Het artikel 'Terreurverdachten na foute grappen' |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «terreurverdachten na foute grappen»1?
Ja, ik heb kennisgenomen van de mediaberichten over deze zaak.
Wat vindt u ervan dat wordt gerefereerd aan een opmerking van betrokken moslims dat ze mij wilden ontvoeren en dat daar vervolgens hilariteit over ontstaat?
Ik kan me goed voorstellen dat het ontzettend heftig is om dit soort uitspraken (dagelijks) te ontvangen en dat het grote impact heeft. Dit zijn verwerpelijke opmerkingen waar ik de humor absoluut niet van in zie. Dergelijke uitspraken horen niet thuis in onze samenleving, ik zal me hier dan ook altijd tegen uitspreken.
Wat vindt u ervan dat er ook wordt gelachen nadat een van de betrokken moslims zegt: «dan ga ik hem live op Facebook onthoofden», waarbij met «hem» ik word bedoeld?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom is het Openbaar Ministerie (OM) niet in hoger beroep gegaan? Welke inhoudelijke redenen heeft het OM hiervoor?
Het Openbaar Ministerie heeft mij gemeld dat na uitgebreide bestudering van het vonnis er geen hoger beroep wordt ingesteld, omdat het vonnis van de rechtbank volgens het Openbaar Ministerie goed gemotiveerd is en in lijn is met vaststaande jurisprudentie.
Deelt u de mening dat dit tuig dat te kennen gaf mij te willen ontvoeren en onthoofden langdurig achter de tralies hoort en een hoger beroep daarom zeer op zijn plaats was geweest en het OM opnieuw op een schandalige manier heeft gefaald door niet in beroep te gaan?
De conclusie dat het Openbaar Ministerie op enigerlei wijze heeft gefaald deel ik niet. Het gaat om verwerpelijke opmerkingen die niet thuishoren in onze samenleving. Daar mag geen misverstand over bestaan. Het Openbaar Ministerie gaat over de vervolging van strafbare feiten in individuele strafzaken en het al dan niet instellen van hoger beroep in deze strafzaken. Politieke inmenging daarbij dient te worden voorkomen. Ik constateer bovendien dat de rechter heeft geoordeeld dat de handelingen van deze personen niet strafbaar zijn. Als Minister onthoud ik mij van commentaar daarop.
Bent u bereid de hoogste baas van het OM – de voorzitter van het College van Procureurs -Generaal om opheldering te vragen en desnoods te demoveren dan wel te ontslaan?
Zoals bij de beantwoording van vraag 4 reeds genoemd heeft het Openbaar Ministerie mij gemeld dat het vonnis van de rechtbank is bestudeerd en dat naar aanleiding daarvan is besloten geen hoger beroep in te stellen.
Welke veiligheidsconsequenties zijn aan de vrijlating van betrokkenen verbonden?
Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor de coördinatie op nationale veiligheid en het stelsel bewaken en beveiligen kan ik in zijn algemeenheid zeggen dat de NCTV, de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de ketenpartners – vanuit de gezamenlijke aanpak – continu alert zijn op het mitigeren van een potentiële dreiging en indien nodig maatregelen treffen. Het is niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid om in te gaan op individuele zaken. Ook niet op concrete dreigingen en beveiligingsmaatregelen van personen.
Zeer recent in Pakistan herhaalde en herbevestigde fatwa en honderden dreigementen tegen een Nederlandse parlementariër |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de fatwa die over mij is uitgesproken door de Pakistaanse TLP-leider Muhammad Ashraf Asif Jalali die zei: «the government of Pakistan must take a strong narrative on the adverse blasphemy committed by Geert Wilders» en «he must be handed over to Muslims for public execution to ensure world peace»?1
Ja.
Heeft u er kennis van genomen dat Jalali die fatwa tegen mij recent op 26 maart 2023 heeft herhaald en herbevestigd met de woorden «Our fatwa is final»? Wat is uw oordeel daarover?
Ja, ik heb kennis genomen van deze fatwa. Het kabinet keurt deze en eerdere fatwa’s nadrukkelijk af. Bedreigingen, en in het bijzonder gericht aan democratisch gekozen politici, zijn onacceptabel en horen niet thuis in de Nederlandse samenleving. De Nederlandse overheid uit in bilaterale contacten met Pakistan regelmatig zijn afkeuring en ernstige zorgen ten aanzien van de ernstige bedreigingen die aan het adres van de heer Wilders zijn uitgesproken en zal dit blijven doen.
Bent u door de politie respectievelijk de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en/of de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) hierover geïnformeerd en tevens over het feit dat de herbevestiging van deze fatwa in één week tijd tot honderden doodsbedreigingen aan mijn adres heeft geleid waarvan vele die melden dat ik «de volgende ben na Salman Rushdie» en hun doodsbedreiging kracht bijzetten met de meest walgelijke filmpjes en plaatjes? Wat is uw oordeel daarover?
Zoals bekend kan ik niet ingaan op individuele zaken en eventuele ontvangen informatie hieromtrent. Zoals in antwoord op vraag 2 geschreven heb ik heb kennis genomen van deze fatwa. Het kabinet keurt deze en eerdere fatwa’s als ook dit soort filmpjes en plaatjes nadrukkelijk af.
Herinnert u zich dat er al eerder verschillende fatwa’s over mij zijn uitgesproken waaronder een fatwa die moslims in Nederland oproept mij te vermoorden en dat ik alleen al vorig jaar mede naar aanleiding daarvan zo’n 900 doodsbedreigingen heb ontvangen? Wat is uw oordeel daarover?
Ik ben op de hoogte van de verschillende fatwa’s die over de heer Wilders zijn uitgesproken. Zoals eerder gesteld, horen bedreigingen en fatwa’s absoluut niet thuis in onze samenleving. Het kabinet keurt deze dan ook nadrukkelijk af.
Wat is uw oordeel over het feit dat niemand van de vele buitenlandse bedreigers hier of in hun woonland strafrechtelijk zijn vervolgd? Deelt u de mening dat dat totaal onaanvaardbaar en onrechtvaardig is?
Bedreigingen, en in het bijzonder gericht aan democratisch gekozen politici, zijn onacceptabel en horen niet thuis in de Nederlandse samenleving. Ik realiseer mij terdege dat de impact op de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers van deze bedreigingen enorm kunnen zijn. Zoals ook eerder kenbaar gemaakt door de Minister van Justitie en Veiligheid zet het Openbaar Ministerie zich blijvend in om bedreigingen van volksvertegenwoordigers te onderzoeken en waar mogelijk te vervolgen.2 Voor het identificeren van verdachten die bedreigingen uiten via met name sociale media, waarbij veelal geen gebruik wordt gemaakt van de eigen personalia en niet de volledige personalia zijn genoemd, is nagenoeg altijd nader onderzoek nodig. Wanneer een verdachte zich in een ander land dan Nederland bevindt, is voor dat onderzoek rechtshulp nodig. Uiteindelijk is het aan het betreffende land zelf om te bepalen of en in hoeverre uitvoering kan worden gegeven aan een rechtshulpverzoek. Het Openbaar Ministerie kan – als er door het buitenland geen rechtshulp wordt verleend – alleen personen in Nederland vervolgen die rechtstreeks zijn te identificeren op basis van hun online gedane uitlatingen. Op 17 april jl. maakte het Openbaar Ministerie bekend een in Pakistan woonachtige persoon te vervolgen voor een ernstig bedreigende uitlating aan het adres van de heer Wilders. In dit geval ging het om de uitloving van een beloning om de heer Wilders om het leven te brengen. Voor strafrechtelijk onderzoek door buitenlandse autoriteiten geldt dat dit aan de autoriteiten van dit land zelf is. De Nederlandse overheid uit in het geval van Pakistan regelmatig zijn ernstige zorgen ten aanzien van de ernstige bedreigingen aan het adres van de heer Wilders en zal dit blijven doen. Tijdens een onderhoud met de Pakistaanse ambassadeur op 17 april jl. zijn deze ernstige zorgen nogmaals overgebracht.
Realiseert u zich dat deze fatwa’s en doodsbedreigingen tot gevolg hebben dat mijn persoonlijke vrijheid en functioneren als parlementariër al bijna twintig jaar beperkt wordt en dat het alleen al daarom van belang is dat u zich er krachtig tegen uitspreekt en de daders strafrechtelijk ter verantwoording worden geroepen?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u van mening dat mensen die een fatwa over mij uitspreken – waaronder Jalali – en anderen die me met de dood bedreigen altijd strafrechtelijk dienen te worden vervolgd, danwel in hun woonland danwel zouden moeten worden uitgeleverd aan Nederland om hier te worden vervolgd? Wat gaat u doen om dit te bereiken zeker nu de fatwa van Jalali door hem is herhaald en herbevestigd?
Zie antwoord vraag 5.
Waarom heeft u als Minister-President de recent herbevestigde fatwa over – en honderden doodsbedreigingen gericht aan – mij als Nederlands parlementariër niet meteen publiekelijk veroordeeld?
Het is onacceptabel dat de heer Wilders al vele jaren te maken heeft met bedreigingen uit binnen- en buitenland. Zoals eerder benoemd uit het kabinet regelmatig zijn ernstige zorgen over de bedreigingen. Ik heb deze ernstige zorgen overgebracht in mijn gesprek met de premier van Pakistan op 20 februari jl. Dit is ook gebeurd tijdens het gesprek van de Minister van Buitenlandse Zaken met zijn Pakistaanse collega op 18 januari jl., tijdens de hoogambtelijke politieke consultaties met Pakistan op 8 februari jl. en laatstelijk op 17 april jl. bij de betekening van de dagvaarding aan de ambassadeur van Pakistan, zoals benoemd in het antwoord op de vragen 5, 6 en 7.
Waarom veroordeelt u publiekelijk wél de fakkeldragers tegen mevrouw Kaag maar niet de mensen die middels een fatwa oproepen mij te executeren of honderden moslims die hebben opgeroepen en aangekondigd mij te zullen onthoofden, op te hangen, de keel door te snijden of op andere wijze te vermoorden?
Alle bedreigingen aan het adres van volksvertegenwoordigers en personen zijn onacceptabel. Het kabinet keurt fatwa’s en de bedreigingen aan het adres van de heer Wilders, zoals eerder benoemd, ook publiekelijk nadrukkelijk af.
Bent u bereid u deze vragen gelet op de actualiteit van de vele bedreigingen en de gevolgen voor mij van de genoemde fatwa, vóór dinsdag 4 april 11.00 uur beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
De stilgevallen vergunningverlening in Brabant |
|
Alexander Kops (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Vergunningverlening in Brabant op slot door stikstofuitstoot in kwetsbare natuur»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Deelt u de conclusie dat het stilvallen van de vergunningverlening in Brabant voor de broodnodige woningbouw, infrastructuur etc. vanwege «het uit zicht raken van de EU-doelen op het gebied van natuurbescherming» totaal van de zotte is? Om hoeveel woningen, die nu niet gebouwd worden, gaat het hier?
Uit de Vogel- en Habitatrichtlijn volgt dat vergunningen voor plannen en projecten alleen verleend kunnen worden als onderbouwd kan worden dat significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden kunnen worden uitgesloten en als maatregelen om dergelijke effecten te mitigeren niet nodig zijn voor de natuur. De provincie Brabant concludeert op basis van de natuurdoelanalyses die zij heeft opgesteld voor haar Natura 2000-gebieden dat de natuur in een dusdanig verslechterde staat is dat een dergelijke onderbouwing niet meer mogelijk is en legt daarom vergunningverlening stil. Het valt binnen de verantwoordelijkheid van de provincie als bevoegd gezag om een dergelijke afweging te kunnen maken.
Twee plannen voor de bouw van in totaal 1050 woningen worden direct geraakt door dit besluit. De provincie Noord-Brabant is op dit moment bezig om verder in kaart te brengen wat de consequenties zijn van dit besluit. Lopende projecten zullen overigens veelal geen hinder ondervinden van het besluit. Voor vergunde projecten verandert niets. In 2023 groeit de Brabantse voorraad met 10.500 tot 11.000 woningen (excl. flex woningen die nog in ontwikkeling zijn). Er verandert ook niets voor projecten waarvan d.m.v. een ecologische voortoets is aangetoond dat deze niet vergunningplichtig zijn. Natuurvergunningen die zijn aangevraagd maar nog niet verleend, worden afgewezen. Het gaat om 100 vergunningaanvragen, waarvan 2 voor woningbouw (nl. 550 woningen in Den Bosch en 500 in Breda). Voor deze projecten wordt een oplossing gezocht.
Kunt u uitleggen wat deze Europese Unie (EU-)doelen precies voorschrijven wat betreft stikstof en op welke manier de vergunningverlening in Brabant hiermee aantoonbaar in strijd zou zijn? Deelt u de conclusie dat Nederland onmiddellijk van deze EU-regelzucht af moet?
De Vogel- en Habitatrichtlijn hebben tot doel om de natuur in een gunstige staat van instandhouding te brengen. Ook schrijven deze richtlijnen voor dat verslechtering van beschermde natuurwaarden moet worden tegengegaan en dat projecten met mogelijk significant negatieve effecten alleen toegestaan mogen worden als onderbouwd kan worden dat deze significant negatieve effecten kunnen worden uitgesloten. De richtlijnen gaan daarbij niet inhoudelijk in op alle mogelijke afzonderlijke factoren, zoals stikstof, die voor verslechtering van de natuur kunnen zorgen. Uit de richtlijnen volgt logischerwijs wel dat dreigende verslechtering door stikstof (en door andere drukfactoren) moet worden tegengegaan en dat plannen en projecten die voor een toename van overbelasting met stikstof zorgen alleen doorgang kunnen vinden als significante negatieve effecten kunnen worden uitgesloten. De rechter toetst hier dus ook aan. Bovendien blijkt uit jurisprudentie dat maatregelen om dergelijke negatieve effecten te mitigeren alleen mogen worden ingezet als deze niet al nodig zijn om verslechtering van de natuur tegen te gaan en instandhoudingsdoelstellingen te realiseren.
Vanwege deze vereisten vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn heeft de provincie Noord-Brabant op basis van de uitkomsten van haar natuurdoelanalyses de afweging gemaakt om vergunningverlening stil te leggen, zie voor een verdere toelichting het antwoord op vraag 2.
Ik deel de conclusie dat we van deze EU regelgeving af zouden moeten niet. Het behouden en herstellen van biodiversiteit is van groot belang.
Hoe reageert u op de uitspraak van gedeputeerde Roijackers: «We moeten onze aanpak uitbreiden en versnellen; aanvullende maatregelen zijn nodig om aan de Europese doelstellingen te voldoen»? Wat voor aanvullende maatregelen worden hier zoal bedoeld, met welke gevolgen voor de agrarische sector?
Hierbij valt te denken aan de maatregelen waar de provincies samen met het Rijk aan werken in het kader van de stikstofaanpak en het Nationaal Programma Landelijk Gebied. De provincies moeten op 1 juli 2023 een gebiedsprogramma opleveren dat maatregelen bevat die onder andere voortvloeien uit de onderbouwing vanuit de natuurdoelanalyses. Het is daarom belangrijk dat de provincie Noord-Brabant haar natuurdoelanalyses heeft opgeleverd. Welke concrete aanvullende maatregelen zullen worden opgenomen, is dus aan de provincie Noord-Brabant; ze zijn nu nog niet bekend. Ook in het kader van de piekbelastersaanpak zullen door het Rijk aanvullende maatregelen getroffen worden (zie Kamerstuk 35 334, nr. 222). De gebiedsprogramma’s zullen worden voorzien van sociaal-economische effectanalyses waaruit onder andere zal blijken wat de gevolgen zijn voor de agrarische sector.
Hoe reageert u op de berekeningen van het Ministerie van Financiën waaruit blijkt dat zelfs als álle stikstofdoelen (voor een slordige € 37 miljard) worden gehaald Nederland nog altijd voor 96% rood kleurt, dus er alsnog geen vergunningen kunnen worden verstrekt? Én boeren weg, én geld weg, én alsnog geen woningen – waar bent u in ’s hemelsnaam mee bezig?
Op verzoek van de vaste Kamercommissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heb ik een reactie geven op de achtergrondnotities met ambtelijke berekeningen van het Ministerie van Financiën (Kamerstuk 35 334, nr. 228). Ik ga daarin ook expliciet in op het onderwerp toestemmingsverlening. Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik dus naar de betreffende brief.
Hoe beoordeelt u de update van het Aerius-model (waardoor aan de ene kant van het land het «stikstofprobleem» in één klap verdwenen is en aan de andere kant van het land het «stikstofprobleem» opeens veel groter is)? Welke gevolgen heeft dit specifiek voor Brabant?
Elk jaar wordt AERIUS geactualiseerd om ervoor te zorgen dat toestemmingverlening en beleid uitgaat van actuele kennis en cijfers. Met de meest recente actualisatie zijn onder andere actuele gegevens over emissies en nieuwe inzichten in modelberekeningen verwerkt. In het actualisatierapport dat het RIVM op 26 januari heeft gepubliceerd2 zijn de verschillen ten opzichte van de vorige versie weergegeven en toegelicht. Hierin is ook een kaartbeeld te vinden met de verschillen in totale depositie, waaronder voor provincie Noord-Brabant. De berekende resultaten worden jaarlijks door het RIVM geijkt aan metingen die op ruim 300 plekken in Natura 2000-gebieden worden uitgevoerd.
De aanpassingen in AERIUS hebben naar verwachting geen wezenlijke gevolgen voor de natuurdoelanalyses, want daarin wordt primair gekeken naar de daadwerkelijke kwaliteit in de natuurgebieden.
Klopt het dat de natuur eerst hersteld moet zijn voordat er nieuwe vergunningen verstrekt kunnen worden? Zo ja, hoe lang kan het stilvallen van de vergunningverlening dan gaan duren?
In ieder geval geldt de regel dat een nieuwe vergunning niet mag leiden tot significante negatieve effecten en verder geldt dat bij alle stikstofruimte die door bronmaatregelen wordt gecreëerd er een beperkte inzetbaarheid voor natuurvergunningen is. Uit de PAS-uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 blijkt al dat moet vaststaan dat die depositiedaling niet nodig is om verslechtering van Natura 2000-gebieden tegen te gaan en om perspectief te houden op herstel. Die beoordeling moet op gebiedsniveau plaatsvinden. Aan dit vereiste kan in sommige gevallen worden voldaan door gebruik te maken van salderen. Bij extern salderen daalt de depositie van de ene bron waar een andere bron (de vergunningaanvrager) gebruik van maakt om meer depositie te kunnen veroorzaken. Het uitgangspunt is dat de feitelijke depositie niet toeneemt. Dit principe mag door de overheid alleen worden toegepast als die daling niet al nodig is om verslechtering tegen te gaan en instandhoudingsdoelstellingen te realiseren. In beginsel kan dat van geval tot geval worden beoordeeld, waarbij natuurherstel de meeste zekerheid geeft, maar wellicht niet altijd noodzakelijk is als voldoende onderbouwd kan worden dat er andere maatregelen getroffen gaan worden om verslechtering tegen te gaan en instandhoudingsdoelstellingen te kunnen realiseren. Provincie Noord-Brabant heeft, in de rol van bevoegd gezag, er vanwege deze vereisten voor gekozen om vergunningverlening helemaal stil te leggen. Hoe lang deze situatie zal duren is ook aan het bevoegd gezag.
