Dolfijnenslachtingen door Japan en de Faeröer en het plan van Japan om de walvisjacht weer te hervatten |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Frans Timmermans (GroenLinks-PvdA), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u gezien dat de gruwelijke dolfijnenslachtingen weer van start zijn gegaan in Japan en op de Faeröer eilanden (bij Denemarken)?1 2
Ja.
Is het waar dat er activisten op de Faeröer eilanden gearresteerd zijn door de Koninklijke Deense Marine en dat de slachtingen van de dolfijnen konden plaatsvinden onder de volledige bescherming van de Koninklijke Deense Marine en de Deense politie, waarmee EU-lidstaat Denemarken de dolfijnenslachtingen in feite heeft gesteund?
Ja. De politie is in dit geval ingezet om de actievoerders gescheiden te houden van de jagers.
Kunt u bevestigen dat dolfijnenslachtingen in strijd zijn met de Europese dierenwelzijnsregels en met de internationale overeenkomst «on the Conservation of Small Cetaceans of the Baltic and North Seas» (ASCOBANS), waarin de Faroer eilanden geen partij zijn maar Denemarken wel? Hoe beoordeelt u de betrokkenheid van Denemarken bij de dolfijnenslachtingen in het licht van deze verdragen?
Het kabinet verwijst u hiervoor naar haar brief aan de Kamer d.d. 4 maart 2013 betreffende de toezegging over inzet bij ASCOBANS over de slachting van grienden bij de Faeröer eilanden.
Bent u bereid om Denemarken aan te spreken op het steunen van de dolfijnenslachtingen en de Europese Commissie op te roepen eveneens in actie te komen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet zal Denemarken opnieuw aanspreken en aangeven dat het doden van dolfijnen, zoals dit gebeurt op de Faeröer eilanden, niet acceptabel is. Dit zal ook via de band van de EU worden opgebracht met Denemarken.
Is het waar dat Japan na een eerdere veroordeling door het Internationaal Gerechtshof plannen heeft de walvisjacht bij Antartica toch te hervatten?3 Mag de Kamer erop rekenen dat u deze plannen ten zeerste afkeurt en zich hiertegen zult verzetten? Zo ja, kunt u toelichten welke instrumenten u hiertoe gaat benutten? Zo nee, waarom niet?
Op 31 maart 2014 concludeerde het Internationaal Gerechtshof, in een zaak aangespannen door Australië en Nieuw Zeeland, dat het Japanse onderzoeksprogramma JARPA II niet voldoet aan de eisen die door de Internationale Walvis Commissie (IWC) zijn gesteld aan wetenschappelijke walvisjacht, en sommeerde Japan om de JARPA II vergunningen in te trekken. In reactie op de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof werd door Japan de walvisvaart in de Zuidelijke IJszee voor seizoen 2014–2015 afgelast. In vervolg op de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof is tijdens IWC65 een resolutie aangenomen die regelt dat alle programma’s voor wetenschappelijk onderzoek en de daarmee gepaard gaande walvisvangst, zo ook daarmee de nieuwe programma’s van Japan, getoetst moeten worden aan de richtlijnen van de IWC. Dat deze resolutie is aangenomen is een belangrijke stap in het beperken van walvisjacht ten behoeve van het wetenschappelijke onderzoeksprogramma.
Japan heeft aangekondigd te willen starten met een nieuw programma in 2015. Dit programma zal conform huidige internationale afspraken eerst getoetst worden door het wetenschappelijk comité van de IWC die bij deze toetsing tevens rekening houdt met wat gesteld is in de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof. Hoewel van belang is te onderkennen dat de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof geen verbod stelt op de walvisjacht voor wetenschappelijke doeleinden, blijft het kabinet van mening dat alle walvisjacht verboden zou moeten zijn en acht het zich door deze uitspraak in die mening gesterkt. De uitspraak is hiermee een instrument dat het kabinet benut in haar verzet tegen walvisjacht voor wetenschappelijke doeleinden.
Herinnert u zich de mondelinge vragen van 21 januari jongstleden waarin u heeft toegezegd in de EU te bouwen aan consensus over het stellen van voorwaarden aan een eventueel vrijhandelsakkoord met Japan op het gebied van het respecteren van de mensenrechten, het moratorium op de walvisjacht en een beëindiging van de dolfijnenslachtingen?
Ja. Het kabinet heeft hierin aangegeven dat er in de Europese Unie geen consensus over het onderwerp is. Het kabinet stelde dat er meer EU-lidstaten zijn die weliswaar de afschuw over de praktijk delen, maar geen koppeling willen aanbrengen tussen het vrijhandelsakkoord enerzijds en de walvisjacht anderzijds. Nederland ziet het vrijhandelsverdrag als een vehikel om met Japan de walvisvaart bilateraal en in internationale fora te bespreken. In dat verband heeft Nederland zich bij het vaststellen van een EU-onderhandelingsmandaat ingezet voor de opname van een stevig duurzaamheidshoofdstuk, dat aanknopingspunten biedt de walvisvaart met Japan te bespreken. Uw Kamer wordt regelmatig geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen tussen de EU en Japan.
Kunt u verklaren waarom u de Kamer niet op de hoogte hebt gehouden van uw inzet en uw vorderingen op dit gebied, ondanks uw toezegging om daar in uw verslagen «speciaal aandacht aan dit onderwerp» te geven? Kunt u alsnog uiteenzetten wat u concreet heeft ondernomen om de zaken in de Europese Unie meer in de richting te bewegen van bovengenoemde voorwaarden aan het vrijhandelsakkoord met Japan, wat de resultaten daarvan tot nu toe zijn geweest en welke stappen u nog meer gaat zetten?
Zie het antwoord op vraag 6.
Kunt u uiteenzetten welke andere EU-lidstaten u inmiddels aan uw zijde heeft gekregen om (bovengenoemde) voorwaarden te verbinden aan het vrijhandelsakkoord? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 6.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de onderhandelingen over de kaderovereenkomst waarin de politieke samenwerking tussen Japan en de EU wordt geregeld?4 Hoe vaak en op welke wijze zijn in deze onderhandelingen de mensenrechten, de walvisjacht en de dolfijnenslachtingen aan de orde gesteld en wat is daar tot nu toe het resultaat van geweest?
Er hebben verschillende onderhandelingsrondes plaatsgevonden over de kaderovereenkomst waarin de politieke samenwerking tussen Japan en de EU wordt geregeld. November 2014 vond de zesde onderhandelingsronde plaats in Tokio. In deze onderhandelingen wordt telkens een breed spectrum aan onderwerpen besproken. In het politieke kaderakkoord is een bepaling voorzien met de strekking om gedeelde waarden als mensenrechten en fundamentele vrijheden in internationale fora en in de betrekkingen met derde landen uit te dragen en te bevorderen.
Binnen de EU zal het kabinet zich inzetten voor een consensus om binnen de kaderovereenkomst een bepaling op te nemen over het op termijn beëindigen van de walvisjacht en dolfijnenslachtingen zoals die op dit moment plaatsvinden. Ook pleit Nederland voor het opnemen van bepalingen ten aanzien van het beschermen van – kwetsbare – flora en fauna, het terugdringen van onwettige visserij en het lange termijnbehoud evenals duurzaam beheer van mariene ecosystemen en rijkdommen. Hoewel zich voor deze bepalingen een EU-brede consensus lijkt af te tekenen, zal het uiteindelijke resultaat afhankelijk zijn van het verloop van de onderhandelingen met Japan.
Het bericht dat elf vliegtuigen zijn verdwenen van het vliegveld van Tripoli |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kunt u bevestigen dat er elf vliegtuigen zijn verdwenen van het internationale vliegveld in Tripoli?1
Na enkele dagen van hevige gevechten medio augustus jl. hebben islamistische milities in Libië, verenigd onder de naam Libya Dawn, Tripoli International Airport ingenomen, inclusief de op de luchthaven aanwezige vliegtuigen. Veel vliegtuigen zijn door de gevechten beschadigd of vernietigd.
Het kabinet ziet geen reden om aan te nemen dat het gerucht over vermiste vliegtuigen juist zou zijn. De Libische luchtvaartautoriteiten ontkennen dat er elf vliegtuigen vermist zijn. Het Amerikaanse State Department kwalificeert berichten over vermissing van elf vliegtuigen als ongegrond.
Kunt u bevestigen dat de elf verdwenen vliegtuigen in het bezit zijn van de zogenaamde «Masked Men Brigade»? Zo nee, kunt u aangeven in wiens bezit deze elf vermiste vliegtuigen dan wel zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Hebt u reeds contact gezocht met de Amerikaanse en Libische autoriteiten om te verifiëren welke elf vliegtuigen precies zijn verdwenen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u inzichtelijk maken op welke wijze deze elf vliegtuigen zijn ontvreemd?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u inzichtelijk maken welke acties worden ondernomen om te verifiëren waar deze elf vliegtuigen zijn gebleven?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u de zorgen die er bestaan bij overheidsfunctionarissen in de Verenigde Staten dat deze elf verdwenen vliegtuigen kunnen worden ingezet voor terreurdaden?2
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de zorgen over de ontstane wetteloosheid in Libië?
Ja.
Op welke wijze zet het kabinet zich in om een eind te maken aan het geweld in Libië en in plaats daarvan een politieke oplossing te zoeken?
Nederland steunt de inzet van de VN, in het bijzonder de nieuwe VN Speciale Vertegenwoordiger voor Libië – Bernardino León – en VN-missie UNSMIL, om te komen tot een politieke oplossing voor het conflict. De EU wil de VN-inspanningen sterker ondersteunen en zal op korte termijn de opties hiertoe onderzoeken en bespreken. Het is van belang dat ook de buurlanden van Libië betrokken worden bij het zoeken naar een politieke oplossing.
Er zal eerst zo spoedig mogelijk een staakt-het-vuren tussen de strijdende partijen moeten worden overeengekomen. Dat zal moeten worden gevolgd door een inclusieve dialoog om overeenstemming te bereiken over het verdere politieke proces, inclusief afspraken over de locatie en recentelijk genomen besluiten van het parlement en over de samenstelling van een toekomstige regering.
De repatriëringsmissie MH17 en de stand van zaken omtrent vliegramp MH17 |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Joint investigation into Flight MH17» dat het landelijk parket op 29 augustus op zijn site plaatste?1
Ja.
Kunt u de overeenkomst tussen Oekraïne, België, Australië en Nederland openbaar maken en aan de Kamer doen toekomen?
Oekraïne, België, Australië en Nederland hebben praktische en operationele afspraken gemaakt over de samenwerking in hun strafrechtelijke onderzoeken. De aard van dergelijke informatie leent zich niet voor openbaarmaking. Bij de gemaakte afspraken heeft ook Maleisië zich aangesloten. Het bekendmaken van het bestaan van de afspraken kon alleen plaatsvinden in afstemming met de betrokken landen. De bekendmaking heeft plaatsgevonden met het persbericht dat op 29 augustus uitgegeven is door het openbaar ministerie.
Waarom is deze overeenkomst niet vermeld in de lijst van verdragen, MOU’s etcetera, die Nederland in het kader van MH17 heeft afgesloten?2
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verloopt op dit moment de samenwerking met Maleisië in het strafrechtelijke onderzoek? Waarom doet Maleisië niet mee met de overeenkomst?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de verdragen, MOU’s, etcetera die in het antwoord op vraag 5k worden vermeld, aan de Kamer sturen, indien noodzakelijk vertrouwelijk?
De tekst van het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Oekraïne inzake de internationale missie tot bescherming van het onderzoek is reeds uitgereikt tijdens de technische briefing op 28 juli jl. Het is op 29 juli jl. ter kennis gebracht van de Kamer overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, eerste lid, van de rijkswet Goedkeuring en Bekendmaking Verdragen. (Kamerstuk 33 997, nr. 4). Het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Australië inzake de aanwezigheid van Australisch overheidspersoneel in Nederland ten behoeve van de reactie op het neerhalen van vlucht MH17 van Malaysia Airlines is op 4 augustus jl. ter kennis gebracht van de Kamer (Kamerstuk 33 997, nr. 8.
Het MoU in de vorm van een briefwisseling tussen Nederland en Australië houdende «Arrangements concerning the Australian contribution to the International Mission for Protection of Investigation in Ukraine» kan niet aan de Kamer worden gestuurd. Australië heeft aangegeven zeer te hechten aan de vertrouwelijkheid van dit document.
Wat betreft de overeenkomst tussen Oekraïne en Nederland inzake het onderzoek naar de toedracht, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 6.
Kunt u de afspraak in antwoord 5k nader toelichten? Wie heeft er bezwaren en van welke aard zijn die?
Het National Bureau of Air Accident and Incidents Investigation with Civil Aircraft (NBAAII, de onderzoeksautoriteit van de Oekraïne), heeft de uit ICAO annex 13 voortvloeiende gehoudenheid tot onderzoek gedelegeerd aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Dit is in overeenstemming met art. 5.1 annex 13 van ICAO. Deze delegatie is neergelegd in een overeenkomst tussen de NBAAII en de Onderzoeksraad. Zonder toestemming van de NBAAII kan deze overeenkomst niet openbaar worden gemaakt.
