Aanslag bij melden wildschade |
|
Betty de Boer (VVD), Helma Lodders (VVD) |
|
Henk Bleker (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Aanslag bij melden wildschade»?1
Ja.
Waarom hebt u besloten dat boeren eerst 300 euro moeten betalen voordat zij bij het Faunafonds een vergoeding kunnen aanvragen? Kunt u aangeven of het hier gaat om een eenmalig bedrag of dient een boer per aanvraag 300 euro te betalen? Wordt het geld teruggestort indien de aanvraag wordt afgewezen?
In het onderhandelingsakkoord natuur is afgesproken dat de provincies met ingang van 2012 verantwoordelijk zijn voor de financiering van het Faunafonds en dat de uitvoeringskosten worden verlaagd. Tevens is afgesproken dat het rijk na overleg met de provincies bestaande belemmeringen in wet- en regelgeving zal wegnemen. De provincies hebben het voortouw om met voorstellen te komen.
De provincies zijn in overleg met het Ganzen7-beraad waar LTO in participeert. In dat overleg wordt gesproken over de manier waarop de uitvoeringskosten kunnen worden verlaagd. Daarbij wordt ook gesproken over de invoering van het behandelbedrag. Dit overleg heeft nog niet tot een conclusie geleid. Ik wacht de definitieve voorstellen van de provincies af.
Deelt u de opvatting dat boeren steeds meer opdraaien voor de wildschade die de aanwas van verschillende wildsoorten met zich meebrengt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen bent u bereid te nemen om de aanwas van verschillende wildsoorten te beteugelen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven of alleen boeren een behandelbedrag moeten betalen? Zo ja, deelt u de mening dat deze maatregel dan ook zou moeten gelden voor anderen die een aanvraag doen voor middelen uit het Faunafonds?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om deze maatregel terug te draaien? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat Brabant duizenden boeren niet gaat controleren op vergunning |
|
Manon Fokke (PvdA), Lutz Jacobi (PvdA) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Brabant gaat duizenden boeren niet controleren op vergunning»?1
Ja.
Deelt u de mening dat Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant niet eigenhandig kunnen besluiten de Natuurbeschermingswet onuitvoerbaar te verklaren?
Als u erop doelt dat de provincie Noord-Brabant zou weigeren uitvoering te geven aan de Natuurbeschermingswet, dan deel ik uw mening.
Sinds wanneer bent u bekend met deze problematiek?
Deze problematiek van de zogenaamde interimmers speelt al geruime tijd en is mij ook bekend, en is niet veroorzaakt door de Programmatische Aanpak Stikstof. De PAS kan wel bijdragen aan een oplossing.
Is het waar dat de provincie stelt dat een toetsingskader ontbreekt doordat dit niet is vastgelegd in de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)? Zo ja, is dit volgens u voldoende reden voor de provincie om de wet onuitvoerbaar te achten?
Zie antwoord vraag 3.
Op welke wijze en welke termijn wordt dit probleem landelijk opgelost?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe gaat u voorkomen dat iedere provincie eigen beleid op dit onderdeel gaat ontwikkelen?
De bijdrage aan de oplossing die in de PAS wordt ontwikkeld, moet provincies voldoende houvast bieden om tot eenduidig beleid te kunnen komen.
Bent u bereid de provincie aan te spreken op haar handhavingsplicht? Zo nee, waarom niet?
Ik werk in het kader van de PAS samen met de provincies aan een oplossing. Ik verwacht dat dit tot het gewenste resultaat zal leiden.
Het bericht dat Vlaanderen binnenkort de arbitrageprocedure over de ontpoldering van de Hedwigepolder wil starten |
|
Jaco Geurts (CDA), Elbert Dijkgraaf (SGP) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kunt u een schets geven van het verwachte tijdpad van de geschillen- en arbitrageprocedure welke door Vlaanderen gestart gaat worden?1
Op grond van artikel 10 van het Verdrag over de uitvoering van de Ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium moeten Nederland en Vlaanderen hun geschillen over de toepassing, de uitlegging of de uitvoering van dit Verdrag in de eerste plaats regelen door middel van onderhandelingen. Als zij daarin niet slagen binnen een termijn van zes maanden kan een van de partijen het geschil voorleggen aan een scheidsgerecht, dat wil zeggen een arbitragezaak beginnen.
Vlaanderen heeft de artikel 10-procedure op 22 mei 2012 in gang gezet en kan op 22 november 2012 besluiten tot arbitrage. Volgens de bijlage bij genoemd Verdrag dienen beide partijen vervolgens uiterlijk binnen een maand elk twee arbiters te benoemen, waarna de aldus benoemde vier arbiters uiterlijk binnen een maand een vijfde arbiter kiezen. Het verdere procedurele verloop van de arbitragezaak wordt in overleg met het aldus opgerichte arbitragetribunaal bepaald.
Neemt u in het overleg met Vlaanderen en de geschillenprocedure uw oorspronkelijke alternatief voor natuurherstel in de Westerschelde (Kamerstuk 30 862 nr. 48) als uitgangspunt?
Nee, de Europese Commissie heeft het oorspronkelijke alternatiefvoorstel van het kabinet (plan 17 juni 2011) niet aanvaard, daarom was destijds een nieuw voorstel nodig. Het huidige demissionaire kabinet heeft besluitvorming inzake de Hedwigepolder overgelaten aan het volgende kabinet. Daarnaast betreft de geschillenbeslechtingsprocedure enkel de toepassing, de uitlegging of de uitvoering van het Verdrag. De procedure omvat niet de politieke en ecologische beoordeling van alternatieven voor de verdragsrechtelijk bepaalde algehele ontpoldering van de Hedwigepolder
Is het waar dat de recente uitspraak van de rechtbank in Den Haag over de Hedwigepolder (LJN BX8921) onderstreept dat de regering een relatief grote beleidsvrijheid heeft als het gaat over natuurherstel in de Westerschelde?
Ja, er is een relatief grote beleidsvrijheid binnen de kaders van de EU-Vogel- en Habitatrichtlijnen.
Hoe gaat u deze beleidsvrijheid de komende tijd benutten?
Het huidige demissionaire kabinet neemt geen actie in dezen en heeft besluitvorming aan het volgende kabinet overgelaten.
Is het waar dat Rijkswaterstaat positieve resultaten boekt bij verschillende projecten met buitendijkse maatregelen en deze binnenkort zal presenteren?
Ik ben bekend met het onderzoek van RWS over flexibel storten van baggerspecie. Dit gebeurt echter niet in het kader van buitendijkse maatregelen (pakket natuurherstel Westerschelde), maar in het kader van mitigerende maatregelen met betrekking tot de derde verruiming van de vaargeul van de Westerschelde. Presentatie van de voorlopige resultaten van dat onderzoek heeft plaatsgevonden. Het is nog te prematuur om definitieve conclusies te trekken.
Bent u bereid deze positieve resultaten uit te dragen en daarop voort te borduren ten einde ontpoldering van de Hedwigepolder te voorkomen?
Zie het antwoord op vraag 4.
Bent u bereid uw antwoorden op deze vragen voor 11 oktober a.s. naar de Kamer te sturen?
Mijn bereidwilligheid hiertoe is ingehaald door de tijd.
Het doden van kikkers voor consumptie |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Kent u de uitzending van 2 oktober 2012 van het televisieprogramma De Wereld Draait Door (VARA)?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat het programma de consumptie van kikkerbillen promoot?
De conclusie dat het programma de consumptie van kikkerbillen promoot, laat ik aan u.
Deelt u de mening dat het promoten van gruwelijkheden als deze, met receptwerking, niet tot het takenpakket van de publieke omroep behoort? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de omroep daarop aan te spreken?
De publieke omroep is zelf verantwoordelijk voor de vorm en inhoud van haar programma’s. Dat is zo vastgelegd in de Mediawet.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet derhalve niet de noodzaak om de publieke omroep aan te spreken op de inhoud van het getoonde fragment.
Bent u bereid een wettelijk verbod in te stellen op de import en verkoop van kikkerbillen in Nederland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is niet voornemens een wettelijk verbod in te stellen op de import en verkoop van kikkerbillen in Nederland.
Enerzijds is er regelgeving die ziet op het welzijn van dieren bij het slachten of doden en regelgeving ter bescherming van diersoorten. Richtlijn nr. 93/119/EG van de Raad van de Europese Unie inzake de bescherming van dieren bij het slachten of doden2 schrijft voor dat er bij het slachten en doden voor moet worden gezorgd dat de dieren elke vermijdbare opwinding of pijn of elk vermijdbaar lijden wordt bespaard. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat aan deze bepaling wordt voldaan. Hiernaast is in de Europese Unie Verordening (EG) nr. 853/2004 van kracht, houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong3.
Via de CITES-regelgeving en Flora- en faunawet is de handel van kikkervlees reeds voldoende gereguleerd. Een import- en handelsverbod op kikkerbillen instellen is derhalve niet nodig.
Anderzijds is een nationaal verbod op de import en verkoop van kikkerbillen in beginsel in strijd met het EG-verdrag en de WTO-regels.
Kunt u toelichten op welke schaal en op welke manier kikkers binnen Europa en Nederland worden gedood voor de humane consumptie? Zo ja, hoe beoordeelt u dit? Zo nee, waarom niet?
In Nederland zijn geen bedrijven waar kikkerbillen worden verkregen of bewerkt. Het houden van kikkers voor de productie van vlees is in Nederland niet toegestaan. De schaal en manier waarop kikkers elders in Europa worden gedood voor humane consumptie is niet bekend. Markten zijn vaak lokaal georganiseerd en er zijn weinig centrale informatiesystemen die gegevens hierover bijhouden.
Qua regelgeving in de EU verwijs ik u naar het antwoord onder vraag 4.
Bent u bereid onderzoek te doen naar de schaal en de manieren waarop kikkers in Europa en Nederland worden gevangen en gedood ten behoeve van de humane consumptie en daarbij aandacht te besteden aan de effecten op het welzijn en op de beschermingsstatus van de kikkers? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
De Staatssecretaris van EL&I is niet voornemens onderzoek te doen naar de schaal en de wijzen waarop kikkers in Europa worden gevangen en gedood ten behoeve van de humane consumptie. De bestaande regelgeving als aangeduid in het antwoord onder vraag 4 en de situatie in Nederland geven daar geen aanleiding toe.
Het bericht dat Bleker en Ciolos het eens zijn over vergroening Europees landbouwbeleid |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Bleker en Ciolos zijn het eens over vergroening Europees landbouwbeleid?»1
Kunt u aangeven wat precies de uitkomsten zijn van het gesprek tussen u en Eurocommissaris Ciolos van Landbouw en Plattelandsbeleid?
Deelt u de opvatting dat de inkomenssteun niet gekoppeld zou moeten worden aan de vergroeningsmaatregelen? Zo nee, waarom niet?
Welke gelijkwaardige maatregelen wilt u gaan nemen naast de vergroeningsmaatregelen van de Europese Commissie? Kunt u aangeven of deze maatregelen de vergroeningsmaatregelen vervangen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven aan welke doelen de gelijkwaardige maatregelen moeten voldoen? Deelt u de mening dat agrarische ondernemers deze doelen zelf zouden moeten invullen en dat er geen rol is weggelegd voor de overheid om dergelijke maatregelen op te stellen om aan deze doelen te voldoen?
Wat is de stand van zaken betreffende de onderhandelingen over de voorgestelde vergroeningsmaatregelen verplichte gewasrotatie, permanent grasland en het 7% braakleggen van landbouwgronden? Kunt u bevestigen dat deze maatregelen intussen van tafel zijn? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid om de komende periode zich te blijven verzetten deze maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om deze vragen ruim vóór 10 oktober a.s. – de datum waarop het algemeen overleg Landbouw- en Visserijraad 22 en 23 oktober 2012 plaatsvindt – te beantwoorden?
Een geitenbedrijf zonder vergunning |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Gemeente laat duizend geiten ongemoeid»1?
Ja.
Kunt u aangeven hoe het kan dat een bedrijf met duizend geiten zonder vergunning wordt gedoogd? Zo ja, hoe beoordeelt u dit? Zo nee, waarom niet?