Bent u ertoe bereid een streep te zetten door het hele stikstofbeleid (dat van onzekerheid, foutmarges en gegoochel met cijfers aan elkaar hangt), opdat de bouwers kunnen bouwen en de boeren kunnen boeren?
Juist om onder andere bouwers en boeren perspectief te kunnen geven, is stikstofbeleid hard nodig.
Het nieuws dat het CIDI op een Iraanse terrorisme- en sanctielijst is geplaatst |
|
Raymond de Roon (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Welke maatregelen treft u, nu het Iraanse regime het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) op een terrorisme- en sanctielijst heeft geplaatst?1
Het kabinet acht het besluit van Iran verwerpelijk om de voorzitter van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI), evenals het CIDI als entiteit, het IDSF en andere Europese personen en entiteiten te sanctioneren. Ik heb dit besluit dan ook op 22 februari jl. openlijk sterk veroordeeld, zoals ik dat tevens heb gedaan bij eerder ingestelde tegensancties tegen Nederlandse leden van het Europees parlement. Het kabinet heeft deze veroordeling ook direct overgebracht aan de Iraanse autoriteiten.
Vindt u het ook walgelijk dat de voorzitter van het CIDI met naam en toenaam op de terrorisme- en sanctielijst is geplaatst?
Zie antwoord vraag 1.
Wat doet dit met de veiligheid van personen en instellingen in Nederland die zich inzetten vóór Israël en tegen antisemitisme? Lopen zij extra risico?
De ingestelde sancties vallen onder het Iraanse Ministerie van Buitenlandse Zaken en betreffen een inreisverbod en het bevriezen van tegoeden in het Iraanse systeem. Hoewel de concrete en materiele impact van de sancties beperkt is, acht het kabinet het signaal zorgelijk.
De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) publiceert driemaal per jaar het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN). Het DTN is een globale analyse van radicalisering, extremisme en de nationale en internationale terroristische dreiging tegen Nederland, en tegen Nederlandse belangen in het buitenland. Het beeld is een trendrapportage waarin de voornaamste dreigingsontwikkelingen op hoofdlijnen worden geschetst.
In de meest recente DTN (DTN 57, november 2022) wordt het dreigingsniveau in Nederland vastgesteld op niveau 3. Dit betekent dat een terroristische aanslag in Nederland voorstelbaar is. Er zijn in Nederland personen en groepen die radicaliseren of geradicaliseerd zijn. Zij kunnen een dreiging vormen tegen de nationale veiligheid. Er zijn echter geen concrete aanwijzingen dat geradicaliseerde personen een aanslag voorbereiden. Indien de dreiging en risico daar aanleiding toe geven kan de overheid (aanvullende) beveiligingsmaatregelen treffen. De verantwoordelijkheid voor de overheid ten aanzien van beveiliging van dergelijke organisaties is decentraal belegd.
Wat zegt deze actie u over het antisemitisme bij het regime van Iran? Gaat u eindelijk een hardere lijn kiezen in relatie tot Iran?
Het Iraanse besluit om opnieuw een aantal individuen en entiteiten in de EU en het VK op een Iraanse terrorismelijst te plaatsen dient te worden gezien in het licht van het de mensenrechtensancties die de EU heeft ingevoerd in reactie op het wijdverbreide en onevenredige gebruik van geweld tegen vreedzame demonstranten na de dood van Mahsa Amini. Het besluit kwam kort nadat het vijfde pakket mensenrechtensancties met brede steun werd aangenomen tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 20 februari jl. Iran heeft 15 individuen en 13 entiteiten uit de EU en het VK op de sanctielijst geplaatst met uiteenlopende functies, waaronder enkele ministers en parlementsleden. Nederland blijft de situatie in Iran en diens rol in de regio nauwgezet volgen en zal zich hierover op alle niveaus blijven uitspreken, zowel voor als achter de schermen.
Bent u, naast uw veroordelende verklaring op Twitter, ook bereid om in internationaal verband uw afschuw uit te spreken over deze gang van zaken?2
Het kabinet zal bij gelegenheid ongenoegen uitspreken over de ingestelde sancties en deze veroordelen.
Wilt u het bestrijden van antisemitisme en Israëlhaat een topprioriteit maken en serieus forse stappen nemen tegen Iran? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet zet zich ten volle in voor de bestrijding van antisemitisme, onder meer met de aanstelling van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB), wiens Werkplan op 6 oktober 2022 naar de Tweede Kamer gestuurd.
Antisemitisme is altijd onaanvaardbaar en zal door het Nederland te allen tijden worden veroordeeld.
Het bericht ‘Radicaliseringsexpert Soumaya Sahla wil haar plek bij de VVD terugveroveren’ |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Wilt u met inachtneming van artikel 68 van de Grondwet alle door mij in deze vragenreeks gestelde vragen volledig en waarheidsgetrouw beantwoorden?1
Vanzelfsprekend beantwoord ik uw vragen in overeenstemming met de inlichtingenplicht van art 68 Grondwet.
Wilt u deze vragen niet gebundeld maar per vraag beantwoorden?
Ja.
Wilt u deze vragen zo snel mogelijk, doch uiterlijk binnen twee weken, beantwoorden en ook eerlijk beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Waarom heeft u mijn vorige vragen van 19 januari op 13 februari op zo’n schandalige manier merendeels niet beantwoord door bij bijna ieder antwoord een onderscheid te maken tussen de premier en de VVD?
De inlichtingenplicht aan leden van de Tweede en Eerste Kamer geldt voor Ministers en Staatssecretarissen. Bewindslieden verrichten echter niet al hun werkzaamheden uit hoofde van hun ambt. Naast het ambt als Minister-President vervul ik ook een rol als partijpoliticus. Het is bij de beantwoording van schriftelijke vragen van leden van de Tweede Kamer aan de Minister-President niet aangewezen rollen te vermengen en dus in het ambt inlichtingen te verstrekken over aangelegenheden die primair de andere rol betreffen. Het karakter van de werkzaamheden is bepalend voor het antwoord op de vraag in welke hoedanigheid ze worden verricht, niet het moment waarop, de locatie waar, de eventueel gebruikte middelen of het al dan niet expliciet benoemen van een hoedanigheid.
Ik begrijp de verschillende, ook persoonlijke, overwegingen van de heer Wilders bij het stellen van zijn vragen. De herhaling en de opeenvolging van zijn vragen maken opnieuw volkomen duidelijk welk zwaar belang hij aan zijn vragen en de beantwoording daarvan hecht. Ik heb dat dan ook zwaar gewogen maar ik acht het ook nu –in het belang van de juiste verhouding tussen kamer en kabinet – van wezenlijk belang op de hiervoor genoemde punten te wijzen.
Wat bezielde u om zo respectloos om te gaan met legitieme vragen die bij mij als volksvertegenwoordiger en bedreigde persoon leven als het gaat om uw contacten met een veroordeelde moslimterrorist, die nota bene lid was van een islamitische terreurorganisatie die mij wilde vermoorden?
Zie het antwoord op vraag 4.
Realiseert u zich dat u daarmee bovendien in strijd handelt met artikel 68 van de Grondwet, wat zegt dat de regering verplicht is om ieder individueel Kamerlid de inlichtingen te geven waar hij of zij om vraagt?
Zie het antwoord op vraag 4.
Wilt u dat alsnog doen en alle vragen beantwoorden zonder te verwijzen naar de VVD? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 4.
Lijdt u aan een politiek Dr Jekyll en Mr Hyde complex? Zo nee, wilt u al deze vragen volledig en eerlijk beantwoorden?
Zie het antwoord op vraag 4.
Kunt u voor uw antwoord bij vraag 4 van de vorige vragenreeks aangeven vanuit welke locatie en vanaf welke telefoon, uw privételefoon of uw zakelijke telefoon, u de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla op 5 december 2021 een sms-je heeft gestuurd met de tekst «Ik duik er erven in ASAP»? Wilt u deze vraag eerlijk beantwoorden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023 nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Deelt u de mening dat, indien u dit sms-je heeft gestuurd vanuit het Torentje en/of vanaf uw zakelijke telefoon, u niet kunt volhouden dat ik mij voor een antwoord bij de VVD moet melden en u mijn vraag dus moet beantwoorden in uw hoedanigheid als Minister-President? Zo nee, waarom niet?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Heeft u in uw sms-je van 5 december 2021 aan Soumaya Sahla gezegd dat u dat sms-je stuurde als partijleider van de VVD of als Minister-President? Wilt u deze vraag eerlijk beantwoorden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Kunt u de inhoud van dit sms-je alsnog met de Kamer delen? Zo nee, wat heeft u te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Indien u dit sms-je aan Souamya Sahla op 5 december 2021 niet vanuit het Torentje en/of vanaf uw privételefoon heeft gestuurd, bij wie van de VVD moet ik mij dan melden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Heeft u een naam bij wie ik mij moet melden en een bijbehorend telefoonnummer om het betreffende antwoord te krijgen, of stuurt u mij lafhartig met een kluitje in het riet omdat u iets te verbergen heeft? Wilt u er verstandig aan doen en deze vraag conform artikel 68 van de Grondwet nu en hier beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
In uw antwoord op vraag 5 van de vorige vragenreeks geeft u aan dat u niet alle informatie over uw contacten kunt openbaren. Waarom is dat?
Ik heb in het antwoord op vraag 4 het onderscheid tussen het ambt en andere hoedanigheden toegelicht. Bewindslieden houden contact met allerlei personen en organisaties. Het is belangrijk dat dergelijk contact in vertrouwen en in beslotenheid kan plaatsvinden. Dat brengt met zich dat niet al dergelijke contacten volledig openbaar kunnen zijn.
Suggereert u dat u informatie aangaande Soumaya Sahla achterhoudt?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom kunt u deze informatie niet openbaar maken? Wat heeft u te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waar bent u bang voor indien deze informatie wel openbaar zou worden gemaakt?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom probeert u de waarheid te verdoezelen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom beantwoordt u vraag 7 uit de vorige vragenreeks niet?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Kunt u voor uw antwoord op vraag 8 van de vorige vragenreeks aangeven vanuit welke locatie en vanaf welke telefoon, uw privételefoon of uw zakelijke telefoon, u op 25 januari 2022 een telefoongesprek gevoerd heeft met de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla waarin u heeft gezegd: «We buigen niet voor Wilders, wij zijn trots op jou, je hoort bij ons. Maar de mensen willen dat je sorry zegt. Doe dat nou gewoon. Geef een verklaring uit, ga bij een talkshow zitten en zoek daarna even de luwte op»?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Deelt u de mening dat, indien u dit telefoongesprek heeft gehouden vanuit het Torentje en/of vanaf uw zakelijke telefoon, u niet kunt volhouden dat ik mij voor een antwoord bij de VVD moet melden en u mijn vraag niet kunt beantwoorden in uw hoedanigheid als Minister-President?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Vanuit welke locatie en vanaf welke telefoon, uw privételefoon of uw zakelijke telefoon, heeft u de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla op 26 januari 2022 een sms-je heeft gestuurd met de tekst «Tekst van Kees gezien, ziet er goed uit»?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Heeft u in uw sms-je van 26 januari 2022 aan Soumaya Sahla gezegd dat u dat sms-je stuurde als partijleider van de VVD of als Minister-President?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Kunt u de inhoud van dit sms-je alsnog met de Kamer delen? Zo nee, wat heeft u te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom beantwoordt u vraag 8 uit de vorige vragenreeks niet?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Heeft u iets te verbergen? Wat heeft u te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Begrijpt u dat door het wegduiken voor eerlijke antwoorden steeds minder mensen u vertrouwen? Zo nee, waarom niet?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waar bent u bang voor indien u deze vraag wel waarheidsgetrouw zou beantwoorden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Heeft u met Soumaya Sahla afspraken gemaakt bij de beantwoording van de vragen van 19 januari jl.?
Nee
Heeft u direct of indirect via ambtenaren of anderen contact met haar gehad bij de beantwoording van mijn vragen uit de vorige vragenreeks?
Nee
Waarom beantwoordt u vraag 9 uit de vorige vragenreeks niet? Heeft u iets te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waar bent u bang voor indien u deze vraag wel waarheidsgetrouw zou beantwoorden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom beantwoordt u vraag 10 uit de vorige vragenreeks niet? Heeft u iets te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waar bent u bang voor indien u deze vraag wel waarheidsgetrouw zou beantwoorden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Kunt u voor uw antwoord op vraag 10 uit de vorige vragenreeks aangeven of u trots was op de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla als partijleider van de VVD of als Minister-President?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Hoe maakt u dit onderscheid? Lijdt u wellicht aan een gespleten politieke persoonlijkheid? Bent u daarvoor in behandeling?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Heeft u tijdens het telefoongesprek op 25 januari 2022 gezegd dat u deze opmerking maakte als partijleider van de VVD of als Minister-President?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom beantwoordt u vraag 11 uit de vorig vragenreeks niet? Heeft u iets te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waar bent u bang voor indien u deze vraag wel waarheidsgetrouw zou beantwoorden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Kunt u voor uw antwoord op vraag 11 van de vorige vragenreeks aangeven of u de opmerking dat zij «bij ons» hoort heeft gedaan als partijleider van de VVD of als Minister-President?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Heeft u tijdens het telefoongesprek op 25 januari 2022 gezegd dat u deze opmerking maakte als partijleider van de VVD of als Minister-President?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom beantwoordt u vraag 12 uit de vorige vragenreeks niet? Heeft u iets te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waar bent u bang voor indien u deze vraag wel waarheidsgetrouw zou beantwoorden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Kunt u voor uw antwoord op vraag 12 van de vorige vragenreeks aangeven of u de opmerking «maar de mensen willen dat je sorry zegt» heeft gedaan als partijleider van de VVD of als Minister-President?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Heeft u tijdens het telefoongesprek op 25 januari 2022 gezegd dat u deze opmerking maakte als partijleider van de VVD of als Minister-President?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom beantwoordt u vraag 15 uit de vorige vragenreeks niet? Heeft u iets te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waar bent u bang voor indien u deze vraag wel waarheidsgetrouw zou beantwoorden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Kunt u voor uw antwoord op vraag 15 van de vorige vragenreeks aangeven of u de opmerking «zoek daarna even de luwte op» heeft gedaan als partijleider van de VVD of als Minister-President?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Kunt u uitleggen waarom u tijdens de persconferentie van 28 januari 2022 wel vragen van journalisten beantwoordt, maar een Kamerlid, die op grond van artikel 68 Grondwet vragen stelt, doorverwijst naar de VVD? Deelt u mijn mening dat dit ongrondwettig en onbehoorlijk is, en een teken van politieke lafheid en zwakte? Zo nee waarom niet?
Terugkijkend had ik tijdens die persconferentie hierop scherper moeten reageren
Vindt u het beantwoorden van journalisten belangrijker dan het beantwoorden van Kamerleden?
Nee
Waarom beantwoordt u vraag 17 uit de vorige vragenreeks niet? Heeft u iets te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waar bent u bang voor indien u deze vraag wel waarheidsgetrouw zou beantwoorden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom beantwoordt u vraag 18 uit de vorige vragenreeks niet?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Laat u bewust de suggestie boven de markt hangen dat u de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla vaker heeft gesproken? Waarom bent u daar niet eerlijk over? Wat heeft u tegen het delen van de waarheid?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Realiseert u zich dat het op deze manier onduidelijk blijft of u haar vaker hebt gesproken?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Bent u bang om dit te onthullen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom ontkent u niet dat u haar vaker heeft gesproken?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Welke informatie over u en Soumaya Sahla kan er nog naar buiten komen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Zou u toch niet schoon schip maken en eerlijk antwoord geven op de vraag of u Soumaya Sahla vaker heeft gesproken, aangezien de waarheid dit vroeg of laat zal achterhalen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
In uw antwoord op vraag 21 van de vorige vragenreeks zegt u dat u Soumaya Sahla buiten de genoemde afspraak op 26 september 2019 niet op het Ministerie van Algemene Zaken heeft ontvangen, betekent dit dat u haar wel elders heeft gesproken?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom beantwoordt u vraag 22 uit de vorige vragenreeks niet? Heeft u iets te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waar bent u bang voor indien u deze vraag wel waarheidsgetrouw zou beantwoorden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom heeft u bij de beantwoording van vraag 23 uit de vorige vragenreeks niet de conclusie getrokken om de moslimterrorist Soumaya Sahla die veroordeeld is wegens lidmaatschap van een terroristische organisatie en verboden wapenbezit, en gearresteerd is met een doorgeladen automatisch geweer, een Agram 2000, daarom niet te ontvangen in het Torentje?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Snapt u dat mensen, waaronder ikzelf, het totaal ongepast en walgelijk vinden dat een premier een veroordeelde terrorist ontvangt, fêteert en politiek behaagt?
De verschillende, ook persoonlijke, overwegingen van de heer Wilders bij het stellen van zijn vragen zijn begrijpelijk.
Waarom beantwoordt u vraag 23 uit de vorige vragenreeks wel, maar verwijst u mij in alle voorgaande vragen naar de VVD?
De verstrekte inlichtingen zijn relevant in mijn hoedanigheid als Minister-President.
Bedoelt u bij de beantwoording van vraag 25 uit de vorige vragenreeks dat u toegeeft dat u heeft gelogen, aangezien u, in tegenstelling tot hetgeen u op de persconferentie van 28 januari 2022 beweerde, zich wel degelijk in Soumaya Sahla had verdiept omdat u haar immers had uitgenodigd in het Torentje en sms- en telefooncontact met haar onderhield?
Ik heb geen reden om terug te komen op hetgeen ik heb gezegd op de wekelijkse persconferentie van 28 januari 2022.
Kunt u hier glashelder over zijn, en een klip en klaar eerlijk antwoord geven? Zo nee, waarom niet?
ja
Waarom geeft u niet eerlijk toe dat u tijdens de persconferentie van 28 januari 2022 heel goed wist met wie u te maken had? Kunt u daar een eerlijk antwoord op geven?
Zie het antwoord op vraag 67.
Waar bent u bang voor?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
U geeft bij vraag 26 uit de vorige vragenreeks aan dat u via mediaberichtgeving bekend was met het feit dat Soumaya Sahla fatwa’s had uitgesproken, maar wanneer was u hiermee bekend?
Ik heb deze berichtgeving gelezen ten behoeve van de beantwoording van de door u gestelde vragen (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532). Over de vraag of ik deze berichtgeving eerder tot mij heb genomen sinds de datum van publicatie meer dan 17 jaar geleden kan ik geen uitspraken met de hiervoor vereiste zekerheid doen.
Was dat vóórdat u haar in het Torentje had uitgenodigd op 26 september 2019 of daarna? Kunt u daar een eerlijk antwoord op geven?
Zie het antwoord op vraag 71.
