|
Jimmy Dijk |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het nieuws dat de betreffende dagbestedingslocatie in Megen mogelijk gaat sluiten, gezien de belangrijke maatschappelijke lokale functie die het heeft en ook in de context van «elke regio telt»»?1 2 3
Ik vind het voor de cliënten en de betreffende regio vervelend als deze locatie gaat sluiten. Het verdwijnen van voorzieningen kan in kleinere gemeenschappen een verlies betekenen voor de levendigheid en leefbaarheid. Ik heb overigens begrepen dat er gesprekken gaande zijn om de bakkerij in een andere vorm te laten voortbestaan.
Wat is uw reactie op het proces rondom de dreigende sluiting van de dagbestedingslocatie Antoon en Frans in Megen?
Ik heb van Dichterbij informatie ontvangen dat het vinden van cliënten voor de dagbesteding steeds moeilijker werd. Dichterbij richt zich op cliënten met een Wlz-indicatie en dat zijn gemiddeld genomen steeds vaker cliënten met zwaardere problematiek. Voor de coronaperiode had de bakkerij nog ongeveer 16 cliënten. Tijdens de coronaperiode zijn veel dagbestedingslocaties noodgedwongen gesloten geweest en na de coronaperiode heeft een aantal cliënten elders een nieuwe dagbesteding gevonden. Ondanks pogingen van Dichterbij om nieuwe cliënten te werven voor deze locatie, bleven er nog maar 8 cliënten over. Dat is onvoldoende om kwalitatief goede dagbesteding te leveren en het personeel te bekostigen dat de cliënten moet begeleiden. Om deze reden heeft Dichterbij besloten om deze locatie te sluiten.
Deelt u de mening dat dergelijke dagbestedingslocaties een extra maatschappelijke meerwaarde toevoegen aan de lokale gemeenschap? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik deel de mening dat dagbestedingslocaties zoals deze een maatschappelijke meerwaarde kunnen toevoegen aan de lokale gemeenschap. Naast levendigheid en leefbaarheid draagt het eraan bij dat de gemeenschap (vaker) in contact komt met mensen met een beperking.
Deelt u de mening dat op basis van het verbeteren van brede welvaart in de regio dergelijke dagbestedingslocaties in stand gehouden dienen te worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben van mening dat in de regio goed oog moet zijn voor de leefbaarheid en de brede welvaart. Het is ook een taak voor de lokale gemeenschap om daar oog voor te hebben en in overleg met vele betrokkenen (waaronder de gemeente, maar mogelijk ook zorgaanbieders) na te denken over de leefbaarheid en de inrichting van wijken en buurten.
Deelt u de mening dat kleinschalige en passende dagbestedingslocaties in de nabijheid van cliënten van belang zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik deel deze mening, waarbij ik wil opmerken dat deze locaties niet in alle gevallen kleinschalig hoeven te zijn. Kleinschaligheid kan ook worden georganiseerd binnen een groter geheel.
Bent u bereid om eventueel aanvullende ondersteuning te bieden om dergelijke dagbestedingslocaties, die vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) gefinancierd worden, in stand te houden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, ik ben van mening dat het de taak is van het zorgkantoor om ervoor te zorgen dat er voldoende locaties zijn voor passende dagbesteding voor Wlz-cliënten. In dit geval heeft de dagbestedingslocatie ook in de buurt een belangrijke sociale functie. Hierin heeft de lokale gemeenschap een taak om na te denken over mogelijke alternatieven.
Welke maatregelen gaat u treffen om verdere verschraling in de gehandicaptenzorg, zoals dagbestedingslocaties, in met name kleinere kernen en in plattelandsregio's te voorkomen, waarbij u recht doet aan het verzoek uit de aangenomen motie van de leden Dijk en Kwint van 24 oktober 2023?4
De genoemde motie vraagt maatregelen te nemen om verschraling van de gehandicaptenzorg zorg tegen te gaan, zoals het wegvallen van dagbestedingsactiviteiten, minder persoonlijke aandacht voor cliënten, langere wachtlijsten en schaalvergroting als gevolg van financiële tekorten. Ik zie in dit geval geen relatie tussen de beslissing van Dichterbij om deze locatie te sluiten en de algemene financiële situatie in de gehandicaptensector. Bij gebrek aan voldoende dagbestedingscliënten ontstaat een situatie dat de zorg niet meer op een (financieel) verantwoorde manier kan worden geleverd en kan een instelling een besluit nemen om een locatie te sluiten. Het zorgkantoor heeft zorgplicht en dient in de regio zorg te dragen voor voldoende kwalitatief goed aanbod.
Hoe kijkt u tegen de ontwikkeling aan dat steeds meer cliënten met een licht zorgprofiel terechtkomen bij zzp'ers, waardoor andere dagbestedingslocaties onder druk komen te staan vanwege cliënten die vertrekken als gevolg van zorgconcurrentie?
Dichterbij levert zorgen aan mensen met een Wlz-indicatie. Deze mensen hebben over het algemeen geen licht zorgprofiel. De keuzevrijheid die cliënten hebben, beschouw ik als een groot goed. Indien cliënten kiezen voor een andere vorm van dagbesteding, dan kan dat betekenen dat andere locaties minder (of te weinig) cliënten overhouden.
Deelt u de mening dat het kwalijk is dat door deze vorm van zorgconcurrentie dagbestedingslocaties moeten sluiten? Kunt u uw antwoord toelichten?
De keuzevrijheid die cliënten hebben, beschouw ik als een groot goed. Indien cliënten kiezen voor een andere vorm van dagbesteding, dan kan dat betekenen dat andere locaties minder (of te weinig) cliënten overhouden.
Bent u bereid om belanghebbende partijen (Zorgorganisatie Dichterbij, medewerkers, ouders/vertegenwoordigers van cliënten, gemeente Oss en andere relevante betrokkenen) bijeen te brengen om zo in gezamenlijkheid een toekomstbestendig plan op te stellen zodat deze dagbestedingslocatie en maatschappelijke voorziening behouden blijft? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is de rol van het zorgkantoor om ervoor te zorgen dat er voldoende locaties zijn voor passende dagbesteding voor Wlz-cliënten. In dit geval heeft de dagbestedingslocatie ook in de buurt een belangrijke sociale functie. Hierin heeft de lokale gemeenschap (waaronder ook de gemeente) een taak om na te denken over mogelijke alternatieven.
