Het omzeilen van sancties op Rusland via geografische U-bochtconstructies |
|
Caspar Veldkamp (NSC), Jan Paternotte (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Drie Nederlanders aangehouden voor levering verboden goederen aan Rusland, ook invallen in vier andere landen»1 ingezonden op 23 januari 2024?
Ja.
Klopt het dat Nederland in verschillende internationale onderzoeken naar voren komt als een belangrijke spil in de routes om sancties tegen Rusland te omzeilen?2
Gezien de karakteristieken van de Nederlandse economie en infrastructuur met onder andere havens en relatieve grote high-tech-en financiële sectoren is Nederland potentieel aantrekkelijk voor personen en bedrijven die moedwillig de sancties willen omzeilen. De overheid en het bedrijfsleven zijn zich hiervan bewust en handelen daarop met als doel omzeiling te voorkomen en waar mogelijk aan te pakken.
De Douane handhaaft risicogericht en wisselt waar nodig informatie uit met relevante partijen om onbedoelde sanctieomzeiling tegen te gaan en doelbewuste sanctieomzeiling op te sporen. Op basis van handelsdata kan gesteld worden dat de belangrijkste spillen in de omzeiling van sancties buiten de EU liggen: het merendeel van omzeiling van EU-producten vindt plaats via tussenhandelaren in derde landen, meestal zonder medeweten of betrokkenheid van een EU actor.
Klopt het dat er Nederlandse componenten gevonden zijn door de Oekraïense inlichtingendienst in Russische wapensystemen?
Het klopt dat de Oekraïense overheid, maar ook de Amerikaanse overheid en diverse NGO’s, hebben aangetoond dat de Russische wapensystemen veel westerse componenten bevatten, en daar ook in kritieke mate van afhankelijk zijn. Ook componenten van Nederlandse origine worden daarbij teruggevonden.
Klopt het dat uit beschikbare Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)-data blijkt dat export vanuit Nederland richting landen zoals Oezbekistan, Kazachstan, Kirgizië en Armenië enorm gegroeid is in de eerste helft van 2023 vergeleken met dezelfde periode in 2022? Hoe verklaart u deze onnatuurlijke toename?
Verschillende onderzoeken (waaronder van CBS) laten inderdaad zien dat handelsstromen zich verplaatsen in reactie op sancties. Meerdere verklaringen daarvoor worden door onderzoekers en journalisten aangedragen, waarvan doelbewuste sanctieomzeiling er één is. Een andere verklaring is dat veel van deze landen voor de ingang van de sancties veel goederen via Russische distributeurs ontvingen, maar die nu rechtstreeks vanuit de EU ontvangen. Daarbij is de handel naar de landen in kwestie weliswaar in percentages enorm toegenomen, maar gaat het in handelsvolume nog steeds om beperkte hoeveelheden.
Nederland en de EU monitoren deze trends, zijn hierover in gesprek met betrokken bedrijven en overheden en zoeken actief samenwerking met de buurlanden van Rusland om de omzeiling van Common High Priority Goods (CHP, de goederen die het meest essentieel zijn voor de Russische oorlogsindustrie) te voorkomen. EU Sanctiegezant David O'Sullivan speelt hierbij een centrale rol, daarbij actief ondersteund door de lidstaten, waaronder Nederland.
Deelt u de zorgen dat de toename van export richting de buurlanden van Rusland met name te verklaren zijn vanuit de constructies waarbij Rusland de werkelijke eindbestemming is?
Of dit «met name» zo is, kan niet met zekerheid gezegd worden, maar de zorg wordt door het kabinet gedeeld. Deels is deze toename te verklaren door verlegging van handelsstromen die eerst via Rusland liepen. Hierbij willen wij de kanttekening plaatsen dat de toename van export van Common High Priority Goodsvan Nederland naar de buurlanden van Rusland qua volume nog steeds zeer beperkt is.
Bent u het eens dat het zeer onwenselijk zou zijn dat Nederlandse bedrijven de Europese sancties tegen Rusland omzeilen, en dat het onze positie internationaal schaadt als blijkt dat wij als doorvoerroute voor (illegale) handel met Rusland gebruikt worden?
Zeker. Het tegengaan van omzeiling heeft daarom hoge prioriteit, zowel in de naleving van sancties als ten aanzien van Europese en internationale samenwerking. Daarbij is wel de kanttekening van belang dat het merendeel van omzeiling van EU-producten, en in het bijzonder de goederen die het meest kritiek zijn voor de Russische oorlogsindustrie, de Common High Priority Goods, plaatsvindt via tussenhandelaren in derde landen, meestal zonder medeweten of betrokkenheid van een EU actor.
Het ministerie onderhoudt nauw contact met de bedrijven wiens producten in het bijzonder het doelwit zijn van omzeilingspraktijken. Naast negatieve gevolgen voor Oekraïne en de ondermijning van wettelijke maatregelen waardoor ook het draagvlak in gevaar komt, is er ook schade voor de bedrijven wiens goederen worden teruggevonden in Russische wapens. De bereidheid bij het bedrijfsleven om met het ministerie samen te werken om dit tegen te gaan is groot.
Nederland pleit er in EU-verband voortdurend voor om omzeiling tegen te gaan door informatie-uitwisseling, doorontwikkeling van het sanctie-instrumentarium en door investering in onderzoek en opsporing. Het Non Paper on Russia Sanctions Circumvention3 waarmee Nederland in februari 2023 hierop het voortouw nam in Brussel is hier een voorbeeld van. De recente aanhoudingen, waarbij internationaal wordt samengewerkt met in dit geval Duitsland, Letland, Litouwen, Canada, Europol en Eurojust toont hoe dit werkt in de praktijk. Hier gaat een krachtig signaal van uit dat omzeiling van sancties niet wordt getolereerd en ernstige consequenties kan hebben voor betrokkenen.
Welke concrete stappen heeft u gezet om te voorkomen dat componenten enerzijds in Nederland geproduceerd worden en anderzijds via Nederland terechtkomen in Russische wapens in de oorlog tegen Oekraïne? Welke verdere stappen bent u voornemens te ondernemen?
De teruggevonden componenten betreffen voor het merendeel goederen die een zeer brede toepassing kennen. De inzet van het kabinet is er niet op gericht om te voorkomen dat deze componenten in Nederland worden geproduceerd, maar is bedoeld om te voorkomen dat in Nederland geproduceerde goederen in Rusland terechtkomen. Hiertoe doet het kabinet in samenwerking met internationale partners onderzoek naar omzeiling, staat het in nauw contact met bedrijven wier goederen worden teruggevonden in wapenresten en ondersteunt hen in hun due-dilligence, verbetert het voortdurend de risicogerichte controle op de uitvoer, pleit het in EU-verband voor correcties op de sanctieverordening die omzeiling ruimte bieden, en werkt het samen met internationale partners om kennis over de aanpak van omzeiling zo veel mogelijk af te stemmen.
Voorts zet Nederland in Europees verband in op versterkte gegevensdeling, analysecapaciteit, diplomatieke outreach en outreach naar het bedrijfsleven. De elfde en twaalfde sanctiepakketten bevatten een uitbreiding van instrumentarium en individuele maatregelen gericht tegen omzeiling. Zo gelden er exportbeperkingen tegen bedrijven uit de VAE, Oezbekistan, Singapore en Hong Kong wegens betrokkenheid bij omzeiling. Het criterium voor oplijsting gericht tegen omzeiling is verbreed. Onder het twaalfde pakket is een verplichting opgenomen tot een «No Russia» clausule om de wederuitvoer van EU-gesanctioneerde gevoelige goederen naar Rusland via entiteiten in derde landen te beperken. Ook is onder het twaalfde pakket een notificatieplicht ingevoerd voor financiële transacties door in EU gevestigde bedrijven in eigendom/onder zeggenschap van Russische personen of entiteiten. Dit zijn belangrijke stappen, maar meer is nodig, waaronder capaciteit bij de EU. Nederland levert ook daaraan een bijdrage in de vorm van detachering van expertise bij de Europese Commissie. De EU, lidstaten en internationale partners zullen stappen moeten blijven zetten, zoals ook Rusland zal blijven doorgaan met creatieve tactieken om aan producten te komen die onder sancties vallen.
Bent u bereid om onderzoek te doen naar de bovengenoemde exportstromen, en waar mogelijk bedrijven die aan sanctieomzeiling doen te sanctioneren? Bent u ook bereid om de exportcontrole te verscherpen? Zo niet, waarom niet?
Het kabinet onderzoekt continu de bovengenoemde exportstromen. Dit gebeurt zowel op het ministerie zelf als in samenwerking met internationale partners. Het kabinet is gecommitteerd aan het nemen van beperkende maatregelen tegen bedrijven in derde landen die EU-sancties omzeilen, ook in lijn met de motie Van der Lee4. Om dergelijke bedrijven toe te voegen aan de sanctielijst is wel consensus nodig binnen de EU. Besluitvorming over de Rusland-sanctiepakketten geschiedt met unanimiteit.
Exportcontrolemaatregelen zijn al kort na de invasie aanzienlijk aangescherpt, onder andere door uitgebreide controles op gesanctioneerde goederen en handelsstromen die een bijzonder risico op sanctieomzeiling met zich meebrengen. Daarnaast is de douane-capaciteit op dit vlak aanzienlijk uitgebreid en is de relevante afdeling binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken ook vergroot.
Bent u bereid ook in Europees verband hierover in gesprek te gaan, om hier ook in Europees verband tegen op te treden?
Ja, dit doet Nederland reeds actief. Een goed voorbeeld hiervan is de stapsgewijze aanpak van sanctieomzeiling die geïntroduceerd is in het 11e pakket – mede n.a.v. het Nederlandse non-paper – en de gecoördineerde diplomatieke outreach van de EU Sanctiegezant David O'Sullivan.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor de vergadering van Raad Buitenlandse zaken d.d. 19 februari 2024?
Dit is helaas niet gelukt.
Het bericht 'Werkgroep moet scherven van geflopte BES – top bijeenvegen' |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Heeft u kennis genomen van het bericht «Werkgroep moet scherven van geflopte BES – top bijeenvegen»?1
Ja.
Wanneer is het kabinet voornemens de herziening van de Wet op de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna WolBES) en de herziening van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (FinBES) voor te leggen aan deze Kamer?
De herziening van de Wet op de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: WolBES) en de herziening van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: FinBES) (hierna: het wetsvoorstel) bevindt zich thans in de consultatiefase. Deze consultatiefase heb ik op verzoek van de bestuurscolleges en eilandsraden van Bonaire, Sint Eustatius en Saba verlengd. De consultatie zou kunnen leiden tot wijzigingen van het wetsvoorstel. Het appreciëren en verwerken van de inbreng van de openbare lichamen zal tijd vergen. Pas hierna wordt het wetsvoorstel aan de ministerraad voorgelegd en vervolgens aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Na het advies van de Afdeling zal nog een nader rapport als reactie moeten worden opgesteld. Het is lastig om een uitspraak te doen over het tijdsbestek dat hiermee gepaard gaat, maar ik streef ernaar om het wetsvoorstel voor het eind van het jaar bij uw Kamer in te dienen.
Voor de volledigheid wordt meegegeven dat het herbeleggen van de taken van de Rijksvertegenwoordiger op grond van de Veiligheidswet BES nog een openstaand punt was bij het in consultatie geven van het wetsvoorstel. Vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid is over de invulling daarvan op ambtelijk niveau contact geweest met onder meer Bonaire, Saba en Sint Eustatius. De benodigde aanpassingen van de Veiligheidswet BES zullen worden meegenomen in het wetsvoorstel. Hierover vindt nog bestuurlijke consulatie plaats.
Kunt u nader toelichten welke rol het bevoegd gezag van de drie openbare lichamen speelt bij de totstandkoming van de wet, mede in het licht van de concrete afspraken die zijn gemaakt in de aanloop naar 10-10-2010?
In de pre-consultatiefase zijn gedurende ruim drie jaar ambtelijk en bestuurlijk met de openbare lichamen veel gesprekken gevoerd ter voorbereiding van het wetsvoorstel.
In 2021 is voornamelijk gewerkt aan het opstellen van een concept van het wetsvoorstel en de bijbehorende memorie van toelichting. In die periode is veelvuldig ambtelijk contact geweest met de openbare lichamen en hebben expertmeetings plaatsgevonden.
In juli 2022 heb ik met de eilandsraad van Bonaire gesproken over de herziening van de WolBES en de FinBES. De eilandsraad heeft vervolgens ook een technische briefing ontvangen van mijn ambtenaren, waarbij stil is gestaan bij de voorlopige wijzigingsvoorstellen en de wensen van de eilandsraad als volksvertegenwoordigers.2 Op 15 september 2022 heb ik het wetsvoorstel besproken tijdens bestuurlijke overleggen met de bestuurscolleges van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. In oktober 2022 heb ik een conceptversie van het wetsvoorstel en de memorie van toelichting gedeeld met de openbare lichamen in het kader van een preconsultatie. In dezelfde periode zijn mijn ambtenaren naar Bonaire, Sint Eustatius en Saba gegaan om gesprekken te voeren met als doel informatie op te halen en technische briefings te verzorgen voor de bestuurscolleges en eilandsraden. Op 8 november 2022 heb ik het wetsvoorstel opnieuw met de eilandsraad van Bonaire besproken. Met deze informatie is het wetsvoorstel en de memorie van toelichting verder aangescherpt. Tijdens mijn dienstreis naar Bonaire, Sint Eustatius en Saba in april 2023 heb ik de start van de consultatie aangekondigd en zowel de eilandsraden als de bestuurscolleges uitdrukkelijk uitgenodigd om hun zienswijze kenbaar te maken.
In juni 2023 heb ik de internetconsultatie opengesteld en voorts de openbare lichamen op basis van artikel 209 van de WolBES formeel verzocht om hun schriftelijke reacties op het wetsvoorstel met mijn ministerie te delen. Mijn ambtenaren hebben in juli en augustus 2023 technische briefings verzorgd aan de eilandsraden en bestuurscolleges van Sint Eustatius en Saba.
In augustus en september 2023 heb ik tijdens mijn gesprekken met de bestuurscolleges en eilandsraden van Bonaire, Sint Eustatius en Saba het signaal ontvangen dat er behoefte is aan meer tijd om tot een weloverwogen appreciatie te komen van het wetsvoorstel. Bonaire, Sint Eustatius en Saba hebben destijds aangegeven dat dit verzoek mede is ingegeven door de behoefte om gebruik te kunnen maken van aanvullende en onafhankelijke juridische ondersteuning. Voorts heb ik in deze gesprekken met de eilandsraden en bestuurscolleges begrepen dat er behoefte is aan intensiever en uitputtender overleg op politiek niveau over de inhoud van het wetsvoorstel. Ik heb naar aanleiding van deze signalen en verzoeken de consultatiefase verlengd en het proces aangepast. Met het nieuwe proces kom ik aan de verzoeken van de openbare lichamen tegemoet.
De verlenging van de termijn voor schriftelijke reacties, de onafhankelijke juridische ondersteuning en de gezamenlijke bereidheid om intensiever overleg te voeren op politiek niveau over het wetsvoorstel heeft geresulteerd in het plan om een werkconferentie te organiseren in Europees Nederland van maandag 3 maart tot woensdag 6 maart 2024. De conferentie is een collectieve bijeenkomst op bestuurlijk niveau met de eilandsraden en bestuurscolleges van Bonaire, Sint Eustatius en Saba ter bespreking van het wetsvoorstel en de toegezegde schriftelijke reacties van de openbare lichamen. Ik vertrouw erop dat het bevoegd gezag van de openbare lichamen en ik met de werkconferentie kunnen komen tot een goed gesprek en gedragen afronding van de consultatiefase van de wetswijziging.
Deelt u de mening dat de input van de openbare lichamen, bij significante wetswijzigingen voor de BES-eilanden, structureel moeten worden ingebed gedurende het proces van het wetgevingstraject? Zo ja, kunt u nader toelichten op welke wijze de Staatssecretaris dit heeft toegepast in het proces van de herziening van de WolBES als de FinBES? Zo nee, waarom niet?
Ik onderschrijf het belang van een nauwgezette betrokkenheid van de openbare lichamen bij belangrijke wetswijzigingen voor Caribisch Nederland. In artikel 209 van de WolBES is ook wettelijk vastgelegd dat de betrokken bestuurscolleges in de gelegenheid moeten worden gesteld om hun oordeel te geven omtrent wetsvoorstellen waarbij van de openbare lichamen regeling of bestuur wordt gevorderd of in betekenende mate wijziging wordt gebracht in de taken en bevoegdheden van het eilandsbestuur. Het is een uitdaging om deze betrokkenheid bij wetgevingstrajecten in de praktijk vorm te geven. Dit heb ik ook met uw Kamer gedeeld in mijn brief over de toepassing van het principe «comply or explain» van 23 juni 2023.
Voor een toelichting op de totstandkoming van het wetsvoorstel en de consultatie verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 3.
Streeft u ernaar de financiering van het bevoegd gezag op de eilanden van Caribisch Nederland structureel in lijn te brengen, met de structurele taken van de eilanden, die immers niet alleen lokale, maar ook typische provinciale en waterschapstaken betreffen, alsmede de zorg voor een internationale zeehaven en de vierde grootste luchthaven van Nederland? Zo ja, kunt u nader toelichten op welke wijze dit wordt toegepast?
Onlangs heeft IdeeVersa onderzoek gedaan naar de eilandelijke taken en middelen van Caribisch Nederland. Daarbij stond ook de toereikendheid van de vrije uitkering, zodat de openbare lichamen hun taken adequaat kunnen uitvoeren, centraal. Ik heb uw Kamer daar over geïnformeerd bij brief van 9 oktober 2023.3 IdeeVersa heeft berekend wat de openbare lichamen minimaal nodig hebben om hun structurele eilandelijke taken uit te voeren.
Uit het onderzoek blijkt dat voor Sint Eustatius en Saba de vrije uitkering – door de toevoegingen uit de CN-envelop – zo goed als op niveau is. Om op het benodigde structurele niveau te komen zijn volgens IdeeVersa slechts in beperkte mate aanvullende middelen nodig. Op basis van het onderzoek zou de vrije uitkering van Bonaire – door de stevige groei van de bevolking van Bonaire in de afgelopen tien jaar – aanzienlijk moeten worden verhoogd. Dit is overigens op basis van de huidige taken en met verrekening van een deel van de eigen inkomsten van de openbare lichamen. Uit het onderzoek van IdeeVersa blijkt verder dat sommige structurele taken incidenteel worden bekostigd. Dit kan leiden tot problemen bij het aantrekken van structureel personeel en bemoeilijkt het begrotingsproces en in het bijzonder het opstellen van een meerjarenraming. Voor de langere termijn beveelt IdeeVersa aan om betere afspraken te maken tussen het Rijk en de openbare lichamen over hoe om te gaan met investeringsbeslissingen op de eilanden. In de vrije uitkering is volgens IdeeVersa tot nu toe vrijwel geen ruimte voor investeringen. Het Rijk stelt, met name via bijzondere uitkeringen, middelen ter beschikking voor investeringen. Bij investeringen is onderhoud en vervanging van belang. Hier wordt echter bij de verstrekking van de middelen voor investeringen volgens IdeeVersa tot nu toe geen rekening mee gehouden. De wijze waarop wordt omgegaan met investeringen is daarmee volgens IdeeVersa niet gericht op duurzame instandhouding.