Betekent uw antwoord op vraag 27, 37, 38, 39 en 50 uit de vorige vragenreeks, waarin u te kennen geeft afstand te nemen van uitspraken van Soumaya Sahla die strijdig zijn met de feiten waarvoor zij is veroordeeld, zoals: «Ik kwam in een complexe situatie terecht die ik niet meer onder controle had» en «Ben ik een moslimterrorist? Absoluut niet», dat u nooit meer een plaats voor haar in de politiek weggelegd ziet? Kunt u hier een eerlijk antwoord op geven?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom beantwoordt u vraag 30 uit de vorige vragenreeks niet? Heeft u iets te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waar bent u bang voor indien u deze vraag wel waarheidsgetrouw zou beantwoorden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom beantwoordt u vraag 31 uit de vorige vragenreeks niet? Heeft u iets te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waar bent u bang voor indien u deze vraag wel waarheidsgetrouw zou beantwoorden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom beantwoordt u vraag 32 uit de vorige vragenreeks niet? Heeft u iets te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waar bent u bang voor indien u deze vraag wel waarheidsgetrouw zou beantwoorden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Kunt u aan de oud-minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer Asscher zelf, of aan zijn ambtsopvolger vragen of het klopt dat hij Soumaya Sahla heeft ontmoet?
De van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ontvangen informatie (zie Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) geeft mij geen aanleiding verder navraag te doen.
Waarom houdt u bij de beantwoording van vraag 33 de oud-minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer Asscher, een hand boven het hoofd?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Wat hebben u en de Partij van de Arbeid hier te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Is hier een gespreksnotitie kwijtgeraakt?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Zo ja, bent u bereid deze alsnog op te laten sporen en met de Kamer te delen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Bedoelt u met uw antwoord bij vraag 40 uit de vorige vragenreeks dat u wel veroordeelde terroristen spreekt of steunt? Zo ja, welke?
Ter voorkoming van verdere misverstanden zij hier herhaald dat er geen beleid van het kabinet is om met dergelijke personen te spreken, maar dat anderzijds niet kan worden uitgesloten dat, al dan niet bewust, eens een dergelijk contact plaatsheeft.
Zijn er meerdere veroordeelde terroristen die u heeft gesproken of gesteund?
Zie het antwoord op vraag 85.
Wanneer heeft u deze veroordeelde terroristen gesproken of gesteund?
Zie het antwoord op vraag 85.
Waarom bent u hier niet eerlijk over geweest?
Zie het antwoord op vraag 85.
Waarom beantwoordt u vraag 44 uit de vorige vragenreeks niet? Ik vraag u nogmaals of u de mening deelt dat het onverteerbaar en onacceptabel is als ik, als doelwit van de terroristische organisatie de Hofstadgroep, de terreurgroep die de aanleiding is dat ik dit jaar negentien jaar geleden mijn vrijheid ben kwijtgeraakt, in de Kamer zou kunnen worden geconfronteerd met een aldaar rondlopend voormalig lid van diezelfde terreurorganisatie?
Ter voorkoming van verdere misverstanden zij hier herhaald dat de Kamer regels stelt rondom de toelating van bezoekers tot het gebouw en de vergaderingen, en het is daarom niet aan het kabinet te oordelen over wie er wel of niet toegang tot de Tweede Kamer gebouwen heeft of heeft gehad.
Wilt u alstublieft een normaal antwoord geven op deze vraag en niet naar iemand anders verwijzen? Snapt u dat dit voor mij belangrijk is? Zo nee, waarom niet?
De verschillende, ook persoonlijke, overwegingen van de heer Wilders bij het stellen van zijn vragen zijn begrijpelijk.
Waarom beantwoordt u vraag 45 uit de vorige vragenreeks niet? Ik vroeg helemaal niet naar de regels in de Tweede Kamer, dus nogmaals: Wat is uw oordeel over het feit dat de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla «best vaak» in de Tweede Kamer kwam?
Zie het antwoord op vraag 89.
Wat vindt u daarvan? Kunt u een eerlijk antwoord geven? Snapt u dat dit voor mij belangrijk is? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 89.
Waarom beantwoordt u vraag 48 uit de vorige vragenreeks niet?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Kunt u alsnog antwoord geven op vraag 48?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom durft u niet te zeggen dat u niet 100% kunt uitluiten dat Soumaya Sahla nog een veiligheidsgevaar vormt of kan vormen? Snapt u dat dit voor mij belangrijk is? Zo nee, waarom niet?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom draait u om het antwoord op deze vraag heen? Bent u bang voor het antwoord?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Betekent dit dat u het ook niet volledig vertrouwt, aangezien u deze vraag niet met «ja» kunt beantwoorden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom beantwoordt u vraag 49 uit de vorige vragenreeks niet? Heeft u iets te verbergen? Kunt u alsnog antwoord geven op vraag 49?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Kunt u nu de beleefdheid opbrengen mijn vragen wel netjes en volledig te beantwoorden, en geen enkele keer meer te verwijzen naar de VVD maar zelf als Minister-President conform artikel 68 van de Grondwet antwoord te geven? Zo nee, waarom niet?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Realiseert u zich dat ik nooit op zal geven en altijd door zal gaan me het stellen van vragen inzake uw contacten met de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla, totdat u eerlijke antwoorden geeft en de waarheid boven tafel komt?
Van de in de vraag verwoorde intenties neem ik kennis.
De hoogst mogelijke koninklijke onderscheiding voor de heer Zwartendijk |
|
Kati Piri (PvdA), Agnes Mulder (CDA), Christine Teunissen (PvdD), Tom van der Lee (GL), Kees van der Staaij (SGP), Don Ceder (CU), Marieke Koekkoek (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Nilüfer Gündoğan (Volt), Olaf Ephraim (FVD), Jasper van Dijk , Sylvana Simons (BIJ1), Tunahan Kuzu (DENK), Caroline van der Plas (BBB), Ruben Brekelmans (VVD), Liane den Haan (Fractie Den Haan), Ralf Dekker (FVD), Pieter Omtzigt (Omtzigt), Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch), Geert Wilders (PVV) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het verhaal over Jan Zwartendijk in het boek «De rechtvaardigen» van Jan Brokken (2018), waarin uiteen wordt gezet hoe hij duizenden Joden redde tijdens de Tweede Wereldoorlog?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat de heer Zwartendijk een reprimande kreeg voor zijn heldhaftige gedrag?1
Het moge duidelijk zijn dat de heer Zwartendijk geen berisping verdiende voor zijn buitengewoon moedig handelen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Als dit is gebeurd was dit volstrekt ongepast. De secretaris-generaal van mijn ministerie heeft deze boodschap, inclusief excuses, in 2018 dan ook nadrukkelijk gedeeld in een brief aan de familie van de heer Zwartendijk. Bij de onthulling van het monument voor de heer Zwartendijk in Kaunas in 2018 hebben Zijne Majesteit de Koning en mijn voorganger persoonlijk gesproken met de zoon en dochter van de heer Zwartendijk, waarbij grote bewondering is betuigd voor het optreden van hun vader in 1940.
Herinnert u zich dat de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken reeds aangaf dat Zwartendijk erkenning en eerbetoon verdient voor zijn dappere gedrag?2
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met de open brief aan de Koning, waarin wordt opgeroepen om Zwartendijk alsnog de hoogst mogelijke Koninklijke onderscheiding te verlenen?3
Ja.
Deelt u de mening uit de genoemde open brief dat de belofte van «nooit meer» begint bij het voorkomen van haat en dat het eren van diegenen die destijds in verzet kwamen daar onderdeel van is, omdat dit de rolmodellen zijn om ons aan te spiegelen in tijden van morele dilemma’s?
Ja.
Bent u gezien het feit dat Zwartendijk in Litouwen handelde als vertegenwoordiger van de Nederlandse staat bereid om de heer Zwartendijk voor te dragen voor de hoogst mogelijke Koninklijke onderscheiding? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid daarvoor zo nodig het Reglement op de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau aan te passen om ook postume verlening van onderscheidingen mogelijk te maken?4
Ik deel de bewondering voor het heldhaftig optreden van de heer Zwartendijk die in uw vragen, en in de open brief naar de Koning, wordt geuit. Ik ben dan ook van harte bereid om het Kapittel voor de Civiele Orden om advies te vragen of de heer Zwartendijk postuum kan worden voorgedragen voor de Erepenning voor Menslievend Hulpbetoon, in goud. Bij een positief advies zal mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de heer Zwartendijk formeel voordragen voor deze onderscheiding. De Erepenning in goud geldt als één van de hoogste onderscheidingen van Nederland. Sinds 1822 werd deze onderscheiding slechts 99 keer toegekend, laatstelijk in 1964.
Op 9 juli 1951 besloot de ministerraad om (na het verstrijken van een termijn van een jaar) geen aanvragen voor onderscheidingen voor verzetsdaden begaan tijdens de Tweede Wereldoorlog meer in behandeling te nemen. Dit besluit is nog steeds van kracht, en er is sindsdien niet meer van afgeweken. De regering acht de verdiensten van de heer Zwartendijk echter dermate uitzonderlijk, gezien het zeer hoge aantal mensen die mede dankzij hem aan de Holocaust hebben kunnen ontkomen, dat zij bereid is om in zijn geval eenmalig van het besluit uit 1951 af te wijken. De ministerraad heeft tijdens haar vergadering op 21 april jl. hiertoe besloten. Hiermee wordt het Kapittel voor de Civiele Orden bij wijze van hoge uitzondering in staat gesteld om bovengenoemde adviesaanvraag inhoudelijk te behandelen.
Het is tot slot belangrijk om te vermelden dat de heer Zwartendijk in 1956 ook al Koninklijk is onderscheiden als Ridder in de Orde van Oranje-Nassau op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken. In de ondersteunende brief voor deze onderscheiding van zijn werkgever, Philips, wordt gerefereerd aan zijn functie als consul in Litouwen «in welke functie hij tal van personen van Joodse afkomst in de gelegenheid stelde de Duitse dreiging te ontlopen door uit te wijken naar Curaçao». In de officiële voordracht door Minister Beyen en Minister Luns uit 1956 voor deze onderscheiding wordt niet specifiek gerefereerd aan de visa die hij verleende, maar wel waarderend gesproken over zijn werk in Litouwen: «Tijdens de Russische bezetting heeft betrokkene zowel de Nederlandse als de specifieke Philipsbelangen met voorbeeldig vasthoudendheid beschermd.»De volle toedracht en de omvang van de inzet van de heer Zwartendijk zijn pas later bekend geworden.
Bent u bereid een standbeeld te plaatsen of gedenkplaat op te hangen op het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor Jan Zwartendijk en de overige bij deze reddingsactie betrokken diplomaten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid bovenstaande met spoed te verwezenlijken gezien de leeftijd van de kinderen van de heer Zwartendijk?
Ik deel uw mening dat een gedenkteken op het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor de heer Zwartendijk en de diplomaten die zich met hem hebben ingezet voor Joodse vluchtelingen, passend zou zijn. De voorbereidingen daartoe zijn reeds in gang gezet.
Woningweigering door statushouders |
|
Geert Wilders (PVV), Alexander Kops (PVV) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Hoeveel woningweigeringen door statushouders hebben er in 2020, 2021 en 2022 plaatsgevonden, en wat waren hiervan de redenen?
Op 29 oktober 2021 is in reactie op vragen van de leden Kops, Wilders en Markuszower (PVV) uw Kamer geïnformeerd over het beleid ten aanzien woningweigering door statushouders.1 Wij hechten eraan om deze lijn te bevestigen. Betrokken partijen zijn zich zeer bewust van de schaarste aan woningen in Nederland. Een onterechte woningweigering staat haaks op de geboden bescherming en gastvrijheid en ondermijnt het draagvlak voor de opvang van asielzoekers en huisvesting van statushouders. De ruimte om een woning te weigeren is dan ook minimaal en vrijwel enkel gerelateerd aan medische omstandigheden. Bovendien is het ook in het belang van de statushouders dat zij zo snel mogelijk kunnen doorstromen naar een woning, zeker indien er sprake is van een gezin met minderjarige kinderen.
In 2020, 2021 en 2022 hebben respectievelijk circa 140, 270 en 300 initiële woningweigeringen plaatsgevonden, op circa 12.010, 22.380 en 29.050 gehuisveste statushouders. Zoals in de reactie van 29 oktober 2021 is aangegeven worden de redenen voor woningweigering niet gestructureerd geregistreerd. Zij variëren en zijn voornamelijk terug te voeren op dat een woning te klein of te duur wordt gevonden, op de locatie (te ver van studie, werk, voorzieningen en/of familie) of niet toegerust is op specifieke woonbehoeften (zoals voor rolstoelgebruikers of na een scheiding). Bij het weigeren van een woning start het COA een zogeheten woningweigeringsprocedure waarbij met betrokkenen in gesprek wordt gegaan om de reden van de weigering te achterhalen en te beoordelen of deze gegrond is. In het merendeel van de gevallen is de reden voor weigering ongegrond en aanvaardt de betrokkene alsnog de woning. Indien betrokkenen volharden in de woningweigering wordt direct de verstrekking van onder andere eet- en leefgeld beëindigd en wordt de aanzegging gedaan om de opvang te verlaten. Indien aangewezen wordt een ontruimingsprocedure en waar nodig een gerechtelijke procedure opgestart. Afgezet tegen het totaalaantal gehuisveste vergunninghouders volhardt uiteindelijk een minimaal aantal vergunninghouders in de woningweigering en wordt bij een nog kleiner aantal overgegaan tot ontruiming.
Gehuisveste vergunninghouders
12.010
22.380
29.050
Initiële woningweigering
140
270
300
Volhardend in woningweigering
30
30
30
Aantal opgestarte ontruimingsprocedures
10
20
20
Ontruimingstitels
< 5, voor 10 personen
10, voor 20 personen1
10, voor 10 personen
Bron: COA (afgerond op tientallen)
In het jaar 2021 waren 5 ontruimingstitels van toepassing op circa 20 personen. Vanwege de betrokkenheid van minderjarigen is voor drie gezinnen alsnog bemiddeld naar huisvesting of hebben betrokkenen zelfstandig huisvesting gevonden.
Hoeveel van de onterecht bevonden woningweigeringen hebben tot ontruiming (uit het asielzoekerscentrum) geleid, en waar zijn deze statushouders vervolgens heengegaan?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel woningweigeringen hebben geleid tot een gerechtelijke procedure, en wat waren hiervan de uitkomsten?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat het COA verantwoordelijk is voor de afhandeling van woningweigering als de betreffende statushouder zich op dat moment in een asielzoekerscentrum bevindt?
Ja, dat klopt.
Wie is er verantwoordelijk voor de afhandeling van woningweigering als de betreffende statushouder het asielzoekerscentrum al heeft verlaten en onder de gemeentelijke Hotel- en accommodatieregeling wordt opgevangen?
Bij het gebruik van de Hotel- en accommodatieregeling wordt de opvang door het COA beëindigd. Het COA keert dan nog enkel verstrekkingen zoals eet- en leefgeld uit voor een maximale periode van zes maanden. Het verblijf in het tijdelijk onderdak (zoals een hotel of (woon)boot) vindt plaats onder gemeentelijke verantwoordelijkheid tot de verantwoordelijke gemeente huisvesting aanbiedt. Indien de onwenselijke situatie zich voordoet dat een statushouder de aangeboden woning weigert, beëindigt de gemeente het tijdelijk onderdak.
Hoeveel statushouders hebben tot dusverre een woning geweigerd terwijl zij onder de Hotel- en accommodatieregeling werden opgevangen? Welke instantie (gemeente/COA) heeft dit vervolgens afgehandeld, en hoe?
Omdat statushouders zijn uitgestroomd bij het COA, wordt niet centraal bijgehouden hoeveel statushouders onder de Hotel- en accommodatieregeling een woning weigeren. Desalniettemin is mij bekend dat deze onwenselijke situatie zich af en toe voordoet. Zoals in het antwoord op vraag 5 is aangegeven is de gemeente primair verantwoordelijk. Het COA biedt waar mogelijk wel kennis en expertise. Daarnaast werkt het Ministerie van Justitie en Veiligheid aan een handreiking voor gemeenten die te maken krijgen met woningweigering gedurende het verblijf onder de Hotel- en accommodatieregeling. De handreiking volgt de lijn die ook het COA hanteert bij woningweigering. De gemeente weegt uiteindelijk verschillende belangen en besluit op grond daarvan hoe verder te gaan. Indien de statushouder niet vrijwillig meewerkt aan het verlaten van de onderdakvoorziening, kan een ontruimingsbevel worden gevraagd bij de civiele rechter. Mogelijk doet zich hierbij een situatie voor van (lokaal) huisvredebreuk met eventuele strafrechtelijke gevolgen voor betrokkene.
Wat gebeurt er als een statushouder een woning weigert op het moment dat de maximale duur van zes maanden opvang onder de Hotel- en accommodatieregeling ten einde loopt of is gelopen?
Deze situatie verschilt in wezen niet van de situatie waarbij een statushouder gedurende het tijdelijk verblijf onder de Hotel- en accommodatieregeling een aangeboden woning weigert. In beide gevallen heeft de gemeente voldaan aan haar wettelijke taak om huisvesting aan te bieden. Omdat er (alternatieve) huisvesting is aangeboden, kan het tijdelijk onderdak worden beëindigd. Het is in dat geval aan de betrokkene zelf om huisvesting te organiseren. Het is echter aan de gemeente om, de situatie en alle belangen overziend, een keuze te maken in het te volgen proces.
Wat kost het hele proces woningweigering en wie draagt deze kosten?
Hier is geen centraal inzicht in. Deze vraag laat zich dan ook niet in algemene zin beantwoorden, maar hangt af van het verloop van de woningweigeringsprocedure, en van de in dat verband gemaakte kosten voor ambtelijke inzet, alsmede de eventuele extra kosten voor de inhuur van een advocaat.
Bent u ervan op de hoogte dat Nederlandse woningzoekenden niets te weigeren hebben, maar jarenlang op de wachtlijst moeten staan om überhaupt voor een woning in aanmerking te kunnen komen? Waar kunnen zij klagen over deze schandalige onrechtvaardigheid?
Nederlandse woningzoekenden (bijvoorbeeld met een urgentieverklaring) kunnen een aangeboden woning weigeren of niet reageren op een woning. Dit kan tot gevolg hebben dat zij langer moeten wachten op een woning en mogelijk dat ook de urgentieverklaring wordt ingetrokken. Dat neemt niet weg dat het voor veel woningzoekenden lastig is om een woning te vinden die aansluit bij hun wensen en financiële mogelijkheden. Daarom is een van de belangrijkste speerpunten van het kabinet dat er meer gebouwd wordt en huizen betaalbaarder worden. Met het programma «Woningbouw» zet de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in op het bouwen van 900.000 woningen tot 2030. Het streven is dat ten minste twee derde van de nieuwbouwwoningen betaalbare huur- en koopwoningen zijn en er door woningcorporaties 250.000 sociale huurwoningen worden gebouwd. Dit vraagt om meer regie van het Rijk; via woondeals en prestatieafspraken nemen alle gemeenten, provincies, corporaties en het Rijk hun deel van de taak en verantwoordelijkheid voor voldoende betaalbare woningen. Het proces en tijd voor het realiseren van een woning wordt ingekort en gemeenten worden financieel gesteund bij woningbouw. Met het programma «Een Thuis voor Iedereen» zorgt hij er daarnaast voor dat mensen die zich in een kwetsbare positie bevinden en minder kans op een woning hebben of extra zorg nodig hebben daadwerkelijk in aanmerking komen voor passende woonruimte. We doen er alles aan om ervoor te zorgen dat er voor iedereen een passende, duurzame en betaalbare woning is in veilige en leefbare wijken.