De gemeente Hof van Twente is het bevoegd gezag voor de milieuvergunning. Omdat er op korte termijn zicht is op legalisatie van de situatie acht de gemeente handhaving disproportioneel.
Hoe beoordeelt u het feit dat de gemeente Hof van Twente deze zaak ongemoeid laat, omdat zij in de veronderstelling is dat er binnenkort wel een vergunning zal zijn en niet bereid is de veehouder een dwangsom op te leggen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening van de gemeente Hof van Twente dat er geen gevaar is voor de volksgezondheid? Zo ja, kunt u aangeven op basis waarvan een gevaar voor de volksgezondheid is uitgesloten? Zo nee, waarom niet?
De constatering dat er geen gevaar voor de volksgezondheid is vinden zowel de gemeente Hof van Twente als ik te absoluut. Risico’s voor de volksgezondheid zijn altijd en overal aanwezig. Met maatregelen, waarvan de vaccinatie tegen Q-koorts de belangrijkste is, is er geen verhoogd risico voor de omwonenden op Q-koorts. De op het bedrijf aanwezige geiten zijn ingeënt tegen Q-koorts.
Kunt u aangeven op basis waarvan de eerder verleende vergunning van het bedrijf vernietigd is door de Raad van State? Zo nee, waarom niet?
De verleende milieuvergunning is vernietigd door de Raad van State vanwege het ontbreken van een MER-beoordeling. Inmiddels heeft de aanvrager een milieueffectrapportage laten opstellen en een nieuwe omgevingsvergunning voor de activiteit milieu aangevraagd voor het houden van 5650 geiten. Het obstakel voor de Raad van State is hiermee weggenomen.
Kunt u aangeven op basis waarvan het aannemelijk is dat een nieuwe vergunning nu wel zal worden verleend? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u het dat het bedrijf wil uitbreiden naar 5 650 geiten, wat overeenkomt met een omvang van 617 Nederlandse Grootte Eenheid (NGE) en volgens de definitie van Alterra dus als megastal wordt gezien?
Nee. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de milieuvergunningverlening en de handhaving. In oktober 2012 zal de gemeente Hof van Twente de ontwerpbeschikking voor de nieuwe omgevingsvergunning voor de activiteit milieu, ter inzage leggen.
Het bouwplan voor dit geitenbedrijf is gelegen in het bestemmingsplan Buitengebied Ambt-Delden, herziening Rapperdsweg 1, dat in werking is getreden op 13 oktober 2009. Er is derhalve geen sprake van een nieuwe aanvraag als bedoeld in de motie van de leden Grashoff en Van Veldhoven. Het restrictieve beleid conform deze motie (TK 28 286, nr. 488) om niet mee te werken aan bestemmingsplanwijzigingen voor stallen groter dan 300 NGE en meer dan één bouwlaag, heb ik op 25 maart 2011 onder de aandacht gebracht van de provincies en de VNG (Aanhangsel der Handelingen 2010–2011, nr. 2244).
Ik heb in het Algemeen Overleg op 6 juni jl. en in mijn brief van 12 juni jl. (Tweede Kamer, 2011–2012, 28 9732, nr. 122) aangegeven de beslissing over schaalgrootte in de veehouderij aan het volgend kabinet te laten.
Bent u bereid om maatregelen te treffen die ervoor zorgen dat het bedrijf op korte termijn aan de vergunningplicht zal voldoen en er bovendien voor zorgen dat dergelijke situaties in de toekomst niet meer voorkomen? Zo ja, welke maatregelen en op wat voor termijn gaat u die treffen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid maatregelen te treffen die ervoor zorgen dat voor de uitbreiding van duizend naar 5 650 geiten geen vergunning wordt verleend in navolging van uw brieven aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de provincies van 27 maart 2012, waarin u hen oproept niet mee te werken aan bouwaanvragen voor stallen groter dan 300 NGE? Zo ja, wat voor maatregelen gaat u treffen en op wat voor termijn? Zo nee, waarom niet?2
Zie antwoord vraag 7.
Het feit dat ruim de helft van de Brabantse veeboeren teveel ammoniak uitstoten |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Lutz Jacobi (PvdA) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Helft Brabantse veeboeren in overtreding»?1
Ja.
Wat is uw oordeel over de evaluatie van de provincie Brabant van de Stikstofverordening waaruit blijkt dat in 53% van de controles een of meer overtredingen werden geconstateerd?2
De bevindingen liggen in lijn met een eerder onderzoek van de Handhavingssamenwerking Noord-Brabant uit 2010. Dit onderzoek heeft geleid tot het opnemen van een verplichting om de werking van luchtwassers elektronisch te monitoren in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). Deze verplichting treedt op 1 januari 2013 in werking en gaat direct gelden voor nieuwe luchtwassystemen. Voor bestaande luchtwassystemen geldt een overgangstermijn van 3 jaar. Hierdoor zal de controleerbaarheid en handhaafbaarheid van luchtwassers aanzienlijk verbeteren.
Hoe is het mogelijk dat intensieve veehouderijen op zo’n grote schaal de regels omtrent de Stikstofverordening ontdoken hebben en hoe kan er zo’n opvallend verschil tussen gemeenten optreden?
De handhaving van de naleving van de stikstofverordening is een verantwoordelijkheid van de provincie Brabant. Een verklaring voor het gebrek aan naleving staat beschreven in de rapportage over de Brabantse stikstofverordening en in een rapport van de Inspectie Leefomgeving en Transport dat de staatssecretaris van I&M op korte termijn aan uw Kamer zal aanbieden. Hieruit blijkt dat er sprake is van nalevings- en handhavingstekorten bij luchtwassers. De recente bevindingen liggen in lijn met een eerder onderzoek van de Handhavingssamenwerking Noord-Brabant uit 2010. Een verklaring voor de verschillen in naleving tussen gemeentes heb ik op dit moment niet.
Deelt u de mening dat als meer dan de helft van de intensieve veehouderijen zich niet aan de regels houdt, dit aanleiding is om voorlopig geen nieuwe of grotere (mega)veehouderijbedrijven toe te staan in Brabant, in elk geval niet zolang handhaving en toezicht nog niet op orde zijn?
Nee. Met u ben ik van mening dat veehouderijbedrijven zich moeten houden aan de vergunningvereisten en de ruimtelijke ordenings- en milieuregelgeving en dat de overheden hierop dienen te handhaven en waar nodig te sanctioneren. Bij uitbreiding of nieuwvestiging van veehouderijbedrijven dient het bevoegd gezag te toetsen of de plannen voldoen aan het vigerende ruimtelijke ordenings- en milieubeleid en -regelgeving. Ik zie geen reden om de gehele veehouderijsector op slot te zetten, omdat een deel van de veehouderijbedrijven zich kennelijk niet aan de regels heeft gehouden.
Wat zijn de gevolgen van de hogere emissie en depositie van ammoniak voor de haalbaarheid van Natura 2000-doelen?
Indien geen verbetering optreedt in de naleving zal de termijn waarop de Natura 2000-doelen worden gerealiseerd negatief worden beïnvloed en/of kunnen aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.
Klopt de constatering in deze evaluatie van de provincie dat als de Natura 2000-doelen niet worden gerealiseerd en er sprake is van een toezichts- of handhavingstekort, dit kan leiden tot claims en mogelijk ook veroordelingen uit Europa?
Ik zie vooralsnog geen reden om te veronderstellen dat de Natura 2000-doelen niet worden gerealiseerd.
Wat betekent het niet nakomen van de verplichtingen voor het (niet) in zicht komen van extra ontwikkelruimte als de investeringen in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) gedaan worden?
Indien blijkt dat niet aan verplichtingen in het kader van de programmatische aanpak stikstof wordt voldaan, kan dit leiden tot beperktere ontwikkelruimte en/of kan het extra maatregelen noodzakelijk maken.
Deelt u de mening dat bij dusdanige overtredingen ook de doelen de uit het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit in gevaar komen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier gaat u ervoor zorg dragen dat deze doelen toch gehaald worden?
Van groot belang is de bij antwoord 2 genoemde verbetering van de controleerbaarheid en handhaafbaarheid van luchtwassers als gevolg van de aanstaande verplichting om elektronisch te monitoren. Daarnaast zullen de maatregelen die in het kader van de bestuurlijke handhaving en strafrechtelijke handhaving worden genomen, leiden tot een beter naleefgedrag. Dit is beide van belang omdat (gecombineerde) luchtwassers niet alleen een aanzienlijke reductie van de emissie van ammoniak (stikstof), maar ook van de emissies van geur en fijn stof kunnen opleveren. Daardoor kan het niet naleven van de regels van de stikstofverordening locaal ook overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof en van de geurbelastingsnormen veroorzaken en daardoor ook tot gezondheidsproblemen leiden.
Wat zijn de gevolgen van deze overmatige uitstoot op het gebied van stank en risico’s voor de gezondheid?
Zie antwoord vraag 8.
Wat is uw oordeel over de voorgestelde maatregelen ten aanzien van de toezichtaanpak voor de jaren 2013–2015 van de provincie Brabant en acht u deze afdoende? Zo ja, waar baseert u dit oordeel op? Zo niet, bent u bereid om met de provincie in gesprek te gaan om te bevorderen dat toezicht en handhaving wel gaan voldoen?
De voorgenomen maatregelen van de provincie Brabant, zoals dwangsommen, (onaangekondigde) controles en afspraken met het Openbaar Ministerie over vervolging acht ik vooralsnog voldoende. Bij deze afweging betrek ik ook de bij antwoord 2 genoemde verbetering door elektronische monitoring.
De opstelling van de NMa inzake de MSC-certificering van de garnalenvisserij in de Noordzee |
|
Elbert Dijkgraaf (SGP) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van de stand van zaken inzake het overleg tussen de Nederlandse garnalensector en de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) over het Managementplan Marine Stewardship Council (MSC) voor de garnalenvisserij in de Noordzee?
Bent u ervan op de hoogte dat de NMa tot op heden weigert haar goedkeuring te geven aan het Managementplan MSC in verband met de zogenaamde Catch Control Rule (beperking van de visserijinspanning als indicatoren voor bestandsontwikkeling onder een bepaalde voorzorgsgrens komen), terwijl de sector geacht wordt in 2013 op basis van MSC-certificering te vissen?
Is de veronderstelling juist dat MSC-certificering voor de Nederlandse garnalenvisserij een belangrijke rol speelt bij het al dan niet verkrijgen van een visserijvergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet?
Bent u van mening dat de zogenaamde Catch Control Rule en de daarmee beoogde voorzorgsbenadering nodig is voor MSC-certificering en past binnen de strekking van artikel 6, lid 3, van de Mededingingswet?
Bent u, gelet op de ondertekening van en afspraken in het Maatschappelijk Convenant Noordzeevisserij, bereid de garnalensector te steunen bij haar inzet voor het verkrijgen van MSC-certificering, inclusief het verkrijgen van ruimte voor de zogenaamde Catch Control Rule?
Bent u bereid de NMa aan te spreken op het belang van MSC-certificering in het algemeen en voor de garnalensector in het bijzonder en de noodzakelijke rol voor de zogenaamde Catch Control Rule daarin? Bent u bereid de NMa te vragen om op zeer korte termijn de gewenste duidelijkheid te geven inzake het Managementplan MSC van de garnalensector?
Is de veronderstelling juist dat beleidsregels van de regering voor de NMa richting kunnen geven aan het meewegen van het aspect duurzaamheid in mededingingsvraagstukken, zodat afspraken in het kader van bijvoorbeeld MSC-certificering eenvoudiger en sneller gemaakt kunnen worden?
Bent u voornemens dergelijke beleidsregels op te stellen?
Het doodschieten van een stier die gevallen is uit een omgeslagen aanhangwagen op de A2 |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat er vandaag een stier op de A2 uit een omgeslagen aanhangwagen is gevallen, waarop een dierenarts het dier heeft doodgeschoten?1
Ja. De stier is overigens niet door een dierenarts neergeschoten, maar door de politie.
Wat is de specifieke oorzaak van het kantelen van de aanhangwagen?
Uit getuigenverklaringen is gebleken dat het verkeer over de Lekbrug hinder ondervond van de krachtige wind dwars op de rijrichting. De aanhanger begon ter plekke te slingeren en kort daarna schaarde de combinatie en kantelde de aanhangwagen. De koe en de stier zijn vervolgens ontsnapt.