Ik heb zowel de openbare lichamen als het Cft gevraagd om een schriftelijke reactie op het rapport. Ik ga hier op korte termijn met hen over in gesprek. Ook heb ik de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) gevraagd advies uit te brengen over dit onderzoek en dit zal naar verwachting medio februari/maart verschijnen. Ten aanzien van de uitkomsten van deze reacties en/of advies zal ik u te zijner tijd nader informeren. De uitkomsten van het onderzoek van IdeeVersa zijn voor mij aanleiding om te bezien welke stappen op korte termijn al gezet kunnen worden, maar ook met het realisme dat verbeteringen tijd kosten en daarmee ook aan het nieuwe kabinet zijn.
Voorziet u open overleg tussen het kabinet en de delegaties van de eilanden om tot conclusies te komen over voor te stellen wetgeving? Zo ja, wanneer staat het eerst volgende overleg tussen het kabinet en de delegaties gepland? Bent u bereidt om zo snel mogelijk na het overleg een planning van de herziening van de WolBES en FinBES te sturen naar de Kamer?
Voor het antwoord op de eerste twee deelvragen verwijs ik u naar het antwoord op vraag 3. Uiteraard ben ik bereid om uw Kamer na de werkconferentie te informeren over het vervolgproces van het wetsvoorstel.
Het bericht 'Mbo’er Sem (20) zoekt al drie jaar een studentenwoning in Amsterdam: ‘Ik wil hier mijn eigen leven beginnen’' |
|
Sandra Beckerman , Jan Paternotte (D66) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Mbo’er Sem (20) zoekt al drie jaar een studentenwoning in Amsterdam: «Ik wil hier mijn eigen leven beginnen»»?1
Studeren betekent voor veel studenten ook de mogelijkheid om op kamers te gaan wonen. Ik vind het belangrijk dat mbo-studenten toegang hebben tot het aanbod van studentenwoningen.
Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat mbo-studenten worden geweigerd bij studentenwoningen omdat zij aan een mbo-instelling studeren? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat ook mbo-studenten toegang krijgen tot studentenhuisvesting?
Ik heb inderdaad de wens om mbo-studenten volledig deel te laten nemen aan het studentenleven waarbij toegang tot huisvesting een vanzelfsprekendheid moet zijn. Zowel woningcorporaties als private verhuurders onderschrijven deze kansengelijkheid voor studenten van verschillende onderwijstypen. Op ons verzoek is de MBO Raad aangesloten bij de uitvoering van het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting (LAS) en het Landelijk Platform Studenthuisvesting (LPS) om de positie van mbo-studenten te versterken. Via het LAS en LPS doen we een oproep richting huisvesters dat wij verwachten dat zij mbo-studenten toelaten tot huisvesting en geen belemmeringen opwerpen. Bovendien worden mbo-studenten meegenomen in de Landelijke Monitor Studentenhuisvesting (LMS).
Bent u het eens dat het weren van mbo-studenten betiteld zou moeten worden als woondiscriminatie? Zo ja, hoe gaat u dat aanpakken?
Opleidingsniveau is geen beschermde grond op basis van de gelijke behandelingswetgeving. Uit het artikel blijkt dan ook niet dat een verhuurder zich schuldig maakt aan het maken van ongeoorloofd onderscheid bij de selectie van een huurder. Indien een woningzoekende denkt dat toch sprake is van woondiscriminatie kan hij zich melden bij het meldpunt van de gemeente.
Mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal ik op korte termijn advies vragen aan het College voor de Rechten van de Mens over de wenselijkheid van een verbod op onderscheid naar opleidingsniveau in de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb).
Heeft u inmiddels gesprekken gevoerd met Blue-Gray? Zo nee, bent u bereid om deze gesprekken alsnog te voeren? Zo ja, wat is er uit deze gesprekken gekomen?
Wij hebben hospiteercommissie Blue-Gray uw vragen voorgelegd. De hospiteercommissie heeft aangegeven dat zij hier niet over gaat, dit is een keuze die destijds door de eigenaren van het pand is gemaakt. Met de desbetreffende eigenaar is eveneens contact opgenomen. Hij heeft ons verzekerd dat mbo-studenten welkom zijn. De nabijgelegen fysiotherapie opleiding is een mbo-opleiding en er wonen dan ook verschillende mbo-studenten.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met verhuurders van studentenhuisvesting en ervoor te zorgen dat alle mbo-studenten een plek krijgen in de studentenhuisvesting?
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en ik vinden het belangrijk dat mbo-studenten toegang hebben tot het aanbod van corporatiewoningen voor studenten. Daarom hebben we Kences, de brancheorganisatie voor sociale studentenhuisvesters, gevraagd om na te gaan bij welke corporaties mbo-studenten welkom zijn. Hieruit blijkt dat bij elf van de dertien corporaties die bij Kences zijn aangesloten, mbo bol-studenten de mogelijkheid hebben om zich in te schrijven voor huisvesting. Deze elf aanbieders vertegenwoordigen 97% van het aantal wooneenheden in de sociale studentenhuisvesting. De corporaties die geen mbo bol-studenten toelaten zijn historisch gelieerd aan specifieke hbo- en wo-instellingen. We zullen hen met klem verzoeken ook mbo-studenten toe te laten. Bij vijf van deze aanbieders zijn ook bbl-studenten welkom. De andere aanbieders hanteren het volgen van een voltijdsstudie als toelatingseis, waardoor bbl-studenten niet worden toegelaten. Via het Landelijk Platform Studentenhuisvesting, waar we regelmatig contact mee hebben, roepen we op om deze afspraken te handhaven in de praktijk.
Kunt u inzicht geven in het aantal organisaties dat mbo-studenten de toegang tot studentenhuisvesting weigert vanwege opleidingsniveau?
Zie beantwoording op vraag 5.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat gemeenten niet elke verhuurder of studentenhuisvester individueel aan moeten spreken wanneer zij mbo-studenten weren, maar dat mbo-studenten worden als behandeld volwaardige studenten?
Zie beantwoording vraag 5.
Bent u bereid het aantal studentenwoningen te vergroten, zodat er in de toekomst aan de groeiende vraag naar studentenwoningen kan worden voldaan? Zo ja, bent u bereid om daarbij nauw samen te werken met sociale verhuurders?
In september 2022 bood ik, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, uw Kamer het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting (LAS) 2022- 20302 aan. Met het LAS heb ik samen met het Ministerie van OCW, gemeenten, hogeronderwijsinstellingen, studentenhuisvesters (sociaal en commercieel), Nuffic en studenten de handen ineengeslagen om zorg te dragen voor voldoende studentenhuisvesting die aansluit bij de behoefte van studenten. Het doel is om te komen tot een uitbreiding van 60.000 betaalbare studentenwoningen in de periode 2022–2030.
Staat u nog altijd achter de uitspraak «Ik vind het belangrijk dat mbo-studenten toegang hebben tot het aanbod van corporatiewoningen voor studenten.»?2
Ja.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Staat van de volkshuisvesting d.d. 31 januari 2024?
Ja.
De uitspraken van de Duitse minister van Defensie |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het interview met uw Duitse collega, de heer Pistorius, in Der Tagesspiel van 19 januari 2024?1
Ja.
Deelt u de zorgen van Minister Pistorius over de toenemende kans op een directe militaire confrontatie tussen de NAVO en Rusland?
Ja. Rusland vormt een reële dreiging voor de veiligheid van het hele Europese continent. De illegale Russische invasie van Oekraïne heeft laten zien dat Poetin er niet voor terugdeinst om een soeverein land binnen te vallen en daarbij bruut geweld te gebruiken. Ook blijft Rusland doorgaan met hybride activiteiten, militaire assertiviteit en dreigende retoriek richting NAVO-bondgenoten. Het kabinet kan niet uitsluiten dat de Russische agressie zich op zeker moment ook fysiek tegen de NAVO richt.
De NAVO is een defensief bondgenootschap. In antwoord op de toegenomen Russische dreiging hebben de bondgenoten tijdens de NAVO Toppen in Madrid in 2022 en in Vilnius in 2023 besloten om de bondgenootschappelijke afschrikking en verdediging verder te versterken en daartoe minimaal 2% van het bbp aan defensie te besteden. Het is essentieel dat alle bondgenoten een bijdrage leveren aan de implementatie van de militaire plannen en maatregelen, omdat daarmee invulling wordt gegeven aan de versterking van de afschrikking en verdediging. Het doel is om de veiligheid van het verdragsgebied blijvend te garanderen en Rusland af te schrikken van agressie tegen NAVO-bondgenoten. Een sterke afschrikking is uiteindelijk de beste verdediging voor het bondgenootschap.
Gezien het feit dat Minister Pistorius in het interview aangeeft dat hij denkt aan een tijdsframe tussen de vijf en acht jaar inzake deze confrontatie, wat is het assessment van het kabinet hieromtrent? Is het kabinet dezelfde mening toegedaan?
Het kabinet deelt de zorgen van de Duitse Minister van Defensie over de dreiging die Rusland vormt en over de snelheid waarmee Rusland in staat is om zijn militaire vermogen te herstellen en te versterken. Ondanks de zware verliezen die de Oekraïense krijgsmacht nog steeds dagelijks toebrengt aan Rusland in Oekraïne, blijft het Russische militaire vermogen een grote dreiging voor heel Europa. Een Russische aanval op NAVO-bondgenoten achten de diensten op korte termijn niet waarschijnlijk. Het tijdsframe waarbinnen de Russische dreiging zich tegen het bondgenootschap kan manifesteren, is niet te voorspellen. Wel herstelt het militair-industrieel complex van de Russische Federatie sneller dan verwacht.
Zijn er ook scenario’s in voorbereiding in Nederland met betrekking tot een eventuele militaire confrontatie met Rusland, zoals die momenteel worden geschetst door bijvoorbeeld de regeringen van Duitsland, Zweden en Estland?
Gezien de verslechterde veiligheidssituatie op het Europese continent is het voor de Nederlandse veiligheid essentieel om in NAVO-verband op te treden. Collectieve zelfverdediging is een kerntaak van de NAVO. De NAVO blijft alle nodige stappen nemen om de veiligheid van het hele verdragsgebied te waarborgen. De NAVO houdt daarbij rekening met verschillende scenario’s. Deze scenario’s worden ook tijdens reguliere oefeningen en scenario-exercities door bondgenoten beoefend. De scenario’s worden voortdurend aangescherpt aan de hand van het actuele dreigingsbeeld. De geleerde lessen uit de oefeningen met deze scenario’s worden verwerkt in de crisis- en verdedigingsplannen van de NAVO en van individuele bondgenoten.
Ook Nederland zet op nationaal niveau stappen om beter voorbereid te zijn op een verdere verslechtering van de internationale veiligheidssituatie, waarbij de versterking van de krijgsmacht een grote rol speelt. De verknoping van nationale en internationale veiligheid vraagt echter om een integrale benadering, waarbij alle lagen van de overheid en de samenleving betrokken zijn. In dat kader worden samen met onder andere het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Justitie en Veiligheid, en Infrastructuur en Waterstaat ook in Nederland scenario’s bezien met het oog op planvorming. Omwille van de veiligheid wordt in het openbaar niet over de details van scenario’s gecommuniceerd.
Hoe kijkt u naar de mogelijkheid om mogelijke scenario’s te bespreken in het maatschappelijke debat, in lijn met de bovengenoemde landen?
Het kabinet communiceert actief over de bedreiging die Rusland vormt voor onze nationale en internationale veiligheid. Deze boodschap wordt door de Minister van Defensie, Commandant der Strijdkrachten, en andere functionarissen consistent verspreid tijdens publieke optredens Hierbij wordt altijd een afweging gemaakt tussen het belang van operationele veiligheid en het delen van informatie.
Welke concrete stappen bent u voornemens op tafel te leggen bij de aankomende Informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie, naar aanleiding van de steeds duidelijker wordende signalen dat Poetin de oorlog in Oekraïne wil laten extrapoleren richting de Baltische staten, gezien zijn herhaaldelijke dreigementen richting deze landen?
De recente uitspraken van Poetin over de Baltische staten zijn zeer zorgelijk. De NAVO-bondgenoten worden al jaren geconfronteerd met hybride dreigingen vanuit Rusland, waaronder desinformatie en politieke inmenging. De NAVO en de EU houden de situatie aan de oostflank nauwlettend in de gaten. Zoals in het antwoord bij vraag 2 aangegeven, heeft de NAVO in reactie op de Russische dreiging belangrijke besluiten genomen om de afschrikking en verdediging van het bondgenootschap te versterken, die erop gericht zijn om de veiligheid van het hele NAVO-verdragsgebied blijvend te garanderen. Hiertoe is het noodzakelijk dat de productie- en leveringscapaciteit van de defensie-industrie opgeschaald wordt. Ik heb bij de RBZ Defensie opnieuw het belang van Europese samenwerking hierbij benadrukt (Kamerstuk 2024Z01816).
Vindt u ook dat de richting van de ontwikkelingen nogmaals benadrukken dat we door moeten gaan met structurele militaire steun aan Oekraïne om Russische agressie het hoofd te bieden?
Ja. Het kabinet zet de steun aan Oekraïne in 2024 onverminderd voort. Nederland is momenteel in consultaties met Oekraïne over een bilateraal veiligheidsarrangement. Bij de voortzetting van de steun werkt Nederland nauw samen met bondgenoten en partners in de NAVO, EU en daarbuiten. Nederland doet dit niet enkel in het belang van Oekraïne, maar ook in het belang van de eigen veiligheid. De consequenties van deze oorlog zijn namelijk groot voor de wereld, voor Europa, en daarmee ook voor Nederland. Naast de vrijheid, veiligheid en welvaart van Oekraïne, staan ook die van Nederland en Europa op het spel in deze oorlog, net zoals de internationale rechtsorde.
438 studentenwoningen op Kronenburg |
|
Mpanzu Bamenga (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Deelt u mening dat de mogelijkheid om 438 studentenwoningen op Kronenburg te bouwen een goed begin is, maar dat dit een druppel op de gloeiende plaat is omdat er een tekort van 6.600 studentenwoningen is in de regio Amsterdam?
In de brief aan uw Kamer1 van 16 januari 2024 onderschrijven het Rijk en de gemeente Amstelveen dat de realisatie van circa 438 woningen een belangrijke eerste stap kan zijn om te komen tot verbetering van de leefomgeving van het gebied Kronenburg.
Het tekort aan studentenwoningen in de regio Amsterdam is bekend. Het Rijk zet zich daarom samen met gemeenten, hoger onderwijsinstellingen, studentenhuisvesters en studenten in om zorg te dragen voor voldoende studentenhuisvesting die aansluit bij de behoefte van studenten binnen het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting 2022–2030.
In de Metropool Regio Amsterdam (MRA) is de studentenhuisvestingsregisseur in gesprek met de regionale en lokale partijen rondom het MRA-programma Bereikbare stad en de woondeal. Daar kwamen wel enige plannen uit de regio rond Amsterdam uit die een bijdrage leveren aan de totale opgave in de regio, maar de gemeente Amsterdam loopt achter waar het gaat om streefaantallen én bouwplannen. Zeker gezien andere studentensteden die goed op stoom komen om de streefaantallen te behalen. Met Amsterdam worden daarom procesafspraken gemaakt in de verrijking van de woondeal. Vanuit de studentenhuisvestingsregisseur wordt hier de komende periode op ingezet.
Hoe bent u tot het specifieke aantal van 438 studentenwoningen gekomen? Waarom niet meer of minder woningen?
Het aantal van circa 438 woningen komt voort uit het advies2 dat de heer Van der Vlist op 13 juni 2023 heeft uitgebracht voor een drietal dossiers uit de NOVEX Schiphol, waaronder Kronenburg. In dit advies worden vier scenario’s voor Kronenburg omschreven. In de beantwoording op de Kamervragen van de heer Boulakjar3 is benoemd dat het Rijk inzet op het tweede scenario uit dit advies met circa 438 woningen. Dit gekozen scenario is kleiner van omvang dan het scenario dat werd geadviseerd door de heer Van der Vlist. Gezien de ligging van Kronenburg onder de aanvliegroute van de Buitenveldertbaan, en de veiligheidsrisico’s en geluidsbelasting die dit met zich meebrengt, ziet het Rijk dit scenario met circa 438 woningen als meer geschikt voor een eerste fase van ontwikkeling van dit gebied.
Kunt u uitgebreid toelichten of u verwacht dat het rendabel is voor bouwer en ontwikkelaar om 438 studentenwoningen te ontwikkelen in plaats van de meer dan 2.500 studentenwoningen die gepland waren?
Op dit moment kan daar nog geen antwoord op worden gegeven. De komende tijd zal de gemeente Amstelveen in afstemming met het Rijk werken aan een nieuw plan. Voor het opstellen van een nieuw plan is de haalbaarheid een belangrijk punt. Naast de circa 438 woningen zou het plan aangevuld kunnen worden met short-stay woningen. Zoals aangekondigd in de brief aan uw Kamer van 16 januari 2024 is het streven uw Kamer medio 2024 hierover nader te informeren.
Bovenop de 438 permanente studentenwoningen zouden meer short-stay woningen wel mogelijk zijn. Hoeveel short-stay woningen zijn er op Kronenburg maximaal mogelijk?
De komende periode wordt door de gemeente Amstelveen gewerkt aan een nieuw plan voor de ontwikkeling van Kronenburg. Het is hierbij aan de gemeente om te beoordelen in hoeverre short-stay woningen in deze fase wenselijk zijn. Vanuit het LIB zijn er geen beperkingen gesteld aan het aantal short-stay woningen dat gerealiseerd mag worden in het LIB 4 gebied.
Bent u bekend met het feit dat op de naastgelegen campus Uilenstede al 700 short-stay woningen zijn? Is het mogelijk om deze woningen permanent bewoonbaar te maken en deze in te ruilen voor short-stay woningen op Kronenburg wanneer deze gebouwd worden?
Ja, ik ben bekend met het feit dat er reeds short-stay woningen zijn in het gebied Kronenburg-Uilenstede. In de komende periode wordt gewerkt aan een concreet plan voor ontwikkeling van het gebied Kronenburg, waarbij ook gekeken zal worden naar de ontwikkeling van short-stay woningen (bewoning niet langer dan 6 maanden). Het aantal van circa 438 woningen mag worden aangevuld met short-stay woningen. Hoe invulling wordt gegeven aan short-stay bewoningen in het gebied zal onderdeel zijn van de nadere uitwerking door de gemeente.
