De UNESCO brief over de voorgenomen gaswinning bij Ternaard |
|
Tjeerd de Groot (D66), Faissal Boulakjar (D66) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink , Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Deelt u de mening dat de Waddenzee een uniek natuurgebied is, het enige natuurlijke Werelderfgoed in Nederland, dat we zo veel mogelijk moeten behouden en beschermen?1
Die mening delen wij.
Deelt u de mening dat er zwaarwegende natuurbelangen zijn binnen het Waddengebied?
Die mening delen wij.
Deelt u de mening van United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization (UNESCO) en diverse wetenschappers dat er op zijn minst gerede twijfel bestaat over de schadelijkheid van de voorgenomen gaswinning bij Ternaard voor de natuurwaarde van de Waddenzee?
De Minister voor Natuur en Stikstof kan nu niet vooruit lopen op een formeel besluit op de vergunningaanvraag. Zie ook het antwoord op vraag 6.
Klopt het dat dit juridisch gezien voldoende grond biedt om het afgeven van een natuurvergunning voor de voorgenomen gaswinning bij Ternaard te weigeren?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven wat valt onder het juridische begrip «mijnbouwwerk»?
Een mijnbouwwerk is, zoals vastgelegd in artikel 1 van de Mijnbouwwet:
Artikel 2 van het Mijnbouwbesluit geeft een nadere invulling van wat een mijnbouwwerk is.
Erkent u dat de verplichtingen van het UNESCO Werelderfgoed ook van toepassing zijn op besluitvorming rondom gaswinning bij Ternaard omdat de mijnbouwwerken grotendeels onder de Waddenzee zouden komen te liggen?
De verplichting tot toetsing op effecten op de Outstanding Universal Value (OUV) is indirect van toepassing. Werelderfgoed (World Heritage) is cultureel of natuurlijk erfgoed dat wordt beschouwd als onvervangbaar, uniek en eigendom van de hele wereld. Het zijn monumenten, natuurgebieden, gebouwen en landschappen van uitzonderlijke en universele waarde (de Outstanding Universal Value of OUV). De waarden van het Werelderfgoedgebied Waddenzee overlappen voor een groot deel met de beschermde waarden van het Natura 2000-gebied Waddenzee.
De voorgenomen gaswinning vindt plaats vanaf land. Omdat het gasveld Ternaard grotendeels onder Natura 2000-gebied de Waddenzee ligt, kan dit effecten hebben op de natuurwaarden van de Waddenzee. Als een plan of project mogelijk significant negatieve effecten heeft op de natuurwaarden van een Natura 2000-gebied, geldt hiervoor een vergunningplicht op grond van de Wnb. Er kan alleen een Wnb-vergunning worden verleend als het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten geen significante gevolgen heeft voor de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden. Dat is zo ook uitgelegd aan UNESCO bij de aanvraag tot de status van Werelderfgoed.
Deelt u de mening dat u, als beheerder van het Werelderfgoed Waddenzee, daarom ook de verplichtingen uit het UNESCO Werelderfgoedverdrag moet betrekken bij het besluit over een natuurvergunning voor Ternaard?
Het UNESCO Werelderfgoedverdrag stelt verschillende voorwaarden voor de siteholder, waaronder een goede bescherming van de Outstanding Universal Value. Als siteholder van het Werelderfgoed Waddenzee is de Minister voor Natuur en Stikstof verantwoordelijk voor het invullen van de verplichtingen uit het UNESCO Werelderfgoedverdrag. Naast beheerder van deze status, is de Minister voor Natuur en Stikstof ook het bevoegd gezag voor het beoordelen van vergunningaanvragen in het kader van de Wnb. Als bevoegd gezag toetst de Minister vergunningaanvragen aan de vereisten die in de wet zijn opgenomen.
Er is sprake van overlap tussen beide rollen omdat de Outstanding Universal Value wordt beschermd via de voorwaarden zoals opgenomen in Wnb. De waarden van het Werelderfgoedgebied Waddenzee overlappen daarnaast grotendeels met de beschermde waarden van het Natura 2000-gebied Waddenzee. Eén van de criteria voor het ontvangen van de status van Werelderfgoed is het goed beschermen van de kernwaarden van het Werelderfgoedgebied. In het nominatiedossier, waarin de Waddenzee bij UNESCO is voorgedragen als Werelderfgoed, is hier uitgebreid op ingegaan. De Waddenzee is voorgedragen met alle activiteiten die op moment van nominatie (2009) al plaatsvonden, inclusief de gaswinning onder de Waddenzee op basis van het «hand aan de kraan»-principe. Voor die activiteiten is ook toestemming verleend.
In het nominatiedossier bij inschrijving op de Werelderfgoedlijst is aangegeven dat nieuwe boringen binnen het Werelderfgoedgebied niet zijn toegestaan. Daarbuiten, zoals in het geval van de voorgenomen gaswinning Ternaard, zijn nieuwe boringen wél toegestaan, mits dit het UNESCO Werelderfgoed niet aantast en significante gevolgen op de betrokken Natura 2000-gebieden zijn uitgesloten. Ook is in het nominatiedossier beschreven dat juridische toetsing van nieuwe activiteiten zou plaatsvinden op basis van de Mijnbouwwet en de Wnb.
Kunt u reflecteren op de ontstane situatie, waarbij andere UNESCO-landen zich genoodzaakt hebben gevoeld om zich uit te spreken tegen de mijnbouwactiviteiten op de Waddenzee, omdat Nederland zelf onvoldoende oog lijkt te hebben voor de natuurwaarden daar?
Werelderfgoed is uniek en onvervangbaar in de wereld. Waarom de Waddenzee zo bijzonder is, is vastgelegd in de OUV of uitzonderlijke universele waarde van de Waddenzee. Die status betekent ook dat Nederland verantwoording moet afleggen aan de internationale gemeenschap over het behoud van die uitzonderlijke universele waarde. Wij waarderen het dat UNESCO meekijkt en ons stimuleert om nog beter op de Waddenzee te passen.
Zoals gemeld kan alleen toestemming worden verleend voor mijnbouwactiviteiten als wordt voldaan aan vereisten uit de Mijnbouwwet en de Wnb. Als een plan of project mogelijk significant negatieve effecten heeft op de natuurwaarden van een Natura 2000-gebied, geldt hiervoor een vergunningplicht op grond van de Wnb. Er kan alleen een Wnb-vergunning worden afgegeven als op basis van een passende beoordeling geconcludeerd kan worden dat de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet worden aangetast. Vanuit de Mijnbouwwet wordt beoordeeld wat de effecten op natuur en milieu zijn van de gaswinning in de diepe ondergrond. Instemming met de gaswinning kan worden geweigerd in verband met nadelige gevolgen voor natuur of milieu.
UNESCO verzoekt om uiterlijk 1 februari 2024 met een reactie te komen in de vorm van een zogenaamde State of Conservation. Nederland wordt samen met Duitsland en Denemarken aangesproken aangezien de drie landen de status van Werelderfgoed delen. Overleg vindt nu plaats met beide landen. De Minister voor Natuur en Stikstof zal voor 1 februari 2024 met een reactie komen op de verschillende verzoeken van UNESCO.
Op welke manier worden de verplichtingen uit het Werelderfgoedverdrag en het recente besluit van de UNESCO, dat een besluit om gaswinning bij Ternaard toe te staan van invloed is op de werelderfgoedstatus, meegewogen bij het besluiten over een natuurvergunning? Hoe zal deze belangenafweging inzichtelijk worden gemaakt?
Zie het antwoord op vraag 7.
Bent u bereid een analyse te maken van de Outstanding Universal Value, waarom het Unesco-rapport duidelijk vraagt?
Ja. De Minister voor Natuur en Stikstof is bereid om de kwaliteit van de Outstanding Universal Value in beeld te brengen. Dat doet de Minister bij voorkeur samen met Duitsland en Denemarken omdat we de status van Unesco werelderfgoed delen met hen. Dit wordt meegenomen in de lopende gesprekken.
Deelt u de mening van de UNESCO dat een samenhangend beeld nodig is van de cumulatieve effecten voor de natuur van de verschillende mijnbouwactiviteiten die plaatsvinden op de Waddenzee? Zo ja, bent u bereid alle cumulatieve effecten in kaart te brengen alvorens een conclusie te trekken over de aangevraagde vergunning?
De Minister voor Natuur en Stikstof is bereid om alle cumulatieve effecten in kaart te brengen. Overleg vindt nu plaats met Denemarken en Duitsland over de vervolgstappen. Daarnaast zal conform de afspraken in het Waddengebied ook het Omgevingsberaad Waddengebied en de Beheerautoriteit Waddenzee worden gevraagd om te reageren op voorgenomen reactie aan Unesco. Als onderdeel van de Agenda voor het Waddengebied 2050 werkt de Minister voor Natuur en Stikstof ook aan het beleidskader natuur Waddenzee om de (cumulatieve) impact van het gebruik op de natuur van de Waddenzee terug te brengen en zo de balans tussen ecologie en economie te herstellen.
De Minister voor Natuur en Stikstof kan dat proces niet afwachten alvorens een conclusie te trekken over de aangevraagde Wnb-vergunning. Daarbij komt dat eventueel nog te ontwikkelen beleid en/of regelgeving niet van toepassing is op de afhandeling van lopende vergunningaanvragen. Overigens vindt in het kader van natuurvergunningverlening ook een toetsing op cumulatieve effecten plaats; zie het antwoord op vraag 6. Een dergelijke toets heeft ook plaatsgevonden voor de voorgenomen gaswinning Ternaard. De Minister voor Natuur en Stikstof kan op dit moment niet vooruitlopen op de formele besluitvorming.
Hoe beoordeelt u het recente in gebreke stellen van de Ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en Economische Zaken en Klimaat (EZK) door de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) vanwege het uitblijven van een beslissing over het vergunnen van de mogelijke gaswinning bij Ternaard? Deelt u de mening dat deze stap van de NAM getuigt van weinig omgevingssensitiviteit en weinig hoop biedt voor de zorgvuldigheid waarmee de NAM zou moeten omgaan met de natuur en het lokale draagvlak?
Wij betreuren het dat de NAM zich genoodzaakt voelt om deze stap te zetten. De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat deelt de mening over het gebrek aan omgevingssensitiviteit bij de NAM en zorgvuldig omgaan met lokaal draagvlak.
De aanvraag voor een natuurvergunning voor de voorgenomen gaswinning Ternaard wordt getoetst aan de vereisten uit de Wnb en kan dus alleen plaatsvinden als er zorgvuldig met de natuur wordt omgegaan. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 6.
Deelt u de mening dat boren in een UNESCO-werelderfgoedgebied op zijn minst vereist dat een bedrijf een grote mate van maatschappelijke verantwoordelijkheidszin toont?
Ja.
Deelt u de mening dat de NAM in het Groningen-dossier niet haar maatschappelijke verantwoordelijkheidszin heeft genomen?
Het kabinet deelt deze mening. Dat wordt ook bevestigd door de parlementaire enquête «Groningers boven gas».
Deelt u de mening dat de NAM in reactie op de parlementaire enquête nog niets heeft gedaan en daarmee geen maatschappelijke verantwoordelijkheidszin toont?
Het kabinet deelt deze mening. Tot op heden heeft NAM nog geen opvolging gegeven aan de conclusies van de parlementaire enquête.
Deelt u de mening dat, zoals in de Mijnbouwwet (Mbw) wordt genoemd, een gebrek aan verantwoordelijkheidszin (waaronder ook maatschappelijke verantwoordelijkheidszin), waarvan de aanvrager blijk heeft gegeven bij activiteiten onder een eerdere vergunning een grond is om een vergunning te weigeren?
Artikel 9 van de Mijnbouwwet biedt de mogelijkheid een vergunning voor het opsporen en of winnen van delfstoffen te weigeren op grond van een gebrek aan (maatschappelijke) verantwoordelijkheidszin. De NAM vraagt voor de voorgenomen gaswinning bij Ternaard nu instemming op een winningsplan. Het winningsplan waarvoor nu instemming wordt gevraagd, is gebaseerd op artikel 34 van de Mijnbouwwet en heeft andere weigeringsgronden dan de in artikel 9 van de Mijnbouwwet genoemde winningsvergunning. Deze weigeringsgrond is dus niet van toepassing wanneer het instemming op een winningsplan betreft, maar op instemming met een winningsvergunning. De winningsvergunning voor het gebied (Winningsvergunning Noord Friesland) – waarin het gasveld Ternaard ligt – is al eerder verleend. NAM heeft sinds 1969 de winningsvergunning Noord-Friesland, op basis waarvan zij gas kan winnen en opsporen in het gebied waarvoor de winningsvergunning geldt, waaronder het gasvoorkomen Ternaard.
Deelt u de mening dat, alle hiervoor genoemde bezwaren in overweging nemende, de vergunning voor Ternaard moet worden geweigerd? Zo niet, op basis waarvan bent u overtuigd van de maatschappelijke verantwoordelijkheidszin van de NAM?
Wij kunnen niet vooruit lopen op de nog te nemen besluiten die nodig zijn om gas te kunnen winnen bij Ternaard.
Kunt u garanderen dat zowel de impact van de voorgenomen gaswinning bij Ternaard als de cumulatieve effecten van de winning op de Waddenzee geen negatieve effecten zullen hebben op de natuurwaarde van de Waddenzee
Er kan alleen een Wnb-vergunning worden verleend als het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten geen significante gevolgen heeft voor de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden. Dit geldt dus ook voor Natura 2000-gebied de Waddenzee. De nadelige gevolgen voor natuur en milieu worden ook afgewogen binnen de kaders van de Mijnbouwwet bij de beoordeling van het ingediende winningsplan.
Kunt u volledig garanderen, zonder enige vorm van twijfel, dat er nooit of te nimmer een lekkage zal plaatsvinden van de buizen die worden geboord onder de Waddenzee?
De garantie dat er nooit of te nimmer een lekkage zal plaatsvinden in een van de buizen onder de Waddenzee, kunnen wij niet geven. De wet- en regelgeving is erop gericht om een lekkage te voorkomen en, indien deze toch plaatsvindt, de effecten zo sterk mogelijk te beperken. Het is de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat om binnen het kader van de wet mijnbouwvergunningen te verlenen. Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) ziet er op toe dat de mijnbouwbedrijven de wet- en regelgeving naleven.
Een van de veiligheidsmaatregelen bij gasputten is het gebruiken van een dubbele verbuizing. Met deze dubbele barrière wordt het gas in de put gescheiden gehouden van de omliggende bodemlagen. Dichter naar het oppervlakte neemt het aantal verbuizingen toe. Vanaf 500 meter tot vlak onder het oppervlakte bestaat de put uit vijf buizen. Om de buitenste buis zit cement. Op deze wijze wordt er voor gezorgd dat er meerdere barrières zijn die lekkages naar de omliggende lagen kunnen voorkomen.
Het is de verantwoordelijkheid van het mijnbouwbedrijf om installaties en putten op een veilige wijze te exploiteren. Hiertoe behoort tevens het vergaren van voldoende informatie ten behoeve van onderhoud, reparaties en in dit geval ook het voorkomen en eventueel opvolgen van incidenten. Iedere mijnbouwonderneming in Nederland moet daarom een deugdelijk putintegriteit zorgsysteem hebben. Gasputten worden middels dit zorgsysteem gemonitord en onderhouden. Bij afwijkingen van de normen kan tijdig en, indien nodig, direct worden ingegrepen om te voorkomen dat er een lekkage bij de put optreedt. SodM houdt ook toezicht op het putintegriteit zorgsysteem.
Op welke manier neemt u de zwaarwegende natuurbelangen mee in het te nemen besluit? Bent u bereid om alle juridische mogelijkheden aan te grijpen om het afgeven van de natuurvergunning voor de voorgenomen gaswinning bij Ternaard te voorkomen?
Er kan alleen een Wnb-vergunning worden verleend als het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten geen significante gevolgen heeft voor de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden. Dit geldt dus ook voor Natura 2000-gebied de Waddenzee.
Deelt u de mening dat, zelfs al zou het zo zijn dat natuurlijke kenmerken niet worden aangetast door eventueel gaswinning bij Ternaard, een natuurvergunning kan worden geweigerd vanwege zwaarwegende natuurbelangen?
Een weigering van een vergunning zonder dat er sprake is van significante gevolgen, vergt een bijzondere motivering aan de hand van vastgesteld (natuur)beleid op basis van artikel 1.10 van de Wnb. Deze zwaarwegende natuurbelangen moeten wel vastliggen in beleid of regelgeving. Het huidige beleid zoals vastgelegd in de structuurvisie Waddenzee en Agenda voor het Waddengebied 2050, voorziet niet in de mogelijkheid voor de Minister voor Natuur en Stikstof om een strenger toetsingskader te hanteren. Zowel in de structuurvisie Waddenzee als in de Agenda voor Waddengebied 2050 is opgenomen dat gaswinning vanuit kleine velden onder de Waddenzee vanaf een locatie op het land mogelijk is met toepassing van het «hand-aan-de-kraan»-principe. In het coalitieakkoord van 15 december 2021 is bepaald dat geen nieuwe vergunningen meer worden verleend voor gaswinning onder de Waddenzee, maar dat de procedure ten aanzien van de voorgenomen gaswinning Ternaard nog wordt afgerond.
Deelt u de mening van het juridische advies van de Waddenacademie dat wanneer door aanvullend onderzoek het wegnemen van de tekortkomingen van de hand-aan-de-kraan-aanpak en andere maatregelen het oordeel zou ontstaan dat redelijke wetenschappelijke twijfel over significante gevolgen kan worden uitgesloten, dan, gelet op de formulering van artikel 2.7, derde lid van de Wet natuurbescherming, moet worden aangenomen dat de Minister van LNV alsnog de mogelijkheid heeft om een vergunning te weigeren?
Wij kunnen nu niet vooruit lopen op een formeel besluit op de vergunningaanvraag. Wij delen de mening dat – als de Minister voor Natuur en Stikstof constateert dat significante gevolgen kunnen worden uitgesloten – het mogelijk is om te regelen dat nieuwe gaswinning onder de Natura 2000-gebieden Waddenzee en Noordzeekustzone wordt verboden. Een dergelijke weigering staat op grond van toepassing van nieuw – tijdens de besluitvormingsprocedure – tot stand gekomen beleid op gespannen voet met de rechtszekerheid. De consequentie van toepassing van gewijzigd beleid kan dan volgens de landsadvocaat2 zijn dat door de Staat moet worden voorzien in nadeelcompensatie of schadevergoeding voor de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM).
Deelt u de mening dat normaliter ontwerp-vergunningen ter inzage worden gelegd nadat de Commissie voor de milieu-effectrapportage de gelegenheid heeft gehad om over het Milieueffectrapportage (m.e.r.) advies uit te brengen?
Nee, de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat deelt die mening niet.
Met de Rijkscoördinatieregeling wordt beoogd besluitvormingsprocessen te stroomlijnen en één periode te creëren waarin de ontwerpbesluiten en het MER ter inzage liggen en er zienswijzen kunnen worden ingediend. Artikel 7 32 lid 1 Wet milieubeheer schrijft voor dat zienswijzen over het milieueffectrapport gelijktijdig met de ontwerpbesluiten naar voren kunnen worden gebracht. De Commissie m.e.r. betrekt de zienswijzen die betrekking hebben op het MER vervolgens bij haar advies3. Wetgeving en staande praktijk zijn dus zo ingericht dat de zienswijzenprocedure vooraf gaat aan het advies van de Commissie m.e.r., zodat de Commissie de zienswijzen die zijn ingediend over het MER kan betrekken bij de advisering. De werkwijze in het geval van Ternaard is niet alleen bij deze procedure gevolgd maar is de staande werkwijze voor alle besluiten waarbij een MER wordt opgesteld.
Klopt het dat dit niet het geval is geweest bij de terinzagelegging voor de vergunning voor Ternaard? Zo ja, deelt u de mening dat hierdoor de ontwerpen opnieuw ter inzage moeten worden gelegd?
Zie het antwoord op vraag 23.
Op welke manier zullen omwonenden worden meegenomen in de recente ontwikkelingen en op welke manier zullen zij een stem krijgen in het vervolgproces?
Omwonenden worden geïnformeerd over recente ontwikkelingen via de regionale overheden en via het netwerk van het omgevingsproces. De besluitvorming over Ternaard wordt nu eerst afgerond. Het hangt van het besluit af hoe omwonenden vervolgens hun stem kunnen laten horen.
Wanneer zal de nieuwe Mijnbouwwet aan de Kamer worden voorgelegd, waarin wordt vastgelegd dat er geen nieuwe vergunningen zullen worden afgegeven voor mijnbouw op/onder de Waddenzee, met uitzondering van vergunningen voor onderhoud en verwijdering)?
Op 15 juni 2023 heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat uw Kamer geïnformeerd over de planning rondom de uitwerking van de contourennota voor aanpassing van de Mijnbouwwet (Kamerstuk 32 849, nr. 229). De daarin aangekondigde internetconsultatie over de AmvB uitsluiten nieuwe winning van delfstoffen onder het Waddengebied is gestart op 14 juli jl. en is op 25 augustus jl. geëindigd. Op dit moment is de Staatssecretaris alle reacties aan het verwerken en de benodigde toetsen in het kader van nieuwe regelgeving aan het uitvoeren voordat de wijziging verder in procedure kan worden gebracht.
Kunt u, uitgaande van de uitgangspunten van de contourennota mijnbouw, aangeven wanneer er een einde komt aan de bestaande winning op de Waddenzee? Kunt u dit specificeren per winningslocatie?
De winningsplannen voor bestaande gaswinning onder de Waddenzee vanaf land lopen in 2035 af. De zoutwinning (vanuit Harlingen) die momenteel plaatsvindt onder de Waddenzee kent een einddatum in 2052. In het eerder gepubliceerde ontwerpbesluit Ternaard werd uitgegaan van een einddatum van 31 december 2037.
Zoals in de contourennota aangegeven, is het voornemen van dit kabinet om de winningen na afloop van de bestaande winningsplannen te beëindigen en ook geen nieuwe winningen meer toe te staan. Met de hiervoor genoemde AMvB wordt beoogd dit te bereiken. Deze AMvB is afgelopen zomer in consultatie gegaan. In deze consultatieversie is aangegeven dat het waarschijnlijk is dat de delfstoffenwinning in de Waddenzee rond 2035 moet stoppen vanwege de versnelde zeespiegelstijging. Hiervoor zal dan het instrument Hand aan de Kraan worden benut.
Het bericht ‘NAM dient winningsplan Norg in’ |
|
Sandra Beckerman |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Kent u het bericht «NAM dient winningsplan Norg in»?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze door de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) gewenste winning van kussengas ongewenst, ongepast en onacceptabel is en voorkomen dient te worden?
In het Commissiedebat van 28 september met uw Kamer heb ik aangegeven niet enthousiast te staan tegenover het idee om, zo vlakbij het Groningen gasveld, gas uit een ander gasveld te gaan winnen. De situatie is dat de NAM reeds een winningsvergunning voor UGS Norg heeft. De NAM kan op basis daarvan een winningsplan voor het kussengas ter instemming aan mij voorleggen en heeft dat inmiddels gedaan, omdat zij de opslag wil beëindigen en wil beginnen met het winnen van het kussengas van het gasveld. In mijn rol als vergunningverlener ben ik verplicht dit winningsplan te beoordelen volgens de procedure uit de Mijnbouwwet. In deze procedure zal ik het voorstel kritisch toetsen aan de eisen uit de wet. Daarbij win ik advies in van onder andere SodM, de Mijnraad en regionale overheden. Voor alles geldt dat ik enkel zal toestaan om op termijn het kussengas te winnen als dit veilig kan.
Daarnaast geldt dat ACM in een afzonderlijke procedure moet beoordelen of de stopzetting van de gasopslaginstallatie de gasleveringszekerheid op Unie- of nationaal niveau niet vermindert.
Naar verwachting zullen al deze elementen samen anderhalf tot twee jaar in beslag nemen.
Deelt u de mening dat het uitermate wrang is dat na alle beloftes over het stoppen van de gaswinning uit het Groningenveld per één oktober en nu én geen sprake is van een definitieve stop én er bovendien de dreiging is van (nieuwe) gaswinning uit kleine velden?
Het kabinet heeft de belofte gedaan ernaar te zullen streven de gaswinning uit het Groningenveld in 2023 of in 2024 definitief te stoppen en komt die belofte na. Bij het antwoord op vraag 2 heb ik aangegeven niet enthousiast te zijn over winning van kussengas zo vlakbij het Groningenveld.
Zo ja, welke stappen gaat u zetten om de gaswinning bij Norg te voorkomen?
Ik zal het winningsplan beoordelen op basis van de criteria uit de Mijnbouwwet, onder andere ten aanzien van de veiligheid voor omwonenden en zal de regionale overheden, de Mijnraad en SodM daarbij om advies vragen. Deze procedure zal een geruime tijd in beslag nemen. Op basis van deze adviezen neemt de Staatssecretaris Mijnbouw een beslissing over instemming met de voorgenomen gaswinning bij Norg.