Welke aanvullende maatregelen bent u bereid om te nemen om specifiek deze locatie open te houden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u bereid om deze vragen één voor één te beantwoorden?
Met uitzondering van vraag 10 en 11 heb ik de vragen afzonderlijk beantwoord.
Het bericht dat de commerciële huisartsenketens Co-med doorgaat met overnames van nieuwe praktijken |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de commerciële huisartsenketens Co-med doorgaat met overnames van nieuwe praktijken?1
Ik vind het belangrijk dat huisartsenzorg voor iedereen toegankelijk en van goede kwaliteit is. En om dit te waarborgen zijn de vier kernwaarden (door de beroepsgroep zelf vastgesteld) van de huisartsenzorg belangrijk, namelijk: persoonsgericht, medisch-generalistisch, continu en gezamenlijk. Ik vind het dan ook essentieel dat zorgaanbieders die deze kernwaarden niet kunnen waarborgen, alle aandacht en energie steken in het verbeteren van de kwaliteit en toegankelijkheid van zorg en niet in het overnemen van nieuwe praktijken. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de Inspectie Gezondheidszorg & Jeugd (IGJ) houden toezicht op de kwaliteit, veiligheid en toegankelijkheid van zorg en zullen zo nodig handhaven. Op dit moment onderzoek ik de mogelijkheden om in concrete gevallen, waarin toezichthouders op basis van signalen gericht onderzoek doen naar het handelen van bepaalde zorgaanbieders, de NZa de wettelijke bevoegdheid te geven om gedurende de looptijd van die onderzoeken overnames door betreffende partijen te verbieden. Dit vergt waarschijnlijk aanpassing van bestaande wetgeving. Ik zal uw Kamer hierover dit kwartaal verder informeren.
Bent u het ermee eens dat het besluit van Co-med om nog een groter deel van de huisartsenzorg te beschadigen met hun op winst beluste private equity formule, waar al meerdere huisartsenketens aan ten onder zijn gegaan, aantoont dat het dit bedrijf absoluut niet gaat om het waarborgen van fatsoenlijke zorg voor mensen?2 3
Zie antwoord vraag 1.
Hoe bent u van plan te voorkomen dat de kwaliteit en toegankelijkheid van de huisartsenzorg voor nog meer mensen achteruit gaat, doordat hun eigen vertrouwde huisartsenpraktijk wordt overgenomen door Co-med?
Voor de meest recente stand van zaken verwijs ik naar de brief «stand van zaken versterking huisartsenzorg» die op 19 december jongstleden naar uw Kamer is gestuurd.4 Daarin heeft mijn ambtsvoorganger, kort samengevat, aangegeven dat ketenvorming in de huisartsenzorg onze aandacht heeft. Het Ministerie van VWS voert hierover doorlopende gesprekken met betrokken partijen uit het veld. Ik vind het belangrijk dat we onwenselijke situaties rondom ketenvorming voorkomen, zonder dat onnodige regulering aan het hele veld wordt opgelegd. Een algeheel verbod op ketens of winstuitkering is juridisch niet uitvoerbaar, maar ook niet wenselijk omdat daarmee ook goede aanbieders van huisartsenzorg zullen worden getroffen. Daarom zet ik in op verschillende lijnen. Ten eerste streef ik ernaar de problematiek scherper in beeld te krijgen door middel van verschillende onderzoeken, zowel binnen de huisartsenzorg als zorgbreed.5, 6 Daarnaast verken ik de mogelijkheden en noodzaak voor aanvullende wet- en regelgeving; zoals extra bevoegdheid voor de NZa, zoals in het antwoord hierboven is beschreven. Daarbij heb ik ook opnieuw gekeken naar een effectief goodwill verbod, omdat goodwillbetalingen de positie van beginnende huisartsen die hun eigen praktijk willen starten verzwakken. Er is echter geen juridische mogelijkheid om goodwill te verbieden zonder in strijd te komen met artikel 1 van het eerste protocol bij het EVRM (bescherming van eigendomsrecht).
Tot slot blijf ik in gesprek met partijen uit de huisartsenzorg over stappen die zij zelf kunnen zetten. Huisartsen(ketens), regionale huisartsenorganisaties en zorgverzekeraars spelen zelf een belangrijke rol bij het toekomstbestendig inrichten van de huisartsenzorg in hun regio. Door het borgen van de kernwaarden, gericht beleid te voeren rondom de arbeidsmarkt en het praktijkhouderschap en duidelijke afspraken te maken over de (eisen aan) regionale samenwerking en zich hieraan te committeren, kunnen deze partijen gezamenlijk sturen op voldoende en kwalitatief goed aanbod van huisartsenzorg in de regio (en zo de ketenvorming in de huisartsenzorg minder kans te geven).
Bent u bereid om in te grijpen om te voorkomen dat Co-med nog meer praktijken overneemt, tenminste totdat de problemen bij hun huidige praktijken zijn opgelost?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie van de leden Marijnissen/Bikker, waarin u werd opgeroepen om «in het wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders de noodzakelijke stappen te zetten die ervoor zorgen dat binnen de huisartsenzorg eigenaarschap van private-equitypartijen tot het verleden gaat behoren en er geen geld meer uit de huisartsenzorg naar derden verdwijnt»?4
Zoals mijn ambtsvoorganger in verschillende debatten met uw Kamer reeds heeft aangegeven wordt, mede naar aanleiding van een eerdere motie van de leden Van den Berg en Dijk8, onderzoek gedaan naar de opkomst van private equity partijen in de zorg en de eventuele kansen en risico’s daarvan voor de publieke waarden van zorg en ondersteuning (toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid). Ik verwacht dat dit onderzoek rond het einde van dit kwartaal wordt afgerond. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek zal ik bezien of- en welke maatregelen nodig en proportioneel zijn om de risico’s voor de publieke waarden te mitigeren.
Bent u bereid om een tijdelijke stop op overnames door Co-med in te stellen, tenminste totdat bovenstaande motie is uitgevoerd?
Zie antwoord vraag 1.
Het artikel 'Stijgende kosten, dalende omzet: kartonfabrikant Solidus sluit vestiging Hoogkerk' |
|
Jimmy Dijk |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Kunt u bevestigen dat Solidus inderdaad van plan is om zijn vestiging in Hoogkerk te sluiten en kunt u informatie verstrekken over de redenen achter deze voorgenomen sluiting?1
Uit diverse (openbare) berichtgevingen heb ik vernomen dat Solidus inderdaad voornemens is de vestiging te Hoogkerk te sluiten.