Deelt u de conclusie dat ondankbare, klagende statushouders beter kunnen gaan klagen in hun eigen land?
Nee. Wij weten dat ook voor de PVV de vrijheid van meningsuiting een uiterst belangrijk grondrecht is. Menig vergunninghouder is gevlucht uit een land waar dit recht allerminst gegarandeerd is.
Het opnieuw houden van een foeigesprek met een doodsbedreiger. |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat het Openbaar Ministerie (OM), Arrondisementsparket Amsterdam, mij per brief van 23 januari 2023 informeerde dat de bedreiger die me liet weten «Ik maak je af hoer», niet strafrechtelijk wordt vervolgd maar een reprimandegesprek door de politie krijgt want «Er is een betere oplossing dan straf», aldus de Officier van Justitie?1
Ik ben mij ervan bewust dat u dit soort berichten wekelijks krijgt en wil hier nogmaals benadrukken dat bedreigen, en in het bijzonder bedreigingen van volksvertegenwoordigers, absoluut niet thuis hoort in onze samenleving. Dit ondermijnt onze democratie, en heeft bovendien een enorme impact op de volksvertegenwoordigers zelf. Dit heeft dan ook mijn volste aandacht als Minister van Justitie en Veiligheid.
Weet u dat ik dit soort brieven inmiddels wekelijks krijg?
Zie antwoord vraag 1.
Is het OM gek geworden?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u ermee bekend dat het OM meestal niets onderneemt tegen personen die mij vanuit een land buiten Europa – meestal islamitische landen – met de dood bedreigen? Weet u dat dit soort bedreigingen honderden keren per jaar plaatsvinden? Weet u dat die mensen – zoals een Pakistaan eerder daadwerkelijk heeft geprobeerd – dus onder de radar blijven en ieder moment naar Nederland kunnen komen om hun bedreigingen in de praktijk te brengen?
Uw stelling dat het Openbaar Ministerie meestal niets onderneemt tegen personen die u bedreigen uit een land buiten Europa onderschrijf ik niet.
Het Openbaar Ministerie beoordeelt aangiftes over bedreigingen tegen volksvertegenwoordigers altijd en zonder uitzondering met de grootste zorgvuldigheid.
In de beantwoording van de Kamervragen van het lid Wilders van de PVV van 22 april 2022 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2620) is bijvoorbeeld aangegeven dat er rechtshulpverzoeken aan Pakistan zijn gericht met het verzoek om medewerking te verlenen aan het Nederlandse strafrechtelijk onderzoek. Ondanks herhaaldelijk aandringen van de Nederlandse overheid zijn die rechtshulpverzoeken tot op heden onbeantwoord gebleven. Dit is vervolgens diverse malen op verschillende niveaus bij Pakistan onder de aandacht gebracht. Dit zullen we blijven doen. Daarnaast zijn vanwege de Nederlandse overheid op alle niveaus regelmatig ernstige zorgen geuit over de bedreigingen aan het adres van de heer Wilders. Ook dit zullen we continueren.
Het Openbaar Ministerie zet zich blijvend in om bedreigingen van volksvertegenwoordigers te onderzoeken en waar mogelijk te vervolgen. Voor het identificeren van verdachten die bedreigingen uiten via met name sociale media, waarbij veelal geen gebruik wordt gemaakt van de eigen personalia en niet de volledige personalia zijn genoemd, is nagenoeg altijd nader onderzoek nodig. Wanneer een verdachte zich in een ander land dan Nederland bevindt, is voor dat onderzoek rechtshulp nodig. Uiteindelijk is het aan het betreffende land zelf om te bepalen of en in hoeverre uitvoering kan worden gegeven aan een rechtshulpverzoek. Het Openbaar Ministerie kan – als er door het buitenland geen rechtshulp wordt verleend – alleen personen in Nederland vervolgen die rechtstreeks zijn te identificeren op basis van hun online gedane uitlatingen.
Kunt u bij het OM nagaan wanneer ze hebben besloten mij vogelvrij te verklaren?
Ik wil vooropstellen dat bedreigingen, en in het bijzonder bedreigingen van volksvertegenwoordigers, absoluut niet thuis horen in onze samenleving. Dit ondermijnt onze democratie, en ik kan mij voorstellen dat dit enorme impact heeft op de heer Wilders. Dit heeft dan ook mijn volste aandacht als Minister van Justitie en Veiligheid. Ik verzet mij dan ook tegen de suggestie dat het Openbaar Ministerie de heer Wilders vogelvrij verklaard zou hebben. Het Openbaar Ministerie heeft mij laten weten zich continu in te zetten om bedreigingen van volksvertegenwoordigers te onderzoeken en waar mogelijk te vervolgen. Het Openbaar Ministerie heeft mij bovendien verzekerd dat aangiftes over bedreigingen tegen volksvertegenwoordigers altijd en zonder uitzondering met de grootste zorgvuldigheid worden beoordeeld.
De keuze om een strafbaar feit op een bepaalde manier af te doen is aan het Openbaar Ministerie; meer in het bijzonder aan de desbetreffende officier van justitie. Daarbij maakt de officier van justitie een beslissing op grond van de feiten en omstandigheden van het geval. Hierbij speelt de identiteit of politieke kleur van de volksvertegenwoordiger geen rol. Het is niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid om in te gaan op individuele zaken om politieke bemoeienis te voorkomen. Dat geldt niet alleen hier en in dit soort zaken, maar in alle individuele zaken van het Openbaar Ministerie.
Het is tot slot ook aan het Openbaar Ministerie om betrokkenen goed en zorgvuldig te informeren over hun afwegingen die leiden tot het nemen van een sepotbeslissing. Het Openbaar Ministerie heeft mij laten weten altijd zijn uiterste best te doen om zo goed mogelijk zijn beslissingen te motiveren en ook altijd bereid te zijn te kijken waar dat beter kan.
Fatwa’s en bedreigingen |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert de Minister-President zich zijn antwoorden van 3 mei 2022 op mijn vragen van 22 april 2022 aangaande tegen mij uitgesproken fatwa’s en dreigementen?
Ik ben op de hoogte van de beantwoording van 3 mei 2022 op de vragen van 22 april 2022.
Kunt u aangeven of er aangaande de volgende zaken inmiddels mensen zijn opgespoord, aangehouden, vervolgd, veroordeeld of uitgeleverd: – de over mij uitgesproken fatwa uit 2018 uit Pakistan waarin opgeroepen werd mij te vermoorden, – de uitspraak van Al Qaida uit 2020 waarin ik als mede-doelwit werd verklaard bij hun dreigementen aan het adres van het Franse blad Charlie Hebdo en de vele doodsbedreigingen uit 2022 uit islamitische hoek na de aanslag op Salman Rushdie in de VS, waarin gesteld werd dat ik de volgende ben, – de over mij uitgesproken recente fatwa uit 2022 uit Pakistan waarin opnieuw werd opgeroepen mij te vermoorden, – de uitspraak van voormalig premier Khan van Pakistan die mij publiekelijk een blasphemist noemde, waar daar en elders in de islamistische wereld de doodstraf op staat, – de uitspraak van Pakistaanse TLP-leider Jalali die opriep mij te executeren? Kunt u dat voor alle in deze vraag genoemde zaken apart benoemen?
Ik kan niet ingaan op individuele zaken, het Openbaar Ministerie is de aangewezen instantie om u, als betrokkene, vertrouwelijk over dergelijke zaken te informeren of vragen over specifieke zaken te beantwoorden.
Wel kan ik verwijzen naar de beantwoording van de Kamervragen van het lid Wilders van de PVV van 22 april 2022 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2620) waarin is gemeld dat er rechtshulpverzoeken aan Pakistan zijn gericht met het verzoek om medewerking te verlenen aan het Nederlandse strafrechtelijk onderzoek naar aanleiding van onder andere de fatwa uitgesproken in 2018. Die rechtshulpverzoeken zijn tot op heden onbeantwoord gebleven. Dit is diverse malen op verschillende niveaus bij Pakistan onder de aandacht gebracht. Ook uit de Nederlandse overheid op alle niveaus regelmatig ernstige zorgen over de bedreigingen aan het adres van de heer Wilders.
Het Openbaar Ministerie zet zich blijvend in om bedreigingen van volksvertegenwoordigers te onderzoeken en waar mogelijk te vervolgen. Het Openbaar Ministerie heeft mij laten weten dat veelal niet kan worden vastgesteld welke personen uitlatingen hebben gedaan of in welk land deze zouden verblijven, zodat geen rechtshulpverzoek kan worden gedaan.
Het Openbaar Ministerie kan alleen personen in Nederland vervolgen die rechtstreeks zijn te identificeren op basis van hun online gedane uitlatingen. Zelfs in die gevallen zijn de mogelijkheden voor vervolging afhankelijk van de medewerking van het betreffende land waar de verdachte woonachtig is of verblijft, bijvoorbeeld naar aanleiding van een rechtshulpverzoek aan het betreffende land. Het OM weegt voortdurend alle factoren af om te beoordelen welke mogelijkheden er zijn.
Wat heeft u en wat hebben justitie, Buitenlandse Zaken, de NCTV en de AIVD in al deze zaken concreet gedaan om opsporing, aanhouding, vervolging, veroordeling of uitlevering gerealiseerd te krijgen?
Zoals in het vorige antwoord benoemd heeft de Nederlandse overheid bij de Pakistaanse autoriteiten herhaaldelijk aangedrongen op een reactie op de rechtshulpverzoeken die naar Pakistan zijn gestuurd. Dit zal de Nederlandse overheid blijven doen.
Ik kan verder niet ingaan op de stand van zaken en voortgang in lopende individuele strafzaken. Over specifieke zaken doet de AIVD in het openbaar ook geen uitspraken.
Bent u ervan op de hoogte dat ik daarnaast vorig jaar bijna 1.000 keer met de dood ben bedreigd door moslims in binnen- en buitenland? Wat doet u en wat hebben justitie, Buitenlandse Zaken, de NCTV en de AIVD hiermee gedaan? Hoevaak zijn betrokkenen vervolgd, hoe vaak zijn ze niet vervolgd en hoe vaak hebben ze slechts een reprimande of foei-gesprek gehad? Kunt u deze cijfers ook geven met bedreigingszaken richting politici die lid zijn van een coalitiepartij?
Ik ben er van op de hoogte dat het lid Wilders bedreigd wordt en ik keur deze bedreigingen stellig af. Zoals in deze en eerdere beantwoording op uw Kamervragen van 16 december 2022 gesteld, horen bedreigingen en in het bijzonder bedreigingen van onze volksvertegenwoordigers, absoluut niet thuis in onze samenleving.
Ik kan echter niet ingaan op zaken betreffende bedreigingen richting individuele volksvertegenwoordigers. Het is niet aan mij als Minister in te gaan op individuele zaken, juist om politieke bemoeienis te voorkomen. Het Openbaar Ministerie gaat over de vervolging van strafbare feiten.
In zijn algemeenheid kan ik u het volgende melden. Het Openbaar Ministerie en de politie zetten zich continu in om bedreigingen van volksvertegenwoordigers te onderzoeken. Wanneer de bedreiging wordt beoordeeld als strafbare bedreiging, wordt door het team bedreigde politici in beginsel aangifte opgenomen en wordt nader onderzoek verricht. Het Openbaar Ministerie beoordeelt iedere aangifte van mogelijke bedreiging van een politicus op strafbaarheid en beslist welke afdoening aangewezen is. Welke afdoening in een individueel geval passend is, wordt door het Openbaar Ministerie beoordeeld op grond van de feiten en omstandigheden van het geval. De vraag of betrokkene al dan niet lid is van een coalitiepartij speelt daarbij absoluut geen enkele rol.
Voor het identificeren van verdachten die bedreigingen uiten via met name sociale media, waarbij veelal geen gebruik wordt gemaakt van de eigen personalia en niet de volledige personalia zijn genoemd, is nagenoeg altijd nader onderzoek nodig. Wanneer een verdachte zich in een ander land dan Nederland bevindt, is voor dat onderzoek rechtshulp nodig. Wanneer met een land geen rechtshulpverdrag bestaat, leert de ervaring dat die rechtshulp in dit soort zaken moeizaam gaat. Het Openbaar Ministerie kan – als er door het buitenland geen rechtshulp wordt verleend – alleen personen in Nederland vervolgen die rechtstreeks zijn te identificeren op basis van hun online gedane uitlatingen.
Zoals in de voorgaande beantwoording gegeven, spreekt de Nederlandse overheid op alle niveaus regelmatig ernstige zorgen uit over de bedreigingen aan het adres van de heer Wilders. Onlangs gebeurde dit nog tijdens het gesprek van de Minister van Buitenlandse Zaken met zijn Pakistaanse collega op 18 januari jl., tijdens de hoogambtelijke politieke consultaties met Pakistan op 8 februari jl. en het gesprek tussen de Minister-President met de premier van Pakistan op 20 februari jl.
Alle ontvangen berichten met (vermeende) bedreigingen van personen in het Rijksdomein, worden door de NCTV ter duiding doorgestuurd aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
De AIVD kijkt vanuit zijn onderzoeksgebieden of er concrete of voorstelbare dreigingen zijn tegen een persoon, object of dienst die valt in het zogenoemde Rijksdomein. De inlichtingen van de AIVD dragen bij aan het stelstel dat onder meer politici, bewindspersonen en diplomatieke objecten bewaakt en beveiligt. De AIVD stelt in het kader van het stelsel bewaken en beveiligen dreigings- en risicoanalyses op. Ook kan de AIVD in inlichtingenonderzoeken informatie verkrijgen over een persoon of organisatie die zich mogelijk schuldig maakt aan strafbare feiten. De AIVD kan dan een ambtsbericht uitbrengen aan het Openbaar Ministerie.
Hoeveel interesse hebben het OM en de AIVD überhaupt in zaken betreffende een politicus van de oppositie?
Het gegeven dat een bedreigde volksvertegenwoordiger onderdeel is van de oppositie of de coalitie speelt absoluut geen enkele rol voor de uitvoering van de taken van de AIVD of het Openbaar Ministerie.
Bent u ervan op de hoogte dat ik wekelijks, zo niet dagelijks, filmpjes krijg toegestuurd met beelden die vaak op de meest grove en beeldende manier laten zien dat en hoe ik moet worden vermoord? Heeft u zelf wel eens de moeite genomen ze te bekijken? Zo nee, waarom niet? Wat vindt u ervan en wat doet u en wat hebben justitie, Buitenlandse Zaken, de NCTV en de AIVD hiermee gedaan?
Ja, daar ben ik van op de hoogte. Ik heb meerdere van deze weerzinwekkende filmpjes en berichten gezien. Vooropgesteld, ik keur deze bedreigingen ten zeerste af. Naast dat ik me kan voorstellen dat het een enorme impact op de heer Wilders heeft, ondermijnt het onze democratie wanneer volksvertegenwoordigers worden bedreigd. Het Openbaar Ministerie beoordeelt aangiftes over bedreigingen tegen volksvertegenwoordigers altijd en zonder uitzondering met de grootste zorgvuldigheid.
Zoals gesteld in de beantwoording op vraag 4, worden alle ontvangen berichten met (vermeende) bedreigingen van personen in het Rijksdomein, door de NCTV ter duiding doorgestuurd aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Voor de taak van de AIVD verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4.
Het niet-vervolgen van doodsbedreigers |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat iemand die mij met de dood bedreigde geen straf, maar een reprimandegesprek krijgt?1
Ik ben bekend met de beslissing van het Openbaar Ministerie om de betreffende bedreiger niet te vervolgen.
Bent u het ermee eens dat het onacceptabel is dat iemand die zegt «als ik jou tegenkom krijg jij een kogel door je hoofd heen» geen enkele straf maar slechts een foei-gesprek bij de politie krijgt? Zo nee, waarom niet?
Ik wil vooropstellen dat bedreigingen, en in het bijzonder bedreigingen van volksvertegenwoordigers, absoluut niet thuis horen in onze samenleving. Dit ondermijnt onze democratie. Ik kan mij voorstellen dat dit een enorme impact heeft op de heer Wilders. Dit heeft dan ook mijn volste aandacht als Minister van Justitie en Veiligheid. U vraagt mij echter om in te gaan op een beslissing van het Openbaar Ministerie in een individuele zaak. Als Minister van Justitie en Veiligheid kan ik niet ingaan op individuele zaken, dit om politieke bemoeienis te voorkomen. Dat geldt niet alleen hier en in dit soort zaken, maar in alle individuele zaken van het Openbaar Ministerie.
De keuze om een strafbaar feit op een bepaalde manier af te doen is aan het Openbaar Ministerie; meer in het bijzonder aan de desbetreffende officier van justitie. Daarbij maakt de officier van justitie een beslissing op grond van de feiten en omstandigheden van het geval. Hierbij speelt de identiteit of politieke kleur van de volksvertegenwoordiger geen enkele rol. Het Openbaar Ministerie heeft mij verzekerd dat aangiftes over bedreigingen tegen volksvertegenwoordigers altijd en zonder uitzondering met de grootste zorgvuldigheid worden beoordeeld.
Bent u het ermee eens dat het bij een doodsbedreiging onacceptabel is dat de Officier van Justitie stelt dat er een «betere oplossing is dan straf»? Waarom heeft het Openbaar Ministerie (OM) veel sympathie voor de dader en niet voor het slachtoffer van bedreigingen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe past dit besluit van het OM in uw toezegging dat de strijd tegen bedreigingen van politici geïntensiveerd wordt?
Ik kan u verzekeren dat ik onverkort achter mijn toezegging blijf staan. De heer Wilders heeft het recht om, net als iedere volksvertegenwoordiger, in vrijheid zijn standpunten en mening te verkondigen. Dat recht moet door ons allen worden beschermd. Ik heb mede daarom meerdere malen aangegeven dat de versterking en de hervorming van het stelsel bewaken en beveiligen urgent is en daarmee een van mijn prioriteiten is. In mijn brief van 1 november 20222 heb ik uw Kamer nog geïnformeerd over de voortgang van deze versterking.
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 2 en 3 kan ik mij niet uitlaten over individuele beslissingen van het Openbaar Ministerie, om politieke bemoeienis te voorkomen.
Herinnert u zich mijn recente vorige vragen waar het OM besloot iemand die mij bedreigde met de tekst: «Kga vrijdag met mijn school naar de Tweede Kamer, knoop voor je dat je er dan ni bent want deze Turken slaan je dood», eveneens niet te vervolgen? Bent u ermee bekend dat het OM bij mij veel vaker besluit mensen die me met de dood bedreigen niet te vervolgen en straffen? Wat is uw oordeel daarover?