Daarnaast geldt dat, op grond van EU-regelgeving2, ACM moet beoordelen of het beëindigen van een opslag niet leidt tot een vermindering van de gasleveringszekerheid op Unie- of nationaal niveau.
Bent u, met ons, van mening dat omwonenden van de gasopslag Norg (Langelo) al jarenlang een grote bijdrage hebben geleverd aan zowel het voorzien van Nederland van gas als het zorgen dat de gaswinning uit het Groningenveld versneld kon worden afgebouwd?
De inzet van de gasopslag Norg heeft inderdaad jarenlang een grote bijdrage geleverd aan het voorzien van Nederland van gas en de versnelde afbouw van de gaswinning uit het Groningenveld, net als de andere gasopslagen in Nederland. De NAM is met de gemeente Westerkwartier en Noordenveld en EZK een omgevingstraject gestart. Hierin wordt het gesprek met omwonenden aangegaan over de gasopslag. Ik zal uw Kamer informeren wanneer er afspraken gemaakt worden op het gebied van monitoring, conform motie Beckerman Nijboer van 6 juli 2022 (Kamerstuk 33 529, nr. 1047).
Deelt u de mening dat omwonenden van de gasopslag lang niet gehoord zijn en bleven zitten met schade die niet vergoed werd? Wordt deze schade inmiddels wel goed vergoed? Hoeveel schades zijn er inmiddels vergoed?
Ja, ik onderschrijf dat sinds mei 2017 een deel van de omwonenden van de gasopslag met schade te maken heeft gehad met onduidelijkheid over de schadeafhandeling waar zij een beroep op kunnen doen.
Per 1 januari 2024 wordt met een algemene maatregel van bestuur het effectgebied van de gaswinning in Groningen en de gasopslag in Norg weer hersteld naar de oorspronkelijke afbakening en wordt daar weer het wettelijk bewijsvermoeden onverkort toegepast. Het bewijsvermoeden zal tevens van toepassing zijn op de gasopslag bij Grijpskerk.
Het IMG vergoedt momenteel geen schades nabij de gasopslag bij Norg, met de uitzondering van twaalf kleinere deelgebieden. De behandeling van de schademeldingen en het vergoeden van deze schades zal na inwerkingtreding meelopen met de gefaseerde invoering van de maatregelen uit Nij Begun.
Klopt het bericht van persbureau Bloomberg dat de NAM de gasopslagen bij Norg en Grijpskerk te koop heeft aangeboden aan de staat?2
Op 13 december 2022 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de gesprekken met Shell en ExxonMobil om definitieve afspraken te maken over de financiële afwikkeling van de gaswinning en tegelijk ook over de toekomst van de gasopslagen Norg en Grijpskerk, zoals ook aangegeven in de Kamerbrief van 13 december 2022 (Kamerstuk 33 529, nr. 1105). Als de gesprekken aanleiding geven tot een update zal de Kamer hierover (vertrouwelijk) worden geïnformeerd. Een eventueel akkoord zal voor ondertekening aan de Kamer ter goedkeuring worden voorgelegd.
Zo ja, waarom heeft de staat deze opslagen niet overgenomen? Had daarmee niet veel onrust, zoals nu over de indiening van een winningsplan, voorkomen kunnen worden en bestaande problemen kunnen worden opgelost?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe verhoudt de wens van de NAM om de gasopslagfunctie bij Norg te stoppen zich tot de door het kabinet uitgesproken noodzaak van opslagcapaciteit?
Momenteel zijn er vijf gasopslagen in Nederland: Alkmaar, Bergermeer, Grijpskerk, Norg en Zuidwending. Een zesde gasopslag in Duitsland, UGS Nüttermoor, bedient ook de Nederlandse markt. Deze zes gasopslagen samen hebben bij ongestoord functioneren voldoende opslag- en onttrekkingscapaciteit om op dit moment te voorzien in de belangrijkste functies, namelijk seizoensopslag, pieklevering en het balanceren van het net door marktpartijen.
Het kabinet vindt het belangrijk dat de gasopslagen in Nederland in werking blijven, zolang dit voor het energiesysteem nodig is. Daarom is het belangrijk dat – voordat de gasopslaginstallatie wordt stopgezet – ACM moet concluderen dat het beëindigen van een opslag niet leidt tot een vermindering van de gasleveringszekerheid op Unie- of nationaal niveau.
Wat kan het verlies van opslagcapaciteit betekenen voor de leveringszekerheid van gas en de prijzen van gas in Nederland?
Zoals al opgemerkt, is op dit moment niet aan te geven of instemming wordt verleend aan het ingediende winningsplan. Wat het eventuele verlies van opslagcapaciteit betekent wordt onderzocht. Zie ook het antwoord op vraag 9.
Hoe verhoudt zich de door de NAM gewenste gaswinning bij Norg tot het in 2021 door het kabinet met Shell en Exxon gesloten Norg-akkoord en de arbitragezaak over de gewijzigde inzet van de gasopslag?
Het winningsplan dat de NAM heeft ingediend houdt rekening met de afspraken in het Norg-akkoord. Het Norg-akkoord is gesloten ten behoeve van de versnelde sluiting van het Groningenveld.
Kent u het bericht «creatief idee» van Shell voor gasopslag, goed voor miljardenwinst, op kosten van de staat?3
Ja.
Klopt het dat door het Norg-akkoord en de uitkomst van de arbitragezaak de gasopslag bij Norg heeft gezorgd voor grote extra inkomsten voor de NAM (Shell en Exxon)?
Nee. Het Norg-akkoord zorgt ervoor dat NAM in dezelfde positie wordt gesteld als wanneer het akkoord niet zou zijn gesloten. Daarbij is aangesloten bij het nadeelcompensatierecht. De gewijzigde inzet van de gasopslag Norg leidt ertoe dat de gaswinning uit het Groningenveld sneller kan worden afgebouwd. Zoals vermeld in de Kamerbrief van 1 april 2022 (Kamerstuk 33 529 nr. 997) heeft een onafhankelijke arbiter op 22 maart 2022 uitspraak gedaan over de berekeningswijze van een marktconforme vergoeding die de Staat zal betalen aan de eigenaar van Norg, de NAM. Dit is een vergoeding voor de inkoop van het gas dat wordt opgeslagen in Norg, de transportkosten, extra kosten door het wegvallen van flexibele inzet van Norg en gederfde inkomsten in de verkoop van gas. Het belangrijkste onderdeel van de vergoeding bestaat uit de inkoop van hoogcalorisch gas. Zonder het Norg-akkoord zou gas uit het Groningenveld opgeslagen worden in Norg. In plaats daarvan is hoogcalorisch gas ingekocht en geconverteerd naar laagcalorisch gas. De Staat betaalt daarom een vergoeding, om het nadeel van de NAM te compenseren. Het Norg-akkoord leidt dus niet tot extra inkomsten voor de NAM.
Is met dit akkoord het ondernemersrisico van de NAM afgewenteld op de staat?
Nee. Zie het antwoord op vraag 11.
Hoeveel heeft de NAM in totaal verdiend aan het Norg-akkoord? Hoeveel heeft de staat aan dividend en vennootschapsbelasting ontvangen vanwege het Norg-akkoord? Is er een schatting hoeveel dat de komende jaren zal zijn?
De vergoeding wordt door de NAM en EBN verantwoord op hun resultatenrekeningen en komt grotendeels terug bij de overheid. De door NAM ontvangen btw wordt door NAM weer geheel afgedragen aan de Staat. De vergoeding bedraagt naar verwachting exclusief btw circa 9 miljard euro over de jaren 2019 t/m 2024, waarvan circa 6,4 miljard euro cumulatief terugvloeit naar de Staat. EBN ontvangt namelijk 40% van de vergoeding, waarover zij onder meer solidariteitsbijdrage (in 2022) en vennootschapsbelasting afdragen aan de Staat. Omdat EBN een 100% beleidsdeelneming is, staat de volledige winst ter beschikking aan de Staat. Over het deel dat NAM ontvangt wordt winstaandeel, vennootschapsbelasting en solidariteitsheffing (in 2022) betaald. De Norg-vergoeding wordt niet anders behandeld dan andere inkomsten van NAM.
Aangezien de vergoeding afhankelijk is van de gasprijs van het betreffende gasjaar is de raming nog met veel onzekerheid omgeven. In de miljoenennota voor 2023 is een overzicht voor de komende jaren gegeven.
Hoe verhoudt zich het ingediende winningsplan door de NAM tot de voorgenomen verkoop van (delen van de) NAM?
Zie het antwoord op vraag 7.
Deelt u de mening dat we de problemen die door gaswinning zijn veroorzaakt eindelijk moeten oplossen en niet moeten verplaatsen?
Ja.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het eerstvolgende commissiedebat Mijnbouw/Groningen op 28 september 2023?
Dit is niet gelukt voor het debat van 28 september.
De winning van gas in Norg door NAM |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Kent u het bericht «NAM: stop gasopslag Norg»?1
Ja.
Klopt het dat de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) het zogenaamde kussengas in Norg wil winnen?
Ja, dat klopt. De NAM heeft een winningsplan ingediend omdat zij de opslag wil beëindigen en wil beginnen het kussengas uit de gasopslag te winnen.
Wat vindt u van de idee om de gasopslag Norg leeg te pompen?
Ik vind dit ingewikkeld en ik snap de zorgen die er in de omgeving zijn. De situatie is dat NAM een vergunning heeft om het kussengas van gasopslag Norg te produceren. Om daadwerkelijk te kunnen beginnen met het winnen van het kussengas heeft de NAM daarnaast echter een instemmingsbesluit van mij nodig op het ingediende winningsplan. In die rol als vergunningverlener zal ik het plan toetsen op grond van de vereisten uit de Mijnbouwwet, waaronder de veiligheid voor omwonenden. Daarbij win ik advies in van onder andere toezichthouder SodM, de Mijnraad en regionale overheden.
Daarnaast moet ACM in een afzonderlijke procedure beoordelen of de stopzetting van de gasopslaginstallatie de gasleveringszekerheid op Unie- of nationaal niveau niet vermindert.2 Dit zijn voorwaarden die geborgd moeten zijn voor er op termijn kussengas gewonnen kan worden.
Naar verwachting zullen al deze elementen samen anderhalf tot twee jaar in beslag nemen.
Deelt u de zorg dat juist de opslag bedoeld is om een reserve te hebben als er weer gasnood uitbreekt? Bent u bereid dit belang zwaar te wegen en ervoor te zorgen dat NAM niet gaat winnen?
Naast het veiligheidsbelang van de omwonenden weegt het leveringszekerheidsbelang mee. EU-regelgeving schrijft voor dat eigenaren van ondergrondse gasopslaginstallaties hun activiteiten alleen mogen stopzetten indien de certificeringsinstantie (in Nederland is dat ACM) tot de conclusie komt dat een dergelijke stopzetting de gasleveringszekerheid op Unie- of nationaal niveau niet vermindert. De ACM dient hiertoe een beoordeling uit te voeren en daarbij rekening te houden met een advies van het ENTSB (het Europees netwerk voor transmissiesysteembeheerders) voor gas.3
Snapt u de zorgen van de inwoners van Norg en Langelo en gemeente Noordenveld? Kunt u hen geruststellen en zeggen dat dit plan van tafel gaat?
Ik begrijp de zorgen van de bewoners in de buurt van de gasopslag. Belangrijk voor deze bewoners is te weten dat ik alleen toestemming zal geven om het kussengas te winnen als dit veilig kan voor de inwoners. Tevens moet de leveringszekerheid geborgd blijven. Naast veiligheid spelen mogelijk ook andere zorgen. Juist hierom is de NAM samen met de gemeenten Westerkwartier en Noordenveld en EZK een omgevingstraject gestart, waar er ruimte is voor bewoners om deze zorgen op tafel te leggen en gekeken kan worden hoe deze geadresseerd kunnen worden.
Begrijpt u ook niet dat NAM hier weer kiest voor het platte financiële voordeel in plaats van rust en zekerheid voor inwoners in het Noorden en leveringszekerheid voor heel Nederland?
Ik had het van meer maatschappelijke verantwoordelijkheid vinden getuigen als NAM even had gewacht met deze vraag. Dat neemt niet weg dat de NAM als private onderneming een winningsplan kan indienen. Dat beoordeel ik vervolgens op de in antwoord 3 en 4 toegelichte wijze.
Het verpatsen van NAM |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met de artikelen «Shell in overleg over verkoop NAM» en «Gesprekken met kandidaat voor NAM»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat de aandeelhouders Shell en Exxon af willen van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM)?
De NAM heeft aangegeven dat alle kleine gas- en olievelden op land en zee waar de NAM een belang in heeft worden ondergebracht in vier nieuwe bv’s. De aandelen in deze bv’s zullen vervolgens worden verkocht. Het Groningenveld en de ondergrondse gasopslagen Norg en Grijpskerk vormen geen onderdeel van de herstructurering en blijven integraal onderdeel van NAM BV. Dit is duidelijk gemaakt in het persbericht van de NAM van 26 oktober 20212 waarin NAM aankondigt dat haar operationele structuur wijzigt en nader toegelicht in de Kamerbrief over de consequenties van de gedeeltelijke verkoop van de olie- en gasproductie door de NAM (Kamerstuk 33 529, nr. 909).
De structuur van de NAM is een interne bedrijfsaangelegenheid van de NAM. Ik heb in beginsel geen invloed op dit besluit van de NAM, aangezien de NAM een private onderneming is. Zie hiervoor ook de beantwoording op eerdere vragen over de voorgenomen structuurwijziging/gedeeltelijke verkoop van de NAM van het lid Nijboer (PvdA) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 874), het lid Bromet (GroenLinks) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 875), het lid Mulder (CDA) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 78) en het lid Boulakjar (D66) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 79).
In de bovengenoemde antwoorden is onder andere aangegeven dat het Groningenveld en de ondergrondse gasopslagen in Norg en Grijpskerk niet worden verkocht. Ook is aangegeven dat bewoners in Groningen niks zullen merken van de herstructurering van NAM, omdat NAM geen rol speelt bij de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie. De mogelijke verkoop van de kleine velden heeft dan ook geen gevolgen voor de verplichtingen van de NAM ten aanzien van de betalingen voor de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie. Tijdens de hoorzitting met NAM, Shell en ExxonMobil die op 28 oktober 2021 in uw Kamer plaatsvond, heeft de (toenmalige) president-directeur van Shell Nederland aangegeven dat de opbrengsten van de eventuele verkoop van kleine velden ten goede komen aan NAM, en dus niet aan de aandeelhouders (zie ook Kamerstuk 33 529, nr. 909). Dit moet er onder meer aan bijdragen dat er voldoende geld bij NAM beschikbaar is om de rekeningen voor het schadeherstel en de versterkingsoperatie te betalen.
Ook als NAM niet aan haar betalingsverplichtingen zou kunnen voldoen, geldt dat de Staat hierover met Shell en ExxonMobil afspraken heeft gemaakt waardoor
Shell en ExxonMobil garant staan. Shell en ExxonMobil zijn op grond van het Akkoord op Hoofdlijnen verplicht om – voorafgaand aan het vervallen van de bestaande garanties – (vervangende) passende zekerheden te stellen voor eventuele kosten met betrekking tot de schadeafhandeling en versterkingsoperatie voor de periode na de beëindiging van de gaswinning (zie ook de beantwoording op vragen van het lid Bromet (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 875).
Bent u het eens dat Shell en Exxon decennia miljarden verdienden aan Groningen en nu de bodem in zicht is ze de hielen dreigen te lichten?
Nee. De NAM heeft aangegeven dat het Groningenveld en de ondergrondse opslagen in Norg en Grijpskerk geen onderdeel vormen van de herstructurering en integraal onderdeel blijven van NAM BV. De gedeeltelijke verkoop van NAM door Shell en ExxonMobil heeft daardoor geen consequenties voor de wijze waarop de kosten van het IMG voor schadeherstel en de NCG voor de uitvoering van de versterkingsoperatie bij de NAM in rekening worden gebracht. Zie in dat kader ook de Kamerbrief over de juridische consequenties van de voorgenomen gedeeltelijke verkoop (Kamerstuk 33 529, nr. 1066) en de beantwoording op Kamervragen van het lid Boulakjar (D66) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 79).
Hoe zorgt u ervoor dat niet alleen NAM maar ook aandeelhouders Shell een Exxon tot in lengte van jaren aansprakelijk blijven voor de schade en versterking in Groningen?
NAM is als exploitant van het Groningenveld en de gasopslagen Norg en Grijpskerk, conform artikel 6:177 Burgerlijk Wetboek, aansprakelijk voor schade die ontstaat door bodembeweging. Die situatie blijft ongewijzigd, omdat het Groningenveld en de ondergrondse gasopslagen Norg en Grijpskerk integraal onderdeel blijven van NAM BV.
Op grond van het Akkoord op Hoofdlijnen (2018) hebben Shell en ExxonMobil garanties verstrekt voor het aandeel van de NAM in de verplichtingen ten aanzien van betalingen voor de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie. Deze garanties gelden in het geval dat NAM niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen. Shell en ExxonMobil geven deze garanties tot de beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld. Shell en ExxonMobil zijn op grond van het Akkoord op Hoofdlijnen verplicht om voorafgaand aan het vervallen van de garanties (vervangende) passende zekerheden te stellen voor kosten met betrekking tot de schadeafhandeling en versterkingsoperatie voor de periode na de beëindiging van de gaswinning (zie ook de beantwoording op vragen van het lid Bromet (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 875). Begin oktober ontvangt uw Kamer een wetsvoorstel waarmee de definitieve en onomkeerbare sluiting van het Groningenveld per 1 oktober 2024 wordt vastgelegd, zoals ik heb aangekondigd in de Kamerbrief over de beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld van 22 september jl. (kenmerk 2023Z15770). Ik zal uw Kamer voor de definitieve beëindiging van de gaswinning informeren over de (vervangende) passende zekerheden. De herstructurering van NAM BV heeft geen gevolgen voor de bovengenoemde contractuele afspraken (zie ook Kamerstuk 33 529, nr. 909).
Hoe voorkomt u het risico dat NAM wordt opgeknipt in stukken en daarmee de toekomstige verantwoordelijkheid voor Groningen ook?
NAM heeft aangegeven dat het Groningenveld en de gasopslagen Norg en Grijpskerk integraal onderdeel blijven van de NAM. Het verkopen van de kleine velden heeft geen gevolgen voor het nakomen van NAM’s verplichtingen voor de kosten van de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie in Groningen. Bovendien is NAM als exploitant van het Groningenveld en de gasopslagen Norg en Grijpskerk aansprakelijk voor schade die ontstaat door bodembeweging. Die situatie blijft ongewijzigd. Zie ook het antwoord op vraag 2 en de beantwoording op Kamervragen van het lid Mulder (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 78). Daarnaast staan Shell en ExxonMobil voor NAM in, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4.
Het lijkt erop dat Shell en Exxon NAM laten afzinken en zo proberen onder hun verantwoordelijkheid uit te komen; wat kunt u doen om verkoop en opsplitsing te verhinderen?
Voor het antwoord hierop verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 2 en vraag 4.
Bent u bereid alles in het werk te stellen om niet alleen NAM maar ook haar aandeelhouders aansprakelijk te houden?
Ik ben bereid alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat NAM alle kosten die ik bij NAM in rekening breng volledig betaalt en de aandeelhouders daar zo nodig op aan te spreken.
Bent u bereid om eventueel een zaak te starten bij de Ondernemingskamer wegens wanbestuur van de bestuurders van NAM, Shell en Exxon als blijkt dat zij Groningen en het Rijk met de financiele ellende laten zitten?
De berichtgeving over een mogelijke gedeeltelijke verkoop van NAM vormt geen aanleiding om te veronderstellen dat NAM, Shell en ExxonMobil zich aan hun verplichtingen onttrekken. De verkoop van NAM’s kleine velden heeft geen gevolgen voor het nakomen van NAM’s verplichtingen voor de kosten van de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie in Groningen.
Bent u bereid Shell en Exxon op het matje te roepen en juridisch aard- en nagelvast te leggen dat zij hun financiële verantwoordelijkheid niet kunnen ontlopen, nu niet en over tientallen jaren nog niet? Zo nee, waarom niet?
In het Akkoord op Hoofdlijnen (2018) zijn reeds afspraken gemaakt waardoor Shell en ExxonMobil hun financiële verantwoordelijkheid niet kunnen ontlopen ten aanzien van de kosten voor het schadeherstel en de versterkingsoperatie. Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u ook naar de beantwoording van vraag 4.
Het bericht ‘Pure Energie aast op bouw windpark tussen Woltersum, Ten Boer en Ten Post. Boeren worden verleid om grond beschikbaar te stellen’ |
|
Sandra Beckerman |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Kent u het bericht «Pure Energie aast op bouw windpark tussen Woltersum, Ten Boer en Ten Post. Boeren worden verleid om grond beschikbaar te stellen»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het gegeven dat het bedrijf Pure Energie verkennende gesprekken voert over de bouw van (hoge) windmolens in de driehoek Ten Boer, Ten Post, Woltersum? Zijn er contacten geweest van het kabinet met Pure Energie?
Ik heb via de media vernomen dat Pure Energie verkennende gesprekken voert. Ik heb hierover geen contact gehad met Pure Energie.
Vindt u het, met ons, onwenselijk dat bedrijven zoals Pure Energie zelf grondbezitters benaderen over de bouw van (hoge) windmolens? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bedrijven als Pure Energie kunnen zelf grondbezitters benaderen voor de potentiële plaatsing van windmolens. Het is aan de RES-regio's om zoekgebieden aan te wijzen voor nieuwe wind- en zonneparken en om deze te verankeren in hun omgevingsbeleid. Ik heb vernomen van de provincie Groningen dat het desbetreffende gebied niet is aangewezen als concentratiegebied voor grootschalige windenergie, en dus de ontwikkeling van windenergie in dit gebied niet past binnen het huidige ruimtelijke provinciale beleid. Vergunningsaanvragen zullen worden getoetst aan dit omgevingsbeleid en het is dus nog niet duidelijk of de decentrale overheid meewerkt aan dit initiatief. Daarnaast is het streven naar 50% lokaal eigendom van belang zoals opgenomen in het Klimaatakkoord. Lokale participatie kan op diverse manieren worden vormgegeven, bijvoorbeeld door een lokale energiecoöperatie of door een samenwerking van een lokale energiecoöperatie en een ontwikkelaar. Ik zie in het beschreven proces tot nu toe geen aanleiding te denken dat – met de werkwijze van Pure Energie – de omgeving niet mee kan delen in de baten van de energietransitie.
Deelt u de mening dat de mogelijke komst van hoge, commerciële, windmolens in het bevingsgebied een slechte zaak is?
In het Klimaatakkoord hebben we afgesproken dat we tot 2030 ten minste 35 TWh aan grootschalige hernieuwbare energie op land willen opwekken in onze leefomgeving. Windenergie op land is noodzakelijk voor het halen van onze klimaatdoelen voor 2030 en daarna.
De betrokken partijen hebben met elkaar een verantwoordelijkheid om windturbines op basis van een locatie-specifieke afweging zorgvuldig in te passen. Dit dient uiteraard te gebeuren met oog voor verschillende belangen en oog voor adequate milieubescherming. Zoals aangeven in het antwoord op vraag 3 is het desbetreffende gebied niet aangewezen als concentratiegebied voor grootschalige windenergie, de ontwikkeling van windenergie in dit gebied niet past binnen het huidige ruimtelijke provinciale beleid.
Deelt u onze analyse dat het voor het herstel van vertrouwen cruciaal is dat bewoners zeggenschap krijgen over hun leefomgeving?
Het is van groot belang om de bewoners actief te betrekken bij beslissingen over hun leefomgeving. Binnen de Regionale Energiestrategieën zijn zoekgebieden voor windmolens en zonnepanelen door een zorgvuldig democratisch proces tot stand gekomen. Het Klimaatakkoord bevat ook afspraken die betrekking hebben op zowel procesparticipatie als financiële participatie bij hernieuwbare energie op land. Er wordt gestreefd naar 50% eigendom van de lokale omgeving van de productie van wind- en zonne-energie op land in 2030. Dit is bedoeld om de lokale zeggenschap te vergroten.
Beleidsparticipatie, procesparticipatie en financiële participatie staan binnen het participatieproces centraal en dragen bij aan het herstel van vertrouwen. Omwonenden worden betrokken bij het ontwikkelen van energiebeleid, het ruimtelijk inpassen van energieprojecten en het maken van afspraken over financiële deelname. Dat is overal in Nederland van belang en vanwege de gaswinningsgeschiedenis met nadruk ook in Groningen. Gemeenten hebben een stimulerende en regisserende rol bij het zorgen voor draagvlak voor duurzame energie-initiatieven. Daarnaast wordt met de regio verkend hoe de opbrengsten van projecten om de Groningse en Noord-Drentse economie te versterken, ook bewoners mee kunnen profiteren, conform motie Klaver/Nijboer (Kamerstuk, 35 561 nr. 21).
Bent u op de hoogte van het feit dat bewoners in de omgeving in verschillende coöperaties al bezig zijn met een lokale aanpak?
Ik ben ervan op de hoogte dat er enkele coöperaties actief zijn in de omgeving.