Heeft u kennisgenomen van het interview dat de vicepremier Andreï Pourguine van de zelf uitgeroepen en niet-erkende volksrepubliek Donetsk gegeven heeft met het Russische staatspersbureau Ria Novesti «MH17: les insurgés invitent les experts malaisiens sur le lieu du crash»?3
Ja.
Heeft Nederland (of één van de andere relevante landen) gevraagd om de brokstukken van MH17 te mogen bergen, of klopt het statement van Andreï Pourguine dat er geen interesse in de brokstukken is?
Vanaf vrijdag 18 juli 2014 zijn experts van het Landelijk Team Forensisch Onderzoek (LTFO) en leden van de Koninklijke Marechaussee (KMar) afgereisd naar Oekraïne. Het terugbrengen van de stoffelijke overschotten en persoonlijke eigendommen naar Nederland is van meet af aan hoofddoel geweest van de missie.
Gezien de veiligheidssituatie in Oekraïne op dat moment, de afspraken die door de OVSE met de separatisten zijn gemaakt en de genoemde doelstelling van de missie, waren de leden van het team in eerste instantie vooral gericht op het zoeken naar de stoffelijke overschotten en de persoonlijke bezittingen.
Alles wat bijdraagt aan de waarheidsvinding wordt in het strafrechtelijk onderzoek of in het onderzoek naar de toedracht meegenomen. Dit geldt ook voor de brokstukken. Zowel de OvV als het OM zijn in het belang van de beide onderzoeken geïnteresseerd in een aantal specifieke wrakstukken. In een volgende missie naar het rampgebied zal worden gekeken of het mogelijk is om die wrakstukken te bergen.
Klopt het dat de separatisten 20 vierkante kilometer terrein uitgekamd hebben, zoals de heer Pourguine beweerd heeft? Zo ja, heeft u hen dan gevraagd om de kaarten van het uitgekamde terrein te overhandigen?
De bewering is bekend, zoals ook door de korpschef in de technische briefing van 11 augustus jl. aan de hand van kaartmateriaal is toegelicht. Dit kan echter niet worden geverifieerd omdat de toegang tot het gebied vanwege het gewapende conflict problematisch is geweest en nog steeds is.
Aan de lokale hulpdienst zijn door tussenkomst van de OVSE de relevante kaarten gevraagd. Op 31 augustus heeft de politie van de leiding van de State Emergency Services (SES) kaartmateriaal van het zoekgebied verkregen. In deze kaarten is het doorzochte gebied aangeduid, maar is geen aanduiding van aangetroffen lichamen, persoonlijke bezittingen of wrakstukken gemarkeerd. Uit de kaarten lijkt het zoekgebied ruimer te zijn geweest dan 20 vierkante kilometer.
Wanneer heeft u de Oekraïense overheid om de kaarten gevraagd van het uitgekamde gebied?
Tussen 21 juli en 20 augustus is een aantal keer verzocht om de kaarten. Het verzoek was uitgezet bij de Oekraïense regering en door tussenkomst van de OVSE bij de SES en andere lokale autoriteiten. Uiteindelijk is dit verzoek volledigheidshalve ook formeel en schriftelijk ingediend bij de autoriteiten in Kiev.
Klopt het dat Maleisië het aanbod heeft om de brokstukken te krijgen en zullen die ingebracht worden in het onderzoek van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (OvV) en de strafrechtelijke onderzoeken?
In algemene zin geldt dat alle informatie die kan bijdragen aan waarheidsvinding, ook wordt benut in het strafrechtelijk onderzoek en het onderzoek naar de toedracht. Zoals gebruikelijk kunnen wij echter over lopende strafrechtelijke onderzoeken geen mededelingen doen.
Voor het onderzoek van de Onderzoeksraad verwijzen wij naar het voorlopige rapport dat op 9 september jl is gepubliceerd. Het kabinet zal niet reageren met een beleidsreactie op het rapport van eerste bevindingen met de eerste onderzoeksresultaten van de ramp met de MH17 van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (zoals gevraagd in uw verzoek van 9 september, (Kamerstuk 33 997, nr. 16/2014D30624). Op diverse punten is nog nader en verdiepend onderzoek aangekondigd.
Wanneer, op welke wijze, en bij wie heeft u tussen 20 juli 2014 (toen de Oekraïense regering bekend maakte dat er een lokale zoekactie in het rampgebied werd uitgevoerd met 800 vrijwilligers) en 5 augustus (toen u gedetailleerde informatie over de zoekactie ontving), proberen te achterhalen wat de reikwijdte was van deze zoekactie?
In de eerste dagen na de ramp was niet helder onder wiens gezag de eerste zoekactiviteiten werden verricht, alsook hoe omvangrijk en hoe gestructureerd deze waren. Wel stond vast dat de rampplek in handen was van de separatisten. Zie het antwoord op de vragen 14, 15, 16 en 17. De prioriteit in het contact met de separatisten lag bij het verkrijgen van toegang tot de rampplek met hulp van de OVSE.
Waarom heeft u niet direct op 20 juli om meer informatie gevraagd bij de Oekraïense autoriteiten, zeker gezien de volgende uitspraak van de Oekraïense vicepremier Volodimir Grojsman op 20 juli 2014 over de zoekactie- in aanwezigheid van een Nederlandse vertegenwoordiger –: «In terms of search and rescue: 200 people from the Ministry of Emergency are now working on that. According to our preliminary estimations 800 volunteers are involved in such operations»?
De uitspraak van vicepremier Groisman is ook eerder op dezelfde dag (20 juli) door hem gedaan bij een overleg waar ook Nederlandse vertegenwoordigers bij aanwezig waren. Daarbij werd duidelijk dat Oekraïense autoriteiten niet meer informatie daarover hadden, dat de Oekraïense autoriteiten geen direct gezag over deze hulpdiensten konden uitoefenen en dat niet duidelijk was wat deze personen wel en niet konden doen, gegeven het feit dat het gebied onder controle van separatisten stond en niet onder die van de Oekraïense autoriteiten.
Waarom heeft de Minister-President tijdens de briefing aan de Kamer op 21 juli niets gezegd over de officiële lokale zoekactie, ondersteund door vrijwilligers?
De zoekactie zou hebben plaatsgevonden onder de leiding van de lokale hulpdienst uit Donetsk. Deze lokale hulpdienst valt weliswaar formeel onder Kiev, maar opereert de facto in het gebied dat in handen is van de separatisten. Ook vicepremier Groisman maakte in zijn bekendstelling duidelijk dat het gebied in handen van de gewapende separatisten was. Daarom kon niet worden vastgesteld of de zoekactie ook daadwerkelijk onder leiding van de centrale Oekraïense autoriteiten plaatsvond. Om dezelfde reden kon niet geverifieerd worden dat er 200 personen ambtshalve in het gebied aanwezig waren.
Waarom heeft u geen informatie verschaft over de 200 personen die ambtshalve in het zoekgebied actief waren namens het Ministerie van Noodgevallen?
Zie antwoord vraag 14.
Deelt u de mening dat vicepremier Grojsman tijdens zijn persconferentie van 20 juli 2014 duidelijk aangeeft dat de zoekactie plaatsvond onder leiding van de Oekraïense autoriteiten? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Waarom spreekt u in uw brief van 24 juli 2014 slechts over «inspanningen van lokale bewoners en hulpdiensten», gezien de specifieke informatie die vicepremier Grojsman op 20 juli gaf en gezien de informatie die u naar eigen zeggen kreeg op 20 juli?
Zie antwoord vraag 14.
Hoeveel stoffelijke overschotten hebben zoekacties onder leiding van de Oekraïense autoriteiten en die onder Nederlandse leiding respectievelijk opgeleverd?
Er hebben inmiddels 211 identificaties plaatsgevonden (stand van zaken 12 september). Zolang het identificatieproces nog niet is afgerond, kunnen geen uitspraken worden gedaan over het aantal stoffelijke overschotten.
Op welke wijze heeft u uw waardering uitgesproken in de richting van de Oekraïense autoriteiten voor de zoekactie die zij georganiseerd hebben?
De Minister-President heeft tijdens zijn persconferentie (6 augustus) dank uitgesproken voor het werk van de lokale Oekraïense hulpverleners en bevolking. Minister Timmermans heeft bij zijn bezoeken blijk gegeven van de waardering van Nederland voor de inspanningen door Oekraïense autoriteiten op alle niveaus. De Nederlandse Head of Mission de heer P.J. Aalbersberg heeft op een persconferentie (3 augustus) in Kharkiv voor de lokale media blijk gegeven van grote waardering voor de professionaliteit van de lokale hulpdiensten.
De aanwezigheid van een Hezbollah-cel in Suriname |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u bekend met de bekentenis van Dino Bouterse inzake zijn betrokkenheid bij het huisvesten van Hezbollah-militanten in Suriname?1
Het kabinet heeft kennis genomen van het bericht. Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie die deze berichtgeving bevestigt.
Kunt u bevestigen dat Dino Bouterse het voornemen had om Hezbollah-militanten te bewapenen, om aanvallen op de Verenigde Staten en Nederland mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 1.
In welke mate zijn de internationale activiteiten van Hezbollah en aanverwante terreurorganisaties reden tot zorg?
In bilaterale en multilaterale samenwerkingsverbanden zet Nederland zich in voor de bestrijding van terrorisme. De militaire tak van Hezbollah is door de EU aangemerkt als een terroristische organisatie. Dit is een van de maatregelen om een dergelijke terroristische organisatie en haar handelen te belemmeren. Door deze maatregel is het strafbaar om de militaire tak van Hezbollah financiële en economische middelen ter beschikking te stellen.
Welke stappen onderneemt de Nederlandse regering in grote lijnen, eventueel in samenwerking met NAVO-bondgenoten, om te voorkomen dat Hezbollah en soortgelijke organisaties, al dan niet vanuit Suriname, aanvallen op Nederlands grondgebied kunnen voorbereiden?
Zie antwoord vraag 3.
De dreigende veroordeling van de Tunesische mensenrechtenactiviste Héla Boujneh |
|
Harry van Bommel , Han ten Broeke (VVD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u bekend met de aanhouding van de Tunesische mensenrechtenactiviste Héla Boujneh in de nacht van 24 op 25 augustus jl.?1
Ja.
Is het waar dat zij zonder opgaaf van redenen wordt vastgehouden en toegang tot een advocaat is ontzegd?
Het kabinet tracht de feitelijke omstandigheden van Héla Boujnehs arrestatie te achterhalen. Héla Boujneh is «aantasting van een functionaris» en «verstoring van de publieke orde» ten laste gelegd. In afwachting van haar proces is Héla Boujneh op vrije voeten gesteld.
Is er een relatie tussen de aanhouding van Héla Boujneh en haar activiteiten tegen seksuele intimidatie door de Tunesische politie?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid bij uw Tunesische ambtsgenoot opheldering te vragen over het lot van Héla Boujneh?
Democratische transitie en naleving van mensenrechten zullen onderwerp van gesprek zijn tijdens het onderhoud met mijn Tunesische ambtgenoot op 10 september a.s. Tijdens het gesprek zal ook een toelichting worden gevraagd op de zaak van Boujneh.
Kan de Nederlandse ambassade een waarnemer sturen naar het proces tegen Héla Boujneh dat op 2 september aanstaande begint?
Het proces tegen Héla Boujneh vindt maandag 15 september plaats. De delegatie van de Europese Unie is namens de lidstaten aanwezig. De Nederlandse ambassade in Tunis is eveneens voornemens een waarnemer te sturen.
Wat is uw oordeel over de ontwikkelingen in Tunesië in de laatste twee jaar op het gebied van vrouwenrechten?
Tunesië heeft de laatste twee jaar belangrijke stappen gezet op het gebied van vrouwenrechten. In de in januari aangenomen nieuwe Grondwet zijn de rechten van vrouwen versterkt. Artikel 21 van de constitutie benadrukt nadrukkelijk dat man en vrouw gelijk zijn voor de wet. Er zijn tevens bepalingen in opgenomen tegen discriminatie en geweld tegen vrouwen, en de staat wordt verplicht gelijke kansen voor mannen en vrouwen te garanderen.
Ook heeft Tunesië in april jl. alle reserves aangaande het VN-verdrag over de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW) opgeheven. Hiermee handhaaft Tunesië de voorbeeldrol die het sinds de aanname van de progressieve wetgeving «Code de Statut Personel» (1956) in de Arabische wereld heeft, waarin o.a. polygamie werd afgeschaft en scheiding aan strikte juridische procedures werd gebonden. Desalniettemin zijn belangrijke stappen nog te maken voor wat betreft het verbeteren van de sociaaleconomische positie van vrouwen in Tunesië. Ook blijft deelname van vrouwen aan het politiek proces laag. Positief in dit kader is de bepaling in de nieuwe Grondwet die de staat verplicht de politieke vertegenwoordiging van vrouwen te garanderen.