Het is van het grootste belang dat volksvertegenwoordigers in veiligheid hun werk kunnen doen. Ik heb hierover regelmatig contact met het Openbaar Ministerie.
Het Openbaar Ministerie beoordeelt aangiftes over bedreigingen tegen volksvertegenwoordigers altijd en zonder uitzondering met de grootste zorgvuldigheid. Daarbij speelt de politieke voorkeur van de volksvertegenwoordiger geen rol. De keuze om een strafbaar feit op een bepaalde manier af te doen is aan het Openbaar Ministerie; meer in het bijzonder aan de desbetreffende officier van justitie. Daarbij maakt de officier van justitie een beslissing op grond van de feiten en omstandigheden van het geval. Het is niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid om in te gaan op individuele zaken om politieke bemoeienis te voorkomen. Dat geldt niet alleen hier en in dit soort zaken, maar in alle individuele zaken van het Openbaar Ministerie.
Kunt u uitleggen waarom personen die u als premier en u als vicepremier bedreigen altijd hard worden aangepakt en gestraft en vaak zelfs van hun bed worden gelicht, terwijl mensen die mij met de dood bedreigen vaker een foei-gesprek krijgen?
De politieke voorkeur van de bedreigde volksvertegenwoordiger mag nooit een rol spelen bij de beslissing of er vervolging wordt ingesteld. Het Openbaar Ministerie heeft mij bevestigd zich continu volop in te zetten om bedreigingen van volksvertegenwoordigers te onderzoeken en waar mogelijk te vervolgen. Het Openbaar Ministerie doet dit met uiterste zorgvuldigheid. Welke afdoening in een individueel geval passend is, wordt door het Openbaar Ministerie beoordeeld op grond van de feiten en omstandigheden van het geval. Hierbij speelt de identiteit of politieke kleur van de volksvertegenwoordiger geen rol.
Deelt u de mening dat hier sprake is van pure rechtsongelijkheid?
Zie antwoord vraag 6.
Waarom worden bedreigers van de premier en vicepremier, zijnde politici van VVD en D66-huize strenger gestraft en anders behandeld dan de leider van de grootste oppositiepartij PVV? Wat vindt u daarvan?
Zie antwoord vraag 6.
Wat heeft het voor zin voor mij om aangifte te doen als het resultaat is dat mensen die mij met de dood bedreigen vaak niet vervolgd worden?
Ik ben mij ervan bewust dat u wekelijks bedreigingen ontvangt en wil hier nogmaals benadrukken dat bedreigen, en in het bijzonder bedreigingen van volksvertegenwoordigers, absoluut niet thuis hoort in onze samenleving. Dit ondermijnt onze democratie, en heeft bovendien een enorme impact op de volksvertegenwoordigers zelf. De heer Wilders heeft het recht, net als iedere volksvertegenwoordiger, in vrijheid zijn standpunten en mening te verkondigen. Daar zal ik mij altijd voor inzetten.
Het Openbaar Ministerie en de politie zetten zich continu in om bedreigingen van volksvertegenwoordigers te onderzoeken en waar mogelijk te vervolgen. Het Openbaar Ministerie heeft mij verzekerd dat aangiftes over bedreigingen tegen volksvertegenwoordigers altijd en zonder uitzondering met de grootste zorgvuldigheid worden beoordeeld.
Wat betreft de AIVD: de AIVD heeft mij laten weten dat hij vanuit de onderzoeksgebieden kijkt of er concrete of voorstelbare dreigingen zijn tegen een persoon, object of dienst die valt in het zogenoemde Rijksdomein. De AIVD stelt in het kader van het stelsel bewaken en beveiligen dreigings- en risicoanalyses op. De inlichtingen van de AIVD dragen bij aan het stelstel dat onder meer politici, bewindspersonen en diplomatieke objecten bewaakt en beveiligt. Ook kan de AIVD in onderzoeken aanlopen tegen een persoon of organisatie die zich mogelijk schuldig maakt aan strafbare feiten. De AIVD kan dan een ambtsbericht uitbrengen aan het Openbaar Ministerie, zodat het Openbaar Ministerie indien nodig kan acteren.
Over het kennisniveau, de werkwijze of de bronnen van de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten doet de AIVD in het openbaar geen uitspraken.
Wat voor signaal geeft u aan de bijna duizend personen die mij vorig jaar met de dood bedreigden en de mullahs die afgelopen jaren verschillende fatwa’s over mij hebben uitgesproken met de oproep mij te vermoorden, en de mensen die dat ook overwegen te doen, als ze zien dat doodsbedreigingen aan mij vaak onbestraft blijven en de daders er zonder straf mee wegkomen? Realiseert u zich dat dit de veiligheid van mij en mijn gezin schaadt? Heeft de AIVD hier aandacht voor?
Zie antwoord vraag 9.
Het recente AD-interview met de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Wilt u met inachtneming van artikel 68 van de Grondwet alle door mij in deze vragenreeks gestelde vragen volledig en waarheidsgetrouw beantwoorden?
Vanzelfsprekend beantwoord ik uw vragen in overeenstemming met de inlichtingenplicht van art 68 Grondwet.
Wilt u deze vragen niet gebundeld maar per vraag beantwoorden en wilt u deze vragen niet door uw vakministers laten beantwoorden maar zelf beantwoorden? Bent u bereid deze vragen zo snel mogelijk doch uiterlijk binnen twee weken te beantwoorden?
Ik beantwoord de vragen afzonderlijk en zo snel als mogelijk.
Heeft u kennisgenomen van het interview met de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla in het Algemeen Dagblad van zaterdag 14 januari 2023, getiteld: «VVD zou niet buigen voor Wilders, zei Rutte, toch vertrok Soumaya Sahla, maar nu keert ze terug»?1
Ja.
Klopt het dat u de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla op 5 december 2021 een sms-je heeft gestuurd met de tekst: «Ik duik er even in ASAP»? Waarom heeft u dat niet eerder aan de Kamer gemeld?
Ik kan hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Hoe vaak heeft u met Soumaya sms-contact gehad sinds haar veroordeling, en wat was de inhoud van dit sms-contact?
Ik onderhoud contact met allerlei personen en organisaties. Het is belangrijk dat dergelijk contact in vertrouwen en in beslotenheid kan plaatsvinden. Dat brengt met zich dat niet al mijn contacten volledig openbaar kunnen zijn. Ik ga hier dan ook niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Kunt u alle sms-jes, app-berichten en andere berichten tussen u en de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla inclusief tijdlijn openbaar maken en naar de Kamer sturen? Zo nee, wat heeft u te verbergen?
Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Welke handelingen heeft u naar aanleiding van dat sms-je van 5 december 2021 waarin u aangeeft er even «ASAP in te duiken» ten behoeve van Soumaya Sahla precies verricht? Kunt hier een uitputtend overzicht van naar de Kamer sturen?
Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Klopt het dat u op 25 januari 2022 tijdens een telefoongesprek tegen de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla heeft gezegd: «We buigen niet voor Wilders, wij zijn trots op jou, je hoort bij ons. Maar de mensen willen dat je sorry zegt. Doe dat nou gewoon. Geef een verklaring uit, ga bij een talkshow zitten en zoek daarna even de luwte op»? Waarom heeft u dit niet eerder aan de Kamer gemeld?
Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Wat bedoelde u precies met «wij buigen niet voor Wilders»? Waarom buigt u wel voor Kaag en niet voor Wilders?
Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Kunt u uitleggen waarom u trots bent op de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla?
Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Wat bedoelt u precies met de opmerking dat zij «bij ons» hoort?
Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Waarom zei u op 25 januari 2022 tegen Soumaya Sahla «Maar de mensen willen dat je sorry zegt», en niet «ik wil dat je sorry zegt»?
Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Hoe rijmt u dat met het feit dat u tijdens de persconferentie van 28 januari 2022 juist tegen de pers zei «het ontbreken van het zelf uitspreken van een spijtbetuiging, dat vind ik essentieel»?
Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Waarom zei u daarover op 25 januari 2022 dus wat anders dan tegen de pers op 28 januari 2022? Waarom was u hier niet eerlijk over? Waarom heeft u dit niet eerder aan de Kamer gemeld?
Eerder gestelde vragen heb ik naar waarheid beantwoord. Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Waarom deed u Soumaya Sahla de suggestie «zoek daarna even de luwte op»? Wat beoogde u met dat advies precies te bereiken?
Ik ga hier om de in in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Wanneer besloot u adviseur van een veroordeelde moslimterrorist te worden? Vindt u dat passend voor een Minister-President?
Van een dergelijk adviseurschap is geen sprake.
Wat heeft u tijdens het telefoongesprek op 25 januari vorig jaar nog meer met Soumaya Sahla besproken? Kunt u hier uitputtend verslag over doen zonder u te excuseren vanwege uw vaker haperende geheugen?
Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Zijn er nog andere momenten geweest dat u met Soumaya Sahla heeft gesproken? Kunt u een overzicht geven van de data, inhoud en locatie van deze gesprekken?
Ik ga hier om de hiervoor in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Herinnert u zich dat u eerder in antwoord op vragen mijnerzijds aangaf dat u de veroordeelde moslimterorrist Soumaya Sahla op het Ministerie van Algemene Zaken heeft ontvangen?
Ja.
Was dat in het Torentje of liegt Soumaya Sahla daarover in het betreffende interview?2
Dit gesprek vond plaats in het Torentje. Zie ook mijn eerdere beantwoording (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987).
Klopt het dat zij u toen uitgebreid over haar verleden heeft verteld? Wat is er exact tijdens dit bezoek besproken? Wanneer was dit precies? Hoe vaak heeft u haar op het Ministerie van Algemene Zaken respectievelijk het Torentje ontvangen en gesproken?
Zoals ik eerder heb gemeld (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987), heb ik buiten de genoemde afspraak die op 26 september 2019 plaatsvond, Soumaya Sahla niet ontvangen op het Ministerie van Algemene Zaken. Het betrof, zoals ik u eerder heb gemeld, een kennismaking. Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Heeft u haar toen of ooit beloftes gedaan? Zo ja, welke?
Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Vindt u het gepast een veroordeelde moslimterrorist die lid was van de Hofstadgroep welke groep mij als een lid van de Tweede Kamer wilde vermoorden, in uw kantoor, het kantoor van de Minister-President, te ontvangen?
Zoals gemeld in mijn eerdere beantwoording (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987) was ik bij mijn ontmoeting met haar op het Ministerie van Algemene Zaken op de hoogte van haar veroordeling, maar ik heb daaraan niet de conclusie verbonden dat ik haar daarom niet zou kunnen ontvangen.
Klopt de bewering uit het genoemde interview dat Soumaya Sahla u tijdens dat gesprek met haar op het Ministerie van Algemene Zaken respectievelijk het Torentje «uitgebreid over haar verleden heeft verteld», en dat u volgens haar «al goed op de hoogte was»?3
Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Zo ja, erkent u dan dat u tijdens de wekelijkse persconferentie van 28 januari 2022, waarin u beweerde dat u zichzelf verweet u «niet al eerder in de kwestie-Soumaya Sahla te hebben verdiept» heeft gelogen, aangezien u haar jaren ervoor al in het Torentje had ontmoet, sms- en telefooncontact met haar onderhield en dat u naar nu blijkt volgens Soumaya Sahla, zelfs goed op de hoogte was van haar verleden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties verbindt u aan die leugen?
Ik heb geen reden om terug te komen op hetgeen ik heb gezegd op de wekelijkse persconferentie van 28 januari 2022.
Wist u toen u Soumaya Sahla in het Torentje ontmoette dat zij zelf nota bene fatwa’s had uitgesproken? 4
Mij is hierover slechts mediaberichtgeving bekend waarnaar bij de gestelde vragen wordt verwezen.
Wat is uw oordeel daarover?
In zijn algemeenheid keur ik de opvattingen van betrokkene destijds die in relatie staan tot de feiten waarvoor zij is veroordeeld stellig af.
Is het gegeven dat ze zelf fatwa’s uitvaardigde niet reden genoeg om voor altijd contact met haar te mijden en haar uit het domein van de politiek en Tweede Kamer te houden?
In zijn algemeenheid keur ik de opvattingen van betrokkene destijds die in relatie staan tot de feiten waarvoor zij is veroordeeld stellig af. In 2016 is betrokkene onherroepelijk veroordeeld voor verboden wapenbezit en deelneming aan een terroristische organisatie. Betrokkene heeft haar straf uitgezeten. Of zij al dan niet toegang heeft tot het domein van politiek en Tweede Kamer is niet aan mij.
Kunt u de precieze inhoud van deze fatwa’s aan de Kamer doen toekomen?
Mij is hierover slechts mediaberichtgeving bekend waarnaar bij de gestelde vragen wordt verwezen.
Klopt het dat u Soumaya Sahla tijdens uw ontmoeting met haar in het Torentje het nummer van de voorzitter van de permanente scoutingscommissie van de VVD heeft gegeven? Wilt u ook deze vraag volledig beantwoorden en u niet verschuilen achter uw rol als partijleider nu u haar dat nummer in het Torentje – het kantoor van de premier – en dus niet op het VVD-partijbureau of elders heeft gegeven?
Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Heeft u vaker veroordeelde moslimterroristen gescout voor uw partij of voor een functie bij de overheid?
Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Met welke intentie heeft u dat gedaan? Vond en vindt u Soumaya Sahla geschikt als (kandidaat-)Kamerlid? Heeft u ook contact opgenomen met (leden van) de scoutingscommissie om voor Soumaya Sahla een goed woordje te doen? Zo ja, bent u wel helemaal goed bij zinnen?
Ik kan hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Klopt het dat Soumaya Sahla in 2014 Lodewijk Asscher, toenmalig Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en tevens vicepremier in uw kabinet Rutte II, ontmoet heeft? Zo ja, wat is er tijdens die ontmoeting besproken? Was u vooraf of achteraf op de hoogte van die bespreking?5
Er is door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nagegaan of deze ontmoeting heeft plaatsgevonden, maar daarvoor zijn geen aanwijzingen gevonden.
Waarom heeft u in uw beantwoording van 8 maart 2022 op vragen mijnerzijds van 8 februari 2022, in uw antwoord op vraag 5 ontkend dat zij met andere bewindslieden heeft gesproken sinds haar veroordeling? Heeft u hierover toen opnieuw niet de waarheid gesproken?6
Ik heb u destijds gemeld dat mij daarover geen informatie bekend was (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987).
Kunt u nogmaals, maar deze keer wel volledig en waarheidsgetrouw, de vraag beantwoorden welke andere Ministers en of Staatssecretarissen met Soumaya Sahla contact hadden tijdens al uw kabinetten?
Ik kan in redelijkheid niet voldoende volledig en betrouwbaar beschikken over de gevraagde informatie. Thans is mij hierover geen informatie bekend, behoudens hetgeen mij bekend is geworden in het kader van de beantwoording van vraag 33 en, eerder, bij de beantwoording door de Ministers van Justitie en Veiligheid en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van de op 26 januari 2022 gestelde schriftelijke vragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1532).
Heeft u, of heeft een andere Minister of Staatsecretaris de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla gesproken op het VVD-congres van 19 november 2022?
Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Wat vindt u van de uitspraak van Soumaya Sahla gedaan in het interview met het AD: «Ik kwam in een complexe situatie terecht, die ik niet meer onder controle had, met als uitkomst een strafvonnis. Ben ik een moslimterrorist? Absoluut niet.»?7
Ik neem afstand van uitlatingen van betrokkene die strijdig zijn met de feiten waarvoor zij in 2016 is veroordeeld.
Deelt u de mening dat die uitspraak te walgelijk voor woorden is nu betrokkene twee keer is veroordeeld, zowel voor het lidmaatschap van een terroristische organisatie als voor verboden wapenbezit en nu doet alsof het haar allemaal is overkomen?
Ik neem afstand van uitlatingen van betrokkene die strijdig zijn met de feiten waarvoor zij in 2016 is veroordeeld.
Deelt u de mening dat alleen deze uitspraak al impliceert dat ze niet oprecht is en dus geen schuld en spijt erkent noch verantwoordelijkheid voor haar daden neemt en nooit en te nimmer kan worden vertrouwd als het gaat om haar intenties?
Ik neem afstand van uitlatingen van betrokkene die strijdig zijn met de feiten waarvoor zij in 2016 is veroordeeld.
Is het regeringsbeleid om veroordeelde terroristen te spreken en/of te steunen?
Nee, waarmee overigens dergelijke contacten niet zijn uitgesloten.
Vindt u dat veroordeelde moslimterroristen Kamerlid mogen worden?
Het kiesrecht is een grondrecht dat is opgenomen in artikel 4 van de Grondwet. Dit recht mag alleen bij wet worden beperkt. Op grond van artikel 54, tweede lid, van de Grondwet kan de strafrechter een persoon, die wegens het begaan van een in de wet aangewezen delict (waaronder terroristische misdrijven) bij rechterlijke uitspraak onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van ten minste een jaar, uitsluiten van het actieve en passieve kiesrecht. Het is aan de strafrechter om te bepalen of deze bijkomende straf in een individuele strafzaak dient te worden opgelegd.
Vindt u dat veroordeelde moslimterroristen Minister of Staatssecretaris mogen worden?
De benoemingsprocedure is vermeld in een brief van de Minister-President d.d. 20 december 2002. Aan de benoeming van een Minister (en Staatssecretaris) gaat een uitgebreide procedure vooraf: tijdens de kabinetsformatie wordt er gezocht naar kandidaten, vervolgens moeten zij gescreend worden en tot slot voeren zij een gesprek met de formateur, waarin wordt bekeken of er «enig beletsel is in het heden of verleden van de kandidaat om de functie te aanvaarden».
Bij de screening wordt van kandidaat-bewindslieden onderzocht of ze een strafblad hebben, bekend zijn bij de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en of er risico's zijn in de sfeer van hun belastinggedrag.
Vindt u dat veroordeelde moslimterroristen bij de overheid mogen werken?
Voor een specifieke taak of functie in de samenleving kan een strafblad met bepaalde antecedenten een beletsel zijn. Voor dergelijke functies wordt een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) gevraagd. Een VOG is een verklaring waaruit blijkt dat het justitiële verleden geen bezwaar vormt voor het vervullen van die specifieke taak of functie. Voor elke persoon met een strafblad kan dit mogelijk effect hebben op toekomstig werk.
Deelt u de mening dat het onverteerbaar en onacceptabel is als ik, als doelwit van de terroristische organisatie de Hofstadgroep, welke terreurgroep de aanleiding is dat ik dit jaar 19 jaar geleden mijn vrijheid ben kwijtgeraakt, dadelijk in de Kamer kan worden geconfronteerd met een aldaar rondlopend voormalig lid van diezelfde terreurorganisatie?
Bedreigingen door terroristische organisaties behoren tot ernstigste misdrijven in onze samenleving, omdat zij naar hun aard een bedreiging voor de democratische rechtsorde vormen en omdat zij diep ingrijpen in het leven van de personen die zij raken. Over alle consequenties daarvan voor betrokkenen, waaronder de heer Wilders, denk ik niet licht.