Welke lessen heeft het kabinet geleerd van de bouw van eerdere grote windparken zoals die bij Meeden en in de Veenkoloniën?
De windparken Drentse Monden en Oostermoer en N33 zijn tot stand gekomen met behulp van de Rijkscoördinatieregeling (RCR). Bij brief van 23 januari 2017 (Kamerstuk 31 239, nr. 254) is uw Kamer geïnformeerd over de evaluatie van de Rijkscoördinatieregeling. Deze evaluatie heeft geleid tot een herijking van de wijze van toepassing van de Rijkscoördinatieregeling. Naar aanleiding van de evaluatie, wordt nu in een vroeg stadium met betrokken overheden en de initiatiefnemer besproken welke overheid het meest geschikt is om een project van overheidszijde te trekken. Daarom treed ik bij projecten van nationaal belang voor de formele start van de procedure in overleg met de initiatiefnemer en medeoverheden over het meest geschikte bestuursniveau en de vormgeving van het proces voor de ruimtelijke inpassing. Wanneer de RCR-procedure niet versnellend is, omdat de betreffende decentrale overheid de besluitvorming voortvarend zou kunnen uitoefenen, heeft ruimtelijke besluitvorming over een project van nationaal belang op decentraal niveau mijn voorkeur.
Daarnaast is het van belang om alle belanghebbenden vroegtijdig in het proces te betrekken. Het gaat hier om betrokkenheid van burgers zowel bij het ontwikkelen van beleid als bij het realiseren van energieprojecten. Ik heb uw Kamer op 17 mei 2023 geïnformeerd over de kabinetsvisie burgerbetrokkenheid bij de energietransitie (Kamerstuk 32 813, nr. 1231).
De Regionale Energiestrategieën sluiten hierbij aan. Het is hierbij aan de RES-regio's om zoekgebieden aan te wijzen voor nieuwe wind- en zonneparken. Conform de afspraak in het Klimaatakkoord wordt de inrichting van participatie mede bepaald in gesprek met de omgeving.
Herkent u dat door het niet serieus nemen van omwonenden daar het vertrouwen in de overheid is geschaad? Zo ja, wat betekent dat voor nieuwe plannen?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u, met ons, van mening dat een verdere daling van het vertrouwen moet worden voorkomen en de overheid dus ook wanneer commerciële partijen plannen maken, het verstandig is direct te laten weten dat de rijksoverheid niet voornemens is extra lasten af te wentelen op het aardbevingsgebied?
Ik ben het ermee eens dat afname van vertrouwen moet worden voorkomen, en daarom is actieve betrokkenheid van bewoners bij de energietransitie essentieel. In het bijzonder voor Groningen geldt dat de inzet van het kabinet is om er voor te zorgen dat het vertrouwen in de overheid herstelt.
Mensen in het gaswinningsgebied hebben onevenredig de lasten moeten dragen van 60 jaar gaswinning in Groningen. De overheid heeft te laat gehandeld naar de signalen van bewoners waardoor mensen onnodig hebben geleden onder aardbevingen.
In het Klimaatakkoord hebben we afgesproken dat de medeoverheden het voortouw nemen in het inpassen van de opwek van ten minste 35 TWh aan grootschalig hernieuwbaar op land. De afspraken over de uitrol van hernieuwbare energie zijn, in samenspraak met verschillende stakeholders (in het bijzonder bewoners), een afweging tussen draagvlak, impact op het elektriciteitsnet, en ruimtelijke inpassing en zijn vastgelegd in de RES 1.0. De decentrale overheden zijn verantwoordelijk voor het verlenen van de benodigde vergunningen. Het is aan de decentrale overheden om de plannen van (commerciële) partijen – ook die niet binnen de RES-zoekgebieden vallen – te beoordelen.
In hoeverre kan bij de door u voorgestelde participatie bij zonne- en windenergie op land ook nee gezegd worden tegen de plaatsing van hoge windmolens?
Participatie is bij uitstek geschikt om – binnen de zoekgebieden en de gemaakte afspraken over op te wekken duurzame energie – met bewoners te bespreken wat voor de omgeving belangrijke waarden zijn die meewegen bij de inpassing van de energie opwek. Hoge windmolens wekken meer elektriciteit op dan kleine windmolens. Een 'nee' tegen een hoge windmolen kan ertoe leiden dat er meerdere kleine windmolens geplaatst dienen te worden om de zelfde energie productie te halen – dit wordt dan besproken in het participatieproces.
Ik ben mij ervan bewust dat een participatieproces, hoe zorgvuldig ook, nog steeds kan leiden tot keuzes waar niet iedere deelnemer achter staat. Op dat moment kan een burger gebruik maken van rechtsbescherming.
Welke stappen heeft u gezet nadat de Raad van State voor een windpark bij Delfzijl heeft uitgesproken dat het kabinet ten onrechte geen rekening houdt met milieueffecten? Klopt het dat er vertraging is ontstaan bij het komen tot nieuwe normen? Zo ja, moet er in de tussentijd een pas op de plaats worden gemaakt met het maken van nieuwe plannen?
Bij brief van 6 juli 2021 (Kamerstuk 33 612, nr. 76) is uw Kamer geïnformeerd over de gevolgen van de uitspraak van de Raad van State van 30 juni 2021 (ECLI;NL:RVS:2021:1395) over de milieubeoordeling voor windturbinenormen. In de uitspraak oordeelt de Raad van State dat de algemene regels voor windturbines in het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm) en de bijbehorende Activiteitenregeling milieubeheer (Arm) voor windturbineparken (windturbinebepalingen) buiten toepassing moeten worden gelaten. Voor deze algemene regels had op grond van EU-recht een planmilieueffectrapport (planmer) moeten worden gemaakt.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat stelt momenteel algemene regels op basis van een plan-MER op.
In afwachting van de nieuwe milieubepalingen blijft het mogelijk om nieuwe windparken te realiseren. Voor nieuwe windturbineparken kan het bevoegd gezag op basis van een lokale milieubeoordeling milieuvoorschriften opnemen in de omgevingsvergunning milieu en het bestemmings- of omgevingsplan om milieubescherming te bieden voor omwonenden. De normen moeten een actuele, deugdelijke, op zichzelf staande en op de aan de orde zijnde situatie toegesneden motivering hebben. Bij Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding en Windpark Karolinapolder heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dit getoetst en geoordeeld dat dit inderdaad het geval is. Hierover is uw Kamer geïnformeerd op 8 september 2023. Zoals aangegeven is het niet nodig om pas op de plaats te maken bij het realiseren van nieuwe windparken.
Hoe geeft u uitvoering aan de motie-Leijten/Erkens over het maken van afspraken over de plaatsing van nieuwe windmolens, waaronder afspraken over strenge minimumafstands-normen (Kamerstuk 32 813, nr. 985)?
Bij brief van 6 juli 2022 (Kamerstuk 32 813, nr. 1085) en bij brief van 8 september 2023 (kenmerk 2023Z13559) is uw Kamer geïnformeerd over de uitvoering van de motie Leijten/Erkens. In de motie is verzocht te onderzoeken of een afstandsnorm van 4x tiphoogte (Deense norm) tijdelijk toegepast kan worden. Het is vanwege strijdigheid met de Europese richtlijn voor strategische milieubeoordeling (smb-richtlijn) echter niet toegestaan om – vooruitlopend op de plan-m.e.r. en AMvB-procedure – vanuit het Rijk algemene of tijdelijke regels te geven voor nieuw te realiseren windparken zonder het uitvoeren van een plan-m.e.r. Ook voor afspraken met decentrale overheden die voorzien in een afstandsnorm kan geoordeeld worden dat deze in strijd zijn met de smb-richtlijn als er geen plan-m.e.r. voor is uitgevoerd. Naar aanleiding van de motie Leijten/Erkens is de afstandsnorm van 4x tiphoogte meegenomen in de plan-m.e.r.-procedure. Totdat nieuwe landelijke milieunormen zijn vastgesteld kunnen decentrale overheden per windpark milieuvoorschriften in de omgevingsvergunning opnemen. De voorbereiding daarvan gebeurt in een zorgvuldig proces op basis van een lokale milieubeoordeling. Daarbij helpt het onderling delen van kennis en werkwijzen om elkaar te ondersteunen, te leren van elkaar en uniformiteit te bevorderen. Het Rijk ondersteunt gemeenten hierbij. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie.
De forse krimp van de Groningse economie door afbouw van de gaswinning |
|
Nico Drost (CU) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Hoe luidt uw reactie op de forse krimp van 13% van de Groningse economie door afbouw van de gaswinning?1
De relatief forse krimp van de economie in de provincie Groningen is het resultaat van de afbouw van de gaswinning. Als de gaswinning buiten beschouwing wordt gelaten groeide de economie met uitzondering van Delfzijl en omgeving met circa 1 procent.
Hoe luidt uw reactie op de krimp van de economie in de regio Delfzijl, die uitkomt op 4%, wat voornamelijk kwam doordat de industrie in die regio veel last heeft van de hoge energieprijzen?
De krimp van de economie in Delfzijl en omgeving was inderdaad het resultaat van de hoge energieprijzen. In Delfzijl en omgeving evenals in Zeeuws-Vlaanderen was hierdoor een lichte daling van de productie van de industrie.
Erkent u dat de statistieken over de Groningse economie, door toerekening van de gasbaten aan de provincie Groningen, jarenlang een vertekend beeld hebben gegeven, met name doordat het overgrote deel van de gasbaten naar de rijksoverheid zijn gevloeid? Erkent u dat Groningen daardoor jarenlang rijker is voorgespiegeld dan deze provincie daadwerkelijk was? Welke lering trekt u hieruit?
In de statistieken over de economische ontwikkeling van de provincies is van oudsher ook een onderscheid gemaakt tussen de gasbaten en de economische ontwikkeling van de provincie Groningen zelf. Ook in het artikel waarnaar u verwijst is dit onderscheid gemaakt. Wanneer de gaswinning is beëindigd is dit onderscheid niet meer nodig.
Deelt u de mening dat, in het licht van de kabinetsreactie «Nij begun» op het parlementaire enquêterapport gaswinning Groningen, alles in het werk gesteld moet worden om de forse economische krimp in de provincie Groningen te stoppen en om te zetten in duurzame groei? Hoe gaat u dit bewerkstelligen?
In de kabinetsreactie op de parlementaire enquête gaswinning Groningen zijn onder meer een economische en sociale agenda aangekondigd waarmee voor de komende dertig jaar zal worden ingezet op de duurzame economische ontwikkeling van Groningen.
Op welke wijze gaat u het programma voor de economische structuurversterking, zoals verwoord in de kabinetsreactie «Nij begun» op het parlementaire enquêterapport gaswinning Groningen, monitoren en hoe voorkomt u dat de economische vertekening door het afbouwen van de gaswinning hierbij negatieve gevolgen heeft?
Ik zal uw Kamer in december op hoofdlijnen informeren over de manier waarop onder andere de voortgang van de economische en sociale agenda zal worden gemonitord. In april volgend jaar zal de eerste Staat van Groningen worden gepresenteerd en de specifieke doelstellingen die hiervoor jaarlijks gemonitord zullen worden.
Bent u bereid om in de jaarlijkse Staat van Groningen de economische cijfers op een gedetailleerder niveau dan «provincie» op te leveren, bij voorkeur op gemeentelijk niveau?
Op dit moment worden voor de Staat van Groningen de te behalen en te monitoren doelen uitgewerkt. In dat kader zal ook worden bezien op welk niveau economische cijfers hierover opgeleverd kunnen worden.
Kunt u aangeven op welke wijze de regio Delfzijl, waar de economie het hardst is gekrompen, in het bijzonder aandacht krijgt in deze economische structuurversterking? Kunt u aangeven hoe dit in het masterplan Oost-Groningen verwerkt wordt?
De regio Delfzijl maakt onderdeel uit van de Economische Agenda Groningen, voor de economische structuurversterking in deze regio is daarnaast het Masterplan Zeehavens van de Toekomstagenda Groningen relevant. Delfzijl en de gemeente Eemsdelta zijn geen onderdeel van de regio Oost-Groningen en het Masterplan Oost-Groningen.
Kunt u garanderen dat het startdocument voor de economisch structuurversterking nog dit jaar vastgesteld en met de Kamer gedeeld wordt? Wilt u zich inspannen om (de contouren van) het masterplan Oost-Groningen nog dit jaar vast te stellen en met de Kamer te delen?
Ja, dat kan ik garanderen. Hierin zal ook worden ingegaan op de inhoudelijke samenhang met de masterplannen van de Toekomstagenda Groningen.
Groninger gedupeerden die nog steeds de prijs betalen |
|
Sandra Beckerman |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Herkent u, gezien de motie van de leden Beckerman en Nijboer over inventariseren hoe groot het probleem is dat gedupeerden zelf kosten maken voor de versterking of sloop-nieuwbouw van hun huis,1 dat er inderdaad vele gedupeerde Groningers zijn die eigen geld hebben moeten investeren?
Het is mij bekend dat er enkele bewoners zijn die eigen geld hebben moeten betalen voor de versterking of sloop-nieuwbouw van hun huis. Uit het meldpunt dat beschikbaar wordt gesteld voor bewoners die eigen kosten hebben gemaakt moet blijken hoe vaak dit is voorgekomen. Het beeld is niet dat het om grote aantallen bewoners gaat.
Hoe geeft u uitvoering aan deze aangenomen motie? Kunt u een inschatting geven om hoeveel gedupeerden het gaat? Welke stappen zijn reeds gezet? Welke stappen gaat u zetten?
Ik vind het niet wenselijk dat eigenaren en huurders zelf kosten moet dragen voor het treffen van noodzakelijke versterkingsmaatregelen of kosten die daar direct uit voortkomen. Voor de gevallen waar dit wel het geval is, zal een meldpunt worden ingericht waar bewoners zich kunnen melden die menen dat zij zelf kosten hebben gemaakt voor noodzakelijke versterkingsmaatregelen of kosten die daar direct uit voortkomen. Wanneer blijkt dat bewoners dergelijke kosten hebben gemaakt, dan worden deze volledig vergoed.
Dit meldpunt wordt bij de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) beschikbaar gesteld. De NCG doet daarbij een uitvraag om vast te stellen welke kosten bewoners zelf hebben gedragen bij de gemeenten Groningen, Eemsdelta en Midden-Groningen voor de vergoedingen die zij hebben gedaan in het kader van voor de batch 1588. Het meldpunt wordt uiterlijk per 1 oktober 2023 opengesteld.
Deelt u de mening dat het compenseren van dit onrecht cruciaal is, zeker wanneer de overheid aangeeft haar ereschuld te willen inlossen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe gaat u uitvoering geven aan de aangenomen motie van de leden Beckerman en Nijboer over bewoners die eigen geld hebben moeten inzetten voor de versterking of sloop en nieuwbouw van hun huis schadeloos stellen?2 Wanneer kan de compensatie starten?
Zie antwoord vraag 2.
Waar wordt het meldpunt ingericht waar gedupeerden die eigen geld hebben moeten investeren zich kunnen melden voor compensatie? Op welke termijn kan dit gereed zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u geschrokken van de verhalen van bewoners die onderdeel waren en zijn, van de zogenaamde batch 1588 en die soms vele tienduizenden euro's hebben moeten betalen voor de sloop-nieuwbouw van hun onveilige woning?
Ja, ik ben geschrokken van de verhalen van bewoners. NCG zet samen met de gemeenten de benodigde stappen om de problematiek van deze bewoners in kaart te brengen en op te lossen wanneer blijkt dat eigenaren of huurders kosten hebben gemaakt voor noodzakelijke versterkingsmaatregelen of kosten die daar direct uit voortkomen.
Wat gaat u doen om te zorgen dat er zo snel mogelijk een goede compensatie komt voor deze gedupeerden die niet onder de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) vallen?
NCG onderzoekt in welke situaties bewoners niet voldoende geld hebben gekregen om een vergelijkbare woning terug te bouwen. Wanneer deze situaties worden aangetroffen, dan worden de kosten die de bewoners zelf hebben moeten maken vergoed.
Het Prijspeil van 2019 wordt gecontroleerd en geïndexeerd naar 2023 om de actuele prijsstijgingen op te vangen. Benodigd budget wordt hiervoor vanuit het Rijk beschikbaar gesteld via gemeenten. Ik heb de NCG gevraagd dit zo snel mogelijk te regelen.
Wat is er gebeurd met de 85 miljoen euro die extra is vrijgemaakt voor batch 1588 naar aanleiding van het amendement van het lid Beckerman over het waarborgen van de gebruiksmogelijkheden van gebouwen na versterking?3
Voor de uitvoering van batch 1588 zijn in 2019 door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en gemeenten specifieke afspraken gemaakt. Het programma batch 1588 kent een vastgesteld budget op basis van een prijslijst met beperkte indexatie. Voor batch 1588 is de indexatie gehanteerd conform de regeling en bijbehorende annex: dit is niet voldoende gebleken. Daarom zijn er in 2021 aanvullende afspraken gemaakt tussen BZK en de betrokken gemeenten over batch 1588. Er is in totaal 85 miljoen euro extra beschikbaar gekomen voor batch 1588.
Deze middelen waren onder andere voor de gestegen bouwkosten, tijdelijke huisvestiging en wettelijke eisen voor bijna energie neutraal gebouwen (BENG). Zodoende worden gemeenten in staat gesteld om de woningen binnen batch 1588 te versterken. Een te beperkte indexatie van de bouwkosten heeft in een aantal gevallen echter tekorten t.o.v. actuele benodigde budgetten opgeleverd.
Deze tekorten zijn voor de korte termijn binnen batch 1588 opgelost. Aanvullende indexatie voor de lange termijn volgt nu uit maatregel 17 van Nij Begun.Met gemeenten moet nu tot een passende uitwerking van de maatregel worden gekomen, om de noodzakelijke versterking van gebouwen of kosten die daar direct uit voortkomen binnen batch 1588 te realiseren.
Waarom zijn sommige gedupeerden in deze batch niet of te beperkt gecompenseerd voor de stijgende bouwkosten?
Zie antwoord vraag 8.
Waaraan zal het geld worden uitgegeven dat in het maatregelenpakket van het kabinet als reactie op de parlementaire enquête Groningen opnieuw is gereserveerd voor batch 1588? Is hier een begroting voor gemaakt en kunt u die met ons delen?
Voor de afronding van de versterking van de woningen in de batch 1588 wordt extra budget ter beschikking gesteld om de gestegen bouwkosten te compenseren. Eerder geraamde budgetten zijn namelijk niet altijd meer voldoende om een functioneel vergelijkbare woning terug te kunnen laten bouwen. Bewoners mogen hier niet de dupe van zijn. Daarom wordt het geraamde budget met 23% verhoogd. Deze verhoging wordt verdeeld over de restopgave binnen batch 1588.
Wat vindt u ervan dat gedupeerden een rekening van ca. 10.000 euro krijgen van de gemeente om de sloop van hun eigen woning te betalen, terwijl deze bewoners er nooit om hebben gevraagd om in een door gaswinning onveilige woning te wonen?
Bewoners dienen geen kosten voor de sloop te betalen indien versterking aan de orde is. Dat is in deze situatie ook niet aan de orde. In batch 1588 voeren bewoners de versterking (sloop/nieuwbouw) uit in eigen beheer. In het bouwbudget zijn daarom extra middelen opgenomen voor het slopen van de woning en het afsluiten van het gas, licht en water in de betreffende woning. In de meeste gevallen regelen eigenaren zelf de sloop van de woning. In die situatie betaalt de eigenaar uit het bouwbudget dat door de gemeente ter beschikking is gesteld direct het bedrijf dat de woning sloopt. In situaties waarin de eigenaar op een andere plek in de gemeente is gaan wonen, wordt de sloop door de gemeente geregeld. In die situaties betaalt de eigenaar de kosten voor sloop aan de gemeente. Deze kosten worden voldaan uit het bouwbudget, waarin rekening is gehouden met sloop van de woning.
In twaalf gevallen heeft Samenwerkingsverband Noord Nederland (SNN), die de subsidieregeling voor gemeentes uitvoert, recent een fout gemaakt. Onbedoeld hebben deze twaalf eigenaren het bedrag voor sloop kunnen uitgeven aan de bouw van de woning. In deze situaties is ervoor gekozen om het tekort dat hierdoor is ontstaan niet voor rekening aan de eigenaar te laten komen.
Wat vindt u er voorts van dat bewoners een rekening krijgen voor de sloop van hun eigen onveilige woning, ook wanneer deze woning niet gesloopt is en deze woning nu wordt verhuurd voor ruim 450 euro per maand?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 11 zijn de kosten voor sloop meegenomen in het budget dat eigenaren hebben gekregen. Eigenaren hebben dus zelf geen kosten betaald voor sloop van hun woningen. Om de leefbaarheid in de wijk te kunnen borgen heeft de gemeente deze woningen ondergebracht bij een leegstandsbeheerder om tot aan de sloop de woning in beheer te houden. Deze werkwijze heeft de gemeente in samenspraak met de Belangenvereniging Zandplatenbuurt (BVZ) opgezet.
Hoe is uitvoering gegeven aan de aangenomen motie van de leden Beckerman en Nijboer over een oplossing voor problemen met huizen in Overschild?4
De NCG heeft voor 1 juni 2022 met de betreffende bewoners gesproken en is samen met hen tot gedragen oplossingen gekomen. De uitvoering van deze oplossingen, waaronder het deels opnieuw opbouwen van de woningen en het herstellen van geconstateerde gebreken, is direct daarop gestart. In 2022 zijn de eerste woningen opgeleverd. De laatste woningen zijn in 2023 gereed.
Is u bekend dat ook nieuwbouwwoningen uit batch 1588 in Delfzijl kampen met (ernstige) gebreken en bouwfouten?
Het is mij bekend dat er bij een aantal woningen in Delfzijl gebreken zijn geconstateerd in de gevels. De gebreken worden door de aannemer/ontwikkelaar erkend.
Op 25 juli jl. is een sessie belegd met alle partijen (bewoners, juridische ondersteuning van de bewoners, de onafhankelijke bouwkundige expert, de ontwikkelaar en de aannemer) waarin alle zorgen en gebreken die in het bouwkundig rapport zijn benoemd, aan de orde zijn gekomen. Hierbij is per punt een oplossingsrichting overeengekomen. Ook is afgesproken dat de komende periode de onafhankelijk bouwkundig expert, op kosten van de gemeente, betrokken blijft bij de uitvoering hiervan. Deze afspraken zijn vastgelegd en gedeeld met alle betrokkenen.
Herkent u dat bij 24 prefab woningen in twee straten in Delfzijl sprake is van onder andere scheuren, bol staande muren, ontbrekende roosters, lekkages, niet werkende zonnepanelen en omvormers, ruimte tussen bouwlagen en kapotte riolering onder woningen? Herkent u dat uit onafhankelijk onderzoek blijkt dat de huizen over tien jaar schimmel en houtrot krijgen door de aanwezige bouwfouten?
Zie antwoord vraag 14.
Is het u bekend dat deze bewoners niet worden geholpen en er nu rechtszaken lopen tegen het bouwbedrijf?
Zie antwoord vraag 14.
Deelt u de mening dat dit een groot schandaal is dat zo snel mogelijk moet worden opgelost? Zo ja, wat gaat u doen?
Zie antwoord vraag 14.
Herkent u dat dit sommige bewoners opnieuw veel geld kan kosten omdat gedupeerde Groningers geen rechtsbijstandverzekering kunnen afsluiten en het aangenomen amendement van het lid Beckerman over juridische bijstand en bouwkundig en financieel advies nog niet wordt uitgevoerd?5
Dit beeld herken ik niet. Vanaf 1 juli 2023 kan een eigenaar aanspraak maken op een subsidie uit de subsidieregeling «Rechtsbijstand en aanverwante kosten Tijdelijke wet Groningen» voor kosteloze rechtsbijstand en mediaton. In de overgangsbepaling van deze regeling is opgenomen dat bewoners ofwel eigenaren van een gebouw die een advocaat hebben ingeschakeld, voordat de regeling in werking trad, in aanmerking komen voor een vergoeding van deze juridische kosten zolang het bezwaar of beroep nog niet is afgerond. Ook wanneer er sprake is van bouwfouten, hoeven de inwoners geen kosten te maken. De eigenaar kan hiervoor een aanvraag voor vergoeding Schade Door Versterking bij NCG doen.
Indien na onderzoek wordt geconstateerd dat zaken niet juist zijn uitgevoerd, zal een plan opgesteld worden samen met de bewoners. Eventuele juridische bijstand kan worden vergoed.
Hoe gaat u zorgen dat bewoners schadeloos worden gesteld voor de (o.a. juridische) kosten die ze hebben moeten maken vanwege deze bouwfouten?
Zie antwoord vraag 18.
Zijn er bij u nog meer situaties bekend waarbij bij schadeherstel, versterking of sloop-nieuwbouw bouwfouten zijn gemaakt?
Kleine oplevergebreken doen zich in het algemeen in de bouw voor, ook los van de versterkingsoperatie in Groningen. Bouwfouten komen daarentegen slechts in enkele gevallen voor, wat aansluit bij het landelijke beeld. De NCG werkt in deze gevallen met de aannemers aan een gepaste oplossing of herstel.