Wilt u deze vragen beantwoorden vóór 10 september a.s. in verband met het bezoek van uw Tunesische ambtgenoot aan Nederland op die datum?
Ja.
Door Israël gevangengenomen Palestijnse parlementariërs |
|
Harry van Bommel |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kent u het bericht «PLO condemns deportation of Palestinian MP by Israel»?1
Ja.
Deelt u de zorgen over de in het bericht aangekondigde deportatie van de Palestijnse parlementariër Khalida Jarrar door de Israëlische autoriteiten? Zo neen, waarom niet?
Het kabinet deelt de zorgen over het besluit van een Israëlische militaire rechtbank om PLC-lid Khalida Jarrar vanwege veiligheidszorgen over te brengen naar Jericho en haar daar voor een periode van zes maanden onder toezicht te plaatsen, zonder haar inzage in de bewijslast te verlenen. Op basis van het humanitair oorlogsrecht is de aanwijzing van een gedwongen verblijfplaats geoorloofd als uitzonderlijke maatregel. Een dergelijke maatregel dient conform internationaalrechtelijke waarborgen te worden uitgevoerd, zonder willekeur. Het kabinet volgt de situatie nauwgezet en verwacht van Israël dat het de betreffende regels van het humanitair oorlogsrecht strikt zal naleven.
Kunt u aangeven hoeveel Palestijnse parlementariërs op dit moment door Israël gevangen worden gehouden dan wel onder huisarrest zijn geplaatst?
Op 1 september bevonden 36 PLC-leden zich in Israëlische detentie.
Deelt u de mening dat deze parlementariërs niet opgesloten dienen te zijn, maar vrijelijk hun werk als volksvertegenwoordiger moeten kunnen doen? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de Israëlische ambassadeur hierom te ontbieden om erop aan te dringen dat de gevangengenomen Palestijnse parlementariërs worden vrijgelaten? Zo neen, waarom niet?
Er is regelmatig contact tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Israëlische ambassade in Nederland. Het kabinet ziet op dit moment geen aanleiding om de Israëlische ambassadeur te ontbieden.
De 'mogelijke genocide' in Irak en de maatregelen die Nederland verplicht is te nemen, zoals het onmiddellijk stoppen van alle jihad reizen van Nederlanders en het voornemen tot een jihad reis strafbaar maken |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich dat u aan de Kamer geschreven heeft: «Het kabinet is van mening dat IS(IS) vermoedelijk verantwoordelijk is voor zeer ernstige internationale misdrijven, zoals oorlogsmisdrijven, misdaden tegen de menselijkheid en genocide.» en verder « Het verschil tussen deze drie misdrijven is relevant voor opsporing en vervolging. Maar in de huidige situatie gaat het allereerst om preventie, en het staken en voorkomen van deze misdrijven»?1
Ja.
Deelt u de mening dat nu u het vermoeden heeft uitgesproken van genocide, Nederland zich in deze situatie dient te houden aan de verplichtingen die voortvloeien uit het «Verdrag inzake de Voorkoming en de Bestraffing van Genocide»?
Als partij bij het Verdrag inzake de Voorkoming en de Bestraffing van Genocide is Nederland verplicht de bepalingen ervan te goeder trouw ten uitvoer te leggen. Deze verplichting geldt ongeacht de kwalificatie van een situatie door het kabinet.
Deelt u de mening dat uit dit verdrag, waarvan artikel 1 expliciet stelt: « De Verdragsluitende Partijen stellen vast, dat genocide, ongeacht of het feit in vredes- dan wel in oorlogstijd wordt bedreven een misdrijf is krachtens internationaal recht, welk misdrijf zij op zich nemen te voorkomen en te bestraffen.», concrete verplichtingen voortvloeien?
De partijen bij het Verdrag inzake de Voorkoming en de Bestraffing van Genocide hebben zich gecommitteerd al het mogelijke te doen, in overeenstemming met het internationaal recht, om genocide te voorkomen.
Bent u ervan op de hoogte dat het internationaal hof van justitie in haar uitspraak in de zaak van Bosnië – Herzegovina tegen Servië – Montenegro van 26/2/2007 over de toepassing van deze conventie (de zaak over de genocide in Srebrenica) expliciet stelt dat:
Ja. Het kabinet wijst in dit verband in het bijzonder op de uitleg die door het Internationaal Gerechtshof is gegeven aan de verplichting genocide te voorkomen, in paragraaf 430 van bovengenoemde uitspraak van het Hof van 26 februari 2007.
Deelt u de mening dat Nederland zowel moreel als juridisch verplicht is om alles te doen om mensen met een Nederlands paspoort die genocide plegen en/of medeplichtig zijn aan genocide voor de rechter te krijgen en dat voorkomen moet worden dat meer jihadisten zich aansluiten bij de terroristische organisatie IS(IS) om misdaden – waaronder genocide – te plegen of daaraan medeplichtig te zijn, mede in het licht van artikel 3 van het verdrag dat ook medeplichtigheid aan genocide, rechtstreeks en openbaar oproepen, evenals het samenspannen voor genocide strafbaar stelt?
Het is noodzakelijk om in overeenstemming met het internationaal recht al het mogelijke te doen om ernstige internationale misdrijven te voorkomen en te berechten.
Welke acties onderneemt u op dit moment om personen op wie Nederland invloed kan uitoefenen, zoals mensen met een Nederlands paspoort, te beïnvloeden en ervoor te zorgen dat zij niet langer genocide plegen of niet afreizen om genocide te plegen of daaraan medeplichtig zijn door zich aan te sluiten bij het genocide plegende IS(IS)?
Het kabinet wendt alle beschikbare middelen aan om een uitreis met als doel aansluiting te vinden bij IS(IS) te belemmeren. De dreiging die voor Nederland uitgaat van IS(IS) vraagt om een krachtige aanpak. Momenteel vindt er een intensieve informatie-uitwisseling en samenwerking plaats tussen internationale en nationale partners waarbij reisbewegingen, contacten en andere relevante zaken worden gedeeld. Daarnaast worden uitreizen ontmoedigd en belemmerd middels SIS-signalering, het bevriezen van tegoeden en het signaleren van paspoorten. Bij de aanpak om een uitreis te voorkomen wordt samengewerkt met eerstelijns professionals in velerlei disciplines en het brede maatschappelijk middenveld.
Het kabinet heeft uw Kamer inmiddels het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme toegestuurd, waarin maatregelen zijn opgenomen die het kabinet neemt om de jihadistische beweging in Nederland en uitreis te bestrijden.
Bent u ervan op de hoogte dat de Minister van Veiligheid en Justitie al vele malen zijn grote zorgen heeft uitgesproken over het feit dat jongeren afreizen naar Syrië en dat hij in mei 2013 zou gaan onderzoeken of de Nederlandse nationaliteit ingetrokken kon worden voor een jihadreis?
Ja.
Hoeveel mensen met een Nederlandse paspoort hebben zich naar schatting van de Nederlandse veiligheidsdiensten aangesloten bij IS(IS), voor mei 2013 en daarna?
Het is bekend dat circa 130 Nederlanders zijn uitgereisd om deel te nemen aan de gewapende strijd in Syrië en Irak. Een aantal hiervan heeft zich aangesloten bij IS(IS). Verder kan het kabinet hierover in het openbaar geen uitspraken doen.
Bent u bereid het wetsvoorstel – dat op 11 juli 2014 is goedgekeurd door de rijksministerraad3 – waarin onder meer is opgenomen dat deelname aan een terroristisch trainingskamp verlies van dubbele nationaliteit betekent, voor het eind van het zomerreces aan de Kamer te sturen, inclusief een spoedadvies van de Raad van State, een repliek en mogelijk een nota van wijziging die ook het voornemen voor een jihadreis strafbaar stelt?
Het wetsvoorstel zal dezer dagen bij de Kamer worden ingediend.
Welke maatregelen kunt en zult u nemen om ervoor te zorgen dat het (bijna) onmogelijk wordt voor iemand met een Nederlands paspoort om zich aan te sluiten bij IS(IS)?
Zie antwoord vraag 6.
Heeft u intern of extern juridisch advies gevraagd over de gevolgen van de uitspraken die u gedaan heeft, zoals vermeld in de eerste vraag? Zo ja, bij wie en kunt u dat advies openbaar maken?
Over deze kwestie heeft het Kabinet verschillende malen intern juridisch advies ontvangen. Dat advies is meegenomen in de beantwoording van de verschillende vragen van uw Kamer. Het kabinet verwijst in dat verband naar de beantwoording van de Kamervragen over IS(IS) en de situatie in Irak van 11 augustus 2014 en naar de Kamerstukken 23 432, nr. 389 en 21 501-02, nr. 1410.
Bent u bereid de extern volkenrechtelijk adviseur te vragen een spoedadvies uit te brengen over de consequenties van de uitspraak «Het kabinet is van mening dat IS(IS) vermoedelijk verantwoordelijk is voor zeer ernstige internationale misdrijven, zoals oorlogsmisdrijven, misdaden tegen de menselijkheid», de verplichtingen die daaruit voorvloeien voor Nederland en dat advies openbaar te maken?
Ja. De externe volkenrechtelijk adviseur is om advies gevraagd.
Kunt u deze vragen voor het eind van het zomerreces beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
De stroperige gang van zaken bij een overlijden in het buitenland |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het gegeven dat het vanuit Duitsland repatriëren van het lichaam van de heer K. maar liefst een week in beslag nam, en zodoende de plechtigheid met gesloten kist moest plaatsvinden?1
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken adviseert en bemiddelt op jaarbasis bij ongeveer 350 overlijdensgevallen van Nederlanders in het buitenland. Dit gebeurt als nabestaanden zich bij Buitenlandse Zaken melden met een hulpvraag.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft geen betrokkenheid gehad bij de repatriëring van het lichaam van de heer K. Het ministerie kan derhalve niet inhoudelijk op de zaak ingaan. Het ministerie heeft wel kennis genomen van het bericht van de nabestaanden en heeft er natuurlijk begrip voor dat nabestaanden er alles aan willen doen om het afscheid nemen zo goed mogelijk te laten plaatsvinden.
Kunt u zich voorstellen dat het voor de nabestaanden, die samen met de uitvaartverzekeraar alles gedaan hebben wat in hun macht lag om de gang van zaken te bespoedigen, moeilijk te verkroppen is dat het toch zo lang heeft geduurd?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is volgens u de voornaamste oorzaak dat in dergelijke situaties het zo lang duurt voordat er tot repatriëring van een overledene kan worden overgegaan? Welke mogelijkheden ziet u om dit in de toekomst te verbeteren?
Het vrijgeven van een lichaam is wereldwijd een zaak van de lokale autoriteiten. Het is te begrijpen dat snelheid bij repatriëring gewenst is, met name voor de nabestaanden. Dit kan helaas niet in de weg staan van de zorgvuldigheid die bij een delicate procedure zoals het repatriëren van een lichaam in acht moet worden genomen. De duur van een repatriering is afhankelijk van de situatie en het land. In sommige gevallen gaat het snel, in andere gevallen kan een repatriëring enkele maanden duren. Het is wereldwijd zo dat een lichaam wordt vrijgegeven nadat aan de lokale voorwaarden is voldaan. Allereerst moet in de meeste landen de doodsoorzaak worden vastgesteld. Soms betekent dit dat er een strafrechtelijk onderzoek moet plaatsvinden. Daarnaast moet het lichaam in de meeste landen ook officieel zijn geïdentificeerd voordat het kan worden vrijgegeven en het land mag verlaten. Als er geen verzekering is afgesloten en als er geen financiën beschikbaar zijn, zal het ook langer duren voordat het lichaam daadwerkelijk kan worden gerepatrieerd. Voor het transport naar Nederland is een officieel document, te weten een «laissez-passer voor lijken» benodigd. Het document wordt afgegeven door de bevoegde lokale autoriteit conform internationaal afgesproken regels. Dit document kan worden afgegeven nadat aan alle voorgeschreven wettelijke bepalingen rond het vervoer van lijken is voldaan. Het vervoer van het stoffelijk overschot naar Nederland wordt in de meeste gevallen verzorgd door een plaatselijke en een Nederlandse begrafenisondernemer in samenwerking met een Nederlandse alarmcentrale.
De procedures voor het vrijgeven van lichamen zijn een nationale bevoegdheid. Verdere EU afstemming terzake biedt op dit moment geen perspectief op een verandering van de repatrieringsvoorwaarden in EU-kader.
Weet u hoeveel van dergelijke situaties zich op jaarbasis voordoen, waarbij procedures en bureaucratie een snelle afhandeling van de repatriëring in de weg staan? Zo nee, bent u bereid dit te onderzoeken en de Kamer hierover te informeren?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn hierover in Europees verband afspraken te maken, zodat het zeker bij de landen van de Europese Unie eerder een kwestie van enkele dagen is, alvorens een onder natuurlijke omstandigheden overleden persoon terug in Nederland is?