Kunt u aangeven hoe het komt dat de dieren in de aanhanger zo onrustig waren? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, waarom niet?
Het is niet bekend of, en zo ja waarom, de dieren in de aanhangwagen onrustig waren.
Kunt u aangeven of het transport onvoldoende of niet voldeed aan de voorwaarden uit de Europese verordening inzake de bescherming van dieren tijdens transport, waardoor de dieren zo onrustig waren en de aanhangwagen kantelde? Zo ja, hoe beoordeelt u dit en welke maatregelen gaat u treffen om ervoor te zorgen dat dit in de toekomst niet meer voorkomt? Zo nee, waarom niet?
Het betrof vervoer waarbij de veehouder zijn eigen dieren in zijn eigen vervoermiddel over een afstand van minder dan 50 km van zijn bedrijf naar de slachterij verplaatste. Op grond van artikel 1 2e lid onder b van de Verordening (EG) Nr. 1/2005 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer zijn dan alleen de algemene bepalingen van artikel 3 voor het vervoer uit de Verordening van toepassing. Er zijn geen aanwijzingen dat bij dit transport hieraan niet is voldaan.
Kunt u aangeven of de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) ook controles uitvoert op dit soort kleine transporten? Zo ja, wat wordt er gecontroleerd en hoe vaak? Zo nee, waarom niet en bent u bereid maatregelen te treffen die ervoor zorgen dat ook dit soort kleine transporten in de toekomst wel worden gecontroleerd?
De NVWA voert controles uit op de naleving van de Verordening van alle soorten van vervoer van dieren. Steekproefsgewijs worden door het jaar heen ook dit soort kleine transporten van dieren gecontroleerd.
Kunt u het kader van afwegingen en de beslissingen schetsen bij het doden van de stier?
De politie heeft een richtlijn waarin is beschreven hoe zij zal omgaan met dit soort incidenten. Bij losgebroken dieren, die zich niet meer of nauwelijks laten vangen en (direct) gevaar opleveren voor de veiligheid, moet het dier onschadelijk worden gemaakt. Hiertoe wordt een dierenarts met een verdovingsgeweer opgeroepen. Indien dit niet mogelijk is, zal de politie het dier doden met het dienstvuurwapen.
Bij dit incident hebben de betrokken agenten de assistentie van een dierenarts met verdovingsgeweer ingeroepen. De dierenarts verklaarde echter dat hij over onvoldoende verdovingsmiddel beschikte. Tegelijkertijd dreigde er acuut gevaar voor de verkeersdeelnemers. De stier dreigde namelijk de middenvangrail over te springen naar de andere rijbaan, waar het verkeer met een snelheid van ongeveer 70 tot 80 km/u reed. Hierop heeft de politie gebruik gemaakt van het dienstvuurwapen en de stier in de kop geschoten. De stier is vervolgens afgevoerd naar het dichtstbijzijnde slachthuis en daar gedood.
Op dit moment wordt gewerkt aan een gezamenlijk afsprakenkader (NVWA, RWS, KLPD, politie) over hoe op te treden bij incidenten met dieren op de weg. Tot nu toe bestaan er nog geen gezamenlijke afspraken. In het afsprakenkader zal worden opgenomen hoe partijen zullen handelen bij een verkeersongeval/of pechgeval op het hoofd- en rijkswegennet waarbij dieren zijn betrokken. Deze afspraken hebben betrekking op de taakverdeling, de werkwijze en de onderlinge communicatie.
Waarom was het doodschieten van de stier «de beste optie» en het gebruiken van een verdovingsgeweer niet?
Zie antwoord vraag 6.
Is er een protocol hoe te handelen met de dieren in geval van uitbraak en ongevallen met veetransporten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dat met ons delen?
Zie antwoord vraag 6.
Een dodelijk jachtongeluk in Zwiggelte |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Jager uit Zwiggelte gedood door kogel medejager»?1
Ja.
Weet u of het slachtoffer deelnemer was aan de jacht of een niet aan de jacht deelnemende passant? Zo nee, bent u bereid nader onderzoek in te stellen naar de toedracht van dit schietincident?
De betrokken officier van justitie heeft aangegeven dat het slachtoffer geen jager betrof maar een niet aan de jacht deelnemende voorbijganger. Inmiddels is er een onderzoek gestart naar de toedracht van het schietincident. Het onderzoek is nog niet afgerond.
Kunt u bevestigen dat het dodelijke jachtongeluk ’s avonds plaatsvond, ruim na zonsondergang, en dat de jager in kwestie met behulp van kunstlicht aan het jagen was? Zo nee, waarom niet?
Het dodelijk jachtongeluk heeft 's avonds plaatsgevonden, omstreeks 22.00 uur. Er is tijdens de jacht gebruik gemaakt van kunstlicht.
Kunt u bevestigen dat het in Nederland volgens artikel 53, eerste lid, onder f, van de Flora- en faunawet verboden is voor zonsopgang en na zonsondergang te jagen, met uitzondering op de jacht op wilde eenden vanaf een half uur voor zonsopkomst tot een half uur na zonsondergang? Zo ja, hoe kan er dan ’s nachts met lichtbakken op vossen gejaagd worden? Zo nee, waarom vermeldt de website van de Dienst Regelingen dan een nachtelijk jachtverbod?2
Artikel 53, eerste lid, onder f van de Flora- en faunawet verbiedt het jagen op bejaagbare soorten tussen zonsondergang en zonsopgang. De vos is niet aangewezen als bejaagbare soort. Artikel 53 is dan ook niet van toepassing.
De vos is opgenomen op de landelijke lijst voor soorten, waarvoor de vrijstelling van artikel 65 van de Flora- en faunawet geldt. Op basis van deze vrijstelling mag een grondgebruiker in het kader van schadebestrijding vossen op zijn eigen terrein doden en mag hij anderen toestemming geven om dat afschot voor hem uit te voeren. Ten aanzien van het beheer van schadeveroorzakende dieren bevat artikel 7, negende lid, van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren een soortgelijk verbod als in artikel 53, eerste lid, onder f, van de Flora- en faunawet. Gedeputeerde staten kunnen ontheffing van dit verbod verlenen.
Of er in het onderhavige geval sprake was van een overtreding van dit verbod is onderwerp van het nog lopende onderzoek. Het is niet aan mij om daar op dit moment al uitspraken over te doen.
In welke provincies mag wel en in welke provincies mag niet ’s nachts gejaagd worden met behulp van lichtbakken? Kunt u specifiek zijn in uw antwoord en uiteenzetten welke overwegingen aan deze verschillen ten grondslag liggen?
Gedeputeerde staten zijn bevoegd om van de verboden van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren ontheffing te verlenen. Dit is een discretionaire bevoegdheid die zij invullen afhankelijk van de omstandigheden van het individuele geval.
Is het waar dat de jacht met lichtbakken door diverse gerechtelijke instanties (waaronder Rechtbank Leeuwarden (16 december 2010) en de Rechtbank Zwolle (26 januari 2011)) als in strijd met het Benelux verdrag is beoordeeld en de Raad van State de mogelijke strijdigheid van het gebruik van kustlicht bij nachtelijke jachtpartijen heeft voorgelegd aan het Benelux-gerechtshof? Zo ja, waarom is de jacht in het donker met kunstlicht dan toch op verschillende plaatsen nog toegestaan en niet opgeschort tot na de uitspraak van de Raad van State?
In de genoemde uitspraken constateren de verschillende rechtbanken dat de ontheffingen die gedeputeerde staten op basis van de Flora- en faunawet verlenen van het verbod op het gebruik van kunstlicht bij het beheer van vossen in strijd is met de Beneluxovereenkomst Jacht en Vogelbescherming. De provincies hebben beroep ingesteld en de zaak is dus nog officieel onder de rechter. Bij tussenuitspraak van 3 augustus 2011 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State prejudiciële vragen gesteld over de uitleg van de Beneluxovereenkomst in relatie tot het Nederlandse kader van beheer en schadebestrijding. Gewacht wordt op het antwoord van het Beneluxgerechtshof op die vragen.
Bent u bereid naar aanleiding van het dodelijke schietincident in Zwiggelte per direct een verbod op nachtelijke jachtpartijen (met en zonder kunstlicht) in te stellen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De kaders van de Flora- en faunawet beogen te borgen dat jagers het jachtgeweer op een zorgvuldige en veilige wijze gebruiken in de uitoefening van de jacht en ten behoeve van beheer en schadebestrijding. Ik betreur de dood van het slachtoffer ten zeerste, maar ik vind dat de omstandigheden van het incident, zoals die mij nu bekend zijn, geen aanleiding geven voor een aanpassing van die kaders.
Kunt u uiteenzetten hoe vaak in de afgelopen vijf jaar passanten geraakt zijn door kogels uit jachtgeweren? Zo ja, kunt u specifiek zijn in uw antwoord? Zo nee, waarom niet?
In Drenthe hebben zich de laatste 5 jaar geen incidenten voorgedaan waarbij passanten zijn geraakt door kogels uit jachtgeweren.
Deelt u de mening dat de jacht op alle plaatsen waar gevaar zou kunnen ontstaan voor wandelaars, automobilisten of andere passanten verboden zou moeten worden? Zo ja, op welke termijn en wijze gaat u maatregelen treffen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u aangeven of de jacht- en wapenvergunning van de jagers die betrokken waren bij het schietincident met dodelijke afloop in Zwiggelte per direct zijn ingetrokken? Zo ja, voor welke termijn? Zo nee, waarom niet?
De wapens en munitie van de twee aanwezige jagers zijn per direct in bewaring genomen. Om tot een zorgvuldige afweging te komen zal een uiteindelijke beslissing met betrekking tot het intrekken van de jachtakte worden genomen als het onderzoek volledig is afgerond.
Het artikel “Vegabal inzet strijd vleessector” |
|
Jaco Geurts (CDA) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kent u het artikel «vegabal inzet strijd vleessector»?1
Ja.
Is het waar dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) geen prioriteit aan handhaving, zoals boetes, geeft als de voedselveiligheid niet in het geding is?
Nee. De NVWA stelt prioriteiten in de zaken die ze aanpakt binnen de capaciteit die zij voor het toezicht beschikbaar heeft. De handhaving van de NVWA is risico gebaseerd: hoe meer risico, hoe meer prioriteit. Daarom heeft voedselveiligheid de hoogste prioriteit, maar ook bij vormen van (ernstige) misleiding treedt de NVWA op.
Deelt u de mening dat spies van kip een kipspies moet heten en een spies van soja een sojaspies?
Er zijn geen specifieke regels zijn waar deze benamingen aan moeten voldoen. Dat betekent dat ze getoetst moeten worden aan de artikelen 4, eerste lid, onder c, en 29 van het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen: algemene vereisten voor de benaming van een levensmiddel en het algemene verbod om te misleiden. Of er sprake is van misleiding, zal van geval tot geval beoordeeld moeten worden.
Deelt u de mening dat, hoewel het een groot compliment is voor kip om een sojaspies een kipspies te noemen, het feitelijk een misleiding van de consument en onderwaardering van plantaardige vleesvervangers is?
Zoals ik in de beantwoording van vraag 3 al heb aangegeven, dient van geval tot geval beoordeeld te worden of er sprake is van misleiding. Daarbij spelen naast de benaming ook andere factoren een rol, bijvoorbeeld de wijze van presentatie.
De beoordeling of er in een specifieke situatie sprake is van misleiding is voorbehouden aan de NVWA.
Kan of wil de NVWA, als overheidsdienst, niet verder ingrijpen dan enkel de opmerking «het is niet netjes» en «de benaming moet worden aangepast»?
De mogelijkheden van de NVWA om op te treden tegen een overtreding van de Warenwet, variëren tussen zware sancties (sluiten van een bedrijf), het opleggen van een boete, en het geven van een waarschuwing. Welke sanctie wordt opgelegd is – afhankelijk van de specifieke omstandigheden – aan de NVWA. De NVWA heeft in dit geval de Vegetarische Slager schriftelijk gevraagd de benamingen aan te passen. In reactie daarop heeft de Vegetarische Slager per brief laten weten de etikettering aan te passen om nog duidelijker te maken dat het product geen vlees bevat.