Waar kunnen gedupeerden zich melden wanneer zij bouwfouten constateren? Welke hulp wordt hen dan geboden?
De NCG is vanuit haar coördinerende rol in de versterkingsoperatie en als opdrachtgever in het kader van het opleverproces richting de eigenaar verantwoordelijk voor het oplossen van gebreken. Na oplevering van de woning kan de eigenaar zich op basis van de afgegeven garanties melden bij de aannemer. Mocht hieraan door de aannemer geen of onvoldoende gevolg worden gegeven, dan kan de eigenaar zich melden bij het loket Nazorg en Oplevering van de NCG. Na een melding wordt bekeken hoe de eigenaar zo snel mogelijk kan worden geholpen en wordt ook onderzocht of de aannemer verplicht is om te herstellen, of dat NCG anderszins tot herstel overgaat. Daarnaast kunnen bewoners ook altijd terecht bij hun bewonersbegeleider.
Wie is verantwoordelijk wanneer bouwfouten worden geconstateerd aan woningen die in het versterkingsprogramma zitten?
Zie antwoord vraag 21.
Hoe geeft u uitvoering aan de motie van de leden Beckerman en Nijboer over het indexeren van bouwkosten?6
Aannemers zijn verplicht om te werken met de Groninger Maatregelen Catalogus (GMC). In de GMC staan de meest voorkomende versterkingsmaatregelen die worden toegepast in Groningen. Onderdeel van de GMC is een prijzenblad met marktconforme eenheidsprijzen, gekoppeld aan de versterkingsmaatregelen. Dit prijzenblad wordt elke drie maanden geactualiseerd door een commissie bestaande uit een externe kostendeskundige, een kostendeskundige van de NCG en enkele aannemers. Mocht de aannemer gedurende de realisatie geconfronteerd worden met niet-voorziene prijsstijgingen, dan kunnen deze worden besproken met de projectverantwoordelijke. In sommige gevallen kunnen deze worden gecompenseerd door onvoorziene meevallers, in andere gevallen kunnen ze in rekening worden gebracht bij de NCG.
De GMC is echter niet van toepassing bij sloop/nieuwbouw (S/N). Voor S/N wordt in principe gewerkt met een taakstellend budget gebaseerd op een waardebepaling van een bestaande woning en de begroting S/N waarbij het actuele prijspeil wordt gehanteerd. Inkoop/contractering van S/N vindt dus plaats op basis van een marktconforme begroting en wordt vervolgens vergeleken met de aanbieding/raming van de aannemer om de marktconformiteit te verifiëren. Voor batch 1588 geldt ook dat er sprake is van indexatie; zie vraag 9.
Kunt u een opsomming geven bij welke regelingen en situaties de hard gestegen bouwkosten wel en wanneer deze niet worden geïndexeerd?
Zie antwoord vraag 23.
Herkent u situaties waarbij gedupeerden in de knel komen omdat de gestegen bouwkosten niet of onvoldoende worden gecompenseerd? Zo ja, welke stappen zet u om dat op te lossen?
Deze situaties ken ik alleen binnen batch 1588. Met de maatregelen genoemd in het antwoord op vraag 9 en 23 wil ik dergelijke situaties voorkomen en oplossen.
Herkent u dat de gestegen bouwkosten niet alleen een probleem zijn bij schadeafhandeling en de versterkingsoperatie maar ook bij regelingen ter compensatie, bijvoorbeeld wanneer gedupeerden voor de 10.000-euro-regeling een offerte hadden maar buiten hun schuld in januari 2022 geen gebruik konden maken van de regeling en de geoffreerde werkzaamheden nu niet meer voor dat bedrag kunnen laten uitvoeren?
Ik begrijp dat het teleurstellend is voor bewoners als zij een voorgenomen plan niet meer zonder eigen bijdrage kunnen realiseren. Tegelijkertijd is 10.000 euro nog steeds een substantiële tegemoetkoming. Dit geeft voldoende ruimte om, eventueel in combinatie met andere subsidies, de woning bijvoorbeeld significant te verduurzamen.
Zijn u casussen bekend van gedupeerden die problemen ervaren met de Belastingdienst door de situatie waar ze ongewild in zitten door de problemen als gevolg van de gaswinning?
Er zijn op dit moment bij de NCG geen meldingen bekend van gedupeerden die daadwerkelijk fiscale schade hebben geleden. Ik ben wel bekend met gedupeerden die mogelijk fiscale schade zullen leiden. De NCG wil samen met hen en de Belastingdienst ervoor zorgen dat dit wordt voorkomen. De NCG organiseert op aanvraag van de gedupeerde fiscaal advies. Indien er toch schade ontstaat vergoedt de NCG de fiscale schade.
Herkent u dat ondernemers die door alle ellende rondom gaswinning de afgelopen jaren minder hebben kunnen verdienen hierdoor in problemen komen met de Belastingdienst?
Dit beeld herken ik niet. Ondernemers die minder verdienen door problematiek rondom de gaswinning claimen bij de NCG hun bedrijfsschade en krijgen deze ook vergoed.
Hoeveel gedupeerden zijn inmiddels gecompenseerd naar aanleiding van de aangenomen motie van het lid Beckerman over een rechtvaardige compensatie van de waardedaling?7 Is het beschikbare budget uitgeput? Hoe waarderen gedupeerden deze regeling?
Het IMG heeft sinds 5 december 2022 6.301 aanvragen ontvangen voor een tegemoetkoming voor het verschil qua vergoeding voor waardedaling tussen de NAM en het IMG. Op dit moment heeft het IMG reeds op 6.054 (ruim 96%) aanvragen een besluit genomen. In 4.435 gevallen hiervan (73%) heeft een aanvrager ook daadwerkelijk een tegemoetkoming gekregen van het IMG en is het verschil tussen de vergoeding van de NAM en het IMG weggenomen. Veel van de afwijzingen vinden hun oorsprong in het feit dat aanvragers per abuis een verkeerde aanvraag doen, bijvoorbeeld een aanvraag voor een NAM-tegemoetkoming in plaats van een reguliere aanvraag. Het IMG helpt en wijst de bewoners door waar nodig.
In totaal is er voor € 18.088.325 aan aanvullende vergoedingen uitgekeerd door het IMG en voor € 2.304.333 aan wettelijke rente. Het beschikbare budget van € 25 miljoen is daarmee nog niet uitgeput.
Voor het overgrote deel van de besluiten geldt dat deze ruim binnen de beslistermijn van acht weken zijn genomen. Het IMG beschikt niet over afzonderlijke klanttevredenheidcijfers met betrekking tot deze regeling. Deze cijfers zijn verdisconteerd in de cijfers ten aanzien van de waardedalingsregeling. De waardedalingsregeling wordt door aanvragers over het algemeen goed beoordeeld. De beoordeling na een besluit over waardedaling krijgt gemiddeld het cijfer 7,9. Daarnaast gaat slechts 5,5% van de aanvragers in bezwaar tegen een besluit voor waardedaling.
Herkent u dat er voor ongeveer 100 mensen die hun woning hebben verkocht aan de Stichting Proef Koopinstrument (SPKI) en de opvolger daarvan toch nog een probleem is omdat er 5 procent van de taxatiewaarde is afgetrokken? Kan deze groep alsnog volledig gecompenseerd worden?
Het koopinstrument is bedoeld als laatste redmiddel waar een eigenaar vrijwillig van gebruik kan maken als hij of zij de woning wil verkopen. Hiervoor hoeft er geen directe relatie te zijn met aardbevingsproblematiek. Op dit moment wordt inderdaad 95% van de taxatiewaarde betaald aan de eigenaren. Hiermee wordt voorkomen dat het Koopinstrument de woningmarkt verstoort. Ik zie daarom geen aanleiding om deze groep alsnog te compenseren.
Waarom noemt u, als reactie op het verzoek van de Tweede Kamer over bewoners die na terugkeer uit een wisselwoning vastzitten aan een nieuw (duurder) energiecontract, alleen woningeigenaren?8 Welke oplossing is er voor huurders die vastzitten aan een duurder energiecontract?
Voor huurders geldt dezelfde oplossing als voor eigenaren. Zoals in de kabinetsreactie «Nij Begun» benoemd, worden woningeigenaren en huurders gelijk behandeld.
Herkent u dat er nog steeds problemen zijn met de compensatie van zelf aangebrachte voorzieningen (ZAV) van huurders?
De problemen met de compensatie zijn bekend bij de NCG. De doorlooptijd van de behandeling van de ZAV- aanvragen is teruggebracht en wordt weer binnen de wettelijk gestelde termijnen behandeld.
Herkent u dat juist huurders die al lang wachten, zoals huurders uit zogenaamde pilotwoningen, nog steeds wachten op deze compensatie?
Ik herken dat een aantal huurders inderdaad lang wacht op compensatie. De NCG verbetert haar processen om de huurders zo snel mogelijk te compenseren. Ook werkt NCG er hard aan om de afstemming te verbeteren met de bouwkostenadviesbureaus die de opnamerapporten opstellen.
Herkent u dat de NCG aangeeft dat er nog extra tijd nodig is om tot een oplossing te komen, maar huurders bang zijn dat hiermee hun bezwaartermijn verloopt en ze daarom het gevoel hebben niet anders kunnen dan in bezwaar gaan?
Ik herken dit beeld niet. Huurders krijgen evenals eigenaren de mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen binnen de gestelde termijn van zes weken. Deze termijn gaat pas in nadat het besluit is opgetekend. Als de NCG extra tijd nodig heeft, wordt de inwoner of huurder niet benadeeld door strak de termijn te handhaven.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie van het lid Beckerman c.s. over zorgen voor voldoende tijdelijke woningen in Groningen, zodat de versterkingsoperatie niet zou vertragen?9
Het is gelukt om voorlopig voldoende tijdelijke huisvesting (THV) te organiseren zodat dit niet de reden van vertraging vormt. Ook komende jaren zal de THV uitgebreid worden om te anticiperen op de uitvoering van de versterkingsoperatie.
Herkent u dat bewoners zich soms gedwongen voelen een woning te accepteren buiten hun eigen woonplaats?
Er zijn (en worden) op zoveel mogelijk locaties tijdelijke woningen geplaatst om bewoners in hun eigen woonplaats (of in de directe nabijheid daarvan)
THV te kunnen aanbieden. In incidentele gevallen kan er een beter passend alternatief aangeboden worden buiten de woonplaats. Dit wordt dan als extra optie aan de bewoners aangeboden, altijd op basis van vrijwilligheid. Om de voortgang blijvend te borgen in de versterkingsoperatie, kan ik niet uitsluiten dat THV geboden wordt in een naburig dorp.
Herkent u de recente verhalen dat tijdelijke woningen soms niet passen bij de noden en wensen van gedupeerden en mensen met een zorgvrager of beperking enkel een niet passende woning wordt geboden? Hoe gaat ervoor gezorgd worden dat er voldoende passende woningen zijn?
De NCG doet er alles aan om de aangeboden tijdelijke woning zoveel mogelijk te laten passen bij de noden en wensen van bewoners. Voor mensen met een zorgbehoefte of beperking zijn er woningen voor mindervaliden beschikbaar. Aantallen zijn afgestemd op de verwachte vraag. Indien nodig kunnen er op basis van maatwerk extra woningen worden ingericht c.q. aangepast. Het programma Tijdelijke Huisvesting van de NCG kan hierin voorzien.
Directe en indirecte lozingen en/of afvalinjecties onder de Waddenzee |
|
Lammert van Raan (PvdD), Eva van Esch (PvdD) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kunt u uitsluiten dat afvalwater afkomstig van olie- en/of gaswinning van twee mijnbouwlocaties die in het Waddengebied liggen, te weten Ameland-Westgat en Borgsweer (een dorp aan de Waddenzee in Noord-Groningen) geïnjecteerd wordt op een dusdanige wijze dat dit afvalwater onder Natura 2000-gebied de Waddenzee terechtkomt?1 Zo nee, waarom niet?
Er kan niet worden uitgesloten dat het water dat op installatie Ameland-Westgat en locatie Borgsweer wordt geïnjecteerd onder het Natura-2000 gebied terecht komt, omdat de injectiereservoirs doorlopen tot onder deze gebieden. De daadwerkelijke injectieput zit in beide gevallen honderden meters bij de Waddenzee vandaan. Het is niet uit te sluiten dat geïnjecteerd water zich over enkele honderden meters verplaatst binnen het reservoir. Dit leidt echter niet tot een mogelijk risico van vervuiling van het Natura 2000-gebied. Bij injectie op grote diepte is het uitgesloten dat het geïnjecteerde water in contact komt met het oppervlaktesysteem. Injectie in het gasveld aldaar betekent dat ondoordringbare afsluitende lagen van enkele honderden meters dikte het injectiewater goed isoleren van bovenliggend gesteente en eventuele interactie met de beschermde natuur erboven.
Kunt u uitsluiten dat afvalwater van olie- en/of gaswinning in Borgsweer in het zogenaamde Groningen gasveld wordt geïnjecteerd?2 Zo nee, waarom niet?
Nee, de waterinjectie bij Borgsweer vindt, in lijn met de afgegeven vergunning, plaats in het Groningen gasveld.
Kunt u uitsluiten dat het Groningen gasveld zich uitstrekt onder Natura 2000-gebied de Waddenzee ten noorden van Groningen en de Eemsmonding? Zo nee, waarom niet?
Het klopt dat het Groningen gasveld zich voor een klein gedeelte bevindt onder de Waddenzee. Dit zal echter geen risico’s met zich meedragen met betrekking tot vervuiling van het Natura 2000-gebied, zoals omschreven in het antwoord op vraag 1.
Kunt u uitsluiten dat het afvalwater bij Ameland-Westgat in het veld terug wordt geïnjecteerd?3 Zo nee, waarom niet?
Het afvalwater dat op het platform Ameland-Westgat vrijkomt, wordt niet in het gelijknamige Ameland-Westgat veld geïnjecteerd. De waterstroom die afkomstig is van de gaswinning op de installatie Ameland-Westgat wordt geïnjecteerd in het veld Ameland-Oost.
Kunt u uitsluiten dat de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) cadmium als slechts schadelijk definieert, terwijl het European Chemical Agency spreekt over kankerverwekkende stoffen?4 Zo nee, waarom niet en wat vindt u ervan dat de NAM sommige zeer schadelijke stoffen als minder gevaarlijk definieert?
Nee, ik ga niet over de woordkeuze van de NAM. Het oordeel «gevaarlijk» of «niet gevaarlijk» kan verschillen per classificatiesysteem doordat de wetgeving zich richt op verschillende aspecten, bijvoorbeeld transport, externe veiligheid, milieu, of verwerking van afval. Hierdoor kunnen de grenswaarden voor stoffen of de testmethoden per regelgeving verschillen. Het RIVM en het European Chemical Agency (ECHA) hebben cadmium als kankerverwekkende stof geclassificeerd. Wanneer cadmium in de bodem wordt gebracht spreken we bij de classificatie van een prioritair gevaarlijke stof. Voor de vergunningverlenende instantie telt het geldende vergunningenbeleid voor injecties en het bijbehorende afwegingskader dus cadmium wordt beoordeeld als een prioritair gevaarlijke stof ongeacht de term die de NAM eraan hangt.
Op basis van welke wetenschappelijke argumentatie kunt u uitsluiten dat afvalwater niet gevaarlijk is, gezien afvalstoffen nog een aantal andere afvalstromen bevatten waaronder kankerverwekkende elementen zoals arseen, lood en cadmium?5 Zo nee, waarom niet en wat bent u van plan te ondernemen tegen de gevaarlijke afvalstromen?
Ik kan niet uitsluiten dat afvalwater dat vrijkomt bij de productie van olie en gas gevaarlijke stoffen bevat. De samenstelling kan per reservoir verschillen waardoor het niet uit te sluiten valt dat vrijkomend water in bepaalde gevallen voldoet aan één van de criteria voor gevaarlijk afval zoals omschreven in de Kaderrichtlijn afvalstoffen. De samenstelling van het water, dat onvermijdelijk met de productie van gas en olie mee naar boven komt, is helaas een gegeven en is, buiten de gebruikte mijnbouwhulpstoffen, niet te beïnvloeden. Tegen die samenstelling kan ik daarom niets anders ondernemen dan voor te schrijven dat per afvalwaterstroom door de houder van de afvalstoffen getoetst moet worden of de aanwezige stoffen in de afvalwaterstromen zich binnen de wettelijke grenskaders van die stoffen bevinden. Mocht de afvalwaterstroom gevaarlijke afvalstoffen bevatten, dan dient deze ook zodanig vergund te worden. Daarnaast dient het water op basis van de actuele stand van de techniek op de meest milieuvriendelijke wijze te worden afgevoerd. Uit de meest recente onderzoeken blijken nog geen milieuvriendelijkere methoden dan het terugbrengen van het water naar de diepere lagen waar soortgelijk samengesteld water al aanwezig is.
Het gasveld Middelie |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Is het bekend hoe groot het draagvlak is onder de inwoners van de omgeving Middelie en de provincie Noord-Holland om gaswinning tot 2035 door te laten gaan?
Ik heb meerdere zienswijzen ontvangen van mensen uit de omgeving Middelie. Hieruit blijkt dat een deel van de inwoners van de omgeving Middelie bezwaar heeft tegen de verlenging van de gaswinning bij Middelie. Ik kan mij voorstellen dat een aantal inwoners van de omgeving Middelie niet wist dat er plannen zijn om de gaswinning hier te verlengen. Ik ben en blijf met mijnbouwondernemers als de NAM in gesprek dat zij vroegtijdig inwoners blijven informeren over activiteiten in hun omgeving.
Wat is er gedaan met de bezwaren vanuit de omgeving en hoe zijn deze meegenomen in de afweging van de Staatssecretaris om de NAM toestemming te geven om tot 2035 te boren?
Op dit moment bekijk ik de recent ingediende zienswijzen. Deze betrek ik bij het opstellen van het definitieve besluit. Zoals tijdens het Commissiedebat Mijnbouw van 22 juni jl. aangegeven, ben ik voornemens een bezoek te brengen aan Middelie. Dan ga ik ook in gesprek met omwonenden.
Hoe groot is het risico voor aardbevingen en schade als er tot 2035 met intensivering gas gewonnen gaat worden?
Ik heb hier advies over gevraagd aan TNO, het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) en de Technische commissie bodembeweging (Tcbb). Deze wettelijke adviseurs concluderen dat er een kleine kans is op een aardbeving. Het risico op schade als gevolg daarvan is beperkt. Mocht er zich een aardbeving voordoen, dan zal deze schade in de buurt van het epicentrum voor het merendeel van kosmetische aard zijn. Ook kan er enige lichte constructieve schade optreden. In geval van schade zal deze door de NAM worden vergoed.
Er is momenteel geen sprake van intensivering van de gaswinning. De NAM beschrijft wel de mogelijkheid in de toekomst nieuwe putten te boren. Hiervoor heeft de NAM aanvullende vergunningen nodig.
Hoe verhouden de risico’s, ook met oog op de situatie in Groningen en de afwikkeling daarvan, zich tot de baten?
Ik geef alleen toestemming voor het voortzetten van de bestaande winning van gas als dit veilig kan. SodM, TNO en de Tcbb concluderen dat dit het geval is. Ondanks alle inspanningen voor de energietransitie, hebben we nog steeds gas nodig.
Is het wenselijk dat de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) de komende 10 jaar net zoveel gas gaat winnen als de afgelopen veertig jaar in de omgeving?
Zolang er gas gebruikt wordt in Nederland is het, onder meer voor de totale CO2 uitstoot, beter om dit in eigen land te winnen. Door het gas in Nederland te winnen zijn we daarnaast minder afhankelijk van import van aardgas uit andere landen. Zoals eerder aangegeven, geef ik alleen toestemming voor het winnen van gas als dat veilig kan.
Alleen op basis van een besluit op het winningsplan kan NAM de gaswinning niet intensiveren. Om daadwerkelijk een hoger volume gas per jaar te kunnen produceren, zoals deze vraag stelt, vereist nieuwe putten. Hiervoor heeft de NAM aanvullende vergunningen nodig om een put aan te leggen.
Met welke afwegingen heeft u besloten om de gaswinning tot 2035 door te laten gaan, en hoe zwaar hebben de aardbevingen van de afgelopen 30 jaar rondom Alkmaar, Purmerend en Kwadijk daarin meegewogen?
Er hebben in het verleden twee bevingen voorgedaan. Het betreft een beving met magnitude 2,7 in 1989 en een beving met magnitude 2,5 in 2018. Het feit dat er bevingen hebben voorgedaan neem ik mee in de beoordeling van het seismisch risico. De bevingen hebben geleid tot het uitbreiden van het monitoringsnetwerk en het hanteren van een (door het SodM goedgekeurd) risicobeheersplan. Op die manier zijn die bevingen meegewogen. De bevingen die zich in 2001 hebben voorgedaan in Alkmaar zijn niet veroorzaakt door de gaswinning uit de velden rond Middelie, maar door de gaswinning bij Bergen.
Welke gevolgen hebben de conclusies van de parlementaire enquêtecommissie Groningen gehad op het voornemen de gaswinning door te laten gaan?
De conclusies van de parlementaire enquête gaswinning Groningen hebben ertoe geleid dat ik nog zorgvuldiger kijk naar de vraag of er bevingen en mogelijk schade te verwachten zijn, dat ik de adviezen op dit vlak uiterst serieus neem en dat ik meer aandacht heb voor bewoners en hun veiligheid. Daarom ga ik ook op bezoek naar de regio voordat ik een definitief besluit neem.
Welke rol speelt het feit dat Middenbeemster Werelderfgoed is?
Ik heb aandacht voor het risico’s voor de omgeving. Dat de Beemster werelderfgoed is, betrek ik daar uiteraard bij. Op basis van het winningsplan en de adviezen die ik daarover heb ontvangen, met nadruk het advies van de Tcbb, die naar de effecten van bodembeweging kijkt, is het niet de verwachting dat de gaswinning tot schade aan het werelderfgoed leidt.
Het bericht 'Miljoenen nodig voor sloop kerncentrale Dodewaard bij aandeelhouders beland' |
|
Kiki Hagen (D66), Raoul Boucke (D66) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Kunt u toelichten hoe de situatie is ontstaan dat de Staat moet opdraaien voor kosten voor de ontmanteling van de kerncentrale Dodewaard?1
De Gemeenschappelijke Kernenergiecentrale Nederland B.V. (GKN) is de vergunninghouder van de voormalige kerncentrale Dodewaard en verantwoordelijk voor het verkrijgen van een goedkeuring voor de financiële zekerheidsstelling voor de kosten van buitengebruikstelling en ontmanteling. Tot op heden is een aanvraag daarvoor door GKN tot 2 maal toe afgekeurd en werd de Staat naar aanleiding van beroep door GKN beide keren door de Raad van State in het gelijk gesteld. GKN zal echter naar verwachting blijvend niet in staat zijn te voldoen aan de eisen voor de goedkeuring van de financiële zekerheidstelling. De kerncentrale Dodewaard is immers niet meer operationeel; GKN ontvangt daardoor geen inkomsten meer uit de (in 1997 gestaakte) bedrijfsvoering en kan dus de door haar gereserveerde middelen voor de ontmanteling niet meer aanvullen.
Een juridische procedure waarbij de (indirecte) aandeelhouder(s) van GKN worden aangesproken ter voldoening van de resterende kosten van de ontmanteling zal, met een waarschijnlijk faillissement van GKN, geen uitkomst bieden. Bij een faillissement van GKN voor of tijdens de ontmantelingsfase zouden alle kosten hoe dan ook voor rekening van de Staat komen. De Staat heeft daarom in gesprekken met GKN en haar aandeelhouder NEA (Nederlands Elektriciteit Administratiekantoor, rechtsopvolger van SEP, Samenwerkende Elektriciteits-Productiebedrijven) gezocht naar een uitweg uit deze situatie. Dit proces heeft geleid tot een ondertekende Term Sheet tussen GKN, NEA, haar aandeelhouders en de Staat.
Voordeel voor de Staat van de beoogde transactie is dat het bedrag dat de Staat naar verwachting zal moeten bijdragen aan de ontmanteling van GKN sterk wordt verkleind. De Staat ontvangt in dit geval immers het totale eigen vermogen van NEA (circa € 75 mln.), naast de aanwezige middelen bij GKN (ca. € 87 mln.). Met de beoogde transactie wordt zo veel als mogelijk recht gedaan aan het principe «de vervuiler betaalt». Keerzijde is dat de Staat hiermee (indirect) verantwoordelijk wordt GKN te ontmantelen. Bovenstaande heb ik ook eerder aan uw Kamer gemeld2.
Kunt u daarbij ingaan op de (historie van) afspraken die zijn gemaakt tussen overheden en de beheerders hieromtrent?
Er zijn in het verleden voorafgaand aan de ondertekening van de Term Sheet geen afspraken gemaakt tussen de verantwoordelijke overheden enerzijds en de vergunninghouder en haar aandeelhouders anderzijds over de ontmanteling van de kerncentrale Dodewaard, behoudens de afspraak, vastgelegd in de vergunning voor de Kernenergiewet, dat de kerncentrale Dodewaard in veilige insluiting blijft tot 2045 en daarna ontmanteld wordt.