Zie antwoord vraag 3.
De Sanctiewet van Curaçao |
|
André Bosman (VVD), Mark Verheijen (VVD), Han ten Broeke (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving over de verwerping van de Sanctiewet door de Staten van Curaçao?1
Ja.
Welke gevolgen heeft dit volgens u, nu Curaçao de wet niet heeft aangenomen en St. Maarten en Aruba wel?
Met het oog op de eenheid van het buitenlands beleid is het van belang dat EU-sancties binnen het gehele Koninkrijk worden toegepast. Dit uitgangspunt is vastgesteld en een aantal malen bevestigd in de Rijksministerraad (RMR). Om te voorzien in de daartoe vereiste wettelijke grondslag is tot nu toe een tweesporentraject bewandeld: de Landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten hebben stappen ondernomen om in de eigen landsregelgeving de noodzakelijke bepalingen op te doen nemen. Parallel daaraan is onder verantwoordelijkheid van de Minister van Buitenlandse Zaken en op verzoek van de RMR de redactie van een ontwerp Rijkssanctiewet ter hand genomen. In het geval de wetgevingsinspanningen van de Landen van het Koninkrijk geen vruchten zouden afwerpen, zou in plaats daarvan een Rijkssanctiewet aan de Landen de verplichting opleggen om uitvoering te geven aan Europese sancties en hen daarvoor enkele instrumenten aanreiken.
Een Rijkssanctiewet had overbodig kunnen zijn indien alle drie de Landen de eigen sanctielandsverordening adequaat zouden hebben aangepast. Aruba en Sint Maarten hebben inmiddels de eigen sanctielandsverordening adequaat aangepast. Nu adequate aanpassing van de Curaçaose sanctielandsverordening momenteel niet voorzien is, is er op dit moment geen aanleiding om het reeds lopende proces van ontwikkeling van een Rijkssanctiewet stop te zetten.
De concept Rijkssanctiewet voorziet overigens in de mogelijkheid om voor elk Land afzonderlijk te bepalen welke onderdelen van de wet in werking treden. Van die mogelijkheid zal gebruik worden gemaakt om bepalingen waarvoor de Landen zelf in de eigen sanctielandsverordening adequate voorzieningen hebben getroffen, voor die Landen buiten werking te laten.
Welke consequenties heeft dit voor de tijdige implementatie van de sanctieverordeningen jegens de Russische Federatie?
Op grond van het oordeel van de RMR dat het in het kader van de eenheid van het buitenlands beleid van het Koninkrijk noodzakelijk is dat EU-sancties door alle Landen van het Koninkrijk worden toegepast, rust op de Landen in ieder geval de politiek-morele verplichting EU-sancties te implementeren, zoals die tegen de Russische Federatie.
Op grond van de eigen sanctielandsverordening zijn Aruba en Sint Maarten inmiddels ook juridisch gehouden de sancties jegens de Russische Federatie te implementeren. Curaçao heeft aangegeven de sancties onder de aandacht te hebben gebracht van de relevante Curaçaose actoren.
Hoe beoordeelt u deze actie van de Staten van Curaçao?
Het kabinet kan niet treden in de autonome bevoegdheid van Curaçao ten aanzien van de totstandkoming en wijziging van landsverordeningen. Indien de Staten de noodzakelijke wijzigingen van de sanctielandsverordening zouden hebben aanvaard, had een Rijkssanctiewet overbodig kunnen zijn.
Ziet de regering kans om alsnog alle landen binnen het Koninkrijk de binnen de EU overeengekomen sanctieverordeningen te laten implementeren? Bent u voornemens als dit niet lukt gebruik te maken van een rijkswet?
Zoals gesteld kan het kabinet niet treden in de autonome bevoegdheid van Curaçao ten aanzien van de totstandkoming en wijziging van landsverordeningen. Het proces van ontwikkeling van een Rijkssanctiewet is reeds in 2013 in gang gezet. Zoals aangegeven is er geen aanleiding dit nu stop te zetten.
Deelt u de mening dat het feit dat de Staten van Curaçao de Sanctiewet heeft verworpen niet op zichzelf lijkt te staan, mede in het licht van het feit dat sancties die de EU, met uitdrukkelijke Nederlandse instemming, in maart 2012 heeft afgekondigd tegen Iran door toenmalig premier Schotte van Curaçao ook al eenzijdig werden verworpen? Deelt u de mening dat het uitermate onwenselijk is en zelfs onmogelijk (gegeven het Statuut) moet zijn dat Curaçao afwijkt van het Nederlandse buitenlandse beleid omdat haar die bevoegdheid niet toekomt? Hoe zal Nederland Curaçao hierop aanspreken?
Zoals hiervoor uiteengezet is de RMR, onder verwijzing naar artikel 3 van het Statuut, van oordeel dat het in het kader van eenheid van het buitenlands beleid van het Koninkrijk noodzakelijk is dat EU-sancties, net als VN-sancties, door alle Landen van het Koninkrijk worden geïmplementeerd.
Ten aanzien van de EU-sancties tegen Iran heeft Curaçao in juli 2012 in de RMR toegezegd deze sancties te zullen overnemen.
Deelt u de mening dat Curaçao recentelijk vaker heeft doen lijken, zoals bijvoorbeeld bij de implementatie van EU-sancties tegen Iran, alsof zij een eigenstandig buitenlands beleid heeft? Klopt het dat conform het Statuut het voeren van buitenlands beleid een Koninkrijkaangelegenheid is?
Op grond van artikel 3 van het Statuut is buitenlands beleid een Koninkrijksaangelegenheid. Minister-President Asjes heeft herhaaldelijk verzekerd dit te erkennen en te respecteren. De autonome Landen van het Koninkrijk hebben de mogelijkheid zelf contacten met staten en organisaties te onderhouden, zolang de eenheid van het buitenlands beleid van het Koninkrijk gewaarborgd blijft.
Het bericht “Nederland weigert eigen tolk asiel” |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Wassila Hachchi (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Nederland weigert eigen tolk asiel»?1
Ik heb kennis genomen van het artikel.
Klopt het dat Abdul Ghafoor Ahmadzai tolk is geweest in Nederlandse dienst in Uruzgan?
Betrokkene heeft voor de Nederlandse militaire missie in Uruzgan tolkwerkzaamheden verricht. Het is Nederlands beleid om tolken die werkzaam zijn voor een militaire missie, niet in beeld te brengen. Indien betrokkene tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden door de BBC herkenbaar in beeld is gebracht, is dat ongelukkig.
Wat is uw reactie op het feit dat Ahmadzai tijdens zijn werkzaamheden in Uruzgan in een BBC reportage herkenbaar in beeld is gebracht?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de asielaanvraag van Ahmadzai in Noorwegen is afgewezen? Betekent dit dat hij bij terugkeer naar Noorwegen zal worden uitgezet naar Afghanistan?
Als uw Kamer bekend, ben ik terughoudend met het verstrekken van informatie over een individuele zaak. In deze situatie heeft betrokkene er zelf voor gekozen om zijn verhaal te doen in de krant. In dit specifieke geval verwijs ik uw Kamer naar de rechterlijke uitspraak van 6 augustus jl. die bij het krantenartikel was gevoegd. Hierin onderschrijft de rechter het standpunt van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) dat Noorwegen verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Betrokkene heeft zijn volledige asielrelaas kunnen vertellen aan de Noorse autoriteiten. Daarnaast mag er volgens de rechter op worden vertrouwd dat de Noorse autoriteiten op basis van het volledige asielrelaas van betrokkene hebben beoordeeld of hij gevaar loopt bij terugkeer naar Afghanistan. Dat betrokkene niet voor Noorwegen tolkwerkzaamheden heeft verricht, doet geen afbreuk aan het vertrouwen dat in de Noorse autoriteiten mag worden gesteld. Het Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag voor de bescherming van de Rechten van de Mens en fundamentele vrijheden zoals dat geldt voor Nederland, vormen immers ook voor Noorwegen het primaire toetsingskader voor de beoordeling van de asielaanvraag.
Noorwegen is na de beoordeling van de asielaanvraag tot de conclusie gekomen dat er geen gronden zijn om aan te nemen dat betrokkene te vrezen heeft voor vervolging of onmenselijke behandeling. Na het doorlopen van een volledige asielprocedure in Noorwegen van 2011 tot eind 2013, heeft betrokkene nog een asielverzoek ingediend in Duitsland. In derde instantie heeft betrokkene zich voor bescherming tot Nederland gewend. Er waren in dit geval voor Nederland geen bijzondere individuele omstandigheden die noopten om – in afwijking van de hoofdregel van de Dublinverordening – de verantwoordelijkheid voor de asielbeoordeling over te nemen en de beoordeling van het volledige asielrelaas door de Noorse autoriteiten, over te doen. Het enkele feit dat iemand een beperkte periode voor een Nederlandse missie heeft gewerkt, is onvoldoende om de verantwoordelijkheid voor de behandeling van een asielaanvraag over te nemen. Gezien het vorenstaande mag er immers vanuit worden gegaan dat Nederland na een inhoudelijke beoordeling tot een zelfde uitkomst zou zijn gekomen als Noorwegen.
Hoe verhoudt uw uitspraak «Mensen die in levensgevaar verkeren omdat zij voor de Nederlandse missie gewerkt hebben, moeten op steun kunnen rekenen»2 zich tot het feit dat de asielaanvraag van Ahmadzai is afgewezen?
Zie antwoord vraag 4.
Waarom is er in het geval van Ahmadzai niet voor gekozen een uitzondering te maken op de Dublinverordening op basis van «bijzondere, individuele omstandigheden»?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u geactualiseerde informatie verschaffen over hoe het staat met de afhandeling van de bredere problematiek inzake Afghaanse tolken?3
De Minister van Defensie heeft in haar brief4 van 2 juni jl. laten weten individuele gesprekken te voeren met een groep van 25 tolken Afghaans, die als Nederlands militair zijn ingezet tijdens de ISAF-missie en aan deze missie gezondheidsklachten hebben overgehouden. Met al deze tolken is inmiddels individueel gesproken. Mede op grond van deze gesprekken is het Ministerie van Defensie in juli 2014 gestart met herstelbetalingen aan deze tolken. De laatste betalingen zijn voor eind oktober 2014 voorzien. Deze herstelbetalingen houden verband met de geconstateerde rechtspositionele tekortkomingen zoals beschreven in de brief5 van de Minister van Defensie van 20 juni jl. Het Ministerie van Defensie blijft in gesprek met deze tolken en werkt aan oplossingen voor de gezondheidsklachten die spelen bij deze groep. Voor de behandeling van de gezondheidsklachten worden de tolken intensief begeleid door het Dienstencentrum Re-integratie en het ABP.
Als een lokale Afghaanse tolk die voor een Nederlandse missie werkte, om die reden, een beroep doet op asielbescherming door Nederland, geldt het kader zoals beschreven in de antwoorden van 24 juni 2013 van de ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken op de Kamervragen waaraan u refereert in vraag 5 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 2681).
Het uitgangspunt van het Nederlandse asielbeleid is dat er geen asielverzoek op de diplomatieke post kan worden ingediend. Slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer de vreemdeling zich in een acute noodsituatie bevindt en banden met Nederland heeft, kan in het land van herkomst bij de Nederlandse autoriteiten om asielbescherming in Nederland worden gevraagd. Vanuit een verantwoordelijkheid jegens deze lokale Afghaanse tolken, is daarom een afspraak gemaakt tussen de betrokken ministeries voor de behandeling van individuele verzoeken om asielbescherming van deze groep. Ambtelijke vertegenwoordigers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) of van Defensie kunnen een asielverzoek van een lokale Afghaanse tolk per brief voorleggen aan de IND. In deze brief wordt onder meer ingegaan op de werkzaamheden van betrokkene, de problemen en dreiging waar hij mee te maken heeft, tegen de achtergrond van de actuele situatie in Afghanistan. Indien de IND op basis hiervan besluit dat er voldoende grond is om een asielaanvraag in behandeling te nemen, verleent BZ een inreisvisum. Betrokkene kan vervolgens een asielaanvraag in Nederland indienen. Het gaat hierbij niet om een collectieve regeling, de asielaanvragen worden op individuele basis beoordeeld.
Kunt u deze vragen beantwoorden voordat Ahmadzai naar Noorwegen wordt uitgezet?
De overdracht naar Noorwegen heeft nog niet plaatsgevonden.
IS(IS) en de situatie in Irak |
|
Sybrand van Haersma Buma (CDA), Joël Voordewind (CU), Arie Slob (CU), Pieter Omtzigt (CDA), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Heeft de regering kennis genomen van de absolute humanitaire noodsituatie van minderheden zoals Yazidi's en Christenen die voor IS op de vlucht geslagen zijn en in niemandsland zitten, vaak zonder drinken en voedsel?
Ja.
Heeft u kennis genomen van het feit dat de Amerikaanse president Obama spreekt over een mogelijke genocide en deelt u dat?