Wat betreft de achterliggende redenen bij het voornemen van Solidus tot sluiting van de vestiging Hoogkerk beschik ik niet over meer (of andersluidende) informatie dan uit mediaberichten bekend is geworden. Uit deze berichten is op te maken dat Solidus zich door stijgende energie- en milieukosten plus een dalende omzet zich genoodzaakt heeft gezien tot het treffen van ingrijpende maatregelen. Daarbij is aangegeven dat de reden dat juist de vestiging in Hoogkerk moet sluiten te maken heeft met de specifieke afzetmarkt waarvoor op deze vestiging geproduceerd wordt, te weten: karton voor bordspellen en kantoorartikelen. Juist in die afzetmarkten is sprake van verminderde vraag.
Sluiting van de vestiging Hoogkerk heeft volgens de mediaberichten tot gevolg dat de productie bij de andere vestigingen kan worden verhoogd. Solidus zou er naar streven werknemers zoveel mogelijk onder te brengen bij andere vestigingen.
Wat is de reactie van het kabinet op de aankondiging van Solidus om de vestiging in Hoogkerk in het eerste kwartaal van volgend jaar te sluiten?
Een bedrijfssluiting is altijd een ingrijpende gebeurtenis voor alle betrokken partijen. Dat geldt des te meer voor werknemers wanneer zij als gevolg hiervan hun baan verliezen en genoodzaakt zijn op zoek te gaan naar ander werk.
Tegelijkertijd is het besluit om over te gaan tot het staken van de bedrijfsactiviteiten een ondernemersbeslissing. Dit betreft een bedrijfseconomische beslissing die, rekening houdende met geldende wet- en regelgeving, door de ondernemer genomen moet kunnen worden. Dat neemt niet weg dat ik me kan voorstellen dat werknemers van de vestiging Hoogkerk het besluit tot sluiting als ingrijpend beschouwden en met teleurstelling van dit besluit kennis hebben genomen.
Kunt u aangeven welke stappen het kabinet overweegt te ondernemen om te voorkomen dat er banen verloren gaan en om de gevolgen voor de werknemers in de kartonindustrie te verzachten?
Het is primair de verantwoordelijkheid van de werkgever om met werknemers, doorgaans vertegenwoordigd door de vakbonden, afspraken te maken over de gevolgen van een sluiting, vermindering van werk of verlies van werkgelegenheid. Ander werk, omscholing en herplaatsing zijn onderwerpen die naar hun aard thuishoren in het gesprek tussen werkgever en werknemer.
Het vinden van nieuw werk kan worden ondersteund door de werkgeversdienstverlening vanuit UWV en gemeenten, van waaruit goed zicht is op vraag naar personeel binnen de desbetreffende arbeidsmarktregio en via dienstverlening aan werkzoekenden vanuit een Regionaal Mobiliteits Team (RMT). Binnen deze teams werken werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties, gemeenten, UWV, onderwijsinstellingen en de samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) samen. Zij kunnen gebruik maken van elkaars expertise en van de inzet van dienstverlening bij de gerichte ondersteuning naar nieuw werk.
Van UWV en de gemeente Groningen heb ik begrepen dat er contacten lopen tussen het Werkgevers Servicepunt van UWV in de arbeidsmarktregio Groningen, de gemeente Groningen en de werkgever om te werken aan de gerichte ondersteuning naar nieuw werk in deze casus. Het RMT staat in deze casus ook klaar om waar nodig ondersteuning te bieden voor medewerkers van Solidus die te maken hebben met het verlies van hun baan.
Ik ga er van uit dat de inspanningen van de diverse partijen bijdragen aan het zo beperkt mogelijk houden van de gevolgen van de voorgenomen sluiting voor de betrokken werknemers.
Hoe beoordeelt het kabinet de impact van de sluiting op de werkgelegenheid in de regio, gezien het streven van Solidus om zoveel mogelijk medewerkers onder te brengen bij andere vestigingen?
Zie ook mijn antwoord op vraag 3.
UWV geeft aan dat de werkgelegenheid zich in de regio Groningen (macro bezien) positief heeft ontwikkeld. Tussen 2020 en 2022 groeide het aantal werknemersbanen in de regio Groningen met 21.500 (+6,5%) tot ruim 352.000. Dat is iets sterker dan de landelijk gemiddelde groei van 5,7% over deze periode. In 2023 kwam de arbeidsmarkt in Groningen in een lagere versnelling terecht met een banengroei van 1,3%. Groningen bevindt zich met een banengroei van 1,3% in 2023 in de middenmoot van de 35 arbeidsmarktregio’s. Landelijk bedraagt de banengroei 1,5% in 2023. De regionale banengroei in Groningen over 2023 ligt dus iets lager dan het landelijk gemiddelde.
In de regionale industrie van Groningen nam het aantal banen van werknemers in 2023 af, tegelijkertijd ziet UWV wel kansen in de industrie. De sector is sterk vergrijsd in de regio, waardoor er de komende jaren veel mensen met pensioen gaan. Bovendien is de arbeidsmarkt al jaren krap voor veel technische beroepen; veel werkgevers hebben moeite om personeel te vinden. Mensen die hun baan kwijtraken, komen volgens Arbeidsmarktinformatie van UWV daardoor vaak snel weer aan het werk.
Wat is uw reactie op het standpunt van Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV-)bestuurder Albert Kuiper, die aangeeft nog niet helemaal overtuigd te zijn van de nut en noodzaak van de voorgenomen sluiting? Welke rol ziet u voor de overheid in het bemiddelingsproces tussen de directie van Solidus en de vakbonden?
Het is goed wanneer werkgever en vakbond(en) in overleg zijn over nut en noodzaak van een voorgenomen sluiting en om te zien of het mogelijk is afspraken te maken over bijvoorbeeld een sociaal plan. Ik zie geen rol voor het kabinet in het bemiddelingsproces tussen de directie van Solidus en de vakbond(en). Dat is aan partijen onderling.
Een voorgenomen bedrijfsbeëindiging, zoals hier aan de orde is, betreft een besluit dat in beginsel behoort tot de verantwoordelijkheid van de ondernemer.