Is het waar dat de NWA wel claims en etiketten beoordeelt? Onder welke categorie claims zou de kipspies van soja kunnen vallen? Op welke wijze vinden controle en handhaving plaats ten aanzien van benamingen op etiketten?
De NVWA beoordeelt claims en etiketten. De benaming «kipspies van soja» is geen claim zoals gedefinieerd in de Europese Verordening inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (verordening (EG) 1924/2006).
Zie verder de beantwoording van de vragen 3 en 5 voor de controle en handhaving van benamingen op etiketten.
Deelt u de mening dat, gezien het feit dat de NVWA geen prioriteit legt bij het aanpakken van misleidende zaken, de ondernemers dat zelf moeten oppakken en zo ja, op welke wijze? Acht u hierbij een rol voor productschappen weggelegd? Deelt u de mening dat zij op efficiënte en effectieve wijze de belangen van meerdere sectoren en ondernemers kunnen behartigen?
Ik deel uw mening niet dat de NVWA geen prioriteit stelt bij het aanpakken van misleidende zaken. Zie verder de beantwoording van vraag 2.
In geval van misleiding kunnen ondernemers elkaar altijd – indien nodig – voor de civiele rechter dagen of een klacht indienen bij de NVWA. Ik heb geen oordeel over het feit of hier een rol voor de productschappen is weggelegd. Het is aan de productschappen zelf of zij het nodig achten het handelen van ondernemers voor wat betreft mogelijke misleidende informatievoorziening over producten aan te pakken.
De teelt van gansaanlokkende gewassen rondom Schiphol op staatsgronden |
|
Henk van Gerven |
|
Henk Bleker (CDA) |
|
Is het waar dat de percelen pal voor de noordelijke kop van de Polderbaan bij Boesingheliede tussen de Schipholweg en de Rijksweg A9, de grote akker direct ten westen van de Polderbaan onder Vijfhuizen (begrensd door de provinciale weg N205 en het fietspad langs de Polderbaan) in bezit van de Staat (Bureau Beheer Landbouwgronden-EL&I) zijn, evenals een groot perceel dat haaks ligt op de zuidelijke kop van de Polderbaan bij Hoofddorp?1
Het eerstgenoemde perceel is onlangs – op 4 hectare na – verkocht. Deze 4 ha plus het tweede perceel zijn in economisch eigendom van de Stichting Mainport en Groen. Juridisch staan ze op naam van Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL).
Is het waar dat er op die percelen suikerbieten en aardappels verbouwd worden en dat hiermee ganzen tot zeer nabij de luchthaven kunnen worden aangetrokken?
Het klopt dat op die percelen suikerbieten en aardappels kunnen worden verbouwd. De aantrekkende werking van suikerbieten en aardappelen op ganzen is niet zodanig evident dat dit het nemen van maatregelen voor deze gewassen op dit moment rechtvaardigt. Wel is duidelijk dat de oogstresten van graan aantrekkelijk kunnen zijn als voedselbron voor ganzen. Dat er suikerbieten, aardappelen en graan geteeld wordt in de omgeving van Schiphol is inherent aan de wisselteelt die in de akkerbouw in de Haarlemmermeer wordt toegepast.
Is het waar dat ten minste twee van de betreffende percelen te koop staan?
Ja.
Wordt als verkoopvoorwaarde gesteld dat er op die percelen geen gansaanlokkende gewassen geteeld mogen worden? Zo nee, waarom niet?
Nee, die voorwaarde wordt niet gesteld. Er is geen dusdanig evidente definitie van «gansaanlokkende» gewassen dat die voorwaarde in een overeenkomst kan worden opgenomen. Zoals blijkt bij de graanteelt is het ook mogelijk om bij de teelt en oogst zodanige maatregelen te nemen dat er nauwelijks meer sprake is van het aanlokken van ganzen.
Kunt u op de kaart een overzicht geven van de agrarische gronden die de Staat direct dan wel indirect (via aan de overheid gelieerde organisaties of banken in overheidshanden) in bezit heeft binnen 7 kilometer van de start- en landingsbanen van Schiphol? Welk percentage van de agrarische gronden betreft het staatseigendom?
In de als bijlage bijgevoegde kaart staan de agrarische gronden in direct overheidsbezit in de gemeente Haarlemmermeer ten noorden van Nieuw-Vennep aangegeven. Dit betreft een percentage van 19%.
Kunt u daarbij aangeven welk deel van deze gronden verpacht wordt en of dit langlopende of kortlopende contracten (al dan niet met stilzwijgende verlenging) betreft?
Wat BBL-gronden betreft wordt alles verpacht in éénjarige pacht. Ook andere overheden doen dit meestal.
Voor welk deel van de verpachte gronden wordt als voorwaarde gesteld dat er geen gansaanlokkende gewassen zoals granen, bieten, aardappelen en maïs mogen worden geteeld?
Bij verpachting worden geen voorwaarden gesteld met betrekking tot teelten die aantrekkelijk kunnen zijn voor ganzen. Nu er door boeren sinds juli 2012 een overeenkomst afgesloten kan worden om – tegen vergoeding – graanresten versneld onder te werken, wordt vanaf 1 januari 2013 door BBL als verplichting in het pachtcontract opgenomen dat gebruik gemaakt moet worden van deze regeling (voor het gehele bedrijf).
Bent u bereid een convenant aan te gaan met alle agrariërs in het gebied om geen gansaanlokkende gewassen te telen zoals granen, bieten, aardappelen en maïs, maar gewassen die ganzen onaantrekkelijk vinden zoals uien en prei? Zo nee, waarom niet?2
De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu biedt alle agrariërs de mogelijkheid om een overeenkomst af te sluiten voor het versneld onderwerken van graanresten. Hiermee wordt een belangrijke reden voor kruising van de landingsbanen door ganzen aangepakt. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu biedt de sector de ruimte om te komen tot innovaties bij het weren van ganzen in de agrarische bedrijfsvoering.
Bent u bereid als pachtvoorwaarde te stellen dat er geen gansaanlokkende gewassen geteeld mogen worden zoals granen, bieten, aardappelen en maïs maar gewassen die ganzen onaantrekkelijk vinden zoals uien en prei? Zo nee, waarom niet?
Zoals eerder aangegeven kan op basis van de huidige kennis niet zondermeer worden gesteld dat de genoemde gewassen als gansaanlokkend moeten worden beschouwd. De pachter bepaalt de wijze waarop de teelt plaatsvindt. De aangeboden overeenkomst met betrekking tot graanteelt gaat dan ook niet uit van een verbod maar stelt voorwaarden aan de bedrijfsvoering.
Bent u bereid als verkoopvoorwaarde te stellen dat er geen gansaanlokkende gewassen geteeld mogen worden zoals granen, bieten, aardappelen en maïs maar gewassen die ganzen onaantrekkelijk vinden zoals uien en prei? Zo nee: waarom niet?
Zoals aangegeven kan niet gesproken worden van «gansaanlokkende gewassen» maar moet dat worden bezien in relatie tot de bedrijfsvoering. Ik acht het niet realistisch om voor tientallen jaren vast te leggen welke combinatie van gewassen en bedrijfsvoering acceptabel zouden zijn.
Wordt er gemonitord of de jacht op ganzen rond Schiphol de veiligheidssituatie verergerd in bepaalde situaties? Bijvoorbeeld wanneer aangeschoten ganzen tussen de jager(s) en de start- of landingsbaan terecht komen of op locaties waar vlakbij stijgende of dalende vliegtuigen ganzen geschoten en opgejaagd worden? Zo ja, hoe en door wie gebeurt deze monitoring? Zo nee, waarom niet?
In het Schiphol Ganzen Overleg wordt met de Faunabeheereenheden (FBE’s) afgestemd over de doelen en werkwijzen van de jagers. De medewerkers van Schiphol Birdcontrol zijn continu aanwezig op de luchthaven om vogelactiviteit te monitoren. Er is geen enkele aanwijzing dat de wijze waarop de jacht wordt uitgevoerd een negatief bijeffect heeft op het aantal vliegbewegingen door ganzen binnen het bereik van vliegtuigen. Desalniettemin wordt, vanwege dit potentiële effect, prioriteit gegeven aan nestbewerking (onklaar maken van eieren) en vangacties (gevolgd door doden) van ganzen in de ruiperiode.
Wat is de gedragsinstructie richting jagers rondom Schiphol om te voorkomen dat er door jacht c.q. afschotactiviteiten gevaarlijke situaties ontstaan en welke incidenten hebben er hieromtrent plaatsgevonden?
Zie antwoord vraag 11.
Is het u bekend dat er door ganzenjagers zeer veel dieren worden verwond en dat gewonde en/of verzwakte vogels een extra risicofactor kunnen vormen voor de vliegveiligheid en bent u van mening dat dit een aanvaardbaar risico is? Zo ja, op welke deskundige bronnen is deze mening gestoeld?
Zie antwoord vraag 11.
Kunt u aangeven hoe de aansprakelijkheid van particuliere jagers is geregeld bij het zich in de onmiddellijke omgeving van start- en landingsbanen bezig houden met het afschot van vliegende ganzen?
De gronden in de onmiddellijk nabijheid van de banen worden beheerd door de luchthaven. De door u geschetste situatie doet zich derhalve niet voor.
Is er deskundig en onafhankelijk toezicht bij de beoefening van de jacht c.q. afschot van ganzen in de nabijheid van start en landingsbanen door particuliere jagers? Zo nee, waarom niet ( N.B. met «onafhankelijk» wordt hier bedoeld: geen bij de hobbyjacht belanghebbende toezichthouder).
Aangezien deze situatie is uitgesloten, is er ook geen sprake van toezicht daarop.
Wat is de consequentie van het feit dat de Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) besloten heeft om uit het ganzenconvenant te treden? Welke actie gaat u nu ondernemen? Betekent dit dat agrariërs in de omgeving van Schiphol nu niet hun oogstresten omploegen? Wat zijn de veiligheidsconsequenties hiervan en bent u bereid het onderploegen van oogstresten verplicht te stellen met het oog op de vliegveiligheid?
In het «Convenant reduceren risico vogelaanvaringen Schiphol» is als voorwaarde voor deelname van LTO opgenomen dat er uiterlijk 1 juli 2012 overeenstemming zou moeten zijn bereikt over de financiële vergoeding voor het direct na de oogst onderwerken (door middel van ondiepe grondbewerking) van de graanresten. Medio juli 2012 kwam overeenstemming met LTO tot stand, waarmee LTO zich wederom bond aan de inhoud van het convenant. Voor het onderwerken van de graanresten is door de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu gekozen voor vrijwillige deelname aan een regeling die in overeenstemming met LTO tot stand is gekomen. Ondanks het tijdstip (namelijk zeer kort voor de oogstperiode) waarop de regeling tot stand is gekomen, blijkt deze vrijwilligheid een succesvolle keuze. Ruim 70% van het geteelde oppervlak graan binnen het gebied waar de regeling geldt, is versneld ondergewerkt.
Is het u bekend dat er in het, door u in het bijzijn van vertegenwoordigers van 8 maatschappelijke organisaties ondertekende convenant, uitsluitend sprake is van graanakkers, terwijl er rondom Schiphol ook op ruime schaal gansaanlokkende gewassen als aardappel, suikerbiet en maïs worden verbouwd? Zo ja, waarom ontbreken deze gewassen in het convenant? Zo nee, welke inhoudelijke verklaring kunt u geven voor het ontbreken van deze gewassen?
Uit onderzoek is gebleken dat de graankorrels die na de oogst op het land blijven liggen voor ganzen een bijzonder aantrekkelijke voedselbron zijn. Dit blijkt tevens uit waarnemingen van ganzenpassages op Schiphol. Een dit jaar uitgevoerd onderzoek naar ruimtelijke maatregelen om de aantrekkelijkheid van de omgeving van Schiphol voor vogels te beperken, bevestigt dit eveneens. Dit onderzoek beveelt aan met prioriteit maatregelen te nemen voor het onderwerken van de graanresten. Voor de graanresten is sinds juli jl. een vergoedingsregeling van kracht. Het gaat dus niet alleen om het gewas maar tevens om de bedrijfsvoering. De aantrekkende werking van bieten en aardappelen op ganzen is niet zodanig evident dat dit het nemen van maatregelen voor deze gewassen op dit moment rechtvaardigt.