Het kabinet heeft kennisgenomen van de onderbouwing van de VS voor zijn optreden. De inspanningen van de internationale gemeenschap moeten er nu eerst en vooral op gericht zijn het grote menselijk lijden in Irak te verlichten. Als blijkt dat ernstige misdaden zoals genocide of misdrijven tegen de menselijkheid zijn gepleegd, dan moeten die onderzocht en de daders vervolgd worden. Het kabinet steunt op dit punt de oproep van EU Hoge Vertegenwoordiger Ashton van vandaag, 10 augustus 2014.
Heeft u kennis genomen van de vele noodoproepen o.a. van religieuze leiders zoals de patriarchen van Bagdad en Damascus en van de paus?
Ja.
Steunt de regering de luchtaanvallen van de Verenigde Staten?
Het kabinet vindt het een goede zaak dat de VS op verzoek van de Iraakse overheid hulp biedt om de Iraakse bevolking, inclusief de minderheden die nu in het nauw zitten, te beschermen.
Acht u de noodhulp en voedseldroppings op dit moment toereikend?
De humanitaire situatie in Noord-Irak is schrijnend en verdient urgente aandacht. De droppings met voedsel en water door de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, maar ook door de Iraakse en Koerdische autoriteiten, in samenwerking met VN-organisaties en Turkije, zijn een zeer welkome stap ter verlichting van de meest dringende noden. De droppings zullen de komende dagen doorgaan. Ook verschillende VN-instellingen zijn betrokken bij het verlenen van noodhulp. Ondertussen proberen Koerdische en Iraakse strijdkrachten een humanitaire corridor naar Koerdisch gebied te creëren. Aan de westkant van de bergen bij Sinjar zouden Syrisch-Koerdische strijders er in geslaagd zijn kleine groepen Yezidi te ontzetten en via Syrië naar Iraaks Koerdisch gebied te leiden, maar het is nog onduidelijk hoe bestendig dit is. Zoals eveneens schriftelijk aan uw Kamer gemeld op 8 augustus 2014 heeft het kabinet waardering voor de inspanningen die de Koerdische autoriteiten en gemeenschap zich getroosten om opvang te bieden aan de grote groepen ontheemden in de Koerdische regio.
Ziet u, net als de vraagstellers, een acute rol voor Nederland en de EU weggelegd en hoe bent u bereid die vorm te geven in de komende 24 tot 48 uur, zodat mensen bereikt worden en niet massaal sterven?
Zoals op 8 augustus 2014 schriftelijk aan uw Kamer medegedeeld, is het kabinet doordrongen van de ernst van de situatie in Irak. Naar aanleiding van de huidige humanitaire crisis heeft het kabinet besloten onverwijld een extra bijdrage van 400 000 Euro via het Nederlandse Rode Kruis te geven aan het Internationale Rode Kruis ten behoeve van noodhulp in Irak. Het kabinet komt hiermee tevens tegemoet aan een verzoek om extra humanitaire hulp vanuit de Koerdische regionale autoriteiten. Daarnaast onderzoekt het Ministerie van Defensie op dit moment of Nederland – al dan niet via EATC – een bijdrage kan leveren aan strategisch transport van goederen.
Het kabinet staat in nauw contact met alle relevante actoren over de huidige crisis en dringt in Europees verband aan op extra aandacht. De Europese Commissie heeft 17 miljoen Euro beschikbaar gesteld voor humanitaire hulp in Irak, waaronder 5 miljoen voor de recente crisis. Daarnaast vraagt Nederland in EU-verband aandacht voor het politieke proces in Bagdad met nadruk op snelle vorming van een sterke eenheidsregering met deelname van alle politieke en sektarische groepen die Irak uit deze crisis kan leiden.
Op diplomatiek niveau is Nederland actief in Bagdad, Erbil, Brussel en New York en in contact met gelijkgezinde partners. Samen met andere landen spant Nederland zich in om het verzoeningsproces tussen Bagdad en Erbil een stimulans te geven. Het VK werkt momenteel aan een resolutie van de VN-Veiligheidsraad. Nederland draagt daar actief aan bij.
Bent bereid om met de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk mee te helpen aan voedseldroppings?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u deze vragen gezien de acute aard van de situatie vóór maandag 11 augustus 2014 beantwoorden?
Ja.
De uitspraken van de Turkse premier Erdogan inzake het handelen van Israël in Gaza |
|
Raymond de Roon (PVV), Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u bekend met de uitspraken van de Turkse premier Erdogan, waarin hij – tot tweemaal toe – de handelwijze van Israël in Gaza vergelijkt met die van Hitler?1 Hoe beoordeelt u deze uitspraken?
Ja.
Heeft u alreeds uw afschuw uitgesproken over deze uitspraken? Zo nee, waarom niet?
Op 31 juli is, in reactie op vragen van uw Kamer in een Schriftelijk Overleg over de situatie in de Gaza-strook, al aangegeven dat het kabinet de aangehaalde uitspraken als ongelukkig beoordeelt. Het kabinet vindt het niet nodig specifiek hiervoor de Turkse ambassadeur te ontbieden.
Het kabinet is van mening dat toetredingsonderhandelingen de beste manier vormen om Turkije aan te sporen te hervormen en handelen naar Europese maatstaven. Het opschorten van de onderhandelingen draagt vanuit dit perspectief niet bij aan een verandering in de gewenste zin.
Wat betreft de Patriot-missie dient dat Nederland hiermee voldoet aan de bondgenootschappelijke solidariteit in het kader van de NAVO. De missie is nadrukkelijk bedoeld ter bescherming van de Turkse burgerbevolking. Het kabinet hecht ten slotte geen geloof aan de uitspraken van «Islamic State» dat de Turkse regering een cruciale rol heeft gespeeld in zijn opmars in Irak.
Welke consequenties verbindt u aan deze uitspraken? Bent u bereid de Turkse ambassadeur te ontbieden omtrent deze verwerpelijke uitspraken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om bij uw collega-Ministers binnen de Europese Raad Buitenlandse Zaken, steun te zoeken om Turkije hierop aan te spreken? Bent u eveneens bereid om steun te zoeken voor het opschorten van de onderhandelingen met Turkije over het EU-lidmaatschap? En geeft dit reden om de Nederlandse patriotmissie in Turkije te heroverwegen, wanneer premier Erdogan zijn uitspraken niet terugneemt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke gevolgen hebben de uitspraken van premier Erdogan voor de relatie met Turkije? Hoe beoordeelt u de uitspraken van «Islamic State» (IS) waaruit blijkt dat de Turkse regering een cruciale rol heeft gespeeld in de opmars van IS in Irak?2
Zie antwoord vraag 2.
Een zware aanklacht tegen een Iraanse voorganger |
|
Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Heeft u kennis genomen van het bericht dat de Iraanse voorganger Matthias Hagnhjehad is aangeklaagd wegens «vijandschap tegen Allah» waarvoor hij de doodstraf kan krijgen?1 Hoe beoordeelt u dit bericht en de ernst ervan?
Ja. Na zijn arrestatie op 5 juli jl. is Matthias Haghnejad overgebracht naar een onbekende locatie. Over de achtergrond van de aanklacht is niets bekend gemaakt. Meer informatie ontbreekt vooralsnog.
Tussen 2006 en 2011 werd dhr. Haghnejad meerdere malen gearresteerd, onder andere op beschuldiging van Muharebeh (vijandigheid jegens God). De voorganger werd na deze aanhoudingen direct, of na vrijspraak door een rechtbank, vrijgelaten. Naar verluidt is dit de vierde keer dat dhr. Haghnejad is opgepakt.
Het kabinet deelt de zorgen over de situatie van dhr. Haghnejad en volgt de ontwikkelingen nauwlettend.
Kunt u de feitelijke achtergronden van deze aanklacht schetsen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om u in te spannen voor de belangen van deze voorganger en zijn vrijlating te bevorderen? Welke stappen wilt u zetten – waar mogelijk in internationaal verband – om te voorkomen dat deze voorganger veroordeeld wordt?
Nederland zet zich ervoor in dat elk individu de vrijheid heeft zijn of haar religieuze of levensbeschouwelijke identiteit vorm te geven. De Nederlandse ambassade in Iran stelt daarom in contacten met de Iraanse autoriteiten daar waar mogelijk de kwestie van godsdienstvrijheid aan de orde en brengt het onderwerp via sociale media ook onder de aandacht bij het publiek. Nederland neemt daarnaast actief deel aan voorbereidende overleggen in EU-verband en vraagt regelmatig aandacht voor godsdienstvrijheid in Iran. Nederland zal tijdens de Universal Periodic Review in oktober ook aandacht voor dit onderwerp vragen.
Voor individuele gevallen wordt het effectiever geacht in EU-verband actie richting de Iraanse autoriteiten te nemen, gezien het relatief grotere politieke gewicht van de EU als geheel. Nederland zal in EU-overleggen specifiek aandacht blijven vragen voor de situatie van minderheden, waaronder christenen als dhr. Haghnejad.
Deelt u de waarneming van de Amerikaanse organisatie Christian Solidarity Worldwide (CSW) dat deze aanklacht een nieuwe stap is in de vervolging van Iraanse christenen? Welke trends ziet u hier? Is er inderdaad in Iran sprake van een verscherping op dit terrein?
Er zijn geen aanwijzingen dat er de laatste tijd sprake is van een verscherping van de vervolging van traditionele christenen (etnische Armeniërs, Assyriërs en Chaldeeën die behoren tot de orthodoxe, katholieke en protestante «oude kerken») in Iran. Daarentegen wijst het Algemeen Ambtsbericht Iran2 er wel op dat vooral de «nieuwe kerken» – met name de evangelische stromingen en pinksterbewegingen – meer repressie ondervinden, omdat ze actief mensen proberen te bekeren. Gelovigen moeten in het geheim hun godsdienst belijden, vaak in huiskerken. Onder president Rohani is het toezicht op het houden van kerkdiensten in het Farsi en het bijwonen van diensten door moslims toegenomen.
Regimegezinde media in Iran karakteriseren huiskerken als illegale netwerken en zionistische propaganda-instellingen. De aanhouding van dhr. Haghnejad – vertegenwoordiger van de non-Trinitaire kerk- is tekenend voor de harde aanpak van voorgangers en pastors van deze «nieuwe kerk»- stromingen.
Deelt u de opvatting van CSW dat er aanleiding is voor de internationale gemeenschap om meer actie te ondernemen met het oog op de positie van Iraanse christenen en de bescherming van de godsdienstvrijheid in Iran? Bent u bereid hiertoe in internationaal verband het voortouw te nemen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aanduiden op welke wijze vanuit de Europese Unie aandacht is voor de godsdienstvrijheid in Iran en voor de specifieke positie van Iraanse christenen in het bijzonder en welke concrete acties hieromtrent jegens Iran worden ondernomen? Acht u deze inzet voldoende?
De Europese Unie besteedt op diverse manieren aandacht aan godsdienstvrijheid in Iran en meer specifiek aan de moeilijke positie van christenen. Het onderwerp wordt door de EU in contacten met de Iraanse autoriteiten, maar ook tijdens de VN Mensenrechtenraad opgebracht. De EU zal ook tijdens de bovengenoemde Universal Periodic Review in oktober Iran aanspreken op de mensenrechtensituatie en de implementatie van de door Iran eerder aangenomen aanbevelingen, zoals het waarborgen van civiele en politieke rechten van minderheden.
Er worden voorzichtige stappen gezet om de EU mensenrechtendialoog – die in 2006 door Iran werd afgebroken – met Iran te hervatten. Een dergelijke dialoog zou een goed podium bieden om vrijheid van godsdienst bij de Iraanse autoriteiten op te brengen.
Het onaanvaardbare geweld van Israël in Gaza |
|
Harry van Bommel |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kunt u aangeven of naast een mededeling in de krant van uw kant over onaanvaardbare Israëlisch aanvallen op burgerdoelen in Gaza ook op een andere wijze de Israëlische regering van dit oordeel op de hoogte gesteld zal worden, bijvoorbeeld door het ontbieden van de Israëlische ambassadeur?1 Zo nee, waarom niet?
Naast het telefonische gesprek van de Minister van Buitenlandse Zaken met de Israëlische Minister Lieberman op 11 juli jl. en dat van Minister-President Rutte op 1 augustus met de Israëlische premier Netanyahu, hebben de afgelopen weken verscheidene gesprekken plaatsgevonden tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Israëlische ambassade in Den Haag. Ook door de Nederlandse ambassade in Tel Aviv zijn de afgelopen tijd gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van de Israëlische autoriteiten. In deze gesprekken zijn ernstige zorgen geuit over de escalatie van het geweld en het hoge aantal slachtoffers. Voorts is Israël opgeroepen tot het betrachten van maximale terughoudendheid om slachtoffers te voorkomen.
Het kabinet heeft ervoor gekozen om de vertegenwoordiger van Israël noch die van de PA te ontbieden omdat dit een zekere escalatie impliceert die niet past in de constructieve dialoog die op dit moment nodig is voor beëindiging van het geweld.