Voordat een ondernemer kan overgaan tot het beëindigen van de bedrijfsactiviteiten dienen er verschillende stappen gezet te worden. Zo moet een voorgenomen besluit om arbeidsplaatsen te laten vervallen doorgaans ter advisering aan de ondernemingsraad worden voorgelegd. Ook moeten op grond van de Wet melding collectief ontslag (WMCO) bij collectief ontslag van 20 of meer werknemers (indien aanwezig) de belanghebbende vakbonden worden geraadpleegd over het voorgenomen collectieve ontslag. Doel hiervan is onder meer het maken van afspraken over de wijze waarop de gevolgen van het ontslag voor de werknemers kunnen worden opgevangen of verzacht (bijvoorbeeld middels een sociaal plan).
Voorts geldt er een preventieve toets bij ontslag. Indien werkgever en werknemer geen overeenstemming bereiken over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, dient de werkgever vooraf toestemming te vragen aan UWV om de arbeidsovereenkomst op te mogen zeggen wegens bedrijfseconomische redenen. UWV toetst in dat geval of de onderneming daar, op grond van de bestaande wet- en regelgeving, toe over mag gaan. Daarbij toetst UWV ook of aan de vereisten uit de WMCO is voldaan.
Welke rol ziet het kabinet voor zichzelf in het faciliteren van gesprekken tussen Solidus, vakbonden en de ondernemingsraad om de gevolgen van de sluiting zo goed mogelijk op te vangen, met speciale aandacht voor een eventueel sociaal plan?
Zie mijn antwoord op vraag 5 voor de partijen die bij dit gesprek een rol hebben. Ik zie hierbij geen rol voor het kabinet.
Op wat voor wijze is het kabinet bereid regie te nemen over het verduurzamen van productie ter bevordering van zeggenschap, duurzaamheid en baanzekerheid?
Verduurzaming van de Nederlandse industrie is een speerpunt van de Minister van Economische Zaken en Klimaat waarvoor verschillende instrumenten worden ingezet om de klimaatdoelen te realiseren. Met de introductie van het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie (NPVI) vorig jaar heeft het kabinet de regie op het verduurzamen van de industrie versterkt. De centrale ambitie van het NPVI is het tijdig verduurzamen van de industrie in Nederland, in het belang van het klimaat en gezondheid en in het belang van de Nederlandse economie. De strategie om dit te bereiken is gebaseerd op nauwe samenwerking tussen industrie, overheid en relevante belanghebbenden. Het NPVI richt zich op het oplossen van uitdagingen, zoals het afstemmen van vraag en aanbod van groene energie en groene grondstoffen en het versnellen van investeringsbesluiten in het bedrijfsleven.
Verduurzaming van de papierindustrie valt onder de zogenoemde Cluster 6 aanpak voor zover het bedrijven betreft die verplicht deelnemen aan het Europese Emissions Trading System (ETS). De Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft hiervoor vorig jaar, samen met de sectoren, een actieplan Cluster 6 opgesteld om deze bedrijven te helpen verduurzamen.2 Cluster 6 bedrijven lopen tegen knelpunten aan bij het realiseren van concrete plannen. Het actieplan focust op specifieke casussen om knelpunten weg te nemen en zorgt ervoor dat de geleerde lessen vervolgens breder onder alle betrokken sectoren en bedrijven worden verspreid. Bovendien is er een uitgebreid verduurzamingsinstrumentarium ontwikkeld (w.o. subsidieregelingen) waar bedrijven gebruik van kunnen maken. Dit alles ook met het oog op het voorkomen van onnodig baanverlies.
Het bericht 'Gegevens HoNOS+ vragenlijst niet met terugwerkende kracht verwijderd' en de bijbehorende radio-uitzending over dit onderwerp van Argos op zaterdag 25 november |
|
Jimmy Dijk |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Gegevens HoNOS+ vragenlijst niet met terugwerkende kracht verwijderd» van MIND en de bijbehorende radio-uitzending over dit onderwerp van Argos?1 2
Ik heb kennisgenomen van het bericht en de bijbehorende radio-uitzending. Naar aanleiding van de uitspraak in een kort geding tegen de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) om het verzamelen en verwerken ten behoeve van de verbetering van de zorgvraagtypering te verbieden heeft de NZa op 2 november jongstleden een nieuwsbericht uitgebracht. In dit nieuwsbericht geeft de NZa aan dat de rechter heeft gezegd dat er op dit moment onvoldoende reden is om de verwerking van deze data te verbieden.3 Er loopt nog een bodemprocedure waarin de rechter de data-uitvraag verder onderzoekt. Hieronder zal ik ingaan op de specifieke vragen die u over het bericht en de bijbehorende radio-uitzending heeft gesteld.
Deelt u de mening van MIND dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ggz-patiënten onvoldoende geïnformeerd heeft over wat het tekenen van de privacyverklaring precies inhoudt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, ik deel die mening niet. Ik verwacht van zorgaanbieders dat zij hun cliënten en patiënten over de privacyverklaring goed, volledig en neutraal informeren, de keuze altijd helemaal bij de patiënt laten en daar geen invloed op uitoefenen. De NZa heeft mij laten weten dat de hier bedoelde privacyverklaring sinds 2014 bestaat en zij er daarom vanuit gaat dat zorgaanbieders de uitvraag rond zorgvraagtypering onderdeel hebben gemaakt van het gesprek dat zij voeren over gegevensdeling met cliënten en patiënten. Verder heeft de rechter in het vonnis van 1 november 2023 gesteld dat «vooralsnog niet aannemelijk is geworden dat de NZa de ggz-patiënten uitdrukkelijker dan zij nu al doet zou moeten informeren via een gerichte (reclame)campagne (...)»4.
Welke stappen gaat u zetten om ggz-patiënten beter te informeren over wat het tekenen van een privacyverklaring inhoudt?
De NZa gaat als zelfstandig bestuursorgaan (zbo) zelf over de wettelijke taak om markttoezicht, marktontwikkeling en tarief- en prestatieregulering op het terrein van de gezondheidszorg uit te voeren, de bevoegdheid om de hiertoe benodigde informatie te vergaren en te verwerken en om hierover te communiceren. Zoals bij het antwoord op vraag 2 aangegeven spelen zorgaanbieders hierbij een belangrijke rol. De NZa heeft ter ondersteuning een informatiefolder opgesteld om cliënten en patiënten te informeren.5 De NZa heeft bij mij aangegeven deze patiëntenfolder actief te delen met zorgaanbieders, zodat zij cliënten en patiënten op hun beurt goed kunnen informeren. In het vonnis in de rechtszaak over zorgvraagtypering geeft de rechter dan ook aan dat «vooralsnog niet aannemelijk is geworden dat de NZa de ggz-patiënten uitdrukkelijker dan zij nu reeds doet zou moeten informeren via een gerichte (reclame)campagne, met name niet omdat goed mogelijk is dat de NZa inderdaad helemaal niet weet op welke specifieke personen de gegevens betrekking hebben6».