Kunt u bevestigen dat verschillende energieproducenten een significant rendement of winst hebben gemaakt door exploitatie van de kerncentrale Dodewaard? Zo ja, hoeveel?
De kerncentrale Dodewaard fungeerde tot de stillegging in 1997 onder de overeenkomst van samenwerking van de SEP. GKN ontving daarvoor een kostendekkende vergoeding. Aangezien de kerncentrale Dodewaard reeds in 1997 stilgelegd is, is niet bekend of en in hoeverre betrokken energieproducenten of haar aandeelhouders in de periode daarvoor door de exploitatie van de kerncentrale Dodewaard een rendement of winst hebben gemaakt.
Wist de eigenaar van de kerncentrale Dodewaard van de totale kosten voor ontmanteling? Wat is in dat licht uw appreciatie van de ontstane situatie waarin wel ruim is uitgekeerd aan de aandeelhouders, maar er onvoldoende in kas zit voor de ontmanteling?
De verplichting tot het stellen van financiële zekerheidsstelling voor de kosten van buitengebruikstelling en ontmanteling van de inrichting op basis van art. 15f van de Kernenergiewet geldt ook voor GKN, ondanks dat de kerncentrale Dodewaard reeds in 1997 buiten bedrijf werd gesteld.
Het ramen van die kosten is daar onderdeel van. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 1 is de aanvraag van GKN voor goedkeuring van de financiële zekerheidsstelling voor de kosten van ontmanteling tot tweemaal toe afgekeurd en werd de Staat beide keren door de Raad van State in het gelijk gesteld. Het was daarmee voor GKN duidelijk dat de Staat onder meer niet akkoord ging met de door GKN ingeschatte hoogte van de ontmantelingskosten.
Door GKN is in het verleden geen dividend uitgekeerd. NEA keerde met name in 2003 en 2004 dividend uit vanwege de opbrengst van de verkoop van TenneT. In latere jaren werden bedragen uit vrijvallende reserves uitgekeerd. Vanaf het jaar 2010 is door NEA geen dividend meer uitgekeerd.
Vindt u het billijk dat de Nederlandse belastingbetaler via de Staat moet bijdragen aan de ontmanteling van de kerncentrale, in het licht van deze winsten?
Dat ik hecht aan het uitgangspunt «de vervuiler betaalt» mag bijvoorbeeld blijken uit het regime van financiële zekerheidstelling dat met de inwerkingtreding van de Omgevingswet voor majeure risicobedrijven wordt ingevoerd. Voor GKN is de situatie gecompliceerd, omdat de kerncentrale Dodewaard sinds 1997 niet meer operationeel is en de verplichting tot financiële zekerheidsstelling ruim daarna werd ingevoerd in 2011. De kerncentrale Dodewaard bevond zich op dat moment reeds meerdere jaren in veilige insluiting.
Hoe is dit geregeld bij de overige kerncentrales in Nederland?
Sinds 2011 is in artikel 15f van de Kernenergiewet opgenomen dat een vergunninghouder van een kernreactor op een door de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Financiën goedgekeurde wijze financiële zekerheid stelt ter dekking van de kosten die voortvloeien uit het buiten gebruik stellen en de ontmanteling van de inrichting. Naast GKN geldt deze verplichting ook voor de vergunninghouders van de kerncentrale Borssele en de onderzoeksreactoren in Petten en Delft. Deze vergunninghouders beschikken allen over een goedgekeurde en geactualiseerde financiële zekerheidsstelling voor de ontmantelingskosten van hun installatie.
Daarmee worden extra bijdragen van de Staat aan de ontmantelingskosten van deze nucleaire installaties voorkomen.
Vindt u het – mede in het licht van het kabinetsvoornemen om nieuwe kerncentrales te faciliteren en de kerncentrale in Borssele langer open te houden – noodzakelijk om de Kernenergiewet aan te passen om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen?
Zoals in antwoord op vraag 4 aangegeven, is reeds een voorziening opgenomen in artikel 15f van de Kernenergiewet, waarmee vergunninghouders van een kernreactor dienen te beschikken over een goedgekeurde financiële zekerheidsstelling voor de ontmantelingskosten.
Deze bepaling geldt ook voor toekomstige vergunninghouders. In mijn brief van 9 december3 jl. aan uw Kamer heb ik aangegeven de bepalingen voor de wijze van financiële zekerheidstelling samen met de Minister van Financiën tegen het licht te houden om te bezien of deze geactualiseerd moeten worden of aanvulling behoeven.
Vindt u (de financiering van) de ontmanteling van kerncentrales, kolencentrales, gaswinning op land en zee, oliewinning op land en zee, geothermie en andere vormen van energieproductie een taak van de overheid?
Mijnbouwvergunninghouders zijn wettelijk verplicht om hun installaties te ontmantelen na beëindiging van de activiteiten en zelf de kosten hiervoor te dragen. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat de Staat middels EBN als beleidsdeelneming van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, in de meeste projecten voor olie- en gaswinning voor 40% deelneemt namens de staat. Ook mag EBN reeds risicodragend deelnemen in aardwarmteprojecten in Nederland.
Voor de ontmanteling van kolencentrales zijn de exploitanten zelf verantwoordelijk, evenals voor de financiering hiervan.
Kunt u ingaan op de vraag hoe de financiering van de ontmanteling van kolencentrales, gaswinning op land en zee, oliewinning op land en zee, geothermie en andere vormen van energieproductie is geregeld? Kunt u daarbij specifiek ingaan op relevante wet- en regelgeving?
De bepalingen en procedures in de Mijnbouwwet en het Mijnbouwbesluit die zien op het buiten gebruik stellen en verwijderen van mijnbouwwerken, kabels en pijpleidingen zijn onder de huidige wet bepaald in artikel 44 voor de houder van een opsporings- of winningsvergunning. Artikel 44, tweede lid van de Mijnbouwwet verplicht Mijnbouwvergunninghouders een mijnbouwwerk dat definitief buiten werking gesteld is te verwijderen, inclusief eventuele verontreinigingen en afval.
Voor zover dat van toepassing is, geldt met de inwerkingtreding van de Omgevingswet en onderliggende besluiten voor majeure risicobedrijven straks ook het in antwoord op vraag 5 genoemde financiële zekerheidsregime voor milieuschade4.
Ten aanzien van olie- en gas activiteiten geldt dat de vergunning doorgaans door meerdere natuurlijke personen of rechtspersonen gezamenlijk wordt gehouden. Deze personen zijn op grond van hun overeenkomst tot operationele samenwerking (Joint Operating Agreement) verplicht om naar rato van ieders belang in die vergunning bij te dragen aan de kosten van uitvoering van de feitelijke werkzaamheden uit hoofde van de vergunning. Ook moeten zij, eveneens pro rata, betalingsverplichtingen overnemen indien een van hen in gebreke blijft. Indien er één partij is die de vergunning houdt, dan rusten de verplichtingen uiteraard op die ene persoon.
Het samenwerkingsverband heeft een aangewezen persoon (artikel 22, vijfde lid, van de wet). Deze persoon (in de praktijk ook wel «operator» genoemd) die de feitelijke werkzaamheden verricht of daartoe opdracht geeft, stelt namens de als vergunninghouder samenwerkende bedrijven financiële zekerheid voor de verwijdering van het mijnbouwwerk. De aangewezen persoon is uiteindelijk de laatst verantwoordelijke (artikel 42, vierde lid).
Als de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat op grond van artikel 47 van de wet zekerheden verlangt tot nakoming van de verwijderingsverplichting wordt de aangewezen persoon aangesproken. Hetzelfde geldt ten aanzien van kabels en pijpleidingen, indien de Staatssecretaris bepaalt dat deze na beëindiging van het gebruik dienen te worden verwijderd (artikelen 45 en 48).
Niet alleen de Staat, maar ook de aangewezen persoon en de medehouders van een vergunning onderling hebben er groot belang bij dat financiële risico’s adequaat zijn afgedekt. De persoon die de verwijdering moet uitvoeren, wil zekerheid hebben dat hij de kosten daarvan naar rato kan doorberekenen aan zijn medehouders van de vergunning. Zij hebben belang bij ieders financiële draagkracht, omdat, indien een van hen niet aan zijn betalingsverplichting kan voldoen, het door die partij verschuldigde bedrag pro rata wordt omgeslagen over de overige partijen in die vergunning, die daardoor voor een grotere financiële last komen te staan.
Tegen de in de vorige paragraf geschetste achtergrond hebben houders van vergunningen voor de opsporing en winning van koolwaterstoffen op het Nederlands deel van het continentaal plat, verenigd in Element-NL, en EBN, in samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat een stelsel van overeenkomsten ontwikkeld waartoe zij middels de meest recente wijziging van de Mijnbouwwet (2022) worden verplicht, zowel voor land als op zee. Dat biedt de medehouders van een vergunning onderling en uiteindelijk de Staat als begunstigde in uiterste instantie de zekerheid dat er voldoende financiële middelen zijn om de verwijderingsverplichtingen uit hoofde van de Mijnbouwwet te kunnen uitvoeren.
Om de financiële middelen voor nakoming van de verwijderingsverplichtingen, bedoeld in de artikelen 44 en 45, zeker te stellen, sluiten de personen die gezamenlijk houder zijn van een vergunning voor het opsporen of winnen van koolwaterstoffen en de opslag van stoffen met elkaar een «Decommissioning Security Agreement» (DSA). De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat kan regels voor de inhoud van deze overeenkomsten vaststellen. De DSA legt onder meer de procedure vast voor het moment en de wijze waarop welke partij in een gezamenlijk gehouden vergunning in welke vorm financiële zekerheden moet stellen. De hoogte van, het tijdstip, de wijze waarop en de termijn waarvoor de zekerheid moet worden verstrekt, zijn onder meer afhankelijk van de verhouding tussen enerzijds de verwachte economische waarde van de bedrijfsmiddelen en de resterende olie- en gasreserves in de ondergrond en anderzijds de verwachte kosten van verwijdering en worden jaarlijks opnieuw bezien en zo nodig bijgesteld.
Een tussen vergunninghouders en EBN te sluiten «Decommissioning Security Monitoring Agreement («DSMA») geeft EBN de taak en de bevoegdheid om de uitvoering van de DSA te monitoren en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat te adviseren of de in dat kader te stellen en gestelde financiële zekerheden afdoende zijn. In het geval dat er één partij is die de vergunning houdt, worden in de DSMA met die partij afspraken vastgelegd, die in overeenstemming zijn met de DSA. Ook voor de DSMA kunnen door de Minister regels worden vastgesteld. In gevallen waarin er gerede twijfel is of de DSA adequaat wordt uitgevoerd of de gestelde zekerheden onvoldoende waarborgen bieden, kan de Staatssecretaris zijn uit hoofde van de artikelen 47 en 48 toekomende zelfstandige bevoegdheden toepassen om financiële zekerheid van de vergunninghouder te verlangen. Daartoe zal hij besluiten als uit het advies van EBN blijkt dat er volgens de systematiek en het afwegingskader van de DSA geen goede balans is tussen de economische waarde van de bedrijfsmiddelen en de reserves in de onderneming en de financiële middelen waarover deze onderneming kan beschikken om zijn verwijderingsverplichtingen te kunnen nakomen. Evenals bij de uitvoering van de DSA zal per geval beoordeeld moeten worden in welke mate en in welke vorm financiële zekerheid geboden is. Bij een goede uitvoering van de DSA en DSMA zal toepassing van de artikelen 47 en 48 naar verwachting alleen hoeven te gebeuren in situaties waarin dat op basis van de relevante feiten en omstandigheden en de af te wegen belangen geboden is.
Voor de ontmanteling van kolencentrales zijn de exploitanten zelf verantwoordelijk, evenals voor de financiering hiervan.
Wat betreft andere vormen van energieproductie, zie het antwoord op vraag 16 voor de wet- en regelgeving omtrent wind op zee.
Bent u voornemens hier wijzigingen in aan te brengen via de aangekondigde wijziging van de Mijnbouwwet? Zo ja, welke?
In 2022 is reeds een wetswijziging van de Mijnbouwwet in werking getreden waarin de mogelijkheden tot het stellen van financiële zekerheid gedurende de looptijd van een vergunning is uitgebreid. Er kan nu om financiële zekerheid gevraagd worden voor het verwijderen van het mijnbouwwerk. Het is hierbij belangrijk om periodiek te onderzoeken of er nog voldoende financiële middelen aanwezig zijn om zo tijdig in te kunnen grijpen. In een nieuw stelsel wil het kabinet hier verder uitvoering aan geven.
Zoals ook is aangegeven in de Kamerbrief Contourennota aanpassing Mijnbouwwet (Kamerstuk 32 849, nr. 214) dienen in het nieuwe (vergunning)stelsel duidelijke regels rondom nazorg opgenomen te worden. Nazorg heeft betrekking op de periode nadat een mijnbouwwerk is opgeruimd. In de komende jaren zullen een groot aantal mijnbouwwerken opgeruimd moeten worden. Wet- en regelgeving moet invulling geven aan de randvoorwaarden: hoe gebeurt dit veilig, welke eisen worden gesteld aan monitoring, hoe lang is deze monitoring nodig en wat kan wel en niet boven afgesloten putten? Een belangrijk punt daarbij is dat mijnbouwbedrijven voldoende middelen moeten aanhouden om na de beëindiging hun infrastructuur zorgvuldig op te ruimen en nog voor een bepaalde periode te monitoren.
Zoals is aangegeven in de Kamerbrief Herziening mijnbouwbeleid: nazorg en zorgplicht (Kamerstuk 32 849, nr. 215) is het voornemen om te komen tot een regeling ten laste waarvan maatregelen op het gebied van de nazorg van mijnbouw worden gefinancierd. Gedurende de mijnbouwactiviteit draagt het mijnbouwbedrijf hieraan bij. Dit zal in de toekomst voor alle bedrijven van alle mijnbouwsectoren gaan gelden. De middelen kunnen gebruikt worden om de effecten van mijnbouw (voorzien en onvoorzien) te mitigeren en de gevolgen daarvan te verhelpen. De middelen kunnen ook worden aangesproken om maatregelen te nemen na een plotselinge beëindiging van een mijnbouwactiviteit zoals een faillissement. Een partij moet de taak krijgen om de middelen te beheren, de bijdrage van een bedrijf te bepalen en zorg te dragen dat mijnbouwbedrijven hieraan voldoen. Dit kan geregeld worden met de aanpassing van de Mijnbouwwet. In het geval dat een burger schade heeft en het mijnbouwbedrijf is niet meer aanspreekbaar, door bijvoorbeeld een faillissement, kan een beroep worden gedaan op het bestaande Waarborgfonds Mijnbouwschade.
Om te komen tot een nieuwe invulling van het nazorgbeleid en de zorgplicht zal de huidige Mijnbouwwet tegen het licht worden gehouden. De rode draad hierbij zijn de rollen en verantwoordelijkheden van de betrokken partijen in de verschillende fases van de mijnbouwprojecten en de langdurige fase daarna. De verwachting is dat dit zal gaan leiden tot op maat gesneden voorschriften voor de verschillende mijnbouwactiviteiten.
In de komende maanden zullen de uitgangspunten en voornemens verder worden uitgewerkt. Hierbij zullen verschillende casussen worden onderzocht. Voorbeelden hiervan zijn: een verlaten gas- of olieput, een zoutcaverne, een offshore pijpleiding, en de voormalige steenkoolwinning in Limburg. Er zal gekeken worden naar de mogelijk effecten, de voorspelbaarheid, mitigatie en wie op welk moment voor de nazorg en zorgplicht aan de lat staat of zou moeten staan. Uitgaande van de analyse van casussen zullen concrete voorstellen worden gedaan voor aanpassingen van het beleid, het stelsel van vergunningen en de wet- en regelgeving. De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat verwacht uw Kamer hierover na de zomer van dit jaar nader te informeren.
Hoeveel gas- en oliewinninglocaties zijn niet meer in bedrijf en bij hoeveel van deze locaties werkt men aan of toe naar ontmanteling?
EBN heeft aangegeven dat er momenteel op zee 170 locaties (151 platforms, 19 subsea installaties) in bedrijf zijn. Op land betreft het 325 puttenlocaties. Hierbij dient opgemerkt te worden dat er echter ook locaties zijn die in werking zijn, maar niet produceren. Een compleet overzicht van mijnbouwwerken is ook te vinden op de website www.nlog.nl.
Hoeveel mijnbouwactiviteiten worden komende jaren beëindigd in Nederland?
Op dit moment zijn er 204 mijnbouwwerken als zijnde buiten werking gemeld. Voor deze mijnbouwwerken dient de komende jaren een verwijderingsplan ingediend te worden of een ontheffing daarvan indien er hergebruik wordt voorzien.
Hoeveel van deze locaties krijgen een nieuwe functie, bijvoorbeeld in het kader van wind op zee of elektrolyse?
Het moment van beëindigen van de productie van olie- en gas activiteiten is onder andere afhankelijk van de olie- of gasprijs. Deze maakt of het economisch rendabel is om de resterende aanwezige reserves in het veld te winnen. Het precieze tijdstip van de beëindiging kent dus een bandbreedte van enkele jaren.
Om verwachtingen, gevolgen en mogelijkheden ten aanzien van verwijderen of hergebruik van de Nederlandse olie- en gasinfrastructuur in kaart te brengen en een gezamenlijke aanpak te ontwikkelen, is in oktober 2017, op gezamenlijk initiatief van EBN en Nogepa (voorganger van Element-NL), het Nationaal Platform voor Hergebruik & Ontmanteling, Nexstep opgericht. Het doel van Nexstep is om een veilige, duurzame, effectieve en kostenefficiënte wijze van hergebruik en verwijdering van de olie- en gasinfrastructuur te stimuleren, te coördineren en te faciliteren. Door het verzamelen, analyseren en delen van data ontstaat een geïntegreerd beeld, duidelijkheid en transparantie omtrent omvang en timing van de verwachte verwijderingsactiviteiten en mogelijkheden voor hergebruik. Een coöperatieve en gestructureerde aanpak levert een belangrijke bijdrage aan de energietransitie en reduceert de kosten voor de samenleving zonder afbreuk te doen aan een veilige en verantwoorde ontmanteling. Met nieuwe technologieën, standaardisatie, internationale «best practices» en duidelijkheid ten aanzien van regulering worden de mogelijkheden voor hergebruik en verwijdering in de komende jaren verder uitgewerkt.
In de periode 2023–2032 worden volgens de laatste opgave van Nexstep 79 platforms en 15 subsea installaties verwijderd en worden 403 putten offshore en 664 putten op land ontmanteld.
De prognose die Nexstep in samenwerking met de olie- en gasoperators daar zelf over jaarlijks over maakt (Re-use & Decommissioning Report) kunt u vinden op de website van Nexstep: www.nexstep.nl.
Kunt u ingaan op de (financiële) verantwoordelijkheden van het bedrijfsleven enerzijds en de Staat anderzijds bij de ontmanteling van de locaties die geen nieuwe bestemming krijgen?
De verwachting is dat het merendeel van alle olie- en gaslocaties zal worden verwijderd. Op dit moment zijn voor een beperkt aantal assets plannen voor hergebruik of ze zijn reeds in gebruik voor een andere functie.
Op zee staat het P18-A platform geoormerkt voor hergebruik voor CO2-opslag (Porthos-project) en wordt er middels de ontwikkeling van het Aramis project beoogd om verschillende lege gasvelden aan te sluiten op een centrale nog aan te leggen CO2-transport infrastructuur. De ontwikkeling van CO2-opslag biedt op meerdere locaties mogelijkheden voor hergebruik van de putten en reservoirs. De onlangs door de Europese Commissie aangekondigde Net Zero Industry Act zal dit aantal mogelijk nog verder verhogen. Op het Q13a-A Amstel platform is een electrolyser voorzien voor een pilot voor kleinschalige waterstofproductie op zee. Ook voor de hoofdleidingen (NOGAT en NGT) wordt actief onderzocht wat de mogelijkheden zijn voor hergebruik. Beide leidingen hebben vorig jaar een Certificaat van Geschiktheid ontvangen voor transport van groene waterstof op zee door Bureau Veritas.
Op land is men actief met mogelijkheden voor hergebruik van olie- en gasinfrastructuur middels hergebruik van putten voor geothermie of de ontwikkeling van duurzame energiehubs zoals het GZI Next project in Emmen op de locatie van de voormalige gaszuiveringsinstallatie.
Welke wet- en regelgeving geldt voor (de financiering van) de ontmanteling van nieuwe locaties van wind op zee en ten behoeve van elektrolyse?
Aangezien EBN (als beleidsdeelneming van het Ministerie van EZK) in de meeste assets voor 40% deelneemt namens de staat, is zij naast het delen in de winsten die ten gunste komen aan de Staat, ook verantwoordelijk voor 40% van de ontmantelingskosten. De resterende 60% is de verantwoordelijkheid van de andere vergunningshouders (operating en non-operating). De verantwoordelijkheden van de vergunninghouders en de Staat daaromtrent staat nader omschreven in de beantwoording van vraag 9.
Directe en indirecte lozingen en/of afvalinjecties onder de Waddenzee |
|
Eva van Esch (PvdD), Lammert van Raan (PvdD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Kunt u in kaart brengen hoeveel, hoe en welke afvalstromen en/of productiewater afkomstig van olie- en gaswinning op land en zee er sinds 2000 direct en indirect van zowel bronnen op land als zee onder de Waddenzee zijn geïnjecteerd, graag uitgesplitst per bron en type afvalstroom/productiewater? Zo nee, waarom niet?
Er worden geen afvalstromen geïnjecteerd onder de Waddenzee. Er zijn hiervoor geen vergunningen afgegeven.
Wat is de wettelijke bewaarplicht voor dergelijke data en dan graag vanaf het jaar dat het wel kan worden aangegeven of in kaart kan worden gebracht?
Op basis van artikel 111 en 112 van het mijnbouwbesluit moeten de uitvoerders (mijnbouwbedrijven) gegevens verstrekken over de geïnjecteerde hoeveelheden water aan de Minister van Economische zaken en Klimaat. Deze gegevens worden door TNO op NLOG1 geregistreerd en bewaard. Deze gegevens worden niet verwijderd. TNO beheert NLOG namens het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Op NLOG kunnen gegevens vanaf 2003 worden opgezocht.
Zoals in vraag één beantwoord, vindt er geen injectie plaats onder de Waddenzee.
Op basis van welke vergunningen wordt productiewater dan wel andere afvalstromen direct of indirect onder de Waddenzee geïnjecteerd, graag uitgesplitst per afvalstroom en vorm van injectie (direct en indirect)?
Er worden geen afvalstromen geïnjecteerd onder de Waddenzee. Er zijn hiervoor geen vergunningen afgegeven.
Hoe lang zijn deze vergunningen geldig?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven uit welke bronnen de afvalstromen en het productiewater, die onder de Waddenzee worden geïnjecteerd, afkomstig zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de aardlagen en de ondergrond onder de Waddenzee volgens wettelijke uitgangspunten niet bestemd zijn voor het dumpen van gevaarlijk afval dat van de Noordzee of uit andere delen van Nederland daar naar toe wordt gebracht? Zo ja, klopt het dat wanneer direct of indirect afval onder de Waddenzee wordt geïnjecteerd of geloosd, dat een overtreding betreft? Zo nee, waarom niet en hoe worden onaanvaardbare risico’s voorkomen?
In algemene zin geldt dat productiewater alleen mag worden geïnjecteerd in hetzelfde of in een vergelijkbaar reservoir als waaruit het is gewonnen. De voorwaarden hiervoor worden opgenomen in de desbetreffende vergunning.
Er is sprake van een vergelijkbaar reservoir als dit een reservoir betreft waaruit olie en of gas is gewonnen. Door de aanwezigheid van olie en of gas in het reservoir staat vast dat het reservoir over een afsluitende laag beschikt die gas- en vloeistofdicht is. Daardoor blijft het geïnjecteerde water onder de afsluitende laag en kan het niet in de biosfeer terechtkomen. Juridisch gezien wordt waterinjectie gelijk gesteld met het storten van afval. In het Landelijk afvalbeheersplan (LAP) is voor waterinjectie een specifieke regeling opgenomen. Voor het storten van afval geldt een terugneembaarheidseis. In principe vindt de waterinjectie plaats met het idee om dit in de diepe ondergrond te laten zitten.
Volgens het LAP is de terugneembaarheidseis opgenomen om in het geval van een lekkage door onvoorziene omstandigheden milieuschade te kunnen voorkomen. In de praktijk zullen de geïnjecteerde stoffen in de ondergrond worden gemengd met de al aanwezige (vloei)stoffen. De terugneembaarheidseis richt zich dan ook op de aanwezige (samengestelde) afvalstoffen in het reservoir. Bij de injectie van productiewater wordt vaak ook productiewater van andere winningslocaties aangevoerd. In die gevallen moet de initiatiefnemer aan het bevoegd gezag (en gedeputeerde staten die de verklaring van geen bedenkingen moeten afgeven) aantonen dat de in het productiewater aanwezige verontreinigingen, die van buiten de inrichting wordt aangevoerd, compatibel zijn met de reeds aanwezige componenten op de plaats waar injectie plaatsvindt. Bovengenoemde punten zijn ook terug te vinden in de uitspraak3 van de Raad van State aangaande de waterinjectie.