Bent u voornemens de Kamer te informeren over de gronden onder het oordeel dat Israël onaanvaardbaar geweld in Gaza heeft gebruikt en met het parlement te overleggen welke gevolgen aan dit onaanvaardbaar handelen verbonden zouden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Israël heeft het recht op zelfverdediging met inachtneming van de grenzen die het humanitair oorlogsrecht hieraan stelt. Israël hanteert het uitgangspunt dat burgerslachtoffers zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Desondanks en ondanks de modernste wapens, is een zeer hoog aantal burgerslachtoffers gemaakt. De consequenties van de aanvallen op Gaza zijn dat hierbij VN-scholen en zelfs een ziekenhuis zijn geraakt. Dat is onaanvaardbaar en in strijd met de zorgvuldige handelwijze die het Israëlische leger zegt na te streven.
De EU en Nederland zijn voorstander van een internationaal, gebalanceerd en onafhankelijk onderzoek naar vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht en van de mensenrechten gepleegd door alle betrokken partijen. De voorkeur van de EU en het kabinet gaat uit naar een onderzoek door gebruik te maken van bestaande mechanismen van de VN, in plaats van de onlangs door de Mensenrechtenraad ingestelde Commission of Inquiry.
In het kader van het EU-Israël Associatieakkoord zijn fora opgezet waarin dialoog en samenwerking concreet vorm wordt gegeven, waaronder het Associatie comité, sub-comités en werkgroepen. In deze fora komt ook de bescherming van mensenrechten als een van de basisbeginselen van de associatie aan de orde, en kunnen bovengenoemde incidenten besproken worden.
Denkt u bij mogelijke gevolgen ook aan het toepassen van die bepalingen in het Associatieverdrag tussen Israël en de Europese Unie, waarin gesproken wordt over de verplichting mensenrechten te respecteren?
Zie antwoord vraag 2.
Is de regering van plan steun te verlenen aan een eventuele toetreding van Palestina tot het Internationaal Strafhof?
Het kabinet heeft kennis genomen van berichten over een mogelijk Palestijns voornemen om toe te treden tot het Statuut van Rome. Nederland is voorstander van, en zet zich in voor, universaliteit van het Statuut van Rome. Echter, alleen staten kunnen de jurisdictie van het Strafhof aanvaarden door partij te worden bij het Statuut van Rome of een daartoe strekkende verklaring af te leggen overeenkomstig de bepalingen van het Statuut van Rome. Nederland erkent de Palestijnse staat niet.
Deelt u de opvatting van de Mensenrechtencommissaris van de VN dat nader onderzoek naar mogelijke oorlogsmisdaden in Gaza gewenst is?
Zie antwoord vraag 2.
De gevolgen van de uitbraak van het ebolavirus in West-Afrika |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de steeds verdere uitbreiding van het ebolavirus in Liberia, Siera Leone, Guinee en Nigeria, waarbij inmiddels al bijna 900 mensen overleden zijn en ruim 1.600 mensen besmet?1
De beelden van de uitbraak in West-Afrika zijn aangrijpend. De situatie is ernstig, vooral voor de getroffen inwoners en hulpverleners in het gebied. Het is van belang dat aan de verspreiding van het virus een halt wordt toegeroepen.
Het risico op ebola in Nederland is (onverminderd) laag.
Op welke wijze houdt u de uitbraak van het ebolavirus in de gaten? Is er Nederlandse betrokkenheid bij het bestrijden van de epidemie en/of behandeling van patiënten?
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) volgt nauwlettend de ontwikkelingen via de dagelijkse updates van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC). Nederland overlegt via de Health Security Committee (HSC) met de Europese Commissie en andere EU-lidstaten over acties van verschillende overheden.
Nederland draagt € 822.600 bij uit middelen voor humanitaire hulp voor zorg aan patiënten en om verdere verspreiding van het virus tegen te gaan. Van dit bedrag ontvangt Artsen zonder Grenzen MSF € 500.000. Het Nederlandse Rode Kruis heeft een bijdrage van € 322.600 ontvangen. Daarnaast draagt de Nederlandse overheid bij aan de lokale bestrijding van de epidemie via de Europese Unie en de WHO. De WHO coördineert met de betrokken overheden en internationale hulporganisaties de huidige activiteiten. Ik verwijs u ook naar antwoorden 3 en 4 op vragen van het lid Van Laar (PvdA) aan de ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Buitenlandse Zaken over de ebola-ziekte in West-Afrika (ingezonden 4 augustus 2014).
Wat zijn de mogelijke risico’s van de uitbraak van het ebolavirus in deze landen voor de volksgezondheid in Nederland en Europa? Hoe groot acht u die risico’s?
De uitbraak in West-Afrika is de grootste ebola-uitbraak ooit. Dat is zorgelijk en vraagt om meer en adequate bestrijding ter plaatse. De WHO coördineert deze bestrijding.
Het risico dat het ebolavirus met een patiënt afkomstig uit de landen die nu getroffen worden geïmporteerd wordt in Nederland en Europa is klein, maar niet uitgesloten. De kans dat het virus zich – na introductie in Europa/ Nederland – zal verspreiden is klein. Het virus wordt alleen overgedragen door direct contact met lichaamsvloeistoffen van patiënten die symptomen van de ziekte vertonen. In Nederland is er een relatief hoge standaard van gezondheidszorg en preventie van infectieziekten, hetgeen verspreiding op grote schaal onwaarschijnlijk maakt. Ik verwijs u voor een uitgebreidere toelichting naar antwoord 2 op de vragen van het Kamerlid Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren) over de recente ebola-uitbraak in Afrika (ingezonden 4 augustus 2014).
Via de bovengenoemde Health Security Committee vernemen wij dat ook andere Europese lidstaten de voorbereiding van een eventuele introductie van ebola geregeld hebben. In dit comité wordt overlegd over bilaterale samenwerking tussen lidstaten indien nodig bij specifieke situaties. Lidstaten kunnen bovendien de Europese Commissie verzoeken om specifieke ondersteuning.
Worden extra maatregelen genomen ter bescherming van de volksgezondheid in Nederland en Europa? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het RIVM heeft met haar samenwerkingspartners diverse maatregelen ter voorbereiding genomen. Ik verwijs u naar de uitgebreidere toelichting in antwoord 2 op de vragen van het Kamerlid Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren) over de recente ebola-uitbraak in Afrika (ingezonden 4 augustus 2014)
Liggen er duidelijke draaiboeken klaar voor het geval er in Nederland (of in een van onze buurlanden) een besmetting wordt geconstateerd? Hoe is in die draaiboeken rekening gehouden met de incubatietijd en de mogelijke besmettingen van anderen?
Zie antwoord vraag 4.
Is bekend hoeveel Nederlanders momenteel in Liberia, Siera Leone, Guinee en Nigeria verblijven, en welk risico zij lopen op besmetting? Zo nee, bent u bereid dit te onderzoeken en de Kamer hierover te informeren?
Niet alle Nederlanders in het buitenland registreren zich bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft daarom geen zicht op het exacte aantal Nederlanders in deze landen. Registreren en afmelden is vrijwillig en een verantwoordelijkheid van de reiziger zelf. Op dit moment hebben zich tussen de 20 en 30 Nederlanders ingeschreven in Guinee, Liberia en Sierra Leone, en iets meer dan 300 in Nigeria. Het daadwerkelijke aantal ligt waarschijnlijk hoger. Naar aanleiding van de recente ontwikkelingen heeft Buitenlandse Zaken via het postennetwerk in de regio Nederlanders geïnformeerd over de stand van zaken en is er onder andere via social media meer aandacht besteed aan de standaard oproep aan Nederlanders om zich te registreren. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken verwijst in de reisadviezen, voor de landen waar ebola is uitgebroken, naar de websites van het RIVM, het Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering (LCR) en de WHO. Deze organisaties gaan ook in op het besmettingsgevaar en geven experts adviezen over het nemen van voorzorgsmaatregelen.
Hoe wordt omgegaan met mensen die uit het besmettingsgebied naar Nederland (en Europa) komen? Worden zij na aankomst gecontroleerd of gevolgd om een mogelijke besmetting tijdig te constateren?
Op Schiphol worden passagiers van directe vluchten van en naar Nigeria geïnformeerd middels een brief over de ebola-uitbraak, waarin adviezen zijn opgenomen hoe besmetting kan worden voorkomen, en wat te doen indien men tijdens de reis, of na terugkeer in Nederland, symptomen passend bij ebola zou ontwikkelen.
Er vindt – in lijn met de adviezen van de WHO – geen screening plaats van mensen die uit gebieden waar de ebola uitbraak heerst terugkomen in Nederland. De WHO acht «entry-screening» niet effectief, duur en disproportioneel voor het reizigersverkeer. De kans dat een ebolapatiënt gedurende een entry-screening wordt herkend is heel klein, terwijl duizenden reizigers zouden moeten worden gecontroleerd.
De WHO en ECDC adviseren om personeel werkzaam aan de grenzen van de Europese Unie en hulpverleners in de Europese lidstaten optimaal te informeren, zodat zij een patiënt met klachten passend bij ebola herkennen en weten wie zij moeten bellen om de patiënt op te vangen en de directe contacten van de patiënt te volgen. Het RIVM en de GGD zorgen voor deze voorlichting.
Kunt u uitleggen waarom de Verenigde Staten een negatief reisadvies voor Liberia, Siera Leone, Guinee en Nigeria hebben afgegeven en Nederland niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken baseert zich op de deskundigheid van de WHO, het LCR en het RIVM bij het benoemen van gezondheidsrisico’s in reisadviezen. In de reisadviezen van het ministerie wordt ook doorverwezen naar deze organisaties voor alle relevante gezondheidsinformatie. De WHO heeft tot op heden geen reisbeperkingen afgekondigd vanwege de ebola-epidemie. LCR en RIVM sluiten zich daarbij aan. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal een eventueel reisadvies dat wordt afgegeven door deze organisaties als gevolg van de ebola-uitbraak verwerken in het Nederlandse reisadvies.
Inmiddels heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken de reisadviezen voor een aantal door ebola getroffen landen wel aangescherpt vanwege de indirecte gevolgen van de ebola-epidemie. Het besluit om het reisadvies aan te scherpen hangt samen met de verslechtering van de veiligheidssituatie, sociale onrust, de slechte toegang tot veilige gezondheidszorg en de afnemende mogelijkheden om deze landen te verlaten.
De reisadviezen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn niet bindend. Het blijft de verantwoordelijkheid van de reiziger zelf en van de desbetreffende reisorganisatie om een reis wel of niet te laten doorgaan.
Klopt het dat het Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering zich in haar advies baseert op de World Health Organisation (WHO) die evenmin een negatief reisadvies geeft?2 Wat is uw reactie op het feit dat de toch al vrij algemene reizigersinformatie van de WHO van april 2014 is? Kunt u uw antwoord toelichten?3
De LCR en het RIVM sluiten aan bij de WHO adviezen, die sinds het begin van de uitbraak onveranderd zijn. Op 8 augustus jl. herbevestigde de WHO haar eerdere advies voor wat betreft reizigers. Reizen naar de landen is mogelijk doordat je goede voorzorgsmaatregelen tegen de ziekte in acht kunt nemen. Deze maatregelen zijn terug te vinden op de site van het Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering (http://www.lcr.nl/).
En op de site van het RIVM: http://www.rivm.nl/Onderwerpen/E/Ebola/Ebola_uitbraak_West_Afrika_2014
Heeft u overleg met Nederlandse luchtvaartmaatschappijen die direct, dan wel indirect, vliegen op risicogebieden over eventuele maatregelen en het mogelijk schrappen van vluchten, zoals enkele andere maatschappijen besloten hebben? Kunt u uw antwoord toelichten?4
Nee. De WHO adviseert op dit moment geen reis- of handelsbeperkingen. Nederland volgt op dit moment de adviezen van de WHO. Zie ook antwoord 3 op de vragen van het Kamerlid Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren) over de recente ebola-uitbraak in Afrika (ingezonden 4 augustus 2014). Zie ook vraag 7 met betrekking tot voorlichting reizigers op vluchten van en naar Nigeria.
Hoe verhoudt de uitspraak van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), waarin zij stelt dat mensen alleen ziek worden door direct contact met patiënten, zich tot de uitspraak van de WHO dat men voor verrassingen staat in verband met de ontwikkeling van het virus?5 6
De uitspraken van de Directeur- Generaal van de WHO moeten worden gezien in de context van de grootste ebola-uitbraak ooit, die nu voortgaat in West-Afrika. Hulp moet gericht zijn op het bestrijden van de uitbraak in West-Afrika. De bestrijding wordt bemoeilijkt door een gebrek aan middelen en een gebrek aan vertrouwen van de bevolking in zowel de bestrijdingsmaatregelen als de autoriteiten betrokken bij de implementatie van de maatregelen. Daardoor krijgt het virus de kans om zich verder te verspreiden.