Is het u bekend dat er in het convenant slechts sprake is van «het onderwerken van graanresten» en dat er een structureel verschil bestaat tussen oppervlakkige bodembewerking met behulp van gecombineerde hakfrees-, schijvenegge- en cultivatormachines en diepere bodembewerking door middel van ploegen? Zo ja, waarom wordt er dan in het convenant niet expliciet gesproken van (om)ploegen als enige methode van het voor ganzen onbereikbaar maken van oogstresten? Zo nee, acht u oppervlakkige bodembewerking gelijkwaardig aan ploegen en op welk onderzoek stoelt u dit?
Met beide methoden kunnen de achtergebleven graankorrels voor ganzen onbereikbaar gemaakt worden. Voor het te realiseren doel zijn beide methodes – mits goed uitgevoerd – dus volstrekt vergelijkbaar. Daarvoor zal de ondiepe grondbewerking veelal meer dan één keer moeten worden uitgevoerd.
Voor de inpasbaarheid in de bedrijfsvoering zijn de verschillen wel van belang. In dit geval is het mogelijk en is er ook gekozen voor een resultaatsverplichting. Dat laat ruimte aan de ondernemer om de meest passende methode te kiezen. Daarnaast gaat het voor de luchtvaartveiligheid niet om de methode die is toegepast maar om het te realiseren resultaat: «zwarte grond» in plaats van een «gedekte tafel».
Als alternatieve teelt voor granen wordt Olifantsgras genoemd, maar is het u bekend dat dit uitheemse rietachtige gewas een grote aantrekkingskracht uitoefent op spreeuwen en andere zangvogels en dat dit een potentieel gevaar is voor de vliegveiligheid? Wat gaat u doen met deze kennis?
Er is mij geen onderzoek bekend dat het beeld bevestigt dat Olifantsgras een grote aantrekkingskracht op spreeuwen of andere zangvogels uitoefent. Door het gebruik van een niet-zaadproducerende variëteit van Olifantsgras is er geen voedsel voor zaadetende vogels in het gewas. Wel is mij bekend dat genoemde kleinere vogels de vliegveiligheid slechts in gevaar brengen, indien ze zich in een grote zwerm verplaatsen.
Een stalvergassing na brand |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kunt u bevestigen dat er op 11 september 2012 in de avond een stalvergassing heeft plaatsgevonden op een pluimveebedrijf in Groesbeek en dat hierbij 30 duizend vleeskuikens om het leven zijn gebracht1? Zo ja, hoe beoordeelt u dit? Zo nee, waarom niet?
Kunt u bevestigen dat de firma TCC-group deze stalvergassing heeft uitgevoerd? Zo ja, kunt u aangeven waarom de TCC-group deze stalvergassing heeft uitgevoerd, terwijl u in een schriftelijk overleg van 30 mei 20122 heeft aangegeven dat het contract met TCC-group is verbroken naar aanleiding van de verkeerde en dieronvriendelijke handelswijze bij het doden van kalkoenen in Kelpen-Oler?
Kunt u aangeven of de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op de hoogte was van de geplande stalvergassing? Zo ja, waren er personen van de NVWA aanwezig bij de stalvergassing om de nodige controle uit te voeren, waarom wel of niet en welke personen waren aanwezig? Zo nee, hoe kan het dat de NVWA hier niet van op de hoogte was?
Kunt u aangeven hoe het dierenwelzijn tijdens de stalvergassing is gewaarborgd? Zo ja, is het dierenwelzijn voldoende gewaarborgd en waarop baseert u dit? Zo nee, waarom niet en welke maatregelen gaat u treffen om ervoor te zorgen dat in de toekomst bij alle vormen van «ruimingen» het dierenwelzijn maximaal is gewaarborgd en onnodig dierenleed wordt voorkomen?
Bent u bereid nog dit jaar maatregelen te treffen die ervoor zorgen dat stallen brandveiliger worden en ervoor zorgen dat het vergassen van dieren, nadat zij een brand hebben overleefd, niet meer nodig is en onnodig dierenleed wordt voorkomen? Zo nee, waarom niet?
De verplichting van het aan boord hebben van een werkend elektronisch logboek |
|
Johan Houwers (VVD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «NVWA dreigt vergunning te schorsen»?1
Deelt u de constatering dat de vissers niet tijdig op de hoogte zijn gesteld van het voornemen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) om vanaf 15 september a.s. handhavend te gaan optreden? Zo nee, waarom niet?
Worden door de voorgenomen handhaving de afspraken geschonden die in de werkgroep e-logboek gemaakt zijn met vertegenwoordigers van overheid en bedrijfsleven over de afronding van het implementatietraject? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de constatering dat de vertraging van de invoering van het elektronisch logboek ook te wijten is aan de NVWA? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om de vissers meer tijd te geven om het elektronisch logboek in te voeren? Zo nee, waarom niet?
TKI onderzoek naar grondontsmetting |
|
Ger Koopmans (CDA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA), Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Is het waar dat bij de uitwerking van het topsectorenbeleid wordt ingestoken op Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI's) en in het bijzonder bij de topsector Uitgangsmaterialen, waar het zwaartepunt ligt op fundamenteel/strategisch onderzoek?
Ja.
Deelt u de mening dat Nederland de grootste exporteur in sierteelt, bloembollen en uitgangsmateriaal is en gidsland is m.b.t. verduurzaming van teelten?
Ja, de sector tuinbouw en uitgangsmaterialen is met recht een topsector.
Is het waar dat de importeisen van landen steeds hoger worden? Welke inspanningen pleegt u om fytosanitaire belemmeringen te slechten?
Het is niet mogelijk om in zijn algemeenheid te stellen dat fytosanitaire invoereisen steeds strenger worden. Er zijn wel gevallen waarbij hiervan sprake is voor bepaalde producten. Ook zijn sommige landen bezig met de herziening van hun fytosanitaire wetgeving, waarbij risicoanalyses worden uitgevoerd. Dit kan leiden tot veranderingen en mogelijk verzwaringen van de eisen. In zijn algemeenheid geldt dat landen niet zomaar hun eisen strenger kunnen maken. Dit moet onderbouwd zijn op basis van bijvoorbeeld vondsten van schadelijke organismen bij import of risicoanalyse bij nieuwe importen.
Nog los van de vraag of de eisen steeds hoger worden, is mijn beeld wel dat landen de bestaande wetgeving beter of strenger gaan toepassen, mede door verbeteringen in de bestaande technieken en een hoger opleidingsniveau van hun personeel.
Ik heb de personele capaciteit op mijn ministerie versterkt om meer te kunnen doen aan fytosanitaire markttoegang. Hierdoor is het mogelijk om, in intensieve samenwerking met de handelskoepels, prioriteiten te stellen, meer landen te bedienen en per prioritair land de inzet te intensiveren. Ook is er sprake van een intensievere samenwerking met de Europese Commissie. Veranderingen in de wetgeving van derde landen worden nauwlettend gevolgd en indien nodig wordt daarop gereageerd, zowel bilateraal als ook samen met de Europese Commissie in het kader van WTO-SPS (World Trade Organisation – Sanitary and phytosanitary measures).
Welke belemmeringen werpt de Nitraatwetgeving op bij het uitvoeren van een natte grondontsmetting (wegens aaltjesbestrijding), die noodzakelijk is om de gevraagde exportkwaliteit te kunnen produceren?
De mestwetgeving verplicht telers van maïs aansluitend aan de oogst een vanggewas te telen dat uiterlijk tot 1 februari daaropvolgend op het land moet blijven staan. Voor de teelt van zomerbloeiers, zoals lelies en gladiolen, op zand- en lössgrond op percelen waarop maïs heeft gestaan, ervaart de sector dat als een belemmering omdat zo’n perceel daardoor niet meer in het najaar kan worden ontsmet. Ontsmetten in het voorjaar is, gezien de daarvoor vereiste temperaturen, niet altijd tijdig mogelijk om nog met de teelt van genoemde zomerbloeiers te kunnen aanvangen.
Voor de teelt van zomerbloeiers, zoals lelies en gladiolen, op te huren zand- en lössgrond op percelen waarop gras heeft gestaan, ervaart de sector het als een belemmering dat beperkingen gelden voor de periode waarin het grasland mag worden vernietigd. Die periode loopt van 1 februari tot en met 10 mei. Omdat direct aansluitend aan het vernietigen een stikstofminnend gewas moet worden geteeld, kan pas in het najaar worden ontsmet. De teelt van de zomerbloeiers kan pas het daaropvolgende voorjaar beginnen. Gezien de vergoeding die aan verhuurder moet worden betaald voor gederfde grasopbrengsten in het jaar van vernietigen, leidt het voorschrift tot hogere huurkosten. Voor huurders zou het dan ook voordeliger zijn om grasland in het vroege najaar te mogen vernietigen en aansluitend te ontsmetten. In 2010 is daartoe een voorziening getroffen in het Besluit gebruik meststoffen; de sector acht die evenwel onvoldoende.
Is het waar dat er twee lijsten zijn, namelijk een lijst met N-minnende gewassen die verplicht zijn na het scheuren van grasland en een lijst vanggewassen welke verplicht zijn na de teelt van mais? Zo nee, hoe zit het dan en op basis waarvan verschillen ze?
Ja, de regelgeving voor het gebruik van meststoffen kent twee lijsten. Op de lijst die betrekking heeft op het vernietigen van grasland, staan gewassen die in staat zijn gedurende het resterende groeiseizoen tenminste 120 kg stikstof per ha op te nemen. Op de beperktere lijst die betrekking heeft op de teelt van maïs staan uitsluitend winterharde gewassen, opdat verzekerd is dat ook nog stikstof wordt opgenomen bij de lage temperaturen van najaar en winter.
Bent u bereid TKI-budget vrij te maken om de benodigde onderzoeksbasis voor de Europese Commissie aan te kunnen leveren voor het onderzoek van de Commissie van Deskundigen Meststoffen (CDM), die in het kader van de motie Koopmans/Snijder-Hazelhoff1 onderzoek heeft gedaan waarin zij concludeert dat het reducerend effect van grondontsmetting op nitraatuitspoeling na snijmaïs aanwezig is?
EL&I heeft bij de Commissie van Deskundigen Meststoffen budget gereserveerd om de onderhandelingen met de EU inzake het 5e actieprogramma en derogatie wetenschappelijk te ondersteunen. Er zijn mij verder geen specifieke vragen op dat terrein bekend die zijn ingediend bij de Topsectoren Agri & Food en Tuinbouw en Uitgangsmaterialen.
De programmering van de TKI 's wordt uitgevoerd door de TKI besturen. Daarin kan EL&I wel aandacht voor dit onderzoek vragen maar EL&I kan geen budgetten van TKI's vrijmaken.
Aanhoudend geweld bij mijnen in Zuid-Afrika |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD), Knapen (CDA) , Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kent u de berichten over het aanhoudende geweld bij mijnen van het bedrijf Lonmin in Zuid-Afrika?1
Ja.
Gaat u de International Finance Corporation (IFC) – waar Nederland relatief veel geld aan bijdraagt om duurzame economische ontwikkeling in ontwikkelingslanden te faciliteren en die tegelijkertijd aandelen bezit van Lonmin en dit bedrijf mede financiert – verzoeken om druk uit te oefenen op Lonmin om de werkomstandigheden te verbeteren, meer lokale werknemers in vaste dienst te nemen en meer bij te dragen aan de lokale ontwikkeling? Indien ja, op welke wijze gaat u dit doen en wanneer? Indien nee, waarom niet?
Nee. De sociale en milieustandaarden die IFC toepast bij de selectie van bedrijven waar de organisatie mee samenwerkt zijn maatgevend voor ontwikkelingsbanken en voldoen ook aan de ILO-normen. De IFC subsidieert daarnaast een programma van Lonmin ter ondersteuning van de naleving van sociale standaarden en bevordering van de lokale ontwikkeling. Lonmin betaalde reeds meer dan het minimumloon.
Deelt u de mening dat dit geweld bij mijnen in Zuid-Afrika wederom de noodzaak onderstreept meer transparantie te bewerkstelligen over de gevolgen van grondstoffenwinning en hoe mijnbouwbedrijven omgaan met werknemers, lokale gemeenschappen en het milieu? Zo ja, op welke wijze bevordert u deze transparantie of bent u voornemens dat te gaan doen? Zo nee, waarom niet?