Hoe wordt het volgende wettelijke uitgangspunt geborgd «De bodem is in beginsel niet bestemd voor het bergen van afvalstoffen die niet rechtstreeks ter plaatse uit de bodem afkomstig zijn»?1
Zie antwoord vraag 6.
Wat zijn mogelijke alternatieve methoden binnen de EU om afvalstromen afkomstig van olie- en gaswinning op land of zee te verwerken op land en (dus niet onder de grond te injecteren/terug te brengen), of zelfs te hergebruiken? Is hier onderzoek naar gedaan?
Ja, hier is onderzoek naar gedaan. Er zijn alternatieve methodes zoals verdampen en diverse scheidingstechnieken. De alternatieve verwerkingsmethoden gaan uit van gedeeltelijke tot gehele zuivering. Hierbij ontstaan afvalstromen en het gaat gepaard met een hoog energieverbruik. In mijn brief4 van 13 april 2023 ben ik ingegaan op vier verschillende alternatieve verwerkingsmethodes die onderzocht zijn met betrekking tot de injectie van productiewater bij de oliewinning in Schoonebeek. Het daarbij bijgevoegde onderzoek van RoyalHaskoningDHV (RHDHV) geeft de voorkeur aan voor waterinjectie. De kennisinstituten TNO en KWR hebben dit rapport geëvalueerd en geven aan dat RHDHV de conclusies goed heeft onderbouwd.
De EU heeft in 2019 het rapport5 «Best available techniques guidance document on upstream hydrocarbon exploration and production» gepubliceerd. Hierin staat dat het verwerken van productiewater middels injectie de voorkeur heeft.
Het kan zijn dat er in de toekomst betere technieken worden ontwikkeld waardoor zuivering en hergebruik van productiewater de voorkeur krijgt. Dit is bijvoorbeeld de reden waarom destijds bij de vergunningverlening is opgenomen dat NAM iedere zes jaar de waterinjectie in Twente diende te evalueren.
Klopt het dat er alleen over de hoeveelheid productiewater (afvalstroom van olie- en gaswinning op land of zee) dat geïnjecteerd wordt, gerapporteerd moet worden? Zo ja, waarom? Waarom wordt niet gerapporteerd over de totale omvang van productiewater?
Nee, dit klopt niet. Voor mijnbouwinstallaties op zee is de mijnbouwonderneming op basis van de mijnbouwregeling artikel 9.16 verplicht om een register bij te houden over alle lozingen van oliehoudende mengsels op zee. Dit betreft dus niet alleen de hoeveelheid geïnjecteerde productiewater. Een afschrift van dit register wordt door het mijnbouwbedrijf jaarlijks aan SodM toegezonden.
Bent u bereid om bedrijven te verzoeken om te rapporteren over de totale omvang van productiewater en andere afval- en waterstromen afkomstig uit olie- en gaswinning op land of zee? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer?
Een uitbreiding van de rapportageverplichting is niet nodig. De totale omvang van productiewater en andere afval- en waterstromen is bekend. Voor mijnbouwbedrijven gelden verschillende rapportageverplichtingen die inzicht geven in productiewater en afvalstromen. Zo zijn er de jaarrapportage waterinjectie en de rapportage met betrekking tot het overboordwater, maar ook het elektronisch milieujaarverslag dat ondernemingen jaarlijks moeten opstellen en indienen. Verder maken verschillende toezichthouders gebruik van een database voor transport van afvalstoffen (Amice).
Klopt het dat productiewater dat met olie- en gaswinning op land of op zee naast geïnjecteerd ook direct en indirect op de Noordzee en/of de Waddenzee kan worden geloosd? Zo ja, hoeveel productiewater wordt er direct en indirect, graag uitgesplitst naar hoeveelheden geloosd op de Waddenzee en de Noordzee? Indien dit onbekend is, bent u bereid bedrijven te vragen deze stromen jaar in kaart te brengen? Zo nee, waarom niet?
Productiewater, dat op zee is geproduceerd, mag overeenkomstig het internationale OSPAR verdrag onder voorwaarden in de zee worden geloosd. In Nederland zijn deze voorwaarden wettelijk vastgelegd in hoofdstuk 9 van de mijnbouwregeling. Productiewater dat vrijkomt bij gas- of oliewinning op land mag niet worden geloosd op zee, maar wordt op land geïnjecteerd of afgevoerd naar een erkende verwerker.
Op de Waddenzee wordt op dit moment geen productiewater geproduceerd, geloosd of geïnjecteerd. De enige productie-installatie in de Waddenzee (Zuidwal) is uitgeproduceerd en zal worden verwijderd. Destijds werden het gas en het productiewater van de productie-installatie Zuidwal per pijpleiding aan land gebracht. Het productiewater werd vervolgens aan land verwerkt.
In de Noordzee is in 2022 naar schatting 3.387.340 m3productiewater direct geloosd op de Noordzee. Dit cijfer is gebaseerd op de gegevens van 2021. De gegevens over 2022 zijn nog in behandeling.
Klopt het dat productiewater dat met olie- en gaswinning op land of op zee naast geïnjecteerd of geloosd ook naar een verwerker kan worden vervoerd, graag uitgesplitst voor de Noordzee en de Waddenzee? Zo ja, hoeveel productiewater wordt er jaarlijks naar een verwerker vervoerd en wat gebeurd er daar dan mee, graag uitgesplitst per productiestroom afkomstig van de Noordzee of de Waddenzee en per verwerkingsproces? Indien dit onbekend is, bent u bereid bedrijven te vragen om deze stromen dit jaar in kaart te brengen? Zo nee, waarom niet?
Ja, indien een mijnbouwonderneming zich van afvalstoffen wil ontdoen, mag zij dit afvoeren naar een erkende verwerker. Dit geldt ook voor de afvalstof productiewater. Het afvoeren naar een erkend verwerker hoeft niet direct aan SodM gerapporteerd te worden. Wel staan deze stromen geregistreerd in het afvalstromensysteem Amice, het wettelijke registratiesysteem voor afvalstromen van het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen6 van Rijkswaterstaat.
Klopt het dat bij mogelijke vervolging van NAM door OM het mogelijk is om geen nieuwe vergunning te geven, gezien artikel 9 van de Mijnbouwwet dat eist dat bedrijven een «intrinsieke verantwoordelijkheidszin» hebben? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om bij mogelijke vervolging om geen enkele nieuwe vergunning voor aardgaswinning door NAM onder de Waddenzee af te geven?
Ik kan aan de hand van artikel 9 van de Mijnbouwwet een vergunning voor het opsporen en winnen van delfstoffen weigeren op grond van een gebrek aan (maatschappelijke) verantwoordelijkheidszin. Ik kijk hiernaar bij iedere aanvraag voor een winnings- of opsporingsvergunning. Op het moment van vergunningverlening neem ik alle relevante informatie mee in de besluitvorming.
Ik kan niet vooruitlopen op een mogelijke vervolging van NAM en de eventuele gevolgen daarvan voor toekomstige vergunningverlening.
Het bericht 'De zee bij Nederland stijgt steeds sneller. Nu met 2.9 millimeter per jaar' |
|
Laura Bromet (GL), Suzanne Kröger (GL) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink , Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «De zee bij Nederland stijgt steeds sneller. Nu met 2.9 millimeter per jaar»?1
Kunt u aangeven hoe het Gebruiksruimtebesluit Waddenzee, waarin nog wordt uitgegaan van een zeespiegelstijging van 4 millimeter per jaar, van invloed is of zal zijn bij uw beoordeling over mijnbouw onder de Waddenzee en specifiek bij uw besluit over een vergunning voor NAM om te mogen starten met een nieuwe gaswinning voor NAM onder de Waddenzee vanuit Ternaard?
Kunt u inzichtelijk maken hoe een verschil tussen 2,4 mm/jr en 2.9 mm/jr een verschil zal inhouden voor de nog resterende «gebruiksruimte» voor mijnbouw onder de Waddenzee op basis van het «Hand aan de Kraan principe»?
Onlangs heeft het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) een advies uitgebracht over de te verwachten stijging van de zeespiegel. SodM adviseerde om uit te gaan van 3.3 mm/jr; kunt u reflecteren waar de grote relatieve verschillen op gebaseerd zijn tussen de 2,4 mm/jr uit het Gebruiksruimtebesluit Waddenzee en de stijging van de 3,3 mm/jr uit het onafhankelijke advies van het SodM?
Kunt u aangeven welke van de bovengenoemde scenario’s door de Deltacommissie gehanteerd wordt over de stijging van de zeespiegel langs de Nederlandse Noordzeekust en Waddenzeekust?
Als dat gebeurt op basis van een andere zeespiegelstijgingsscenario, kunt u dan aangeven waarom en hoe al deze verschillende scenario’s zich tot elkaar verhouden?
Bent u het met SodM eens dat de voorspellingen van Deltares ongeschikt zijn voor de beoordeling van de veiligheid van mijnbouwprojecten onder de Waddenzee en dat er vanuit het voorzorgsbeginsel beter is uit te gaan van een hogere zeespiegelstijging dan Deltares voorspelt? Zo nee, waarom niet?
De NAM heeft een vergunning aangevraagd tot 2037; kunt u aangeven met hoeveel mm de zeespiegel langs de Nederlandse Noordzeekust en Waddenzeekust gestegen zal zijn in 2037 en op welk scenario baseert u zich dan?
Deelt u de mening dat er aantoonbaar wetenschappelijke twijfel is over de te verwachten stijging van de zeespiegel langs de Nederlandse kust?
Erkent u dat onafhankelijk juridisch advies aan de Tweede Kamer over gaswinning onder de Waddenzee stelt dat het kabinet bij de aanwezigheid van wetenschappelijke twijfel geen vergunning voor nieuwe aardgaswinning onder de Waddenzee mag verlenen? (Kamerstuk 32 670, nr. 202) Gaat u dat advies opvolgen?
De staat die doorprocedeert tegen inwoners |
|
Sandra Beckerman |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Waarom kiest de staat er nog steeds (zoals afgelopen maand in meerdere zaken1, 2) voor om na een verloren rechtszaak in hoger beroep door te procederen tegen inwoners, die na jaren strijd hun rechtszaak over mijnbouwschade hebben gewonnen?
Ja, die mening deel ik. In de gesprekken die ik met bewoners voer, merk ik dat de belasting en het gevoelde onrecht, voortvloeiend uit het aantekenen van hoger beroep, heel groot is. Ik vind het niet gewenst dat het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) in hoger beroep gaat op het moment dat de bewoner door de rechtbank bij beroep in het gelijk is gesteld omdat bewoners van dit hoger beroep de dupe zijn. Sinds 2020 is in 8 gevallen hoger beroep ingesteld door het IMG. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Deelt u de mening dat doorprocederen door de staat tegen inwoners die hun rechtszaak hebben gewonnen haaks staat op de door u gewenste minder juridische en meer menselijke schadeafhandeling?3
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat, wanneer de staat in hoger beroep met o.a. de landsadvocaat tegenover inwoners staat die hun eigen verdediging moeten betalen, dit haaks staat op de door u geuite wens naast de inwoners te willen staan?4
Ja. Ik vind het belangrijk dat de overheid bij de afhandeling van mijnbouwschade naast de Groninger staat en dat bewoners dat ook zo ervaren. Het IMG heeft als taak om onpartijdig te beoordelen waarop een bewoner recht heeft.
Ik wil de rechtspositie van de bewoners bij bezwaar- en beroepsprocedures versterken met een regeling voor kosteloze rechtsbijstand. Zie ook het antwoord op vraag 8. Nog belangrijker is het om juridificering in de schadeafhandeling te beperken. Ook het rapport van Rebel Group en de evaluatie van de Tijdelijke wet Groningen door AEF met betrekking tot verbetering van de schadeafhandeling bevelen een minder juridische benadering van bewoners aan. Zoals ik aan uw Kamer heb aangegeven werk ik met het IMG aan de uitwerking van deze aanbevelingen en zal ik uw Kamer daarover dit voorjaar informeren.
Kunt u voorkomen dat het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) in hoger beroep gaat? Zo ja, bent u bereid dit te doen?
Ik heb de volgende acties ondernomen om te voorkomen dat bewoners de dupe worden van hoger beroep door het IMG. Allereerst ben ik met het IMG in gesprek gegaan. Het IMG heeft aangegeven alleen nog hoger beroep in te zullen stellen als de uitspraken bredere consequenties hebben voor de schadeafhandeling en het voorkomen van verschillen tussen bewoners. Ik heb met het IMG besproken dat in deze gevallen gebruik moet worden gemaakt van de mogelijkheid die artikel 16 van de Tijdelijke wet Groningen biedt voor het IMG om de rechtbank te verzoeken zogenaamde prejudiciële vragen aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te stellen. Dat is een alternatief voor het instellen van hoger beroep ná een uitspraak van de rechtbank. Zo komt er toch een uitspraak zonder dat de desbetreffende gedupeerde hierdoor wordt belast. In het geval dat een prejudiciële vraag niet mogelijk blijkt en toch hoger beroep wordt ingesteld, is het IMG voornemens om niet over te gaan tot terugvorderen van de toegekende schadevergoeding. Bewoners worden niet langer financieel gedupeerd, ongeacht de uitkomst van het hoger beroep.
Mocht voorgaande onverhoopt niet het beoogde resultaat hebben, dan zal ik de wet zo aanpassen dat voorkomen wordt dat bewoners gedupeerd worden.
Met betrekking tot de acht lopende hoger beroepzaken is het mijn uitdrukkelijke wens dat dit niet langer tot financiële onzekerheid leidt voor de betrokken bewoners. Ik heb met het IMG besproken dat het voor deze schrijnende gevallen de uitgekeerde vergoeding niet zal terugvorderen als het IMG in het gelijk wordt gesteld.
Hoeveel rechtszaken heeft het IMG verloren? In hoeveel daarvan is doorgeprocedeerd tegen de bewoners? Kunt u dit uitsplitsen per jaar?
Sinds de start op 19 maart 2018 heeft het IMG ruim 318.000 besluiten genomen over aanvragen voor zowel fysieke schade (155.000 besluiten), waardedaling (111.000 besluiten) en immateriële schade (52.000). Na de fase van bezwaar en beroep, is er na 62 uitspraken in beroep een hoger beroep ingesteld. In 8 van die gevallen is het hoger beroep door het IMG eigenstandig ingesteld (6 keer in 2022 en 2 keer in 2023). In de overige 54 zaken is door de bewoner hoger beroep ingesteld.
Het IMG heeft in 2022 69 rechtszaken verloren. Voor de jaren voor 2020 en 2021 heeft het IMG niet bijgehouden hoeveel rechtszaken zijn verloren.
Hoeveel heeft het procederen van het IMG tegen bewoners de staat gekost? Kunt u een uitsplitsing maken tussen de kosten voor de landsadvocaat en andere kosten?
Het IMG heeft laten weten deze kosten niet separaat te registreren. Ingeschat wordt dat de kosten voor de inzet van de Landsadvocaat in de zaken waarin het IMG eigenstandig hoger beroep heeft ingesteld tot op heden circa 30.000 euro bedragen.
Kunt u inschatten wat de kosten voor bewoners zijn, zowel juridisch als emotioneel? Snapt u dat bewoners zeggen: «Landsadvocaten die wij betalen gaan opnieuw burgers te lijf die hun eigen advocaat niet meer kunnen betalen?»5
Ik herken dat juridische procedures zeer belastend zijn voor de bewoners van Groningen, en ook daarom zijn deze procedures ongewenst. Mijn inzet is om dergelijk belastende procedures zoveel mogelijk te voorkomen, onder meer door verbeteringen in de schadeafhandeling te realiseren en te voorzien in vergoeding van juridische en technische bijstand voor inwoners bij dergelijke procedures.
Herkent u dat bewoners met een hoge rekening voor de proceskosten blijven zitten doordat de staat in hoger beroep gaat deze bewoners? Herkent u dat dit bewoners in financiële problemen brengt?
De proceskosten worden, ook na een hoger beroep, vergoed in het geval de bewoner in het gelijk wordt gesteld. Ik begrijp dat verlenging van een juridische procedure tussen burger en overheid gepaard gaat met langere onzekerheid over de uitkomst en in het verlengde daarvan over de vergoeding van deze kosten. Om deze en andere redenen is dat een onwenselijke situatie, zoals ik ook in mijn antwoord op eerdere vragen heb toegelicht.
Met de novelle verbetering uitvoerbaarheid wordt daarnaast voorzien in vergoeding van kosten voor juridische, bouwkundige en financieel deskundige bijstand in dergelijke procedures. De Raad voor Rechtsbijstand ontwikkelt momenteel een regeling voor deze vergoeding, waarvoor geen inkomenseis zal gelden, geen eigen bijdrage of andere kosten in rekening worden gebracht en de uitkomst van het ingestelde bezwaar of beroep tegen het besluit van het IMG geen voorwaarde is voor het verkrijgen hiervan.
Wat kunt u antwoorden op deze vraag van bewoners: «Wij zijn boos, teleurgesteld en hopen dat Vijlbrief op tijd het IMG terug kan roepen van haar onzalige praktijken»?
Ik kan me de boosheid van deze bewoners goed voorstellen. Zie het antwoord op vraag 4.
Klopt het dat de staat vaak in hoger beroep gaat bij verloren zaken waarbij verzakkingen een rol spelen? In hoeveel zaken waarbij verzakkingen een rol spelen is de staat wel en in hoeveel zaken niet in hoger beroep gegaan?
Het IMG heeft aangegeven dat in 7 zaken met betrekking tot fysieke schade hoger beroep is ingesteld. Bij 3 van deze zaken is onder andere een verzakking aan de orde.
Is er een verband met de weigering van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) om specifiek voor dit soort schade te betalen?
Nee. De NAM staat volledig op afstand van de afhandeling van schade door het IMG. Dat betekent dat het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat verantwoordelijk is voor de wijze waarop de vergoeding van schade wordt uitgevoerd, zoals vastgelegd in de Tijdelijke wet Groningen. Het kabinet verhaalt alle kosten die het kan verhalen op de NAM. Daar heeft het IMG geen bemoeienis mee.
Welke stappen zijn gezet en welke gaat u zetten om te komen tot een meer menselijke schadeafhandeling? Welke stappen zijn gezet en welke gaat u zetten om de juridificering te stoppen?
Zoals aangegeven in mijn Kamerbrief van 25 januari jl.6 zullen de aanbevelingen uit het rapport van Rebel Group en de uitkomsten van de evaluatie van de Tijdelijke wet Groningen door AEF dit voorjaar worden uitgewerkt. Een aantal van deze aanbevelingen ziet op een minder juridische benadering van de bewoners met schade.
Verder heeft het IMG onlangs aangegeven voornemens te zijn de vaste vergoeding uit te breiden zodat ook in de kern van het aardbevingsgebied de inwoners bij meer complexe schades hiervan gebruik kunnen maken. Het IMG heeft ook een belteam ingericht dat direct met bewoners contact opneemt in geval van vragen over de schademelding of een zienswijze. Op deze manier kunnen belastende bezwaar- en beroepsprocedures worden voorkomen.
Deelt u de mening dat vertrouwen in de staat en rechtsstaat enkel teruggewonnen kan worden als de staat niet alleen met woorden maar met daden laat zien er te zijn voor de inwoners? Deelt u de mening dat dit nog niet het geval is, zoals deze casuïstiek weer pijnlijk duidelijk maakt?
Ja, ik deel de mening dat de inwoners van het aardbevingsgebied niet geholpen zijn met enkel woorden en moeten kunnen vertrouwen op een daadkrachtig handelen van de overheid in het oplossen van de problematiek die als gevolg van de gaswinning is ontstaan. Daarom werk ik samen met het IMG aan verbeteringen in de schadeafhandeling, onder meer aan de hand van aanbevelingen uit het onlangs opgeleverde advies van Rebel Group en de uitkomsten van de evaluatie door AEF. Dit moet eraan bijdragen dat het proces van schadeafhandeling beter aansluit bij de behoefte van bewoners in het aardbevingsgebied.
Daarmee wil ik echter niet voorbij gaan aan wat er is gerealiseerd als het gaat om de afhandeling van schade: het IMG heeft inmiddels 336.000 schademeldingen afgehandeld en ruim 1,6 miljard euro aan vergoedingen uitgekeerd voor verschillende vormen van schade als gevolg van de gaswinning.
De vertraagde versterking in Ten Post |
|
Sandra Beckerman |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Kent u de open brief waarmee bewoners van de bewoners van de Hendrik Veldmanstraat en de Oldenhuisstraat in Ten Post de noodklok luiden over de versterking van hun onveilige woningen?
Ja.
Herkent u dat deze bewoners al sinds 2016 onderdeel zijn van de versterkingsoperatie en ze ruim zes jaar later net voor Kerst wederom te horen kregen dat er wederom vertraging is ontstaan? Herkent u dat deze bewoners al jarenlang door de overheid beloftes worden gedaan die daarna keer op keer weer worden gebroken?
Ik betreur het dat de gecommuniceerde planningen niet gehaald worden. De Nationaal Coördinator Groningen (NCG) werkt er hard aan om de afgesproken uitvoeringsplannen en bijbehorende planningen met aannemers te realiseren. Over de oorzaken in de desbetreffende twee straten ga ik in bij de beantwoording van vraag 4.
Begrijpt u dat deze bewoners zeggen dat hun plezier van wonen weg is en heeft plaatsgemaakt voor ongerustheid, onveiligheid, stress, lichamelijke problemen en slaaptekort?
Ja. Ik kan mij voorstellen dat deze omstandigheden een negatief effect hebben op bewoners en dat dit tot mentale en fysieke problemen kan leiden. De NCG zet zich ervoor in om de problemen in de desbetreffende twee straten zo snel mogelijk aan te pakken. Bij de beantwoording van de vragen 5 en 6 licht ik dat toe.
Waardoor is de nieuwe vertraging ontstaan? Hoe lang gaat deze duren?
De NCG is samen met de bewoners en aannemer vorig jaar gestart met het opstellen van het uitvoeringsontwerp. De aannemer heeft contact met de gemeente over het uitvoeringsontwerp en de woonwensen van de bewoners. Tijdens dit proces hebben bewoners hun woonwensen moeten aanpassen, omdat de geuite woonwensen in de praktijk niet altijd realiseerbaar bleken. Deze moeten namelijk passen binnen het bestemmingsplan en de welstandsnota van de gemeente en worden daarom getoetst door de bouwmeester aardbevingsgebied en de welstandscommissie van de gemeente. Daarnaast heeft de aannemer meer tijd nodig gehad voor het berekenen van de kosten van de Bewoners Gebonden Budgetten. De NCG verwacht dat de bewoners rond de zomer van dit jaar naar tijdelijke huisvesting kunnen verhuizen, waarna de sloop en aansluitend de bouw van de nieuwe woningen begint.
Welke concrete stappen gaan er nu gezet worden om te zorgen dat het project zonder verdere vertraging goed gaat verlopen?
De NCG verwacht dat bewoners voor de zomer naar tijdelijke huisvesting kunnen verhuizen. Hierna wordt gestart met het verwijderen van asbest en met het slopen van de woningen, en aansluitend wordt de herbouw gestart. De verwachting is dat de woningen in de tweede helft van 2024 opgeleverd zullen worden.
Om het versterkingsproject goed uit te voeren is tijdens een gesprek tussen de NCG en bewoners op 25 januari jl., waarbij ook de algemeen directeur van de NCG aanwezig was, afgesproken dat de communicatie van zowel de NCG als van de aannemers richting bewoners wordt verbeterd. Zo heeft de NCG inmiddels contactgegevens op de website uitgebreid en contactgegevens van de directeuren toegevoegd. Op 8 februari jl. is een volgend overleg georganiseerd met bewoners, waar is gesproken over de planning. Ook is de NCG in gesprek gegaan met de gemeente over wat er mogelijk is rondom het ontwerp en over hoe bewoners beter betrokken kunnen worden in het proces. De NCG heeft de gemeente uitgenodigd om bewoners hierover uitleg te geven tijdens een bijeenkomst van de bewoners op 8 maart a.s.
Kunt u een tijdsplanning geven voor alle concrete stappen tot en met de oplevering van de woningen?
Zie antwoord vraag 5.
Herkent u dat deze bewoners ook veel financiële zorgen hebben over de versterking? Weet u dat de herbouwwaarde nog steeds niet is vastgesteld en de inhoud van de taxatie mogelijk weer verouderd is?
Ja. In de gesprekken tussen de NCG en de bewoners is hier aandacht voor. De herbouwwaardes van de woningen komen volledig voor rekening van de NCG. De budgetten krijgen een prijspeildatum mee en rond de oplevering van de nieuwe woning worden ze geïndexeerd voor de inflatie. De bewoners zijn hier persoonlijk over geïnformeerd.
Klopt het dat er ongelijkheid ontstaat doordat de bewoners in deze straten anders worden behandeld dan bewoners uit eerdere fase(s) van de versterking in Ten Post? Waarom heeft een deel van de bewoners te horen gekregen dat door hun gewenste aanpassingen, zoals het verplaatsen van de voordeur of het verhogen/verlagen van het dak, niet mogen plaatsvinden?
