Kent u het bericht «Journaliste moet Papua verlaten om tweets»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat deze BBC-journaliste Henschke uit Papoea is weggestuurd, en bent u bekend met vergelijkbare gevallen van uitzetting van buitenlandse journalisten door de Indonesische overheid?
Bij navraag is gebleken dat de BBC-journaliste inderdaad de provincie moest verlaten.
In de periode 2017–2018 werden enkele andere buitenlandse journalisten verzocht Papua te verlaten omdat volgens de Indonesische autoriteiten de vergunningen van journalisten in kwestie niet in orde waren.
Klopt het dat de Indonesische overheid zowel binnenlandse als buitenlandse journalisten actief tegenwerkt als het gaat om verslaggeving van de situatie van Papoea’s in Indonesië?
President Joko Widodo heeft in 2015 aangekondigd dat Papua open is voor buitenlandse journalisten. Zij moeten echter wel een vergunning aanvragen om in Papua te werken. Indonesische journalisten hebben geen vergunning nodig om in Papua te werken.
De Alliance for Independent Journalists,een beroepsorganisatie voor journalisten in Indonesië, spreekt in algemene zin van een verbetering van toegankelijkheid van Papua voor journalisten. Niettemin blijft persvrijheid in Papua een punt van zorg.
Wat doet Nederland in het kader van de beleidsprioriteit «vrijheid van meningsuiting» om ook de vrijheid te bevorderen van journalisten die verslag willen doen van de onderdrukking van de Papoeabevolking in Indonesië?
Vrijheid van meningsuiting is een voorwaarde voor een goed functionerende democratie en een vrije samenleving, en is daarom één van de Nederlandse mensenrechtenprioriteiten wereldwijd, zo ook in Indonesië.
Dit was ook de reden dat Nederland via de mensenrechtenambassadeur in 2017 deelnam aan de World Press Freedom Day in Jakarta. In zijn contacten met de Indonesische autoriteiten heeft de mensenrechtenambassadeur het belang van vrije pers en vrijheid van meningsuiting diverse malen benadrukt.
Daarnaast steunt Nederland de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid via het strategisch partnerschap met Free Press Unlimited (FPU). FPU werkt in Indonesië samen met partnerorganisaties die zich onder andere inzetten voor de verbetering van persvrijheid, en capaciteitsopbouw van vrouwelijke journalisten in Papua.
Kunt u aangeven in hoeverre er sprake is van een verdere achteruitgang van de mensenrechtensituatie van Papoea’s in Indonesië?
De situatie in de Indonesische provincies Papua en West-Papua kent diverse zorgpunten, zoals geweldsincidenten tegen burgers, maar ook de vrijheid van meningsuiting en de positie van mensenrechtenverdedigers en (lokale) journalisten.
Onder president Widodo zijn enkele bemoedigende stappen gezet. Zo is de sociaaleconomische ontwikkeling van Papua («bridging the gap») een prioriteit voor de president. Zijn inzet en aandacht toont hij ook door veelvuldige bezoeken aan Papua. Meest recentelijk bracht president Widodo op 20 december 2017 een bezoek aan de regio.
Ook maakt president Widodo werk van een meer structurele dialoog over de situatie in Papua. Zo sprak de president op 15 augustus 2017 in Jakarta met onder meer religieuze leiders en mensenrechtenactivisten uit Papua. Deze bijeenkomst betekende het startpunt van een dialoog tussen betrokkenen in Papua en de centrale overheid in Jakarta. Deze dialoog vormt een belangrijke stap in het bespreekbaar maken van diverse zorgpunten van de bevolking van Papua.
In eerdere antwoorden op schriftelijke vragen is ingegaan op de bijdrage van Nederland aan politietrainingen op Papoea2; wat is de huidige status van de Nederlandse politietraining in Indonesië, en in hoeverre droeg of draagt deze inzet bij aan een verbetering van de mensenrechtensituatie in West-Papoea?
De Nederlandse bijdrage aan het Community Policing Programme loopt tot juli 2019. Het programma heeft als doel om de relatie tussen de politie en lokale gemeenschappen te verbeteren door middel van dialoog en mensenrechtentrainingen. Dit is onder meer gebeurd via de training en inzet van Community Policing Officers («wijkagenten»). In de laatste fase van dit programma zijn Community Policing Forums (CPFs) opgericht, waarin de bevolking samen met het lokaal bestuur en de politie de situatie in hun dorpen bespreekt ter bevordering van de lokale veiligheid.
Uit het rapport van de Mid-term evaluation van het Community Policing Programme kwam onder meer naar voren dat lokale gemeenschappen in Papua de politie nu zelf vaker betrekken bij problemen, en dat het programma heeft bijgedragen aan het opbouwen van vertrouwen en de vermindering van spanning tussen de politie en de gemeenschappen. De politie hanteert deze formule nu ook in andere gebieden.
Wat doet Nederland om uit te sluiten dat deze politietraining op enigerlei wijze bijdraagt aan het bevestigen van de onderdrukkende structuren jegens de Papoeaminderheid?
Het Community Policing Programmewerkt met wijkagenten in Papua die zich in de lokale gemeenschap inzetten om diensten te verlenen aan burgers. Deze agenten zijn in de regel niet betrokken bij handhaving en zij dragen ook geen wapens bij zich.
Het gaat om een lange termijn inzet waarbij een cultuuromslag noodzakelijk is. De leiding van de provinciale politie in Papua heeft bij diverse gelegenheden gesteld het belang te erkennen van het winnen van het vertrouwen van de lokale gemeenschappen om incidenten te verminderen en daarmee de veiligheidssituatie te verbeteren.
Is Nederland bereid om, ook in EU- en VN-verband, bij de Indonesische overheid actief te blijven pleiten voor persvrijheid, voor het bevorderen van gelijke rechten voor de Papoeabevolking, en voor het stoppen en bestraffen van geweld tegen Papoea’s door onder meer leger en politie?
Ja. De mensenrechtensituatie in Indonesië, met inbegrip van de situatie in Papua, is onderdeel van de reguliere dialoog tussen Nederland en Indonesië.
Zo heeft Nederland aandacht gevraagd voor de mensenrechtensituatie in Papua tijdens de politieke consultaties met Indonesië eind november 2017. Ook tijdens de EU-Indonesië mensenrechtendialoog op 1 februari 2018 is de situatie in Papua aan bod gekomen, evenals tijdens de bespreking van de mensenrechtensituatie in Indonesië (Universal Periodic Review) in mei 2017 in de VN-Mensenrechtencommissie.
De Nederlandse mensenrechtenambassadeur heeft tijdens zijn bezoek aan Indonesië in mei 2017 een bezoek aan Papua gebracht. Naast gesprekken met betrokkenen in Papua, is de situatie in Papua ook in gesprekken in Jakarta, onder meer met de Minister van Justitie en mensenrechten, aan de orde geweest.
Een nieuw rapport inzake Noord-Koreaanse dwangarbeid in de EU en de betrokkenheid van Nederlandse bedrijven |
|
Sadet Karabulut , Han ten Broeke (VVD) |
|
Halbe Zijlstra (VVD), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Hebt u kennisgenomen van het rapport «People for Profit: North Korean Forced Labour on A Global Scale»1, waarin onder andere in wordt gegaan op de betrokkenheid van Nederlandse bedrijven, de betrokkenheid van Noord-Koreaanse dwangarbeiders bij de bouw van Nederlandse schepen, de onjuistheid van eerdere antwoorden op Kamervragen en het uitblijven van actie aan Poolse, Nederlandse en Europese zijde?
Ja.
Hebt u kennisgenomen van de antwoorden op eerdere vragen over Noord-Koreaanse dwangarbeiders in de Europese Unie en in het bijzonder de betrokkenheid bij de bouw van schepen voor NAVO-landen?2
Ja.
Bent u ook van mening dat de in het rapport beschreven praktijk, op basis van internationaal geaccepteerde VN-definities, gekwalificeerd zou moeten worden als «dwangarbeid» en zelfs «mensenhandel»?
Het kabinet sluit niet uit dat bepaalde omstandigheden die in het rapport worden beschreven, op basis van verschillende VN- en Europese verdragen mogelijk als «dwangarbeid» of «mensenhandel» gekwalificeerd zouden kunnen worden.
Kunt u zich herinneren dat uw ambtsvoorgangers verklaarden dat Nederland zich in EU-verband inzet «om te komen tot eenheid in de uitvoering van de genoemde VNVR-resolutie», verwijzend naar VNVR-resolutie 2321?3 Kunt u schetsen hoe het nu met de uitvoering van die resolutie staat?
Nederland heeft zich in EU-verband ingezet voor tijdige en volledige omzetting van de verschillende VNVR-resoluties in EU-regelgeving. Wat betreft bepalingen die verband houden met Noord-Koreaanse arbeiders, heeft de EU op 16 oktober 2017 – mede op stevig aandringen van Nederland – in aanvulling op de VN-sancties bepaald dat reeds afgegeven werkvergunningen aan Noord-Koreaanse arbeiders niet langer mogen worden verlengd. Ook de bepaling uit de meest recente VNVR-resolutie 2397 van 22 december 2017 dat Noord-Koreaanse arbeiders uiterlijk binnen 24 maanden (voor eind 2019) moeten worden gerepatrieerd, is inmiddels omgezet in EU-regelgeving.
Kunt u zich tevens herinneren dat uw ambtsvoorgangers de wens uitspraken dat het aantal Noord-Koreaanse dwangarbeiders in de Europese Unie tot nul zou worden gereduceerd?4 Is dat al het geval? Kunt u daarnaast aangeven of het klopt dat de Poolse regering in 2017 nog werkvergunningen heeft afgegeven aan Noord-Koreaanse dwangarbeiders?5
Het kabinet veroordeelt mensenhandel en gedwongen arbeid waar ook ter wereld en zet zich in voor fatsoenlijke arbeidsomstandigheden en tegen uitbuiting binnen en buiten de EU. De zorgelijke positie van Noord-Koreaanse arbeidsmigranten heeft de specifieke aandacht van het kabinet, niet alleen vanuit het oogpunt van mogelijke schending van internationale mensenrechtennormen, maar ook vanwege de mogelijk met de inzet van Noord-Koreaanse arbeidsmigranten gepaard gaande geldstromen naar de Noord-Koreaanse staat ten behoeve van het Noord-Koreaanse nucleaire en ballistische programma. Mede op stevig aandringen van Nederland zijn op dit vlak in EU-verband autonome maatregelen genomen waardoor het aantal Noord-Koreaanse arbeiders in de EU versneld zal afnemen. Op grond van de recente VNVR-resolutie 2397 (2017) zal het aantal uiterlijk eind 2019 tot nul gereduceerd moeten zijn. Desgevraagd geven de Poolse autoriteiten aan dat er sinds augustus 2017 geen nieuwe werkvergunningen aan Noord-Koreaanse burgers zijn afgegeven, conform VNVR-resolutie 2371 van 5 augustus 2017. Tot die tijd was het afgeven van werkvergunningen aan Noord-Koreaanse arbeiders niet verboden volgens VNVR-resoluties of EU-regelgeving. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Klopt het dat diverse Nederlandse bedrijven schepen of onderdelen daarvan lieten bouwen op werven waar Noord-Koreaanse dwangarbeiders werkten? Klopt het tevens dat zij niet of nauwelijks betaald kregen voor hun werk, dagen van twaalf uur of langer maakten en nauwelijks verlof kregen? Om hoeveel bedrijven en werven gaat het en in welke periode was hiervan sprake?
Om hoeveel bedrijven en werven het gaat, en in welke periode hiervan sprake was, valt niet met zekerheid vast te stellen. De Poolse arbeidsinspectie is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de geldende regels. De Poolse autoriteiten herbevestigen desgevraagd dat zij bij inspecties van werven waar Noord-Koreaanse arbeiders werkten geen omstandigheden hebben aangetroffen die als dwangarbeid konden worden aangemerkt. Dezerzijds is op ambtelijk niveau contact opgenomen met verschillende in het rapport genoemde bedrijven. Daarbij is gewezen op de verantwoordelijkheid die zij hebben ten aanzien van de arbeidsomstandigheden van werknemers op de werven. Desbetreffende bedrijven hebben aangegeven aanvullende maatregelen te treffen om het risico op misstanden verder te verkleinen.
Heeft u kennisgenomen van de verklaring van voormalig Noord-Koreaans ambassadeur in Londen, Thae Yong-ho, nu gedeserteerd, waarin hij stelde dat de inkomsten van dwangarbeid gaan naar «de privérijkdommen van de Kim-familie, het kernwapenprogramma en het leger»?6
Ja.
Hoe kan het dat de praktijk van Noord-Koreaanse dwangarbeid al jaren bekend was bij diverse betrokken bedrijven, maar de bedrijven die op de een of andere manier betrokken zijn en waren zo weinig actie hebben ondernomen?7
Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven dat zij zich houden aan de principes van maatschappelijk verantwoord ondernemen zoals die onder meer zijn uitgewerkt in de OESO-richtlijnen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen en de UN Guiding Principles for Business and Human Rights. Het betrachten van due diligence (gepaste zorgvuldigheid) door bedrijven is een kernelement van deze OESO-richtlijnen. Het is daarbij primair de verantwoordelijkheid van bedrijven om risico’s op het gebied van arbeidsrechten, mensenrechten en mogelijke negatieve milieueffecten te identificeren, voorkomen of mitigeren, en rekenschap af te leggen over de wijze waarop zij met de geïdentificeerde risico’s omgaan.
Op ambtelijk niveau is contact geweest met verschillende in het rapport genoemde bedrijven. Daarbij is gewezen op de verantwoordelijkheid die zij hebben ten aanzien van de arbeidsomstandigheden van werknemers op de werven. Desbetreffende bedrijven hebben aangegeven aanvullende maatregelen te treffen om het risico op misstanden verder te verkleinen. Ook de brancheorganisatie voor scheepswerven, maritieme toeleveranciers en dienstverleners spoort haar leden aan om te zorgen voor veilig en eerlijk werk.