De Tweede Kamer heeft krachtens artikel 72 van de Grondwet in artikel 152 van het Reglement van Orde regels vastgesteld rondom de toelating van bezoekers tot het gebouw en de vergaderingen. Het presidium kan nadere regels stellen. Het is daarom niet aan mij om te bepalen wie toegang heeft tot gebouwen van de Staten-Generaal noch om daarover een oordeel te uiten.
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla dat ze «best vaak» in de Tweede Kamer kwam? Wist u daarvan? Wat is uw oordeel daarover?
De Tweede Kamer heeft krachtens artikel 72 van de Grondwet in artikel 152 van het Reglement van Orde regels vastgesteld rondom de toelating van bezoekers tot het gebouw en de vergaderingen. Het presidium kan nadere regels stellen. Het is daarom niet aan mij om te bepalen wie toegang heeft tot gebouwen van de Staten-Generaal noch om daarover een oordeel te uiten.
Deelt u de mening dat het totaal ongepast is dat een veroordeelde moslimterrorist in hetzelfde gebouw rondloopt als een van de belangrijkste doelwitten van de terreurorganisatie waarvan zij lid was en voor welk lidmaatschap ze ook veroordeeld is?
De Tweede Kamer heeft krachtens artikel 72 van de Grondwet in artikel 152 van het Reglement van Orde regels vastgesteld rondom de toelating van bezoekers tot het gebouw en de vergaderingen. Het presidium kan nadere regels stellen. Het is daarom niet aan mij om te bepalen wie toegang heeft tot gebouwen van de Staten-Generaal noch om daarover een oordeel te uiten.
Heeft u er begrip voor dat ik haar nooit en te nimmer wil tegenkomen en zeker niet in mijn werkomgeving zijnde het gebouw van de Tweede Kamer? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat dat nooit zal gebeuren?
De Tweede Kamer heeft krachtens artikel 72 van de Grondwet in artikel 152 van het Reglement van Orde regels vastgesteld rondom de toelating van bezoekers tot het gebouw en de vergaderingen. Het presidium kan nadere regels stellen. Het is daarom niet aan mij om te bepalen wie toegang heeft tot gebouwen van de Staten-Generaal noch om daarover een oordeel te uiten.
Kunt u 100% uitsluiten dat Soumaya Sahla nog een veiligheidsgevaar respectievelijk risico vormt of kan vormen?
Alle partners die een taak hebben in terrorismebestrijding in Nederland zijn erop gericht om radicalisering te signaleren en eventuele veiligheidsrisico’s te mitigeren.
Erkent u dat dat nooit het geval zal zijn daar veroordeelde moslimterroristen zich immers onbetrouwbaar en levensgevaarlijk hebben getoond en altijd onverwacht weer kunnen toeslaan en tot terreur en moord en doodslag kunnen overgaan? Wilt u het risico lopen dat het niet zo is?
Zie het antwoord op vraag 48.
Kunt u er alstublieft voor zorgen dat de «terugkeer» in de politiek van Soumaya Sahla nooit en te nimmer zal plaatsvinden?
Voor zover de vraag de VVD betreft, verwijs ik door naar de VVD. Voor zover de vraag andere politieke verbanden betreft is het niet aan mij te oordelen.
De overname van de tijdelijke opvanglocatie voor asielzoekers door het COA. |
|
Geert Wilders (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «COA houdt tijdelijke opvang asielzoekers Groningen langer open»1?
Ja.
Kunt u uitleggen waarom het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) gemeentelijke opvanglocaties zonder toestemming van gemeenten overneemt met als intentie om hier permanente asielzoekerscentra (azc’s) van te maken?
De overname van gemeentelijke opvanglocaties gebeurt in afstemming met de betreffende gemeente. Per locatie wordt met de betreffende gemeente bijvoorbeeld overlegd over de geschiktheid van de locatie en hoe lang de locatie beschikbaar is. Op basis daarvan wordt gezamenlijk besloten of het COA het beheer van de locatie kan overnemen.
Voor wat betreft de locatie in Groningen heeft de gemeente COA benaderd met het verzoek de betreffende locatie over te nemen. Gemeente Groningen en Veiligheidsregio Groningen hebben dit pand ingezet voor crisisnoodopvang. Ik heb gemeenten verzocht om voor 1 april 2023, daar waar mogelijk de crisisnoodopvang over te dragen aan het COA. De crisisnoodopvang kan dan tijdelijk worden voortgezet als noodopvang.
Is er toestemming gevraagd aan omwonenden om deze opvanglocatie langer open te houden? Zo neen, waarom niet?
Het is primair de verantwoordelijkheid van de gemeente om de omwonenden te informeren over het langer open blijven van een (crisis)noodopvanglocatie.
Deelt u de mening dat hier sprake is van verkapte dwang aangezien het COA zonder toestemming van de gemeente Groningen zomaar beslist om de tijdelijke opvanglocatie voor minimaal een jaar langer open te houden?
Nee, ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 2.
Waarom neemt u burgers in Groningen in de maling door te zeggen dat asielzoekers tijdelijk worden opgevangen terwijl dit in werkelijkheid permanent is?
Noch de gemeente noch het COA heeft het voornemen om deze locatie om te zetten naar een permanente opvanglocatie. Het is en blijft noodopvang en daarmee tijdelijk. Het COA heeft het beheer, opvang en begeleiding overgenomen van de gemeente en veiligheidsregio. De eigenaar van het pand staat een langer gebruik als noodopvang zoals is overeengekomen, ook niet toe, in verband met planvorming.
Mochten hierover gewijzigde inzichten ontstaan dan zal dat via de gebruikelijke wijze aan de gemeenteraad worden voorgelegd en zullen ook bewoners worden geïnformeerd door de gemeente.
Is het COA voornemens nog meer tijdelijke locaties over te nemen, zo ja welke?
Met de veiligheidsregio’s heb ik afgesproken dat geschikte en beschikbare crisisnoodopvanglocaties van gemeenten, in beginsel voor 1 april 2023, onder beheer worden gebracht van het COA en daar in eerste instantie als tijdelijke opvanglocaties worden ingezet. Momenteel vinden hier gesprekken over plaats met de betrokken gemeenten en vastgoedeigenaren.
De onbereikbaarheid van energiebedrijven |
|
Geert Wilders (PVV), Alexander Kops (PVV) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Energiebedrijven amper bereikbaar: lange wachttijden aan telefoon en in app»?1
Ja.
Hoe kan het dat de energiebedrijven amper bereikbaar zijn voor klanten met vragen, klachten en zorgen over hun energierekening en het prijsplafond? De energiebedrijven wisten toch dat het prijsplafond per 1 januari 2023 ingevoerd zou worden? Waarom zijn de energiebedrijven zo slecht voorbereid op de uitvoering van het prijsplafond, terwijl de ruimhartige vergoeding die zij daarvoor krijgen wél al geregeld is?
Het is belangrijk dat de energiebedrijven zich maximaal inzetten voor een goede bereikbaarheid van de klantenservice. In deze uitdagende tijd mogen klanten verwachten dat zij tijdig correcte informatie ontvangen. In dat licht kan ik begrijpen dat de situatie van afgelopen weken heeft geleid tot extra vragen en onzekerheid.
In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat het bijzonder moeilijk is om een korte piek van deze omvang aan klantvragen te verwerken. Daar komen in de afgelopen periode de personeelstekorten en de vakantieperiode nog bij.
Daarnaast vind ik het begrijpelijk en terecht dat er zorgen zijn over de flinke toename aan vragen en contactmomenten rondom het doorgeven van de nieuwe meterstanden, bij meters die niet op afstand uitleesbaar zijn. De consument heeft altijd de mogelijkheid om een meterstand door te geven bij een tariefwijziging, hoewel dat niet noodzakelijk is. De sector heeft de beschikking over een goede methode om meterstanden op ieder gewenst moment te schatten, en die al jarenlang zonder problemen wordt toegepast.
Het is de verwachting van de leveranciers dat deze piekbelasting daarom al drastisch zal afnemen na de eerste week van januari. Dit is ook wat er nu lijkt te gebeuren.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat gesprekken met klanten die slechts drie minuten in de wacht staan automatisch worden beëindigd? Deelt u de mening dat een wachttijd van een uur om in een app te komen te belachelijk voor woorden is? Hoe gaat u ervoor zorgen dat klanten op korte termijn allemaal netjes te woord worden gestaan?
Ik vind het van groot belang dat klanten met vragen zo snel en volledig mogelijk geïnformeerd worden door hun leverancier. Ik heb daar in mijn contacten met de leveranciers ook op aangedrongen en zij hebben aangegeven dat ze langs verschillende wegen een maximale inspanning plegen om hier onder deze bijzondere omstandigheden aan te voldoen, bijvoorbeeld door de capaciteit te vergroten van digitale voorzieningen en meer mensen te werven bij hun callcenters. Met de invoering van het prijsplafond is er helaas overbelasting ontstaan bij de klantenservice van energiebedrijven. De huidige wachttijden en niveaus van dienstverlening zullen duidelijk verbeterd moeten worden.
Waarom worden in de apps van de energiebedrijven bedragen getoond op basis van de reguliere, torenhoge tarieven en niet op basis van het prijsplafond? Hoe gaat u dit oplossen, zodat klanten hun feitelijke energiekosten onder het prijsplafond kunnen monitoren?
De behoefte aan informatie is begrijpelijk en terecht. Ik heb daar in mijn contacten met de leveranciers ook op aangedrongen. Vooraf is aangegeven dat de informatie over het prijsplafond in apps en dergelijke niet direct per 1 januari 2023 beschikbaar zal zijn. Dat was in deze bijzondere overgang naar de implementatie van het prijsplafond eenvoudigweg niet te organiseren. Verschillende leveranciers geven aan de gevolgen van het prijsplafond de komende tijd in de verschillende informatiekanalen te verwerken.
In algemene zin is voor de leverancier de contractprijs (het geldende tarief als het prijsplafond niet van toepassing is) leidend in alle communicatie: aanbod voor nieuwe klanten, bevestiging contract en prijswijziging, etc. Voor 2023 is wel afgesproken dat de leveranciers zo snel als haalbaar inzichtelijk moeten maken wat het prijsplafond voor individuele consumenten betekent en hoe dit de tarieven die de consument moet betalen beïnvloedt. Ook moet het effect van het prijsplafond worden meegenomen in (de adviezen voor) de termijnbedragen.
Hoe moeten de ruim een miljoen klanten nu hun meterstanden doorgeven? Wat gebeurt er als klanten hun meterstanden niet of niet op tijd doorgeven? Hoe voorkomt u dat zij vervolgens niet volledig voor het prijsplafond in aanmerking komen?
Klanten kunnen via de reguliere kanalen hun meterstanden doorgeven (telefonisch, online of schriftelijk). Er is wel sprake geweest van langere wachttijden door de toeloop van mensen die dit rond de jaarwisseling wilden doen. Het prijsplafond wordt gewoon toegepast op al het verbruik vanaf 1 januari 2023, bij alle klanten voor wie deze regeling van toepassing is. Ook wanneer de meterstand per 1 januari niet wordt doorgegeven door de klant. De leveranciers zijn immers verplicht om het plafond voor alle kleinverbruikers te verwerken. Indien de meterstand niet wordt doorgegeven door de klant of opgenomen, dan zal net als in andere jaren met een geschatte meterstand gewerkt worden.
Wat vindt u ervan dat de energiebedrijven aangeven dat deze chaos «niet hun schuld» is, aangezien u zelf pas medio december de voorwaarden van het prijsplafond had uitgewerkt? Deelt u de conclusie dat het prijsplafond veel te rommelig, ingewikkeld en ronduit halfbakken tot stand is gekomen?
Helaas is door de toestroom van vragen bij de ingang van het definitieve prijsplafond, in combinatie met de vakantieperiode en de peildatum van 1 januari 2023, een tijdelijke overbelasting ontstaan bij de energiebedrijven. Het prijsplafond is onder grote tijdsdruk tot stand gekomen. Dankzij de gezamenlijke inzet van de betrokken ministeries, energieleveranciers en RVO is het gelukt om het prijsplafond per 1 januari in te laten gaan. Zie verder het antwoord op vraag 7.
Deelt u de mening dat, als u het prijsplafond eenvoudiger en vooral ruimhartiger had ingericht, huishoudens veel minder vragen, klachten en zorgen hadden gehad? Bent u ertoe bereid alsnog de volumegrenzen te verruimen naar 2.000 m3 gas en 4.000 kWh elektriciteit en de prijzen te verlagen naar € 1 per m3 gas en € 0,30 per kWh elektriciteit én het prijsplafond met terugwerkende kracht tot 1 januari 2022 in te voeren?
Nee, het kabinet heeft alles overwegende een bewuste keuze gemaakt om het prijsplafond in te voeren per 1 januari 2023 met de huidige tarieven en volumegrenzen. De vormgeving en de overwegingen zijn vooraf gedeeld met de Kamer en zijn uitvoerig besproken.
De lage straf voor het doodrijden van Shana Leurs |
|
Gidi Markuszower (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Mohamed L. zes maanden de cel in voor doodrijden Shana (22)»?1
Ja
Heeft u begrip voor het feit dat de ouders van Shana deze straf te laag en onrechtvaardig vinden?
Wij hebben vanzelfsprekend begrip voor de positie van de nabestaanden. Een ernstig verkeersongeval waarbij iemand overlijdt, leidt bij nabestaanden tot ongelofelijk veel pijn en verdriet. Geen straf zal in dergelijke zaken hoog genoeg zijn om het leed bij de familie van het slachtoffer weg te kunnen nemen. Wij wensen te benadrukken dat wij zeer meeleven met het verlies van de familie.
Echter kan ik, zoals u weet, als Minister van Justitie en Veiligheid niet ingaan op individuele gevallen, zeker niet in gevallen waarbij de zaak nog onder de rechter is en er dus geen onherroepelijk vonnis ligt. Dit opdat het OM zelfstandig beslissingen moet kunnen nemen om zo zijn rol in het strafproces optimaal te kunnen vervullen. Daarnaast moet voorkomen worden dat ik mij als Minister van Justitie en Veiligheid met uitlatingen over een concrete zaak begeef op het terrein van de rechter.
Wat staat er in de richtlijnen van het Openbaar Ministerie (OM) over de strafeisen bij een dodelijke aanrijding waarbij een bestuurder veel te hard rijdt?
De strafeisen in de richtlijn van het Openbaar Ministerie (OM) in geval van een dodelijke aanrijding waarbij geen sprake is van alcohol- of drugsgebruik lopen uiteen. De standaard strafeis is afhankelijk van de mate van schuld van de verdachte aan het ongeluk en de gevolgen daarvan. Het wegenverkeersrecht kent vier oplopende gradaties van schuld:
Voor de lichtste vorm van schuld, aanmerkelijke schuld, geldt er een standaard strafeis van een taakstraf van 240 uur in combinatie met een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar. In geval van ernstige schuld volgt een standaard strafeis van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van twee jaar. Als er sprake is van een zeer hoge mate van schuld aan de kant van de verdachte is de standaard strafeis een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden met een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van drie jaar.
De vierde en zwaarste mate van schuld vormt roekeloosheid, waarvoor maximaal zes jaar gevangenisstraf en vijf jaar ontzegging van de rijbevoegdheid – die ingaat na de gevangenisstraf – kan worden opgelegd. Voor deze zwaarste categorie is in de OM richtlijn geen standaard strafeis geformuleerd, maar er wordt altijd een hogere straf geëist dan bij de in de hiervoor beschreven gradaties.
Wanneer er bij de verdachte ook sprake is van alcohol- of drugsgebruik liggen de standaard strafeisen in de richtlijn hoger, evenals de mogelijke maximumstraffen. Zo is de maximale straf bij roekeloosheid op negen jaar gevangenisstraf gesteld.
Voor meer informatie over de richtlijn voor strafvordering verkeersongevallen van het OM verwijzen wij u naar: https://www.om.nl/onderwerpen/beleidsregels/richtlijnen-voor-strafvordering-resultaten/richtlijn-voor-strafvordering-verkeersongevallen-2022r004.
Kunt u aangeven, waarom als bewezen is dat iemand veel te hard rijdt binnen de bebouwde kom, er volgens de rechtspraak geen sprake is van roekeloos rijden?
We begrijpen dat situaties waar een straf voor het gevoel van betrokkenen te laag zou zijn, moeilijk te aanvaarden kunnen zijn. Het is in strafzaken uiteindelijk aan de rechter om op basis van het geheel aan feiten en omstandigheden in een individuele zaak te oordelen of een bepaald strafbaar feit bewezen kan worden verklaard. Daarnaast heeft het openbaar ministerie in de zaak waar uw vraag op ziet hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het is niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid om op deze zaak, en andere individuele zaken, in te gaan.
Wat in dit geval ook belangrijk is om in aanmerking te nemen, is dat roekeloosheid in juridische zin is iets anders dan wat men in de volksmond roekeloos rijgedrag noemt. Ten aanzien van roekeloosheid in de zin van de Wegenverkeerswet kan ik aangeven dat er hier recent aanscherpingen zijn geweest: met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten is sinds 1 januari 2020 een nieuw artikel 5a in de Wegenverkeerswet is toegevoegd. Het artikel noemt een aantal concrete schendingen van verkeersregels die – indien zij opzettelijk in ernstige mate worden geschonden en indien daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is – roekeloosheid kunnen opleveren. Het gaat daarbij onder andere om gevaarlijk inhalen, niet verlenen van voorrang, overschrijden van de maximumsnelheid, door rood licht rijden, tegen de verkeersrichting inrijden en tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden. Daarnaast is in artikel 175 Wegenverkeerswet bepaald dat bij ernstige verkeersongevallen van de zwaarste schuldvorm van roekeloosheid in ieder geval sprake is wanneer het rijgedrag dat heeft geleid tot het ongeval kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a Wegenverkeerswet. Deze wetswijziging geeft de rechtspraktijk meer handvatten om in zaken naar aanleiding van ernstige verkeersongevallen tot een bewezenverklaring van roekeloosheid te komen. Daarnaast bevat de genoemde wet verschillende andere wijzigingen waarmee daders van ernstige verkeersdelicten steviger kunnen worden aangepakt.
Bent u bereid te regelen dat daders van dit soort misdrijven altijd een rijontzegging krijgen?
De mogelijkheid om in dergelijke gevallen een rijontzegging op te leggen, staat al in de wet. De Wegenverkeerswet stelt al dat iemand die wordt veroordeeld voor – kort samengevat – een ernstig verkeersdelict gedurende lange tijd de bevoegdheid te ontzeggen om een motorrijtuig te besturen. Het is aan de strafrechter om in een individueel geval te beslissen of het opleggen van een dergelijke rijontzegging geboden is en zo ja, voor welke duur de rijontzegging wordt opgelegd. Bij die beslissing kan de strafrechter alle relevante omstandigheden meewegen. We hechten aan die rechterlijke vrijheid en willen daaraan vasthouden. Daarom zijn we er geen voorstander van dat automatisch een rijontzegging wordt opgelegd indien iemand voor bepaalde misdrijven wordt veroordeeld.
Het standaard opleggen van een rijontzegging voegt ook niet veel toe: uit de praktijk blijkt dat in vrijwel alle zaken waarbij sprake was van overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet – schuld aan verkeersongeval met letsel – een ontzegging van de rijbevoegdheid werd opgelegd2.