Hoeveel mensen hebben pas achteraf een privacyverklaring ondertekend? Zijn de gegevens in eerste instantie gedeeld met de NZa?
De NZa laat mij weten achteraf van enkele zorgaanbieders te hebben vernomen dat er na de aanlevering van de HoNOS+ gegevens privacyverklaringen zijn ondertekend. Een exact aantal is echter niet bekend bij de NZa, omdat zorgaanbieders de privacyverklaringen in hun eigen administratie bewaren.
Waarom spreekt de NZa nog steeds over gepseudonimiseerde gegevens en niet over geanonimiseerde gegevens als zij aangeven dat de gegevens niet meer te herleiden zijn en daardoor niet verwijderd kunnen worden?
De NZa geeft in reactie op deze vraag aan dat het om indirect identificerende persoonsgegevens gaat aangezien het theoretisch niet uit te sluiten is dat de NZa aan de hand van andere gegevens die zij tot haar beschikking heeft, de aangeleverde gegevens zou kunnen herleiden tot een natuurlijk persoon. Om deze reden hanteert de NZa voor de aangeleverde gegevens het beveiligingsregime van gepseudonimiseerde gegevens. Dit betekent dat de NZa zeer strenge organisatorische en technische maatregelen genomen heeft om te voorkomen dat de aangeleverde gegevens te herleiden zijn tot een natuurlijke persoon. In het geval van anonieme gegevens zou het ook in combinatie met aanvullende gegevens niet mogelijk zijn om de gegevens tot een natuurlijke persoon te herleiden. De NZa laat weten dat dit de reden is dat de ze in haar communicatie de lijn aanhoudt dat het gaat om gepseudonimiseerde persoonsgegevens.
Waarom is er niet voor gekozen om bestanden waarin data opgenomen was van patiënten die achteraf een privacyverklaring hadden ondertekend in hun geheel te verwijderen, zoals ook gedaan is toen per ongeluk de gegevens van patiënten die een privacyverklaring hebben ondertekend, waren aangeleverd door fouten in het ICT-systeem, zoals aangegeven in antwoorden op eerdere Kamervragen?3
Met de privacyverklaring is er een mogelijkheid in het leven geroepen voor de patiënt om te bewerkstelligen er geen gegevens worden aangeleverd aan de NZa. Deze privacyverklaring geldt voor aanlevering van gegevens nadat de privacyverklaring is ondertekend. De privacyverklaring geldt dus niet voor gegevens die met de NZa zijn gedeeld voordat de privacyverklaring werd getekend. De NZa geeft aan dat het is daarbij voor haar ook niet mogelijk is om data van afzonderlijke patiënten te verwijderen omdat de NZa, zoals bij vraag 5 aangegeven, zeer strenge organisatorische en technische maatregelen genomen heeft om te voorkomen dat de aangeleverde gegevens te herleiden zijn tot een natuurlijke persoon. In het geval van fouten in het ICT-systeem van enkele zorgaanbieders konden alle gegevens die de betreffende zorgaanbieders hebben aangeleverd, dus ook de gegevens die zagen op betrokkenen die géén privacyverklaring hebben ingevuld, worden verwijderd en konden die zorgaanbieders vervolgens alsnog gegevens aanleveren ten aanzien waarvan geen privacyverklaring was ingevuld. Het is ook in het geval van bestanden, waarin data opgenomen was van patiënten die achteraf een privacyverklaring hadden ondertekend, theoretisch denkbaar dat de aangeleverde bestanden met terugwerkende kracht worden verwijderd. Daarbij zouden dan alle overige data uit dit bestand opnieuw aangeleverd moeten worden. De NZa geeft aan dat dit door hoge administratieve lasten een onwerkbare situatie zou opleveren.
Deelt u de zorg van MIND dat dergelijke berichtgeving het vertrouwen in de ggz kan schaden en zorgmijding in de hand kan werken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik kan me voorstellen dat de berichtgeving bij sommige patiënten tot zorgen zou kunnen leiden. Hierbij wil ik benadrukken dat de NZa handelt met inachtneming van de gestelde wettelijke kaders van het AP-oordeel en in lijn met de motie van de leden Hijink (SP) en Westerveld (GroenLinks) en met aandacht voor zorgvuldig en proportioneel gebruik van persoonlijke data. Patiënten met bezwaren tegen het delen van gegevens met de NZa kunnen een privacyverklaring ondertekenen.
Is bij de ontwikkeling van deze database voldoende rekening gehouden met de patiëntgroep, waarbij wantrouwen in het algemeen, maar ook wantrouwen in de overheid gemiddeld gezien waarschijnlijk hoger is? Kunt u uw antwoord toelichten?
De NZa laat mij weten zich bewust te zijn van de kwetsbaarheid van deze patiëntengroep. Daarom heeft de NZa van begin af aan alles in het werk gesteld om de privacy van patiënten te borgen en zijn zorgaanbieders steeds gewezen op de mogelijkheid om samen met hun patiënten de sinds 2014 bestaande privacyverklaring te tekenen.
Bent u het ermee eens dat door alle ophef die rond deze database is ontstaan, het misschien verstandig is om met deze database te stoppen en te zoeken naar alternatieven? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, daar ben ik het niet mee eens. De NZa vraagt informatie uit bij zorgaanbieders om te zorgen voor een toegankelijke en betaalbare ggz in Nederland. Het zorgprestatiemodel draagt in combinatie met de zorgvraagtypering bij aan een beter toegankelijke ggz. Voor de (door-)ontwikkeling van de zorgvraagtypering is goede informatie nodig. Ik vind het belangrijk dat dit met aandacht voor zorgvuldig en proportioneel gebruik van persoonlijke data gebeurt. De eenmalige data-uitvraag voor zorgvraagtypering door de NZa is op dit moment onderwerp van een gerechtelijke procedure. In deze procedure heeft de rechter uitspraak gedaan in een kort geding. De rechter ziet geen reden, totdat het vonnis in de hoofdzaak is gewezen, de NZa te verbieden verder te gaan met het ontvangen en verwerken van de gegevens. De NZa heeft mij laten weten dat zij in afwachting is van de uitspraak van de rechter in de bodemprocedure.