Alle landen die de OESO-richtlijnen onderschrijven, beschikken over een Nationaal Contactpunt (NCP) dat als taak heeft bedrijven te ondersteunen bij het in praktijk brengen van de OESO-richtlijnen. Als er over de toepassing van de OESO-richtlijnen verschillen van inzicht zijn tussen belanghebbenden en het bedrijf, kan het NCP een onderzoek doen en als onafhankelijke partij een dialoog tussen belanghebbenden en het bedrijf faciliteren, en bemiddelen bij het oplossen van het probleem.
Hoe gaat de Nederlandse overheid invulling geven aan de tweede aanbeveling, die oproept tot het wijzen van bedrijven – dus ook tussenpersonen en onderaannemers – op hun verantwoordelijkheden als het gaat om het gebruikmaken van Noord-Koreaanse dwangarbeiders?8
Zie antwoord vraag 8.
Heeft Nederland inderdaad, op basis van in onze wetgeving geïmplementeerde EU-regelgeving, gewoon jurisdictie als er voldoende bewijs is dat er, in het geval van dwangarbeid of mensenhandel, een relatie met Nederland is? Is er dus een juridische grond om op te treden tegen deze praktijk? En was die er niet in het verleden?9
Nederland heeft brede extraterritoriale rechtsmacht over mensenhandel, die zich uitstrekt tot situaties waarin de mensenhandel is gepleegd door of tegen een Nederlander of een vreemdeling die in Nederland een vaste woon- of verblijfplaats heeft (zie de artikelen 5, 6, eerste lid, en 7 van Wetboek van Strafrecht (Sr) en het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht). Het misdrijf mensenhandel heeft een ruime reikwijdte. Op grond van artikel 273f Sr maakt niet alleen degene die een situatie van uitbuiting creëert, maar ook degene die profijt trekt uit de uitbuiting van een ander, zich schuldig aan mensenhandel. Of er in een concreet geval juridische grond is om op te treden is aan het Openbaar Ministerie.
De implementatie van de EU-mensenhandel richtlijn 2011/36 heeft ertoe geleid dat het vereiste van dubbele strafbaarheid is afgeschaft als vereiste voor rechtsmacht over mensenhandel gepleegd in het buitenland door Nederlandse onderdanen jegens een volwassen slachtoffer. Nederland heeft sindsdien in deze situatie dus rechtsmacht, ongeacht de vraag of mensenhandel in het land waar dit is gepleegd, strafbaar is. Omdat mensenhandel in Polen ook strafbaar is gesteld, maakt deze verruiming van de rechtsmacht ten aanzien van Polen in de praktijk geen verschil.
Hoe gaat u invulling geven aan de elfde aanbeveling, die oproept om bedrijven die in hun productieketen gebruikmaken van Noord-Koreaanse dwangarbeid, zo snel mogelijk transparanter te laten zijn?10
Het kabinet vindt het belangrijk dat bedrijven open zijn over hoe zij maatschappelijk verantwoord ondernemen in binnen- en buitenland. Bedrijven worden gestimuleerd om verslag uit te brengen over hun economische en sociale prestaties. Volgens de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen moet een bedrijf transparant zijn over de verwachte belangrijke risicofactoren en zaken die met werknemers of andere belanghebbenden te maken hebben. Met de komst van nieuwe Europese wetgeving is het voor bepaalde bedrijven verplicht geworden te rapporteren over bepaalde aspecten uit de OESO-richtlijnen. Sinds 24 maart 2017 is de EU-richtlijn 2014/95/EU met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie van toepassing op grote beursvennootschappen, banken en verzekeraars met meer dan 500 werknemers. Bedrijven moeten een niet-financiële verklaring in hun bestuursverslag opnemen. Daarin moeten zij informatie verschaffen over hoe ze omgaan met milieu, sociale en personeelsaangelegenheden, eerbiediging van mensenrechten, en bestrijding van corruptie en omkoping. De regeling vloeit voort uit de EU-richtlijn over het jaarrekeningenrecht.
Hoe beoordeelt u de constatering dat de Europese Commissie de handhaving van Europese wetgeving nooit heeft afgedwongen, en dat het exploiteren van Noord-Koreanen in Poolse scheepswerven, tomatenkwekerijen en op bouwplaatsen gewoon is doorgegaan?11
De Europese Commissie heeft de Poolse autoriteiten in het verleden gewezen op signalen over vermeende overtreding van EU-wetgeving. Het is aan de Europese Commissie om op de afhandeling toe te zien en zo nodig actie te ondernemen. Nederland heeft het nieuwste rapport van LeidenAsiaCentre eveneens onder de aandacht gebracht van de Europese Commissie.
Klopt het dat de Poolse overheid in februari 2016 weliswaar verklaarde te zijn gestopt met het afgeven van visa, maar gewoon visa en werkvergunningen bleef afgeven aan Noord-Koreaanse (dwang)arbeiders?12
De Poolse autoriteiten hebben desgevraagd aangegeven dat reeds sinds begin 2016 geen werkvisa meer aan Noord-Koreanen zijn verstrekt. Daarnaast hebben de Poolse autoriteiten aangegeven dat er sinds augustus 2017 geen nieuwe werkvergunningen aan Noord-Koreaanse burgers zijn afgegeven, conform VNVR-resolutie 2371 van 5 augustus 2017. Tot die tijd was het afgeven van werkvergunningen aan Noord-Koreaanse arbeiders niet verboden volgens VNVR-resoluties of EU-regelgeving. Sinds 16 oktober 2017 is ook het verlengen van bestaande werkvergunningen verboden op basis van EU-regelgeving, die mede op stevig aandringen van Nederland is aangenomen.
Herkent u zich in de constatering dat eerdere vragen van de Kamer zijn beantwoord met een Poolse woordvoeringslijn die geen recht deed aan de werkelijkheid?13
Nee.
Als de Europese Commissie met betrekking tot de handhaving naar de lidstaten zelf blijft wijzen, is er dan nog een rol voor de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) denkbaar, zoals de Commissie zelf suggereert? Zo ja, welke?14
Het Expertcomité van de Internationale Arbeidsorganisatie heeft in zijn rapport van februari 2017 een verzoek gedaan aan de Poolse regering om opheldering te verschaffen over vermeende uitbuiting van Noord-Koreaanse arbeiders na een melding daarover door een Poolse vakbond. De Poolse regering heeft tijdens de Internationale Arbeidsconferentie in juni 2017 toelichting gegeven. Het Expertcomité heeft op basis van de door o.a. de Poolse overheid, werkgevers en werknemers geleverde informatie een formeel verzoek gedaan aan de Poolse regering om beter te waarborgen dat migrantarbeiders, met name uit Noord-Korea, volledig worden beschermd tegen uitbuiting of gedwongen arbeid, en dat zij de mogelijkheid hebben melding te maken van eventuele schendingen van hun rechten. Als de ILO oordeelt dat er onvoldoende voortgang is geboekt om de arbeidsomstandigheden te verbeteren, zou de organisatie in het uiterste geval kunnen besluiten een Commissie van Onderzoek in te stellen.
Kunt u zich herinneren dat u schreef dat «in EU-verband diplomatieke acties [worden] ondernomen tegen landen die zich aan het sanctieregime tegen Noord-Korea onttrekken»?15 Hoe gaat u er concreet voor zorgen dat VNVR-resoluties, bijvoorbeeld VNVR-resolutie 2371, en de sancties in het bijzonder, ook echt worden gehandhaafd?16 Bent u ook van mening dat we daar een bijzondere rol in hebben, als voorzitter van het sanctiecomité voor Noord-Korea?
Nederland zet zich als voorzitter van het sanctiecomité voor Noord-Korea in voor volledige en effectieve uitvoering van de sancties. Zo dringt Nederland aan op robuuste en tijdige rapportage door alle VN-lidstaten. Daarnaast besteedt Nederland speciale aandacht aan wereldwijde sanctie-implementatie, bijvoorbeeld door voorlichtingsactiviteiten te organiseren in de relevante regio’s om het complexe sanctieregime inzichtelijker te maken voor overheden en bedrijven. Ook heeft Nederland in najaar 2017 samen met EU-partners diplomatieke demarches uitgevoerd om bij derde landen aan te dringen op goede implementatie en handhaving. Naar verwachting zal in het voorjaar 2018 een nieuwe ronde demarches volgen. Nederland blijft verder landen oproepen om meldingen van eventuele schendingen van sancties aan te kaarten bij het Expertpanel dat het sanctiecomité bijstaat.
Herkent u het beeld van Chinese en Russische pogingen binnen de VN-Veiligheidsraad, gericht op het afzwakken van resoluties met betrekking tot Noord-Korea, in het bijzonder inzake dwangarbeiders?17
Nee. Het huidige VN-sanctieregime ten aanzien van Noord-Korea is het meest stringente dat er is, en uit de snelheid waarmee de verschillende resoluties sinds afgelopen zomer zijn aangenomen, spreekt eensgezindheid binnen de VN-Veiligheidsraad.
In hoeverre is het, indien hiervan sprake is, zinvol om te verkennen of in EU-verband meer verregaande afspraken, vrij van Chinese of Russische vetodreiging, kunnen worden gemaakt? Kunt u, indien u van mening bent dat Europese afspraken al stevig genoeg zijn, inzichtelijk maken welke afspraken er reeds in EU-verband zijn gemaakt?
Op 16 oktober 2017 heeft de Raad besloten dat werkvergunningen voor Noord-Koreanen binnen de EU niet meer mogen worden verlengd, in aanvulling op het verbod op afgifte van nieuwe werkvergunningen op basis van VNVR-resolutie 2375 van 11 september 2017. Daarbovenop bepaalt de meest recente VNVR-resolutie 2397 (2017) dat Noord-Koreaanse arbeiders uiterlijk binnen 24 maanden (voor eind 2019) moeten worden gerepatrieerd.
Is het denkbaar dat van de tienduizenden Noord-Koreaanse dwangarbeiders wereldwijd – dus buiten Noord-Korea – er nog dwangarbeiders in de EU, of voor in de EU gevestigde bedrijven, werkzaam zijn? Worden volgens het rapport betrokken landen als China, Rusland, Koeweit, Myanmar, de Verenigde Arabische Emiraten, Qatar en Rusland aangesproken op hun samenwerking met wat hoogleraar Koreastudies Remco Breuker «het grootste illegale uitzendbureau ter wereld» noemde?18 Zo ja, op welke wijze?
Het is zeker denkbaar dat er zowel binnen als buiten de EU Noord-Koreaanse arbeiders werken, aangezien dit niet in strijd is met VN-resoluties. De bevindingen in het rapport van het LeidenAsiaCentre zouden voor alle landen waarin deze arbeiders zich bevinden aanleiding kunnen zijn nog eens goed te kijken naar de arbeidsomstandigheden van deze specifieke groep arbeiders binnen hun eigen landsgrenzen.
Het betrekken van Nederlanders in het buitenland bij de verbetering van het postennetwerk en consulaire dienstverlening |
|
Han ten Broeke (VVD), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Halbe Zijlstra (VVD) |
|
Op welke wijze bent u van plan het postennetwerk en de consulaire dienstverlening, zoals voorgenomen in het Regeerakkoord, te versterken?
Bij de versterking van het diplomatieke netwerk wordt gekeken naar zowel extra capaciteit op bestaande posten als mogelijk het openen van posten op locaties elders in de wereld, en de organisatie daaromheen. Dit kunnen behalve ambassades ook consulaten-generaal of ambassadekantoren zijn maar ook inhuizende diplomaten bij posten van bevriende landen. De concrete invulling hangt nauw samen met het beleid uit het regeerakkoord dat in ontwikkeling is op het gebied van veiligheid, Europese samenwerking, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking, migratie en met de ontwikkelingen op het gebied van consulaire dienstverlening. Uiterlijk voor de zomer wordt uw Kamer nader geïnformeerd over de visie van het kabinet op het postennet en de wijze waarop de in het Regeerakkoord aangekondigde middelen voor de uitbreiding en versterking hiervan zullen worden besteed.
Specifiek op consulair terrein volgt een uitwerking van het Nederlandse «koploperschap». Daarbij hecht het kabinet aan duidelijke keuzes voor de verschillende consulaire producten en diensten voor Nederlanders en klanten wereldwijd. In de uitvoering daarvan zal Nederland excelleren en innoveren: van de verstrekking van reis- en identiteitsdocumenten, visa kort en lang verblijf tot de consulair-maatschappelijke dienstverlening.
In de eerste helft van dit jaar zal het kabinet die aanpak en invulling met uw Kamer delen, in de vorm van een beleidsbrief, de «Consulaire Canon», met een jaarlijkse rapportage over voortgang en dienstverlening.
De keuzes en kaders in die brief zijn van belang om voor iedereen helderheid te scheppen over de mogelijkheden en onmogelijkheden van consulaire dienstverlening, en over de rechten en plichten die gelden voor de gebruiker van deze diensten. Daarin zal het kabinet ook aangeven hoe de rijksoverheid invulling zal geven aan het wereldwijde «koploperschap» in de consulaire dienstverlening.
In de tussentijd ligt het lopende consulaire moderniseringsprogramma op koers. Een moderne en innovatieve front office, inzet van externe partijen om diensten te verlenen, met een nadrukkelijke inzet op digitale dienstverlening. Veiligheid en betrouwbaarheid zijn daarbij een randvoorwaarde, nadrukkelijk ook bij de ICT-gerelateerde zaken.
Er loopt momenteel een pilot in Edinburgh (VK), waar Nederlanders een aanvraag voor een Nederlands reisdocument kunnen indienen bij een externe dienstverlener. De pilot wordt dit voorjaar definitief geëvalueerd. Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de uitbreiding van deze dienstverlening, ook in het licht van de specifieke wensen vanuit de Kamer, bijvoorbeeld met betrekking tot Canada en Australië. Hierover informeer ik u in het voorjaar van 2018.
Kunt u aangeven welk tijdspad u daarbij voor ogen heeft?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bekend met de vele signalen van Nederlanders in het buitenland, die door het sluiten van consulaire afdelingen moeite ondervinden en lange afstanden moeten afleggen om onder andere een paspoort aan te vragen of andere consulaire diensten af te nemen?