In uw brief stelt u dat het uitgangspunt is dat de 438 studentenwoningen zelfstandige wooneenheden zijn. Waarom zijn zelfstandige woningen het uitgangspunt? Uit onderzoek blijkt dat onzelfstandige woningen zeer positief bijdragen aan het verhogen van het studentenwelzijn.
In de brief is aangegeven dat zelfstandige wooneenheden het uitgangspunt zijn, maar dat indien gewenst verkend kan worden of onzelfstandige wooneenheden geschikter zijn voor deze locatie. Voorwaarde hierbij is wel dat een keuze voor onzelfstandige wooneenheden niet mag leiden tot een toename van het aantal nieuwe bewoners boven het genoemde aantal van circa 438 in de eerste fase. De wenselijkheid van zelfstandige of onzelfstandige wooneenheden zal worden meegenomen in de uitwerking door de gemeente.
Hoe snel verwacht u dat er met de bouw van de 438 studentenwoningen aangevangen kan worden? Wanneer verwacht u dat de eerste woningen bewoond kunnen worden door studenten?
De gemeente Amstelveen werkt een nieuw plan uit voor de gebiedsontwikkeling van Kronenburg op basis van de afspraken die zijn gemaakt. Voor het uitwerken en realiseren van een nieuw plan moeten de nodige stappen worden doorlopen door de gemeente waaronder de reguliere (planologische) procedures. Ook dient het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) te worden aangepast om de circa 438 woningen mogelijk te maken. Voor een aanpassing van het LIB dient een formele procedure te worden doorlopen, waaronder een toets op de handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid door de Inspectie Leefomgeving en Transport. Voor de stapsgewijze uitwerking van de afspraken richting realisatie van woningen in het gebied Kronenburg wordt momenteel een planning opgesteld. Het streven is uw Kamer medio 2024 over de voortgang te informeren.
Wat betekenen deze ontwikkelingen bij Kronenburg voor andere mogelijke bouwplannen in LIB 4-gebieden, nu en in de toekomst?
In het gebied Kronenburg bestaan leefbaarheidsproblemen door leegstand van kantoorpanden en braakliggend terrein. Verder is het plangebied gesitueerd naast een bestaande studentencampus in een regio met een grote vraag naar studentenwoningen. De inzet van het Rijk en gemeente Amstelveen om de leefomgevingskwaliteit van het gebied Kronenburg te verbeteren is uitsluitend gericht op de specifieke uitdagingen van dit gebied. Er wordt geen generieke aanpassing van het beleid ten aanzien van woningbouw in het LIB 4 gebied voorzien als onderdeel van de uitwerking van een nieuw plan voor Kronenburg.
Het bericht ‘Chinese overheid sponsort weekendles Chinees-Nederlandse kinderen’ |
|
Jan Paternotte (D66), Bente Becker (VVD), Mpanzu Bamenga (D66), Ruben Brekelmans (VVD) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Mariëlle Paul (VVD) |
|
Kent u het verslag van RTL over de aard en omvang van het (mede) door de Chinese overheid gefinancierde weekendonderwijs in Nederland?1
Ja.
Kunt u melden hoeveel Nederlandse resp. in Nederland woonachtige kinderen deelnemen aan dit onderwijs? Heeft u voorts in beeld hoeveel Chinese weekendscholen er in Nederland zijn, op welke locaties deze zich bevinden en wat de financieringsstructuur hiervan is? Kunt u de Kamer daarvan een overzicht verstrekken?
Het kabinet beschikt niet over cijfers van instellingen voor informeel onderwijs, waar zij zich bevinden, hoeveel leerlingen deze instellingen bezoeken of hoe de financieringsstructuur eruit ziet. Het kabinet kan het gevraagde overzicht van Chinese weekendscholen dan ook niet verstrekken aan uw Kamer.
Het kabinet werkt aan een wetsvoorstel om zowel inzicht in als signaalgestuurd toezicht op informele onderwijsinstellingen te krijgen. Uw Kamer is per brief van 24 mei 2023 over de contouren van dit wetsvoorstel geïnformeerd.2
Bent u van mening dat er voldoende transparantie en toezicht is op deze scholen om te waarborgen dat de lessen niet indruisen tegen de Nederlandse democratie en rechtsstaat? Kunt u dit antwoord toelichten?
Momenteel is er vanuit de Rijksoverheid geen toezicht op instellingen voor informeel onderwijs, zoals deze weekendscholen. Dit laat onverlet dat instellingen die informeel onderwijs geven zich aan de hier geldende wet- en regelgeving dienen te houden.
Het kabinet wil verandering brengen in het gebrek aan toezicht op informeel onderwijs en is hiervoor handvatten aan het creëren, zodat eerder kan worden ingegrepen wanneer er signalen zijn dat dit onderwijs mogelijk aanzet tot haat, geweld of discriminatie. Aan een wetsvoorstel wordt nu gewerkt. Uw Kamer is in de brief van 24 mei 2023 over de contouren van dit wetsvoorstel geïnformeerd.3
Hoe beoordeelt u de Chinese invloed op weekendscholen in het licht van de waarschuwing in het laatste AIVD-jaarverslag over de toename van Chinese spionage-activiteiten en een toenemende inzet om (voormalige) burgers hier in de gaten te houden of onder druk te zetten?
Het staat landen vrij om het behoud van de eigen taal en cultuur te stimuleren in het buitenland. In veel gevallen betalen landen daaraan mee en zijn ze daar ook helder over. Nederland doet dit ook.
Dit alles laat niet onverlet dat er ook bij het kabinet zorgen zijn over ongewenste buitenlandse beïnvloeding. Het kabinet voert dan ook een brede aanpak om dit fenomeen tegen te gaan. Burgers die zich onveilig voelen ten gevolge van mogelijke ongewenste beïnvloeding vanuit statelijke actoren in Nederland, kunnen hierover signalen kwijt op verschillende plekken binnen de Rijksoverheid, zoals beschreven in de Kamerbrief van 6 april 2023 over de geïntensiveerde aanpak ongewenste buitenlandse inmenging.4 Op het moment dat verschillende overheidsorganisaties (waaronder de Ministeries van Buitenlandse Zaken, Justitie en Veiligheid, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Nationale Politie en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten) dergelijke signalen ontvangen, kunnen zij mede op basis hiervan handelen. Daarnaast wordt momenteel gewerkt aan de uitwerking van de motie van het lid Becker (VVD) die oproept tot het inrichten van een centraal meldpunt voor slachtoffers van ongewenste buitenlandse beïnvloeding. Hierover wordt u in de loop van 2024 door de Minister van Justitie en Veiligheid geïnformeerd.5
In algemene zin geldt dat het kabinet inzet op het tegengaan van strafbaar gedachtengoed dat gepropagandeerd wordt op weekendscholen, zoals aanzetten tot haat, geweld of discriminatie. Zo werkt het kabinet aan een wetsvoorstel om in te kunnen grijpen wanneer op informele onderwijsinstellingen, waaronder weekendscholen, uitingen worden gedaan die aanzetten tot haat, geweld of discriminatie.
Zou het naar uw inschatting in China mogelijk zijn Nederlandse weekendscholen op te zetten die democratie en vrije meningsuiting prediken?
Er zijn meerdere scholen in China voor Nederlandstalige kinderen met lesprogramma’s waarin onder andere aandacht is voor Nederlandse democratische instituties en verworvenheden. Het is echter bekend dat er in China geen sprake is van vrijheid van meningsuiting zoals wij die in Nederland kennen. Het is dan ook niet mogelijk voor buitenlandse partijen, dus ook niet voor Nederland, om in China onderwijs aan te bieden aan Chinese kinderen waarbij ruimte is voor expliciete kritiek op het Chinese politieke systeem.
Welke mogelijkheden heeft het kabinet om iets te doen tegen het verspreidingen van lesboeken met Chinese propaganda en desinformatie?
Het is niet verboden om andere waarden te onderwijzen dan de in Nederland gangbare waarden. Het kabinet is echter van oordeel dat, wanneer kinderen willens en wetens worden aangezet tot haat, geweld of discriminatie in het informele onderwijs, daartegen moet kunnen worden opgetreden. Mede in dat licht wordt gewerkt aan wettelijk toezicht op informeel onderwijs. Zoals aangegeven in de eerdergenoemde brief van 24 mei 2023, zal het voorgenomen wetsvoorstel een bevoegdheid bevatten tot het geven van een aanwijzing die betrekking heeft op het gebruiken van bepaald lesmateriaal in de betreffende informele onderwijsinstelling.
Voor welk doel krijgen Chinese docenten die hier invliegen voor lessen een visum?
In zijn algemeenheid geldt dat vreemdelingen van buiten de EER en van buiten Zwitserland die tijdelijk (maximaal 90 dagen) in Nederland willen werken en om deze reden invliegen, in beginsel alleen in Nederland mogen werken als zij over een visum beschikken en daarvoor een tewerkstellingsvergunning (TWV) is verleend aan de werkgever door de UWV. Voor verblijf van langer dan 90 dagen is een verblijfsvergunning noodzakelijk (een GVVA). Voor docenten in het internationaal primair en voortgezet onderwijs, waaronder weekendscholen, geldt dat zij een TWV of GVVA kunnen aanvragen zonder arbeidsmarkttoets. De enige voorwaarde die geldt voor niet-bekostigde internationale scholen is dat de werknemer ervaring heeft met het internationale of Europese curriculum dat door de werkgever wordt aangeboden. Wel geldt onverkort dat de werkgever marktconforme arbeidsvoorwaarden moet bieden.
In het afgelopen jaar zijn bij het UWV geen aanvragen voor docenten uit China binnengekomen op grond van de regeling docenten in het internationaal onderwijs. Weekendscholen vallen bovendien buiten de reikwijdte van het onderwijsrecht. Het Ministerie van OCW houdt hier daarom geen toezicht op. Daardoor is onbekend wie de docenten op de weekendscholen precies zijn en op welke grond zij in Nederland verblijven. Het Ministerie van OCW werkt wel aan een vorm van wettelijk toezicht op informeel onderwijs, zoals beschreven in de Kamerbrief van 24 mei jl., om daar waar signalen zijn van misstanden eerder te kunnen handelen.
Is het kabinet bereid om de visumaanvragen van docenten die gelieerd zijn aan de Chinese Communistische Partij (CCP) kritischer te beoordelen? Zo ja, op welke wijze?
Iedere visumaanvraag, voor zowel lang als kort verblijf, wordt op zijn merites beoordeeld. Aanvragen voor kort verblijf (Schengenvisum) worden zorgvuldig getoetst aan de voorwaarden van de EU Visumcode. De EU Visumcode biedt geen rechtsbasis om binnen een nationaliteit onderscheid te maken naar een specifieke categorie personen. Bovendien is het onvoldoende objectief vast te stellen of een aanvrager valt binnen de categorie «docenten die gelieerd zijn aan de Chinese Communistische Partij (CCP)». Het kritischer beoordelen van visumaanvragen op basis van het behoren tot deze categorie is daarom in de praktijk niet uitvoerbaar.
Wanneer publiceert u het wetsvoorstel dat toezicht van de Inspectie van het Onderwijs mogelijk moet maken op alle vormen van informeel onderwijs?
Het kabinet is voornemens dit wetsvoorstel in het derde kwartaal van 2024 in internetconsultatie te brengen. Uw Kamer is hier in de brief van 24 mei 2023 over geïnformeerd.6
Is het kabinet bekend met het programma en de inhoud van de zomerscholen, hoe zit dit eruit? Vindt hier steekproefsgewijs een controle plaats door Nederlandse diplomatieke posten? Zijn er zorgwekkende signalen over het inhoudelijke programma?
Het kabinet is niet bekend met het programma en de inhoud van de zomerscholen. Er vindt geen controle plaats door Nederlandse diplomatieke posten in China en een dergelijk toezicht behoort niet tot hun bevoegdheden.
Bent u bereid met andere democratische landen met een grote Chinese gemeenschap, zoals Australië en het Verenigd Koninkrijk, in overleg te treden over de wijze waarop zij omgaan met de invloed op informeel onderwijs van het United Front Workers Department? Zo ja, kunt u de Kamer hierover terugkoppelen voor de behandeling van de begroting Buitenlandse Zaken in de week van 12 februari?
Nederland onderhoudt geregeld contact met gelijkgezinde landen over ongewenste buitenlandse beïnvloeding en heeft in dit kader mede op uw verzoek navraag gedaan op dit thema. Voor de meeste gelijkgezinde landen geldt dat zij informeel onderwijs decentraal geregeld hebben. Zij oefenen niet tot nauwelijks controle uit op de inhoud van het informeel onderwijs en kennen geen specifieke wet- of regelgeving die ongewenste buitenlandse invloed in het informele onderwijs reguleren. Redenen die hiervoor genoemd worden zijn het belang dat gehecht wordt aan de vrijheid van meningsuiting en het al sterk gereguleerde formele onderwijs.
Bent u bereid om de Chinese regering kritisch aan te spreken op de ongewenste inhoud op Chinese weekendscholen en te benadrukken dat weekendscholen in Nederland niet mogen indruisen tegen de democratie en rechtstaat?
Zoals gezegd, is het niet verboden om andere waarden te onderwijzen dan in Nederland gangbaar zijn, zolang geen sprake is van aanzetten tot haat, geweld of discriminatie. Vooralsnog zien wij geen aanleiding om het gesprek hierover aan te gaan met de Chinese overheid.
Hoe voert u het gesprek met de Chinese diaspora over vrije waarden, integratie hier en de onafhankelijkheid van deze inwoners met een Chinese achtergrond tegenover het Chinese regime?
Het kabinet hecht groot belang aan het in gesprek blijven met diverse groepen in Nederland over verschillende samenlevings- en integratievraagstukken. In november 2023 is het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gestart met de organisatie van een aantal dialoogsessies met Nederlandse inwoners met een Chinese achtergrond en China-deskundigen. De samenstelling wisselt afhankelijk van het te bespreken onderwerp. Het gaat dan onder andere over het samenleven in Nederland, identiteit, ervaren discriminatie of ervaringen met betrekking tot het (Chinese) diasporabeleid. Het uitgangspunt van de gesprekken is om samen te werken op basis van gelijkwaardigheid en vertrouwen.
Kunt u aangeven hoe het staat met de uitvoering van de motie Paternotte/Becker van 12 november 2020 aangaande visitatie van lessen op Turkse weekendscholen?2
Deze motie is afgedaan door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Zij heeft uw Kamer hierover geïnformeerd op 20 april 2022.8 Op basis van de door de Turkse overheid beschikbaar gestelde informatie is geconcludeerd dat er sprake was van kleinschalige en legitieme ondersteuning door de Turkse overheid van organisaties die taalles aanbieden. In de kamerbrief is aangegeven dat er geen aanwijzingen zijn van ongewenste beïnvloeding via deze taallessen.9 Het is derhalve niet proportioneel om van overheidswege in te zetten op visitatie. Daarnaast kom ik met het wetsvoorstel, waarin mogelijkheden worden vastgelegd om signaalgestuurd toezicht te houden op het brede spectrum van informele onderwijsinstellingen.
Bent u bereid zich in te zetten voor visitatie op alle weekendscholen waar signalen of risico’s van ongewenste buitenlandse beinvloeding zijn geconstateerd?
Het kabinet is bezig met het organiseren van toezicht op informele onderwijsinstellingen. De toezichthouder zal tot handelen overgaan wanneer er op basis van signalen vermoedens bestaan van aanzetten tot haat, geweld of discriminatie middels dit onderwijs. Onder dit handelen vallen onder meer visitaties van de betreffende locatie.
De Kamer is over de contouren van het wetsvoorstel en de onderbouwing achter deze keuzes geïnformeerd middels een brief d.d. 24 mei jl.10
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Woningdeling door meerdere eenouderhuishoudens |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u het bericht «De Belastingdienst snapt niet dat Aaike (41) en Ragna (41) in één huis wonen, maar geen koppel zijn: «Samenwonen moet als vrienden laagdrempeliger worden.»»?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht.
Deelt u de mening dat Aaike en Ragna symbool staan voor een groter probleem, gezien het feit dat ruim een derde van de minderjarigen in eenouderhuishoudens in een meergezinswoning woont?
Het woningtekort leidt ertoe dat huishoudens niet altijd een betaalbare woning kunnen vinden. Daarom heeft dit kabinet een woningbouwopgave van 981 duizend woningen tot en met 2030.
Het woningtekort maakt ook duidelijk dat we de bestaande woningvoorraad beter moeten en kunnen benutten. Aaike en Ragna staan symbool voor één van de mogelijke oplossingen van het woningtekort door beter benutten van de bestaande voorraad. Woningdelen door vrienden, «friendswonen», kan een oplossing zijn voor de woningvraag.
Deelt u de verwachting van het CBS dat de reeds ingezette trend van het stijgende aandeel eenouderhuishoudens de komende jaren door zal zetten? Bent u bekend met het feit dat er veel eenouderhuishoudens zijn in Nederland die niet een zelfstandige, betaalbare woning kunnen vinden?2
De bevolkingsprognose van het CBS vormt het uitgangspunt voor de woningbehoefteprognoses die ten grondslag liggen aan de woningbouwopgave. Trends op het gebied van de huishoudensgrootte worden meegenomen in de huishoudensprognose (Primos). De woningbouwopgave en de bijbehorende doelstellingen zijn hierop gebaseerd.
Het is mij bekend dat er in Nederland sprake is van huishoudensverdunning. De toename van het aantal eenouderhuishoudens is één van de redenen die ten grondslag ligt aan de huishoudverdunning (8% van de totale toename van het aantal huishoudens3).
Wegens het woningtekort is het voor veel huishoudens lastig een betaalbare zelfstandige woning te vinden. De positie van eenouderhuishoudens op de woningmarkt is gemiddeld genomen lastiger dan die van gezinnen en alleenstaanden, omdat zij slechts één inkomen hebben voor een huishouden van meerdere personen. Vandaar dat betaalbaarheid een belangrijk onderwerp is binnen het beleid. Door het sturen op een tweederde aandeel betaalbare woningen in de bouwopgave zorgen we dat meer woningen beschikbaar komen voor kleinere huishoudens met een beperkt budget.
Deelt u de verwachting dat door deze trend de druk op de woningmarkt alleen maar toe zal nemen?
Zoals bij vraag 3 aangegeven zal het aantal kleinere huishoudens de komende jaren blijven toenemen.
Kunt u schetsen op welke manier deze trend nu al is meegenomen in het woningmarktbeleid? Welke maatregelen zijn er genomen om voldoende woningen voor deze eenouderhuishoudens te creëren?
Deze vraag is beantwoord bij vraag 3.