De bouwplannen en dus ook daarin opgenomen wensen van bewoners moeten voldoen aan geldende welstandseisen en bestemmingsplannen. Voor alle bewoners gelden dezelfde welstandseisen, maar de specificaties van de bestemmingsplannen kunnen per situatie verschillen. De NCG gaat hierover met de gemeente in gesprek.
Erkent u dat doordat deze bewoners nu door de jarenlang vertraagde versterkingsoperatie een veel hogere energierekening hebben? Snapt u dat zij zeggen dat de kosten de pan uit rijzen en dat zij daar grote zorgen over hebben?
Ik begrijp dat de toegenomen energieprijzen tot grote zorgen leiden onder bewoners. De nieuwe woningen worden zonder aansluiting op aardgas gebouwd, voorzien van een warmtepomp en zonnepanelen. Dit zal tot financiële voordelen leiden voor de bewoners.
Waarom heeft u negatief geadviseerd op een motie om bewoners te compenseren voor een hogere energierekening, ontstaan door de vertraagde versterking?1
In het tweeminutendebat Mijnbouw Groningen van 20 december 2022 heb ik deze motie onderbouwd ontraden. Er zijn verschillende regelingen die voorzien in compensatie van de hoge energiekosten in Nederland, en in steun bij verduurzaming van woningen in Groningen. Ik kijk bovendien momenteel naar de mogelijkheden om de groep bewoners die door de vertraagde versterkingsopgave een hogere energierekening heeft te identificeren.
Bent u alsnog bereid deze bewoners te compenseren voor de hoge energiekosten die ze moeten maken doordat de overheid haar beloftes bij de versterking niet nakomt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat de communicatie tussen de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) en deze bewoners niet goed verloopt? Erkent u dat het uitermate pijnlijk is om op vrijdagmiddag voor de kerstvakantie nieuwe vertraging aan te kondigen en vervolgens onbereikbaar te zijn voor commentaar? Snapt u dat bewoners daarvan concluderen dat het «vooropgezet» is en «geen stijl» heeft?
Ik ben het met u eens dat de timing ongelukkig was. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 6 heb toegelicht, is afgesproken om de communicatie en het persoonlijke contact tussen de NCG, de aannemers en de bewoners te verbeteren.
Snapt u dat deze bewoners na al deze ellendige jaren stellen dat het vertrouwen in de NCG ver te zoeken is en ze naar hun gevoel alleen maar worden voorgelogen?
Ik zet mij ervoor in het vertrouwen in de overheid van de Groningers te herstellen. Om het besluitvormingsproces transparanter te maken, maakt de NCG voortaan de reden waarom er veranderingen worden doorgevoerd die impact hebben op realisaties voor inwoners openbaar. Bovendien verbetert de NCG de communicatie met bewoners en samenwerking tussen verschillende partijen en overheden.
Bent u bereid met deze bewoners op korte termijn in gesprek te gaan over het door de overheid vernielde vertrouwen en de concrete daden die nodig zijn?
Ja. Tijdens het commissiedebat Mijnbouw Groningen van 1 februari jl. heb ik uw Kamer toegezegd met deze bewoners in gesprek te gaan en uw Kamer over de uitkomst hiervan te informeren. Ook is de algemeen directeur van de NCG met de bewoners in gesprek om te kijken wat zij voor hen kan betekenen.
Herkent u dat deze twee straten niet op zichzelf staan maar het zoveelste voorbeeld zijn van een slecht verlopende versterkingsoperatie? Klopt het dat er bij veel projecten in de planvormingsfase tot jarenlange vertraging ontstaat mede door financiële discussies?
Er kunnen meerdere oorzaken zijn voor vertragingen in bouwtrajecten. Iedere vertraging brengt voor bewoners nieuwe onzekerheid met zich mee en zorgt er voor dat ze hun eigen planning moeten aanpassen. Dit is niet goed voor het vertrouwen in de instanties en daarom moet dit zo veel mogelijk worden voorkomen.
De NCG vereenvoudigt momenteel haar werkprocessen, zowel intern als tussen betrokken partijen. Zo werkt de NCG aan een verbeterplan om de interne processen te optimaliseren, waarbij de planvorming en mogelijk te bureaucratische (financiële) processen worden meegenomen.
Wat is er gedaan met de, herhaalde, oproep van toezichthouder Kockelkoren van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) uit juni 2023 dat de versterkingsoperatie tot drie keer sneller moet om te garanderen dat de operatie in 2023 klaar is?2
Naar aanleiding van de oproep van het SodM heeft de NCG diverse processen verbeterd of verbeteringen in gang gezet om hieraan te werken, zoals ik in mijn antwoord op vraag 15 heb toegelicht. Het kalenderjaar 2023 staat in het teken van het afronden van de opnames en beoordelingen. Hierdoor is in 2024 duidelijk hoeveel en welke woningen versterkt moeten worden, en kan de NCG dit gericht plannen. Daarnaast heeft de NCG de afgelopen jaren geïnvesteerd in meer capaciteit intern en in de markt, en zal dit de komende jaren ook blijven doen om ervoor te zorgen dat de beoordelingen die klaar liggen zo goed en voorspelbaar mogelijk worden opgepakt. Aan de hand van de aanbevelingen uit het advies van de heer Wientjes wordt gewerkt aan het verder verbeteren en versnellen van de versterkingsoperatie.
Herkent u dat het SodM in haar rapportage ook concludeert dat juist de fases na opname en beoordeling nu (veel) te traag verlopen? Bent u het eens met de terecht harde woorden dat de al jaren beloofde versnelling in de uitvoering nog niet waarneembaar is?
Ik ben het met u eens dat de versterkingsoperatie nog niet snel genoeg gaat. Zoals ik uw Kamer heb toegelicht in mijn brief over de voortgang van de versterkingsopgave van de NCG van 30 januari 2023 (Kamerstuk 33 529, nr. 1118), is het aantal woningen dat jaarlijks bouwkundig is versterkt toegenomen ten opzichte van eerdere jaren. Wel moet het tempo in de komende jaren verder worden opgevoerd om afronding van de versterking in 2028 in beeld te houden. Het meerjaren versterkingsplan (MJVP) gaat ook uit van een hoger aantal te versterken woningen in de komende jaren: de doelstelling voor 2023 is 1.100 bouwkundig versterkte adressen te realiseren, en vanaf 2024 schaalt de NCG stapsgewijs op naar meer dan 2.000 per jaar. Aan de hand van de aanbevelingen uit het advies Wientjes wordt hieraan gewerkt.
Wat heeft u gedaan met de conclusie van SodM dat het aantal adressen waarvan de fase van de planvorming is gestart in een jaar tijd is gehalveerd, van bijna 3.200 naar 1.400?
De NCG is gestart met een verbeterplan dat onder meer belemmeringen in de planvorming moet wegnemen. De NCG screent het hele proces op zoek naar verbeteringen en zal de administratieve afwikkeling vereenvoudigen voor inwoners.
Wat heeft u gedaan met de conclusie van SodM dat in het eerste kwartaal van 2022 slechts aan 440 adressen werd gebouwd en dat dat aantal jaren niet zo laag is geweest?
Het aantal adressen waaraan getimmerd werd, is later in het jaar fors gestegen. Zo werd in het vierde kwartaal van 2022 aan ruim 1.600 adressen gebouwd. De doelstelling van de NCG om van minimaal 1.000 woningen de bouw af te ronden in 2022 is behaald.
Welke stappen zijn gezet en welke gaan gezet worden om te zorgen dat het ontstane stuwmeer van adressen van de fase Planvorming naar de hierop volgende fase van uitvoering wordt aangepakt?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op de vragen 15 en 16.
Kent u het bericht «VEH: Vertrouwen Groningers in gaswinningsgebied bereikt dieptepunt»?3 Herkent u dat het vertrouwen nog nooit zo lag was en dat de bovenstaande problemen bij de versterkingsoperatie daar sterk aan bijdragen?
Ik ken dit bericht. Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 13.
Kent u de open brief van de directeur NCG aan de inwoners van Groningen? Deelt u onze mening dat de in deze brief gedane beloftes zeer sterk lijken op beloftes die door voorgangers werden gedaan die daarna vak niet zijn waargemaakt? Wat is er nu concreet anders? Wat maakt dat de beloftes nu wel ingelost zullen worden?
In de open brief gaat de directeur van de NCG in op de verbetering van de handelwijze en acties die reeds in gang zijn gezet bij de NCG en in 2023 tot ontwikkeling moeten komen. Zo heeft de NCG de eerste 50 bezwaren inmiddels versneld afgehandeld, zijn de contactgegevens van de directie van de NCG beschikbaar gesteld op de website van de NCG, en worden de bezoeken aan de steunpunten en ronde door het aardbevingsgebied van de directie van de NCG op dit moment gepland. Ten slotte is het bureau dat de planningen gaat doornemen gestart en de eerste resultaten worden in maart verwacht. Daarmee zijn de eerste verbeteringen die in de open brief worden genoemd gezet.
Het melden en afhandelen van mijnbouwschade in Zuid-Limburg |
|
Agnes Mulder (CDA) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Klopt het dat reeds in 2015 door de toenmalig Minister is toegezegd dat er een regeling zou komen voor de afhandeling van mijnbouwschade als gevolg van de voormalige steenkoolwinning in Zuid-Limburg, maar dat deze regeling zeven jaar later nog steeds niet gereed is? Hoe kan het dat dit proces zo lang heeft geduurd, zonder dat dit vooralsnog tot resultaat heeft geleid?
Op 20 juni 20141 heeft de toenmalige Minister van Economische Zaken en Klimaat bekend gemaakt dat er een tijdelijk fonds zal worden ingericht voor burgers met ernstige mijnbouwschade in Limburg. Het Calamiteitenfonds Mijnwaterschade is in 2015 opgericht en is nog steeds actief. Op 23 september 20202 heeft de toenmalige Minister de Kamer geïnformeerd dat hij streeft naar een regeling waarbij burgers met schade als gevolg van mijnbouw recht wordt gedaan en vindt dat mijnbouwschade op een uniforme en onafhankelijke wijze moet worden afgehandeld waarbij de burger wordt ontzorgd. De toenmalige Minister gaf aan dat hij de behandeling van mijnbouwschade ten gevolge van de voormalige steenkolenwinning zal onderbrengen bij de landelijke aanpak van mijnbouwschade en de uniforme werkwijze van de daarvoor ingestelde Commissie Mijnbouwschade.
Op 6 december 2021 heeft de toenmalige Minister de Tweede Kamer geïnformeerd3 dat het proces om te komen tot een uniforme schadeafhandeling in Limburg meer tijd zal gaan vergen. De nog bestaande rechtsopvolgers willen zich nog niet committeren aan een uniforme aanpak en zijn van mening dat de mijnbouwschade in Limburg is verjaard. Er zijn met de rechtsopvolgers verschillende gesprekken gevoerd. Tot nu toe zijn de rechtsopvolgers nog niet zo ver om zonder voorwaarden deel te nemen aan gesprekken over het schadeprotocol.
Er wordt nu gewerkt aan een schadeprotocol en vergoedingsregeling waarbij de schadeclaim van de burger door het ministerie wordt overgenomen. Dit betekent, dat wanneer een schadegeval is veroorzaakt door de voormalige steenkoolwinning, het ministerie de schade aan de burger zal vergoeden. Het gaat hierbij om een onverplichte tegemoetkoming. Vervolgens zal het ministerie het bedrag claimen bij een rechtsopvolgers indien deze nog bestaat. Naar verwachting zal medio 2023 het schadeprotocol gereed zijn en kunnen in de tweede helft van 2023 de eerste casussen in behandeling worden genomen. Overigens blijft de uitnodiging staan aan de rechtsopvolgers om zich aan te sluiten bij het protocol.
Kunt u aangeven wat de huidige stand van zaken is met betrekking tot het instellen van een schaderegeling voor mijnbouwschade in Zuid-Limburg? Wanneer verwacht u deze regeling gereed te hebben? Welke rol hebben o.a. de provincie Limburg, gemeenten, de Commissie Mijnbouwschade en de Stichting Calamiteitenfonds Mijnwaterschade bij het verder uitwerken van de regeling?
Ik verwacht het benodigde schadeprotocol medio 2023 gereed te hebben. Naar verwachting kunnen in de tweede helft van 2023 de eerste casussen in behandeling worden genomen. Ik werk samen met de provincie Limburg aan het realiseren van de schadeafhandeling aangezien de provincie de wensen van de gemeenten ook goed kent. De uitgangspunten van de schadeafhandeling zijn dan ook in samenwerking met de provincie opgesteld. Daarnaast heb ik op 1 november 2022 gesproken met de Stichting Calamiteitenfonds. Op 11 januari 2023 is ook op ambtelijk niveau verder met de stichting en de provincie gesproken. De stichting heeft haar ervaring met het herstellen van de schadegevallen in Limburg gedeeld. De stichting werkt volgens de zogenoemde aannemersvariant waarbij geen schadevergoeding wordt uitgekeerd maar de schade aan het pand wordt hersteld.
Mogelijk zal de schadeafhandeling in Limburg verlopen conform de landelijk aanpak met advisering van de Commissie Mijnbouwschade (CM). De CM zal de schadeclaims van bewoners onderzoeken en mij adviseren of deze in aanmerking komen voor een vergoeding. Ik overweeg een variant waarbij, wanneer bewoners dat willen, zij geholpen worden bij het zelf organiseren van schadeherstel. De CM heeft zich in het afgelopen jaar al voorbereid op de schadegevallen in Limburg. In juni 2022 heeft de Commissie een aantal locaties bezocht en is er overleg geweest met de provincie Limburg en de stichting Calamiteitenfonds. Gedachte is in ieder geval om te komen tot een laagdrempelig loket om de inwoners van Limburg te ondersteunen en te ontzorgen.
In oktober 2022 heeft TNO een kennisbijeenkomst georganiseerd over de mijnbouwschade in Limburg en causaliteit. Hierbij waren de Commissie Mijnbouwschade, Staatstoezicht op de Mijnen, het informatiecentrum Nazorg Steenkoolwinning, de provincie Limburg, de gemeente Kerkrade en de Technische Commissie Bodembeweging aanwezig. Tijdens deze bijeenkomst is gesproken over de na-ijlende gevolgen van de steenkoolwinning en mijnbouwschade.
Hoe kan het dat nog steeds voor veel bewoners niet duidelijk is bij wie zij terecht kunnen om mijnbouwschade te melden?
Mensen met schade kunnen zich op dit moment melden bij de Technische Commissie Bodem Beweging (Tcbb)4. Deze commissie onderzoekt de schade en geeft een advies of het door de steenkoolwinning is veroorzaakt. Als dat zo is, dan kan de burger met het advies naar het voormalige mijnbouwbedrijf en daar een claim indienen. Helaas leidt dat vaak niet tot een vergoeding van de schade omdat de voormalige mijnbouwbedrijven zich beroepen op verjaring van de schadeclaim of het advies van de Tcbb niet onderschrijven.
Als het Mijnbouwbedrijf niet meer bestaat dan kan men een claim indienen bij het Waarborgfonds Mijnbouwschade. Dit is een fonds dat ik beheer. Als er sprake is van ernstige schade of een schrijnende situatie dan kan de burger beroep doen op het Calamiteitfonds Mijnwaterschade5. Deze stichting zal de claim beoordelen en zal de schade laten herstellen als er sprake is van mijnbouwschade.
De huidige manier van schadeafhandeling, waarbij men zich tot verschillende instanties moet wenden, is te complex en weinig behulpzaam. Dit is de reden waarom reeds enkele jaren geleden is ingezet op een uniforme en landelijke schadeafhandeling met de Commissie Mijnbouwschade. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat bewoners worden ontzorgd en niet zelf moeten aankloppen bij de mijnbouwbedrijven om de toegekende schadevergoeding te krijgen.
Deelt u de mening dat de overheid bij dit soort schadegevallen als gevolg van mijnbouw naast en niet tegenover de burger zou moeten staan en dat het van belang is dat er voor inwoners één loket komt waar zij terecht kunnen om schades te melden? Hoe gaat u ervoor zorgen dat een dergelijk loket er zo snel mogelijk komt?
Daar ben ik het mee eens. Ik streef er naar om de schaderegeling voor Limburg onder te brengen in de landelijke schadeafhandeling met de Commissie Mijnbouwschade en tegelijkertijd maatwerk te organiseren passende bij de specifieke situatie in Limburg. Juist over de exacte invulling ben ik momenteel met de provincie en de stichting calamiteitenfonds in overleg. Via deze aanpak worden bewoners ontzorgd en er komt één loket.
Deelt u tevens de mening dat moet worden voorkomen dat het afhandelen van de mijnbouwschade leidt tot onnodig veel bureaucratie en hoge administratieve kosten?
Daar ben ik het mee eens. Ik probeer bureaucratie en hoge administratieve lasten zeker te voorkomen. Het schadeprotocol moet zo zijn opgesteld dat maatwerk mogelijk is en dat bijvoorbeeld de Commissie Mijnbouwschade de mogelijkheid heeft om desgewenst geen onderzoek maar een lichtere toets te doen.
Hoe kijkt u in dit kader naar de door de Stichting Calamiteitenfonds gehanteerde methode waarbij inwoners worden ontzorgd, doordat zij voor het repareren van schade kunnen kiezen tussen drie aannemers, waarna schade direct hersteld wordt? Welke mogelijkheden ziet u om deze werkwijze ook in te zetten bij toekomstige regeling voor de afhandeling van mijnbouwschade in Limburg en te borgen dat de ervaring, kennis en kunde blijvend wordt ingezet en regionaal beschikbaar is?
Ik vind het een interessante methode. Het heeft in de afgelopen jaren, op kleine schaal, een oplossing geboden voor een aantal ernstige schadegevallen. Ik heb de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) om een advies gevraagd omtrent de uitvoerbaarheid van deze methode op grote schaal. RVO heeft aangegeven dat men deze methode op een grotere schaal onuitvoerbaar vindt. Aan de provincie heb ik gevraagd of het Gegevenshuis in Landgraaf een dergelijke afhandeling kan uitvoeren. De provincie heeft dit laten onderzoeken en aangegeven dat de organisatievorm van het Gegevenshuis (zijnde een gemeentelijke regeling) hiervoor niet geschikt is. Ook is gebleken dat het op een grotere schaal organiseren van de zogenoemde aannemersvariant via een stichting in opdracht van de overheid complex is, omdat er veel contracten moeten worden afgesloten en de aansprakelijkheid voor iedere stap in het schadeherstel bij de Staat komt te liggen. Ik denk daarom aan een variant waarbij de schade wordt vergoed en waarbij bewoners die dat willen kunnen worden geholpen bij het vinden van een aannemer of het organiseren van het schadeherstel. Het geeft bovendien de bewoners de mogelijkheid om het herstel te combineren met andere aanpassingen (uitbreiding of verduurzaming) in de woning. Daar waar de veiligheid van de woning in het geding is overweeg ik om de schadevergoeding via een soort bouwdepot uit te keren. Hierdoor kan geborgd worden dat de vergoeding ook daadwerkelijk wordt gebruikt voor het herstel van de woning en het oplossen van de onveilige situatie.
Ik vind het daarbij belangrijk dat de kennis en kunde in de regio bewaard blijft. Het informatiecentrum Nazorg Steenkoolwinning bewaart alle kennis en kaarten op dit gebied en zal door bijvoorbeeld de Commissie Mijnbouwschade worden gevraagd om per casus de aldaar bekende gegevens over de mijnbouw van destijds te leveren. Daarnaast zal TNO verder werken aan het onderzoek om zoveel mogelijk risico’s in kaart te brengen. TNO zal hierover voor de betrokken partijen twee keer per jaar een kennisbijeenkomst organiseren.
Klopt de stelling van uw voorganger uit december 2021 dat het exacte aantal woningen of panden met schade ten gevolge van de voormalige steenkoolwinning in Limburg niet bekend is? Zo ja, hoe kan dat en welke stappen zet u om de omvang van de mijnbouwschade in Limburg wel goed in beeld te brengen?
Ja dat klopt. Het aantal is niet exact in kaart gebracht omdat voor ieder pand geldt dat het zonder onderzoek niet is vast te stellen of de schade is veroorzaakt is door de voormalige steenkoolwinning of niet. Als ik kijk naar de circa 70 schadegevallen die door de Tcbb sinds 2012 zijn afgehandeld, dan blijkt dat er bij ongeveer een derde van die schademeldingen er een verband is met de voormalige steenkoolwinning.
Ik verwacht dat op het moment dat de schaderegeling operationeel wordt er veel schademeldingen binnen zullen komen. Ik kan pas enige tijd daarna aangeven hoeveel van deze schadegevallen zijn veroorzaakt door de voormalige steenkoolwinning.
Kunt u tevens aangeven hoe het toezicht op na-ijlende effecten van de voormalige steenkoolwinning is geregeld? Wie is daarvoor verantwoordelijk en welke rol ziet u hierbij voor bijvoorbeeld de rijksoverheid en het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM)?
Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) is toezichthouder. Voor wat betreft de nog niet verlaten mijnbouwwerken waarvoor nog winningsvergunningen6 van kracht zijn houdt SodM toezicht op de vergunninghouder of haar rechtsopvolgers. In de overige delen van de mijnstreek in Zuid-Limburg waar geen winningsvergunningen van kracht zijn treedt SodM op als adviseur. De rijksoverheid is het bevoegd gezag bij mijnbouw en heeft daarmee ook regie in handen wat betreft de rolverdeling.
Op welke wijze zult u invulling geven aan het advies van SodM om ervoor te zorgen dat het toezicht op de partijen die eindverantwoordelijk zijn voor de regie en uitvoering van nazorgactiviteiten wettelijk wordt vastgelegd?
Op 20 januari 2023 heb ik uw Kamer per brief7 geïnformeerd over de contourennota aanpassingen Mijnbouwwet. Ik heb het voornemen om de Mijnbouwwet op het gebied van nazorg aan te passen. Ik wil hierbij de rol van SodM aangaande nazorg helder vastleggen. Wat mij betreft gaat SodM toezicht houden op alle nazorgactiviteiten in de verschillende mijnbouwsectoren. Ik heb als bevoegd gezag de regierol over mijnbouwactiviteiten.
Protest tegen gaswinning in Waddenzee |
|
Tjeerd de Groot (D66), Faissal Boulakjar (D66) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekent met het protest dat op zaterdagmiddag 26 november 2022 bij Ternaard heeft plaatsgevonden tegen meer gaswinning onder de Waddenzee?
Ja.
Wat is uw reactie op dit maatschappelijk verzet tegen de gaswinning bij Ternaard?
Ik ben bekend met de zorgen die er zijn. Voor gaswinning onder de Waddenzee is in het kabinet afgesproken dat er geen nieuwe vergunningen meer worden afgegeven. De vergunningsprocedure voor het gaswinningsproject Ternaard is de laatste procedure die zal worden afgerond. Voor wat betreft de zorgen kan ik aangeven dat in alle besluiten, ook het besluit Ternaard, altijd wordt ingegaan op de bestaande zorgpunten die geuit zijn in de zienswijze. Daarbij geldt altijd dat delfstofwinning onder de Waddenzee alleen is toegestaan als de hierdoor veroorzaakte bodemdaling niet schadelijk is voor de natuur. Om dit te borgen is het «hand aan de kraan»-principe vastgesteld in 2006.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met Shell en daarbij aan te dringen om (gezien de maatschappelijke en wetenschappelijke weerstand) af te zien van hun vergunningsaanvraag voor gaswinning bij Ternaard?
De besluitvorming rondom het project Ternaard loopt naar aanleiding van de Porthosuitspraak vertraging op. De Minister voor Natuur en Stikstof heeft NAM in de gelegenheid gesteld om de aanvraag voor de vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming aan te vullen om zo alsnog de stikstofeffecten te kunnen toetsen. Op dit moment wil ik eerst die uitkomsten afwachten, voordat ik samen met de Minister voor Natuur en Stikstof een volgende stap kan zetten in de besluitvorming over het project Ternaard en eventueel met NAM hierover in gesprek ga.
Misbruik datalek IMG en bedrijven die verdienen aan schadeafhandeling |
|
Sandra Beckerman |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Is het u bekend dat de schadeafhandeling een verdienmodel is voor bedrijven die, in ruil voor een percentage van de schadeloosstelling, schademeldingen doen?
Ja, dat is mij bekend.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat dit soort bedrijven bestaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Ja. De dienst die commerciële bedrijven verlenen is mijns inziens namelijk overbodig, maar kost gedupeerden wel een percentage van de schadeloosstelling. Ik hoop mensen er daarom van te kunnen overtuigen dat zij deze bedrijven niet nodig hebben. Ik begrijp dat er mensen zijn die opzien tegen het doen van een schademelding, omdat zij vrezen dat dit veel tijd of energie kost. Bewoners die kiezen voor een maatwerkaanpak voor de afhandeling van fysieke schade, krijgen daarom een persoonlijke zaakbegeleider die zij vragen kunnen stellen. Het aanvraagformulier is ook zo eenvoudig mogelijk gemaakt. Ook kunnen bewoners terecht bij één van de IMG-steunpunten. Het IMG poogt het melden van schade al laagdrempelig te maken. Voor mensen die behoefte hebben aan hulp bij het doorlopen van een schademelding en die liever niet bij IMG zoeken, is bovendien kosteloos steun beschikbaar via Stut & Steun.