Ja, deze signalen zijn mij bekend.
Bent u bereid de een miljoen Nederlanders in het buitenland actief te betrekken bij de verbetering van consulaire dienstverlening en uitbreiding van het postennetwerk, bijvoorbeeld door middel van een enquête of onderzoek onder deze doelgroep? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Ja, het publiek wereldwijd wordt op verschillende manieren actief betrokken bij het uitwerken van de verdere plannen. Een belangrijk uitgangspunt is namelijk dat de «klant» centraal staat.
In het lopende moderniseringsprogramma gebeurt die consultatie voortdurend. Bij de ontwikkeling en verbetering van de huidige dienstverlening wordt reeds gebruik gemaakt van onderzoek onder de doelgroepen van deze diensten. Zo zijn voorafgaand aan de ontwikkeling en inrichting van de 24/7 BZ Reisapp, de BZ Informatieservice en de websites Nederlandwereldwijd.nl en Netherlandsandyou.nl de behoeften en verwachtingen actief in kaart gebracht. Daarnaast wordt doorlopend klanttevredenheid gemeten, bijvoorbeeld over het 24/7 BZ Contact Centre en aangepast als daartoe wensen zijn bij gebruikers. Datzelfde gebeurt bij de lopende paspoortpilot in Edinburgh en bij klanttevredenheidsonderzoek bij de verstrekking van reisdocumenten in Londen en Parijs.
Voor de nieuwe stappen zal ook actief worden ingezet op consultatie van «klanten».
De beleidsbrief Consulaire Dienstverlening («Consulaire Canon») zal dit voorjaar via publieksconsultaties worden vormgegeven (www.internetconsultatie.nl).
Voor het rijksbrede 24/7 Loket Buitenland («one stop shop») zal dit jaar een professionele «survey» worden afgerond zodat wereldwijd wensen, mogelijkheden, en suggesties worden opgehaald. Op die manieren brengt de Nederlandse overheid nog scherper de wensen in beeld.
Deelt u de mening dat het digitaliseren van consulaire dienstverlening, mits veilig, groot financieel en tijdsvoordeel op kan leveren voor Nederlanders in het buitenland? Zo ja, bent u voornemens deze digitalisering voortvarend aan te pakken? Welk tijdspad heeft u daarbij voor ogen?
Digitalisering van dienstverlening staat hoog op de consulaire agenda. Voor visumaanvragen zijn eerste stappen in die richting gezet, en draaien de eerste pilots. Voor de brede dienstverlening geniet digitale vormgeving de voorkeur. Dat geldt ook voor het aanvragen van Nederlandse reisdocumenten vanuit het buitenland. De inzet is erop gericht om in 2020 te komen tot een zo maximaal mogelijke digitalisering. De uitdaging daarbij is het vinden van de balans tussen zo eenvoudig mogelijke verstrekking enerzijds en (digitale) veiligheid, betrouwbaarheid en wet- en regelgeving anderzijds. Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, eerstverantwoordelijke voor de toekomstige vormgeving van het reisdocumentenproces, zetten hier gezamenlijk op in.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het realiseren van het 24/7 Loket Buitenland voor Nederlanders in het buitenland? Kunt u aangeven op welke termijn u verwacht dit te hebben gerealiseerd?
Voor het 24/7 Loket Buitenland («one stop shop») zijn verkennende gesprekken met diverse departementen en uitvoeringsorganisaties bijna afgerond. De oogst hiervan wordt vertaald in een plan van aanpak voor het beoogde loket. Doel van het loket is betere dienstverlening aan Nederlanders in het buitenland te realiseren. Cruciaal daarbij is een goede samenwerking met en mede-eigenaarschap van andere overheidspartijen, en een geleidelijke aanpak over een periode van 3–4 jaar. Deze «stap-voor-stap»-benadering geldt zowel voor de producten en diensten die in het loket worden ondergebracht als voor de mate waarin de coördinatie daarop wordt verdiept. De focus van het loket zal vooralsnog liggen op het optimaal ontsluiten van informatie over producten en diensten van de Nederlandse overheid voor de doelgroep.
In 2018 zullen drie stappen worden gerealiseerd: het afronden van de wereldwijde survey onder Nederlanders in het buitenland; een aanzet voor de inrichting van het digitale en telefonische loket (de balie van de «one-stop-shop»), inclusief de verbinding naar klantportalen en websites van diverse overheidspartijen; en het gaandeweg verbreden van de dienstverlening ten opzichte van de bestaande consulaire dienstverlening (toevoeging eerste nieuwe producten en diensten).
Bent u bekend met het Ierse initiatief «Global Irish»?1 Ziet u mogelijkheden een dergelijk initiatief, dat onder andere in het buitenland gevestigde Ieren via een selectiesysteem uitnodigd om Ierland te bezoeken en de banden met het moederland te behouden en verstevigen, ook in Nederland in te voeren?
Bij de verdere uitwerking en vormgeving van het 24/7 Loket Buitenland zullen ervaringen en initiatieven elders, waaronder Global Irish, worden meegenomen. Daarbij staat voorop dat we met het loket de Nederlander in het buitenland zoveel mogelijk willen faciliteren bij dienstverlening door de Nederlandse overheid.
Het voornemen om nieuwe sancties aan Noord-Korea op te leggen |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «VS overwegen extra sancties tegen Noord-Korea»?1
Ja.
Kunt u toelichten of het kabinet de nieuwe voorgenomen sancties ondersteunt? Kunt u tevens toelichten of Nederland voornemens is om soortgelijke sancties in Europees verband voor te stellen of te steunen, teneinde ervoor te zorgen dat onze sanctiemaatregelen gelijk oplopen en de internationale druk wordt gemaximaliseerd?
Nederland en de andere landen die aan de bijeenkomst over Noord-Korea in Vancouver deelnamen (15–16 januari 2018), hebben afgesproken autonome sancties of diplomatieke acties te overwegen die verder gaan dan de VN-Veiligheidsraadsresoluties. Voor de EU geldt dat er reeds autonome sancties zijn aangenomen die verder gaan dan VN-Veiligheidsraadsresoluties. Daarnaast worden in EU-verband diplomatieke acties ondernomen tegen landen die zich aan het sanctieregime tegen Noord-Korea onttrekken. Nederland speelt hierin een actieve rol.
Nederland is voorstander van het opvoeren van de internationale druk op Noord-Korea, mede door volledige implementatie van bestaande sancties door alle landen, om Noord-Korea naar de onderhandelingstafel te krijgen en tot vreedzame denuclearisering van het Koreaanse schiereiland te komen.
Deelt u de mening van de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken, Rex Tillerson, dat de internationale gemeenschap moet samenwerken om te verhinderen dat schepen de huidige sancties kunnen omzeilen? Zo ja, wat doet Nederland in internationaal verband om dat waar te maken?
Het kabinet is met u van mening dat de internationale gemeenschap moet samenwerken om te verhinderen dat Noord-Korea sancties omzeilt. Toezien op strikte implementatie en handhaving van sancties, zoals Nederland doet in zijn hoedanigheid van voorzitter van het 1718-Sanctiecomité, is een van de manieren waarop Nederland hier in internationaal verband aan bijdraagt.
Op nationaal niveau betekent dit dat Nederland in voorkomende gevallen ook inspecties van schepen zoals bepaald in VN-Veiligheidsraadsresoluties 2375 en 2397 zal uitvoeren. Voorts is Nederland lid van het Proliferation Security Initiative, waarin meer dan 100 landen samenwerken om inspecties van elkaars schepen te faciliteren, indien er redenen zijn om aan te nemen dat deze gebruikt worden om sancties te omzeilen.
Kunt u verhelderen in hoeverre de bestaande Europese en Amerikaanse sancties worden nageleefd? Kunt u daarbij aangeven of er ook zorgen zijn over de naleving van andere aspecten van de sancties, en niet alleen over de illegale smokkel van Russische olie naar Noord-Korea, waarover u op 3 januari jl. (nog onbeantwoorde) vragen hebt ontvangen?2
Er is veel aandacht voor correcte en volledige naleving van de sancties, zowel op VN- als EU-niveau. Het Expertpanel van het sanctiecomité voor Noord-Korea informeert landen over de maatregelen die zij moeten nemen, en onderzoekt gevallen van gebrekkige implementatie of mogelijke ontduiking. De EU heeft in nauwe samenwerking met Nederland ook een groot aantal demarches uitgevoerd in landen waar de implementatie problematisch is. Deze landen worden daar stevig op aangesproken.
Nederland zet zich in het kader van het voorzitterschap van het sanctiecomité voor Noord-Korea ook actief in voor het verder bevorderen van de uitvoering van de sancties. Helaas zijn er landen die geen goed functionerende exportcontrolesysteem hebben, of moeite hebben met de handhaving. Ook komt het voor dat de wettelijke basis voor goede implementatie ontbreekt. Nederland blijft daarom in samenwerking met zowel EU-lidstaten als het VN-Expertpanel dergelijke landen actief benaderen met het oog op het bevorderen van de naleving van het sanctieregime tegen Noord-Korea.
Hoe beoordeelt u de afwezigheid van China en Rusland bij het overleg deze week in Vancouver over het Noord-Koreaanse nucleaire wapenprogramma? Is deze afwezigheid onderwerp van gesprek geweest op het desbetreffende overleg?
Het was de eerste keer dat in een dergelijke bredere setting werd gesproken over de Noord-Koreaanse dreiging en de oplossingen daarvoor. Door deze opzet werd onderstreept dat de Noord-Koreaanse problematiek niet alleen de Amerikaanse diplomatie aangaat, maar een zaak is voor de bredere internationale gemeenschap. Een volgende stap zou dialoog tussen de meest betrokken landen moeten zijn: de VS, Noord-Korea, Zuid-Korea, Japan, China en Rusland. De EU staat klaar om een dergelijke dialoog te ondersteunen.
Nederland heeft in Vancouver het belang en de bijzondere verantwoordelijkheid van China en Rusland benadrukt bij het vinden van een duurzame oplossing voor de Koreaanse crisis, en de Co-Chairs’ Summary van de organiserende landen Canada en de VS bevat een passage van dezelfde strekking.
Het bericht dat Diyanet, het Turkse ministerie voor geloofszaken met 140 moskeeën in Nederland, de uitspraak heeft gedaan dat kinderen in de puberteit, voor meisjes vanaf 9 jaar en voor jongens vanaf 12 jaar, een religieus huwelijk aan mogen gaan |
|
Bente Becker (VVD), Han ten Broeke (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Klopt het bericht dat Diyanet – via een fatwa – uitgesproken heeft dat jonge kinderen uitgehuwelijkt mogen worden?1
Diyanet heeft een persverklaring afgegeven, waarin zij nadrukkelijk afstand doen van deze interpretatie zoals beschreven in het oorspronkelijke artikel in de Turkse krant Sözcü. Diyanet geeft aan huwelijken met minderjarigen af te keuren en zij stellen dat dergelijk gedachtegoed niet in overeenstemming is met hun interpretatie van de Islam. Aanvullend wordt verwezen naar eerdere uitspraken van Diyanet, waarin men zich ook uitspreekt tegen kindhuwelijken.2
Klopt het voorts dat deze uitspraak bezien kan worden in een reeks fatwa’s waarbij de rechten van vrouwen en kinderen grof geschonden worden, zoals de uitspraak van 7 december 2017 waarbij mannen via de telefoon, fax, brief, sms of e-mail, zonder instemming van hun vrouw, kunnen scheiden?
Zie antwoord op vraag 1.
Nederland kent 140 Diyanet moskeeën; wat betekenen deze fatwa’s voor het werk en het handelen van de muftis en andere religieuze leiders in dienst van Diyanet in Nederland en de veiligheid van jonge kinderen die deze moskeeën bezoeken?
Diyanet heeft afstand gedaan van de interpretatie uit het krantenartikel, dat minderjarige meisjes in het huwelijk mogen treden.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat in Nederland kindhuwelijken gepredikt of vergoelijkt worden en dat we te allen tijde kinderen in Nederland hiervoor moeten beschermen?
Ja.
In Nederland is er een verbod op kindhuwelijken (onder de 18 jaar) en het sluiten van zo’n huwelijk is strafbaar.
Deelt u voorts de mening dat het onacceptabel is als het Turkse ministerie voor geloofszaken via de moskeeën in Nederland dergelijk gedachtegoed verspreidt? Zo ja, wat voor actie bent u voornemens te ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Indien dergelijk gedachtegoed zou worden verspreid, zou dat onacceptabel zijn. De vrijheid van godsdienst behoort tot de fundamentele principes van de Nederlandse rechtstaat, zolang dit binnen de kaders van de Nederlandse rechtsorde plaatsvindt.
Buitenlandse financiering van religieuze instellingen vergroot het risico op gedrag dat integratie tegengaat, antidemocratisch en onverdraagzaam is; wat is de stand van zaken van de toezeggingen op de vragen van de leden Azmani (VVD), Karabulut (SP), Knops (CDA) en Sjoerdsma (D66) betreffende het gebrek aan transparantie bij de financiële steun aan religieuze instellingen?2
De passage uit het regeerakkoord over ongewenste invloed en buitenlandse financiering sluit aan bij het reeds onder kabinet Rutte II ingezette traject om beter inzicht te verkrijgen in ongewenste buitenlandse financiering. In de brief die op 4 december 2016 aan uw Kamer is verzonden is een set van aanvullende maatregelen, waarnaar de in de vraag genoemde toezeggingen verwijzen, aangekondigd. Een deel daarvan is reeds in werking is getreden. Voorbeelden hiervan zijn de versterkte diplomatieke dialoog met een aantal landen in het Midden-Oosten om transparantie rondom financieringsstromen vergroten en zo ongewenste financiering te ontmoedigen, alsook de inmiddels opgestarte pilot binnen het Financieel Expertise Centrum (FEC).