Bent u bereid om deze vragen ieder afzonderlijk te beantwoorden?
Ja, ik ben bereid om dat te doen.
Het bericht 'Toename van kinderen met een longontsteking' |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Wordt op dit moment onderzoek gedaan naar de mogelijke oorzaken van de toename van longontstekingen onder kinderen in Nederland? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Op basis van bestaande surveillance worden de trends van luchtweginfecties goed bijgehouden. Uit diverse bronnen wordt wekelijks actuele informatie verzameld en geduid. Daarbij gaat het om de Nivel huisartsenpeilstations over acute luchtweginfecties bij huisartspatiënten, de virologische weekstaten over voornamelijk ziekenhuislaboratoria diagnostiek en Infectieradar over acute luchtweginfecties bij de algemene bevolking (RIVM). Daarnaast wordt in de rioolwatersurveillance (RIVM) gekeken naar SARS-CoV-2. In overleg met RIVM en Nivel wordt nu een intensivering van de surveillance bij de huisartsenpeilstations uitgezet door extra bemonstering en uitgebreider testen (op meer pathogenen) van longontstekingen onder kinderen in de leeftijdsgroep onder 15 jaar, omdat daarin de grootste toename van longontstekingen wordt gevonden.
Welke mogelijke verklaringen zijn er voor het hogere aantal longontstekingen onder kinderen in Nederland ten opzichte van voorgaande jaren?
Deze trend past binnen het seizoenspatroon, hoewel het vroeger in het seizoen is dan gebruikelijk en bij kinderen 5–14 jaar hoger dan gebruikelijk. De toename kan worden toegeschreven aan een gelijktijdige verheffing van verschillende luchtwegvirussen en -bacteriën, waaronder RSV, SARS-CoV-2, rhinovirus en Mycoplasma pneumoniae. Dit blijkt uit de cijfers van de Nivel huisartsenpeilstations, de virologische weekstaten over ziekenhuislaboratoria en de Infectieradar. Deze trend wordt ook in andere Europese landen en China waargenomen. Om oorzaken van longontstekingen bij kinderen in de leeftijdsgroep 0–14 jaar beter in beeld te brengen gaan RIVM en Nivel daar extra onderzoek naar doen.
Zijn regionale verschillen zichtbaar als het gaat om de stijging van het aantal longontstekingen onder kinderen in Nederland? Kunt u uw antwoord toelichten?
In alle provincies is het aantal gevallen van longontsteking bij kinderen relatief hoog voor de tijd van het jaar. Nivel ziet hierbij geen duidelijk verschil tussen de provincies.
In hoeverre wordt gekeken of de toename van longontstekingen verband houdt met de luchtkwaliteit in Nederland?
De klimaatfactoren die invloed hebben op luchtweginfecties en ook longontstekingen zijn de combinatie van lage temperatuur en bepaalde luchtvochtigheid. Bovendien zitten mensen in de herfst en winterperiode ook meer binnen en dichter op elkaar. Slechte luchtkwaliteit kan leiden tot gezondheidsproblemen, zoals ademhalingsproblemen. De huidige toename van luchtweginfecties past bij de tijd van het jaar waarin meerdere respiratoire pathogenen circuleren. De rol van luchtkwaliteit hierbij is niet goed te kwantificeren. Meer in zijn algemeenheid kan worden gesteld dat er verbanden zijn tussen blootstelling aan luchtverontreinigende stoffen en effecten op hart- en bloedvaten, luchtwegen en longen en op totale sterfte. Er is ook een mogelijke relatie tussen langdurige, lokaal verminderde luchtkwaliteit en luchtweginfecties.2 3
Wat is de waarschijnlijkheid dat het hogere aantal longontstekingen onder kinderen in Nederland ten opzichte van voorgaande jaren verband houdt met de recente coronapandemie?
Daar is nu nog geen duidelijke conclusie over te trekken. De afname van luchtweginfecties tijdens de inzet van maatregelen ter preventie van corona en de daaropvolgende toename kunnen invloed hebben op de huidige trends. De seizoenspatronen van infectieziekten hadden zich in de periode 2022/2023 grotendeels hersteld, maar het is nog onduidelijk hoe het patroon van het huidige seizoen met deze toenames eruit gaat zien en of dit zal overeenkomen met pre-corona patronen. Naast het effect van de maatregelen zelf is het aannemelijk dat mensen met klachten dit seizoen weer vaker naar de huisarts gaan. Door de grote druk op de zorg en de beschikbaarheid van GGD-teststraten in de coronatijd gingen mensen met klachten minder snel naar de huisarts.
Het bericht ‘Medicijnen van verzekerden bij VGZ volgend jaar mogelijk niet of deels vergoed’ |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Medicijnen van verzekerden bij VGZ volgend jaar mogelijk niet of deels vergoed»?1
Het is van belang dat verzekerden zowel door de zorgverzekeraar als door de zorgaanbieder goed geïnformeerd wordt over vergoeding van de zorg. Ik heb daarom navraag gedaan over deze zaak bij VGZ en de NZa.
VGZ heeft mij desgevraagd laten weten verrast te zijn door de brieven van zelfstandige apothekers en apotheekhoudende huisartsen aan hun patiënten. VGZ laat weten dat de verspreide informatie onjuist is, omdat VGZ met deze partijen een meerjarencontract heeft lopen tot 2025. VGZ verzekerden kunnen dus ook in 2024 gebruik maken van de farmaceutische zorgverlening in de betreffende apotheken.
De NZa heeft op 20 december hierover een nieuwsbericht uitgebracht2. Daarin geeft de NZa aan dat uit vervolgonderzoek van de NZa blijkt dat de apotheken patiënten in een brief verkeerde informatie hebben gegeven over de status van de contractering met een specifieke zorgverzekeraar. Hierdoor was het voor patiënten onduidelijk hoe de zorgverzekeraar medicijnen zou vergoeden in 2024. Daarnaast zijn patiënten ten onrechte aangespoord om over te stappen naar een andere zorgverzekeraar of naar een andere apotheek. De NZa heeft een aantal apotheken een maatregel opgelegd.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk zou zijn als patiënten bij deze apotheken aankomend jaar veel meer bij moeten betalen voor de medicijnen die zij nodig hebben, aangezien dit een hogere drempel voor de zorg zou creëren?