Het RIVM communiceert over het risico van overdracht van het ebolavirus tussen mensen, in lijn met de inschatting van internationale experts. Het ebolavirus wordt overgedragen door direct contact met lichaamsvloeistoffen van besmettelijke patiënten en niet, zoals bij het griepvirus, via de lucht.
De situatie in Gaza |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u nog altijd van mening dat u geen «gefundeerd oordeel» kan geven over aanvallen van het Israëlisch leger op scholen en ziekenhuizen in Gaza?1
Het kabinet heeft met afschuw kennis genomen van het feit dat op 3 augustus opnieuw een UNRWA-school is geraakt. Dat is een onaanvaardbaar gevolg van de aanvallen die van Israelische zijde werden uitgevoerd. Het kabinet betreurt het grote aantal burgerslachtoffers ten zeerste en roept beide partijen op om de gewelddadigheden definitief te staken. Het kabinet beschikt niet over de benodigde feitelijke informatie over aanvallen op scholen en ziekenhuizen om een gefundeerd oordeel te kunnen geven over de toedracht van deze aanvallen. Het kabinet roept daarom op tot een internationaal en onafhankelijk onderzoek naar vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht en van de mensenrechten gepleegd door alle betrokken partijen.
In hoeverre hebben de gebeurtenissen van de afgelopen dagen, waarbij opnieuw een school van de Verenigde Naties (VN) in Rafah met 3000 vluchtelingen gebombardeerd werd en het aantal burgerslachtoffers verder opliep, geleid tot een bijstelling van dit oordeel?
Zie antwoord vraag 1.
Gaat u nog steeds uit van de verwachting dat Israel zich houdt aan de principes van noodzakelijkheid en proportionaliteit, zoals bepaald door het humanitair oorlogsrecht? Zo ja, waar baseert u deze verwachting op?
Het kabinet verwacht dat Israël, bij het hanteren van het recht op zelfverdediging, zich aan de principes van het humanitair oorlogsrecht houdt; de Israëlische autoriteiten hebben zich hier ook aan gecommitteerd. Voor zover de aanvallen op de UNWRA-scholen vragen oproepen inzake de toepassing van de beginselen van onderscheid en proportionaliteit, zou een internationaal en onafhankelijk onderzoek, zoals door de Nederlandse regering bepleit, hierover eveneens uitsluitsel kunnen geven.
Hoe beoordeelt u de verklaring van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, waarin de Verenigde Staten stellen geschokt te zijn door de «schandalige beschietingen» van de VN-school in Rafah en stelt dat Israel meer moet doen om aan zijn eigen standaarden te voldoen?2 Bent u bereid een vergelijkbare boodschap aan Israel af te geven?
Het kabinet heeft kennis genomen van de verklaringen van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Secretaris-Generaal van de VN. Zie verder de beantwoording op vragen 1 en 2.
Hoe beoordeelt u de verklaring van de Secretaris-Generaal van de VN, die de aanval een «moreel verwerpelijke en criminele daad» noemt en stelt dat sprake is van een «grove schending van internationaal humanitair recht»?3 Bent u bereid een vergelijkbare boodschap aan Israel af te geven?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe beoordeelt u de gezamenlijke verklaring over Gaza van de voorzitters van de Europese Raad en de Europese Commissie van 3 augustus jl. waarin, in tegenstelling tot bovengenoemde verklaringen, verwijzingen naar de aanval op de VN-school en naar de schending van het internationaal recht ontbreken?4 Is Nederland vooraf geconsulteerd over deze EU-verklaring? Zo ja, wat was daarbij de Nederlandse input?
Het kabinet steunt de boodschap van de voorzitters van de Europese Raad en de Europese Commissie. Nederland is niet geconsulteerd over dit EU-statement.
Hoe beoordeelt u het feit dat de naam van Hoge Vertegenwoordiger Ashton in de EU-verklaring ontbreekt? Hoe beoordeelt u de keuze van Hoge Vertegenwoordiger Ashton om dezer dagen het «Pacific Island Forum» op Palau bij te wonen in plaats van een uiterste inspanning te leveren om in de regio een staakt-het-vuren dichterbij te brengen?
HV Ashton heeft wel degelijk contact met de partijen, maar doet dit telefonisch. Een van haar hoge ambtenaren was de afgelopen dagen in de regio. Er zijn op verschillende momenten verklaringen van de HV of namens de HV gepubliceerd over de crisis in Gaza. In een verklaring op 31 juli werd de aanval op een UNRWA-school en de markt in Gaza in scherpe bewoordingen veroordeeld. Op 5 augustus bracht de woordvoerder van Ashton een verklaring uit waarin het staakt-het-vuren werd verwelkomd en werd benadrukt dat de EU klaarstaat om bij te dragen aan een alomvattende en duurzame oplossing die voldoet aan de legitieme veiligheids-, socio-economische en humanitaire noden van zowel de Israëliërs als de Palestijnen.
Heeft u of hebben andere leden van het kabinet sinds de telefoongesprekken van 11 juli jl. van de minister van Buitenlandse Zaken met zijn Israëlische evenknie Lieberman nog contact gehad met leden van de Israëlische regering? Zo ja, welke boodschappen zijn daarbij afgegeven? Zo nee, waarom niet?
Ja. Minister-President Rutte heeft op 1 augustus telefonisch contact gehad met de Israëlische premier Netanyahu. De Minister-President heeft in dat gesprek onder andere aangegeven dat Israël maximale terughoudendheid moet tonen. Hij riep Israël op transparant te zijn over de aanvallen die het uitvoert in Gaza.
Kunt u deze vragen per ommegaande beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
De Ebola-ziekte in West-Afrika |
|
Roelof van Laar (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Heeft u kennis genomen van de berichtgeving over de ergste Ebola-epidemie uit de geschiedenis die nu Guinee, Liberia en Sierra-Leone teistert?1
Ja.
Is het waar dat er geen vaccin tegen de ziekte is en geen effectieve behandeling van de ziekte mogelijk is?
Het klopt dat er nog geen vaccin of effectieve behandeling van Ebola is. Er wordt gewerkt aan een vaccin om mensen te beschermen tegen een infectie met het Ebolavirus. Dit vaccin is formeel nog niet getest op mensen en bevindt zich in een experimenteel stadium. De veiligheid en effectiviteit van het vaccin zijn getest op dieren (zoals apen). Ook een serum dat kan worden gegeven om de gevolgen van een infectie met het Ebolavirus te beperken als iemand ziek is geworden, bevindt zich in een experimenteel stadium. Recente mediaberichtgeving stelt dat het serum zou zijn toegepast bij de hulpverleners uit de Verenigde Staten die bij hun werkzaamheden in Liberia besmet zijn geraakt. Verder wordt de werkzaamheid van enkele andere medicijnen getest. Concluderend kan worden gesteld dat er vooralsnog geen middel geregistreerd is voor de preventie of behandeling van Ebola bij de mens. Door adequate ondersteuning van de patiënt (rehydratie, bloedtransfusie, voeding) is soms wel herstel mogelijk.
Heeft u contact gehad met de regeringen van de getroffen landen, internationale organisaties en particuliere organisaties die de ziekte bestrijden? Wat doen deze actoren om de ziekte te bestrijden? Is er vraag naar assistentie bij het bestrijden van de (symptomen van de) ziekte of het ontwikkelen van een vaccin?
Via onder meer onze ambassades onderhouden wij contacten met autoriteiten en internationale organisaties in de getroffen landen – zoals de WHO, het Rode Kruis, Artsen Zonder Grenzen (MSF) en ECHO. Zij werken gezamenlijk aan het bestrijden van deze ziekte ter voorkoming van verdere verspreiding, en richten zich daarbij op vier hoofdaspecten: behandeling en isolatie van besmette gevallen, biologisch laboratoriumonderzoek, het traceren van de recente contacten van besmette personen en communicatie en bewustwordingscampagnes.
Bestrijding van de ziekte is de eerste prioriteit. De WHO ondersteunt in samenwerking met MSF en UNICEF de lokale overheden bij het geven van voorlichting om infectie te voorkomen, het isoleren en verzorgen van patiënten en het opsporen van mensen die in contact zijn geweest met besmette mensen. In sommige gevallen worden grenzen gesloten om verspreiding tegen te gaan. Bij grensovergangen die wel open zijn, worden medische controles uitgevoerd. Ook op vliegvelden worden medische controles uitgevoerd.
Op 2 juli jl. vond een ministeriële conferentie in Accra plaats van de betrokken landen, de WHO en enkele donoren. Deze bijeenkomst heeft geleid tot meer aandacht voor Ebolabestrijding in Sierra Leone, Liberia en Guinee. De WHO opende eind juli een «Sub-regional Outbreak Coordination Centre» in Conakry, Guinee; de organisatie levert regionaal expertise, actuele documentatie en voorlichting over Ebola. Tevens publiceerde de WHO op 31 juli een response plan om de uitbraak in West-Afrika te stoppen. Afgelopen week was de Directeur Generaal van de WHO op bezoek in West-Afrika en hebben diverse «high-level» bijeenkomsten geleid tot draagvlak voor dit plan bij de betrokken overheden en een oproep door de WHO voor additionele gelden t.w.v. US$100 miljoen ter bestrijding van de epidemie. Op dit moment zie ik geen concrete mogelijkheden die aanvullend zijn op de acties die nu worden gecoördineerd door de WHO.
Welke mogelijkheden ziet u voor de Nederlandse regering om een bijdrage te leveren aan het onderzoek naar en de bestrijding van de (symptomen van de) ziekte? Welke van deze mogelijkheden gaat u al dan niet benutten en om welke reden wel of niet?
Binnen de begroting van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zijn er geen mogelijkheden om bij te dragen aan vaccinontwikkeling. Voor de mogelijkheden van de Minister van VWS verwijs ik naar de antwoorden op KV 2014Z13840.
Bestrijding van de (symptomen van de) ziekte vindt via diverse kanalen plaats. Zo heeft het RIVM afspraken met hulpverleningsorganisaties en repatriëringsorganisaties om mensen die risico liepen goed op te vangen. Het RIVM wordt door de WHO en het «European Centre for Disease Prevention and Control» dagelijks geïnformeerd over de stand zaken in West-Afrika. Daarnaast kunnen experts van het RIVM deelnemen aan multidisciplinaire missies van de WHO via het «Global Outbreak and Response Network» (GOARN): een samenwerkingsverband waarin een pool van experts op het terrein van infectieziekten op oproepbasis beschikbaar is om wereldwijd lokale overheden te ondersteunen met publieksvoorlichting en technische ondersteuning.
Diverse instanties (World Bank, African Development Bank, EU en VN) hebben in de afgelopen maanden totaal meer dan US$265 miljoen ter beschikking gesteld.
Nederland draagt € 722.600 bij uit middelen voor humanitaire hulp voor zorg aan patiënten en om verdere verspreiding van het virus tegen te gaan. Van dit bedrag ontvangt MSF op korte termijn € 500.000. Het Nederlandse Rode Kruis heeft een bijdrage van € 222.600 ontvangen.
Voor hetzelfde doel levert de EU een additionele bijdrage van € 2 miljoen waarmee de totale EU bijdrage aan de bestrijding van de Ebola epidemie in West-Afrika op € 3,9 miljoen komt. Deze bijdrage gaat naar de WHO, MSF en IFRC.
Bijdragen uit het CERF (Central Emergency Response Fund, het noodhulpfonds van de VN) t.b.v. Ebola bestrijding zijn (afgerond): Guinea US$1.319.000, Liberia US$617.000 en Sierra Leone US$234.000 (totaal US$2.170.000). Aangezien Nederland ruim 10% van het CERF budget financiert, zou dit een indirecte bijdrage inhouden van US$217.000.
Waarom wordt in de reisadviezen voor Liberia en Sierra-Leone niet ingegaan op de ebola-epidemie en het risico dat deze epidemie voor reizigers vormt en in het reisadvies voor Guinee wel? Bent u bereid deze informatie in alle drie de reisadviezen op te nemen?
In de reisadviezen voor Liberia, Nigeria en Sierra-Leone is sinds vrijdag 1 augustus jl. een verwijzing naar de Ebola uitbraak opgenomen. Daarin adviseert het ministerie Nederlanders zich te laten informeren bij het Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering, bij een arts of vaccinatiebureau en bij (de Engelstalige) site van de WHO (http://www.who.int/csr/disease/ebola/en/).
Het Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering (LCR) heeft sinds het begin van de uitbraak actuele informatie beschikbaar via www.lcr.nl. GGD-en en anderen die Nederlandse reizigers adviseren, baseren hun voorlichting op de LCR reisadviezen.
Op welke manier worden Nederlanders, die in de getroffen landen wonen of daar familie hebben, geïnformeerd over de ziekte en betrokken bij de bestrijding ervan?
Nederlanders in getroffen landen die zijn ingeschreven bij de ambassades worden geïnformeerd via e-mails, websites (reisadvies) en sociale media. Middels het reisadvies worden alle Nederlanders geïnformeerd. Het reisadvies is ook bestemd voor Nederlanders die in de getroffen gebieden verblijven of daar familie hebben.