De Kamer is middels een gezamenlijke brief met de Minister voor Rechtsbescherming op 29 maart jl. hierover geïnformeerd.4 De Minister voor Rechtsbescherming voert momenteel een verkenning uit naar de mogelijkheden om financieringsstromen naar maatschappelijke organisaties in Nederland, waaronder religieuze en levensbeschouwelijke organisaties, transparanter te maken. Naar aanleiding van het regeerakkoord ben ik een verkenning gestart naar de mogelijkheden om ongewenste buitenlandse financiering te beperken.
De illegale smokkel van Russische olie naar Noord-Korea |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Russische olie via zee naar Noord-Korea gesmokkeld»?1 Kunt u bevestigen dat deze smokkel heeft plaatsgevonden, nu de Amerikaanse regering deze leveranties heeft bevestigd?
Het kabinet is bekend met dit bericht, maar kan de inhoud ervan niet eigenstandig bevestigen. Nederland moedigt meldingen aan van eventuele sanctieschendingen bij het krachtens VN-Veiligheidsraadsresolutie 1718 (2006) opgerichte sanctiecomité. Dit comité, waarvan Nederland dit jaar voorzitter is, is belast met toezicht op de implementatie van het uitgebreide sanctieregime tegen Noord-Korea. Het Expertpanel dat het 1718-Sanctiecomité bijstaat in de uitvoering van zijn mandaat onderzoekt zulke meldingen. Voor Nederland staat vast dat er sprake is van een sanctieovertreding als dit door het Expertpanel wordt geconstateerd. Uit het aanstaande rapport van het Expertpanel, dat medio maart wordt gepubliceerd, zal moeten blijken of het Panel onderzoek heeft gedaan naar deze vermeende schendingen.
Hoe beoordeelt u in algemene zin het leveren van olie in het licht van de sancties door de VN-Veiligheidsraad naar aanleiding van het Noord-Koreaanse raketprogramma?
In algemene zin is Nederland tegen elke levering van olie, indien die in strijd is met VN-Veiligheidsraadssancties. Resoluties van de VN-Veiligheidsraad dienen door alle landen nauwgezet te worden geïmplementeerd. Nederland heeft hiervoor ook actief aandacht gevraagd tijdens de ministeriële bijeenkomst over Noord-Korea die op 15–16 januari in Vancouver plaatsvond. Indien vaststaat dat een land de sancties niet naleeft, moet dat land daarop stevig worden aangesproken.
Deelt u de mening dat geen enkele staat, laat staan een lid van de VN-Veiligheidsraad, zich aan de sancties kan onttrekken?
Ja.
Welke rol kan Nederland, als voorzitter van het comité dat toezicht houdt op de naleving van VN-sancties, in gevallen als deze vervullen?
Volledige en effectieve uitvoering van de sancties is een prioriteit van Nederland als voorzitter van het 1718-Sanctiecomité. VN-lidstaten dienen in hun nationale implementatierapporten aan te geven op welke wijze zij uitvoering geven aan het sanctieregime tegen Noord-Korea. Nederland zet als voorzitter in op robuuste en tijdige rapportage door alle VN-lidstaten en heeft daarvoor op de ministeriële bijeenkomst in Vancouver ook aandacht gevraagd. Daarnaast zal Nederland voorlichtingsactiviteiten organiseren in de relevante regio’s om het complexe sanctieregime inzichtelijker te maken voor overheden en bedrijven. Nederland zal ook landen oproepen om meldingen van eventuele schendingen van sancties aan te kaarten bij het Expertpanel dat het 1718-Sanctiecomité bijstaat.
Bent u tevens bekend met de berichten dat Noord-Korea de voor het fabriceren van raketten noodzakelijke technologie heeft verkregen dankzij Russische hulp?2
Het kabinet heeft kennis genomen van deze zorgelijke berichten, maar kan ze niet eigenstandig bevestigen.
Hoe gaat u het lidmaatschap van de VN-Veiligheidsraad en het voorzitterschap van de VN-sanctiecomité»s benutten om elke vorm van illegale samenwerking met het Noord-Koreaanse regime aan te pakken, teneinde de effectiviteit van de internationale sancties te maximaliseren?
Nederland is voorstander van het opvoeren van de druk op Noord-Korea, mede door volledige implementatie van bestaande sancties door alle landen, met als doel Noord-Korea naar de onderhandelingstafel te krijgen en tot een diplomatieke oplossing te komen. Ook heeft Nederland VN-Veiligheidsraadsresolutie 2379 (2017) verwelkomd, waarin is bepaald dat de Veiligheidsraad zal overgaan tot verdere inperking van export van olieleveranties aan Noord-Korea in geval van een nieuwe kernproef of lancering van een intercontinentale raket. Daarnaast zal Nederland als voorzitter van het 1718-Sanctiecomité speciale aandacht besteden aan wereldwijde sanctie-implementatie, zoals hierboven omschreven in antwoord op vraag 4.
Het bericht “Regio zet druk op werk Twentekanalen” |
|
Remco Dijkstra (VVD), Han ten Broeke (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht: «Regio zet druk op werk Twentekanalen»?1
Ja.
Heeft de betreffende (PvdA-)regiobestuurder over dit onderwerp reeds contact met u opgenomen, voordat hij in de media uitingen deed? Zo niet, is het een gebruikelijke methode om eerst via de media iets te roepen en vervolgens pas enkele weken later om de tafel te gaan zitten?
Nee, maar er vindt regelmatig overleg plaats tussen de regio en Rijkswaterstaat over de stappen die gezet worden in het proces rond de Twentekanalen.
De regio heeft groot belang bij de verruiming van de Twentekanalen, betreffende regiobestuurder gaf in het genoemde artikel uiting aan de breed gedeelde behoefte van bestuurders en ondernemers om de werkzaamheden zo snel mogelijk aan te vangen met de tweede fase Verruiming Twentekanalen. Ook ik wil het project zo snel mogelijk realiseren.
Er wordt reeds druk gewerkt aan verbetering van sluizen en havenkades, het uitbaggeren van het Twentekanaal kan wel langer duren: wat is precies de oorzaak hiervan en waardoor komt de vertraging? Kunt u meer informatie geven over de grondwaterproblematiek?
Bij de verdere uitwerking van de aanbesteding is duidelijk geworden dat er teveel risico’s en onzekerheden waren omtrent de grondwaterbeheersing tijdens en na de uitvoering van het project. Op dit moment is er al sprake van het optreden van kwelwater, daarnaast bestaat ook het risico van infiltratie naar het kanaal toe, met als gevolg verdroging. Gezien de ervaringen uit het verleden met grondwaterbeheersing bij kanalenprojecten gaf dit onvoldoende aanknopingspunten en zekerheden om met de aanbesteding door te gaan. Hierop is de aanbesteding in de huidige vorm ingetrokken.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie van de leden Jacobi/De Boer2? Wat is mogelijk of nodig om de genoemde vertraging van anderhalf jaar te voorkomen? Wat zijn de afwegingen, met welke consequenties en bent u hiertoe bereid? Kunt u de Kamer hierover informeren voor het komende algemeen overleg Scheepvaart?
De motie van de leden Jacobi en De Boer heeft betrekking op de renovatie van de sluizen van Delden en Hengelo. De uitvoering hiervan verloopt zoals gepland en is een goed voorbeeld van de manier waarop we bedrijven betrekken bij het beperken van stremmingsduur. Voor meer informatie wil ik u verwijzen naar de brief aangaande de voortgang Infra-projecten d.d. 7 juli 2017 (IENM/BSK-2017/151091).
Het is niet mogelijk de vertraging te voorkomen als gevolg van de ingetrokken aanbesteding van de Verruiming Twentekanalen. Parallel aan het opstellen van het nieuwe contract zal met de regio worden onderzocht waar mogelijke knelpunten zijn. Waar mogelijk zullen we maatwerk toepassen. Zo zal er bijvoorbeeld onderzocht worden of met verkeersmaatregelen al eerder beperkt met schepen met vaarklasse Va gevaren kan worden. Onderzocht wordt ook of en met welke middelen een versnelling van werkzaamheden mogelijk is.
Moordaanslagen op Turkse burgers in Europa die in voorbereiding zouden zijn |
|
Han ten Broeke (VVD), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Sadet Karabulut , Martijn van Helvert (CDA), Femke Merel Arissen (PvdD), Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU), Raymond de Roon (PVV), Lilianne Ploumen (PvdA), Bram van Ojik (GL) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u het bericht «HDP MP says he received intelligence on assassination plans against Turkish citizens in Europe» over plannen voor moordaanslagen op Turkse burgers in Europa die voorbereid zouden worden?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de zorgwekkende beweringen in dit bericht?
Er is met aandacht gekeken naar de beweringen die in dit bericht worden gedaan. In diverse landen is dit bericht in de media gepubliceerd. De berichtgevingen kunnen zorgen voor spanningen en gevoelens van onveiligheid binnen de Turks-Nederlandse gemeenschap. Zoals eerder gemeld2 is de overheid hierop extra alert. Bedreigingen in welke vorm dan ook zijn ontoelaatbaar op Nederlands grondgebied. Het bestaan van plannen voor moordaanslagen op Turkse burgers kan ik niet bevestigen.
Bent u bereid uit te zoeken in hoeverre de beweringen kloppen en worden, indien nodig, extra veiligheidsmaatregelen genomen?
De overheid monitort de ontwikkelingen rond spanningen binnen de Turks-Nederlandse gemeenschap en de veiligheid van burgers. Indien nodig worden veiligheids- of andere maatregelen getroffen die bijdragen aan de veiligheid en/of vermindering van de eventuele spanningen. Personen die menen het slachtoffer te zijn van bedreiging, intimidatie of geweld roep ik nogmaals nadrukkelijk op om melding en/of aangifte te doen.
De omstandigheden in Noord-Koreaanse politieke gevangenissen |
|
Martijn van Helvert (CDA), Kees van der Staaij (SGP), Han ten Broeke (VVD), Raymond de Roon (PVV) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «North Korea’s prisons are as bad as Nazi camps, says judge who survived Auschwitz»?1
Ja.
Klopt het dat er ongeveer 130.000 Noord-Koreanen zonder enige vorm van proces worden vastgehouden in politieke gevangenissen en dat de omstandigheden daar minstens zo verschrikkelijk zijn als in Auschwitz?
Ondanks een gebrek aan toegang voor onafhankelijke waarnemers, zijn de rapporten van de VN-onderzoekscommissie naar mensenrechten in Noord-Korea een gezaghebbende bron van informatie over aantallen gedetineerden en detentieomstandigheden in het land. Het kabinet hecht zeer aan de informatie en het deskundige oordeel uit deze rapporten.
Hoe beoordeelt u de berichten dat het Noord-Koreaanse regime zich in tenminste vier grote politieke gevangenissen schuldig maakt aan tien van de elf misdaden tegen de menselijkheid, zoals die in 1998 zijn vastgesteld in het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof?
Deze berichten, die grotendeels zijn gebaseerd op de bevindingen van de VN-onderzoekscommissie, zijn gruwelijk en onderstrepen eens temeer het belang van VN-instellingen bij het tegengaan van straffeloosheid en het ter verantwoording roepen van personen die zich schuldig zouden hebben gemaakt aan misdaden tegen de menselijkheid.
Bent u bereid de stalinistische praktijken in Noord-Koreaanse politieke gevangenissen te adresseren in VN-verband en hoog op de agenda te zetten als Nederland volgend jaar lid is van de VN-Veiligheidsraad? Zo nee, waarom niet?
Nederland stelt de mensenrechtensituatie in Noord-Korea, inclusief misstanden in (politieke) gevangenissen, mede in EU-verband regelmatig aan de orde door middel van verklaringen en resoluties in de Mensenrechtenraad en in de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de VN, waarbij ook de VN-Veiligheidsraad wordt aangespoord maatregelen te treffen. Als het aan Nederland ligt, vindt er dit jaar bovendien wederom een zeer stevig debat plaats in de VN-Veiligheidsraad over de mensenrechtensituatie in Noord-Korea.
Deelt u de mening van Thomas Buergenthal en twee andere vooraanstaande juristen dat Kim Jong-un c.s. voor het Internationaal Strafhof gedaagd moet worden om zich te verantwoorden voor de misdaden tegen de menselijkheid die zijn regime begaat, iets waarvoor VN-rapporteur Michael Kirby in 2014 ook al pleitte? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat de VN-Veiligheidsraad op basis van de conclusies en aanbevelingen van de VN-onderzoekscommissie passende maatregelen zou moeten treffen, waarbij ook de mogelijkheid om de situatie in Noord-Korea naar het Internationaal Strafhof te verwijzen zou moeten worden overwogen. Nederland is een van de landen die de VN-Veiligheidsraad hier sinds 2014 toe oproept en zal dit tijdens het lidmaatschap van de VN-Veiligheidsraad blijven doen. Maar voor een dergelijk besluit is instemming van de vijf Permanente Leden van de VN-Veiligheidsraad vereist. Het kabinet ondersteunt ieder initiatief dat het mogelijk maakt de schuldigen verantwoordelijk te houden voor hun misdaden, zoals het onderzoek van de International Bar Association.
Welke andere manieren ziet u om de grove mensenrechtenschendingen in Noord-Korea niet onbestraft te laten?
Nederland is voorstander van het versterken van de rol die het kantoor van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN in Seoel vervult op het gebied van informatiegaring die het mogelijk maakt schuldigen verantwoordelijk te houden voor hun misdaden.
Bent u ermee bekend dat Noord-Korea al jarenlang bovenaan de Ranglijst Christenvervolging van Open Doors staat en dat ruim 50.000 Noord-Koreaanse christenen momenteel in strafkampen zitten?
Ik ben bekend met deze zeer ernstige berichten, en ook met het feit dat de vervolging van christenen een van de mensenrechtenschendingen in Noord-Korea is die door de VN-onderzoekscommissie in haar rapport wordt benoemd.