In algemene zin ben ik het daarmee eens. Overigens zoals in mijn antwoord op vraag 1 is te lezen, is dat in deze casus niet het geval.
Begrijpt u dat deze onzekerheid veel onrust kan veroorzaken bij patiënten?
Ik wil benadrukken dat ik het betreur dat door deze berichtgeving onrust kan zijn ontstaan bij patiënten. Het is daarom goed dat de NZa hier onderzoek naar gedaan heeft en maatregelen richting een aantal apotheken heeft genomen.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met VGZ en Stichting Zorgmakelaar Farmaceutische Contractering (ZFC), om ervoor te zorgen dat de onzekerheid voor patiënten snel wordt weggenomen?
Nee. De onderhandelingen tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar zijn tussen deze twee partijen. De NZa houdt hier toezicht op.
Het bericht dat de Consumentenbond het getreuzel contractering door zorgverzekeraars zat is |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de Consumentenbond het getreuzel contractering door zorgverzekeraars zat is?1
Zorgverzekeraars en zorgaanbieders maken jaarlijks via de contractering afspraken over de te leveren zorg en de budgetten daarvoor. De inspanningen daarbij zijn erop gericht dat de zorgverzekeraar aan de zorgplicht kan voldoen en dat de zorg die geleverd wordt kwalitatief goed is en doelmatig geleverd wordt.
Ik betreur het dat in de media het beeld naar voren komt dat er sprake is van getreuzel. Mijn ervaring is dat zorgaanbieders en zorgverzekeraars juist heel hard aan het werk zijn om gezamenlijk tot goede afspraken te komen in het belang van de patiënt.
Bent u het ermee eens dat het feit dat het contracteringsproces voor het zoveelste jaar op rij niet op tijd af is, duidelijk maakt dat de huidige inzet om het proces te verbeteren onvoldoende is?
Het tijdig afronden van de contractering vraagt stevige inspanning van zowel zorgaanbieders als zorgverzekeraars. In het Integraal Zorg Akkoord (IZA) is afgesproken om de komende jaren het contracteerproces zodanig te verbeteren dat er ruim voor het einde van het jaar duidelijkheid is voor verzekerden welke zorg wel en niet gecontracteerd is. Partijen zetten hier met een breed verbetertraject volop op in. Het doel van partijen is om het contracteerproces steeds meer voorafgaand aan 12 november (de start van het overstapseizoen) te organiseren. Dit vraagt echter een verandering van de contractering, het contracteerproces en de contracteercultuur en vraagt daarmee veel inspanning van zowel zorgverzekeraars als zorgaanbieders.
Herinnert u zich deze uitspraak: «Het is al even benoemd, maar het voorgaande contracteringsjaar was om verschillende redenen bijzonder. Het ging om het afsluiten van het Integraal Zorgakkoord (IZA) in september, om inflatie, om hoge energiekosten et cetera», die u deed tijdens het commissiedebat over het Zorgverzekeringsstelsel afgelopen juni? Bent u het ermee eens dat deze redenen dit jaar geen excuus meer kunnen zijn voor de vertraging, aangezien zorgverzekeraars zich hierop inmiddels zouden kunnen hebben voorbereid?2
In het voorjaar van 2023 hebben de IZA-partijen gezamenlijk gereflecteerd op het contracteerseizoen 2023 en met elkaar vooruitgeblikt hoe de contractering en het contracteerproces verder te verbeteren. Het contracteerproces 2023 kwam inderdaad later op gang dan andere jaren omdat er onzekerheden waren. De IZA-partijen hebben toen de ambitie uitgesproken om het komende contracteerseizoen te verbeteren. Daarnaast hebben de IZA-partijen de ambitie uitgesproken om stappen te zetten naar een nieuwe contracteercultuur en -werkwijzen. Ik ben ervan overtuigd dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders handelen naar deze afspraken en dit in de contractering voor 2024 hebben meegenomen. Er zijn op dit moment ook (nog) geen signalen dat de contractering over de hele linie in een specifieke sector of bij een specifieke zorgverzekeraars vertraagd is.
Bent u tevreden als u kijkt naar de huidige berichtgeving, aangezien u in het debat over het Zorgverzekeringsstelsel aangaf dat u tevreden bent «als voor verzekerden duidelijk is of een zorgaanbieder gecontracteerd is of niet, zodat ze beter geïnformeerd een polis kunnen kiezen»?
Op dit moment zijn er geen brede signalen die erop duiden dat de zorgcontractering met het oog op 2024 moeizaam verloopt. Wel kan het zijn dat nog niet met alle individuele zorgaanbieders een contract is afgesloten. Om te zorgen dat voor de verzekerden duidelijk is wat de consequenties hiervan zijn is ingezet op het verbeteren van de informatievoorziening aan verzekerden. Zorgverzekeraars hechten belang aan eenduidige en uniforme communicatie naar verzekerden. Alle zorgverzekeraars hanteren nu daarom dezelfde definities om de contracteerstatus weer te geven aan de hand van vijf kernboodschappen, zodat duidelijk is in hoeverre er al een contract is afgesloten en wat de mogelijke financiële consequenties zijn:
Tijdens het komende overstapseizoen voert ZN een onderzoek uit om na te gaan of de teksten ook de gewenste duidelijkheid hebben opgeleverd bij verzekerden en zo niet, wat er dan verder verbeterd moet worden, ten einde de verzekerde goed te informeren, zodat deze een weloverwogen keuze kan maken tijdens het overstapseizoen.
Welke stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat de contractering dit jaar wel is afgerond voor 1 januari 2024, zodat mensen weten waar ze aan toe zijn op het moment dat zij hun zorgverzekering voor het nieuwe jaar afsluiten?
Voor het contracteerseizoen 2024 ga ik geen aanvullende maatregelen nemen. Interveniëren in het onderhandelingsproces acht ik niet nodig en is ook niet wenselijk. Door te veel druk te zetten kan er onwenselijke spanning komen te ontstaan op een evenwichtige onderhandelpositie van zowel de zorgverzekeraar als de zorgaanbieder. Met als mogelijk gevolg slechtere onderhandeluitkomsten van de contractering in termen van betaalbaarheid, kwaliteit en de veranderopgaven zoals beschreven in het IZA.
Na afloop van het jaar ga ik wel het contracteerseizoen 2024 evalueren om te bezien of er nog verbeteringen nodig zijn voor het contracteerseizoen 2025.
Welke stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat de contractering volgend jaar wel is afgerond voor 12 november 2024?