De Zuid-Afrikaanse overheid heeft een onderzoek ingesteld naar het gedrag van exploitant Lonmin, de rol van de vakbonden, het politieoptreden en het handelen van het Ministry of Mineral Resources. Het is beter niet vooruit te lopen op de uitkomsten van dit onderzoek.
Transparantie kan bedrijven stimuleren verantwoordelijkheid te nemen in de eigen productieketen. Voor Nederlandse bedrijven zijn de uitgangspunten voor het nemen van die verantwoordelijkheid vastgelegd in de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen. Daarnaast is Nederland actief betrokken bij internationale initiatieven op het gebied van bevordering van transparantie op specifieke gebieden, zoals het Extractive Industries Transparency Initiative (EITI), het Natural Resource Charter en de OESO Due Diligence Guidance.
Deelt u de mening dat de import van grondstoffen zoals platina en steenkool tegen moet worden gegaan als de winning van die grondstoffen gepaard gaat met geweld en conflict? Zo ja, op welke wijze voorkomt u nu of gaat u in de toekomst voorkomen dat grondstoffen waar bloed aan kleeft, op de Nederlandse of Europese markt terecht komen? Indien nee, waarom niet?
Nederland ondersteunt dialoog als middel om geweld en conflict tegen te gaan bij grondstofwinning. Nederland is momenteel voorzitter van het «Initiative of the Voluntary Principles on Security and Human Rights in the Extractive Industries»; de Voluntary Principles zijn een gezamenlijk initiatief van overheden, maatschappelijke organisaties en vrijwel alle grote multinationals uit de olie-, gas- en grondstoffenindustrie.
Een ambtelijke missie van het ministerie van EL&I bracht op 21 en 22 augustus jl. de Voluntary Principles als onderdeel van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) inspanningen onder de aandacht van de Zuid-Afrikaanse overheid en stakeholders.
Het tegengaan van importen is slechts in uitzonderingsgevallen de beste manier om tot verbeteringen in productieketens te komen.
Zie ook het antwoord bij vraag 7.
Deelt u de mening dat, door Lonmin te verplichten de betalingen aan de Zuid-Afrikaanse overheid op landen- en projectniveau openbaar te maken, de lokale bevolking en werknemers veel beter in staat zouden zijn om zelf een kosten en baten analyse te maken omtrent de negatieve en positieve impacts van de mijnen op hun leven en omgeving? Indien nee, waarom niet?
Het kabinet is voorstander van internationale afspraken over rapportageverplichtingen van betalingen aan overheden door de bedrijven in de winningsindustrie. Lonmin kan niet verplicht worden tot het openbaar maken van de gegevens, omdat Zuid-Afrika niet lid is van het EITI.
Bent u bereid de aanpak te volgen van de VS om bedrijven in de olie-, gas- en mijnbouwindustrie nu definitief te verplichten hun betalingen aan overheden ook op projectbasis te openbaren? Indien ja, op welke wijze gaat u er in Europees verband voor pleiten om regelgeving op dit punt minstens op het Amerikaanse niveau te brengen? Indien nee, waarom niet?2
Binnen de EU wordt momenteel onderhandeld over een voorstel van de Europese Commissie voor een verplichte rapportage over betalingen van bedrijven in de olie-, gas- en mijnbouwindustrie aan overheden. Het voorstel is opgenomen in de richtlijn betreffende jaarlijkse financiële overzichten van bepaalde ondernemingsvormen (COM(2011) 684 def) en in een richtlijn tot herziening van de Transparantierichtlijn (wijziging van richtlijnen 2004/109/EG en 2007/14/EG; COM(2011) 683 def).
Zoals de minister van EL&I stelde in het Algemeen Overleg over Grondstoffen op 2 juli jl. zijn de EU-lidstaten en de Commissie reeds enkele maanden geleden een voorlopige compromistekst overeengekomen voor eerstgenoemde richtlijn inclusief de rapportageplicht. Deze rapportageverplichting omvat meer dan alleen een rapportage op landenbasis. Ook betalingen aan andere ontvangende overheidsinstanties moeten worden vermeld. Daarnaast is er een verplichting om de projecten te vermelden waaruit betalingen voortvloeien. Dit compromis ligt momenteel bij het Europees Parlement. Naar verwachting zal in januari 2013 over de richtlijn worden gestemd.
Kunt u aangeven of platina uit de mijnen van Lonmin in Nederland verhandeld wordt, door Nederland en de Nederlandse havens wordt getransporteerd of in producten verwerkt zit die op de Nederlandse markt te koop zijn? Indien nee, deelt u de mening dat er snel meer transparantie moet komen wat betreft de herkomst van grondstoffen die in Nederland op de markt zijn en in producten zitten die Nederlandse consumenten kopen? Indien ja, hoeveel, door welke havens, in welke producten en voor welke doeleinden?
Nee. De Nederlandse overheid beschikt niet over gedetailleerde informatie over de exacte geografische herkomst van platina dat via of naar Nederland verhandeld wordt. Het is in beginsel aan het bedrijfsleven zelf om in het kader van MVO en in het bijzonder de Voluntary Principles verantwoordelijkheid te nemen in de eigen productieketen.
De te hoge eisen aan Natura 2000 in Overijssel |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het rapport «Natura 2000-gebieden Overijssel, doelstellingen getoetst», uitgevoerd door Stichting Instituut Quatro in opdracht van de VVD Overijssel?1
Ja.
Deelt u de conclusies van het rapport dat er grote verschillen zijn tussen de doelen opgesteld in de aanwijzingsbesluiten en de doelen opgenomen in de Standaard Data Formulieren (SDF) voor de Natura 2000-gebieden in Overijssel? Zo nee, waarom niet?
Bij het definitief aanwijzen van Natura 2000-gebieden worden complementaire doelen, zoals benoemd in het Doelendocument Natura 2000, geschrapt zoals aangegeven in mijn Kamerbrief over het 10-puntenplan voor Natura 2000 (Kamerstuk 32 670, nr. 24, 14 september 2011). Afgelopen zomer heb ik deze complementaire doelen uit de reeds definitieve aanwijzingsbesluiten geschrapt.
IQuatro hanteert in haar rapport een bredere en daarmee onjuiste definitie van complementaire doelen. Hierdoor worden ook doelstellingen die rechtstreeks vanuit de richtlijnen voortvloeien als «complementair» bestempeld. Deze kunnen niet worden geschrapt.
Op dit moment bestaan er verschillen tussen de gegevens zoals die in 2004 in Brussel zijn aangemeld via het Standaardgegevensformulier (SDF) en zoals die nu zijn opgenomen in de aanwijzingsbesluiten. Dit is eenvoudig te verklaren. De Vogel- en Habitatrichtlijn verplichten Nederland ertoe in de Natura 2000-gebieden voor alle voorkomende Natura 2000-waarden een doel te stellen. Dit moet op basis van de best beschikbare kennis.
Deze kennis wordt verwerkt in de aanwijzingsbesluiten. Door de gebiedsprocessen en ingediende zienswijzen op ontwerp aanwijzingsbesluiten is een beter beeld ontstaan van aanwezige waarden in de geselecteerde Natura 2000-gebieden. Deze waarden worden in de uiteindelijke (definitieve) aanwijzingsbesluiten opgenomen. Het Standaardgegevensformulier wordt aangepast wanneer gebieden definitief zijn aangewezen. Dit om het meerdere malen aanpassen van deze formulieren te voorkomen en te zorgen dat de aanwijzingsbesluiten leidend zijn. Zodra een gebied definitief is aangewezen, zal het SDF hierop worden aangepast. Daarmee verdwijnt de discrepantie.
Kunt u aangeven of er ook verschillen bestaan tussen de aanwijzingsbesluiten en Standaard Data Formulieren voor Natura 2000-gebieden in andere provincies in Nederland? Zo ja, bent u bereid de doelen in zowel de definitieve als concept aanwijzingsbesluiten in overeenstemming te brengen met de opgenomen doelen in de Standaard Data Formulieren zodat alle complementaire doelen zullen worden geschrapt?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat niet moet worden overgegaan tot het definitief aanwijzen van Natura 2000-gebieden zolang er nog complementaire- en extra doelen zijn opgenomen in het aanwijzingsbesluiten? Zo nee, waarom niet?
In de definitieve aanwijzingsbesluiten die thans gereed liggen zijn alleen doelstellingen opgenomen die rechtstreeks vanuit de verplichtingen van de Vogel- en Habitatrichtlijn voortvloeien. Complementaire doelstellingen, zoals benoemd in het Doelendocument Natura 2000, zijn hieruit geschrapt.
Overigens zijn de bevoegde gezagen geïnformeerd over de voorgenomen wijzigingen van het ontwerp aanwijzingsbesluit, inclusief het schrappen van complementaire doelen, zodat zij daar met het opstellen van beheerplannen op kunnen anticiperen. Het rapport van IQuatro houdt daarmee geen rekening.
Het besluit om de grens van het Natura 2000-gebied Westerschelde te wijzigen |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Is het waar dat u hebt besloten de grens te wijzigen van het Natura 2000-gebied Westerschelde bij het Rammekensschor, nabij de Sloehaven ten oosten van Vlissingen terwijl dit gedeelte van het gebied de bestemming zeehaven- en industrieterrein heeft en de natuurwaarden grotendeels zijn verdwenen door de aanleg van een zanddepot? Zo ja, wat is hier de reden van?1
Welke economische en financiële consequenties heeft uw besluit voor de zeevaart en het overig bedrijfsleven in dit gebied? Welke maatregelen gaat u nemen om deze gevolgen voor het bedrijfsleven zoveel mogelijk in te perken?
Wat zijn de totale kosten voor het herstellen van alle natuurwaarden in het gebied? Worden deze kosten gefinancierd uit de begroting van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie? Zo ja, op welke wijze? Kunt u aangeven welke andere partijen een bijdrage leveren aan de kosten? Zo nee, waarom niet?
Herinnert u zich de motie Lodders c.s.2 waarin de regering wordt verzocht te bewerkstelligen dat realisatie van de Westerschelde Container Terminal (WCT) onder geen beding vertraging mag oplopen?
Kunt u aangeven of uw besluit gevolgen kan hebben voor de ontwikkeling van de WCT? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid maatregelen te nemen zodat de ontwikkeling van de WCT gewoon door kan blijven gaan?
Deelt u de mening dat uw besluit om het Natura 2000-gebied Westerschelde uit te breiden met het oostelijk gedeelte van de Rammekensschor ingaat tegen het huidige beleid om Natura 2000-gebieden waar mogelijk samen te voegen of in te perken? Zo nee, waarom niet?
De nieuwe visserijovereenkomst die de Europese Commissie namens de Europese Unie op 26 juli jl. heeft gesloten met Mauritanië |
|
Ad Koppejan (CDA) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de nieuwe visserijovereenkomst die de Europese Commissie namens de Europese Unie op 26 juli jl. heeft gesloten met Mauritanië?
Ja.
Deelt u de mening van de Europese Commissie, die in het begeleidend persbericht spreekt van een akkoord dat duurzaam en ethisch is met een goede prijs-kwaliteit verhouding? Zo ja, kunt u dat toelichten aan de hand van de belangrijkste bepalingen van het akkoord? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik heb aangegeven in het algemeen overleg van 14 maart 2012 was mijn inzet gericht een duurzaam beheer van de visserijbestanden, de versterking van de lokale economie en de ontwikkeling van de lokale visserijsector, en het waarborgen dat het akkoord kan worden opgezegd in geval van schendingen van de mensenrechten. Het protocol moet zowel duurzaam zijn als waarde voor geld bieden. De pelagische sector heeft aangegeven graag visserijmogelijkheden te willen van 300 000 ton. Uit de beschikbare wetenschappelijke adviezen kwam naar voren dat dit alleen op een duurzame wijze mogelijk zou zijn als Mauritanië bereid zou zijn het beheer te verbeteren en de vangsten van derde landen te beperken. Ook is het noodzakelijk om de visserijdruk op sardinella te verminderen.