Bent u bereid in het bijzonder op te komen voor de benarde positie van christenen in Noord-Korea? Zo ja, hoe gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Nederland komt op voor de mensenrechten van alle Noord-Koreanen, waaronder het recht op vrijheid van religie en levensovertuiging. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar kwetsbare groepen die een verhoogd risico lopen op vervolging, zoals Noord-Koreaanse christenen. Gezien de zeer beperkte mogelijkheden om in Noord-Korea projecten te ontplooien, ligt daarbij de nadruk op het documenteren van misstanden met als doel de schuldigen te zijner tijd verantwoordelijk te kunnen houden voor hun misdaden. Hiertoe worden onder andere projecten gefinancierd vanuit het Mensenrechtenfonds in Zuid-Korea.
Het bericht “Deal in Nederland onder de radar” |
|
Bente Becker (VVD), Han ten Broeke (VVD), André Bosman (VVD) |
|
Halbe Zijlstra (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
Kent u het bericht «Deal in Nederland onder de radar»?1
Ja.
Klopt het dat een administratiekantoor in Den Haag aandeelhouder is geworden van een reusachtig olieveld in Venezuela? Zo ja, klopt de bewering dat de gesloten deal in strijd is met de wet en regelgeving in Venezuela?
Informatie met betrekking tot het aandeelhouderschap van een in Nederland gevestigd administratiekantoor zou bekend kunnen zijn bij de Belastingdienst. Op grond van de geheimhoudingsplicht van artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen kan zoals bekend niet worden ingegaan op individuele belastingplichtigen.
Zijn de in het bericht genoemde commerciële handelingen rechtmatig, tegen de achtergrond van de in internationaal verband ingestelde sancties tegen Venezuela? Zo nee, welke stappen worden hiertegen ondernomen?
Op 13 november 2017 heeft de EU sancties ingesteld tegen Venezuela bestaande uit een wapenembargo en een exportverbod op goederen die gebruikt kunnen worden voor interne repressie en IT-surveillance. Daarnaast is het wettelijk kader ingesteld voor persoonsgerichte sancties (tegoedenbevriezing en reisrestricties) tegen degenen die zich schuldig maken aan ondermijning van de democratie en mensenrechtenschendingen. Op 22 januari jl. zijn een zevental personen op de lijst geplaatst. Het sanctieregime voorziet niet in een verbod of beperking op commerciële transacties betrekking hebbende op de oliesector.
Bent u van mening dat Nederland risico’s loopt als gevolg van de gesloten overeenkomst? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe worden dergelijke commerciële handelingen in Europees of nationaal verband getoetst, in het bijzonder op de vraag of ze in lijn zijn met sanctieregimes?
Alle onder Nederlandse jurisdictie vallende bedrijven dienen zich aan de Nederlandse wet te houden, zo ook aan de in Nederland geldende sanctieverordeningen. Het is aan bedrijven om dit zelf te toetsen. Overtreding van de sanctiewetgeving kan leiden tot vervolging. Financiële instellingen hebben de plicht tegoeden te bevriezen en financiële dienstverlening te staken van gesanctioneerde partijen. Hierbij geldt dat financiële instellingen een meldplicht hebben indien zij hiertoe overgaan. Financiële instellingen brengen hun toezichthouder op de hoogte. Het niet voldoen aan deze meldplicht kan leiden het nemen van bestuurlijke maatregelen door de betreffende toezichthouder.
Hoe verhouden de handelingen zich tot de richtlijnen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) voor multinationale ondernemingen?
Het kabinet doet geen uitspraak over individuele casussen, maar bedrijven dienen de wettelijke normen in zowel het land waar zij gevestigd zijn, als landen waar zij activiteiten hebben, na te leven. Buiten de wettelijke kaders verwacht het kabinet dat bedrijven internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen door invulling te geven aan internationale normen voor onder andere mensenrechten, arbeidsomstandigheden en milieu, zoals die zijn neergelegd in de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen (OESO-richtlijnen). Partijen kunnen een melding doen van vermeende schendingen van de OESO-richtlijnen door bedrijven bij het Nationaal Contactpunt voor de OESO-richtlijnen (NCP).
Wanneer kan de Kamer het onderzoek van het Nationaal Contactpunt voor de OESO-richtlijnen naar de mate waarin de Nederlandse olie- en gassector de OESO-richtlijnen implementeert tegemoet zien?
Het onderzoek wordt in het voorjaar van 2018 afgerond. Het Nationaal Contactpunt zal het onderzoek vervolgens aanbieden aan het kabinet, dat de opdracht voor het onderzoek heeft gegeven. Het kabinet zal het onderzoek daarna naar de Tweede Kamer sturen. Dit gebeurt voor de zomer van 2018.
De implementatie van het vredesakkoord in Colombia |
|
Martijn van Helvert (CDA), Han ten Broeke (VVD), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Vrede dreigt Colombia te ontvallen»?1
Ja.
Klopt de informatie dat een jaar na de ondertekening van het vredesakkoord er nog weinig is terechtgekomen van de implementatie van het akkoord en dat in grote delen van het land geweld en mensenrechtenschendingen nog steeds veel voorkomen?
De zorgen die in het artikel worden geuit zijn de Nederlandse regering bekend. De uitvoering van het vredesakkoord is een complexe uitdaging voor Colombia, die niet zonder problemen verloopt. De internationale gemeenschap is nauw betrokken bij de uitvoering van het vredesakkoord en is bezorgd over het tempo van de implementatie, de toename van geweld in delen van het land en de mensenrechtenschendingen waar met name mensenrechtenverdedigers en lokale leiders het slachtoffer van worden. Dit blijkt ook uit het persbericht dat de VN Veiligheidsraad op 30 november jl. uitbracht.
Een jaar na de start van de uitvoering van het vredesakkoord laat de implementatie daarvan een gemengd beeld zien. Enerzijds zijn de demobilisatie en ontwapening van de FARC voorspoedig verlopen en is de algemene veiligheidssituatie in Colombia verbeterd. Anderzijds gaat het geweld in delen van het land verder, vanwege de aanwezigheid van andere gewapende groeperingen. In sommige gebieden is het geweld na de demobilisatie van de FARC toegenomen. Mensenrechtenverdedigers, lokale leiders, slachtoffers van het conflict en diegenen die proberen langs juridische weg hun land terug te krijgen, lopen in deze regio’s vaak groot gevaar. De transformatie van deze gebieden is een proces van lange adem en vraagt om een integrale aanpak, gericht op vestiging van het overheidsgezag, sociaaleconomische ontwikkeling en bescherming van mensenrechtenverdedigers en lokale leiders. De Nederlandse regering is er echter van overtuigd dat Colombia op de juiste weg is en dat met het vredesakkoord met de FARC een onomkeerbare stap is gezet. Het vredesproces in Colombia zal nog verder bestendigd worden wanneer ook de onderhandelingen tussen Colombiaanse regering en ELN tot resultaat zullen leiden.
Klopt het dat andere gewapende groeperingen, zoals ELN, het ontstane machtsvacuüm gebruiken om hun eigen macht uit te breiden en illegale activiteiten te ontplooien?
Het is juist dat de Colombiaanse autoriteiten in diverse delen van het land nog niet in staat zijn gebleken het geweld te beëindigen en veiligheid te garanderen. Dit geldt ook voor een aantal van de gebieden waar de FARC tot voor kort territoriale controle uitoefende en waar na hun demobilisatie een machtsvacuüm ontstond. Dit vacuüm wordt in sommige gebieden opgevuld door andere gewapende groeperingen, waaronder neo-paramilitaire bewegingen, criminele bendes en de ELN (Ejército de Liberación Nacional), o.a. in delen van de departementen Chocó, Cauca en Nariño. Deze gebieden hebben veelal te kampen met cocaproductie, drugshandel en illegale mijnbouw. Dit vereist van de Colombiaanse overheid meer aandacht en met name effectieve inzet. Samen met andere internationale actoren blijft Nederland de Colombiaanse regering wijzen op de ontwikkelingen die een bedreiging vormen voor de implementatie van, en het vertrouwen in, het vredesakkoord en daarmee het bereiken van duurzame vrede in Colombia.
Op welke wijze levert het Nederlandse buitenlandbeleid een bijdrage aan de uitvoering van het vredesakkoord, en daarmee aan stabiliteit, veiligheid en vrede in Colombia?
Het Nederlandse beleid ten aanzien van Colombia richt zich op vrede, veiligheid, democratisering, mensenrechten, duurzame economische ontwikkeling en handel. Nederland verleent politieke en financiële steun aan de implementatie van het vredesakkoord met de FARC, o.a. door middel van de volgende initiatieven:
Naast het vredesakkoord met FARC levert Nederland een bijdrage aan de vredesonderhandelingen tussen de Colombiaanse regering en guerilla-groep ELN. Nederland is lid van de steungroep – samen met Duitsland, Zweden, Zwitserland en Italië – die ondersteuning biedt aan de onderhandelingstafel.
Welke initiatieven voor de uitvoering van het vredesakkoord in Colombia behoeven in het bijzonder politieke dan wel financiële ondersteuning?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe kan Nederland de inzet voor een effectieve uitvoering van het vredesakkoord versterken, met name wat betreft de bescherming van mensenrechten en het stimuleren van economische ontwikkeling?
Nederland is een belangrijke partner van Colombia in het vredesproces en vaart een constructief kritische koers ten aanzien van de implementatie van het vredesakkoord met de FARC. Daarnaast worden ten aanzien van de economische ontwikkeling diverse topsectoren ondersteund, w.o. de logistieke, water- en landbouwsector. Deze sectoren blijken cruciaal bij de ontwikkeling van de rurale gebieden die het meest hebben geleden onder het conflict en waar grote investeringen nodig zijn, om duurzame sociaaleconomische ontwikkeling op gang te brengen en de voedingsbodem voor hernieuwd conflict weg te nemen.
In maart en mei/juni van 2018 zullen in Colombia parlements- en presidentsverkiezingen plaatsvinden. De Colombiaanse samenleving is sterk verdeeld over de merites van het vredesakkoord. Deze verdeeldheid zorgt voor een sterke polarisatie in de verkiezingsdebatten, die de uitvoering van het vredesakkoord bemoeilijkt. Nederland zal, samen met andere leden van de internationale gemeenschap, druk blijven uitoefenen op de Colombiaanse regering, ook ná de verkiezingen van 2018, om de afspraken uit het vredesakkoord zo goed mogelijk te implementeren en duurzame vrede en stabiliteit in Colombia zeker te stellen. Nederland blijft de komende maanden in dialoog met zowel de regering als met de politieke oppositie en de belangrijkste kandidaten voor het presidentschap.
De Nederlandse inzet op private sector ontwikkeling wordt voortgezet, o.a. op het gebied van infrastructuur, ontwikkeling van duurzame productieketens, toegang tot nieuwe afzetmarkten, technische assistentie aan bedrijven en ondersteuning van educatieprojecten.
Bent u bereid om op alle mogelijke manieren bij de Colombiaanse regering aan te dringen op een zo effectief en spoedig mogelijke uitvoering van het vredesakkoord?
Nederland heeft in het afgelopen jaar in verschillende gremia waardering geuit voor de behaalde resultaten in het vredesproces, maar tegelijkertijd ook zorgen gedeeld over de trage voortgang van de implementatie van het vredesakkoord met de FARC. Ook tijdens de recente bezoeken aan Nederland van de Colombiaanse Minister van Buitenlandse Zaken, Holguín, en de Minister van Mijnbouw en Energie, Arce, is het belang van effectieve en spoedige implementatie van het vredesakkoord, met speciale aandacht voor de mensenrechtensituatie en «transitional justice», benadrukt.
Nederland wil de vertrouwensbasis en goede relatie met Colombia verder verdiepen om, op wederzijds respectvolle manier, een constructief kritische partner te blijven om duurzame vrede en stabiliteit in de regio te bevorderen. Het kabinet zal dan ook elke gelegenheid aangrijpen om aan te dringen op een zo effectief en spoedig mogelijke uitvoering van het vredesakkoord, zowel bilateraal als in multilateraal verband, o.a. in de EU. Daarvoor bestaat ook gelegenheid tijdens het lidmaatschap van het Koninkrijk der Nederlanden van de VN-Veiligheidsraad in 2018. De VNVR ziet door middel van de Speciale Politieke Verificatiemissie toe op implementatie van een onderdeel van het vredesakkoord en het huidige staakt-het-vuren-bestand tussen de Colombiaanse regering en de ELN.
Het bericht dat Nederland in de VN meestemt met anti-Israëlische resoluties als gevolg van EU-beleid |
|
Martijn van Helvert (CDA), Han ten Broeke (VVD), Joël Voordewind (CU) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «EU bepaalt wat Nederland in de VN over Israël stemt» op de website OpinieZ?1
Ja.
Klopt het dat het Nederlandse stemgedrag ten aanzien van de anti-Israëlische moties en ander buitenlandsbeleid wordt bepaald door het beleid van de Europese Unie (EU)?
Het kabinet beoordeelt ieder voorgesteld besluit van een internationale organisatie op zijn merites. Uitgangspunten daarbij vormen het internationaal recht, het regeerakkoord, waarin wordt aangegeven dat het kabinet de goede betrekkingen met Israël en de Palestijnse Autoriteit benut voor het behoud en de verwezenlijking van de twee-statenoplossing, en het EU-beleid ten aanzien van het Midden-Oosten Vredesproces, zoals vastgesteld in Raadsconclusies. Internationaalrechtelijke uitgangspunten zijn leidend bij de beoordeling van voorgestelde resoluties en andere besluiten waarin de status van de door Israël bezette gebieden (Golan, Westelijke Jordaanoever, met inbegrip van Oost-Jeruzalem, en Gaza) centraal staat.