Hoeveel dodelijke aanrijdingen zijn er per jaar? In hoeveel gevallen is bewezen dat de maximumsnelheid in ernstige mate is overschreden? Hoe vaak is er sprake van roekeloosheid? Wat is de gemiddelde straf die door rechters in deze gevallen is opgelegd?
In 2021 waren er 371 door de politie geregistreerde verkeersongevallen met dodelijke afloop, waarbij de eenzijdige ongevallen buiten beschouwing zijn gelaten. De cijfers van de in 2022 door politie geregistreerde verkeersongevallen met dodelijke afloop komen na de zomer beschikbaar.
Uit cijfers van het Openbaar Ministerie blijkt dat er in 2022 440 personen werden gedagvaard voor het veroorzaken van een ernstig ongeval met schuld als bedoeld in artikel 6 Wegenverkeerswet. De oorzaken van aanrijdingen worden in het algemeen door de politie niet separaat geregistreerd. Er is geen recent onderzoek of overzicht waaruit blijkt bij hoeveel ongevallen er sprake was van een (ernstige) overschrijding van de maximumsnelheid of roekeloosheid en wat de gemiddeld opgelegde straf was indien er vervolging is ingesteld. Ook het Openbaar Ministerie heeft deze aantallen niet voorhanden. Het CBR heeft in 2022 1964 keer een cursus «Educatieve Maatregel Gedrag» opgelegd. Deze cursus wordt door het CBR opgelegd naar aanleiding van een melding van de politie van zwaar overtredend gedrag van een verkeersdeelnemer.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat daders van dit soort misdrijven een minimumstraf opgelegd krijgen die substantieel hoger ligt dan de aan Mohamed L. opgelegde straf?
In ons rechtsstelsel is het aan de rechter om een oordeel te vellen over welke straf passend is. Deze moet daarbij alle relevante omstandigheden – zowel verzwarende als verzachtende – betrekken. Het introduceren van minimumstraffen past hier niet bij.
Hierbij moet ook overwogen worden dat het verkeersrecht een ingewikkeld rechtsgebied is, met vele soorten ongevallen, daders en slachtoffers, waarbij de mate van schuld aan de kant van de dader zelden in verhouding staat tot de gevolgen voor het slachtoffer. Zo kan een kleine verkeersfout bij een aanrijding tot enorme gevolgen voor het slachtoffer leiden, terwijl een grove verkeersovertreding van een ander zonder ernstige gevolgen blijft. Het verkeersrecht moet voor al die gevallen een passende bestraffing bieden. Ook in dat licht is een minimumstraf niet passend.
We zien in de praktijk al dat er zwaarder wordt gestraft naar mate de schuld aan de kant van de dader en de gevolgen voor het slachtoffer groter zijn. Wanneer er sprake is van artikel 6 Wegenverkeerswet kan er dus een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere jaren volgen.
Indien u niet bereid bent minimumstraffen voor dit soort misdrijven in te voeren, bent u dan bereid te kijken naar andere mogelijkheden om de strafmaat te verhogen voor daders van dit soort misdrijven?
Afgelopen december is de motie3 van de leden Koerhuis en Alkaya aangenomen waarin de regering wordt verzocht uw Kamer te informeren over de mogelijkheden tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 om aan bestuurders die zware overtredingen hebben begaan een levenslange rijontzeggingen op te kunnen leggen. Tijdens het begrotingsdebat heeft de Minister van IenW aangegeven de motie breder te interpreteren en te onderzoeken wat er gedaan kan worden om roekeloos rijgedrag beter aan te pakken en hierover ook met de Minister van Justitie en Veiligheid in gesprek te gaan. De Kamer zal over de uitwerking van deze motie naar verwachting in het tweede kwartaal van dit jaar geïnformeerd worden.
Met de eerder aangehaalde Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelictenuit 2020 is er daarnaast reeds voor gezorgd dat daders van ernstige verkeersdelicten steviger kunnen worden aangepakt. Zie ook het antwoord op vraag 4. Indien de rechtbank bewezen acht dat er sprake is van roekeloosheid wordt overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet waarbij het slachtoffer is komen te overlijden gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie. Dit kan oplopen tot een gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren wanneer blijkt dat de verdachte onder invloed was ten tijde van het ongeval. Dit zijn naar mijn mening forse strafmaxima die het mogelijk maken dat daders van verkeersdelicten ook in de meest ernstige zaken stevig kunnen worden gestraft. De eerste ervaringen van deze aanscherping uit de praktijk zijn gunstig, maar de effecten van de wet zullen in volle omvang blijken uit de evaluatie van de wet in 2025.
ent u bereid om samen met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat in gesprek te gaan met de ouders van het slachtoffer, Shana Leurs?
De vader van het slachtoffer heeft reeds contact opgenomen en verzocht om een gesprek met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en Justitie en Veiligheid. Dit gesprek heeft inmiddels op ambtelijk niveau plaatsgevonden.
Het OM dat weigert een doodsbedreiger te vervolgen |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u uitleggen waarom het Openbaar Ministerie (OM), waar u verantwoordelijk voor bent, heeft besloten om de doodsbedreiger die heeft gezegd «Kga vrijdag met mijn school naar 2e kamer, khoop voor je dat je je er dan ni bent want deze Turken slaan je dood» niet te vervolgen?1
Laat ik vooropstellen dat bedreigen, en in het bijzonder bedreigingen van volksvertegenwoordigers, absoluut niet thuis horen in onze samenleving. Dit ondermijnt onze democratie, en heeft bovendien een enorme impact op de volksvertegenwoordigers zelf. Dit heeft dan ook mijn volste aandacht als Minister van Justitie en Veiligheid. U vraagt mij echter om in te gaan op een beslissing van het Openbaar Ministerie in een individuele zaak. Het is niet aan mij om als Minister van Justitie en Veiligheid om in te gaan op individuele zaken om politieke bemoeienis te voorkomen.
Staat u nog achter uw uitspraken ten aanzien van bedreigde politici waaronder: «Bedreigingen, in het bijzonder bedreigingen gericht aan democratisch gekozen volksvertegenwoordigers en politici, zijn onacceptabel en horen wat mij betreft niet thuis in enige democratische rechtsorde» en «Iedereen moet in vrijheid zijn werk kunnen doen, dat geldt voor politici van welke kleur dan ook. Dat blijft een heel groot aandachtspunt»? Zo nee, waarom niet?2, 3
Ja, absoluut.
Deelt u de mening dat de reden van het OM om mijn doodsbedreiger niet te vervolgen «het is al zo lang geleden gebeurd dat ik het niet zinvol vind om nu nog een strafzaak te beginnen» een smoesje is, aangezien deze doodsbedreiging van 18 februari 2020 pas in 2026 zal verjaren, en hier dus nog lang geen sprake van is? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 1 laat ik mij niet uit over individuele beslissingen van het Openbaar Ministerie, om politieke bemoeienis te voorkomen. Dat geldt niet alleen hier en in dit soort zaken, maar in alle individuele zaken van het Openbaar Ministerie. Wel heb ik het in mijn contacten met het Openbaar Ministerie ook over bedreigingen tegen volksvertegenwoordigers. Het Openbaar Ministerie heeft mij verzekerd dat aangiftes over bedreigingen tegen volksvertegenwoordigers altijd en zonder uitzondering met de grootste zorgvuldigheid worden beoordeeld. Het is echter ook aan het Openbaar Ministerie om betrokkenen goed en zorgvuldig te informeren over hun afwegingen die leiden tot het nemen van een sepotbeslissing. Het Openbaar Ministerie heeft mij laten weten altijd zijn uiterste best te doen om zo goed mogelijk zijn beslissingen te motiveren en ook altijd bereid te zijn te kijken waar dat beter kan. Het gesprek hierover met het Openbaar Ministerie zal ik blijven aangaan.
Wel kan ik in zijn algemeenheid zeggen dat wanneer het Openbaar Ministerie een zaak seponeert met code 43 (oud feit) dit geen verband heeft met de verjaringstermijnen die gelden bij strafbare feiten. Deze code wordt gebruikt in de gevallen waarbij lange tijd is verstreken na het plegen van het feit, hoewel dit bijvoorbeeld nog niet is verjaard.
Kunt u verklaren waarom het OM wél de doodsbedreiger van VVD’er Rutte vervolgt en 33 maanden celstraf eist, maar mijn doodsbedreiger vrijuit laat gaan met een smoesje?4
Over individuele zaken laat ik mij, zoals eerder opgemerkt, niet uit. Wel hecht ik eraan op te merken dat het Openbaar Ministerie iedere zaak op zijn eigen merites beoordeelt en dat de identiteit van de bedreigde volksvertegenwoordiger op geen enkele wijze een rol speelt in de beslissing of vervolging wordt ingesteld.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat het OM selectief doodsbedreigers vervolgt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om hier een einde aan te maken?
Het Openbaar Ministerie en de politie zetten zich continu in om bedreigingen van volksvertegenwoordigers te onderzoeken en waar mogelijk te vervolgen. Het Openbaar Ministerie beoordeelt de strafbaarheid op grond van de feiten en omstandigheden en beslist welke afdoening aangewezen is. De identiteit van de bedreigde volksvertegenwoordiger speelt op geen enkele wijze een rol in de beslissing of een vervolging wordt ingesteld en dat zou wat mij betreft ook nooit het gevoel mogen zijn.
Zoals bekend is er een speciaal Team Bedreigde Politici opgericht. Dit team maakt een eerste beoordeling van een melding – ook in de gevallen waarbij nog geen aangifte is gedaan – op strafbaarheid. Wanneer dit het geval is wordt door het Team Bedreigde Politici in beginsel een aangifte opgenomen en wordt nader onderzoek verricht. Het Openbaar Ministerie beoordeelt vervolgens iedere aangifte van bedreiging van een volksvertegenwoordiger.
Ook heeft het Openbaar Ministerie het beleid in 2020 aangepast. Als een zaak bewijsbaar is, zal het Openbaar Ministerie verdachten van bedreiging bij voorkeur voor de rechter op een openbare strafzitting brengen in plaats van deze af te doen op een besloten OM-hoorzitting. Reden hiervoor is dat bedreigingen een grote impact hebben op diegenen aan wie het is gericht en op hun directe omgeving. Los van de grote invloed die een bedreiging kan hebben op een persoon krijgt een bedreiging gericht aan een volksvertegenwoordiger ook een ondermijnend karakter en wordt hierdoor onze democratische samenleving aangetast.
Wanneer het Openbaar Ministerie besluit om niet te vervolgen, kan de belanghebbende hierover een klacht indienen bij het gerechtshof met het verzoek alsnog opdracht te geven tot vervolging.
Bent u bereid zich bij het beantwoorden van deze vragen niet te verschuilen achter het OM, maar de volle politieke verantwoordelijkheid te dragen en er dus voor te zorgen dat het OM niet selectief vervolgt? Zo nee, waarom niet?
Als Minister van Justitie en Veiligheid ben ik politiek verantwoordelijk voor het Openbaar Ministerie. Het bedreigen van volksvertegenwoordigers hoort niet thuis in onze samenleving, zoals u weet vind ik dit een zeer belangrijk onderwerp. Hierover spreek ik dan ook regelmatig met het Openbaar Ministerie en dit zal ik ook blijven doen. Het Openbaar Ministerie heeft mij verzekerd deze zaken altijd met de grootste zorgvuldigheid te behandelen. Afwegingen en beslissingen over individuele zaken zijn aan het Openbaar Ministerie. Dit geldt voor alle zaken die het Openbaar Ministerie afdoet. Zoals bekend meng ik mij daar als Minister niet in.
Zware mishandeling en wurging van katten in Gouda |
|
Dion Graus (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel inzake zware mishandeling en wurging van katten in Gouda?1
Ja.
Bent u bereid om een onderzoek in te laten stellen naar de dader(s)? Zo neen, waarom niet?
Het is niet aan de Minister om te besluiten over het instellen van een strafrechtelijk onderzoek. Nadat een melding over een dode kat de politie had bereikt, is een onderzoek gestart. Ik kan daar als Minister van Justitie en Veiligheid niet nader op ingaan.
Zijn de kadavertjes ter onderzoek van mogelijke dadersporen voorgelegd aan het Veterinair Forensisch Team? Zo neen, waarom niet?
Zoals u weet doe ik geen uitspraken over strafrechtelijke onderzoeken.
Gaat u het mogelijk maken dat dierenbeulen in de toekomst na opsporing en mogelijke arrestatie een zware gevangenisstraf, torenhoge boete en een levenslang verbod op het houden van dieren te wachten staat? Zo neen, waarom niet?
Dierenmishandeling en -verwaarlozing zijn een grove miskenning van de intrinsieke waarde van dieren. Vanwege de ernst van deze strafbare feiten en het belang van de bescherming van dierenwelzijn zijn dierenmishandeling en -verwaarlozing in de Wet dieren als misdrijf strafbaar gesteld. Ik vind het belangrijk dat personen die zich aan deze ernstige strafbare feiten schuldig maken, hier niet mee wegkomen maar worden vervolgd en berecht. Dierenmishandeling en -verwaarlozing kan op dit moment worden gestraft met een gevangenisstraf van maximaal drie jaar of een geldboete van de vierde categorie (€ 22.500, artikelen 2.1, eerste lid, 2.2, achtste lid en 8.12, eerste lid, van de Wet Dieren). Indien deze misdrijven in de uitoefening van beroep of bedrijf zijn gepleegd, kan een geldboete van de vijfde categorie worden opgelegd (€ 90.000, artikel 8.12, zesde lid, van de Wet dieren). Dit zijn stevige strafmaxima die het mogelijk maken dat in gevallen van dierenmishandeling en -verwaarlozing een passende sanctie kan worden opgelegd. Daarnaast kan de rechter bij een (deels) voorwaardelijke veroordeling een houdverbod als bijzondere voorwaarde opleggen.
Op dit moment is bij uw Kamer het wetsvoorstel aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing aanhangig. Dit wetsvoorstel maakt het mogelijk dat een verbod op het houden van dieren door de strafrechter als zelfstandige maatregel kan worden opgelegd. De maximale duur van deze maatregel bedraagt tien jaar. Indien sprake is van recidive, kan het zelfstandige dierenhoudverbod voor maximaal twintig jaar worden opgelegd. De wijzigingen in dat wetsvoorstel leveren daarmee een belangrijke bijdrage aan het beschermen van dierenwelzijn en aan het voorkomen van nieuw dierenleed. Vrijheidsbeperkende maatregelen zoals een dierenhoudverbod dienen altijd proportioneel te zijn ten opzichte van de doelen die met die maatregel worden gediend. In dat licht acht ik een langere maximumduur van het houdverbod onwenselijk. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de nota naar aanleiding van het verslag bij het bovengenoemde wetsvoorstel (Kamerstuk 35 892, nr.2.
Wat gaat u ondernemen om dit soort mishandelingen in de toekomst waar en indien mogelijk te voorkomen en te zorgen voor voldoende capaciteit bij de landelijke alarmcentrale 144 Red een Dier, de Dierenpolitie en het Veterinair Forensisch Team?
Dierenmishandeling en -verwaarlozing is verwerpelijk en het staat voor mij buiten kijf dat er handhavend moet worden opgetreden tegen alle gevallen van dierenmishandeling en -verwaarlozing. Ik vind het minstens zo belangrijk dat wordt ingezet op preventie en dat effectieve maatregelen worden ingezet om dierenmishandeling te voorkomen. Enkele maatregelen uit het wetsvoorstel dat ik in het antwoord op vraag 4 heb genoemd, zijn ook uitdrukkelijk bedoeld om bij te dragen aan het voorkomen van nieuwe gevallen van dierenmishandeling. In dit verband wijs ik bijvoorbeeld op het mogelijk maken van de oplegging van een zelfstandig dierenhoudverbod en de mogelijkheid om een educatieve maatregel op te leggen, waardoor houders worden gestimuleerd om op een verantwoorde wijze dieren te houden.
In de praktijk zien we dat 144 Red een Dier, de themahouders Dieren van de politie en de Landelijke Inspectie Dierenbescherming niet alleen in de handhaving, maar ook in het voorkomen van dierenmishandeling een cruciale rol spelen. In het algemeen kunnen alle opsporingsambtenaren, die bij deze instanties werkzaam zijn optreden tegen dierenmishandeling. Met deze capaciteit kunnen dierenwelzijnszaken naar mijn mening adequaat worden opgepakt. Er is niet gebleken dat er onvoldoende capaciteit is bij de genoemde instanties onvoldoende capaciteit beschikbaar zou zijn.
Het artikel waarin gesteld wordt dat het Kamerlid Van Ginneken van de D66-fractie eist dat u uw principiële mening ten aanzien van de transgenderwet herziet |
|
Geert Wilders (PVV), Harm Beertema (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel waarin gesteld wordt dat het Kamerlid Van Ginneken van de D66-fractie eist dat u uw principiële mening ten aanzien van de transgenderwet herziet?1
Ik ben bekend met het artikel waar u naar verwijst. Het lid Van Ginneken (D66) heeft bij mijn weten niets geëist, maar gezegd er vanuit te gaan dat de nieuwe Minister van LNV het kabinetsbeleid steunt.
Deelt u de mening dat het onbestaanbaar is dat iemand die als burger zo’n principiële overtuiging heeft ten aanzien van geslacht en geslachtsverandering dat hij daartoe een nationaal manifest ondertekent, het manifest Gendertwijfel, die overtuiging als Minister niet van het ene moment op het andere in precies het omgekeerde kan aanpassen, zonder zijn geloofwaardigheid te verliezen?
Ik heb het manifest «De nieuwe Transgenderwet raakt iedereen» ondertekend op persoonlijke titel in de tijd voordat ik Minister werd. Een Minister draagt verantwoordelijkheid voor het gehele kabinetsbeleid, en zo zal ik mij dus ook opstellen.
Bent u het eens dat de eis die het Kamerlid aan u stelt op zijn minst niet bevorderlijk is voor de onderlinge verhoudingen in de coalitie, waaraan door de vele crises die het hoofd moet worden geboden toch al hoge eisen worden gesteld?
Ik respecteer de inzet van het lid Van Ginneken (D66) voor de positie en rechten van transpersonen. Haar vragen naar mijn persoonlijke opvattingen doen in mijn beleving geen afbreuk aan de onderlinge verhoudingen.
Mogen wij u tenslotte wijsheid en kracht toewensen en de hoop uitspreken dat u standvastig blijft in uw overtuiging?
Dank u wel.
Het bericht 'Opsporing komt in gevaar door disfunctioneren tapkamer politie' |
|
Lilian Helder (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Opsporing komt in gevaar door disfunctioneren tapkamer politie»?1
Ja, ik heb kennisgenomen van dit bericht. Op 4 oktober jl. heb ik ook een brief aan uw Kamer gestuurd met daarin mijn reactie op dit artikel (Kamerstuk 29 628, nr. 1124).
Over hetzelfde bericht zijn ook schriftelijke vragen gesteld door het lid Bisschop (SGP), Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 368 en het lid Sylvana Simons (BIJ1), Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 370. De vragen komen gedeeltelijk overeen; ik zal daarom de beantwoording van beide sets vragen gelijktijdig aan u doen toekomen.