Wat zijn de effecten van het beleid van de Dienst Toeslagen op de aantrekkelijkheid van het delen van woningen door eenouderhuishoudens met andere (eenouder)huishoudens? Hoe appreciëren de bewindspersonen de uitwerking van dit beleid in de praktijk in algemene zin, en in deze specifieke casus?
Voor het bepalen van het recht op en de hoogte van toeslagen dient Dienst Toeslagen gebruik te maken van een wettelijk bepaald partnerbegrip. De achterliggende overweging is dat indien een huishouden uit meerdere meerderjarige personen bestaat er kosten gedeeld kunnen worden, waardoor er minder ondersteuning vanuit de overheid nodig is. Zo is men in het toeslagenstelsel altijd toeslagpartner van elkaar als er sprake is van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap, maar ook als bijvoorbeeld twee personen een gezamenlijk kind hebben en op hetzelfde adres staan ingeschreven. Ook is er sprake van toeslagpartnerschap als twee volwassenen op hetzelfde adres staan ingeschreven in de Basisregistratie personen met een minderjarig kind van één van beiden. Dit partnerbegrip is opgenomen in de wet om «samengestelde gezinnen»4 gelijk te behandelen met gezinnen waarvan de ouders gehuwd zijn.5 Dit partnerbegrip is geobjectiveerd en dat betekent dat men toeslagpartner van elkaar kan zijn, ook als personen geen levenspartners zijn.
In het algemeen is dit beleid gelet op een doelmatige besteding van overheidsgelden wenselijk. Zo hebben gezinnen die samenwonen lagere kosten vanwege het woningdelen. Er zijn daarom voor deze huishoudens lagere tegemoetkomingen in de (woon)kosten nodig. Desalniettemin kan er in bepaalde gevallen sprake zijn van een knellende situatie. Dit is bijvoorbeeld het geval bij mantelzorg tussen ouder en kind. Vanaf 2025 wordt daarom geregeld dat eerstegraads bloed- en aanverwanten in geen geval meer toeslagpartner kunnen worden.6 Het huidige kabinet heeft omtrent dit punt een afweging gemaakt voor verbeteringen van het huidige stelsel. Het is aan het nieuwe kabinet om met betrekking tot dit beleid nieuwe afwegingen te maken.
Dit beleid ten aanzien van toeslagen kan effect hebben op de aantrekkelijkheid van het delen van woningen door (eenouder)huishoudens, waar het huishoudens betreft die recht hebben op toeslagen.
Ik streef ernaar effecten van wet- en regelgeving die het beter benutten van de bestaande woningvoorraad belemmeren zoveel mogelijk te voorkomen of weg te nemen. Daar waar deze bevoegdheden bij collega bewindspersonen liggen, zal ik hierover met hen in overleg treden.
In deze specifieke casus gaat het om twee huishoudens die omdat zij een woning delen als toeslagpartners worden gezien. Indien zij toeslagen ontvangen, zullen deze lager uitvallen dan wanneer de huishoudens apart van elkaar huisvesting hadden gevonden. Tegelijkertijd zullen vanwege het samenwonen bepaalde kosten gedeeld kunnen worden.
Hoeveel gescheiden ouders worden door het beleid van de Dienst Toeslagen gekort op toeslagen, bijvoorbeeld kindertoeslag, waar zij als alleenstaande ouder mogelijk wel recht op hebben?
Er zijn naar schatting ongeveer 20.000 partnerschappen volgens het criterium «samengesteld gezin» (artikel 3, tweede lid, onderdeel e van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen). Het is echter niet bekend hoe vaak er daarbinnen sprake is van de situatie zoals beschreven in het bericht waarnaar verwezen wordt in de eerste Kamervraag, omdat er geen gegevens beschikbaar zijn waaruit dit soort samenwoonvormen blijken.
Deelt u de wens om het delen van woningen door meerdere eenouderhuishoudens te vergemakkelijken, gegeven het feit dat het woningtekort niet binnenkort opgelost zal zijn?
Die wens deel ik. Om voldoende woningen te kunnen realiseren moeten we ook naar de bestaande woningvoorraad kijken. Als onderdeel van mijn aanpak op het beter benutten van de bestaande voorraad kijk ik ook naar hoe ik samenwonen kan faciliteren. Dat kan onder andere via het stimuleren van friendscontracten en hospita verhuur.
Bent u bereid te gaan onderzoeken wat er gedaan kan worden om constructies zoals geschetst in het artikel als deze beter mogelijk te maken, door bijvoorbeeld te kijken welke onbedoelde belemmeringen in de regel- en wetgeving weggenomen kunnen worden?
Ik onderzoek continu belemmeringen die de uitvoering van het beleid in de weg staan en zoek naar mogelijke oplossingen. Zo ben ik onder andere gestart met een experiment om de financiële belemmeringen voor het samenwonen door ouderen in kaart te brengen. Dit doe ik samen met de Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam, provincie Zuid-Holland en Platform 31. De inzichten die hieruit volgen kunnen ook voor andere leeftijdsgroepen relevant zijn.
Zoals in het antwoord onder vraag 6 benoemd gekeken is naar mogelijkheden om het partnerbegrip bij toeslagen aan te passen, leidend tot een wijziging per 2025. Verdere aanpassing is gehouden aan bepaalde randvoorwaarden, bijvoorbeeld uitvoerbaarheid en budgettaire dekking en vergt een weging door het nieuwe Kabinet. In de eindrapportage Toekomst Toeslagen zijn opties opgenomen over het aanpassen van het toeslagpartnerbegrip. Deze eindrapportage zal binnenkort aan uw Kamer worden gestuurd.
Deelt u de mening dat deze casus wederom aantoont dat het de hoogste noodzaak is om van dit complexe toeslagenstelsel af te stappen?
Het huidige toeslagenstelsel functioneert voor het grootste deel van de burgers goed. Deze burgers ontvangen gericht en tijdig inkomensondersteuning. Tegelijkertijd komt het helaas ook voor dat mensen dreigen te verdwalen in de ingewikkelde regelingen en krijgt een deel te maken met problematische terugvorderingen. Dit kabinet heeft verkend welke alternatieven er voor het toeslagenstelsel zijn. Alle alternatieven kennen voor- en nadelen. Daarnaast werkt Toeslagen hard aan het voorkomen van hoge terugvorderingen en zijn in het rapport ook enkele opties voor verbeteringen en vereenvoudigingen van het huidige stelsel op de korte termijn toegevoegd. Dit rapport wordt u binnenkort aangeboden. Met dit rapport biedt het kabinet handreikingen aan het volgende kabinet om de keuzes over de toekomst van het toeslagenstelsel te maken.
Het gevangenschap van en de rechtszaak tegen journalist en uitgever Jimmy Lai in Hongkong |
|
Tom van der Lee (GL), Jan Paternotte (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten «VS en VK roepen op tot vrijlating Hongkongse mediamagnaat Jimmy Lai» en «Hong Kong court upholds media mogul Jimmy Lai’s sedition charge in national security trial» van 22 december jl.?1 2
Ja.
Deelt u de mening dat het hele proces tegen Jimmy Lai door de Chinese autoriteiten, dat sinds 2019 gaande is, een regelrechte aanval is op vrijheid van meningsuiting en indruist tegen fundamentele beginselen van persvrijheid?
Samen met 23 andere landen heeft Nederland in het kader van de Media Freedom Coalition grote zorgen uitgesproken over de voortgaande aanvallen op de persvrijheid in Hongkong en de onderdrukking van onafhankelijke lokale media (verklaring d.d. 29 december 2023).3 Ook de EU heeft via X verklaard de aanklachten tegen Jimmy Lai en andere journalisten te betreuren (bericht d.d. 18 dec). Nederland, de EU en de Media Freedom Coalition hebben eerder al hun grote zorgen uitgesproken over de gedwongen sluiting van de krant Apple Daily en de arrestatie van eigenaar Jimmy Lai en staf en journalisten van de krant en andere mediaorganisaties.
Deelt u ook de mening dat het proces tegen Jimmy Lai een schending is van het verdrag «Sino-Britse gezamenlijke declaratie» uit 1984 inzake de situatie van Hongkong, waarbij de Chinese autoriteiten beloofden burgerrechten en democratie in Hongkong te respecteren en tot 2047 geen verandering aan te brengen in het beleid van de centrale regering in Beijing ten aanzien van het autonome Hongkong? Zo ja, welke stappen bent u, op Europees niveau en met uw Britse ambtsgenoot, bereid te ondernemen om China te committeren aan deze internationale afspraak?
De rechtszaak tegen Jimmy Lai maakt onderdeel uit van een bredere campagne van onderdrukking van vrijheid van meningsuiting in Hongkong. Met het gebruik van de nationale veiligheidswetgeving wordt de autonomie van Hongkong en de rechten en vrijheden zoals die zijn beloofd aan de inwoners van Hongkong in de Chinees-Britse gezamenlijke verklaring van 1984 ondermijnd. Nederland zal zich hierover blijven uitspreken en maakt deel uit van een groep van landen die de rechtszaken bijwoont en monitort die op grond van de nationale veiligheidswetgeving in Hongkong worden gevoerd.
Bent u bereid om zich achter de VS en het Verenigd Koninkrijk te scharen en publiekelijk op te roepen tot vrijlating van Jimmy Lai en sepot van de rechtszaak jegens hem?
In de Media Freedom Coalition verklaring van 29 december 2023, ondertekend door Nederland en 23 andere landen, worden de aanklachten tegen Jimmy Lai en andere journalisten veroordeeld en worden de Hongkongse autoriteiten opgeroepen zich aan hun internationale verplichtingen, waaronder bescherming van mensenrechten, te houden. Nederland zal hier in samenwerking met deze coalitie van gelijkgezinde landen, waaronder de VS en het VK, aandacht voor blijven vragen.
Het rapport van Don’t Buy into Occupation (DBIO) aangaande investeringen in nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever |
|
Kati Piri (PvdA), Jan Paternotte (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het rapport van DBIO ««European Financial Institutions» Continued Complicity in the Illegal Israeli Settlement Enterprise» waaruit blijkt dat 776 Europese financiële instellingen actief zijn in illegale nederzettingen op bezet Palestijns gebied?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat veertien Nederlandse financiële instellingen door middel van investeringen bijdragen aan de bouw en uitbreiding van illegale nederzettingen in bezet Palestijns gebied?
Het standpunt van het kabinet ten aanzien van Israëlische nederzettingen in bezet gebied is bekend. Nederland beschouwt Israëlische nederzettingen in bezet gebied als strijdig met internationaal recht en een obstakel voor het bereiken van een twee-statenoplossing. Bedrijfsactiviteiten die bijdragen aan het ontwikkelen of bestendigen van nederzettingen beschouwt het kabinet dan ook als onwenselijk. Dit geldt ook voor financiële instellingen.
Wat doet Nederland op dit moment om de in het rapport genoemde Nederlandse bedrijven (waaronder booking.com) te ontmoedigen activiteiten in nederzettingen te ondernemen? Is dit bekend bij uw ministerie?
Nederland kent sinds 2006 een ontmoedigingsbeleid ten aanzien van economische activiteiten van Nederlandse bedrijven in nederzettingen. Conform dit beleid ondersteunt de Nederlandse overheid geen activiteiten van bedrijven die direct bijdragen aan de aanleg en instandhouding van nederzettingen, of deze direct faciliteren. Het gaat om activiteiten in nederzettingen, activiteiten van bedrijven gevestigd in nederzettingen en activiteiten buiten nederzettingen die ten gunste komen aan nederzettingen en kolonisten.
Ook voert Nederland EU-wetgeving met betrekking tot juiste en niet-misleidende herkomstaanduiding uit. Dat betekent dat de herkomstaanduiding duidelijk moet maken wanneer een product afkomstig is uit een Israëlische nederzetting in door Israël bezet gebied. Op grond van het Associatieakkoord tussen de EU en Israël kunnen producten uit Israël, binnen de grenzen van 1967, in aanmerking komen voor een preferentiële tariefbehandeling. Producten die zijn geproduceerd in Israëlische nederzettingen in de sinds juni 1967 door Israël bezette gebieden, komen hiervoor niet in aanmerking en vallen buiten het territoriale toepassingsgebied van het akkoord.
Het ontmoedigingsbeleid bestaat in aanvulling op de eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid die bedrijven hebben om mensenrechten te respecteren. Van de zijde van het bedrijfsleven verwacht het kabinet dat zij zaken doen in lijn met de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. In de dienstverlening van Nederlandse ambassades worden ondernemers gewezen op mogelijke risico’s, waaronder mensenrechtenterrein, zodat bedrijven hierin een zorgvuldige afweging kunnen maken.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat Nederlandse bedrijven investeren of actief zijn in, onder internationaal recht, illegale nederzettingen? Hoe kan het dat zij dit blijken te doen?
Het kabinet beschouwt bedrijfsactiviteiten die bijdragen aan de ontwikkeling of bestendiging van illegale nederzettingen in bezet gebied inderdaad als onwenselijk. Daarnaast verwacht het kabinet van alle Nederlandse bedrijven dat zij internationaal maatschappelijk verantwoord opereren door invulling te geven aan internationale normen zoals vastgelegd in de bovengenoemde OESO-richtlijnen. Het is vervolgens aan Nederlandse bedrijven zelf om te bepalen welke activiteiten zij ontplooien en met welke partners zij samenwerken en hierover op de gebruikelijke wijze verantwoording af te leggen.
Was u ervan op de hoogte dat Nederlandse bedrijven investeren en actief zijn in illegale nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever?
Het is mij bekend dat er zorgen en rapporten zijn met betrekking tot de betrokkenheid van Nederlandse bedrijven bij illegale Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever.
Hoe verhoudt dit zich tot het ontmoedigingsbeleid dat het kabinet voert?
Het Nederlandse ontmoedigingsbeleid blijft onverkort van toepassing. Indien Nederlandse bedrijven zich wenden tot de overheid, worden zij over dit beleid geïnformeerd. De Nederlandse overheid verleent geen diensten aan bedrijven waar het gaat om activiteiten die zij ontplooien in of ten behoeve van Israëlische nederzettingen in bezet gebied. Zoals gezegd beschouwt het kabinet dergelijke activiteiten als onwenselijk.
Deelt u de constatering dat het ontmoedigingsbeleid niet functioneert? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 4.
Wat gaat u eraan doen om ervoor te zorgen dat het ontmoedigingsbeleid wel effectief wordt?
Zoals in het antwoord op vraag 3 aangegeven, bestaat het ontmoedigingsbeleid in aanvulling op de eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid die bedrijven hebben om mensenrechten te respecteren. Het kabinet verwacht dat Nederlandse bedrijven zaken doen in lijn met de OESO-richtlijnen voor internationaal maatschappelijk ondernemen. Het kabinet zal het ontmoedigingsbeleid blijven uitdragen door bedrijven, ondernemers en vertegenwoordigers van brancheorganisaties wanneer nodig over het vigerende beleid ten aanzien van Israëlische nederzettingen te informeren.
Bent u bereid in overleg te treden met de in het rapport genoemde Nederlandse financiële instellingen en om aan te moedigen om investeringen terug te trekken als bedrijven betrokken blijven bij activiteiten in de illegale nederzettingen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is bereid de desbetreffende Nederlandse financiële instellingen te benaderen en een toelichting te geven op het ontmoedigingsbeleid dat het kabinet toepast.
Kunt u reflecteren op de aanbevelingen die worden gegeven in het rapport? Bent u bereid deze uit te voeren?
Het kabinet zal de aanbevelingen in het rapport zorgvuldig bestuderen. Veel van de genoemde ontwerpen zijn reeds onderdeel van reguliere beleidsdialoog in relevante internationale gremia.
Waarom is booking.com niet actief benaderd toen de activiteiten van dit bedrijf in de nederzettingen aan het licht kwamen?2
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is al geruime tijd met Booking.com in gesprek. In een recent gesprek wees het ministerie Booking.com op de eigen verantwoordelijkheid om internationaal maatschappelijk verantwoord te ondernemen en is het ontmoedigingsbeleid ten aanzien van de bezette Palestijnse Gebieden onderstreept. Booking.com nam niet deel aan de missie naar Israël en de Palestijnse Gebieden in 2020 (gepland voor 2019).
Hoe kan het dat booking.com toch mee is genomen op handelsmissie naar Israël, terwijl er in 2019 in interne memo’s bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken zorgen zijn geuit over de activiteiten van dat bedrijf in illegale nederzettingen?
Zie antwoord vraag 11.
Wat is het ontmoedigingsbeleid van het kabinet wanneer er wordt gezocht naar een Nederlands bedrijf voor de aanbestedingsprocedure voor een project in een illegale nederzetting op de Westelijke Jordaanoever? Zijn er richtlijnen die de Nederlandse ambassade dient te volgen wanneer zij worden benaderd voor advies over een aanbesteding in een Israëlische nederzetting?
Zie het antwoord op vraag 3.
Hoe kan het dat de Nederlandse ambassade Nederlandse bedrijven in contact brengt met Israëlische bedrijven over projecten in illegale nederzettingen, terwijl in een juridisch advies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken staat dat «strafrechtelijke aansprakelijkheid van bedrijven die investeren in of exporteren naar Israëlische nederzettingen of op andere wijze werkzaamheden uitvoeren actief zijn in nederzettingen [...] niet [kan] worden uitgesloten»?
Het ontmoedigingsbeleid geldt eveneens voor aanbestedingsprocedures en projecten. De Nederlandse overheid levert geen diensten aan bedrijven waar het gaat om activiteiten die zij ontplooien in of ten behoeve van Israëlische nederzettingen in bezet gebied. De Nederlandse ambassade faciliteert dan ook geen aanbestedingsprocedures voor projecten in illegale nederzettingen en brengt dus ook geen Nederlandse bedrijven in contact met Israëlische bedrijven.
Het bericht 'Varkensboer die voor miljoenen is uitgekocht, wil op andere plek uitbreiden' |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Christianne van der Wal (minister zonder portefeuille landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (VVD) |
|
Wat vindt u van de in het artikel beschreven situatie, waarbij een uitgekochte varkenshouder elders zijn bedrijf uitbreidt?1
De varkenshouder waar het artikel betrekking op heeft, heeft gebruikgemaakt van de Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden – ook wel bekend als Maatregel gerichte aankoop (hierna: MGA) – om een veehouderijlocatie te beëindigen. Op grond van een voorwaarde uit de MGA mag een deelnemer niet elders in Nederland een veehouderij vestigen of overnemen, ook niet via een deelneming van de veehouder in een vennootschap, samenwerkingsverband of anderszins (het zogenoemde doorstartverbod). Een veehouder mag een bestaande veehouderijlocatie, die op het moment van aanvraag van de MGA al op zijn naam stond, voortzetten en, binnen de bestaande wettelijke kaders, uitbreiden.
Op grond van aan mij door provincie Noord-Brabant verstrekte informatie breidt de stoppende varkenshouder uit het artikel zijn bedrijf niet elders uit maar betreft de uitbreiding een ander bedrijf, namelijk het bedrijf van zijn broer, waar de stoppende varkenshouder bedrijfsmatig niet bij betrokken is.