Het kabinet zet in onderhandelingen in op EU-eensgezindheid, om de invloed van de EU zo groot mogelijk te maken. Een verdeelde EU heeft veel minder invloed om tekstuele aanpassingen te bewerkstelligen. Een keuze om niet in EU-verband te opereren zou de beïnvloedingsmogelijkheden van Nederland op de inhoud van voorgestelde resoluties, de evenwichtige positie van Nederland richting beide partijen en het gezamenlijk optreden van de EU ondermijnen. Nederland streeft in EU-verband naar een zo evenwichtig mogelijk resultaat en stelt zich daartoe in onderhandelingen kritisch op. Nederland let er voorts op dat voorgestelde besluiten geen feitelijke onjuistheden of verkeerde juridische interpretaties bevatten. Overigens slagen Israël en de Palestijnen er in sommige gevallen in om in onderling overleg overeenstemming te bereiken, waardoor besluiten met consensus kunnen worden aangenomen. Dat was bijvoorbeeld het geval bij de twee besluiten over Jerusalem en Educational and cultural institutions in the occupied Arab territories tijdens de recente Algemene Vergadering van UNESCO in november jl.
Zoals aangegeven in de schriftelijke beantwoording van vragen gesteld tijdens de Begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken 2018 (kenmerk 2017Z15450), is de Nederlandse inzet erop gericht om disproportionele aandacht voor een land binnen de VN tegen te gaan. Zo spreekt het kabinet de Palestijnse Autoriteit aan op disproportionele aandacht in VN-fora voor de situatie in de door Israël bezette gebieden. Dat laat onverlet dat er in het algemeen in VN-verband ruimte moet zijn om gerechtvaardigde kritiek op het optreden van lidstaten te uiten.
In die gevallen waarbij het kabinet van mening is dat voorgestelde resoluties overduidelijk disproportioneel kritisch zijn jegens landen, en daarmee onverenigbaar met de hierboven gestelde uitgangspunten, zal de inzet op een tegenstem gericht zijn. Daarbij kan het voorkomen dat door deze inzet en gezamenlijk EU-optreden de teksten zodanig aangepast worden dat dit leidt tot aangepast stemgedrag.
Het kabinet beschouwt de motie Van der Staaij c.s. (Kamerstuk 34 475, nr. 44) als een aanmoediging om bovengenoemde inzet onverminderd voort te zetten. Voor een nadere toelichting over de wijze van uitvoering van de motie wordt verwezen naar de schriftelijke beantwoording van vragen gesteld tijdens de Begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken 2018 (kenmerk 2017Z15450).
Deelt u de mening dat dit stemgedrag in strijd is met de aangenomen motie-Van der Staaij c.s. betreffende zulke resoluties?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid het stemgedrag in de Verenigde Naties voortaan wel in overeenstemming met deze motie te brengen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Vrijspraak van de heer Poch in Argentinië |
|
Han ten Broeke (VVD), Foort van Oosten (VVD) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Vrij, maar leven verwoest»?1
Ja.
Hoe kijkt u terug op de betrokkenheid van de Nederlandse Staat bij het faciliteren van het proces tegen de heer Poch, in het bijzonder de medewerking aan zijn aanhouding? Had u met de kennis van nu, ondanks het feit dat de handelwijze van de Staat in 2014 door de civiele rechter rechtmatig is bevonden2 en ook het Openbaar Ministerie (OM) op 30 november 2017 verklaarde geen fouten te hebben gemaakt, op dezelfde wijze gehandeld?3
Het genoemde faciliteren bestond uit de verlening van rechtshulp tijdens het strafrechtelijk onderzoek, zulks op basis van het bestaande juridisch kader. Nadien is de Staat niet meer betrokken geweest bij het Argentijnse strafproces jegens de heer Poch. De Staat onthoudt zich van inhoudelijke bemoeienis met strafzaken die onder de (buitenlandse) rechter zijn.
Kunt u zich herinneren dat een anonieme Nederlandse aanklager in 2015 in de NRC werd geciteerd met de opmerking dat het proces tegen de heer Poch «nogal eigenaardig» verliep?4 Bent u bekend met de antwoorden van de Minister van Veiligheid en Justitie op eerdere Kamervragen over dit proces en in het bijzonder het antwoord hij de desbetreffende kwalificatie niet deelde?5 Hebt u, met de kennis van nu, meer begrip voor die kwalificatie?
Ik kan hierover slechts opmerken dat mijn voorganger aan uw Kamer reeds heeft gemeld dat het hier een citaat betrof dat werd toegeschreven aan een anonieme Nederlandse aanklager en onduidelijk was door wie en op basis van welke informatie deze uitlating zou zijn gedaan. Het OM herkende zich niet in het citaat en had ook onvoldoende informatie over deze Argentijnse strafzaak om daarover een opvatting te hebben.
Bent u bekend met de diverse momenten waarop de Kamer met het vorige kabinet van gedachte heeft gewisseld over de consulaire bijstand aan de heer Poch? Kunt u zich bijvoorbeeld herinneren dat u, toen de Kamer u vroeg naar de invulling van de consulaire bijstand aan de heer Poch, op 17 november 2017 enkel aangaf dat de zaak tegen de heer Poch «de volledige aandacht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken» had?6 Hoe kijkt u terug op de mate van consulaire bijstand die de Nederlandse Staat heeft verleend? Zou u hier bij nader inzien op andere wijze invulling aan hebben gegeven?
De heer Poch heeft gedurende zijn detentie in Argentinië consulaire bijstand van het Ministerie van Buitenlandse Zaken ontvangen, zoals die wordt geboden aan Nederlanders in buitenlandse detentie die hebben aangegeven hierop prijs te stellen. De consulaire bijstand bestaat onder andere uit meerdere bezoeken per jaar door een ambassademedewerker en een maandelijkse gift van 30 euro ten behoeve van levensonderhoud.
Aanvullend hierop heeft de Nederlandse ambassade in Buenos Aires gedurende de hele detentieperiode contact onderhouden met de Argentijnse advocaat van de heer Poch over de voortgang van het proces. De ambassade heeft verzoeken van de heer Poch en zijn advocaat om in afwachting van de uitspraak buiten de gevangenis te mogen verblijven langs diplomatieke weg ondersteund.
Bent u bekend met de wens van de heer Poch om terug te keren naar Nederland?7 Kan die terugkeer, indien de heer Poch daartoe besluit, zonder problemen plaatsvinden?
De heer Poch keerde op 7 december 2017 terug in Nederland.
De steun aan het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat en de samenwerking met de Women’s Affairs Technical Committee |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Han ten Broeke (VVD) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met de antwoorden van uw ambtsvoorgangers op Kamervragen over het stopzetten van de financiering aan de Women’s Affairs Technical Committee (WATC)?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat het kabinet, nadat een jeugdcentrum werd vernoemd naar een terroriste, destijds heeft besloten de samenwerking met de WATC direct stop te zetten, zoals gemeld in de brief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan NGO Monitor d.d. 30 juni 2017?2
Nadat Nederland en andere donoren kennisnamen van de kwestie zijn de volgende stappen genomen. Op 13 juni zijn donoren het gesprek aangegaan met de Women’s Affairs Technical Committee (WATC), waarbij donoren WATC de wacht hebben aangezegd, duidelijk hebben gemaakt wat zij van WATC verwachtten en welke consequenties er aan de houding van WATC verbonden zouden kunnen worden. De tijd tussen dat gesprek en definitieve opzegging is door de donoren gebruikt om WATC ertoe aan te zetten afstand te nemen van het jeugdcentrum omdat vernoeming naar Dalal Mughrabi verheerlijking van geweld is. Hoewel WATC geen rol heeft gespeeld bij de keuze van de naam, weigerde de organisatie zich hiervan te distantiëren omdat dit volgens WATC onder vrijheid van meningsuiting valt. Het kabinet acht het verheerlijken van geweld simpelweg onacceptabel en verwacht van al zijn partners dat zij zich hier verre van houden. Omdat er geen oplossing gevonden kon worden, besloten de gezamenlijke donoren vervolgens de samenwerking definitief te beëindigen. WATC is op 4 oktober van dit besluit geïnformeerd, per brief en in een gesprek, waarmee de samenwerking ten einde kwam.
Kunt u verhelderen of de samenwerking destijds is opgeschort of (permanent) beëindigd?
Zie antwoord vraag 2.
Staat u nog steeds achter het besluit om de samenwerking met de WATC op te schorten dan wel te beëindigen?
Ja.
Waarom maakt de website van het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat geen melding van het opschorten of beëindigen van de samenwerking met de WATC?3 Vindt u het niet vreemd dat het kabinet de Kamer laat weten het verheerlijken van geweld «simpelweg onacceptabel» te vinden, maar dat op de website van het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat intussen wordt gedaan alsof er niets aan de hand is door het werk van de WATC te prijzen?
Op de website van het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat staan alle organisaties vermeld waarmee is samengewerkt en met welk doel. WATC staat hier ook op, vanwege de samenwerking tot het moment van beëindiging van de relatie. WATC heeft met de Nederlandse financiering veel nuttig werk verzet voor de bevordering van rechten van vrouwen, onder andere middels de opstelling – samen met andere organisaties – van een schaduwrapportage in het kader van de eerste rapportage van de Palestijnse Autoriteit aan het VN-Comité inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen. Het conflict over de naamkwestie van het jeugdcentrum doet daar niets aan af. Naar aanleiding van de beëindiging van de samenwerking met WATC is het op de website vermelde bedrag naar beneden bijgesteld, omdat de werkelijke bijdrage ook lager werd dan deze geweest zou zijn bij een samenwerking tot het einde van 2017, zoals oorspronkelijk voorzien.
Op welke datum heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat dan wel de WATC geïnformeerd over het opschorten of beëindigen van de samenwerking?
De donoren van het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat hebben de definitieve beëindiging officieel op 4 oktober jl. aan WATC kenbaar gemaakt. Het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat was, als uitvoerende organisatie voor de donoren, vanaf het begin af aan op de hoogte van de visie van de donoren.
Op welke datum heeft de laatste transactie van het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat in de richting van de WATC plaatsgevonden?
Nederland heeft op 17 mei 2017 een betaling van € 1.134.000 aan het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat gedaan conform de contractuele verplichtingen en ten gunste van de (destijds) 24 gesteunde mensenrechtenorganisaties. De laatste betaling vanuit het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat aan WATC heeft op 10 mei 2017 plaatsgevonden. Na het gesprek van 13 juni jl. tussen de donoren en WATC is er geen geld meer richting de organisatie gegaan. De website geeft de uitgekeerde middelen weer voor de periode tot de definitieve beëindiging van de samenwerking met deze organisatie.
Klopt het dat het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat op 24 mei 2017 nog 1,13 miljoen euro van het kabinet heeft ontvangen?4 Heeft de WATC na afloop van die transactie nog geld gekregen van het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat? Zo ja, is het dan terecht om te stellen dat het stopzetten van de samenwerking niet heeft geleid tot het niet langer uitkeren van in het verleden toegezegde subsidies? Zo nee, waarom staat de WATC dan nog altijd op de website van het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat vermeld als subsidie-ontvanger (met bovendien een gestegen subsidie ten opzichte van voorgaande jaren)?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u van mening dat de activiteiten van het in Ramallah gevestigde Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat stroken met kabinetsbeleid, in die zin dat kabinetsbeleid inzake de Israëlisch-Palestijnse kwestie niet in de weg wordt gezeten? Zo ja, hoe beoordeelt u dan de trotse vermelding in het jaarverslag 2016 dat de door deze organisatie gesteunde NGO’s erin zijn geslaagd internationale organisaties onder druk te zetten om Israël te straffen, en dat deze pogingen er zelfs toe hebben geleid dat in het Verenigd Koninkrijk een arrestatiebevel werd uitgevaardigd tegen voormalig Minister van Buitenlandse Zaken Tzipi Livni?5 Deelt u, bij het lezen van dat jaarverslag, de zorg dat zulke initiatieven het conflict eerder bestendigen dan dat wordt bijgedragen aan de oplossing ervan?
Het internationaal recht vormt het kader voor EU en Nederlands buitenlandse beleid, zoals wordt benadrukt in verschillende EU-Raadsconclusies. Nederland en de EU spreken Israël en de Palestijnse Autoriteit consequent aan op hun verantwoordelijkheden ten aanzien van naleving van het internationaal recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht en de mensenrechten. De ondersteuning van Israëlische en Palestijnse mensenrechtenorganisaties via het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat past bij deze inzet.
Deze organisaties komen op voor de rechten van Palestijnse burgers en stellen vermeende schendingen door zowel Israëlische als Palestijnse autoriteiten aan de orde. Het onder de aandacht brengen van vermeende schendingen bij internationale organisaties is daarbij een legitiem en gebruikelijk middel, dat door mensenrechtenorganisaties in vele landen onder allerlei omstandigheden wordt gehanteerd.
Welke afspraken heeft het kabinet gemaakt met het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat inzake toekomstige financiering vanuit Nederland?
De steun aan Palestijnse en Israëlische mensenrechtenorganisaties door Nederland en de andere partners via het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat loopt op het einde van dit jaar af. Zoals aangegeven tijdens de Begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken 2018, d.d. 23 en 24 november, zal het kabinet Israëlische en Palestijnse mensenrechtenorganisaties blijven steunen. Het kabinet onderzoekt verschillende opties hiervoor.
Het bericht dat Tunesië een nieuwe springplank voor illegale migratie naar Europa wordt |
|
Han ten Broeke (VVD), Malik Azmani (VVD) |
|
Bert Koenders (PvdA), Stef Blok (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Tunesien wird zum neuen Sprungbrett nach Europa»?1
Ja.
Klopt het, zoals zou blijken uit berichten in de Tunesische pers, dat in Lampedusa al vele migranten zijn gesignaleerd die uit Tunesië afkomstig zijn of via Tunesië op Lampedusa terecht zijn gekomen?
Volgens de Europese Commissie zijn er in de periode 1 januari tot 17 oktober 2017 5.002 migranten vanuit Tunesië in Italië aangekomen. Hoewel dit op het gehele aantal aankomsten in Italië relatief beperkt is, betreft het een opvallende stijging ten opzichte van 2016. Toen kwamen in dezelfde periode 717 migranten vanuit Tunesië naar Italië. Volgens de Europese Commissie betreft de stijging van het aantal migranten dat vertrekt uit Tunesië vrijwel uitsluitend (98 procent) Tunesiërs.