Het gesloten akkoord is een duidelijk compromis. Ik constateer dat met de overeenkomst op het gebied van duurzaamheid een aantal stappen vooruit is gezet. Zo is vastgelegd dat Mauritanië het surplus bepaalt in overeenstemming met artikel 62 van het verdrag van de Verenigde Naties in zake het Recht van de Zee. Het gemeenschappelijk wetenschappelijk comité van Mauritanië en de Europese Unie heeft daarbij een belangrijke adviserende rol. Ik verwijs in dit verband ook naar mijn antwoord op vraag 6. Het protocol kan daarmee een belangrijke stap zijn op weg naar de verduurzaming van de visserij in de regio. Hiervoor is het nodig dat ook op regionaal niveau goede afspraken worden gemaakt.
Teleurstellend is dat de Europese Commissie een aantal concessies heeft moeten doen op het gebied van de technische voorwaarden. Met name de eis dat de vaartuigen voortaan verder uit de kust moeten blijven stuit op bezwaren van de sector. Daar staat tegenover dat de nieuwe technische voorwaarden voor alle vaartuigen gelden. Mauritanië heeft dit reeds verankerd in de nationale wetgeving. Bovendien is vastgelegd dat de EU-vaartuigen recht hebben op een prioritair deel van het surplus.
De uitbreiding van de kustzone was een harde wens van Mauritanië. Deze maatregel vermindert onder meer de visserijdruk op sardinella. Echter het is naar de mening van Nederland, en ook van een beperkt aantal andere lidstaten, niet noodzakelijk om pelagische vaartuigen hiervoor het hele jaar 20 mijl uit de kust te houden. Immers sardinella is maar een aantal maanden per jaar in Mauritaanse wateren. Nederland heeft zich samen met andere lidstaten ingezet voor een minder vergaande uitbreiding van de kustzone (15 mijl), maar Mauritanië wilde op dit punt niet bewegen. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, hebben hun zorgen uitgesproken over de combinatie van de technische voorwaarden en de kosten van het protocol. Echter wel een meerderheid van de lidstaten heeft de Europese Commissie gesteund om dit compromis te bereiken.
Ik wil de komende periode benutten om, na overleg met alle partijen en andere lidstaten een oordeel te vellen over het protocol.
Wat is uw oordeel over het feit dat zowel de Europese Unie als de sector meer moeten betalen voor deze visserijovereenkomst ten opzichte van de vorige en dat daardoor – voordat er ook maar een vis gevangen is – de concurrentiepositie van de Europese vissers ernstig verslechtert?
De EU heeft voor het vorige protocol het eerste jaar € 86 miljoen betaald. Dit bedrag is geleidelijk afgebouwd tot € 70 miljoen in het vierde en laatste jaar. Volgens de nieuwe afspraken betaalt de EU jaarlijks € 67 miljoen voor toegang tot de wateren van Mauritanië en € 3 miljoen voor ondersteuning van duurzaam visserijbeleid.
De EU betaalt dus gemiddeld per jaar minder dan in de vorige periode. De bedragen zijn bovendien niet zonder meer te vergelijken, want de vangstmogelijkheden zijn veranderd. In het oude protocol waren de vangstmogelijkheden voor pelagische vis 250 000 ton. In het nieuwe protocol is dit 300 000 ton. In het nieuwe protocol zijn daarentegen geen inktvissen meer opgenomen.
De sector gaat inderdaad meer betalen voor de toegang tot de wateren. Dit is in lijn met de in maart aangenomen Raadsconclusies Extern Beleid. Ook de wijze van betaling is veranderd. In het verleden betaalde de sector voorafgaand aan de visserij, naar omvang van het vaartuig. Nu moet de sector achteraf € 123 per ton gevangen vis afrekenen. Vaartuigen uit derde landen moeten volgens de informatie van de Commissie per 1 september € 329 per ton gevangen vis afrekenen en moeten verder aan dezelfde technische voorwaarden voldoen als de vloot van de EU. De concurrentiepositie van de EU-vaartuigen is daarom mijns inziens verbeterd. Te meer omdat is vastgelegd dat EU-vaartuigen bij de verdeling van het beschikbare surplus een prioritair deel krijgen.
Kunt u instemmen met een visserijovereenkomst waar € 70 miljoen voor is betaald, maar waarvan de Europese sector al heeft aangegeven er geen gebruik van te kunnen maken omdat deze vanuit bedrijfsmatig oogpunt zeer onrendabel is? Zo ja, kunt u dat toelichten?
Allereerst wil ik opmerken dat de EU pas betaalt nadat het protocol in voorlopige werking is getreden. Zoals ik heb aangegeven, heb ik mijn definitieve standpunt nog niet bepaald. Het is duidelijk dat de sector liever een andere uitkomst had gezien en hoopt dat de Landbouw en Visserijraad tegen inwerkingtreding zal stemmen. Op dit moment maken lidstaten hun eigen afweging.
Ik wil de komende periode benutten om nog eens met de sector van gedachten te wisselen, alsmede de standpuntbepaling van andere lidstaten in ogenschouw nemen Tot slot wil ik opmerken dat niemand belang heeft bij onderbenutting van de visserijmogelijkheden. Ook Mauritanië niet. Immers wanneer er geen gevangen vis wordt afgerekend, loopt Mauritanië enkele tientallen miljoenen aan inkomsten mis. Bovendien is op verzoek van de Europese Commissie een bepaling opgenomen dat de overeenkomst kan worden opgezegd, juist om te voorkomen dat de EU betaalt voor een overeenkomst die onvoldoende wordt benut.
Hoe beoordeelt u een dergelijk akkoord mede bezien in het licht van eerdere kritische rapporten opgesteld door de Europese Rekenkamer over de kosten van de visserijakkoorden in vergelijking met de benutting ervan?
De visserijmogelijkheden voor pelagische vis in Mauritanië zijn de afgelopen jaren volledig benut. De pelagische sector heeft voor de nieuwe periode gevraagd om 300 000 ton vis en gaf daarbij nadrukkelijk aan dat de EU-vloot voorrang zou moeten krijgen op de vloot van derde landen. Gebruik in het verleden geeft echter geen garanties voor de toekomst, zo heeft de ervaring geleerd. In het nieuwe akkoord heeft de Europese Commissie de mogelijkheid het protocol op te zeggen bij onvoldoende benutting er van. Dit lijkt mij mede gezien de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer verstandig.
Kunt u aangeven hoe u het akkoord beoordeelt op het gebied van duurzame visserij? Met welke bepalingen stimuleert de Europese Commissie de Mauritaanse overheid om te komen tot een effectief visserijbeheersysteem voor geheel Noordwest Afrika (CECAF gebied)?
Wat betreft duurzaamheid is in het nieuwe protocol een aantal stappen vooruit gezet. In het protocol is duidelijker dan in het verleden vastgelegd hoe beide partijen gaan samenwerken op het gebied van duurzame visserij. Zo staan in het protocol de belangrijkste elementen van het mandaat van het gezamenlijke wetenschappelijke comité. Het comité moet rapporteren over de toestand van alle vissoorten in het protocol. Ook moet het de vangsten van alle in Mauritanië aanwezige vloten bepalen, dus van zowel de lokale vloot, als ook de EU-vloten en die van derde landen. Op basis hiervan doet het comité aanbevelingen over aanpassing van de vangsthoeveelheden en andere beheermaatregelen. Daarbij kunnen indien gewenst ook waarnemers van derde partijen, zoals de regionale beheerorganisatie worden uitgenodigd.
Het beschikbare surplus moet worden bepaald conform artikel 62 van het VN-verdrag inzake het recht van de zee. Dat betekent dat Mauritanië bij het bepalen van het surplus het oordeel en de adviezen van de regionale beheersorganisaties moet meewegen. Ook kunnen waarnemers van regionale beheerorganisaties een stem krijgen in het wetenschappelijk comité.
Wat zijn volgens u de gevolgen voor de totstandkoming van duurzame visserij wanneer Europese visserij voor de kust van Mauritanië onmogelijk is? Wat betekent bijvoorbeeld het wegvallen van de datavoorziening voor het opzetten van regionale visserijbeheersystemen?
Vaartuigen uit derde landen moeten aan dezelfde technische voorwaarden voldoen als de EU-vloot. Bovendien moeten deze vaartuigen meer betalen voor de toegang dan ze nu doen. Van een scenario waarin alleen de EU-vaartuigen worden verdrongen lijkt me dan ook geen sprake. Het is evident dat het definitief wegvallen van de data van de Europese vaartuigen een stap terug zou betekenen in de totstandkoming van een duurzaam visserijbeheer in de wateren van Mauritanië.
Wat betekent het volgens u voor de toekomst van duurzame visserij in de Mauritaanse wateren als bijvoorbeeld Chinese en Russische vissers de positie van de Europese vloot overnemen?
Zie mijn antwoord op vraag 7.
Bent u bereid het huidige akkoord te verwerpen en – samen met uw Europese collega’s – een nieuw mandaat op te stellen op basis waarvan de Commissie opnieuw met Mauritanië in gesprek treedt om zo niet alleen een duurzaam visserijbeheer, maar ook een eerlijke concurrentiepositie van de Europese vissersvloot te garanderen?
Bent u bereid om ter voorbereiding hierop in contact te treden met Nederlandse reders die actief zijn voor de kust van Mauritanië?
Bent u bereid om deze vragen ruim voor 13 september – de inbrengdatum voor het schriftelijk overleg ten behoeve van de Landbouw- en Visserijraad – te beantwoorden?
Het nog steeds vanuit publieke middelen financieren van megastallen in het buitenland |
|
Marianne Thieme (PvdD), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Henk Bleker (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek «Nederlands geld, Vreemd vlees»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat er nog steeds geld van de Nederlandse belastingbetaler direct of indirect wordt gebruikt voor de financiering van megastallen in het buitenland? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot de motie Ouwehand, waaruit volgt dat Nederland op geen enkele wijze meer mag bijdragen aan de financiering van megastallen in het buitenland?2
Het Nederlandse bedrijfsleven is zeer actief in het buitenland en speelt daarmee een belangrijke rol in de Nederlandse economie. Nederland ondersteunt Nederlandse bedrijven die exporteren en/of investeren op buitenlandse markten. Zo financieren (leningen) of verzekeren we vanuit de Nederlandse overheid ook Nederlandse bedrijven die hoogtechnologische producten en diensten leveren voor veehouderijsystemen in Oost Europa, maar ook in landen als Oekraïne, China en Vietnam. In het huidige Nederlandse beleid wordt per project een milieu en sociale beoordeling op maat uitgevoerd. Daarbij zijn de IFC performance standards leidend. Indien uit de beoordeling blijkt dat er onaanvaardbare milieu en/of sociale risico’s optreden zal geen steun worden gegeven. In een aantal gevallen gaat het om grote- of megastallen. De Nederlandse overheid voert generiek beleid ter ondersteuning van Nederlandse bedrijven die exporteren naar het buitenland en/of investeren op buitenlandse markten.
Nederland staat voor duurzame landbouw en veehouderij: maatschappelijk verantwoord met betrekking tot aspecten van dierenwelzijn, diergezondheid, arbeidsomstandigheden, volksgezondheid, landschap en milieu.
De overheid respecteert, voor alle vormen van ondersteuning en exportkredieten, daarbij de internationaal geldende normen voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, zoals vastgelegd in de IFC performance standards. Dierenwelzijn is onderdeel van deze normen. Het bedrijfsleven wordt daarbij actief gestimuleerd zich te houden aan de OECD-Guidelines. Ik verwijs daarbij naar de aangehouden motie van lid Van Ojik (33 400-V, nr. 46) ingediend bij het wetgevingsoverleg over de onderdelen Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor het jaar 2013. Ik zal in overleg met mijn collega’s van Economische Zaken de relatie stalomvang en dierenwelzijn bespreken en zal de Tweede Kamer daar zo spoedig mogelijk over informeren.
Kunt u aangeven op welke wijze deze motie is uitgevoerd en op welke wijze u garandeert dat geen publieke middelen worden ingezet voor de ondersteuning van de bouw van megastallen in het buitenland?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat exportkredietverzekeringen, welke namens en voor rekening van de Nederlandse staat worden verstrekt, een vorm van financiering zijn en dat het afgeven van deze verzekeringen aan megastallen in het buitenland dus tegen de wil van de Kamer ingaat? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u uitleggen hoe het heeft kunnen gebeuren dat er, na het aannemen van de motie, exportkredietverzekeringen zijn verstrekt aan het bedrijf Myronivsky Hliboproduct (MHP) in de Oekraïne, waar 17,8 miljoen kippen gehouden worden?