In hoeverre geldt voor de landelijke opkoopregelingen dat de in Brabant ontstane situatie, waarbij een uitgekochte ondernemer elders een (familie-)bedrijf uitbreidt, kan worden voorkomen?
Net als in de MGA is ook in de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus) en de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties voor stikstofreductie (Lbv) een doorstartverbod als voorwaarde verbonden aan subsidieverstrekking. Zoals in het antwoord op vraag 1 aangegeven mag een veehouder een bestaande locatie voortzetten en uitbreiden, mits deze locatie al op het moment van subsidieaanvraag op zijn of haar naam stond (of de betreffende veehouder al deelnemer was in de vennootschap, het samenwerkingsverband of anderszins).
Indien uw inschatting is dat een dergelijke situatie zich ook kan voordoen rondom de landelijke opkoopregelingen, deelt u dan de mening dat dit zeer onwenselijk is omdat publiek geld dan kan worden gebruikt voor het voortzetten van de bedrijfsactiviteiten?
Het doorstartverbod vloeit voort uit het Europese steunkader, waar de landelijke beëindigingsregelingen door de Europese Commissie aan getoetst zijn. Deze regelingen laten ruimte voor het voortzetten van de bedrijfsactiviteiten in bepaalde gevallen, in het bijzonder op een andere bestaande locatie, zoals aangeduid in het antwoord op vraag 2. De regelingen bieden een subsidie voor veehouders die een locatie van hun bedrijf beëindigen maar bevatten geen voorschriften voor de concrete aanwending van die subsidie. De subsidie kan bijvoorbeeld worden aangewend voor het aflossen van een lening, maar ook voor investeringen in een ander bedrijf of voor de uitbreiding van een andere bestaande locatie voor zover dat is toegestaan binnen de regeling.
Daarbij heeft de veehouder ook de mogelijkheid om gebruik te maken van de latente ruimte binnen de voor die bestaande locatie aanwezige vergunning. Om uit te kunnen breiden, is echter meer nodig dan alleen de juiste vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming. Zo dient een veehouder te beschikken over voldoende productierecht voor melkvee, varkens en/of pluimvee en kan er in bepaalde gevallen ook een milieuvergunning/omgevingsvergunning nodig zijn om een uitbreiding mogelijk te maken. Voor de productierechten geldt dat wanneer een ondernemer gebruik maakt van een stoppersregeling, het merendeel van de productierechten wordt doorgehaald. Als een ondernemer dus besluit locatie A te beëindigingen via een beëindigingsregeling en locatie B wil uitbreiden, zal hij of zij productierechten van een andere ondernemer moeten overnemen (die bijvoorbeeld krimpt). Dankzij deze subsidievereisten daalt met de beëindigingsregelingen het aantal productierechten dat in Nederland beschikbaar is voor het houden van melkvee, varkens en pluimvee en wordt daarmee geborgd dat er sprake is van een blijvende daling van de stikstofdepositie.
In hoeverre geldt dat een ondernemer niet elders een soortgelijk bedrijf begint (het «beroepsverbod»), een voorwaarde die voortvloeit uit de Europese voorwaarden voor staatssteun waar de opkoopregelingen onder vallen wanneer er sprake is van een reeds afgegeven vergunning voor een bedrijf elders, zoals het geval is in Brabant?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 gold in de MGA als voorwaarde voor een aankoop dat de uitgekochte veehouder niet elders in Nederland een veehouderij mag vestigen of overnemen.
Ook bij de Lbv-plus en de Lbv is sprake van een verbod voor deelnemers aan deze regelingen om elders dezelfde activiteit te starten door een veehouderijlocatie te vestigen of over te nemen. De reikwijdte van dat verbod is expliciet vermeld in de toelichtingen bij de regelingen (paragraaf 5.4.4 en paragraaf 8), zoals die zijn gemeld bij en goedgekeurd door de Europese Commissie. Zoals ook aangegeven in voorgaande antwoorden kunnen deelnemers dus hun bedrijf op andere bestaande locaties voortzetten. Die voortzetting is naar zijn aard afhankelijk van de mogelijkheden die de vergunningen van betrokkene daarvoor bieden.
Vindt u het nodig om bij het vervolg van de landelijke opkoopregelingen ook oog te hebben voor reeds afgegeven vergunningen, waarmee het mogelijk is om de bedrijfsvoering op die andere vergunning toch voort te zetten?
De landelijke beëindigingsregeling hebben tot doel de stikstofdepositie die door individuele veehouderijlocaties wordt veroorzaakt op overbelaste en voor stikstof gevoelige Natura 2000-gebieden te beëindigen. Het aangrijpingspunt van de landelijke beëindigingsregeling is daarmee de individuele veehouderijlocatie. De voorwaarden voor subsidieverstrekking (criteria, vereisten en vergoedingen) zien om die reden uitsluitend op de veehouderijlocatie waarvoor subsidie wordt verleend, niet op andere veehouderijlocaties die tot dezelfde onderneming behoren. Daarmee zou zich immers de situatie kunnen voordoen dat ook eisen worden gesteld aan een veehouderijlocatie die buiten de doelgroep van de betreffende regeling valt.
Hoe verhoudt het potentieel aan stikstofreductie door de opkoopregelingen zich tot het totaal aan ongebruikte vergunde stikstofruimte in Nederland?
Er is geen compleet beeld van latente ruimte in natuurvergunningen. Zoals eerder aan uw Kamer aangegeven bij de beantwoording van Kamervragen van het lid Omtzigt (De Groep-lid Omtzigt) (Kamerstuk 2022–2023 Aanhangsel 1670) schat ik, op basis van een door onderzoeksbureau Sweco uitgevoerde desk research, de omvang van latente ruimte in de agrarische sector in tussen de 25% en 40% van de verleende natuurvergunningen.
Ingebruikname van latente ruimte is onwenselijk, omdat het een risico kan vormen voor stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Een veehouder heeft echter meer nodig dan alleen ruimte in zijn natuurvergunning om te komen tot een uitbreiding op een locatie. Zo dient een veehouder te beschikken over voldoende productierecht voor melkvee, varkens en/of pluimvee en kan er in bepaalde gevallen ook een milieuvergunning («omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit») nodig zijn om een uitbreiding mogelijk te maken.
Ik onderken het risico van ingebruikname van latente ruimte voor stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Daarom heb ik in de Kamerbrief van 25 november 2022 de aanpak van latente ruimte aangekondigd, onder meer door herinvoering van een natuurvergunningplicht voor intern salderen. Begin 2023 heb ik daartoe een conceptwetsvoorstel in consultatie gebracht. Dat voorstel bevatte ook de in het coalitieakkoord van het kabinet-Rutte IV aangekondigde aanscherping van de stikstofdoelen.2 In oktober 2023 heeft het lid Akerboom een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht om, indien de wetswijziging voor de aanscherping van de stikstofdoelen niet bij de Tweede Kamer wordt ingediend, het onderdeel voor de herintroductie van de vergunningplicht voor intern salderen wel zo snel mogelijk voor te leggen aan de Raad van State en vervolgens naar de Kamer te sturen.3 Deze motie is door de Kamer verworpen.4 Los daarvan geven de reacties uit de internetconsultatie aanleiding om te bezien welk instrument het beste aansluit bij het doel om grip te krijgen op latente ruimte en zekerheid bij natuurvergunningen. Daarbij kijk ik ook naar eventuele alternatieven voor de vergunningplicht. Ik wil de keuzes die hierover gemaakt kunnen worden, overlaten aan een volgend kabinet.
Het is nog te vroeg om een prognose te geven van de reductie van de ammoniakemissie en stikstofdepositie die met de Lbv en Lbv-plus gerealiseerd kan worden. Pas op het moment dat meer zekerheid bestaat over het aantal en het soort veehouderijlocaties (zoals ligging ten opzichte van overbelaste en voor stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden, sector en omvang) dat daadwerkelijk overgaat tot definitieve en onherroepelijke beëindiging is het mogelijk om tot een onderbouwde prognose te komen.
Verwacht u dat met het huidige openstellingsbudget alle geïnteresseerde ondernemers zouden kunnen worden uitgekocht? Zo nee, hoe veel meer budget is daarvoor nodig in 2024?
De interesse voor de vrijwillige beëindigingsregelingen Lbv en Lbv-plus is groot. Om alle aanvragen die aan de voorwaarden voldoen te kunnen honoreren zijn extra middelen nodig. Ik maak me sterk voor het vinden van deze middelen. Ik zal uw Kamer op korte termijn nader informeren.
Het onderzoek naar het overlijden van een Nederlandse staatsburger in Gaza |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Hoeveel weken is het inmiddels geleden dat premier Rutte de Israëlische regering vroeg om opheldering over de dood van de 33-jarige Nederlandse Islam al-Ashqar uit Doorn in Gaza door Israëlisch militair optreden?
Op 22 oktober jl. bereikte ons het verdrietige nieuws dat de Nederlandse Islam al-Ashqar in Gaza om het leven was gekomen in Gaza. Vanaf dat moment hebben wij het overlijden van Islam al-Ashqar herhaaldelijk opgebracht bij de Israëlische autoriteiten. Bijvoorbeeld tijdens het bezoek van demissionair Minister-President Rutte aan Israël en de Palestijnse Gebieden op 23 oktober, inmiddels zeven weken geleden. Diezelfde dag vroeg ook ik opheldering aan mijn Israëlische counterpart. In mijn contact met de Israëlische Minister van Buitenlandse Zaken, Eli Cohen, op 12 december jl. heb ik gevraagd of er al meer duidelijkheid is.
Hebt u inmiddels uitleg ontvangen van de Israëlische regering? Zo nee, waarom niet en hoe kwalificeert u het uitblijven van die uitleg?
De Israëlische autoriteiten hebben toegezegd alle beschikbare inlichtingen die in relatie staan tot deze verdrietige gebeurtenis aan ons te overhandigen. Op dit moment zijn deze nog niet ontvangen. Ik begrijp en deel uw behoefte aan meer duidelijkheid in deze zaak. Het kabinet blijft hierop aandringen bij Israël.
Hoe vaak, wanneer en op welk niveau hebt u inmiddels bij de Israëlische regering aangedrongen op uitleg?
Ik kan u verzekeren dat het overlijden van Islam al-Ashqar veelvuldig en tot het hoogste niveau is opgebracht bij de Israëlische autoriteiten, zowel op politiek als (hoog)ambtelijk en diplomatiek niveau. Het kabinet zal dit blijven doen totdat er meer duidelijkheid is.
Klopt het dat de Israëlische krijgsmacht bij bombardementen die het uitvoert vooraf een (schriftelijke) inschatting maakt van doelwitkeuze en te verwachten nevenschade en dat na inzet een (schriftelijke) vorm van een battle damage assessment wordt opsteld? Zo ja, waarom is de Israëlische regering dan niet in staat de door de premier gevraagde opheldering te geven?
Voor zover bekend is de besluitvorming over de doelwitkeuze tijdens militaire operaties door de Israëlische krijgsmacht onderhevig aan interne juridische toetsing, gebaseerd op de informatie die beschikbaar is onder de omstandigheden van dat moment. Daarnaast stelt Israël na afloop van militaire operaties naar verluidt «battle damage assessments» op. Deze stukken zijn echter vertrouwelijk en worden niet met andere landen gedeeld. Zoals aangegeven blijft het kabinet bij de Israëlische regering aandringen op opheldering over de dood van Islam al-Ashqar.
Is er meer duidelijkheid over het aantal Nederlanders (en Nederlandse ingezetenen) die zich nog in Gaza bevinden?
De afgelopen tijd hebben meerdere Nederlanders de Gazastrook kunnen verlaten. Buitenlandse Zaken heeft samen met collega’s van het Ministerie van Defensie de doorreis naar Nederland verzorgd. Buitenlandse Zaken onderhoudt op het moment van schrijven actief contact met 11 personen in Gaza met de Nederlandse nationaliteit en hun kerngezinsleden, en verblijfsvergunninghouders. Aangezien de situatie elk moment kan veranderen, zijn deze cijfers op moment van publicatie mogelijk achterhaald.
Deelt u de mening dat het een schandaal is dat deze Nederlanders (en Nederlandse ingezetenen) Gaza nog niet hebben kunnen verlaten?
Het kabinet zet samen met andere EU-lidstaten en landen in de regio alles op alles om alle buitenlanders zo snel mogelijk veilig uit de Gazastrook te krijgen. De mogelijkheden voor het veilig verlaten van de Gazastrook zijn echter sterk afhankelijk van hoe de veiligheidssituatie zich ter plaatse ontwikkelt.
Kan het kabinet in detail uiteenzetten welke stappen het heeft ondernomen om deze Nederlanders (en Nederlandse ingezetenen) uit Gaza te krijgen en van wie of welke partijen het tegenwerking ondervindt?
Buitenlandse Zaken onderhoudt actief contact met Nederlanders in Gaza die zich hebben aangemeld via de BZ Informatieservice. Op basis van de door Nederland gedeelde informatie worden door autoriteiten van Egypte en Israël lijsten opgesteld, die uiteindelijk op Facebook worden gepubliceerd, zodat personen die zich in de Gazastrook bevinden weten dat zij kunnen uitreizen. Soms worden personen niet op deze lijsten geplaatst. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Nederlandse ambassades en vertegenwoordigingen in de regio onderhouden actief contact met partners in de regio en zetten zich er via alle beschikbare diplomatieke kanalen, ook in EU-verband, voor in dat alle overige bij ons bekende Nederlanders, en hun kerngezinsleden, en verblijfsvergunninghouders zo snel mogelijk de Gazastrook kunnen verlaten. Gelet op de zeer uitzonderlijke en schrijnende situatie in Gaza heeft het kabinet deze week besloten deze ondersteuning ook te bieden aan personen in Gaza met een via de geëigende procedure van de IND verkregen positief besluit voor gezinshereniging. Bij de opvang na de grenspassage werkt Nederland nauw samen met EU-partners, in het bijzonder België.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden, bij voorkeur voor het debat over de Europese top op 12 december aanstaande?
Ik heb mijn best gedaan de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
Het recht op abortus in Polen |
|
Jan Paternotte (D66), Lilianne Ploumen (PvdA), Corinne Ellemeet (GL) |
|
Kuipers , Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht in de Guardian1 waaruit blijkt dat de eerste vrouwen in Polen nu worden vervolgd voor (het assisteren bij) abortus?
Ja.
Bent u bekend met het bericht uit Euronews2 van 26 januari jl. over twee Poolse vrouwen die het leven hebben moeten laten door het verbod op abortus aldaar?3
Ja.
Wat kunt u in Nederland betekenen voor vrouwen in Polen die hun zwangerschap willen afbreken?
Vrouwen uit het buitenland, waaronder Poolse vrouwen, kunnen in Nederland een behandeling in een abortuskliniek ondergaan. Dit is echter geen recht en de Nederlandse staat biedt deze individuele vrouwen geen financiële ondersteuning. Wel maakt Nederland zich sterk voor het bereikbaar en toegankelijk houden van abortushulpverlening. Elk jaar maken ruim 3000 vrouwen, niet woonachtig in Nederland, hiervan gebruik. In 2020 betrof het 308 vrouwen uit Polen. De Nederlandse Zorgautoriteit stelt jaarlijks maximumtarieven vast voor abortusbehandelingen voor vrouwen die niet op grond van de Wet langdurige zorg verzekerd zijn. Afhankelijk van het soort behandeling gaat het om ca. 435 – 1.185 euro. De klinieken kunnen hier flexibel mee omgaan, en een lager tarief vragen als een vrouw het maximumtarief niet kan betalen. Van deze mogelijkheid maken de klinieken in praktijk ook gebruik.
Welke mogelijkheden zijn er om Poolse vrouwen die een abortus willen actief naar Nederland te halen voor een veilige en zorgvuldige abortus?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bekend met het bericht van Euronews4 dat vrouwenrechtenactivisten worden opgepakt in Polen?
Ja.
Hoe kan de Nederlandse overheid de Poolse vrouwenrechtenactivisten bijstaan?
Het bevorderen van gelijke rechten voor vrouwen en meisjes is een van de prioriteiten binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Om deze beleidsprioriteit te ondersteunen worden via het Mensenrechtenfonds mensenrechtenorganisaties wereldwijd, waaronder in Polen, gefinancierd. Komende jaren zal, conform de motie van het lid Sjoerdsma over inzet van het Mensenrechtenfonds voor gelijke rechten voor LHBTI en vrouwen en andere kwetsbare groepen in de periode 2022–2027 in Europa, deze inzet vanuit het Mensenrechtenfonds ook in Polen worden voortgezet en waar mogelijk geïntensiveerd, inclusief op het terrein van informatievoorziening over en pleitbezorging voor toegang tot veilige abortus. Over dit onderwerp is ook met uw Kamer gesproken tijdens de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken op 18 november 2021. Daarbij moet worden vermeld dat het fonds niet ter ondersteuning van abortusdiensten voor individuen kan worden ingezet, enkel ter ondersteuning van organisaties die zich inzetten voor toegang tot en informatie over veilige abortus.
Ook financiert Nederland middels een ongeoormerkte bijdrage de International Planned Parenthood Federation (IPPF), dat zich wereldwijd inzet voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. In Polen organiseert de IPPF een netwerk van o.a. abortusactivisten en mensenrechtenorganisaties om de situatie van vrouwen in Polen te verbeteren en de effecten van de aangescherpte abortuswetgeving onder de aandacht te brengen van bijvoorbeeld parlementariërs, Europese instanties en de media.
Gezondheidszorg is een competentie van de lidstaten, maar binnen de EU kaders blijft Nederland het belang van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), inclusief veilige en legale abortus, actief uitdragen.
Bent u zich ervan bewust dat vrouwen in Polen nu geen toegang meer hebben tot abortus?5
Ja. Het kabinet maakt zich zorgen over die toenemende regressieve druk op vrouwenrechten en SRGR, waaronder toegang tot veilige abortus, in Polen.
Door de uitspraak van het Pools Constitutioneel Tribunaal van 22 oktober 2020 is toegang tot legale en veilige abortus in Polen verder ingeperkt. Vrouwen in Polen komen alleen in aanmerking voor een abortus als de moeder in levensgevaar is of als de zwangerschap het resultaat is van verkrachting of incest.
Heeft u ook kennisgenomen van het bericht uit The Quint6 over het gebruik van seksueel geweld door Russische troepen als oorlogsmiddel, en dat gevluchte slachtoffers hiervan dus ook geen toegang hebben tot abortus in Polen?
Ja. Vrouwen in Polen komen alleen in aanmerking voor een abortus als de moeder in levensgevaar is of als de zwangerschap het resultaat is van verkrachting of incest. Wat dit precies betekent voor gevluchte vrouwen uit Oekraïne die een abortus zouden willen ondergaan, is momenteel onderdeel van bespreking in Polen.