De cijfers van dit jaar zijn opmerkelijk, maar komen niet in de buurt van de cijfers van 2011, toen – zoals u aangeeft – na de val van het Ben Ali-regime in enkele weken ongeveer 40.000 Tunesiërs het land verlieten.
Hoe beoordeelt u de schatting dat de afgelopen week een stijging van het aantal illegale immigranten uit Tunesië heeft plaatsgevonden die net zo hoog zou zijn als in 2011, toen na de val van het Ben Ali-regime in enkele weken ongeveer 40.000 Tunesiërs het land verlieten? Bent u tevens bekend met het in het artikel vermelde rapport waaruit zou blijken dat het om minstens 60 boten zou gaan die tussen de 1800 en 3000 mensen zouden hebben vervoerd?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de vrees dat de successen op het gebied van bestrijding van migratie via Libië ertoe leiden dat smokkelaars uitwijken naar Tunesië?
Vooralsnog is er geen sprake van een directe link tussen de bestrijding van illegale migratie via Libië en de toename van migranten vanuit Tunesië. De migranten die vanaf Tunesië naar Italië reizen zijn immers bijna uitsluitend Tunesiërs. Zelfs na de gevechten in en nabij de Libische havenstad Sabratha zijn er niet meer dan tientallen migranten uitgeweken naar Tunesië. De oversteek van Tunesië naar Italië wordt verzorgd door Tunesiërs zelf. Vooral vissers lijken hun diensten hiervoor aan te bieden.
Zijn er, zoals in het artikel wordt gesuggereerd, redenen om aan te nemen dat de cijfers van de autoriteiten in Italië geen goed beeld zouden geven van het werkelijke aantal migranten, omdat velen aan de officiële registratie in Italië zouden ontsnappen?
De afgelopen weken is een aantal keer bericht over zogeheten «spooklandingen» in Italië vanuit Tunesië. Het betreft hier volgens het International Organization for Migration (IOM) kleine boten met 30 tot 80 migranten aan boord, die de overtocht bij nacht en ontij wagen en bij aankomst direct in de bevolking opgaan en zich niet melden bij opvangcentra. Volgens IOM zijn de aantallen spooklandingen moeilijk te meten, maar IOM schat dat het werkelijke aantal aankomsten uit Tunesië 20 tot 30 procent hoger zou kunnen liggen dan de officiële cijfers.
Komt de migratieproblematiek aan de orde in uw bilaterale gesprekken met de Tunesische regering? Zo ja, wordt daarin de omvang van de problematiek erkend?
De migratieproblematiek komt regelmatig aan de orde in bilaterale gesprekken met Tunesische autoriteiten. Tunesië onderkent de problematiek, maar verwacht dat het aantal vertrekkers de komende weken afneemt als de weersomstandigheden verslechteren. De Tunesische regering heeft de controle versterkt in een aantal havenplaatsen en is waakzaam. Het aantal patrouilles door politie en kustwacht is aanmerkelijk uitgebreid. Ook is er in Tunesië een speciale ministerraad geweest over de uittocht van Tunesiërs naar Italië. Tunesië wil graag samenwerken op het gebied van migratie, in het bijzonder bij de aanpak van grondoorzaken. De economische stagnatie en hoge jeugdwerkeloosheid zijn daarbij belangrijke factoren. Daarnaast zoekt Tunesië mogelijkheden om reguliere migratie te vergroten.
Op welke wijze draagt u bij aan de bestrijding van migratie vanuit en capaciteitsopbouw in Tunesië? Wat wordt er, al dan niet in EU-verband, samen met de Tunesische autoriteiten op dit vlak ondernomen?
Het kabinet zet in op een duurzame en effectieve aanpak van irreguliere migratie, waarbij op alle punten van de route wordt geïntervenieerd. Dat betekent de aanpak van grondoorzaken in herkomstlanden, verbeterd grensbeheer in transitlanden, betere opvang in de regio, aanpak van mensensmokkel en effectieve terugkeer.
Ook Tunesië is onderdeel van die aanpak. In Tunesië is de inzet van het kabinet voornamelijk gericht op het faciliteren van terugkeer van migranten naar landen van herkomst en capaciteitsopbouw van de autoriteiten bij de bestrijding van mensenhandel. Het kabinet zet bovendien in op de aanpak van grondoorzaken van migratie vanuit Tunesië, door programma’s te steunen die jeugdwerkgelegenheid en ondernemerschap stimuleren. Dit gebeurt via Nederlandse en internationale organisaties.
Tunesië is ook voor de EU een belangrijke partner. Naast brede bilaterale programma’s gericht op sociaaleconomische ontwikkeling, werkt de EU ook specifiek aan capaciteitsopbouw op het terrein van migratie. Zo wordt Tunesië ondersteund bij de uitvoering van de nationale migratiestrategie. Dit in aanvulling op een aantal regionale EU-programma’s (in Noord-Afrika), onder andere gericht op bescherming van migranten en de ondersteuning van hun vrijwillige terugkeer naar herkomstlanden. Andere EU-lidstaten, zoals Frankrijk, werken met Tunesië samen op het gebied van capaciteitsopbouw en van legale migratie.
Hoe verhouden bovenstaande signalen zich tot de gemaakte afspraken met Tunesië over de aanpak van de oorzaken van irreguliere migratie, het versterken van de samenwerking tegen migrantensmokkelaars en het terugnemen van irreguliere migranten, zoals afgesproken in de Verklaring van Tunesië van juli 2017?
De toename van irreguliere migratie vanuit Tunesië richting Italië, bevestigt de noodzaak voor een integrale aanpak zoals ook overeengekomen in de «Verklaring van Tunis» van juli 2017. Het gaat daarbij om de aanpak van grondoorzaken, de strijd tegen mensensmokkel en het uitvoeren van afspraken op het gebied van terugkeer.
Kunt u zich herinneren dat u op 31 mei 2017 gevraagd is of Noord-Koreaanse dwangarbeiders – al dan niet onder dwang – hebben gewerkt aan NAVO-schepen en, indien het geval, hoe dit mogelijk was gezien de enorme veiligheidsrisico’s?1
Ja.
Bent u bekend met het bericht «North Koreans were involved in construction of new Danish Navy vessel, report says»?2
Ja.
Kunt u nu wel antwoorden of dan wel bevestigen dat Noord-Koreaanse dwangarbeiders weliswaar niet hebben meegewerkt aan de bouw van Nederlandse schepen, maar wel aan de bouw van een schip van een NAVO-bondgenoot?
De kwestie is niet in NAVO-verband besproken. De individuele NAVO-bondgenoten dragen de verantwoordelijkheid voor schepen die aan het Bondgenootschap beschikbaar worden gesteld, ook in relatie tot veiligheidsrisico’s.
De Nederlandse ambassadeur in Kopenhagen heeft naar aanleiding van de berichtgeving navraag gedaan bij het Deense Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Defensie. De Deense regering kan nog niet bevestigen of ontkennen dat de inzet van Noord-Koreaanse arbeiders heeft plaatsgehad. De Deense Minister van Defensie zal op 9 november over de kwestie spreken met de Vaste Commissie voor Defensie van het Deense parlement.
De EU heeft onlangs maatregelen genomen tegen Noord-Koreaanse arbeiders binnen de EU. Deze maatregelen hebben de vorm van een verbod op verlenging van lopende werkvergunningen, bovenop het eveneens in de EU van kracht geworden verbod (ten gevolge van omzetting van VN-Veiligheidsraadsresolutie 2375 (2017)) op het afgeven van nieuwe werkvergunningen aan Noord-Koreaanse arbeiders. Wat Nederland betreft hebben deze maatregelen tot doel het aantal Noord-Koreaanse arbeiders in de EU tot nul te reduceren.
Is er in uw ogen sprake van een veiligheidsrisico? Zijn er door de Deense regering reeds maatregelen genomen of aangescherpt om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen?
Zie antwoord vraag 3.
Is deze kwestie reeds besproken in NAVO-verband? Zo nee, bent u voornemens om dit te agenderen?
Zie antwoord vraag 3.
Landen die in Nederland onderdelen voor massavernietigingswapens proberen te kopen |
|
Han ten Broeke (VVD), Albert van den Bosch (VVD), Bente Becker (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nederland is supermarkt voor landen die kernwapens maken»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de uitspraken van de directeur van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD), generaal-majoor Onno Eichelsheim dat landen als Iran, Syrië en Pakistan graag «winkelen» in Nederland voor onderdelen die gebruikt (kunnen) worden in programma’s voor massavernietigingswapens?
Het kabinet heeft kennisgenomen van de uitspraken en deelt de hoofdboodschap dat Nederlandse bedrijven zich bewust moeten zijn dat derde landen interesse kunnen hebben in technologisch hoogwaardige producten en diensten die gebruikt kunnen worden voor de vervaardiging van massavernietigingswapens of onderdelen daarvoor.
Is het u bekend of dergelijke aankopen – die zijn gebruikt voor de ontwikkeling of bij de productie van massavernietigingswapens – succesvol zijn gedaan in ons land? Zo ja, om welke gevallen gaat het, uitgesplitst voor landen en wapens? Wat is er in die gevallen achteraf ondernomen tegen het aankopende land? En wat om herhaling te voorkomen?
Zoals in het artikel wordt gesteld, verstoren de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten jaarlijks een «substantieel» aantal pogingen van buitenlandse entiteiten om aan kennis en materialen voor massavernietigingswapens te komen. In een aantal gevallen hebben de diensten aanwijzingen ontvangen over gebruik van Nederlandse technologie in programma’s voor massavernietigingswapens of overbrengingsmiddelen in Iran, Pakistan en Syrië. In voorkomend geval volgt onderzoek van de Douane en kan het Openbaar Ministerie tot vervolging overgaan. Andere instrumenten die het kabinet ter beschikking heeft en ook inzet zijn het instellen van nationale regelingen en het opleggen van een ad-hoc vergunningplicht («catch-all»). Het kabinet doet in het openbaar geen uitspraken over casuïstiek die het actuele kennisniveau en de modus operandi van de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten raken.
Wat onderneemt Nederland momenteel – ook in internationaal verband – om dergelijke aankopen in ons land tegen te gaan? Bent u van mening dat dit voldoende is, of bestaat volgens u de noodzaak om extra maatregelen te nemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u toelichten aan welke maatregelen gedacht moet worden?
Het kabinet voert een actief beleid om te voorkomen dat Nederlandse export bijdraagt aan de proliferatie van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor. Dit exportcontrolebeleid is gebaseerd op internationale afspraken en verplichtingen die op basis van Europese wet- en regelgeving op nationaal niveau zijn geïmplementeerd. In de uitvoering van dit beleid werken het Ministerie van Buitenlandse Zaken, de Douane en de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten intensief samen.
Nederland is aangesloten bij de internationale exportcontroleregimes. Op het gebied van non-proliferatie zijn dit de Australia Group (AG), het Missile Technology Control Regime (MTCR) en de Nuclear Suppliers Group (NSG). De bij deze regimes aangesloten landen maken afspraken over exportcontrolebeleid. Daarnaast wisselen deze landen informatie uit over programma’s voor massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor in zogenaamde landen van zorg, delen zij ervaringen over handhaving, en zorgen zij er gezamenlijk voor dat de controlelijsten van gevoelige goederen aansluiten op actuele (technologische) ontwikkelingen.
De richtlijnen en controlelijsten van de regimes zijn op Europees niveau opgenomen in de EU dual-useverordening (428/2009). Op basis van deze verordening geldt een vergunningplicht voor de export van bepaalde goederen, software en technologie. Voor de meest gevoelige goederen is tevens een uitvoervergunning nodig voor export binnen de EU. Op basis van dezelfde dual-useverordening kan op nationale basis een vergunningplicht worden opgelegd als er aanwijzingen zijn dat de goederen voor nucleaire-, chemische- of biologische wapens, of overbrengingsmiddelen daarvoor, gebruikt zullen of kunnen worden.
Ten slotte zijn er internationale sancties opgelegd in reactie op de programma’s voor massavernietigingswapens en/of overbrengingsmiddelen daarvoor in Iran, Noord-Korea en Syrië. De hieruit voortvloeiende maatregelen, zoals verdere beperkingen aan de export van goederen of het verbieden van leveringen aan gesanctioneerde entiteiten, zijn eveneens onderdeel van het Nederlandse exportcontrolebeleid.
Bent u – net als generaal-majoor Eichelsheim – van mening dat bedrijven en kennisinstellingen zich onvoldoende bewust zijn van het risico dat landen dergelijke aankopen ook in Nederland pogen te doen? Zo ja, waaruit blijkt dat?
Het kabinet is bekend met de signalen over verwervingspogingen door landen van zorg in Nederland en de dreiging die daarvan uitgaat. Vergroting van het bewustzijn van het bedrijfsleven, inclusief van het midden- en kleinbedrijf, is een voorwaarde voor een effectief exportcontrolebeleid.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken stelt via de website www.rijksoverheid.nl/exportcontrole informatie beschikbaar over exportcontrole waaronder het Handboek Strategische Goederen en het Handboek Iran. Tevens organiseert de overheid jaarlijks een aantal seminars over exportcontrole met deelnemers uit de industrie, de logistieke en financiële sector, kennisinstituten, adviesbureaus en de overheid. Ook het genoemde interview levert een bijdrage aan de activiteiten die het kabinet onderneemt om het bewustzijn van het Nederlandse bedrijfsleven en kennisinstellingen te vergroten.
De MIVD/AIVD Unit Contraproliferatie heeft eveneens een taak in het vergroten van het bewustzijn over proliferatierisico's, waarbij medewerkers van de MIVD en AIVD specifieke instellingen en bedrijven bezoeken om deze te informeren over dergelijke risico’s.
De Douane en het Ministerie van Buitenlandse Zaken spreken in het kader van de uitvoering en handhaving van het exportcontrolebeleid regelmatig met bedrijven en kennisinstellingen. In dit contact komt ook het risico op verwervingspogingen door landen van zorg aan bod. In een aantal gevallen is de wijze waarop bedrijven en kennisinstellingen de interne bedrijfsvoering hebben ingericht en maatregelen nemen om dit risico te minimaliseren een extra voorwaarde voor het verkrijgen van een exportvergunning.