De exportkredietverzekeringfaciliteit stimuleert de export van Nederlandse goederen en diensten naar het buitenland. Exporteurs en banken kunnen een verzekering voor transacties aanvragen om zich te beschermen tegen het risico dat de buitenlandse debiteur niet betaalt. De verzekerde betaalt voor het dekken van deze risico’s een premie. De EKV faciliteit is in zijn geheel kostendekkend. Verzekeringen bieden we alleen aan wanneer de markt risico’s niet dekt. De buitenlandse debiteur, zoals Myronivsky Hliboproduct (MHP), treedt niet op als verzekerde partij. In het geval van Myronivsky is een verzekering afgegeven aan Nederlandse exporteurs, die hoogwaardige producten hebben geleverd voor het veehouderijsysteem van Myronivsky in Oekraïne. Op Myronivsky is in totaal EUR 174 miljoen aan polissen afgegeven (afgelopen 10 jaar). Hiervan heeft ongeveer EUR 80 miljoen betrekking op het Vinnytsa project (afgelopen 2 jaar). Bij de beoordeling van projecten wordt gekeken naar dierenwelzijn.
Kunt u aangeven welk Nederlands belang gediend is met het geven van een exportkrediet aan een megastal in de Oekraïne? Kunt u specifiek zijn in uw antwoord?
Het afgeven van verzekeringen aan Nederlandse exporteurs, die producten leveren aan Myronivsky, ondersteunt de ontwikkeling van een hoogwaardige, veelbelovende tak van onze agro-export. Het gaat hier specifiek om het afgeven van een exportkredietverzekering aan Nederlandse bedrijven voor de levering van stalinrichting voor pluimvee moederdieren alsmede supervisie op de montage. In het algemeen stimuleren exportkredietverzekeringen de Nederlandse export en werkgelegenheid.
Westerse en ook niet westerse landen hebben veelal vergelijkbare faciliteiten, waarbij niet marktbare risico’s voor rekening en risico van de betreffende Staat worden verzekerd.
Wordt er bij de beoordeling van steun voor transacties van Atradius DSB, de European Bank for Reconstruction and Development (EBRD) en/of de International Finance Corporation (IFC) gekeken naar mogelijke effecten op dierenwelzijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u aangeven hoe de beoordeling op dierenwelzijn in de praktijk van elk van deze instellingen plaatsvindt, en welke standaarden daarbij worden gehanteerd?
Bij de milieu en sociale beoordeling die Atradius DSB uitvoert wordt ook gekeken naar de mogelijke effecten op dierenwelzijn. Projecten worden beoordeeld ten opzichte van lokale wet- en regelgeving en internationale kaders. De internationale richtlijnen, die op exportkredietverzekeraars binnen de OESO van toepassing zijn, verwijzen niet expliciet naar dierenwelzijn. Voor het toetsen van de presentaties van Myronivsky op het gebied van dierenwelzijn zijn de richtlijnen van de IFC gehanteerd en is er aanvullend aan de Europese wet- en regelgeving getoetst.
IFC kijkt bij inspecties ook altijd naar dierenwelzijn. Dit gebeurt zowel door een zogenaamde Environmental en Social expert als door een engineer. IFC hanteert hierbij als standaard de IFC Good Practice Note: Animal welfare in Livestock Operations3. Deze standaard is ontwikkeld in overleg met Compassion In World Farming, en houdt rekening met de richtlijnen van de World Organisation for Animal Health.
Het aantal projecten bij de EBRD in de veehouderij- en pluimvee sector is tot nu toe zeer beperkt geweest. De zogenaamde Environmental and Social Impact Assessments van de EBRD worden door externen uitgevoerd en richten zich, ook in deze sectoren, op EU-standaarden. E.e.a. is voor deze sectoren nader uitgewerkt in guidance notes.
Kunt u aangeven waarom exportkredietverzekeringen voor exporttransacties aan Myronivsky Hliboproduct niet in alle gevallen een categorie A (sprake van potentieel grote nadelige milieu en sociale gevolgen) classificatie hebben ontvangen? Kunt u aangeven waarom de leningen van EBRD en IFC aan MHP zulke uiteenlopende classificaties hebben ontvangen?
Grootschalige pluimveehouderijen zoals de boerderijen van Myronivsky worden bij de milieu en sociale beoordeling in het kader van een exportkredietverzekering als A gecategoriseerd. De transacties van Myronivsky die met respectievelijk een B en C gecategoriseerd zijn betroffen echter geen pluimveeboerderijen.
IFC, dat onderdeel is van de Wereldbankgroep, heeft de lening aan Myronovsky op basis van haar Environmental en Social Review Procedures geclassificeerd als een categorie B project, omdat het naar hun inschatting slechts beperkt milieu en sociale gevolgen heeft. IFC concludeert ook dat MHP juist goed scoort op dierenwelzijn.
EBRD heeft nauw samengewerkt met IFC m.b.t. dit bedrijf en het project ook geclassificeerd als B.
Deelt u de mening dat nieuwbouw of uitbreiding van veehouderijen altijd in categorie A zouden moeten vallen, vanwege de vele nadelige gevolgen die zo’n bedrijf heeft voor omwonenden, het milieu, de natuur en het dierenwelzijn? Zo nee, waarom niet?
Grootschalige nieuwbouw of uitbreidingen van bestaande pluimveehouderijen zullen, zoals nu ook al gebeurt, als een A categorie beschouwd worden in de milieu en sociale beoordeling van Atradius DSB.
Waarom krijgt een groot bedrijf als Myronivsky Hliboproduct in de Oekraïne, waar 17,8 miljoen kippen gehouden worden, vanuit Nederland een financiële ondersteuning via het Nederlandse export krediet agentschap Atradius DSB? Welke Nederlandse bedrijven zijn bij het project betrokken? Hoe beoordeelt u dit?
De exportkredietverzekering, die verstrekt wordt aan banken en exporteurs, maakt de export naar het buitenland mogelijk. Nederlandse bedrijven hebben een uitstekende marktpositie in de agrarische sector, ook buiten Nederland. In het verleden hebben meerdere Nederlandse exporteurs een exportkredietverzekering afgesloten voor een levering aan Myronivsky. Atradius DSB publiceert een lijst met afgegeven polissen op haar website. Zoals op die website aangegeven gaat het hier ondermeer om het afgeven van een exportkredietverzekering aan Nederlandse bedrijven voor de levering van stalinrichting voor pluimvee moederdieren alsmede supervisie op de montage.
Beoordeelt Nederland bij het verstrekken van exportkredietverzekeringen voor transacties ten behoeve van dezelfde debiteur het marktaandeel van zo’n bedrijf, en zo ja, worden daarbij bepaalde grenzen in acht genomen? Hoe rijmt u het steunen van zo’n naar monopolisme neigend bedrijf als MHP met het bevorderen van marktwerking?
Alle transacties waarvoor een kredietverzekering wordt verstrekt worden uitgebreid geanalyseerd en beoordeeld. Daarbij wordt ook de marktpositie van de afnemer meegewogen. MHP heeft een goede marktpositie in Oekraïne, maar is geen monopolist. Daar komt bij dat een groot deel van de nieuwe productie voor de export bedoeld is, dus voor markten waar MHP momenteel geen marktaandeel heeft.
Kunt u bevestigen dat de verplichte Milieueffectrapportage (MER) voor Myronivsky Hliboproduct niet correct is uitgevoerd? Zo ja, hoe beoordeelt u dit, mede in het licht van de exportkredietverzekeringen die Nederland heeft afgegeven voor deze kippenfabriek? Zo nee, hoe verklaart u dan de conclusies in het onderzoek «Nederlands geld, Vreemd vlees», waaruit blijkt dat er onder andere geen informatie over de milieueffecten van de bouw is gegeven, er geen beoordeling van de cumulatieve effecten van alle faciliteiten is gemaakt, de effecten op flora, fauna en het grondwater niet goed zijn ingeschat en er geen analyse gedaan is naar dierenwelzijn, uitstoot van broeikasgassen, afvalbeheer en gezondheidseffecten?
Er zijn meerdere milieueffectrapportages uitgevoerd voor diverse activiteiten van Myronivksy binnen het Vinnytsa project. Deze rapportages zijn door een bevoegde partij uitgevoerd en door het bevoegd gezag goedgekeurd. Het klopt dat de kwaliteit van de rapportages op punten afweek van de standaard die wij verwachten. Om alle milieu en sociale effecten gedegen te kunnen beoordelen, hebben wij de debiteur om aanvullende informatie verzocht. Daarnaast hebben wij gebruik gemaakt van vergunninginformatie en informatie van een consultant van IFC die de milieu en sociale effecten beoordeeld.
Hoe worden de effecten van cumulatieve steun door verschillende publieke instellingen aan één bedrijf beoordeelt bij het afgeven van exportkredietverzekeringen?
Zoals ik hierboven heb toegelicht, verstrekt de Nederlandse Staat via de EKV geen financiële steun aan buitenlandse bedrijven zoals Myronivsky. Om het risico dat een buitenlandse debiteur niet kan betalen inzichtelijk te krijgen, wordt de kredietwaardigheid van de afnemer zorgvuldig beoordeeld. In deze analyse wordt rekening gehouden met de wijze waarop deze is gefinancierd, inclusief het al of niet aanwezig zijn van financiering door multi- of bilaterale instellingen.
Kunt u bevestigen dat Atradius DSB niet beschikt over een uitsluitingslijst van activiteiten waaraan Nederland op geen enkele manier bij wil dragen? Zo nee, welke criteria hanteert Atradius DSB dan? Zo ja, wat is hiervoor de reden en vindt u het aanvaardbaar dat met Nederlands belastinggeld zo allerlei activiteiten kunnen worden gefinancierd, zoals de bijvoorbeeld ook productie van wapens?
De Nederlandse Staat verstrekt aan Atradius Dutch State Business geen uitsluitingslijst met activiteiten voor de verzekeringen. Er is een procedure voor de milieu en sociale beoordeling waaraan de exporttransacties worden onderworpen. Toetsing vindt plaats aan internationaal overeengekomen normen en standaarden, waaronder de IFC performance standards. Als sprake is van onaanvaardbare milieu en sociale risico’s zal geen verzekeringspolis worden afgegeven. Op wapens is het exportcontrole instrumentarium van toepassing. Voor de uitvoer van militaire goederen is steeds een uitvoervergunning vereist. Of een vergunning verstrekt kan worden, hangt af van de uitkomst van de toetsing van een aanvraag aan de acht in Europees verband overeengekomen criteria, zoals opgenomen in het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB. Daarenboven zijn er op het terrein van wapens enkele bijzondere internationale verdragen, waarbij Nederland partij is (anti- personeelmijnen, clustermunitie). Vanzelfsprekend verzekert de Nederlandse Staat geen goederen of diensten die strijdig zijn met door Nederland geratificeerde internationale verdragen.
Bent u bereid op de kortst mogelijke termijn een uitgebreide uitsluitingslijst te eisen van Atradius DSB, waarbij in ieder geval ook elke nieuwbouw of uitbreiding van veehouderijen van meer dan 300 NGE (Nederlandse Grootte Eenheid) pertinent wordt uitgesloten van het verkrijgen van exportkredietverzekeringen? Zo nee, waarom niet? Op welke manier gaat u dan voor een correcte uitvoering van de motie Ouwehand zorgen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid zich ervoor in te spannen dat ook de European Bank for Reconstruction and Development (EBRD) en de International Finance Corporation (IFC) geen megastallen meer financieren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze? Bent u bereid de Kamer te informeren over uw inspanningen en de resultaten daarvan?
Zoals toegelicht in vraag 6, geldt voor de EBRD en IFC dat voor elk project een milieu en sociale beoordeling op maat wordt uitgevoerd. Waar relevant, vormt dierenwelzijn hier een onderdeel van. Ik zal met mijn collega van Financiën erop toe zien dat dit staande beleid gecontinueerd wordt.