Bent u bereid om samen te werken met Poolse pro-abortus groepen om vluchtelingen in Polen die toegang tot abortus nodig hebben te identificeren en hen de mogelijkheid te bieden om deze zorg in Nederland te verkrijgen?
Zoals ook aangegeven tijdens het plenair debat d.d. 10 maart 2022 (voortzetting) inzake het voorstel van wet van de leden Ellemeet, Ploumen, Paternotte en Van Wijngaarden tot wijziging van de Wet afbreking zwangerschap alsmede enkele andere wetten in verband met de legale medicamenteuze afbreking van de zwangerschap via de huisarts (34 891), geeft de Minister van VWS de garantie voor toegankelijkheid van abortuszorg, wanneer dat nodig is, voor vrouwen uit Oekraïne die naar Nederland komen. Zie ook de beantwoording op de vragen 3 en 4. De Nederlandse staat biedt geen faciliterende steun aan vrouwen uit het buitenland om naar Nederland te komen om een abortus te ondergaan.
Bent u bereid om abortus voor deze vluchtelingen uit Oekraïne te realiseren?
Zie antwoord vraag 9.
Sporters van TeamNL die met corona besmet zijn geraakt |
|
Jeanet van der Laan (D66), Pieter Omtzigt (Omtzigt), Jan Paternotte (D66) |
|
Barbara Visser (VVD), Paul Blokhuis (CU) |
|
Herinnert u zich dat een fors aantal sporters van TeamNL, die zouden deelnemen aan de spelen in Tokyo en die met de lijnvlucht KL861 naar Japan vertrokken, met het coronavirus besmet zijn geraakt?
Ja.
Heeft er ooit enig onderzoek plaatsgevonden en zijn er ooit lessen getrokken om te voorkomen dat dit opnieuw gebeurt, bijvoorbeeld bij de Olympische Winterspelen in Beijing in 2022? Zo ja, welke en zo nee, waarom niet?
Ja, de uitzending van de Nederlandse ploeg (TeamNL) naar de Olympische en Paralympische Spelen vindt plaats onder verantwoordelijkheid van NOC*NSF. NOC*NSF evalueert daarom bij iedere Olympische en Paralympische Spelen de uitzending naar het betreffende land, zo ook na de Spelen in Tokyo. Onderdeel van deze evaluatie was onder andere de reis en de daarbij van toepassing zijnde coronamaatregelen. NOC*NSF geeft aan dat er bij de uitzending van TeamNL naar Beijing 2022 een aantal reismaatregelen is aangepast, waaronder:
Hoe beoordeelt u het feit dat destijds sporters, die na jarenlang trainen en het weken of maandenlang leven in een coronabubbel en het dagelijks ondergaan van PCR-testen, zowel op Schiphol als in de KLM-vlucht urenlang tussen passagiers gezeten hebben die niet dat soort voorzorgsmaatregelen genomen hadden en daarna besmet geraakt zijn? Zijn hier excuses voor aangeboden?
NOC*NSF heeft aangegeven dat voor deze manier van reizen is gekozen met de kennis die op dat moment voorhanden was bij henzelf, het RIVM en andere gezondheidsautoriteiten om de TeamNL-delegatie op een zo veilig mogelijke manier te verplaatsen die zowel praktisch als financieel uitvoerbaar moest zijn. Dit in combinatie met de strikte veiligheidsmaatregelen die TeamNL-leden zelf namen. Geen enkel scenario zou een 0%-besmettingsrisico hebben gekend.
Ik ben er niet van op de hoogte of er excuses zijn aangeboden.
Kunt u aangeven welke aanvullende maatregelen China aan onze olympiërs oplegt na aankomst?
Zie ook het antwoord op vraag 2. Het totale pakket van maatregelen dat aan deelnemers aan Beijing 2022 door China is opgelegd, is te vinden in de Playbooks, zie: https://olympics.com/ioc/beijing-2022-playbooks
Is het RIVM van mening dat vliegen met een enkele test vooraf voldoende veilig is, gegeven het feit dat bijvoorbeeld duidelijk geworden is dat een groot deel van de reizigers uit Zuid-Afrika kort voor het vliegverbod bij aankomst besmet bleek?
Ja, door het testen vóór vertrek van een reis wordt het risico beperkt. Tegelijkertijd wordt het risico niet tot nul gereduceerd. Het risico op het oplopen van een COVID19 infectie is afhankelijk van de mate waarin men contact heeft met een persoon die een COVID19 besmetting heeft en besmettelijk is. Dit geldt niet alleen voor de reis zelf, maar ook voor de contacten die een persoon heeft voorafgaand aan zijn reis, en tussen het moment van de test en het boarden. Deze factoren maken dat er altijd enig risico blijft bestaan dat iemand die voorafgaand aan een reis een negatieve test had daarna besmettelijk wordt. Met de huidige informatie en het daaruit volgende beleid is het kabinet van mening dat vliegen met een enkele test voldoende veilig is.
Welke voorzorgsmaatregelen gaat u samen met NOC-NSF en KLM nemen om ervoor te zorgen dat sporters voor de Olympische Spelen niet besmet raken met het coronavirus op de weg naar de spelen?
Het is aan NOC*NSF om ervoor te zorgen dat de TeamNL-delegatie op een veilige manier kan worden uitgezonden naar de Spelen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 heeft NOC*NSF reeds aanvullende maatregelen genomen in afstemming met KLM en Schiphol. Waar dit onder mijn verantwoordelijkheid valt en waar ik NOC*NSF aanvullend kan ondersteunen bij een zo optimaal mogelijke voorbereiding van de TeamNL-ploeg voor de Spelen, kan NOC*NSF een beroep op mij doen. Zoals bijvoorbeeld al is gebeurd als het gaat om het tijdig laten vaccineren en boosten van de topsporters en staf en het uitzonderen van topsport op de coronamaatregelen.
Zijn die maatregelen volgens u voldoende?
Dit is niet aan mij om te beoordelen. Het is met name de verantwoordelijkheid van NOC*NSF, de organisatie van Beijing 2022, de betrokken vervoerders en de sporters zelf om ervoor te zorgen dat de TeamNL-ploeg fit en gezond aan de start kan verschijnen. Ik heb er alle vertrouwen in dat NOC*NSF op basis van hun jarenlange ervaring met uitzendingen naar de Spelen dit op een zorgvuldige en zo veilig mogelijke manier zal organiseren.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk binnen twee weken beantwoorden?
De inspanning is erop gericht geweest om deze vragen zo snel mogelijk te beantwoorden.
De voorraad vaccins en de inzet van boosters in 2022 |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Is er een speciale reden dat op het coronadashboard niet langer de actuele Nederlandse voorraad vaccins wordt weergegeven? Zo ja, welke?
Het coronadashboard heeft als doel een breed publiek te informeren voor relevante informatie over de coronapandemie. Sinds 28 oktober jl. is de voorraadgrafiek van vaccinaties gearchiveerd op het coronadashboard. De reden is dat deze informatie voor een breed publiek minder relevant is, aangezien iedereen de mogelijkheid heeft gehad zich te laten vaccineren, en er zijn voldoende vaccins voor iedereen in Nederland die een prik wil hebben. Dit geldt ook voor de boosterprik. Daarom is het coronadashboard niet meer de juiste plek om deze gegevens te actualiseren en weer te geven.
Kunt u aangeven hoeveel vaccins (Pfizer/Moderna/Janssen) Nederland momenteel op voorraad heeft welke (vooralsnog) niet bedoeld zijn voor donatie?
Nederland beschikt over voldoende vaccins voor de huidige boostercampagne. Op 7 januari 2022 zijn er 3,6 miljoen Pfizer-vaccins, 1,0 miljoen Moderna-vaccins (boosterdoses) en 0,8 miljoen Janssen-vaccins op voorraad. Deze voorraadstand is een momentopname in verband met de inzet in de huidige boostercampagne en geplande leveringen.
Houdt u er rekening mee dat mogelijk vanaf februari 2022, als ouderen en kwetsbaren weer drie maanden na hun boostervaccinatie zitten, er voor deze doelgroep extra boosters gezet moeten worden? Zo ja, zijn de vaccins en prikcapaciteit hierop toegerust?
Ja, ik houd uit voorzorg rekening met de mogelijke noodzaak van drie boostercampagnes in 2022. Mijn voorganger heeft uw Kamer hierover middels een brief d.d. 29 december jl. geïnformeerd1. Naast de huidige boostercampagne, kan het dan gaan om een campagne in het tweede kwartaal en één in het najaar. Overigens is het feitelijke besluit om over te gaan tot een volgende boosterronde uiteraard afhankelijk van de epidemiologische ontwikkelingen, relevante medische duiding en medisch advies. Zowel wat betreft de inkoop van vaccins als de organisatie van die campagnes, houd ik hier rekening mee.
Eerder heeft Nederland een overeenkomst gesloten met BioNTech/Pfizer voor de levering van 35 miljoen vaccins (17,5 miljoen in eerste helft van 2022 en 17,5 miljoen in de eerste helft van 2023). Ook zijn recent nogmaals 5,9 miljoen extra doses van dit vaccin aangekocht. In aanvulling daarop verwachten we nog ruim 10 miljoen doses van het Moderna-vaccin, die ons circa 18 miljoen boosterdoses opleveren en 840.000 doses van het recent toegelaten eiwit-vaccin van Novavax. Er zijn ook vaccins besteld bij Valneva. Dit geïnactiveerde virus vaccin is echter nog niet door het EMA goedgekeurd en dus nog niet op de markt beschikbaar. Wel heeft Nederland een reservering van 10.000 doses voor wanneer dit vaccin beschikbaar komt, met een optie om meer te bestellen in 2023. Hiermee beschikken we over voldoende vaccins voor de huidige boosterronde en ook voor een nieuwe ronde in het voorjaar, mocht dat gewenst zijn. Bovendien biedt dit volume een stevige basis voor een eventuele campagne in het najaar.
In dit kader is het wel belangrijk om te wijzen op de omikronvariant. We weten op dit moment niet zeker of de huidige vaccins (na een booster) afdoende beschermen tegen deze variant. Daarom hebben we afspraken gemaakt met BioNTech/Pfizer en Moderna over de noodzaak om hun vaccins aan te passen, mocht blijken dat de bescherming niet afdoende is. Zodra deze aangepaste vaccins beschikbaar komen, hebben we het recht om deze vaccins af te nemen in plaats van de huidige vaccins. Beide fabrikanten geven wel aan dat zij tijd nodig hebben (ten minste 100 dagen) om zo’n aangepast vaccin te maken en te leveren. Levering is daarmee op zijn vroegst eind april 2022 te verwachten. De aangepaste vaccins moeten ook opnieuw worden goedgekeurd.
Omdat het vorige kabinet ook heeft besloten dat kinderen van 5 t/m 12 de gelegenheid te geven voor vaccineren, rekening houdt met extra boostercampagnes en nog donatieverplichtingen heeft uitstaan en deze wil nakomen, zal ik mij in januari en februari, in nauw overleg met het RIVM, buigen over de vraag of de aankoop van extra vaccins noodzakelijk is. De met onze EU-partners gesloten overeenkomst met BioNTech/Pfizer, biedt hier ook de mogelijkheid toe.
Naast voldoende vaccins is het evenzeer van belang om steeds over voldoende capaciteit in de uitvoering te kunnen beschikken. Het RIVM en de GGD’en bereiden zich hierop voor.
Kunt u aangeven of de tot nu toe bestelde mRNA-vaccins voor 2022 zouden volstaan om, indien nodig, alle volwassen Nederlanders twee coronavaccinaties te geven en alle 60+’ers drie?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Indien het antwoord op vraag 4 nee is, kunt u aangeven of u meent dat omikron reden is om voor de zekerheid over een grotere hoeveelheid vaccins te beschikken?
Zoals in antwoord op vraag 3 is aangegeven, is de omikronvariant een onzekere factor. Onze inzet is om over voldoende aan de omikronvariant aangepaste vaccins te beschikken, als dit noodzakelijk blijkt te zijn. Daartoe hebben we reeds extra vaccins ingekocht en mogelijk zullen er dus nog extra aankopen volgen.
Bent u bereid om bij de Europese Commissie aan te dringen op het aanschaffen van meer vaccins indien de huidige orders niet volstaan voor het meest pessimistische scenario?
Dat is niet nodig aangezien de EU reeds een optierecht op 900 miljoen doses heeft uitstaan. De hierboven al genoemde 5,9 miljoen extra doses voor Nederland zijn hier onderdeel van. In de maand januari spreken we met de Europese partners verder over de noodzaak om meer van deze opties af te nemen. De moeilijke afweging die daarbij gemaakt moet worden is dat opties die nu gelicht worden vooralsnog het reguliere vaccin betreffen. Op de omikronvariant aangepaste vaccins bestaat immers nog niet. Wanneer we te vroeg inkopen en leveringen binnen krijgen, zitten we met meer reguliere doses dan nodig zijn. Hierover moeten we de leverancier goede afspraken over maken.
Is Nederland voorbereid op het scenario, waarin uit resultaten blijkt dat het beter is om ná een mRNA-vaccin (zoals Pfizer/Moderna) vectorvaccins (zoals Janssen) als booster toe te dienen? Zal er dan voldoende voorraad zijn om ook vectorvaccins weer in te zetten?
De Gezondheidsraad heeft op 24 december jl. geadviseerd vooralsnog te blijven kiezen voor mRNA-vaccins als boostervaccin, omdat de bescherming hierbij beter is. De Raad benoemt wel dat het Janssen-vaccin op individuele basis als booster ingezet kan worden, bijvoorbeeld bij mensen die geen booster met een mRNA-vaccin willen of een allergie hebben voor één van de hulpstoffen in de mRNA-vaccins. In de Kamerbrief van 24 december jl.2 heeft mijn voorganger, kijkend naar de betere bescherming die een mRNA-booster biedt, aangegeven het Janssen-vaccin alleen in te willen zetten als hier een individueel gezondheidsbelang voor is en een mRNA-vaccin niet kan worden gegeven. Deze lijn houd ik aan.
Weet u of de farmaceuten die EMA-toegelaten mRNA-vaccins maken werken aan en besloten hebben tot het produceren van een op omikron aangepast vaccin? Kunt u dit toelichten?
Met beide producenten van mRNA-vaccins is de afspraak gemaakt dat, indien blijkt dat het huidige vaccin onvoldoende beschermt tegen een nieuwe variant, zoals bijvoorbeeld de omikronvariant, de producenten zich in moeten zetten («reasonable effort») om een aangepast vaccin te ontwikkelen. In dat geval hebben we het recht om dat vaccin af te nemen in plaats van het vaccin dat op dit moment gebruikt wordt. Beide bedrijven zijn op dit moment al bezig met zo’n aanpassing. Dit kost echter tijd. Het maken en goedkeuren door het EMA van zo’n aangepast vaccin kost ten minste 100 dagen. Dat betekent dat we dit aangepaste product op zijn vroegst eind april 2022 zouden kunnen verwachten. In overleg tussen de Europese lidstaten en de Europese Commissie is het belang hiervan nogmaals benadrukt. Met mijn collega’s in de EU doe ik er alles aan om te zorgen dat we in het voorjaar kunnen beschikken over zo’n aangepast vaccin.
Bent u bereid om, al dan niet in Europees verband, erop aan te dringen dat vanaf het tweede kwartaal van 2022 er op omikron aangepaste vaccins geleverd worden?
Zie mijn antwoorden op vragen 5, 6 en 8.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor dinsdag 21 december?
Door de termijn van één dag tussen de indiening van deze vragen en het eerstvolgende debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus is dit helaas niet gelukt. Op een aanzienlijk deel van deze vragen is mijn voorganger overigens tijdens het debat van 21 december jl. reeds ingegaan.
De berichten dat studenten met coronaklachten toch naar tentamens komen uit angst om een toetskans te missen |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Ingrid van Engelshoven (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «Student met coronaklachten komt toch naar tentamen uit angst om kans te missen»1 uit het AD van 9 december 2021 en «Aanwezigheidsplicht terwijl je in quarantaine moet? Studenten voelen zich voor het blok gezet»2 uit Trouw van 30 november 2021?
Ja.
Deelt u de zorg dat als onderwijsinstellingen uitsluitend de mogelijkheid bieden om een tentamen «fysiek» af te leggen – dat wil zeggen een tentamen op een centrale locatie – er een perverse prikkel voor studenten die in quarantaine zitten kan zijn om toch naar het fysieke tentamen te gaan?
Het is niet de bedoeling dat studenten, docenten en andere medewerkers die in quarantaine behoren te zitten, toch fysiek aanwezig zijn op de instelling. Het is van groot belang dat iedereen zich aan de geldende coronamaatregelen houdt.
Van alle instellingen wordt verwacht dat zij adequaat en in redelijkheid meedenken met studenten en medewerkers die gebonden zijn aan quarantaineregels of ziekte en daardoor niet fysiek aanwezig kunnen zijn bij onderwijs- of examenonderdelen. Dit is ook in de meest recente servicedocumenten mbo en ho opgenomen.3 Het is aan de instelling om het herkansingsbeleid in de praktijk vorm te geven en in dergelijke gevallen maatwerk te bieden. Hierbij is aandacht voor het voorkomen van negatieve consequenties voor studenten en medewerkers (bijvoorbeeld verhoogde onderwijslast en studievertraging) als gevolg van quarantaine.
Heeft u eerder van de studentenorganisaties signalen ontvangen dat studenten die in quarantaine zitten toch de drang voelen om naar een fysiek tentamen te gaan vanwege het tentamen- en herkansingsbeleid van hun onderwijsinstelling?
Ja, deze signalen heb ik ontvangen van de studentenorganisaties, met name uit het hoger onderwijs. Naar aanleiding van deze signalen zijn er met de onderwijskoepels en studentenorganisaties in de recent vernieuwde mbo en ho servicedocumenten nieuwe afspraken gemaakt over tentamen- en herkansingsbeleid.
Zijn er meer signalen bekend van studenten die in de tentamenzaal besmet zijn geraakt, zoals in ieder geval bij één hogeschool het geval lijkt te zijn?3
Er zijn mij niet meer signalen van dergelijke besmettingen bekend. Mijn uitvraag bij de onderwijskoepels bevestigt dit beeld. Onderwijsinstellingen hebben de afgelopen tijd veel gedaan om tentamens en examinering zo veilig mogelijk te laten verlopen, bijvoorbeeld door het afhuren van grote zalen en het spreiden van groepen.
Deelt u de zorgen dat het maken van een fysiek tentamen door studenten die in quarantaine horen te zitten de gezondheid van medestudenten en medewerkers in gevaar brengt?