Het kabinet benadrukt dat bedrijven en instellingen in het internationale zakendoen ook een eigen verantwoordelijkheid hebben ten aanzien van export van goederen en diensten met een potentieel risico op ongewenst eindgebruik.
Wat wordt gedaan om betere bewustwording te genereren bij dergelijke bedrijven en instellingen? Bestaat specifiek beleid op dit terrein? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u daar een beeld van schetsen?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u zich vinden in de conclusie dat het midden- en kleinbedrijf (mkb) in het bijzonder kwetsbaar is voor de risico’s op dit terrein? Zo ja, wat wordt specifiek gedaan om deze kwetsbaarheid bij het mkb te verkleinen? Ziet u mogelijkheden om meer proactieve maatregelen te nemen ter bescherming van het mkb? Graag een toelichting.
Zie antwoord vraag 5.
Bestaat er een zwarte lijst met daarop personen, bedrijven en/of instellingen die bekend staan als tussenpersoon, -bedrijf, en/of-instelling voor dergelijke aankopen? Zo nee, waarom niet en bent u voornemens alsnog een dergelijke lijst op te stellen in internationaal verband? Zo ja, wordt die lijst proactief gedeeld met Nederlandse bedrijven en instellingen die kwetsbaar zijn op dit terrein? Graag een toelichting.
In het kader van de sancties op Iran, Noord-Korea en Syrië zijn internationaal lijsten opgesteld met entiteiten die gesanctioneerd zijn vanwege hun (mogelijke) betrokkenheid bij de ontwikkeling en productie van massavernietigingswapens. De handel met deze entiteiten wordt door deze sancties beperkt of verboden.
De Nederlandse overheid hanteert geen lijsten voor de reguliere vergunningverlening. Dit zou landen die goederen voor massavernietigingswapens verwerven inzicht geven in het actuele kennisniveau van de betrokken overheidsdiensten.
Het stopzetten van de financiering aan de Women’s Affairs Technical Committee (WATC) |
|
Han ten Broeke (VVD), Kees van der Staaij (SGP), Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Correspondence with Dutch Minister of Foreign Affairs on Funding to Palestinian NGOs»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de Nederlandse subsidies aan de Women’s Affairs Technical Committee (WATC), een organisatie die onlangs nabij Nablus een jeugdcentrum voor meisjes in gebruik nam dat vernoemd was naar de terroriste Dalal Mughrabi die in 1978 37 burgers doodde, daadwerkelijk zijn stopgezet? Wat is de achterliggende motivatie?
Ja. Women’s Affairs Technical Committee (WATC) heeft samengewerkt met de lokale gemeenschap van Burqa bij het opknappen van een jeugdcentrum. WATC heeft voor dit specifieke project geen Nederlandse financiering ontvangen, maar van Noorwegen en de VN. Na afloop van die samenwerking heeft de gemeenschap het centrum vernoemd naar een terroriste. Het kabinet veroordeelt dit, omdat het verheerlijking van geweld betreft. WATC heeft geen rol gespeeld bij de keuze van de naam, maar weigert zich hiervan te distantiëren omdat dit volgens WATC onder vrijheid van meningsuiting valt. Het kabinet acht het verheerlijken van geweld simpelweg onacceptabel. Nederland verwacht van al zijn partners dat zij zich hier verre van houden. Om deze reden heeft Nederland – samen met de andere donoren van het Human Rights and International Humanitairan Law Secretariat – besloten de samenwerking met WATC per direct stop te zetten.
Zijn er andere organisaties die Nederland bijvoorbeeld via de Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat subsidieert en die zich, direct of indirect, schuldig maken aan de proliferatie en/of verheerlijking van terroristisch geweld? Zo ja, om welke organisaties gaat het, en bent u in dat geval bereid even doortastend te handelen door ook deze subsidies stop te zetten?
Nee. Het kabinet wil geen steun verlenen aan organisaties die terreur verheerlijken danwel deze subsidies doorgeven aan organisaties die zich daaraan schuldig maken. Zoals aangegeven in de antwoorden op vragen van de leden Van Klaveren en Bontes (ingezonden 22 april 2016 met kenmerk 2016D17229), bieden de subsidievoorwaarden die de Nederlandse overheid hanteert voldoende waarborgen om steun aan dergelijke organisaties te voorkomen. Indien evenwel geconstateerd wordt dat er sprake is van schending van de subsidievoorwaarden door een organisatie zullen maatregelen worden getroffen, waarbij het opschorten of beëindigen van de bijdrage tot de mogelijkheden behoort, zoals in het geval van WATC is gebeurd. Het kabinet benadrukt dat het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat is opgezet om mensenrechtenorganisaties op efficiënte wijze te ondersteunen op thema’s die het kabinet van belang acht. Voorbeelden hiervan zijn rechtshulp aan kwetsbare doelgroepen in Area C die getroffen zijn door sloop of het voeren van campagnes tegen de doodstraf in Gaza.
De arrestatie van een Turkse Nederlander in Turkije |
|
Sadet Karabulut , Han ten Broeke (VVD), Raymond Knops (CDA), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Joël Voordewind (CU), Bram van Ojik (GL) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u de berichten over een Turkse Nederlander, Volkan Çalışkan, die in Turkije is gearresteerd vanwege een spandoek?1 2
Ja.
Kunt u de arrestatie van deze Nederlandse man, die volgens Turkije steun zou betuigen aan terroristen, bevestigen? Heeft betrokkene inmiddels consulaire bijstand? Zo nee, bent u bereid hem die te leveren?
Zoals gebruikelijk en meteen nadat het Ministerie van Buitenlandse Zaken via derden melding kreeg van de mogelijke arrestatie heeft het ministerie de Turkse autoriteiten op verschillende niveaus om bevestiging en informatie van de arrestatie gevraagd. De Turkse autoriteiten hebben de aanhouding en arrestatie inmiddels bevestigd. Nederland heeft de Turkse autoriteiten nadrukkelijk gevraagd om toegang tot betrokkene in het kader van consulaire bijstand. Nederland heeft verder het belang benadrukt van een zorgvuldige en snelle afhandeling van eventuele juridische procedures.
Zodra de Turkse autoriteiten toegang verlenen en de Nederlandse ambassade in Turkije contact heeft gekregen met betrokkene, zal hem direct worden gevraagd of hij consulaire bijstand van de Nederlandse ambassade wenst en of hij wenst dat de ambassade actief aandacht voor zijn zaak vraagt bij de Turkse autoriteiten.
Bent u bereid bij de Turkse autoriteiten aan te dringen op onmiddellijke vrijlating van Volkan Çalışkan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u het feit dat de afgelopen weken meerdere Nederlanders van Turkse afkomst door de Turkse autoriteiten zijn aangehouden? Bent u bereid uw Turkse ambtsgenoot hierop aan te spreken? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik 11 augustus jl. uw Kamer meedeelde, maakt Nederland zich grote zorgen over de recente uitreisverboden ten aanzien van Turkse Nederlanders en om deze arrestatie. Nederland blijft daarom alert, actief en kritisch op dit optreden van de Turkse autoriteiten. Nederland zal extra aandacht voor deze gevallen blijven vragen opdat betrokkenen zo spoedig mogelijk naar Nederland kunnen terugkeren. Vooralsnog gebeurt dit via diplomatieke kanalen op verschillende niveaus. Daarnaast blijft het kabinet de Turkse autoriteiten in algemene zin oproepen tot het respecteren van de rechtsstaat – in het bijzonder als het gaat om fundamentele rechten zoals een eerlijke en onafhankelijke rechtsgang en rechten gerelateerd aan arrestatie en detentie.
Welke bewijzen zijn bij u bekend over de inmiddels elf Nederlanders die Turkije niet uit kunnen?3 4
De informatie die het Ministerie van Buitenlandse Zaken over de situatie van betrokkenen heeft, is afkomstig van betrokkenen zelf en hun familie. De Turkse autoriteiten beschouwen de zaken vooralsnog als een interne aangelegenheid, onder meer omdat volgens de Turkse wet Nederlanders die ook de Turkse nationaliteit hebben op Turks grondgebied enkel worden gezien als Turks burger. Nederland zal niettemin en uiteraard Turkije actief om aandacht voor de uitreisverboden van deze Nederlanders blijven vragen, zoals hierboven nader is toegelicht.
Welke extra stappen gaat u zetten, mede in EU-verband, om te bewerkstelligen dat er een einde komt aan de steeds verdere verslechtering van de mensenrechtensituatie in Turkije?
Nederland stelt de zorgen over de rechtsstaat in Turkije regelmatig aan de orde, niet alleen binnen de Europese Unie maar ook in het kader van de Raad van Europa. Nederland speelt hierin een voortrekkersrol. Zo was Nederland de eerste die pleitte voor het opschorten van de pretoetredingssteun aan Turkije, een standpunt dat aanvankelijk op weinig steun kon rekenen bij de andere lidstaten van de EU, maar dat nu ook wordt gedeeld door Duitsland. De Nederlandse inzet is zowel gericht op het consequent opbrengen van onze zorgen omtrent de rechtsstaat in Turkije, als op ondersteuning van het maatschappelijk middenveld. Nederland blijft de zorgen over de rechtsstaat in Turkije, inclusief de gevolgen voor de burgers van de landen van de EU, actief aankaarten in EU- en RvE-kader.
Risico’s voor willekeurige arrestaties in Turkije |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Turkije bepaalt zelf wel wie het gevangen zet»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de uitspraken in dat bericht dat vooral buitenlandse journalisten en mensenrechtenactivisten het risico lopen (willekeurig) te worden gearresteerd, onder andere wanneer zij bepaalde uitlatingen hebben gedaan buiten Turkije en/of in verband worden gebracht met zogenaamd terrorisme en «complotten tegen Turkije»?
Het kabinet blijft de Turkse autoriteiten oproepen tot het respecteren van de rechtsstaat – in het bijzonder als het gaat om fundamentele rechten zoals een eerlijke en onafhankelijke rechtsgang en rechten gerelateerd aan arrestatie en detentie.
In hoeverre is een dergelijke actieve monitoring van uitlatingen die gedaan worden in het buitenland, maar mogelijk gevolgen hebben in Turkije, volgens u een risico voor Nederlanders (al dan niet met een Turkse achtergrond) die naar Turkije afreizen? Zijn daarbij paralellen te trekken met andere landen waar dergelijke monitoring plaatsvindt, zoals Thailand waar bijvoorbeeld in 2011 een Amerikaan werd gearresteerd voor het beledigen van de Thaise Koning op internet?2 Kunt u uw antwoord toelichten?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken kijkt voortdurend of reisadviezen aanpassing vragen. In een aparte passage in de reisadviezen worden Nederlanders gewaarschuwd voor wetten, regels en gebruiken die anders zijn dan in Nederland. Het BZ reisadvies voor Turkije kent reeds geruime tijd een waarschuwing voor vervolging door Turkse autoriteiten voor belediging van het staatshoofd en voor activiteiten gerelateerd aan groepen die beschouwd worden als terroristische organisatie. Dat geldt ook voor activiteiten buiten Turkije. Ook zijn in het reisadvies de ruimere bevoegdheden van de autoriteiten opgenomen, waaronder detentie, uitreisverboden en andere maatregelen vallen. Het BZ reisadvies voor Turkije is hierin vergelijkbaar met het reisadvies voor Turkije van Duitsland. In het reisadvies is, zoals bij alle reisadviezen, een uitnodiging opgenomen aan reizigers om zich te registreren en hun gegevens achter te laten bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Het ministerie brengt, bijvoorbeeld bij aanpassingen, de inhoud van deze reisadviezen actief onder de aandacht. Ook bestaande reisadviezen kunnen proactief onder de aandacht gebracht als dit in het belang van de reizende Nederlanders wordt geacht. Het reisadvies voor Turkije is daarom afgelopen week via de BZ 247 Informatieservice extra onder de aandacht gebracht van bij de service geregistreerde Nederlanders. Ook is via het BZ Twitter kanaal aandacht gevraagd voor het reisadvies. Daarbij is specifiek gewezen op de lokale wetten, regels en gebruiken in het reisadvies voor Turkije.
Het BZ reisadvies voor Turkije is gepubliceerd op: https://www.nederlandwereldwijd.nl/reizen/reisadviezen/turkije.
Ook in andere BZ reisadviezen wordt indien relevant nader ingegaan op lokale wetten, regels en gebruiken. Zo wordt in het reisadvies voor Thailand gewezen op het verbod op het beledigen van het Thaise Koningshuis.
Op welke wijze worden die risico’s momenteel verwerkt in reisadviezen van de regering voor de landen waar deze risico’s aan de orde zijn? Is de actuele berichtgeving hierover mogelijk een reden om dit aspect nadrukkelijker te benadrukken en/of aan te scherpen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid deze problematiek aan de orde te stellen tijdens de eerstvolgende Raad Buitenlandse Zaken en de Kamer te informeren over de uitkomsten daarvan?
Nederland stelt de zorgen over de rechtsstaat in Turkije regelmatig aan de orde, niet alleen binnen de Europese Unie maar ook in het kader van de Raad van Europa. Nederland speelt hierin een voortrekkersrol. Zo was Nederland de eerste die pleitte voor het opschorten van de pretoetredingssteun aan Turkije, een standpunt dat aanvankelijk op weinig steun kon rekenen bij de andere lidstaten van de EU, maar dat nu ook wordt gedeeld door Duitsland. Nederland zal de zorgen over de rechtsstaat in Turkije, inclusief de gevolgen voor de burgers van de landen van de EU, actief blijven aankaarten in EU- en RvE-kader en de Kamer hierover op de gebruikelijke wijze op de hoogte houden. Nederland trekt samen met andere EU-lidstaten op, met name met die landen die ook een omvangrijke Turkse gemeenschap hebben en te maken hebben met dezelfde problematiek, vooral in het kader van het «like-minded» overleg dat actief door Nederland is geïnitieerd. Hierdoor staat Nederlander sterker in het bepleiten van deze kwestie en individuele gevallen.