Is het u bekend dat dit soort bedrijven al langere tijd actief Groningers benaderen?
Ja, dat is mij bekend.
Is u het voorbeeld bekend van Kamerlid Beckerman die een brief kreeg van het bedrijf «loket bevingsschade» waarin zowel haar naam als adres vermeld stonden alsmede het gegeven dat zij nog geen schade heeft gemeld en nog geen gebruik heeft gemaakt van de (SNN) subsidieregeling voor waardevermeerdering?
Ja, dat is mij bekend.
Herkent u dat het bedrijf «loket bevingsschade» aan de gegevens over schademeldingen is gekomen door zich op de website van het Instituut Mijnbouwschade (IMG) voor te doen als gemachtigde terwijl ze dat niet zijn? Welke mogelijkheden heeft u om dit aan te pakken?
Ja. Naar aanleiding van de berichten over een mogelijk datalek heeft EZK direct contact opgenomen met het IMG. Zij hebben aan mij bevestigd dat het inderdaad om een lek ging en dat zij maatregelen hebben genomen om dit te dichten.
Het IMG betreurt dat er onterecht gegevens van mensen zijn gedeeld en heeft inmiddels bekend gemaakt aangifte te doen tegen het bedrijf in kwestie.
Herkent u dat het bedrijf «loket bevingsschade» aan de adresgegevens is gekomen door raadpleging van het kadaster maar zij deze persoonsgegevens niet op deze manier mag gebruiken? Welke mogelijkheden heeft u om dit aan te pakken?
Ja. EZK heeft dit onder de aandacht van het kadaster gebracht, een reactie op mogelijk misbruik van hun diensten is in eerste instantie aan hen.
Herkent u dat het IMG de gegevens over of op een adres reeds schade is gemeld niet op deze manier aan derden had mogen verstrekken? Is hier sprake van het tweede datalek bij het IMG in een maand tijd? Wat gaat u doen om te zorgen dat de kans op datalekken vanuit het IMG wordt geminimaliseerd?
Ja, hier is inderdaad sprake geweest van twee datalekken bij het IMG in relatief korte tijd. Het eerste datalek vond plaats medio oktober. Hierbij waren gedurende 48 uur voor maximaal 60 aanvragers ten onrechte de gegevens van andere aanvragers inzichtelijk. Dit vond plaats door een fout in een nieuwe versie van software waar het IMG op haar bewonersportaal gebruik van maakt. Om dit in de toekomst te voorkomen heeft het IMG een verbetering doorgevoerd in de tests die worden uitgevoerd voorafgaand aan de implementatie van nieuwe software.
Het tweede lek kwam voort uit het feit dat mensen informatie konden opvragen over de schadegeschiedenis van een pand waar zij niet de eigenaar van waren. Deze situatie bestond sinds de introductie van de vaste vergoeding in november 2021. Inmiddels heeft het IMG maatregelen genomen om dit lek te dichten. Het IMG heeft extern laten valideren of er afdoende maatregelen getroffen waren bij het oplossen van dit datalek. Dit bleek het geval. Tenslotte heeft het IMG het datalek gemeld bij de Autoriteit Persoonsgegevens.
Dergelijke lekken schaden het vertrouwen van mensen in de achterliggende ICT-systemen die gebruikt worden voor de schadeafhandeling. Ik ben hierover in contact met het IMG en zal blijven benadrukken dat ik er van uit wil kunnen gaan dat zij werken met veilige en betrouwbare ICT-systemen.
Herkent u dat de huisstijl van het bedrijf «loket bevingsschade» veel lijkt op de huisstijl van het Instituut Mijnbouwschade Groningen? Herkent u dat ook dit misleidend kan zijn?
Ja, dat herken ik. Er bereiken mij verhalen van bewoners die dachten een schademelding te doen bij het IMG, om er later achter te komen dat zij te maken hadden met een commerciële partij en geconfronteerd te worden met een forse rekening. Dit wekt bij mij de schijn dat bureaus doelbewust onduidelijkheid bij bewoners laten bestaan over de partij waarmee zij in zee gaan en welke financiële verplichtingen hier aan vast zitten. Zoals ik ook in mijn beantwoording van vraag 2 heb aangegeven ben ik van mening dat het bestaan van commerciële schadebureaus overbodig is voor het doen van een aanvraag voor schadevergoeding bij het IMG. Met het IMG ben ik van mening dat het niet wenselijk is dat bedrijven zich presenteren met een service waarbij van tevoren niet in alle gevallen duidelijk is dat deze services geld kosten.
Bent u met ons van mening dat het misleidend is dat in de brief onvermeld blijft dat het bedrijf «loket bevingsschade» 15% (exclusief BTW) commissie rekent over het vastgestelde schadebedrag?
Zie het antwoord op vraag 8.
Is inzichtelijk hoeveel dit soort bedrijven hebben verdiend aan de schadeafhandeling?
Nee. Een schatting van hoeveel geld dergelijke bedrijven hebben verdiend aan de schadeafhandeling is niet te geven. Het IMG registreert bij het afhandelen van schademeldingen namelijk niet of deze worden gedaan door een bemiddelingsbureau. Ook indien het IMG dit wel zou doen is een precies bedrag niet te geven. Dit is namelijk afhankelijk van de financiële overeenkomsten tussen deze bedrijven en de bewoners die zij vertegenwoordigen. Deze overeenkomsten zijn niet inzichtelijk voor het IMG.
Welke wettelijke mogelijkheden zijn er om dit soort verdienmodellen te stoppen?
Deelt u de mening dat wanneer gedupeerden meer gebruik kunnen maken van onafhankelijke ondersteuning tijdens het melden en beoordelen van schade er minder noodzaak is om gebruik te maken van bedrijven zoals «loket bevingsschade»?.
Deze bedrijven bieden een dienst aan waarvan bewoners gebruik mogen maken. Indien dit sterk lijkt op de wijze waarop IMG zich presenteert, raad ik aan om dit te melden bij het IMG. In het geval dat er misbruik van gegevens optreedt door deze bureaus, is het aan het IMG om hierop actie te ondernemen. IMG informeert en adviseert bewoners over hoe zij om kunnen gaan met deze bureaus1. Indien er sprake lijkt van strafbare feiten, kan IMG aangifte doen. Zie ook het antwoord op vraag 5. Ik houd via gesprekken met de maatschappelijke organisaties een vinger aan de pols en zal hier ook met IMG contact over onderhouden.
Welke stappen wilt u zetten om te zorgen dat er meer onafhankelijke ondersteuning voor gedupeerden komt? Bent u bereid deze mogelijkheid ook breder bekend te maken?
Zie het antwoord op vraag 2.
Het IMG die wachttijd voor schadeafhandeling laat oplopen naar 21 maanden |
|
Sandra Beckerman , Faissal Boulakjar (D66) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Herkent u dat gedupeerden met mijnbouwschade die eerder 15 maanden moesten wachten op een beslissing op hun schademelding nu een brief krijgen dat ze nog zes maanden extra moeten wachten?
Ja, ik herken dit.
Deelt u de mening dat 21 maanden moeten wachten op een beslissing ontoelaatbaar lang is?
Ja. Ik deel uw mening dat een wachttijd van 21 maanden voor een besluit ontoelaatbaar lang is. Een lange wachttijd tot besluiten en bijbehorende onzekerheid maakt het proces voor gedupeerden te belastend. Het IMG streeft ernaar schademeldingen binnen een half jaar (26 weken) af te handelen. De gemiddelde gerealiseerde doorlooptijd (mediaan) voor fysieke schades van 2022 tot nu toe, ligt met 23 weken onder de streeftermijn (=26 weken). Het IMG geeft echter aan dat, als er sprake is van complexe dossiers, de beslistermijn kan oplopen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om midden- en kleinbedrijven of om monumenten met tot wel 400 schades. Helaas is het aantal langlopende dossiers van méér dan twee jaar oud het afgelopen jaar toegenomen. Zo lang moeten wachten op een besluit is ontoelaatbaar en kan redelijkerwijs niet van bewoners gevraagd worden.
Is het (nog verder) verlengen van de beslistermijn door het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) overlegd met het ministerie?
Over het verlengen van de beslistermijn in individuele situaties, zoals meegedeeld in de door het IMG verstuurde brieven, wordt niet overlegd met het Ministerie van EZK. Sinds de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet Groningen is het IMG als zelfstandig bestuursorgaan een onafhankelijk instituut. Door de onafhankelijkheid waarmee het IMG zijn procedures vormgeeft, wordt met het Ministerie van EZK niet overlegd over de invulling van procedures. Zoals ook in het antwoord op vraag 2 aangegeven zijn wij het erover eens dat 21 maanden moeten wachten op een besluit redelijkerwijs niet van bewoners gevraagd kan worden. Juist in complexe situaties, is het belangrijk dat bewoners snel perspectief op een oplossing wordt geboden.
Hoeveel gedupeerden hebben de brief van het IMG ontvangen dat de beslistermijn verlengd is? Hoe vaak betrof het een materiële schademelding? Hoe vaak betrof het een immateriële schademelding?
Het IMG houdt niet separaat bij in hoeveel gevallen zij een brief met een verlenging van beslistermijnen hebben verstuurd. Het IMG houdt wel bij hoeveel schademeldingen er worden gedaan en hoe lang deze meldingen in behandeling zijn. Het aantal dossiers van meer dan één jaar oud is op peildatum 15 november 3.206. Het aantal dossiers van meer dan twee jaar oud is op peildatum 15 november 1.459. 45% van de reguliere schademeldingen wordt binnen een half jaar afgehandeld.
Herkent u dat het weer oprekken van de beslistermijn en het 21 maanden moeten wachten op een beslissing op een schademelding niet bijdraagt aan het herstel van vertrouwen?
Ja. Ik heb de afgelopen maanden met mensen in het aardbevingsgebied gesproken, en de lange wachttijden waren vaak een centraal thema waardoor gedupeerden zich gefrustreerd voelen. Het onderzoek «Gronings Perspectief» van Rijksuniversiteit Groningen concludeerde dat bewoners met langdurige en/of meervoudige schades meer stress ervaren dan bewoners waarvan het IMG de schades spoedig afhandelt. Daarnaast hebben deze gedupeerden minder vertrouwen in instanties zoals gemeenten, IMG/NCG of de overheid in het algemeen. Het zijn dus juist de complexe dossiers met een moeizaam verloop en lange doorlooptijd die niet bijdragen aan het herstel van vertrouwen. Om het vertrouwen onder bewoners te vergroten, is het dus van belang dat de behandeling van vastgelopen situaties meer prioriteit krijgt en hier spreekt EZK met IMG over.
Herkent u dat het lang moeten wachten op schadeloosstelling ook voor andere problemen zorgt bij eigenaren? Herkent u bijvoorbeeld de verhalen van gedupeerden die onnodig veel moeten stoken omdat ze verduurzaming uitstellen nu de schadeafhandeling niet geregeld is?
Zie het antwoord op vraag 5 voor problemen die bewoners ervaren bij langdurige procedures. Signalen over andere problemen als gevolg van het lang moeten wachten op schadeloosstelling zijn bij mij niet bekend. Het IMG geeft aan hier ook niet bekend mee te zijn.
Welke stappen gaat u zetten om te garanderen dat de beslistermijn op schademeldingen omlaag gaat?
Ik zal de ontwikkeling van het aantal langlopende dossiers blijven monitoren en zal, door middel van gesprekken met het bestuur van het IMG, aansturen op snellere behandeling van complexe en/of vastgelopen situaties.
Het blijkt moeilijk voor het IMG om bij complexe dossiers, waarbij schade en andere problematiek samenkomen, snelle resultaten te bieden: deze dossiers lost IMG nadrukkelijk samen met bewoners op. Het IMG heeft bijvoorbeeld een speciaal programma opgezet voor deze dossiers. Dit leidde ertoe dat het afgelopen jaar het aantal schademeldingen van tussen de 1 en 2 jaar oud vrijwel is gehalveerd, van circa 6.400 naar circa 3.200 aanvragen op dit moment (peildatum 15 november). Daarnaast is er een speciaal team dat zich bezighoudt met Impactvolle Dossiers. De voortgang hiervan wordt wekelijks door het bestuur besproken en waar nodig wordt de casus doorgeleid naar het interventieteam. Door eenvoudige schades af te handelen met een vaste vergoeding heeft het IMG extra capaciteit vrijgemaakt om complexe dossiers te behandelen. Het IMG zet dus al langer in op het voorkomen van lange doorlooptijden en geeft aan dit te prioriteren.
Herkent u dat de schadeafhandeling juist ook traag verloopt doordat er veel mechanismen zijn ingebouwd om gedupeerden te controleren (wantrouwen)?
Ten algemene geven bewoners aan zich zorgen te maken over de procedures en juridisering bij het IMG. Dit heeft mijn aandacht en ik laat daarom uitzoeken hoe een eventueel ander schademodel hierin kan helpen. Het IMG werkt ook mee aan dit onderzoek. Ik herken echter niet dat het IMG moedwillig meer controlerende stappen inbouwt in de procedures dan strikt noodzakelijk zijn voor de uitvoering van zijn werkzaamheden. Voor verschillende regelingen zijn er werkwijzers ontwikkeld waarbij IMG vooraf zo ver mogelijk ingevulde formulieren klaar zet, met als doel de aanvraag voor bewoners te vergemakkelijken. Dit geldt bijvoorbeeld voor waardedaling en immateriële schade. Bij de regeling waarbij IMG, na aanvraag van een bewoner, een vaste vergoeding uitkeert bij een eerste melding van fysieke schade wordt de aanvrager gevraagd foto’s te uploaden of neemt een deskundige schade op. Als een aanvrager foto’s heeft geüpload, beoordeelt het IMG uiteraard wel of daarop schade is te zien. Dit soort mechanismen resulteren juist in een sneller verloop van de schadeafhandeling.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het wetgevingsoverleg Groningen?
Ja.
Terugtreden aannemer bij sloop-nieuwbouw in het kader van de versterkingsoperatie in Groningen |
|
Sandra Beckerman |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het feit dat de eigenaar van een onveilige woning in het centrum van Loppersum na jaren wachten op de sloop-nieuwbouw van zijn woning nu te horen heeft gekregen dat de aannemer zich terugtrekt?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat de aannemer dit doet omdat de overheidsinstelling Nationaal Coördinator Groningen (NCG) na al die jaren nog geen duidelijkheid geeft over budget en planning en slecht communiceert? Herkent u dat het voor aannemers die elders ook goede opdrachten kunnen krijgen zonder zekerheid erg moeilijk is om voor de NCG te werken?
Nee. De aannemer heeft aan de NCG aangegeven dat hij om andere redenen deze opdracht teruggeeft. Het uitgangspunt is dat aannemers, de NCG en bewoners goede afspraken met elkaar maken voordat de opdrachtverlening aan de aannemer plaatsvindt.
Herkent u dat de woningeigenaar al in 2018 heeft aangegeven dat zijn gezin onderdoor is gegaan aan het wonen in een kapot en onveilig huis en het moeten strijden om herstel?
Ja. Ik herken dat een moeizaam verlopend versterkingstraject negatieve invloed kan hebben op de mentale gesteldheid van bewoners. Daar wil ik iets aan doen. In mijn brief van 23 november jl. (kenmerk 2022D49408) heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn aanpak van het welzijn van bewoners in het aardbevingsgebied.
Herkent u dat de strijd, de boosheid en stress een negatieve invloed hebben gehad op het functioneren van de woningeigenaar als vader, als partner, als professional, op zijn humeur, zijn mentale gezondheid en de wijze waarop hij in het algemeen in het leven staat?
Zie antwoord vraag 3.
Is het u bekend dat juist om deze reden terecht is gekomen bij de Commissie Bijzondere Situaties?
De gemeente heeft, op het moment dat dit mogelijk was, dit adres bij NCG voorgedragen om met prioriteit op te pakken. Het adres is toegewezen aan het programma Versterking Bijzondere Situaties (VBS) van de NCG.
Herkent u dat de Commissie Bijzondere Situaties er is voor mensen die dringend hulp nodig hebben? Herkent u dat het doel is om samen een oplossing te vinden waarmee mensen weer verder kunnen?
Zie antwoord vraag 5.
Zo ja, hoe kan het dat er na tweeënhalf jaar onderdeel te zijn van deze regeling geen oplossing is, hij niet verder kan en er nu nieuwe vertraging optreedt door het terugtreden van de aannemer?
Met de aanmelding bij het programma Bijzondere Situaties is de versterking met prioriteit opgepakt door de NCG. Er ligt inmiddels een versterkingsadvies voor dit adres en het uitvoeringsontwerp ligt bij de gemeente voor de vergunningaanvraag. Het terugtrekken van de aannemer kan tot vertraging leiden. Er wordt echter zo snel als mogelijk een voorstel gedaan voor een vervangende aannemer.
Wat gaat u doen om te zorgen dat er wel een dringend nodige oplossing komt?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u zich voorstellen hoe groot de mentale klap is nu een commissie die moet zorgen dat mensen verder kunnen na mentale klappen van de overheid ook weer faalt in haar aanpak?
Ja. Zie mijn antwoord op de vragen 3 en 4.
Herkent u dat deze woningeigenaar en andere gedupeerden vast komen te zitten en geen regie meer hebben door deze gang van zaken?
Het teruggeven van een opdracht door een aannemer in een dusdanig laat stadium is een uitzonderlijke situatie. Dit neemt niet weg dat ik ook zie en hoor over vele moeizaam verlopende versterkingstrajecten die en zware wissel trekken op het welzijn van bewoners.
Herkent u dat de situatie van deze woningeigenaar symbool staat voor problemen van veel meer gedupeerden in het mijnbouwgebied?
Het teruggeven van een opdracht door een aannemer in een dusdanig laat stadium is een uitzonderlijke situatie. Dit neemt niet weg dat ook ik zie en hoor over vele moeizaam verlopende versterkingstrajecten die een zware wissel trekken op het welzijn van bewoners.
Herkent u dat het wanhopig maakt dat zelfs in het centrum van Loppersum mensen ruim 10 jaar na de aardbeving bij Huizinge nog zo ver van een veilig huis zijn?
Ja. Ik herken dit onder meer uit mijn werkdagen in Groningen. Het blijft mijn hoogste prioriteit om bewoners zo snel mogelijk duidelijkheid te bieden.
Is het u bekend dat dit niet de eerste keer is dat aannemers in Groningen besluiten opdrachten terug te geven omdat het werken in opdracht van de overheidsinstelling NCG voor veel problemen zorgt?
Ja. Het is mij bekend dat een beperkt aantal aannemers zich heeft teruggetrokken uit projecten. De NCG is met deze aannemers in gesprek om te achterhalen wat de redenen zijn voor de besluiten om opdrachten terug te geven. Het teruggeven van een opdracht door een aannemer in een dusdanig laat stadium, zoals het geval is in Loppersum, is gelukkig een uitzondering.
Herkent u dat de Kamer vorig jaar aan de bel trok toen bekend werd dat aannemers de versterkingsopdracht van 90 woningen terug gaven?1
Ja.
Hoe gaat het met deze groep bewoners die vorig jaar langer moesten wachten doordat aannemers de opdrachten teruggaven? Hoe ver zijn zij inmiddels in hun traject? Hoe waarderen deze bewoners het traject?
Na het opnemen en beoordelen bleek dat de betreffende 90 woningen in aanmerking kwamen voor sloop-nieuwbouw. In het programma Bouwimpuls heeft de NCG met de aannemers de afspraak gemaakt dat zij enkel de bouwkundige versterking realiseren van bestaande woningen. De adressen zijn daarom vanuit het programma Bouwimpuls verplaatst naar het reguliere versterkingstraject bij de NCG. De NCG en de gemeente pakken de uitvoering van deze adressen versneld op en in de communicatie met bewoners is hiervoor expliciet aandacht.
Hoe vaak hebben aannemers in de versterkingsoperatie opdrachten teruggegeven?
Zie mijn antwoord op vraag 13. Het exacte aantal wordt niet centraal geadministreerd.
Herkent u dat er veel signalen zijn waarbij aannemers een begroting maken die niet wordt goedgekeurd door de NCG?
Ik herken de signalen dat begrotingen worden afgekeurd. De NCG beoordeelt begrotingen op marktconformiteit. Bij excessieve afwijkingen wordt overlegd met de betreffende aannemer over de afwijkingen. Op basis hiervan vindt al dan niet een bijstelling plaats. Dit is maatwerk per aannemer.
Herkent u dat er signalen zijn dat de NCG ook tijdens versterking en sloop-nieuwbouw facturen van aannemers niet of vertraagd betaald?
Ja. De NCG betaalt in meer dan 95% de van de gevallen de facturen van aannemers binnen de termijn van 30 dagen. De NCG streeft ernaar dat alle aannemers op tijd worden betaald.
Herkent u dat het bewoners tot wanhoop drijft wanneer er vertraging optreedt in vaak al langslepende trajecten?
Ja. Zie mijn antwoord op de vragen 3 en 4.
Herkent u voorts dat er ook in trajecten die zijn gestart om de versterkingsoperatie te versnellen alsmede in trajecten die zijn gestart om bewoners meer te ontzien en te steunen vertraging ontstaat vanwege gedoe om geld?
Ja. Om dergelijke complexe situaties te voorkomen heeft de NCG een knelpuntenpot om knelpunten op te lossen en lopende projecten verder te brengen.
Heeft u gesprekken gehad met aannemers over het werken voor de NCG? Zo nee, bent u bereid om met aannemers in gesprek te gaan om te horen welke problemen zij ervaren en welke kansen zij zien voor verbetering?
Ik ben bereid om hierover met aannemers in gesprek te gaan. In een van mijn werkdagen in Groningen begin 2023 zal ik hier invulling aan geven. De NCG voert daarnaast geregeld gesprekken met aannemers. Dit vindt op projectniveau plaats, en tijdens evenementen zoals de door de NCG georganiseerde bouwtafels.
Hoe gaat u zorgen dat vertraging door toedoen van de NCG wordt geminimaliseerd? Welke stappen heeft u daar reeds voor gezet? Welke stappen gaat u zetten?
De NCG heeft stappen gezet om vertraging in het versterkingsproces te minimaliseren. Zo werkt de NCG met het Meerjarenversterkingsplan (MJVP). Het MJVP creëert samenhang in de versterkingsoperatie, maakt de benodigde capaciteit voor de komende jaren inzichtelijk en biedt continuïteit richting aannemers. Dit heeft de NCG de afgelopen tijd gedaan door bijvoorbeeld te werken met een inkoopkalender en via het plan Vergroten Uitvoeringscapaciteit. Ik kijk momenteel met de NCG kritisch naar de processen om vertragende factoren te identificeren en op te lossen.
Kunt u deze vragen voor het wetgevingsoverleg Groningen beantwoorden?
Ja.
De gevolgen van de Porthos uitspraak van de Raad van State voor de vergunningaanvraag voor gaswinning bij Ternaard |
|
Tjeerd de Groot (D66), Faissal Boulakjar (D66) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink , Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Welke gevolgen heeft de uitspraak van de Raad van State in de Porthos-zaak voor het vergunningverleningsproces rondom de gaswinning bij Ternaard?1
De uitspraak in de Porthos-zaak heeft tot gevolg dat ook de stikstofdepositie die in de bouw- en aanlegfase op Natura 2000-gebieden wordt veroorzaakt, moet worden getoetst bij de aanvraag om een natuurvergunning. Zoals vermeld in mijn brief aan uw Kamer d.d. 3 november jl. over de uitspraak Porthos, geldt immers voor ieder project dat alsnog moet worden gekeken naar de stikstofeffecten van de aanlegfase.
Wanneer denkt u de besluitvorming rondom de vergunning voor Ternaard af te kunnen ronden?
Op dit moment kan ik nog niet aangeven wanneer de besluitvorming precies kan worden afgerond. De besluitvorming loopt door het alsnog betrekken van de stikstofeffecten in de aanlegfase bij de beoordeling, vertraging op. Omdat het project valt onder de Rijkscoördinatieregeling, ben ik in contact met de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over het vervolg van de procedure. Ik heb de NAM tot en met het eerste kwartaal van 2023 in de gelegenheid gesteld om de aanvraag aan te vullen, om zo alsnog deze effecten te kunnen toetsen. Daarna zal de procedure omtrent de besluitvorming hervat kunnen worden.
Welke gevolgen heeft de uitspraak van de Raad van State in de Porthos-zaak voor gaswinning op de Noordzee en de vergunningverlening daaromtrent?
De gevolgen voor de vergunningverlening voor gaswinning op de Noordzee zijn gelijk aan die voor alle andere projecten waarbij bouw- en/of aanlegwerkzaamheden plaatsvinden. Ik verwijs hierbij ook naar mijn eerder genoemde brief van 3 november.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Natuur dat gepland staat op 9 november 2022?
Tot mijn spijt is dat niet gelukt.