De militaire dreiging door Venezuela om Aruba binnen te vallen |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Aruba ontsnapt aan inval»?1
Ja.
In hoeverre klopt het, in overeenstemming met de verklaring van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken, dat er betrouwbare aanwijzingen bestaan dat er zeer sterke dreigementen door de Venezolaanse regering aan Aruba en Nederland zijn geuit?
Venezuela heeft geprotesteerd tegen de arrestatie en aangegeven dat er sprake was van inbreuk op internationaal recht.
Wat is de reden ervoor geweest dat u de socialistische spionnenchef Carvajal heeft vrijgelaten en houdt dit op enige wijze verband met de militaire dreiging door Venezuela?
De heer Carvajal Barrios is vrijgelaten omdat hij op grond van internationaal recht (Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963) immuniteit geniet. De conclusie over de immuniteit van de heer Carvajal Barrios is uitsluitend hierop gebaseerd in het licht van de feitelijke omstandigheden en de daaruit voortvloeiende internationale rechten en verplichtingen.
Zo nee, wat is dan de reden dat u vorige week, in opdracht van de Verenigde Staten, Carvajal nog inrekende en hem nu plotseling op vrije voeten hebt gesteld?
De heer Carvajal Barrios is in Aruba gearresteerd. Justitie is een autonome bevoegdheid van Aruba. Diplomatieke en consulaire relaties, inclusief immuniteit, zijn bevoegdheden van het Koninkrijk. Alleen de Minister van Buitenlandse Zaken is bevoegd daarover een beslissing te nemen.
Hoe duidt u de uitlatingen van de Venezolaanse president Nicoals Maduro dat hij een plan had klaarliggen dat de spanning in Latijns-Amerika zou doen escaleren?
Ik heb van deze uitlatingen uit de media kennis genomen.
Wanneer dringt het besef door dat in deze tijd van enorme mondiale spanningen en terreurdreiging investeren – in plaats van bezuinigingen – op Defensie een absolute noodzaak is?
Het kabinet is van mening dat verdere bezuinigingen op Defensie, gegeven de zich ontwikkelende mondiale veiligheidssituatie, niet voor de hand liggen. Of, en zo ja in welke mate, in de nabije toekomst weer ruimte ontstaat voor verhoging van de Nederlandse defensie-uitgaven, zal moeten worden bezien bij de komende begrotingsbesprekingen.
Het bericht dat de beoogde Venezolaanse consul generaal voor Aruba, Hugo Carvajal, is vrijgelaten |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Wassila Hachchi (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Aruba ontsnapt aan Venezolaanse inval»?1
Ik heb van het bericht kennis genomen.
Klopt het dat de Arubaanse kustwacht zondag 27 juli jl. alarm heeft geslagen over vier Venezolaanse oorlogsschepen die de kust naderden en dat er dreigementen zijn geuit vanuit Venezuela?2
De Kustwacht in het Caribisch Gebied heeft zondag 27 juli jl. voor de kust van Curaçao en Aruba, buiten de territoriale wateren, Venezolaanse marineschepen gesignaleerd. De eenheden waren in transit van Maracaibo naar hun thuishaven Porte Cabello. Dit is een gangbare route. Er zijn geen militaire bedreigingen geuit.
Hoe beoordeelt u in dit verband de uitspraak van de Venezolaanse president Nicolas Maduro: «We hadden een plan klaarliggen dat de spanning in Latijns-Amerika zou laten escaleren» en «niets te schuwen» om Hugo Carvajal vrij te krijgen?3
Ik heb van deze uitspraak uit de media kennis genomen.
Is met het besluit om Hugo Carvajal diplomatieke immuniteit te verlenen een regionaal conflict voorkomen?
Op grond van internationaal recht (Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963) geniet de heer Carvajal Barrios immuniteit. De conclusie over de immuniteit van de heer Carvajal Barrios is uitsluitend hierop gebaseerd in het licht van de feitelijke omstandigheden en de daaruit voortvloeiende internationale rechten en verplichtingen.
Klopt het dat via artikel 11 van de Venezolaanse grondwet inzake het grondgebied van Venezuela een verwijzing naar de exclusieve economische zone is opgenomen waarop, onder het geldend internationaal recht, aanspraak kan worden gemaakt tot maximaal 200 zeemijlen uit de kust?4
Het Koninkrijk en Venezuela hebben de zeegrenzen vastgesteld in een verdrag (Grensverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Venezuela van 31 maart 1978). Deze zeegrenzen vormen de grenzen van de territoriale zeeën, de continentale platten, de exclusieve economische zones of enige andere zeegebieden met inbegrip van de daaronder gelegen zeebodem en ondergrond die de partijen, in overeenstemming met het internationale recht, hebben ingesteld of zouden kunnen instellen. Deze regeling heeft voorrang op het nationaal recht van zowel het Koninkrijk als Venezuela.
In hoeverre vormt deze aanspraak een bedreiging voor de soevereiniteit van het Koninkrijk der Nederlanden, gezien het feit dat het grondgebied van zowel Aruba, Bonaire als Curaçao binnen die exclusieve economische zone vallen?
Zie antwoord vraag 5.
Welke acties onderneemt u om de mogelijke dreiging vanuit Venezuela voor het Koninkrijk der Nederland het hoofd te bieden?
Er is geen aanleiding voor acties.
In hoeverre heeft de mogelijke dreiging vanuit Venezuela voor het Koninkrijk der Nederlanden een rol gespeeld bij het besluit om Hugo Carvajal diplomatieke immuniteit te verlenen?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is de reden dat u heeft besloten Hugo Carvajal diplomatieke immuniteit te verlenen? Heeft u bij dit besluit eerdere uitspraken van de rechter op Aruba meegewogen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe verhoudt het besluit om Hugo Carvajal diplomatieke immuniteit te verlenen zich tot uw eerdere uitspraken dat een verzoek tot goedkeuring niet aan de orde is?5
In antwoord op de vragen van de leden De Roon en Helder (PVV) over de benoeming van de Venezolaanse Consul in Aruba (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 1215) heb ik aangegeven dat op dat moment een verzoek van Venezuela om een nieuwe Venezolaanse consul-generaal op Aruba te plaatsen niet aan de orde was. Via de geëigende diplomatieke kanalen (ambassade van het Koninkrijk te Caracas of diplomatieke vertegenwoordiging te Den Haag) was geen verzoek ontvangen.
In dezelfde periode heeft de Directie Buitenlandse Betrekkingen van Aruba een nota ontvangen van Venezuela waarin de heer Carvajal Barrios wordt aangewezen als consul-generaal van de Bolivariaanse Republiek Venezuela op Aruba. Vanwege deze onvolkomenheid in de betrachte procedure is deze nota niet aangemerkt als een benoemingsbrevet of soortgelijke akte als bedoeld in artikel 11 van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963. Na juridische duiding van de feitelijke situatie en de nota op 27 juli 2014 ben ik tot de conclusie gekomen dat Venezuela er, onder deze omstandigheden, op mocht vertrouwen dat de heer Carvajal Barrios voorlopig, in afwachting van de verlening of de weigering van het exequatur, tot de werkzaamheden van consul-generaal was toegelaten. Hij genoot derhalve de immuniteiten die voortvloeien uit de functie van consul-generaal.
In hoeverre is uw besluit om Hugo Carvajal diplomatieke immuniteit te verlenen afgestemd met de bevoegde instanties van de Verenigde Staten?
Het betreft een autonoom besluit van mij dat niet is afgestemd met de VS.
In hoeverre hebben economische belangen voor Nederland een rol gespeeld bij het besluit om Hugo Carvajal diplomatieke immuniteit te verlenen, gezien het feit dat diverse Nederlandse bedrijven in Venezuela actief zijn?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat voor het verlenen van diplomatieke immuniteit op basis van artikel 13 van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen het noodzakelijk is dat er een aanvraag ligt voor goedkeuring van een nieuwe consul-generaal en dat expliciet goedkeuring gegeven moet worden aan de nieuwe consul-generaal om, in afwachting van de verlening van de exequatur, over te gaan tot uitoefening van zijn werkzaamheden?
Op grond van artikel 13 van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963 kan, in afwachting van de verlening (of weigering) van het exequatur, het hoofd van een consulaire post voorlopig tot de uitoefening van zijn werkzaamheden worden toegelaten. In dit geval zijn de bepalingen van dit verdrag van toepassing. In een nota van het consulaat-generaal van de Bolivariaanse Republiek Venezuela op Aruba aan de Directie Buitenlandse Betrekkingen van Aruba, aldaar ontvangen op 12 februari 2014, is de heer Carvajal Barrios aangewezen als consul-generaal van de Bolivariaanse Republiek Venezuela op Aruba. Deze nota is niet via de geëigende diplomatieke kanalen ontvangen. Vanwege deze onvolkomenheid in de betrachte procedure is deze nota niet aangemerkt als een benoemingsbrevet of soortgelijke akte als bedoeld in artikel 11 van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963. Artikel 13 van het verdrag vereist echter niet dat er voor de voorlopige toelating van hoofden van consulaire posten expliciet goedkeuring dient te worden gegeven. Na juridische duiding van de feitelijke situatie en de nota op 27 juli 2014 ben ik tot de conclusie gekomen dat Venezuela er op mocht vertrouwen dat de heer Carvajal Barrios voorlopig, in afwachting van de verlening of de weigering van het exequatur, tot de werkzaamheden van consul-generaal was toegelaten. Hij genoot derhalve de immuniteiten die voortvloeien uit de functie van consul-generaal.
Kunt u precies aangeven wanneer de aanvraag is binnengekomen van Venezuela voor een nieuwe consul-generaal op Aruba en wanneer de aanvraag is goedgekeurd?
Zie antwoord vraag 13.
Kunt u toelichten waaruit blijkt dat Hugo Carvajal, in afwachting van de verlening van de exequatur, was toegelaten tot de uitoefening van zijn werkzaamheden? Is er schriftelijk bewijs van de toelating?
Zie antwoord vraag 13.
Op basis van welke informatie en met welke redenen heeft u Hugo Carvajal persona non grata verklaard?
Op grond van artikel 23 van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963 mag het Koninkrijk te allen tijde de zendstaat ervan in kennis stellen dat een consulaire ambtenaar persona non grata is. In artikel 23, vierde lid, van het verdrag is bepaald dat het Koninkrijk niet verplicht is redenen te verschaffen voor het verklaren tot persona non grata. In dit geval zijn er ook geen redenen gegeven aan de zendstaat.
Klopt het dat met het tot persona non grata verklaren van Hugo Carvajal ook het verlenen van de exequatur is afgewezen? Zo ja, in hoeverre is artikel 13 dan van toepassing in deze kwestie?
Door het nemen van de beslissing om de heer Carvajal Barrios persona non grata te verklaren is duidelijk dat hij niet langer welkom is in het Koninkrijk en het Koninkrijk hem dus nimmer een exequatur zal verlenen. De heer Carvajal Barrios genoot op grond van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963 de immuniteit van een consul-generaal tot het moment dat hij het grondgebied van het Koninkrijk had verlaten.
Het gebruik van artikel 7d van de rijkswetwet Goedkeuring en bekendmaking van verdragen |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Raymond Knops (CDA), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Hoe vaak en wanneer heeft het kabinet sinds de Tweede Wereldoorlog gebruik gemaakt van artikel 7d van de rijkswet Goedkeuring en bekendmaking van verdragen, dat stelt: «Tenzij een verdrag bepalingen bevat welke afwijken van de Grondwet of tot zodanig afwijken noodzaken, is de goedkeuring niet vereist: [....] d. indien in buitengewone gevallen van dwingende aard het belang van het Koninkrijk het bepaald noodzakelijk maakt dat het verdrag een geheim of vertrouwelijk karakter draagt»?
De rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen is sinds 20 augustus 1994 van kracht. Artikel 13, derde lid, van de rijkswet bepaalt: «Verdragen met een geheim of vertrouwelijk karakter worden, tenzij het belang van het Koninkrijk zich bepaaldelijk tegen ter kennisbrenging verzet, ter kennis gebracht [van de Staten-Generaal] onder voorwaarde van geheimhouding.»
Het kabinet heeft vanzelfsprekend altijd uitvoering gegeven aan deze verplichting uit de rijkswet en het parlement schriftelijk geïnformeerd, behalve wanneer het belang van Koninkrijk zich daartegen zou verzetten. Zoals gebruikelijk zal u op korte termijn een overzicht van deze mededelingsbrieven ter vertrouwelijke kennisneming worden toegezonden.
De bepaling in de rijkswet formaliseert overigens een al sinds 1945 bestaande praktijk. Op de site www.statengeneraaldigitaal.nl zijn vertrouwelijk ter kennis van de Staten-Generaal gebrachte verdragen, en hun titels, over de periode 1945 tot 1994 beschikbaar.
Kunt u de titels geven van deze verdragen en de tekst van deze verdragen ter vertrouwelijke inzage beschikbaar stellen?
Zie antwoord vraag 1.