Het is niet de bedoeling dat studenten, docenten en andere medewerkers die in
quarantaine behoren te zitten toch fysiek aanwezig zijn op de instelling. Het is van groot belang dat iedereen zich aan de geldende
coronamaatregelen houdt. Aan studenten die in quarantaine moeten vraag ik dan ook zich zo snel mogelijk te melden bij hun eigen instelling. Van instellingen verwacht ik dat zij maatwerk bieden en adequaat en in redelijkheid met studenten meedenken.
Hoe beoordeelt u de stelling van studenten dat het bieden van de mogelijkheid om het tentamen online te maken de perverse prikkel voor studenten die in quarantaine zitten wegneemt om toch naar de tentamenzaal te komen?
Onderwijsinstellingen zijn zelf aan zet als het gaat om tentamenmogelijkheden en de vorm waarin deze plaatsvinden. Een online tentamen is vanwege uitlopende redenen niet bij alle onderwijsinstellingen of bij alle opleidingen uitvoerbaar of wenselijk. Er zijn in de servicedocumenten mbo en ho afspraken gemaakt, die moeten borgen dat instellingen op dit vlak tot passende oplossingen komen met studenten.
Bent u bekend met het feit dat sommige hogescholen of universiteiten de mogelijkheid voor een extra herkansingsmogelijkheid bieden als de student in quarantaine zit?
Daar ben ik mee bekend.
Bent u bekend met het feit dat uitsluitend het bieden van een extra herkansingsmogelijkheid niet voldoende is om de perverse prikkel tegen te gaan, aangezien herkansingen vaak pas aan het einde van het studiejaar zijn en kort op elkaar worden gepland?4
Bij het opstellen van de nieuwe mbo en ho servicedocumenten is er rekening gehouden met studenten in quarantaine en de mogelijke gevolgen van deze quarantaine. Ik krijg signalen dat er vrijwel altijd oplossingen zijn, maar dat het van belang is dat studenten actief aangeven dat zij vanwege corona of quarantaineplicht een tentamenkans missen. Daarbij geldt dat het niet altijd mogelijk is een oplossing te organiseren op zeer korte termijn die exact aansluit bij de wensen van de student. Sommige alternatieven – (extra) herkansingen bijvoorbeeld – vinden plaats op een ander moment. Instellingen doen een beroep op de verantwoordelijkheid van studenten om in dat geval toch te wachten op het alternatief, en niet naar de campus te komen omdat ze zich al op het tentamen hebben voorbereid.
Klopt het dat online onderwijs en tentaminering voor sommige groepen studenten ook los van de coronacrisis juist van grote meerwaarde is geweest, zoals studenten met een functiebeperking, studenten met zorgtaken en studenten die reizen?
Dat klopt, in sommige gevallen zijn online onderwijs en tentaminering een mooie manier van het bieden van maatwerk aan studenten. Het is aan de instellingen om goed te kijken in welke situatie dit wel en niet passend is en wenselijk is, en hierover het gesprek te voeren met de student
Bent u het met het pleidooi van de studenten eens dat studenten de vrijheid zouden moeten hebben om te kiezen tussen een fysiek tentamen of een online tentamen?
Keuzes over tentamens en examens worden op de instelling gemaakt. Een standaardkeuze tussen een fysiek of online tentamen is niet bij alle onderwijsinstellingen of bij alle opleidingen uitvoerbaar en wenselijk, omdat niet elk tentamen of examen geschikt is om online af te nemen. Van de instelling wordt nu verwacht dat zij adequaat en in redelijkheid meedenkt met studenten en medewerkers die gebonden zijn aan quarantaine en daardoor niet fysiek aanwezig kunnen zijn bij onderwijs- of examenonderdelen. Het is aan de instelling om in dit geval maatwerk te bieden. Hierbij is aandacht voor het voorkomen van negatieve consequenties voor studenten en medewerkers (bijvoorbeeld verhoogde onderwijslast en studievertraging) als gevolg van quarantaine.
Welke stappen gaat u ondernemen om te voorkomen dat studenten zich door het beleid van de instelling genoodzaakt voelen naar een fysiek tentamen te gaan?
Bij het opstellen van de nieuwe mbo en ho servicedocumenten zijn afspraken vastgelegd over hoe instellingen rekening houden met studenten in quarantaine en de mogelijke gevolgen van deze quarantaine. Deze documenten zijn op 17 december »21 gepubliceerd. Van onderwijsinstellingen wordt daarnaast gevraagd het test- en quarantainebeleid onder de aandacht te brengen bij medewerkers en studenten en hen te stimuleren zich daaraan te houden.
Bent u bereid om in uw overleg met de studentenorganisaties, hogescholen en universiteiten het voorkomen van de perverse prikkel voor studenten die in quarantaine zitten fysiek tentamen te laten maken door middel van online tentamenaanbod en een extra herkansingsmogelijkheid aan de orde te stellen en de Kamer over de uitkomsten van de gesprekken te informeren?
Zie antwoord vraag 11.
Coronamaatregelen in het funderend onderwijs |
|
Jan Paternotte (D66), Faissal Boulakjar (D66), Paul van Meenen (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Klopt het dat u niet meegaat in het advies van het Outbreak Management Team (OMT) om coronatesten in te zetten voor de hele basisschool, en niet alleen vanaf groep 6?
Ja, dat klopt. Het kabinet heeft dit op 26 november jongstleden besloten.
Zou het logistiek mogelijk zijn zelftesten beschikbaar te stellen voor de gehele basisschool, zoals het OMT adviseert in haar 131e advies, in plaats van enkel vanaf groep 6? Zo ja, waarom gebeurt het niet? Zo nee, waarom is dit niet mogelijk?
Ja, dat zou mogelijk zijn, met enkele weken voorbereidingstijd. Het kabinet heeft echter besloten om de zelftesten pas vanaf groep 6 te adviseren.
Klopt het dat u niet meegaat in de door het OMT aangegeven overweging om de kerstvakantie een week eerder in te laten gaan, mede in verband met de directe aansluiting van de twee kerstdagen op de laatste schooldag? Wat is hier de overweging bij?
Nee, dat klopt niet. Een nadere toelichting op de overweging voor het sluiten van de basisscholen en scholen voor speciaal (basis)onderwijs in week 51 treft u in de Stand van Zakenbrief COVID-19 van 14 december 2021 aan.
Kunt u aangeven hoe u het op meerdere punten afwijken van het OMT-advies bij de coronamaatregelen voor het onderwijs zich verhoudt tot de uitspraak van premier Rutte over afwijken van het OMT-advies in het coronadebat van 1 december jongstleden: «Als er partijen zijn die zeggen «je moet dat weer toelaten», wil ik ook weten welke maatregel we dan toevoegen aan het pakket, want dan zakken we echt onder het OMT-advies. Ik hoor veel van de leden van de Tweede Kamer zich bezorgd uiten over de situatie in de ziekenhuizen. Daar hoort dan volgens mij niet bij dat we iets uit dat pakket gaan lichten»?
Vanzelfsprekend is de epidemiologische situatie gemonitord en neemt het Kabinet besluiten die nodig zijn. Hierbij wordt duidelijk de afweging gemaakt tussen enerzijds het te verwachten effect op de verspreiding van het virus en anderzijds de belasting voor scholen en leerlingen. Voor de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen en jongeren is het van groot belang dat zij zo lang mogelijk verantwoord fysiek naar school blijven gaan. Om die reden heeft het kabinet de afgelopen periode gekozen voor aanvullende maatregelen die niet door het OMT werden geadviseerd, maar waarbij het fysiek onderwijs op school zoveel mogelijk doorgang kon vinden, in plaats van het eerdere OMT-advies om de week voorafgaand aan de kerstvakantie te sluiten. Dan gaat het om het gebruik van mondkapjes, de bredere inzet van preventief zelftesten, gespreide pauzes, cohortering op niveau van klas/groep en het aanscherpen van de basismaatregelen, waarbij bijvoorbeeld externen zoveel mogelijk uit de scholen worden geweerd.
Kunt u aangeven wat het beleid ten aanzien van mondkapjes op school, in de gang en in de klas is in Duitsland en België?
In Vlaanderen geldt een mondmaskerplicht vanaf 6 jaar, daar dragen alle leerlingen vanaf het eerste leerjaar basisonderwijs een mondmasker in de binnenruimtes op school (behalve tijdens de gymles). Als de leerlingen stilzitten in de klas, er voldoende afstand én voldoende ventilatie is, mag het mondmasker af.1 Buiten kunnen de mondmaskers af, als de leerlingen intense fysieke contacten vermijden. Leraren hoeven geen mondmasker dragen tijdens het lesgeven vooraan in hun klas, op voorwaarde dat er voldoende ventilatie is en voldoende afstand tussen de leraar en de leerlingen (en tussen de leraar en eventueel andere personeelsleden).
De situatie in Duitsland verschilt per deelstaat. In Nedersaksen zijn bijvoorbeeld medische mondkapjes in de school verplicht voor iedereen van 14 jaar en ouder. Scholieren in Noordrijn-Westfalen moeten vanaf aanstaande donderdag (16 december 2021) weer een corona-beschermend masker dragen in de klas op hun stoel. Het mondkapje geldt voor het hele dag- en zorgaanbod en voor alle overige bijeenkomsten in de school, zoals congressen en commissievergaderingen, indien een minimale afstand van 1,50 meter niet kan worden aangehouden.
Kunt u aangeven wat het beleid ten aanzien van bewaking van luchtkwaliteit in de klas is in Duitsland en België?
In België zijn CO2-meters in het onderwijs verplicht. In Duitsland verschilt de situatie per deelstaat.
Bent u bereid CO2-meters ter beschikking te stellen aan alle scholen om de luchtkwaliteit in de klas te bewaken?
Om urgente ventilatieproblemen in schoolgebouwen aan te pakken, heeft het kabinet € 360 miljoen beschikbaar gesteld. Het eerste deel van dit geld wordt ingezet via de subsidieregeling Specifieke Uitkering Ventilatie in Scholen (SUVIS). Eén van de gesubsidieerde maatregelen binnen de SUVIS is het aanbrengen van kooldioxidemeters in iedere onderwijsruimte in het schoolgebouw. Deze verplichte maatregel geldt voor schoolgebouwen waar nog geen kooldioxidemeters aanwezig zijn. Het ventilatieproject moet leiden tot een luchtverversingscapaciteit volgend uit het Bouwbesluit en aanvullende richtlijnen.2 Het staat scholen vrij, buiten deze regeling om, met eigen middelen kooldioxidemeters aan te schaffen.
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Wonder van Staphorst? Na plaatsing luchtfilters in klassen geen besmettingen meer op basisscholen»? Hoe beoordeelt u dit bericht en de experimenten zoals ze in Staphorst en Bilzen (BE) plaatsvinden?1
Dit artikel is mij bekend.
Om te zorgen voor een prettig en gezond binnenklimaat dient een ruimte in ieder geval te voldoen aan de geldende regelgeving voor ventilatie.4 Luchtreiniging vervangt geen luchtverversing (ventilatie). Het is aan scholen zelf om te bepalen of ze aanvullend op luchtverversing luchtreinigers willen gebruiken en zo ja welke. Scholen die dit overwegen worden geadviseerd hiervoor advies in te winnen bij kenniscentrum Ruimte-OK. Op dit moment is het onduidelijk of luchtreinigers überhaupt zorgen voor aantoonbaar minder coronabesmettingen. Daarvoor is eerst meer onderzoek nodig. Om verspreiding van het virus tegen te gaan, is het dan ook vooral van belang dat ook op scholen de coronamaatregelen worden nageleefd, zoals mondkapjes in de gangen en twee keer preventief zelftesten voor leerlingen vanaf groep 6, handen wassen en hoesten en niezen in de elleboog.
Bent u voornemens de plaatsing van luchtreinigers in alle klaslokalen te bevorderen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op de vorige vraag.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het volgende coronadebat op 15 december aanstaande?
Ja.
De snelle opmars van een nieuwe virusvariant in Zuid-Afrika |
|
Kiki Hagen (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Barbara Visser (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving van het Zuid-Afrikaanse Ministerie van Volksgezondheid over een nieuwe virusvariant«of serious concern» die in zeer rap tempo de deltavariant lijkt te vervangen en welke mutaties kent die met ontwijking van de immuunrespons en grotere besmettelijkheid worden geassocieerd?1
Kunt u, mede gezien de eerdere ervaringen waarin Nederland vooropliep in Europa met het binnenhalen van zorgelijke virusvarianten, de Kamer de komende weken zeer actief op de hoogte houden van de ontwikkeling van inzichten over deze variant, de adviezen hieromtrent van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) en gezondheidsinstituten in andere Europese landen?
Deelt u de stelling van de vragenstellers dat het weliswaar in Europa niet mogelijk is gebleken de binnenkomst van nieuwe varianten van zorg (VOC’s) te voorkomen, maar dat het wel belangrijk is de influx te vertragen, zeker met het oog op het feit dat verreweg de meeste ouderen nog geen boostervaccinatie hebben ontvangen?
Bent u bereid Zuid-Afrika versneld te helpen met donatie van vaccins, om zo de vaccinatiegraad in dat land te helpen opkrikken?
Bent u bereid om, indien de WHO deze variant bestempelt tot «variant of interest» (VOI) of VOC, zo snel mogelijk voor landen in zuidelijk Afrika weer de dubbele testplicht in te stellen, zoals mogelijk gemaakt in art. 58p van de Wet publieke gezondheid?
Hoe monitort u de verspreiding van deze variant? Wordt nader onderzoek gezien, indien een reiziger met recente reishistorie in zuidelijk Afrika positief test bij de GGD?
Kunt u aangeven bij welk percentage van de reizigers op luchthavens momenteel het Europees coronacertificaat (DCC) gecheckt wordt? In hoeverre is deze handhaving speciaal gericht op landen waar een negatief reisadvies voor geldt?
Hoe beoordeelt u op dit moment de handhaving van het DCC bij aankomst op (lucht)havens in Nederland?
Kunt u aangeven waarom de GGD gestopt is met het uitdelen van zelftesten aan reizigers die aankomen op luchthavens? Bent u bereid eventueel afspraken met luchthavens te maken, zodat deze zelftests wél aan reizigers gegeven worden zonder in te grijpen op de capaciteit van de GGD?
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het Kamerdebat over de ontwikkelingen rond het coronavirus op woensdag 1 december aanstaande?
De uitvoering van de boostervaccinatiecampagne |
|
Aukje de Vries (VVD), Attje Kuiken (PvdA), Jan Paternotte (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Kunt u aangeven hoeveel boosterprikken in de eerste week van de boostervaccinatiecampagne zijn gezet?
In mijn brief aan uw Kamer van 26 november jl.1 heb ik laten weten dat de GGD tot en met 30 november jl. ruim 119.000 boostervaccinaties heeft gezet bij mobiele 80-plussers. En staan ruim 219.000 afspraken gepland. De ziekenhuizen hebben ruim 57.000 zorgmedewerkers gevaccineerd. Er zijn 298.000 doses vaccins uitgeleverd aan de ziekenhuizen. Op 30 november waren er 7500 boostervaccinaties door zorginstelling geregistreerd. Naar de zorginstellingen met een eigen medische dienst zijn tussen 18 en 30 november 181.000 doses uitgeleverd. Onder de groep mensen met een ernstig gecompromitteerd immuunsysteem zijn door de GGD ongeveer 107.000 prikken gezet.
Welke mogelijkheden zijn er om de boostercampagne verder te versnellen? Welke voorbeelden uit het buitenland kunnen hiervoor gebruikt worden?
In de landen om ons heen zijn boostercampagnes opgezet. De doelgroepen die in aanmerking komen en de volgorde waarin ze worden uitgenodigd verschillen per land. Een vergelijking is daarom lastig te maken. Uiteraard passen wij in de uitvoering van de boostercampagne de lessen toe die zijn geleerd in het voorjaar. Zoals ik ook in mijn brief aan uw Kamer van 26 november jl. aangeef begint de boostercampagne inmiddels vaart te maken en is een versnelling aangebracht met betrekking tot het prikken van de groep mensen van 60 tot en met 79 jaar, het vaccineren van niet-mobiele thuiswonenden en het vaccineren in een instelling zonder eigen medische dienst. Het streven is dat zoveel mogelijk 60-plussers nog in december een boostervaccinatie aangeboden krijgen. Er dient wel rekening gehouden te worden met het uitgangspunt dat een boostervaccinatie zes maanden ná de laatste vaccinatie gegeven wordt. De komende week werken het RIVM en de GGD het plan uit om dit te bereiken.
Deelt u de inschatting dat de eerste doelgroepen van de boosters – 80-plussers – vaak mensen zijn die bij praktische zaken hulp krijgen van familie, vrienden of hulpverleners?
Ja, deze inschatting deel ik.
Vindt u dat een kleinkind voor opa of oma een prikafspraak zou moeten kunnen maken? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstellingen? Zo nee, waarom niet?
Het is al mogelijk dat derden een afspraak maken voor de persoon die is uitgenodigd voor een boostervaccinatie. Hier zit echter wel een voorwaarde aan vast. Degene voor wie de afspraak gemaakt wordt via het callcenter van de GGD, moet aan de telefoon komen om toestemming te geven voor het feit dat hij/zij een vaccinatie krijgt. Hiermee gaat de persoon een overeenkomst aan inzake geneeskundige behandeling. Tevens wordt de persoon gevraagd of zijn/haar gegevens gedeeld kunnen worden met het RIVM en de huisarts. Deze werkwijze is gebaseerd op de juridische grondslag dat er toestemming gegeven moet worden voor het aangaan van een medische behandeling (artikel 7:450 BW). De enige situatie waarbij iemand niet aan de lijn hoeft te komen is als de persoon wilsonbekwaam is. In dat geval kan de wettelijk vertegenwoordiger de afspraak maken.
Kunt u aangeven waarom het beleid van de GGD nu zo is dat er geen afspraken voor de doelgroep kunnen worden gemaakt door derden, waar dat in het voorjaar nog wel kon?
Zie mijn antwoord op vraag 4. De beschreven werkwijze is conform de werkwijze van dit voorjaar.
Herkent u het argument van de GGD dat dit niet kan in verband met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)? Zo ja, bent u bereid de Autoriteit Persoonsgegevens te vragen of zij hier ook bezwaar zien?
Zie mijn antwoord op vraag 4. Ik herken het argument uit uw vraag niet. Volgens het BW moet een persoon toestemming geven voor het uitvoeren van de vaccinatie (als geneeskundige behandeling). Deze toestemming wordt conform de AVG genoteerd. Daarnaast moet de betrokkene uitdrukkelijke toestemming aan de GGD geven om (bijzondere) persoonsgegevens te verstrekken aan andere partijen, zoals het RIVM en de huisarts.
Bent u bereid zo snel mogelijk ervoor te zorgen dat afspraken wél weer namens iemand uit de doelgroep gemaakt kunnen worden, zodat zoveel mogelijk ouderen zo snel mogelijk de boosterprik kunnen ontvangen?