Klopt het dat het dat het nieuwe systeem, dat miljoenen heeft gekost en blijkbaar nog kost, al drie jaar niet naar behoren werkt?
Het klopt dat het nieuwe tapsysteem voor de politie dat in 2019 is aangeschaft op dit moment nog wordt geïmplementeerd. Het beeld dat het tapsysteem al drie jaar had moeten werken klopt echter niet. In de afgelopen periode is gewerkt aan de voorbereiding van de implementatie van het nieuwe systeem. Deze implementatie, en vervolgens de uitrol, kost tijd, omdat het complexe en gevoelige technologie betreft en de opsporing ondertussen door moet blijven gaan. De implementatie van een nieuw tapsysteem is een grote operatie waarbij het gaat om maatwerk. Systemen van een dergelijke omvang en complexiteit kennen dit soort doorlooptijden. Niet alleen worden alle technische omgevingen ingericht conform state of the art informatiebeveiliging, ook de koppelingen met de providers moeten worden ingericht, het moet voldoen aan de Nederlandse wet- en regelgeving, die bijvoorbeeld een geheimhoudersfilter nodig maakt.
Op 1 juli 2019 is uw Kamer per brief over deze voorbereiding geïnformeerd en op 29 mei 2020 over het verwachte tijdpad daarvan.
Klopt het ook dat de politie daardoor genoodzaakt is gebruik te blijven maken van een zwaar verouderd systeem dat met grote regelmaat uitvalt? Zo ja, waarom is de Kamer hiervan nooit, al dan niet vertrouwelijk, op de hoogte gesteld?
Op dit moment maakt de politie gebruik van een tapsysteem dat sinds 2011 draait en inmiddels end-of-life is. Er zijn geregeld storingen van wisselende impact. Dit is een belangrijke reden voor vervanging van dit systeem. Hierover is uw Kamer meermalen geïnformeerd, al vanaf de aanbesteding. Wel functioneert het huidige systeem tot op heden voldoende. De politie monitort al haar systemen continu op storingen en op veiligheid. In het geval van een storing wordt direct gehandeld en betrokken medewerkers direct geïnformeerd zodat andere middelen kunnen worden ingezet.
Is het juist dat hierdoor het afluisteren en monitoren van verdachten en criminelen, ook tijdens invallen of grootschalige politieacties, in gevaar komt of is gekomen?
De politie laat mij weten dat er geen gevallen bekend zijn waarbij opsporingsonderzoeken schade hebben opgelopen vanwege storingen in het systeem. Het is daarnaast goed om te realiseren dat de inzet van het tapsysteem een belangrijk middel in de opsporing is, maar slechts één van de hulpmiddelen in een onderzoek of bij politieacties. Bij storing of uitval gebruikt de politie andere middelen of is ze in staat deze in te zetten waardoor de opsporing of de beveiliging gewaarborgd blijft.
Is het juist dat dit groot gevaar oplevert voor (lopende) opsporingsonderzoeken? Zo ja, kunt u aangeven of dit gevaar kan worden afgewend en zo ja, hoe?
Zoals gezegd heeft de politie mij laten weten dat er geen gevallen bekend zijn waarbij opsporingsonderzoeken schade hebben opgelopen vanwege storingen in het systeem.
Klopt het dat het hele landelijke tapsysteem van de politie met regelmaat uren onbruikbaar is, hetgeen niet alleen grote risico’s oplevert voor agenten tijdens bijvoorbeeld een politie-inval, maar ook problemen oplevert bij het vinden van een ontsnapte gevangene of een weggelopen demente burger of een verward persoon, ofwel dat er dus levensgevaarlijke situaties ontstaan die voorkomen hadden kunnen en moeten worden?
Het systeem, dat verouderd is, heeft geregeld storingen met wisselende impact. In mijn brief van 4 oktober jl. is aangegeven dat zich de afgelopen 3 maanden 3 prio1-storingen hebben voorgedaan waarbij het tapsysteem tijdelijk niet beschikbaar was. Dataverlies door prio1-storingen is naar verhouding gering. Behalve dat het verlies gering is, is het verlies ook bekend. En in een onderzoek is nooit alle mogelijke data beschikbaar: zo worden bijvoorbeeld niet alle telefoons getapt en wordt niet alles geobserveerd. Rechercheurs werken met de gegevens die er zijn. Wanneer dataverlies voorkomt wordt dit ook vastgelegd in een proces-verbaal en bekend gemaakt aan het opsporingsteam. Voor locatiebepaling kunnen alternatieven worden ingezet. Er zijn bij de politie geen gevallen bekend waarbij de veiligheid van politiecollega’s of te beschermen personen of anderen in het geding is gekomen.
Klopt het dat het kentekenvolgsysteem nog steeds niet goed werkte toen onlangs een auto vol wapens van Nederland naar België gevolgd moest worden in verband met een bedreigde Belgische Minister?
Nee dat klopt niet. Het incident waaraan gerefereerd wordt doelt op een Belgisch onderzoek, waaraan Nederland op enig moment rechtshulp heeft verleend. Gedurende dit onderzoek werkte de ANPR naar behoren.
Is het juist dat in de week van 19 september jongstleden het systeem van bewakingscamera’s niet werkte waardoor de verwerking van data van camera’s voor kentekenregistratie boven de snelweg en van camera’s die bijvoorbeeld bij beveiligde personen in de woonwijk hangen, meerdere dagen niet functioneel was, hetgeen ten koste ging van de beveiliging van tal van prominenten dan wel te beveiligen personen?
Nee dat klopt niet. De bewakingscamera’s bij beveiligde personen in woonwijken werkten. De ANPR-camera’s zelf werkten ook, maar er was een storing in het systeem waarin ANPR-informatie wordt verrijkt (i-trechter). Hierdoor ontbreekt extra informatie die mogelijk bruikbaar is voor de operatie. De operatie is hiervan in kennis gesteld zodat daar eventueel passende maatregelen genomen kunnen worden. Er zijn bij de politie geen gevallen bekend waarbij daardoor de veiligheid van te beschermen personen of anderen in het geding is gekomen.
Beseft u dat een dergelijk camerasysteem er bijvoorbeeld voor heeft gezorgd dat de vermoedelijke moordenaars van Peter R. de Vries binnen een uur na de aanslag zijn opgepakt? Zo ja, erkent u dat een dergelijk systeem nooit mag uitvallen dan wel voorzien moet zijn van een de mogelijkheid voor een back-up of iets dergelijks?
Ik realiseer me dat deze systemen van belang zijn bij de aanpak van criminaliteit. Camerasystemen zijn inderdaad belangrijke middelen in de opsporing, maar zoals ook hiervoor aangegeven, slechts één van de hulpmiddelen in een onderzoek. Verder zijn essentiële onderdelen vaak dubbel uitgevoerd. Dit is ook het geval bij ANPR, als daarvan één onderdeel uitvalt blijft ANPR gewoon functioneren.
In een politieonderzoek is bovendien nooit alle mogelijke data gelijktijdig beschikbaar. Rechercheurs werken met de gegevens die er op dat moment zijn.
Klopt het dat de situatie zó ernstig is dat inmiddels meerdere politieagenten formele klachten hebben ingediend tegen de leiding? Zo ja, wordt serieus met die klachten omgegaan en komen de betreffende politieagenten niet in gevaar doordat de leiding(gevende) op basis hiervan maatregelen tegen hen zal (laten) nemen, zoals wel vaker het geval is?
De korpsleiding laat mij weten dat er veel speelt binnen de afdeling interceptie. In relatie tot de totale verbeteringen binnen de Landelijk Eenheid wordt ook bij deze afdeling ingezet op goed leiderschap en medewerkerschap. De interne verhoudingen zijn onderkend, bespreekbaar gemaakt en er wordt gewerkt aan een afdelingsbrede veranderaanpak, vooruitlopend en in lijn met de veranderingen zoals voorgesteld door de commissie Schneiders.
Dit past in de transitie van de Landelijke Eenheid om meer focus te richten op de uitvoering van specialistische taken. De leiding van de Landelijke Eenheid neemt de zorgen van medewerkers serieus en bespreekt deze in alle openheid met teams waar dit aan de orde is. Dit geldt ook voor de afdeling interceptie en sensing.
Medewerkers kunnen met hun knelpunten terecht bij hun leidinggevende of bij vertrouwenspersonen. Daarnaast kunnen de medewerkers van de Landelijke Eenheid hun zorgen en ideeën ook inbrengen bij de commissie Schneiders.
Bent u zich ervan bewust dat u in het commissiedebat op 17 februari 2022 de Kamer verkeerd heeft ingelicht door op de opmerking dat Nederland goed in staat is een eigen systeem te bouwen te antwoorden: «Het bouwen van een tapsysteem is complex en vraagt een dusdanig grote investering qua benodigde capaciteit en specialistische kennis en kunde, dat een leverancier of commerciële partij nodig is om zo'n systeem te realiseren. Het is geen optie, los van de vraag of de vraagstellers dit zo bedoelden, dat de overheid het zelf gaat bouwen»?
Ik licht deze uitspraak graag nader toe. Voorafgaand aan de aanbesteding is overwogen of de politie zelf een tapsysteem kon bouwen, waardoor zij ook zelf de volledige regie zou hebben op de toegang tot het systeem. Dit idee is echter verworpen omdat het zelf bouwen van een tapsysteem zeer complex is, er goede alternatieven in de markt beschikbaar zijn, regie en toegangsvereisten meegenomen worden bij de aanbesteding en de benodigde specifieke IV-expertise en -capaciteit van de politie begrensd is.
Bent u zich er tevens van bewust dat u de Kamer ook verkeerd heeft geïnformeerd door te zeggen: «Nederlandse bedrijven kunnen uiteraard gewoon meedoen bij de aanbesteding van dergelijke systemen», nu blijkt dat een Nederlands bedrijf bewust buiten de aanbesteding is gehouden?
Dit is niet het geval, er is geen Nederlands bedrijf bewust buiten de aanbesteding gehouden. De Europese aanbestedingsprocedure stond open voor aanbieders gevestigd binnen de lidstaten van de EU en voor aanbieders vallende onder de Government Procurement Agreement (GPA). De nieuwe leverancier is in de combinatie van kwaliteit en prijs als beste partij naar voren gekomen na een zorgvuldige aanbesteding. De aanbesteding is naar behoren verlopen, als een Nederlands bedrijf het beste uit de aanbesteding was gekomen was dat bedrijf het geworden.
Erkent u dat de reactie, luidend dat «Het huidige systeem operationeel zal blijven tot het nieuwe systeem volledig is ingevoerd» op zijn minst voorbarig en discutabel is nu vaststaat dat dit systeem zó verouderd is dat er geen onderdelen meer voor te verkrijgen zijn en het al enige tijd op zijn laatste benen loopt?
De politie heeft mij laten weten dat het huidige tapsysteem inderdaad end-of-life is, maar nog steeds voldoende functioneert. Met de huidige leverancier is een contract afgesloten voor 2023. Dit is inclusief de levering van onderdelen van systemen. Ik erken echter, zoals ik u ook meldde in mijn brief van 4 oktober jl., dat de hard- en software verouderd zijn.
Hoe gaat u zorgen voor de veiligheid van alle Nederlandse burgers en iedereen die zich binnen onze landsgrenzen bevindt? Wordt gekeken naar een ander, nieuw, vervangend of aanvullend systeem of is dat niet mogelijk?
De politie werkt hard aan de gedegen en zorgvuldige implementatie van het nieuwe tapsysteem dat voldoet aan alle hoge (veiligheids)eisen die daaraan gesteld worden.
Het opzeggen van het contract zou ook tot zeer grote vertraging leiden bij de oplevering van het nieuwe tapsysteem en het huidige tapsysteem is hoewel het nog voldoende functioneert inmiddels end-of-life. Ook betekent opzegging van het contract dat het hele verwervingsproces opnieuw gestart moet worden. Het zou de opsporing in Nederland voor grote problemen plaatsen en op achterstand zetten.
De implementatie van het nieuwe systeem zal gefaseerd plaatsvinden vanaf eind dit jaar. Dan verwacht de politie de productieomgeving klaar te hebben en live te kunnen gaan. Het systeem is dan gereed voor de eerste taps. Daarna volgt een zorgvuldige stapsgewijze implementatie die naar verwachting nog heel 2023 zal vergen.
Bent u bereid deze vragen op de kortst mogelijke termijn te beantwoorden nu het een zaak van nationale veiligheid betreft?
Ja.
Het bericht 'Energiebedrijven wijken niet: laat aangekondigde prijsverhogingen gaan door' |
|
Alexander Kops (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Energiebedrijven wijken niet: laat aangekondigde prijsverhogingen gaan door»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat energiebedrijven tóch per 1 oktober hun prijzen gaan verhogen, terwijl dit, zoals u zelf ook erkent, níét is toegestaan? Waarom laat u dit gebeuren?
Zoals ik uw Kamer reeds gemeld heb in het Vragenuur van 27 september jl., vind ik het zeer onwenselijk dat energieleveranciers hun prijsverhoging voor 1 oktober toch wilden doorzetten. Ik heb ook aangegeven dat het aan de onafhankelijk toezichthouder Autoriteit Consument en Markt (ACM) is om een eventueel onderzoek te starten naar mogelijke wettelijke overtredingen. De ACM heeft energieleveranciers op 27 september per brief opgeroepen zich aan de wettelijke regels te houden. Tegen energieleveranciers die dat niet doen, kan de ACM handhavend optreden, hetzij door het opleggen van boetes, lasten onder dwangsom of bindende aanwijzingen.2
Na de aankondiging door de ACM, hebben de vijf grootste energieleveranciers in Nederland gehoor gegeven aan de oproep van de ACM om hun besluit terug te draaien. Inmiddels hebben ook andere, kleinere leveranciers bij de ACM aangegeven in geval van tariefwijzigingen de termijn van 30 dagen te zullen respecteren.
Staat u nog steeds achter uw eigen woorden dat energiebedrijven zich per direct aan de regels moeten houden? Zo ja, waarom grijpt u niet meteen in?
Zie antwoord vraag 2.
Gaat u er onmiddellijk voor zorgen dat de aangekondigde prijsverhogingen níét doorgaan?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen vóór 1 oktober beantwoorden?
Beantwoording voor 1 oktober is helaas niet mogelijk gebleken; wel zo snel mogelijk daarna.
Het bericht 'Natuur kan nog slechter tegen stikstof, normen moeten mogelijk strenger' |
|
Geert Wilders (PVV), Alexander Kops (PVV) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Natuur kan nog slechter tegen stikstof, normen moeten mogelijk strenger»?1
Ja.
Klopt het dat u een rapport in handen hebt, gemaakt onder VN-toezicht, dat stelt dat de stikstofnormen in Nederland nóg strenger zouden moeten worden? Bent u het hiermee eens of niet?
Het bedoelde rapport betreft «Review and revision of empirical critical loads of nitrogen for Europe». Zoals de titel aangeeft, gaat het over kritische depositiewaarden voor stikstof op Europees niveau. Er staan geen uitspraken in over Nederland.
In de berichtgeving is overigens ten onrechte de indruk gewekt dat het gaat om normen. Normstelling vindt echter plaats door regelgeving, niet door de opstelling van wetenschappelijke rapporten. In dit geval gaat het dus om de best beschikbare kennis over het niveau waarboven negatieve effecten van stikstof op de natuur zichtbaar worden.
Waarop is dit rapport gebaseerd? Op de stikstofcijfers die Nederland – als enige EU-land – consequent aan de Europese Commissie rapporteert, terwijl dat helemaal niet verplicht is? Wanneer stopt u daarmee?2
De basis voor het genoemde rapport wordt gevormd door alle vanaf 2010 verschenen publicaties over onderzoeksresultaten op het gebied van stikstofeffecten op natuur. Deze resultaten zijn verzameld in vele landen en beoordeeld door een team van 43 wetenschappers. Daar waar nodig, zijn de huidige Europese kritische depositiewaarden (Bobbink & Hettelingh 20113) op basis van deze nieuwe resultaten aangepast.
Het rapport maakt geen gebruik van gegevens over stikstofdepositie in Nederland.
Overigens is het een misverstand dat Nederland aan de Europese Commissie stikstofcijfers rapporteert. In de berichtgeving is deze indruk gewekt, maar het gaat alleen om rapportages waarin onder andere wordt vermeld óf stikstof een probleem voor de beschermde natuur is.
Klopt het dat, zoals het Algemeen Dagblad bericht, u de scherpere normen overneemt? Zo ja, waarom? Wat betekent dat concreet voor de boeren?
De nieuwe kennis zal toegepast worden op de Nederlandse situatie. Dat vergt een actualisering van het bestaande rapport van Van Dobben e.a. uit 20124, waarin de voor Nederland relevante kritische depositiewaarden staan. De reden voor actualisering is dat het nodig is om de best beschikbare kennis te gebruiken ten behoeve van de bescherming van de natuur door natuur- en stikstofbeleid en de toestemmingsverlening. Dat volgt ook uit vaste jurisprudentie.
Wat dit concreet voor de boeren betekent, is nog niet te zeggen.
Hoe verhoudt dit rapport zich tot de gesprekken met de heer Remkes en de afspraak dat er «gekeken wordt naar de kritische depositiewaarden»?
Uit het rapport blijkt dat een deel van de natuur op Europees niveau gevoeliger voor stikstof is dan uit eerdere onderzoeken was gebleken; wat dat precies voor Nederland betekent, moet nog blijken.
Het rapport bevestigt de internationale wetenschappelijke consensus dat bij het beoordelen van de effecten van stikstof op natuur de kritische depositiewaarde een belangrijke rol moet vervullen.
Dat neemt niet weg dat voor de beoordeling van de kwaliteit van de natuur in Nederland meer aspecten relevant zijn dan stikstof. Daar gaat het bij de genoemde afspraak om.
Waar bemoeit de VN zich eigenlijk mee? In opdracht van wie is dit rapport opgesteld?
Uit het antwoord op vraag 2 blijkt dat de VN zich niet met de Nederlandse normstelling voor stikstof bemoeit.
Het rapport is opgesteld als project van het Coordination Centre for Effects. De CCE is onderdeel van de United Nations Economic Commission for Europe (UNECE), waar Nederland sinds 1947 lid van is. Deze VN-organisatie faciliteert de uitvoering van de Convention on Long-range Transboundary Air Pollution (dit verdrag is in 1982 door Nederland geratificeerd). Het project was onderdeel van het «International Co-operative Programme on Modelling and Mapping of Critical Levels and Loads and Air Pollution Effects Risks and Trends».
Bent u ertoe bereid het rapport en uw eigen stikstofbeleid door de shredder te halen en onze hardwerkende boeren met rust te laten?
De resultaten van het rapport worden serieus genomen. Uitvoering van het kabinetsbeleid inzake stikstof is belangrijk voor een adequate bescherming van de natuur en een duurzame toekomst van ons land. Daar zijn ook de Nederlandse boeren bij gebaat, ook al zal dat persoonlijke offers vragen, niet alleen van boeren maar ook van andere burgers en bedrijven in ons land.