Begin 2024 gaan de IZA-partijen gezamenlijk met de NZa het contracteerseizoen 2024 evalueren. Indien nodig worden naar aanleiding hiervan aanvullende afspraken gemaakt voor het contracteerseizoen 2025. De Tweede Kamer wordt hierover in het voorjaar 2024 geïnformeerd.
Bent u het ermee eens dat verzekerden niet de dupe moeten zijn van de vertraging in de onderhandelingen tussen verzekeraars en zorgaanbieders? Zo ja, zouden verzekerden dan niet het recht moeten worden geven op vergoeding van zorgaanbieders die het afgelopen jaar ook vergoed werden, als de contractering niet op tijd af is?
Zoals bij het antwoord op vraag 1 en 2 aangeven wordt er door zorgaanbieders en zorgverzekeraars volop ingezet op het afronden van de contracten voor 2024. Naast het verbeteren van het contracteerproces is het afgelopen jaar ook ingezet op het verbeteren van de informatievoorziening aan verzekerden. Tijdens het komende overstapseizoen voert ZN een onderzoek uit om na te gaan of de teksten ook de gewenste duidelijkheid hebben opgeleverd bij verzekerden en zo niet, wat er dan verder verbeterd moet worden.
De huisartsenzorg in Brunssum |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Wat is, naar aanleiding het wegvallen van een huisartsenpraktijk door de schorsing van de huisarts, uw reactie op de problemen met de huisartsenzorg in Brunssum?1
De ontstane situatie van de huisartsenzorg in Brunssum vind ik vervelend voor de betrokken patiënten. Huisartsenzorg vormt een belangrijke schakel in de eerstelijnszorg in Nederland. Daarom is het belangrijk dat iedere inwoner in Nederland toegankelijke huisartsenzorg tot zijn of haar beschikking heeft.
Waarom is de zoektocht naar een nieuwe huisarts niet eerder gestart, aangezien de rechtszaak tegen de huisarts al langer liep?
De IGJ heeft mij laten weten dat de casus nog bij de rechter lag en er geen beroepsbeperkende maatregelen voor de betreffende huisarts waren. De huisarts was nog niet onherroepelijk veroordeeld en tot op dat moment was de continuïteit van de huisartsenzorg voor de patiënten populatie gewaarborgd. Zodoende was er geen reden om eerder een zoektocht naar een nieuwe huisarts te starten.
Op basis van het onderzoek naar een nieuw signaal over een recente gebeurtenis heeft de IGJ echter gemeend per direct te moeten ingrijpen en de betreffende huisarts op 25 augustus 2023 een last tot onmiddellijke onthouding van beroepsactiviteiten (LOOB) opgelegd. Vanaf dat moment mocht de betreffende huisarts per direct niet meer werken als arts, totdat het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg over dat handelen heeft geoordeeld.
In eerste instantie is het in die situatie aan de praktijkhouder in zijn hoedanigheid als zorgaanbieder om zorg te dragen voor de continuïteit van zorg. Daarnaast hebben de zorgverzekeraars een wettelijke zorgplicht. Dit betekent dat hun verzekerden binnen een redelijke tijd en reisafstand toegang moeten hebben tot alle zorg uit het basispakket. De IGJ heeft de huisarts gemeld dat hij als zorgaanbieder zelf moet zorgdragen voor de continuïteit van zorg van zijn praktijk en patiënten hierover moet informeren. De zorgaanbieder en de preferente zorgverzekeraar zijn vanaf dat moment op zoek gegaan naar een structurele oplossing. Waar dat mogelijk was, hebben ook de omliggende praktijken hieraan bijgedragen.
Waarom was het überhaupt mogelijk voor de huisarts om door te werken na de initiële veroordeling voor seksueel misbruik, waardoor er nog meer misbruik kon plaatsvinden?2
De IGJ heeft mij laten weten dat na de uitspraak in eerste aanleg van de Rechtbank Limburg van 31 oktober 2022 de huisarts in hoger beroep is gegaan. Daarmee is er een schorsende werking op de tenuitvoerlegging ontstaan. Daarnaast heeft de rechtbank in haar uitspraak geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een beroepsverbod op te leggen in afwachting van een (mogelijk) hoger beroep.
Hoe moet de ontstane situatie voor de patiënten van de gesloten praktijk worden opgelost, aangezien veel andere praktijken in Brunssum een patiëntenstop hebben en praktijken buiten Brunssum voor patiënten die afhankelijk zijn van het OV vaak niet goed bereikbaar zijn?
De primaire verantwoordelijkheid voor de continuïteit van zorg ligt zoals gezegd bij de praktijkhouder en de zorgverzekeraar. In «acute» situaties zoals in de casus van Brunssum is samenwerking tussen de zorgverzekeraar, regionale huisartsenorganisatie en de andere huisartsen in de omgeving van belang. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 hebben de zorgaanbieder, de zorgverzekeraar en waar dat mogelijk was ook de omliggende praktijken bijgedragen aan de waarborging van de continuïteit van huisartsenzorg van de betreffende patiëntenpopulatie. Samenwerking tussen lokale en regionale partijen blijft ook belangrijk voor het realiseren van een structurele oplossing in de huisartsenpraktijk in Brunssum.
Bent u bereid om zich samen met zorgverzekeraars en de lokale huisartsen in te zetten om ervoor te zorgen dat er weer een nieuwe huisartsenpraktijk in Brunssum komt, zodat patiënten weer een huisarts op loop- of fietsafstand hebben?
Zoals hiervoor is aangegeven, ligt de primaire verantwoordelijkheid voor de toegankelijke huisartsenzorg bij de zorgaanbieder en de verzekeraar. Daarnaast is op regionaal niveau een goede samenwerking tussen de zorgaanbieder, zorgverzekeraar, regionale huisartsenorganisaties en omliggende huisartsenpraktijken van belang om de continuering van de huisartsenzorg voor de patiëntenpopulatie te waarborgen, ook bij dit soort acute situaties. Vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid span ik mij er, samen met het veld, voor in dat de huisartsenzorg toegankelijk is. Voorbeelden van dit soort acties zijn het anders inrichten van de avond-, nacht-, en weekendzorg, het mogelijk maken van meer tijd voor de patiënt voor elke huisartsenpraktijk, en het opstellen van een handreiking huisvesting huisartsen en gezondheidscentra. Deze afspraken komen onder andere terug in het Integraal Zorg Akkoord (IZA).