Zie mijn antwoord op vraag 4. Dit is mogelijk mits de betreffende persoon uit de doelgroep zelf aan de telefoon toestemming geeft voor het verkrijgen van de vaccinatie en/of het delen van zijn/haar medische gegevens. Het belangrijkste uitgangspunt voor de uitvoering door de GGD’en is zo snel mogelijk door blijven prikken. De beschreven werkwijze helpt daarbij.
Zijn er momenteel bij de boosterprik, net als bij de campagne van vorig voorjaar, wederom problemen met het toestemming geven voor vaccinatie door (niet-toerekeningsvatbare) bewoners van verpleeghuizen en andere woonvormen? Zo ja, waarom worden niet automatisch dezelfde toestemmingen voor de eerste twee vaccinaties ook gebruikt voor de boostervaccinatie? Zo nee, waar baseert u dat op?
Het uitvragen van toestemming bij wettelijke vertegenwoordigers van niet-toerekeningsvatbare cliënten kost inderdaad tijd. Er zijn echter op dit moment geen signalen bij mij bekend dat er problemen worden ervaren bij het vragen van toestemming. Het tegendeel is het geval. Zorgaanbieders hebben richting het RIVM aangegeven extra vaccin te willen bestellen omdat de toestemmingen heel snel worden gegeven. Vele zorgaanbieders zijn reeds gestart met het geven van boostervaccinatie aan bewoners.
Juridisch gezien is het niet noodzakelijk dat de zorgaanbieder opnieuw schriftelijke toestemmingsformulieren dient te ontvangen voor het geven van een boostervaccinatie. De artsenorganisaties Verenso en NVAVG hebben echter aangegeven wel te hechten aan toestemming van de cliënt of wettelijk vertegenwoordiger. Dit kan mondeling en eventueel later worden vastgelegd in het zorgdossier van de cliënt.
In het geval dat in de boorsterronde heteroloog wordt gevaccineerd, dus de cliënt een ander vaccin ontvangt dan in de eerste ronde, willen Verenso en NVAVG wel schriftelijke toestemming. Omdat er sprake is van het geven van een ander vaccin, waar de cliënt of wettelijk vertegenwoordiger van op de hoogte moet worden gesteld. Maar ook hier geldt dat dit juridisch gezien niet noodzakelijk is. Het gebeurt meer uit zorgvuldigheid om de cliënten of wettelijk vertegenwoordiger goed te informeren.
Gaat vanaf nu elk nieuw leeftijdscohort worden opengesteld voor gehele geboortejaren, ongeacht of zij reeds een brief hebben gehad? Zo ja, wanneer gaat dit van start? Zo nee, waarom niet?
Mensen kunnen, zodra hun leeftijdscohort aan de beurt is, telefonisch of via het portaal een afspraak maken. Dat geldt nu bijvoorbeeld voor mensen die in 1941 of eerder geboren zijn. Dit zal zo steeds per jaar (of twee jaar) de mogelijkheid om afspraken te maken worden opengesteld als er weer slots beschikbaar zijn.
Kunt u aangeven of er criteria bestaan voor de toelaatbaarheid van prikken voor de «partner», anders dan dat deze 60+ moet zijn? Kan dit een willekeurig persoon zijn in die leeftijdscategorie of alleen een levenspartner? Bent u bereid hierover helder te communiceren?
Het begrip «partner» wordt ruim gehanteerd. Voorwaarde is dat de «partner» (mits ouder dan 60 jaar) gelijktijdig een afspraak maakt met de persoon die is uitgenodigd en dat deze ook aan de telefoon komt om toestemming te geven. De reden hiervoor is dat het mee vaccineren van de «partner» zonder afspraak op locatie leidt tot vertraging in de doorstroom op de vaccinatielocatie.
Met de uitnodigingsbrief wordt gecommuniceerd dat een «partner» gelijktijdig een afspraak kan maken. Het staat als volgt in de uitnodigingsbrief: «Als uw partner mee wilt komen voor een boostervaccinatie, probeert GGD GHOR Nederland daarbij te helpen. Maak de afspraak telefonisch en geef aan dat u samen wilt komen. Uw partner moet 60 jaar of ouder zijn. Voor uw partner geldt net als voor uzelf dat de laatste (volledig afgeronde) coronavaccinatie of een besmetting met covid-19 een half jaar geleden moet zijn.»
Waar en wanneer moeten mensen zich melden die nog niet in de groep «immuungecompromitteerden» zaten (de groep zoals gedefinieerd door de Gezondheidsraad in hun advies van 14 september jongstleden), maar wel eerder een prioriteitsgroep waren voor vaccinatie op basis van hun medische conditie (de zogenoemde griepprikgroep)? Zijn huisartsen op de hoogte van de kaders waarbinnen zij boosters mogen aanbevelen?1
Zoals ik ook in mijn brieven aan uw Kamer ten aanzien van de vaccinatiestrategie aangeef, volg ik de adviezen van de Gezondheidsraad. De Gezondheidsraad geeft aan dat leeftijd de belangrijkste voorspeller is voor een ernstig beloop van COVID-19. Ook in het meest recente advies van 26 november jl. De boostercampagne is dan ook ingericht op basis van leeftijd, van oud naar jong.
Ik snap dat mensen bezorgd zijn geworden door allerlei berichten over de afname in bescherming in combinatie met hun mogelijk kwetsbare gezondheid. Ik wil daarom nogmaals benadrukken dat de vaccins bij de meeste mensen, ook bij de mensen in deze specifieke groep, heel goed werken. De huisartsen zijn op de hoogte van de kaders waarbinnen zij boosters mogen aanbevelen. Richtlijnen ten aanzien van de boostervaccinatie worden via het RIVM en de NHG gedeeld met de beroepsgroep.
Hoe kijkt u aan tegen vrije inloop voor boosterprikken voor de gehele bevolking, zoals Oostenrijk momenteel al hanteert? Bent u bereid te bekijken of Nederland via een dergelijk model boostervaccinatie kan versnellen en zo kan voorkomen dat Nederland achterop loopt in Europa? Zo ja, vanaf wanneer is dit mogelijk? Zo nee, waarom niet?
In mijn brief van 26 november 2021 heb ik al een aantal gerealiseerde versnellingen van de boostercampagne aangekondigd en dat er een offensief in december wordt voorbereid. Het plan voor dit offensief ontvang ik aan het eind van deze week.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor vrijdag 26 november 2021?
Op vrijdag 26 november 2021 bent u geïnformeerd over de voortgang van de boostercampagne. Het beantwoorden van de vragen vroeg iets meer tijd.
De diplomatermijn in combinatie met topsport |
|
Jan Paternotte (D66), Jeanet van der Laan (D66) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Hoe wordt beoordeeld of studenten aanspraak kunnen maken op een verlenging van de diplomatermijn?
Als een student binnen de diplomatermijn een diploma haalt, hoeft de daarvoor toegekende prestatiebeurs niet te worden terugbetaald. De diplomatermijn duurt tien jaar en begint te lopen vanaf de eerste maand dat de student recht heeft op studiefinanciering. Indien er geen diploma wordt behaald binnen de diplomatermijn, dan dient de studiefinanciering inclusief de prestatiebeurs te worden terugbetaald. Studenten kunnen in aanmerking komen voor een verlenging van de diplomatermijn als zij wel een diploma kunnen halen, maar niet binnen de termijn van tien jaar, en als de studievertraging het directe gevolg is van bijzondere medische of niet-medische omstandigheden. Daarbij geldt ook dat de student «op tijd» begonnen moet zijn aan de studie. Dat wil zeggen dat er bij aanvang van de studie nog voldoende tijd van de diplomatermijn over was om een diploma tijdig te behalen.
Op welke gronden wordt beoordeeld of een student die ook topsport beoefent de diplomatermijn kan verlengen? Is dit vergelijkbaar met andere niet-medische redenen?
Indien er een verzoek wordt ingediend voor de «voorziening verlenging diplomatermijn» uit de Wet studiefinanciering 2000, beoordeelt DUO of er inderdaad sprake is van een bijzondere situatie zoals genoemd in de wet. Ten aanzien van de bijzondere omstandigheid, topsport, wordt in het algemeen aangenomen dat er sprake is van topsport als de sporter Nederland vertegenwoordigt bij een officieel kampioenschap of wedstrijd, bijvoorbeeld de Olympische Spelen. Het betreft hier alleen de sporten die zijn erkend door NOC*NSF.
Is de verklaring die door de onderwijsinstelling moet worden ingediend wanneer er een bijzondere niet-medische reden is tot verlenging van diplomatermijn, zoals topsport, ook voldoende om verlenging van de diplomatermijn toe te kennen? Zo nee, waarom niet?
Ja, DUO betrekt de verklaring van de onderwijsinstelling bij de beoordeling of er sprake is van een bijzondere omstandigheid op basis waarvan de diplomatermijn kan worden verlengd. Ook controleert DUO of de sport erkend is door de NOC*NSF en via steekproeven wordt nagegaan of de student ook daadwerkelijk heeft deelgenomen aan de internationale wedstrijd.
Waarom wordt er gebruik gemaakt van een generieke diplomatermijn van tien jaar, ondanks het feit dat sommige opleidingen veel langer duren dan anderen, gelet op (bijvoorbeeld) het verschil tussen een 6-jarige master geneeskunde en een 4-jarige master economie?
Een generieke vaste diplomatermijn van tien jaar moet redelijkerwijs voor alle studenten toereikend zijn om een diploma te kunnen halen. Daarbij biedt de generieke diplomatermijn studenten flexibiliteit om een verkeerde eerste studiekeuze, studievertraging en studieonderbreking (bv. bestuur, reizen, jaar werken, ondernemen) te ondervangen. Door deze generieke diplomatermijn is een beroep op bijzondere omstandigheden voor verlenging van de diplomatermijn minder vaak nodig. Het voordeel is dat de student en DUO de termijn eenvoudig kunnen bepalen, namelijk tien jaar na de eerste toekenning van studiefinanciering. Dit leidt tot de minste complexiteit in de uitvoering bij DUO en ook voor duidelijkheid bij de student.
Hoe wordt beoordeeld of een student aan topsport doet? Wat voor definitie wordt gebruikt voor topsport en welke eisen gelden hiervoor?
Verschillende hogescholen en universiteiten hebben afspraken gemaakt over de organisatie van het onderwijs voor studenten die actief zijn in de topsport. Deze afspraken zijn opgenomen in het Actieplan FLOT1 (Flexibel Onderwijs en Topsport). Het actieplan geeft richting aan hoger onderwijsinstellingen om topsportende studenten zodanig te begeleiden dat het mogelijk is om voor een topsporter om zich zowel op het gebied van sport als op het gebied van studie optimaal te kunnen ontwikkelen.
Binnen het Actieplan FLOT verstaan we onder topsportende studenten de sporters die vanuit de betreffende sportbond een door NOC*NSF erkende talent2- of topsportstatus3 hebben.
Heeft de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) deze toetsingscriteria in samenspraak met het NOC*NSF opgesteld?
De toetsingscriteria, zoals genoemd in de beantwoording van vraag 5, zijn opgesteld door NOC*NSF. DUO maakt gedeeltelijk gebruik van deze toetsingscriteria om te beoordelen of een student een topsporter is. DUO hanteert daarbij een smallere definitie van topsporters dan NOC*NSF. Om als topsporter in aanmerking te komen voor bijvoorbeeld een verlenging van een diplomatermijn, moet een topsporter op internationaal niveau (Europese kampioenschappen, wereldkampioenschappen of Olympische Spelen) actief zijn (geweest). In overleg met FLOT-partners en NOC*NSF zal ik verkennen of er aanleiding is om de definitie van topsporter die DUO hanteert te verbreden.
Welke mogelijkheden hebben sporters die louter deelnemen aan beloftecompetities of (grotere) internationale wedstrijden, zoals een grote wielerronde, maar nog niet gekwalificeerd zijn voor, of deelnemen aan, de Olympische Spelen, Europese kampioenschappen of Wereldkampioenschappen?
Met het actieplan FLOT4 streven OCW, NOC*NSF en deelnemende hogeronderwijsinstellingen ernaar om de onderwijs- en topsportcarrière van topsporters te verbeteren. In dit actieplan zijn verschillende actiepunten genoteerd die hogeronderwijsinstellingen kunnen ondernemen, waardoor het volgen van een opleiding in het hoger onderwijs en het beoefenen van topsport gecombineerd kan worden. Denk hierbij aan meer studiebegeleiding voor topsporters, meer flexibiliteit bij het volgen van onderwijs en het inzetten van de middelen uit het profileringsfonds5.
Voor wat betreft topsporters die sporten op regionaal en nationaal niveau, maar niet Olympische Spelen, Europese kampioenschappen of Wereldkampioenschappen, geldt dat zij niet in aanmerking komen voor een verlenging van de diplomatermijn.
Hoe wordt het mogelijk gemaakt dat alle studenten, ongeacht hun financiële middelen, hoger onderwijs en topsport kunnen combineren?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe vaak is de diplomatermijn de afgelopen vijf jaar verlengd omdat een student aan topsport deed?
De reden van de toekenning voor de verlenging van de diplomatermijn wordt niet in de systemen van DUO geregistreerd. Er zijn daarom geen cijfers beschikbaar over deze specifieke groep.
Op welke wijze wordt rekening gehouden met de invloed van de coronapandemie bij het verlengen van de diplomatermijn?
In principe kunnen studenten alleen in aanmerking komen voor een verlenging van de diplomatermijn als zij wel een diploma kunnen halen, maar niet binnen de termijn van tien jaar, en als de studievertraging het directe gevolg is van bijzondere medische of niet-medische omstandigheden. Er dient dus daadwerkelijk een verband te zijn tussen de bijzondere omstandigheid en het niet kunnen behalen van het diploma binnen de diplomatermijn.
Verder kijkt DUO in individuele situaties naar de persoonlijke omstandigheden van studenten, zoals de gevolgen van de coronapandemie, om te bepalen of de diplomatermijn kan worden verlengd.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het Wetgevingsoverleg Sport en Bewegen dat gepland staat voor 2 december aanstaande?
Vanwege de nodige afstemming met DUO, is het helaas niet mogelijk gebleken om de Kamervragen te beantwoorden voor 2 december.
Een corona-uitbraak in een gevangenis en de vaccinatie van gevangenen |
|
Jan Paternotte (D66), Joost Sneller (D66) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het NOS bericht «Corona-uitbraak in gevangenis Zaanstad: honderden gevangenen in lockdown»?1
Ja.
Kunt u aangeven of het hier een cluster van coronabesmettingen betreft en of er clusters van besmettingen zijn in gevangenissen? Zo ja, hoeveel? Bent u het ermee eens dat deze clusters van besmettingen gevolgen kunnen hebben voor de volksgezondheid als geheel?
Om de gevolgen voor de volksgezondheid zo klein mogelijk te houden, wordt na een geconstateerde besmetting het bron- en contactonderzoek protocol gevolgd van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Dit protocol is samen met het RIVM opgesteld. Er is sprake van een uitbraak als er op een afdeling meer dan één besmetting is vastgesteld. Bij een uitbraak worden alle gedetineerden van de betreffende afdeling in quarantaine geplaatst. Daarnaast worden zoveel mogelijk gedetineerden en medewerkers van deze afdeling getest. Verdere verspreiding van het coronavirus wordt daarmee voorkomen.
Ten tijde van het nieuwsbericht waren in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad 32 gedetineerden positief getest (peilmoment 3 november). Deze gedetineerden waren op 12 november weer hersteld. Omdat er meerdere uitbraken waren, zaten er in totaal 243 gedetineerden in quarantaine.
DJI doet er alles aan om de kans op besmetting met het coronavirus zo klein mogelijk te houden. Desondanks komen besmettingen voor. Voor het actuele beeld verwijs ik u naar de website van DJI. Op de website wordt wekelijks het aantal besmettingen en gedetineerden die in quarantaine zijn geplaatst gedeeld.
Wat is uw reactie op de schatting van de gevangenisdirecteur dat ongeveer 30% van de gevangenen in het Justitieel Complex is gevaccineerd?
De exacte vaccinatiegraad onder gedetineerden is niet bekend, omdat gedetineerden niet verplicht zijn om de vaccinatiestatus door te geven en gedetineerden continu in- en uitstromen.
Komt deze schatting overeen met schattingen van het aantal vaccinaties in andere justitiële inrichtingen?
Zie antwoord vraag 3.
Waarop is deze schatting gebaseerd?
De gevangenisdirecteur heeft zijn inschatting gebaseerd op zijn ervaring met de vaccinatiebereidheid van gedetineerden ten tijde van de vaccinatiecampagne binnen DJI (medio januari 2021–juli 2021). Tijdens deze campagne heeft DJI conform de Rijksvaccinatiestrategie gedetineerden (en een deel van de medewerkers) kunnen vaccineren.
Als deze schatting klopt, kunt u uitleggen waarom dat aantal zo laag is?
Zie antwoord op vraag 3 en 5.
Wat doet u eraan om dit aantal te verhogen? Zou betere voorlichting kunnen helpen?
DJI stimuleert het vaccineren van gedetineerden. Zo worden gedetineerden bij binnenkomst actief (in verschillende talen) geïnformeerd over de mogelijkheden omtrent vaccinatie. Alle gedetineerden wordt één (of meerdere) vaccinatie(s) aangeboden. Aangezien besmettingen vooral plaatsvinden door mensen die in en uit een inrichting gaan, blijft DJI daarnaast ook streven naar een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad onder medewerkers.
Kunt u aangeven welke maatregelen nu gelden in penitentiaire inrichtingen (PI's) en wat de verwachting is voor de komende maanden, aangezien u in uw brief van 18 juni 2021 stelt dat DJI vanaf 4 september 2021 in afstemming met het RIVM zou beoordelen of het verantwoord is de laatste coronamaatregelen in inrichtingen op te heffen?2
Na de zomer leek de coronasituatie aanvankelijk sterk verbeterd en zijn landelijk versoepelingen ingevoerd. DJI is echter terughoudend geweest met het invoeren van versoepelingen aangezien besmettingen binnen een inrichting grote impact hebben. Het dringend advies om waar mogelijk 1,5 meter afstand te houden is binnen de DJI gehandhaafd. Dit betekent dat de impact van de nieuwe landelijke maatregelen, zoals bekendgemaakt op 12 november jl., voor de inrichtingen beperkt is.
De thans geldende maatregelen worden toegelicht in de bijlage bij de brief «Coronamaatregelen Dienst Justitiële Inrichtingen» die op vrijdag 18 november jl. aan uw Kamer is verstuurd.3
Hoe verhouden de richtlijnen van het RIVM en de maatregelen in maatschappij zich ten opzichte van de maatregelen in gevangenissen? Zijn deze vergelijkbaar?
DJI volgt de richtlijnen van het RIVM. De maatregelen in de vrije maatschappij worden door vertaald naar de inrichtingen. Voor de getroffen maatregelen heeft DJI advies ingewonnen bij het RIVM. Voor DJI zijn deze adviezen leidend.